Commissie Wonen en Leefbaarheid
Vergadering 7 september 2005
Gemeentebestuur
Nr. 09/ 2005
Dordrecht, 26 augustus 2005
De VOORZITTER roept hierbij de leden van de COMMISSIE WONEN en LEEFBAARHEID op tot de bijzondere openbare vergadering van de commissie op woensdag 7 september 2005 in de raadszaal van het Stadshuis, aanvang 20:00 uur.
De VOORZITTER,
K.J. Schellekens - van der Meijde
AGENDA: Deze bijzondere vergadering van de commissie wonen en leefbaarheid zal worden gevuld met de discussie over het voorstel om gelegenheid te bieden tot het plaatsen van windmolens op de locatie Dordtse Kil III en IV. Voor de vergadering zijn experts, mensen die een zienswijze hebben ingediend en de raadsleden uit de gemeenten 's Gravendeel en Zwijndrecht uitgenodigd. De vergadering zal worden geleid door de h eer Thijs Blom.
1. Welkom door de voorzitter van de commissie.
INFORMATIE
2. Wethouder Veldhuijzen geeft een toelichting bij het voorstel.
3. De heer dr. F. Jansen zal namens het Nationaal Kritisch Platform Windenergie zijn mening over het voorstel en windenergie geven.
4. De heer J. Warners, voorzitter van de Task Force Windenergie, zal zijn visie over windenergie en het voorstel geven.
HOORZITTING
5. De leden van de commissie wonen en leefbaarheid krijgen de gelegenhei d om de wethouder, de experts en het publiek vragen te stellen over bijvoorbeeld de presentaties of de reacties op de ingediende zienswijzen.
DEBAT
6. Alle aanwezigen gaan met elkaar in debat over de centrale vraag van de avond: Bent u het ermee eens da t de gemeente Dordrecht besluit het mogelijkheid te willen maken dat er windmolens op de locatie Dordtse Kil III en IV geplaatst gaan worden?
7. Sluiting door de voorzitter van de commissie wonen en leefbaarheid.
ACHTERGROND INFORMATIE
Ter voorbereiding op de vergadering zijn voor u de volgende stukken in de bundel opgenomen: Het raadsvoorstel Grootschalige windenergie in Dordrecht, 's Gravendeel en Zwijndrecht (SO/2005/7236). In de bundel is het raadsvoorstel voor u opgenomen. De beleidsnota met onderzoeksverslag en de nota van benatwoording ontvangt u separaat van de bundel. De brief van Gedeputeerde van der Sar, met een reactie op de beleidsnota. Alles in de wind. Vragen en antwoorden over windenergie. De brief van het IPO aan Prof. dr. Lukkes met daarin een reactie namens de provincies op zijn stuk 'Windenergie; een portret in 20 vragen'. Waar staat wind? Een artikel van Prof. dr. ir. Van Kuik, uit het blad Openbaar Bestuur van juni/juli 2005.
Bezoekers en belangstellenden van de commissie Wonen en Leefbaarheid worden erop gewezen dat in de binnenstad tot 22.00 uur betaald parkeren geldt. Ter inzage gelegde stukken kunnen dagelijks tijdens kantooruren worden ingezien op de Raadsgriffie, gebouw Hellingen, ingang Spui weg 3-7
2
RAADSVOORSTEL GROOTSCHALIGE WINDENERGIE IN DORDRECHT, 's GRAVENDEEL EN ZWIJDRECHT
Gemeentebestuur
Dordrecht
Aan de Gemeenteraad
Nr.
SO/2005/7236
Datum 23 augustus 2005
Onderwerp
grootschalige windenergie in Dordrecht, 's-Gravendeel en Zwijndrecht
Op 17 mei jl. hebt u ter informatie de concept Beleidsnota en Onderzoeksverslag Grootschalige windenergie in Dordrecht, 's-Gravendeel en Zwijndrecht ontvangen. De nota heeft de inspraak doorlopen. Bijgevoegd ontvangt u de Nota van beantwoording. In de Nota van beantwoording zijn in "vette" tekst de wijzigingen in Beleidsnota en Onderzoeksverslag opgenomen. De gewijzigde Beleidsnota en Onderzoeksverslag Grootschalige windenergie in Dordrecht, 's-Gravendeel en Zwijndrecht ontvangt u hierbij eveneens. Evenals de Beleidsnota en Onderzoeksverslag is ook de Nota van beantwoording opgesteld in opdracht van de colleges van de gemeenten Dordrecht, 's-Gravendeel en Zwijndrecht gezamenlijk. Wij stellen u voor: 1. kennis te nemen van de Nota van beantwoording; 2. de Beleidsnota en Onderzoeksverslag Grootschalige windenergie in Dordrecht, 's-Gravendeel en Zwijndrecht vast te stellen.
Het college van Burgemeester en Wethouders van Dordrecht de secretaris de burgemeester
R.J.G. Bandell
- ontwerp besluit -
Gemeentebestuur
Dordrecht RAADSGRiFFiE DOHDR&CHT^
DIV team 2
BESLUIT
Nr. SO/2005/7124
Het COLLEGE van BURGEMEESTER en WETHOUDERS van de gemeente DORDRECHT; gezien het voorstel d.d. 16 augustus 2005 inzake grootschalige windenergie in Dordrecht, 's-Gravendeel en Zwijndrecht - Nota van beantwoording;
BESLUIT:
1
in te stemmen met het collegestandpunt zoals verwoord in de Nota van beantwoording Grootschalige Windenergie in Dordrecht, 's-Gravendeel en Zwijndrecht;
2
in te stemmen met de in de Nota van beantwoording voorgestelde wijzigingen in Beleidsnota
3. de raad voor te stellen: a. kennis te nemen van de Nota van beantwoording; b de Beleidsnota en Onderzoeksverslag Grootschalige windenergie in Dordrecht, 'sGravendeel en Zwijndrecht vast te stellen, met inachtneming van de m de Nota van beantwoording voorgestelde tekstwijzigingen. Opmerking: De meerderheid van het college stemt met de nota in; wethouder Van der Zwaan en wethouder Van den Oever kunnen zich niet in de nota vinden.
W Aldus besloten in de vergadering van 23 augustus 2005. ' de secretaris V\
de burgemeester
R.J.G. Bandell
Gemeentebestuur
-.-^
j
T
.
Dordrecht
Ontwerp besluit
De RAAD van de gemeente Dordrecht; gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 23 augustus 2005, nr. SO/2005/7236; gelet op de Nota Klimaatbeleid 2004-2007, vastgesteld door de raad op 11 mei 2004;
besluit:
1. de Nota van beantwoording Grootschalige windenergie in Dordrecht, 's-Gravendeel en Zwijndrecht voor kennisgeving aan te nemen; _2—de-Beleidsnota en Oj^derzoeksversJag Grootschalige^windenergieJn. Dordrecht,JsrGravendeel en Zwijndrecht vast te stellen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 4 oktober 2005. De griffier,
De voorzitter,
J.G.A. Paans
R.J.G. Bandell
LID GEDEPUTEERDE STATEN LE. van der Sar
pr
ZumHoLLAND Gemeente Dordrecht Wethouder drs. G. Veldhuijzen Postbus 8 3300 AA DORDRECHT
PZH
Zuid-HoHandplein i Postbus 90602 2 509 LP Den Haag TELEFOON 070-441 6611
FAX 070-441 7815 WEBSITE www.zuid-holland.nl
ONS KENMERK
UW KENMERK
BIJLAGEN
DATUM
23 augustus 2005 ONDERWERP Windenergie Dordrecht
Geacht heer Veldhuijzen, Hartelijk dank voor de beleidsnota "Grootschalige windenergie in Dordrecht, 'sGravendeel en Zwijndrecht" die u ons op 23 mei j.l. toestuurde. U schrijft in uw nota dat de locatie "Dordtse Kil III en IV" in Dordrecht als enige concrete locatie is overgebleven om windenergie te realiseren, en u wilt met deze locatie verder aan de slag. Ik ben hierover verheugd, maar constateer tevens dat hiermee slechts één van de 4 locaties (waarvan 3 'gewenst') uit de Nota Wervel is overgebleven. In het licht van de windambities voor geheel Zuid-Holland acht ik een hogere bijdrage vanuit de regio wenselijk en ook mogelijk. Ik verzoek u daarom, mede namens gedeputeerde Van Heijningen (energie en milieu), naast realisering van de locatie "Dordtse Kil III en IV", alsnog te zoeken naar aanvullende plaatsingsmogelijkheden voor windturbines in de regio. De provincie denkt hier graag in mee.
Met vriendelijke groet, Tram 9 en hns fig pn SS stnpppn bij het provinciehuis. Vanaf station Den Haag CS is het tien minuten lopen. De parkeerruimte voor auto" s is beperkt.
L.E. van der Sar Lid Gedeputeerde Staten
BIJLAGE 2.
Alles in dewind Vragen en antwoorden over windenergie
ï&"'; ^MgrT:-.-
-;%-,
^&^y^^^^ ;k ^SK^TV? ^iSl-4*-:-'!! Jos Beurskens Gijs van Kuik
Tweede, herziene druk oktober 2004
Titel: Alles in de wind, Vragen en antwoorden over windenergie Auteurs: Jos Beurskens (ECN) Gijs van Kuik (TU Delft) Met bijdragen van: Gustave Gorten Hage de Vries Chris Westra (allen ECN) Cor de Graaf (Windunie) Mr. J.H.M. Berenschot Mr. K. Paardekooper (beiden CMS Derks Star Busmann, kantoor Arnhem) Tekstbewerking: Diederik van der Hoeven Foto's: Jos Beurskens Chris Westra Druk en ontwerp: Drukkerij Cortjens, Maastricht Uitgave: Daedalus, Maastricht © ECN, Petten, 2004 NUR 961 ISBN 90-71580-02-4
Waarom.'windenergie?. Waarom windenergie? Met windenergie reduceren we uitstoot van kooldioxide Windenergie is duurzaam Grote beleidsplannen met windenergie Windenergie in het elektriciteitsnet Niet vanzelfsprekend Afstemming van vraag en aanbod Wind in het net :
9 9 9 11
Kosten'en opbrengsten Kosten van windenergie Opbrengsten van windenergie Overheidssteun De balans voor de exploitant van windenergie Planschade
13; 13
Leefbaarheid, veiligheid, landschap Landschap Repo wering Geluid Veiligheid Vogels en vissen Schaduw
19 19 20 20 20 22 24
Tien kritische vragen eri antwoorden over windenergie Begrippen en eenheden Trefwoorden Noten
14:
15 16 17
25
29 31 32
Waarom Waarom -vi r,di>n*.-.rg;e? Windenergie is duurzaam. Dat betekent onder meer dat windenergie het leefmilieu ontziet, de voorraden fossiele brandstoffen spaart, en ons minder afhankelijk maakt van de oliepolitiek. Dit zijn de argumenten om toepassing van windenergie te stimuleren. We geven in dit boekje kwantitatief aan hoe duurzaam windenergie in de praktijk is, en in welke mate deze belangrijk is bij de reductie van CC^-
lee wordt nagestreefd.
Waren er vroeger alleen actiegroepen vóór plaatsing van windturbines, nu zijn er ook actiegroepen tégen die plaatsing. We geven ook aan wat de argumenten van deze actiegroepen zijn. Het is tijd voor nuance, schreven we al in de eerste uitgave van dit boekje. Die noodzaak is er nog steeds, en die nuance streven we met deze uitgave opnieuw na. Mei v-indrmrrü,!.;1: reduceren we uitstoot van kooldioxide Hoe ernstig het probleem van de klimaatverandering door het zogenoemde versterkte broeikaseffect is, dat is onderwerp geworden van een heftige controverse. Aan de éne kant raken steeds meer wetenschappers ervan overtuigd dat er een direct verband ligt tussen de uitstoot van broeikasgassen als gevolg van menselijk handelen en de snellr klimaatverandering die we nu kunnen waarnemen; aan de andere kant groeit het verzet naarmate duidelijk wordt hoe ingrijpend maatregelen tegen klimaatverandering kunnen
Wij kunnen geen oordeel vellen over de wetenschappelijke basis van de stelling dat de uitworp van CC>2 omlaag moet; we nemen op gezag van wetenschappers die dit verschijnsel intensief onderzoeken, aan dat dit zo is1. Volgens de heersende wetenschappelijke opinie is de stijging van de gemiddelde temperatuur op aarde in de laatste vijftig jaar voor het grootste deel het gevolg van menselijke activiteiten. Verwacht wordt dat in
de 21e eeuw de gemiddelde temperatuur op aarde verder omhoog zal gaan met 1.4 tot 5,8 °C. Dit zaltot gevolg hebben dat de zeespiegel stijgt; schattingen over die stijging lopen uiteen van 9 tot 88 centimeter in deze eeuw. Om het tij te keren is de internationale gemeenschap tot afspraken gekomen om de uitstoot van CC>2 te beperken (het Kyoto Protocol); De Nederlandse overheid volgt drie sporen om dit doel te bereiken: energiebesparing, toepassing van schonere verbrandingsprocessen en het vervangen van fossiele brandstoffen door duurzame bronnen. Toepassing van windenergie is één van de instrumenten om de doelstellingen te behalen. Dit is onlangs nog eens bevestigd door minister Brinkhorst op een op zijn initiatief belegde workshop over windenergie2. Het is duidelijk dat een windturbine geen CC>2 voortbrengt tijdens de elektriciteitsproductie. Wereldwijd geldt windenergie als een effectieve CO^-vervanger3. Maar een windturbine moet worden gefabriceerd. Dat kost energie en bij de opwekking van die energie komt wel CC>2 vrij. Deze hoeveelheid energie kan worden vergeleken met de energie die door de windturbine tijdens zijn levensduur wordt opgewekt (de zogenaamde energiebalans). Volgens een analyse in opdracht van Deense windturbinefabrikanten wordt die energie in drie tot zes maanden door de windturbine 'terugverdiend', afhankelijk:van het turbinetype en het windklimaat ter plaatse". Op een levensduur van 20 jaar produceert een windturbine dus 40 tot 80 keer zoveel energie als nodig is om er een te produceren. Omgerekend bedraagt de COj-emissie per miljoen opgewekte kWh aan elektriciteit bij windenergie 7 ton, bij gasgestookte elektriciteitscentrales 484 ton, en bij kolencentrales 1000 ton5 .
Windenergie is duurzaam Duurzaamheid betekent voorzien in de behoeften van de huidige samenleving zonder de mogelijkheden voor toekomstige generaties te beperken6. Of windenergie duurzaam is, kunnen we - behalve aan de bijdrage aan klimaatverandering - toetsen aan drie punten: water- en luchtverontreiniging, hergebruik van materialen, en uitputting van fossiele brandstoffen. i Het is duidelijk dat bij de productie van elektriciteit door windturbines geen water- en luchtverontreiniging optreedt. De vervuiling bij de productie van windturbines is naar verhouding klein, net als het energiegebruik dat we in de vorige paragraaf hebben behandeld. Uit het oogpunt van recycling scoren windturbines heel goed. Bijna alle onderdelen van de windturbine kunnen worden gerecycled. Een uitzondering wordt
gevormd door de rotorbladen, meestal gemaakt uit glasvezels. Die worden momenteel slechts voor laagwaardige toepassingen gebruikt, bijvoorbeeld als grondstof voor verkeerspalën ('Amsterdammertjes') of als hulpstof in beton. Er wordt gewerkt aan meer hoogwaardige vormen van hergebruik, en naast het gebruik van synthetische harsen ook aan natuurlijke vezels, zoals hout. Wanneer een windpark na zijn levensduur wordt ontmanteld, kan het landschap (ook de Noordzee) weer volledig in oude staat worden teruggebracht. ; Wat betreft de uitputting van fossiele brandstoffen: er bestaat discussie over de waarde van het voorkómen van zo'n uitputting. In het recente verleden nam de bewezen voorraad fossiele brandstoffen toe omdat er meer nieuwe voorraden werden ontdekt dan wat er werd verbruikt; nu Ijjkt de situatie voor olie en gas veranderd te zijn. Reeds enkele jaren is het jaarlijkse verbruik van olie groter dan de nieuwe vondsten. Daar komt nog bij dat het winnen van dié nieuwe vondsten steeds duurder wordt. Deskundigen schatten dat de top van goedkope olie productie tussen 5 en 1-0 jaar vanaf nu bereikt zal worden7. Het feit dat we nog maar enkele tientallen jaren door kunnen gaan met olie en gas, is een extra reden om de duurzame bronnen, met windenergie en biomassa als belangrijkste componenten voor Nederland, snel te ontwikkelen. Er zijn grote nadelen verbonden aan de afhankelijkheid van geïmporteerde fossiele brandstoffen. De controle over productie en aanvoer van olie is inzet van een wereldwijde strijd, die soms zelfs uitmondt in oorlog. De Europese economie is sterk afhankelijk van geïmporteerde olie, zonder veel invloed te hebben op hoeveelheid en prijs. Er is behoefte aan lokale en duurzame energiebronnen, en er is nog voldoende olie en gas om tijd te laten voor de ontwikkeling van betaalbare duurzame energiesystemen. We staan nu nog maar aan het begin van een doorbraak; een wereldwijde omschakeling (de zogenoemde transitie) naar een duurzame energievoorziening zal nog tientallen jaren in beslag nemen. Wanneer we vanwege problemen op korte termijn afzien van de ontwikkeling van duurzame bronnen, dan loopt de toekomstige energievoorziening gevaar.
