Civiele Veiligheid Activiteitenrapport I 2007
Dit deel van het activiteitenverslag is een realisatie van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken. Opmerkingen, suggesties of vragen kunnen steeds worden gericht tot de FOD Binnenlandse Zaken, Algemene Directie van de Civiele Veiligheid ter attentie van Mevrouw Christine BREYNE, Directeur-generaal, Leuvenseweg 1, 1000 Brussel. tel. +32 (0)2/500 23 85 - fax +32 (0)2/500 21 12 - E-mail:
[email protected] Het verslag is tevens verkrijgbaar in het Frans. Creatie: www.colorstudio.be, tel. +32 (0)9/225 37 38 Verantwoordelijke uitgever: Christine Breyne, Directeur-generaal, Leuvenseweg 1, 1000 Brussel.
Inhoud Wie zijn wij?
6
Voorwoord
7
I
Organisatie en Management
11
1.
Personeel
12
1.1
Personeelsbestand van de Algemene
3.2.
ICT
3.3.
Federaal Opleidingscentrum
33
voor de openbare hulpdiensten
34
3.4.
Software AGENDA/amster
34
Directie van de Civiele Veiligheid
12
4.
Gebouwen
35
1.1.1
Inleiding
12
4.1.
Inleiding
35
1.1.2
Centrale diensten
4.2.
Beheer van de gebouwen
(situatie op 31 december 2007)
13
van de operationele eenheden
1.1.3 Federaal Opleidingscentrum voor de hulpdiensten (Situatie op 31 december 2007)
13
1.1.4 Operationele eenheden (situatie op 31 december 2007)
13
1.1.5 Vrijwilligers (situatie op 31 december 2007) 15 1.1.6 Neutrale call takers 1.1.7
16
Algemeen overzicht van het Opdrachten
17
1.2.2 Selectie en werving
17
1.2.3 Administratie van het personeel
18
1.2.4 Overleg met de vakbonden
19
1.2.5 Medische opvolging
20
37
5.2.
MPM – “Moderniseringsproject “ (golf 3)
37
5.2.1 Situering
37
5.2.2 Implementatieplan
38
5.3.
22 22
1.3.2 Organisatie van informatiedagen
22
1.3.3 Bezoek aan de operationele eenheden 22
1.3.4 Deelname aan jobbeurzen
23
1.3.5 Deelname aan de stuurgroep ULIS
23
2.
Boekhouding, begroting en recuperaties
23
2.1.
Algemeen
23
2.1.1 Beheer van de boekhouding
23
2.1.2 Beheer van de begroting
24
2.1.3 Beheer van de recuperaties
25
Budgettaire realisaties 2007 van de Algemene Directie
37
Inleiding
verbeterprojecten
Ontwikkeling van een modern beleid
1.3.1 Deelname aan het project Diversiteit
2.2.
Management
5.1.
26
2.2.1 Civiele Veiligheid (budget 13 - afdeling 54)
26
2.2.2 Call Takers (budget 13 - afdeling 63)
32
3.
Logistiek
33
3.1.
Opdrachten
33
38
5.2.4 Opvolging en begeleiding
van het personeel van de Algemene Directie 20
door het personeel van de Stafdienst P&O
5.
werkprocessen en de gedefinieerde
1.2.6 Opleiding en ontwikkeling
inzake human resources management
36
17
1.2.1 Algemeen
1.3.
35
Verwijdering van radioactieve bronnen
5.2.3 Overzicht van de onderzochte
personeelsbestand van de Algemene Directie 17 1.2.
van de Civiele Bescherming 4.3.
2
inhoud
van de MPM projecten
38
Operationele plannen
39
5.3.1 Operationeel plan 2006-2007
39
5.3.2 Operationeel plan 2008
39
5.4.
39
Interne controle
II
Terugkerende opdrachten
41
1.
Reglementering en adviezen
42
1.1.
Reglementering
42
1.1.1
Opdracht
42
1.1.2
Ontwerpen van reglementaire teksten
43
2.4.1 Noodplanning
64
2.4.2 Bijzondere risico’s
64
2.4.3 Omzendbrief betreffende de opstelling van de monodisciplinaire interventieplannen van Discipline 1 en van discipline 4 van de noodplanning
65
1.1.3 Studies
48
3.
Aankoop van materiaal
66
1.2.
Adviezen
48
3.1
Inleiding
66
1.3.
Geschillen
51
3.2
Meer dan enkel aankopen
66
1.3.1 Opdracht
51
3.2.1 Aankoop van materieel
1.3.2 Activiteiten
51
3.2.2 Onderhoud van het materieel
1.4.
Adviesverlening in het kader van het specifiek
en de uitrusting
administratief toezicht op de
66 67
3.2.3 Aanwenden van expertise
67
51
3.3
67
1.4.1 Adviezen bij gemeenteraadsbesluiten
51
3.3.1 Een grote uitdaging: de nieuwe
1.4.2 Algemene informatieaanvragen
52
gemeenteraadsbesluiten
1.5.
Verwezenlijkingen in 2007 lastenboeken en het puntensysteem
Deelname aan het Raadgevend Comité
voor de bestekken
voor de Brandweer
53
3.3.2 Lastenboeken en technische nota’s
1.6.
Perspectieven
53
die in 2007 uitgemond zijn in
2.
Preventie
54
2.1
Preventie van brand en ontploffing
54
2.1.1.
Hoge Raad voor beveiliging tegen brand en ontploffing
een toewijzing van markten opgemaakt in 2007, maar nog niet uitgemond in een toewijzing van
54
markten in oktober 2007 waarvan de opstelling in 2006 aangevat
bouwproductenrichtlijn (Koninklijk besluit
en in 2007 voortgezet werd, en die nog niet
55
uitgemond zijn in een toewijzing van
2.1.3. Herziening, aanpassing en aanvulling van de
de markten in december 2007
basisnormen aan de evolutie van de techniek 56 2.1.4. Dienstverlening
57
2.1.5. Commissie voor afwijking
58
2.1.6. Wetenschappelijk onderzoek
59
75
3.3.5 De voorlopige oplevering
76
3.3.6 Ministeriële omzendbrieven
81
3.3.7 Moderniseringsprojecten inzake de procedures
2.1.7. Vertegenwoordiging binnen externe organen 59 Risico’s van zware ongevallen – Seveso
71
3.3.4 Lastenboeken en technische nota’s
aan de invoering van de Europese
2.2
67
3.3.3 Lastenboeken en technische nota’s
2.1.2. Aanpassing van de basisnormen
van 7 juli 1994)
67
60
82
3.3.8 Forums
82
3.4
Perspectieven voor 2008
84
2.2.1 Naar Belgisch recht
60
2.2.2 Seveso-installaties in België
60
4.
Telecommunicatie
86
2.2.3 Seveso-fonds en de stijving ervan
61
4.1
Alarmering
86
2.2.4 Bestedingsprogramma van het Seveso-fonds 61
4.1.1 Situering
86
2.2.5 Specifieke projecten van het Seveso-fonds
61
4.1.2 Nieuw (elektronisch) Alarmeringsnet.
86
2.3
63
4.1.3 Oud (Elektromechanisch) Alarmeringsnet
87
63
4.1.4 Radiocommunicaties
87
2.3.2 Specifieke projecten van het Nucleair fonds: 63
4.1.5 Andere communicatiemiddelen
88
2.3.3 Oefeningen – Nucleair noodplan
63
4.2
88
2.4
64
4.2.1 Inleiding
Risico’s van nucleaire ongevallen
2.3.1 Het Nucleair fonds
NOODPLANNING
3
inhoud
De 100-centra
88
4.2.2 Werking 100-centra
88
6.2.3 De samenwerking met de Politie en Justitie
4.2.3 CityGIS
88
6.3
89
6.3.1 De operatie « LIBREMEUSE » -
interventies
4.2.4 Veiligheid van de installatie in de 100-centrale
90
4.2.6 Herroutering noodoproepen 100
90
6.3.2 Groep voor redding en interventie
91
6.3.3 Speleohulpverlening
op moeilijke plaatsen (GRIMP)
4.2.7 Cijfergegevens m.b.t. de 100- centra
5.
Operationele opleidingen
91
5.1
Inleiding
91
5.2
Adviesorganen
92
6.4
5.2.1 Hoge Raad voor de opleiding voor de openbare brandweerdiensten
92
5.2.2 Programmeringscommissie
93
5.2.3 Commissie voor gelijkstelling en vrijstelling
93
5.2.4 Redactiecomité
94
5.3.
Opleidingsprogramma
95
5.4
Operationele opleidingen
96 96
5.4.2 Opleidingen van het personeel van de Civiele Bescherming
99
118
6.4.1 Bestrijding van vervuiling
118
6.4.2 Stormschade
119
6.4.3 Waterverdeling
119
6.4.4 Verkeersongeval
120
6.4.5 Bestrijding van de processierups
120
van Oostende
121
7.
Inspectie van de brandweerdiensten
122
7.1
De opdrachten
122
7.2
Operationele inspectie
122
7.2.1 De inspecteur op het terrein
122
7.2.2 Activiteiten in 2007
123
7.3
124
Technische inspectie de Brandpreventie
voor het personeel van de brandweerdiensten 5.5.
117
7.3.1 Inspectie in het kader van
5.4.3 Gemeenschappelijke opleiding en van de Civiele Bescherming
Voorbeelden van interventies in 2007
116
6.4.6 Lekkend bunkerschip in de haven
5.4.1 Opleiding van het personeel van de brandweerdiensten
116
Het duikersteam van de Civiele Bescherming 116
4.2.5 Overschakeling naar ISDN-lijnen
(Statistieken)
114
Gespecialiseerde en internationale
7.3.2 Bouw van brandweerkazernes
101
125 125
7.3.4 Afwijkingen op de specifieke
Betaling van subsidies aan de brandweerscholen
109
6.
Interventies
109
6.1
Opdrachten van de Civiele Bescherming
reglementeringen betreffende brandpreventie.
125 126
109
8.
Internationale activiteiten
6.1.1 Versterking van de brandweerdiensten
110
8.1
Werkzaamheden met betrekking
6.1.2 Technische hulpverleningswerkzaamheden
110
6.1.3 Strijd tegen vervuiling
110
6.1.4 Overstromingen
111
6.1.5 Telecommunicatie
111
8.1.2 Op het niveau van de Commissie
6.1.6 Preventieve opdrachten
111
8.2
6.1.7 Waarschuwing van de bevolking
111
6.1.8 Logistiek
111
8.3.
6.2
112
8.3.1 Inleiding
131
8.3.2 Zendingen
132
8.3.3. Structuren
132
De terugkerende interventies
tot de relaties met de Europese Unie van de Ministerraad
6.2.1 Overzicht van de in 2007 uitgevoerde interventies
112
126 128
Werkzaamheden met betrekking tot de relaties met de NAVO
131
B-FAST
131
8.3.4 Activiteiten 2007: het nieuwe
6.2.2 Overzicht van de prestaties Personen /
concept B-FAST
Uren tijdens de in 2007 uitgevoerde
134
8.3.5 Het Detachement voor Interventie
interventies (naargelang de aard en per eenheid van de CB)
126
8.1.1 Op het niveau van het Secretariaat
bij Rampen in het buitenland (DICa-DIR)
114
4
inhoud
134
8.4
Perspectieven
135
9.
Schadeherstelling
136
9.1
Algemene rampen
137
III
Grote projecten
147
1.
De hervorming van de Civiele Veiligheid
148
1.1
Context
148
137
1.2
Werkstructuren
148
9.1.2 Schadeloosstelling van de slachtoffers
138
1.3
Werkplanning
149
9.2
Oorlogsschade
140
1.4
Inhoud van de wet van 15 mei 2007
9.3
Schade in Congo
141
9.1.1 Erkenning van een natuurverschijnsel als algemene ramp
10.
Communicatie en informatie
142
10.1
Communicatie
142
betreffende de civiele veiligheid 1.5
149
Federaal Kenniscentrum voor de Civiele Veiligheid
153
10.1.1 Externe Communicatie
142
2.
Het project Astrid
155
10.1.2 Interne communicatie
143
2.1
Context
155
10.2
143
2.2
De grote stappen van het ASTRID-project
Documentatie en archieven
voor de niet-politionele hulpdiensten
10.2.1 Actualisering van de « Verzameling van
(Computer Aided Dispatching)
betreffende de organisatie van de brandweerdiensten »
2.2.2 2002 – Het begin
144
Beheer van de archieven
call takers
144
een pragmatische benadering van
145
de migratie van de 100-centra
10.3.2 Verhuizing van de archieven in
158
2.2.5 2006 – De aanwerving van
de Pasteurstraat in Anderlecht naar het Rijksarchief
157
2.2.4 2005 – Een duidelijke werkstructuur en
10.3.1 Organisatie van de archieven in de Leuvenseweg
156 157
2.2.3 2004 – De aanwerving van neutrale
10.2.2 Ontwikkeling van het documentatiecentrum 144 10.3
156
2.2.1 De CAD-technologie ASTRID
wetten, besluiten en omzendbrieven
een projectmanager en
145
een ondersteuningsteam
158
2.2.6 2007 – Opstart pilootproject en voorbereiding volgende centra
158
2.2.7 Voorbereiding volgende centra
159
3.
Het digitaal radionetwerk
160
3.1
De aankoop van materieel
160
3.2
Herprogrammering van de radio’s
162
3.3
Fleetmap & Nummeringsplan
162
3.4
Uniformisering van de communicatiegroepen 162
4.
Het paging-netwerk
163
4.1
Testcampagne van de pagers
163
4.1.1 Uitvoeren van loadtests
163
4.1.2 Distribueren van testpakketten
163
4.1.3 Conclusie: Alle partijen
5.
5
inhoud
moeten inspanningen leveren
163
Toekomstperspectieven
164
Wie zijn wij? Meer dan sirenes… De Civiele Veiligheid, dat zijn 19.000 mannen en vrouwen die interveniëren bij branden, verkeersongevallen en grootschalige, nationale of internationale catastrofes. Sommigen zijn «gemeentelijke» personeelsleden, anderen «federale», allen met hetzelfde doel: de bevolking beschermen en helpen. Zo kunnen de burgers rekenen op zowat 17.000 brandweerlieden, verdeeld over 251 brandweerdiensten: 5.000 beroepsleden en 12.000 vrijwilligers. Voeg daarbij de leden van de civiele bescherming, een federale dienst, waarvan de operationele eenheden op 31 december 2006 561 beroepsleden en 982 vrijwilligers groepeerden. De activiteiten van de Algemene Directie beperken zich evenwel niet tot de interventies die de actualiteit halen. Naast de manschappen belast met de operaties op het terrein, telt de Algemene Directie iets meer dan 150 medewerkers, uitgedrukt in voltijds equivalenten, waarvan de taken sterk variëren. Geen organisatie zonder recht: de juristen zijn belast met het ontwerp, de uitwerking en de interpretatie van de teksten die de organisatie van de niet-politionele hulpdiensten regelen. De Algemene Directie houdt zich eveneens bezig met preventie: zij ziet erop toe dat de gepaste maatregelen genomen worden teneinde niet alleen chemische of nucleaire ongevallen te vermijden, maar ook branden en ontploffingen. De Algemene Directie besteedt in het bijzonder aandacht aan de onontbeerlijke opleiding van de leden van de niet-politionele hulpdiensten: ofwel geeft zij de opleiding rechtstreeks, wanneer het gaat om de leden van de operationele eenheden van de Civiele Bescherming of de kandidaten-brandweerofficieren, ofwel regelt zij de principes en de modaliteiten ervan, wanneer het gaat om de brandweerlieden. Gespecialiseerde ingenieurs zijn belast met de opstelling van bestekken, de toewijzing van opdrachten en de opvolging van de voorlopige opleveringen, teneinde aan de hulpdiensten het goed presterende materieel en de persoonlijke beschermingsmiddelen te leveren die nodig zijn voor de dagelijkse uitvoering van de opdrachten: autoladders, autopompen, snelle hulpwagens, warmtebeeldcamera’s, gaspakken, brandweerhelmen, … Andere ingenieurs inzake telecommunicatie beheren het radionetwerk, installeren elektronische sirenes en nemen deel aan de ontwikkeling van het belangrijke project Astrid. De diensten moeten optimaal functioneren. De Algemene Directie is belast met de controle van de brandweerdiensten. Hoewel het kleine aantal medewerkers dat zich aan die taak kan wijden, de efficiëntie ervan beperkt, moet het belang van dat inspectiewerk niet meer aangetoond worden. Wanneer de weersomstandigheden te wensen overlaten en de burgers daarvan het slachtoffer zijn, zal de Algemene Directie zich met hun problemen bezighouden. Zij beheert immers de dossiers betreffende de rampen, van de erkenning van een gebeurtenis als algemene ramp tot de storting aan de slachtoffers van de schadevergoeding waarop zij recht hebben.
naar inhoud
Voorwoord
naar inhoud
In 2007 waaide er een nieuwe wind door de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid en deze wind bracht een aantal veranderingen teweeg. Ons activiteitendomein sluit immers volledig aan bij het verlopen van de tijd. Wij willen onze verworvenheden niet doen verstarren, we willen ons voortdurend in vraag stellen om onze voornaamste opdracht zo optimaal mogelijk te vervullen: de burgers dienen en helpen. Gezien de ambitieuze aard van deze opdracht, moeten we de evolutie van zowel de natuur en de maatschappij als van de technologische vooruitgang opvolgen en zelfs voor zijn. De Civiele Veiligheid is dus een dagelijkse uitdaging. Om dit te bereiken, past de Algemene Directie zich aan. Of het nu gaat om de toepassing van moderne managementtechnieken bij het dagelijks beheer van haar administratie of om de opleiding van het operationeel personeel op het vlak van de technologische ontwikkelingen, ons sleutelwoord is anticiperen op de verandering. Dankzij deze dynamiek zijn we in staat om op elk moment een kwaliteitsvolle hulpverlening te bieden die beantwoordt aan de noden van alle burgers. De hervorming van de Civiele Veiligheid is de concretisering van deze wil. De wet van 15 mei 2007 betreffende de Civiele Veiligheid is niet enkel het startschot van een verwachte reorganisatie, maar ook het resultaat van verschillende jaren werk en samenwerking tussen alle betrokken partijen. Nu er een solide basis is, kunnen de grote werkzaamheden aangevat worden. Er werd trouwens een werkstructuur opgezet om in de komende maanden vorm te kunnen geven aan dit grootschalige project, dat gevolgen zal hebben voor zowel onze eigen werking als voor de toekomst van de leden van de hulpdiensten. Het jaar 2007 werd eveneens gekenmerkt door de overschakeling naar de Astrid-technologie van het 100-centrum van Oost-Vlaanderen (Gent). Het doel van Astrid is het moderniseren en uniformeren van de communicatiemiddelen van de politie- en de hulpdiensten, door hierbij hun wederzijdse samenwerking te bevorderen. Op termijn zal het netwerk, dat zich uitstrekt over het volledige Belgische grondgebied, dus meer gebruiksgemak, zekerheid van de vertrouwelijkheid van de oproepen en een betere coördinatie van de interventies bieden. Deze overgangsprocedure is tevens een voorproefje van de samensmelting van de nummers 100 en 101 tot het Europese noodnummer 112. Het opvolgen van de voortdurende veranderingen waarmee de maatschappij geconfronteerd wordt, vereist een immer geactualiseerde kennis van de producten en technieken, alsook een permanente revaluatie van de operationele noden. Deze vaststelling heeft ons ertoe gebracht om een reorganisatie van het vrijwillig personeel van de Civiele Bescherming door te voeren. Het nagestreefde doel: de vrijwilligers kunnen mobiliseren bij moeilijkere interventies om de actie van het beroepspersoneel te versterken. De verscheidenheid en de groeiende complexiteit van de interventies benadrukken niet alleen de nood aan regelmatige opleidingen voor de hulpdiensten, maar ook voor de externe partners. Op vraag van bepaalde media hebben we zo een opleiding georganiseerd die toelaat aan journalisten om gevaarlijke situaties beter te beheren. Aangezien ze een van de eersten ter plaatse zijn bij ongevallen of branden, was het belangrijk om hen te leren welke veiligheidsmaatregelen getroffen moeten worden. Gezien het succes van deze opleiding, zal het initiatief worden herhaald en uitgebreid naar andere partners.
naar inhoud
8
Voorwoord
Dit jaar wilden we ook de nadruk leggen op preventie. Hiertoe werden twee sensibiliseringsacties verwezenlijkt. Enerzijds moedigt een Koninklijk Besluit de burgers aan om zich te beschermen tegen diefstal en brand. De stimulans is een belastingsvermindering voor de uitgaven met betrekking tot de beveiliging van hun woning. Anderzijds werd een Sevesocampagne gelanceerd om aan de burger uit te leggen welke regels ze in acht moeten nemen in geval van een ernstig ongeval dat veroorzaakt wordt door risico-ondernemingen. Het succes van de preventieacties begint immers bij een goed geïnformeerde burger. Met al deze verwezenlijkingen wil de Algemene Directie tegemoet komen aan een essentiële behoefte waaraan permanent voldaan moet worden: de veiligheid van de burgers verzekeren. Of het nu gaat om de verzekering van de goede werking van de hulpdiensten of om de opstelling van de reglementering, wij willen een hoog competentieniveau en kwaliteitsvolle resultaten bieden. Moge het lezen van dit activiteitenrapport u overtuigen van onze wil om u steeds meer en steeds beter te dienen.
Christine Breyne
Directeur-generaal
9
Voorwoord
naar inhoud
naar inhoud
I
Organisatie en Management
Personeel 12 Boekhouding, begroting en recuperaties 23 Logistiek 33 Gebouwen 35 Management 37
naar inhoud
11
Organisatie en Management
naar inhoud
1
Personeel De personeelsdienst van de Algemene Directie verzekert het beheer van het statutaire en contractuele personeel van de centrale diensten, de zes operationele eenheden van de Civiele Bescherming, het Federaal Opleidingscentrum voor de hulpdiensten en de neutrale call takers, ofwel 901 medewerkers in totaal. De dienst stelt het personeelsplan op en beheert het personeelsbestand en de personeelsbewegingen door de selectie van het personeel te organiseren, door toe te zien op de aanwerving van het personeel en, indien nodig, door de interne mobiliteit en de bevorderingen te stimuleren. Hij ziet toe op de toepassing van de reglementering, voert de controles en betalingen uit inzake overuren en controleert de verblijfs- en reiskosten. Hij verzekert eveneens het beheer van de dossiers van de ongeveer 1000 vrijwillige personeelsleden die het permanente operationele personeel versterken.
1.1 Personeelsbestand van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid 1.1.1 Inleiding Het personeel van de Algemene Directie is verdeeld over de centrale diensten, het Federaal Opleidingscentrum, de operationele eenheden en de Provinciale Centra voor Informatie en Communicatie (CIC) van de Federale Politie. In de loop van 2007 is het globale personeelsbestand van de Algemene Directie licht gestegen, gaande van 883 naar 901 personeelsleden in 2007. Deze groei doet zich vooral voor bij niveau C en heeft voornamelijk betrekking op de neutrale call takers. De volgende punten tonen de situatie van het personeelsbestand van de Algemene Directie op 31 december 2007.
naar inhoud
12
Organisatie en Management
1.1.2 Centrale diensten (situatie op 31 december 2007)
Niveau
A
Statutairen
Contractuelen
NL
FR
NL
FR
21
22
26
12
Totaal
Voltijds equivalent
81
70,40
B
6
2
0
1
9
8,60
C
18
15
13
10
56
45,10
D
8
7
9
9
33
27,30
53
46
48
32
179
151,40
Totaal
1.1.3 Federaal Opleidingscentrum voor de hulpdiensten (Situatie op 31 december 2007)
Niveau
Statutairen
Contractuelen
Totaal
Voltijds equivalent
NL
FR
NL
FR
A
0
0
0
0
0
0
B
0
1
0
0
1
0
C
1
1
0
0
2
2
D
1
3
3
4
11
9,35
Totaal
2
5
3
4
14
11 ,35
1.1.4 Operationele eenheden (situatie op 31 december 2007) De operationele eenheden bestaan enerzijds uit administratief en vakpersoneel dat zijn functie uitoefent in dagdienst, en anderzijds uit operationeel personeel dat in continudienst werkt. De operationele personeelsleden voeren een prestatie uit van 24 uren gevolgd door 72 uren rust. Tijdens die rustperiode kunnen ze evenwel opgeroepen worden in geval van rampen of zware interventies.
13
Organisatie en Management
naar inhoud
Liedekerke
Brasschaat
Jabbeke
Ghlin
Crisnée
Libramont
Totaal
Statutaire personeelsleden Niveau A Adviseur
1
1
0
0
1
0
3
Attaché
1
0
0
0
0
0
1
3
2
0
5
2
0
12
6
8
6
9
7
8
44
Operationeel brigadier
19
20
14
19
16
13
101
Operationeel medewerker
61
63
49
69
59
55
356
Technisch medewerker
0
0
0
0
1
0
1
1
0
1
1
0
0
3
0
0
0
0
2
1
3
1
0
0
0
2
1
4
Operationeel personeel Niveau B Technisch deskundige Niveau C Technisch assistent Niveau D
Vakpersoneel Niveau C Technisch assistent Niveau D Technisch medewerker Administratief personeel Niveau C Administratief assistent Niveau D Administratief medewerker
0
1
1
3
1
1
7
Totaal statutairen
93
95
71
106
91
79
535
2
1
0
0
0
1
4
Contractuele personeelsleden Niveau C Administratief assistent Niveau D Administratief medewerker
2
1
1
0
0
1
5
Technische medewerker
1
1
0
4
2
1
9
Operationeel medewerker
1
0
0
5
1
1
8
Totaal contractuelen
ALGEMEEN TOTAAL
naar inhoud
6
3
1
9
3
4
26
99
98
72
115
94
83
561
14
Organisatie en Management
1.1.5 Vrijwilligers (situatie op 31 december 2007) De Civiele Veiligheid telt 982 vrijwillige personeelsleden die door de eenheidschefs ter versterking kunnen worden opgeroepen bij omvangrijke interventies. De vrijwilligers hangen af van de verschillende eenheden, naargelang hun woonplaats.
LIEDEKERKE
153
LIBRAMONT
182
GHLIN
144
JABBEKE
110
CRISNEE
238
BRASSCHAAT
155
Totaal:
982
In 2006 heeft de Algemene Directie de krachtlijnen en de algemene structuur uitgewerkt van de reorganisatie van het vrijwillig personeel van de Civiele Bescherming. Op basis van de hervorming zijn er voortaan twee categorieën vrijwillig personeel: 1. De “leden van het vrijwillig personeel”, toegewezen aan een eenheid. Ze nemen deel aan dezelfde types interventie als het beroepspersoneel. Ze verbinden zich er bovendien toe beschikbaar te zijn voor een bepaald minimumaantal prestaties per jaar. 2. De “federale reserve”, samengesteld uit de “reservisten”: ze worden opgeroepen ter versterking van het beroepspersoneel en van het vrijwillig personeel voor minder technische en minder gespecialiseerde opdrachten. In de toekomst zal er geen rechtstreekse aanwerving meer plaatsvinden voor deze personeelscategorie. In het voorjaar van 2007 hebben alle leden van het vrijwillig personeel een bericht gekregen over de reorganisatie van de vrijwilligers, en werden ze verzocht hun keuze mee te delen aan de Algemene Directie wat de personeelscategorie betreft waarin ze ondergebracht wilden worden. Ongeveer 350 kandidaten hebben ervoor gekozen om lid te worden van het vrijwillig personeel, ondergebracht bij een eenheid van de Civiele Bescherming. De kandidaten hebben hun stage op 1 april 2007 aangevat en eind augustus beëindigd. Het nieuwe systeem is eind 2007 in werking getreden.
15
Organisatie en Management
naar inhoud
1.1.6 Neutrale call takers Op 31 december 2006 waren 108 personeelsleden, die aangeworven waren om de functie van neutrale call taker op te nemen, actief binnen alle Centra voor Informatie en Communicatie (CIC) van de Federale Politie, terwijl de eerste fase van het project een globaal personeelsbestand voorzag van 131 personeelsleden. Om die reden is een groep van 10 eind 2006 geselecteerde nieuwkomers op 1 februari 2007 begonnen aan de intensieve en multidisciplinaire opleiding die toelaat om de functie van neutrale call taker te vervullen. In juli werd een nieuwe jury georganiseerd om de kandidaat-neutrale call takers die het Duits beheersen te selecteren voor het CIC van Luik. Rekening houdend met de groeiende nood op het vlak van call taking, werd beslist om het kader uit te breiden met 121 bijkomende neutrale call takers, die de oorspronkelijk voorziene 131 personeelsleden zullen vervoegen. In deze optiek werden nieuwe selecties opgezet in de loop van juli, augustus en september 2007 in overleg met SELOR. Op 31 december 2007 telde het personeel dat aangeworven werd voor de functie van neutrale call taker 142 personeelsleden, als volgt verdeeld:
B
Personeel C
D
Antwerpen
3
12
0
Waals-Brabant
2
3
0
5
Brussel
4
12
0
16
Henegouwen
1
20
0
21
Luik
6
15
3
24
Limburg
2
8
0
10
Luxemburg
2
4
0
6
CIC (provincie)
15
Namen
1
6
0
7
Oost-Vlaanderen
2
10
0
12
Vlaams-Brabant
1
12
0
13
West-Vlaanderen
Totaal
naar inhoud
Totaal
5
8
0
13
29
110
3
142
16
Organisatie en Management
1.1.7 Algemeen overzicht van het personeelsbestand van de Algemene Directie
Statutairen
Niveau A
NL
FR
Contractuelen NL FR
24
23
26
Totaal
12
85
B
26
24
0
1
51
C
95
99
16
11
221
D
244
253
19
28
544
Totaal
389
399
61
52
901
1.2. Opdrachten 1.2.1 Algemeen De taken van de Personeelsdienst kunnen in vier categorieën onderverdeeld worden:
dagelijkse taken die eveneens uitgevoerd worden door andere personeelsdiensten: het beheer van het statutair en contractueel personeel;
specifieke taken, inherent aan het operationeel karakter van de Algemene Directie: vermits de meeste personeelsleden van de Algemene Directie in continudienst zijn tewerkgesteld, moet het administratief personeelsbeheer steeds aangepast worden aan en rekening houden met de specifieke behoeften;
het volledige beheer van de 982 vrijwilligers van de Civiele Bescherming; een samenwerking met de Stafdienst P&O voor de opstelling van diverse ontwerpen van besluiten betreffende het personeelsbeheer.
1.2.2 Selectie en werving 1.2.2.1 Algemeen overzicht De lijsten met het personeelsbestand van de Algemene Directie worden actueel gehouden door de Personeelsdienst, die in staat moet zijn om de verdeling van de te voorziene banen te bepalen via werving en via bevordering. Deze lijsten laten eveneens toe om de personeelsbewegingen op te volgen en om de aanwerving van contractuelen ter vervanging van het ontbrekende personeelsbestand te beheren. In 2007 werden 91 personeelsleden aangeworven. Hieronder volgt een overzicht van deze aanwervingen.
Centrale administratie
Operationele eenheden
Florival call takers
Neutrale
Totaal 20
A
19
1
0
0
B
1
0
0
1
2
C
11
2
0
41
54
D
Totaal
2
10
0
3
15
33
13
0
45
91
17
Organisatie en Management
naar inhoud
1.2.2.2 Bijzonder geval van de operationele agenten Gebruik van de wervingsreserve Op 1 april 2007 zijn 9 Franstaligen gestart met hun stage, net als een Nederlandstalige op 15 april 2007. De stage, die diverse theoretische en praktische opleidingen omvat, bedraagt in totaal 130 uren. Alle stagiairs zijn geslaagd voor de examens en zijn in dienst getreden. Aanwerving van operationele agenten Er hebben 589 Nederlandstalige en 1662 Franstalige kandidaten deelgenomen aan de proeven voor operationeel agent: 45 Nederlandstalige en 87 Franstalige kandidaten zijn opgenomen in de wervingsreserve. De kandidaten van wie het medisch onderzoek positief is, zullen hun stage kunnen aanvatten in het eerste semester van 2008.
1.2.3 Administratie van het personeel De Personeelsdienst bezorgt talrijke vragen van het personeel of van de hiërarchie voor advies, beslissing of informatie aan de dienst P&O van de FOD. Die aanvragen zijn van de meest uiteenlopende aard: disponibiliteit, adviezen van de gezondheidsdienst, werkstelsel, benoemingen en bevorderingen, cumulaanvragen, arbeidsongevallen, toekenning van hogere functies en van premies voor leidinggevenden, … In 2007 waren deze taken goed voor 1122 dossiers. De dienst ziet er eveneens op toe dat alle verlofbladen van het operationeel personeel, alsook de recuperatiebladen, aangepast worden in functie van het specifieke arbeidsstelsel van deze personeelsleden. De kostenstaten betreffende de reis- en verblijfskosten van de personeelsleden worden, vóór betaling, gecontroleerd door de personeelsdienst, evenals de ingediende schuldvorderingen voor de betaling van hun verplaatsingen bij opleidingen of medische onderzoeken.
naar inhoud
18
Organisatie en Management
Onderstaande tabel weerspiegelt de omvang van deze taken in 2007.
Diensten
Aantal binnengekomen staten
Bedrag
Brussel
405
41703,91 EUR
Crisnée
556
8636,09 EUR
Ghlin
317
5982,02 EUR
Libramont
197
3072,62 EUR
Brasschaat
226
3919,32 EUR
Liedekerke
300
2304,14 EUR
Jabbeke
219
3559,72 EUR
Florival
28
834,33 EUR
Call takers
221
47360,16 EUR
Starter teams
26
1144,32 EUR
2495
118516,63 EUR
Totaal
De Algemene Directie legt aan de horizontale diensten van de FOD de voorstellen voor van kilometercontingenten, die toegekend worden aan bepaalde personeelsleden van de Algemene Directie voor het gebruik van hun eigen voertuig tijdens hun verplaatsingen. De overuren van het personeel van de operationele eenheden worden gecontroleerd op basis van de interventieverslagen. Daarna worden ze voor betaling naar de dienst Boekhouding van het Departement gestuurd. In 2007 werd 87.452,41 EUR gestort aan de personeelsleden. De Algemene Directie is belast met het administratief beheer van de vrijwillige personeelsleden. Het betreft hier onder meer de aanwerving van dit personeel, de betaling van de interventie-uren, alsook van de uren die gepresteerd zijn tijdens opleidingen, vergaderingen en karweien. In 2007 heeft de Directie voor dit type prestaties 680.874,91 EUR uitbetaald, verdeeld als volgt:
Liedekerke
125.273,89 EUR
Ghlin
109.541,32 EUR
Jabbeke
44.146,95 EUR
Crisnée
239.125,24 EUR
Brasschaat
119.832,89 EUR
Libramont
42.954,62 EUR
De Directie houdt zich bezig met het beheer van de arbeidsongevallen van de vrijwillige personeelsleden en verzekert eveneens de betaling van de rentes in het kader van de arbeidsongevallen die hebben plaatsgevonden vóór de inwerkingtreding van de wet van 3 juli 1967.
1.2.4 Overleg met de vakbonden De Algemene Directie organiseert overlegvergaderingen tussen de vakbonden en de Algemene Directie, met name de tussenoverlegcomités (TOC). Ze verzekert eveneens de opvolging van deze vergaderingen.
19
Organisatie en Management
naar inhoud
1.2.5 Medische opvolging De Algemene Directie zorgt voor de opvolging van de dossiers die een medisch karakter vertonen. Op regelmatige tijdstippen worden overlegvergaderingen georganiseerd met de hoofdgeneesheer van de interbedrijfsgeneeskundige dienst. Bovendien werd, met het oog op de eventuele interventies van het operationeel personeel en van de kernvrijwilligers die verband houden met de vogelgriep, beslist om deze personeelscategorieën in te enten tegen griep. Hiervoor werden 955 vaccins aangekocht zodat de arbeidsgeneesheer de nodige inentingen kon uitvoeren in de loop van november en december 2007.
1.2.6 Opleiding en ontwikkeling van het personeel van de Algemene Directie 1.2.6.1 Gecertificeerde opleidingen Niveau D De gecertificeerde opleiding van niveau D werd opgestart in augustus 2007. Alle personeelsleden van de graad van administratief, technisch of operationeel medewerker hebben hierover een bericht ontvangen, waarna 503 personen beslist hebben om zich in te schrijven voor een gecertificeerde opleiding van niveau D. Niveaus A, B en C Binnen de Algemene Directie werden de volgende inschrijvingen voor een gecertificeerde opleiding genoteerd voor de niveaus A, B en C:
Niveau A: 8 personen Niveau B: 1 persoon Niveau C: 14 personen 1.2.6.2
OFO-opleidingen
Het personeel heeft 87 aanvragen ingediend voor opleidingen die georganiseerd worden door het Opleidingsinstituut van de Federale Overheid, verdeeld als volgt:
Informatica: 40 Talen: 15 Varia (reglementering op de overheidsopdrachten, schriftelijke vaardigheden, opstelling van technische documenten, enz.): 32
naar inhoud
20
Organisatie en Management
1.2.6.3
Opleidingen brandbestrijding en vuur- en hittegewenning
Brandbestrijding is een taak van de brandweer. Rekening houdend met de organisatie van bepaalde regionale brandweergroepen, bleek het nodig dat de operationele eenheden van Liedekerke en van Crisnée de eerste interventie tegen brand voor hun rekening nemen in een rond deze twee kazernes vastgelegde perimeter. Zo hebben alle operationele personeelsleden in de loop van het eerste semester van 2007 een opleiding gekregen inzake brandbestrijding, alsook inzake vuur- en hittegewenning. 1.2.6.4
Opleiding inzake voedselhygiëne
Om de grootst mogelijke hygiëne te garanderen in de keukens van de operationele eenheden, werd een opleiding inzake voedselhygiëne georganiseerd in september 2007 voor de personen die regelmatig in de keukens komen. Deze cursus werd gevolgd door 16 medewerkers. 1.2.6.5
Voorbereidende opleiding voor het overgangsexamen van niveau D naar niveau C
Om de operationele personeelsleden voor te bereiden op de tweede en laatste proef van het overgangsexamen van niveau D naar niveau C, werd een opleiding georganiseerd in de loop van januari 2007. Deze opleiding omvatte twee modules: de eerste betrof de organisatie van de Civiele Veiligheid, de bevelvoering, de noodplanning en het crisisbeheer; de tweede betrof de gevaarlijke stoffen. Alle kandidaten die geslaagd waren voor de eerste proef hebben deelgenomen aan deze opleiding. Onder de Nederlandstaligen waren er 4 geslaagd voor de proef, terwijl er bij de Franstaligen één kandidaat geslaagd was. Deze personeelsleden zullen in 2008 bevorderd worden tot de graad van technisch assistent.
21
Organisatie en Management
naar inhoud
1.3. Ontwikkeling van een modern beleid inzake human resources management 1.3.1 Deelname aan het project Diversiteit De Algemene Directie heeft haar actieve deelneming voortgezet aan het project Diversiteit dat gepromoot wordt door de FOD P&O en dat als doel heeft de verhouding allochtonen en vrouwen in bepaalde overheidsdiensten te verhogen. In 2007 heeft een interdepartementale werkgroep zich gebogen over de voorbereiding van de nieuwe aanwervingen van operationele personeelsleden voor de Civiele Bescherming zodat de aanwervingsprocedure rekening zou houden met de doelstellingen van de cel Diversiteit.
1.3.2 Organisatie van informatiedagen Er werd een oproep gelanceerd bij het personeel van Belgacom om bepaalde openstaande vacatures binnen de Algemene Directie in te vullen. Om hen gepersonaliseerde informatie te kunnen verschaffen over de Civiele Veiligheid en in het bijzonder over de operationele eenheden, werden twee informatiedagen georganiseerd in de operationele eenheden van Brasschaat en van Crisnée.
1.3.3 Bezoek aan de operationele eenheden door het personeel van de Stafdienst P&O
Het personeel van de Stafdienst P&O werkt dagelijks voor de personeelsleden van de Civiele Veiligheid. In deze context werden er bezoeken georganiseerd aan een operationele eenheid zodat het personeel van P&O zich vertrouwd zou kunnen maken met de werking ervan. Het eerste bezoek werd georganiseerd in de operationele eenheid van Crisnée en het tweede in de operationele eenheid van Brasschaat. De deelnemers hebben geluisterd naar een uiteenzetting over de organisatie van de Civiele Bescherming, gevolgd door een geleid bezoek aan de gebouwen van de eenheid. Bij deze gelegenheid hebben ze uitleg gekregen over het operationeel materieel dat ingezet wordt in de eenheden. De operationele personeelsleden hebben het bezoek afgerond met een aantal demonstraties.
naar inhoud
22
Organisatie en Management
1.3.4 Deelname aan jobbeurzen De Civiele Veiligheid heeft in 2007 deelgenomen aan diverse jobbeurzen die georganiseerd werden door Forem en die bedoeld waren om de verschillende werkzoekenden de verschillende beroepen inzake de veiligheid voor te stellen; deze beurzen vonden plaats in Aarlen op 17 april, in Namen op 3 mei en in La Louvière op 16 juni.
1.3.5 Deelname aan de stuurgroep ULIS De Algemene Directie heeft deelgenomen aan de stuurgroep die belast is met het concretiseren van bepaalde applicaties van de nieuwe geïntegreerde human resourcessoftware ULIS.
Boekhouding, begroting en recuperaties
2
2.1. Algemeen De activiteiten van de dienst financiën van de Algemene Directie zijn:
boekhouding: het beheer van de uitgaven en de ontvangsten begroting: de opmaak, controle en de follow-up hiervan recuperaties: de recuperatie van de betalende interventies en van het ambulancevervoer 2.1.1 Beheer van de boekhouding 1.120 bestelbonnen 1.401 vastleggingen 5.781 facturen
23
Organisatie en Management
naar inhoud
Men kan het volgende onderscheiden: a) het boekhoudkundig beheer van de ontvangsten, waaronder onder andere:
de opbrengst van de stortingen afkomstig van de overheidsbedrijven en uit de Staatsbegroting voor het personeel dat ter beschikking gesteld wordt van de centra inzake call taking;
de heffingen bestemd voor het Seveso-fonds; de heffingen bestemd voor het Nucleair fonds; de heffingen op de verzekering inzake burgerlijke aansprakelijkheid bestemd voor het Fonds voor Beveiliging tegen Brand en Ontploffing;
de opbrengst van de facturering van het vervoer per ziekenwagen en van de te betalen interventies van de Civiele Bescherming;
de gedeeltelijke recuperatie van de financiële tussenkomst bij de aankoop van brandweermaterieel;
de opbrengst van Europese subsidies in het kader van de noodplanning. Voor deze ontvangsten worden maandelijks staten opgemaakt en gebeurt er jaarlijks een eindafrekening. Deze ontvangsten worden steeds geaffecteerd aan de respectieve fondsen. b) de boekhoudkundige verwerking van de uitgaven, onder andere betreffende:
het personeel: betaling van overuren, vrijwilligers, chauffeursvergoedingen, enz.; de werkingskredieten: werkingsuitgaven voor de Algemene Directie, specifieke interventieuitgaven, uitgaven in het kader van de Astrid-technologie, werkingsuitgaven voor de brandbestrijding, onderhoudsuitgaven van de alarmverspreidingscentra, uitgaven betreffende de call taking, enz.;
de investeringskredieten: investeringen voor de Algemene Directie, voor de brandweerdiensten, voor de nulmigratie (Astrid-technologie), voor de operationele eenheden, voor de 100-centrales, in het kader van de Seveso-activiteiten, in het kader van de nucleaire veiligheid en voor de kustwacht;
de subsidies: bijdrage in de kosten van laboratoria die onderzoek verrichten in verband met brandvoorkoming, toelagen aan de verschillende brandweerfederaties en het Nationaal Fonds voor hulpverlening aan brandweerlieden, tussenkomsten ten voordele van de Shape, tussenkomsten betreffende de prestaties van de aangestelden van de 100-centra, subsidies aan de provinciale opleidingscentra voor het inrichten van cursussen en tegemoetkomingen naar aanleiding van de herstellingen ten gevolge van de oorlogen ’14-’18 en ’40-‘45. In dit kader worden er door de dienst vastleggingen genomen, bestelbonnen gemaakt, facturen betaald, betalingsborderellen opgemaakt, buitengewone rekeningen nagekeken, enz.
