A VUmc-compas toetsing
Toets
herCAT B2.2 13-14 / Cursus-afhankelijke toets
Cursus
Hematologie en oncologie 2013-2014
Cursuscoördinator (vice-)
mv.dr. S. Zweegman / dr. J.W. van Oostveen
Gelegenheid
2
Toetsdatum
Donderdag 10 juli 2014
Tijd
12.00 – 14.00 uur (tot 14.30 uur voor extra-tijd studenten)
Plaats
TenT-hal, VU-campus
Aantal en type vragen
58 meerkeuzevragen: 10 tweekeuzevragen, 16 driekeuzevragen,
e
30 vierkeuzevragen, 2 vijfkeuzevragen Druk
tweezijdig bedrukt
Toegestane hulpmiddelen
geen
Studentinstructie: Dit tentamen mag niet door studenten worden meegenomen MC-toets: kies het beste (volledig juiste en meest complete) antwoord • • • • • • • • •
mobiele telefoons uit en in de tas onder de stoel alléén toetsbenodigdheden op tafel vul je studentnummer en naam duidelijk in op het formulier kras NIET in de barcode rechtsonder; ook GEEN doorhalingen zo nodig foutieve hokjes corrigeren door zeer goed te gummen vragen over de inhoud van de toets worden NIET beantwoord commentaren na afloop naar de JVC van je cursus toiletbezoek NIET toegestaan fraude wordt bestraft
Succes!
herCAT Hematologie en oncologie / afname 10-07- 2014
Pagina 1 van 13
herCAT Hematologie en oncologie / afname 10-07- 2014
Pagina 2 van 13
1
9
Een patiënt presenteert zich met een diepe neutropenie (<0.2x10 /l) en een ernstige trombopenieen ernstige anemie. Stelling: Een chronische vorm van leukemie is meer waarschijnlijk dan een acute vorm van leukemie als oorzaak voor deze laboratoriumafwijkingen. a. Juist b. Onjuist
2
Bij de verdenking op een chronische leukemie is immunofenotypering van het perifere bloed noodzakelijk om te differentiëren tussen een chronische myeloïde leukemie en chronische lymfatische leukemie a. Juist b. Onjuist
3
Bij een 58-jarige patiënt is sinds kort de diagnose CLL vastgesteld. Het leucocytenaantal 9
is 40x10 /l en in de perifere bloeduitstrijk zijn 30% neutrofielen aanwezig. Hij meldt zich op de eerste hulp met 40 graden koorts. Hij maakt geen zieke indruk en bij het algehele lichamelijk onderzoek vindt de SEH-arts geen afwijkingen. De thoraxfoto is normaal. Is deze patient neutropeen? a. Ja b. Nee 4
Een patiënt met een acute leukemie met bloedgroep O en een ernstige trombopenie krijgt een trombocytentransfusie. Ongeveer 4 uur nadien wordt hij kortademig. De bloeddruk en de polsfrequentie zijn normaal. Bij het lichamelijk onderzoek wordt crepiteren gehoord posterobasaal over de longvelden. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose? a. TRALI b. Acute hemolytische transfusiereactie c.
Uitgestelde hemolytische transfusiereactie
d. Anafylactische transfusiereactie 5
Een vrouw van 23 jaar is net bevallen. Zij heeft daarbij veel bloed verloren. Haar bloedgroep is AB positief. Tijdens een bloedtransfusie met gefiltreerde erythrocyten met bloedgroep O wordt zij plotseling hypotensief. Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van de hypotensie? a. Een door anti-Rhesus-antilichamen van de donor geïnduceerde lysis van rode cellen van de patiënt b. Een door anti-A antilichamen van de patiënt geïnduceerde lysis van rode cellen van de donor c.
De hypotensie wordt veroorzaakt door een bacteriele besmetting van het erytrocytenconcentraat
herCAT Hematologie en oncologie / afname 10-07- 2014
Pagina 3 van 13
6
Een 85-jarige vrouw die een vegetarisch dieet volgt blijkt een Hb van 6.5 mmol/l te hebben met een licht verlaagd trombocyten- en leucocytenaantal. Het MCV is 110 en het reticulocytenaantal is laag normaal. Het LDH is hoog. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose? a. Een ijzergebreksanemie door een voedingsdeficiëntie b. Hemolyse door auto-antistoffen c.
