Crisiscentrum Activiteitenrapport I 2006
Inhoud
I
Woord vooraf
5
II
Opdrachten en organisatie
7
1.
Opdrachten
8
2.
Organisatie
9
3.
Management
11
III Noodplanning
13
IV Crisis- en evenementenbeheer 31 1.
Actieve waakzaamheid
33
1.1
Draaischijf van informatie
33
1.2
Nationaal en internationaal contactpunt
34
2.
Beheer van de openbare orde
35
2.1
Organisatie, coördinatie en opvolging van risicoevenementen
36
2.1.1 De permanente veiligheidsuitdaging bij Europese toppen 2.2.1 Autosportcompetities op de openbare weg 2.2
36 38
Bescherming van personen, goederen en
1.
Noodplanning op nationaal niveau
14
1.1
Natuurrampen
16
2.2.1 Protectie van overheidsfunctionarissen
40
1.2
Vogelgriep
16
2.2.2 VIP-protectie
41
1.3
Grieppandemie
17
2.3
1.4
Luchtvaart
18
2.3.1 College voor Inlichting en Veiligheid
1.5
Nucleair en radiologisch risico
19
2.3.2 Overlegplatform bedrijfsbeveiliging
1.6
Terrorisme
21
2.4
Veiligheidsverificaties
44
1.7
Vitale belangen van het land
21
2.5
Gehypothekeerde capaciteit
44
1.8
Informatie aan de bevolking
23
2.6
Havenveiligheid
45
2.7
Structuur Kustwacht
46
3.
Voornaamste beheerde evenementen
47
3.1
Proces GICM en DHKP-C
48
2.
Harmonisering van de noodplanning op lokaal niveau
2.1
instellingen
24
Het Koninklijk Besluit m.b.t. de nood- en
Opvolging van de terroristische dreiging
40
43 43 44
interventieplanning
24
3.2 Kerkbezettingen
49
2.2
Pijpleidingen
27
3.3 Betogingen
49
3.
Commissie voor Nationale Vraagstukken inzake
3.4 Stakingen
50
3.5 Illegale straatraces
50
Verdediging
28
inhoud
3.6 Picrinezuur
51
3.7 WK 2006
51
3.8 Dierenwelzijn
51
3.9 Nucleaire transporten
51
V
Internationale samenwerking 53
1.
Benelux – Akkoorden van Senningen
54
2.
Frans-Belgische samenwerking
55
3.
Raad voor Justitie en Binnenlandse Zaken 55
4.
EUR-OPA akkoord Zware Risico’s
56
5.
Verdrag van Helsinki
57
VI Kennisbeheer
59
1.
Hoger Instituut voor de Noodplanning
60
2.
Oefenbeleid
62
2.1
Oefeningen
63
2.1.2 TopPort
64
64
2.1.4 Nucleaire noodplanoefeningen
65
2.1.5 Communicatieoefeningen
68
2.2 Getrokken lessen
69
3.
Wetenschappelijk onderzoek
71
3.1
Opeisingen
71
3.2 Bevoegdheden Gemeenschappen en Gewesten
63
2.1.1 Crisis Management Exercise
2.1.3 Influenza
71
VII Infrastructuur voor crisisbeheer
73
1.
Geografisch Informatie Systeem
74
2.
REGETEL
75
3.
Videoconferentiesysteem
78
4.
Logistieke ondersteuning
79
anticiperen om beter te beheren
inhoud
Woord vooraf
I
Met het hele team en samen met tal van partners heeft het Crisiscentrum in 2006 meerdere projecten verder vorm gegeven of tot een goed einde kunnen brengen. En uiteraard hebben we een antwoord kunnen bieden op de noden van de actualiteit. Ons land bleef in 2006 gelukkig gespaard van omvangrijke noodsituaties. Nochtans kunnen de risico’s zich blijven manifesteren. Een goede voorbereiding erop en alertheid zijn gepast. Elke dag opnieuw de nodige waakzaamheid aan de dag leggen is dan ook terecht een (zoniet dé) kerntaak van het crisiscentrum. Onze mensen moeten jagers zijn en geen vissers. Voortdurend op zoek naar informatie. Om kort op de bal te kunnen spelen als het moet. In 2006 lag het Crisiscentrum mee aan de basis van meerdere referentieteksten voor de noodplanning en het beheer van gebeurtenissen en noodsituaties in België. Ik denk dan aan de omzendbrief over de organisatie van autorally’s en de ministeriële omzendbrief over de vogelgriep. Maar er waren ook duidelijke stappen naar een harmonisering van de noodplanning en het crisisbeheer op lokaal vlak. Dit activiteitenrapport geeft de inspanningen weer die in 2006 werden geleverd. Een inzet die gedragen werd door vele handen, vanuit een multidisciplinaire aanpak.
Ik wens u veel leesplezier.
Jaak RAES Directeur-generaal
Woord vooraf
Opdrachten en organisatie
Opdrachten 8
Organisatie 9
Management 11
II
1
Opdrachten
Het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering (CGCCR) is in 1988 opgericht. Een aantal gebeurtenissen in de jaren ’80 (zoals het Heizeldrama, het kapseizen van The Herald of Free Enterprise, de kernramp in Tsjernobyl, …) leidden immers tot de vaststelling dat er geen centrale en permanente infrastructuur voor crisisbeheer bestond. Bijna 20 jaar en vele ervaringen later, is het CGCCR uitgegroeid tot een afzonderlijke Algemene Directie binnen de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken.
Het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering, kortweg het Crisiscentrum, staat 24u/24 ten dienste van de federale regering. Zo kan het op permanente basis de nodige informatie verzamelen, analyseren en verspreiden aan de beleidsmatige en uitvoerende autoriteiten. Die functie van algemene waakzaamheid stelt de Regering in staat om snel en accuraat te handelen indien de situatie dat vereist. Bijkomend biedt het Crisiscentrum haar infrastructuur en expertise aan bij het interdepartementaal beheer en de coördinatie van noodsituaties op nationaal niveau. Zijn taken vloeien voort uit het koninklijk besluit van 18 april 1988, dat een crisis definieert als “een gebeurtenis die wegens haar aard of gevolgen de vitale belangen van het land of de essentiële behoeften van de bevolking bedreigt, die een dringende besluitvorming vereist of die een gecoördineerde inzet van verscheidene departementen en instellingen vergt”. Sinds begin 2003 is ook de organisatie van de Noodplanning een taak van het Crisiscentrum. Het sensibiliseert de verschillende autoriteiten (zowel federaal, regionaal, provinciaal als lokaal) tot een verdere uitbouw van de noodplanning. Het Crisiscentrum treedt daarbij coördinerend op en biedt een forum aan voor kennisuitwisseling. Het Crisiscentrum is ook het internationaal contactpunt voor burgerlijke alarmering en waarborgt mee de binnenlandse veiligheid. Daarbij treedt het Crisiscentrum op als draaischijf voor informatie en als centrum voor coördinatie.
Opdrachten en organisatie
Kerntaken
Het Crisiscentrum waarborgt een doorlopende permanentie (24u per dag, 7 dagen per week) om dringende informatie van allerlei aard te verzamelen, te analyseren en te verspreiden naar de bevoegde instanties. De Algemene Directie Crisiscentrum waakt namens de Minister van Binnenlandse Zaken over de openbare orde en veiligheid. Dit houdt in dat zij werkt aan specifieke regelgeving, betrokken is bij de organisatie en opvolging van evenementen van grote omvang en de veiligheid van personaliteiten, goederen en instellingen waarborgt. Het Crisiscentrum staat in voor de organisatie en coördinatie van de noodplanning, met het oog op een efficiënte werking van de overheden en hulpdiensten bij noodsituaties en om de veiligheid van de bevolking te waarborgen. Het Crisiscentrum treedt op in geval van een nationale crisis van de burgerlijke of politionele veiligheid. Het ontwikkelt alarmeringsprocedures en biedt ondersteuning bij het crisisbeheer door de onmiddellijke beschikbaarheid van het personeel en van de nodige middelen ter voorbereiding van de dringende beslissingen.
2
Organisatie De ADCC telt 67 medewerkers die samen een dynamisch team vormen en beschikbaar zijn om de federale regering bij te staan bij de opvolging en het beheer van (potentiële) noodsituaties. Jaak Raes, directeur-generaal, geeft sinds januari 2003 leiding aan de dienst en dit met een mandaat van 6 jaar. Hij wordt bijgestaan door een beleidsteam van 4 personen:
• De dienst Crisis- en Evenementenbeheer wordt geleid door adviseur-generaal Alain Lefèvre. • De dienst Noodplanning is in handen van adviseur Monique Bernaerts. • Kolonel Dominique Collins neemt de leiding waar van de Commissie voor Nationale Vraagstukken inzake Verdediging.
• Projectbureau Regetel wordt vorm gegeven door adviseur Johan Gyssels.
Directeur Generaal Noodplanning
Operationeel beheer
Directeur
Directeur
Ondersteuning van het beheer en documentatie
Secretariaat Ondersteuning van het beheer, documentatie en agenda
Juridische ondersteuning en dossierbeheerders
Secretariaat
Secretariaat
Verbindingsofficieren
Vertalers
Geïntegreede permanentie
P&O
B&B
Juridische ondersteuning en dossierbeheerders
Permenentiechefs
Communicatie
Regetel
Administratief assistenten
CNVV
Operationele agenten
Kustwacht
Opdrachten en organisatie
Met een gemiddelde leeftijd van 38 jaar is de ADCC een jonge organisatie met 40 mannelijke en 27 vrouwelijke medewerkers. Eind 2006 werd de eerste Ontwikkelcirkel voor de meeste medewerkers afgerond. De evaluatiegesprekken vinden begin 2007 plaats.
Leeftijdspiramide 2
+60
0 2
55-59
2 5
50-54
3 6
45-49
3 10
40-44
2 4
35-39
3 4
30-34
3 4
25-29
8 Mannen
3
-25
3 10
8
6
4
2
0
2
Vrouwen 4
6
8
10
Samenstelling volgens statuut 80 70 67 60 50 40
40 35
32
30
27 20 10 0
21
19
16
Mannen
11
Vrouwen TOTAAL
Statutair
Contractueel
TOTAAL
10
Opdrachten en organisatie
Interne communicatie
Om de interne communicatie vorm te geven, bestaan binnen de ADCC twee informatiekanalen:
• Informail is het interne informatieblad dat driewekelijks verschijnt; • iedere tweede dinsdag van de maand wordt een Infomiddag georganiseerd, en dit tien keer per jaar. Via deze kanalen wordt het personeel geïnformeerd over lopende dossiers, over onderwerpen uit de actualiteit die relevant zijn voor het Crisiscentrum en over zaken die het reilen en zeilen van de organisatie bepalen.
3
Management De Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken werkt aan een meer performante organisatie. Binnen de Algemene Directie Crisiscentrum lopen twee moderniseringsprojecten (MPM):
• de integratie en optimalisatie van het proces Noodplanning; • de optimalisatie van de operationele werking van het Crisiscentrum. Binnen deze 2 projecten werden zes verbetertrajecten opgenomen. Vier trajecten werden in de loop van 2005 tot een goed einde gebracht. De twee andere trajecten, namelijk de ontwikkeling van het Hoger Instituut voor de Noodplanning en de profilering ervan als een expertisecentrum voor de noodplanning, zijn nog in uitwerking in 2006. Het operationeel plan van het Crisiscentrum werd in 2006 verder gebruikt als leidraad bij de dagelijkse werking. Via een 25-tal kritische prestatie indicatoren (KPI) volgt het Crisiscentrum zijn meest elementaire kernactiviteiten op de voet. Deze indicatoren zijn meetpunten die maandelijks, tweemaandelijks, trimesterieel of jaarlijks worden gemeten over thema’s zoals klantentevredenheid, aantal klachten, aantal maatregelen buiten termijn, etc. De dienst boekhouding en begroting ondersteunt de organisatie bij haar budgettaire beslissingen en mogelijkheden. De dienst staat in voor:
• de voorbereiding en afhandeling van de begrotingscontrole 2006 en het begrotingsontwerp voor 2007;
• de betaling aan alle externe en interne partijen; • de controle van de ontvangstenrekening met betrekking tot de organisatie van rally’s en hij verantwoordt deze ontvangsten maandelijks en jaarlijks aan het Rekenhof.
11
Opdrachten en organisatie
Vastlegging 2006
Ordonnancering 2006
Vastlegging 2005
Ordonnancering 2005
50.01.1103 bezoldiging statutairen
1046
1046
959
956
50.01.1104 bezoldiging contractuelen
326
326
313
313
50.02.1201 bestendige uitgaven
466
466
469
469
50.02.1204 bestendige uitgaven/ informatica
244
244
218
218
50.02.7401 duurzame aankopen
78
78
82
82
134
134
137
137
41
41
39
39
50.21.1243 werking Regetel
465
465
457
457
50.21.7409 investering Regetel
196
196
194
194
50.30.1108 bezoldiging Rallycommissie
109
109
107
107
50.30.1225 werking Rallycommissie
5
5
5
5
50.30.1228 Krediet voor specifieke initiatieven
118
118
124
124
3101
3101
3867
3867
Allocatie
50.02.7404 duurzame aankopen/ informatica 50.11.1104 bezoldigingen CNVV
Totaal (in duizendtallen euro)
12
Opdrachten en organisatie
Noodplanning
Noodplanning op nationaal niveau 14
Harmonisering van de noodplanning op lokaal niveau 24
Commissie voor Nationale Vraagstukken inzake Verdediging 28
III
De Noodplanning – sinds begin 2003 een bevoegdheid van de ADCC – is één van de hoekstenen van het Crisiscentrum. Een goed crisisbeheer gebeurt immers niet ad hoc, maar wordt in de mate van het mogelijke voorbereid. De noodplanning identificeert en inventariseert potentiële risico’s, om er vervolgens een prioriteit aan toe te kennen om noodplannen uit te werken. Noodplannen zijn cruciaal voor een snelle en efficiënte interventie bij noodsituaties, en bieden een leidraad voor het crisisbeheer. Deze noodplannen worden opgesteld op gemeentelijk, provinciaal en federaal vlak en moeten dus zoveel mogelijk op elkaar afgestemd zijn. Toch houden ze ook rekening met de lokale situatie (landschap, aantal inwoners, situering en aard van industriële activiteiten, …).
De Dienst Noodplanning bouwt onder leiding van Monique Bernaerts de nodige structuren en regelgeving uit om te komen tot nationale noodplannen in diverse risicodomeinen. Deze dienst wordt bijgestaan door de permanentiechefs, waardoor voeling gehouden wordt met de praktische toepassing van de plannen en ingespeeld kan worden op nieuwe risico’s.