2.1.2 Beheer van de begroting Een begroting van 107.496.000 euro In grote lijnen hierop neer:
inzamelen van alle relevante info en de verwerking hiervan tot budgettaire documenten; omzetten van deze budgettaire documenten in parlementaire documenten; maandelijkse opvolging van de besteding van de kredieten van de Algemene Directie en de Call taking.
naar inhoud
24
Organisatie en Management
2.1.3 Beheer van de recuperaties Recuperaties van de kosten die voortvloeien uit betalende interventies en het vervoer per ambulance. Conform de wet van 31 december 1963 betreffende de Civiele Bescherming, worden de interventieverslagen van de 6 operationele eenheden geanalyseerd. Wanneer het gaat om een gratis opdracht, worden ze zonder gevolg geklasseerd, de andere verslagen worden gefactureerd. Naast de boeking van de inkomsten die eveneens beheerd worden door de dienst Recuperatie, was het werkvolume voor het jaar 2007 als volgt verdeeld:
Interventies: Er werden 747 te factureren interventies geregistreerd voor 2007, verdeeld als volgt:
er werden er 609 gefactureerd voor een totaalbedrag van € 406.500 waarvan € 241.000 reeds gerecupereerd werd;
138 dossiers worden nog onderzocht of moeten gefactureerd worden. Hierbij moet nog het beheer gevoegd worden van de niet afgesloten dossiers « afgelopen jaren » waarvoor een bedrag van € 356.000 gerecupereerd werd in 2007. De verhoging van het bedrag van de inkomsten komt door de recuperatie in 2007 van de kosten (157.000 euro) die voortvloeien uit de vervuiling veroorzaakt door de « Tricolor » in 2003.
Ambulances: Er werden 1791 transporten per ambulance uitgevoerd, waarvan er 1667 gefactureerd werden.Er werd een bedrag van € 185.000 gerecupereerd. Hierbij komt eveneens het beheer van de niet-afgesloten dossiers van de afgelopen jaren waarvoor een bedrag van € 35.000 gerecupereerd werd in 2007.
Facturen ambulances « Onnodige ritten »: De vergoeding van de onnodige ritten gebeurt voortaan automatisch door de FOD Volksgezondheid via de gegevens die automatisch doorgegeven worden door de 100-centra. Perspectieven De projecten van de dienst « Recuperatie » strekken er voornamelijk toe de productiviteit en de kwaliteit van het werk te verhogen. Daartoe besteedt hij bijzondere aandacht aan het onophoudelijk verbeteren van de werkprocessen en verzekert hij een constante controle van deze werkprocessen.
25
Organisatie en Management
naar inhoud
2.2. Budgettaire realisaties 2007 van de Algemene Directie 2.2.1 Civiele Veiligheid (budget 13 - afdeling 54) Overzicht van de kredieten en de realisaties 2007 (budget 13 - afdeling 54), zowel in vastlegging als in ordonnancering. 2.2.1.1 Globaal overzicht per programma Deze tabel geeft een globaal overzicht van de kredieten en de realisaties 2007, verdeeld per (activiteiten) programma. Alle kredieten en realisaties worden steeds vermeld in duizenden euro’s (1 000 euro).
Realisatie ordonnanceringen
Realisatie vastleggingen
Realisatie ordonnanceringen
31.907
31.482
30.572
38,77%
44,32%
1.916
1.357
1.122
84
1,38%
0,12%
Programma 2: Operaties van de Civiele Veiligheid; uitrusting en opleiding van de Civiele Veiligheid, de brandweerdiensten en de “100” - centra
29.071
20.519
22.729
16.199
27,99%
23,48%
Programma 3: Fonds voor de aanschaffing van materieel en uitrusting voor de opdrachten van de brandweerdiensten, voor rekening van de gemeenten, de intercommunales en de dienst voor brandweer en dringende medische hulp van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
3.214
1.651
2.930
1.507
3,61%
2,18%
Programma 4: Fonds voor risico’s van zware ongevallen (Seveso)
9.173
8.794
7.472
7.088
9,20%
10,27%
Programma 5: Fonds voor risico’s van nucleaire ongevallen
5.397
4.595
3.088
2.962
3,80%
4,29%
Programma 6: Directie van de financiële tussenkomsten ten voordele van derden
12.974
12.974
11.957
10.348
14,73%
15,00%
Programma 8: Oorlogsschade
984
575
392
214
0,48%
0,31%
Programma 9: Kustwacht
33
33
23
13
0,03%
0,02%
94.669
82.405
81.196
68.987
100,00%
100,00%
Programma 1: CAD-Astrid
TOTAAL
Krediet vastleggingen
Realisatie vastleggingen
% van het totaal
31.907
Programma 0: Bestaansmiddelen
naar inhoud
Budget 2007 gerealiseerd
Krediet ordonnanceringen
VOORWERP VAN UITGAVE
Budget 2007 aangepast
26
Organisatie en Management
2.2.1.2 Overzicht van de kredieten per basisallocatie Deze tabel geeft een globaal overzicht van de kredieten en de realisaties 2007, verdeeld per basisallocatie. Alle kredieten en realisaties worden steeds vermeld in duizenden euro’s (1.000 euro).
Realisatie ordonnanceringen
24.452
24.452
24.602
24.497
30,30%
35,51%
BA 01 1104: ander dan statutair personeel
3.203
3.203
3.064
3.062
3,77%
4,44%
935
935
748
748
0,92%
1,08%
BA 02 1201: aankoop van niet-duurzame goederen en van diensten
2.208
2.208
2.049
1.502
2,52%
2,18%
BA 02 1204: werkingsuitgaven met betrekking tot de informatica
70
70
61
50
0,08%
0,07%
BA 02 1230: inrichting van lokalen ten gebruike van de CV
32
32
26
11
0,03%
0,02%
BA 02 1233: financiering van de interventiekosten
582
582
582
440
0,72%
0,64%
Realisatie vastleggingen
Realisatie vastleggingen
% van het totaal
BA 01 1103: vast en stagedoend statutair personeel
Krediet vastleggingen
Realisatie ordonnanceringen
VOORWERP VAN UITGAVE
Budget 2007 gerealiseerd
Krediet ordonnanceringen
Budget 2007 aangepast
Programma 0: Bestaansmiddelenprogramma
BA 01 1106: niet-voltijds tewerkgestelde agenten van de CV
27
Organisatie en Management
naar inhoud
BA 02 1235: voorlichting, documentatie en public relations
73
73
70
57
0,09%
0,08%
BA 02 7401: aankoop van duurzame roerende goederen
94
94
75
81
0,09%
0,12%
BA 02 7404: investeringsuitgaven inzake de informatica
258
258
206
124
0,25%
0,18%
31.907
31.907
31.482
30.572
38,77%
44,32%
TOTAAL PROGRAMMA 0
Programma 1: CAD-Astrid BA 11 1104: ander dan statutair personeel
79
79
0
0
0,00%
0,00%
BA 11 1201: aankoop van nietduurzame goederen en van diensten
1.150
1.150
435
51
0,54%
0,07%
BA 11 7403: investesteringsuitgaven
687
128
687
33
0,85%
0,05%
1.916
1.357
1.122
84
1,38%
0,12%
TOTAAL PROGRAMMA 1
Programma 2: Operaties van de Civiele Veiligheid; uitrusting en opleiding van de Civiele Veiligheid, de brandweerdiensten en de “100” - centra
naar inhoud
BA 20 1201: aankoop van niet-duurzame goederen en van diensten
539
539
539
437
0,66%
0,63%
BA 20 1202: werkingskosten operationele eenheden
686
686
686
686
0,84%
0,99%
BA 20 1203: werkingskosten brandbestrijding schepen Schelde
117
117
36
18
0,04%
0,03%
BA 20 6307: aanschaf bijzonder materieel voor de brandweer
1.090
736
817
88
1,01%
0,13%
BA 20 6308: investeringen/ uitrustingen voor de brandweer
21.000
12.240
15.640
10.082
19,26%
14,61%
BA 20 7405: aanschaf materieel/ uitrusting voor de Civiele Bescherming
1.917
1.824
1.438
1.056
1,77%
1,53%
BA 20 7407: aanschaf materieel voor interventies
137
137
103
84
0,13%
0,12%
BA 21 1234: onderhoud van de alarmverspreidingscentra
226
226
226
179
0,28%
0,26%
BA 21 1238: exploitatiekosten van informaticanet van de hulpdiensten
2.066
2.066
2.066
2.548
2,54%
3,69%
BA 21 6302: installatie/uitrusting van de 100-centra
60
60
60
68
0,07%
0,10%
BA 21 7408: investeringen informaticanet van de hulpdiensten
453
948
340
625
0,42%
0,91%
BA 22 1247: fonds voor preventie en onderzoek voor brand/ontploffing
780
940
778
310
0,96%
0,45%
BA 23 1201: werkingskosten van allerlei aard inzake de vogelgriep
0
0
0
17
0,00%
0,02%
BA 23 7401: investeringskosten van allerlei aard inzake vogelgriep
0
0
0
0
0,00%
0,00%
TOTAAL PROGRAMMA 2
29.071
20.519
22.729
16.199
27,99%
23,48%
28
Organisatie en Management
Programma 3: Fonds voor de aanschaffing van materieel en uitrusting voor de opdrachten van de brandweerdiensten, voor rekening van de gemeenten, de intercommunales en de dienst voor brandweer en dringende medische hulp van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest BA 30 6309: aanschaf van materieel/uitrusting voor de brandweer
TOTAAL PROGRAMMA 3
3.214
1.651
2.930
1.507
3,61%
2,18%
3.214
1.651
2.930
1.507
3,61%
2,18%
Programma 4: Fonds voor risico’s van zware ongevallen (Seveso) BA 40 1103: bezoldiging statutair personeel
100
0
0
0
0,00%
0,00%
BA 40 1111: bezoldiging ander dan statutair personeel
1.257
1.207
1.116
1.116
1,37%
1,62%
BA 40 1204: werkingsuitgaven informatica
364
26
342
5
0,42%
0,01%
1.336
1.833
745
1.433
0,92%
2,08%
323
35
10
9
0,01%
0,01%
BA 40 7413: investeringsuitgaven (excl. Informatica)
5.793
5.693
5.259
4.525
6,48%
6,56%
TOTAAL PROGRAMMA 4
9.173
8.794
7.472
7.088
9,20%
10,27%
BA 40 1249: bestuurs-, werkings- en studieonkosten (excl. informatica) BA 40 7404: investeringsuitgaven informatica
Programma 5: Fonds voor risico’s van nucleaire ongevallen BA 50 1103: bezoldiging statutair personeel
100
0
0
0
0,00%
0,00%
BA 50 1104: bezoldiging ander dan statutair personeel
536
436
389
389
0,48%
0,56%
BA 50 1204: werkingsuitgaven informatica
9
9
9
8
0,01%
0,01%
4.097
2.342
2.035
1.171
2,51%
1,70%
0
0
0
0
0,00%
0,00%
655
1.808
655
1.393
0,81%
2,02%
5.397
4.595
3.088
2.962
3,80%
4,29%
BA 50 1249: bestuurs-, werkings- en studieonkosten (excl. informatica) BA 50 7404: investeringsuitgaven informatica BA 50 7413: investeringsuitgaven (excl. Informatica)
TOTAAL PROGRAMMA 5
Programma 6: Directie van de financiële tussenkomsten ten voordele van derden BA 60 1237: financiering demilitarisering site ex-P.R.B van Balen
0
0
0
0
0,00%
0,00%
BA 60 1240: bijdrage kosten labo belast met onderzoek brandvoorkoming
43
43
43
41
0,05%
0,06%
BA 60 3307: toelage brandfederaties en nationaal fonds
62
62
62
62
0,08%
0,09%
BA 60 3410: terugbetaling van de familie van de slachtoffers
440
440
439
439
0,54%
0,64%
BA 60 3519: tussenkomst ten voordele van de Shape
983
983
983
492
1,21%
0,71%
29
Organisatie en Management
naar inhoud
BA 60 4309: terugbetaling van de aangestelden van de 100-centra
8.325
8.325
8.300
8.300
10,22%
12,03%
BA 60 4312: subsidies en werkingskosten voor de brandweerscholen
2.141
2.141
2.130
1.014
2,62%
1,47%
BA 61 4101: dotatie kenniscentrum
980
980
0
0
0,00%
0,00%
12.974
12.974
11.957
10.348
14,73%
15,00%
TOTAAL PROGRAMMA 6
Programma 8: Oorlogsschade BA 81 6303: herstelvergoeding oorlogsschade ‘14-’18
20
20
16
16
0,02%
0,02%
BA 81 6307: herstelvergoeding oorlogsschade ‘40-’45
964
555
376
199
0,46%
0,29%
TOTAAL PROGRAMMA 8
984
575
392
214
0,48%
0,31%
Programma 9: Kustwacht BA 90 1201: aankoop van niet-duurzame goederen en van diensten
22
22
14
12
0,02%
0,02%
BA 90 7401: aankoop van duurzame roerende goederen
7
7
6
1
0,01%
0,00%
BA 90 7404: investeringsuitgaven inzake de informatica
4
4
2
0
0,00%
0,00%
0,03%
0,02%
TOTAAL PROGRAMMA 9 TOTAAL
33
33
23
13
94.669
82.405
81.196
68.987
100,00% 100,00%
Belang van personeel, werking en investering: Budget 2007 aangepast Krediet ordonnanceringen
Realisatie vastleggingen
Realisatie ordonnanceringen
Realisatie vastleggingen
Realisatie ordonnanceringen
30.662
30.312
29.918
29.812
36,85%
43,21%
WERKINGSKREDIETEN
27.331
25.895
22.656
19.284
27,90%
27,95%
INVESTERINGSKREDIETEN
36.676
26.198
28.621
19.891
35,25%
28,83%
94.669
82.405
81.196
68.987
100,00%
100,00%
PERSONEEL
TOTAAL
naar inhoud
% van het totaal
Krediet vastleggingen
VOORWERP VAN UITGAVE
Budget 2007 gerealiseerd
30
Organisatie en Management
Bespreking van enkele markante feiten voor het begrotingsjaar 2007:
basisallocatie 54 02 1233: dit werkingskrediet wordt gebruikt ter financiering van de interventiekosten in geval van rampen, catastrofen of schadegevallen. In 2007 werd ongeveer 100 000 euro uitgegeven voor de bestrijding van de processierupsen. Hiervoor werden beschermingspakken, anti-stoffilters, industriële branders en dergelijke aangekocht.
programma 1 (basisallocaties 54 11 11.04, 54 11 12.01 en 54 11 74.03): het nieuwe programma “CAD ASTRID” werd gecreëerd in het begrotingsjaar 2007. De bedoeling is om een apart programma te hebben binnen de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid (ADCV) en zo de uitgaven in het kader van de nulmigratie duidelijk te onderscheiden van de andere uitgaven.
seveso-programma: er wordt voor ongeveer 865 000 euro tussengekomen in de oprichting van een oefeninfrastructuur te Antwerpen voor het optreden van de hulpdiensten bij ongevallen van gevaarlijke stoffen.
nucleair programma: naast de jaarlijks uitgaven werd er een vastlegging genomen van 1 000 000 euro op de werkingskredieten voor de nucleaire campagne 2008. De vastlegging voor de distributie van de jodiumtabletten zal pas in 2008 gebeuren.
basisallocatie 54 60 34.10: er werd in 2007 een nieuwe basisallocatie gecreëerd om de leden van de hulpdiensten in geval van lichamelijke schade geleden bij de redding van personen van wie het leven in gevaar was te kunnen vergoeden. In 2007 werd er 440 000 euro aan vergoedingen toegekend voor slachtoffers van de ramp te Gellingen.
basisallocatie 54 60 43.12: er werd in 2007 een aanzienlijk bedrag (966 000 euro) vrijgemaakt voor een opleiding flash-over voor de leden van de brandweerdiensten.
programma 9 (kustwacht): het is het laatste jaar dat de uitgaven betreffende de kustwacht onder de ADCV ressorteren. Vanaf het begrotingsjaar 2008 worden deze getransfereerd naar het Crisiscentrum.
In 2007 heeft de regering een aantal maatregelen genomen om de verschillende FOD’s te beperken in hun mogelijkheden om hun kredieten aan te wenden. Het aanwendingspercentage van de vastleggingskredieten moet zoveel mogelijk beperkt worden, zonder de continuïteit van de werking van de diensten in het gedrang te brengen. Enkele uitzonderingen niet meegerekend werden de vastleggingskredieten slechts voor 12/15 den vrijgegeven.
De vastleggingskredieten voor de investeringen in de Algemene Uitgavenbegroting worden in het algemeen slechts in schijven vrijgegeven (vaak trimestrieel). Voor de Algemene Directie betreft het volgende basisallocaties: 54 20 63.07, 54 20 63.08, 54 20 74.05, 54 20 74.07 en 54 21 74.08. In het begrotingsjaar 2007 werd er slechts 75% vrijgegeven.
toepassing van het ankerprincipe: dit is een besparingsmaatregel die een beperking oplegt aan (bijna) alle betalingen gedurende een bepaald jaar. Meer concreet betekent dit dat, niettegenstaande de kredieten aanwezig zijn, deze niet voor de volledige 100% kunnen aangewend worden. Aangezien de personeelskredieten en subsidies/dotaties uit het anker moesten gelicht worden in het begrotingsjaar 2007, vielen de opgelegde besparingen hoofdzakelijk ten laste van de werkings- en investeringskredieten. Het gevolg hiervan is een doorschuiving van betalingsverplichtingen naar het begrotingsjaar 2008, soms met verwijlintresten tot gevolg.
31
Organisatie en Management
naar inhoud
2.2.2 Call Takers (budget 13 - afdeling 63) Deze tabel geeft een globaal overzicht van de kredieten en de realisaties 2007. Omdat deze begroting slechts 1 programma heeft, wordt er onmiddellijk overgegaan tot een overzicht per basisallocatie. Alle kredieten en realisaties worden steeds vermeld in duizenden euro’s (1 000 euro).
Realisatie ordonnanceringen
% van het totaal Realisatie vastleggingen
Realisatie ordonnanceringen
Realisatie vastleggingen
Budget 2007 gerealiseerd
Krediet ordonnanceringen
VOORWERP VAN UITGAVE
Krediet vastleggingen
Budget 2007 aangepast
Programma 0: Geïntegreerde centra voor dringende oproepen -BA 01 1103: vast en stagedoend statutair personeel
6.261
6.261
4.979
4.857
50,68%
50,37%
-BA 01 1104: ander dan statutair personeel
40
40
11
11
0,11%
0,12%
6.040
6.040
4.562
4.562
46,44%
47,31%
-BA 02 1201: aankoop van niet-duurzame goederen en van diensten
486
400
272
213
2,77%
2,20%
TOTAAL PROGRAMMA 0
12.827
12.741
9.824
9.642
100,00% 100,00%
TOTAAL
12.827
12.741
9.824
9.642
100,00% 100,00%
-BA 01 3301: dotatie aan de geïntegreerde centra voor dringende oproepen
De basisallocatie 63 01 3301 betreft een dotatie uit de Staatsbegroting en dient ter spijzing van het fonds. Na toewijzing van deze middelen in het fonds kunnen de noodzakelijke uitgaven gedaan worden ten behoeve van de call takers. Belang van personeel, werking en investering: Budget 2006 aangepast
Realisatie vastleggingen
Realisatie ordonnanceringen
Realisatie vastleggingen
Realisatie ordonnanceringen
6.301
6.301
4.990
4.868
50,79%
50,48%
WERKINGSKREDIETEN
6.526
6.440
4.834
4.775
49,21%
49,52%
0,00%
0,00%
TOTAAL
Krediet vastleggingen
PERSONEEL
INVESTERINGSKREDIETEN
naar inhoud
% van het totaal
Krediet ordonnanceringen
VOORWERP VAN UITGAVE
Budget 2006 gerealiseerd
0
0
0
0
12.827
12.741
9.824
9.642
32
Organisatie en Management
100,00% 100,00%
3
Logistiek Ten dienste staan van alle andere diensten om het werk van onze collega’s te vergemakkelijken
3.1. Opdrachten De dienst Logistiek is voornamelijk belast met de volgende opdrachten:
De ontvangst, sortering en registratie van alle briefwisseling die binnenkomt bij de Algemene Directie, alsook de registratie en de verzending van alle briefwisseling die buitengaat bij de Algemene Directie;
Het beheer van het patrimonium en van de voorraden van de Algemene Directie (actualisering van de inventarissen, onderhoud en vervanging van het materieel, enz.);
Het beheer van de bestellingen van de Algemene Directie voor de goederen en diensten die niet specifiek zijn voor de “core business” van de verschillende directies;
De organisatie van de vergaderingen van de medewerkers van de Algemene Directie en van de verschillende evenementen waaraan ze deelneemt (Batibouw, De Veertiendaagse van de Veiligheid, …);
De organisatie van de interne en externe verhuizingen van de Algemene Directie; De vertaling van de door de Algemene Directie voortgebrachte documenten.
3.2.ICT Eind 2007 was één van de prioriteiten van de dienst Logistiek het opnieuw samenstellen van een voorraad, die naam waardig, wat het informaticamaterieel betreft om onmiddellijk te kunnen reageren in geval van een panne en om de komst van een dertigtal nieuwe personeelsleden te kunnen opvangen. Een andere prioriteit was het versnellen van de progressieve vervanging van de computerschermen met elektronenbeeldbuis van het type monitor door flatscreens die ontegensprekelijk niet te verwaarlozen voordelen bieden, met name vanuit ergonomisch oogpunt. Deze actie ligt in de lijn van de campagne inzake het welzijn op het werk.
33
Organisatie en Management
naar inhoud
3.3.Federaal Opleidingscentrum voor de openbare hulpdiensten De Algemene Directie beheert ook de infrastructuur van het Federaal Opleidingscentrum voor de Openbare Hulpdiensten dat gevestigd is in het Kasteel van Florival, waar naast opleidingen ook regelmatig vergaderingen, conferenties en andere informatiedagen georganiseerd worden. Het centrum beschikt over verschillende vergaderzalen of leslokalen, uitgerust met didactische instrumenten en doeltreffend multimediamateriaal, die 10 tot 30 personen kunnen herbergen, alsook over een auditorium van een honderdtal personen. Het beschikt eveneens over een receptiezaal en 21 individuele kamers; wat toelaat om er residentiële seminaries te organiseren. De renovatie en inrichting van de gebouwen hebben toegelaten om het comfort van de kamers te verbeteren en om nieuwe leszalen te openen.
3.4.Software AGENDA/amster De software AGENDA/amster is een informatica-instrument voor de traceerbaarheid van de briefwisseling die circuleert binnen de Algemene Directie. Deze software werd in januari 2007 geïnstalleerd op de knooppunten van het verkeer van de briefwisseling binnen de Algemene Directie: in de Agendadienst – de dienst die alle binnenkomende en uitgaande briefwisseling binnen de Algemene Directie registreert – en in de secretariaten van elke dienst. In 2008 zal deze software geïnstalleerd worden op alle pc’s van het personeel zodat het circulatienetwerk van de briefwisseling volledig gedekt wordt op het vlak van informatica.
naar inhoud
34
Organisatie en Management
4
Gebouwen Infrastructuur in volle ontwikkeling
4.1. Inleiding De Regie der Gebouwen heeft als taak “de terreinen, gebouwen en aanhorigheden ervan, die noodzakelijk zijn voor de diensten van de Staat, voor de door de Staat beheerde Openbare diensten, ter beschikking van de Staat te stellen”. 1 De Directie Gebouwen en Brandvoorkoming treedt op als huurder van de gebouwen van de Civiele Bescherming.
4.2.Beheer van de gebouwen van de operationele eenheden van de Civiele Bescherming In het jaar 2007 werden de volgende werkzaamheden uitgevoerd in de vestigingen gelegen te: Gembloux
Overleg met de regie der gebouwen in verband met de plannen voor de parking en het invoegen in het verkeer bij interventies
Overleg met de Regie der gebouwen over de bluswatervoorraden Ghlin
Voorstel van een masterplan aan de Regie der gebouwen op basis van het behoefteprogramma teneinde de operationaliteit te verbeteren
Begin van de uitvoering van dit plan – verplaatsen van de wacht – aanleg van de parking Brasschaat
Studie voor herlocalisatie van de operationele eenheid. Deze studie wordt uitgevoerd in samenwerking met de gemeente Crisnée
Medewerking aan het opstellen van ontwerpschets voor de nieuwbouw waarin “administratie en opleiding” zullen ondergebracht worden
Advies over een ontwerpschets voor de bouw van een nieuwe grote interventiehall Afsluiten onderhoudcontracten voor de industriële poorten (opstellen, prijsvraag, onderzoek van de offertes, aanduiding van de firma, afsluiten van het contract) Federaal Opleidingscentrum voor de hulpdiensten van te Florival
Inrichting van ops-room tot een vergaderzaal met simultaanvertaling
Opstellen van ontwerp van lastenboek voor het onderhoud van de Centrale
Afsluiten onderhoudcontract voor de waterverzachter (opstellen, prijsvraag, onderzoek van de offertes, aanduiding van de firma, afsluiten van het contract)
35
Organisatie en Management
naar inhoud
Liedekerke
In het kader van MPM-operationele eenheden: plannen opstellen en uitvoeren met de medewerking van de Regie der Gebouwen voor de centrale garage;
Aankoop van materieel voor de inrichting van de garage. Jabbeke
Onderzoek naar de behoeften in het kader van de uitvoering van de MPM operationele eenheden;
Opstellen van een voorontwerp masterplan in het kader van deze behoeften;
De drijvende kracht zijn achter de aanpassing van het BPA in de omgeving. Op 27 oktober 2006 werd het BPA aangepast;
Onderhandelingen gestart voor de aankoop van de bijkomende gronden;
Afsluiten onderhoudcontract voor de elektrogeengroep (opstellen, prijsvraag, onderzoek van de offertes, aanduiding van de firma, afsluiten van het contract). Libramont
In het kader van de uitvoering van de MPM operationele eenheden, onderzoek naar de mogelijke aanpassing van de gebouwen;
Aankoop en installatie van een hefbrug;
Afsluiten volgende onderhoudcontracten (opstellen, prijsvraag, onderzoek van de offertes, aanduiding van de firma, afsluiten van het contract): onderhoud van elektrogeengroep, poorten van de nieuwbouw, noodladder en hefbrug. Hasselt
Planfase voor de oprichting van het complex waarin zowel de operationele eenheid voor de Civiele Bescherming voor de provincie Limburg als de brandweer zal gehuisvest worden;
Onderzoek naar de mogelijkheid om zowel de centrale 112 als het crisiscentrum voor de provincie Limburg op te nemen in het project;
Terreinvoorbereiding: opmeting, verkennend grondonderzoek, diepsonderingen, informatie verzamelen in verband met de nutsleidingen, starten van het administratieve dossier voor het verplaatsen van de nutsleidingen, opstellen van het voorontwerp;
Bekomen van de bouwvergunning.
4.3.Verwijdering van radioactieve bronnen In het kader van de MPM operationele eenheden werd de organisatie van de opleiding met radioactieve bronnen herzien en beperkt tot twee operationele eenheden. Daardoor konden een aantal radioactieve bronnen worden afgevoerd.
naar inhoud
36
Organisatie en Management
5
Management Een strategische ondersteuning voor het management, een methodologische ondersteuning voor de andere diensten
5.1. Inleiding De Dienst Organisatieontwikkeling stelt zich als doel om de kwantiteit, maar vooral de kwaliteit van de prestaties van de Algemene Directie te verbeteren, waarbij het welzijn van de werknemer gerespecteerd wordt. In 2007 werd een netwerk van interne contactpersonen die de rol vervullen van schakel tussen hun respectieve directie en de cel PMO opgericht. Ze werken mee aan de voorbereiding van de transversale projecten van de Algemene Directie, verspreiden de nieuwigheden op het vlak van organisatieontwikkeling, doen de relevante informatie van hun directie terugkeren naar de Cel PMO en tot slot zijn ze de pioniers van de uitbreiding van een bedrijfscultuur waarin verandering een plaats heeft en ten dienste staat van de verbetering ervan.
5.2.MPM – “Moderniseringsproject “ (golf 3) 5.2.1 Situering In 2006 werd de 3de golf MPM’s gelanceerd binnen de FOD Binnenlandse Zaken. Voor de ADCV werden twee moderniseringsprojecten gestart:
MPM4: Optimaliseren, herstructureren of creëren van de processen van de ADCV met het oog op een efficiënte verzekering van de missies ten aanzien van de operationele eenheden van de Civiele Bescherming en van de brandweerdiensten
MPM5: De kwaliteit van de operationele beslissingen, voorstellen en adviezen van de Directie van de Operaties optimaliseren In 2006 werd een werkgroep opgericht voor elke MPM met vertegenwoordigers van alle betrokken directies of diensten. De te verbeteren werkprocessen werden in kaart gebracht en geanalyseerd (= de ‘AS IS fase’).
37
Organisatie en Management
naar inhoud
In 2007 werd de ‘toekomstige situatie’ (=‘TO BE fase’), uitgewerkt op 5 vlakken (proces, personeel, organisatie, infrastructuur en ICT), met de bedoeling de bestudeerde werkprocessen te optimaliseren.
5.2.2 Implementatieplan In een volgende fase werd een implementatieplan opgemaakt met alle projecten die zullen worden uitgewerkt in het kader van de MPM. Een aantal projecten werd opgestart in juli 2007, andere zullen starten in januari 2008.
5.2.3 Overzicht van de onderzochte werkprocessen en de gedefinieerde verbeterprojecten Werkprocessen die werden onderzocht
Verbeterprojecten
MPM4: Centrale Diensten Verzekeren van het beheer van de federale infrastructuur van de civiele veiligheid
/
Verzekeren van de aankoop van materieel voor de openbare hulpdiensten
Uitwerken van een methode om een aankoopbeleid te definiëren Beheer van de ‘Assets en Maintenance’ ‘Beheer van de aankopen’
Verzekeren van de opleiding van de operationele medewerkers
Een opleidingsbeleid definiëren, communiceren en aanwenden E-learning en opleiding
Reglementeren op het vlak van civiele veiligheid
Ontwikkelen van een netwerk van contactpersonen
Verzekeren van de functionele communicatie
Structureren en implementeren van de functionele communicatie
Integreren en betrekken van het personeel
Een helpdesk creëren en beheren voor de operationele personeelsleden
Aansturen van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid
Uitwerken van een afsprakenkader betreffende delegeren
MPM5: Directie Operaties Verzekeren van de interventies ten voordele van de bevolking in geval van rampen,catastrofen en schadegevallen
/
Leiden en beheren van de operationele eenheden van de Civiele Bescherming
Uitbouw van aansturing van de operationele eenheden Beheer HR en opleiding
Coördineren van de interventies van de hulpdiensten op federaal niveau
Uitbouw van de federale coördinatie van de interventies
Beheren van de risico’s op het vlak van civiele veiligheid
Opstellen van een draaiboek “Van risico’s tot actiefiches”
Ontwikkelen en vertegenwoordigen van het Belgisch standpunt op het vlak van civiele veiligheid op internationaal niveau
/
Verzekeren van de operationele communicatie
Beheren van de ter beschikking gestelde operationele communicatiemiddelen aan de hulpdiensten Installatie en onderhoud van het sirenenetwerk Beheer en helpdesk voor de 100(112)-centrales
5.2.4 Opvolging en begeleiding van de MPM projecten Alle projecten worden maandelijks opgevolgd via een hiertoe georganiseerde vergadering. Tijdens deze opvolgvergadering worden de concrete resultaten, eventuele knelpunten en vragen besproken. Tweemaandelijks wordt de stand van zaken van alle MPM projecten gerapporteerd aan de stafdienst P&O van de Voorzitster.
naar inhoud
38
Organisatie en Management
5.3.Operationele plannen 5.3.1 Operationeel plan 2006-2007 In 2006 werd een ‘operationeel plan 2006-2007’ uitgewerkt. Dit plan, in de vorm van operationele fiches, een voor elke routineopdracht van de Algemene Directie en elk van haar projecten, bevatten zo’n 85 routineopdrachten en ongeveer 125 projecten. Op de operationele fiches zijn met name de volgende eigenschappen van de routineopdracht of het project vermeld: het doel, de beschrijving, de verantwoordelijke of leider, de noodzakelijke middelen om deze tot een goed einde te brengen en de kritieke succesfactoren. Wat de projecten betreft, wordt hun fiche aangevuld met een planning. De directeurs brengen maandelijks verslag uit over de opvolging van de projecten aan de Directeur-generaal. Indien nodig wordt er bijgestuurd en wordt er een nieuwe of aangepaste planning opgesteld. Bovendien werden begin 2007 aanpassingen aangebracht aan het ‘operationeel plan 20062007’ toen dat nodig bleek. Het operationeel plan is een managementinstrument dat evolueert naargelang de projecten beëindigd, geschrapt of aangepast worden. Op dezelfde wijze worden er nieuwe projecten toegevoegd van zodra deze gevalideerd zijn door de Directeur-generaal.
5.3.2 Operationeel plan 2008 Eind 2007 is de PMO cel begonnen aan de ontwikkeling van een operationeel plan 2008. Dit jaar werd gevraagd om per operationele fiche een berekening te maken van de vereiste voltijdse equivalenten (VTE). Deze VTE denkoefening, die gecoördineerd werd door de PMO contactpersonen en de PMO cel, is nuttig voor het opstellen van realistische planningen en het bepalen van prioritaire projecten.
5.4.Interne controle De interne controle is een geheel van door de organisatie getroffen maatregelen en ondernomen acties om de risico’s te beheren die inherent zijn aan haar werking en om zo toe te laten om de risico’s te beheersen teneinde haar doelstellingen beter te bereiken. In juli 2007 is het project « interne controle » gestart. De voornaamste processen van de Algemene Directie werden in kaart gebracht en elk van hen heeft een volgorde van prioriteit gekregen wat de behandeling betreft in het kader van het project. Het proces « Beheren van de begroting en de boekhouding » onderging de eerste analyse. Het proces « Verzekeren van het human resources management » is het voorwerp van de tweede analyse. Het is reeds het voorwerp geweest van de twee eerste fases van de analyse, die voortgezet zal worden in 2008. Er wordt daarna overwogen om over te gaan tot de analyse van de andere processen en om de nieuwe controlemaatregelen op te stellen die ingevoerd moeten worden om de geïdentificeerde risico’s te beheren en om zo hun schadelijkheid voor de organisatie te verminderen.
1 Overeenkomstig artikel 2 van de wet van 1 april houdende oprichting van een Regie der Gebouwen.
39
Organisatie en Management
TERUG
naar inhoud
Terugkerende opdrachten
Reglementering en adviezen 42 Preventie 54 Aankoop van materiaal 66 Telecommunicatie 86 Operationele opleidingen 91 Interventies 109 Inspectie van de brandweerdiensten 122 Internationale activiteiten 126 Schadeherstelling 136 Communicatie en informatie 142
naar inhoud
II
1
Reglementering en adviezen De beleidsvisie vertalen in reglementaire teksten De Juridische Directie is belast met het opstellen van de reglementering inzake civiele veiligheid. Eveneens brengt ze adviezen uit over elke juridische kwestie betreffende de brandweer en de civiele bescherming. Haar klanten zijn onder andere de gemeenten, de provincies, de leden van de hulpdiensten, de burgers, … Verder geeft ze advies aan de provinciegouverneurs over het specifiek administratief toezicht op de gemeenteraadsbesluiten met betrekking tot de brandweer. Bovendien staat zij, in samenwerking met de Coördinatie- en Ondersteuningsdienst van de FOD Binnenlandse Zaken, in voor het beheer van de geschillen waarbij de Algemene Directie betrokken is. Deze 3 hoofdactiviteiten werden in 2007 geanalyseerd in het kader van de MPM’s. Het opstellen van reglementering werd geanalyseerd in MPM4 - golf3 betreffende de Algemene Directie. Om proactiever te kunnen werken werd als concreet moderniseringsproject begonnen met de ontwikkeling van een netwerk. Het geven van advies en het beheer van de geschillen vormden het onderwerp van een moderniseringsproject waarbij alle juridische diensten van de hele FOD werden betrokken. De Juridische Directie treedt ook op binnen het Raadgevend Comité voor de Brandweer en ze wordt vertegenwoordigd in de Hoge Raad voor Beveiliging tegen Brand en Ontploffing. Ten slotte speelt ze ook een zeer actieve rol bij de hervorming van de Civiele Veiligheid.
1.1. Reglementering 1.1.1 Opdracht De Algemene Directie heeft als opdracht het opstellen, wijzigen, aanvullen en, indien nodig, opheffen van wetten, koninklijke besluiten, ministeriële besluiten en omzendbrieven betreffende de civiele veiligheid. Zij staat in voor de follow-up van deze projecten tijdens de verschillende fases: van de redactie van de tekst tot de definitieve bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. De goedkeuring van een ontwerp van wettelijke bepaling wordt voorafgegaan door verschillende stappen die variëren naargelang de aard en de inhoud van het ontwerp. De civiele veiligheid wordt geregeld door talrijke teksten, waaronder:
de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming;
de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen;
het koninklijk besluit van 8 november 1967 houdende, voor de vredestijd, organisatie van de gemeentelijke en gewestelijke brandweerdiensten en coördinatie van de hulpverlening in geval van brand;
naar inhoud
42
Terugkerende opdrachten
het koninklijk besluit van 6 mei 1971 tot vaststelling van de modellen van gemeentelijke reglementen betreffende de organisatie van de gemeentelijke brandweerdiensten;
het koninklijk besluit van 23 juni 1971 houdende organisatie van de opdrachten van de civiele bescherming en coördinatie van de operaties bij rampspoedige gebeurtenissen, catastrofen en schadegevallen;
het koninklijk besluit van 19 april 1999 tot vaststelling van de geschiktheids- en bekwaamheidscriteria alsmede van de benoembaarheids- en bevorderingsvoorwaarden voor de officieren van de openbare brandweerdiensten;
het koninklijk besluit van 7 april 2003 tot verdeling van de opdrachten inzake civiele bescherming tussen de openbare brandweerdiensten en de diensten van de civiele bescherming;
het koninklijk besluit van 8 april 2003 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten;
de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid. 1.1.2 Ontwerpen van reglementaire teksten Volgende ontwerpen van reglementaire teksten en omzendbrieven werden in 2007 opgesteld, besproken, afgewerkt en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad:
de wet van 22 januari 2007 tot oprichting van het Federaal Kenniscentrum voor de Civiele Veiligheid. De oprichting van een federaal kenniscentrum voor de Civiele Veiligheid beantwoordt aan een dringende vraag van de niet-politionele hulpdiensten. Er zal een specifieke structuur gecreëerd worden binnen de FOD Binnenlandse Zaken die alle noodzakelijke autonomie geniet via de toekenning van het statuut van Staatsdienst met afzonderlijk beheer. De creatie van het kenniscentrum heeft als doel de verzameling en de behandeling toe te laten van informatie betreffende de civiele veiligheid met het oog op de verbetering van de kwaliteit van de hulpverlening;
de wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen (IV). De artikels 220 – 223 van deze wet brengen enkele wijzigingen aan in artikel 2bis/1 van de wet van 31 december 1963 betreffende de Civiele Veiligheid en voegen er 2 nieuwe artikelen 2bis/2 en 2bis/3 aan toe. Deze wetswijziging zet de Europese richtlijn 2004/35/EG van 21 april 2004 betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade grondig geanalyseerd, om in de Belgische wetgeving.
