A VUmc-compas toetsing
Toets
CAT B 3.2 13-14 / Cursus-afhankelijke toets
Cursus
B Psychisch functioneren 13-14
Cursuscoördinator (vice-)
mw. dr. U.M.H. Klumpers / prof. dr. A.N.M. Schoffelmeer
Gelegenheid
1
Toetsdatum
28 maart 2014
Tijd
12:00 - 14:00 uur (14:30 uur voor extra-tijd studenten)
Plaats
RAI, HG-07 A06
Aantal en type vragen
61 meerkeuzevragen: 10 tweekeuzevragen, 19 driekeuzevragen,
e
30 vierkeuzevragen, 2 vijfkeuzevragen Druk
tweezijdig bedrukt
Toegestane hulpmiddelen
geen
Studentinstructie: MC-toets: kies het beste (volledig juiste en meest complete) antwoord • • • • • • • • •
mobiele telefoons uit en in de tas onder de stoel alléén toetsbenodigdheden op tafel vul je studentnummer en naam duidelijk in op het formulier kras NIET in de barcode rechtsonder; ook GEEN doorhalingen zo nodig foutieve hokjes corrigeren door zeer goed te gummen vragen over de inhoud van de toets worden NIET beantwoord commentaren na afloop naar de JVC van je cursus toiletbezoek NIET toegestaan fraude wordt bestraft.
Succes!
CAT PSY / afname 28 maart 2014
Pagina 1 van 16
CAT PSY / afname 28 maart 2014
Pagina 2 van 16
1
Een patiënt bezoekt de Spoedeisende Hulp van een ziekenhuis, omdat hij bang is psychotisch te worden. Hij is erg angstig, heeft hartkloppingen, is benauwd, misselijk en bang de controle over zichzelf te verliezen. De coassistent doet psychiatrisch onderzoek en oordeelt dat er geen wanen en hallucinaties aanwezig zijn. Hoe beschrijft de coassistent deze bevinding het beste in het psychiatrisch onderzoek? a. Waarneming: geen wanen b. Denken naar inhoud: geen wanen c.
2
Denken naar vorm: geen hallucinaties
Een andere patiënt bezoekt de Spoedeisende Hulp van een ziekenhuis omdat hij bang is psychotisch te worden. Hij is erg angstig, heeft hartkloppingen, is benauwd, is misselijk en bang de controle over zichzelf te verliezen. De coassistent doet psychiatrisch onderzoek en oordeelt dat er sprake is van angst. Hoe beschrijft de coassistent dit oordeel het beste in het psychiatrisch onderzoek? a. De stemming is angstig b. Het affect is angstig c.
Het affect is labiel
d. Het affect is vlak 3
Mevrouw L., is een 73-jarige vrouw, die voor het eerst in haar leven psychotische klachten krijgt. Ze heeft sinds 3 maanden toenemend last van akoestische hallucinaties en paranoïde wanen. Er is geen sprake van desorganisatie of negatieve symptomen. De huisarts denkt aan een very-late-onset schizophrenia-like psychosis. Welke behandeling is nu geïndiceerd? a. Olanzapine 20mg 1dd1, verlagen naar optimale dosering bij goede respons b. Haloperidol 1mg 1dd1, verhogen bij onvoldoende respons c.
Cognitieve gedragstherapie (CGT) + thuiszorg
Casus 1, behorende bij vraag 4 en 5 De heer M., 63 jaar, wordt vanwege de ziekte van Parkinson behandeld met een combinatie van levodopa en carbidopa, waarop hij goed was ingesteld. Sinds enkele weken reageert hij met ongecontroleerde bewegingen na inname van de medicatie. Hij is onrustig, slaapt slecht en klaagt over allerlei beestjes die ’s nachts zouden proberen onder zijn huid te kruipen. De neuroloog komt tot de conclusie dat er bij de heer M. sprake is van psychotische symptomen als gevolg van de behandeling. Hij besluit het atypische antipsychoticum olanzapine in een lage dosering voor te schrijven. 4
Waarom kiest de neuroloog, zich bewust zijnde van het farmacologisch profiel van deze farmaca, in deze situatie voor olanzapine in plaats van het klassieke neurolepticum haloperidol? Omdat olanzapine (in tegenstelling tot haloperidol) in therapeutische dosering: a. geen blokkade veroorzaakt van muscarine receptoren b. blokkade van serotonine 5-HT2 receptoren en in mindere mate dopamine D2 receptoren veroorzaakt c.