1
Noodplanning op nationaal niveau De studie “Federal Risk Inventory, Survey and Knowlegde building” (FRISK) uit 2004 leverde een inventaris op van 376 risico’s. Aan de hand van deze lijst werden een aantal prioritaire risico’s aangeduid: stroompannes, aardbevingen, hitte/droogte, overstromingen, opkomst nieuwe ziektes, …. Deze prioritaire risico’s worden onderworpen aan een grondige analyse. Op basis daarvan wordt bepaald of voor het risico een nationaal noodplan opgesteld moet worden. In 2006 werd gewerkt aan een nationaal noodplan voor:
• • • •
overstromingen Influenza (vogelgriep en grieppandemie) CBRN-terrorisme luchtvaartongevallen
Het Koninklijk Besluit van 31 januari 2003 schept het wettelijk kader voor noodsituaties beheerd op nationaal niveau . Het KB voorziet dat in elke Federale Overheidsdienst een departementale cel voor crisiscoördinatie en –beheer wordt opgericht. Die cel verzorgt de coördinatie van de noodplanning en het crisisbeheer, binnen de eigen bevoegdheden van de betreffende dienst.
Koninklijk Besluit tot vaststelling van het noodplan voor de crisisgebeurtenissen en –situaties die een coördinatie of een beheer op nationaal niveau vereisen.
14
Noodplanning
Noodplanning en crisisbeheer
Door het opstarten van de federale fase wordt er binnen het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering (CGCCR) een crisisstructuur geactiveerd. Deze cellen dragen elk voor hun bevoegdheid bij tot het beslissingsproces.
• De evaluatiecel voert een evaluatie uit van de situatie. Zij is samengesteld uit experten en wetenschappers uit de versschillende bevoegde overheden of diensten.
• De beleidscel neemt de noodzakelijke maatregelen en is dus het beleidsorgaan terzake. Zij is samengesteld uit de bevoegde (federale) ministers of hun vertegenwoordigers, en wordt in principe voorgezeten door de Minister van Binnenlandse Zaken of zijn afgevaardigde.
• De informatiecel communiceert op geregelde tijdstippen de genomen beslissingen om de bevolking via de media te informeren over de evolutie van de toestand en de genomen beslissingen door de beheerscel.
• De socio-economische cel adviseert over de socio-economische gevolgen van de situatie en van beslissingen, en informeert de beleidscel over de navolging van de beslissingen in de betrokken sectoren.
Crisisbeheer
Crisisbeheer CGCCR
Departementale crisiscel Mobiliteit Departementale crisiscel Werkgelegeheid en Arbeid Departementale crisiscel Economie Departementale crisiscel Volksgezondheid Etc …
Gemeentelijk coördinatiecomité x Gemeentelijk coördinatiecomité y Gemeentelikj coördinatiecomité z
E valuatie cel Beleids cel S ocio – econ. cel
Provinciaal Coördinatiecomité Prov 1
–
Provinicaal Coördinatiecomité Prov 2
–
Provinicaal Coördinatiecomité Prov 3
–
Informtie cel
Media EU Buurlanden
15
Noodplanning
1.1 Natuurrampen Risico’s van natuurlijke oorsprong zijn niet te vermijden. De klimaatswijziging stelt een aantal risico’s ook scherper, zoals droogte/hitte, stormen of overstromingen. Het risico op overstroming werd geïdentificeerd als een prioritair risico waarvoor een nationaal noodplan uitgewerkt moet worden, binnen een ruimer bijzonder nationaal noodplan voor natuurrampen. Op 15 februari 2007 is het deel Overstromingen van het nationaal noodplan natuurrampen overgemaakt aan de Minister van Binnenlandse Zaken. Daarmee is het één van de twee noodplannen die in 2006 werden afgerond. Het crisiscentrum heeft al een zekere ervaring opgebouwd rond overstromingen, vooral bij de overstromingen in de jaren ’90. Er bestaat dan ook sinds geruime tijd een vlotte informatieuitwisseling (met inbegrip van de alarmering) tussen de meteorologische diensten, de hydrologische diensten en het crisiscentrum. Deze samenwerking heeft in 2006 dankzij de redactie van het noodplan een meer officieel karakter gekregen. Als uitgangspunt voor de uitwerking van het bijzonder nationaal noodplan werd samen met deze diensten een pakket met basisinformatie verzameld. Ook het provinciale niveau werd hierbij betrokken, omwille van hun operationele ervaringen met dergelijke situaties.
Enkele voorbeelden van maatregelen bij grootschalige overstromingen:
• In veiligheid brengen of evacuatie van de getroffen bevolking • Bewaking van de geëvacueerde gebieden • Hulp bij tijdelijk onderkomen voor de getroffen bevolking • Spreiding van de inzet van de beschikbare middelen • Opruiming of ontsmetting van overstroomde gebieden en slibmonsters nemen • Maatregelen voor de voedselketen (vb. controle van de kwaliteit van het leidingwater, reiniging van nat geworden flessen en conservenblikken, vernietiging van nat geworden dierenvoeding, …)
1.2 Vogelgriep Met de ervaringen in het achterhoofd van varkenspest, mond- en klauwzeer en vogelpest werd in 2004 gestart met een bijzonder nationaal noodplan voor besmettelijke dierenziekten. Het draaiboek van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) vormde daarbij het uitgangspunt. In 2006 werd uiteindelijk gekozen (op aansturen van het FAVV) voor een nationaal noodplan aviaire influenza. Hierin wordt vooral het voor de mens gevaarlijke H5N1 geviseerd. Door de mondiale actualiteit werd immers sterk de nadruk gelegd op de problematiek van de aviaire influenza en de eventuele overdraagbaarheid naar de mens. Om het noodplan vorm te kunnen geven voor de aangelegenheden gelinkt aan zijn bevoegdheden, stelde het Crisiscentrum een multidisciplinaire werkgroep samen met vertegenwoordigers van Binnenlandse Zaken en het FAVV. De werkgroep bepaalde duidelijke richtlijnen voor de provinciegouverneurs, voor de lokale overheden, voor de federale politie en de lokale politiezones en legde de rol vast van de Gewesten en Gemeenschappen. Er was ook een afstemming over de grensoverschrijdende maatregelen in geval van vogelgriep. Het noodplan werd gefinaliseerd in 2006.
16
Noodplanning
© Belga
Parallel met de planmatige voorbereiding op het risico van vogelgriep, bestond de kans dat de vogelgriep zich zou manifesteren. Preventieve maatregelen (zoals de ophokplicht) drongen zich op. Het crisiscentrum stelde daarom samen met de verschillende betrokkenen een omzendbrief op met een schema voor de informatieverspreiding en met een beschrijving van de maatregelen, van de verantwoordelijkheden en van de nodige beschermingsmaatregelen voor de interventiediensten om mutatie en verspreiding van het vogelgriepvirus te vermijden.
1.3 Grieppandemie Een pandemie is een epidemie die een heel continent of zelfs de hele wereld treft, waarbij een groot deel van de bevolking geïnfecteerd is en waardoor het ziektecijfer en de sterftegraad toenemen. Pandemieën zijn cyclische fenomenen, die zich ongeveer om de vijftig jaar voordoen. Het is mogelijk dat een pandemie in de toekomst muteert vanaf vogelgriep A/H5N1, waarvan nu alleen vogels en pluimvee ziek worden. Enkel in zeer uitzonderlijke omstandigheden kan het virus H5N1 overgaan op de mens (bij nauwe en voortdurende contacten met zieke dieren). Maar het vogelgriepvirus kan muteren en recombineren met een mensenvirus, waardoor een nieuw grieppandemievirus ontstaat waartegen (nog) geen enkel vaccin bestaat.
www.influenza.be
Ministeriële omzendbrief VGA1 betreffende de besmettelijke dierenziekte vogelgriep of de dreiging op vogelgriep in België: voorschriften voor de lokale overheden, voor de hulpdiensten en voor de politie (http://crisis.ibz.be/ uploads/2006-04-06-VGA1-vogelgriep.pdf)
17
Noodplanning
Als een vogelgriepvirus zich aanpast aan de mens, bestaat de kans dat dit virus besmettelijk wordt voor de mens. In dat geval zijn vele zieken (en zelfs een verhoogde sterfte) niet uitgesloten. Daarom werd een noodplan Epidemieën - Grieppandemie opgesteld, om zulke situatie op een interministeriële en interdisciplinaire manier te coördineren volgens de structuren voor crisisbeheer als de federale fase wordt afgekondigd.
Werkgroep ECOSOC
In samenwerking met het Interministerieel Commissariaat Influenza (ICI) werd het operationeel plan grieppandemie mee vorm gegeven. Het crisiscentrum spitste haar aandacht vooral toe op de sociaal-economische gevolgen van een mogelijke grieppandemie waarbij ‘business continuity’ als een belangrijke doelstelling naar voor werd geschoven. Een hoog ziektecijfer en de zorg voor zieke familieleden kan immers leiden tot een hoge graad van absenteïsme. De impact op het socio-economische leven en de continuïteit werden nauwer bekeken met actoren uit het socio-economische milieu (zoals de FOD Economie, de FOD Werkgelegenheid, Fedict, het BIPT, de FOD Financiën en de Nationale Bank van België) en met lokale autoriteiten die mee instaan voor de implementatie ervan.
De werkgroep ECOSOC werd in 2002 opgericht bij de totstandkoming van het nieuwe nucleaire noodplan. Als een nucleair ongeval zich voordoet, zullen een aantal problemen moeten worden opgelost om ervoor te zorgen dat het socioeconomische leven van het land blijft functioneren. Ondertussen werd de invalshoek verruimd: ook andere noodsituaties (bijvoorbeeld grieppandemie) worden in overweging genomen. De werkgroep bestaat thans uit vertegenwoordigers van verschillende departementen die binnen hun domein de mogelijke socio-economische aspecten van een noodsituatie behandelen. De socio–economische cel is belast met:
• het analyseren van de socio-economische gevolgen van een noodsituatie; • het adviseren van de federale beleidscel over de socio-economische gevolgen van de genomen of te nemen beslissingen;
• het waarborgen van de verwerking van deze gevolgen naargelang de genomen beslissingen;
• het informeren van de beleidscel over de navolging van de beslissingen in de betrokken sectoren (op het niveau van de voorbereiding en de uitvoering van de maatregelen);
• het waarborgen van de terugkeer naar een normale socio-economische situatie na het ongeval (beheer van de post-accidentele fase).
1.4 Luchtvaart Artikel 44 van de wet op de Luchtvaart bepaalt dat “de Ministers belast met het bestuur van de luchtvaart, Justitie en Binnenlandse Zaken werken gezamenlijk, in overleg met de overheden die bevoegd zijn voor de exploitatie van de luchthavens en de luchtvaartterreinen, een crisisplan uit voor de gevallen van onwettige overmeestering van vliegtuigen, luchtvaartongevallen op het grondgebied van België en bomdreigingen gericht tegen luchthaveninfrastructuur gelegen op het grondgebied van België”.
Wet van 27/06/1937, gewijzigd bij wet van 03/05/1999.
18
Noodplanning
Een eerste project van bijzonder nationaal noodplan voor luchtvaartongevallen werd in 2005 opgesteld. In 2006 werd het noodplan aangevuld met de risico’s van luchtvaartongevallen voor de volksgezondheid en met de bijzondere aanpak van een vliegtuigkaping voor terroristische doeleinden. Na een uitgebreide overlegronde van 2 jaar kan het plan begin 2007 voorgelegd worden aan de Minister van Binnenlandse Zaken en het College voor Inlichting en Veiligheid. Het plan stroomlijnt de beleidsbeslissingen, waaraan verder operationele invulling moet gegeven worden. Bij een vliegtuigongeval moet echter niet noodzakelijk een nationaal noodplan worden opgestart. Die afweging moet gemaakt worden in functie van de benodigde middelen en van de ernst van de situatie. Aan het merendeel van dit soort noodsituaties kan in de provinciale fase het hoofd worden geboden. Er wordt evenwel voorzien in ondersteuning op federaal niveau voor het internationale luik (o.a. m.b.t. slachtoffers) en voor de informatie aan de bevolking.
1.5 Nucleair en radiologisch risico Het nationaal nucleair en radiologisch noodplan voor het Belgische grondgebied werd initieel in 1991 opgesteld en vastgelegd bij koninklijk besluit van 27 september 1991. Dit plan werd ieder jaar verscheidene keren getest tijdens nucleaire noodplanoefeningen. Dit resulteerde in een aanpassing van het nucleair noodplan in 2003 . Eén van de aangepaste elementen is de invoering van een reflexfase. De reflexfase is van toepassing bij een radiologische noodsituatie waarbij op korte termijn radioactieve stoffen verspreid kunnen worden. Daardoor zou binnen een termijn van vier uur een blootstelling ontstaan die hoger is dan een interventierichtwaarde. In dat geval kondigt de provinciegouverneur automatisch beschermingsacties voor de bevolking af in een vooraf bepaalde reflexzone:
• verwittiging van de bevolking • schuilen • luisteren naar de berichtgeving van de overheid.
Koninklijk Besluit van 17 oktober 2003 (B.S., 20/11/2003)
19
Noodplanning
Op 26 april 1986 was er een explosie (met radioactieve lozing tot gevolg) in de kerncentrale van Tsjernobyl, op ongeveer 130 kilometer ten noorden van Kiev. Om de 20ste verjaardag onder de publieke aandacht te brengen, werd een voetmars georganiseerd van de kerncentrale van Tihange over Brussel naar de kerncentrale van Doel, waaraan enkele tientallen mensen deelnamen. Omwille van het goede verloop van de openbare orde volgde het crisiscentrum deze mars op. © Belga
Herdenking kernramp Tsjernobyl
In een eerste fase werd de omvang van de reflexzone rond de kerncentrales van Doel en Tihange en de Franse kerncentrale van Chooz onderzocht. De wetenschappelijke bepaling door experts werd getoetst aan de operationele haalbaarheid. Als resultaat werd de reflexzone rond deze centrales door de Minister van Binnenlandse Zaken bepaald op 3,5 km. De bepaling van de omvang van de reflexzone moet toelaten om de hulpverlening bij een reflexfase in te schrijven in het provinciaal nucleair nood- en interventieplan.
20
Noodplanning
1.6 Terrorisme Het CBRN-terrorisme is een nieuwe tendens binnen het internationaal terrorisme. Er werden in België meerdere initiatieven genomen om dit fenomeen te bestrijden. Zo kunnen we de “Richtlijn van 1 juli 2005 van het Ministerieel Comité voor Inlichting en Veiligheid betreffende de gerechtelijke aanpak inzake terrorisme” vernoemen en ook de uitwerking van de procedure “verdachte pakjes in het kader van de CBRN-dreiging”. Om de gevolgen van een CBRN-aanslag gecoördineerd aan te pakken, werkt de Algemene Directie Crisiscentrum een aangepast noodplan uit in samenwerking met haar partners. Vooraf werd met Frankrijk samengewerkt om na te gaan hoe de Franse noodplanning op dit vlak in elkaar zit. De Algemene Directie Crisiscentrum kon door deze informatie-uitwisseling haar knowhow ter zake verhogen.