43
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
de wet van 25 april 2007 betreffende de pensioenen van de openbare sector, in het bijzonder artikel 65.
de wet van 15 mei 2007 betreffende de Civiele Veiligheid. Dit is de basiswet van de hervorming van de Civiele Veiligheid (cf. Deel III - Hervorming);
het koninklijk besluit van 22 januari 2007 tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 april 1999 tot bepaling van de modaliteiten inzake het creëren en de werking van de hulpverleningszones. Dit besluit wil de tegenspraak opheffen die bestaat tussen de inhoud van artikel 10bis van de wet van 31 december 1963 en de procedure bedoeld in artikel 3 §2 van het koninklijk besluit van 11 april 1999. De tegenspraak tussen de twee bepalingen lag in het feit dat artikel 10bis van de wet de noodzaak voorzag om het akkoord te bekomen van de gemeenteraden over de door de gouverneur voorgestelde indeling in zones, terwijl het koninklijk besluit het voorstel van de gouverneur enkel voor advies voorlegde aan de betrokken raden;
het koninklijk besluit van 25 februari 2007 tot wijziging van het KB/WIB 92 op het vlak van de belastingvermindering voor uitgaven voor beveiliging van een privéwoning tegen inbraak of brand. Dit besluit stelt een belastingaftrek in voor de gedane uitgaven om een privéwoning te beveiligen tegen inbraak of brand. De uitgaven voor de bescherming tegen brand die in aanmerking komen voor de belastingvermindering zijn de volgende:
een waterblusser of poederblusser, met inbegrip van een automatische blusser voor het blussen van een stookafdeling die op mazout werkt;
brandwerende deuren; het koninklijk besluit van 26 maart 2007 tot vaststelling van de vestigingsplaats, de werking en de organisatie van het Agentschap voor de oproepen tot de hulpdiensten. Het Agentschap beheert het eenvormig oproepstelsel dat de oproepen 100, 101 en 112 voor dringende geneeskundige hulpverlening, brandweerdiensten en politie verenigt;
het koninklijk besluit van 28 maart 2007 betreffende een federaal kenniscentrum voor de Civiele Veiligheid. Dit besluit voert de wet van 22 januari 2007 uit en definieert onder andere de opdrachten van het kenniscentrum. (cf. Deel III - Hervorming);
het koninklijk besluit van 25 april 2007 tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 december 2003 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico’s bij werkzaamheden in een hyperbare omgeving. Dit bevestigt de principes van een omzendbrief van 4 april 2006:
de “reddingswerkzaamheden” worden gedefinieerd als: de werkzaamheden die door werknemers van brandweer en civiele bescherming in het kader van hun wettelijke opdrachten uitgevoerd worden, ongeacht of ze de redding van personen in nood tot doel hebben dan wel of ze betrekking hebben op oefeningen;
de voorafgaande kennisgeving van het duiken aan de arbeidsinspectie hoeft niet ingeval het reddingswerkzaamheden betreft van personen in nood;
naar inhoud
44
Terugkerende opdrachten
bij reddingswerkzaamheden met betrekking tot het redden van personen in nood, moet de functie van de chef van de duikwerkzaamheden niet noodzakelijk uitgeoefend worden door een duiker, maar dit kan ook uitgeoefend worden door een brandweerman, al dan niet duiker, die reeds minimum drie jaar actief betrokken is bij de uitoefening van reddingswerkzaamheden;
het getuigschrift van reddingsduiker uitgereikt door een Belgische instelling erkend volgens de gebruiken eigen aan de sector van de brandweer of de civiele bescherming wordt gelijkgesteld met het getuigschrift van beroepsbekwaamheid, voor de aspecten die betrekking hebben op reddingswerkzaamheden;
het medisch geschiktheidsattest wordt uitgereikt onder de voorwaarden en volgens de regels bepaald door de gebruiken eigen aan de sector van de brandweer en de civiele bescherming;
het koninklijk besluit van 25 april 2007 tot vaststelling van de opdrachten van de hulpdiensten die kunnen verhaald worden en diegene die gratis zijn. Dit koninklijk besluit geeft uitvoering aan artikel 2bis.1, §1 en §2, van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming door de opdrachten van zowel de brandweer als van de civiele bescherming aan te duiden die gratis moeten uitgevoerd worden, en geeft eveneens aan welke opdrachten kunnen verhaald worden;
het koninklijk besluit van 26 april 2007 tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 november 2006 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de management- en staffuncties in sommige instellingen van openbaar nut. Het Agentschap 112 voor de oproepen tot de hulpdiensten wordt ingevoegd in het toepassingsgebied van het koninklijk besluit;
het koninklijk besluit van 27 april 2007 tot wijziging van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg. De leden van de brandweer en van de civiele bescherming krijgen de bevoegdheid om op de plaats van de interventie het wegverkeer te regelen wanneer de politie niet ter plaatse is. De hulpdiensten zijn vaak als eerste ter plaatse bij een ongeval op de openbare weg. Ter verzekering van hun eigen veiligheid als de veiligheid van de slachtoffers, dienen zij meestal het wegverkeer te regelen in afwachting van de komst van de politiediensten. Via dit besluit wordt aan deze bevoegdheid een wettelijke basis gegeven;
het koninklijk besluit van 17 mei 2007 tot vaststelling van de maatregelen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de gesloten parkeergebouwen moeten voldoen om LPG-voertuigen te parkeren. Onder bepaalde voorwaarden kunnen wagens met een LPG-tank voortaan parkeren in parkeergebouwen. Het besluit bepaalt de technische voorschriften en de signalering voor dergelijke parkeergebouwen;
het koninklijk besluit van 13 juni 2007 tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen Dit besluit voorziet in een regeling hoe de brandwerendheid van bouwelementen moet beoordeeld worden. Ook werden de vereisten voor de plaatsing van brandwerende deuren erin vastgelegd;
het koninklijk besluit van 29 juni 2007 tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 maart 1999 tot invoering van een verlof voorafgaand aan het pensioen voor sommige ambtenaren van de operationele diensten van de Civiele Bescherming. Deze wijziging schrapt de einddatum voor het indienen van een aanvraag tot verlof voorafgaand aan pensionering en voorziet in een vervanging van de ambtenaren die met verlof gaan;
het koninklijk besluit van 14 september 2007 tot het verlenen van een subsidie aan de « Koninklijke Belgische Brandweerfederatie - Franstalige en Duitstalige vleugel » en de « Brandweervereniging Vlaanderen ». Deze verenigingen leveren hun bijdrage aan het werk
45
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid via het aanbrengen van hun operationele ervaring in de werkzaamheden;
het koninklijk besluit van 14 september 2007 tot het verlenen van een subsidie aan de « Koninklijke Nationale Kas van Onderlinge Hulp der brandweerlieden van België ». De Kas verleent vergoedingen aan rechtverkrijgenden van leden van de brandweer die overleden zijn bij de uitoefening van de dienst of aan leden van de brandweer die tijdelijk of blijvend arbeidsongeschikt zijn door kwetsuren ontstaan bij de uitoefening van de dienst;
het koninklijk besluit van 20 november 2007 tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 juni 1999 betreffende de invoering van een verlof voorafgaand aan de pensionering voor de leden van een beroepsbrandweerkorps;
de ministeriële besluiten van 19 januari 2007 hebben, op basis van artikel 42 van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere maatregelen, een bijzondere en bijkomende vergoeding toegekend aan de familieleden van de slachtoffers van de op 30 juli 2004 in de industriezone van Gellingen gebeurde ramp;
het ministerieel besluit van 13 april 2007 tot aanwijzing van de leden van de coördinatiecel van het detachement voor interventie bij rampen of catastrofen in het buitenland (DICa-DIR);
het ministerieel besluit van 21 mei 2007 tot wijziging van het ministerieel besluit van 26 mei 1998 betreffende de indienstneming en de tenlasteneming van het personeel van de centra van het eenvormig oproepstelsel. Het aantal aangestelden dat in aanmerking genomen wordt voor de berekening van de subsidies werd verhoogd met 18;
het ministerieel besluit van 16 augustus 2007 houdende aanwijzing van de leden van het Raadgevend Comité voor de Brandweer;
het ministerieel besluit van 16 augustus 2007 tot benoeming van de leden van de Hoge Raad voor beveiliging tegen brand en ontploffing;
het ministerieel besluit van 30 november 2007 tot het verlenen van een toelage aan de provinciale opleidingscentra voor de openbare brandweerdiensten voor de organisatie van vormingen. De toelage heeft tot doel praktische vormingen inzake vuur-en hittegewenning te kunnen organiseren om beter voorbereid te zijn op het fenomeen van de flashover; de ministeriële omzendbrief NPU-1 van 26 oktober 2006 betreffende de nood- en interventieplannen. Deze omzendbrief werd gepubliceerd op 10 januari 2007 en geeft uitleg bij de bepalingen en de principes vervat in het koninklijk besluit van 16 februari 2006 betreffende de nood- en interventieplannen;
de ministeriële omzendbrief van 9 maart 2007 inzake veiligheids- en identificatiemarkering van de voertuigen van meer dan 2, 5 ton, van de aanhangwagens met een totaal gewicht van meer dan 3, 5 ton, van de opleggers, evenals van de containers die bestemd zijn voor de openbare brandweerdiensten;
de ministeriële omzendbrief van 9 augustus 2007 betreffende de organisatie van de hulpverlening volgens het principe van de snelste adequate hulp. Het principe van de snelste adequate hulp zoals bepaald in artikel 221 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de Civiele Veiligheid wordt ingevoerd via deze brief;
de ministeriële omzendbrief van 2 oktober 2007 betreffende de markering van brandweerhelmen. Deze brief bevat een aantal bijkomende technische normen die ontwikkeld werden en die ervoor moeten zorgen dat brandweerlieden aan de hand van hun helmen op een uniforme en betere manier herkenbaar zijn.
naar inhoud
46
Terugkerende opdrachten
De volgende teksten werden voorbereid in de loop van het jaar 2007:
een wetsontwerp betreffende het pensioen en het stelsel van de sociale zekerheid van het personeel van de hulpverleningszones;
een wetsontwerp tot wijziging van de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen. De sanctiemogelijkheden bij het niet naleven van de brandvoorkomingsregels worden uitgebreid in dit ontwerp;
een nieuwe bijlage bij het koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen, waarin de specifieke normen inzake brandveiligheid in industriegebouwen worden opgelegd;
een ontwerp van koninklijk besluit betreffende de kledij van sommige personeelsleden van de civiele bescherming, dat een nieuw systeem invoert van toewijzing en vervanging van de kledij die nodig is voor de operationele agenten van de civiele bescherming;
een ontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector, voor de call takers en het personeel van de civiele bescherming en de brandweer;
een ontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van de te verhalen kosten van bepaalde interventies van de operationele eenheden van de Civiele Bescherming en tot vaststelling van hun tarief;
een ontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de commissie voor afwijking en een ontwerp van koninklijk besluit tot bepaling van de procedure en de voorwaarden volgens welke de afwijkingen op de basispreventienormen worden toegestaan;
vier ontwerpen van ministerieel besluit tot wijziging van de ministeriële besluiten inzake de samenstelling van de verschillende organen betreffende de opleiding van de brandweer. Het gaat om de volgende ministeriële besluiten:
het ministerieel besluit van 03 oktober 2003 tot benoeming van de leden van de Hoge Raad voor de opleiding voor de openbare brandweerdiensten;
het ministerieel besluit van 09 december 2003 tot benoeming van de leden van de Franstalige en Duitstalige Supraprovinciale Raad en van de leden van de Nederlandstalige Supraprovinciale Raad;
het ministerieel besluit van 08 januari 2004 tot benoeming van de leden van de Commissie voor gelijkstelling en vrijstelling inzake brandweeropleiding;
het ministerieel besluit van 08 januari 2004 tot benoeming van de leden van de Programmeringscommissie voor de brandweeropleiding;
een ontwerp van ministerieel besluit tot bepaling van de geografische uitgestrektheid van de hulpverleningszones van de provincie Luik;
een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 april 2003 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten. Het betreft een aanpassing van het nieuwe opleidingsprogramma dat werd aangenomen door de Hoge Raad voor de opleiding;
een ontwerp van omzendbrief ter aanvulling van de omzendbrief van 9 augustus 2007
47
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
betreffende de organisatie van de hulpverlening volgens het principe van de snelste adequate hulp;
een ontwerp van omzendbrief in verband met de bevoegdheid van de brandweer tot regeling van het wegverkeer.
1.1.3 Studies Diverse reglementeringen of problemen hebben het voorwerp uitgemaakt van juridische analyse. Tijdens het jaar 2007 hebben de volgende wetgevingen het voorwerp uitgemaakt van een diepgaande studie:
de afbakening van de respectievelijke bevoegdheden inzake brandbestrijding, brandvoorkoming, rampenplanning, … tussen enerzijds de openbare brandweer en anderzijds een privaat brandweerkorps. De specifieke situatie van de brandweer van de nationale luchthaven was het voorwerp van een bijzondere studie;
er werd onderzocht hoe het subsidiëringssysteem in het koninklijk besluit van 23 maart 1970 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder gemeenten die over een brandweerdienst beschikken, in aanmerking komen voor een staatsbijdrage voor het aankopen van brandweermaterieel, beter zou kunnen tegemoet komen aan de bestaande noden;
het creëren van een nieuw systeem inzake het plaatsen van brandwerende deuren, dat ontstaan is naar aanleiding van een vernietigingsarrest van de Raad van State;
het opstellen van een conventie tussen de FOD Binnenlandse Zaken en de provincie Henegouwen inzake een oefen- en opleidingscentrum voor de openbare brandweerdiensten en de operationele eenheden van de Civiele Bescherming;
vier logo’s voor de brandweer werden gedeponeerd bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom. Aangezien het hier gaat om een heel technische en punctuele materie, waarbij het belangrijk is dat het logo geen inbreuk maakt op eventueel eerdere gedeponeerde merken, werd een beroep gedaan op een merkenbureau;
de rol van de korpsgeneesheer en de medische controle/vaststelling van alcohol- en drugsintoxicatie bij de brandweer.
1.2. Adviezen Elk jaar worden talrijke adviesaanvragen aan de Juridische dienst gericht. Deze aanvragen hebben betrekking op de organisatie en het beleid betreffende de brandweer en de civiele bescherming. Een deel van deze adviezen wordt gevraagd door andere directies van de Algemene Directie. Het betreft dan voornamelijk:
het geven van juridisch advies bij de uitwerking van talrijke overheidsopdrachten (bv. controleren van de lastenboeken en de toewijzingsbeslissingen),
het controleren van allerlei soorten overeenkomsten (bv. Sevesosamenwerkingsovereenkomsten met verschillende provincies, protocol van samenwerkingsakkoord voor de nucleaire campagne 2008, overeenkomsten met gemeenten in verband met de beoordeling van veiligheidsrapporten, onderhoudscontracten voor allerlei materieel, …),
het verlenen van advies bij het opstellen van regelgevende teksten, bijvoorbeeld: een ontwerp van koninklijk besluit betreffende de kledij van sommige personeelsleden van de Civiele bescherming;
naar inhoud
48
Terugkerende opdrachten
een ontwerp van ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 4 mei 1999 tot toekenning van bepaalde toelagen aan het personeel dat titularis is van operationele graden bij de Civiele Bescherming;
een ontwerp van ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 22 november 2004 betreffende het getuigschrift en de opleiding van gaspakdrager;
een ontwerp van koninklijk besluit tot organisatie van de opleidingscursussen betreffende brevet I voor de operationele personeelsleden van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid;
een ontwerp van ministerieel besluit tot toekenning van een toelage aan de personeelsleden van de Civiele Bescherming die belast zijn met specifieke taken in het kader van de organisatie van het brevet I voor de operationele personeelsleden van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid;
een ontwerp van ministerieel besluit tot vaststelling van de werking van de operationele eenheden van de Civiele Bescherming;
een ontwerp van ministerieel besluit betreffende de opleidingen van hulphondengeleider en van instructeur in de kynologenhulpverlening, de accreditering van de kynologenhulpverleningsteams en de functie van coördinator van de kynologenhulpverleningsoperaties;
een ontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van het statuut van het vrijwillige personeel van de operationele eenheden van de Civiele Bescherming;
het geven van juridische ondersteuning in tuchtdossiers van personeelsleden van de civiele bescherming,
… Een ander deel van deze adviezen is bestemd voor externe klanten. Dat gaat van provinciegouverneurs, openbare brandweerdiensten en gemeenten tot verzekeringsmaatschappijen, diverse verenigingen, brandweerlieden, parlementairen en particulieren. In 2007 handelden deze adviezen over:
de aansprakelijkheid van de leden van de brandweerdiensten en de aangestelden van de 100-centra en de interpretatie van het nieuwe hoofdstuk IIbis van de wet van 31 december 1963 betreffende de Civiele Bescherming;
de arbeidstijd van de leden van de brandweer en van de civiele bescherming, met name over het maximale aantal arbeidsuren dat mag gepresteerd worden per dag of per week, welke compensaties hiervoor moeten voorzien worden, de toepasselijkheid van de wet op de vrijwilligers van de diensten van de civiele veiligheid, …;
de verdeling van de bevoegdheden betreffende de dringende medische hulpverlening, en vooral de afbakening van de bevoegdheden tussen de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Volksgezondheid;
de gevallen waarin facturering van de taken van de brandweerdiensten mogelijk zou zijn en de retributiereglementen die gemeenten hierover opstellen;
de mogelijkheden van toekenning van een verlof voorafgaand aan het pensioen en meer bepaald de interpretatie van het koninklijk besluit van 29 juni 2007 tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 maart 1999 tot invoering van een verlof voorafgaand aan het pensioen voor sommige ambtenaren van de operationele diensten van de Civiele Bescherming en van het koninklijk besluit van 20 november 2007 tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 juni 1999 betreffende de invoering van een verlof voorafgaand aan de pensionering voor de leden van een beroepsbrandweerkorps;
de aanwervingen, de bevorderingen en de tuchtzaken van de brandweerofficieren, waarbij
49
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
zowel specifieke vragen beantwoord werden als algemene informatie werd verstrekt;
de organieke reglementen van de brandweer en meer bepaald interpretatieve vragen betreffende de bepalingen over de onverenigbaarheden met het lidmaatschap van een brandweer, de ontslagvoorwaarden, de mogelijkheden om in beroep te gaan tegen bepaalde beslissingen, de samenstelling van het personeelskader, de pensioenregeling, de woonplaatsverplichting, de bevoegdheden van de korpsarts, de bevoegdheidsverdeling tussen gemeenteraad en college van burgemeester en schepenen, …;
de verplichte verzekering van de burgerlijke aansprakelijkheid in geval van brand en ontploffing voor de inrichtingen die gewoonlijk voor het publiek toegankelijk zijn. Het gaat dan voornamelijk over de kwalificatie van inrichtingen als inrichtingen die zo’n verplichte verzekering moeten hebben;
de valorisatie van de anciënniteit als vrijwilliger bij brandweerlieden aangeworven als beroeps;
het radiocommunicatiesysteem ASTRID, meer bepaald vragen over de overschakeling van de 100-centra naar het nieuwe communicatiesysteem;
de deelname van Belgische vertegenwoordigers aan de werkgroepen van het “Comité
Technique International de prévention et d’extinction du Feu” (CTIF);
de recuperatie van kosten van interventies van de civiele bescherming; de intellectuele eigendomsrechten: advies over het gebruik van het logo en de striping van de hulpdiensten;
brandvoorkoming, onder andere in verband met de eisen inzake brandpreventiemaatregelen die de brandweer stelt en over de draagwijdte van het brandpreventieverslag;
de interpretatie van het koninklijk besluit van 8 april 2003 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten. Er werden adviezen uitgebracht betreffende het meer dan 2 maal inschrijven voor dezelfde opleiding, over de opleidingen waar iets fout liep in het opleidingstraject, over gelijkstellingen en vrijstellingen en over wie de toestemming moet geven om een opleiding te volgen;
het welzijn op het werk en meer bepaald de vragen over signalisatiekledij en andere persoonlijke beschermingsmiddelen;
telecommunicatie, onder andere over ontwerpbesluiten in verband met de verplichting om de lokalisatie weer te geven bij noodoproepen en in verband met de routering van noodoproepen, over de e-call-services, In Case of Emergency-nummers en automatische verwittiging via sms in geval van Seveso-ongevallen. In de loop van 2007 werden ongeveer 600 schriftelijke adviezen en 600 telefonische adviezen uitgebracht.
naar inhoud
50
Terugkerende opdrachten
1.3. Geschillen 1.3.1 Opdracht De Juridische Directie beheert verschillende geschillen in samenwerking met de juridische dienst van de Coördinatie- en Ondersteuningsdienst. Het betreft zowel geschillen bij de Raad van State, het Arbitragehof en de overige hoven en rechtbanken in België als geschillen die door middel van een dadingsovereenkomst worden opgelost. De opdracht bestaat uit het verzamelen van stukken, samenstellen van het administratief dossier, interpreteren van de regelgeving, geven van richtlijnen aan de advocaten die het departement vertegenwoordigen en becommentariëren van de ontwerpen van hun conclusies, …
1.3.2 Activiteiten De behandelingsduur van de dossiers en het aantal en het belang van de nodige prestaties variëren naargelang de complexiteit van elk dossier. In 2007 werden 30 dossiers behandeld. De geschillen handelden over volgende onderwerpen:
de overheidsopdrachten; de terugvordering van interventiekosten van de civiele bescherming naar aanleiding van milieuschade ontstaan door ongevallen op de weg en op zee;
de verdeling van de kosten van de brandweer; de definitie van “doorvoermagazijn” in het kader van de Seveso-reglementering om onderworpen te zijn aan de Seveso-heffing;
een eventuele vergoeding voor de plaatsing van elektromechanische sirenes; het missen van een kans op slagen in een examen; de samenstelling van het beheerscomité van het federaal kenniscentrum; de betaling van energiefacturen; de schade veroorzaakt tijdens een interventie van de civiele bescherming; er werden ook verschillende klachten ingediend bij het Parket en bij de FOD Economie, AD Controle en Bemiddeling tegen praktijken van personen die zich onrechtmatig voordoen als lid van de brandweer of de civiele bescherming om zich persoonlijk te verrijken door tijdschriften of steunkaarten te verkopen of geld in te zamelen.
1.4. Adviesverlening in het kader van het specifiek administratief toezicht op de gemeenteraadsbesluiten 1.4.1 Adviezen bij gemeenteraadsbesluiten In het kader van artikel 13, § 2 en § 4 van de wet van 31 december 1963 betreffende de Civiele Bescherming, worden talrijke adviezen uitgebracht, bestemd voor:
de provinciegouverneurs over de ontwerpen van organieke reglementen, de wijzigingen die daaraan aangebracht worden, evenals alle eventuele problemen die voortvloeien uit de toepassing ervan;
de provinciegouverneurs over alle benoemingen en bevorderingen van de brandweerofficieren, alsook over de tuchtmaatregelen die op hen betrekking hebben. In 2007 heeft de dienst talrijke adviezen verstrekt, zowel inzake personeel als inzake organieke reglementen. Die adviezen garanderen de eenvormigheid van de regels die toegepast worden in het hele land.
51
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
Er werden adviezen inzake organieke reglementen uitgebracht voor de volgende gemeenten: Voor de provincie Antwerpen: 2 Heist-op-den-Berg, Mechelen Voor de provincie Limburg: 9 Beringen (2), Bilzen (3), Bree, Genk, Lommel, Maaseik Voor de provincie West-Vlaanderen: 22 Blankenberge, Brugge, De Panne, Hooglede (2), Knokke-Heist (4), Koksijde (2), Kortrijk, Lichervelde, Pittem, Roeselare, Tielt, Torhout, Waregem (4), Wervik Voor de provincie Vlaams-Brabant: 2 Asse, Opwijk Voor de provincie Henegouwen: 12 Binche, ‘s-Gravenbrakel, Komen-Waasten, Dour, Fleurus (2), Lessen (2), Soignies, Thuin (2), Doornik Voor de provincie Luik: 12 Aywaille (2), Büllingen (3), Hannuit (3), Herve, Kelmis, Pepinster, Stavelot Voor de provincie Luxemburg:3 Paliseul, Saint-Hubert, Virton Voor de provincie Namen: 9 Andenne, Couvin (2), Florennes (2), Gedinne (2), Yvoir (2) Totaal uitgebrachte Franstalige adviezen inzake organieke reglementen: 36 Totaal uitgebrachte Nederlandstalige adviezen inzake organieke reglementen: 35 Er werden 80 organieke reglementen ontvangen, nadat ze werden aangepast aan de opmerkingen of gewoon ter informatie. De adviezen inzake personeel betreffen gemeenteraadsbeslissingen over aanwervingen, bevorderingen, benoemingen, verlengingen van stageperiodes, … In 2007 werden 120 dergelijke adviezen gegeven.
1.4.2 Algemene informatieaanvragen Naast de adviezen over gemeenteraadsbeslissingen inzake organieke reglementen en personeel, werden ook een aantal algemene informatieaanvragen beantwoord. Deze vragen worden gesteld door de diensten van de provinciegouverneurs, brandweercommandanten, gemeentebesturen, particulieren, … Enkele voorbeelden van algemene informatieaanvragen:
algemene organisatie van de brandweer, de te volgen procedures bij aanwervingen of bevorderingen, de te volgen procedures in tuchtzaken, behandeling van klachten, …
In 2007 werden zo ongeveer 180 vragen beantwoord. Deze vragen werden zowel mondeling (telefonisch of tijdens vergaderingen) als schriftelijk (via e-mail of per brief) beantwoord.
naar inhoud
52
Terugkerende opdrachten
1.5. Deelname aan het Raadgevend Comité voor de Brandweer Het Raadgevend Comité voor de Brandweer bestaat uit vertegenwoordigers van de openbare brandweer. Het brengt adviezen uit over elke kwestie van technische of operationele aard, welke hem door de Minister van Binnenlandse Zaken wordt voorgelegd. Het Raadgevend Comité heeft in 2007 vijf maal vergaderd. Tijdens die vergaderingen werden een groot aantal belangrijke dossiers ter advies voorgelegd: Bijvoorbeeld:
Radio-uitrusting – Project ASTRID Protocolakkoord Civiele Veiligheid – Politie betreffende de kostenloze uitwisseling van materieel – helikopters
Oprichting van een Kenniscentrum Procedure voor de verzameling van statistieken Materieel dat verkregen werd met de hulp van de federale subsidies
Veertiendaagse van de Veiligheid Batibouw Afwijkingen of aanpassingen van de codex over het welzijn op het werk in functie van de specificiteiten van het beroep van brandweerman
Problemen in verband met hout dat doordrenkt is met kiemdodende middelen Software CityGIS Operationele strategische raad Omzendbrief betreffende de markering van de helmen Omzendbrief betreffende de containersledes Signalisatiekledij Blusschuim aan de basis van vervuiling met perfluoroctaansulfonaat
De uitgebrachte adviezen maken het mogelijk om het beleid en de terreinrealiteit waarmee de brandweerdiensten geconfronteerd worden, op elkaar af te stemmen.
1.6. Perspectieven De Juridische Directie is een volwaardige partner geworden van de andere directies van de Algemene Directie om een oplossing te vinden voor de juridische problemen waarmee ze geconfronteerd worden of om juridische problemen te voorkomen. In 2007 blijft de Juridische Directie een bevoorrechte partner van de brandweerdiensten en van de autoriteiten waarvan ze afhangen bij de interpretatie van de reglementering die op hen van toepassing is. Ze heeft haar relaties uitgebreid met andere partners zoals de Algemene Directie Crisiscentrum of de FOF Volksgezondheid om proactief te handelen in bepaalde projecten. Er werd gestart met de ontwikkeling van een netwerk dat ervoor moet zorgen dat er sneller informatie kan worden uitgewisseld met andere overheidsdiensten. In 2007 werd de wet van 15 mei 2007 betreffende de Civiele Veiligheid gepubliceerd; de Juridische Directie heeft haar inspanningen opgevoerd om tot dit eerste resultaat te komen. De inspanningen moeten in 2008 constant blijven om op constructieve wijze mee te werken aan de opstelling van talrijke uitvoeringsbesluiten.
53
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
2
Preventie 2.1 Preventie van brand en ontploffing Talrijke werkgroepen en adviezen De verdeling van de bevoegdheden betreffende brandvoorkoming werd in enkele arresten van het Arbitragehof vastgesteld:
De federale Staat is bevoegd voor de basisnormen; dat zijn de algemene eisen die opgelegd worden aan constructies;
De gewesten, gemeenschappen en federale overheden kunnen die normen aanvullen met specifieke regels. In de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen, worden die principes bepaald. Deze wet geeft de Koning de bevoegdheid om de basispreventienormen, die één of meer categorieën van constructies gemeen hebben, te bepalen, ongeacht hun bestemming. Ter uitvoering van die bepaling, werd het koninklijk besluit van 7 juli 1994 opgesteld dat de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing bepaalt waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen.
2.1.1. Hoge Raad voor beveiliging tegen brand en ontploffing De Hoge Raad voor beveiliging tegen brand en ontploffing werd opgericht door de wet van 30 juli 1979 en heeft als opdracht:
het voorstellen van alle maatregelen betreffende beveiliging tegen brand en ontploffing; het geven van advies over ieder ontwerpbesluit betreffende de preventie van branden en ontploffingen. De doelstellingen van de Hoge Raad kunnen als volgt samengevat worden:
coördinatie van de verschillenden regelgevingen inzake brandvoorkoming op federaal vlak; waken over het feit dat de brandvoorkoming een evenwicht is tussen de ideale veiligheid zonder de maximale exploitatie van de gebouwen of de installaties te beknotten;
waken over een haalbare en toepasbare reglementering. Daarom bestaat de Hoge Raad uit vertegenwoordigers van openbare en particuliere belangen, die waken over een evenwicht tussen eventueel te strakke of te soepele reglementering. Het secretariaat van de Hoge Raad en van de daarbinnen opgerichte werkgroepen wordt verzekerd door de ingenieurs van de Algemene Directie.
naar inhoud
54
Terugkerende opdrachten
Het koninklijk besluit van 16 januari 2006 heeft de samenstelling en de werking gewijzigd van de Hoge Raad voor de beveiliging tegen brand en ontploffing. De twee voornaamste wijzigingen zijn:
de ambtenaren van de FOD Binnenlandse Zaken zijn geen lid meer van de Hoge Raad; vertegenwoordigers van de gemeenschappen en gewesten zijn lid van de Hoge Raad, maar zij zijn niet stemgerechtigd.
Uit de eerste vergaderingen waarbij vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en de Gewesten aanwezig waren bleek dat binnen het domein van de brandvoorkoming voor heel België een samenwerking nodig is om tot een coherente reglementering te komen.
2.1.2. Aanpassing van de basisnormen aan de invoering van de Europese bouwproductenrichtlijn (Koninklijk besluit van 7 juli 1994) 2.1.2.1 Brandweerstand De werkgroep ‘Invoering van de Europese bouwproductenrichtlijn in het Koninklijk besluit van 7 juli 1994 betreffende weerstand tegen brand’ werkte een voorstel van aanpassing uit. De Hoge Raad heeft hierop zijn opmerkingen geformuleerd. 2.1.2.2 Reactie bij brand De voorschriften van de basisnormen betreffende de reactie bij brand moeten aan de Europese bouwproductenrichtlijn aangepast worden. Volgens de huidige klassering worden de producten in vijf klassen ingedeeld. De klassering laat toe de producten volgens de Franse of de Engelse proefmethoden te beoordelen; de producenten kiezen daarbij uiteraard voor het meest gunstige resultaat voor hun producten. Daarentegen biedt de klassering opgelegd in het kader van de bouwproductenrichtlijn een ruimer aantal klassen, hetgeen meer mogelijkheden biedt om de voorschriften aan te passen aan de verschillende risico’s in een gebouw; bovendien is de indeling gebaseerd op onderzoek vertrekkende van representatieve brandscenario’s. De aanpassing van de huidige Belgische regelgeving is uitgewerkt vertrekkende van een opsplitsing van de voorschriften betreffende de reactie bij brand in functie van de risico’s in lokalen met een verhoogd risico, de hoogte van het gebouw en de mobiliteit van de gebruikers. Het voorstel heeft onder meer tot doel een eenvormigere wetgeving inzake brandvoorkoming te bekomen in België. Dit voorstel werd in een ontwerp van koninklijk besluit gegoten.
55
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
2.1.3. Herziening, aanpassing en aanvulling van de basisnormen aan de evolutie van de techniek 2.1.3.1 Uitwerking van constructieregels voor de gevels Eén van de innovaties in de bouw zijn de dubbelwandige gevels. Deze vertonen specifieke problemen die in de regelgeving van de brandpreventie niet worden ondervangen. Om nieuwe voorschriften uit te werken die tegemoet komen aan deze problemen, werd er een werkgroep opgericht. De Hoge Raad heeft hun ontwerptekst goedgekeurd. 2.1.3.2 Uitwerking van voorschriften voor de industriegebouwen De eerste ontwerptekst van de industriegebouwen is door de bedrijfssector niet echt gunstig ontvangen; deze heeft een nieuw voorstel van tekst ingediend bij de Minister van Binnenlandse Zaken. Een werkgroep opgericht binnen de Hoge Raad heeft dit voorstel onderzocht en een nieuwe ontwerptekst uitgewerkt. Inmiddels is deze tekst omgezet in het ontwerp van KB, met een verslag aan de Koning. 2.1.3.3 Uitwerking van voorschriften voor de toegang tot gesloten parkings voor LPGvoertuigen Op 21 juni 2007 is het Koninklijk besluit van 17 mei 2007 tot vaststelling van de maatregelen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de gesloten parkeergebouwen moeten voldoen om LPG-voertuigen te parkeren gepubliceerd in het Staatsblad. 2.1.3.4 Evaluatie van de brandweerstand door berekeningen (Eurocodes) De basisnormen voorzien in de mogelijkheid om de brandweerstand van bouwelementen aan te tonen op basis van een beproeving of van een berekening. Om de voorwaarden en de methoden voor de berekening van de brandweerstand op punt te stellen, is een werkgroep opgericht. De werkgroep heeft een tekst uitgewerkt uitgaande van het gebruik van Europese normen (Eurocodes). De Hoge Raad heeft de krachtlijnen ervan goedgekeurd. 2.1.3.5 Eisen voor de brandwerende deuren De basisnormen legden de verplichting op dat de brandweerstand van de brandwerende deuren aangetoond moest worden door het Benor/ Atg-label en dat die deuren geplaatst moesten worden door deurplaatsers Rf, erkend door de Minister van Binnenlandse Zaken volgens een vastgelegde procedure. Het ministeriële besluit van 5 mei 1995 legde die procedure vast. Bij arrest van 23 maart 2004 heeft de Raad van State de reglementering betreffende de plaatsers van brandwerende deuren vernietigd en er werd een nieuwe reglementering uitgewerkt . Dit werd voorgesteld aan de Raad van State. De Raad van State kan het controlesysteem echter niet goedkeuren en suggereert dit op te lossen door de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van branden en ontploffing en betreffende de burgerrechterlijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen aan te passen. Het initiatief is genomen om de wetswijziging voor te bereiden. Intussen is het controlesysteem uit het ontwerp van Koninklijk besluit tot wijziging van de basisnormen verwijderd en werden de eisen waaraan de brandwerende deuren moeten
naar inhoud
56
Terugkerende opdrachten
voldoen in een wijzigingsbesluit van de basisnormen opgenomen. Het besluit dat dit in de wetgeving brengt is het Koninklijk besluit van 13 juni 2007; dat werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 18 juli 2007.
2.1.4.Dienstverlening 2.1.4.1 Officieuze coördinatie van de basisnormen De basisnormen werden meermaals gewijzigd. Een aangepaste gecoördineerde tekst werd op de website van de FOD Binnenlandse Zaken geplaatst. 2.1.4.2 Interpretatie van de basisnormen Een vulgariserende tekst in verband met de basisnormen voor de nieuwe gebouwen werd uitgewerkt. Heel wat beroepsmensen inzake brandvoorkoming (architecten, brandweerdiensten,…) stellen diverse interpretatievragen over de basisnormen. Al die vragen en hun antwoorden worden verzameld om een “handleiding” van de basisnormen te vormen. Het gedeelte van de “handleiding” over bijlage 1 van de basisnormen is afgewerkt. Aan de bijlagen 2 tot 5 van de basisnormen wordt nog gewerkt. Behandeling van vragen over de wetgeving inzake brandvoorkoming Sinds 2007 worden de verschillende schriftelijke vragen over wetgeving inzake brandvoorkoming nauwgezet bijgehouden. Dit laat toe om de vragen in kaart te brengen en de verstrekte informatie beter te stroomlijnen. In 2007 heeft de Directie Brandvoorkoming en Gebouwen 121 schriftelijke vragen ontvangen. Daarvan zijn er 4 op 5 beantwoord. De andere vragen maken het voorwerp uit van studies. De brandweer is met zo’n 70 % van het aantal vragen de belangrijkste ‘klant’.
Daarnaast worden ook nog telefonische vragen gesteld en beantwoord, maar deze worden nog niet bijgehouden.
57
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
2.1.4.3 Informatiedagen De Algemene Directie heeft uiteenzettingen voorgesteld op verschillende seminaries over brandvoorkoming teneinde de kennis over de basisnormen uit te dragen naar de beroepsmensen inzake brandvoorkoming. Het ging meer bepaald over seminaries georganiseerd door:
Prebes (PreNNE), op 29 november 2007, in verband met het parkeren van voertuigen aangedreven op LPG in gesloten parkings & in verband met de wettelijke voorschriften inzake evacuatie
NAV, op 30 november 2007, in verband met de wettelijke voorschriften inzake evacuatie Fireforum, op 15 maart 2007, in verband met industriegebouwen Prebes, op 7 juli 2007, in verband met industriegebouwen KVIV Genootschap Civiele Techniek – in verband met Brandveilig ontwerpen
2.1.4.4 Samenwerking met andere openbare diensten Voetbalcel De Algemene Directie Veiligheid en Preventie herziet het Koninklijk besluit van 2 juni 1999 houdende de in de voetbalstadions na te leven veiligheidsnormen. De ADCV heeft als deskundige in de brandvoorkoming bijgedragen aan de uitwerking van het ontwerpbesluit en deelgenomen aan de controle door de voetbalcel van het Koning Boudewijn¬stadion. Vertegenwoordiging in de commissie gecertificeerde opleiding infrastructuur en veiligheid In het kader van de hervorming van de federale overheiddiensten heeft P&O werkgroepen opgericht om de gecertificeerde opleidingen voor te bereiden. De ADCV heeft actief meegewerkt in de werkgroep belast met de opleidingen voor de ambtenaren in de vakgroep Infrastructuur en veiligheid. 2.1.4.5 Dienstverlening in allerlei technische domeinen De ADCV heeft meegewerkt aan allerhande onderwerpen die niet rechtstreeks behoren tot hun kerntaken. Voorbeelden daarvan zijn:
Meewerken aan de problemen in verband met de veiligheid in de toekomstige Diabolo tunnel (tunnel die de luchthaven Brussel-Nationaal verbindt met de spoorlijn tussen Brussel en Antwerpen);
Medewerken aan het Astrid-project voor wat het bouwkundig gedeelte betreft. Zo werd ze nauw betrokken bij de bouw van het 112-centrum van de provincie Oost-Vlaanderen en de voorbereiding tot de bouw van andere 112-centra.
2.1.5.Commissie voor afwijking De wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen, voorziet de mogelijkheid om van de basisnormen af te wijken wanneer het onmogelijk is om eraan te voldoen. De alternatieve oplossingen moeten minstens een gelijkwaardig veiligheidsniveau hebben.
naar inhoud
58
Terugkerende opdrachten
De commissie voor gelijkwaardigheid en afwijking is belast met het geven van adviezen aan de Minister van Binnenlandse Zaken over de aanvragen tot afwijking en gelijkwaardigheid. In 2007 werden 106 dossiers voor afwijking behandeld.
2.1.6. Wetenschappelijk onderzoek Het onderzoek is een onontbeerlijke ondersteuning voor de uitwerking van de regels inzake brandvoorkoming. Op de begroting van de Civiele Veiligheid zijn kredieten ingeschreven met het oog op de tussenkomst in de kosten van de laboratoria die onderzoeken betreffende de brandpreventie uitvoeren. Deze wetenschappelijke onderzoeken worden op de voet gevolgd. In 2007 werd er een subsidie toegekend aan de VZW Institut de Sécurité Incendie - Instituut voor Brandveiligheid (I.S.I.B.). De studie van ISIB handelde over de normen inzake rook- en warmteafvoer en had tot doel een erkenning van deze normen voor gebruik in het kader van het Koninklijk besluit van 7 juli 1994.
2.1.7. Vertegenwoordiging binnen externe organen 2.1.7.1 Erkenning Het Belgische erkenningsysteem wordt georganiseerd door de wet van 20 juli 1990 betreffende de accreditatie van instellingen voor de conformiteitsbeoordeling. Dit systeem wordt gecoördineerd door de Nationale Raad voor Accreditatie en Certificatie. De Algemene Directie is lid van die Raad, alsook van de coördinatiecommissie BELAC (belast met de uitwerking van de procedures) en van het Bureau “certificatie van personen” belast met de behandeling van de dossiers voor erkenning van instellingen voor certificatie van personen.
59
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
2.1.7.2 Expert group on fire issues Eén van de essentiële vereisten van de Europese richtlijn (98/106/EG) betreffende de voor de bouw bestemde producten is de brandveiligheid. Om die richtlijn in de praktijk om te zetten, geeft de Europese Commissie aan het CEN (Europees Comité voor Normalisatie) mandaten, opdat dit centrum geharmoniseerde normen zou ontwikkelen die de EG-markering van de voor de bouw bestemde producten mogelijk zullen maken. De expert group on fire issues verzekert de follow-up van die mandaten en bereidt de beslissingen voor die overeenkomstig de richtlijn genomen worden. De expert group on fire issues vergadert onder het voorzitterschap van de Europese Commissie en de ADCV vertegenwoordigt België. De groep is in 2007 niet bijeengekomen bij gebrek aan agendapunten voor de vergaderingen.
2.2 Risico’s van zware ongevallen – Seveso Na een ongeval in een chemische installatie nabij Seveso (Italië) ontstond de Europese Richtlijn 82/501/EG van 24 juni 1982 die snel de benaming “Sevesorichtlijn” kreeg. Zij legde verplichtingen op, zowel aan de exploitant van een industriële activiteit met een risico op een zwaar ongeval, als aan de bevoegde overheidsdiensten. De doelstelling van de richtlijn is tweevoudig: de zware ongevallen met gevaarlijke stoffen vermijden en de gevolgen van dergelijke ongevallen voor de mens en het milieu beperken. De richtlijn van 1982 werd vervangen door de richtlijn 1996/82/EG van 9 december 1996 met dezelfde doelstellingen, maar met een breder toepassingsgebied. Aangezien zij de oorspronkelijke richtlijn volledig vervangt, is deze richtlijn gekend onder de naam “Seveso II”.
2.2.1 Naar Belgisch recht Op 21 juni 1999 hebben de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een samenwerkingsakkoord afgesloten “betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn”; zo werden de richtlijn Seveso II, het verdrag van Helsinki inzake de grensoverschrijdende gevolgen en de ILO-conventie nr. 174 in Belgisch recht omgezet. De wet van 22 mei 2001 bevestigt het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaams, het Waals en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn.
2.2.2 Seveso-installaties in België Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen twee categorieën van Seveso-installaties. Enerzijds de zogenaamde «drempel 1»-installaties of kleine installaties en anderzijds de «drempel 2»-installaties of grote installaties. In België zijn er momenteel 167 ‘grote’ Seveso-installaties en 188 ‘kleine’.
naar inhoud
60
Terugkerende opdrachten
De verplichtingen van de exploitant variëren afhankelijk van het type installatie. Zowel de «drempel 2»-installaties als de «drempel 1»-installaties moeten zich kenbaar maken door een kennisgeving in te dienen en over een intern nood- en interventieplan beschikken. Daarentegen moet enkel de exploitant van een «drempel 2»-installatie een veiligheidsrapport opstellen op basis waarvan een extern nood- en interventieplan zal worden opgemaakt.
2.2.3 Seveso-fonds en de stijving ervan Per industriële activiteit wordt er voor de “drempel 2”-installaties een heffing geïnd teneinde de inkomsten van het Seveso-fonds te verzekeren. Dat fonds strekt ertoe de door de Algemene Directie gerealiseerde investeringen te dekken om de hulpdiensten uit te rusten met materieel dat onontbeerlijk is voor interventies waarbij gevaarlijke producten betrokken zijn. Het fonds wordt eveneens aangewend om dat materieel te onderhouden en studies of projecten ter zake te realiseren. In 2007 werden 135 Sevesoondernemingen verzocht om een heffing te betalen. De inkomsten voor 2007 bedroegen in totaal 7.415.316,71 €.
2.2.4 Bestedingsprogramma van het Seveso-fonds De Seveso-heffingen vormen de inkomsten van het “fonds voor risico’s van zware ongevallen” Op de begroting van het departement Binnenlandse Zaken worden drie uitgavenposten ingeschreven: a) Personeelskrediet voor de bezoldiging van het federale en provinciale personeel belast met het beheer van het fonds voor risico’s van zware ongevallen; b) Werkingskrediet voor diverse administratie-, werkings- en studiekosten betreffende de bescherming van de bevolking tegen de gevaren van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen; c) Investeringskrediet bestemd voor diverse investeringen betreffende de risico’s van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen.
