A VUmc-compas toetsing
Toets
herCAT B 3.1 14-15 / Cursus-afhankelijke toets
Cursus
B Spijsvertering en stofwisseling 14-15
Cursuscoördinator (vice-)
dr. W.J.H.J. Meijerink / dr. M.A.J.M. Jacobs
Gelegenheid
2
Toetsdatum
Vrijdag 2 januari 2015
Tijd
15:15 - 17:15 uur (15:15 - 17:45 uur voor extra-tijd studenten)
Plaats
TenT-hal VU campus
Aantal en type vragen
63 meerkeuzevragen: 12 tweekeuzevragen, 7 driekeuzevragen,
e
42 vierkeuzevragen, 2 vijfkeuzevragen Druk
tweezijdig bedrukt, kleurendruk
Toegestane hulpmiddelen
geen
Studentinstructie: Dit tentamen mag niet door studenten worden meegenomen MC-toets: kies het beste (volledig juiste en meest complete) antwoord • • • • • • • • • • •
mobiele telefoons uit en in de tas onder de stoel alléén toetsbenodigdheden op tafel vul je studentnummer en naam duidelijk in op het formulier kras NIET in de barcode rechtsonder; ook GEEN doorhalingen zo nodig foutieve hokjes corrigeren door zeer goed te gummen vragen over de inhoud van de toets worden NIET beantwoord commentaren na afloop naar de JVC van je cursus drinken is toegestaan, eten NIET (opbergen in tas) toiletbezoek is toegestaan anderhalf uur na aanvang van de toets gedurende het laatste half uur van de toets mag de toetsruimte niet worden verlaten fraude wordt bestraft
Succes!
herCAT Spijsvertering en stofwisseling / afname 2 januari 2015
Pagina 1 van 18
herCAT Spijsvertering en stofwisseling / afname 2 januari 2015
Pagina 2 van 18
Casus 1, behorende bij vraag 1 t/m 4 Een 56-jarige man is bekend bij de MDL met een levercirrose Child Pugh A door alcohol. Een half jaar geleden is door een leverpunctie de diagnose bevestigd. Hij is inmiddels gestopt met drinken. Hij wordt met spoed door de huisarts naar de SEH verwezen met bloed braken. Het is niet de eerste keer dat hij hiervoor verwezen wordt. De MDL-arts verricht een oesofago-gastroscopie en ziet een bloedende varix. 1
Wat is de beste therapeutische behandeling? a. Scleroseren van de varices d.m.v. alcohol injectie b. Laser coagulatie c.
Argon coagulatie
d. Rubberbandligatie Vervolg casus 1 Na de scopie en interventie is het bloed braken gestopt. Hij is hemodynamisch stabiel. Er wordt verder onderzoek aangevraagd. Op de echografie van de bovenbuik wordt een nieuwe focale afwijking gevonden in de lever. 2
Wat is de beste volgende stap om deze afwijking verder te evalueren? a. CT-scan zonder contrast b. MRI c.
Leverpunctie
d. Dexascan Vervolg casus 1 Bij aanvullend onderzoek wordt een solitair hepatocellulair carcinoom gevonden van 6 cm. 3
Welk therapeutisch beleid is nu geïndiceerd bij deze patiënt? a. Resectie van het hepatocellulair carcinoom b. Radio Frequency Ablation (RFA) van hepatocellulair carcinoom c.
Alcoholinjectie van hepatocellulair carcinoom
d. Expectatief beleid Vervolg casus 1 De patiënt is inmiddels gestopt met drinken. Desondanks gaat zijn leverfunctie achteruit. Nu een jaar later is zijn leverfunctie zodanig verslechterd, dat levertransplantatie de enige optie is om te overleven. 4
Komt hij in aanmerking voor een levertransplantatie? a. Ja b. Nee Einde casus 1
herCAT Spijsvertering en stofwisseling / afname 2 januari 2015
Pagina 3 van 18
5
Welk histologisch beeld past bij levercirrose? a. Normale hepatocyten met een verstoring van de kleine galwegarchitectuur b. Kupffer cellen gelegen tussen normale hepatocyten c.
Geactiveerde stellate cellen omgeven door collageen vezels
d. Abnormale meerkernige hepatocyten omgeven door lymfocyten 6
Welke van de onderstaande factoren bepaalt mede de Child Pugh score? a. Verhouding geconjugeerd/ongeconjugeerd bilirubine b. Plasma alkalisch fosfatase c.