BICHAT
In 2006 werd het plan verder vorm gegeven. Zo werd het toepassingsveld gedefinieerd, een gezamenlijke terminologie opgelijst, de bevoegdheden van de betrokken partners omschreven en de internationale alarmeringskanalen opgenomen. Ook de communicatie tussen de diensten, de verspreiding van de informatie aan de bevolking en de beschermingsmaatregelen voor de bevolking en de hulpverleners werden beschreven.
Rapid Alert System Biological and Chemical Attacks & Threats (BICHAT) In 2001 werd binnen de EU het Comité voor de bescherming van de gezondheid opgericht, dat de samenwerking in de strijd tegen het bioterrorisme moet verbeteren en dat bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese ministers van Volksgezondheid. Het comité heeft overeenstemming bereikt over de ontwikkeling van een programma voor samenwerking op het gebied van paraatheid, reactiecapaciteit en strategieën voor crisismanagement in geval van aanslagen met biologische en chemische stoffen, met als naam Rapid Alert System BICHAT. Dit systeem is sinds juni 2002 operationeel voor het melden van incidenten waarbij moedwillig en met kwaad opzet biologische of chemische agentia zijn verspreid. Het crisiscentrum treedt op als permanent Belgisch contactpunt en waarschuwt desgevallend de medische waakzaamheidscel van de FOD Volksgezondheid.
1.7 Vitale belangen van het land Een risico-analyse en de praktijk tonen aan dat het risico op een onderbreking van bevoorradingen van enkele vitale goederen en diensten, zoals elektriciteit, gas, en water de nodige aandacht moet verdienen. In die zin werden in 2006 enkele initiatieven genomen door het Crisiscentrum. In samenwerking met ELIA en de FOD Economie is een eerste analyse gemaakt over het vóórkomen van stroomonderbrekingen. Black-outs van enkele uren tot zelfs een paar dagen zijn niet ondenkbaar. De gevolgen ervan kunnen aanzienlijk zijn. In 2007 worden de mogelijke gevolgen verder in kaart gebracht.
21
Noodplanning
Onder “de vitale belangen van het land of essentiële behoeften van de bevolking”5 wordt verstaan:
• de openbare orde, dat wil zeggen de openbare rust, gezondheid en veiligheid; • het socio-economisch potentieel van het land; • de nationale soevereiniteit en de instellingen opgericht bij de Grondwet en de wetten;
• de integriteit van het nationaal grondgebied.
De financiële sector is één van de vitale belangen van het land. De ADCC heeft in 2006 verder werk gemaakt van de installatie van een Comité voor Financiële Stabiliteit, dat door de Nationale Bank van België (NBB) wordt voorgezeten. In dat Comité zetelen financiële spelers, infrastructuren en instellingen die onmisbaar zijn voor de goede werking van het financiële systeem in België. Het Comité zet aanbevelingen in de praktijk om, waardoor bij een noodsituatie de continuïteit van de activiteiten van die sector kan worden gewaarborgd. In 2006 konden de eerste bijstandsprotocollen worden ondertekend tussen de lokale politie en de financiële instellingen, om de toegankelijkheid te regelen van het personeel tot kritieke infrastructuren bij specifieke situaties (bv. een Europese Top, een wegblokkade, een bomalarm). De ADCC heeft in 2006 ook deelgenomen aan informatievergaderingen die door de NBB werden georganiseerd over onderwerpen zoals het beheer van het pandemierisico of de continuïteit van telecommunicatie bij een noodsituatie.
Art. 2 §1 uit het KB 18/04/1988 ter oprichting van het CGCCR
22
Noodplanning
1.8 Informatie aan de bevolking Om de bevolking bij noodsituaties juiste informatie en eventuele veiligheidsadviezen te kunnen geven, is een voorafgaande organisatie en afspraken over die informatie noodzakelijk. Onduidelijke, tegenstrijdige informatie of het ontbreken ervan scheppen enkel bijkomende onzekerheid bij de bevolking. Een goed georganiseerde informatie daarentegen kan een juist reactiepatroon bij de bevolking teweegbrengen, paniekreacties beperken en het vertrouwen in de overheid aansterken. Informatie aan de bevolking behoort dus een wezenlijk deel uit te maken van het crisisbeheer en erin verankerd zijn. In 2006 werd een communicatiestrategie uitgewerkt voor Influenza, luchtvaartongevallen en overstromingen. Begin 2006 werd ook de communicatiestrategie voor terroristische dreiging of aanslag goedgekeurd door het Ministerieel Comité voor Inlichting en Veiligheid. Deze communicatiestrategieën bepalen de organisatie van de communicatiecel en zijn gericht op een optimaal gebruik van de verschillende media om aan de informatienoden van de bevolking te voldoen. Deze strategieën werden opgesteld in samenwerking met de betrokken departementen, zodat elkeen er gepaste invulling aan kan geven. De samenwerking met de Nederlandse, Luxemburgse en Franse overheden kreeg verder vorm in 2006. Zo werd in het kader van de BeNeLux-samenwerking een tekst voorbereid rond de afstemming op nationaal vlak van de communicatie bij grensoverschrijdende incidenten en zijn zij actief betrokken bij een onderzoek rond crisiscommunicatie in België. Dit onderzoek maakt een analyse van de bestaande situatie en formuleert beleidsaanbevelingen. De onderzoeksresultaten worden in het laatste trimester van 2007 verwacht.
Externe communicatie
In samenwerking met de provincies werd o.a. een gezamenlijke aanpak voor de informatie aan de bevolking bij een noodsituatie op lokaal niveau uitgewerkt. In 2006 werd immers een nieuwe regelgeving van kracht. De realisatie van een modeldocument en praktisch hulpmiddel voor de gemeenten, samen met een opleiding voor de gemeentelijke informatieambtenaren is gepland voor het eerste semester van 2007.
De website http://crisis.ibz.be kreeg in 2006 verdere invulling. Na een aantal technische verbeteringen werd ook het AnySurfer Plus-label behaald, waardoor de website ook toegankelijk is voor slechtzienden of blinden.
23
Noodplanning
2
Harmonisering van de noodplanning op lokaal niveau 2.1 Het Koninklijk Besluit m.b.t. de nood- en interventieplanning In 2003 werd de wet op de civiele bescherming gewijzigd. Sindsdien moeten alle burgemeesters en gouverneurs een noodplan opstellen om de civiele veiligheid op hun grondgebied te waarborgen. Met deze wettelijke verplichting zagen de gouverneurs – maar vooral de burgemeesters – zich geconfronteerd met praktische problemen. Enerzijds waren de bestaande richtlijnen deels verouderd, anderzijds waren ze vastgelegd in een omzendbrief die niet bindend was. Dit had tot gevolg dat de provinciale noodplannen onderling zeer uiteenlopend waren. Bovendien heeft een analyse van mogelijke risico’s op nationaal vlak het bestaan – maar vooral het belang – aan het licht gebracht van noodsituaties die vallen buiten de civiele bescherming in de strikte zin van het woord (verstoringen van de openbare orde, crisissen van de voedselketen, terrorisme, …) en waarvoor de noodplanning nog onvoldoende ontwikkeld is. Samen met het kabinet van Binnenlandse Zaken, de Algemene Directie Civiele Veiligheid en vertegenwoordigers van de provinciegouverneurs en de vijf disciplines, werkte de ADCC het Koninklijk Besluit van 16 februari 2006 betreffende de nood- en interventieplanning uit. De principes die erin worden beschreven, worden uitgewerkt in de interpretatieve omzendbrief NPU-1 van 20 oktober 2006.
© Bare
Wet van 31/12/1963 Onder disciplines verstaat men de door de verschillende interventiediensten uit te voeren opdrachten in geval van een noodsituatie, nl. 1) hulpoperaties; 2) medische, sanitaire en psychosociale bijstand; 3) politie; 4) logistieke ondersteuning en 5) informatie aan de bevolking. Gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 15 maart 2006. Gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 10 januari 2007.
24
Noodplanning
Een drieledig doel voor noodplanning op lokaal niveau:
• de principes van de noodplanning actualiseren en in een reglementaire tekst de veranderingen sinds de omzendbrief van 1990 opnemen, met daarbij inbegrepen de multidisciplinaire benadering en de risicoanalyse;
• aan de burgemeester en de gouverneur een hulpmiddel bieden dat hen bij hun nieuwe wettelijke verplichting helpt om optimaal elke noodsituatie te kunnen beheren;
• de terminologie en de inhoud van de noodplannen harmoniseren.
Deze reglementaire tekst beschrijft de verantwoordelijkheden van de Gouverneurs en Burgemeesters op het vlak van de noodplanning en het crisisbeheer. Die verplichtingen zijn grotendeels opdrachten die de lokale overheden al uitoefenden. Toch zijn er enkele nieuwigheden op basis van nieuwe inzichten in de noodplanning en ervaringen met het crisisbeheer. 1) De fasering Afhankelijk van de omvang van de gebeurtenis, van de geografische uitgestrektheid ervan, van het aantal slachtoffers, van de verwachte gevolgen voor mens en milieu en van de middelen die moeten worden ingezet, onderscheidde België tot voor kort vier fases in de noodplanning en het crisisbeheer. Sinds kort is dit gestructureerd in drie fases, waarbij elke fase overeenstemt met een andere bestuurlijke overheid die belast is met het beheer van de noodsituatie.
Vroegere noodfase
Huidige noodfase
Coördinatie
Fase 1
/
coördinatie op gemeentelijk niveau door de brandweercommandant
Fase 2
Gemeentelijke fase
coördinatie door de burgemeester
Fase 3
Provinciale fase
coördinatie door de gouverneur
Fase 4
Federale fase
coördinatie door de Minister van Binnenlandse Zaken
2) Het toepassingsveld van de noodplanning Via het begrip “noodsituatie” werd het toepassingsveld van de noodplanning uitgebreid. Het wordt door het Koninklijk Besluit beschreven als elke gebeurtenis die schadelijke gevolgen heeft of kan hebben voor het sociaal leven (ernstige verstoring van de openbare veiligheid, ernstige bedreiging tegen het leven of de gezondheid en/of tegen belangrijke materiële belangen) en die een coördinatie van disciplines vereist om de dreiging te laten verdwijnen of om de nefaste gevolgen ervan te beperken. Het begrip “noodsituatie” blijft dus niet beperkt tot de klassieke gebeurtenissen van de civiele bescherming (rampspoedige gebeurtenissen, catastrofen en schadegevallen), maar omvat ook de nieuwe risico’s (terrorisme, epidemieën…).
25
Noodplanning
3) De discipline die de Directeur van de Operaties levert Tot voor kort werd de functie Directeur van de Multidisciplinaire operaties op het terrein uitsluitend door de brandweercommandant waargenomen. Die rol is gerechtvaardigd in de context van de wet betreffende de Civiele Bescherming, maar niet altijd bij de nieuwe risico’s. Bijgevolg kan die functie – op beslissing van de bevoegde overheid – worden waargenomen door een andere discipline die meer betrokken is bij de noodsituatie. 4) Organisatie van de interventieplaatsen Het Koninklijk Besluit harmoniseert en verduidelijkt de organisatie van de interventieplaatsen in zones. Enerzijds werden de noodplannings- en interventiezones regelmatig verward. Anderzijds varieerde de indeling in zones van provincie tot provincie, zowel voor wat het aantal zones betreft, als de terminologie en de gebruikte kleuren. Die lokale diversiteit was een risico op verwarring en communicatieproblemen en a fortiori een risico op disfunctie van de operaties op het terrein. Voortaan worden die twee begrippen als volgt omschreven:
• de noodplanningszone is een zone waarvoor de benodigde maatregelen afhankelijk van een bijzonder risico vooraf in het bijzonder noodplan zijn bepaald;
• de interventiezone is een zone die is afgebakend in functie van een concrete noodsituatie en waarin de maatregelen worden genomen die nodig zijn om de noodsituatie te beheren. De interventiezone kan in drie zones worden onderverdeeld in functie van het risico dat ze inhouden en in functie van de diensten en personen die er toegang mogen toe hebben:
• de rode zone, afgebakend door de uitsluitingsperimeter • de oranje zone, afgebakend door de isolatieperimeter • de gele zone, afgebakend door de ontradingsperimeter
Interventiezone
Ontradingsperimeter
Isolatieperimeter
Uitsluitingsperimeter
26
Noodplanning
De ADCC heeft voor de provinciegouverneurs en hun disciplines een informatiedag georganiseerd over het Koninklijk Besluit, om de lokale overheden te helpen bij de uitvoering van hun opdrachten van noodplanning en crisisbeheer. Die dag heeft geholpen de aspecten te bepalen waarvoor een harmonisering wenselijk is. Dat initiatief wordt gevolgd door andere projecten in 2007:
• Organisatie van informatievergaderingen over het KB en de Omzendbrief voor de burgemeesters en de ambtenaren die belast zijn met de noodplanning;
• Uitwerken van een typestructuur voor het algemeen plan van de provincies; • Op poten zetten van hulpmiddelen voor de identificatie en analyse van risico’s op lokaal niveau;
• Uitwerken van richtlijnen voor de interventieplannen van de disciplines.
2.2 Pijpleidingen Na het ongeval te Gellingen heeft de Minister van Binnenlandse Zaken het Crisiscentrum de opdracht gegeven om de bestaande elementen in de provinciale rampenplannen m.b.t. het vervoer via pijpleidingen10 te vergelijken en een rampenplanstructuur te ontwikkelen in overleg met de provinciegouverneurs (hoe moet er gereageerd worden in dit soort situatie). Er werd een gids bestaande uit drie delen opgesteld:
• In een eerste deel wordt de specificiteit van de leidingenproblematiek besproken (algemene informatie en achtergronden). Hierin wordt ondermeer het wettelijk kader, het toepassingsgebied,de technische kenmerken van leidingen, de risico’s verbonden aan leidingen en de rampenbestrijding besproken.
10 Definitie pijpleidingen: ondergrondse of bovengrondse leiding die wordt gebruikt voor het transport van gassen, petroleumderivaten, vloeistoffen of andere gevaarlijke producten die onder de wet van 12 april 1965 vallen betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen (B.S. 7 mei 1965).
27
Noodplanning
• Een tweede deel vormt een handleiding bij het gebruik van de bijlagen, opgenomen in deel 3. • In het derde deel komen de eigenlijke bijlagen in de vorm van fiches, zoals contactgegevens van de exploitanten, interventiemiddelen van de exploitanten, productinfo en beleidsmaatregelen in functie van het product en het risico en de omstandigheden.