Grote beleidsplannen met windenergie Tegen deze achtergrond worden door veel geïndustrialiseerde landen grote inspanningen geleverd om duurzame energiebronnen te ontwikkelen; bovendien ook door India en in mindere mate China. Het gaat dan om alle beschikbare duurzame energiebronnen: met name zon, biomassa, waterkracht en wind. Zo verwacht Shell dat rond 2050 ongeveer éénderde van de benodigde energie wereldwijd uit duurzame bronnen komt8. Overigens wordt bij al deze plannen voor een duurzame energievoorziening niet het grootste effect verwacht van nieuwe energiebronnen zoals wind, maar van doelmatiger gebruik van energie ('energiebesparing'), waarvan het potentieel nog altijd bijzonder groot is, In dit kader staan de ambities om meer windenergie toe te passen. En de ambities zijn hoog. De Nederlandse overheid stelt zich onder meer tot doel dat in 2010 9% van de elektriciteit wordt opgewekt uit duurzame bronnen. Van die beoogde 9% bestaat misschien wel de helft, dus 4,5% van de elektriciteitsproductie, uit windenergie. De productie van duurzame energie zou daarna moeten doorgroeien. Voor 2020 is de doelstelling dat het aandeel van windenergie (inmiddels voor 80% opgewekt op zee) in de elektriciteitsproductie zal zijn gegroeid tot 15%, onder meer op voorwaarde dat de kosten van opwekking tégen die tijd aanzienlijk gedaald zijn. Daarnaast zijn er doelstellingen bij het energiegebruik als geheel, dus inclusief verkeer, industrie, ruimteverwarming etc. In 2020 moet 10% van dit totale energiegebruik door duurzame bronnen worden opgewekt. Deze ambities zijn bescheiden vergeleken met de doeleinden die de Europese Unie zich stelt. De meeste landen van de EU hebben nu al een hoger aandeel van duurzame energie-opwekking door de beschikbaarheid van waterkrachten ruimere toepassing van biomassa en windenergie. Maar toch, de cijfers liegen er niet om. In de 'oude' EU van 15 landen zal in 2010 22% van de elektriciteit uit duurzame bronnen moeten komen, en voor het energiegebruik als geheel is het streefcijfer 12%. De Commissie spoort de lidstaten voortdurend aan om deze doelstellingen te halen. Kortom, het beleid gericht op groei van de elektriciteitsproductie uit wind is stevig gefundeerd en breed gedragen.
Windenergie IN iet vanzelisprekenci Het spreekt niet vanzelf dat grote hoeveelheden elektriciteit uit windturbines kunnen worden opgenomen in het elektriciteitsnet en doorgeleid naar de klant. Soms waait het hard en kan de stroom uit grote windparken niet door het net worden opgenomen, vooral als tegelijkertijd de vraag gering is en ook als de transport capaciteit tekort schiet. Het waait ook niet altijd, en op die momenten moet er toch stroom worden geleverd. Verder kunnen we de vraag stellen: is de stroom uit windturbines wel van goede kwa'. aiïiid wnrden gegarandeerd? We kijken in dit hoofdstuk naar de manieren _ , n kunnen worden opgelost; naar de grenzen van die oplossingen -.. „_ —..jn die daarmee gemoeid zijn. In Nederland is de elektriciteitsmarkt grotendeels geliberaliseerd. Stroom wordt geleverd door verschillende bedrijven die op de markt met elkaar concurreren. Bedrijven en con1 ' t soort stroom bepalen :n (groen of grijs). r was er geen concurrentie tussen elektriciteitsbedrijven, alles werd geregeld op basis van planning. Die planning is nu grotendeels weggevallen. Er is bijvoorbeeld geen we centrales en de inzet van de goedkoopste brandstoffen; de markt zal dit moeten doen. Maar geheel zonder planning kan het elektriciteitssysteem niet. Kenmerkend voor aq naar elektriciteit op vrijwel hetzelfde moment moet momentane arstemmmg van vraag en aanooa is een van de taken van TenneT in Arnhem. We gaan kijken naar de middelen die TenneT ten dienste staan om deze afstemming tot stand te brengen.
De vraag naar elektriciteit wordt grotendeels bepaald door het dag/nacht ritme van de mens en door onze indeling van de week in vijf werkdagen en twee vrije dagen. Toch wordt al vele jaren een deel van de vraag naar elektriciteit beïnvloed. De elektriciteitsbedrijven maken afspraken met grote industrieën over regeling van hun installaties, dat wil zeggen: op momenten van te grote vraag kunnen deze worden afgeschakeld. Ook
met het inschakelen van straatverlichting kan wat worden gespeeld. Maar het grootste: deel van de stroomvraag blijft niet goed stuurbaar. Wanneer we aan de éne kant een fluctuerende, niet stuurbare vraag hebben, en aan de andere kant een eveneens fluctuerend, niet stuurbaar aanbod - dan kunnen in principe grote afwijkingen optreden^ Deze zullen moeten worden weggeregeld. De problemen in Nederland (2% elektriciteit uit wind) zijn nog klein vergeleken met de vraagstukken waarvoor men zich in Denemarken, Noord-Duitsland en Spanje geplaatst ziet. In Denemarken bijvoorbeeld wordt nu al gemiddeld 20% van het jaarlijkse elektriciteitsgebruik opgewekt met windenergie, en op wmdnjke dagen is dit wel eens meer dan 100%. Daar begint de noodzaak om netten aan te passen voelbaar te worden in bijzondere omstandigheden, zoals kortsluitingen in het transportnet. Denemarken heeft qua windenergie het grote voordeel dat het vlak bij Noorwegen en Zweden ligt. Denemarken met veel elektriciteit uit wind, Noorwegen met vrijwel alle elektriciteit uit waterkracht. Dit vormt een ideale combinatie voor een duurzame elektriciteitsvoorziening. Tussen de netten van deze landen vindt voortdurend uitwisseling van stroom plaats. Is er te veel wind, dan wordt stroom naar Noorwegen gestuurd en draaien de waterkrachtcentrales wat minder hard, of de stroom wordt verhandeld in Zweden. Is er weinig of geen wind, dan levert omgekeerd Noorwegen of Zweden aan Denemarken. Samen een duurzame en efficiënte opwekking met gegarandeerde levering. In Nederland zijn de zaken anders geregeld. Iedereen die :eléktriciteit opwekt moet tot 24 uur van tevoren aan ;een door de opwekker zelf te kiezen Programma Verantwoordelijke partij (PV) opgeven hoeveel vermogen op welk imoment zal worden geleverd. Als een leverancier niet precies levert wat afgesproken is, dan moeten door de PV partij waarschijnlijk kosten worden gemaakt omdat Tennet de onbalans van de PV's wegregelt en de kosten daarvan (bijvoorbeeld door inkoop in het buitenland) in rekening brengt. Deze zogenoemde onbalanskosten worden door de PV meestal verhaald pp de eigenaar van de centrale die de onbalans veroorzaakt. Dit is de basis van een systeem dat inmiddels enkele jaren met succes draait. Natuurlijk veroorzaakt windenergie meer onbalans dan bijvoorbeeld kolen- of gasgestookte centrales. De onbalanskosten van windenergie zijn onlangs door ECN berekend op ca. 0,6 Eurocent/kWh'.
Wind in het net l'Dë windsnelheid verandert voortdurend. Gelukkig is de met windturbines opgewekte elektriciteit minder variabel. Verder is windenergie in zekere mate voorspelbaar. Hierdoor wordt inpassing van windstroorri in het net vergemakkelijkt Moderne turbines hebben een generator- en regelsysteem dat een variabel toerental toelaat. Bij een stevige wind toert de rotor bij een windvlaag op; bij luwte toert de rotor weer af. In feite wordt de rotor als een vlieg wiel gebruikt dat voortdurend op- en aftoert. Daardoor wordt een veel constanter vermogen geleverd dan je gezien de variaties in de wind zou verwachten. Verder worden moderne turbines, bijvoorbeeld de machines die men op zee wil plaatsen, meestal zo ontworpen dat ze al bij vrij krachtige wind (rond 11 m/s of 5 Beaufort) hun maximale vermogen bereiken. Dit heeft het voordeel dat ze een groter deel van de tijd met hun maximale vermogen draaien, en dus een constanter vermogen leveren. Ook bij zeer hoge windsnelheden kunnen deze turbines nog stroom leveren zonder dat zij kapot gaan, doordat de bladen uit de normale werkpositie worden gedraaid. Tot nu toe moesten windturbines bij zeer hoge snelheden worden afgeschakeld. Dat geeft onaangename consequenties bij grote windparken, waarvan het vermogen dan in korte tijd wegvalt, te vergelijken met de plotselinge uitval van een grote conventionele centrale. Inmiddels kunnen moderne windturbines doordraaien bij storm zodat dit probleem veel kleiner is geworden. Ook om andere redenen worden windturbines soms in een groot gebied afgeschakeld, bijvoorbeeld bij kortsluiting in het net. Maar met nieuwe types turbines, die voldoen aan verscherpte eisen van de netbeheerders, zullen deze problemen voorkomen kunnen worden. De kwaliteit van de weersvoorspellingen neemt steeds toe. Ook de windsnelheid kan steeds beter worden voorspeld, en daarmee ook het vermogen dat een windenergiepark zal leveren. Windstroom wordt nog eens constanter en beter voorspelbaar naarmate we een groter grondgebied beschouwen. Reeds over het oppervlak van Nederland wordt zwakke wind op de éne plaats vaak gecompenseerd door sterkere wind elders.
Voor de realisatie van de 6000 MW windvermogen op de Noordzee zal het Nederlandse net flink uitgebreid gaan worden. Zal dit natte stuk van het net beschouwd gaan worden als projectgebonden (en dus in de prijs van een wind-kWh verrekend worden) of als integraal onderdeel van het gehele net (en dus uiteindelijk door alle gebruikers betaald worden)? Dit is nog niet duidelijk. Er is nog veel onbekend over de mogelijkheden en moeilijkheden van windenergie in het moderne elektriciteitssysteem, dat meer op een markt gaat lijken dan op een centraal gestuurd systeem. De verwachting is dat inpassing van grote hoeveelheden windenergie technisch geen probleem zal zijn, maar dat de discussie zich zal concentreren op het vraagstuk welke aanpassingen van het net noodzakelijk zijn en hoe de kosten verdeeld moeten worden10.
-<7>Ag'4 3Pid f
s
*»" X5*jWl> s •
' * '*&- ••»
Kostenen In de loop van twintig jaar zijn de investeringskosten per kW opgesteld windvermogen gedaald; voor windturbines op land bedragen deze nu tussen 900 en 1.150 Euro/kW11. i ontwikkeling, eind jaren '70, met 80% gedaald, en de verwachting is redelijk dat dit doorgaat. Uit analyse van afzetcijfers blijkt dat bij elke verdubbeling van de afzet (gemeten in MW) de prijs van de kWh met 12% is gedaald, en deze ontwikkeling gaat nog steeds door. Een deel van de kostenverlaging komt voor rekening van de groter wordende turbines. De bekende Lagerwey 18/80 turbine levert bijvoorbeeld maximaal 80 kW bij een rotordiameter van 18 meter. Dit was een Nederlands succesnummer, ontworpen in 1985. De grootste hedendaagse turbine is van de Duitse fabrikant Repower met een rotordiameter van 126 meter en een maximaal vermogen van 5 MW. De diameter is zevenmaal zo groot geworden, de potentiële energieproductie zestigmaal. Grotere turbines hebben verder relatief minder onderhoud nodig. Op zee zijn grote turbines extra in het voordeel. Een fundament in zee heeft een hoge prijs, en die is tamelijk onafhankelijk van de afmetingen van de turbine die erop wordt geplaatst. Qua kosten kan dan beter een grote turbine worden neergezet. Om al deze redenen is het begrijpelijk dat er steeds grotere windturbines op de markt verschijnen. Op land geldt dat tachtig procent van de investeringskosten naar de turbine gaat, de overige ca. twintig procent wordt besteed aan fundering, elektrische installatie, netkoppeling, consultancy, grondkosten, financieringskosten en wegenaanleg. Op zee is deze verdeling anders: dan vertegenwoordigt de turbine ongeveer 40% van de kosten. De investeringskosten vormen het grootste deel van de opwekkingskosten van windelektriciteit. De andere grote post is die voor onderhoud, waarbij inbegrepen reparaties en verzekeringen. Deze kunnen 20-25% van de kWh kosten bedragen. Bij de opbrengst van een windturbine is het van belang dat deze op een windrijke plaats staat. De energie-inhoud van de wind is evenredig met de derde macht van de windsnelheid. Bij een tweemaal zo grote windsnelheid betekent dat een achtmaal (2x2x2) zo hoge inhoud.
Op basis van deze gegevens, zonder subsidies en met een levensduur van 20 jaar, kost het opwekken van een kWh windelektriciteit in de windrijke gebieden van Nederland zo'n 4 a 5 Eurocent, In de minder met wind gezegende gebieden kunnen deze kosten wel het dubbele zijn. Met een beetje geluk kan een exploitant gebruik maken van de Wet EIA (Energie Investerings Aftrek); hiermee kan hij netto de kapitaalskosten met ongeveer 19 % verlagen. Is dat genoeg voor een rendabele exploitatie van windenergie?
;
Opbrengsten van windenergie Een exploitant verkoopt zijn elektriciteit aan een energiebedrijf. De waarde van windstroom voor dat energiebedrijf wordt in eerste instantie bepaald door de kosten van de vervanging van kolen of gas. De gemiddelde prijs van deze grijze stroom is het laatste jaar gestegen van ongeveer 2 naar 3 Eurocent/kWh. Als de windexploitant alleen hiervoor zou worden vergoed, dan zou een windturbine met de kosten van vandaag niet te exploiteren zijn. Behalve een vergoeding voor afgenomen kilowatturen geven netbeheerders ook een vergoeding voor 'gegarandeerd vermogen', dat wil zeggen: vermogen dat met zóveel zekerheid geleverd kan worden dat daarvoor geen 'back up' vermogen achter de hand moet worden gehouden. Op het eerste gezicht lijkt windvermogen geen gegarandeerd vermogen te kunnen zijn. Want de wind waait niet altijd, en dus moet er opwekcapaciteit blijven staan voor de windstille periodes. Sommigen (bijvoorbeeld actiegroepen tegen windenergie) gaan ervan uit dat windvermogen in het geheel geen conventioneel vermogen kan vervangen. Eén MW windcapaciteit erbij betekent dan nul MW conventioneel vermogen eraf. Maar dit is niet logisch. Ook een conventionele centrale kan wegvallen, net als een windpark. Ook daarvoor moet reservevermogen achter de hand worden gehouden. Bij statistische berekeningen blijkt dat windenergie toch een deel van het gegarandeerde vermogen kan vervangen, afhankelijk van het aandeel van windenergie in de gehele elektriciteitsopwekking en de voorspelbaarheid van de elektriciteitsvraag en het windvermogen. Is het windaandeel klein, dan kan windvermogen voor zo'n 25% meetellen als gegarandeerd vermogen. Wordt het windaandeel groter, zoals bij de Duitse netbeheerder EonNetz, dan kan dit percentage dalen tot 8% nu en tot 5% als het aandeel van windvermogen verder toeneemt.
Een exploitant van windenergie krijgt dus enige aanvullende inkomsten als deze een deel van het windvermogen kan en wil verkopen als gegarandeerd vermogen. Indien de exploitant in staat is om het windaanbod van te voren te voorspellen (tot 24 uur), dan stijgt de waarde van de windstroom weer een beetje. De genoemde getallen gelden voor de netten en de windturbines van nu. Als enerzijds de netten worden aangepast en anderzijds de regelmogelijkheden van windparken worden verhoogd, dan kan dit percentage weer omhoog. Zo is er nu in Denemarken een groot offshore windpark in bedrijf waarvan het geïnstalleerde vermogen (zie begrippenlijst) bewust 15% lager wordt gehouden dan mogelijk, om het vermogen naar boven bij te kunnen regelen als de netbeheerder dat wenst. : Elektriciteitsopwekking zal nooit uitsluitend van windenergie kunnen komen; er is altijd een samenspel met andere opwekkers nodig. Hoe dat samenspel het beste kan worden vorm gegeven, is onderwerp van lopend onderzoek.
Overheidssteun • Windenergie kan op het moment dus niet bestaan zonder bijdragen van de overheid. : Welke redenen heeft de overheid om wel steun te verlenen? Een belangrijke reden om subsidies te geven is dat windenergie als (vrijwel) schone energiebron bijna géén 'externe kosten' met zich meebrengt. Deze externe kosten zijn in een recent rapport van de EU berekend voor de meest gangbare vormen van elektriciteitsproductie12. De Commissie zegt daar het volgende over: "Externe kosten ontstaan wanneer de sociale of economische activiteiten van de éne groep invloed hebben op een andere groep, en wanneer die invloed niet geheel wordt verrekend of gecompenseerd."13 Een voorbeeld. Een elektriciteitscentrale produceert S02- Dit gas veroorzaakt kortademigheid bij astma-patiënten en schade aan bouwmaterialen. Maar de exploitant van de centrale betaalt niet voor de extra gezondheidszorg of het herstel van gebouwen. Hij wentelt deze'externe kosten'af op anderen. De Commissie zegt dan: je zou voor deze schade een ecotax kunnen opleggen. Maar dan zou de kWh uit kolencentrales 2 a 7 et duurder worden. Er is ook een andere manier: "schonere technologieën aanmoedigen of subsidiëren, waardoor sociale en milieukosten worden vermeden." Deze subsidies worden uitdrukkelijk toegestaan door de Europese Commissie, zo niet aangemoedigd.