Nierfunctie stoornissen
d. Aanwezigheid van erythema palmares e. Plasma albumine 7
Wat is de oorzaak van het verhoogde bilirubine bij cirrose? a. Pre-hepatische cholestase b. Intrahepatische cholestase c.
Extrahepatische cholestase
Casus 2, behorende bij vraag 8 t/m 11 Een 34-jarige vrouw komt op het spreekuur van de MDL-arts. Zij heeft sinds weken bestaande wisselende buikpijn en wisselende perioden van diarree met bloedbijmenging . Daarvoor is zij altijd gezond geweest. Bij lichamelijk onderzoek vind de MDL-arts een milde drukpijn over het gehele abdomen, links meer dan rechts, zonder duidelijke palpabele afwijkingen. De MDL-arts denkt aan een inflammatoire darmziekte. 8
Welke van de onderstaande aanvullend bloedonderzoeken ondersteunt de diagnose inflammatoire darmziekte zo specifiek mogelijk? a. CRP, Hb, Leukocyten, leverintegraal b. Albumine, vitamine B12 c.
ANCA en ASCA antistoffen
Vervolg casus 2 U vraagt een aanvullende coloscopie aan. Tijdens de scopie wordt een ontstoken slijmvlies gezien van het rechter colon met skip lesions. 9
Welke diagnose past het beste bij het endoscopische beeld? a. Yersinia infectie b. Morbus Crohn c.
Colitis Ulcerosa
d. Ischemische colitis
herCAT Spijsvertering en stofwisseling / afname 2 januari 2015
Pagina 4 van 18
Vervolg casus 2 Tijdens de scopie worden biopten genomen van het colon. De histopathologische uitslag geeft een beeld van intestinale metaplasie. 10
Wat is de juiste conclusie? a. Dit is kenmerkend voor een inflammatory bowel disease b. Dit is een onschuldige variant van de normale histologie c.
Er moet sprake zijn van een sampling error
d. Er moet sprake zijn van verwisseling van preparaten Vervolg casus 2 Stel dat bij de patiënte de diagnose “linkszijdige colitis ulcerosa” was gesteld. Een jaar na het stellen van de diagnose reageert de ziekte onvoldoende op medicamenteuze therapie. Zij houdt blijvende klachten van malaise, buikpijn en bloederige diarree. Er wordt besloten tot operatief ingrijpen. 11
Wat is de aangewezen operatieve ingreep? a. Panproctocolectomie b. Subtotale colectomie c.
Hemi-colectomie links
Einde casus 2 12
Stelling Zwangerschap bij patiënten met de ziekte van Crohn wordt afgeraden in verband met de te verwachten negatieve effecten van zwangerschap op het klinisch beloop en de vrucht. Deze stelling is a. juist b. onjuist
13
Stelling Vanwege de mogelijke schadelijke effecten op de vrucht dient een vrouw de medicatie te stoppen tijdens de zwangerschap. Deze stelling is a. juist b. onjuist
14
Stelling Als gevolg van de snelle ontwikkelingen op het gebied van de genetica zal het binnen een paar jaar mogelijk worden het risico op het krijgen van IBD bij kinderen van Crohnpatiënten te bepalen Deze stelling is a. juist b. onjuist
herCAT Spijsvertering en stofwisseling / afname 2 januari 2015
Pagina 5 van 18
15
Stelling Bij de gevoeligheid voor de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa zijn meer dan 100 verschillende erfelijke factoren betrokken die ieder voor zich een minimaal effect hebben op de gevoeligheid voor de ziekte. Deze stelling is a. juist b. onjuist Casus 3, behorende bij vraag 16 t/m 19 Er komt een patiënt met buikpijn op de SEH. Het een man van 78 jaar. De klachten bestaan sinds twee dagen. Hij heeft een verminderde eetlust en voelt zich ziek. U ziet een zieke, adipeuze man van 95 kg bij een lengte van 1.76. Bij lichamelijk onderzoek is er een temperatuur van 38.8, pols 80/min regulair en een bloeddruk van 125/85 mmHg. Er is duidelijke drukpijn in de rechter onderbuik. Aanvullend bloed onderzoek laat een leukocytengetal zien van 14.5 en een CRP van 75.
16
Welk aanvullend onderzoek is als eerste aangewezen? a. ECHO abdomen b. Blanco CT abdomen c.