De documenten die in deze gids worden aangeboden, kunnen in de bestaande nood- en interventieplannen worden ingepast of kunnen de basis vormen van nieuwe plannen. Deze gids zal in de loop van 2007 ter beschikking worden gesteld van alle lokale, provinciale en federale openbare besturen en werd samengesteld in overleg en samenwerking met de Belgische federatie van transporteurs via pijpleidingen (Fetrapi). Het Crisiscentrum maakte eveneens een digitale kaart van de bestaande cartografie van FETRAPI en de NAVO-pijpleiding. Deze digitale kaart werd ter beschikking gesteld van de provincies op schaal 1/300.000. Dit moet toelaten om de risico’s op alle betrokken niveaus (gemeentelijk, provinciaal en federaal) te identificeren en de bijhorende noodplanning te ontwikkelen.
3
Commissie voor Nationale Vraagstukken inzake Verdediging Vanuit de optiek van een geïntegreerde crisisaanpak werd de Commissie voor de Nationale Verdedigingsvraagstukken (CNVV) in 2002 ondergebracht bij het Crisiscentrum. In 2006 heeft de CNVV onder leiding van Kolonel Dominque Collins haar knowhow zowel intern als extern ter beschikking gesteld. Intern heeft de CNVV drie computertoepassingen voor het Crisiscentrum gemaakt. Met het eerste programma – voor de afdeling P&O – kunnen de kritieke prestatie-indicatoren worden beheerd. Met het tweede programma – eveneens voor de afdeling P&O – kunnen personeelsgegevens en het verlof worden beheerd. Met het derde programma – voor de afdeling ordehandhaving – kunnen de verschillende veiligheidsverificaties worden uitgevoerd.
De Commissie voor Nationale Vraagstukken inzake Verdediging vertegenwoordigt België in de domeinen van zowel het crisisbeheer als de civiele noodplanning in het kader van de NAVO en de European Atlantic Partnership Council.
De CNVV is verantwoordelijk voor de opvolging van de nationale gevolgen van een internationale crisis. De CNVV staat daarvoor in nauw contact met de NAVO en heeft onder meer toegang tot het NATO Crisis Response System (NCRS). Dat systeem voorziet de Alliantie van een waaier aan opties en maatregelen, waardoor noodsituaties kunnen worden beheerd en beantwoord, in het bijzonder wanneer de veiligheidscontext bruusk wordt verstoord. Het zorgt voor ondersteuning bij de operationele voorbereiding, die vereist is voor de preventie van
28
Noodplanning
conflicten en het beheer van noodsituaties in heel het gamma van operaties die al dan niet onder artikel 5 vallen van het Noord-Atlantisch Verdrag 11.
CriViSen
In dat kader heeft de CNVV in 2006 deelgenomen aan de jaarlijkse NCRS-conferentie in Tallinn (Estland). De CNVV heeft bovendien een computerprogramma gemaakt om de verschillende maatregelen die de NAVO afkondigt bij een internationale crisis op te volgen en te visualiseren. Het programma werd ter beschikking gesteld van het Haut Commissariat à la Protection nationale van het Groothertogdom Luxemburg en werd voorgesteld aan de vertegenwoordigers van het Nationaal Crisiscentrum (NCC) van Nederland. Het NCC heeft een aanvraag ingediend om het programma te verkrijgen.
De bescherming van de kritieke infrastructuur heeft steeds meer aan belang gewonnen, vooral in verband met de asymmetrische dreiging ten opzichte van deze essentiële elementen van onze samenleving. Dit vertaalde zich in talrijke activiteiten, studies en symposia zowel op NAVO-vlak als binnen de EU. De CNVV speelde hierin de rol als nationaal coördinator en vertegenwoordiger in internationale fora. Intussen werd ook systematisch verder gewerkt aan de ontwikkeling van CRIVISEN, de gegevensbank met de nationale kritieke, vitale en gevoelige punten, met als doel om de beschermingsmaatregelen te plannen voor een noodsituatie en te beheren tijdens een noodsituatie.
© Nato
Het actualiseren en aanvullen van de gegevens gebeurt in samenwerking met andere FOD’s en instellingen. Eind 2006 kwamen er nieuwe uitdagingen, toen deze databank online moest worden gezet. Daarbij moest rekening worden gehouden met projecten van de Europese Unie m.b.t. kritieke infrastructuur.
11 Artikel 5 bepaalt dat alle partijen van het Verdrag gezamenlijk optreden bij een gewapende aanval tegen een of meer van hen in Europa of Noord-Amerika. Sinds de ondertekening van het Verdrag in 1949 werd dit artikel één keer toegepast, na de aanslag op 11 september 2001.
29
Noodplanning
Crisis- en evenementen beheer
Actieve waakzaamheid 33
Beheer van de openbare orde 35
Voornaamste beheerde evenementen 47
IV
De Permanentie en de Openbare Orde hebben tot doel de klok rond de actualiteit op te volgen op het vlak van openbare orde en noodsituaties, en ernaar te handelen. Deze directie wint informatie in en neemt veiligheidsmaatregelen indien nodig. Ze beheert de administratieve en juridische dossiers over openbare orde en veiligheid.
De Directie Geïntegreerde Permanentie is een tweesporensysteem om de informatie te behandelen. De eerst lijn is de permanentie, die 24 uur op 24 actief is. Ze behandelt alle inkomende informatie, bewerkt ze op haar niveau of zendt ze door naar de geschikte bestemmelingen. De tweede lijn versterkt de permanentie en behandelt meer specifieke dossiers waarvoor diepgaander werk of bijkomend onderzoek nodig is. De Geïntegreerde Permanentie bestaat uit 48 medewerkers en staat onder leiding van Alain Lefèvre. De Geïntegreerde Permanentie vormt het operationele hart van het Crisiscentrum. Ze spoort de informatie op, analyseert ze en behandelt ze. Op basis van de inschatting van de situatie wordt beslist welke maatregelen genomen of voorgesteld worden. Binnen de Geïntegreerde Permanentie is er een team van drie verbindingsofficieren van de Lokale Politie, de Federale Politie en de Veiligheid van de Staat. Ze hebben als opdracht om te coördineren met hun dienst en leveren hun technische expertise.
Wat is een crisis?
Een juridische steuncel maakt juridische analyses en geeft juridisch advies voor de aangelegenheden die door de dienst behandeld worden. Daarnaast stelt ze wetteksten of richtlijnen op in het domein van politie en veiligheid.
Het koninklijk besluit van 18 april 1988 – waarbij het Crisiscentrum werd opgericht – omschrijft een crisis als een gebeurtenis die door haar aard of gevolgen de vitale belangen van het land of de essentiële behoeften van de bevolking bedreigt. Voor het beheer van die gebeurtenis is een dringende besluitvorming vereist, en dit vergt de gecoördineerde inzet van verscheidene departementen en organismen op nationaal en internationaal vlak. Onder vitale belangen of essentiële behoeften van de bevolking, verstaat men de openbare orde in brede zin: de openbare rust, gezondheid en veiligheid, maar ook het socio-economisch potentieel van het land, de nationale soevereiniteit en de integriteit van het nationaal grondgebied.
32
Crisis- en evenementenbeheer
Actieve waakzaamheid Om een crisis te beheren, moeten de overheden via het Crisiscentrum snel, volledig en voortdurend over de situatie geïnformeerd worden. Bovendien moeten die overheden op basis van analyses en inschattingen snel kunnen beslissen over de te nemen voorzorgs- en/of beschermingsmaatregelen, rekening houdend met nationale en internationale implicaties. Die analyses, inschattingen en maatregelen moeten snel worden overgemaakt aan de diensten die belast zijn met de uitvoering van de maatregelen.
1.1 Draaischijf van informatie Het Crisiscentrum heeft als één van zijn voornaamste taken permanent waakzaam te zijn om de federale regering en in de eerste plaats de minister van Binnenlandse Zaken tijdig te kunnen inlichten over (dreigende) noodsituaties en aangelegenheden van openbare orde. Het inwinnen van informatie staat dan ook voorop. Naast de informatie vanuit politionele hoek en van de inlichtingendiensten - vooral wat manifestaties, bezoeken van VIPS en andere zaken van openbare orde betreft - zoekt het CGCCR zelf naar informatie via nieuwsagentschappen, radio en TV en door bijkomende info te vragen aan de betrokken personen, diensten of instellingen. De bekomen informatie wordt weergegeven in verschillende overzichten:
• Flash Info: tijdens de kantooruren wordt om de 2 uur een document verspreid met daarin informatie over ordehandhaving, rampspoedige gebeurtenissen en media-informatie.
• Weekoverzicht: overzicht van risico-evenementen, manifestaties, VIP-bezoeken, gedurende de komende week; tevens een overzicht van de afgelopen week voor het Nationaal Crisiscentrum (NCC) uit Nederland.
33
Crisis- en evenementenbeheer
1
1.2 Nationaal en internationaal contactpunt Het permanentiepersoneel is bijzonder alert in zaken waarvoor het CGCCR als meldpunt geldt, zowel in het binnenland als internationaal. Internationaal is dat als meldpunt voor het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie (IAEA), voor het European Community Urgent Radiological Information Exchange (ECURIE), het Monitoring & Information Centre (MIC) en het Rapid Alert System Biological and Chemical Attacks and Threats (BICHAT) van de Europese Unie.
IAEA
Het CGCCR neemt na kantooruren ook de permanentie waar voor de FOD Kanselarij van de Eerste Minister en de FOD Volksgezondheid, Leefmilieu en Veiligheid van de Voedselketen en is meldpunt in geval van een vervuiling op de Noordzee. Medewerkers van deze diensten blijven contacteerbaar door het Crisiscentrum.
National Warning Point - IAEA De IAEA-Conventie van Wenen (27/10/1986) heeft tot doel de wettelijke instrumenten te creëren om een internationaal netwerk op te richten voor informatie-uitwisseling en snelle hulpverlening bij een nucleair ongeval of een radiologische noodsituatie.
MIC
België heeft deze conventie mee ondertekend en omgezet in Belgisch recht12 In uitvoering ervan is het CGCCR aangeduid als internationaal alarmeringspunt. Om zulk National Warning Point te zijn, is het vereist dat het contactpunt 24/24 uur operationeel is en ervoor instaat om bij een notificatie de nationale nucleaire noodprocedure op te starten en de bevoegde personen te verwittigen.
Als Belgisch contactpunt voor het Monitoring and Information Centre (MIC) ontvangt het CGCCR bijna dagelijks een overzicht van noodsituaties (stormen, overstromingen, bosbranden, aardbeving, …) en eventuele vragen vanuit het rampgebied om bijstand. Desgevallend staat het CGCCR in voor een gecoördineerd antwoord aan het MIC m.b.t. de Belgische bijdrage. Het MIC coördineert de vragen om bijstand en de ter beschikking gestelde middelen op Europees vlak.
12
12 Wet van 5 juni 1998 van instemming met het verdrag inzake vroegtijdige kennisgeving van een nucleair ongeval en de wet van 5 juni 1998 van instemming met het verdrag inzake de verlening van bijstand in geval van nucleair ongeval of van een calamiteit met radioactieve stoffen.
34
Crisis- en evenementenbeheer
Als (inter)nationaal contactpunt voor alarmering beschikt het Crisiscentrum over de contactgegevens van de voornaamste overheidsdiensten. Afhankelijk van het risicotype worden alarmeringsprocedures opgesteld. Op die manier is het voor de permanentiemedewerkers duidelijk wie gecontacteerd of geïnformeerd moet worden bij incidenten, welke informatie gegeven moet worden en welke acties ondernomen moeten worden. Het kunnen raadplegen van deze procedures in nauwelijks enkele muisklikken is een vereiste voor een snelle reactie. Dit veronderstelt een regelmatige actualisatie van de bestaande procedures, controle van de contactgegevens en een overzichtelijke weergave met eenduidige richtlijnen.
Beheer van de openbare orde De minister van Binnenlandse Zaken en de provinciegouverneurs oefenen de bevoegdheden van de burgemeester of van de gemeentelijke instellingen in subsidiaire orde uit:
• wanneer deze, al dan niet vrijwillig, hun verantwoordelijkheden niet nakomen; • wanneer de verstoring van de openbare orde zich uitstrekt over het grondgebied van verscheidene gemeenten;
• wanneer het algemeen belang hun tussenkomst vereist 13, ook al is de gebeurtenis of de situatie slechts in een enkele gemeente gelokaliseerd. Daarnaast heeft de minister van Binnenlandse Zaken ook een belangrijke eigen verantwoordelijkheid op het vlak van de bescherming van personen en goederen. Bij crisis- en evenementenbeheer zijn juridische vraagstukken en knelpunten nooit ver weg:
• Op welke wijze dienen de parketten en de politiediensten het Crisiscentrum te vatten indien bij een gerechtelijk onderzoek blijkt dat er een dreiging uitgaat naar een politieambtenaar, een parketmagistraat of een onderzoeksrechter?
• Wat is het onderscheid tussen de algemene en de bijzondere bestuurlijke politie? • Welke elementen dient een evacuatiebesluit van de gouverneur te bevatten en wie zal de economische schade dragen?
• Welke zijn de mogelijkheden en beperkingen om een politiemaatregel te controleren en af te dwingen?
• Wat zijn de wettelijke mogelijkheden om met actievoerders om te gaan, die de terreinen van een nucleaire site zijn binnengedrongen? Het zijn stuk voor stuk voorbeelden van kwesties waarmee het Crisiscentrum in 2006 werd geconfronteerd, en waarvoor het adviezen en aanbevelingen formuleerde.
13 Art. 11 van de Wet op het Politieambt.
35
Crisis- en evenementenbeheer
2
Informatiebeheer bestuurlijke politie
Het politioneel informatiebeheer wordt georganiseerd overeenkomstig de artikelen 44/1 e.v. van de wet op het politieambt. Het Crisiscentrum werkte in 2006 mee aan de redactie van een hoogst technisch ontwerp van Koninklijk Besluit om de modaliteiten te bepalen voor de verwerking van de persoonsgegevens en de informatie van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus.
2.1 Organisatie, coördinatie en opvolging van risicoevenementen 2.1.1 De permanente veiligheidsuitdaging bij Europese toppen Een verklaring van de staats- en regeringsleiders – verenigd in de Europese Raad van Nice in december 2000 – bepaalt dat er vanaf 2002 per voorzitterschap één Europese Raad in Brussel gehouden zou worden. Een Europese top brengt al gauw 25 tot 29 landen bijeen, met ongeveer 34 personaliteiten van zeer hoog niveau (VVIP’s), en brengt voor de organisatie en veiligheid in België meer dan duizend personen per shift op de been. Voor elk staatshoofd of elke regeringsleider (voor sommige landen nemen beide deel aan de top) en voor elke leider van een Instelling voorziet België in een veiligheids-, protocollaire of verkeersescorte. Naast de staats- of regeringsleiders zijn eveneens de Ministers van Buitenlandse Zaken, Financiën en Economie aanwezig op een Europese top.
36
Crisis- en evenementenbeheer
In 2006 werd het EU-voorzitterschap waargenomen door Finland en Oostenrijk, met EU-toppen in maart, juni en december. De top van oktober vond plaats in Finland.