In het aangehaalde rapport worden vervolgens externe kosten berekend voor diverse vormen van elektriciteitsopwekking. Windenergie komt in het algemeen als zeer goed uit de bus, omdat daardoor noch 'klassieke' vervuilende gassen als NOX en SÜ2 worden uitgeworpen, noch broeikasgassen. De Commissie waarschuwt echter dat de resultaten voor windenergie mede afhankelijk zijn van plaatselijke factoren. Voor Nederland zijn de externe kosten van een kWh uit gas berekend op 1-2 Eurocent, van een kWh uit kolen op 3-4 Eurocent. Voor Nederland zijn geen externe kosten van windenergie opgenomen in het rapport, voor andere landen lopen deze uiteen van 0,05 Eurocent/kWh in Denemarken tot 0,25 Eurocent/kWh in Griekenland. In landen met bergachtig terrein zijn de externe kosten hoger vanwege de grote inbreuk op de natuur, onder meer door het aanleggen van wegen. Nederland is vergelijkbaar met Denemarken. Het is economisch gerechtvaardigd, windenergie te steunen met het verschil tussen de externe kosten van een wind-kWh en die van de gemiddelde 'grijze' kWh. : Zoals we boven al hebben besproken, krijgt windenergie daar bovenop nog een bijdrage van de overheid, in de hoop dat deze veelbelovende technologie zich tot een volwaardige technologie zal ontwikkelen. Dit overeenkomstig de manier waarop met soortgelijke technologieën wordt omgegaan.
De balans voor de exploitant van windenergie De Nederlandse overheid beloont sinds 2003 de duurzaamheidsvoordelen van duurzame elektriciteit met een MEP (Milieukwaliteit Energie Productie) subsidie van 7,7 Eurocent/kWh voor windenergie op land en 9,7 Eurocent/kWh op zee (vanaf l januari 2005). De ontvangsten voor de exploitant van windturbines liggen daardoor tussen 10 en 11 Eurocent per kWh. Op het eerste gezicht lijkt de subsidie erg fors. Is dit niet zelfs buiten proportie? Dit blijkt bij nadere analyse niet het geval te zijn als we de volgende zaken in het oog houden. Juist om oversubsidiëring te voorkomen wordt de MEP jaarlijks berekend op basis van de 'onrendabele top', het verschil tussen de extra kosten van duurzame elektriciteit en de inkomsten uit de verkoop. Als bijvoorbeeld wordt verwacht dat de inkomsten uit stroomverkoop gaan stijgen, dan daalt de MEP. Bovendien is de MEP gedurende maximaal tien jaar van toepassing, of totdat een bepaalde hoeveelheid kilowatturen is gepro-
duceerd, namelijk overeenkomend met elektriciteitsproductie gedurende 18.000 vollasturen (zie begrippenlijst). In de windrijke delen van het land wordt dit aantal met de gangbare windturbines al na zo'n zeven jaar bereikt. Na deze periode is alleen nog maar de grijze prijs gegarandeerd. Het streven is er echter op gericht om een windturbine twintig jaar in bedrijf te houden. Wordt de economische analyse integraal uitgevoerd over de gehele levensduur, dan zal blijken dat er geen sprake meer is van een te hoge subsidie en zeker niet in de wat minder windrijke gebieden van ons land. Vanwege deze kritische balans houden exploitanten steeds goed in de gaten of de bedrijfsvoering nog kan worden verbeterd door bijvoorbeeld vroegtijdige vervanging door betere en modernere turbines (repowering) -of door het zelf vermarkten van de groenwaarde van de elektriciteit. Uiteraard moet er een gunstig exploitatieresultaat overblijven, anders zou het eigenlijke doel van de overheid, het stimuleren van een maatschappelijk gewenste duurzame energietechnologie, niet werken. Het plaatje wordt nog realistischer als we de risico's meenemen waar een investeerder mee wordt geconfronteerd bij een windenergieproject. De markt is erg onzeker, want deze is vervlochten met het stimuleringsbeleid van de overheid en dus politiek bepaald. De toekomstige positie van windenergie wordt niet in de eerste plaats bepaald door de vraag of windturbines nu kunnen opboksen tegen elektriciteit uit bestaande centrales. Windenergie is dan in het nadeel, omdat bestaande centrales voor een deel alzijn afgeschreven. Beslissend is, hoe elektriciteit uit wind het over pak weg tien jaar zal doen tegenover elektriciteit uit dan nieuw te bouwen centrales op fossiele brandstoffen, inclusief de dan vereiste gasreiniging en wellicht wel verlangde opslag van CO2- Doordat de bewezen voorraden momenteel afnemen, bestaat er een reële kans dat de prijzen van fossiele brandstoffen hoog zullen blijven. Daar staat de verwachting van dalende kostprijzen van windelektriciteit tegenover. Als windenergie de komende tien jaar doorkomt, maakt het een goede kans.
Planschade * Met planschade wordt de schadevergoedingsregeling bedoeld op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Dit artikel bepaalt - kort gezegd - dat de gemeenteraad aan belanghebbenden, die schade lijden als gevolg van een planologische wijziging, een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding kan toekennen. Het moet derhalve gaan om een planologische wijziging (bijvoorbeeld een nieuw bestemmingsplan of een vrijstelling op grond van artikel 19 WRO), als gevolg waarvan een belanghebbende geconfronteerd wordt met bijvoorbeeld waardevermindering van zijn woning.
De omvang van planschade wordt niet bepaald door de feitelijke situatie, maar door een vergelijking van de planologische situatie ter plaatse, voor en na de planologische wijziging. Daarbij dient uitgegaan te worden van de maximale bouw- en gebruiksmogelijkheden ingevolge respectievelijk de 'oude' en de 'nieuwe' situatie. Toegekende planschades zijn meestal een paar procent van de waarde van een object in het economisch verkeer; slechts zelden worden planschades van meer dan 10% van die waarde toegekend" . Er zijn geen gevallen bekend waarin de Nederlandse rechter uitspraak heeft gedaan over planschade als gevolg van een planologische maatregel waarmee de plaatsing van windturbines is mogelijk gemaakt. In door deskundigen opgestelde planschaderisicoanalyses wordt doorgaans als uitgangspunt gehanteerd dat er behoudens bijzondere omstandigheden niet snel sprake zal zijn van planschade, indien windturbines zich op grotere afstand van bijvoorbeeld een woning bevinden dan de afstand, die gehanteerd wordt in het Besluit Voorzieningen en Installaties Milieubeheer (te weten vier maal de ashoogte). In dit Besluit zijn immers voorschriften opgenomen die erop gericht zijn de nadelige gevolgen van onder meer windturbines te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken15. Aan toekenning van planschade moet een planologische vergelijking ten grondslag liggen. Daarom is een WOZ-taxatie (dat is immers een taxatie van een feitelijke situatie) niet maatgevend voor het vaststellen van de omvang van planschade. Om diezelfde reden is ook de veelvuldig aangehaalde WOZ-uitspraak van het gerechtshof te Leeuwarden (Belastingkamer) d.d. 18 juli 200316 niet maatgevend; in deze uitspraak werd een waardevermindering als gevolg van de bouw van windturbines aangenomen van 30%. Dit blijkt ook uit een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak (Planschade Kinderdagverblijf Waterland). Hierin overweegt de Afdeling dat in die zaak terecht geen betekenis is toegekend aan een taxatierapport, omdat dit rapport niet gebaseerd is op een planologische vergelijking. De voorlopige conclusie op het moment van schrijven (oktober 2004) is dan ook: indien windturbines geplaatst worden op een afstand van een bepaald object van meer dan vier maal de ashoogte, dan zal er niet snel sprake zijn van planschade van enige omvang. Indien er al sprake is van planschade dan wordt deze veelal vastgesteld op 'slechts' enkele procenten van de verkeerswaarde. Een WOZ-taxatie is bij deze vaststelling niet maatgevend. * Deze paragraaf is tot stand gekomen met medewerking van mr. J.H.M. Berenschot en mr. K. Paardekooper, advocaten bij CMS Derks Star Busmann, kantoor Arnhem
Leefbaarheid, Het landschap verandert voortdurend. Steden worden groter, de Waddeneilanden verplaatsen zich, de architectuur van huizen verandert, een 'kale' wijk lijkt na dertig jaar ineens 'gezellig' doordat de bomen zijn gegroeid etc. Hoge bouwwerken als hoogspanningsmasten riepen weinig weerstand op toen ze werden gebouwd, later des te meer. Er zijn geen 'objectieve' maatstaven voor wat in het landschap past en wat niet. Wel is het een feit dat windturbines vooral de laatste tijd protesten oproepen. Veel mensen ervaren ze als storend in het landschap. Wij zullen niet het tegendeel beweren, het is een kwestie van smaak en gevoel. Wel willen we wijzen op de lessen die getrokken zijn uit vroegere fouten. Zo blijkt een willekeurige plaatsing van windturbines een 'chaotische' en daarmee storende aanblik te geven. Als het publiek zijn voorkeur mag uitspreken, kiest het voor lijnopstellingen, waarbij de lijnen eventueel gebogen mogen zijn. Zo heeft de bevolking van Kopenhagen, tevens voor de helft aandeelhouder van het park, gekozen voor een windturbinepark in de vorm van een boog direct voor de stad in zee. Een tweede regel is dat turbines van verschillende hoogte en ontwerp niet door elkaar geplaatst moeten worden, ook dit geeft een rommelige en daarmee onrustige aanblik. Verder geldt: hoe langzamer de wieken ronddraaien, des te beter. Nu is er een verband tussen turbinegrootte en omwentelingstijd: hoe groter de turbine, des te langer de omwentelingstijd. Daardoor doen grote turbines het, verrassend genoeg, visueel beter dan kleine. De grote turbines met hun langzame draaisnelheid doen 'statig' aan, de kleine eerder 'zenuwachtig'. Eenzelfde onderscheid geldt voor turbines met twee en met drie wieken. Voor het oog lijkt het van opzij bezien of de wieken van een tweebladige turbine voortdurend versnellen en vertragen (onrustig), terwijl de driebladige turbine steeds min of meer hetzelfde oogt (rustig). Bijna alle moderne grote turbines zijn driebladig. Men zou verwachten dat turbines steeds meer het landschap gaan domineren naarmate
beeld zijn. Maar op grotere afstand geldt dat niet meer. In Nederland is er vrij vaak waterdamp in de atmosfeer waardoor het zicht bijna nooit meer is dan 15 km. Op grotere afstand zijn de turbines dus bijna niet te zien.
Repowering Een deel van het nieuwe windvermogen in Europa komt tot stand door het vervangen van kleine, inmiddels verouderde, turbines door grotere turbines; dit heet 'repowering'. Hiermee neemt het vermogen aanzienlijk toe zonder dat dit tot een wezenlijke vermeerdering van de aantasting van het landschap leidt. Het effect hiervan kunnen we het beste visueel laten zien. Bij afbeelding l zien we drie manieren om 2 MW windenergie neer te zetten: acht turbines van 250 kW, of :twee van l MW, of één van 2 MW. De turbines zijn op schaal getekend. ; Bij afbeeldingen 2 en 3 zien we hét effect van repowering in het landschap. Er zijn tien turbines van het type van afbeelding 2 nodig om evenveel energie te winnen als de turbine van afbeelding 3 in zijn eentje. We zien links een Lagerwey turbine met een rotordiameter van 18 meter (en 80 kW vermogen) en rechts een Vestas met een rotordiameter van 52 meter (en 850 kW vermogen). Afbeeldingen 2 en 3 zijn gebaseerd op een echte opname. De afstand van de twee turbines tot de camera is gelijk en het perspectief is niet vertekend voor het menselijk oog.
A
Geluid Windturbines maken geluid en net als bij alles wat in Nederland geluid maakt, valt dat onder de Wet Milieubeheer. Deze schrijft voor hoeveel geluid er op gevels van woonhuizen in de omgeving van een installatie mag komen, zoweloverdag als 's nachts.
8 il*» (6tSMW)
z i s» (l.vnv)
In de beginjaren van de windenergie is er met deze regels nogal eens lichtllTSm (2MW) vaardig omgesprongen, waardoor onacceptabele situaties zijn ontstaan die later moeilijk meer konden worden hersteld. Dankzij duidelijke wetten en goede handhaving neemt het aantal klachten gestaag af. Intussen schrijdt de techniek voort. Moderne turbines met een diameter van 90 m en een vermogen van 3 MW produceren nu geluid met een 'bronsterkte' tussen 102 en 109 dB(A). Dit is een maat voor de totale hoeveelheid geproduceerd geluid. Bij deze geluidsproductie moet de afstand tussen turbine en bebouwing respectivelijk 350
en 700 m zijn, om niet boven de toegestane maximale 'geluidsdruk' van 40 dB(A) op de gevels van woonhuizen te komen. Een geluidsdruk van 40 dB(A) is te vergelijken met het geluid van een stille straat. Nu kan de geluidsproductie van een windturbine worden beperkt door het toerental te verlagen, met als consequentie echter een lagere energie-opbrengst. Daarom zal meestal worden gekozen voor een grotere afstand tot woonbebouwing. Elke verdubbeling in afstand tot de windturbine betekent dat het geluidsniveau afneemt met 6-7 dB(A). Deze afname wordt veroorzaakt door de grotere opstand en het dempende effect van lucht en bodem. Windturbines zijn overigens zo'n 50% van de tijd niet hoorbaar. Als het te zacht waait, staat de windturbine stil, en dan maakt hij uiteraard (bijna) geen geluid. Als het te hard waait, zal de turbine worden overstemd door het omgevingsgeluid: het geraas van de wind door bomen en langs gebouwen. Alleen in het tussenliggende gebied kan zich een geluidsprobleem voordoen. En dan nog: moderne windturbines maken naar verhouding erg weinig geluid, wie daar niet van overtuigd is moet maar eens zelf gaan luisteren!
Veiligheid Windturbines moeten aan strenge eisen voldoen. Deze zijn beschreven in internationale normen" en nationale voorschriften18. De veiligheidseisen hebben onder andere betrekking op de materialen: vermoeiing, inwerking van vocht, corrosie, verbindingen etc. Het doel is onder meer, de technische levensduur van twintig jaar, waarop ontworpen wordt, te garanderen.
De veiligheidssystemen zijn zodanig ontworpen dat de turbine onder alle weerscondities veilig kan draaien. Om de veiligheidssituatie te analyseren, worden voortdurend metingen gedaan: windsnelheid, windrichting, het geproduceerde vermogen, trillingen in de machine etc. Als de veiligheid niet gegarandeerd kan worden, dan wordt de turbine stilgezet. De werking van de veiligheidssystemen wordt periodiek gecontroleerd. Verder worden er eisen gesteld aan elektrisch systeem, arbeidsveiligheid, onderhoudsprocedures, installatie en transport om de veiligheid van monteurs en omwonenden te waarborgen. Ontwerp en onderhoudsprocedures worden altijd getoetst door onafhankelijke certificatie-instituten, zoals Det Norske Veritas in Denemarken of Germanischer Lloyd in Duitsland. Hoewel veel moeite wordt gedaan om windturbines veilig te maken, kunnen ongelukken nooit volledig worden uitgesloten en daarom is ook de plaats waar de turbine staat van belang. Doorgaans wordt in Nederland een risico-analyse vereist (door de betreffende gemeente) voordat toestemming tot de bouw wordt gegeven. In zo'n risico-analyse15, ontwikkeld in de vliegtuig- en kernenergie-industrie, worden kansen berekend dat mensen of gebouwen worden getroffen door bijvoorbeeld delen van de wieken wanneer een windturbine kapot gaat. Dit is uiteraard afhankelijk van de plaats van de aanwezige bebouwing, en het aantal mensen ter plaatse op het moment van het ongeval. Zo'n risico-analyse kan bijvoorbeeld tot gevolg hebben dat een windturbine iets verderop moet worden geplaatst, of ook in uitzonderlijke gevallen dat de bouw in het geheel niet doorgaat omdat de risico's te hoog blijken te zijn. Door het Ministerie van VROM zijn normen ontwikkeld voor aanvaardbare en onaanvaardbare risico's bij gevaarlijke stoffen, en deze kunnen ook op windturbines worden toegepast. Door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat zijn in samenwerking met NS richtlijnen gemaakt voor het verantwoord plaatsen van windturbines bij wegen, spoorwegen en kanalen. In Nederland en veel andere landen wordt onderzoek gedaan naar mogelijke slachtoffers door windturbines. Vanwege de beperkte ruimte in Nederland wordt er steeds meer naar gestreefd, windturbines te combineren met andere infrastructuur, zoals bedrijventerreinen. Bij de inrichting van zulke terreinen wordt daarmee soms al van tevoren rekening gehouden.