2.2.5 Specifieke projecten van het Seveso-fonds 2.2.5.1 Ondergrondse pijpleidingen De ramp in Gellingen in 2004 heeft de Algemene Directie ertoe aangezet om een werkgroep te belasten met de opstelling van actiekaarten voor de brandweer, die gebruikt kunnen worden in het kader van de interventies ten gevolge van een incident met ondergrondse leidingen met hoge druk. De werkgroep bestond uit vertegenwoordigers van de brandweer en van de industriële wereld (Fluxys, Fetrapi) en uit een onafhankelijke wetenschappelijke expert (Sertius)
61
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
Halverwege 2006 werd een duidelijke en compacte kaart uitgewerkt. Begin 2007 werd het gedetailleerde handboek « strijden tegen incidenten met pijpleidingen » afgerond door de werkgroep. Het handboek biedt uiteraard een gedetailleerde uitleg over het gebruik van de actiekaart, maar dient ook, algemeen, als praktisch naslagwerk over alle aspecten die verbonden zijn aan de ondergrondse leidingen die de interventiediensten van de civiele veiligheid kunnen interesseren. Rekening houdend met het belang van deze actiekaart, alsook van het handboek, wilde de Algemene Directie een ruime verspreiding verzekeren van deze instrumenten binnen de brandweerdiensten. Naast de actiekaart “aardgas”, biedt de cartografie van de leidingen eveneens een meerwaarde in het kader van de strijd tegen incidenten met ondergrondse leidingen. In overleg met de Algemene Directie Crisiscentrum en Fetrapi, heeft de Algemene Directie een website gecreëerd die de brandweerdiensten toelaat om de ondergrondse leidingen op het Belgische grondgebied te visualiseren. De website (http://carto.ibz.be) laat bovendien toe om online alle gedetailleerde en geactualiseerde gegevens te bekomen inzake de leidingen: precies traject, vervoerd product op het moment van de raadpleging, diameter van de leiding, eigenaar van de leiding, enz. 2.2.5.2 Seveso-informatiecampagne De Seveso-wetgeving bepaalt dat de bevolking die door de gevolgen van een zwaar ongeval met gevaarlijke stoffen kan getroffen worden, minstens om iedere vijf jaar moet geïnformeerd worden over de risico’s die Seveso-bedrijven met zich meedragen. Gelet op het feit dat de vorige informatiecampagne in 2002 werd georganiseerd, vond in 2007 een nieuwe campagne plaats. (zie J1 Communicatie)
naar inhoud
62
Terugkerende opdrachten
2.3 Risico’s van nucleaire ongevallen Het koninklijk besluit van 17 oktober 2003 legt het nucleair en radiologisch rampenplan voor het Belgische grondgebied vast. Dat plan strekt ertoe de coördinatie te verzekeren van de maatregelen ter bescherming van de bevolking en het milieu in geval van radiologische noodsituaties die het Belgische grondgebied rechtstreeks of onrechtstreeks bedreigen. Het legt de uit te voeren opdrachten en de bevoegdheden van elkeen vast.
2.3.1 Het Nucleair fonds Het ‘nucleair’ fonds, werd opgericht in de begroting van de FOD Binnenlandse Zaken om de kosten verbonden aan de uitvoering van het nucleair en radiologisch rampenplan voor het Belgisch grondgebied te dekken. Daartoe worden heffingen geïnd van de producenten van kernenergie. In 2007 hebben de heffingen een bedrag van 3.306.608,50 € opgebracht. Die heffingen vormen de inkomsten van drie uitgavenkredieten op de begroting van het departement van Binnenlandse Zaken: a) Personeelskrediet voor de bezoldiging van het federale personeel belast met het beheer van het fonds voor de risico’s van nucleaire ongevallen; b) Werkingskrediet voor diverse administratie-, studie- en werkingskosten betreffende de bescherming van de bevolking tegen de gevaren van ioniserende stralingen; c) Investeringskrediet bestemd voor diverse investeringen betreffende de bescherming van de bevolking tegen de gevaren van ioniserende stralingen.
2.3.2 Specifieke projecten van het Nucleair fonds: Aankoop van twee door de lucht vervoerbare detectiesystemen van gamma-stralen Indien er zich een nucleair ongeval op Belgisch grondgebied zou voordoen, zou het voor de meetploegen niet vanzelfsprekend geweest zijn om ter plekke de radioactieve stralingen te detecteren zonder hierbij zelf gevaar te lopen. Daarom werden er in 2007 twee door de lucht vervoerbare detectiesystemen van gamma-stralen aangekocht. Die detectiesystemen bieden het voordeel dat ze zowel per wagen als per helikopter transporteerbaar zijn, zodat er snel en accuraat metingen kunnen uitgevoerd worden. De systemen zullen door twee gespecialiseerde nucleaire instellingen, SCK en IRE, operationeel gehouden worden.
2.3.3 Oefeningen – Nucleair noodplan In 2007 heeft de Algemene Directie actief deelgenomen aan de voorbereiding, de uitvoering en de debriefing van de volgende nucleaire oefeningen:
Oefening Belgoprocess op 23 maart 2007
Oefening KC Doel op 2 mei 2007 Oefening KC Tihange op 23 juni 2007 Oefening van grote omvang bij SCK Mol op 25 oktober 2007
Oefening Belgonucleair op 11 december 2007
63
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
Uit de oefeningen en de debriefings konden nuttige lessen getrokken worden inzake:
De waarschuwing, de bijeenroeping, de samenstelling en de werking van het Federaal Coördinatiecomité (CoFeCo) dat voorgezeten wordt door de Directeur van de Operaties van de Civiele Veiligheid, die de functie opneemt van Emergency Director van de overheid;
De logistieke ondersteuning aan het CoFeCo; De communicatie en de relaties tussen het CoFeCo en de andere betrokken cellen; De manier waarop beslissingen worden genomen; Het gebruik van cartografische systemen (GIS) en van telecommunicatiemiddelen (videoconferentie) die ontwikkeld zijn de Algemene Directie Crisiscentrum;
De landbouwproblematiek en de voedselveiligheid; De relaties met de pers; De interactie met de provinciale overheden en op het terrein. De vertegenwoordigers van de verschillende federale overheidsdiensten waren zeer tevreden over het overleg en de multidisciplinaire samenwerking binnen het CoFeCo en konden besluiten dat de oefeningen geslaagd waren en een goede voorbereiding aantoonden. Naast deze nationale oefeningen was er ook een beperkte deelname aan een internationale oefening in het kader van ECURIE-communicatie (Europese Commissie). Hierbij werd een evaluatie van de noodsituatie en besluitvorming op Belgisch niveau gesimuleerd rond mogelijk te nemen maatregelen of voorzorgen n.a.v. een geënsceneerd nucleair incident voor de kust van Ierland op 12 december 2007.
2.4 NOODPLANNING De Algemene Directie werkt nauw samen met de Algemene Directie Crisiscentrum in het domein van de noodplanning. Zij coördineert in het bijzonder de materies die betrekking hebben op de openbare hulpdiensten (discipline 1) en de logistieke ondersteuning (discipline 4).
2.4.1 Noodplanning De Algemene Directie heeft in 2007 actief meegewerkt en deelgenomen aan volgende werkgroepen:
Natuurrampen: Werkgroep met het oog op de opstelling van een federaal nood- en interventieplan dat geactiveerd kan worden bij natuurrampen.
Luchtvaartongevallen: Werkgroep met het oog op de opstelling van het federaal plan inzake luchtvaartongevallen.
NBRC-terrorisme1 : Werkgroep voor de opstelling van het federaal plan inzake de NBRCincidenten, met name terroristische incidenten.
2.4.2 Bijzondere risico’s De Algemene Directie heeft deelgenomen aan volgende werkgroepen en projecten:
Epizoötie: Werkgroep voor de opstelling van het federaal plan inzake epizoötie. Dit plan moet worden toegepast wanneer er een verdenking is van een epizoötie die zich voordoet of zich ontwikkelt in België. Het plan is eveneens van toepassing bij een epizoötie dierziekte in binnen- of buitenland;
naar inhoud
64
Terugkerende opdrachten
Spoorwegen: De Algemene Directie heeft een werkgroep voorgezeten bestaande uit vertegenwoordigers van de NMBS en LAGERBEL, alsook van brandweerdiensten teneinde een gemeenschappelijke aanpak te bepalen voor de hulpdiensten in geval van interventies op spoorwegen.
Brandbestrijding op de Beneden – Zeeschelde: Bij de politiehervorming werden deze bevoegdheden door de Algemene directie overgenomen van het Bestuur van het Zeewezen (FOD Mobiliteit en vervoer). Een nieuw contract moet afgesloten worden om de inzet van brandblusboten mogelijk te maken in geval van brand aan boord van boten op de Beneden-Zeeschelde. In 2007 werd hiervoor een lastenboek gepubliceerd en thans lopen de onderhandelingen met de inschrijver met betrekking tot de contractvoorwaarden.
2.4.3 Omzendbrief betreffende de opstelling van de monodisciplinaire interventieplannen van Discipline 1 en van discipline 4 van de noodplanning De Algemene Directie heeft de krachtlijnen uitgewerkt inzake de opstelling van de monodisciplinaire interventieplannen voor discipline 1 en discipline 4 van de noodplanning. Het begrip “discipline” wordt gedefinieerd als zijnde een functioneel geheel van vastgelegde opdrachten die uitgevoerd worden door de betrokken interventiediensten. Het koninklijk besluit van ZONE JAUNE 16 februari 2006 ZONE betreffende de nood- en ROUGE interventieplannen en de PERIMETRE ministeriële omzendbrief DISSUASION van 26 oktober 2006 PERIMETRE betreffende de nood- en EXCLUSION interventieplannen voorzagen dat elke discipline van de ZONE noodplanning eigen ORANGE plannen opstelt die PERIMETRE opgenomen worden in de algemene of bijzondere ISOLATION multidisciplinaire nood- en interventieplannen van de verschillende fasen van de noodplanning; deze monodisciplinaire interventieplannen kunnen echter op zichzelf volstaan en geactiveerd worden, onafhankelijk van de afkondiging van een fase van een algemeen of bijzonder multidisciplinair nood- en interventieplan. De krachtlijnen inzake de monodisciplinaire plannen laten de verantwoordelijken van de interventiediensten een zekere beoordelingsruimte bij de ontwikkeling en verwezenlijking van de monodisciplinaire interventieplannen, in functie van de noodzaak en van de lokale middelen. Dit project liep door gedurende het hele jaar van 2007 en zal einde 2008 afgerond kunnen worden. Het luik betreffende de monodisciplinaire interventieplannen van discipline 1 en discipline 4 zal bij de omzendbrief van het Crisiscentrum gevoegd kunnen worden, waarin alle vijf de disciplines besproken zullen worden.
65
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
3
Aankoop van materiaal 59 lastenboeken en 8 prijsaanvragen 155 voorlopige opleveringen
3.1 Inleiding Wie zijn we? De Directie Materieel en Nieuwe Technologieën is belast met de aankoop van interventiematerieel en de persoonlijke beschermingsmiddelen voor de brandweer en is verantwoordelijk voor de aankoop van interventiematerieel en uitrustingen voor de operationele diensten van de Civiele Bescherming. De Directie houdt zich eveneens bezig met de aankoop van materieel voor de aanwending van de hulpverleningsplannen. Deze plannen zijn van toepassing in geval van nucleaire ongevallen (Nucleair Fonds) en ongevallen waarbij bedrijven betrokken zijn die grote industriële risico’s vertonen (Fonds Seveso).
3.2 Meer dan enkel aankopen De Directie Materieel en Nieuwe Technologieën vervult de volgende opdrachten:
de aankoop van materieel voor de brandweer en de Civiele Bescherming het onderhoud van het materieel en de uitrusting het aanwenden van hun expertise 3.2.1 Aankoop van materieel De Algemene Directie plant de aankopen van materieel. Ze is belast met de opstelling van de technische specificaties (technische nota’s) die gebruikt worden in het kader van de aanbestedingen voor brandweermaterieel, met de verdediging van deze voorstellen voor een gebruikscommissie, met de opstelling van bijzondere bestekken en andere documenten inzake prijsaanvragen.
naar inhoud
66
Terugkerende opdrachten
De Algemene Directie voert de diverse formaliteiten uit in verband met de bekendmaking van de overheidsopdrachten. Vervolgens gaat ze over tot de opening van de offertes, waarna deze onderzocht worden op hun administratieve en technische regelmatigheid. Aan de hand van het verslag van die analyse, formuleert ze vervolgens een voorstel waarbij de opdracht gegund wordt aan een bepaalde leverancier. Ze stelt eveneens de bestelbonnen op en verzekert de administratieve opvolging ervan. De Algemene Directie verzekert ook de technische opvolging van de gefabriceerde producten en de kwalitatieve controle van de leveringen. Ze volgt de uitvoering van de budgetten inzake vastleggingen en ordonnanceringen op, in samenwerking met de financiële dienst. Verder ziet de Directie toe op de naleving van de contractuele verplichtingen van de leveranciers tijdens en na de waarborgperiode.
3.2.2 Onderhoud van het materieel en de uitrusting De Algemene Directie verzekert, naast de aankopen, de opstelling van onderhoudscontracten voor bepaalde types aangekocht materieel. Ze brengt advies uit over de voorstellen tot herstelling van het materieel van de Civiele Bescherming en over bepaalde aankopen van klein materieel en van aanvullende uitrustingen voor het bestaande materieel. Het beheer van de inventaris van het operationeel materieel van de Civiele Bescherming behoort eveneens tot de bevoegdheden van de Algemene Directie.
3.2.3 Aanwenden van expertise De Algemene Directie treedt op als deskundige voor de Gebruikscommissie die belast is met het opstellen van de functionele analyses die de essentiële vereisten vastleggen voor het aan te kopen materieel. De Directie helpt de hulpdiensten en de administraties bij de aankoop en het onderhoud van het materieel.
3.3 Verwezenlijkingen in 2007 3.3.1 Een grote uitdaging: de nieuwe lastenboeken en het puntensysteem voor de bestekken In 2005 verschenen de eerste lastenboeken en technische nota’s onder hun nieuwe vorm, waardoor het mogelijk wordt om offertes te evalueren en te vergelijken aan de hand van een puntensysteem. In 2007 werd de bekendmaking van de lastenboeken en de technische nota’s in hun nieuwe vorm voortgezet. 2007 was een recordjaar voor het aantal opgestelde lastenboeken: er werden 59 lastenboeken en technische nota’s uitgewerkt.
3.3.2 Lastenboeken en technische nota’s die in 2007 uitgemond zijn in een toewijzing van markten In 2007 hebben 28 lastenboeken en technische nota’s geleid tot de toewijzing van nieuwe markten. Het gaat om het volgende materieel: 3.3.2.1 Elektrische onderdompelbare vuilwaterpomp Deze onderdompelbare vuilwaterpomp is bedoeld voor het pompen van water dat onzuiverheden kan bevatten met een diameter van 50 mm of meer. Hij kan verschillende meters onder water geïnstalleerd worden en door zijn gewicht is hij gemakkelijk te transporteren.
67
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
3.3.2.2 Autoladder klasse 24 Automatische ladder met een telescopische ladderstructuur gemonteerd op een voertuig met 2 assen en uitgerust met een korf die tot 3 personen kan dragen. De autoladder wordt gebruikt om interventies uit te voeren tot een hoogte van 24 m. 3.3.2.3 Autoladder klasse 30 met telescopische knikarm Deze ladder met dezelfde functionaliteiten als de ladder hierboven, maar het uiteinde van de ladder is uitgerust met een telescopische knikarm. De autoladder wordt gebruikt om interventies uit te voeren tot een hoogte van 29 m en is zeer nuttig tijdens interventies waarbij obstakels zoals puntdaken overwonnen moeten worden. 3.3.2.4 Auto-elevator 25 meter Automatische elevator, bestaande uit een telescopische maststructuur, gemonteerd op een voertuig met 2 assen en uitgerust met een korf die tot 4 personen kan dragen. Het uiteinde van de mast is uitgerust met een knikarm. De auto-elevator wordt gebruikt om interventies uit te voeren tot hoogtes van 25 m. De telescopische maststructuur is versterkt over de volledige lengte van de reddingsladder. De auto-elevator kan erg nuttig zijn tijdens interventie waarbij obstakels zoals puntdaken overwonnen moeten worden. 3.3.2.5 Auto-elevator 30 meter Deze elevator heeft dezelfde functionaliteiten als de elevator hierboven, maar is gemonteerd op een voertuig met 3 assen en uitgerust met een korf die tot 4 personen kan dragen. De elevator kan gebruikt worden om interventies uit te voeren tot hoogtes van 30m. 3.3.2.6 Tankwagen 4.000 liter 4x4 met PTO Deze tankwagen dient om grote hoeveelheden water te vervoeren voor de bestrijding van bos- en veenbranden. De tankwagen kan ook zelf dienst doen bij de brandbestrijding dankzij de waterpomp. De pomp wordt aangedreven door een krachtstop vanaf de motor van de vrachtwagen. De 4x4-aandrijving van het voertuig laat toe om zich te verplaatsen over slechte wegen. 3.3.2.7 Tankwagen 4.000 liter 4x4 met motorpomp Deze tankwagen heeft dezelfde functionaliteiten als de tankwagen hierboven, maar de waterpomp wordt aangedreven door een verbrandingsmotor die onafhankelijk is van de motor van de vrachtwagen. 3.3.2.8 Eenheid voor het bevoorraden en wegpompen van water Post 1: pompcontainer Deze pompcontainer maakt deel uit van een eenheid die gebruikt wordt om water op te pompen uit open water en het te transporteren over een afstand van een kilometer. De eenheid kan ook aangewend worden als ledigingspomp of om tankwagens of reservoirs te vullen. Het waterdebiet van de pomp kan 10.000 liter bij 10 bar bereiken. Post 2: container persslangen Deze container met persslangen maakt deel uit van dezelfde eenheid. Hij kan de slangen vervoeren die nodig zijn om het water te transporteren over een afstand van een kilometer en heeft een debiet van 10.000 liter bij 10 bar. Hij bevat eveneens een oprolsysteem voor de persslangen.
naar inhoud
68
Terugkerende opdrachten
3.3.2.9 Watertankcontainer De watertankcontainer bestaat uit een watertank en een motorpomp die in een materieelkast vooraan de container geplaatst wordt. De container is gemonteerd op een 6 meter lange slede en biedt de mogelijkheid om 9500 liter water te transporteren of te stockeren. Hij wordt gebruikt om bijkomend water naar de plaats van interventie te brengen. Door de kwaliteit van de tank kan er eventueel ook drinkwater mee vervoerd worden. 3.3.2.10 Schuimtankcontainer De schuimtankcontainer bestaat uit een tank van 9500 liter, bestand tegen allerhande soorten schuim die gebruikt worden in het kader van de brandbestrijding, en een bronzen motorpomp die in een materieelkast vooraan de container wordt geplaatst. De container heeft een lengte van 6 meter en kan 9500 liter AFFF-schuim of 8000 liter proteïnerijk schuim bevatten. De schuimtankcontainer is bestemd om bijkomend schuim naar de plaats van de interventie te brengen. 3.3.2.11 Apparaat voor de detectie en analyse van gassen en dampen. GAZID Elektronisch apparaat dat op het terrein gebruikt wordt om giftige producten in gas- en dampvorm te detecteren en te identificeren. 3.3.2.12 Persslangen De persslangen met regelbare straal en debiet zijn bestemd voor de brandbestrijding door middel van water, met of zonder additief. Ze zijn voorzien van een of twee pistoolhandgrepen en een halfsymmetrisch koppelstuk om ze te verbinden met platoprolbare persslangen. Er worden drie types slangen voorgesteld naargelang de diameter van de voedingsslangen: 25 mm, 45 mm en 70 mm. Deze slangen zijn ontworpen om vastgehouden en gehanteerd te worden door een lansdrager. 3.3.2.13 AGS Detectie- en meetsysteem voor radioactieve gammastralen. Dit systeem is ontworpen om in een helikopter geplaatst te worden en kan, in geval van een nucleaire ramp, de radioactiviteit van een nucleaire wolk detecteren en meten. 3.3.2.14 Ledigingsmotorpomp Deze ledigingsmotorpomp is bestemd om voor het pompen van water bij overstromingen of voor het leegpompen van watertanks en reservoirs. De pomp wordt aangedreven door een explosiemotor en kan een debiet bereiken van 500 liter per minuut bij 1,5 bar. 3.3.2.15 Onderhoudscontract van de gasdetectoren Xam 7000 Er werd een contract opgesteld voor het onderhoud van de gasdetectoren Xam 7000. Dit contract dekt het systematisch onderhoud en de eventuele reparaties van de gasdetectoren. 3.3.2.16 Onderhoudscontract van de gasdetectoren Multiwarn Er werd een contract opgesteld voor het onderhoud van de gasdetectoren Multiwarn. Dit contract dekt het systematisch onderhoud en de eventuele reparaties van de gasdetectoren.
69
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
3.3.2.17 Onderhoudscontract van de gasdetectoren Miniwarn Er werd een contract opgesteld voor het onderhoud van de gasdetectoren Miniwarn. Dit contract dekt het systematisch onderhoud en de eventuele reparaties van de gasdetectoren. 3.3.2.18 Onderhoudscontract van de gasdetectoren MX 11 De MX 11 is een draagbare gasdetector. Deze gasdetector laat de kwalitatieve en kwantitatieve metingen toe van bepaalde chemische producten en waarschuwt voor ontploffingsgevaar via een geluidssignaal. 3.3.2.19 Onderhoudscontract van de gasdetectoren MX 21 De MX 21 is een draagbare gasdetector. Deze gasdetector laat de kwalitatieve en kwantitatieve metingen toe van bepaalde chemische producten en waarschuwt voor ontploffingsgevaar via een geluidssignaal. De MX 21 is een beter ontwikkeld apparaat dan de MX 11. Het laat toe om het ontploffingsvermogen van de gassen te meten, om metingen van zuurstof uit te voeren, alsook van een groter gamma aan chemische producten dan de MX 11. 3.3.2.20 Haakarmvoertuig met kraan Het voertuig weegt 26 ton en beschikt over een 6x4-aandrijving. Het wordt gebruikt om containers te transporteren tot 12 ton en met een maximale lengte van 6,4 meter. Het is uitgerust met een hydraulische kraan die 1,19 ton kan opheffen vanaf 10 meter afstand. 3.3.2.21 Gesloten materieelcontainer met verticaal opendraaiende deur Deze gesloten in te richten container wordt gebruikt om materieel te vervoeren. Hij is uitgerust met een verticaal opendraaiende klapdeur die ook als laadhelling gebruikt kan worden en een zijwaartse verticale klapdeur. De binnenste wanden zijn uitgerust met beschermingsbalken en balken om het getransporteerde materieel mee vast te zetten. Achteraan op het dak staat een blauw zwaailicht. 3.3.22 Gesloten materieelcontainer met 2 horizontaal opendraaiende deuren Deze gesloten container heeft dezelfde functionaliteiten als de container hierboven, maar hij is uitgerust met twee horizontaal opendraaiende deuren achteraan en een zijwaartse verticale klapdeur. 3.3.2.23 Oplegger met watertank van 25.000 liter Deze oplegger heeft een watertank van 25.000 liter. Dit materieel is ontworpen om water te transporteren en om drinkwater te vervoeren. De oplegger is uitgerust met een motorpomp waarmee de watertank gevuld en leeggemaakt kan worden. 3.3.2.24 Ademhalingstoestel Dit toestel wordt gebruikt op plaatsen waar de lucht bepaalde risico’s inhoudt. Het bestaat uit een masker met zuurstofvoorziening, een elektronische manometer en luchtflessen van 300 bar in composietmateriaal. 3.3.2.25 Haakarmvoertuig zonder kraan Dit voertuig weegt 26 ton en beschikt over een 6x4-aandrijving. Het wordt gebruikt om containers te transporteren tot 14 ton en met een maximale lengte van 6,4 meter.
naar inhoud
70
Terugkerende opdrachten
3.3.2.26 Contract voor de ontmanteling van de sirenes Deze opdracht voor werken betreft de ontmanteling van de oude sirenes die kort na de Tweede Wereldoorlog geïnstalleerd werden op de daken van grote gebouwen en die de bevolking waarschuwden in geval van gevaar. 3.3.2.27 Overall in katoen voor de Civiele Bescherming Het is een overall die gebruikt wordt voor de basiswerkzaamheden in de operationele eenheden. De overall beschermt de drager tegen alle soorten vlekken en tegen de inwerking van een zeker aantal chemische producten. 3.3.2.28 Contract voor de controle van de persluchtflessen De persluchtflessen van de ademhalingstoestellen, de duikapparaten en de bufferflessen moeten periodiek gecontroleerd worden voor de technische controles op de arbeidsplaats voor de gascollectoren. Het contract dekt de controle van alle aangekochte flessen dankzij het Seveso-fonds.
3.3.3 Lastenboeken en technische nota’s opgemaakt in 2007, maar nog niet uitgemond in een toewijzing van markten in oktober 2007 Eind oktober 2007 mondden 28 in 2007 opgemaakte lastenboeken en technische nota’s nog niet uit in een toewijzing van markten. Het gaat om het volgende materieel: 3.3.3.1 Bosbrandvoertuig De tankwagen “bosbrandvoertuig” dient om drie personen en het nodige materieel te vervoeren naar de plaats van interventie. Het is een compacte terreinwagen die speciaal gebouwd is om bosbranden te bestrijden. Op het chassis is een superstructuur geïnstalleerd met een tank van 2000 liter, een hydraulische blusinstallatie en compartimenten om het interventiematerieel in op te bergen. 3.3.3.2 Gesloten voertuig voor het vervoer van materieel Dit gesloten voertuig voor het vervoer van materieel is een kleine vrachtwagen met een cabine voor twee personen, een grote opbergruimte voor een nuttige lading van minimum 6500 kg, uitgerust met een autolaadklep die lasten tot 1000 kg kan opheffen. 3.3.3.3 Polo voor de Civiele Bescherming De polo kan zowel gebruikt worden voor de dagelijkse werkzaamheden als voor de interventies. Het gaat om een zeer comfortabele tricot, voorzien van de graadaanduiding, van de naam en het nummer van de persoon van de Civiele Bescherming. 3.3.3.4 Naamplaatjes Op de nieuwe polo’s e, de nieuwe hemden van de Civiele Bescherming is voorzien dat op de borst een naamplaatje bevestigd kan worden met de naam van de persoon, zijn graad en het nummer van de operationele eenheid. 3.3.3.5 Positieve drukventilator, 25000 m3/u, met verbrandingsmotor De positieve drukventilator wordt gebruikt om een gedwongen ventilatie van de met rook gevulde plaatsen in een gebouw te realiseren. De ventilatie wordt gecreëerd door het gebouw in overdruk te zetten ten opzichte van de buitenlucht, waardoor de luchtmassa in het gebouw naar buiten wordt gestuwd.
71
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
Het gaat om een compact toestel dat aangedreven wordt door een verbrandingsmotor. Het toestel is ook uitgerust met een systeem voor het verstuiven van water. 3.3.3.6 Positieve drukventilator, 25000 m3/u, met elektrische motor Deze ventilator bezit dezelfde functionaliteiten als de ventilator met verbrandingsmotor hierboven, maar heeft een elektrische motor met laagspanning. 3.3.3.7 Huur en onderhoud van poederblussers Het is een contract dat opgemaakt werd voor de huur of de aankoop van poederblussers, hun systematisch onderhoud en de eventuele herstellingen. De poederblussers worden gebruikt om beginnende branden te blussen van de klassen A, B, C en soms van klasse D. 3.3.3.8 Huur en onderhoud van schuim/waterblussers Het is een contract dat opgemaakt werd voor de huur of de aankoop van schuim/ waterblussers, hun systematisch onderhoud en de eventuele herstellingen. De schuim/ waterblussers worden gebruikt om beginnende branden te blussen van de klassen A en B. 3.3.3.9 Huur en onderhoud van CO2-blussers Het is een contract dat opgemaakt werd voor de huur of de aankoop van CO2-blussers, hun systematisch onderhoud en de eventuele herstellingen. De poederblussers worden gebruikt om beginnende branden te blussen van de klassen B en C. 3.3.3.10 Dispersanten voor olieachtige stoffen Deze dispersanten worden gebruikt voor de schoonmaak van vaste oppervlakken, alsook voor water dat bevuild is met minerale, plantaardige, dierlijke of synthetische oliën. Met een dispersant kan de vervuiling in kleine druppeltjes uiteen getrokken worden en kan ze later verwijderd worden door natuurlijke processen. 3.3.3.11 Dispersanten voor vetachtige stoffen Deze dispersanten hebben dezelfde functionaliteiten als de dispersanten voor olieachtige stoffen. 3.3.3.12 Beschermkledij « Tyvek » Dit wordt gedragen boven de werkkledij en beschermt tegen alle harde vuildeeltjes. Deze kledij wordt gebruikt tijdens interventies in zeer vuile omgevingen zoals het vervoer van kadavers, de ontsmetting van woningen en het bijeenbrengen van koolwaterstofvervuilingen. 3.3.3.13 Wegwerpbare chemische beschermkledij Deze kledij beschermt tegen vloeibare chemische producten met beperkte giftigheid. Ze wordt gebruikt bij interventies waarbij er contact kan zijn met vloeibare chemische producten met beperkte giftigheid. 3.3.3.14 Wegwerpbare nucleaire beschermkledij Deze beschermkledij wordt gebruikt bij interventies waarbij er mogelijk gevaar is op radioactieve besmetting.
naar inhoud
72
Terugkerende opdrachten
3.3.3.15 Onderhoudscontract van de CMS Er werd een onderhoudscontract opgesteld voor de CMS-analysator, dat het systematisch onderhoud van de CMS en hun herstelling in geval van slechte werking dekt. De CMS zijn toestellen voor chemische metingen die gebruikt worden door de brandweer en de Civiele Bescherming. 3.3.3.16 Aankoop van dosismeters De elektronische dosismeter met directe aflezing wordt gebruikt bij een incident of een nucleair ongeval. Het laat toe om het niveau van de gecumuleerde dosis te registreren tijdens interventies in aanwezigheid van radioactiviteit en om de drager te verwittigen wanneer een bepaald niveau van de gecumuleerde dosis bereikt is. 3.3.3.17 Aankoop van afleeseenheden van de dosismeters De dosismeter wordt geïntegreerd in een dosismetriesysteem met een afleeseenheid. De afleeseenheid bestaat uit: een systeem voor de verwerving van de gegevens afkomstig van de dosismeters, software die de verwerking van de gegevens toelaat en een draagbare pc die de werking van de software mogelijk maakt. Op die manier kan er een dosismetrisch verslag opgemaakt worden voor elke interveniënt. 3.3.3.18 Onderhoudscontract van de dosismeters De markt betreft het systematisch onderhoud, de kalibratie en de herstellingen van de dosismeters. Deze dosismeters, ongeveer 3000 in aantal, zijn verdeeld over het volledige Belgische grondgebied in de verschillende hulpdiensten die tussenkomen in het noodplan, wat overeenkomt met een honderdtal verschillende hulpdiensten. Alle dosismeters moeten onderhouden en gekalibreerd worden gedurende een periode van 3 jaar. Jaarlijks wordt een derde van het totale aantal dosismeters onderzocht. Het administratief beheer van het dosismeterpark maakt integraal deel uit van het contract en is ten laste van de inschrijver. 3.3.3.19 Interventiekledij De interventiekledij is een persoonlijke bescherming voor het personeel van de Civiele Bescherming tijdens de interventies en ook tijdens de oefeningen en de dagelijkse werkzaamheden. Indien er bijkomende persoonlijke bescherming nodig is, wordt de betrokken interventiekledij vaak aangehouden onder de bijkomende bescherming. 3.3.3.20 Interventielaarzen De interventielaarzen worden gedragen zowel tijdens de interventies als voor de activiteiten in de kazerne. Ze bieden een goede bescherming tegen brand, zuren, basen en sneden van een kettingzaag. 3.3.3.21 Telescooplader De telescooplader is een voertuig op 4 wielen, voor alle terreinen, uitgerust met een telescopische arm die ontworpen is voor het heffen en verplaatsen van lasten die zich op een hoogte bevinden tussen nul en 16 meter en die een nominaal hefvermogen ontwikkelt van 4 ton. Hij kan uitgerust worden met een vork, een grijper, een korf of een lier.
73
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
3.3.3.22 Meetportiek Het aanpasbaar, transporteerbaar portiek laat de controle toe van de oppervlakkige radioactieve besmetting van personen en van voertuigen, voor of na de ontsmetting. Het portiek wordt gebruikt voor controleopdrachten in het kader van de noodplanning voor nucleaire risico’s. 3.3.3.23 Chemische beschermkledij tegen vloeistoffen Deze kledij is een persoonlijk beschermpak, in een stuk, dat bescherming biedt tegen de spatten van vloeibare chemische producten. De hulpdiensten gebruiken dit pak bij diverse interventies waarbij gebruik gemaakt wordt van vaste en vloeibare chemische producten met beperkt gevaar. 3.3.3.24 Maskers De maskers worden gebruikt, als ademhalingsbescherming in het kader van de noodplannen voor chemische risico’s, tijdens interventies die plaatsvinden buiten gebouwen. Deze interventies zijn opdrachten inzake de detectie en de alarmering en evacuatie van de bevolking. De maskers worden gebruikt in combinatie met de chemische filters. 3.3.3.25 Filters Het gaat om drie types filters die gebruikt worden door de hulpdiensten:
de filters tegen harde vuildeeltjes de gasfilters de gecombineerde filters (tegen gas en harde vuildeeltjes) 3.3.3.26 Hemden Er zijn acht verschillende types hemden voor de Civiele Bescherming betrokken bij deze aanbesteding. De hemden in wit of blauw, met korte of lange mauwen. Net als de nieuwe polo, laten de hemden toe om een naamplaatje te bevestigen. 3.3.3.27 Aankoop van omschakelaars voor de gaspakken De omschakelaar is een mechano-pneumatisch stuk dat in de chemische gaspakken de omschakeling van lucht toelaat tussen de fles van het ademhalingstoestel en de bufferfles aan de buitenkant. Dit stuk is een belangrijk element voor de veiligheid van de gaspakdrager. De aankoop gebeurt dankzij het Seveso-fonds. 3.3.3.28 Onderhoudscontract voor de omschakelaars van de gaspakken Het contract dekt het onderhoud van alle omschakelaars van de gaspakken van de brandweer en van de Civiele Bescherming. Het gaat om de oude chemische pakken die nog in gebruik zijn en de recent aangekochte pakken.
naar inhoud
74
Terugkerende opdrachten
3.3.4 Lastenboeken en technische nota’s waarvan de opstelling in 2006 aangevat en in 2007 voortgezet werd, en die nog niet uitgemond zijn in een toewijzing van de markten in december 2007 3.3.4.1 Lichte snelle hulpwagen 4x2 De compacte lichte snelle hulpwagen kan snel drie personen vervoeren naar de plaats van interventie. Hij is uitgerust met een geïntegreerde lichtmast, een stroomgroep, een bluseenheid met schuim en materieel om klemzittende personen te kunnen bevrijden bij ongevallen. In het achterste gedeelte van het voertuig zijn er compartimenten geïnstalleerd, waarin het interventiematerieel opgeborgen kan worden. 3.3.4.2 Lichte snelle hulpwagen 4x4 Dit voertuig heeft dezelfde functionaliteiten als het voertuig hierboven, maar heeft een 4x4-aandrijving. 3.3.4.3 Uniformen Deze uniformen zijn bestemd voor de leden van de Civiele Bescherming. Prijsaanvragen Als de verwachte kostprijs van sommige opdrachten minder bedraagt dan € 67.000, richt de Algemene Directie prijsaanvragen aan potentiële leveranciers. Het gaat om een soepelere procedure ten opzichte van de lastenboeken aangezien er hier geen sprake is van publicatie of van een officiële opening van de offertes.
HOEVEELHEID
TYPE MATERIEEL
1
1
Slijkpomp SPB 5000 op aanhangwagen
OE Jabbeke
2
1
Ademhalingsluchtcompressor met hoge druk
BW La Louvière
3
1
Verlichtingsaanhangwagen
OE Jabbeke
4
1
Aanhangwagen voor het transport van de telescooplader
OE Libramont
5
1
Kar voor het vervoer van luchtflessen
OE Brasschaat
6
1
Kar elevator
OE Brasschaat
7
1
8
GEADRESSEERDE
Compacte multifunctionele lader
OE Brasschaat
Totem (panelen met de naam van de eenheden van de CB)
Alle eenheden van de CB
75
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
3.3.5 De voorlopige oplevering De Directie stelt zich niet tevreden met het bestellen van het materieel voor de betrokken diensten. Ze is ook aanwezig bij de voorlopige opleveringen om te controleren of het geleverde materieel beantwoordt aan de gevraagde technische eigenschappen. Het gaat om een essentiële opdracht die veel energie vergt, zoals blijkt uit de 155 voorlopige opleveringen die uitgevoerd werden tussen januari en december 2007. Type materieel
Gemeente / Eenheid CB
Schuimcontainer
Zaventem
11 januari
Tankwagen 8.000 liter
Charleroi
11 januari
Beveren
11 januari
Couvin
5 april
De Haan
14 juni
Gistel
25 juni
Hoei
12 juli
Halfzware autopomp
Tongeren
16 oktober
Koksijde
16 oktober
Brussel (enkel administratief)
15 januari
Brussel (enkel administratief)
30 januari
Brussel (enkel administratief)
30 januari
Lichtervelde (enkel administratief)
26 februari
Halle (enkel administratief)
26 februari
Gent (enkel administratief)
28 maart
Boom (enkel administratief)
28 maart
Geraardsbergen (enkel administratief)
11 mei
Poperinge (enkel administratief)
11 mei
Florenne
4 juni
Virton
4 juni
Hoeselt
20 juni
Berlare
20 juni
Maldegem
20 juni
Asse (enkel administratief)
6 juli
Tongeren (enkel administratief)
9 juli
Zandhoven (enkel administratief)
9 juli
Aubange
naar inhoud
Datum voorlopige oplevering
5 september
76
Terugkerende opdrachten
Haakarmvoertuig met kraan
Haakarmvoertuig zonder kraan
Lichte snelle hulpwagen
Industriële autopomp
Stavelot
5 september
Geel
7 november
Kruibeke
7 november
Charleroi
7 november
Soignies
28 november
Luik
28 november
Waregem
18 januari
Bergen
18 januari
Crisnée
1 maart
Turnhout
23 april
Zaventem
1 februari
Malle
1 maart
OE Jabbeke
5 april
Eeklo (enkel administratief)
5 februari
Heuvelland (enkel administratief)
5 februari
Kaprijke (enkel administratief)
5 maart
St-Gillis-Waas (enkel administratief)
5 maart
Luik
7 februari
Geel
25 april
Sint-Niklaas
6 augustus
Heusden-Zolder
3 oktober
Miniwarn E-X-am 7000
18 verschillende gemeenten
21 februari
Autoladder 24 meter
Soignies
14 maart
77
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
Autoladder 30 meter
27 maart
Virton
26 april
Geraardsbergen
7 mei
Luik
7 mei
Auto-elevator 24 m
Verviers
14 juni
Tankwagen 12.000 liter
Harelbeke
4 april
Kontich
4 april
OE Jabbeke
19 juli
OE Brasschaat
19 juli
Multifunctioneel voertuig Unimog
Motorpomp 6-500
naar inhoud
Brussel
OE Crisnée
2 augustus
OE Ghlin
3 augustus
OE Libramont
31 augustus
Aalst
26 april
Bertrix
26 april
Bernissart
26 april
Stavelot
26 april
Charleroi
26 april
78
Terugkerende opdrachten
Stroomgroep 5 kVA
Willebroek
10 mei
Hoei
10 mei
Waremme
10 mei
Bastenaken
10 mei
Vielsalm
Stroomgroep 8 kVA
Pneumatisch hefmaterieel
Eenheid voor het bevoorraden en wegpompen van water
Hydraulisch bevrijdingsmaterieel
10 mei
Waver
13 december
Tubeke
13 december
Amel
19 juli
Aywaille
7 november
Moeskroen
7 november
Fleurus
7 november
La Calamine
7 november
Nieuwpoort
12 december
Willebroek
10 mei
Nevele
20 juni
Tubeke
20 juni
Plombières
20 juni
Brugge
14 mei
Brussel
13 december
Genk
13 december
Lommel
19 december
Londerzeel Puurs
31 mei 7 november
Nijvel
7 november
Geldenaken
7 november
Waver
7 november
79
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
Motorpomp 10-1500
Warmtecamera + ontvangsteenheid
Pomp DPI 400
Opwijk (enkel administratief)
31 mei
Etalle
31 mei
Saint-Hubert
31 mei
Waver
31 mei
Kaprijke
31 mei
Overijse
31 mei
La Louvière
25 juni
Tongeren
25 juni
Hasselt
25 juni
Voor 34 verschillende brandweerdiensten
22 augustus
Malle
28 november
Hasselt
19 december
Aalst
19 juli
Tienen
19 juli
Aarlen
19 juli
Nevele
19 juli
Waver
19 juli
Nijvel
19 juli
Tubeke
19 juli
Hamoir
19 juli
Kaprijke
19 juli
Waarschoot
19 juli
Zomergem
19 juli
Geldenaken
naar inhoud
19 juli
Virton
5 september
Florenne
5 september
Geldenaken
7 november
Plombières
7 november
Tubeke
12 december
80
Terugkerende opdrachten
Opleveringen van prototypes In 2007 heeft de Directie de eerste prototypes ontvangen van de in 2006 opgestarte aanbestedingen. Deze opleveringen verschillen van de andere door de grote hoeveelheid testen die erop uitgevoerd zijn om de conformiteit van het materieel met het lastenboek te controleren. Als deze prototypes van materieel de verschillende testen doorstaan, dan kunnen ze in serie gefabriceerd worden om de latere bestellingen te honoreren. Het gaat om het volgende materieel:
Pompen DPI 400 Container « stroomaggregaat, dompelpomp en kraan » Hefkussen Bevrijdingsmaterieel Motorpomp 6-500 Eenheid voor het bevoorraden en wegpompen van water Brandslangen van 45, 70 en 110 mm Warmtecamera Brandweerkledij Ontsmettingsdouche Gaspak
3.3.6 Ministeriële omzendbrieven In 2007 werden er twee ministeriële omzendbrieven opgesteld met het oog op de standaardisering en een betere onderlinge compatibiliteit van het materieel van de hulpdiensten. 3.3.6.1 Ministeriële omzendbrief betreffende de containersledes Bij de uitvoering van hun opdrachten gebruiken de hulpdiensten vaak containers en haakarmvoertuigen. De containers van de hulpdiensten worden ondersteund door een chassis, slede genoemd, dat de besturing en het vervoer van deze containers toelaat met voertuigen die voorzien zijn van een hydraulische haakarm. Om de compatibiliteit te verzekeren tussen de verschillende containers en de dragende voertuigen, werden technische normen uitgewerkt door de Directie, onder de vorm van een ministeriële omzendbrief, zodat de containers van de hulpdiensten allemaal ondersteund kunnen worden door hetzelfde type slede. 3.3.6.2 Ministeriële omzendbrief betreffende de identificatiemarkering van de brandweerhelmen Het is essentieel dat het personeel van de brandweer in alle omstandigheden herkenbaar is. Dankzij de markering van de brandweerhelmen kunnen ze nog gemakkelijker geïdentificeerd worden. Om de eenvormigheid te verzekeren van de markering die gebruikt wordt door de verschillende brandweerdiensten, heeft de Algemene Directie technische normen opgesteld voor de markering van de helmen onder de vorm van een ministeriële omzendbrief. Als basis werd een bestaande ministeriële omzendbrief genomen, betreffende de markering van de brandweerhelmen, die aangepast werd rekening houdend met de actuele noden van deze hulpdiensten. De normalisering van de helmmarkering vermeldt onder andere: de kleur van de helm, een onderscheidend teken van de graad van de drager, de naam van de drager, het onderscheidend teken van de brandweerlieden-ambulanciers, de verplegers of de artsen.