een zeer selectieve antagonist is voor dopamine D2 receptoren
d. een zeer selectieve antagonist is voor serotonine 5-HT2 receptoren
CAT PSY / afname 28 maart 2014
Pagina 3 van 16
Vervolg casus 1 5
Met een recept voor olanzapine verlaat de heer M. tevreden de neuroloog. Echter, twee dagen later belt de echtgenote van de heer M. naar de neuroloog. Zij is wat ongerust, want haar man heeft de nieuwe “pillen” wel trouw ingenomen, maar heeft nog steeds “last van beestjes”. Werken deze pillen wel, vraagt zij geagiteerd? Welk besluit verwacht u van de neuroloog naar aanleiding van deze informatie? a. De dosering van olanzapine verhogen b. Een ander atypisch antipsychoticum voorschrijven c.
Doorgaan met olanzapine in dezelfde dosering
d. Een klassiek neurolepticum anders dan haloperidol voorschrijven Einde casus 6
Stelling: Bij een schizoaffectieve stoornis gaan wanen per definitie tegelijkertijd samen met stemmingsklachten. a. Juist b. Onjuist
7
Een 20-jarige studente meldt zich bij de polikliniek psychiatrie in verband met het vastlopen in haar studie en sociale leven. Er is sprake van uitstelgedrag en perfectionisme. Inleveren van studieopdrachten lukt niet. Zij blijft deze verder aanpassen uit vrees dat ze niet goed genoeg zullen zijn. Welke persoonlijkheidsstoornis is het meest waarschijnlijk? a. Afhankelijke b. Schizotypische c.
Obsessief compulsieve
d. Ontwijkende 8
Een 31-jarige vrouw meldt zich bij de polikliniek psychiatrie omdat haar relatie na veel ups en downs verbroken is na 2 jaar. Zij is ook opgenomen geweest op de detox van een verslavingskliniek in verband met afhankelijkheid van cannabis en alcohol. Zij is bang haar baan als vrijwilligster bij het dierenasiel kwijt te raken, omdat zij ook daar erg explosief en agressief kan reageren op collega’s en klanten. Ze is weer begonnen met automutileren, snijden onder op haar schenen. In het verleden is de diagnose persoonlijkheidsstoornis gesteld. Welke behandeling is het meest geïndiceerd bij deze patiënte? a. Schema Focussed Therapie (SFT) b. Mentaliseren Bevorderende Therapie (MBT) c.
Dialectische Gedragstherapie (DGT)
CAT PSY / afname 28 maart 2014
Pagina 4 van 16
9
Een 16-jarige jongen wordt op de polikliniek gezien in verband met agressieve uitbarstingen, depressieve symptomen, spijbelen en blowen. Na een uitgebreid onderzoek worden de volgende diagnoses geopperd: een depressieve stoornis, misbruik van cannabis, periodiek explosieve stoornis, antisociale persoonlijkheidsstoornis. Welke van bovengenoemde diagnoses kan zeker niet gesteld worden? a. Een depressieve stoornis b. Misbruik van cannabis c.
Periodiek explosieve stoornis
d. Antisociale persoonlijkheidsstoornis 10
In welk hersengebied liggen de serotoninerge cellichamen die de cortex innerveren? a. Het ventrale tegmentum gebied (VTA) b. De substantia nigra c.
De locus coeruleus
d. De raphe kernen 11
Mevrouw M., 50 jaar, komt wegens een terugkerende sombere stemming en energieverlies bij de psychiater. Enkele jaren geleden is haar depressie succesvol behandeld met een SSRI. Zij kon dit middel goed verdragen. Welk van de volgende geneesmiddelen heeft nu de voorkeur? a. Nortriptyline b. Maprotiline c.
Amitriptyline
d. Fluoxetine 12
Een schizofreniforme stoornis kenmerkt zich door: a. een duur die korter is dan een maand b. een duur die korter is dan zes maanden
13
Wat is de voorkeursbehandeling bij een milde depressie bij een adolescent? a. Alleen cognitieve gedragstherapie b. Alleen medicatie c.