© Belga
Naar aanleiding van het Belgische voorzitterschap van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) werd in december ook een top gehouden te Brussel. Er waren 56 staten aanwezig, waaronder heel wat staatshoofden en regeringsleiders.
Om een optimale coördinatie te garanderen, gaat aan elke Europese top een grondige voorbereiding vooraf. De voorzitter van de Europese Unie (die organisator is van de gebeurtenis), de volgende voorzitter van de Europese Unie (die zich het dossier eigen moet maken), het Secretariaat-Generaal van de Europese Unie en alle Belgische gezagsdragers en diensten 14 komen dan samen bij de Algemene Directie Crisiscentrum. Alle aspecten met betrekking tot de organisatie en de veiligheid komen er aan bod, zoals het programma van de top en aansluitende bilaterale en multilaterale vergaderingen, een inschatting van de dreiging op vlak van terrorisme en openbare orde of nog de bespreking van de gepaste beveiligings- en voorzorgsmaatregelen (close protection, escortes, verschillende veiligheidsperimeters, veiligheid van de verblijfplaatsen, …). Daarnaast worden aspecten van openbare orde, zoals het mobiliteitsaspect, onder de loep genomen. De mogelijkheden om bepaalde verkeersaders, tunnels, metrostations en treinstations te sluiten, worden onderzocht. Ook kwesties die te maken hebben met de medische nooddiensten (ziekenhuizen, ziekenwagens, …) komen aan bod.
14 Voor België zijn de vertegenwoordigde coördinerende diensten op het vlak van organisatie en veiligheid: de stad Brussel, de Politiezone Brussel Hoofdstad-Elsene, de directeur-coördinator van Brussel, de Federale Politie (Directie Administratieve Politie DAO, Directie Gerechtelijke Politie DGP-terro, Directie van de Speciale Eenheden DSU, Provinciale verkeerseenheid Brabant), de Veiligheid van de Staat, de Algemene Dienst Inlichtingen en Veiligheid, het Coördinatieorgaan voor de Dreigingsanalyse (OCAD), de dienst Protocol van Buitenlandse Zaken, het Interministerieel Comité van Brussel voor het Onthaal van Internationale Organisaties (ICOIO), de diensten van de Gouverneur van Brussel en vertegenwoordigers van de hulpdiensten, alsook vertegenwoordigers van de Diensten van de Eerste Minister, van de minister van Justitie en van de minister van Binnenlandse Zaken.
37
Crisis- en evenementenbeheer
Het bedrag wordt besteed aan het kader van hulpagenten van politie, aan taalopleidingen, aan de “premie Brussel”, aan investeringen in infrastructuur, aan de door het politiepersoneel in het kader van toppen gepresteerde uren, aan het radiocommunicatienetwerk Astrid en aan preventie. Van twee posten werd het beheer opgedragen aan de Algemene Directie Crisiscentrum, namelijk de investeringen in infrastructuur en de uren die door het politiepersoneel gepresteerd werden in het kader van de toppen. In 2006 werd een bedrag van 3.750.000 euro besteed aan investeringen in infrastructuur en 1.500.000 euro aan gepresteerde uren. Het Crisiscentrum is ermee belast om de Koninklijke Besluiten op te stellen, om te communiceren met de zones, om de bestemmingsplannen voor de investeringen in infrastructuur te onderzoeken, om de boekhoudkundige aftrek van de zones en de link met Europese toppen te controleren, om de betaling van voorschotten en van de aftrek voor akkoord aan de minister van Binnenlandse Zaken voor te leggen.
© Belga
Budget Europese toppen
De Regering heeft beslist om in het kader van het budget voor Europese toppen, 25 miljoen euro op jaarbasis te besteden om de Brusselse gemeentes en politiezones te steunen.
2.2.1 Autosportcompetities op de openbare weg Snelheidswedstrijden die geheel of gedeeltelijk op de openbare weg verreden worden volgens een afgebakend parcours, zijn onderworpen aan een aantal veiligheidsvoorschriften15. De rallycommissie geeft advies aan de burgemeesters over veiligheid bij wedstrijden, en omvat de diensten die bij de veiligheid van de wedstrijd en de toeschouwers betrokken zijn. De eindverantwoordelijkheid komt toe aan de burgemeester. Hij geeft zijn toestemming voor de
15 Koninklijk Besluit van 28 november 1997 houdende de reglementering van de organisatie van sportwedstrijden of sportcompetities voor auto’s die geheel of gedeeltelijk op de openbare weg plaatshebben (B.S. 5 december 1997), gewijzigd bij Koninklijk Besluit van 28 maart 2003 (B.S. 15 mei 2003).
38
Crisis- en evenementenbeheer
organisatie van een snelheidswedstrijd in zijn gemeente en moet er over waken dat alle nodige veiligheidsmaatregelen genomen worden. De rallycommissie is er eveneens mee belast om:
• advies te geven aan de minister van Binnenlandse Zaken en aan de minister bevoegd voor verkeersveiligheid over de toepassing van de van kracht zijnde reglementering op de organisatie van sportwedstrijden met voertuigen;
• advies te geven over het opleidings- en bijscholingsprogramma van de veiligheidschefs, baancommissarissen en stewards;
• ter plaatse te inspecteren, vooraf en tijdens de wedstrijd of competitie. Die inspecties
Wie zetelt in de rallycommissie?
worden door de arrondissementscommissarissen uitgevoerd, elk voor zijn gebied.
Het voorzitterschap en het secretariaat van de rallycommissie berusten bij de Algemene Directie Crisiscentrum. Verder is de commissie samengesteld uit:
• een vertegenwoordiger van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken;
• een vertegenwoordiger van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer;
• een vertegenwoordiger van de Vereniging van Belgische steden en gemeentes;
• een vertegenwoordiger van de Federale Politie; • een vertegenwoordiger van de Vaste Commissie van de Lokale Politie; • een vertegenwoordiger van het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid. Een vertegenwoordiger van de nationale sportinstantie en een vertegenwoordiger van de sportbonden zijn ook lid, met raadgevende stem. Elk gewest wordt verzocht om een vertegenwoordiger in de commissie aan te wijzen. Voor het uitbrengen van advies over een bepaalde wedstrijd of competitie, wordt de commissie uitgebreid met de betrokken gouverneur of arrondissementscommissaris, met een vertegenwoordiger van de Lokale Politie en de organisator van de rally.
Sinds 2003 passeren alle rally’s de rallycommissie. In 2006 heeft de Rallycommissie 72 wedstrijden behandeld die onder het toepassingsveld van de reglementering vallen, waarvan 55 in Wallonië en 17 in Vlaanderen. Het aantal rally’s, rallysprinten, sprinten en klimwedstrijden is daarmee licht gedaald tegenover 2005. De Commissie heeft advies gegeven op tal van veiligheidsaspecten. Zij heeft ook de inachtneming gevraagd van specifieke vragen, zoals de indienstneming van stewards met een behoorlijke opleiding voor spektakelplaatsen. Bijgevolg was er zeer frequent rigoureus overleg met de direct betrokken buurtbewoners en was er een verhoogde sensibilisatie van het publiek voor de gevaren die eigen zijn aan deze sport. De Commissie heeft in haar adviezen ook een verhoging voorgesteld van de grootte van de zones die verboden zijn voor het publiek.
39
Crisis- en evenementenbeheer
De Commissie heeft een geamendeerd ontwerp van omzendbrief ‘OOP 25ter’ ter ondertekening voorgelegd van de Ministers van Binnenlandse Zaken en van Mobiliteit. De omzendbrief begeleidt de Koninklijke Besluiten van 28 november 1997 en van 28 maart 2003 houdende de reglementering van de organisatie van sportwedstrijden of sportcompetities voor auto’s die geheel of gedeeltelijk op de openbare weg plaatshebben. Daarbij worden de veiligheidsmaatregelen die nu al op het terrein aanbevolen werden, op papier gezet. Er wordt ook antwoord gegeven op concrete vragen die werden gesteld voor de problematiek van de “sportwedstrijden” van het type Gumball of de regelmatigheidswedstrijden. Naast de werkzaamheden om de veiligheidsplannen van de verschillende wedstrijden te onderzoeken, heeft de Rallycommissie zich ingespannen om een partner te zijn die constant een luisterend oor biedt aan de organisatoren, federaties, overheden en hulpdiensten, om het algemeen veiligheidsniveau te verhogen. Zijn werk werd gevaloriseerd door de nominatie voor de RACB Awards 2006.
© Belga
© RACB
In september heeft de Rallycommissie een informatiezitting georganiseerd in het Hoger Instituut voor de Noodplanning, rond het thema “Autorally’s: de reglementering bestaat tien jaar”. Die zitting was gericht op de sportorganisatoren en -federaties en op de provincies, gemeenten en politiezones die betrokken zijn bij de organisatie van de rally’s. Tien jaar van reglementering en nauwe samenwerking tussen de verschillende openbare en privé partners hebben geleid tot een goed uitgewerkt veiligheidsplan. Er werden maatregelen uitgewerkt voor een bestuurlijke en operationele coördinatie op lokaal en provinciaal niveau. Die maatregelen beogen een optimale beveiliging van de rally’s waarbij de veiligheidsaspecten eigen aan dit soort wedstrijden worden geregeld.
2.2 Bescherming van personen, goederen en instellingen 2.2.1 Protectie van overheidsfunctionarissen De opdrachten van de ADCC m.b.t. de bescherming van personen en goederen zijn beschreven in de ministeriële richtlijn MFO-516 17 en in de omzendbrief COL 6/2004 van het College van Procureurs-generaal18. De omzendbrief van de Procureurs-generaal behandelt de bescherming van personen die in de uitoefening van hun beroep, functie of maatschappelijke rol bedreigd worden met betrekking tot hun fysieke integriteit of die van hun familieleden of verwanten. De minister van Binnenlandse
16 Ministeriële richtlijn MFO-5 van 23 december 2002 houdende de opdrachten van federale aard uit te oefenen door de Lokale Politie, wat betreft de opdrachten van bijzondere bescherming van personen en roerende en onroerende goederen (B.S., 27 januari 2003). 17 Het letterwoord MFO staat voor Missions Fédérales - Federale Opdrachten. 18 Omzendbrief COL 6/2004 van het College van Procureurs-generaal betreffende de bescherming van bedreigde personaliteiten, overheidsfunctionarissen en privé-personen.
40
Crisis- en evenementenbeheer
Zaken beschikt over de mogelijkheid om bedreigingen te laten evalueren en vervolgens bepaalde maatregelen en dispositieven te voorzien. Het gaat hierbij om opdrachten die uitgevoerd kunnen worden door zowel de politiediensten als door de Veiligheid van de Staat. Verschillende dossiers werden in de loop van 2006 behandeld, die zich veelal in de criminele sfeer bevinden. Het betrof voornamelijk dossiers met betrekking tot magistraten en politieambtenaren waarop een dreiging rustte in het kader van een gerechtelijk onderzoek waaraan zij werkten. Enkele dossiers waren complex en de maatregelen moesten gedurende verschillende maanden worden aangehouden.
In 2006 werden de 28 bestuurlijke directeurs-coördinatoren (dirco) van de federale politie en de korpschefs van de 196 lokale politiezones met hun operationele officieren uitgenodigd voor een informatiesessie. Bijzondere aandacht werd besteed aan de rallycommissie, de omzendbrief Col 6/2004 van het College van procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep (bescherming van bedreigde personaliteiten, overheidsfunctionarissen en privé-personen) en de Ministeriële richtlijn MFO-5 wat betreft de opdrachten van bijzondere bescherming van personen en roerende en onroerende goederen.
2.2.2 VIP-protectie
© Belga
Het Crisiscentrum waarborgt de (niet-operationele) coördinatie van de veiligheidsmaatregelen die genomen moeten worden bij het bezoek van buitenlandse personaliteiten aan ons land (staatshoofden, regeringsleiders, Ministers van Buitenlandse Zaken…). Bijna dagelijks zijn er zulke bezoeken van VIP’s, gezien o.a. de aanwezigheid van de Europese instellingen en de NAVO op ons grondgebied. In het verlengde daarvan is België het gastland voor de organisatie van de Europese toppen, waarbij telkens verscheidene buitenlandse regeringsleiders aanwezig zijn in ons land.
41
Crisis- en evenementenbeheer
Het Crisiscentrum heeft in 2006 3430 VIP-bezoeken behandeld, waarvoor moest worden nagegaan welke de geschikte maatregelen waren qua opvang, veiligheid, bescherming en escortes. Het Crisiscentrum is het Belgische nationale contactpunt voor het Europees netwerk voor bescherming van personaliteiten. Het verzorgt aldus de contacten met de ambassades en Internationale Instellingen.
3500 3430 3000 2900
2885 2500 2400 2000
40
1500 1000 500
Procedure veiligheidsmaatregelen
0
16 Aantal bezoeken 2003
2004
2005
2006
De voorzorgs- en/of beschermingsmaatregelen worden ingeschat en bepaald volgens drie frequenties: maandelijks, wekelijks en dagelijks. Elke maand wordt in het Crisiscentrum een inschatting van de dreiging gemaakt. Ze gebeurt door informatieuitwisseling tussen het Coördinatieorgaan voor de Dreigingsanalyse (OCAD), de lokale en federale politie,de Veiligheid van de Staat en de Algemene Dienst Inlichtingen en Veiligheid (ADIV). Op basis van die dreigingsanalyse worden de gepaste maatregelen bepaald voor de personen en voor alle kritieke infrastructuur in België (de Internationale Instellingen, de Ambassades, officiële gebouwen, havens, luchthavens, metro, kerncentrales,…). Wekelijks wordt er een vergadering georganiseerd met het Administratief Technisch Secretariaat en Binnenlandse Zaken om de gebeurtenissen van de afgelopen week door te nemen, en om een overzicht te geven van aangekondigde gebeurtenissen die een belang vertonen op het vlak van openbare ordehandhaving: manifestaties, sociale conflicten, internationale gebeurtenissen met weerslag op België, (staats)bezoeken aan België, evenementen die mogelijks bijzondere dreigingen kunnen inhouden. Het Crisiscentrum volgt de situatie permanent op, 24u/24, 365 dagen/365, en centraliseert de informatie, de analyses en de inschattingen, om soepel en snel te bepalen welke de meest aangewezen voorzorgs- en beschermingsmaatregelen zijn. Het Crisiscentrum heeft eveneens een rol bij het nemen van veiligheidsmaatregelen ten aanzien van waardetransporten en transporten van kunstwerken.