Vogels en vissen Het is bekend dat windturbines slachtoffers maken onder de vogelstand van Nederland. Het aantal te verwachten slachtoffers bij 1.000 MW windvermogen wordt geschat op
21.000 per jaar20. Dat lijkt veel, maar het is gering ten opzichte van het aantal vogels dat doodgeschoten wordt bij de jacht (1,5 miljoen per jaar), of omkomt door hoogspanningsleidingen (l miljoen) of het verkeer (2 miljoen). Bij windturbines vallen de meeste slachtoffers 's nachts, tijdens schemering of bij slecht weer. De effecten op rust en foerageergedrag zijn met radar bestudeerd. Het blijkt dat vogels hun rust- en foerageergebieden goed genoeg kennen, zodat zij windturbines vermijden. Bij goed zicht vliegen vogels tussen de turbines van een windpark door, terwijl ze bij slecht zicht om het hele park heen gaan. Voor vogels in broedgebieden blijkt plaatsing van windturbines weinig gevolgen te hebben21. Uit de eerste resultaten van onderzoek, uitgevoerd door erkende natuuronderzoekinstellingen/zowel op land als op zee, blijken de effecten van windturbines op vogels mee te vallen. Dat wil niet zeggen dat er geen enkel probleem zou zijn. Om risico's te vermijden moeten turbines niet worden geplaatst in vogeltrekgebieden en in belangrijke ibroed- en voedselgebieden. In gebieden waar risico's niet bekend zijn, kan het nodig zijn extra waarnemingen te doen om deze in kaart te brengen. De laatste tijd wordt duidelijk dat klimaatverandering een grote bedreiging voor het voortbestaan van planten- en diersoorten is22. Dit door het gezamenlijke effect van temperatuurstijging (waardoor bijv. voedsel op een ander moment in het seizoen ter beschikking komt) en het verstoren en versnipperen van leefgebieden. Eén van de doelstellingen van windenergie is nu juist, iets te doen aan deze klimaatverandering. Organisaties zoals het Wereld Natuur Fonds en Greenpeace zijn dan ook van mening dat de balans van voor- en nadelen van windenergie voor het milieu en natuur duidelijk in het voordeel van windenergie uitvalt, mits er van tevoren een aantal regels in acht wordt genomen. Hier mogen ook wel de positieve effecten op de visstand worden genoemd die worden verwacht van windturbines op zee. Zoals bekend is overbevissing een ernstig probleem. Door goede opsporingstechnieken en efficiënte vangstmethoden wordt de visstand bij vele soorten bedreigd, vooral bij populaire vissen als haring, kabeljauw en schol. Bij windparken op zee wordt de vaart, en dus ook de visvangst, in en rond het park verboden. Zeebiologen verwachten dat zulke gebieden zich zullen ontwikkelen tot kraamkamers van diverse vissoorten, met een gunstig effect op de visstand als geheel. Bij Horns Rev, het eerste windpark in de Noordzee, wordt onderzoek naar deze effecten gedaan.
Door de eerste voorlopige resultaten wordt dit beeld bevestigd: er zijn twee nieuwe vissoorten in het gebied aangetroffen.23
Schaduw Draaiende bladen van een windturbine kunnen een wisselende schaduw of reflectie veroorzaken; onder bepaalde omstandigheden kan dit als een hinderlijke flikkering worden ervaren. Dit geldt vooral als de schaduw bijvoorbeeld valt op een raam waarachter iemand zit te lezen of studeren. Door onderzoek is gebleken dat dit in het bijzonder hinderlijk is bij flikkeringen met een snelheid van 2,5 tot 14 maal per seconde. Deze schaduwhinder kan op een aantal manieren worden beperkt. Ten eerste door de windturbine verder weg te plaatsen. Is dat niet mogelijk of niet wenselijk, dan kan de turbine worden stilgezet op momenten waarop deze hinder zou veroorzaken. Dit kan bijvoorbeeld met een knop bij buren die worden gehinderd; wordt de knop ingedrukt, dan wordt de turbine een kwartier stilgezet. Maar het kan ook geheel automatisch. Door een sensor wordt gemeten of de zon schijnt, en door een computer wordt berekend hoe lang de slagschaduw is en of deze over naburige gebouwen gaat. Op hinderlijke momenten wordt de turbine stilgezet. Het hierdoor optredende energieverlies is in de praktijk verwaarloosbaar, het gaat hooguit om een aantal dagen per jaar waarop de turbine gedurende een aantal minuten wordt uitgeschakeld. Er zijn programma's waarmee de schaduwbaan van de windturbine kan worden berekend voor een bepaalde dag of in een bepaald seizoen. Met behulp van dit soort programma's kan ook de plaatsing van de windturbine ten opzichte van een gevoelige locatie worden geoptimaliseerd. Tenslotte wordt hinder voorkomen door de wieken langzamer te laten draaien. Dit gebeurt al vanzelf bij grotere turbines. De moderne grote turbines met een diameter van 70 m of meer zijn zeer rustig; ongeveer eenmaal per seconde komt er een schaduw voorbij, wat reeds als minder hinderlijk wordt ervaren. Regelmatig wordt het bezwaar naar voren gebracht dat gewassen minder goed groeien door schaduw van windturbines. Ook zouden koeien minder melk geven. Deze effecten zijn nooit aangetoond, en het is ook niet duidelijk waardoor ze kunnen worden veroorzaakt. De tijd waarin het gewas in de schaduw van een windturbine staat is volstrekt te verwaarlozen ten opzichte van de natuurlijke duur van de schaduw door bewolking.
'1SH 1° ufnaMirpg pq s\eoz .ujrasj ou jo }uiod, uaaB sj j^ '}aza6jaau jaa>| uaa ui 3.ai.u uapjQM aaz do MN 0009 SQ 'idoissS uapJOM pfi;|B Ja ue>t '}aop|OA uaBuiiipe/vuaA ap uee }am ajBjauapmM jaauueM 113 'Buiua^aj unu. JOOA uaBuuaisaAm ap UBA papuajaiu ïau, uap}jed:ptjeuj aiBjauapuiM pq uawau uapafojd azap pq uep sjapuv "1SH sp i° ufnaMnisg ap pq eiuejp aispueujj ;sq USA 6ui|eL)J3L| do sug>| uaa6 }ee;saq ja :a;i0|suai aLiDSjöoiouqaa} Joop ua|ep ua||nz japjaA aiöjauapuiM USA uaiso>| ap ipwuai 'a^sjeeqDs puatuauao; a6a«AueA uaBp^s 0.0 uaApiq 60011 IBM uamassjiu }sujo>iaoi. ap u| ua| -|nz ua-yoispuejq aiajssoj USA ua^so>( aa 'saiej^uaouja^ jo -ua|o>( '-se6 uaMnoq ai Mnaiu jauj uajajjnDuoD ue>| ajöjauapujM jo si '^eeS LUO }ai| jee/y\ p puaAa66e|SJoop ^ai.u si 'saiej} ue>) a|6jauapui |3EJSmS&iISfi|9EliJS|iljiIi&ü£il iee^saq p;aqja>]az a^niosqe snp ',}UIM ^BJU aip ;6eeM ;am a|M, UEA luaujap uaa >|oo uaa!6o|ouq3a^ aMna;u USA öuuainuj^s pq si jg 'U!a|>| s| sue>| aia iuf!z lez pua -UOD ijoou ;ai| ^epujo uado| poop ;aiu ajBjauapuiM \ez :s\ BSBJA ap USA puojöJam aj|e;uauja|jed uaa \e ja s|v 'edojn^ joop puna^sjapuo >)jais IPJOM ua uaai6o|ouu,3ai apuaAO|aq|aaA JOOA >|p|a>)!njqa6 s; 6uua|nujiis u,oz '|e uaa||e d3W uee ojng uaopiiu 59 PUOJ iep SBM £002 u! !u8Aa6a6;m p|a6 |aaA IPJOM a|6jauapuiM UBA Buuainuj^s ap uev
jpjo,\\
iep pias joq \\> JOAO
•ua>(>)ap 6eejASi!aipui>|a|9 ap UBA o/0Qg jeef 02-ST J3A o a|6jauapuiM ue>] uapue) |aaA ui 'pue|japaM USA uojqajBjaua aujezjnnp a^s>ipj6ue|aq BU (esseujoiq) uaa do ap si a|6jauspu!A/\ 'Uia|>i ^ujBaq BuuapuBjaA a>]|a ug 'BuuapUBjaAieeujn)! a6a/v\UEA 6|pou 'SuiuaizjoOAaiBjaua auiezjnnp uaa jeeu 6u;|a>t>t!AA;uo uaa UEA u;6aq }ai| UJQ ja|q ;Be6 }3H 'pujaoua6 ,uia|>|, >)EBA aiBjauapuiM UBA ^sBuajqdo ap ;PJOAA sjapue}sua6a^ JOOQ •BujAaBujo unu, u| ua>|jedpu!M u| uajadpjiped uaBouj isapueuij uapuauoMUJO sp s|E jaauj ai suaa 6ou ip|a6 ;IQ 'uajapjBBM ;aq 4Jaa| af '}Ep uep jaauj ua 'J.UBM ;aq :uapJooM ajapus ^aw 'sj3puBe;sua;!nq pq usp 'uauoM pq }ipip ja aip uasusuj pq JS;OJB deqospuei ^au, ui >(jBdpu!/vi uaa JOOA BuuapjEEM ap s; >|aozjapuo suaB|OA i.BuiimAjaAuozuou., iep s| JBBUJ 'jeeqinojz paoB psepjapuj upz saujqjrqpuiM
• {*-'.",
3. Waarom zoveel inspanningen voor windenergie, waarom niet veel meer gedaan aan energiebesparing, dan hebben we al die windturbines niet nodig? Windenergie staat in een heel pakket van maatregelen: energiebesparing, schone verbrandingsprocessen, duurzame bronnen. Het is geen kwestie van óf óf, maar van én én. 4. Allemaal mooi en aardig, die risicoberekeningen,maar wat als straks de bliksem inslaat? Een risicoberekening laat altijd zien dat er risico is, zelfs bij de meest gewone dagelijkse bezigheden. Zo'n berekening vrijwaart dus niet voor ongelukken. Maar wel kan uit een risico-analyse blijken of hét risico 'aanvaardbaar' is, dat wil zeggen: klein in vergelijking met de risico's die mensen bereid blijken te nemen in het dagelijks leven. Er is een zekere kans op het inslaan van bliksem in een windturbine. Door passende maatregelen (constructie van de turbine, afstand tot bebouwing) wordt ervoor gezorgd dat de gevolgen daarvan aanvaardbaar zijn. Windturbines worden zo ontworpen dat ze 'veilig kunnen falen'. ; 5. Wordt-met die gigantische plannen het land niet helemaal vólgezetmet molens en derhalve onleefbaar voor mensen en vogels? De gevolgen voor vogels zijn beperkt, zoals wij in dit boek hebben betoogd. En het is onze stelling dat ook voor mensen de gevolgen beperkt zullen zijn, door weloverwogen plaatsing van windturbines, rekening houdend met de lessen uit het verleden. Met het groter worden van de windturbines en met 'repowering' is er steeds minder oppervlak nodig om de doelstelling van de overheid op land (1500 MW tegen het jaar 2010), te bereiken. Bij landschappelijk ongevoelige locaties (aansluitend bij grote infrastructurele werken en industriegebieden) is er, ook volgens de Stichting Natuur en Milieu2", voldoende ruimte om die doelstelling (en meer) te bereiken. Het is niet te verwachten dat op land het aantal turbines (nu ca. 1.500) nog sterk zal toenemen, wel de afmeting van de turbines. Vergelijk: vroeger stonden er 10.000 molens. 6. Blijkt uit de opoffering van grote hoeveelheid landschapsschoon niet duidelijk dat windenergie niet duurzaam is? De vraagstelling is tendentieus. Of door windturbines 'landschapsschoon wordt opgeofferd' is een kwestie van persoonlijk oordeel. Er zijn inderdaad mensen die de aanblik van windturbines in het landschap ondraaglijk vinden; maar er zijn ook mensen die het
een verrijking vinden. Er zijn bijvoorbeeld, zo wordt gezegd, toeristen die wegblijven als ërgens een windmolenpark wordt gebouwd. Maar daar staan andere toeristen tegenover die juist komen kijken. Bij het plannen van windparken wordt verder uitdrukkelijk rekening gehouden met beschermde landschappen.
:
7. Waarom is er nog nooit onderzoek gedaan naar de gezondheidseffecten van windmolens, met name naar de straling die zij afgeven? Om ergens onderzoek naar te doen moeten er serieuze aanwijzingen zijn dat er een probleem is. Windturbines zenden geen electro-magnetische stralen uit. 8. Krijgen we niet veel meer black-outs in onze elektriciteitsvoorziening als er veel windenergie in het net komt? Zoals we in dit boekje hebben betoogd, kan een groot aandeel windvermogen in het elektriciteitsnet soms tot problemen leiden. Daar moet van verschillende kanten iets aan worden gedaan. De windparken moeten 'netvriendelijk' worden ontworpen. Omgekeerd moeten het net en diverse regelingen zo worden aangepast dat het windvermogen goed kan worden opgenomen. Er vindt nog veel onderzoek aan deze vraagstukken plaats, maar het ziet ernaar uit dat ze opgelost kunnen worden. Ook andere ontwikkelingen zoals de komst van zonnecellen op daken van huizen maken het nodig dat er over een herontwerp van het elektriciteitsnet wordt nagedacht. 9. Gaat de opbrengst van windenergie niet direct weer verloren aan planschade? Er is voor zover bekend in Nederland nog geen rechterlijke uitspraak over planschade als gevolg van een windenergieproject. Op dit moment is de verwachting dat de rechter in het algemeen géén of slechts een geringe planschade zal toekennen wanneer de overheid zich houdt aan de voorgeschreven zonering van windturbines.
10. Moet nu ook ons laatste stukje ongerepte natuur, de Noordzee, nog aan windenergie worden opgeofferd? De Noordzee is alles behalve ongerept. We hoeven alleen maar te herinneren aan het probleem van de overbevissing. Daarnaast vinden op de Noordzee vele activiteiten plaats, zoals olie- en gaswinning, leggen van pijpleidingen, winnen van zand en lozen van afval. De zee is een prachtige bron van natuurlijke rijkdom en windenergie is daar één van. Windenergie is inderdaad weereen activiteit, maar in bovengenoemd rijtje waarschijnlijk de minst schadelijke. Verwacht wordt dat windparken bescherming zullen bieden aan de visstand, doordat visvangst in zo'n park verboden zal zijn en de constructies meer gelegenheid geven aan de vissen, zich te verbergen. Milieu-organisaties als Greenpeace en natuurbeschermingsorganisaties als Stichting De Noordzee stellen voorwaarden, maar zijn per saldo toch altijd kritisch positief.
Begrippen en eenttó^ërl Voor goed begrip van de prestaties van windturbines geven wij een korte toelichting op enkele natuurwetenschappelijke, technische en economische termen die in dit boekje zijn gebruikt. De eenheid van energie is Joule (J). Veel gebruikte veelvouden hiervan zijn megajoule (l MJ = 1.000.000 J), gigajoule (l GJ = 1.000 MJ), terajoule (l TJ = 1.000 GJ) en petajoule(l PJ = l.OOOTJ). De eenheid van vermogen is watt (W). Een generator heeft een vermogen van l W als deze per seconde één J kan opwekken. We spreken ook van een vermogen van l W bij een apparaat (bijvoorbeeld een motor, een lamp) die per seconde l J kan omzetten. Er geldt: l W = l J/s. Een generator van l kW produceert per uur (3.600 seconde) l kWh, dus l kWh = 3.600 kJ= 3,6 MJ. Het vermogen van een windturbine wordt uitgedrukt in kilowatt (kW) of megawatt (MW). l kW = 1.000 W en l MW = 1.000.000 W. Het vermogen bepaalt hoeveel elektrische energie een turbine maximaal per tijdseenheid kan leveren. Het vermogen van een windturbine wordt in de eerste plaats bepaald door het door de rotor bestreken oppervlak, want dit bepaalt de totale hoeveelheid energie waaruit door de turbine 'geoogst' kan worden. Verder is het vermogen sterk afhankelijk van het ontwerp van de bladen. Naarmate het ontwerp beter is kan een groter percentage van deze energie worden omgezet in elektriciteit; dit is het 'rendement' van de turbine. Het theoretische maximum is 59,3 %. Moderne windturbines hebben een maximaal rendement van ca. 45 %. Het geïnstalleerde vermogen is het vermogen dat de windturbine vanaf een bepaalde windsnelheid zal bereiken. Het grootste deel van de tijd zal de windturbine een lager vermogen leveren. De opbrengst van een windturbine wordt meestal uitgedrukt in kWh. Ook worden gebruikt MWh (l MWh = 1.000 kWh) en GWh (l GWh = 1.000 MWh). Naast rendement van afzonderlijke turbines spreken we bij windparken ook van een parkrendement, dat is de opbrengst van het park gedeeld door de theoretische
opbrengst van alle turbines afzonderlijk. Dit rendement is lager dan 100% doordat turbines soms in eikaars luwte staan. Bij een groot windpark is het rendement ca. 80-95%; afhankelijk van de windrichting. De capaciteitsfactor (of equivalente bedrijfstijd) van een turbine kan worden berekend door de jaarproductie (in kWh) te delen door het vermogen (in kW) en het aantal uren per jaar (8.760). De capaciteitsfactor geeft aan hoeveel procent van de tijd de turbine op vollast zou moeten draaien om de volledige jaarproductie te halen. De capaciteitsfactor is tegenwoordig ontwerpuitgangspunt. Moderne windturbines (capaciteit-factor 0,25 of meer) hebben een hogere capaciteitsfactor dan oudere types. Voor offshore parken wordt ontworpen voor een capaciteitsfactor van 0,4 of zelfs hoger. Hierdoor wordt de kabelcapaciteit beter benut. Ook wordt het aanbod gelijkmatiger waardoor de waarde van de geleverde elektriciteit toeneemt. Het aantal 'vollast-uren' van een turbine wordt berekend door het aantal uren (bijvoorbeeld in een jaar) te vermenigvuldigen met de capaciteitsfactor. Veel berekeningen gaan mank aan een correcte voorstelling van zaken bij de elektriciteitsproductie. Bij de omzetting van fossiele brandstoffen (olie, gas, steenkool) in elektriciteit gaat altijd een deel van de opgewekte energie verloren in de vorm van warmte. Het rendement van elektriciteitsproductie uit fossiele brandstoffen (het aandeel geproduceerde elektriciteit op de opgewekte energie) bedraagt in Nederland momenteel ca. 42%. Dit rendement wordt soms gebruikt om het belang van windenergie te laag, of juist te hoog, weer te geven. "Windenergie is maar xxx% van de gebruikte energie in Nederland." Bij een eerlijke weergave wordt correct omgesprongen met het rendement van elektriciteitsproductie uit fossiele brandstoffen. Bijvoorbeeld: in Nederland werd in 2003 volgens het CBS 1.302 GWh aan elektriciteit opgewekt door windturbines. Dit is 1.302 x 3,6 = 4.687 TJ of 4,7 PJ (zie boven). Hierdoor is 4,7/0,42 = 11,2 PJ aan fossiele brandstoffen uitgespaard. Het maakt nogal wat uit of je 4,7 PJ aan elektriciteitsproductie noemt, of 11,2 PJ aan hiermee vermeden fossiel brandstofverbruik. Het is dus altijd zaak erop te letten, wat met wat wordt vergeleken.