Een vitamine B12 deficiëntie
d. Een myelodysplasie 7
Een jonge man met een heterozygote sikkelceltrait/beta-thalassemie heeft ieder jaar 6 ernstige sikkelcelcrisen. De hematoloog gaat behandelen om het aantal crisen te verminderen. Waar zal de hematoloog NIET mee starten? a. Antistollingstherapie met het doel rode cellen verminderd te laten sikkelen b. Hydroxycarbamide met het doel het HbF te laten stijgen c.
Erytrocytaferese met het doel het HbS te laten dalen
d. Hydroxycarbamide met het doel het aantal neutrofielen te laten dalen 8
Bij een 45-jarige vrouw van Italiaanse afkomst is bij een keuring een microcytaire anemie vastgesteld. De huisarts wil meer bloedonderzoek laten verrichten. Welk bloedonderzoek is nodig om de meest waarschijnlijke diagnose vast te stellen? a. Reticulocyten en ferritine b. Reticulocyten en foliumzuur c.
Een bloeduitstrijk om de aanwezigheid van sikkelcellen te beoordelen
d. Een bloeduitstrijk ter beoordeling van de witte bloedcellen 9
Een jonge vrouw van mediterrane afkomst heeft een microcytaire anemie met een normaal reticulocytenaantal. De huisarts vermoedt het bestaan van een heterozygote βthalassemie. De jonge vrouw vraagt de huisarts welke consequenties dit kan hebben voor hemoglobinopathie bij eventuele kinderen. De huisarts kan een aantal mogelijkheden schetsen. Welke is juist? a. Indien uw partner een sikkelcelziekte heeft is er 50% kans op een ernstige hemoglobinopathie die gepaard gaat met sikkelcelcrises b. Indien uw partner een sikkelceltrait heeft is er 50% kans op een ernstige hemoglobinopathie die gepaard gaat met sikkelcelcrises c.
Indien uw partner een heterozygote β-thalassemie is er geen kans op een ernstige hemoglobinopathie
d. Indien uw partner geen hemoglobinopathie heeft, hoeven de kinderen geen rekening te houden met een kind (kleinkinderen van de vrouw uit de casus) met een ernstige hemoglobinopathie
herCAT Hematologie en oncologie / afname 10-07- 2014
Pagina 4 van 13
10
Een 20-jarige vrouw presenteert zich op de eerste hulp met pijn rechts boven in de buik. Dit blijkt te berusten op galstenen. Haar moeder had ook al galstenen op jonge leeftijd en ze vertelt dat om die reden de milt is verwijderd. Wat is de meest waarschijnlijke verklaring voor de klachten bij patiënte en haar moeder? a. Auto-immuun trombopenie b. Vitamine B12 deficiëntie c.
Sferocytose
d. Foliumzuur deficiëntie 11
Een man van 25 jaar van Turkse afkomst presenteert zich op de eerste hulp met een Hb van 5 mmol/l. Hij vertelt recent naar India op vakantie te zijn geweest en anti-malariapillen te hebben gebruikt. Zijn urine is rood gekleurd. Hij is niet ziek, heeft geen koorts of rillingen. De familieanamnese vermeldt dat in de familie af en toe ook “aanvallen van bloedarmoede” voorkomen. Het trombocyten- en leucocytenaantal is normaal. Het aantal reticulocyten is verhoogd. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose? a. Sikkelceltrait b. G6PD deficiëntie c.
12
Auto-immuunhemolyse
Een 72-jarige man presenteert zich bij de hematoloog met een milde anemie (Hb 7 9
9
mmol/l), trombopenie (trombocyten 110 x 10 /l) en neutropenie (2 x 10 /l). Hij heeft geen klachten. De bevindingen werden gedaan tijdens een keuring voor een verzekering. Een beenmergonderzoek toont een refractaire anemie met ringsideroblasten. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose? a. Multipel myeloom b. Chronische lymfatische leukemie c.
Chronische myeloïde leukemie
d. Myelodysplasie Casus 1 bij vraag 13 en 14 Een 48-jarige man presenteert zich met een vol gevoel in de buik. Bij het lichamelijk onderzoek vindt de huisarts splenomegalie; de milt is 10 cm onder de ribbenboog palpabel. Het laboratoriumonderzoek toont een normaal Hb van 8,5 mmol/l, een normaal E
E
trombocytenaantal van 280 x 10 9/l en een verhoogd leucocytenaantal van 88 x 10 9/l. In de perifere differentiatie ziet men in het laboratorium promyelocyten, myelocyten, metamyelocyten, staven en granulocyten. 13
Welke cytogenetische afwijking is te verwachten? a. Een inversie 16 b. Een translocatie (15;17) c.