42
Crisis- en evenementenbeheer
2.3 Opvolging van de terroristische dreiging De opvolging van de terroristische dreiging vereist een gezamenlijke aanpak. Op basis van de inschatting van de dreiging door de verschillende diensten19, stelt de Algemene Directie Crisiscentrum aan de Minister van Binnenlandse Zaken voor welke voorzorgs- en/of beschermingsmaatregelen best genomen worden. Wanneer ze zijn goedgekeurd, worden de maatregelen doorgegeven aan de politie- en inlichtingendiensten, die de maatregelen in uitvoering brengen. De Lokale Politie is belast met de uitvoering van maatregelen binnen haar zone. De Federale Politie voorziet in gespecialiseerde en zo nodig ook niet-gespecialiseerde ondersteuning. De Veiligheid van de Staat waarborgt de beschermingsopdrachten van personaliteiten.
Het palet aan maatregelen waaruit kan worden geput is zeer ruim:
• briefing van de politiediensten, • actualisering van en herinnering aan de procedures, • contactgegevens van een politieagent meedelen die 24/24 bereikbaar is, • technopreventief onderzoek, • patrouilles op verschillende tijdstippen, • controle van verdachte personen, voertuigen en voorwerpen, • Friese ruiters, • betonblokken, • vaste posten met permanente politieaanwezigheid, • close protection • …
2.3.1 College voor Inlichting en Veiligheid Het College voor Inlichting en Veiligheid situeert zich op het niveau van de diensten van de Eerste Minister. Het is een administratief orgaan dat als tussenschakel fungeert tussen het Ministerieel Comité voor Inlichting en Veiligheid (dat het algemeen inlichtingenbeleid bepaalt) en de diverse diensten op het terrein. Het is samengesteld uit de leidinggevende personen van de diensten die het inlichtingen- en veiligheidsbeleid concreet gestalte geven en wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Eerste Minister. Ook de Directeur-generaal van het Crisiscentrum zetelt in dit orgaan. In 2006 werden in het College onder meer volgende thema’s behandeld:
• • • • •
richtlijnen en actieplannen in het kader van de bestrijding van terrorisme en radicalisme; de problematiek van de informatiebeveiliging; de financiering van het terrorisme; de oprichting van het Coördinatieorgaan voor de Dreigingsanalyse (OCAD); de veiligheid van de spoorweguitbating;
19 De diensten die belast zijn met de inschatting en de opvolging van de terroristische bedreiging zijn de Federale en Lokale Politie, de Veiligheid van de Staat, de Algemene Dienst Inlichtingen en Veiligheid (ADIV) en het Coördinatieorgaan voor de Dreigingsanalyse (OCAD). Daarnaast levert de Federale Politie een inschatting van de dimensie Openbare Orde, die niet te onderschatten is.
43
Crisis- en evenementenbeheer
• het beheer van de toegang voor de mobiliteitsinfrastructuren; • het plan voor snelle reactie met dringende maatregelen bij een aanslag; • een communicatiestrategie voor terroristische dreiging of aanslag. 2.3.2 Overlegplatform bedrijfsbeveiliging Het Crisiscentrum verleent haar medewerking aan de verdere uitbouw van een structurele samenwerking tussen de federale overheid en het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) op het vlak van terrorismebestrijding en de bescherming van het Economisch en Wetenschappelijk Potentieel. Deze werkzaamheden situeren zich binnen het Permanent Overlegplatform Bedrijfsbeveiliging, opgericht bij Protocol tussen de Minister van Justitie en het VBO van 4 december 2001. In 2006 resulteerde dit o.m. in het opstellen van een ontwerp van “Vademecum ten behoeve van de private sector - Bomalarmen – Incidenten – Verdachte handelingen - Wat en hoe rapporteren?” en de organisatie van een studiedag. Het Crisiscentrum fungeert bovendien als contactpunt voor het “Early Warning System” tussen het VBO en de federale overheid, dat operationeel is sedert 1 juli 2004. In 2006 werd 11 keer van dit communicatiekanaal gebruik gemaakt.
2.4 Veiligheidsverificaties De Algemene Directie Crisiscentrum is vertegenwoordigd in de Nationale Veiligheidsoverheid (NVO). De NVO is het collegiaal orgaan dat optreedt als de bevoegde overheid voor het afleveren van machtigingen, attesten en adviezen in toepassing van de wet betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen en het Koninklijk Besluit tot uitvoering ervan. Daarnaast machtigt ditzelfde Koninklijk Besluit de Algemene Directie Crisiscentrum om te beslissen voor welke lokalen, gebouwen of terreinen of voor welke (inter)nationale, diplomatieke of protocollaire evenementen de toegang van personen afhankelijk moet worden gesteld van het bezit van een veiligheidsattest. Tegen de beslissingen van de NVO en van het Crisiscentrum staat beroep open. Als overgangsmaatregel werden in 2006 de bevoegdheden van de NVO met betrekking tot de veiligheidsattesten en de veiligheidsadviezen gedeeltelijk uitgeoefend door afzonderlijke overheden, waaronder de Algemene Directie Crisiscentrum. Tot het einde van het jaar is het Crisiscentrum opgetreden als de bevoegde overheid voor het verstrekken, weigeren of intrekken van veiligheidsattesten voor de toegang tot bepaalde plaatsen of evenementen. 3568 personen werden onderworpen aan een veiligheidsverificatie, waarvan 2798 ter gelegenheid van de 3 Europese Toppen en 770 ter gelegenheid van de Ministeriële Raad van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE). Drie personen tekenden beroep aan, waarvan één door het beroepsorgaan in het gelijk werd gesteld.
2.5 Gehypothekeerde capaciteit De Minister van Binnenlandse Zaken bepaalt de opdrachten van federale aard uit te voeren door de Lokale Politie, onder meer voor het verlenen van versterking bij omvangrijke opdrachten van bestuurlijke politie. Samen met het Administratief en Technisch Secretariaat, bereidt het Crisiscentrum hiertoe de beslissingen van de Minister voor. Het Crisiscentrum is gastheer voor de vergaderingen van de Werkgroep “HYCAP” en neemt deel aan sommige vergaderingen van de Begeleidingscommissie van de politiehervorming op lokaal niveau. In 2006 heeft dit geleid tot een evaluatie van de Ministeriële richtlijn MFO-2 van 2 augustus 2005 over het solidariteitsmechanisme tussen de politiezones voor versterkingen voor opdrachten van bestuurlijke politie.
44
Crisis- en evenementenbeheer
© Belga
2.6 Havenveiligheid Op 1 juli 2004 werd de International Ship and Port Facility Security Code (ISPS) ter beveiliging van schepen en havenfaciliteiten officieel van toepassing in de Belgische havens. De code werd opgesteld om terroristische aanslagen waarbij schepen worden gebruikt als dragers van massavernietigingswapens te voorkomen.
België heeft geopteerd voor een gelijkaardige structuur als voor de beveiliging van de luchthavens. Een Koninklijk Besluit tot oprichting van een federaal comité en lokale comités voor de beveiliging van de havenfaciliteiten werd gepubliceerd op 18 juni 2004. Dit KB richt het federaal comité op dat fungeert als nationale autoriteit en dat onder andere instaat voor de algemene coördinatie van de beveiligingsmaatregelen. De Directeurgeneraal van het Crisiscentrum is één van de leden van dit comité. 20 20 Belgische ISPS-plichtige havens: Antwerpen, Brussel, Charleroi, Gent, Luik, Oostende, Zeebrugge, Waterwegen en Zeekanaal, Genk en Hasselt.
45
Crisis- en evenementenbeheer
Naast het federaal comité zijn er in alle ISPS-plichtige havens van België20, lokale comités opgericht. Al deze comités hebben tot taak om de veiligheidsplannen van de verschillende havenfaciliteiten te beoordelen aan de hand van een risicoanalyse en een gemotiveerd verslag uit te brengen aan het federaal comité. Einde 2006 waren er al 213 faciliteiten met een conformiteitsattest voor 5 jaar. Nieuw is dat het volledige havengebied opgenomen wordt in een beveiligingsdispositief. Dit gebeurde op basis van een Europese richtlijn21 die in 2006 is omgezet in een havenbeveiligingswet. De toepassing moet gebeuren tegen 1 juli 2007. Als gevolg hiervan gelden de veiligheidmaatregelen niet meer alleen voor havenfaciliteiten met zeeschepen, maar ook voor havengerelateerde bedrijven zoals bv. de interconnector in Zeebrugge. Dit bracht met zich mee dat er risicoanalyses gemaakt moesten worden voor het hele havengebied.
2.7 Structuur Kustwacht Zeventien diensten zijn bevoegd voor het uitvoeren van overheidstaken op het Belgische deel (3450 km2) van de Noordzee. Hun taken omvatten o.a.: search and rescue, bescherming van het mariene milieu, scheepvaartverkeer, navigatie, regelgeving voor de scheepvaart, zeewaardigheid van de schepen, douane en accijnzen, immigratie, ontginning en bescherming van natuurlijke rijkdommen, ontplooiing en bescherming van kunstwerken, pijpleidingen, defensie, … Na de aanvaringen van de schepen Tricolor en Vicky besloot de Ministerraad in 2003 tot de oprichting van een Structuur Kustwacht bij de Minister van Binnenlandse Zaken22. Het doel van de coördinatie van de Belgische taken op de Noordzee is het op elkaar afstemmen van personeel, opdrachten en middelen over de grenzen van de verschillende diensten heen. Het uiteindelijk resultaat zal een merkbare stijging zijn van de efficiëntie van de acties van België op zee en een besparing op termijn.
De structuur Kustwacht waarborgt de coördinatie en het overleg tussen de administraties bevoegd voor de Noordzee, en bestaat uit een beleidsorgaan, een permanent secretariaat en een overlegplatform:
• Het beleidsorgaan adviseert de bevoegde ministers met betrekking tot de opdracht en oefent de controle uit op de werking van het permanent secretariaat.
• Het overlegplatform zorgt voor het organiseren van overleg tussen de bevoegde federale departementen onderling en met de vertegenwoordigers van de Vlaamse regering en derden. Het staat tevens in voor de voorbereiding van reglementaire besluiten, het opstellen van procedures en het formuleren van adviezen.
• Het permanent secretariaat biedt ondersteuning bij de dagelijkse werking en coördinatie van de taken die tot het federale bevoegdheidsniveau behoren. Het oefent daarenboven de loketfunctie uit. Het kan zo nodig advies inwinnen van het overlegplatform.
21 Richtlijn 2005/65/EG van 26 oktober 2005 betreffende het verhogen van de veiligheid van de havens (gepubliceerd op 25 november 2005). 22 Koninklijk Besluit van 13 mei 2003 (B.S., 17 juni 2003)
46
Crisis- en evenementenbeheer
© Kustwacht
Om alle kustwachtpartners werkelijk te betrekken bij de structuur Kustwacht, werd op 8 juli 2005 een samenwerkingsakkoord afgesloten tussen de federale staat en het Vlaamse gewest23. Dit samenwerkingsakkoord vormt de basis voor de uitgebreide samenwerking tussen de federale en de Vlaamse overheid. Hiertoe wordt een kustwachtcentrale gecreëerd.
De kustwachtcentrale is de overkoepelende dienst die het federale en het Vlaamse deel van de kustwacht zal verenigen. De Vlaamse overheid wordt vertegenwoordigd door het Maritiem Reddings- en Coördinatiecentrum (MRCC) dat instaat voor search en rescue (safety). De federale overheidsdiensten starten in 2007 met het Maritiem Informatiekruispunt (MIK) voor informatie m.b.t. security. Deze twee componenten zijn te vergelijken met de 100 en de 101centrale te land. In het dagelijkse beheer zullen zowel het MIK als het MRCC fungeren als contactpunt voor alle informatie met betrekking tot de Noordzee.
In 2006 werd met de actieve steun van de ADCC een website gemaakt over de Structuur Kustwacht, die de informatie verzamelt over de 17 kustwachtpartners. www.kustwacht.be
Voornaamste beheerde evenementen In het kader van actieve en permanente waakzaamheid volgde het Crisiscentrum dagelijks tal van evenementen op de voet, die in het bijzonder het bevoegdheidsdomein van de Minister van Binnenlandse Zaken aanbelangen en ten dienste van de Regering in het algemeen. Het gaat om situaties in het buitenland met een mogelijke impact voor België of evenementen in het binnenland, die vaak op gemeentelijk of provinciaal vlak werden beheerd, maar uit voorzorg door de ADCC werden opgevolgd. Sinds de gasramp in Gellingen (juli 2005) wordt het Crisiscentrum op regelmatige wijze ingelicht over diverse gasincidenten. In 2006 was dit niet anders. Bij verschillende Sevesobedrijven waren er ook onregelmatigheden. Meestal ging het om vrij kleine incidenten zonder zware gevolgen voor de omgeving, maar die toch de tijdige waakzaamheid van het Crisiscentrum vereisten. Een brand in loods 40 van de luchthaven van Zaventem leidde tot de afkondiging van het provinciaal rampenplan, met verwittiging van het CGCCR.
In 2006 waren er meer dan 20 bommeldingen of verdachte paketten, veelal bij openbare gebouwen zoals stations. Telkens werd de procedure toegepast die bepaalt welke stappen verplicht genomen moeten worden en welke diensten moeten worden verwittigd.
23 Publicatie in Belgisch Staatsblad van 23 oktober 2006.
47
Crisis- en evenementenbeheer
3
Dit is uiteraard maar een greep uit de talrijke evenementen die de aandacht van het Crisiscentrum kregen in 2006. Hieronder vindt u een aantal gebeurtenissen die een specifieke inzet van het Crisiscentrum vereisten en die in meer of mindere mate publieke belangstelling opwekten.
3.1 Proces GICM en DHKP-C In het kader van het proces “Groupe Islamiste Combattant Marocain” (GICM) in beroep te Brussel en het proces DHKP-C te Brugge en het proces in beroep DHKP-C te Gent, werden door de Algemene Directie Crisiscentrum voorzorgs- en beschermingsmaatregelen opgelegd aan de veiligheidsdiensten. Voor de veiligheidscoördinatie van de processen werd collegiaal een evaluatie van de dreiging opgesteld van het proces, van het gerechtsgebouw en van de magistraten. Op basis van deze evaluatie van de dreiging werden de nodige maatregelen beslist (gerechtsgebouw, zittingzaal, voorzitter, assessoren, griffier, federale parketmagistraten, beschuldigden …). Deze maatregelen werden onmiddellijk aangepast in functie van de wijziging van dreiging.
© Belga
Het Hof van Beroep in Gent heeft in haar arrest van 7 november 2006 bepaald dat DHKP-C als een criminele en terroristische organisatie dient beschouwd te worden. De rechtbank van eerste aanleg te Brussel heeft in zijn vonnis van 16 februari 2006 bepaald dat er een GICM-cel in België aanwezig is en dat deze al langere tijd actief is en eveneens goed gestructureerd is. De rechtbank bepaalde dat GICM als een terroristische groepering dient te worden beschouwd.
48
Crisis- en evenementenbeheer
In 2006 waren er verschillende kerkbezettingen door illegalen en/of asielaanvragers. Vaak ging het om tientallen personen. Soms was een evacuatie nodig of moesten hongerstakers overgebracht worden naar ziekenhuizen.