Trefwoörcfóri : ^ : = ,„~ .
biomassa 7 broeikaseffect 5 controverse 5 duurzaamheid 5,6 duurzame energie 7,8,26 elektriciteit, elektriciteitsnet 8,9,10,11,27 energiebalans 6 energiebeleid 8 energiebesparing 6,8,26 fossiele brandstoffen 5,6,7 gegarandeerd vermogen 14,15 geluidhinder 20,21 klimaatverandering • v - ; 5 kosten externe 15,16 investerings13 net12 onbalans10 onderhouds13 planschade17,18,27 landschap 7,19,20,21,25,26,27 leefmilieu 5 omvang windturbines 13,20,26 ongevallen 21,22,26 overheidssteun 5,15,25 recycling 6,7 regelbaarheid 11 repowering 17,20,26 risico-analyse 22,26 schaduw 24 schone verbranding 6,26 straling door windturbines 27 veiligheid 21,22,26 verontreiniging 6 vissen 23,24
vogels voorspelbaarheid waterkracht weersvoorspellingen windenergie op land windenergie op zee zeespiegelstijging zonne-energie
22,23,26
11 8,10 11,15 13 11,23,25
6 8
<<
,->-,J,-~'A
ï
S,, ^-~;i - ,
Nbteh
1
2
3
4
5
6
The Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) Working Group l, Climate Change 2001: The Scientific Basis, Shanghai 2001. Zie ook: National Geographic, september 2004 Background Document for the Policy Workshop: Development of offshore wind energy in Europe. Ministerie van Economische Zaken, sept/okt. 2004 GarradHassan and Econ in opdracht van de International Energy Agency: The potential of wind energy to reduce C02 emissions. Report PH3/24, October 2000 Danish Wind Turbine Manufacturers Association, The Energy Balance of Modern Wind Turbines, in: Wind Power Note 16, December 1999 San Martin, R, "Environmental Emissions from Energy Technology System: the Total Fuel Cycle", Forum on Renewable Energy and Climate change Washington, DC, June 1989 Vrij naar World Commission on Environment and Development (Commissie Brundtland),
Our Common Future, Oxford 1987 Voor een goed overzicht: zie bijvoorbeeld National Geographic Magazine, June 2004 ' Energy Needs, Choices and Possibilities, Scenarios to 2050, Shell International 2001 ' Onrendabele toppen van duurzame elektriciteitsopties, ECN rapport C-03-085, september 2003 10 Background Document for the Policy Workshop: Development of offshore wind energy in Europe. 7
Ministerie van Economische Zaken, sept/okt. 2004 European Wind Energy Association. Wind Energy, The Facts. Brussel 2004 " European Commission, Directorate-General for Research. External Costs, Research results on socioeconomic damages due to electricity and transport. EUR 20198, 2003 11
13
European Commission, External Costs, p.7 " Verwezen wordt naar de annotatie van J.W. van Zundert bij de uitspaak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 9 april 2003 (Planschade Kinderdagverblijf Waterland, nr. 200202565/1), gepubliceerd in Bouwrecht 2003, nr.ll (november) 15 Zie de Toelichting op dit Besluit, Staatsblad 2001, 487, p.31 " Kenmerk BK 74/02 17
IEC 61400-1, 2nd edition 1999, Wind Turbine Generator Systems - Part 1: Safety Requirements NVN 11400-0: Windturbines - Deel 0: Voorschriften voor typecertificatie - Technische eisen, 1999 19 ECN, Handboek Risicozonering Windturbines, Novem, Utrecht 2002 20 Informatiecentrum Duurzame Energie i.s.m. Vogelbescherming Nederland en het Instituut voor Bos 11
en Natuurbeheer van de Dienst Landbouwkundig Onderzoek, Windenergie en vogels, 1999 Bureau Waardenburg en Instituut voor Bos en Natuurbeheer van de Dienst Landbouwkundig Onderzoek, Landelijk onderzoekprogramma, 1995-98 " Extinction Risk from Climate Change, Nature, Vol. 427, Jan. 2004, 145-148 23 The Environmental Group Denmark & Elsam Engineering, Conference Offshore Windfarms and the 21
24
Environment, Horns Rev and Nysted Offshore Wind Farms, 2004 12 Provinciale Milieufederaties en Stichting Natuur en Milieu, Frisse wind. 2000
BIJLAGE 3.
LEDEN GEDEPUTEERDE STATEN /.WA van Dijk RD. vanHeijntngen
Sb/os-
ZUID
DIVTEAM 1
1 i Kiir 2005 AFDELING
' ••TjgMLifRW
FROVINCIEinnS
Zuid-Hollandplein i Postbus 50602 2509 LP Den Haag
TELEFOON 070-441.6611 FAX 070-4417315 WEBSITS
www.zuid-hOllancLnl
ONS KENMERK
UW KENMERK
BIJLAGEN l
DATUM
1 5 Ml 2005
ONDERWERP discussie windenergie
Geachte college, Het zal u niet ontgaan zijn dat er regelmatig discussies in de media plaatsvinden over nut en noodzaak van duurzame energie m het algemeen en windenergie in het bijzonder. Onlangs hebben alle provincies en bet ministerie van VROM een brief ontvangen van prof. dr. P. Lukkes, die zeer kritisch is over het nut van windenergie. De gezamelijke provincies hebben samen met het ministerie van VROM en met instemming van het ministerie van Economische Zaken besloten daar een publiek antwoord op te geven. Omdat wij menen dat dit een zinvolle bijdrage is in deze lopende discussie brengen we dit gezamenlijke antwoord van IPO én VROM hierbij graag onder uw aandacht. De opmerkingen van de heer Lukkes zijn daarbij grotendeels weergegeven in de bij de IPO brief behorende bijlage (voorde volledige tekst zie wwwjxs/|allrny~wdnqder/tekstjaffl/hikkes.htin).
Hoogachtend,
Trartgen bus Ssea 88 stoppen tij hetpiovindeliiui. Vaiüf station Den 'Haag CS is het liPTi minuten lopen. auto' J is beperkt
:Asje van Dijk
FD. (Erik) van Heijningen
Muzenstraal 61 Postbus 16107 2500 BC Den Haag telefoon (070) 8881212
Landelijk Coördinatiepunt Windenergie
fax (070) 88812 80
Prof. dr. P. Lukkes Noordersingel 88A 8917 BC LEEUWARDEN
I n t e r p r o v i n c i a a l Overleg
uw brief (i.c. e-mail) van 2 oktober 2004
uw kenmerk
ons kenmerk 30014/2005
lp
datum 14-02-2005
onderwerp Notitie 'windenergie, beslissers, besluitvormingsprocessen'
Geachte heer Lukkes, U heeft uw bovengenoemde notitie per fax aangeboden aan de provincies en aan het ministerie van VROM met het nadrukkelijke verzoek om uw standpunt bij de beleidsvorming te betrekken. Uw notitie is er één in een reeks van recente, kritische uitingen over windenergie, ook in de media. Overheden zijn gehouden om kritiek serieus te nemen en daar in het beleid rekening mee te houden, maar ook om critici waarnodig van repliek te dienen, dit om te voorkomen dat over de houdbaarheid van beleid twijfels ontstaan. Uw notitie is een goede aanleiding voor repliek. De door u aangeschreven overheden willen u die graag gezamenlijk geven. Uw kritiek op windenergie heeft immers een algemene strekking. Ter voorbereiding van deze gezamenlijke reactie is uw notitie uitvoerig besproken in verschillende gremia van de op basis van de Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie (BLOW) samenwerkende overheden, waaronder nadrukkelijk ook het ministerie van EZ. Daardoor én door de vele instanties die met deze reactie moesten instemmen, heeft de voorbereiding ervan veel tijd gevraagd. Ik vertrouw er niettemin op, dat u de gekozen aanpak op prijs stelt. Streven naar duurzame ontwikkeling Zonder het perspectief van een duurzame ontwikkeling valt het windenergiebeleid niet goed te begrijpen. Uw notitie getuigt daarvan. Dat streven naar duurzame ontwikkeling is naast voorzieningszekerheid en kostenbeheersing dé pijler van het energiebeleid. Wereldwijd groeit het besef dat de eindigheid van grondstoffenvoorraden en de milieueffecten van de tot nu toe gangbare energieproductie dwingen tot structurele veranderingen in energieconsumptie en -productie en tot ombuiging van de daarin waarneembare trends. Dat besef gaat bovendien gepaard met een toenemend gevoel van urgentie (zie bijvoorbeeld recent het MNF-rapport). De noodzakelijk trendbreuk is echter per definitie een lastige opgave. Vanuit een louter collectief bewustzijn moet weerstand worden geboden aan gedragspatronen en trends, die hun oorsprong grotendeels vinden in individueel streven en handelen. De (langetermijn) maatschappelijke noodzaak leidt niet zonder meer tot (kortetermijn) maatschappelijk draagvlak. Hier kan het duurzaamheidstreven dus zeker tegen grenzen lopen, maar dat mag geen reden zijn om het duurzaamheidstreven dan maar los te laten. Van met name de overheid, maar ook bijvoorbeeld van maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven, Inlichtingen bij : A.W.M. van der Ham Doorkiesnummer = 030-6381586 Bijlagen
:één
-2-
zéker het wereldwijd opererende bedrijfsleven, mag verwacht worden, dat zij hun handelen vanuit maatschappelijke-verantwoordelijkheid mede baseren op een langetermijnvisie. Gelukkig is dat ook inderdaad steeds meer het geval. Terug naar windenergie. Een keuze voor windenergie valt slechts te begrijpen in het perspectief van een duurzame ontwikkeling. Enkel redenerend vanuit bestaande economische verhoudingen, bestaande consumptiepatronen, bestaande milieuvoorwaarden voor energieproductie en bestaande concepten voor de inrichting van ruimte, ligt een keuze voor windenergie niet zo voor de hand. De rationaliteit van de keuze voor windenergie ligt echter niet in verleden of heden, maar in de toekomst. Een zinvol debat over windenergie gaat over de bijdrage die windenergie kan leveren aan een duurzame toekomst en over de aanvaardbaarheid van de technische, financiële en maatschappelijk inspanningen die nodig zijn om met windenergie te kunnen voorsorteren op zo'n duurzame toekomst. Mix van duurzame opties In de beleidsvorming tot nu toe is steeds op deze wijze tegen windenergie aangekeken. Windenergie heeft een hoog energetisch en milieurendement, is technisch realistisch, genereert met een aanvaardbare inzet van gemeenschapsgeld grote private investeringen, mag ondanks soms felle plaatselijke weerstand wel degelijk op een behoorlijk maatschappelijk draagvlak rekenen en heeft op basis van leereffecten voldoende perspectief om op termijn zonder overheidssteun concurrerend te worden met fossiele opties. Windenergie past daarom in het duurzaamheidstreven, maar niet als enige. Alle toonaangevende toekomstdenkers en belangrijke spelers in de energiemarkt bepleiten voor de komende decennia een mix van energiebesparings- en productieopties, enerzijds om risicovolle, eenzijdige keuzen te voorkomen, anderzijds om over een breed front ontwikkelingen te stimuleren. Binnen zo'n brede mix is windenergie in ons land één van de meest kansrijke en kosteneffectieve, duurzame productieoptie. Bij de thans geldende, landelijke taakstellingen zal windenergie in 2020 in 15 a 20% van de elektriciteitsbehoefte toinnen gaan voorzien. Kijkende naar buitenlandse ervaringen en rekening houdend met inpasbaarheid in de totale elektriciteitsvoorziening valt op termijn mogelijk zelfs te denken aan een aandeel van 20 a 30%. Voor nader informatie hierover en over vele andere aspecten van windenergie verwijs ik kortheidshalve naar de zeer lezenswaardige publicatie 'Alles in de wind' van Beurskens en Van Kuik (uitgave van ECN, 2004). Voortdurende beleidsherijking Uiteraard is daarmee het laatste woord niet gezegd. Ook de invulling van het duurzaamheidstreven verdient voortdurende kritische begeleiding. Daarin past bijvoorbeeld het besluit van de minister van Economische Zaken om een onafhankelijke, maatschappelijke kosten-batenanalyse van verschillende duurzame energieopties te laten uitvoeren. De resultaten daarvan zijn in de eerste helft van dit jaar te verwachten. Tezamen met het Energierapport 2005 zullen deze resultaten aanknopingspunten geven voor een actualisering van het beleid voor de middellange en lange termijn (l 5-20 jaar). Voor de korte termijn is er geen enkele aanleiding voor matiging van de ambities met betrekking tot windenergie. Integendeel, de feitelijke ontwikkeling van geïnstalleerd vermogen en de forse schaalvergroting in turbine-ontwerpen roepen veeleer de vraag op of met name de BLOW-taakstelling niet te bescheiden is geweest. Beoordeling landschappelijke effecten Over de genoemde maatschappelijke kosten-batenanalyse kan ik overigens al wel meedelen dat-hierbij niet wordt ingezet op het kapitaliseren van alle aspecten ('kosten' en 'baten') van de duurzame energieopties. Het CPB is mijns inziens terecht van mening dat er over de kapitalisering van een aantal indirecte effecten onvoldoende consensus bestaat. Een voorbeeld van zo'n effect is de beïnvloeding van landschap door windturbines. U heeft in uw boek Tewiewaaiweg' een poging gedaan om hiervan kosten te berekenen. Zoals u al heeft kunnen afleiden uit reacties hierop vanuit de rijksoverheid (u haalt er in uw notitie twee aan), wordt deze berekeningsmethode door de verschillende overheden niet onderschreven. Los daarvan meen ik, dat de landschappelijke effecten van windenergie vaak ten onrechte vanuit een louter conserverende benadering worden beoordeeld. Windenergie biedt ook kansen voor nieuwe landschappelijke kwaliteiten. Zoals op zovele terreinen is ook op dit terrein het landschap geen statisch gegeven.
-3-
Uw notitie in duurzaam perspectief Wanneer ik uw notitie bezie tegen de achtergrond van de voorgaande beschouwing, dan valt mij op, dat in uw benaderingswijze-de discussie over een rationele invulling van het duurzaamheidstreven slechts een bescheiden rol speelt In de door u opgeworpen vragen l en 2 gaat het nog wel over relevante aspecten van die discussie i.c. het perspectief voor de bijdrage van windenergie aan de elektriciteitsvoorziening, maar u kleineert die bijdrage door deze af te zetten tegen het totale energieverbruik, inclusief zaken als ruimteverwarming en mobiliteit/transport, met hun eigen duurzame opties. Ook vraag 13 is mijns inziens voor een zinvol duurzame-energiedebat wel relevant. Daarin gaat het immers om de vraag of windenergie in vergelijking met andere duurzame opties een rationele keuze is. Uw negatieve antwoord overtuigt echter allerminst. Uw stelling, dat dezelfde milieuwinst voor een tiende van de kosten van windenergie kan worden gerealiseerd, wordt op geen enkele wijze onderbouwd en is volkomen strijdig met de uitkomsten van het tot nu toe bekende, wetenschappelijk onderzoek. Voor het overige passen de antwoorden op de vragen in uw notitie niet bij het duurzaamheidstreven en een daarop afgestemd beoordelingskader voor windenergie, bijvoorbeeld waar u het financiële profijt van windenergie aan de orde stelt (vraag 4) of waar u kennelijk bestaande landschapsconcepten tot norm verheft voor de inpassing van windparken (vraag 7, 8 en 9). Helaas zijn uw stellingnames op sommige punten zelfs binnen het 'conventionele denken' niet te verantwoorden, bijvoorbeeld waar u in antwoord op vraag 5 kennelijk de normale, rendabele (private) investeringen meeneemt in de vaststelling van "overbodige (maatschappelijke) kosten" en waar u de risico's van de ondeelbare overheidsinvestering in de Betuwelijn op één lijn stelt met de risico's van een langdurige reeks van uiteindelijk honderden, overwegend private investeringsbesluiten over windenergie die op elk gewenst moment bijgestuurd kunnen worden. Op dit soort punten ontkom ik niet aan de indruk, dat u de kwaliteit van uw analyse ondergeschikt maakt aan uw behoefte om windenergie en de voorstanders daarvan in diskrediet te brengen. Li die indruk wordt ik gesterkt, waar u uw beschouwingen ontsiert met kwalificaties als "ziek systeem", "Bewust Liegen Over Windenergie (BLOW)", "hersenspoelen en misleiden" en "het algehele Haagse onvermogen". Hierdoor is uw notitie nog nauwelijks op te vatten als een zakelijke bijdrage aan het windenergiedebat. Slot Desondanks leek het mij goed om u zo uitvoerig van repliek te dienen. Ik verwijs daarvoor ook naar de bijlage bij deze brief, waarin meer gericht wordt ingegaan op de in uw notitie gegeven antwoorden op de door uzelf opgeworpen vragen. Op z'n minst de publieke aandacht voor uw opvattingen rechtvaardigt deze reactie. Ik roep u op om beter gebruik te maken van uw mogelijkheden als (oud-)wetenschapper om een zakelijke bijdrage te leveren aan de energiediscussie en om u daarbij rekenschap te geven van het wereldwijde belang van een verduurzaming van onze samenleving. Deze brief met bijlage zal met een begeleidend persbericht openbaar worden gemaakt. Hoogachtend, mede namens de provincies en het ministerie van VROM,
ir. M.A.E. Galon, voorzitter van de Landelijke Stuurgroep Ontwikkeling Windenergie.