81
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
3.3.7 Moderniseringsprojecten inzake de procedures 3.3.7.1 Definiëren en communiceren van een aankoop- en onderhoudsbeleid gebaseerd op de noden Begin dit jaar ging een moderniseringsproject MPM van start binnen de Directie om de aankoopprocedures van materieel voor de hulpdiensten te optimaliseren. Dit project beoogt het beter definiëren, op basis van de noden van de hulpdiensten, van het voor deze diensten aangekochte materieel. Dit project moet concreet zijn vanaf halverwege 2008. 3.3.7.2 Beheer van de assets en maintenance Het doel van dit project is te komen tot de opstelling van een lastenboek voor de volledige FOD voor de aankoop, leasing of huur van een informaticasysteem dat de noden van de diverse algemene directies behandeld op het vlak van het beheer van hun assets en van de opvolging van hun maintenance via onderhoudscontracten. Dit project moet concreet zijn vanaf halverwege 2008. 3.3.7.3 Beheer van de aankopen Dit project had als doel de opstelling van een lastenboek voor de aankoop van een informaticasysteem « purchase order system ». Deze sofware en de accessoires ervan zullen toelaten om het administratief beheer te vergemakkelijken van alle procedures die verwezenlijkt zijn binnen de Directie bij de aankoop van materieel voor de hulpdiensten, vanaf de functionele analyses van het materieel tot aan hun levering en hun inspectie na verkoop. Dit project werd beëindigd en het « purchase order system » moet begin 2008 in gebruik genomen kunnen worden.
3.3.8 Forums Forums van juni 2007
De Algemene Directie van de Civiele Veiligheid organiseerde op 14 en 21 juni 2007 in het Federaal Opleidingscentrum voorstellingsdagen van het rollend materieel dat in de toekomst geleverd zal worden aan de brandweerdiensten. Alle 251 brandweerdiensten van België werden uitgenodigd op deze forums. Deze dagen waren bedoeld om, enerzijds, het nieuwe rollend materieel voor te stellen dat het voorwerp was van een aanbesteding in 2006, en, anderzijds, om het belang te bespreken van de nieuwe concepten van materieel dat het voorwerp kan zijn van toekomstige aanbestedingen. Deze nieuwe concepten betroffen enerzijds de integratie van een autoelevator op een autopomp en anderzijds de plaatsing van « midship »-pompen op de voertuigen.
naar inhoud
82
Terugkerende opdrachten
De forums hadden ook als doel om te communiceren met de verantwoordelijken van de Brandweer en om hun eventuele vragen en opmerkingen te beantwoorden. Ook de toekomstige strategische visie van de Directie Materieel en Nieuwe Technologieën werd voorgesteld aan de Brandweer. Als illustratie bij de concepten auto-elevator op een autopomp en de plaatsing van « midship »-pompen op de voertuigen, hebben drie brandweerdiensten hun voertuigen meegebracht en voorgesteld. Dit weinig klassieke materieel heeft heel wat besprekingen tussen de Algemene Directie en de brandweer opgewekt en in de hand gewerkt.
Deze ideeënuitwisselingen zijn zeer gunstig voor de twee partijen en laten de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid toe om in de toekomst beter te beantwoorden aan de noden van de Brandweer. Forums van november 2007 De Algemene Directie heeft op 27 november in het Federaal Opleidingscentrum een voorstellingsdag georganiseerd van verschillende uitrustingen die door haar diensten geleverd worden. Deze dag was bedoeld om enerzijds de momenteel aangekochte brandweerkledij voor te stellen en, anderzijds, om het nieuwe « Intelligent textiel » te laten ontdekken die het voorwerp zullen zijn van toekomstige aanbestedingen. Alle brandweerdiensten werden uitgenodigd op dit forum.
83
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
Presentatie van het intelligent textiel Professor Van Parys van de Universiteit van Gent, verantwoordelijke van het onderzoekscentrum inzake intelligente kledij, heeft de nieuwste evoluties en technologische toepassingen inzake intelligente kledij voorgesteld. Het doel van de intelligente kledij is om nieuwe functies te geven aan de kledij en om hen zo bijkomende waarden te geven. De belangrijkste parameters, die toelaten om de kwaliteit van de interventiekledij van een brandweerman te beïnvloeden, werden besproken. Interventiekledij moet goed bestand zijn tegen vuur, is comfortabel, maar zeer sterk. Het is een goed bestudeerd compromis tussen diverse types textiel. Er werden speciale textielvezels voorgesteld en de mogelijke toepassingen van dit nieuwe textiel bij de persoonlijke beschermingskledij werden geschetst. Zo werd onder meer de zelfreinigende kledij voorgesteld, die toelaat om wasbeurten te vermijden die zeer vaak het brandbestendige en waterdichte karakter van de kledij aantasten, alsook de adaptieve kledij die van vorm verandert in functie van de omstandigheden zoals de temperatuur, het lichtgevend textiel dat licht geeft in het donker of fluorescerende kledij die haar zichtbaarheid in vol licht verhoogt. Presentatie van de brandweerkledij van de Algemene Directie Ingenieurs van de Algemene Directie hebben de brandweerkledij voorgesteld die momenteel aangekocht wordt. Tijdens deze presentaties waren er onder andere mannequins die gekleed waren in brandweerkledij. De nieuwe brandweerpakken (broek + vest) bestaan in blauw, in oranje, of in blauw en oranje. De reglementering inzake de persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) van de Brandweer werd geëxpliciteerd. De vele informatie die op het etiket van de brandweerkledij staat, werd beschreven en uitgelegd. Het meerlaags karakter van de brandweerkledij werd getoond op stalen, waarbij de bijzondere functies van elke laag uitgelegd werden. Om de minimale vereisten van deze kledij te controleren, werden de in een laboratorium afgenomen testbatterijen op een rijtje gezet door het belang van elk van deze testen aan te tonen.
3.4 Perspectieven voor 2008 Het opstellen en publiceren van technische nota’s en lastenboeken zal voortgezet worden in 2008 met het oog op de progressieve vernieuwing van de aflopende aanbestedingen inzake de aankoop van materieel. De publicaties, de analyses van de offertes en de toewijzingen van de nieuwe aanbestedingen zullen ook voortgezet worden voor alle lastenboeken. De nieuwe in 2008 op te starten aanbestedingen zullen betrekking hebben op het volgende materieel:
naar inhoud
84
Terugkerende opdrachten
Industriële autopomp T-shirt Pull Sweatshirt Broekriem Dikke sokken Pet Muts Parka Werkhandschoenen Veiligheidshelm Bivakmuts Laarzensokken Veiligheidsbril Interventiehandschoenen Fijne sokken Blouson Aankoop gasdetector Onderhoudscontract labo Ademhalingsluchtcompressor Personeel- en materieelwagen 4x4 Verlichtingsmaterieel Radioactiviteitsdetectoren Karweiwagen Polo Overall in katoen “Tyvek”-pakken Meetportiek voor radioactiviteit Telescooplader Machine voor de verwerking van drinkwater en voor het in plasticzakjes steken van drinkwater Vacuümtank Nucleaire filters Kleine personeel- en materieelwagen (<7,5 T) Dosismeters Telecombus en commandopost Poederaanhangwagen
Voor een groot deel van de in 2007 toegewezen aanbestedingen voor materieel zal 2008 het jaar worden van de constructie en van de voorlopige oplevering van de verschillende prototypes. Gezien het grote aantal pas gesloten overeenkomsten, zullen de controles en de opleveringen van de prototypes in 2008 ongetwijfeld een groot deel van de werktijd van de ingenieurs van de Algemene Directie in beslag nemen.
85
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
Er zullen in 2008 tevredenheidsenquêtes gehouden worden betreffende het door de Algemene Directie geleverde materieel onder de hulpdiensten via de semestriële verslagen. Deze enquêtes zullen toelaten om zowel de noden van de hulpdiensten als de mankementen die opgetreden zijn bij het gebruik van het geleverde materieel te kennen. De integratie van de resultaten van deze enquêtes in de toekomstige technische nota’s van de lastenboeken laat toe om de aankopen te optimaliseren. De moderniseringsprojecten van de in 2007 gestarte procedures zullen voortgezet worden en moeten in 2008 concreet worden. Het gaat om de volgende projecten:
Het definiëren en communiceren van een aankoop- en onderhoudsbeleid gebaseerd op de noden
Beheer van de assets en maintenance Beheer van de aankopen In 2008 zal de Algemene Directie doorgaan met de organisatie van voorstellings- en discussieforums met de gebruikers van het materieel.
4
Telecommunicatie 4.1 Alarmering 4.1.1 Situering In 1998 begon de Civiele Veiligheid met de uitbouw van een net van elektronische sirenes in risicozones rond Seveso-bedrijven en nucleaire centra. Parallel met de uitbouw daarvan wordt het net van elektromechanische sirenes ontmanteld. De besturing van de sirenes steunt op een systeem van radioverbindingen. Daarnaast beheert de alarmeringsdienst ook alle telefoongeleidingen en alle andere communicatiemiddelen van de verschillende operationele en administratieve diensten van de Civiele Veiligheid.
4.1.2 Nieuw (elektronisch) Alarmeringsnet. 4.1.2.1 Uitbreiding van het Alarmeringsnet in 2007 Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige toestand van het aantal elektronische sirenes die bedrijfsklaar zijn per provincie:
naar inhoud
Totaal elektronische sirenes
AN
HT
LB
LG
LX
NM
VB
WB
OV
WV
BR
TOTAAL
eind 2007
148
51
30
121
2
99
6
2
48
6
5
518
86
Terugkerende opdrachten
Er is een aanwinst van 12 sirenes ten aanzien van 2006. Elk van deze opstellingen werd voorafgegaan door een of meer bezoeken in situ en door onderhandelingen met de betrokken gemeenten, de eigenaars van de panden en eventueel ook met diverse instanties waarvan het advies en/of de toestemming nodig is. 4.1.2.2 Bediening van het Alarmeringsnet Voor de besturing van de sirenes beschikt de Alarmeringsdienst over commandoposten in de operationele eenheden met daaraan gekoppelde relais-stations die de ontvangst in verder afgelegen gebieden moeten garanderen. De commandoposten en de daaraan verbonden zenders zijn opgesteld in:
Brasschaat (zenders: Brasschaat, Balen, Hasselt) Libramont (zenders: Libramont, Velaine-sur-Sambre, Mesnil-St-Blaise) Crisnée (zenders: Crisnée, Hoei) Liedekerke (zenders: Liedekerke, Gent, Beveren, Brussel) Ghlin (zenders: Ghlin, Seneffe, Fleurus) abbeke (zender: Jabbeke)
Daarnaast beschikt ook het 100-centrum in Hasselt over de nodige infrastructuur om sirenes in haar ambtsgebied te activeren. 4.1.2.3 Controle en Onderhoud van het Alarmeringsnet Door een dagelijkse statusopvraging wordt er informatie verkregen over de werking van de sirenes. Bijkomende informatie wordt verstrekt via ‘stille tests’ die op geregelde tijdstippen door de bevoegde operatoren worden uitgevoerd in de operationele eenheden. Al deze informatie wordt doorgestuurd naar de nationale centrale te Brussel, waar ze geanalyseerd wordt. Zo nodig wordt een technische ploeg ter plaatse gestuurd om herstellingen uit te voeren. Op elke sirene is een sticker aangebracht met een 0800-nummer om aan de bevolking de kans te geven een eventuele abnormale werking van een sirene te signaleren. 4.1.2.4 Luide Tests Naast de dagelijkse statusopvragingen en de stille tests, bieden de luide tests extra informatie over de hoorbaarheid van de signalen. Deze tests worden vier maal per jaar gehouden (op de eerste donderdag van elk trimester). Bij deze tests in 2007 bleek telkens 98 % tot 99 % van de sirenes normaal te werken.
4.1.3 Oud (Elektromechanisch) Alarmeringsnet In de loop van 2007 werden een 40-tal sirenes verwijderd. Het aantal nog af te breken oude sirenes bedraagt maximaal 45. Na de afbraak daarvan is de ontmanteling van het oud net definitief voltooid.
4.1.4 Radiocommunicaties Door de overschakeling naar het Astrid-netwerk konden de meeste vergunningen voor radiovergunningen bij het BIPT worden opgezegd. Vanaf 2007 werden alleen nog de vergunningen verlengd voor 20 basisstations en een beperkt aantal draagbare en mobiele
87
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
stations die vooral door de operationele eenheden gebruikt worden. De alarmeringsdienst is eveneens verantwoordelijk voor de uitbouw, de instandhouding en het onderhoud van de infrastructuur waarop de radiocommunicaties en het overbrengen van data en signalen steunen. Dat gebeurt via een net van pylonen met zenders, ontvangers, versterkers en antennes. In 2007 bestond deze infrastructuur uit installaties te Brussel (Leuvense Weg), Gent (Citadelpark), Hasselt (Brandweer), Leuven (Brandweer), Lubbeek (Pellenberg) Namen (watertoren) en in elk van de operationele eenheden.
4.1.5 Andere communicatiemiddelen Naast de radioverbindingen stond de Alarmeringsdienst anno 2007 ook in voor nagenoeg 605 contracten voor telefoonabonnementen bij verschillende operatoren. Een deel van deze verbindingen wordt gerealiseerd ten behoeve van het Coördinatie- en Crisiscentrum van de regering en van de provinciale crisiscentra. Tenslotte dienen nog de dertien vaste en mobiele telefooncentrales vermeld te worden die in de verschillende centra van de Civiele Veiligheid zijn opgesteld.
4.2 De 100-centra 4.2.1 Inleiding De desbetreffende bevoegdheden worden vastgelegd door de volgende wettelijke teksten:
De wet van 31 december 1963 betreffende de Civiele Bescherming, waarvan artikel 2 bis bepaalt dat één van de opdrachten van de civiele bescherming het verzekeren van dringende geneeskundige hulpverlening is;
De wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening; Het koninklijk besluit van 2 april 1965 houdende vaststelling van de modaliteiten tot inrichting van de dringende geneeskundige hulpverlening en houdende aanwijzing van de gemeenten als centra van het eenvormig oproepstelsel. Dit besluit preciseert het volgende: « De installatie en de werking van het eenvormig oproepstelsel vallen onder de bevoegdheid van de Minister tot wiens bevoegdheid de Binnenlandse Zaken behoren. De andere aspecten van de organisatie van de dringende geneeskundige hulpverlening vallen onder de bevoegdheid van de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort ».
4.2.2 Werking 100-centra Actueel zijn er 10 100-centrales operationeel, gelegen te Antwerpen, Brugge, Gent, Leuven, Brussel, Luik, Namen, Aarlen, Bergen en Hasselt. Er is sprake van provinciale werking: de oproepen van de gemeenten, met uitzondering van een bepaald aantal gemeenten, komen toe op de centrale van de provincie waarin de gemeente gelegen is. Sommige oproepen bereiken de 100-centrale van de provincie niet maar wel een aanpalende 100-centrale. Dit ‘probleem’ bestaat omdat Belgacom, tot op vandaag bij de herstructurering van zijn telefooncentrales de afbakening per provincie niet 100% kan garanderen.
4.2.3
CityGIS
Het verouderde RAMANAV werd sinds 2004 stelselmatig vervangen door het meer geavanceerde CityGIS-systeem. Bedoeling is om de middelen (ambulances, MUG’s, brandweerwagens en PIT’s (paramedische interventie)) nog beter te beheren en de interventietijden te verkorten.
naar inhoud
88
Terugkerende opdrachten
De grote innovatie van het systeem is dat de operator alle gegevens die de oproeper hem aanreikt, kan verwerken via de computer. Het systeem geeft na het indrukken van de ‘voorstelknop’ na amper 5 seconden de juiste middelen weer die de operator moet uitsturen naar het interventieadres. In 2004 werd Antwerpen als eerste voorzien van dit systeem. Intussen zijn ook Bergen, Hasselt, Leuven, Brugge, Namen en Luik operationeel. Het centrum van Aarlen zal begin 2008 operationeel zijn. Teneinde de dienstverlening te verbeteren, worden er regelmatig nieuwe modules ontwikkeld. In 2007 werden er modules geïnstalleerd met volgende functionaliteiten: fonologische module, opzoeken op huisnummer, kruispunten definiëren, statistieken trekken, taalmodule en afwerken in groep bij watersnood. Andere modules (selectieve blokkage wegen volgens type voertuig, activering pagers met codes bevoegd/snelste, integratie rampenplannen, dekkingsgraad brandweer) werden aangevraagd en zullen in 2008 worden geïnstalleerd.
4.2.4 Veiligheid van de installatie in de 100-centrale Veiligheid is een essentieel element voor de goede werking van de 100-centra. Er werd bijzondere aandacht besteed de aanwezige apparatuur. Deze wordt geëvalueerd op basis van het aantal gesignaleerde fouten, die onderverdeeld zijn in 2 categorieën: UR (urgent) en NUR (niet-urgent). De leverancier van het materiaal staat steeds ter beschikking in geval van een panne of wanneer een onderhoud nodig is. Onderstaande grafiek geeft een overzicht van het aantal gesignaleerde fouten per provincie voor 2007.
4.2.4.1 Oprichting tweede toegangslijn De toegang tot de 100-centra gebeurt momenteel via Belgacom.
89
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
Natuurlijk zijn er noodprocedures voorzien in geval van technische problemen van de toegangslijnen tot de 100-centra, zodat de oproeper steeds kan rekenen op alle dringende medische bijstand of op brandweerinterventies. De aansluiting van alle centrales op een tweede toegangslijn werd voorzien in 2005. Dit nieuwe veiligheidssysteem is intussen geïnstalleerd in de 100-centra te Brugge, Antwerpen, Hasselt, Leuven, Brussel en Namen. Momenteel zijn de voorbereidingen gestart voor de centra te Bergen, Luik en Aarlen. 4.2.4.2 Vervanging back-upcentrales In geval van panne verlopen de oproepen via de noodcentrale. Er gaan dan zeker een aantal functionaliteiten verloren, maar het 100-centrum blijft bereikbaar. Deze noodapparatuur is echter niet meer compatibel met de recente technologische ontwikkelingen bij telecomoperator Belgacom. Parallel met de installatie van het nieuwe veiligheidssysteem werden ook nieuwe backupcentrales voorzien in Antwerpen, Leuven, Hasselt, Brugge, Brussel en Namen. De voorbereidingen voor Bergen, Luik en Aarlen zijn gestart in 2007.
4.2.5 Overschakeling naar ISDN-lijnen Gezien Belgacom stopt met de exploitatie van de analoge lijnen, zijn we in 2006 volop gestart met het overzetten van de analoge lijnen naar ISDN. Antwerpen, Brugge, Hasselt, Leuven en Brussel zijn daar ondertussen al mee uitgerust. Bergen, Luik en Namen volgen in 2008.
4.2.6 Herroutering noodoproepen 100 4.2.6.1
Historiek
Bij de oprichting van de hulpcentra 100 was het Belgische grondgebied ingedeeld in 16 zones die elk over een onafhankelijke noodcentrale beschikten. Door de provincialisering van de hulpcentrales werd het aantal 100-centra sterk gereduceerd en was een herroutering van de noodoproepen noodzakelijk. Belgacom heeft ondertussen belangrijke investeringen verricht om het telefoonnet aan te passen zodat de routering een stuk verfijnd werd, maar momenteel bedraagt deze nog niet 100%. 4.2.6.2 Herroutering 2006 In 2006 werden de Oost-Vlaamse gemeenten die deel uitmaken van de telefoonzone 03 werden gerouteerd naar de 100-centrale van Gent. Deze operatie gold in feite als een testcase: er zijn immers nog andere herrouteringen voorzien voor de komende drie jaar in de provincies Vlaams-Brabant, Henegouwen en Luik. Op het einde van deze drie jaar zal 95% van de noodoproepen in het territoriaal bevoegde 100-centrum aankomen. 4.2.6.3 Herrouteringen 2007 en de jaren erna. Op 20 juni 2007 werd de gemeente Maldegem gerouteerd van het hulpcentrum 100 te Brugge naar dat van Gent. De herroutering van telefoonzone 03, de herroutering van Maldegem, en de overgang naar CAD ASTRID, brachten samen een verhoging van 19% van de werklast met zich mee voor het 100-centrum van Gent .
naar inhoud
90
Terugkerende opdrachten
4.2.7 Cijfergegevens m.b.t. de 100- centra (Statistieken) 4.2.7.1 Effectieven Hoe meer oproepen er binnenkomen op de centrale, hoe meer bemanning er nodig is. Onderstaande grafiek geeft het aantal aangestelden weer per provincie.
Operationele opleidingen
5
5.1 Inleiding Wat de opleiding betreft, ontwikkelen de activiteiten van de Algemene Directie zich rond twee grote punten:
de organisatie van opleidingen, de voorbereiding van nieuwe reglementeringen betreffende de opleiding van het personeel van de openbare hulpdiensten (de Civiele Bescherming en de openbare brandweerdiensten). De opleidingen richten zich tot het operationele personeel van de civiele bescherming en van de brandweer en hebben tot doel deze mensen inzetbaar te maken en te houden op het terrein. Een deel van de opleidingen bestaat al een geruime tijd en wordt aangepast wanneer nodig; andere zijn nieuw te ontwikkelen. De Algemene Directie wil inspelen op de evoluerende maatschappij. Dit vergt een geactualiseerde
91
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
kennis van producten en technieken en vraagt een regelmatig peilen naar de operationele noden op het terrein. Het overleg over noden en de daaruit volgende opleidingsvoorstellen gebeurt voor de brandweer via verschillende overlegorganen (cf. infra). Later zal ook de civiele bescherming haar eigen overlegorgaan voor de opleiding krijgen. Er zijn ook nog andere activiteiten: hulp bij het zoeken van geschikte opleidingen voor het administratief personeel van de Civiele Veiligheid, deelname aan informatiedagen, demonstraties van bijzondere technieken die gehanteerd worden door de operationele personeelsleden van de hulpdiensten, debriefings naar aanleiding van stages in het buitenland,…
5.2 Adviesorganen 5.2.1 Hoge Raad voor de opleiding voor de openbare brandweerdiensten 5.2.1.1 Organisatie en opdrachten De Hoge Raad voor de opleiding is samengesteld uit de Directeur van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid, die het voorzitterschap waarneemt, vertegenwoordigers van de representatieve brandweerfederaties, een vertegenwoordiger van de brandweerofficieren, vertegenwoordigers van de Nederlandstalige en Franstalige provinciale opleidingscentra, vertegenwoordigers van de civiele bescherming en twee specialisten inzake pedagogie. Naast een adviserende bevoegdheid inzake opleiding, heeft die Raad eveneens als opdracht voorstellen te doen betreffende de opleiding van de openbare brandweer. 5.2.1.2 Activiteiten in 2007 De Hoge Raad voor de opleiding heeft vergaderd op 16 februari 2007 en op 6 september 2007. Tijdens deze vergaderingen hebben de leden van de Hoge Raad diverse dossiers behandeld: 1° Voorstelling van de resultaten van de werkgroep « Masterplan » 2° Opleiding van officier door aanwerving officier door rekrutering 2007/2008: organisatie van de opleidingen 3° Werken in de hoogte: voorstelling van de resultaten van de werkgroep inzake werk- en/of reddingstechnieken in de hoogte 4° Praktische opleidingen: organisatie (vuurgewenning + flash-over) 5° Rijbewijs C
De noodzaak om een adequate opleiding te organiseren inzake het behalen van het rijbewijs C voor de brandweerlieden
Deze piste moet nog verder verkend worden en zal grondig onderzocht worden 6° Wegcode
Het KB van 27 april 2007 tot wijziging van het KB van 1 december 1975, houdende het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, kent aan de interveniërende leden van de openbare hulpdiensten de bevoegdheid toe het wegverkeer te regelen
Het opleidingstraject bestaat uit volgende twee stappen: Opleiden van de trainers Opleiden van alle brandweerlieden
naar inhoud
92
Terugkerende opdrachten
7° Ondergrondse pijpleidingen
handleiding ‘bestrijden van incidenten met ondergrondse pijpleidingen’ Het opleidingstraject gekoppeld aan deze handleiding bestaat uit drie fasen: Infosessie voor de dienstchefs Opleiden van de provinciale trainers Opleiden van de (onder)officieren en houders van het brevet sergeant 8° Asbestprocedure
handleiding ‘asbestprocedure voor de hulpdiensten’ en de actiekaart ‘asbestbrand’ Het opleidingsplan van de bijhorende opleiding bestaat uit volgende drie fasen: Infosessie voor de dienstchefs Opleiden van de provinciale trainers Opleiden van de (onder)officieren en houders van het brevet sergeant 9° CAMHIE
De CAMHIE software heeft als doel te voorspellen hoe een schadelijke of giftige gaswolk zich zal gedragen onder invloed van weersomstandigheden, gebaseerd op de specifieke kenmerken van de stof en de vrijgave ervan
Het opleidingsplan dat aan het gebruik van deze software voorafgaat bestaat uit drie fasen: Infosessie voor de dienstchefs Opleiden van de provinciale trainers Opleiden van de houders van het brevet officieren, die behoren tot een vooraf aangeduide CAMHIE-centrale
5.2.2 Programmeringscommissie 5.2.2.1 Organisatie en opdrachten De Programmeringscommissie is hoofdzakelijk samengesteld uit vertegenwoordigers van de brandweer. De Commissie heeft als opdracht de behoeften inzake theoretische en praktische lessen te bepalen voor de brandweer. Zij heeft tevens een adviserende bevoegdheid betreffende de inhoud van de syllabi en ze controleert bovendien de uitvoering van de opdrachten toevertrouwd aan het Redactiecomité. 5.2.2.2 Activiteiten in 2007 Er werd een positief advies verleend aan de uitbreiding van het Redactiecomité met een halftijdse Nederlandstalige medewerker en er werd tevens een positief advies uitgesproken over de handleiding ‘ondergrondse pijpleidingen’.
5.2.3
Commissie voor gelijkstelling en vrijstelling
5.2.3.1 Organisatie en opdrachten De Commissie voor Gelijkstelling en Vrijstelling is hoofdzakelijk samengesteld uit vertegenwoordigers van de brandweerdiensten. Zij heeft een dubbele opdracht: 1° een advies geven aan de Minister over de aanvragen tot gelijkstelling van diploma’s, cursussen of brevetten en over de aanvragen tot vrijstelling van lessen en examens; 2° op eigen initiatief voorstellen van gelijkstelling of vrijstelling inzake opleiding doen aan de Minister.
93
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
5.2.3.2 Activiteiten in 2007 De commissie heeft 15 dossiers onderzocht. Enkele voorbeelden: 1° 4 aanvragen tot gelijkstelling met het brevet « crisissituatiebeheer » voor de houders van een slaagattest van de opleiding « rampenmanagement » gegeven door PIBA of van de opleiding « Rampengeneeskunde en rampenmanagement » gegeven aan de KUL. 2° 2 aanvragen tot gelijkstelling met het Belgisch brevet van brandweerman voor de houders van een Frans brevet van brandweerman. 3° 4 aanvragen tot vrijstelling voor modules van de opleiding tot het behalen van het brevet van officier. 4° 1 aanvraag tot gelijkstelling van het brevet ‘brandwacht’ (Nederland) met het Belgisch brevet van brandweerman.
5.2.4 Redactiecomité
5.2.4.1 Organisatie en opdrachten Dit Comité is belast met: 1° de uniformering, de opstelling en de actualisering van de syllabi die dienen als ondersteuning bij de lessen; 2° het voorleggen van maatregelen die het nodig acht met het oog op de uniformering van de organisatie van de examens in de provinciale opleidingscentra, aan de Programmeringscommissie. De samenstelling van het Comité varieert naargelang van de opdracht die eraan is toevertrouwd. Het redactiecomité bestaat uit een coördinator, gedetacheerd vanuit de brandweer, die per te schrijven syllabus een gepast team van deskundigen samenstelt. Deze deskundigen krijgen dan een samenwerkingscontract voor die specifieke opdracht en duur. 5.2.4.2 Activiteiten in 2007 Het masterplan voor de opleidingen van de brandweer werd verbeterd door de werkgroep in functie van het verslag van de Hoge Raad. Brevet korporaal (100uren)
De opleiding werd aangevuld met de module “geïntegreerde praktijk oefeningen”.
naar inhoud
94
Terugkerende opdrachten
Brevet sergeant (174 uren)
De module “hulpverlening en brandbestrijding” werd verhoogd met 10 uren; In de module “gevaarlijke stoffen” zijn oefeningen op maquettes opgenomen; Module “instructeur” wordt een verplichte module. Brevet van adjudant (186 uren)
De module “gevaarlijke stoffen” wordt verhoogd met 18 uren; De module “preventie 1” wordt een verplichte module. Brevet van onderluitenant
De module “preventie 2” wordt verplicht.
5.3.Opleidingsprogramma De Minister van Binnenlandse Zaken bepaalt jaarlijks het brevettenprogramma van de provinciale opleidingscentra voor het volgende kalenderjaar. Die brevetten worden georganiseerd door de scholen teneinde de aanwervingen en bevorderingen mogelijk te maken van:
brandweerman; korporaal; sergeant; adjudant; officier; technicus brandvoorkoming; crisissituatiebeheer; dienstchef.
In 2007 werd het programma voor 2008 bepaald op basis van een analyse van de behoeften geformuleerd door ofwel de technische commissies van de hulpverleningszones, ofwel, voor de brandweerdiensten die niet tot een zone behoren, door de overheden waaronder ze ressorteren. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de opleidingen doe in 2008 georganiseerd zullen worden door de provinciale opleidingscentra:
95
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
Crisissituatiebeheer
X
Dienstchef
X
West-Vlaanderen
X
Vlaams-Brabant
X
Technicus brandvoorkoming
Oost-Vlaanderen
Officier
Namen
X
Luxemburg
X
Adjudant
Limburg
Sergeant
Luik
X
Henegouwen
X
Korporaal
Brussel-Hoofdstad
Brandweerman
Brevetten
Waals-Brabant
Antwerpen
Provinciale opleidingscentra
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X X
X X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
5.4 Operationele opleidingen 5.4.1 Opleiding van het personeel van de brandweerdiensten 5.4.1.1 Opleidingen ‘Vuur- en hittegewenning’ en ‘flash-over’ In het totaal hebben er dit jaar 1170 Nederlandstalige en 640 Franstalige brandweerlieden de voorbereidende opleiding ‘vuur- en hittegewenning’ en de uiteindelijke ‘flash-over’-opleiding gevolgd. Waarom deze opleiding? Bij het betreden van een gebouw kan je altijd geconfronteerd worden met onverwachte gevaren. Er moet echter bijzondere aandacht besteed worden aan de gevaren van een flash-over en back-draft. Om deze gevaren te kunnen inschatten moet je goed het vuur- en brandstadium inschatten of nog beter gezegd, je moet de brand kunnen lezen. Dit kan je doen door allerlei signalen op te vangen: rook, rookkleur, rooksnelheid, temperatuur, stuk gesprongen ramen, roetafzetting boven de ramen, gesmolten dakgoten, afgebrande verf, …
naar inhoud
96
Terugkerende opdrachten
Wanneer de binnenaanval aangevat wordt, dienen voldoende manschappen en middelen voorhanden te zijn om deze tot een goed einde te brengen. De Algemene Directie wou de gemeentes en de brandweerkorpsen wakker te schudden en hen erop wijzen dat een grondige praktische opleiding echt wel een investering waard is. En ze lijkt in haar opzet geslaagd: zowel de opleidingscentra die de vuur- en hitte organiseren als die van de flash-over krijgen meer rechtstreekse inschrijvingen vanuit de korpsen, betaald door de eigen gemeentes. 5.4.1.2 Opleiding binnenlandse veiligheid voor de PERS In de loop van 2006 werd er door de VRT contact opgenomen met de Directie met de vraag voor hun leden een opleiding inzake civiele veiligheid te verzorgen. Zij stelden namelijk vast dat hun leden vaak alles doen om de beste scoops en reportages te behalen en hierbij hun eigen veiligheid uit het oog verliezen. De Algemene Directie maakte een uitgewerkt programma op met de nadruk op reële situaties. Er werd beslist om hen als actieve pers te laten deelnemen aan de multidisciplinaire oefeningen. Bij wijze van try-out speelden twee teams van de VRT mee tijdens een grootschalige multidisciplinaire oefening die georganiseerd werd in het PIBA. De pers kreeg vooreerst een theoretische inleiding en werd vervolgens op het terrein gestuurd met de opdracht een reportage te maken voor het avondnieuws. Eén van de kritische punten bleek nog steeds het feit dat de pers, die vaak reeds aanwezig is bij een incident vooraleer de zones fysiek afgebakend zijn, nog te weinig rekening houdt maar haar eigen veiligheid en zich bijgevolg te dicht bij het incident begeeft. Aangezien dit zowel voor de spelers van de pers als die van de hulpdiensten een leerrijke ervaring bleek, werd besloten vooreerst alle pers van de VRT op te leiden, en daarna uit te breiden naar de Vlaamse concurrentie en de Franstalige pers. Een eerste effectieve theoretische opleiding vond vervolgens plaats op 26 november 2007, waar zowel TV als radiojournalisten van de VRT en hun crew aanwezig waren. Het praktische gedeelte werd geoefend tijdens de multidisciplinaire oefening Olympic Offspring die werd georganiseerd op 28 november door de provincie Oost-Vlaanderen. De debriefing van deze oefening zal plaatsvinden in de loop van de maand januari met de VRT. Het is echter duidelijk dat de theoretische inleiding zal worden ingekort en dat er toch nog dieper zal worden ingegaan op de gevaren die de hardleerse journalisten, camera- en geluidstechnici kunnen lopen. Het is de bedoeling dat er vanaf januari gewerkt zal worden met de persbond zodat deze opleiding kan worden opgetrokken naar andere zenders.
97
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
5.4.1.3 Opleiding van de Franstalige stagedoende onderluitenants (officieren door rekrutering) Om de opleiding tot officier 2005-2006 af te sluiten voor de Franstalige stagedoende onderluitenants, werd op 19 april 2007 een druk bezochte debriefing gehouden in het federaal opleidingscentrum voor de hulpdiensten in Florival. Bij deze gelegenheid overhandigde de Directeur-generaal de brevetten van officier aan de kandidaten. De debriefing liet toe om een overzicht te maken van de positieve en de negatieve punten van deze opleiding en om er conclusies uit te trekken voor de toekomstige opleidingen. De Algemene Directie heeft ook het nieuwe concept van de officierenopleiding voorgesteld dat toegepast zal worden vanaf de start van het nieuwe cursusjaar in september 2007. Dit nieuwe concept beantwoordde aan de verwachtingen die geformuleerd werden door de deelnemers en de lesgevers op het vlak van organisatie en middelen. Versnelde officierenopleiding Op de Hoge Raad van 16 februari 2007 werd een uniform traject voorgesteld voor de organisatie van de versnelde officierenopleiding. De opleiding wordt in de tijdspanne van een schooljaar georganiseerd waarbij er gemiddeld drie dagen per week wordt lesgegeven. De eerste drie brevetten (brandweerman-korporaal en sergeant) worden in samenwerking met de provinciale opleidingscentra gegeven, de twee laatste brevetten (adjudant en officier) worden volledig door het Federaal Opleidingscentrum georganiseerd.
De opleiding voor de eerste drie brevetten (brandweerman-korporaal en sergeant) vonden reeds plaats in september, oktober en november 2007. De opleiding voor de brevetten adjudant en officier zal verder gaan in de loop van de maanden januari en februari 2008. 5.4.1.4 Organisatie van een pilootsessie van het brevet crisissituatiebeheer Het redactiecomité werd belast met het uitwerken van de inhoud van het brevet crisissituatiebeheer voor de officieren van de brandweer. Er vond een pilootsessie van dit brevet plaats in het Federaal Opleidingscentrum voor de hulpdiensten in Florival.
naar inhoud
98
Terugkerende opdrachten
Het doel van deze pilootsessie was om de cursus te testen op het niveau van de dienstchefs, alsook om de opmerkingen over dit brevet te verzamelen met het oog op de organisatie ervan in de loop van het academiejaar 2007/2008. Naar aanleiding van deze pilootsessie zal een grondige herziening van de syllabus uitgevoerd worden om de nodige correcties aan te brengen. 5.4.1.5 Syllabus bestrijding incidenten met ondergrondse pijpleidingen Om tot een uniformering van het gebruik van de actiekaart “aardgas” bij incidenten met ondergrondse pijpleidingen te komen, volgt men een stappenplan van drie fasen
Stap 1: Infosessie voor de dienstchefs
Stap 2: Opleiden van de provinciale trainers
Stap 3: Opleiden van de (onder) officieren en houders van het brevet sergeant De infosessie vond plaats in maart 2007 in het Federaal Opleidingscentrum voor de dienstchefs van de openbare brandweerdiensten. Voor de tweede fase, die in mei plaatsvond, heeft elke provinciale brandweerschool vier afgevaardigden gestuurd die dan door de leden van de werkgroep en externe sprekers (Fluxys) opgeleid werden tot toekomstige instructeurs. 5.4.1.6 Asbestprocedure Naar analogie met “Ondergrondse Pijpleidingen” werd in de maand maart 2007 de voorbereidingen getroffen om hetzelfde type stappenplan uit te werken voor asbest.
Stap 1: Infosessie voor de dienstchefs Stap 2: Opleiden van de provinciale trainers Stap 3: Opleiden van de (onder)officieren en houders van het brevet sergeant Er werd een informatiesessie voor de dienstchefs georganiseerd in maart in het Federaal opleidingscentrum. In mei kwam de werkgroep “Asbest” opnieuw bijeen om de asbestprocedure nader te bekijken en te toetsen aan de verscheidene opmerkingen en suggesties gemaakt op die infosessie. Daar werd eveneens de inhoud van de handleiding, de presentaties voor de tweede fase en de vorm van de opleiding zelf vastgelegd.
5.4.2 Opleidingen van het personeel van de Civiele Bescherming 5.4.2.1 Inleiding Om het leven van hun medeburgers en de goederen die zij bezitten, te beschermen, is de uitoefening van de opdrachten van de Civiele Bescherming gebaseerd op de ontwikkeling van veelvuldige en diepgaandere opleidingen.
99
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
5.4.2.2 Colloquium « spoedgevallen buiten het ziekenhuis » te Libramont 10 personeelsleden-ambulanciers van Crisnée hebben deelgenomen aan het jaarlijks colloquium betreffende de spoedgevallen buiten het ziekenhuis dat plaatsvond in mei 2007 in Libramont. 5.4.2.3 Opleiding inzake het onderhoud van de gaspakken Naar aanleiding van de vraag van de operationele eenheid van Ghlin om een nieuwe onderhoudstechnicus voor het beschermingsmaterieel op te leiden, werd een opleiding inzake het onderhoud van de ARI georganiseerd in samenwerking met de firma Vanassche. 5.4.2.4 Opleiding Astrid De Directie Opleiding heeft 70 exemplaren van de syllabus « Astrid – eindgebruiker » geleverd aan de operationele eenheid van Libramont om alle personeelsleden van deze eenheid op te leiden inzake het gebruik van de Astrid-radio’s. Deze opleidingen worden intern verzekerd door de in 2005/2006 door de firma Astrid gevormde opleiders in de provinciale opleidingsscholen. 5.4.2.5 Opleiding Meetploegen Verschillende gemeentes drongen er op aan dat het personeel van de operationele eenheden een gespecialiseerde cursus van nucleaire metingen en metingen van gassen zouden volgen in het provinciaal instituut voor Brandweer- en ambulanciersopleiding van Antwerpen. De opleiding meetploegen werd georganiseerd voor officieren en onderofficieren van de operationele eenheid van Brasschaat. 5.4.2.6 Opleiding Ontzetting In 2007 werd er een recyclageopleiding ‘ontzetten van geknelde personen’ georganiseerd voor 45 agenten van Brasschaat, 45 agenten van Liedekerke en 45 agenten van Crisnée. De opleiding voor de agenten van Brasschaat vond effectief plaats in 2007, die van de agenten van Liedekerke en Crisnée zal begin 2008 plaatsvinden. Bij de opleiding wordt de nadruk gelegd op de praktijk. De opleiding duurt één dag waarbij volgende zaken aan bod komen: een oefening met de auto op de wielen, één met een auto op de zijkant en één met de auto op het dak.
naar inhoud
100
Terugkerende opdrachten
5.4.2.7 Brevet I Er werd een werkgroep opgericht om de nieuwe opleiding Brevet I uit te werken die een operationele agent toelaat om operationeel brigadier te worden. Het doel is om deze opleiding in de loop van 2008 te organiseren. In dit kader werd ook een ontwerp opgesteld van koninklijk besluit houdende organisatie van de cursussen van de opleiding inzake brevet I voor de operationele agenten van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid.
5.4.3 Gemeenschappelijke opleiding voor het personeel van de brandweerdiensten en van de Civiele Bescherming 5.4.3.1
Werkgroep inzake werk- en/of reddingstechnieken in de hoogte
De Algemene Directie heeft de opdracht gekregen om een structuur uit te werken voor de opleidingen waarbij werk- en/of reddingstechnieken in de hoogte noodzakelijk zijn. Hiertoe heeft ze in november 2006 een multidisciplinaire werkgroep opgericht om de structuur uit te werken van de basisopleiding voor de operationele eenheden van de civiele veiligheid, alsook een specialisatie. Op termijn zal de basisopleiding geïntegreerd worden in het brevet van brandweerman, alsook in de stage van de nieuwe operationele medewerkers van de Civiele Bescherming. In het kader van deze werkgroep werd de syllabus voor de basisopleiding opgesteld. De werkgroep zal nu onderzoeken waaruit de gespecialiseerde opleiding moet bestaan en hoeveel modules er nodig zijn, zonder de materie te hernemen die al in de basisopleiding voorkomt. 5.4.3.2 Test voor de accreditering van nieuwe kynologen-hulpverlenings-teams De Algemene Directie heeft in de loop van 2007 één test en controle georganiseerd voor de kynologenhulpverlening-steams gespecialiseerd in het zoeken naar onder puin bedolven slachtoffers. Het team, dat een positief resultaat haalde, verlengde bijgevolg zijn accreditatie in de specialisatie ‘reddingshond’.
101
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
5.4.3.3 Continue opleiding voor de teamleden van het DICa-DIR In juni en oktober 2007 werd een bijscholingsstage georganiseerd voor de teamleden van het DICa-DIR (detachement voor interventie bij rampen in het buitenland). In totaal hebben 48 deelnemers deze stage van 3 dagen in Marche-en-Famenne gevolg. Deze stage is een voortgezette opleiding gedurende welke de teamleden van het DICa-DIR ingewijd worden in het gebruik van nieuw materieel en deelnemen aan workshops om hun kennis up-to-date te houden, alsook aan een oefening waarbij een mogelijke interventie van het detachement gesimuleerd wordt. 5.4.3.4 Opleiding ROP 3 Sommige hulpverleningsacties die nodig zijn door gebeurtenissen als grondverschuivingen, instortingen van gebouwen, geulen, enz., kunnen gezien de specificiteit van de gebeurtenis enkel uitgevoerd worden door aangepaste, gestructureerde, opgeleide en getrainde interventieteams. Drie leden van het DICa-DIR hebben deelgenomen aan de opleiding Redding en Opruiming van niveau 3 in Parijs die georganiseerd werd door de Ecole d’Application de Sécurité Civile van Valabre in Frankrijk. Het doel van deze opleiding is het verwerven van de nodige capaciteiten om chef te worden van de afdeling redding en opruiming. Vier leden van het DICa-DIR hebben momenteel dit niveau ROP3 in België en er is voorzien om in 2008 andere personen op te leiden. 5.4.3.5 Nieuwe gaspakken Naar aanleiding van de aankoop van nieuwe gaspakken Trelleborg - Trellchem (type VPS – BP.1 E.T.) werd een opleiding georganiseerd bij Vanassche Service om deze nieuwe pakken te leren gebruiken en onderhouden. Deze pakken verschillen immers van het model dat tot op heden werd geleverd. Deze opleiding handelde over het gebruik van het nieuwe gaspak en de eigenschappen ervan, over de normen die er betrekking op hebben, over het gebruik in combinatie met de persluchttoestellen, over het onderhoud, de schoonmaak, de herstelling en de opslag van de pakken. 5.4.3.6 Opleidingen systeem – Europese Commissie Sinds 2003 beschikt de Europese Commissie over een opleidingscyclus in het kader van het Communautair Mechanisme inzake Civiele Bescherming. Deze cursussen zijn bedoeld voor de operationele personeelsleden van de diensten voor civiele veiligheid van de lidstaten. Ze strekken zich uit op drie niveaus.