© Belga
3.2 Kerkbezettingen
Een enkele keer werd het gemeentelijk rampenplan afgekondigd omdat 15 Iraniërs ermee dreigden brand te stichten in de Miniemenkerk in Brussel. Bovendien klommen 2 personen op een kraan bij het Poelaertplein. Ze dreigden met zelfmoord. Na onderhandelingen kwamen ze later op de dag naar beneden. Volgend op deze actie waren er andere spectaculaire acties te verwachten nadat Iraniërs ermee dreigden van hoge werfkranen te springen. Er werden ook acties en betogingen georganiseerd voor de regularisatie van mensen zonder papieren.
3.3 Betogingen
De publicatie van Mohammed-cartoons in Denemarken lokte vele reacties uit, ook in het buitenland. In België waren er betogingen om hiertegen te protesteren in Brussel, Antwerpen, Mechelen en Luik. Enkele kleine incidenten leidden tot 88 aanhoudingen.
© Belga
In 2006 waren er ongeveer 950 betogingen, waarvan een 450-tal in Brussel. Bij elk ervan volgde het Crisiscentrum het verloop mee op via de politiediensten. Enkele manifestaties brachten veel mensen op de been, zoals de mars tegen racisme in Antwerpen (18.000 personen) en de stille mars in Brussel (80.000 personen). Naar aanleiding van de herdenking van de ramp in Tsjernobyl op 27 maart 1986 en de actieweek tegen kernwapens werden verschillende acties georganiseerd die onze aandacht trokken.
Net als voorgaande jaren, werd er een actie Bomspotting XL georganiseerd. Het was de bedoeling van de betogers om – zij het geheel vredelievend – burgerlijk ongehoorzaam te zijn. Ze wilden zich toegang verschaffen tot de drie sites die volgens hen relevant zijn voor het onderzoek naar nucleaire wapens, nl. SHAPE, de NAVO en de militaire basis van Kleine Brogel. Om te vermijden dat de betogers in hun opzet zouden slagen, had de Minister van Binnenlandse Zaken de voorbereiding en coördinatie van het beveiligingsbeleid aan de ADCC toevertrouwd. Er werden verschillende coördinatievergaderingen gehouden. Enkel in Kleine Brogel waren er 28 arrestaties.
49
Crisis- en evenementenbeheer
Bij stakingen volgt het Crisiscentrum de informatie op de voet om de situatie juist te kunnen inschatten en indien nodig de gepaste maatregelen te kunnen vragen en of nemen. In 2006 kenden we o.a. stakingen bij de NMBS en bij het gevangeniswezen.
© Belga
3.4 Stakingen
Vooral het sociaal conflict en de ermee gepaard gaande manifestaties (o.a. een betoging met 15.000 deelnemers) bij Volkswagen Vorst noopte tot een coördinatie met de diverse veiligheids- en politiediensten. Er werd een analyse van de situatie gemaakt en de mogelijke scenario’s en reacties werden besproken. Het belangrijkste principe dat daarbij werd vooropgesteld is het genegotieerd beheer van de openbare plaatsen, met een vredelievende aanpak en een betrachting om provocatie te vermijden.
3.5 Illegale straatraces De Gumballrace is voor velen een bekend fenomeen geworden. In haar kielzog heeft ze nog andere personen ertoe gebracht om gelijkaardige autoraces te organiseren. Op hun rit langs verschillende Europese steden worden regelmatig inbreuken gemaakt op het verkeersreglement, maar de opgelegde boete is voor de welstellende deelnemers slechts een peulschil.
© Belga
Ook in 2006 heeft de federale politie heel wat middelen ingezet om verkeersovertreders te vatten en te bekeuren. Op verzoek van het Crisiscentrum hebben de gerechtelijke overheden ervoor gezorgd dat de rijbewijzen voor de overtreders onmiddellijk ingetrokken zouden worden. Ook de gouverneurs werden geïnformeerd over de races die doorheen ons land trokken waaronder de Student Gumball rally, de Ant and Pete race, de Cannonball 8000 en de Europe Enduro rally.
50
Crisis- en evenementenbeheer
3.6 Picrinezuur In een school te Sint-Niklaas werd picrine aangetroffen. Gelet op het ontploffingsgevaar werd de ontmijningsdienst DOVO opgeroepen en werd de school ontruimd. Dit voorval ontlokte heel wat ongeruste reacties in scholen die beschikken over een labo. Enkel gekristalliseerd picrinezuur kan ontploffingsgevaar inhouden. Alleen in dat geval moet DOVO opgeroepen worden. De ADCC zorgde voor de verspreiding van richtlijnen naar de scholen, naar de lokale besturen en de politiediensten over de te volgen stappen als de aanwezigheid van picrinezuur werd vastgesteld.
3.7 WK 2006 Van 9 juni tot 9 juli 2006 werd in Duitsland het wereldkampioenschap voetbal georganiseerd. Het was mogelijk dat een deel van de supporters, en dan vooral Nederlanders en Engelsen, via het Belgische grondgebied naar Duitsland zouden afzakken. Sommige daarvan zouden logeren in het Belgisch-Duits grensgebied gezien de nabijheid van sommige stadions. Het Crisiscentrum werkte mee aan een informatienota aan de gouverneurs en de burgemeesters om hun aandacht te vestigen op een aantal veiligheidsaspecten. Tijdens het kampioenschap werden regelmatig situatierapporten overgemaakt aan de gouverneurs.
3.8 Dierenwelzijn In het kader van wat algemeen als ‘dierenwelzijn’ kan worden omschreven, werd het CGCCR om zijn medewerking verzocht door de Minister van Volksgezondheid voor de verspreiding naar de gouverneurs, burgemeesters en lokale politiezones van de maatregelen tegen blauwtong, een epidemische dierenziekte die in de loop van 2006 de Belgische veestapel trof. Het CGCCR speelde ook een rol in de organisatie van het traditionele Offerfeest van de islamitische gemeenschap dat in 2006 op 30 en 31 december werd gevierd. Het CGCCR verspreidde enerzijds de onderrichtingen van de Minister van Volksgezondheid en in het bijzonder het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen naar de provinciale en lokale overheden en lokale politiezones. Het gaf anderzijds aan diezelfde provinciale en lokale overheden en lokale politiezones zijn onderrichtingen op het vlak van de openbare orde.
3.9 Nucleaire transporten In 2006 werden 5 transporten met nucleair materiaal via het Belgische spoorwegennet georganiseerd. Het ging hier om nucleair afval uit Dessel of Nederland dat naar Frankrijk vervoerd werd of om verglaasd afval dat uit Frankrijk terugkwam naar Dessel. Bij geen van de transporten waren er incidenten met eventuele actievoerders.
© Belga
Voor nucleaire transporten bestaat een strikte procedure voor een optimale beveiliging en informatieverspreiding.
51
Crisis- en evenementenbeheer
Internationale samenwerking
Benelux – Akkoorden van Senningen 54
Frans-Belgische samenwerking 55
Raad voor Justitie en Binnenlandse Zaken 55
EUR-OPA akkoord Zware Risico’s 56
Verdrag van Helsinki 57
V
1
Benelux – Akkoorden van Senningen Naar aanleiding van de tiende verjaardag van de akkoorden van Senningen hebben de drie landen in 2006 een Memorandum van Overeenstemming ondertekend voor de samenwerking bij een noodsituatie die grensoverschrijdende gevolgen kan hebben. Er weden ook twee administratieve overeenkomsten ondertekend: een afspraak over gemengde patrouilles en een samenwerkingsakkoord tussen crisiscentra. Dit Benelux-akkoord heeft als ambitie om de vormen van samenwerking en communicatie tussen de drie landen te stimuleren, vooral van de coördinatie van het beleid voor het beheer van noodsituaties. De aandacht gaat uit naar:
• de informatie-uitwisseling over de analyse van de risico’s, met inbegrip van het aanmaken van kaarten daarover;
• • • •
de planning van de noodmaatregelen per risico; het beheer van de noodsituaties, met inbegrip van de bijstand; het uitvoeren van gemeenschappelijke oefeningen; de informatie aan de bevolking bij een noodsituatie.
© EU Council security office
Het Crisiscentrum stemt af met de buurlanden over de voorzieningen en noodplannen die geïnstalleerd zijn in het kader van de Europese Unie en van andere internationale instellingen. Bij noodsituaties met grensoverschrijdende gevolgen hebben deze immers specifieke informatienoden. Bovendien treedt het Crisiscentrum op als contactpunt voor meerdere internationale alarmeringsnetwerken, zoals het MIC, Ecurie, Bichat, IAEA en het Verdrag van Helsinki.
54
Internationale samenwerking
Frans-Belgische samenwerking
2
Bij de nucleaire oefening van Chooz in 2003 werden communicatieproblemen vastgesteld bij het beheer van een radiologische crisissituatie. Die vaststellingen hebben zich herhaald bij de oefening van Gravelines in 2004. De nood om de Frans-Belgische samenwerking op het radiologisch gebied te herzien werd sindsdien enkel versterkt. Die samenwerking situeert zich op volgende assen:
• de kennis verbeteren van elkaars systemen voor noodplanning en crisisbeheer; • ervaringen uitwisselen, o.a. door deelname aan oefeningen (in 2006 woonden de ADCC en de Provincie Namen de oefening in Chooz als waarnemer bij);
• instrumenten uitwerken om de samenwerking te verbeteren; • structuren opzetten voor de alarmering en informatiedoorstroming; • zowel buiten als tijdens een noodsituatie. Met de Franse Prefectuur van het Département du Nord waren er bilaterale gesprekken over grensoverschrijdende aspecten om er eventueel goede praktijkvoorbeelden uit af te leiden. Ook de ervaring die werd opgedaan bij de Senningen-samenwerking kan aangewend worden bij de afstemming met Frankrijk.
Raad voor Justitie en Binnenlandse Zaken De Algemene Directie Crisiscentrum neemt deel aan de werkzaamheden van de Raad voor Justitie en Binnenlandse Zaken, en meer bepaald aan de Groep Terrorisme, waarvoor ze de coördinatie en het voorzitterschap opneemt. De Groep Terrorisme vertegenwoordigt de politie-, inlichtingen- en administratieve diensten die bevoegd zijn in de strijd tegen het terrorisme. De groep heeft tot opdracht om een inschatting van de dreiging te maken die binnen de Europese Unie gemeenschappelijk is. In de strijd tegen het terrorisme hebben het Oostenrijkse en het Finse voorzitterschap in 2006 tot doel gehad om:
• een systeem voor encryptering van e-mail te installeren om de uitwisseling van informatie tussen de Lidstaten te vergemakkelijken;
• de evaluatie van de voorzieningen voor de terrorismebestrijding in de nieuwe Lidstaten af te ronden;
• de werkzaamheden voort te zetten over radicalisering en rekrutering, bescherming van de infrastructuur en de bestrijding van de terrorismefinanciering.
55
Internationale samenwerking
3
4
EUR-OPA akkoord Zware Risico’s Het “terugdringen van rampen” staat sinds 1987 op het programma van de Raad van Europa. De Raad heeft toen het initiatief genomen om een regionale samenwerkingsstructuur op te zetten tussen de landen van het noorden en het zuiden van de Middellandse Zee en OostEuropa: het EUR-OPA Akkoord Zware Risico’s24. Dit intergouvernementeel akkoord is een samenwerkingsplatform op het gebied van zware natuurlijke en technologische risico’s. Het akkoord behelst kennis, preventie en beheer van crisissen, de post-crisisanalyse en de rehabilitatie.25
Vandaag nemen 25 landen25 deel aan het EUR-OPA akkoord, evenals de Europese Unie, de UNESCO, de WGO, de Internationale Strategie voor de Strijd tegen Rampen van de Verenigde Naties (SIPC/ISDR), het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties (OCHA) en het Instituut van de Verenigde Naties voor Opleiding en Onderzoek (UNITAR). De hoofddoelstellingen van het EUR-OPA akkoord zijn:
• de samenwerking tussen de Lidstaten aan te halen en te dynamiseren vanuit een multidisciplinair oogpunt om een betere preventie, bescherming en organisatie van de hulpverlening te waarborgen bij zware natuurlijke en technologische rampen door een beroep te doen op alle huidige hulpmiddelen en kennis om een doeltreffend en solidair beheer van zware risico’s te waarborgen,
• het akkoord te gebruiken als een platform voor een samenwerking tussen de landen van Centraal- en Oost-Europa, de landen ten zuiden van de Middellandse Zee en de landen van West-Europa op het gebied van natuurlijke en technologische zware risico’s.
© EU Council security office
24 Resolutie (87)2, aangenomen op 20 maart 1987 door het Comité van Ministers van de Raad van Europa tot instelling van een samenwerkingsgroep inzake preventie, bescherming en organisatie van de hulpverlening tegen zware natuurlijke en technologische risico’s. Website: http://www.coe.int/T/F/Coopération_culturelle/Catastrophes_naturelles/ 25 Albanië, Algerije, Armenië, Azerbeidzjan, België, Bulgarije, Cyprus, Frankrijk, Georgië, Griekenland, Kroatië, Libanon, Luxemburg, Malta, Marokko, Moldavië, Monaco, Portugal, Roemenië, Rusland, San Marino, Spanje, Turkije, Oekraïne en “de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië”.
56
Internationale samenwerking
De ADCC vertegenwoordigt België in het Akkoord als lid van het Comité van Permanente Correspondenten en als directeur van het Hoger Instituut voor de Noodplanning (HIN), dat erkend is als een Gespecialiseerd Centrum van het Akkoord. In 2006 nam de FOD Binnenlandse Zaken deel aan de elfde ministeriële zitting van het Europees en Mediterraan Akkoord te Marrakesh. Er werden twee belangrijke kwesties behandeld:
• vorming in risicopreventie; • de rol van de lokale en regionale overheden bij het verminderen van het risico op catastrofes. De debatten steunden op het beleid en de ervaringen van de verschillende lidstaten en hebben er o.a. toe geleid dat een plan op middellange termijn (2007-2011) werd aangenomen. Dit plan omvat vier hoofdprioriteiten:
• het beleid, de wetgeving en de institutionele arrangementen over risicovermindering en de behandeling van noodsituaties versterken;
• een cultuur van risicovermindering opstellen door sensibiliseren voor risico’s in de scholen te bevorderen en door een impuls te geven aan de opleidingen op universitair en professioneel vlak;
• de wetenschappelijke en technische samenwerking verhogen door het onderzoek aan te moedigen, de risico’s in te schatten, onderliggende risicofactoren voortijdig te detecteren en te verminderen;
• de voorbereiding en de effectieve respons bij een noodsituatie aanmoedigen door de samenwerking bij een noodsituatie te vergemakkelijken en door psychologische bijstand te leveren aan de slachtoffers van de catastrofes.