CT abdomen met oraal contrast
d. CT abdomen met oraal en intraveneus contrast Vervolg casus 3 Uit het aanvullende onderzoek blijkt een appendicitis acuta aanwezig te zijn. U vraagt de chirurg in consult en deze verricht dezelfde avond nog een laparoscopische appendectomie. 17
Welke twee complicaties na laparoscopische appendectomie komen het meeste voor? a. Wondinfectie en urineweginfectie b. Wondinfectie en intra-abdominaal abces c.
Intra-abdominaal abces en urineweginfectie
d. Wondinfectie en stomplekkage e. Urineweginfectie en stomplekkage Vervolg casus 3 Tijdens de diagnostische laparoscopie wordt behoudens een appendicitis acuta bij toeval ook een Meckels divertikel gezien. 18
Waar bevindt dit divertikel zich? a. Duodenum b. Proximale jejunum c.
Ileum
d. Colon ascendens
herCAT Spijsvertering en stofwisseling / afname 2 januari 2015
Pagina 6 van 18
19
Welk type ectopisch slijmvlies kan de patholoog anatoom het meeste tegenkomen in een Meckels divertikel? a. Trachea slijmvlies b. Oesophagusslijmvlies c.
Maagslijmvlies
Einde casus 3 Casus 4, behorende bij vraag 20 t/m 23 Een huisarts ziet een 65-jarige patiënte met een recent veranderd ontlastingspatroon en een reeds langer bestaand balgevoel in de vagina. Zij is verder gezond behoudens een lichte hypertensie. Zij heeft verder een blanco voorgeschiedenis. Zij heeft 4 kinderen, waarbij de tweede bevalling nogal moeizaam is verlopen. Medicatie: Adalat. Intoxicaties: roken: niet, alcohol 5-7E/week. Fam. Anamnese: Moeder mamma carcinoom op 45-jarige leeftijd, broer van patiënte een colorectaal carcinoom op 70-jarige leeftijd. Bij lichamelijk onderzoek vindt u een soepel abdomen met een vage weerstand in de linker onderbuik. Bij rectaal toucher is een evidente anterieure rectocele en een matige sfincterfunctie aanwezig. 20
Welk aanvullend onderzoek ter uitsluiting van een carcinoom is nu geïndiceerd? a. Coloninloopfoto b. Colonoscopie c.
Sigmoïdoscopie
d. Rectoscopie Vervolg casus 4 Bij onderzoek worden geen voor maligniteit suspecte afwijkingen gevonden in het rectum. Patiënte heeft echter veel last van haar klachten. Bij verder uitvragen van haar defecatie problemen komt een beeld naar voren van een obstructief defecatiepatroon. 21
Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak op basis van haar anamnese en lichamelijk onderzoek a. Dyssynergie van de bekkenbodem b. Defect van de externe anale sfincter c.
Beschadiging van de nervus pudendus
d. Rectale intussusceptie 22
Welk aanvullend onderzoek is op basis van anamnese en lichamelijk onderzoek aangewezen? a. Endo-anale ECHO b. CT met rectaal contrast c.
Echogeleide biopsie
d. MRI enteroklyse
herCAT Spijsvertering en stofwisseling / afname 2 januari 2015
Pagina 7 van 18
Vervolg casus 4 Stel na aanvullende (functie) onderzoek bij de MDL-arts wordt de diagnose “interne rectale prolaps” gesteld. 23
Welke is nu de aangewezen therapeutische optie? a. Altemeier procedure b. Laparoscopische rectopexie c.
Laparoscopische resectie
d. Behandeling met vezels Einde casus 4 Casus 5, behorende bij vraag 24 t/m 31 Een huisarts ziet een 66-jarige patiënt met een veranderd ontlastingspatroon en gewichtsverlies. Hij is recent met pensioen gegaan na langdurig werkzaam geweest te zijn in de metaal industrie. Hij gebruikt antistolling in verband met boezemfibrilleren. Daarnaast heeft hij omeprazol wegens refluxklachten. Bij lichamelijk onderzoek ziet de huisarts een niet zieke magere man. Zij vindt een liesbreuk aan de linkerzijde, maar verder geen duidelijke lichamelijk afwijkingen. De huisarts vraagt een coloscopie aan ter uitsluiting van een coloncarcinoom. Bij coloscopie heeft de MDL-arts een aantal poliepen gevonden. Wegens het gebruik van antistolling konden deze niet worden verwijderd. De patiënt wil graag weten wat de kans is dat een van deze poliepen kwaadaardig wordt. 24
Wat is de kans dat deze poliepen maligne worden? a. 0-10% b. 20-30% c.