14
Cognitieve gedragstherapie en medicatie
Op welke bijwerking moet je letten als je een adolescent instelt op een Selectieve Serotonine Re-uptake Inhibitor (SSRI)? a. Verhoging triglyceriden b. Toename suïcidaliteit c.
15
Extrapiramidale bijwerkingen
Welk systeem brengt de “Fight and Flight” respons, vanuit de amygdala in de hersenen, op de hartfrequentie tot stand? a. Alleen de sympaticus (Nervi Accelerantes) b. Alleen de parasympaticus (Nervus Vagus) c.
Beide systemen
CAT PSY / afname 28 maart 2014
Pagina 5 van 16
16
e
M. is een 25-jarige vrouw die vanaf haar 16 jaar een sociale fobie heeft ontwikkeld, nadat ze in de klas een keer fors moest blozen toen de leraar vroeg wie zijn portemonnee gestolen had. Zij schaamde zich voor haar reactie. Vanaf die tijd is ze zich in sociale situaties vaker gaan terugtrekken. Voor het ontstaan van de sociale fobie was zij een meisje dat introvert en verlegen was met teruggetrokkenheid reageerde op nieuwe situaties. Hoe wordt de situatie premorbide aan de sociale fobie het beste beschreven? a. Angstgevoeligheid (ook: angstsensitiviteit) b. Gedragsinhibitie c.
Dysfunctionele cognitie
d. Selectieve aandacht 17
Een 69-jarige man is sinds een half jaar gediagnosticeerd met een gegeneraliseerde angststoornis. Daarnaast is er sinds 10 jaar sprake van een met medicatie goed gereguleerde hypothyreoïdie. Drie maanden voor het ontstaan van de gegeneraliseerde angststoornis is zijn vrouw overleden. Hij denkt dat hij angstklachten heeft gekregen doordat zijn ouders hem vroeger te veel aan zijn lot hebben overgelaten. Als kind heeft hij thuis brand meegemaakt. Hij is toen bijna gestikt. Welke uitspraak hoort thuis in een psycho-educatiegesprek met deze man? a. U heeft een posttraumatische stressstoornis b. U heeft deze klachten gekregen omdat u als kind brand in huis hebt meegemaakt c.
U heeft deze klachten gekregen doordat uw schildklier niet goed functioneert
d. Uw klachten hangen waarschijnlijk samen met het overlijden van uw vrouw 18
Een 25-jarige patiënte met een sinds 6 maanden bestaande obsessieve-compulsieve stoornis (OCS) twijfelt over de keuze tussen medicamenteuze en psychotherapeutische behandeling voor haar dwangklachten. Welk voordeel heeft cognitieve gedragstherapie (CGT, exposure-in vivo met responspreventie) boven farmacotherapie? a. CGT is goedkoper dan medicatie b. CGT geeft minder groot risico op terugval na het staken van een succesvolle behandeling c.
19
CGT heeft een sneller en groter behandeleffect
Een meisje van 16 jaar vertelt vol schaamte dat ze sinds enkele maanden buien heeft waarin ze heel veel eet en daar niet mee kan stoppen. Ze eet dan vooral dingen zoals chips, chocopasta en koekjes. Na een eetbui geeft ze over. De volgende dag probeert ze weinig te eten en gaat ze sporten, omdat ze niet wil aankomen. Haar gewicht is in de afgelopen periode ongeveer gelijk gebleven. Haar BMI is 21. Ze zou graag iets slanker zijn. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose? a. Anorexia nervosa b. Boulimia nervosa c.
Binge eating disorder
CAT PSY / afname 28 maart 2014
Pagina 6 van 16
Casus 2, behorende bij vraag 20 en 21 Een patiënt, 30 jaar, vertelt aan de huisarts dat hij de laatste tijd regelmatig last heeft van hevige aanvallen van angst, gepaard gaande met hartkloppingen en hevig zweten. De huisarts besluit hem voor een maand diazepam voor te schrijven. Tevens legt de huisarts uit hoe dit geneesmiddel gevoelens van angst remt. 20
Wat is het moleculaire werkingsmechanisme van diazepam hierbij? a. Antagonisme van het effect van GABA op GABA-receptoren b. Invers agonisme op GABA-receptoren c.