Een translocatie (9;22)
herCAT Hematologie en oncologie / afname 10-07- 2014
Pagina 5 van 13
Vervolg casus 1 14
Met welk medicament dient de hematoloog hem te behandelen nadat het cytogenetisch onderzoek de diagnose, die reeds werd verwacht op basis van de klinische bevindingen en het laboratorium onderzoek, bevestigt? a. Imatinib b. Hydroxycarbamide c.
Intensieve chemotherapie
d. Een allogene stamceltransplantatie Einde casus 1 15
De dienstdoende hematoloog heeft een patiënt op de eerste hulp gezien met een anemie E
E
(Hb 5 mmol/l), een ernstige trombopenie (12x10 9/l) en een leucopenie (0.5x10 9/l). Welke beschrijving van het bloeduitstrijkje past NIET bij deze uitslag? a. Een monotone populatie van rijpe lymfocyten met een Grumele patroon en Gumprechtse schollen b. Weinig trombocyten en een nagenoeg normale verdeling van de witte bloedcellen c.
Blasten met Auerse staven
d. Blasten zonder Auerse staven 16
Bij een patiënte wordt een pure red cell aplasia vastgesteld. Met welke ziekte is pure red cell aplasia geassocieerd? a. Longtumor b. Mammacarcinoom c.
17
Thymoom
Stelling: Stress (adrenaline) kan een oorzaak zijn voor neutrofilie a. Juist b. Onjuist Casus 2 bij vragen 18, 19 en 20 Een 70-jarige vrouw presenteert zich op de eerste hulp met hematomen die zonder voorafgaand trauma zijn ontstaan. Zij is niet kortademig, heeft geen hartkloppingen of pijn op de borst en geen koorts. Bij laboratoriumonderzoek blijkt er een pancytopenie te E
E
bestaan (Hb 6 mmol/l, trombocyten 8x10 9/l, leucocyten 1,2x10 9/l, granulocyten E
0.08x10 9/l)). 18
Welke diagnose kan op basis van deze gegevens gesteld worden? a. Acute lymfatische leukemie b. Chronische lymfatische leukemie
19
Stelling: Deze patiënte heeft een verhoogde kans op bacteriële infecties. a. Juist b. Onjuist
herCAT Hematologie en oncologie / afname 10-07- 2014
Pagina 6 van 13
Vervolg casus 2 20
Stelling: Deze patiënte heeft snel een transfusie van erytrocyten nodig. a. Juist b. Onjuist Einde casus 2
21
Een 58-jarige vrouw bezoekt de huisarts omdat zij keelpijn heeft en een pijnlijke zwelling in de hals bemerkte. Zij maakt zich zorgen omdat bij haar zoon recent lymfklierkanker is vastgesteld. Bij het lichamelijk onderzoek voelt de huisarts een elastische klier met een doorsnede van 3 cm in de hals rechts. Bij het lichamelijk onderzoek worden geen andere klieren gepalpeerd. De lever en milt zijn niet palpabel. Het bestaat nu een week. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose? a. Een laaggradig non-Hodgkinlymfoom b. De ziekte van Pfeiffer c.
22
Een virale bovenste luchtweginfectie
Een man van 58 jaar, bekend met een multipel myeloom (de ziekte van Kahler), wordt door zijn echtgenote bij de huisarts op het spreekuur gebracht omdat hij sinds een week toenemend verward en suf is. Hij heeft geen koorts. In de loop van de middag wordt het laboratoriumonderzoek dat in het “huisartsenlaboratorium” is verricht bekend en toont een normale BSE, een milde anemie en een normaal trombocytenaantal. Meer uitslagen heeft u niet beschikbaar. Welk onderzoek zou de huisarts, eventueel in overleg met de hematoloog, nog aan moeten vragen om de oorzaak voor de sufheid vast te stellen? a. Het leucocytenaantal b. Het calciumgehalte c.