Landelijk Coördinatiepunt Windenergie
Bijlage behorende bij brief 30014/2005 d.d. 14 februari 2005
I n t e r p r o v i n c i a a l Overleg
O.
Puntsgewijze reactie op 'Windenergie; portret in 20 vragen' In 'Windenergie; portret in 20 vragen', onderdeel van de notitie 'Windenergie beslissers besluitvormingsproces' (P. Lukkes, 2004) geeft de heer Lukkes antwoord op 20 door hemzelf opgeworpen, kritische vragen over windenergie. Voor een goed begrip worden hierna die vragen (vet en cursief) en antwoorden (verkleind en soms iets verkort) weergegeven, gevolgd door een vet gedrukte reactie. 1.
Is windenergie belangrijk voor onze energievoorziening? Nu en in de toekomst? NU voorziet windenergie voor ongeveer 1,5 promille in onze energiebehoefte. Stel dat die behoefte evenredig over de 24 uren van de dag is verdeeld. Iemand, die dan om 7 uur 's morgens opstaat kan dan tot ca. 7.02 uur toe met windenergie. De overige 23 uur en 58 minuten is hij aangewezen op energie uit kolen, olie, gas, kernenergie enz. STRAKS: Nederland heeft ambitieuze windenergieplannen. Op het land moet 1500 MW worden geïnstalleerd en op zee 6000 MW. Als dat er per 2020 staat dan zal windenergie voor krap 2% in onze energiebehoefte kunnen voorzien. In dat geval moeten we reeds ruim voor half acht voor de overige 23 uur en 30 minuten op andere energiebronnen overschakelen. Conclusie: windenergie is op dit moment van onbetekenend belang en zal dat ook in de toekomst blijven. In Nederland is windenergie op dit moment goed voor circa 2,2% van het totale stroomverbruik, oftewel 10% van het totale huishoudelijke stroomverbruik (zie CBSgegevens op www.cbs.nl en EnergieNed-gegevens op www.energiened.nl). Het landelijk beleid is gericht op een windenergievermogen van tenminste 7,500 MW in 2020,1.500 MW op landlocaties in 2010 en 6.000 MW op zee in 2020. Bij het voor dan verwachte elektriciteitsverbruik komt dit neer op een windenergie-aandeel van tenminste 15 a 20%. Rekening houdend met een verdere groei van windenergievermogen op landlocaties na 2010, voorts kijkende naar buitenlandse ervaringen (m.n. Denemarken en de Duitse deelstaat Sleswig-Holstein) en tenslotte rekening houdend met inpasbaarheid in de totale elektriciteitsvoorziening (m.n. het hoogspanningsnet) valt op termijn mogelijk zelfs te denken aan een aandeel van 20 a 30% (zie ook Alles in de wind, Beurskens en Van Kuik, ECN 2004). Windenergie is dan ook nu en op overzienbare termijn na biomassa de belangrijkste duurzame energiebron van Nederland en kan wel degelijk een substantieel deel van de elektriciteitsproductie gaan verzorgen. Windenergie levert overigens elektriciteit, geen (directe) warmte of bewegingsenergie zoals bij brandstofmotoren. Elke verbruikssector heeft zijn eigen duurzame alternatieven. Onderling zijn die niet onbeperkt uitwisselbaar. Het ligt dan ook weinig voor de hand om verduurzamingsopties in de elektriciteitsector (alleen) te beoordelen op hun betekenis voor de totale energiesector (waarin het aandeel van windenergie op dit moment dan trouwens 0,35% zou zijn in plaats van de hiervoor genoemde 0,15%).
2.
Geldt dit ook op wereldschaal? In versterkte mate zelfs. Op dit moment voorzien de meer dan 40 000 windturbines die op de wereld staan voor nog geen }A promille in de wereldenergiebehoefte. Die turbines zullen 2500 jaar moeten draaien om de wereld één jaar van energie te voorzien.De energiebehoefte stijgt wereldwijd met ongeveer 1,5% per jaar. Dat is meer dan 30 keer zoveel als alle turbines tezamen aan energie leveren. Stel dat windenergie de taakstelling mee zou krijgen om niet de wereldenergiebehoefte maar uitsluitend de groei ervan op te vangen. In dat geval zullen er elk jaar minstens I 000 000 turbines moeten worden gebouwd. Ook hier past de kanttekening, dat het weinig voor de hand ligt om verduurzamingsopties in de elektriciteitsector (alleen) te beoordelen op hun betekenis voor de totale energiesector. Bij een mondiale benadering van de toekomstige elektriciteitsvoorziening past bovendien de kanttekening, dat de kansen voor windenergie niet overal gelijk zijn. Vanuit de dringende noodzaak van een transitie naar een duurzame energiehuishouding moet ieder land werk maken van de voor het betreffende land meest kansrijke opties. In Nederland is windenergie zo'n optie met, zoals hiervoor aangegeven, op termijn substantiële mogelijkheden.
-2-
Terecht wordt in het antwoord op de gestelde vraag gewezen op de nog steeds aanzienlijke, mondiale groei van bet energieverbruik. Daarom vraagt ook energiebesparing veel aandacht. In de overblijvende energiebehoefte moet echter zoveel mogelijk duurzaam worden voorzienT De huidige groei van het energieverbruik is geen argument om van ontwikkeling van duurzame opwekkingssystemen af te zien. 3.
Is windenergie profitabel? NUON heeft in de krant laten zetten, dat windenergieprojecten hoogst lucratief zijn. Die projecten moeten minstens 15% rendement opleveren. Het tijdschrift "Boerderij" meldde in augustus 2003 dat de boeren per op hun grond geplaatste windturbine jaarlijks een inkomen genieten van € 70 000. Voor particuliere ondernemers is windenergie dus een winstgevende activiteit.
Voor een reactie zie vraag 4. 4.
Is windenergie profitabel omdat de opbrengsten uit verkoop van de energie hoger zijn dan de kosten? Nee, windenergie kan zonder veel subsidie niet bestaan. De winstgevendheid van windenergie komt dus niet voort uit de eigen prestaties maar is geheel subsidie-afhankelijk.
Windenergie zou op dit moment zonder subsidie inderdaad (bedrijfseconomisch) niet profitabel zijn. Het subsidie is een duwtje in de rug voor een uit duurzaamheidsoverwegingen gewenste ontwikkeling. Windenergie zal daardoor een versnelde ontwikkeling kunnen doormaken en door leereffecten en veranderingen op de energiemarkt op den duur zonder subsidie concurrerend kunnen worden. Het netto prijsverschil tussen windenergie en energie uit fossiele brandstoffen is de afgelopen jaren al kleiner geworden (zie EnergieNed-gegevens op www.energiened.nl). De subsidiëring past zich daaraan aan. De MEP-bijdrage wordt jaarlijks berekend op basis van de 'onrendabele top', het verschil tussen de meerkosten van duurzame elektriciteit en de inkomsten uit de verkoop. Overigens, bij een eerlijke vergelijking tussen windenergie en conventionele energievormen zou ook met milieukosten rekening moeten worden gehouden. Dan zou windenergie nog eerder concurrerend of zelfs in het voordeel zijn. 5. Als windenergie duur is, hoe duur is dan duur? Aan overbodige (maatschappelijke) kosten zullen wij de komende 20 jaar ongeveer 25 miljard euro kwijt zijn. Vooral op het land opgewekte windenergie is erg duur.
De kwalificatie 'overbodige' is een waardeoordeel. Dat windenergie evenals andere duurzame energieopties nog niet commercieel rendabel is, is evident. In onderstaande tabel staan de onrendabele toppen vermeld van de verschillende duurzame energieopties. Daaruit blijkt (1) dat duurzame energie op dit moment meer kost dan fossiele energie en (2) dat windenergie op land in vergelijking met de alternatieven één van de goedkoopste opties is. Op grond van verwachte leereffecten zal de onrendabele top van de verschillende duurzame energieopties de komende jaren dalen. Onrendabele top 2005 in eet/kWh 9,7 Biomassa- installaties < 50 14,5-19,7 MW 7,0 Biomassa-installaties > 50 MW 6,6-7,0 Wind op land 6,5-7,8 7,7 9,2-11,4 Wind op zee 9,7 12,9 9,7 Waterkracht Zon-PV 40-50 9,7 MEP-subsidiebedragen
2006
2007
9,7
9,7
6,6 6,5 9,7 9,7 9,7
6,6 6,5 9,7 9,7 9,7
De overheidskosten betreffen exploitatiesubsidies (MEP), investeringssubsidies (Energie Investeringsaftrek of EIA) en niet via leges en grondexploitaties verrekenbare plankosten van de decentrale overheden. Deze laatste zijn voor de betreffende overheidslichamen wellicht niet altijd marginaal, maar in vergelijking met de genoemde subsidies zijn ze dat wel. Voor de berekening van de subsidies voor windenergie op land is de BLOW-
-3-
taakstelling van 1.500 MW voor ultimo 2010 uitgangspunt. Daarvan moeten nog krap 500 MW worden gerealiseerd. Voor dit additioneel te plaatsen vermogen bedragen de jaarlijks verwachte MEP- en EIA-uitgaven gemiddeld circa € 55 miljoen. De looptijd van de MEPsubsidies is gebonden aan een maximum van 10 jaar of (nu nog) 18.000 vollasturen. Dat betekent een aanvankelijk nog iets oplopend, maar later tot uiteindelijk 2020 dalend verloop van de MEP-uitgaven. Dit brengt de totale verwachte subsidielasten voor het nog te plaatsen vermogen tot 2020 op circa € 700 miljoen nominaal oftewel circa € 500 miljoen netto contant. In vergelijking tot windenergie op land kent windenergie op zee - blijkens een in opdracht van het ministerie van EZ door ECN uitgevoerde studie - een relatief hoge onrendabele top. De ontwikkeling van 6.000 MW windenergievermogen op zee zou met de inzichten van vandaag een uitgavenpost betekenen van tussen de € 8 en 15 miljard nominaal en netto contant tussen de € 3 en de 5 miljard. Dit is veel geld, dat niet zonder meer zal worden uitgegeven. De genoemde 6.000 MW is dan ook geen doel op zich, maar moet worden gezien als een ruimteclaim. Of deze 6.000 MW ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd wordt sterk bepaald door de kostenreducties in vergelijking met fossiele brandstoffen, alsook van de vorderingen in de inpassing van windenergie in het net. Het rijksbeleid is erop gericht om op een kosteneffectieve en beheersbare wijze de ontwikkeling van duurzame energieopties waaronder windenergie - te stimuleren. Voor het toekomstperspectief op langere termijn zal de in opdracht van het ministerie van EZ uit te voeren maatschappelijke kostenbatenanalyse aangrijpingspunten bieden (zie ook de vragen 15 en 16). 6. Kunnen windturbines kolen - en gasgestookte en nucleaire centrales vervangen? Nee. Het windaanbod is vaak erg onregelmatig. Daardoor zijn we in perioden van windstilte geheel afhankelijk van fossiele brandstoffen, kernenergie, biomassa en waterkracht. Bijgevolg moet er per 1000 MW geïnstalleerd windenergievermogen ongeveer 900 MW in conventionele centrales achter de hand worden gehouden, die te allen tijde in kunnen vallen. Dit "onder stoom" houden kost veel energie, die feitelijk van de opbrengst aan windenergie moet worden afgetrokken. De hierboven vermelde in minuten uitgedrukte prestaties van windenergie geven daarom een te gunstige voorstelling van zaken.
Het beleid is er niet op gericht om uiteindelijk alleen nog elektriciteit uit windenergie te produceren. De veranderende mix van elektriciteitsbronnen, waaronder steeds meer windenergie, stelt echter wel veranderende eisen aan het netwerk en het capaciteitsmanagement. Dit laat zich niet eenvoudig in een cijfer voor standbyvermogen per elektriciteitsbron vangen. Op dit moment is er reeds standbyvermogen aanwezig om variaties in de vraag en bijvoorbeeld het uitvallen van conventionele centrales op te vangen. Deze capaciteit kan deels ook worden benut om de variaties in het windaanbod op te vangen. Het benodigd standbyvermogen bij een groeiend windenergievermogen is niet alleen onderwerp van onderzoek, maar moet ook worden bezien in het licht van leveringszekerheid van elektriciteit op de lange termijn. Het systeem van programmaverantwoordelijkheid bevat prikkels om de kosten van onbalans en daarmee de oorzaak daarvan zoveel mogelijk te beperken. Daarbij kunnen ook verbeterde voorspellingstechnieken, uitbreiding van de interconnectiecapaciteit (NorNed en BritNed) en het ruimtelijk spreiden van windvermogen een rol spelen. De prijsvorming op de markt voor onbalans zal medebepalend zijn voor de mate waarin windenergie op termijn aantrekkelijk wordt/blijft. In de eerder genoemde, maatschappelijke kosten/batenanalyse wordt overigens ook aan dit punt aandacht gegeven. 7.
Welke tijn de vestigingsplaatseisen van windturbines? Turbines zijn afhankelijk van het windaanbod. Dat is het grootst in het open veld en op grote hoogte. Vandaar dat wordt gestreefd naar zo hoog mogelijke turbines in landschappelijk open ruimten.
De constatering over het windaanbod is in z'n algemeenheid juist, maar dat betekent niet, dat initiatiefnemers in open ruimten vrij spel hebben. De open gebieden met grote landschappelijke waarde zijn juist verboden gebied voor windturbines in Nederland. Mede om deze reden is naar schatting 70% van alle grondgebied in Nederland voor windturbines uitgesloten. In de praktijk zien we dat windenergie op allerlei locaties inpasbaar is. Vaak wordt er naar locaties gezocht die liggen langs infrastructuur (snelwegen, waterwegen) of bij industrieterreinen.
-4-
8.
Hoe werkt dat landschappelijk uit en mag dat bouwen in het open veld zo maar? De turbines zijn landschapsbepalend tot vele kilometers in de omtrek. Hoe hoger hoe meer kilometers. Het is onbegrijpelijk dat de windenergielobby de gevaarten mag bouwen in de schaarse Nederlandse open ruimten, waar een gewone burger of een •gewoon bedrijf nog geen konijnenhok mag plaatsen. De windenergielobby mag hier te lande iets wat niemand anders mag. Dit wijst op rechtsongelijkheid.
Windturbines zijn inderdaad goed zichtbaar in de omgeving. Dat maakt ze echter niet per definitie lelijk of ongewenst. Het landschap is voortdurend in ontwikkeling. Windturbines leveren nieuwe opgaven op voor een verantwoorde of zelfs aantrekkelijke landschapsontwikkeling. Gemeentelijke draagvlakonderzoeken wijzen uit dat slechts 5 tot 7% van bewoners van gemeenten waar nagedacht is over plaatsing van windturbines, deze 'niet mooi' vinden (zie Gemeentelijke Draagvlakenquêtes, IVAM Amsterdam, 1997 - 2002). Overigens is de realisatie van windturbines aan dezelfde procedures en afwegingsmechanismen onderworpen als andere bouwwerken (voor 'konijnenhokken' en andere kleine bouwwerken gelden juist géén of zeer lichte vergunningseisen). Voor de grotere windparken gelden op grond van de Wet milieubeheer en de natuurbeschermingsregelgeving zelfs zwaardere eisen dan voor vele andere bouwwerken. Van 'rechtsongelijkheid' is dan ook geen sprake, zeker niet ten faveure van windturbines.
9.
Zijn windturbines in het landschap in te passen? Nee, nergens ter wereld zijn voorbeelden van een geslaagde inpassing.
Windturbines zijn inderdaad niet simpelweg 'in te passen' in een landschap, als het ware zonder effect op het bestaande landschap. Windturbines geven aanleiding voor nieuwe landschappelijke concepten met hun eigen kwaliteiten. Die kwaliteiten kunnen zelfs een versterkte beleving inhouden van bestaande landschapskarakteristieken, zoals bij plaatsing van windturbines langs grootschalige infrastructuur.
10. Is windenergie duurzaam? Nee. Absoluut noodzakelijke ingrediënten voor het maken van windenergie zijn: kapitaal (voor het bouwen van turbines en voor subsidies), wind en heel veel landschapsschoon. Dit laatste raakt in ons land in hoog tempo uitgeput. Deze uitputting is het tegendeel van duurzaamheid. Daarom geldt: wind is duurzaam, windenergie is dat beslist niet. De overheid en de windenergielobby misleiden ons door te beweren dat windenergie duurzaam is. Windenergie is wel degelijk duurzaam. In de eerste plaats voorkomt deze de uitstoot van CO2, SO2, NOx etc. In de tweede plaats zijn bijna alle onderdelen van windturbines recyclebaar. In de derde plaats wordt de energie die gebruikt wordt om een turbine te fabriceren in enkele maanden terugverdiend afgezet tegen een technische levensduur van 15-20 jaar! Wat betreft het landschap, windturbines beïnvloeden dat, zoals gezegd (zie vraag 9), onmiskenbaar, maar dat betekent niet per definitie dat landschapsschoon verdwijnt De meeste mensen ervaren dat ook niet zo. Daar komt bij, dat windturbines een in vergelijking met andere, veel massievere landschappelijke ingrepen (voor infrastructuur en verstedelijking) korte levensduur hebben en gemakkelijk weer weggehaald kunnen worden of in een ander ruimtelijk concept kunnen worden herbouwd. Windturbine-opstellingen zijn met andere woorden relatief makkelijk veranderbaar. Ook om die reden past windenergie bij uitstek in het streven naar een duurzame ontwikkeling.