Potentiëring van het effect van GABA op GABA-receptoren
d. Een agonistisch effect op GABA-receptoren 21
De huisarts vertelt bovendien dat een enkele tablet diazepam wel 1 tot 3 dagen als anxiolyticum werkzaam kan zijn. Wat is de belangrijkste oorzaak van dit langdurig effect van diazepam? a. Diazepam wordt in de lever zeer langzaam gemetaboliseerd b. Diazepam wordt zeer langdurig in vetweefsel opgeslagen c.
Diazepam wordt enzymatisch omgezet in een actieve metaboliet
d. Diazepam wordt zeer langzaam door de nieren uitgescheiden Einde casus 22
Een man van 56 jaar, meldt zich bij een kliniek om te worden opgenomen vanwege zijn alcoholisme. Daar zal hij, naast cognitieve gedragstherapie, detoxificatie en terugvalpreventie ondergaan. Dit wordt ondersteund door een farmacotherapeutische behandeling. Welk geneesmiddel zal gebruikt worden om zijn detoxificatie te ondersteunen? a. Diazepam b. Acamprosaat c.
Clomipramine
d. Bupropion 23
Acathisie kenmerkt zich door: a. motorische rusteloosheid b. een schuifelende gang
CAT PSY / afname 28 maart 2014
Pagina 7 van 16
Casus 3, behorende bij vraag 24, 25 en 26 Een 43-jarige man gebruikt de afgelopen 25 jaar dagelijks heroïne. Omdat het hem ondanks herhaalde pogingen niet is gelukt om te stoppen, roept hij radeloos de hulp in van een psychiater. Tijdens het gesprek informeert hij naar het effect van heroïne, en wat er toch mis in zijn hersenen is, waardoor hij maar niet lang abstinent kan blijven. De psychiater vertelt hem dat heroïne een heel sterk belonend en bekrachtigend effect heeft in de hersenen door verhoging van de concentraties van dopamine in de nucleus accumbens. 24
Hoe komt dit acute effect van heroïne moleculair tot stand? a. Stimulatie van de dopamineafgifte in het dorsaal striatum b. Remming van de GABA-afgifte in de n. accumbens c.
Remming van de GABA-afgifte in het ventraal tegmentum
d. Remming van de dopamineheropname in de n. accumbens 25
De psychiater legt verder uit dat bij de onbedwingbare terugval tijdens abstinentie een verminderde zelfregulatie door een verstoorde dopaminerge en glutamaterge neurotransmissie een belangrijke rol speelt. Welk hersengebied speelt bij dit verlies van controle over drugsgebruik een cruciale rol? a. De hypothalamus b. De prefrontale cortex c.
De nucleus caudatus
d. De hippocampus 26
De psychiater stelt hem voor om te proberen definitief te stoppen met zijn heroïnegebruik middels langdurige motiverende gespreksvoering en medicamenteuze behandeling. Hoe effectief is naar verwachting deze behandeling voor de heroïneverslaving? a. 10% b. 30% c.
50%
d. 70% Einde casus 27
Een 46-jarige man komt met zijn vrouw op het spreekuur van de psychiater. Hij is vooral bezig met dat zijn leven mislukt is, dat hij grote fouten heeft gemaakt en dat door zijn fouten de crisis is veroorzaakt. Zijn vrouw probeert hem te overtuigen dat dat helemaal niet kan. Hij heeft geen grote fouten gemaakt, maar hij is er niet vanaf te brengen. Hoe beschrijft men, in het psychiatrisch onderzoek van deze man, de bevinding? a. Stoornis in de zelfwaarneming b. Stoornis in de vorm van het denken c.
Stoornis in de inhoud van het denken
CAT PSY / afname 28 maart 2014
Pagina 8 van 16
28
Een 35-jarige vrouw is bekend met een seizoensgebonden depressie. Vrijwel ieder najaar ontwikkelt ze een depressie. Ze heeft een lichtbak aangeschaft en vraagt u als huisarts wanneer ze het beste kan starten met gebruik daarvan. Wat kan u het beste adviseren? a. Meteen in september starten, nog voordat de klachten begonnen zijn b. Starten zodra de klachten zich aandienen
29
Depressie en ADHD zijn psychiatrische stoornissen die vaak voorkomen. Welke stoornis wordt het meest door genetische factoren bepaald? a. Depressie b. ADHD
30
Een 26-jarige vrouw komt op het spreekuur van de huisarts. Ze krijgt al een tijd weinig voor elkaar en vraagt zich af wat er met haar aan de hand is. Twee jaar geleden raakte ze haar baan kwijt. Ze slaapt veel, minstens twee uur meer dan normaal voor haar is. Ze kan zich moeilijk concentreren, bijvoorbeeld om een sollicitatiebrief te schrijven. Er zijn dagen dat het wel beter gaat, ook de vakantie ging best goed, maar meestal voelt ze zich down. Ze geeft aan dat ze deze klachten eigenlijk zeker al drie jaar heeft. Bij patiënte lijkt er sprake van een stemmingsstoornis. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose? a. Depressieve episode b. Dysthyme stoornis c.