50-70%
d. 80-100% 25
Stel dat deze patiënt drager is van een gen mutatie in het kader van het Lynch syndroom. Wat is dan de kans op maligne ontaarding van zijn poliepen? a. 20-30% b. 40-50% c.
70-80%
d. 90-100%
herCAT Spijsvertering en stofwisseling / afname 2 januari 2015
Pagina 8 van 18
Vervolg casus 5 Na het tijdelijk stoppen van zijn antistolling volgt een nieuwe coloscopie. Het lukt om alle 9 aanwezige poliepen volledig te verwijderen, op een forse vlakke poliep na. Hiervan worden biopten genomen. Alle verwijderde poliepen laten bij pathologische onderzoek een tubulovilleus adenoom met hooggradige dysplasie zien. 26
Wat is het vervolgbeleid ten aanzien van de verwijderde poliepen? a. Coloscopie binnen 1 jaar b. Coloscopie binnen 5 jaar c.
Follow-up middels CT colografie
d. Dysplastische poliepen behoeven geen follow-up Vervolg casus 5 De vlakke poliep blijkt bij histopatologisch onderzoek een adenocarcinoom. 27
Waar in het colon bevinden zich de meeste colorectale carcinomen? a. Rectum en sigmoïd b. Coecum en colon ascendens c.
Colon Transversum en colon descendens
d. In alle segmenten komen carcinomen even vaak voor Vervolg casus 5 Het adenocarcinoom bevindt zich in het colon descendens. 28
Wat voor stadiëringsonderzoek moet nu worden aangevraagd? a. Echo abdomen en echo hals b. CT abdomen en X-thorax c.
Echo abdomen en CT-thorax
d. CT abdomen en MRI lever Vervolg casus 5 Stel dat het carcinoom zich in het rectum had bevonden. 29
Wat is nu het aangewezen stadiëringsonderzoek? a. MRI rectum, echo abdomen en echo hals b. CT rectum, CT abdomen en X- thorax c.
MRI rectum, CT abdomen en CT thorax
d. MRI abdomen en endo-echo rectum
herCAT Spijsvertering en stofwisseling / afname 2 januari 2015
Pagina 9 van 18
Vervolg casus 5 De patiënt wordt geopereerd en het blijkt om een T2N0M0 colon ascendens tumor te gaan. Hij wordt besproken in het multidisciplinair overleg (MDO). 30
Komt de patiënt in aanmerking voor adjuvante chemotherapie? a. Ja b. Alleen bij stijgend CEA in follow-up c.
31
Nee
Stel dat er een indicatie is voor chemotherapie. De patiënt komt voor een gesprek over chemotherapie bij de oncoloog. Op de vraag van de patiënt of de chemotherapie hem nu echt wel gaat helpen, antwoord de arts: “maar meneertje, ik zou het u toch niet aanbieden als het niet hielp”. De patiënt stelt zich tijdens de rest van het consult ontwijkend op omdat hij zich niet serieus genomen voelt door de arts door zijn paternalistische houding. Op welk niveau bevind de weerstand van de patiënt zich vooral? a. Relationeel niveau b. Emotioneel niveau c.
Procedureel niveau
d. Inhoudsniveau Einde casus 5 Casus 6, behorende bij vraag 32 t/m 38 Een 56-jarige vrouw komt bij de huisarts. Zij heeft enkele keren last gehad van pijnaanvallen in de bovenbuik met uitstraling naar de rug. Tijdens deze aanvallen was zij misselijk. Zij gaf niet over. De klachten duurden enkele uren en verdwenen spontaan. Bij lichamelijk onderzoek ziet hij een niet zieke, matig adipeuze patiënte. De buik is geheel soepel met normale peristaltiek en niet drukpijnlijk. 32
Welk onderzoek is als eerste aangewezen? a. ERCP b. CT abdomen c.
ECHO bovenbuik
d. MRCP Vervolg casus 6 Patiënte vertelt dat bij haar moeder ooit galstenen zijn gezien, maar dat die nooit verwijderd zijn. De huisarts vertelt de patiënte wat meer over het percentage patiënten met galstenen dat geen klachten heeft? 33
Welk percentage van de patiënten met galstenen heeft geen last van de galstenen? a. 20% b. 40% c.