11. Kan de windenergielobby zo maar zijn gang gaan ? Nee, in ons land strijden veel personen en groepen voor het behoud van onze waardevolle landschappen. Een-deel daarvan heeft zich sinds 1998 verenigd in een "Nationaal Kritisch Platform Windenergie". Daarbij zijn een kleine 50 groepen uit alle provincies (behalve Drenthe) aangesloten.
De kwalificatie 'windenergielobby' en de suggestie dat voorstanders van windenergie zomaar hun gang kunnen gaan, dragen niet bij aan een zakelijk windenergiedebat. Dat neemt niet weg, dat eenieder, dus ook de leden van het "Nationaal Kritisch Platform Windenergie" recht hebben op een kritische kijk op windenergie. Deze houdt beleidsmakers scherp en zal daardoor zeker meerwaarde kunnen opleveren. Wat echter opvalt bij documenten die door leden van het platform geproduceerd worden, is: • dat vaak gebruik wordt gemaakt van verouderde getallen en informatie; • dat de klimaatoverwegingen (opwarming van de aarde met bijkomende weerseffecten) met verwijzing naar niet-wetenschappelijke bronnen eenvoudigweg worden ontkend óf
-5-
gerelativeerd, dit laatste vanwege de onvermijdelijke, maar kleine onzekerheden in het wéljwetenschappelij ke klimaatonderzoek; • dat de maatschappelijke aspecten van windenergie vaak eenzijdig, selectief of zelfs onjuist belicht worden, met als gevolg onrust in de samenleving, bijvoorbeeld over nog nergens definitief vastgestelde waardedaling van woningen in de omgeving van windparken en • dat met formuleringen als "windturbines zijn lachertjes", "er worden fabeltjes verkocht", "de doemscenario's van BV Broeikas", "duistere theorieën", "klimaatwetenschappers zijn de ergste zondaars" etc. etc. niet het respect wordt getoond, dat voor een zinvol maatschappelijk debat noodzakelijk is. 12. Hoe zit dat in het buitenland? De windenergielobby is ook daar erg machtig en kan het zich veroorloven om de schadelijke bijwerkingen van windenergie te "vemeinen". Ontelbaar veel organisaties (alleen al in Duitsland zo'n 1000-tal) en actiegroepen vechten voor het behoud van landschappelijke en ecologische kwaliteiten. Deze organisaties ontbreken in geen enkel land waar windturbines zijn gebouwd. In Duitsland, het land met de meeste turbines, schrijft Wolfgang Birthler, de milieuminister van de deelstaat Brandenburg: "Am liebsten würde ich alle Windkraftanlagen wieder umliegen" (Fkfrt. Algemeine 25.08.03). Uit Denemarken komen soortgelijke berichten.
Inderdaad wordt ook in het buitenland het windenergiedebat niet zonder emoties gevoerd en ook daar proberen overheden, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven niettemin zorgvuldig en gewetensvol richting te geven aan verduurzaming van onze samenleving. In de aan deze bijlage voorafgaande brief is al duidelijk gemaakt, dat dit het onvermijdelijke gevolg is van de trendbreuk die voor verduurzaming nodig is. 13. Maar windenergie is toch goed voor het milieu? Ja en nog meer nee. Windenergie voorkomt de uitstoot van vervelende gassen zoals CO2 , SOi en N0„. Dat is winst. Het jammere is dat die winst tegen een ongeveer 10 keer te hoge prijs wordt verkregen. Realiseer je dezelfde milieuwinst tegen het meest voordelige tarief dan hou je heel veel miljarden euro's over. Daar kun je dan andere urgente problemen mee oplossen. Of er een 10 keer zo grote milieuwinst mee boeken. Het is daarom realistisch te stellen dat windenergie een rem is op het bereiken van milieudoelen zoals die b.v. in het Kyoto-verdrag zijn vastgelegd. Het is niet duidelijk op welk "meest voordelige tarief' hier gedoeld wordt. Wordt hier wellicht kernenergie bedoeld? Zo ja, dan gaat het om een optie met weer andere, ernstige milieurisico's en (op termijn) grondstoffenproblemen, waardoor de duurzaamheid ervan betwistbaar is en het maatschappelijke kostenplaatje een heel ander beeld te zien geeft. Hoe dat in een vergelijking met windenergie ook uitpakt, in vergelijking met de gangbare elektriciteitsopties is windenergie financieel een zeer realistische optie, die op termijn ook zonder subsidie rendabel zal kunnen zijn. Windenergie levert naast andere instrumenten van klimaatbeleid (zoals energiebesparing en emmissiehandel) een significante en kosteneffectieve bijdrage aan de Kyoto-doelsteüing voor CO2-reductie én een duurzame bijdrage aan voorzieningszekerheid, die in Nederland eigenlijk alleen door biomassa geëvenaard wordt. 14. Kan de beperking van de uitstoot van vervelende gassen op het conto van Nederland worden bijgeschreven? Een eerlijke boekhouder zal dat niet doen. Nederland importeert heel veel elektriciteit uit het buitenland. Door de productie ervan in eigen land met behulp van windturbines op te voeren hoeft er minder stroom geïmporteerd te worden. Het buitenland hoeft dus minder te leveren en dus vermindert daar de uitstoot Die winst moet daar worden geboekt. - -
CO2-beIeid is mondiaal beleid, waaraan ieder land naar evenredigheid moet bijdragen. Emissiereductie die in Nederland gerealiseerd wordt, kan gewoon als Nederlandse bijdrage aan de Kyoto-doelstelling worden ingeboekt. 15. Is nut en noodzaak van windenergie door de overheid of door de windenergielobby deugdelijk bewezen? Nee nooit.
In rapporten van WNF, EPCC (Intergovernmental Panel on Climat Change, onderdeel van de VN), EEA (International Energy Agency), Shell en EU is de noodzaak van duurzame energie de afgelopen 2 jaar weer eens in alle toonaarden bevestigd. In Nederland is daar op basis van uitvoerig en veelsoortig onderzoek invulling aan gegeven, waarbij o.a. op basis
-6-
van kosteneffectiviteit een belangrijke plaats is toegekend aan windenergie. Er zal echter voortdurend kritisch naar die invulling gekeken moeten worden. De maatschappelijke kosten-batenanaly.se zoals genoemd in de aan deze bijlage voorafgaande brief bevestigt de beleidsmatige aandacht daarvoor (zie ook vraag 16). 16. Hoe staat het in dit verband met een toch onontbeerlijke maatschappelijke kosten-batenanalyse van windenergie? Overheid en bedrijfsleven hebben die nimmer gemaakt. Het is beschamend dat een privé-initiatief voor die analyse heeft moeten zorgen. (IEWIEWAAIWEG). Er zijn in het verleden al enige kosten-batenanalyses gemaakt. Alhoewel niet heel uitgebreid, bleek hieruit wel dat windenergie op land wenselijk is. Overigens heeft de minister van Economische Zaken naar aanleiding van kamervragen een heldere reactie op de analyse lewiewaaiweg gegeven1. Op dit moment wordt in vervolg op de motie De KroraHessels een uitgebreide kosten-batenanalyse gemaakt door ECN en CPB voor wat betreft windenergie op zee. Windturbines komen overigens, zoals eerder aangegeven, grotendeels met particulier geld van de grond. 17. Bestrijdt windenergie klimaatverandering en het stijgen van de zeespiegel ? Ook na eeuwen draaien is de invloed van de turbines op de temperatuur op aarde of de stand van de zeespiegel onmeetbaar klein. Nogmaals, windenergie kan op termijn een substantiële bijdrage leveren aan de elektriciteitsproductie, maar zal slechts in combinatie met andere duurzame energie-opties én met energiebesparing effectief kunnen zijn uit een oogpunt van klimaatbeleid en het beperken van de zeespiegelstijging. Met dit laatste valt dan trouwens veel geld te verdienen. In Nederland, voor een groot deel onder de zeespiegel gelegen, gaat het op termijn om vele miljarden euro's voor dijkverzwaringen, overlooppolders en andere maatregelen. 18. Is het produceren van windturbines een geavanceerde high-tech aangelegenheid ? De producenten — allemaal buitenlandse bedrijven - hebben de laatste decennia veel vernuft aan de dag gelegd. Helaas heeft dit geresulteerd in steeds kolossalere turbines. Opmerkelijk is dat echte high-tech apparaten alsmaar kleiner worden en windturbines gigantisch veel groter. Dit is geen serieus te nemen beschouwing over schaalaspecten van technologie-ontwikkeling. Ontwikkelingen in bijvoorbeeld schepen, (vrachtauto's en vliegtuigen, maar ook in allerlei industriële processen lijken geheel aan de aandacht ontsnapt te zijn. Technisch-economische vooruitgang bij windturbines wordt gemeten in opbrengst in kWh per m2 rotoroppervlak. Daardoor worden windturbines steeds groter. De ontwikkeling van die turbines heeft wel degelijk een 'high-tech9 c.q. innovatief karakter, mogelijk gemaakt hoogstaand wetenschappelijk onderzoek bij bijvoorbeeld ECN en Tü Delft. 19. Kan ons land zich windenergie veroorloven"! Windenergie kost de gemeenschap enorm veel en is daardoor een bron van verarming. Kan dat zomaar? Ja, want de verarming op het niveau van huishoudens wordt bij ons zorgvuldig verzwegen. Bij belastingen en heffingen wordt nooit verteld hoeveel euro's daarvan naar subsidies op windenergie gaan. De maatschappelijke verarming is evenmin direct waarneembaar. Die bestaat onder meer uit de verrommeling van het landschap, ruzies in dorpsgemeenschappen over de komst van turbines, het aantasten van het woon- en leefklimaat in de getroffen regio's enz. Beide verarmingscomponenten worden door de overheid en de windenergielobby genegeerd. Vraag en antwoord leveren ten opzichte van voorgaande vragen en antwoorden geen nieuwe gezichtspunten op. 20. Gebruiken gemeenten deugdelijke argumenten voor de plaatsing van turbines? Gemeenten beroepen zich op hogere bestuurslagen zoals provincie en rijk. Op hun beurt bedienen die zich van ongefundeerde motieven. Daarom zijn ernstige zorgen over de kwaliteit van het besluitvormingsproces inzake windenergie op hun plaats. Waar het gaat om de algemene afweging van nut en noodzaak van windenergie verwijzen gemeenten terecht naar afwegingen die op landelijk niveau gemaakt zijn en daar ook 1
Tweede Kamervergaderjaar 2002-2003, nr 1525 in antwoord op Kamerlid Blok
-7-
thuishoren. Alleen het locatiebeleid is in belangrijke mate een verantwoordelijkheid van gemeenten, in nauwe samenwerking met provincies en eventueel regionale samenwerkingsverbanden. Op dat vlak mag van de decentrale overheden, binnen de randvoorwaarde van de nog tamelijk ^Bescheiden, landelijke taakstelling, een deugdelijke argumentatie worden verlangd.
BIJLAGE 4.
Waar staat wind? Windenergie was ooit een belofte voor een verre toekomst. Nu wil Nederland windturbines op zee bouwen. En de oppositie tegen windenergie is ook meegegroeid: windenergie zou geen milieuvoordelen hebben, te duur zijn en de elektriciteitsvoorziening in gevaar brengen. Wat is waar?
E
en van de pijlers van onze maatschappij is het nagenoeg onbeperkt ter beschikking hebben van elektriciteit: de economie draait erop en ons persoonlijk comfort kan niet meer zonder. In de loop van de vorige eeuw is elektriciteit voor ieder die geen grootverbruiker of zelfopwekker is, een vanzelfsprekendheid geworden. Maar dat is slechts schijn:
[1] The Intergovernmental Panel on Climate Change (IPPC) Working Group l, C/imate Change 2001: The Scientific Basis, Shanghai 2001. [2] Simon Rozendaal, 'Weg met Kyoto', Elsevier 8-2-2003.
18
behoefte leveren, in navolging van Denemarken waar dit nu al het geval is. Het alternatieve is er nu wel af en windenergie moet zich op de energiemarkt staande houden. Nut en noodzaak hiervan staan echter ter discussie. De maatschappelijke acceptatie van windenergie is hoog, maar niet wanneer het dichtbij komt.
• Nederland heeft zich via het protocol van Kyoto vastgelegd op het terugdringen van het broeikaseffect. De noodzaak hiervan wordt breed wetenschappelijk ondersteund,1 en staat nauwelijks ter discussie, ook al is niet iedereen hiervan overtuigd.2 Klimaatbeheersing vereist het terugdringen van de nadelige milieueffecten van opwekking met fossiele brandstoffen. Het moet minder (energiebesparing), schoner (schoon fossiel), anders (duurzaam). • De voorraad van fossiele brandstoffen, vooral van olie en Europees aardgas, is beperkt. De piek in goedkope olieproductie wordt waarschijnlijk in het huidige decennium bereikt, waarna het alleen maar minder wordt. Kolen zijn er nog genoeg, maar worden moeilijker (duurder) winbaar en produceren bij verbranding meer CO2 dan gas. • De leveringszekerheid van fossiele brandstof kan steeds minder worden gegarandeerd. Voor olie zijn de routes lang en divers. Bij gas is er een sterk stijgende afhankelijkheid van bronnen buiten Europa (Noord-Afrika en Rusland) via kwetsbare routes. Ook de Nederlandse voorraden zijn niet onuitputtelijk. Diversificatie van energiebronnen komt hoger op de politieke agenda. • Elektriciteitsopwekking wordt niet meer door de (semi-)overheid gestuurd, maar is onderhevig aan marktwerking. De spelregels zijn drastisch veranderd. De Nederlandse overheid zet in op stimulering van biomassa en windenergie. Na de oliecrisis in de jaren '70 zijn veel landen met de ontwikkeling van windenergie gestart. Eerst was het een alternatieve energiebron, nu moet windenergie een significant aandeel (15-20%) van onze nationale elektriciteits-
Moeten we strafcs een Ark van Noacb bouwen?
OPENBAAR BESTUUR JUNI/JULI 2005
De discussie in de media en op lokale inspraakavonden over windenergieprojecten wordt met een variëteit aan argumenten en emoties gevoerd: • Windturbines geven een te kleine netto bijdrage, want zij kosten ook energie om ze te maken. • De schade aan natuur en milieu is groot en kan de bijdrage aan het terugdringen van broeikasgassen niet rechtvaardigen. • Windturbines verzieken het landschap en hebben schadelijke effecten op het leefmilieu (geluid, slagschaduw).3 • De betrouwbaarheid van de elektriciteitsvoorziening komt in gevaar: kunnen we alleen nog voetbal kijken als het waait?4 • Windenergie is te duur en zal dat blijven. De plannen voor windenergie op zee leiden tot een nieuw drama a la de Betuwelijn.5
Existmg coal technologies rio gas cleaning
HIGH Greenhouse gas impacts
Figuur 1: De vergelijking van diverse energiebronnen wat betreft luchtvervuiling en broeikasgassen. Bron: ExternE rapport7.
Is windenergie duurzaam?
'Duurzame ontwikkeling is die ontwikkeling die gericht is op bevrediging van de noden van het heden zonder deze van de komende generaties in het gedrang te brengen'. Dit is de definitie van duurzaamheid zoals de VN-Commissie Brundtland die heeft opgesteld. Alle vormen van energieopwekking laten sporen na. De Europese Commissie heeft het onderzoeksprogramma EKternE uitgevoerd, waarin voor de meest gangbare vormen van elektriciteitsproductie deze effecten zijn bepaald en de kosten ter neutralisatie hiervan (externe kosten) berekend.6 Een voorbeeld hiervan is de productie van SO2 bij een elektriciteitscentrale. Dit gas veroorzaakt kortademigheid bij astmapatiënten en schade aan bouwmaterialen. De maatschappij en niet de exploitant van de centrale betaalt de extra gezondheidszorg of het herstel van gebouwen. Windenergie scoort over het algemeen zeer goed, omdat daardoor noch de vervuilende gassen als NOX en SO2 worden uitgeworpen, noch broeikasgassen (zie de figuur). Ook de International Energy Agency stelt dat windenergie een effectieve manier is om de CO2-emissie te verlagen7. De commissie waarschuwt echter dat de resultaten van windenergie mede van plaatselijke factoren afhankelijk zijn. Voor Nederland zijn de externe kosten van een kWh uit gas op l-2Q€ct berekend, van een kWh uit kolen op 3-4g€ct. Voor Nederland zijn geen externe kosten van windenergie in het rapport opgenomen, voor andere landen lopen deze uiteen van 0,05Q€ct/kWh in Denemarken tot 0,259€ct/kWh in Griekenland. Nederland is vergelijkbaar met Denemarken. In landen met bergachtig terrein zijn de externe kosten hoger vanwege de grotere inbreuk op de natuur, OPENBAAR BESTUUR JUNI/JULI 2005
onder meer door het aanleggen van wegen. De terugverdientijd van energie die nodig is geweest om de turbines te maken, installeren, onderhouden en demonteren na gebruik was voor de eerste generatie turbines een halfjaar en is thans vier maanden.8 Op een levensduur van twintig jaar produceert een windturbine dus zestig keer zoveel energie als nodig is om er een te
Windturbines veranderen - sommigen zeggen: verslechteren - het landschap. Toch kan gericht plaatsen van windturbines het landschap ook verfraaien... produceren. Verder zijn alle componenten, op de wieken na, recyclebaar. De wieken worden versnipperd tot laagwaardig vulmateriaal voor andere toepassingen. Er is onderzoek gaande naar volledig recyclebare wieken. Na gebruik en ontmanteling laten de turbines geen gevolgen voor natuur en omgeving na, in tegenstelling tot kernenergie. Behalve de levenscyclusanalyse [3] R Lukkes, Sociaal-geografische maatschappelijke kosten-batenanafyse van windenergie, Stichting Fria. [4] P de Krom, 'Alleen nog voetbal kijken als het waait,' Financieel Dagblad, 2 oktober 2004. [5] F.T. Klostermann & F. Sluiter, 'Windmolenmythe wordt nieuw megadrama', de Volkskrant, 21 september 2004. [6] Europese Commissie, DG-research, External Costs, Research results on social-economic damages due to electricity and transport, EUR 20198, 2003. [7] GarradHassan, The potential of wind energy to reduce C02 emisslons, lEA-report PH3/24, October 2000. [8] M. Lentzen & J. Munksgaard, 'Energy and C02 analyses of wind turbines review and applications', Renewable Energy, 2002, p. 339-362.