31
Aanpassingsstoornis met depressieve stemming
U gaat als huisarts op kraamvisite bij een 20-jarige vrouw die 2 dagen geleden bevallen is van een gezonde zoon. U vindt mevrouw erg onrustig. Haar man vermeldt spontaan dat ze slecht slaapt. “Maar ja, dokter, wie slaapt er niet slecht met kleine baby’s…”. U bent bang voor een zich ontwikkelende kraambedpsychose. Welk aanvullend gegeven zou dit vermoeden bekrachtigen? a. Patiënte heeft eerder een traumatische bevalling doorgemaakt b. Patiënte is een jonge moeder c.
De vader van patiënte heeft een bipolaire stoornis
d. Er is sprake van een huilbaby 32
Een 33-jarige vrouw zwerft al enige jaren op straat. Haar familie begint zich steeds meer zorgen te maken om haar. Ze is behoorlijk afgevallen en ziet er onverzorgd uit. Ze neemt nog wel haar medicatie voor een bipolaire I stoornis in. Recentelijk heeft ze aangegeven hiermee te willen stoppen omdat ze een kinderwens heeft. Is er op dit moment voldaan aan het gevaarscriterium voor gedwongen opname? a. Ja b. Nee
CAT PSY / afname 28 maart 2014
Pagina 9 van 16
33
Een 30-jarige man is bekend met psychiatrische problematiek. Sinds een paar weken heeft hij medische klachten. Hij weigert echter om naar een dokter te gaan. Wanneer mag hij tegen zijn wil in een ziekenhuis worden behandeld? a. Als hij wilsonbekwaam ter zake is en er sprake is van een ernstig nadeel voor hem b. Als hij een gevaar voor zichzelf vormt en zijn vertegenwoordiger vervangende toestemming geeft c.
Als hij wilsonbekwaam ter zake is en zijn vertegenwoordiger vervangende toestemming geeft
d. Als hij wilsbekwaam ter zake is en er sprake is van een ernstig nadeel voor hem 34
U bent de behandelend kinderpsychiater van een jongen van 15 die in een tehuis voor jongeren met pervasieve ontwikkelingsstoornissen in de buurt van Nijmegen woont. Om een indruk te krijgen van zijn huidige vrijetijdsbesteding, vraag u hem wat hij in zijn weekend heeft gedaan. Hij vertelt dat hij naar Middelburg is geweest om te controleren of bus 153 wel op tijd reed. Welk hoofdkenmerk van autisme is te herkennen in dit antwoord? a. Communicatiestoornis b. Stereotiep gedrag c.
Antisociaalgedrag
d. Disruptief gedrag 35
Als bedrijfsarts van een groot ICT-bedrijf ziet u een jonge man van 24 omdat hij door een arbeidsconflict al een tijd ziek thuis zit. Dit is zijn eerste baan na zijn cum laude afgeronde informaticastudie. Hij raakt in conflict met zijn leidinggevende omdat hij weigert dingen op de manier te doen zoals in het bedrijf gebruikelijk is. Ook op momenten dat er spoedklussen tussendoor komen en hij af moet wijken van zijn gebruikelijke dagindeling, leidt dat tot conflicten. Met zijn collega’s heeft hij geen contact. Meestal zit hij de hele dag zonder iets te zeggen achter zijn computer. U vermoedt dat hier sprake is van hoogfunctionerend autisme. Welk diagnostisch onderzoek is nu als eerste nodig om de diagnose bevestigd te krijgen? a. Een neuropsychologisch onderzoek b. Een MRI–scan c.