60%
d. 80%
herCAT Spijsvertering en stofwisseling / afname 2 januari 2015
Pagina 10 van 18
Vervolg casus 6 De patiënte heeft inderdaad galstenen bij aanvullend onderzoek. Zij wil graag van haar klachten af. De huisarts verwijst patiënte naar de chirurg voor een cholecystectomie. Een week later wordt de huisarts gebeld door de dochter van patiënte dat haar moeder al uren hevige pijn in de bovenbuik heeft die niet afnemen. Paracetamol en NSAID die zij thuis had gaven nauwelijks verlichting van haar klachten. De huisarts treft inderdaad een patiënte aan die erg vele pijn aangeeft. Diclofenac per injectie helpt niet en u stuurt haar in. Bij aanvullend onderzoek op de SEH wordt een hydrops van de galblaas gezien. 34
Wat is nu de meest waarschijnlijke diagnose? a. Ongecompliceerd galsteen lijden b. Choledocholithiasis c.
Geïmpacteerde steen in galblaas hals
d. Galblaascarcinoom Vervolg casus 6 Alvorens te opereren wordt een MRCP gemaakt. Hieronder ziet U een afbeelding van een MRCP.
35
Met welke letter op de MRCP wordt de ductus pancreaticus aangeduid? a. A b. B c.
C
d. D herCAT Spijsvertering en stofwisseling / afname 2 januari 2015
Pagina 11 van 18
Vervolg casus 6 De volgende dag wordt een laparoscopische cholecystectomie verricht. Patiënte wordt na twee dagen ontslagen. Thuis knapt zij niet op. Zij houdt pijn in de bovenbuik en haar oogwit wordt langzaam geel. In overleg met de chirurg stuurt u haar opnieuw in. 36
Wat is nu de waarschijnlijkheidsdiagnose? a. Cholangitis b. Galsteen in ductus choledochus c.
Klatskin tumor
d. Conjugatiestoornis door anesthesie medicatie Vervolg casus 6 Stel dat de dienstdoende chirurg bij deze patiënte op het moment dat zij op de SEH komt (vraag 31) bij lichamelijk onderzoek duidelijke drukpijn in de rechter bovenbuik vindt. Bij aanvullend laboratoriumonderzoek is er een leukocytose van 15 en een CRP van 45. Haar temp is 38,5° Celsius. Hij stelt de diagnose cholecystitis. 37
Wat is de beste behandeling op dat moment? a. Acute (laparoscopische) cholecystectomie b. Behandelen met antibiotica en (laparoscopische) cholecystectomie na 6 weken c.
Acute ERCP gevolgd door (laparoscopische) cholecystectomie
d. Acute Percutane drainage van de galblaas gevolgd door (laparoscopische) cholecystectomie binnen enkele dagen Vervolg casus 6 Bij cholecystectomie ziet de chirurg een aantal structuren.
38
Welke structuur is met de pijl aangeduid? a. Ductus choledochus b. Ductus pancreaticus c.
Ductus cysticus
d. Ductus hepaticus communis Einde casus 6 herCAT Spijsvertering en stofwisseling / afname 2 januari 2015
Pagina 12 van 18
39
Een patiënt van 62 jaar oud consulteert u i.v.m. klachten bestaande uit pijn in de bovenbuik, uitstralend naar de rug en gele sclerae. Deze klachten passen het meest bij de diagnose a. cholecystolithiasis b. cholecystitis c.
acute pancreatitis
d. pancreasstaartcarcinoom 40
Stel U denkt aan een pancreatitis als diagnose. Welke twee oorzaken zijn meest voorkomende oorzaken van pancreatitis? a. galstenen, alcohol b. alcohol, medicamenteus c.
galstenen, post ERCP
d. alcohol, post ERCP Casus 7, behorende bij vraag 41 t/m 44 Een 80-jarige man is net thuis van een 2-weekse cruise in het Middellandse zeegebied en wordt ziek met braken en diarree. De huisarts denkt aan een virusinfectie. In verband met dreigende dehydratie wordt hij op de afdeling interne geneeskunde opgenomen in het ziekenhuis. De arts-assistent ziet een vermagerde zieke man met een tachycardie van 100/min, een bloeddruk van 95/70 mmHg. Hij had voor deze ziekteperiode 1-2 daags normaal gevormde ontlasting bij een matige intake. Hij is niet incontinent. Hij is bekend met DM type 2, nierfunctiestoornissen en een 2-tal recente cardiale stents waarvoor hij Ascal en Plavix slikt. Er is bij zijn stentplaatsing een tumor met pathologische lymfeklieren in de linkerlong gezien, echter gezien co-morbiditeit is in overleg met patiënt en familie hier geen verdere diagnostiek naar gedaan. 41
Welke maatregelen zijn nodig op de afdeling? a. Normale voorzorgsmaatregelen b. Aerogene isolatie c.