1ste niveau: « community mechanism induction course » (CMI), met als doel het voorbereiden van de experts op deelname aan internationale opdrachten inzake civiele bescherming.
2de niveau: « operational management course » (OPM), met als doel het voorbereiden van de deelnemers om door de Europese Commissie uitgestuurd te worden als coördinatie- of verbindingsofficier.
3de niveau: « High level course » (HLC), met als doel het voorbereiden van de deelnemers die door de Europese Commissie uitgestuurd zullen worden om de interventies te beheren en de bijstand te coördineren ingeval van nood, voornamelijk buiten de EU.
naar inhoud
102
Terugkerende opdrachten
In de cursusstructuur zijn sinds 2006 ook voorzien:
Een bijscholing voor het 3de niveau (HLCR). Een gespecialiseerde cursus in het beheer van (operationele en politieke) evaluatieteams (AMC).
Een gespecialiseerde cursus in het beheer van internationale teams voor complexe interventies (SMC). Elk jaar krijgt België een aantal vastgelegde plaatsen (quota) om deelnemers in te schrijven voor deze opleidingen. Voor de komende opleidingscyclus 2007/2008 heeft België 12 plaatsen gekregen voor deelname aan deze opleidingen. 5.4.3.7 Systeem voor uitwisseling van deskundigen Het Systeem voor uitwisseling van deskundigen van de Europese Commissie (SUD – Mechanisme) maakt de detachering mogelijk van een of meerdere nationale beroepsdeskundigen, in het kader van het Communautaire Mechanisme inzake Civiele Bescherming, bij een of meerdere administraties in een andere lidstaat. De detachering strekt ertoe de deskundige de mogelijkheid te bieden vertrouwd te worden met de verschillende gebruikte technieken en de benaderingen van andere interventiediensten of van andere bevoegde instellingen. Het administratieve en financiële beheer van het SUD – Mechanisme, verzekerd door het Federaal Opleidingscentrum van Florival, liep ten einde op 31 december 2006. In juni 2007 nam het THW, het Duitse opleidingsinstituut, de fakkel over. Op 31 maart 2007 overhandigde de Algemene Directie aan de Europese Commissie het eindverslag inzake de exploitatie van het Systeem voor uitwisseling van deskundigen over de periode 2002-2006. Dit eindverslag liet een complete en gedetailleerde analyse toe van de evaluatieverslagen van de 303 uitgevoerde uitwisselingen in de betreffende periode. De resultaten tonen de tevredenheid aan van de kandidaten, alsook het succes van de uitwisselingen om het oorspronkelijke door de deelnemers uitgesproken doel te bereiken. De tabellen hieronder komen uit het eindverslag dat overhandigd werd aan de Europese Commissie. Ze hebben betrekking op de kwantitatieve en kwalitatieve analyse van het systeem.
103
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
Kwantitatieve aspecten:
naar inhoud
104
Terugkerende opdrachten
105
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
Domeinen gedekt door de uitwisselingen: Topics – general overview Categories
Disciplines Nuclear risk and radio protection (RAD) Decontamination Hazmat / hazardous substance/material Pollution CBRN accidents
CBRN
System of alert Training for intervention Organization of rescue services
Organization of rescue services
Terrorist accident
Terrorist risks
(U)SAR / Search and Rescue Rescue in difficult places (GRIMP) Humanitarian operations Dog rescue Evacuation of the population
Search and rescue
Psycho-cocial support
Psycho-social support
Contact points in Crisis centers Crisis management Mechanism International cooperation
Key contact points
Firework accidents Flash-over Fires at sea Fire investigation & prevention Forest fires blasting
Fire intervention
Volcanic accidents
Volcanological risks
Diving
Diving
Aantal uitwisselingen per categorie en per discipline Category
Number of exchanges per category
Volcanological risks
2
Diving
% per category
Detail within the category volcanic accidents
2
0,7%
4
Diving
4
1,3%
Psycho-social support
3
psycho-social support
3
1%
Terrorist risk
1
Terrorist accident
1
0,3% 3
Interntional cooperation
1
Rescue in difficult places (GRIMP)
39
Humanitarian operations
1
Dog rescue
13
26%
3
organization of rescue services
12
Response system
2
Training for intervention
13
10%
Nuclear risk and radio protection
4
Decontamination
19
Hazardous / substance / material
5
CBRN accidents
2
Pollution
3
Firework accidents
2
Flash-over
21
Fire investigation & prevention
12
Fires at sea
4
Forest fires
98
Key Contact points
13
Crisis centers
9
Mechanism
Search and rescue
79
Search and rescue USAR)
26
Organization of rescue services
30
Alert system
CBRN
33
Fire intervention
138
TOTAL
303
naar inhoud
4,3%
11%
Blasting
1
45,4%
100
106
Terugkerende opdrachten
Kwalitatieve aspecten Deze statistieken zijn gebaseerd op de antwoorden van de deelnemers aan de hand van een evaluatievragenlijst die ingevuld werd op het einde van elke uitwisseling. Deze indicaties laten toe om een tevredenheidscijfer te geven voor alle 303 uitwisselingen. Bereiken van het oorspronkelijk voorzien doel
107
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
Informatie verstrekt door de kandidaat
Evaluatie van het verloop van de uitwisseling in het gastland
naar inhoud
108
Terugkerende opdrachten
Duur van de uitwisseling
5.5.Betaling van subsidies aan de brandweerscholen Eind 2007 heeft de Algemene Directie subsidies gestort aan de brandweerscholen voor een bedrag van euro, als volgt verdeeld.
Brevet
Bedrag
Brandweerman
€ 445 212,81
Korporaal
€ 231 734,71
Sergeant
€ 147 978,58
Adjudant
€ 76 182,38
Officier
€ 45 568,39
Technicus brandvoorkoming
€ 52 369,68
Totaal
999 046,55 €
4
Interventies 6.1 Opdrachten van de Civiele Bescherming De Civiele Bescherming biedt, net zoals de openbare brandweerdiensten, hulp aan de bevolking, in geval van catastrofen, schadegevallen of rampen. Er zijn momenteel zes operationele eenheden, gelegen in Brasschaat (dichtbij Antwerpen), in Crisnée (dichtbij Luik), in Ghlin (dichtbij Bergen), in Jabbeke (tussen Brugge en Oostende), Liedekerke (in Vlaams-Brabant) en sinds 2006 in Libramont (provincie Luxemburg).
109
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
De operationele eenheden beschikken elk naast een hele reeks basiscapaciteiten, over een aantal specialisaties beschikken (ontsmetting, onderwaterwerkzaamheden, strijd tegen de vervuiling van de Noordzee, bouwkunde, …). De interventies die uitgevoerd worden in het kader van deze specialisaties zijn eigen aan elke eenheid en worden niet veralgemeend naar alle eenheden. De Civiele Bescherming intervenieert in België, maar ook in het buitenland, door deel te nemen aan het DICa-DIR (Détachement d’Intervention en cas de Catastrophe à l’étranger – Detachement voor Interventie bij Rampen in het buitenland ) in het kader van B-FAST (Belgian First Aid & Support Team), een Belgische structuur die zelf betrokken is bij de Europese en internationale organisaties (Europees Mechanisme van de civiele bescherming, VN, NAVO, enz.) betreffende de noodhulpinterventies in de landen die het slachtoffer zijn van aardbevingen, overstromingen, vervuiling van de zee of andere rampen en catastrofen van grote omvang. De operationele eenheden van de Civiele Bescherming zijn belast met de volgende opdrachten:
6.1.1 Versterking van de brandweerdiensten Waterbevoorrading door middel van tanks met grote inhoud en pompen en slangen met
zeer groot debiet; Schuimbevoorrading voor de brandbestrijding;
Bijdrage met zwaar of gespecialiseerd materieel (bulldozer, kraan, tank, …);
Gebruik van het superkanon voor de brandbestrijding;
Pompwerken met zware middelen bij overstromingen. 6.1.2 Technische hulpverleningswerkzaamheden Opsporing, bevrijding en ontzetting van slachtoffers, in het bijzonder in geval van de instorting van een gebouw en van verkeers-, lucht- en spoorwegongevallen; GRIMP (groep voor verkenning en interventie in gevaarlijke omgevingen); Duikersteam; Kynologenhulpverleningsteams; Speleohulpverlening; Zware werkzaamheden (stutten van een gebouw, afdekken van een dak met een zeil, …). 6.1.3 Strijd tegen vervuiling Vervuiling met koolwaterstoffen:
Detectie, neutralisatie, verzameling en reiniging van de koolwaterstoffen; Verwijdering en transport van de vervuilende stoffen door middel van een vacuümtank. Chemische vervuiling:
Detectie, dichting, overgieten, reiniging en ontsmetting; Laboratoriummetingen; Transport en evacuatie; Ontsmetting en opvang van de bevolking.
Biologische vervuiling:
Logistieke ondersteuning bij epidemieën, epidemieën bij dieren en botulisme.
naar inhoud
110
Terugkerende opdrachten
6.1.4 Overstromingen
Pompwerken in geval van (het risico op) overstromingen van waterlopen; Dichting van dijken; Redding en evacuatie van de bevolking; Verdeling van water en levensmiddelen.
6.1.5 Telecommunicatie Terbeschikkingstelling van de telecommunicatiemiddelen op het terrein en voor de gemeentelijke en provinciale coördinatie- en crisiscentra, bij ongevallen met een grote omvang. 6.1.6 Preventieve opdrachten Op vraag van de overheden en de organisatoren: aanwezigheid tijdens manifestaties waarbij veel toeschouwers op een kleine oppervlakte aanwezig zijn en die een risico op zware ongevallen inhouden.
6.1.7 Waarschuwing van de bevolking Activering van het sirenenetwerk in geval van chemische of nucleaire ongevallen. 6.1.8 Logistiek Terbeschikkingstelling van materieel aan de gemeentelijke en provinciale autoriteiten;
Logistieke ondersteuning aan de Politie en Justitie;
Verdeling van drinkwater; Verdeling van levensmiddelen; Controle van de niet-besmette gaspakken;
Logistiek van humanitaire aard; Bijzonder vervoer van materieel, goederen en personen; Hulp bij de repatriëring van slachtoffers; Enz.
111
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
6.2 De terugkerende interventies De onderstaande cijfers en grafieken bieden een overzicht van de activiteiten van de operationele eenheden van de Civiele Bescherming in 2007.
6.2.1 Overzicht van de in 2007 uitgevoerde interventies
Eenheid van de CB Soort interventie
Libramont
Ghlin
Jabbeke
Crisnée
Brasschaat
TOTAAL
1. Brand
50
8
62
2
66
16
204
2. Vervuiling
254
104
261
292
182
157
1250
3. Overstroming
54
11
29
27
13
17
151
4. Waterbevoorrading
133
139
51
21
131
11
486
5. Verkeersongeval
46
35
55
12
47
54
249
6. Instorting
3
0
14
0
9
9
35
7. Ontploffing
3
0
4
1
8
1
17
8. Storm
67
0
67
2
50
26
212
9. Duiken
0
0
0
0
125
0
125
10. Bomalarm
5
0
1
0
0
2
8
11. Wespennesten
84
0
0
1
29
150
264
12. Vervoer / Werkzaamheden
14
15
81
7
18
0
135
13. Humanitaire hulp
1
0
19
0
25
8
53
14. Preventieve interventie
13
6
26
23
20
1
89
15. Logistiek
27
9
3
14
16
24
93
16. Demonstratie / Oefening
18
6
17
6
31
3
81
17. Bijstand Justitie
37
1
0
61
31
18
148
99. Andere
171
34
69
8
5
15
302
980
368
759
477
806
512
3902
TOTAAL
naar inhoud
Liedekerke
112
Terugkerende opdrachten
113
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
6.2.2 Overzicht van de prestaties Personen / Uren tijdens de in 2007 uitgevoerde interventies (naargelang de aard en per eenheid van de CB)
6.2.3 De samenwerking met de Politie en Justitie Sinds enkele jaren biedt het operationeel personeel van de Civiele Bescherming logistieke ondersteuning aan de federale politie en aan de magistraten bij gerechtelijke opdrachten die met spoed verricht worden door de procureurs of de onderzoeksrechters. In 2007 hebben verschillende contacten plaatsgevonden met de FOD Justitie enerzijds en de Federale Politie anderzijds, wat resulteerde in het uitwerken van kaderprotocollen betreffende de samenwerking tussen de Civiele Bescherming enerzijds en de betrokken diensten anderzijds. Deze kaderprotocollen zullen verder afgewerkt en ondertekend worden in 2008. 6.2.3.1 Samenwerking met Federale Politie Het kaderprotocol in verband met de samenwerking tussen de Civiele Bescherming en de Federale Politie is klaar om goedgekeurd te worden. Dit kaderprotocol zal nadien nog aangevuld worden met bijlagen, die verwijzen naar de specifieke vormen van samenwerking tussen de Federale Politie en de Civiele Bescherming. Het kan hier bijvoorbeeld gaan om de hondenteams, luchtsteun, … 6.2.3.2 Samenwerking met FOD Justitie Het kaderprotocol met de FOD Justitie is onderverdeeld in 2 grote delen, namelijk het deel betreffende de prestaties van de leden van de Civiele Bescherming in geval van stakingen in de penitentiaire inrichtingen en het deel betreffende de interventies inzake logistieke ondersteuning van de Civiele Bescherming ten gunste van de gerechtelijke autoriteiten.
naar inhoud
114
Terugkerende opdrachten
Het protocol betreffende de prestaties van de leden van de Civiele Bescherming in geval van stakingen in de penitentiaire inrichtingen bedeelt drie grote opdrachten aan de Civiele Bescherming, die onder toezicht van de politie worden uitgevoerd:
De verdeling van de maaltijden onder de gedetineerden; in geval van volledige staking kunnen de leden van de Civiele Bescherming ertoe gebracht worden om bereide maaltijden buiten de gevangenis te gaan ophalen;
De verdeling van de door de gedetineerden in de kantine gedane aankopen; De verdeling, onder leiding van het verplegend personeel, van de medicijnen. Volgens het protocol betreffende de interventies inzake logistieke ondersteuning van de Civiele Bescherming ten gunste van de gerechtelijke autoriteiten verleent de Civiele Bescherming assistentie aan de gerechtelijke autoriteiten in de volgende zeven gevallen:
Het zoeken naar lijken of menselijke resten; De interventie van het duikersteam tijdens het zoeken naar lijken of menselijke resten in wrakken van voertuigen die zich onder water bevinden;
De interventie van de kynologenhulpverleningsteams tijdens de zoektocht naar vermiste personen;
Klopjachten tijdens de zoektocht naar vermiste personen; De beveiliging van plaatsen die gevaarlijke producten bevatten (NRBC), inclusief het vervoer;
De logistieke bijdrage tijdens reconstructies; Het dichten van grote openingen in gebouwen, na inbraak. Dit protocol is uitgerust met beschrijvende fiches voor elk van deze interventies, die de volgende inlichtingen bevatten:
Het type interventie (gepland of dringend); Het contactpunt van de Algemene Directie; Een omschrijving van de interventie; De gebruikte technieken; De ingezette menselijke middelen; Het gebruikte materieel; De nodige voertuigen; Eventuele opmerkingen.
Andere rubrieken betreffende Justitie kunnen toegevoegd worden op vraag van Justitie, het doel is om voor elke geïnventariseerde operatie één enkele fiche te hebben, die zal gebruikt worden door de Algemene Directie en de politionele of rechterlijke macht. Er werden eveneens procedures vastgelegd die rekening houden met alle stappen van de interventies.
115
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
6.3 Gespecialiseerde en internationale interventies 6.3.1 De operatie « LIBREMEUSE » - Het duikersteam van de Civiele Bescherming
Het duikersteam van de Civiele Bescherming (gevestigd in de operationele eenheid van Crisnée) heeft in 2006 deelgenomen aan een grootschalige operatie betreffende de opsporing van verdwenen personen in de Maas, meer bepaald in het stuk tussen het viaduct van Beez en Loncin. Deze opsporingsactie die « Libremeuse » (Vrije Maas) gedoopt werd, was de eerste in zijn soort in België, zowel door de omvang als door het aantal betrokken diensten om de actie tot een goed einde te brengen, en werd een groot succes. De opdracht van de duikers van de Civiele Bescherming bestond erin om, nadat de scheepvaartpolitie merktekens had aangebracht op de bodem van het water, de wrakken van voertuigen definitief te lokaliseren en om ze voorzichtig naar boven te halen om geen enkelspoor te vernietigen en, in voorkomend geval, de zich erin bevindende lijken op te halen. Deze procedure voor het ophalen van voertuigen van op de bodem van het water, waarvoor de expertise en de knowhow van het duikersteam van Crisnée ruim gekend is en geroemd wordt,vereist het gebruik van zeer specifieke technieken voor het vastmaken van wrakken en voor het optillen door middel van opblaasbare ballonnen. Door het succes van deze operatie in 2006 werd de Operatie Libremeuse in 2007 verder gezet in een ander deel van de Maas. In 2007 werden 115 verschillende punten onderzocht en daarbij werden 311 voertuigen en 8 lichamen bovengehaald.
6.3.2 Groep voor redding en interventie op moeilijke plaatsen (GRIMP) 6.3.2.1 Het concept GRIMP GRIMP komt overgewaaid uit Frankrijk, en berust op de methodes die gebruikt worden in het kader van de hulpverlening in grotten of in de bergen. Deze methodes worden nu ook toegepast op hulpverlening op moeilijke plaatsen, zoals kliffen, ravijnen, steengroeven, hoge industriële gebouwen of pylonen. Men doet beroep op de technieken om zich voort te bewegen op koorden, waardoor er sneller en veiliger geïntervenieerd kan worden voor de slachtoffers en de redders, met licht en compact materieel.
naar inhoud
116
Terugkerende opdrachten
6.3.2.2 Stand van zaken en perspectieven Momenteel beschikt de Civiele Bescherming over een dertigtal GRIMP-1 (teamleden), een tiental GRIMP-2 (teamchef/ adjunct-instructeurs) en vijf GRIMP-3 (technisch adviseur/ instructeur). De GRIMP-1 werden opgeleid in Frankrijk of in de operationele eenheden van de Civiele Bescherming; de GRIMP-2 en GRIMP-3 werden allen opgeleid in Frankrijk. In 2006 werd de ontwikkeling van GRIMP binnen de Civiele Bescherming en de brandweerdiensten geanalyseerd. In 2007 leidde dit tot de oprichting van een werkgroep voor een verder ontwerp en uitwerking van een unieke federale structuur, identificeerbaar en gereglementeerd voor deze specialiteit, zowel op het vlak van de opleidingen als van de operaties. In een eerste fase wordt een basisopleiding samengesteld voor het werken op hoogte. Verdere fasen moeten leiden tot:
De samenstelling van een databank met alle brandweerlieden en alle personeelsleden van de Civiele Bescherming die tot GRIMP behoren.
De toepassing van een systeem voor het inzetten van GRIMP op nationaal vlak (met inbegrip van een gepaste verdeling van de leden over het volledige grondgebied).
Het gebruik van unieke operationele procedures voor heel België. 6.3.3 Speleohulpverlening 6.3.3.1 Context De Algemene Directie heeft een samenwerkingsovereenkomst met de Union Belge de Spéléologie (U.B.S.) teneinde een beroep te doen op het Speleohulpverleningsteam dat binnen de U.B.S. opgericht werd. Het Speleohulpverleningsteam, dat samengesteld is uit ervaren speleologen die een gepaste opleiding gevolgd hebben inzake knelpunten bij ondergrondse reddingsoperaties; sommige speleologen bezitten tevens een andere specialiteit (geneesheer, verpleger, technicus inzake telecommunicatie, duiker, enz.). De lievelingsterreinen van de interveniërende personen van het Speleohulpverleningsteam zijn natuurlijk grotten, maar zij kunnen eveneens efficiënt interveniëren in buiten dienst gestelde steengroeven en tunnels, oude mijngangen, drinkwaterputten of luchtkokers en, in het algemeen, op moeilijk bereikbare ondergrondse plaatsen. De overheden kunnen beroep doen op het Speleohulpverleningsteam via de operationele eenheden Crisnée en Brasschaat. De speleologen staan op de interventieplaats onder leiding van een technisch adviseur inzake Speleohulpverlening.
117
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
Deze is belast met:
de evaluatie van de te nemen maatregelen, in overleg met de verantwoordelijke van de openbare hulpdiensten op het terrein;
de relatie tussen de speleologen en de voormelde verantwoordelijke, teneinde een perfecte samenwerking tussen het Speleohulpverleningsteam en de openbare hulpdiensten te verzekeren;
de coördinatie van de ondergrondse en daarmee gelijkgestelde hulpverleningsoperaties, waarvoor hij verantwoordelijk is. 6.3.3.2 Vernieuwing van een deel van het materieel In 2007 werd, omwille van de slijtage waaraan de uitrusting van het Speleohulpverleningsteam onderhevig is en om de veiligheid en de efficiëntie van zijn leden te verzekeren tijdens de interventies en de opleidingen, een deel van het materieel vernieuwd.
6.4 Voorbeelden van interventies in 2007 6.4.1 Bestrijding van vervuiling Op 13 maart 2007 ontving de operationele eenheid van Ghlin een oproep van de brandweer van La Louvière die haar hulp vroeg voor de schoonmaak van een hellende rijweg die bedekt was met vervuilende stoffen en voor een eventueel vervoer van vervuilde aarde. Een team van vier leden van de Civiele Bescherming is dan vertrokken, met het adequate specifieke materiaal (dispersieproducten, absorptieproducten voor vloeibare koolwaterstoffen, een motorspuit en een oliedam van 5 meter). De vervuiling werd veroorzaakt door de toevallige doorboring van een bezinkkamer van het rioolnetwerk die een mengeling bevatte van stookolie, brak water en fecale stoffen. Deze stoffen waren verspreid over de rijweg en waren, via de riolen, ongeveer 1 km naar beneden gelopen in een rioolcollector, die in een klein bos uitkomt via een beekje. De interventie bestond erin: 1. een kraanman (privéfirma) een dijk van aarde te laten maken, teneinde eventuele latere lekken te stoppen; 2. dispersieproducten te gieten over de volledige bevuilde rijweg; 3. de rijweg te spoelen; 4. gelijktijdig al de vloeistof die in de rioolcollector beland was, weg te laten pompen door een door het Waals Gewest gefinancierde privéfirma voor deze vloeistof zou overlopen naar de beboste overloopzone; Vervolgens, toen de riolen overvloedig gespoeld waren, werd een preventieve dam opgeworpen aan de uitgang van de collector om te vermijden dat zich een nieuwe vervuiling zou voordoen, ingeval de nog in de riolen aanwezige koolwaterstoffen meegevoerd zouden worden door de aangekondigde regen.
naar inhoud
118
Terugkerende opdrachten
6.4.2 Stormschade Op 18 januari 2007 brak ‘s avonds een hevige storm uit die heel wat schade veroorzaakte in het Brussels Gewest, alsook in de omgeving van Aalst. De operationele eenheid van Liedekerke werd op diverse plaatsen opgeroepen om de eerste beschermingsmaatregelen te treffen van de woningen met zwaar beschadigde, zelfs losgerukte, daken. Deze interventies vonden plaats in Melle, Liedekerke, Zottegem, Hofstade, Ternat, Jette, enz. De Civiele Bescherming moest eveneens overgaan tot de vernieling van enkele schoorstenen die gedestabiliseerd waren en dreigden te vallen. De interventies vonden vier dagen aan een stuk plaats en alle beschikbare personeelsleden werden ingezet bij deze interventies.
6.4.3 Waterverdeling De scoutsbeweging vierde zijn honderdjarig bestaan in 2007. In april vonden talrijke manifestaties plaats om deze verjaardag te vieren. Eén van die feestelijke manifestaties was JAMbe (jamboree in België), dat georganiseerd werd van 27 tot 29 april in en rond Brussel en scouts uit alle hoeken van het land en zelfs het buitenland bijeenbracht. Het evenement eindigde de avond van 29 april met een apotheose in het Koning Boudewijnstadion. De operationele eenheid van Liedekerke werd gevraagd om de verdeling van waterzakjes te verzekeren in het Koning Boudewijnstadion, op zondag 29 april. Men schatte dat 20.000 waterzakjes verdeeld werden.
Aangezien deze periode van het jaar bijzonder zonnig en warm was, moest uiteindelijk gedurende de drie dagen van het evenement water verdeeld worden op verschillende plaatsen (Herent, Ternat, Zaventem en het station Brussel-Zuid) om de gevolgen van de hitte tegemoet te komen. Er werden niet minder dan 40.000 waterzakjes uitgedeeld.
119
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
6.4.4Verkeersongeval Omstreeks 1 uur ‘s morgens, in de nacht van 30 april 2007, ontving de operationele eenheid van Libramont een aanvraag tot versterking van de brandweer ten gevolge van een ongeval op de autosnelweg E411 ter hoogte van Libin. Een vrachtwagen met oplegger, geladen met gevaarlijke producten, stond in brand. Een team van 11 personeelsleden van de Civiele Bescherming, uitgerust met het specifieke materieel voor de bestrijding van chemische vervuiling, begaf zich dus ter plaatse om te helpen. Om in alle veiligheid te interveniëren, hadden de personeelsleden hun volledig chemisch interventiepak aangetrokken. De inhoud van de vracht bleek gevarieerd te zijn: plastic granulaten, afsluiters en toestellen met motor, paletten met tricalciumfosfaat, metalen buizen met acrylonitril (polymeer), …, maar ook 4 vaten met een niet-geïdentificeerd corrosief en irriterend product. De inhoud van de lading van de vrachtwagen werd dan overgeheveld naar twee containers die naar de door de MET-diensten (Ministerie van Uitrusting en Vervoer van het Waals Gewest) aangewezen plaats, in Neufchâteau, vervoerd werden. Ter plaatse werden tests uitgevoerd door de leden van de Civiele Bescherming met het toestel “HazMatID”, om het product in de vaten duidelijk te identificeren en het mogelijke gevaar zo goed mogelijk te evalueren. De opruiming en de volledige schoonmaak van de autosnelweg namen nog meerdere uren in beslag.
6.4.5 Bestrijding van de processierups Eind mei 2007 werden de brandweerdiensten en de gemeentediensten van de provincie Limburg overstelpt met vragen voor de verdelging van processierupshaarden. De processierupsen komen normaal begin april uit hun eitjes en, na hun derde vervelling, is hun lichaam bedekt met irriterende haartjes. Deze haartjes – minstens een miljoen per diertje – breken af bij het minste contact, verspreiden zich dan in de omgeving en kunnen ernstige irritatie veroorzaken van de huid, de ogen en de luchtwegen. In juli veranderen de rupsen in vlinders. De rupshaarden braken kort daarna eveneens uit in de provincie Antwerpen, in Vlaams-Brabant en in Oost-Vlaanderen. De gouverneur van de provincie Antwerpen kondigde een provinciale coördinatie aan van de inzet van de hulpdiensten. Aangezien ze snel overbelast zijn door de omvang van de taak, moesten de brandweerdiensten hulp krijgen. De Civiele Bescherming werd dan ook ter versterking opgeroepen. De operationele eenheid van Brasschaat was de eerste die ingezet werd, in Limburg en in de provincie Antwerpen. Het dagelijkse aantal ingezette personeelsleden voor de verdelgingsoperaties van de nesten steeg elke dag. De eenheid van Brasschaat kreeg dus versterking van de operationele eenheden van Crisnée, van Jabbeke en zelfs van Libramont. De operationele eenheid van Liedekerke intervenieerde op haar beurt ter versterking van de brandweer- en de gemeentediensten in de provincie Vlaams-Brabant. De interventies vonden doorlopend plaats van 23 mei tot 28 juni 2007. Op het hoogtepunt van de crisis waren meer dan 90 leden van de Civiele Bescherming dagelijks betrokken bij deze interventies.
naar inhoud
120
Terugkerende opdrachten
6.4.6 Lekkend bunkerschip in de haven van Oostende Op 6 december ontving de eenheid in Jabbeke een interventieoproep uit de haven van Oostende. Een bunkerschip met “heavy fuel 380” is tegen een kade gevaren met als gevolg een scheur in de romp, ongeveer een meter onder de waterlijn. Bij de brandstofbevoorrading van een ander schip werden de gevolgen van het lek duidelijk. Met vereende krachten van de Civiele Bescherming en Leefmilieu (FOD volksgezondheid) werd de zware pollutie te lijf gegaan. Met drijvende dammen (ongeveer een kilometer lengte) werd het dok afgesloten.
Met skimmers, zware pompen en vacuümtanks werd de zware olievervuiling opgepompt. Gelet op de pollutiedreiging voor de Noordzee, werd door de gouverneur het rampenplan in werking gezet en werd ook de inzet van verschillende privébedrijven en het leger gevorderd voor de schoonmaak van de kaden en de kaaimuren. De rampenfase duurde een negental dagen en toonde een zeer goede samenwerking tussen de verschillende betrokken diensten van Civiele Bescherming, Brandweer en Leefmilieu. De duur en de ernst van de vervuiling noopte tot versterking van mensen en middelen vanuit de andere operationele eenheden uit Liedekerke, Brasschaat en Crisnée. Er werd ongeveer 160.000 liter olie-watermengsel opgepompt, wat neerkomt op ongeveer 70.000 liter heavy fuel die in de haven was gelekt.
121
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
7
Inspectie van de brandweerdiensten De Inspectie van de brandweerdiensten heeft als voornaamste taak te waken over de goede werking van deze diensten en in het bijzonder zich te verzekeren van de naleving van de specifieke reglementering die op hen van toepassing is. België telt 251 brandweerdiensten: 165 diensten zijn gevestigd in het Vlaams Gewest, 85 diensten in het Waals Gewest en 1 dienst in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Er zijn 5.800 beroepsbrandweerlieden en meer dan 12.100 vrijwillige brandweerlieden. De beroepsbrandweerlieden worden voltijds tewerkgesteld in de brandweerdienst. De vrijwillige brandweerlieden zijn werknemers uit de openbare of privésector, of zelfstandigen die bereid zijn om, dag en nacht, te interveniëren om dezelfde opdrachten te vervullen als hun beroepscollega’s.
7.1 De opdrachten De leden van de inspectie van de brandweerdiensten hebben de volgende opdracht: 1) de controle van de organisatie en de werking van de brandweerdiensten; zij delen de verantwoordelijke autoriteiten hun standpunten en suggesties mee omtrent alle maatregelen die op dat vlak tot verbetering kunnen leiden; zij stellen daartoe een verslag op; 2) de controle van de wijze waarop de brandweerdiensten hun taken inzake brandvoorkoming uitvoeren; indien nodig, delen zij hun opmerkingen mee aan de verantwoordelijke autoriteiten.
7.2 Operationele inspectie 7.2.1 De inspecteur op het terrein De inspectie ter plaatse en het noteren van de opmerkingen in het inspectieverslag gebeuren stapsgewijs, waarbij de volgende verschillende punten geanalyseerd worden:
organisatorische en administratieve gegevens (type brandweerdienst, beschermde gemeenten, personeel van de brandweerdiensten, hulpverleningszone, brevetten, …);
reglementen van toepassing binnen de dienst (organiek reglement, huishoudelijk reglement, retributiereglement, …);
naar inhoud
andere wettelijke documenten (jaarverslag, inventarissen, fiches gevaarlijke producten, …); verstandhouding binnen de dienst; aanwezigheidspercentage bij interventies (tijdens en buiten de werkuren); organisatie van de oefeningen, systematiek van de oefeningen, deelname, ... ; wijze van alarmering, telecommunicatiemiddelen; organisatie van de verschillende wachtdiensten;
122
Terugkerende opdrachten
verdeling van de specifieke taken van de officieren; interventies (beknopte statistieken, interventieprocedures, operationele richtlijnen, …); organisatie van de dringende medische hulpverlening; maatregelen inzake brandvoorkoming die van toepassing zijn op verschillende gebouwen, onderzoek, preventieverslag, follow-upcontroles, ... ;
politiereglement(en) betreffende de brandvoorkoming; opstelling van interventieplannen; bluswatervoorraden, opstelling van de hydrantenplannen, controles van de brandkranen, signalisatie van de brandkranen, ... ;
kazernering (vooruitgeschoven posten, werkplaatsen, leefinfrastructuren voor het personeel, oppervlakte, inplanting, parkings, voorbehouden gebruik van de kazerne, functionele integriteit, …);
rollend en niet-rollend materieel (onderhoud + registratie van het onderhoud, gebruiksstaat, inventaris, wettelijke inspecties, … ;
persoonlijke beschermingsmiddelen (gebruiksstaat, wettelijke inspecties, registratie van het onderhoud in eigen beheer, ...). De inspectie speelt eveneens een bemiddelende rol in geval van specifieke problemen binnen de brandweerdiensten die de goede werking van de dienst in gevaar zouden kunnen brengen. In geval van specifieke problemen wordt een thematische inspectie georganiseerd.
7.2.2 Activiteiten in 2007 In 2007 werden volgende inspecties uitgevoerd: Voor de provincie Luik Welkenraedt, Luik, Hamoir (2x), Hoei (2x), Eupen, Stavelot, Spa, Malmédy, Sankt Vith, Bullange, Waremme, Verviers, Weismes, Theux, Limburg Voor de provincie Namen Fosse-la-ville (2X), Stavelot, Andenne, Dinant, Namen, Eghezée, Beauraing, Vresse-sur-Semois, Sambreville, Fleurus, Gedinne (2x), Florennes, Ciney, Couvin (5x), Philippeville, Voor de provincie Henegouwen Doornik (2x), Binche, Leuze-en-Hainaut, Dour, Beaumont, Aat, Chièvres, Lessen, Charleroi, Beloeil (2x), Quiévrain, Chimay, Saint Ghislain (2x) Voor de provincie Waals-Brabant Nijvel, Tubeke (2x) Voor de provincie Luxemburg Saint-Hubert, Bertrix, Houffalize, Vielsalm, Erezée, Paliseul, Marche-en-Famenne (2x), Bouillon Voor de provincie Antwerpen Antwerpen (2x), Balen, Borsbeek, Essen, Mechelen, Mol, Zoersel Voor de provincie Limburg Beringen, Maaseik Voor de provincie Vlaams-Brabant Asse, Halle, Leuven, Overijse (2x) Voor de provincie Oost-Vlaanderen Aalst, Aalter, Eeklo, Geraardsbergen, Lebbeke, Lede, Lochristi, Maldegem, Merelbeke, Nevele, Oudenaarde, Sint-Niklaas, Temse, Waarschoot, Waasmunster, Zottegem
123
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
Voor de provincie West-Vlaanderen Brugge, De Panne, Diksmuide, Kortemark, Kuurne, Langemark-Poelkapelle, Mesen, Oostkamp, Torhout, Zonnebeke Er werden verschillende gebreken in de reglementering of moeilijkheden bij de werking vastgesteld in de diverse brandweerdiensten waarover inspectieverslagen opgesteld zijn in 2005 en 2006. In het Franstalige landsgedeelte heeft de Inspectie tijdens de tweede inspectie moeten vaststellen dat niet altijd gevolg gegeven werd aan de opmerkingen in de inspectieverslagen. De Inspectie heeft daarom gekozen voor een actieve benadering van de brandweerdiensten om hen te helpen de vastgestelde gebreken concreet te beantwoorden. De thematische inspectie is een controlebezoek dat betrekking heeft op een of meerdere bijzondere onderwerpen die mogelijk gekozen zijn op basis van het vorige inspectieverslag en/ of vooraf vastgestelde euvels. Deze in 2007 toegepaste werkmethode heeft toegelaten om concrete resultaten op te leveren in diverse brandweerdiensten. In Vlaanderen is de frequentie van controlebezoeken veel lager, omdat de brandweerposten en voorposten talrijker zijn dan in Wallonië en omdat het aantal Nederlandstalige inspecteurs de laatste jaren gevoelig is afgenomen. In 2007 werden er overwegend inspecties van algemene aard uitgevoerd met het oog op een kwaliteitsvolle doorlichting. Het accent ligt op ondersteuning. De thematische inspecties beperken zich overwegend tot een gecoördineerde update van het organiek reglement van een brandweerkorps. Hiervoor verleent ter plaatse een bevoegde medewerker van de Juridische Directie zijn medewerking. In samenwerking met de technische inspectie wordt ook advies uitgebracht op de plannen tot nieuwbouw of renovatie van enkele brandweerposten.
7.3 Technische inspectie De technische inspectie heeft als opdracht na te gaan hoe de brandweerdiensten zich van hun taak kwijten op het stuk van brandvoorkoming. Ze staat eveneens in voor de inspectie van de infrastructuur.
naar inhoud
124
Terugkerende opdrachten
7.3.1 Inspectie in het kader van de Brandpreventie De technische inspectie heeft de volgende openbare brandweerdiensten gecontroleerd:
langs Nederlandstalige zijde: Overijse, Vilvoorde, Lokeren, Poperinge en Wervik langs Franstalige zijde: Beaumont, Eghezee, Malmedy, Yvoir, Binche, Moeskroen, Hannuit, Stavelot, Vielsalm, Doornik, Charleroi, Tubeke, Erezee, Waremme en Geldenaken.
7.3.2 Bouw van brandweerkazernes Artikel 5 van het koninklijke besluit van 8 november 1967 bepaalt: De gemeenten die een brandweerdienst hebben moeten voldoende kazernering tot zijn beschikking stellen om er het personeel en het materieel in onder te brengen, evenals een alarmsysteem dat beantwoordt aan de maatstaven die vastgelegd zijn door de Minister van Binnenlandse Zaken. Bij elke subsidieaanvraag, door de gemeenten, aan het Waalse Gewest voor het bouwen, het verbouwen en het vergroten van een kazernering voor de brandweerdiensten wordt de brandweerinspectie geraadpleegd teneinde te bepalen of dat project overeenstemt met de door de Minister van Binnenlandse zaken vastgelegde criteria. In 2007 heeft de technische inspectie een advies gegeven voor de kazerneringprojecten van Balen en Zoersel en Charleroi.
7.3.4 Afwijkingen op de specifieke reglementeringen betreffende brandpreventie. De inspecteurs brengen adviezen uit op aanvragen tot afwijkingen van diverse reglementeringen betreffende de brandpreventie. Hier volgt een overzicht van de dossiers die in 2007 in dat kader behandeld werden.
Dossiers van afwijkingen in rusthuizen: In het kader van de erkenning van de Rustoorden binnen de Vlaamse gemeenschap bestaat er het samenwerkingsakkoord tussen de Belgische staat en de Vlaamse gemeenschap, betreffende de tussenkomst van de brandweerinspectie in de erkenningprocedure van de voorzieningen voor bejaarden. De Directie brengt advies uit aan de Vlaamse Gemeenschapsminister met betrekking tot de afwijkingsaanvragen aangaande deze inrichtingen. De inspectie heeft 2 afwijkingsdossier behandeld.
Dossiers van aanvragen tot afwijking in de ziekenhuizen: Op verzoek van de ziekenhuisbeheerder, kan de Minister van Volksgezondheid afwijkingen toestaan van de normen die vastliggen in het koninklijk besluit van 6 november 1979 tot vaststelling van de normen inzake beveiliging tegen brand en paniek waaraan ziekenhuizen moeten voldoen. Hij wint vooraf het advies van de Minister van Binnenlandse zaken in, die dat advies uitbrengt na verslag van de inspectie. In dit kader heeft de inspectie 8 afwijkingsdossiers behandeld.
125
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
8
Internationale activiteiten De Algemene Directie staat in voor de relaties inzake civiele bescherming, niet alleen met de Europese Unie, maar ook met:
de diensten van de civiele veiligheid van andere Staten (bilaterale relaties) de NAVO in voorkomend geval, andere internationale organisaties
Van deze relaties nemen die met de Europese Unie ongetwijfeld het meeste tijd in beslag van de Algemene Directie, gezien de aanzienlijke evolutie van de reglementering en de activiteiten inzake civiele bescherming op communautair niveau.
8.1 Werkzaamheden met betrekking tot de relaties met de Europese Unie 8.1.1 Op het niveau van het Secretariaat van de Ministerraad 8.1.1.1. Herinnering De Algemene Directie is betrokken bij de voorbereiding van de reglementeringen betreffende de civiele veiligheid en de discussies inzake het strategisch beleid op het niveau van de Raad, met name in de volgende werkgroepen:
PROCIV (Werkgroep Civiele Bescherming van de Raad, bestaande uit deskundigen inzake civiele bescherming)
naar inhoud
126
Terugkerende opdrachten
CIVCOM (Comité voor het civiele beheer van crisissen), voor de kwesties betreffende het civiele crisisbeheer, wanneer er punten in het belang van de civiele bescherming besproken worden. De Algemene Directie neemt eveneens deel aan de voorbereiding van de dossiers van de JBZ-Raad (Justitie en Binnenlandse Zaken) voor de materies met betrekking tot de civiele bescherming. 8.1.1.2 Activiteiten in 2007 PROCIV
Op het vlak van civiele bescherming werden juridische instrumenten uitgewerkt om de doeltreffendheid van de reactie op grote noodgevallen te vergroten en om de preventie- en voorbereidingsmaatregelen ten opzichte van deze noodgevallen te versterken.
Met dit doel werd onder het Duits voorzitterschap een seminarie georganiseerd inzake de versterking van de coördinatiecapaciteit van het MIC (Monitoring and Information Center, dat het operationeel orgaan is binnen het Communautair Mechanisme van de civiele bescherming). De ADVC heeft actief deelgenomen aan dit seminarie.
Tengevolge van de omvang en de ernst van de rampen van de zomer 2007, werden de werkzaamheden inzake de versterking van de reactiecapaciteit van de EU geïntensifieerd.
in september 2007, keurde het Europees parlement een resolutie omtrent de natuurrampen goed, met een nogal ambitieuze aanpak, gaande tot het verzoeken van de creatie van een Europees strijdmacht van de civiele bescherming
het onderwerp werd aangesneden tijdens de Raad Algemene Zaken van 15 oktober 2007, op initiatief van Griekenland
Er werd vooruitgang vastgesteld op het vlak van de relaties tussen de civiele bescherming en het humanitair domein. Er vonden gezamenlijke vergaderingen plaats met de groep CODEV en er waren talrijke interne coördinaties met de humanitaire collega’s om een gecoördineerd standpunt uit te drukken in alle werkgroepen.
De herziening van de richtlijnen van Oslo (richtlijnen inzake het gebruik van militaire middelen en civiele verdedigingsmiddelen bij de hulpverleningsoperaties bij rampen) heeft geleid tot talrijke vergaderingen. De overlegde actie wilde zich verzetten tegen de toevoeging van de vermelding « civiele bescherming » in de definitie « van militaire middelen en civiele verdedigingsmiddelen » gebruikt « als laatste redmiddel » bij hulpverleningsoperaties.