Een heteroanamnestische ontwikkelingsanamnese
d. Een genetisch onderzoek 36
Een 4-jarige jongen komt met zijn ouders op de polikliniek kinderpsychiatrie. Recentelijk is de diagnose PDD NOS gesteld. Hij heeft een normale intelligentie. Wat is de eerste aangewezen behandeling van de jongen? a. Atypische antipsychotica b. SSRI’s c.
Psycho-educatie
d. Opname in een instelling
CAT PSY / afname 28 maart 2014
Pagina 10 van 16
37
Een 7-jarige jongen is een aantal weken geleden doorverwezen door school voor nadere diagnostiek in verband met zijn concentratieproblemen en zijn drukke gedrag in de klas. Inmiddels is bij hem de diagnose ADHD gesteld. De ouders zijn vanzelfsprekend ongerust en vragen zich af of hij hier zijn hele leven last van zal blijven houden. Bij hoeveel procent van de kinderen met ADHD blijft de stoornis bestaan tot in de volwassenheid? a. 5% b. 30% c.
50%
d. 80% 38
Schizofrenie begint vaak met: a. negatieve symptomen b. positieve symptomen
39
Een jongen van 10 jaar heeft sinds zijn zevende de diagnose ADHD. Met medicatie is hij rustiger en meer geconcentreerd, maar hij blijft erg lastig in de omgang. Hij is snel boos en hij luistert slecht. Zowel thuis als op school geeft dat problemen. De ouders zijn ongerust en vragen zich af of de medicatie soms niet voldoende werkt. U legt de ouders uit dat dat kan, maar dat er ook sprake kan zijn van een comorbide stoornis. Welke comorbide stoornis naast ADHD is het meest waarschijnlijk bij deze jongen? a. Leerstoornis b. Stemmingsstoornis c.
Autismespectrumstoornis
d. Oppositioneel-opstandige gedragsstoornis 40
De moeder van een 15-jarige jongen meldt zich bij Bureau Jeugdzorg omdat hij onlangs opgepakt is door de politie voor een winkeldiefstal. Hij zit op het VMBO. Het eerste jaar op het VMBO ging goed, moeder hoorde nooit klachten van school. Wel had hij vaak een grote mond tegen zijn moeder en wilde hij niet doen wat moeder hem vroeg. Bij het begin van het tweede schooljaar kreeg moeder ook klachten van school: hij gaf leerkrachten elke week wel eens een grote mond en deed niet wat zijn leerkrachten hem opdroegen. Dat leidde regelmatig tot ruzie. Bovendien gaat hij zich steeds slechter gedragen thuis. Zo heeft hij vorige maand alle spullen op de kamer van zijn broer overhoop gehaald, omdat hij boos was dat hij niet ook op de spelcomputer mocht. Eigenlijk is hij elke dag boos. Moeder weet vrijwel zeker dat hij niet vaker dingen gestolen heeft. Wel zegt ze dat hij het afgelopen jaar vaak liegt om dingen gedaan te krijgen. Herkent u (een) externaliserende stoornis(sen) u in deze casus? Zo ja, welke? a. Geen enkele externaliserende stoornis b. Alleen een oppositioneel-opstandige gedragsstoornis c.
Alleen een gedragsstoornis
d. Zowel een oppositioneel-opstandige gedragsstoornis als een gedragsstoornis
CAT PSY / afname 28 maart 2014
Pagina 11 van 16
41
In de media wordt al jaren discussie gevoerd over de juiste aanpak van criminele jongeren. Bij Pauw en Witteman zit een voorstander van de zogenaamde “softe” aanpak. Hij vindt dat delinquente jongeren allemaal behandeld moeten worden in plaats van alleen maar gestraft. Het argument dat hij daarvoor aanvoert, is dat delinquente jongeren immers per definitie een psychiatrische stoornis hebben. Is die laatste bewering juist? a. Ja b. Nee
42
De lerares van een 9-jarige jongen heeft aangegeven dat het niet zo goed met hem gaat op school. Hij wordt snel boos als een taak niet lukt en maakt regelmatig ruzie op het schoolplein. Hij reageert vaak erg brutaal als hij door de lerares terecht gewezen wordt. Moeder, die er in de opvoeding alleen voor staat, ziet hetzelfde patroon; haar zoon is om het minste of geringste boos en geeft een grote mond als hij een klusje moet doen. Meestal wordt hij zo driftig dat moeder het klusje zelf maar doet. Ook geeft hij steevast zijn moeder de schuld als hij zijn voetbalspullen weer eens kwijt is. Stel nu dat dit gedrag verergert en zich voortzet tot in de volwassenheid. Welke diagnoses zou hij dan achtereenvolgens krijgen? a. Gedragsstoornis, oppositioneel-opstandige gedragsstoornis, paranoïde persoonlijkheidsstoornis b. Gedragsstoornis, aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit, ontwijkende persoonlijkheidsstoornis c.