Strikte isolatie
d. Contactisolatie Vervolg casus 7 De arts-assistent laat een feces analyse doen om de oorzaak verder uit te zoeken. 42
Wat is op basis van anamnese en lichamelijk onderzoek de meest waarschijnlijke bevinding bij fecesanalyse? a. Hoog natrium b. Verhoogd vetgehalte c.
Een totaal fecesvolume van minder dan 200 cc
d. Verhoogd gehalte galzure zouten
herCAT Spijsvertering en stofwisseling / afname 2 januari 2015
Pagina 13 van 18
Vervolg casus 7 In het ziekenhuis klaagt hij over een pijnlijke anus door de diarree. De arts-assistent ziet bij de ochtendvisite een rode zwelling bij de anus. Deze is pijnlijk bij palpatie. U ziet bij inspectie van de anus slijmvlies met circulaire plooien. Het slijmvlies is reponibel, echter bij persen komt het eenvoudig weer terug. 43
Wat is de waarschijnlijke diagnose? a. Prolaberende hemorroïden b. Mucosale prolaps c.
Rectale prolaps
d. Rectocele Vervolg casus 7 De chirurg wordt in consult gevraagd. Op dat moment is er helaas niets meer te zien. 44
Stel dat de chirurg bij herhaald onderzoek de diagnose prolaberende hemorroïden stelt. Wat is dan de aangewezen behandeling bij deze man? a. Rectopexie b. Altemeier procedure c.
Rubberbandligatie
d. Mucosale resectie Einde casus 7 Casus 8, behorende bij vraag 45 t/m 49 Een 45-jarige Turkse patiënte heeft 4 weken na haar vakantie in Turkije koorts en buikpijn. Zij komt bij de huisarts. Bij lichamelijk onderzoek is vooral de bovenbuik rechts pijnlijk. De huisarts laat een bloedbeeld bepalen en daarbij vallen een verlaagd hemoglobine gehalte, leukocytose en verhoogde bezinking op. U denkt aan een opgelopen infectie. 45
Wat is de meest waarschijnlijke verwekker? a. Entamoeba histolytica b. Entamoeba dispar c.
Dientamoeba fragilis
d. Giardia lamblia Vervolg casus 8 Naast het bloedonderzoek vraagt de huisarts ook een fecesonderzoek aan. Nadat deze de uitslag van het onderzoek gekregen heeft volgt behandeling. Echter twee weken later meldt zij zich opnieuw, nu met zwarte ontlasting en persisterende bovenbuikklachten. 46
Welk aanvullend onderzoek heeft nu de voorkeur? a. Bepaling serum ijzergehalte b. Bepaling serum ferritinegehalte c.
Feces Occult Blood Test (FOBT)
d. Gastro-duodenoscopie
herCAT Spijsvertering en stofwisseling / afname 2 januari 2015
Pagina 14 van 18
Vervolg casus 8 Stel dat het nu een 35-jarige man betreft. Hij is niet recent in het buitenland geweest. Hij heeft sinds 2 weken heftige pijn klachten in de bovenbuik. De huisarts kent hem als een alleenstaande, slecht voor zichzelf zorgende man. De huisarts stuurt hem naar de MDL arts voor een gastroscopie. De endoscopist beschrijft een atrofisch maagslijmvlies met een vlekkig aspect van de mucosa in het antrum. In de bulbus van het duodenum wordt een ulcus gezien van 2 cm in doorsnede met een egaal witgeel beslag (Forrest classificatie III). 47
Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak voor het ulcus? a. Maligniteit b. Stress ulcus c.
48
Helicobacter pylori infectie
De MDL arts komt er bij nadere anamnese achter dat patiënt de laatste weken NSAIDs heeft gebruikt voor de pijn. Welke therapie voor het ulcus heeft dan de voorkeur? a. Protonpomp remmers, bijvoorbeeld omeprazol b. Prostaglandine analoga, bijvoorbeeld Misoprostol c.