19
van windturbines bepalen ook de gevolgen voor natuur en directe leefomgeving de vraag hoe duurzaam windenergie is. Aantasting?
[9] Projectbureau Duurzame Energie, Windenergie en vogels, uitgave 1999/2000. [10] Stichting De Noordzee e.a., Frisse Zeewind, Visie van de natuur- en milieuorganisaties op de ontwikkeling van windturbineparken offshore, mei 2002. [11] Offshore Wind Farms and the Environment, Conferentie in Billund, Denemarken, 21-22 September 2004. [12] Toespraak van de heer Singer, hoofd European Climate and Energy Policy Unit, Wereld Natuur Fonds, tijdens de Policy Workshop Oeve/opment of offshore wind energy in Europe, Egmond aan Zee, 29 sept - l oktober 2004, georganiseerd door het Ministerie van Economische Zaken.
20
Windturbines zijn zichtbaar. Voor vogels is dit nuttig: het aantal vogelslachtoffers tengevolge van 1000 MW opgesteld windvermogen (ongeveer het huidige vermogen) is verwaarloosbaar in vergelijking met de aantallen slachtoffers door verkeer, hoogspanningsleidingen en jacht.9 Vogelbescherming Nederland ondersteunt dan ook windenergie indien zorgvuldig wordt gehandeld. Nagenoeg alle natuur- en milieuorganisaties ondersteunen de ontwikkeling van windenergie op zee, mits natuurwaarden geen geweld wordt aangedaan.10 Om dat te kunnen vaststellen worden uitgebreide monitoringsprogramma's uitgevoerd. De resultaten van het eerste jaar laten zien dat vogels de turbines volledig ontwijken en dat een park (door het ontbreken van intensieve visserij en door biologische aangroei op funderingen) een aantrekkelijke plaats voor vissen is geworden." Ook de hoogspanningskabel heeft geen meetbaar effect op trekkende vissoorten. Bij de eerste twee Nederlandse windparken in zee, het Near Shore Windpork voor de kust van Egmond en het Q7 park voor de kust van IJmuiden, worden ook dergelijke onderzoeken uitgevoerd. Het Wereld Natuur Fonds heeft al stelling genomen in de afweging van de mogelijke lokale aantasting van de natuur versus de positieve bijdrage aan het wereldwijde klimaatprobleem en ondersteunt zelfs plaatsing van windturbines in zeenatuurgebieden vanwege de urgentie van het klimaatprobleem.12 Windturbines veranderen het landschap, wat voor sommige mensen identiek is aan verslechteren. Toch kan door het gericht plaatsen van windturbines het landschap ook worden verfraaid. Ze moeten voldoen aan allerlei wettelijke eisen van geluid en slagschaduw van de draaiende wieken. Geluid is alleen bij lage windsnelheden een probleem. Geluid is meetbaar, voorspelbaar en wettelijk goed geregeld. Om geluid- en schaduwhinder te voorkomen worden turbines onder kritische omstandigheden stilgezet. Hiermee worden overigens de zorgen van omwonenden niet altijd weggenomen en blijft de angst voor de 'mastodonten die groter zijn dan de Utrechtse Dom toren' bestaan. De plaatsing van turbines zou tot planschade leiden, tot uiting komend in waardedaling van huizen in de buurt. Tot nu toe zijn er nog geen gevallen bekend waarin de Nederlandse rechter uitspraak over
planschade heeft gedaan die het gevolg was van een planologische maatregel waarmee de plaatsing van windturbines mogelijk is gemaakt. Grote windturbines hebben trouwens ook voordelen: er zijn er minder van nodig en ze draaien langzaam wat een rustig beeld geeft. Betrouwbare elektriciteitsvoorziening?
Op dit moment wordt ongeveer 2% van de Nederlandse elektriciteitsconsumptie door windturbines geleverd. Volgens plannen van de overheid zou dit in 2020 zeker 15% moeten zijn, te leveren door 6000 MW op zee en 1500 MW op land (op dit moment staat 1100 MW op land en nul op zee). Twee vragen die het debat domineren zijn: wat doen we als het niet waait en wat zijn de kosten? Eén punt staat van te voren vast: windenergie zal moeten samengaan met andere opwekkers (conventionele centrales, energieopslag) om fluctuaties in windaanbod op te vangen. Vóór de liberalisering werd de juiste mix van elektriciteitscentrales en de reservestelling op basjs-ï "" ^ van centrale planning geregeld. C|ejjla'rniing is nu J grotendeels weggevallen,renrdï?mar.kt<m'6' et dit zelf doen. Geheel zonder'||lajnii:n%'kan het elektriciteitssysteem met, want de vraag naar elektriciteit ,. moet-op vrijwel hetzelfde moment wpjclenljèïïË? verd, omdat elektriciteit nietk:kanc;worden opgeslagen. De afstemffiifigïvan»=vraag,en aanbod is een van de taken van TenneT. De vraag naar elektriciteit wordt grotendeels door het dag/nacht- en week/weekendritme van de maatschappij bepaald. De verschillen tussen vraag- en aanbod worden weggeregeld door de inzet van reservecapaciteit die TenneT daarvoor contracteert. Het is duidelijk dat windenergie deze afstemming moeilijker maakt: wind is er niet altijd en de hoeveelheid is niet te regelen. De huidige hoeveelheid windenergie in Nederland geeft nog geen problemen: de variaties worden beschouwd als (negatieve) fluctuaties in de vraag. In Denemarken wordt nu al gemiddeld 20% van het elektriciteitsgebruik met windenergie opgewekt; op windrijke dagen overstijgt wind de vraag. Denemarken heeft qua windenergie het grote voordeel dat het zowel aan liet Scandinavische het als aan het Europese net is gekoppeld. Daarnaast hebben Zweden en Noorwegen grote hoeveelheden waterkrachtcentrales en goede opslagmogelijkheden voor windenergie. Is er te veel wind, dan wordt stroom naar Noorwegen gestuurd en draaien de waterkrachtcentrales wat minder hard of de stroom wordt in Zweden verhandeld. Is er weinig of geen wind, dan levert Noorwegen of Zweden aan Denemarken. Samen is dit een nagenoeg duurzame en efficiënte 1
OPENBAAR BESTUUR JUNI/JULI 2005
opwekking met gegarandeerde levering. In de toekomst zou dit ook in Nederland kunnen, wanneer de geplande gelijkstroomkabel tussen Noorwegen en Nederland is gerealiseerd, ofschoon de capaciteit daarvan beperkt is. In Nederland is gekozen voor de systematiek van de zogenaamde programmaverantwoordelijkheid. Ieder die elektriciteit opwekt moet 12 tot 36 uur van tevoren aan een door de opwekker zelf te kiezen programma verantwoordelijke partij (pv) opgeven hoeveel vermogen op welk moment zal worden geleverd. Als een leverancier niet precies levert wat is afgesproken, moet de pv waarschijnlijk kosten maken, omdat Tennet de onbalans wegregelt en de kosten daarvan in rekening brengt. Deze zogenoemde onbalanskosten verhaalt de pv meestal op de eigenaar van de centrale die de onbalans veroorzaakt. Dit is de basis van een systeem dat inmiddels enkele jaren met succes werkt. Windenergie veroorzaakt meer onbalans dan bijvoorbeeld kolen- of gasgestookte centrales, zeker als lang van tevoren moet worden aangegeven hoeveel er zal worden opgewekt. Wind zorgt voor fluctuaties in de output, maar een moderne windturbine levert een constanter vermogen dan de snelle variaties in wind zouden verwachten. Tot nu toe worden windturbines bij zeer hoge snelheden (25 m/s ofwel 10 Beaufort) afgeschakeld, omdat de meeropbrengst niet opweegt
tegen de meerkosten voor het weerstaan van stormkrachten. De wat langzamere variaties in de wind geven wel variatie in de opbrengst. De windsnelheid op korte termijn (enkele uren tot l dag) wordt steeds beter voorspelbaar en daarmee ook de nauwkeurigheid van de te leveren energie. Daarnaast helpt geografische spreiding. Duitsland laat slechts in 1% van de tijd variaties in opbrengst zien ten opzichte van hetgeen voorspeld was die groter zijn dan 20%. Kosten en baten windenergie
Het Energieonderzoek Centrum Nederland heeft een kostenanalyse voor 6000 MW offshore windvermogen uitgevoerd.13 Deze analyse houdt met veel aspecten rekening: variaties in de opbrengst van de windparken, in de (fossiele) elektriciteitsprijs, mee- of tegenvallende ontwikkelingvan de investeringskosten voor offshore turbines, variaties in de prijs van CO2 emissiehandel, variatie in onbalanskosten en kosten van netuitbreiding en
Na ieder windpark kan er met de uitvoering van de planning worden gestopt: er is geen point of no return -verzwaring. Op basis hiervan is berekend wat de totale financiële bijdrage van de overheid is om 6000 MW windvermogen in 2020 te realiseren. Deze bijdrage bestaat uit kosten voor verzwaring van het transportnet, EIA (Energie InvesteringsAftre regeling) en MEP (stimulering Milieukwaliteit ElektrititeitsProductie). De MEP-subsidie is bedoeld om de onrendabele top van duurzame energie te compenseren. De totale overheidsbijdrage wordt op € 9 tot € 15 mld berekend, wat op basis van netto-contante waarde met een discontovoet van 6% € 3 tot €5 mld wordt. Het getal van € 15 mld komt overeen met de ondergrens van een schatting door het KM van enkele jaren geleden." Dit zijn pittige bedragen die tot discussie over een nieuw drama d Ia de Betuwelijn leiden. Er zijn echter essentiële verschillen met dit project. Allereerst doet het bedrijfsleven de meeste investeringen: geen enkel windpark komt zonder een (risicodragend) particulier initiatief tot stand. Ten tweede worden de 6000 MW niet in een keer neergezet en kan er na ieder windpark met de uitvoering van de planning worden gestopt: er is geen point ofno return. Tenslotte bestaat ongeveer 80% van de overheidsuitgaven uit de MEP-subsidie op geproduceerde kilowatturen. De MEP-subsidie wordt pas na gebleken succes uitgekeerd.
OPENBAAR BESTUUR JUNI/JULI 2005
[13] H.J. de Vries & E.J.W. van Sambeek, Schatting van de kostenontwikkeling van offshore windenergie in Nederland en de benodigde Rijksbijdrage voor het behalen van 6000 MW in 2020, ECN-rapport C-04-045, april 2004, verkrijgbaar via http://www.ecn.nl/library/ reports/2004/bs.html. [14] Koninklijk Instituut van Ingenieurs, Windenergie, resultaten van een debat tussen voor- en tegenstanders, juni 2002.
21
De totale overheidsbijdrage zegt nog niets over de opwekkosten. In de discussie over windenergie wordt een variëteit aan kwalificaties genoemd, van 'goedkoper dan fossiel opgewekte stroom' tot 'drie keer duurder'. Deze variatie is terug te voeren op de aannames die bij de berekening zijn gemaakt en op de aard van de vergelijking. Vaak is het niet duidelijk waarop de vergelijking is gebaseerd. Worden de gemiddelde prestaties van Nederlandse windturbines genomen (dus inclusief de eerste generatie turbines die minder produceren) of die van de laatste jaren (dus maatgevend vóor-de"toekomst)? Wordt vergeleken met de kostprij^ van fossiel opgewekte stroom uit centrales die allang zijiuafgeschreven of uit nieuw Jebouwêh sch,oonfossiëlcentralesT. Wordtjïe'kïïë opwekprijs bedoeld of de projectprijs, de verkoopprijs, die een projectontwikkelaar minimaal voor een rendabele exploitatie wil ontvangen? Bij dit laatste worden winstmarges en financieringskosten meegenomen, bij de kale kostprijs niet. Voor de berekening van de MEP-subsidies wordt de projectprijs uitgerekend. Voor macro-economische beschouwingen wordt vaak de kale kostprijs genomen. Voor de generatie windturbines die de laatste driejaar in Nederland zijn gebouwd komt de kale kostprijs, inclusief onbalans- en onderhoudskosten, uit op 5,5 a 6 €ct/kWh.15 Fossiel opgewekte elektriciteit heeft een kostenniveau van 2,7Q€ct/kWh. Wanneer de externe kosten in de prijs van elektrieiteit;:zoÜT den worden doorbelast, zou windenergie tot de
[15] Berekend met de modellen van ECN-Beleidstudies, http://www.renewableenergy-policy.infp/; mep/2004 html.'-Koétprijs gebaseer|pp 22ÖÖ"vollasturen per jaar, 39 €/kWe „ vaste onderhoudskosten, HOO'C/'kWe investeringskosten, 0,6°€ct/kWh onbalanskosten, 100% eigen vermogen. Projectprijs idem met 15% rendement op eigen vermogen, 15 jaar economische levensduur en afschrijving. [16] Ministerie van Economische zaken, Directoraat Generaal Energie, Energie en Samenleving in 2050, Nederland in wereldbeelden, December 2002.
goedkoopste opwekkers behoren. De projectprijs voor dezelfde generatie windturbines is ongeveer 13 €ct/kWh, dus meer dan het dubbele. De onrendabele top wordt afgedekt via de EIA en MEP-subsidie. De MEp-subsidie, voor 2005 vastgesteld op bijna 8 €ct/kWh, is gelimiteerd tot een bepaalde hoeveelheid opgewekte elektriciteit, overeenkomend met^ngevee^acht jaar bedrijfstijd. Wanneer 'dezelfde'hoeveelheid subsidie over de gehele bedrijfstijd zou worden uitgesmeerd,; is;' hét bedrag 3 a 4 €ct/kWh. Dit is gelijk aan het milieuvoordeel van windenergie, uitgedrukt in de externe kostenr Toekomst
In 2002 heeft het ministerie van Economische Zaken in een scenario de lange termijn geschetst, Energie en samenleving in 2050.16 Windenergie speelt een belangrijke rol in de energievoorziening. Tegen die tijd is windenergie niet alleen duurzaam maar ook goedkoop en vermindert zij de afhankelijkheid van andere landen. Sinds de start in de jaren '70 is al een kostenreductie van 80% behaald. Dit gaat met enkele procenten per jaar (op zee gaat de daling sneller) nog steeds door. De kosten van fossiel opgewekte elektriciteit gaan naar verwachting omhoog. Het gaat om dit perspectief: duurzame opwekking tegen lage.kos.tenwyööf de elektriciteJteyoorzietói^Sp^foitë^èïmijn is windenergie niet nodig, op de lange termijn kan zij een pijler van een duurzame energiehuishouding zijn.
BOEK^ALÊlj (/
V„
V "'
' ' '<
^"
- ' ^
(
MI, , r;^.; v-*„ ^ • ^ f -, ;•~ * '£\&^y^'
• ,'
v
—
Tegen ziekteverzuim & ; burnout t ^ r
••,
^
r
»
,
arbeiolsvreugde.te1 ontdekken en op peil te houdeni
^-
Kees Kouwenhoven, De zeven bronnen van arbeidsvreugde, Beekbergen: Dialoog 2004, ISBN 90 80 8943 2 X.
De effecten van problemen op de werkplek door hoge werkdruk, pesterijen, onbekwame leidinggevenden of gebrek aan waardering worden steeds meer zichtbaar in onder meer ziekteverzuim, bum-out en arbeidsongeschiktheid. Het belang van arbeidsvreugde wordt steeds meer onderkend. Dit lees-, leer-, werk- en vooral ook kijkboek geeft door middel van praktische voorbeelden, interviews,"citaten en modellen een groot aantal adviezen en methoden om
22
Alternatieven voor herindeling A.F.A. Korsten e.a., Shared services. Nieuwe vormen van krachtenbundeling bij gemeenten, Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken 2004.
Burgers willen een krachtig bestuur dat regels handhaaft, veiligheid garandeert en adequaat diensten verleent. Krachtig bestuur hoeft niet altijd te leiden tot samenvoeging van gemeenten om een hogere efficiëntie en een professionele dienstverlening te bereiken. Er zijn al
verBdftaen inlhet kader vaVcfê*wét gerrtensclïè'ffpeiURe11 s regelih'gen^ên'daar^kQmt nuiëen 'nieuwe vorm yan" schaalvergroting bijï waarbij .schaalvoordelen^ worden bereikt metbehoud van de voordelen van relatief kleine gemeenten meteen herkenbaar bestuur dicht bij de burger: shared serttv/ces, waarbij bepaalde taken en ambtelijke diensten bij elkaar worden gebracht zonder dat het primaat van 'gemeentebesturen wordt aangetast. Verschillende praktijkgevallen worden m deze brochure besproken: Het boekje eindigt met een handleiding voor het invoeren van shared services.
OPENBAAR BESTUUR JUNI/JULI 2005