Oppositioneel-opstandige gedragsstoornis, gedragsstoornis, antisociale persoonlijkheidsstoornis
43
Een patiënte blijkt overmatig veel laxeerpillen te gebruiken. Ze wil dit eigenlijk niet, maar eraan toegeven geeft haar tegelijkertijd een gevoel van ontspanning of voldoening. Ze is in staat om enige tijd weerstand te bieden aan dit gedrag. Hoe worden dit soort handelingen genoemd? a. Compulsies b. Impulsies c.
Dranghandelingen
d. Dwanghandelingen 44
Een 55-jarige vrouw is opgenomen op de afdeling stemmingsstoornissen. In het psychiatrisch onderzoek wordt beschreven dat er sprake is van anhedonie. Wat wordt verstaan onder anhedonie? a. Gebrek aan affectieve motivatie b. Onaangenaam gevoel van vervreemding c.
Ontbreken van gevoelens voor de naasten
d. Onvermogen om te genieten
CAT PSY / afname 28 maart 2014
Pagina 12 van 16
45
Als huisarts twijfel je of je een 59-jarige psychotische man gaat verwijzen naar de internist of de psychiater. Welke van de volgende symptomen van de patiënt vormt de belangrijkste aanwijzing dat zijn psychiatrische stoornis een lichamelijke oorzaak zou kunnen hebben? a. Derealisatie b. Incoherentie c.
Somatische wanen
d. Visuele hallucinaties 46
Wat is het centrale kenmerk van de cluster-C persoonlijkheidsstoornissen? a. Angst b. Introvert gedrag c.
47
Obsessief gedrag
Wat is het verschil tussen een manie en een hypomanie? a. Bij een manie is er altijd sprake van psychose en bij een hypomanie niet b. Een manie komt vooral bij mannen voor, een hypomanie vooral bij vrouwen c.
Bij een manie is er altijd sprake van duidelijke beperkingen in sociaal of beroepsmatig functioneren, bij een hypomanie niet
d. Een manie wordt altijd gevolgd door een depressie, hypomanie kan ook geïsoleerd voorkomen 48
Bij de behandeling met lithium moet regelmatig het bloed worden gecontroleerd op het lithiumgehalte (“de lithiumspiegel”). Wat moet daarnaast bij lithiumbehandeling ook standaard worden gecontroleerd? a. De leverfunctie b. De nierfunctie c.
De cholesterolwaarden
d. Het glucosegehalte 49
Wat is de belangrijkste bevinding uit epidemiologisch onderzoek naar het lifetime voorkomen van stemmingsstoornissen? a. Bipolaire stoornissen komen meer voor bij mannen dan bij vrouwen b. Depressies komen meer voor bij vrouwen dan bij mannen c.
Depressies en bipolaire stoornissen komen evenveel voor bij mannen als bij vrouwen
CAT PSY / afname 28 maart 2014
Pagina 13 van 16
Casus 4, behorende bij vraag 50 en 51 Een 31-jarige vrouw verblijft al enkele weken op de afdeling heelkunde in verband met een geïnfecteerde wond. Ondanks steeds weer nieuwe behandelpogingen verbetert haar conditie niet, hetgeen ze echter blijmoedig accepteert. In de meest recente wondkweek zijn ongebruikelijke micro-organismen aangetroffen en op een avond ziet een verpleegkundige bij toeval dat patiënte heimelijk bloemenwater in haar wond giet. De chirurg vraagt de ziekenhuispsychiater in consult en men besluit patiënte te confronteren met haar gedrag. 50
Wie dient een dergelijke confrontatie bij voorkeur uit te voeren? a. Alleen de psychiater b. Alleen de chirurg c.
51
De chirurg en de psychiater samen
Wat wordt met een dergelijke confrontatie doorgaans beoogd? a. De patiënt het nabootsende gedrag te laten bekennen b. De diagnose nagebootste stoornis te kunnen bevestigen c.