Een CT-scan van het cerebrum
d. Een MRI van de wervelkolom 23
De JAK2 mutatie wordt bij een aantal myeloproliferatieve aandoeningen aangetoond. Gegeven: Er bestaat een verdenking op een chronische myeloïde leukemie. De JAK2 mutatie is niet aantoonbaar. Stelling: De diagnose chronische myeloïde leukemie moet worden verworpen. a. Juist b. Onjuist
herCAT Hematologie en oncologie / afname 10-07- 2014
Pagina 7 van 13
24
Een patiënt met een polycythemia vera is al jaren bij de hematoloog onder behandeling. De aderlatingsfrequentie was eerder 1x per maand en neemt de laatste jaren af. Het laatste half jaar was er geen aderlating nodig. Sinds enkele maanden voelt hij zich meer moe en heeft een vol gevoel in de buik waardoor hij minder eet en afvalt. Bij het lichamelijk onderzoek vindt de hematoloog inderdaad een vergrote milt. Het laboratoriumonderzoek toont een milde anemie (Hb 7.0 mmol/l) en een milde trombopenie 9
9
(110x10 /l). Het leucocytenaantal is verhoogd (23x10 /l) met een leucoerythroblastair bloedbeeld. Wat is de meest logische verklaring voor de afname in frequentie van aderlaten? a. Ontwikkeling van myelofibrose b. Ontwikkeling van een acute myeloïde leukemie c.
IJzergebrek
d. 25
Een man van 58 jaar is bekend met polycythemia vera. Hij krijgt hydroxycarbamide en af en toe ondergaat hij een aderlating om het hematocriet onder de 0.45 te brengen. Hij heeft veel last van jeuk met name na douchen. Verder heeft hij met name ’s nachts pijnlijke brandende rode voeten. Hoe noemt men dit laatste symptoom? a. Livedo reticularis b. Erytromelalgie c.
26
Vasculitis
Een patiënte van 60 jaar die 10 jaren geleden de ziekte van Hodgkin stadium III met mediastinale en abdominale localisaties had, is destijds behandeld met chemotherapie en hoge dosis radiotherapie. Welke bewering is NIET juist? a. Er is een verhoogde kans op darmziekte b. Jaarlijks moet borstkankerscreening plaatsvinden c.
27
De kans op pancreascarcinoom is gelijk aan de kans in de algemene populatie
Een 70-jarige man is door de huisarts doorverwezen naar de hematoloog in verband met een anemie. De hematoloog stelt een intramedullaire hemolyse vast. Welke diagnose is het meest waarschijnlijk? a. Vitamine B12 deficiëntie b. Myelodysplasie c.
28
Chronische lymfatische leukemie
De hematoloog heeft bij een 68-jarige patiënt de diagnose multipel myeloom gesteld. De patiënt vertelt geen klachten te hebben en vraagt zich af of hij wel behandeld moet worden. Welke onderzoeken, naast de bepaling van hemoglobine- en calciumgehalte, zal de hematoloog verrichten om te bepalen of er een behandelindicatie is? a. Immunoglobulinegehalte en beenmergonderzoek b. Kreatininegehalte en skeletfoto’s c.
Kreatininegehalte en beenmergonderzoek
d. Immunoglobulinegehalte en skeletfoto’s
herCAT Hematologie en oncologie / afname 10-07- 2014
Pagina 8 van 13
29
Een patiënte van 26 jaar heeft van de hematoloog gehoord dat zij een allogene stamceltransplantatie moet ondergaan in verband met een acute myeloïde leukemie. Zij komt bij u als huisarts om nog een keer rustig met u te spreken over de behandeling en de complicaties. Welke stelling over de gevolgen van de transplantatie is NIET juist? a. Het doel van de transplantatie is graft versus ziekte, maar dat kan gepaard gaan met graft versus host, wat veel gevolgen voor haar kwaliteit van leven kan hebben b. Graft versus host kan optreden in de huid, darmen, longen en lever c.
In tegenstelling tot een autologe stamceltransplantatie is er hoog gedoseerde chemotherapie nodig om de stamcellen te laten “aanslaan”
30
Een 53-jarige man komt bij u als huisarts omdat de familie zegt dat hij bleker is dan anders. U kijkt in het dossier van de patiënt en ziet dat u hem de afgelopen 2 maanden ook al tweemaal antibiotica heeft voorgeschreven in verband met bovenste luchtweginfecties. De tractusanamnese levert geen andere aanknopingspunten. Bij het lichamelijk onderzoek ziet u een niet-ziek uitziende bleke man. Het onderzoek van hart en longen levert geen afwijkende bevindingen op. In de hals en de oksel palpeert de huisarts enkele klieren met een doorsnede van maximaal 2 cm. De milt is iets vergroot. Welke diagnose is het meest waarschijnlijk? a. Acute myeloïde leukemie b. Chronische lymfatische leukemie c.