Wat de invoering betreft van gecoördineerde en geïntegreerde voorzieningen voor het beheer van crisissen met grensoverschrijdende gevolgen, werd de verbetering voortgezet van het operationeel handboek over de coördinatie door de EU van de nood- en crisissituaties dat in 2006 goedgekeurd werd. In 2007 werd er een oefening georganiseerd om deze coördinatievoorziening te testen. JAI - FUTURE GROUP Deze werkgroep kwam tot stand onder impuls van de Duitse minister van Binnenlandse Zaken. Hij lanceerde het idee om na te denken over het toekomstige beleid betreffende binnenlandse zaken binnen de Europese Unie. Deze consultatieve groep op hoog niveau dient zich te buigen over de mogelijke inhoud van de aandachtspunten van het interne beleid van de Unie vanaf 2010. Op de vergadering van 17-18 december 2007 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken zich uitgesproken over de versterking van het huidige Mechanisme voor Civiele Bescherming.
127
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
CIVCOM Binnen het CIVCOM (Committee for Civilian Aspects of Crisis Management) werden de werkzaamheden voor de uitvoering van het Civilian Headline Goal 2008 (CHG 2008), voortgezet én voltooid. CHG 2008 strekte ertoe de coherentie te verzekeren van de middelen van de Lidstaten die gebruikt kunnen worden voor het civiele beheer van crisissen, teneinde een Europese veiligheidsstrategie te garanderen. De belangrijkste verwezenlijkingen van het CHG 2008 zijn onder andere:
Een set van scenario’s voor mogelijke toekomstige uitdagingen voor het civiele beheer van crisissen.
Een gedetailleerde lijst van de capaciteiten die nodig zijn voor het civiele beheer van crisissen.
Een reeks aanbevelingen en richtlijnen omtrent de opleiding van personeel inzake Europese missies.
Het in de hand werken van de bekendheid van het civiele Europees Veiligheids- en Defensie Beleid (EVDB).
De ontwikkeling van Civilian Response Teams (CRT). Hoewel het werk binnen CHG 2008 belangrijk en baanbrekend was, is er nog steeds ruimte voor verdere actie. De Raad heeft bijgevolg een nieuwe CHG vooropgesteld, te voltooien in 2010. De hoofddoelen van dit nieuwe CHG 2010 dienen o.a. ter verbetering van de kwaliteit van de capaciteiten, alsook van de coördinatie en doelstellingen van de opleidingen; het opkrikken van de beschikbaarheid van de middelen; het ontwikkelen van instrumenten ter verbetering van de Europese planning en uitvoering van missies; en, ten slotte, het verhogen van de samenwerking met militaire EVDB (Europese Veiligheid en Defensie Beleid), de Europese Commissie, alsook met actoren binnen de derde pilaar en buiten de EU.
8.1.2 Op het niveau van de Commissie 8.1.2.1 Herinnering De aanwending van de wetgevende instrumenten die het mogelijk maken om de Europese samenwerking te verbeteren, in het bijzonder het Communautair Mechanisme - Mechanisme voor de versterkte samenwerking in het kader van de hulpverleningsinterventies betreffende de civiele bescherming, kortweg “het Mechanisme” genoemd en opgericht bij besluit van de Raad van 23 oktober 2001 – impliceert een werk op verschillende niveaus, met name inzake opleiding, inventarisatie van de beschikbare middelen, informatisering en ontwikkeling van een netwerk, ontwikkeling van best practices en uitwisseling van ervaringen. Het Communautair Mechanisme omvat 30 deelnemende landen (EU, alsook Bulgarije, Roemenië, IJsland, Noorwegen en Liechtenstein). Zijn rol is tweevoudig:
De voorbereiding op de interventies versterken De interventies inzake civiele bescherming vergemakkelijken en ondersteunen via het MIC (Monitoring and Information Center). Het Communautair Mechanisme kan gebruikt worden bij natuurrampen, milieurampen of technologische rampen, binnen en buiten de EU, en eveneens in het kader van de gevolgen van terroristische aanslagen. Het maakt het voor de deelnemende Staten mogelijk om, in geval
naar inhoud
128
Terugkerende opdrachten
van nood, onmiddellijk toegang te hebben tot de essentiële informatie betreffende de deskundigen, de interventieteams en de andere mogelijke bijstandsmiddelen.
De vertegenwoordigingsopdracht van de Algemene Directie wordt met name uitgeoefend in het kader van het Beheerscomité van het Mechanisme dat belast is met het toezicht op de concrete uitvoering van de beslissingen, en van de vergaderingen van het Netwerk van Permanente Correspondenten (orgaan ter ondersteuning van de activiteiten van de Eenheid civiele bescherming van de Commissie). De Algemene Directie neemt eveneens deel aan de tweejaarlijkse vergaderingen van de Directeurs-generaal van de Civiele Bescherming die het voor de lidstaten mogelijk maken om hun strategische en politieke visies over de toekomst van de civiele bescherming uit te wisselen. 8.1.2.2 Activiteiten in 2007: aanwending van het Communautair Mechanisme van de civiele bescherming 8.1.2.2.1. Modules van Civiele Bescherming De Algemene Directie is actief blijven deelnemen aan de werkzaamheden van de Europese werkgroep inzake de modules van Civiele Bescherming. Er werden prioritaire modules geïdentificeerd en er werden minimale normen uitgewerkt voor elk van deze modules. Er werd ook een element ontwikkeld ter ondersteuning van het Europees coördinatieteam, het TAST (Technical assistance support team), waarvan de naam voorgesteld door België. Deze ontwikkelingen op Europees niveau moeten uiteraard in verband worden gebracht met de aan de gang zijnde werkzaamheden betreffende de modules B-Fast, en in het bijzonder van het Dica-Dir, die op een volledig geïntegreerde manier worden uitgevoerd, zodat de Belgische modules aansluiten bij de Europese beweging. 8.1.2.2.2. CECIS Het CECIS (Systeem inzake gemeenschappelijke Communicatie en informatie in geval van rampen) is een beveiligd netwerk dat toelaat om de nationale overheden van de civiele bescherming met elkaar te verbinden om de uitwisseling van informatie en ervaringen te vergemakkelijken en een efficiënt instrument in geval van rampen op te richten.
129
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
CECIS trad eindelijk in werking op 1 juli 2007 en er werden sindsdien verschillende testen uitgevoerd met de medewerking van alle lidstaten, waaronder België. 8.1.2.2.3. Opleiding De deelname aan de opleidingen en de oefeningen draagt bij tot de oprichting van een gemeenschappelijke databank inzake procedure en samenwerking bij hulpverleningsinterventies in het buitenland en tot de ontwikkeling van de capaciteit van teams die moeten werken in een internationale omgeving en in uitzonderlijke omstandigheden. De opleiding in het kader van het Communautair Mechanisme wordt verder ontwikkeld. Verschillende leden van de Civiele Veiligheid hebben deelgenomen aan de opleidingen in het kader van het Mechanisme die georganiseerd werden voor de toekomstige teamchefs en leden van de Europese evaluatie- en coördinatieteams op het terrein. 8.1.2.2.4. Europese projecten en oefeningen De Algemene Directie heeft deelgenomen aan en mee ingestaan voor de organisatie van de Europese oefening EULUX 2007. In 2005 zijn België, Luxemburg, Frankrijk en Duitsland overeengekomen om een Europese oefening te organiseren. Het was een « première », in de zin dat nooit eerder verschillende Staten samen een dergelijke oefening hadden georganiseerd in het kader van het Communautair Mechanisme. Naast de vier organiserende landen, hebben nog vier andere landen deelgenomen aan de oefening: Nederland, Portugal, Hongarije en Polen. Er waren bijna 500 deelnemers uit acht verschillende landen aanwezig. De oefening was voornamelijk bedoeld om de verschillende toegepaste procedures te verbeteren wanneer verschillende landen bijstand verlenen aan een land dat geconfronteerd wordt met een noodsituatie. Het accent werd gelegd op de coördinatie en de onderlinge samenwerking tussen de verschillende interventieteams en hun deskundigen. De Belgische Civiele Veiligheid was aanwezig op verschillende niveaus en met verschillende actoren. De Algemene Directie heeft meegewerkt aan het medebeheer van het volledige project met de drie andere partners, aan de uitwerking van het rampscenario, aan de coördinatie van de volledige oefening, aan de omkadering van de Europese waarnemers en van de pers, en aan de opstelling van de eindconclusies.
naar inhoud
130
Terugkerende opdrachten
Ook andere brandweerdiensten en leden van de eenheden van de Civiele Bescherming hebben actief meegewerkt aan het verloop van de oefening. De Belgische Civiele Veiligheid was overigens sterk vertegenwoordigd op het terrein. Voor EULUX had de Belgische Civiele Veiligheid een ontsmettingseenheid gestuurd, bestaande uit 25 deskundigen van de operationele eenheden van de Civiele Bescherming van Crisnée, Ghlin, Liedekerke en Brasschaat. Er konden waardevolle lessen getrokken worden na de oefening. Zo werd vastgesteld dat de communicatie tussen de verschillende teams verbeterd moest worden en dat het noodzakelijk was om een gemeenschappelijke technische vocabulaire uit te werken. De oefening heeft vooral aangetoond dat de Europese interventies, met inbegrip van de Belgische teams, een hoog expertiseniveau hebben. Tot slot is EULUX daar niet geëindigd. Er werden opvolgingsprojecten voor de uit EULUX geleerde lessen op touw gezet, met name een project om evaluatiemethodes voor de noden op het terrein te ontwikkelen. 8.1.2.2.6. Samenwerking met de Verenigde Naties Het UN-OCHA (Bureau Humanitaire Zaken van de Verenigde Naties) beschikt ook over een systeem om noodhulp te verlenen aan landen in moeilijkheden en evaluatie- en coördinatieteams ter plaatse te sturen (UNDAC: United Nations Disaster Assessment and Coordination). Naar aanleiding van de strategische akkoorden tussen de EU en UN-OCHA, werd de samenwerking geïntensifieerd op het terrein. In 2007 werden voor het eerst gezamenlijke evaluatie- en coördinatieteams van de EU en de VN ingezet.
8.2 Werkzaamheden met betrekking tot de relaties met de NAVO Civil Protection Committee De Algemene Directie van de Civiele Veiligheid zetelt in het adviserende orgaan Civil Protection Committee (CPC) van de Noord Atlantische Verdragsorganisatie. Het Committee besteedde nog dit jaar in het bijzonder aandacht aan de bescherming van kritieke infrastructuren, de civiel-militaire samenwerking, terrorisme, vitale grensoverschrijdende burgertransport in geval van rampen en steun voor de nationale autoriteiten in civiele noodsituaties, inclusief de bescherming van de bevolking tegen de gevolgen van CBRN incidenten.
8.3.B-FAST 8.3.1 Inleiding Naar aanleiding van de aardbevingen in Turkije heeft België in augustus en november 1999 humanitaire hulpoperaties opgezet. Hoewel ons land bij de eersten was om hulp te bieden en hoewel de geleverde bijstand ten zeerste geapprecieerd werd, is tijdens deze operaties evenwel gebleken
131
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
dat er verbeteringen konden worden aangebracht aan de voorbereiding en de coördinatie. Deze verbeteringen vereisten de organisatie van een structuur die voortdurend op een vlugge en efficiënte manier kon worden gemobiliseerd. De federale regering heeft derhalve beslist om een structuur voor snelle interventie in te stellen met het oog op de organisatie van dringende acties van humanitaire bijstand in het buitenland bij catastrofen of rampen (Belgian First Aid & Support Team – B-FAST). Sindsdien hebben de hulpdiensten, de civiele bescherming en de openbare brandweerdiensten meermaals samen geïntervenieerd in verschillende landen.
8.3.2 Zendingen De doelstelling van de B-FAST-structuur bestaat erin de eerste noodhulp te verlenen binnen de 12 uur na de beslissing tot interventie. Een B-FAST-zending mag in principe niet langer duren dan 10 dagen. De B-FAST-structuur wordt geactiveerd wanneer er voldaan wordt aan drie voorwaarden:
De ramp moet zo’n omvang hebben dat de hulpdiensten van de betrokken landen niet meer in staat zijn om de vereiste bijstand te leveren en dat het leven of de gezondheid van de personen in gevaar komt;
De overheden van de getroffen landen moeten een beroep doen op de Belgische hulp of op de hulp van de internationale gemeenschap;
Er wordt niet geïntervenieerd bij gewapende conflicten. 8.3.3. Structuren
MINISTERAAD Coördinatieraad B-FAST Voorzitter: Minister van Binnenlandse Zaken of zijn afgevaardigde Vertegenwoordigers van de: Eerste Minister Minister van Ontwikkelingssamenwerking Minister van Begroting Minister van Defensie Minister van Volksgezondheid Minister van Binnenlandse Zaken Permanente secretaris: Directeur van de Cel B-FAST
Cel B-FAST (FOD Buitenlandse Zaken) Directeur & 2 ambtenaren van de FOD Buitenlandse Zaken Verbindingsofficieren van de andere FOD’s (tijdens de operaties)
Adviescomité B-FAST
Planningcomité B-FAST
Vertegenwoordigers van NOG’s & deskundigen inzake noodhulp
Voorzitter: Directeur van de Cel B-FAST Vertegenwoordigers van: FOD Buitenlandse Zaken. Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking FOD Binnenlandse Zaken Ministerie van de Defensie FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen & Leefmilieu FOD Budget & Beheerscontrole
naar inhoud
(Rode Kruis CNVV, Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp van het Brussels Hoofdstedelijk Geweest, enz.)
132
Terugkerende opdrachten
In het kader van de voormelde structuur bestaat er, binnen de FOD Buitenlandse Zaken, een permanente ondersteuningsdienst, Cel B-FAST genoemd, waarbij drie organen betrokken zijn, namelijk een Coördinatieraad, een Planningcomité en een Adviescomité. 8.3.3.1 Coördinatieraad Buiten de activeringsfases van B-FAST is de Coördinatieraad het beheersorgaan van de structuur; hij moet dus een aantal beslissingen nemen, met name inzake investerings- en werkingskosten van de structuur. De Raad is samengesteld uit vertegenwoordigers van de verschillende betrokken Ministers. De afgevaardigde van de Minister van Binnenlandse Zaken zetelt binnen dat orgaan. 8.3.3.2 Cel B-FAST
Naar gelang van de activeringsgraad van de structuur B-FAST, is de Cel B-FAST met name belast met
het onderhouden van permanente contacten met de Belgische diplomatieke en consulaire posten in het buitenland, evenals met de internationale organisaties (NAVO, EU, VN, enz.),
het verzekeren van het secretariaat van de vergaderingen van de Coördinatieraad, het voorbereiden van het budget van B-FAST, het inventariseren van het materieel van B-FAST, het opmaken van een situatieschema in geval van rampen of catastrofen in het buitenland, het leveren van een administratieve ondersteuning in geval van operaties, het uitvoeren van een debriefing na de operaties, het verzekeren van de follow-up van het personeel dat van een zending terugkomt. Binnen dat orgaan wordt de Algemene Directie vertegenwoordigd door een verbindingsofficier.
8.3.3.3 Planningscomité Het Planningcomité functioneert als een werkgroep die de verschillende dossiers voorbereidt die door de directeur van de Cel B-FAST ter goedkeuring aan de Coördinatieraad voorgelegd zullen worden. Deze dossiers hebben met name betrekking op de ontwikkeling van de interventieprocedures, de oprichting van samenwerkingsverbanden tussen de verschillende departementen of de uitwerking van nieuwe actiewijzen. Dat comité brengt de vertegenwoordigers van de verschillende betrokken departementen bijeen. Naar gelang van de agendapunten, stuurt de Algemene Directie desbetreffende technici of deskundigen. 8.3.3.4 Adviescomité Het Adviescomité wordt bij de werkzaamheden van het Planningcomité betrokken voor de voorbereiding van bepaalde dossiers (samenwerking tussen de Staat en de NGO’s, totstandbrenging van specifieke interventiemiddelen, enz.). De FOD Binnenlandse Zaken is niet vertegenwoordigd binnen dat orgaan. 8.3.3.5 Budget De investerings- en werkingskosten van de B-FAST-structuur, alsook die van de operaties en de opleidingen (met name die van het DICa-DIR) die zij organiseert, worden gedekt door een jaarlijkse toelage die aan de FOD Buitenlandse Zaken toegekend wordt.
133
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
8.3.4 Activiteiten 2007: het nieuwe concept B-FAST Na bekendmaking van het koninklijk besluit van 28 februari 2003 tot oprichting van een coördinatieraad voor noodbijstand in het buitenland bij catastrofe of calamiteit en van een ondersteunende permanente dienst B-Fast, is gebleken dat er voor diverse aangelegenheden geen precieze specificaties bestonden over de te volgen procedures, zowel op operationeel als op organisatorisch vlak, in het kader van de samenwerking met de FOD Buitenlandse Zaken, het Ministerie van Defensie en de FOD Volksgezondheid. Parallel met de Europese ontwikkelingen ter versterking van het Communautair Mechanisme, werden op Belgisch niveau werkzaamheden aangevat om de B-FAST-structuur te verbeteren, waaraan de Algemene Directie actief heeft deelgenomen. Op de Ministerraad werd een nieuw concept voor B-FAST goedgekeurd. Een belangrijke uitdaging voor B-FAST is de creatie modules. Er werd grondig werk geleverd op het vlak van de technische specificiteiten van de modules: de taken van de module, het voor elke functie vereiste profiel, de noodzakelijke opleiding, de behoeften aan personeel en aan materieel, de vervoersmiddelen, de interventietijden, enz., om een beslissing, en dus een snelle interventie, te vergemakkelijken.
8.3.5 Het Detachement voor Interventie bij Rampen in het buitenland (DICa-DIR) 8.3.5.1 Context Het DICa-DIR is de bijdrage van de Algemene Directie aan de door B-FAST (Belgian First Aid & Support Team) buiten het grondgebied georganiseerde operaties. De doelstelling van het DICa-DIR bestaat erin een detachement voor snelle interventie ter beschikking te stellen van B-FAST, dat duidelijk geïdentificeerd is en aan België de mogelijkheid geeft gestructureerde en multidisciplinaire hulp aan te bieden in het buitenland bij hulpverleningsoperaties naar aanleiding van rampen of catastrofes. De leden van het DICa-DIR behoren ofwel tot de operationele eenheden van de Civiele Bescherming, ofwel aan een openbare brandweerdienst; ze worden opgenomen in een reserve. Op verzoek van de Coördinatieraad B-FAST kan het detachement geactiveerd en opgericht worden vanuit deze reserve. De samenstelling van het DICa-DIR hangt af van het soort interventie en dus van het soort catastrofe of ramp (overstromingen, vervuilingen, aardbevingen, vloedgolven, enz.). 8.3.4.2 Huidige situatie Momenteel beschikt het DICa-DIR over een reserve van 250 teamleden waarvan er 150 gespecialiseerd zijn in de interventies van het type USAR (Urban Search And Rescue) die bestaan uit de opsporing, de lokalisering en de redding van onder puin bedolven personen tengevolge van instortingen veroorzaakt door met name aardbevingen, ontploffingen of aardverschuivingen.
naar inhoud
134
Terugkerende opdrachten
8.3.4.3 Bijscholing van de USAR-teamleden
In 2005 begonnen de bijscholingsstages voor de 150 teamleden van de afdeling, ook “module” genoemd, USAR van het DICa-DIR. In 2007 werden nog twee stages van dit type georganiseerd. Een eerste bijscholingsstage USAR werd georganiseerd in juni en een tweede in oktober. Aan elk van die stages van drie dagen op internaat nam een twintigtal teamleden deel, omkaderd door een staf van instructeurs. Deze stage bestond uit workshops om de kennis van de stagiairs op te frissen en ze in te wijden in het gebruik van het nieuwe materieel, alsook uit een grootschalige oefening waarbij de voorwaarden van een USAR-opdracht in het buitenland gesimuleerd werden. 8.3.4.5 Interventies in 2007 Het DiCa-DIR heeft aan geen enkele zending deelgenomen in 2007.
8.4 Perspectieven De Algemene Directie pleit voor een versterking van de Europese capaciteiten inzake civiele bescherming, het doel is om op termijn te kunnen beschikken over een echte geïntegreerde reactie van de Europese hulpdiensten bij rampen. Ze heeft verschillende prioriteiten die aansluiten bij deze globale doelstelling:
het op touw zetten van modules voor snelle, gespecialiseerde en zelfvoorzienende interventie
Ontwikkeling van de databank met de capaciteiten van de civiele bescherming ontwikkeling en verbetering van het CECIS-netwerk (CECIS: gemeenschappelijk systeem inzake noodcommunicatie en -informatie tussen de verantwoordelijken van de civiele bescherming van de lidstaten en de Commissie)
versterking van het MIC (Monitoring and Information Centre) met het oog op een echt operationeel centrum en de opleiding van de deskundigen
135
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
verbetering van de interoperabiliteit en de coördinatie van de middelen constant evaluatieproces van de werking van het Mechanisme gezamenlijke oefeningen De rol van de civiele bescherming bij de humanitaire reactie is een belangrijk onderwerp voor de AD Civiele Veiligheid, die enerzijds wil dat deze rol niet geminimaliseerd en als bijkomstig beschouwd wordt en anderzijds dat er een doeltreffend samenwerking is tussen de verschillende actoren.
9
Schadeherstelling De opdrachten van de Directie Rampenschade vinden hun oorsprong in de noodzakelijke nationale solidariteit ten opzichte van de slachtoffers van natuurrampen en ten opzichte van hen die materiële schade geleden hebben naar aanleiding van oorlogsfeiten of van de onafhankelijkheid van Congo. De Algemene Directie behandelt immers de schadeloosstellingen betreffende:
algemene rampen: tussenkomst van de Staat (onder de vorm van schadevergoedingen en herstelkredieten) in de herstelling van door algemene rampen veroorzaakte schade aan private goederen, alsook aan goederen die tot het openbaar domein van bepaalde publiekrechtelijke personen behoren (wet van 12 juli 1976).
oorlogsschade: schadeloosstelling van de oorlogsschade 14-18 aan private en openbare goederen (wetten gecoördineerd bij koninklijk besluit van 6 september 1921) en oorlogsschade 40-45 aan private goederen (wetten gecoördineerd bij koninklijk besluit van 30 januari 1954) en openbare goederen (wet van 6 juli 1948).
naar inhoud
136
Terugkerende opdrachten
Schade in Congo: tussenkomst van de Staat betreffende de schade veroorzaakt aan private goederen naar aanleiding van de onafhankelijkheid van de Democratische Republiek Congo (wet van 14 april 1965). De uitgaven betreffende die schadeloosstellingen worden ten laste genomen door:
de Nationale Kas voor Rampenschade (FOD Financiën), betreffende de algemene rampen, de oorlogsschade 40-45 aan private goederen en de schade in Congo;
de FOD Binnenlandse Zaken, betreffende de oorlogsschade 14-18 en de oorlogsschade 40-45 aan openbare goederen. Het is vanzelfsprekend dat de activiteiten van de directie vandaag hoofdzakelijk gericht zijn op de algemene rampen.
9.1 Algemene rampen 9.1.1 Erkenning van een natuurverschijnsel als algemene ramp Principes Om het slachtoffer van een natuurramp schadeloos te kunnen stellen, moet die ramp, bij in de Ministerraad overlegd koninklijk besluit, erkend worden als algemene ramp. Een ministeriële omzendbrief legt de vereiste criteria vast om een erkenning mogelijk te maken. Bij een catastrofe verzamelt de Algemene Directie de nodige wetenschappelijke en financiële informatie; zij stelt, indien nodig, het dossier samen dat de Minister van Binnenlandse Zaken aan de Raad zal voorleggen. Na de goedkeuring van de Raad volgen de handtekening van de Koning en de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. Aanvragen tot erkenning behandeld in 2007 6 nieuwe rampen werden erkend:
De tornado die heeft plaatsgevonden op 14 en 15 juni 2002 op het grondgebied van verschillende gemeenten van de provincie Antwerpen (KB van 16/01/07).
De tornado die heeft plaatsgevonden op 20 mei 2006 op het grondgebied van de provincie Namen (KB van 14/12/06).
De hevige regenval die heeft plaatsgevonden op 13 augustus 2006 op het grondgebied van verschillende gemeenten van de provincie West-Vlaanderen (KB van 14/12/06).
De overvloedige regenval, plaatselijk vergezeld van grote hagelkorrels, die heeft plaatsgevonden op 16 en 17 augustus 2006 op het grondgebied van verschillende gemeenten van de provincie West-Vlaanderen (KB van 21/04/07).
De tornado’s die hebben plaatsgevonden op 1 oktober 2006 op het grondgebied van de
137
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
provincies Antwerpen, Henegouwen en Waals-Brabant (KB van 21/04/07).
De stormwinden die schade hebben aangericht op 18 en 19 januari 2007 op het volledige Belgische grondgebied (KB van 21/04/07). Van 1 ramp werd de geografische uitgestrektheid uitgebreid:
De overvloedige regenval, plaatselijk vergezeld van grote hagelkorrels, die heeft plaatsgevonden op 28 juli 2006 op het grondgebied van verschillende gemeenten van de provincies Antwerpen, Henegouwen, Limburg, Vlaams-Brabant en het Administratief Arrondissement BrusselHoofdstad (KB van 21/04/07). 11 gebeurtenissen hebben het voorwerp uitgemaakt van een weigering tot erkenning, aangezien er niet voldaan werd aan de criteria. Op het einde van het jaar waren er nog 14 aanvragen tot erkenning in onderzoek, waarvan 4 aanvragen tot uitbreiding.
9.1.2 Schadeloosstelling van de slachtoffers Principes Private goederen (Wet van 12 juli 1976) Zodra het erkenningsbesluit bekendgemaakt is, beschikken de slachtoffers over een termijn van drie maanden vanaf de maand die volgt op de bekendmaking, om hun aanvraag tot financiële tussenkomst in te dienen bij de Provinciegouverneur. Deze laatste onderzoekt de dossiers en neemt de beslissingen tot schadeloosstelling in eerste aanleg. De Algemene Directie controleert de gegrondheid van de beslissingen van de Gouverneur, tekent eventueel hoger beroep aan bij het Hof van Beroep of vraagt aan de Gouverneur om zijn beslissing te herzien. Indien er tegen de beslissing geen bezwaren zijn en na controle van de wederbelegging (herstel van de schade), wordt er aan de Nationale Kas voor Rampenschade (FOD Financiën) de opdracht gegeven om de vergoeding te betalen. Hierbij dient te worden opgemerkt dat het eveneens de Directie is die instaat voor de controle van en het toezicht op de vereffening van de provinciale werkingskosten, alsook voor het beantwoorden van de talrijke briefwisseling (brieven van particulieren, parlementaire vragen, kabinetsnota’s, diverse informatieaanvragen, levering van algemene statistieken, ...) in verband met de behandelde materie. Goederen van het openbaar domein (Wet van 12 juli 1976; KB van 14 september 1984) De Algemene Directie behandelt deze dossiers zelf rechtstreeks; de slachtoffers beschikken over een termijn van 6 maanden vanaf de maand die volgt op de bekendmaking van het erkenningsbesluit, om hun aanvraag in te dienen.
naar inhoud
138
Terugkerende opdrachten
Gegevens betreffende 2007 Private goederen
aantal door de Gouverneurs betekende beslissingen: 6 939
bedrag van de toegekende vergoedingen: 18 314 151 EUR
aantal betaalopdrachten aan de Nationale Kas voor Rampenschade: 6 224 + 857 (werkingskosten)
bedrag van de betaalopdrachten aan de Nationale Kas voor Rampenschade: 17 283 738 EUR + 3 561 808 EUR (werkingskosten)
aantal hangende gerechtelijke procedures in het begin van het jaar: 191
aantal door de Staat betwiste zaken tijdens het jaar: beroepen: 21 herzieningen: 255
aantal door de slachtoffers betwiste zaken tijdens het jaar: beroepen: 27 herzieningen: 176 Goederen van het openbaar domein
aantal genotificeerde beslissingen: 2 bedrag van de toegekende vergoedingen: 38 034,78 EUR aantal betaalopdrachten aan de Nationale Kas voor Rampenschade: 4 bedrag van de betaalopdrachten aan de Nationale Kas voor Rampenschade: 163 250,47 EUR
Verbetering van de procedure tot schadeloosstelling (private goederen)
Verzekeringen en Rampenfonds Voortaan zal het Rampenfonds niet meer tussenkomen wanneer de schade veroorzaakt werd door een natuurramp aan goederen die in principe gedekt kunnen zijn door een verzekeringscontract overeenkomstig artikel 68-1 en volgende van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst. Op deze regel werd echter een uitzondering voorzien ten voordele van een slachtoffer van wie het vermogen de niet-verzekering van zijn goederen rechtvaardigt. Er werd een koninklijk besluit opgesteld dat de vereiste voorwaarden bepaalt om te kunnen genieten van deze uitzondering. De tekst zal begin 2008 gepubliceerd worden in het Belgisch Staatsblad.
Aanpassing van de wet van 12 juli 1976 inzake rampen De werkzaamheden voor de aanpassing werden afgerond; de sponsor heeft zijn akkoord gegeven in december 2007. De wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen bestaat al sinds meer dan dertig jaar. Het is aangewezen om de tekst aan te passen aan de evoluties, voornamelijk vanuit sociaal-economisch en juridisch oogpunt. Evenzo moet de opstelling van bepaalde artikelen herzien worden in het licht van de opgedane ervaring bij de toepassing ervan. De nieuwe tekst zou in het eerste semester van 2008 goedgekeurd moeten worden door de Ministerraad en voorgelegd worden aan de Raad van State.
Aanstelling van advocaten voor de Directie Rampenschade Het Rekenhof heeft de opmerking geformuleerd dat bij de aanstelling van advocaten om de
139
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
belangen van de Belgische Staat te verdedigen, de reglementering inzake overheidsopdrachten nageleefd moet worden. Het voorstel om de advocaten voor de Directie Rampenschade aan te stellen via de onderhandelingsprocedure, intuitu personae en zonder bekendmaking, heeft een gunstig advies gekregen van de Inspectie van Financiën en werd voorgelegd aan Mijnheer de Minister.
Het herschrijven van het programma Calis. Het programma Calis, ontworpen om de dossiers inzake rampen te beheren, werd volledig aangepast omwille van de veiligheid en om deze applicatie te moderniseren. De filosofie van de nieuwe applicatie verschilt sterk van de oude versie: terwijl het beheer van het slachtoffer vroeger onafhankelijk was van dat van de goederen en van de beslissing, is het slachtoffer nu de leidraad van het dossier: men begint altijd met het invoeren van een nieuw slachtoffer of door er een te selecteren, en vervolgens heeft men toegang tot zijn goederen, zijn beslissingen, zijn betalingen, enz. De installatie van de nieuwe applicatie vond plaats in juni en meteen daarna waren er twee opleidingen voor het personeel. Sinds begin september werden verschillende verbeteringen aangebracht om de applicatie nog aangenamer te maken.
9.2 Oorlogsschade Schade 14-18 Zelfs nu wordt nog regelmatig materiële schade veroorzaakt door de ontploffing van een granaat of de instorting van een ondergrondse gang uit de eerste wereldoorlog.
Een bij koninklijk besluit benoemde staatscommissaris is belast met het sluiten van een conventie inzake de vergoeding met het slachtoffer; de Directie Rampenschade controleert het zo tot stand gekomen akkoord.
naar inhoud
140
Terugkerende opdrachten
In de loop van 2007 heeft een dossier het voorwerp uitgemaakt van een schadeloosstelling voor een bedrag van 15 574,49 EUR . Schade 40-45 aan private goederen Een schadelijk feit dat zijn oorsprong vindt in de tweede wereldoorlog kan ook nu nog aan de basis liggen van een schadeloosstelling. Een jurist is bekleed met het bijzonder mandaat van « Rechtskundig adviseur » en is gemachtigd om een vergoedingsbeslissing te nemen. In 2007 werd geen enkele beslissing tot schadeloosstelling genomen. Het onderzoek van vijf dossiers werd voortgezet. Het komt overigens frequent voor dat er informatieaanvragen binnenkomen betreffende oude dossiers. De wetgevingen betreffende de vergoeding van de schade 14-18 en van de schade 40-45 aan de privégoederen zijn momenteel niet aangepast. In het kader van de herziening van de wet van 12 juli 1976 werd er voorzien om ze te integreren in de wetgeving betreffende de rampen, teneinde de toekenning van deze schadeloosstellingen te uniformeren en te vereenvoudigen. Schade 40-45 aan openbare goederen De wet van 2 juli 1999 heeft het mogelijk gemaakt om de verjaring van een aantal dossiers op te schorten. De slachtoffers dienen een bestek in te dienen dat door de administratie goedgekeurd moet worden en daarna overgaan tot de gunning van de opdracht. Op basis van een belofte van de Minister, die die gunning goedkeurt, worden de schadevergoedingen vervolgens uitbetaald naargelang de voortgang van de werkzaamheden. In 2007 bedroeg het bedrag van de uitgevoerde betaalopdrachten 198 812,58 EUR. De vastleggingen bedroegen 375 547,05 EUR. Er dient vermeld te worden dat er nog verschillende dossiers hangende zijn voor de gerechtelijke rechtbanken, waarbij de betrokkenen bezwaar indienden tegen de ministeriële beslissing waarbij bepaalde schade verworpen werd.
9.3 Schade in Congo Net zoals de oorlogsschade aan de openbare goederen, is deze materie zo goed als uitgedoofd. De jurist, waarover er hierboven wordt gesproken, is tevens belast met de bijzondere taak van “bemiddelaar” wat betreft de schade in Congo en is in eerste instantie belast met het beheer van de procedures; vandaag bestaat zijn taak er evenwel in de vele informatie-aanvragen te behandelen. Er werd geen enkele schadevergoeding uitbetaald in 2007.
141
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
10
Communicatie en informatie 10.1Communicatie Het belang van communicatie wordt door de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid niet onderschat, de dienst interne en externe communicatie valt er rechtstreeks onder gezag van de Directeur-generaal. De voornaamste doelstellingen van de ADCV op het vlak van communicatie zijn:
De burgers informeren en sensibiliseren Haar activiteiten kenbaar maken bij haar klanten en het publiek Het werk van de teams op het terrein van dichterbij benaderen De doorstroming van informatie tussen het operationele gedeelte en het administratieve gedeelte bevorderen.
10.1.1Externe Communicatie De ADVC heeft verschillende doelstellingen op het vlak van externe communicatie. Enerzijds informeert ze de bevolking over de verschillende maatregelen die genomen moeten worden om ongevallen zoals brand te voorkomen, anderzijds reikt ze tools aan die de burger in staat stellen de schadelijke gevolgen van ongevallen, catastrofen of rampen te beperken. Verder heeft de communicatiedienst de taak om de civiele bescherming en de openbare brandweerdiensten te valoriseren, en de talrijke verwezenlijkingen van de ADCV bij het grote publiek bekend te maken. Realisaties externe communicatie in 2007
De organisatie van een Nieuwjaarsdiner waarop niet enkel het personeel van de Algemene Directie was uitgenodigd, maar ondermeer ook de Minister en leden van zijn kabinet en de voornaamste vertegenwoordigers van de openbare brandweerdiensten.
Deelname aan de bouwbeurs Batibouw in samenwerking mat de Algemene Directie Veiligheids- en Preventiebeleid. Het doel was om vakmensen, maar vooral ook het grote publiek te sensibiliseren voor de bestaande risico’s op brand en voor de te nemen maatregelen om deze risico’s te vermijden. De nadruk lag op detectie- en blusmiddelen. De stand kon op veel interesse rekenen van het publiek.
Deelname aan het défilé en aan de feestelijkheden van 21 juli. Zoals elk jaar is de Algemene Directie op de afspraak om de Belgische bevolking te ontmoeten in een ontspannen sfeer; het is de gelegenheid om de knowhow van de operationele personeelsleden van de Civiele Bescherming en van de brandweer te laten ontdekken. In het defilé reden dit jaar 11 brandweerwagens, waarbij elke provincie gerepresenteerd werd en 4 voertuigen van de civiele bescherming. Er werden tevens allerlei acties georganiseerd. Naast een expositie van materiaal werden er ook interactieve demonstraties gehouden waarbij kinderen konden participeren.
naar inhoud
142
Terugkerende opdrachten
Campagne “Er schuilt een addertje onder het gas’. Elk jaar organiseert de Algemene Directie een campagne omtrent veiligheid, onder het motto ‘de 14-daagse van de Veiligheid’. Dit gebeurt steeds in nauwe samenwerking met de brandweer.
Voor het vierde jaar op een rij werkt men rond het overkoepelende thema van ‘veiligheid in huis’ en dit jaar werd er toegespitst op het thema gas.
Deelname van de operationele eenheden Crisnée en Liedekerke. Dit evenement kende een groot succes bij de bevolking.
Seveso-campagne ‘Je huis is je beste bescherming’. De reglementering voorziet de verplichting om de bevolking te informeren over de risico’s van de Sevesoondernemingen en over de te nemen veiligheidsmaatregelen in geval van zware ongevallen. In geval van seveso-alarm zijn er vijf vuistregels die men moet volgen. De campagne legde de nadruk op de eerste van die vijf regels, namelijk ‘Ga of blijf binnen’. De andere regels ‘Sluit ramen en deuren, ‘Luister radio of kijk TV, ‘Telefoneren kan wachten’ en ‘Laat de kinderen op school’, volgen uit het feit dat je de eerste regel al hebt gevolgd. Deze drieweekse sensibiliseringscampagne liep van 22 november tot 14 december 2007 in verschillende media.
10.1.2 Interne communicatie Op het vlak van interne communicatie wordt er beoogd een betere samenwerking te garanderen tussen de diensten van de Algemene Directie om zo een efficiëntere dienstverlening aan de terreindiensten te verzekeren. Realisaties interne communicatie in 2007
Opstelling van artikels voor het interne informatieblad van de FOD Binnenlandse Zaken “INTERIORS” over onder meer de deelname aan de internationale oefening Eulux.
De deelname aan verschillende activiteiten georganiseerd door de FOD P&O.
10.2 Documentatie en archieven Het geheugen van de organisatie bewaren en de verspreiding verzekeren van de informatie die er betrekking op heeft
143
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
10.2.1 Actualisering van de « Verzameling van wetten, besluiten en omzendbrieven betreffende de organisatie van de brandweerdiensten » Het succes bij de uitgave van de actualisering 2006 van de « Verzameling van wetten, besluiten en omzendbrieven betreffende de organisatie van de brandweerdiensten » heeft de Algemene Directie er nog meer toe aangezet om deze operatie jaarlijks te herhalen. Deze verzameling bevat alle voor de brandweerdiensten van belang zijnde teksten die in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt werden tot 15 mei 2007. Deze versie 2007 bevat 304 reglementaire teksten.
10.2.2 Ontwikkeling van het documentatiecentrum Er werden nieuwe stappen ondernomen met het oog op de modernisering en de ontwikkeling van het Documentatiecentrum. De verwezenlijkingen in 2007 zijn de volgende: a) Er is voortaan een permanentie in de bibliotheek (9u00 – 11u45 en 13u00 – 16u00) voorzien door een personeelslid dat daar een vaste plaats heeft. b) De nodige veranderingen voor de elektronische verdeling van de bibliografie van de artikels betreffende de civiele veiligheid werden uitgevoerd. Deze verdelingswijze zal van toepassing zijn vanaf 2008. c) Er werd een overzicht van alle dienstnota’s van de Algemene Directie sinds 1994 opgesteld. Het zal begin 2008 ter beschikking gesteld worden van onze klanten in de elektronische map “Public”.
10.3 Beheer van de archieven De opdracht van de Dienst Archieven bestaat erin een klassementssysteem te organiseren dat moet toelaten om zo snel mogelijk de dossiers te plaatsen, maar eveneens om ervoor te zorgen dat de archiefwet van 1955 toegepast wordt, m.a.w. het akkoord verkrijgen van de Algemene Rijksarchivaris voor elke vernietiging van documenten van onze administratie.
naar inhoud
144
Terugkerende opdrachten
10.3.1 Organisatie van de archieven in de Leuvenseweg 10.3.1.1 De samenwerking tussen het Algemeen Rijksarchief (A.R.A.) en onze organisatie werd in 2007 concreet door de uitwerking van een selectielijst van de archieven van onze Algemene Directie. De selectielijst van de archieven is een document dat aangeeft welke documenten permanent bewaard zullen worden door het A.R.A. en welke documenten vernietigd mogen worden, volgens bepaalde voorwaarden, wanneer ze elk administratief nut verloren hebben. Naast het feit dat deze sorteerlijst ons zal toelaten om in overeenstemming te zijn met de Archiefwet2 en om snel plaats te winnen, moet het in de toekomst een instrument zijn voor het goede documentaire beheer binnen onze administratie en een beter kennisbeheer toelaten (knowledge management). In de loop van 2007 heeft de Dienst Archieven bijgedragen tot dit werk door een aantal correcties voor te stellen zowel op het vlak van de inleiding van de sorteerlijst als van de sorteerlijst zelf (aanpassing van de reeksen archieven, bepaling van de bewaartermijnen samen met de directeurs). De volgende stap is de toepassing van de selectielijst in alle directies van de Civiele Veiligheid. 10.3.1.2 Er werd overgegaan tot het klasseren van de juridische archieven. In eerste instantie heeft de Dienst Archieven de juridische dossiers verzameld, geïnventariseerd en een archiveringscode toegekend volgens de in de selectielijst van de archieven bepaalde reeksen. Zoals hierboven uitgelegd werd, laat deze operatie ons toe om vanaf nu de bewaartermijn te kennen van al deze dossiers, alsook hun eindbestemming. De Juridische Directie werd nauw betrokken bij dit project en heeft voor elke dossier een specifiek thema toegevoegd volgens welk de dossiers fysiek geklasseerd zullen worden. Er werd een databank in Access uitgewerkt die zal een gerichte opzoeking van de dossiers zal toelaten. Ze zal in 2008 ingevoerd worden na een testfase. 10.3.1.3 Er werd gestart met een project inzake een virtueel platform voor de archieven van de volledige (administratieve en technische) inspectie en van het toezicht op de brandweerdiensten. Het betreft het verzamelen in een databank van alle definitieve informaticadocumenten van de verschillende diensten die betrekking hebben op hetzelfde onderwerp: de opvolging van de brandweerdiensten.