Bijdragen aan het verminderen van iatrogene schade in de toekomst
Einde casus 52
Een 40-jarige man heeft sinds enkele maanden moeite met in- en doorslapen. Hij slaapt gemiddeld circa 3 uur minder per nacht dan voorheen. Overdag is hij vermoeid en zijn werk lijdt onder zijn slechte concentratie. De huisarts stelt een primaire insomnie vast. Wat ligt het meest waarschijnlijk ten grondslag aan deze slaapstoornis? a. Een somatische aandoening b. Een depressieve stoornis c.
53
Aangeleerde slaapverhinderende gewoonten
Psychotische stoornissen kunnen door vele factoren worden veroorzaakt of uitgelokt. Welke hoofdgroep van somatische factoren veroorzaakt het minst vaak een psychotische stoornis? a. Hormonale aandoeningen b. Stofwisselingsziekten c.
Stoornissen in de elektrolythuishouding
d. Neoplasmata 54
Bij schizofrenie komen formele denkstoornissen voor. Welke van de volgende opties is een formele denkstoornis? a. Bizarre waan b. Neologisme c.
Preoccupatie
CAT PSY / afname 28 maart 2014
Pagina 14 van 16
55
Op de afdeling Interne geneeskunde ligt een mevrouw met een ernstige anemie ten gevolge van het inslikken van glas. Zij is bekend met een borderline persoonlijkheidsstoornis. Op welke assen van het Diagnostic Statistic Manual (DSM-IV) systeem horen deze bevindingen? a. I en II b. I en III c.
I en IV
d. II en III e. II en IV 56
Stelling: Patiënten met een schizoïde persoonlijkheidsstoornis verschillen van patiënten met een ontwijkende persoonlijkheidsstoornis doordat zij geen behoefte hebben aan hechte relaties. a. Juist b. Onjuist
57
Een 29-jarige patiënt lijdt aan schizofrenie. Inmiddels is hij voor de vierde keer opgenomen in verband met een psychose. Bij de behandelplanbespreking wordt de conclusie getrokken dat het zinvol is om in te zetten op rehabilitatie. Waar richt rehabilitatie zich met name op? a. De patiënt zo goed mogelijk leren omgaan met secundaire functionele handicaps b. De veiligheid van de maatschappij c.
Het uitvoeren van bemoeizorg
d. Het herstellen van de psychiatrische ziekte 58
Een 26-jarige vrouw komt bij de huisarts met het volgende verhaal: Ik voel me vaak zo vaag en er niet helemaal bij, alsof ik onder een glazen stolp zit. Als ik in de spiegel kijk is het net alsof ik het zelf niet ben. Nu heb ik gelezen dat dergelijke klachten vaak bij een trauma in de voorgeschiedenis voorkomen. “Zou ik seksueel misbruikt zijn?” Welke symptoom wordt hier beschreven? a. Posttraumatische imaginatie b. Depersonalisatie c.
Derealisatie
Let op! De vragen 59, 60 en 61 staan op het volgende blad!
CAT PSY / afname 28 maart 2014
Pagina 15 van 16
59
Een jongeman heeft na een ruzie met zijn buurman een gebroken neus en een dichtgeslagen oog opgelopen. Zijn buurman is nogal jaloers uitgevallen en meent dat de patiënt het op zijn vrouw heeft voorzien. Als de verwondingen en zijn hersenschudding zijn genezen, komt het sociale leven van de jongeman maar moeilijk op gang. Hij heeft na drie maanden nog steeds nachtmerries en angstaanvallen waarbij hij steeds het boze gezicht van de buurman voor zich ziet. Ook kan hij plotseling uitvallen tegen zijn vriendin, die hem zo niet kent. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose? a. Postcontusioneel hersenletsel b. Posttraumatische stressstoornis c.
60
Acute stressstoornis
Schizofrenie gaat gepaard met positieve en negatieve symptomen. Welke van de onderstaande symptomen is een negatief symptoom? a. Commentaarstemmen b. Schuldwaan c.
Onsamenhangende spraak
d. Chaotisch gedrag e. Sociaal terugtrekgedrag 61
Schizofrenie bij vrouwen begint bij de helft later dan 30 jaar. a. Juist b. Onjuist
CAT PSY / afname 28 maart 2014
Pagina 16 van 16