Chronische myeloïde leukemie
d. Aplastische anemie 31
Bij de behandeling van het agressieve non-Hodgkinlymfoom wordt tegenwoordig antistoftherapie ingezet in de behandeling. Wat voor soort therapie is dit? a. Anti-CD20 therapie b. JAK2 remmer therapie c.
32
Anti-CD34 therapie
Welke van onderstaande tumoren is maligne? a. Pleiomorf adenoom b. Osteoom c.
Bronchusadenoom
d. Matuur teratoom e. Seminoom 33
Is één van onderstaande cellen aneuploïd, en zo ja: welke? a. Een cel met 23 chromosomen b. Een cel met 46 chromosomen c.
Een cel met 69 chromosomen
d. Geen van de genoemde cellen
herCAT Hematologie en oncologie / afname 10-07- 2014
Pagina 9 van 13
34
Oncogene puntmutaties in RAS-genen leiden tot een afwijkende functie van de door die genen gecodeerde RAS-eiwitten. Welk aspect van de functie van die oncogene RAS-eiwitten is veranderd? a. De verankering in de celmembraan b. De binding aan een transmembraan-groeifactorreceptor c.
De GTP-ase-activiteit
d. De GDP-bindingsactiviteit 35
In tegenstelling tot normale cellen hebben tumorcellen het vermogen om ongelimiteerd te blijven delen. Dit vermogen is veelal het gevolg van activatie van het gen dat codeert voor…. a. telomerase b. BCL-2 eiwit c.
MYC eiwit
d. endopeptidase 36
Een patiënt ontwikkelt klachten die bij analyse blijken te berusten op hypercalciaemie. De oorzaak blijkt een occult longcarcinoom te zijn: het carcinoom produceert een eiwit, PTHrP, dat structureel en functioneel lijkt op bijschildklierhormoon. Waarvan is deze combinatie van afwijkingen een voorbeeld? a. Cachexie b. Stadium IV maligniteit c.
Paraneoplastisch syndroom
d. Paradoxale maligniteit e. Tumorprogressiesyndroom 37
Longkanker de meest voorkomende tumorsoort bij mannen en vrouwen. a. Juist b. Onjuist
38
Welke vorm van huidkanker heeft de sterkst stijgende incidentie in Nederland de afgelopen 10 jaar? a. Melanoom b. Huidlymfoom c.
Basaalcelcarcinoom
d. Plaveiselcelcarcinoom 39
Een 40-jarige patiënte heeft een hormoonreceptor positief, her2neu negatief mammacarcinoom, uitgebreid gemetastaseerd naar de lever. Wat is de aangewezen therapie? a. Hormoontherapie b. Immunotherapie c.
Targeted therapy (doelgerichte therapie)
d. Chemotherapie
herCAT Hematologie en oncologie / afname 10-07- 2014
Pagina 10 van 13
40
Wat is juist over ovariumcarcinoom? a. BRCA2-mutatie geeft minder risico op ovariumcarcinoom dan BRCA1-mutatie b. Herstart van carboplatin bij een recidief ovariumcarcinoom een jaar na eerder carboplatin-bevattende chemotherapie is niet effectief in verband met resistentie. c.
Debulking van ovariumcarcinoom in stadium III of IV leidt niet tot verbetering van de overleving
41
Welk antwoord is NIET juist? BRAF-remmers: a. zijn doelgerichte behandelingen b. werken snel c.
hebben geen last van resistentie
d. zijn vooral werkzaam bij melanomen met een gemuteerd BRAF-gen 42
Targeted therapy verschilt van de ‘klassieke’ chemotherapie onder andere wat betreft de optredende bijwerkingen. Welke bijwerking is specifieker voor targeted therapy dan voor de ‘klassieke’ chemotherapie? a. Misselijkheid en braken b. Diarree c.
Rash
d. Vermoeidheid 43
De behandeling van een carcinoom van het hoofdhalsgebied bestaat vaak uit chemoradiatie. Tijdens de bestraling wordt dan gelijktijdig chemotherapie gegeven. Met welk doel wordt dit gelijktijdig gedaan? a. Metastasen op afstand voorkomen b. De lokale werking optimaliseren c.
De behandelduur verkorten
d. De lokale bijwerkingen beperken. 44
Wat is brachytherapie? a. Inwendige bestraling b. Een vorm van perfusie c.