H2 receptor blokkers, bijvoorbeeld ranitidine
d. Antacida, bijvoorbeeld Magnesium hydroxide Vervolg casus 8 De volgende dag meldt de patiënt zich met hevig bloed braken op de SEH. Een spoed gastroduodenoscopie laat veel bloed in de maag en duodenum zien. In overleg met de chirurg wordt besloten de radioloog te vragen of dit gecoiled kan worden. De radioloog besluit de a. pancreatico-duodenalis te coilen. 49
Bron: Feneis, Geïllustreerd anatomisch zakwoordenboek, Bohn, Scheltema & Holkema, 1983.
Met welk cijfer wordt de a. pancreatico-duodenalis aangeduid? a. 1 b. 2 c.
4
d. 5 Einde casus 8 herCAT Spijsvertering en stofwisseling / afname 2 januari 2015
Pagina 15 van 18
Casus 9, behorende bij vraag 50 t/m 53 Een 62-jarige man komt bij zijn huisarts met gewichtsverlies en verminderde voedingsintake omdat het eten niet zakt. 50
Welke diagnose geeft geen passageklachten? a. Oesofaguscarcinoom b. Achalasia c.
Barrett oesophagus
d. Maagcarcinoom Vervolg casus 9 De huisarts besluit een gastroduodenoscopie te verrichten en de patiënt blijkt een plaveiselcelcarcinoom van de slokdarm te hebben. 51
Welke van de onderstaande factoren is een risicofactor voor het ontwikkelen van een plaveiselcel carcinoom van de oesofagus? a. KNO tumor in voorgeschiedenis b. Reflux c.
Overgewicht
d. Barrett-oesophagus Vervolg casus 9 Bij preoperatieve onderzoek blijkt de patiënt uiteindelijk een T3N1M0 tumor te hebben in de oesofagus ter hoogte van de carina. 52
Dit betekent dat de lesie doorgroeit tot in de a. lamina propria b. muscularis propria c.
adventitia
d. serosa Vervolg casus 9 De chirurg bespreekt met de patiënt en familie de aangewezen behandeling. 53
Welke behandeling is de aangewezen behandeling bij een T3N1M0 oesofaguscarcinoom a. Resectie na neo-adjuvante radiochemotherapie b. Resectie gevold door adjuvante chemotherapie c.
Palliatieve radiotherapie
d. Palliatieve chemotherapie Einde casus 9 54
Een T3N1M1 oesofagus tumor heeft een 5-jaars overleving van a. minder dan 5% b. 10-15 % c.
30-40 %
d. 50-80 % herCAT Spijsvertering en stofwisseling / afname 2 januari 2015
Pagina 16 van 18
55
Stelling Het plaveiselcelcarcinoom komt relatief meer voor bij mannen. Deze stelling is a. juist b. onjuist
56
Stelling De incidentie van het plaveiselcelcarcinoom neemt toe over de afgelopen 20 jaar. Deze stelling is a. juist b. onjuist
57
Het N stadium bij een oesofaguscarcinoom kan naast een PET-scan worden vastgelegd met de volgende onderzoeking: a. endo-echografie b. chromoendoscopie c.
58
conventionele, echografie
Bij de behandeling van maagklachten worden H2-receptor antagonisten gebruikt. Welke van de volgende geneesmiddelen valt hieronder? a. Ranitidine b. Omeprazol c.
Misoprostol
d. Algeldraat/magnesiumhydroxide 59
Stelling Een goed functionerende ileal pouch anale anastomose (IPAA) resulteert in een defecatie frequentie van 4-8 maal daags. Deze stelling is a. juist b. onjuist
60
Stelling Een pouch zal na een proctocolectomie wegens colitis ulcerosa niet ontsteken, immers, het zieke dikke darm deel is verwijderd. Deze stelling is a. juist b. onjuist
61
Stelling Cachexie treedt alleen op bij patiënten met kanker. Deze stelling is a. juist b. onjuist
Let op! De vragen 62 en 63 staan op het volgende blad! herCAT Spijsvertering en stofwisseling / afname 2 januari 2015
Pagina 17 van 18
62
Stelling Sarcopenie gaat altijd gepaard met gewichtsverlies. Deze stelling is a. juist b. onjuist
63
Stelling Bij de definitie van wasting is er altijd sprake van verminderde energie-inname. Deze stelling is a. juist b. onjuist
herCAT Spijsvertering en stofwisseling / afname 2 januari 2015
Pagina 18 van 18