10.3.2 Verhuizing van de archieven in de Pasteurstraat in Anderlecht naar het Rijksarchief Op dit adres bevindt zich een opslagplaats voor de archieven van de Directie Rampenschade die in 2006 bestond uit meer dan 22 strekkende kilometer archieven, die voornamelijk betrekking hebben op de oorlogsschade aan goederen van de oorlog 1940-1945 en de schade geleden in Congo ten gevolge van de gebeurtenissen van 1960. Aangezien de Algemene Directie in 2005 had vernomen dat ze een deel van deze archieven moest overdragen aan het Rijksarchief en dat ze het andere deel mocht vernietigen, heeft de Algemene Directie zich sinds juni 2006 aan deze belangrijke opdracht gewijd. Deze opslagplaats voor archieven werd verder leeggemaakt in 2007. Sinds december 2006 draagt het team ter plaatse de reeks « Oorlogsschade – Tweede Wereldoorlog – Schade aan goederen. Reeks Centrale Administratie », goed voor 8603 strekkende meter, over naar het
145
Terugkerende opdrachten
naar inhoud
Rijksarchief. Eind december 2007 werden de provincies Luik, Luxemburg en Namen, of 2014 strekkende meter archieven, toevertrouwd aan het Algemeen Rijksarchief. Parallel met de verpakking van de archiefreeks « Centrale Administratie », werd beslist om te beginnen met het selecteren van de reeks « Provinciale Administratie ». Ook al bevat deze laatste dezelfde documenten als de centrale reeks, ze heeft de opmerkelijke specificiteit te beschikken over foto’s en plannen van de beschadigde goederen. Deze iconografische documenten en alle andere opmerkelijke documenten worden apart bewaard. Waarom wordt dan niet enkel deze reeks « Provinciale Administratie » bewaard? De reden is de algemene staat van deze reeks, slachtoffer van schimmelaanvallen en blootgesteld aan de nefaste invloed van licht3, die de inspecteurs van het A.R.A. heeft doen beslissen om de bewaring van de reeks « Centrale Administratie » voorrang te geven. De documenten van de provincie Henegouwen werden geselecteerd op het eind van 2007. Tot slot merken we op dat er een filmscène Modus Operandi du génocide opgenomen werd in deze opslagplaatsen voor archieven. Deze film beschrijft het deportatieproces van de Joden in België tussen 1942 en 1944. De archieven van de Pasteurstraat interesseerden de regisseurs van de film aangezien ze talrijke dossiers bevatten van joodse personen (overlevenden of nakomelingen) die de schadeloosstelling van de oorlogsschade aangevraagd hebben na 1945.
1 NBRC: Nucleair, Biologisch, Radiologisch en Chemisch
TERUG
2 Art. 5 van de archiefwet van juni 1955 (B.S. 12-08-1955) bepaalt immers dat de overheden van de Staat geen enkel document mogen vernietigen zonder de toestemming van de Algemene Rijksarchivaris. De vernietiging van de archiefdocumenten, zonder zijn toestemming, kan gesanctioneerd worden met de straffen bepaald in artikelen 241 tot 244 van het Strafwetboek. 3 Dit leidt tot de verbrokkeling van het papier.
naar inhoud
TERUG
146
Terugkerende opdrachten
TERUG
III
Grote projecten
De hervorming van de Civiele Veiligheid 148 Het project Astrid 155 Het digitaal radionetwerk 160 Het paging-netwerk 163 Toekomstperspectieven 164
naar inhoud
147
Grote projecten
naar inhoud
1
De hervorming van de Civiele Veiligheid
1.1 Context De wetgeving betreffende de organisatie van de hulpdiensten moest aangepast worden aan de nieuwe uitdagingen en risico’s in een moderne maatschappij. Daarom werd een ontwerp uitgewerkt van de hervorming van de Civiele Veiligheid. De ramp van Gellingen heeft de wil van alle actoren, brandweerlieden, gouverneurs, federale Staat en de verenigingen van steden en gemeenten enkel versterkt om te komen tot een globale herziening van het systeem. De wet van 15 mei 2007 betreffende de Civiele Veiligheid is een belangrijke stap in de werkzaamheden van de hervorming van de operationele diensten die bijdragen tot de civiele veiligheid. Deze wet is het resultaat van verschillende jaren werk en van besprekingen die de betrokken actoren toegelaten hebben om hun stem te laten horen. De gestemde tekst is bedoeld om de federale verankering in de materie te consolideren en om een significante verbetering van de hulpverlening aan de burgers mogelijk te maken. De hoeksteen van het ontwerp bestaat in de creatie, op supralokaal niveau, van nieuwe juridische entiteiten, de hulpverleningszones. Deze laatste zullen de opdrachten vervullen inzake civiele veiligheid vanuit hulp- en brandweerposten. Om iedereen de snelste adequate hulp te garanderen, zullen de grenzen van de gemeenten, provincies of gewesten geen obstakel meer vormen voor de interventies van de hulpdiensten.
1.2 Werkstructuren De wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid is het algemeen kader waarbinnen alle uitvoeringsmaatregelen geplaatst moeten worden. Er is immers een groot aantal uitvoeringsbesluiten nodig om de globale herziening van de materie zoals gewenst te concretiseren.
naar inhoud
148
Grote projecten
Er werden thematische werkgroepen opgericht binnen de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid om deze teksten voor te bereiden. Gezien de omvang van de nog te vervullen taken, werd eind november 2007 op vraag van de Minister een werkstructuur ad hoc opgericht, die deze werkgroepen overkoepelt. Er werd een Stuurcomité samengesteld om de nodige impulsen te geven en om de coördinatie en de monitoring te verzekeren van de werkzaamheden binnen de thematische werkgroepen. Deze structuur, voorgezeten door M. De Knop, Voorzitster van het Directiecomité van de FOD Binnenlandse Zaken, brengt verschillende leden van het topmanagement van het departement, een vertegenwoordiger van de minister van Binnenlandse zaken, alsook de vertegenwoordigers van de verenigingen van steden en gemeenten, van de brandweerfederaties en van de provinciegouverneurs samen rond de tafel.
1.3 Werkplanning De uitvoering van de wet vereist de goedkeuring van een twintigtal uitvoeringsbesluiten, waarvan er 7 beschouwd kunnen worden als prioritair, aangezien ze noodzakelijk zijn voor de samenstelling van de zones en bijgevolg voor de volledige inwerkingtreding van de wet. De lange periode van lopende zaken heeft de goedkeuring van deze besluiten uiteraard onmogelijk gemaakt. De werkzaamheden werden echter voortgezet binnen de administratie. Zo werd een ministeriële omzendbrief opgesteld om de doelstellingen van het concept van de snelste adequate hulp en de gevolgen van de toepassing van dit fundamenteel principe te expliciteren. Deze eerste omzendbrief zal regelmatig aangevuld en herbekeken worden om de inhoud ervan aan te passen aan de praktische problemen die opduiken bij de toepassing van het principe.
1.4 Inhoud van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid Titel I van de wet bestaat louter uit een wetgevingsbepaling. Titel II houdende algemene bepalingen herneemt en herwerkt bepaalde concepten van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming. Deze titel formaliseert eveneens de belangrijke hoofdlijnen van de hervorming. De operationele diensten van de civiele veiligheid zijn samengesteld uit de brandweer- en hulpposten van de hulpverleningszones en uit de operationele eenheden van de Civiele Bescherming. Deze diensten zijn belast met de uitvoering van volgende opdracht: het bijstaan en beschermen van personen, hun goederen en hun omgeving. De algemene bevoegdheid van de Minister van Binnenlandse Zaken op het vlak van civiele veiligheid wordt opnieuw bevestigd, terwijl de specifieke bevoegdheid van de Minister van Volksgezondheid inzake dringende medische hulp wordt benadrukt. De diensten van de civiele veiligheid worden georganiseerd op 2 «juridisch-administratieve» niveaus (de federale Staat en de zone) en op 3 operationele niveaus (de Federale Staat, de zone, de post). In haar hoedanigheid van administratieve entiteit, heeft de zone rechtspersoonlijkheid om haar taken op het vlak van organisatie uit te voeren. Hiervoor creëert ze posten om haar toe te laten haar operationele taken uit te voeren. De post bestaat alleen op het operationele niveau. Hij wordt gecreëerd door de zone en heeft
149
Grote projecten
naar inhoud
dus zelf geen rechtspersoonlijkheid. De posten verzekeren de uitvoering van de operationele opdrachten. Alle grenzen op het operationele niveau werden opgeheven en de territoriale verdeling in gemeenten, zones of provincies vormt niet langer een obstakel voor de interventie van de brandweerdienst die de adequate hulp het snelst kan verstrekken. De posten bestaan immers uit een hulpverleningsnetwerk binnen welke de opdrachten uitgevoerd kunnen worden per afzonderlijke post of als netwerk, dit wil zeggen in samenwerking met de andere posten van het netwerk. Dit principe is een van de belangrijkste nieuwigheden van de hervorming. De wet bepaalt de opdrachten van de operationele diensten van de civiele veiligheid (brandweer- en hulpposten van de zones en operationele eenheden van de Civiele Bescherming) en machtigt de Koning om, na advies van de gouverneurs, de verdeling te bepalen van de taken onder de Civiele Bescherming en de brandweer- en hulpposten. De Koning kan eveneens de opdrachten bepalen waarvoor de Civiele Bescherming opgeroepen moet worden of ambtshalve moet tussenkomen, alsook de modaliteiten voor de coördinatie van de operaties die de twee operationele diensten betreffen. Ten slotte voorziet Titel II de uitwerking van de nood- en interventieplannen door de verschillende verantwoordelijke overheden, op federaal, provinciaal en gemeentelijk niveau. Titel III is volledig gewijd aan de hulpverleningszone.
Wat betreft de afbakening van de hulpverleningszone:
De bepaling van de grootte van de zone was een van de voornaamste moeilijkheden bij de verrichte werkzaamheden, aangezien twee principes verenigd moesten worden: de noodzaak om over te gaan tot een schaalvergroting en de wil om de structuren op een menselijke grootte te houden.
Om de kwaliteit van de hulpverlening effectief te verbeteren, moest bij de bepaling van de toekomstige grenzen van de hulpverleningszones en de relatieve grootte ervan niet alleen rekening gehouden worden met de ervaringen en vaststellingen uit het verleden, maar ook met de resultaten van de in het kader van de hervormingswerkzaamheden gevraagde risicoanalyse. De weerhouden principes zijn de volgende:
Elk van de provincies van het Rijk zal ingedeeld worden in hulpverleningszones, waarbij geen enkele zone de provinciale grenzen zal overschrijden. Elke gemeente zal tot één enkele hulpverleningszone behoren. Het grondgebied van de hulpverleningszone zal meerdere gemeenten omvatten. Het territoriaal ambtsgebied van de hulpverleningszones wordt bepaald door de Koning na advies van het Nationaal Raadgevend Comité van de Zones.
De bepaling van het territoriaal ambtgebied van elke zone is toevertrouwd aan nieuwe structuren. Er zal een Nationaal raadgevend comité opgericht worden en dit comité zal een geografische verdeling van de zones over het volledige grondgebied voorstellen. Het comité zal zijn advies baseren op de adviezen van de verschillende Provinciale raadgevende comités van de zones.
Deze laatste zullen de autoriteiten van de gemeenten van hun provincie verenigen. Wat betreft de organen van de hulpverleningszone:
Elke zone beschikt over een zoneraad, de algemene vergadering, en een zonecollege, het
naar inhoud
150
Grote projecten
beheers- en bestuursorgaan.
Elke hulpverleningszone wordt geleid door een zonecommandant, verantwoordelijk voor de leiding, de organisatie, het beheer, alsook voor de verdeling van de taken binnen de zone.
Deze laatste voert zijn bevoegdheden uit onder het gezag van het college. Rekening houdend met het relatieve belang van de toekomstige hulpverleningszone op het vlak van de te beheren menselijke, materiële en financiële middelen, moet de zonecommandant beschikken over grote expertise als beheerder, maar ook over ervaring op het terrein.
Het functieprofiel van de commandant wordt bepaald door de Koning. De selectieprocedure binnen de zone zal leiden tot de aanstelling door de raad van de beste kandidaat voor een hernieuwbaar mandaat van 6 jaar dat onderhevig is aan een tweejaarlijkse evaluatie.
Tot slot werd een technische commissie opgericht binnen elke zone. Dit raadgevend orgaan is samengesteld uit de commandant en de operationele personeelsleden van de zone. Ze heeft als taak het bijstaan van de zonecommandant bij zijn opdrachten en het verstrekken van advies, op aanvraag, omtrent elke kwestie van operationele aard. Wat betreft de middelen waarover de zone zal beschikken:
Elke zone stelt een meerjarenbeleidsplan op, met name op basis van een risicoanalyse. Dit programma wordt opgesteld voor de duur van de legislatuur en is vatbaar voor veranderingen.
Het meerjarenbeleidsplan bevat een gemeentelijk en een zonaal luik met de doelstellingen inzake civiele veiligheid en de personele, materiële en financiële middelen om deze doelstellingen te bereiken.
Het meerjarenbeleidsplan wordt uitgevoerd door de jaarlijkse actieplannen. De gemeentelijke en zonale luiken van het meerjarenbeleidsplan worden ter goedkeuring voorgelegd aan de gemeenteraden van de zone. Wat betreft het financieel beheer van de zone:
De financiering van de hulpverleningszone wordt verzekerd door vier belangrijke bronnen: de dotaties van de gemeenten van de zone, de federale dotaties, de vergoedingen van de opdrachten waarvan de Koning de terugvordering machtigt en de diverse bronnen.
De dotatie van elke gemeente wordt bepaald op basis van het akkoord dat bereikt is tussen de verschillende betrokken gemeenteraden.
Bij gebrek aan dergelijk akkoord wordt de dotatie door de raad vastgesteld overeenkomstig de nadere bepalingen voor berekening en betaling van de gemeentelijke dotaties bepaald door de Koning bij een in ministerraad overlegd besluit.
De berekeningsmodaliteiten voor de dotaties zijn vastgesteld, rekening houdend met de volgende criteria voor elke gemeente: de bevolking, de oppervlakte, het kadastraal inkomen, het belastbaar inkomen en de risico’s die aanwezig zijn op het grondgebied van de gemeente.
De Koning bepaalt bovendien, op basis van gelijkaardige criteria, de nadere bepalingen voor de vaststelling en de betaling van de federale dotatie.
Overigens wordt het budgettair, financieel en boekhoudkundig beheer gedaan door een bijzondere rekenplichtige die aangesteld is door het college. Wat betreft het personeel:
De hulpverleningszone beheert, als autonome rechtspersoon, de aanwerving, de benoeming en de loopbaan van haar administratief en operationeel personeel.
Wanneer de Koning het algemeen minimaal kader van elke hulpverleningszone bepaalt, dan blijft de zone vrij om, binnen de vastgelegde grenzen, het kader van het personeel aan te
151
Grote projecten
naar inhoud
passen in functie van haar beleidsplan en de risicoanalyse.
De wet bekrachtigd eveneens de co-existentie van vrijwillige en beroepspersoneelsleden binnen het operationeel kader.
Overigens vertrouwt de wet de zorg toe aan de Koning om het administratief en geldelijk statuut van het administratief en operationeel personeel van de zones te bepalen. Wat betreft het materieel en de uitrusting:
De organisatie in zones laat een optimalisering van de beschikbare middelen toe; de huidige autonomie van de verschillende diensten heeft immers een onnodige toename van bepaalde types materieel tot gevolg en verhindert het beheer en de mobiliteit ervan tussen de verschillende hulpposten.
De zone verwerft het materieel en de uitrusting die nodig zijn voor de uitvoering van haar opdrachten en staat in voor het beheer en onderhoud ervan. De Koning bepaalt echter de minimale normen voor de uitrusting en het materieel per type interventie.
De zone past deze normen toe in functie van de risicoanalyse. Wat betreft het toezicht op de zone:
Er zullen specifieke toezichthoudende mechanismen opgericht worden teneinde de grote autonomie van de hulpverleningszone af te bakenen.
Er zijn talrijke gelijkenissen tussen de toezichthoudende mechanismen die uitgewerkt worden door de wet van 15 mei 2007 en de specifieke toezichtsvormen op de politiezones.
Deze optie kan verklaard worden door de wil van de auteurs van de tekst om een snelle integratie mogelijk te maken van de toezichtsmaatregelen die overwogen worden door de verschillende betrokken autoriteiten. De termijnen en vormen zijn echter aangepast om toe te laten dat meer rekening wordt gehouden met de specificiteiten van de toekomstige hulpverleningszones. Wat betreft de bevoegdheden van de burgemeesters en de gouverneurs:
De invoering van de nieuwe structuren doet geen afbreuk aan de bevoegdheden van de burgemeesters en de gouverneurs op het vlak van veiligheid.
De burgemeester blijft de eerste verantwoordelijke op het vlak van veiligheid, hygiëne en openbare orde op het grondgebied van zijn gemeente. De hulpverleningszone is voor hem een middel dat hem toelaat om zijn bevoegdheden en opdrachten ter zake te vervullen.
Volgens dezelfde redenering zal de burgemeester, wanneer de omstandigheden dit vereisen, beroep doen op de Civiele Bescherming.
Dit is mutatis mutandis van toepassing voor de Provinciegouverneur wiens rol als federale regeringscommissaris op het vlak van civiele veiligheid door deze wet opnieuw bevestigd wordt. Titel IV betreft meer specifiek de Civiele Bescherming en bevestigt opnieuw het principe van de federale verankering van de operationele eenheden van de Civiele Bescherming. De co-existentie van beroeps- en de vrijwillige personeelsleden wordt bevestigd door de wet. Het statuut van de vrijwillige leden van de Civiele Bescherming wordt bepaald bij koninklijk besluit. Voor wat betreft de beroepsleden, is het statuut van het rijkspersoneel op hen van toepassing, behalve voor de door de Koning bepaalde uitzonderingen. Titel V herneemt het bijzondere aansprakelijkheidsstelsel van het personeel van de civiele veiligheid. De vrijwilligers en de beroepsleden van de zone en van de Civiele Bescherming zijn alleen persoonlijk aansprakelijk voor de schade die ze veroorzaken tijdens de uitoefening van hun functies in geval van bedrog (namelijk de intentionele fout), zware schuld of lichte schuld die
naar inhoud
152
Grote projecten
bij hem eerder gewoonlijk voorkomt. De werkgever van deze personeelsleden is aansprakelijk voor de schade die zijn personeelsleden aan derden berokkenen, overeenkomstig artikel 1384 van het Burgerlijk Wetboek. Titel VI bekrachtigt de coördinatierol van de diensten voor de Civiele Veiligheid van de provinciegouverneur. De operationele diensten van de civiele veiligheid zullen onderworpen worden aan een inspectie van de diensten bedoeld door Titel VII van de wet. Deze zal niet alleen beschikken over een adviserende bevoegdheid (betreffende bijvoorbeeld de verbetering van de organisatie of de werking van een dienst), maar ook over een controlerende bevoegdheid. Titel VIII van de wet herneemt in extenso de tekst van artikel 20 van de wet van 31 december 1963, ingevoegd bij de wet van 22 januari 2007, betreffende het Federaal Kenniscentrum voor de Civiele Veiligheid, een staatsdienst met afzonderlijk beheer die opgericht is binnen de FOD Binnenlandse Zaken. Het Federaal Kenniscentrum voor de Civiele Veiligheid zal verschillende opdrachten vervullen die voornamelijk bestaan uit het uitvoeren van studies (bijvoorbeeld, een evaluatie van een incident/ramp), het geven van advies over operationele kwesties, het ontwikkelen van een documentatiecentrum met betrekking tot de civiele veiligheid, het creëren van een netwerk van deskundigen, het formuleren van voorstellen op het vlak van civiele veiligheid, enzovoort. Titel IX zet de specifieke maatregelen uiteen betreffende de preventie van brand en ontploffing. De aan de burgemeester toegekende verantwoordelijkheden inzake brandpreventie blijven onveranderd. Deze laatste zal, zoals vroeger, beroep doen op de brandweer, maar via de hulpverleningszone. De brandpreventie evolueert. De preventiedeskundigen worden geconfronteerd met een toename en een groeiende complexiteit van de dossiers, wat onderzoek, studies, risicoanalyses, meningsverschillen en zelfs juridische analyses inhoudt. Er dient opgemerkt te worden dat de huidige organisatie van de brandweerdiensten slechts met moeite toelaat om deze evolutie het hoofd te bieden. De tekst streeft bijgevolg naar een schaalvergroting, maar eveneens naar een differentiatie van de taken op het vlak van preventie. De modaliteiten omtrent de recuperatie van de kosten die samenhangen met de opdrachten die uitgevoerd worden door zowel de Civiele Bescherming als de zonale brandweer- en hulpposten worden beschreven onder Titel X van de wet. Titel XI herneemt de bepalingen van de wet van 31 december 1963 betreffende de opvordering van personen en van goederen, naargelang de maatregelen tot evacuatie van bepaalde plaatsen of tot isolering. De bijzondere maatregelen die van toepassing zijn in oorlogstijd werden opgenomen onder Titel XII. De strafbepalingen die de weigering of het verzuim bestraffen om zich te gedragen naar de maatregelen die met toepassing van de titels XI en XII zijn bevolen, staan onder Titel XIII. Titel XIV en volgende vermelden de overgangs-, wijzigings-, opheffings- en slotbepalingen.
1.5 Federaal Kenniscentrum voor de Civiele Veiligheid De oprichting van een federaal kenniscentrum voor de civiele veiligheid komt tegemoet aan een uitdrukkelijk verzoek van de niet-politionele hulpdiensten. Deze bezorgdheid werd benadrukt door het verslag van de Begeleidingscommissie voor de hervorming van de civiele
153
Grote projecten
naar inhoud
veiligheid. De weerhouden optie was de creatie van een specifieke structuur binnen de FOD Binnenlandse Zaken, maar die alle noodzakelijke autonomie genoot door middel van de toekenning van het statuut van Staatsdienst met afzonderlijk beheer. De creatie van het kenniscentrum heeft als doel de verzameling en verwerking van informatie op het vlak van civiele veiligheid mogelijk te maken met het oog op de verbetering van de kwaliteit van de hulpverlening. De medewerking van de uit hun dienst gedetacheerde operationele leden zal toelaten te beschikken over een zekere terreinervaring. De juridische basis van het centrum is de wet van 22 januari 2007 tot oprichtingen van het Federaal Kenniscentrum voor de civiele veiligheid en het koninklijk besluit van 28 maart 2007 betreffende een federaal kenniscentrum voor de Civiele Veiligheid. De opdrachten van het centrum zijn vastgelegd in artikel 3 van het besluit: 1°
het opmaken van technische richtlijnen en operationele procedures voor de hulpverleningszones;
2° de opleiding van het personeel van de operationele diensten van de Civiele Veiligheid; 3° het verzamelen en het analyseren van de statistische gegevens van de hulpverleningszones; 4° het onderzoeken en evalueren van incidenten met als doelstelling de leermomenten hieruit op te nemen; 5° het ontwikkelen van een documentatiecentrum inzake civiele veiligheid; 6° de ontwikkeling en uitbouw van expertise en knowhow binnen de verschillende operationele diensten van de Civiele Veiligheid; 7° het maken of het laten maken van studies, op basis van de informatie die werd ingezameld of ter beschikking werd gesteld, ter ondersteuning van het beleid van de Civiele Veiligheid en met het oog op kwaliteitsverbetering van de operationele diensten van de Civiele Veiligheid; 8° het formuleren van beleidsadviezen voor de Minister van Binnenlandse Zaken, op zijn verzoek of op eigen initiatief; 9° het verspreiden van kennis onder en het ter beschikking stellen van informatie aan de Minister, de provinciegouverneurs en de gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, de burgemeesters en de administratieve en de operationele diensten van de Civiele Veiligheid; 10° het opbouwen van een kennisnet met binnen- en buitenlandse experten en deskundigen van ondermeer administraties, de operationele diensten, de universiteiten en andere betrokken verenigingen en organisaties; 11° haar medewerking verlenen aan onderzoek en studies, betreffende de civiele veiligheid, uitgevoerd door andere openbare instellingen; 12° in geval van een noodsituatie als bedoeld in het koninklijk besluit van 16 maart 2006 betreffende de nood- en interventieplanning, het ondersteunen van de interveniërende hulpdiensten door het ter beschikking stellen van informatie en gespecialiseerde kennis; De organisatie van de dringende medische hulp is verwijderd uit de onderzoeksdomeinen van het kenniscentrum. In haar hoedanigheid van dienst met afzonderlijk beheer, kan het kenniscentrum beschikken
naar inhoud
154
Grote projecten
over eigen organen: 1. een beheerscomité dat bestaat uit de voorzitter van het directiecomité van de FOD Binnenlandse Zaken, de directeur-generaal van de Civiele Veiligheid, de directeur-generaal van de Algemene Directie Crisiscentrum, de voorzitter van de Brandweervereniging Vlaanderen; de voorzitter van de «Fédération royale des Corps de Sapeurs-pompiers de Belgique, aile francophone et germanophone », de directeur-generaal van het kenniscentrum, alsook een wetenschappelijke expert die aangeduid is door de minister van Binnenlandse Zaken; 2. een administratieve cel; 3. een technische en wetenschappelijke groep die samengesteld is uit deskundigen en gedetacheerde operationele leden.
2
Het project Astrid 2.1 Context De naam Astrid is het letterwoord staat voor « All-round Semi-Cellular Trunking Radiocommunication network with Integrated Dispatchings », m.a.w. een allround semicellulair radiocommunicatienetwerk met geïntegreerde dispatching. In 1998 werd de NV ASTRID opgericht die dagelijks bijdraagt tot de verbetering het communicatiesysteem dat gebaseerd is op de TETRA-technologie. De TETRA-standaard (TErrestrial Trunked RAdio) is een Europese standaard die de functionaliteiten bepaalt van een ‘trunking’ netwerk of ‘dynamische frequentietoewijzing’: de radiofrequenties worden automatisch toegekend in functie van de behoeften van het moment. Een netwerk van het type TETRA biedt een gedeeld radiokanaal dat permanent open is. Dit laat een onmiddellijke communicatie toe tussen een gebruiker op het terrein en een dispatcher, of een groep gebruikers. Het systeem biedt tevens de mogelijkheid om een vooraf bepaalde groep personen uit verschillende interventiediensten te vormen die met elkaar moeten communiceren, zonder de beperking van het gebruik van één enkele frequentie, zoals vandaag het geval is voor de analoge systemen. Met het radiocommunicatiesysteem ASTRID kan kostbare tijd gewonnen worden. Het ASTRIDsysteem werd gecreëerd voor de hulpdiensten en verzekert hen de betrouwbaarheid van de communicaties, zelfs bij grote catastrofen, in tegenstelling tot de klassieke communicatiesystemen die snel overbelast zijn. Het heeft ASTRID-project ook als doel de door de 100-centra gebruikte technologie te moderniseren, de procedures te uniformeren en, hierdoor de verleende diensten en de efficiëntie van de hulpverlening permanent te verbeteren. Bij de overgang van de 100-centra naar de A.S.T.R.I.D.-technologie, is het doel om de diverse disciplines (politie – brandweer – medische discipline) zo adequaat mogelijk fysiek op één plaats te verzamelen. Bovendien is deze overgangsprocedure de ideale voorbereiding voor de volgende fase die bestaat uit de samensmelting van de nummers 101 en 100 tot een uniek nummer, namelijk 112.
155
Grote projecten
naar inhoud
Het ASTRID-systeem omvat een radionetwerk, een pagingnetwerk en systemen van informaticabijstand (C.A.D.).
2.2 De grote stappen van het ASTRID-project voor de nietpolitionele hulpdiensten 2.2.1 De CAD-technologie ASTRID (Computer Aided Dispatching) Eén van de diensten van ASTRID is dispatching. ASTRID voorzag in de oprichting van 11 provinciale meldkamers, ook CIC’s (Communicatie –en informatiecentrum) genaamd. Elke meldkamer omvat een aantal werkstations die aangesloten zijn op het radiocommunicatiesysteem, op een lokaal computernetwerk met databanken en op de telefooncentrale voor het aannemen van de noodoproepen. Zo’n werkstation bestaat uit één computer met 3 schermen die onderling verbonden zijn. Een scherm dient om de nodige gegevens van de oproeper in te vullen, het tweede brengt de juiste locatie cartografisch in beeld en het derde laat de operator toe om de juiste diensten uit te sturen
De 3 schermen waarmee de operator zijn taak van dienstverleer optimaal kan vervullen.
naar inhoud
156
Grote projecten
2.2.1.1
Integratie hulpverlening
Het CIC staat symbool voor integratie van de hulpverlening. De verschillende diensten (medisch, brandweer en politie) zullen op termijn werkzaam zijn in hetzelfde gebouw met dezelfde technologie. Wanneer de integratie volledig afgerond is, zal de oproeper, door het nummer 112 te vormen, automatisch terecht komen bij een call taker. Deze laatste wordt « neutraal » genoemd omdat hij noch tot de politie, noch tot de brandweer behoort. De call taker stuurt vervolgens de oproep door naar de bevoegde dispatcher (politie, brandweer of medische cel), die dan de nodige diensten uitstuurt.
2.2.2 2002 – Het begin Het begin van het project dateert van oktober 2002; Om het beheer van incidenten en crisissen te optimaliseren, heeft de Ministerraad op 16 oktober 2002 immers het volgende beslist: a) een proefproject op te starten teneinde de ASTRID-technologie ter beschikking te stellen van alle politionele en niet-politionele hulpdiensten; b) een stuurcomité en werkgroepen op te richten belast met de begeleiding en de coördinatie van het hele project. Verschillende doelstellingen ondersteunen dit initiatief:
de tenlasteneming van de noodoproepen rationaliseren; een neutrale en multidisciplinaire behandeling van de noodoproepen verzekeren; een bepaald aantal personeelsleden die onder andere tot het politiepersoneel behoren, de mogelijkheid bieden hun administratieve functie in te ruilen voor een job op het terrein;
alles in het werk stellen opdat de verwezenlijking van dit idee een minimale financiële impact heeft op de burger.
2.2.3 2004 – De aanwerving van neutrale call takers Tijdens de Ministerraad van 28 januari 2004 werd de beslissing genomen om geleidelijk aan over te gaan tot de organisatie van het gecentraliseerde beheer van de noodoproepen. Er werd eveneens beslist om het project op te starten voor de aanwerving van 131 neutrale call takers die afhangen van en betaald worden door de FOD Binnenlandse Zaken. Dit personeel wordt tewerkgesteld bij de CIC’s van de federale politie (101-centra); Het aangeworven personeel zal op termijn echter worden overgedragen naar een federaal agentschap dat opgericht zal worden en zal afhangen van de Minister van Binnenlandse Zaken en van Volksgezondheid. Dit agentschap zal de geïntegreerde « call taking » voor alle hulpdiensten beheren. Voor de organisatie en de invulling van de neutrale call taking van de alarmcentrales 112, 101 en 100 wordt er ondermeer beroep gedaan op personeel van Belgacom. De salariskosten
157
Grote projecten
naar inhoud
betreffende het voor het project tewerkgestelde personeel worden gedragen door een Bijzonder Fonds voor de geïntegreerde centra van de dringende oproepen, “Fonds 112” genaamd.
2.2.4 2005 – Een duidelijke werkstructuur en een pragmatische benadering van de migratie van de 100-centra Een beslissing van de Ministerraad van 22 april 2005 geeft het ASTRID-project een extra elan door een groot aantal bijkomende middelen toe te kennen. Bovendien werd er beslist:
het beheer van het ASTRID-project voortaan toe te vertrouwen aan de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid;
de migratie van de 100-centra naar het ASTRID-systeem pragmatisch aan te pakken en te beginnen met een technologische migratie – ook zero-migratie genoemd – waaronder de realisatie en deze toe te vertouwen aan de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid;
vervolgens verder te gaan met de functionele ontwikkeling van het CAD-systeem ASTRID. om de technologische migratie eerst in het 100-centrum van Gent te verwezenlijken. Op lokaal niveau wordt een startersteam opgericht om deze migratie te vergemakkelijken.
2.2.5 2006 – De aanwerving van een projectmanager en een ondersteuningsteam Een belangrijke stap voor het ASTRID-project was de aanwerving in december 2005 van een ‘projectmanager’ van buiten de FOD BINNENLANDSE ZAKEN, die belast werd met het tot een goed einde brengen van het migratieproject van de niet-politionele hulpdiensten naar het ASTRID-systeem, en in het bijzonder de migratie van de 100-centra. Om de projectmanager bij te staan, was er een sterk team nodig op het niveau van de Algemene Directie. Het in 2006 opgerichte team « ASTRID » ziet er als volgt uit:
een helpdesk, bestaande uit 2 ingenieurs, die moet beschikken over een specifieke kennis van de ASTRID-technologie, alsook van de werkmethodes en protocollen van de 100-centra.
een beheers- en ondersteuningsteam, bestaande uit 2 attachés van wie de activiteiten gericht zijn op het « terrein »; het team verzekert de administratieve opvolging en de verdeling van de software bij de radiotoestellen. Het team zal in 2008 versterkt worden om de optimale begeleiding te verzekeren van de migratie van de andere 100-centra naar de ASTRID-technologie.
2.2.6 2007 – Opstart pilootproject en voorbereiding volgende centra 2.2.6.1 Het pilootproject Gent In 2007 werd een eerste project gelanceerd in OostVlaanderen (Gent) om in een eerste fase de fysieke migratie van het 100-centrum van deze provincie naar het CIC, en vervolgens de technologische migratie te verwezenlijken. Dit eerste project blijkt van kapitaal belang te zijn omdat het de basis moet vormen voor de lancering van gelijkaardige acties in de andere centra.
naar inhoud
158
Grote projecten
2.6.1.2 Zero-migratie Deze migratie bestaat er in eerste instantie in om dezelfde functionaliteiten te verzekeren als diegene die momenteel in gebruik zijn in 100-centra, maar door middel van de ASTRIDtechnologie. Het gaat dus om de vervanging van de huidige AEG-centrales door de ASTRIDapparatuur, door deze in eerste instantie alleen te gebruiken als een gewone telefooncentrale. 2.6.1.3 Het Startersteam Om de overgangsoperatie te volbrengen, werd een “startersteam” opgericht in Gent, onder leiding van de ASTRIDprojectmanager. Dit team bestaat uit 4 ervaren aangestelden « 100 » die gedetacheerd zijn van hun werk om zich 100 % te kunnen toeleggen op het ASTRID-project. Het team wordt aangevuld met een verpleger die door de FOD Volksgezondheid ter beschikking wordt gesteld. De opdrachten van het team zijn:
Gevorderde opleiding over de diverse modules van CAD-expert (zoals CAD DBM, CAD Tools, I-Disp, ...);
Bepaling en systematische beschrijving van de protocollen en werkmethodes binnen de 100-centra. Deze protocollen beschrijven op een gedetailleerde manier de inhoud van de door de aangestelde van het 100-centrum verzamelde informatie.
Verzameling van de geo-operationele gegegevens; Operationele programmering van de protocollen voor de reactie op incidenten / oproepen; Invoering van de verzamelde gegevens in het CAD-systeem. 2.2.7 Voorbereiding volgende centra 2.2.7.1 Leuven De voorbereidingen tot overschakeling op ASTRID-technologie werden gestart voor de centra van Leuven en Bergen. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat de verschillende 100 centra zouden geïntegreerd worden in de bestaande CIC’s waar men reeds werkt met de CAD technologie. Na een grondige behoeftestudie bleek dit in Leuven niet mogelijk. Men moest op zoek gaan naar een andere ruimte.
159
Grote projecten
naar inhoud
Er deed zich een opportuniteit voor op de Philips-site in Leuven. Mits de nodige aanpassingen voldoet deze ruimte aan de behoeften van een geïntegreerd centrum 112.
In de loop van de maand augustus kon men van start gaan met de realisatie van het project. De rekrutering van het startersteam voor Leuven vond plaats in november 2007. Het startersteam omvat drie ervaren aangestelden momenteel werkzaam in het 100 centrum van Leuven. Ze zullen vanaf 1 maart 2008 hun nieuwe functie uitoefenen. Hierbij zullen ze ondersteund worden door een administratieve kracht en een deeltijds verpleegkundige en door de leden van het federaal startersteam. De opening van het nieuwe centrum in Leuven is gepland in december 2008. 2.2.7.2 Bergen In de provincie Henegouwen hebben de voorbereidende gesprekken plaatsgevonden. De co-locatie is gepland in de gebouwen van het CIC.
3
Het digitaal radionetwerk Het gebruik van de oude VHF-radio’s waarvan het technologisch concept dateert van de Tweede Wereldoorlog heeft aangetoond dat de communicatiemiddelen dringend gemoderniseerd moesten worden. In het kader van de samenwerking tussen de verschillende disciplines (politie – brandweer –Civiele Bescherming - medische diensten), is het noodzakelijk dat de radiocommunicatie op het terrein tussen enerzijds de leden van hulpdiensten, en anderzijds tussen deze leden en hun operationele leiding optimaal verloopt. De regering heeft de laatste jaren een grote inspanning geleverd voor de brandweerdiensten door de aankoop van eindapparatuur ASTRID en door op grote schaal opleidingen te organiseren op het niveau van de diverse gebruikers.
3.1 De aankoop van materieel Talrijke brandweerdiensten hebben TETRA-radio’s besteld. De onderstaande tabellen geven een beeld van respectievelijk het aantal brandweerdiensten die in 2007 radio’s verkregen, en van het percentage korpsen per provincie dat beschikt over TETRA-radio’s.
naar inhoud
160
Grote projecten
De provincies Henegouwen, Namen, Luxemburg en Waals-Brabant hebben reeds vroeger radio’s verworven.
161
Grote projecten
naar inhoud
3.2 Herprogrammering van de radio’s De korpsen beschikken over drie types toestellen: NOKIA, MOTOROLA en Cleartone. Nokia wordt geleverd door de firma AEG, Motorola en Cleartone door de firma Zenitel. Beide leveranciers werken echter met andere codes. Aangezien het daardoor onmogelijk werd om te communiceren tussen de merken onderling werd beslist vanuit de FOD dat de Algemene Directie de herprogrammatie van die ‘fouten’ op zich zou nemen. Daartoe is de Algemene Directie overgegaan tot de aankoop van modules, software en accessoires om de herprogrammering van die radio’s mogelijk te maken. Deze herprogrammering is eind 2006 gestart en werd effectief voortgezet in 2007. Alle korpsen die gereageerd hebben op de oproep vanuit Binnenlandse Zaken (dat waren er zo’n 50-tal) hebben ondertussen de juiste codering in hun radio’s.
3.3 Fleetmap & Nummeringsplan Door de invoering van het radiocommunicatiesysteem ASTRID (RCS) werd een nieuwe stap gezet in het gebruik van de radiofonische technologie bij de hulpdiensten. Geleidelijk aanwordt afgestapt van het vroegere gebruik van analoge kanalen en de hulpdiensten gaan over naar het gebruik van gespreksgroepen. Een gespreksgroep is een “virtueel kanaal” waarbij alle leden, die tot deze gespreksgroep behoren, een groepsgesprek kunnen voeren: één lid spreekt en de andere leden kunnen tegelijkertijd een boodschap beluisteren. In tegenstelling tot een analoog radiosysteem waar het aantal kanalen per definitie beperkt is, biedt het digitaal radiosysteem (Tetra) de mogelijkheid om een groot aantal gespreksgroepen op te zetten. Dit vereist een degelijk beheer van deze gespreksgroepen en er wordt daarvoor een “fleetmap” opgesteld. De fleetmap levert dus een conceptueel model voor de gespreksgroepen. Het nummeringsplan laat toe om dit conceptueel model te implementeren door een nummer toe te kennen aan elke gespreksgroep en aan elke radio.
3.4 Uniformisering van de communicatiegroepen De Algemene Directie stelde in 2006 een ministeriële omzendbrief op betreffende het gebruik van conversatiegroepen en betreffende het nummeringsplan ASTRID, na veelvuldig overleg met de vertegenwoordigers van de brandweer.
Het doel van deze omzendbrief is: het bepalen van de structuur van het nummeringsplan het bepalen van de structuur tussen de conversatiegroepen en hun gebruik teneinde de operationele modellen en de communicatie te kunnen aanpassen aan de nieuwe technologie.
het bepalen van de memotechnische afkortingen, m.a.w. de afkortingen waarmee elke groep wordt aangeduid
het bepalen van het gebruik van de nummering van het statuut.
naar inhoud
162
Grote projecten
4
Het paging-netwerk De pagers zijn ontvangers voor digitale alarmen die gebruikt worden om de leden van de interveniërende hulpdiensten te waarschuwen en om de vrijwillige brandweerleden op te roepen. Een bericht kan verstuurd worden via een alarmeringsterminal, maar ook via een radio. De paging biedt de verschillende hulp- en veiligheidsdiensten de mogelijkheid om eenvoudig en op korte tijd hun personeel te mobiliseren in geval van een incident. Dit is een onmiskenbaar voordeel wanneer men weet dat de brandweerdiensten uit een meerderheid van vrijwilligers bestaan die daarnaast hun hoofdberoep uitoefenen. Momenteel beschikken reeds een 70-tal korpsen over digitale paging. Er zijn extra tests nodig om het netwerk en de functionaliteiten te optimaliseren zodat het een betrouwbaar systeem wordt voor onze hulpdiensten. Er werden daarom 2 projecten opgestart namelijk, het distribueren van testpakketten en het uitvoeren van loadtests.
4.1 Testcampagne van de pagers 4.1.1 Uitvoeren van loadtests Samen met NV Astrid en de korpsen die al over pagers beschikken, heeft onze dienst een loadtest georganiseerd. Men wil daarmee de kracht van het netwerk testen gedurende een periode van grote belasting. Een eerste test vond plaats in 2006. Er bleken enkele aanpassingen nodig. NV Astrid heeft de nodige aanpassingen gedaan en een nieuwe test uitgevoerd in maart 2007. Bij deze test werden er al duidelijke verbeteringen vastgesteld.
4.1.2 Distribueren van testpakketten Brandweerkorpsen zijn nogal weerhoudend tegenover de implementatie van de digitale paging omdat de technologie nog niet volledig op punt staat. Om de afwachtende korpsen een duwtje in de rug te geven, heeft NV Astrid 10 testpakketten van telkens 10 pagers en 1 draagbare radio ter beschikking gesteld. 71 korpsen hebben zich uiteindelijk ingeschreven voor de test. Gedurende 2 weken hebben zij hun manschappen aangestuurd via de digitale pagers. Eind juni 2007 liep de testperiode af. Over het algemeen waren de reacties positief. De meeste korpsen hadden een goede dekking van het pagingnetwerk. Het oproepen van de vrijwilligers verliep dan ook goed. Toch waren er ook nog enkele problemen. Sommige regio’s beschikten niet over voldoende dekking. Daardoor werden berichten soms te laat of niet afgeleverd. Soms werden niet alle pagers aangestuurd zoals gevraagd. Alle opmerkingen werden gebundeld en vormen het onderwerp van besprekingen met NV Astrid tot het verbeteren van het netwerk.
4.1.3 Conclusie: Alle partijen moeten inspanningen leveren In de loop van 2007 heeft de digitale paging een aantal problemen gekend. Omdat deze problemen divers zijn, heeft NV Astrid een grondig onderzoek ingesteld. Na analyse bleken er ook fundamentele problemen te zijn die niet rechtstreeks tot de
163
Grote projecten
naar inhoud
verantwoordelijkheid van NV Astrid behoren. De back-up van de server had bijvoorbeeld niet altijd gewerkt omdat de alarmeringsterminal, waarmee de berichten verstuurd worden, niet goed geconfigureerd was. De korpsen hadden de pagers ook manueel kunnen aansturen bij problemen, maar ze wisten niet hoe dat moest. Hier waren dus vele factoren verantwoordelijk voor de problemen. Momenteel is NV Astrid bezig met concrete acties en met het uitwerken van een standaardprocedure om in geval van problemen iedereen zo vlug mogelijk op de hoogte te brengen.
5
Toekomstperspectieven In 2008 zullen de besprekingen starten voor de opstart van 100 centra te Luik en te Namen. Ook Antwerpen staat op het programma. Een multidisciplinaire radio-oefening is voorzien in het eerste semester van 2008.
naar inhoud
164
Grote projecten