Bestraling van de armen
d. Gefractioneerde bestraling 45
Bij een 80-jarige vrouw is een knobbeltje in de linker borst gevonden, ongeveer 4 centimeter groot in een relatief kleine borst. De okselklieren lijken echografisch ‘schoon’. Een tumorbiopt toont adenocarcinoom, oestrogeen- en progesteronreceptor positief, Her2Neu-receptor negatief. Welk behandelplan is het meest aangewezen? a. Curatieve radiotherapie en adjuvante chemotherapie b. Mammasparende resectie, sentinel node procedure en radiotherapie c.
Mammasparende resectie, radiotherapie en adjuvante chemotherapie
d. Een mastectomie, sentinel node procedure en adjuvante hormonale therapie
herCAT Hematologie en oncologie / afname 10-07- 2014
Pagina 11 van 13
46
Een 58-jarige man wordt geopereerd in verband met een T2N0Mx rectumcarcinoom. Wat is hierna het aangewezen beleid? a. Adjuvante chemotherapie b. Adjuvante therapie met cetuximab c.
Follow up
d. Radiotherapie 47
Waarvoor kunnen opioïden behalve voor pijn ook geïndiceerd zijn? a. Sedatie b. Benauwdheid c.
48
Mictieklachten
Ruim een derde van de patiënten die de diagnose kanker krijgen hebben last van verhoogde distress. Een groot deel van de distress bestaat uit een depressieve stoornis. Hoe komt het dat deze depressieve stoornis vaak niet herkend wordt door artsen? a. Gebrek aan kennis over depressie b. Begrip voor sombere gevoelens c.
49
Gebrek aan een meetinstrument
Waar heeft een patiënt met bilateraal retinoblastoom in Nederland een sterk verhoogde kans op? a. Metastase b. Doorgroei in de oogzenuw c.
Pineoblastoom
d. Een tweede primaire tumor 50
Waar is de indicatie voor wel of geen adjuvante systemische therapie bij borstkanker ONafhankelijk van? a. Leeftijd b. Grootte van de tumor c.
Voorafgaande radiotherapie
d. Okselklierstatus 51
Het merendeel van coloncarcinomen wordt veroorzaakt door erfelijke factoren, waaronder familiaire adenomateuze polyposis en HNPCC a. Juist b. Onjuist
52
Een patiënt met pancreaskopcarcinoom wordt toenemend benauwd. Bij onderzoek ziet de oncoloog dat de buik pral gespannen is met gedempte percussie. Wat is het aangewezen beleid? a. Morfine voorschrijven b. Een ascitespunctie uitvoeren c.
Anxiolyticum voorschrijven
d. Fysiotherapie aanvragen
herCAT Hematologie en oncologie / afname 10-07- 2014
Pagina 12 van 13
53
Bij een 26-jarige man worden uitzaaiingen vastgesteld in lymfeklieren en longen. Wat is de meest waarschijnlijke primaire tumor? a. Coloncarcinoom b. Prostaatcarcinoom c.
Testiscarcinoom
d. Schildkliercarcinoom
54
Waardoor wordt het Von Hippel-Lindau syndroom gekenmerkt? Door nierkanker en… a. feochromocytoom b. pneumothorax c.
schildkliercarcinoom
d. leiomyomen 55
Wat is de 5-jaarsoverleving van patiënten met een testiscarcinoom in de poor-risk categorie? a. 20% b. 50% c.
80%
d. 95% 56
Een 60-jarige man ondergaat een hemicolectomie rechts. Bij het pathologisch onderzoek van de darm en mesenterium blijken vier van de twintig lymfeklieren metastasen te bevatten. Er wordt gestart met chemotherapie. Hoe heet deze vorm van chemotherapie? a. Adjuvant b. Neo-adjuvant c.
57
Palliatief
Wat is de eerste keus systemische behandeling bij een patiënt met pijnlijke botmetastasen van een prostaatcarcinoom die nog niet eerder behandeld is? a. LHRH analoog, tijdelijk gecombineerd met een anti-androgeen b. Anti-androgeen, tijdelijk gecombineerd met een LHRH-analoog c.
58
Docetaxel-chemotherapie in combinatie met prednison
Wat is een predisponerende factor voor het ontwikkelen van een delier? a. Leeftijd < 70 jaar b. Eerdere behandeling voor een depressie c.
Mannelijk geslacht
d. Slecht zien
herCAT Hematologie en oncologie / afname 10-07- 2014
Pagina 13 van 13