5
Verdrag van Helsinki De internationale vergaderingen van de experten in de problematiek van de grensoverschrijdende effecten bij industriële ongevallen gaan tweejaarlijks door, telkens in een VN-land dat de Conventie getekend heeft. Het Crisiscentrum is aangeduid als internationaal contactpunt voor België. Het Verdrag van Helsinki over de grensoverschrijdende gevolgen van industriële ongevallen kwam tot stand in het kader van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (UNECE). Dit verdrag heeft tot doel mens en milieu te beschermen tegen industriële ongevallen die grensoverschrijdende gevolgen kunnen hebben. Het verdrag moet de verdragspartijen helpen dergelijke ongevallen te voorkomen, en moet er voor zorgen dat zij erop voorbereid zijn indien zich toch een ongeval voordoet en passend kunnen reageren om de gevolgen tot een minimum te herleiden. Het Verdrag werd geratificeerd en is in België in werking getreden op 5 juli 2006.
57
Internationale samenwerking
Zware industriële ongevallen
In België hebben de betrokken overheden op federaal en gewestelijk niveau in 1999 een samenwerkingsakkoord afgesloten voor de toepassing van de regelen die de Europese Gemeenschap heeft vastgesteld voor de risico’s van zware ongevallen bij bepaalde industriële activiteiten. Dit akkoord werd op 1 juni 2006 aangepast. De uitvoering van de bepalingen van het samenwerkingsakkoord wordt gewaarborgd via een permanente overlegstructuur, nl. de samenwerkingscommissie Seveso-Helsinki. In deze commissie zetelen vertegenwoordigers van de bevoegde overheidsdiensten, waaronder de Algemene Directie Crisiscentrum. De Algemene Directie Crisiscentrum staat in voor:
• de harmonisering van de seveso-noodplannen; • een geïntegreerd oefenbeleid; • de afhandeling en de opvolging van de alarmeringsprocedure voor de betrokken instanties,
• zowel in een reële ongevalsituatie als bij noodplanoefeningen; • de invoering van de coördinaten van de “Seveso-bedrijven” in de geografische databank.
58
Internationale samenwerking
Kennisbeheer
Hoger Instituut voor de Noodplanning 60
Oefenbeleid 62
Wetenschappelijk onderzoek 71
VI
1
Hoger Instituut voor de Noodplanning In de lijn van het Strategisch Plan van de FOD Binnenlandse Zaken wil de ADCC uitgroeien tot de werkelijke motor van het onderzoek en de ontwikkeling in het kader van noodplanning. Het Hoger Instituut voor de Noodplanning (HIN) zal dit groeien naar een kenniscentrum mee mogelijk maken door:
• bekwaamheden en knowhow te ontwikkelen op het vlak van identificatie, analyse en beheer van risico’s;
• netwerken op te zetten met de academische wereld, met experts en met centra op Europees en internationaal vlak;
• in opleidingsmogelijkheden te voorzien; • te functioneren als reflectie- en discussieforum. 26
Het Hoger Instituut voor de Noodplanning heeft drie kerntaken26:
• het organiseren van specifieke opleidingsactiviteiten over noodplanning voor de bevoegde autoriteiten;
• het bevorderen van ideeënuitwisselingen over de interne en de externe noodplanning tussen de overheden en de exploitanten van industriële activiteiten;
• de verspreiding, aan de personen die ingeschakeld kunnen worden bij de organisatie van de hulpverlening in geval van nood, van adequate en geregeld bijgewerkte informatie over de risico’s die hun inzet voor hun gezondheid heeft en over de in dergelijke gevallen te nemen voorzorgsmaatregelen.
26 opgericht bij Koninklijk Besluit van 29 juli 1991
60
Kennisbeheer
In 2006 werden onderstaande activiteiten georganiseerd onder de koepel van het HIN: 1. Er werd opnieuw een bijdrage geleverd aan de postuniversitaire vorming ‘Rampengeneeskunde en Rampenmanagement’ die in 2006 door de Katholieke Universiteit van Leuven werd georganiseerd. 2. De ADCC werkte ook mee aan de studiedag over ‘Rampenrecht’ in het Provinciehuis van Vlaams-Brabant. Op deze studiedag werd het wettelijk kader geschetst van de noodplanning en het crisisbeheer en werd ook de overheidsaansprakelijkheid op die domeinen onderzocht. 3. Een uitloper van de activiteiten in het raam van een mogelijke grieppandemie, was de samenwerking met het Instituut voor Permanente Studie voor Apothekers (IPSA). Dit hield in dat op negen plaatsen in Vlaanderen aan de apothekers een vormingscursus werd gegeven waarbij het crisiscentrum toelichting gaf bij noodplanning en het crisisbeheer. 4. Het crisiscentrum organiseerde bij elk van de nucleaire oefeningen in 2006 voorafgaande informatiesessies voor een gericht doelpubliek. 5. De actieve deelname van het crisiscentrum aan het colloquium van het Waalse Gewest over de inschatting en de preventie van het seismische risico in Wallonië maakte het mogelijk om de link te leggen tussen preventie, noodplanning en het beheer van noodsituaties. 6. In het kader van het EUR-OPA Akkoord Zware Risico’s van de Europese Raad heeft het crisiscentrum een seminarie georganiseerd in Parijs over het interministeriële beheer van risico’s. 7. De Rallycommissie, voorgezeten door het crisiscentrum, organiseerde een informatiesessie over de veiligheid bij autorally’s voor het geheel van publieke en private interveniënten aan Waalse zijde. De Nederlandstalige sessie heeft plaats in het eerste trimester van 2007. Het crisiscentrum startte een expertnetwerk op met universiteiten en studiecentra die actief zijn in domeinen die gelieerd zijn met de noodplanning en het crisisbeheer. Vanuit die optiek neemt het crisiscentrum ook deel aan de Belgian Seismic Group, die de Belgische experts op het vlak van het seismische risico verenigt. Heel wat aandacht ging uiteraard naar het nieuwe KB over de nood- en interventieplanning. Een ruime kennisgeving voor de betrokkenen werd gestart en zal verder invulling krijgen in 2007. In 2006 werd een informatiedag georganiseerd voor de provinciegouverneurs en de disciplines:
• over de voornaamste nieuwigheden van het Koninklijk Besluit; • over de projecten die op federaal vlak worden geleid om de lokale overheden te helpen bij het volbrengen van hun opdrachten;
• om te bepalen welke aspecten prioritair geharmoniseerd moeten worden. Onder de thema’s die naar voor kwamen, zien we in het bijzonder:
• • • •
de identificatie en analyse van de risico’s op lokaal niveau; de fysieke herkenbaarheid van de partijen die tussenkomen op het terrein; de uitwerking van een typestructuur voor het algemeen plan van de provincies; richtlijnen voor het uitschrijven van de monodisciplinaire plannen.
61
Kennisbeheer
2
Oefenbeleid In de loop van het jaar worden er verschillende noodplanoefeningen georganiseerd door verschillende instanties. De rol van de ADCC is verschillend naargelang van de scenario’s van de specifieke oefeningen. Het kan gaan van louter geïnformeerd worden, over het testen van bepaalde taakaspecten tot het daadwerkelijk bijeenroepen van één of meer crisiscellen. In het kader van de noodplanning en het crisisbeheer is het houden van oefeningen een noodzakelijk aspect om voorbereid te zijn op reële noodsituaties. Oefeningen dragen bij tot het zich eigen maken van de nodige kennis. Via oefeningen kan men de eigen werking testen, de procedures analyseren en knelpunten detecteren. Het is een reflectiemoment en levert een bron aan informatie. Het is het ultieme middel om de efficiëntie van de samen-werking te evalueren. Om zo performant mogelijk op te treden als het nodig is! 27
Oefenmethodologie
In 2005 gaf de Algemene Directie Crisiscentrum in overleg met het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC) de opdracht een “generiek handboek voor de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van de nucleaire en radiologische noodplanoefeningen in België” te schrijven. Op basis van de expertise die tijdens de noodplanoefeningen in 2005 en 2006 werd opgedaan en het referentiedocument van het IAEA27 werkte het Studiecentrum voor Kernenergie (SCK) een handboek methodologie uit. De hoofddoelstelling van het handboek is een houvast te bieden voor al wie bij de voorbereiding, organisatie en opvolging van een nucleaire of radiologische noodplanoefening betrokken is. In 2007 zal het crisiscentrum in de mate van het mogelijke de richtlijnen volgen die in het handboek worden aangereikt. Een aantal algemene voorbereidende vergaderingen ruimen plaats voor werkgroepen met een specifieke opdracht. Het geheel van de voorbereidingen wordt door de oefencoördinator opgevolgd. Tijdens de oefeningen zelf worden de deelnemende cellen door een begeleider bijgestaan. Een begeleider evalueert de werkzaamheden van de deelnemende cel en zorgt ervoor dat de oefening binnen de limieten verloopt die tijdens de voorbereiding werden vooropgesteld. In de loop van 2007 wordt een methodologie voor evaluatie- en debriefing op poten gezet om verbeteradviezen te formuleren aan de deelnemers van de oefeningen.
27 IAEA ERP-EXERCISE 2005 Preparation, Conduct and Evaluation of Exercises to Test Preparedness for a Nuclear or Radiological Emergency
62
Kennisbeheer
2.1 Oefeningen 2.1.1 Crisis Management Exercise De centrale vraag van de jaarlijkse Crisis Management Exercise (CMX) van de NAVO draaide rond de wijze waarop een mogelijke terroristische radiologische aanval door een zeeschip met bestemming Antwerpen bestreden kon worden. De oefening werd voorbereid door de CNVV, waarvoor ze versterking kreeg van een tiental reserve-officieren. Er werden 5 werkgroepen georganiseerd en een gezamenlijke discussie om een voorstel van beslissingen te formuleren voor de beleidscel:
• de werkgroep ‘dreiging’ was een combinatie van de klassieke dreigingsanalyses door de politiediensten en inlichtingendiensten, aangevuld met gespecialiseerde kennis over het mogelijk gebruik van de lading van radiologisch materiaal en explosieven op het verdachte schip met de bedoeling om enkele mogelijke pistes vast te leggen. De meest gevaarlijke, meest waarschijnlijke en gecombineerde scenario's werden getoetst aan mogelijke acties en geldende beperkingen;
• de werkgroep ‘mogelijke acties’ bekeek op welke manier ingegrepen kan worden in de situatie;
• de werkgroep ‘wettelijke bevoegdheden’ boog zich over de vraag wie juridisch bevoegd is voor welke materies over het vermoede traject van het schip, m.a.w. in welke mate de mogelijke acties binnen een wettelijk kader verlopen;
• de werkgroep ‘informatie aan de bevolking’ formuleerde een voorstel van communicatieaanpak om de bevolking in te lichten. Daarvoor baseerde ze zich op de communicatiestrategie voor terrorisme die begin 2006 werd goedgekeurd door de bevoegde ministers;
• een vijfde werkgroep boog zich over het testen van de procedures van het NATO Crisis Response System.
63
Kennisbeheer
Door de oefening kon de samenwerking worden getest tussen de verschillende crisiscellen van de Federale Overheid en kon het concept worden gevalideerd van een snel opgezet communicatienetwerk, zonder evenwel alle gewenste garanties voor de beveiliging van de informatie. Tijdens de oefening (van 1 tot 6 maart) werd de door de CNVV ontwikkelde opvolgingstoepassing van het NCRS gebruikt, zowel door het Crisiscentrum van Defensie, als door burgerlijke en militaire vertegenwoordigers van België bij de NAVO en door de Luxemburgse overheden.
2.1.2 TopPort Een Belgische delegatie met vertegenwoordiging van Buitenlandse Zaken, Binnenlandse Zaken, de Scheepvaartpolitie, Mobiliteit- Maritiem Vervoer, Financiën (Douane) en het Havenbedrijf Antwerpen nam deel aan een PSI-oefening in de haven van Rotterdam van 3 tot 5 april.
Het Proliferation Security Initiative (PSI) werd in 2003 door de Amerikaanse President Bush aangekondigd als nieuw instrument in de strijd tegen de verspreiding van massavernietigingswapens (MVW) en tegen terrorisme met inzet van MVW. Het PSI voorziet in actief optreden tegen de illegale handel in MVW (nucleair, chemisch, biologisch en radiologisch) en hun overbrengingsmiddelen (zoals raketten). Ook de daarvoor bestemde materialen en technologieën worden beoogd, zoals chemische bestanddelen die in het normale productieproces gebruikt worden, maar bij samenvoeging met andere stoffen ook voor terroristische of criminele doeleinden gebruikt kunnen worden.
De oefening was opgedeeld in 3 scenario’s. Elk van de scenario’s ging over schepen met een verdachte lading, die eventueel aangewend kan worden als middel voor een terroristische aanslag. Per scenario werden een aantal vragen geformuleerd die binnen een gegeven tijdspanne beantwoord moesten worden: welke acties neemt uw land, door welke diensten, met welke (juridische) middelen, ... De antwoorden van de 30 deelnemende delegaties werden verwerkt in een synthese voor de plenaire sessie.
2.1.3 Influenza In de week van 10 juli 2006 vond een nationale crisisoefening plaats over het pandemisch Influenza-virus. De oefening werd georganiseerd door het Interministerieel Comité Influenza (ICI), in samenwerking met onder andere de Algemene Directie Crisiscentrum. De oefening ging gepaard met een informatieve en educatieve vergadering over het operationeel plan. Op 13 juli werd vervolgens de activatie van de federale fase gesimuleerd naar aanleiding van twee gevallen van personen die ervan verdacht werden besmet te zijn met het vogelgriepvirus en die gehospitaliseerd waren. In uitvoering van het noodplan vergaderden de crisiscellen om de situatie te beheren en op te volgen. De alarmering daarvan verliep via de permanentie van het Crisiscentrum. Het in 2006 opgestelde operationeel draaiboek Pandemie diende als basis voor het crisisbeheer. Met de ervaringen van de oefening kunnen dan waar nodig verbeteringen aangebracht worden.
64
Kennisbeheer
2.1.4 Nucleaire noodplanoefeningen
Een permanent leerproces
In uitvoering van het Nucleair en Radiologisch noodplan voor het Belgische grondgebied worden jaarlijks noodplanoefeningen georganiseerd voor de kerncentrales en tweejaarlijks voor de andere Belgische installaties waarop het plan van toepassing is. Voor elk van de oefeningen werd voorafgaand een informatiesessie georganiseerd.
De oefeningen hebben tot doel om:
• de werking te testen van bepaalde aspecten van de noodplanregelingen die op de verschillende niveaus werden opgesteld
• aan de deelnemende instanties en disciplines de mogelijkheid te bieden om hun optreden in geval van potentiële nucleaire noodsituaties op een geïntegreerde manier te oefenen. De oefeningen van de overheid worden voorbereid door vertegenwoordigers van de verschillende tussenkomende niveaus: de federale cellen (evaluatiecel, meetcel, federaal coördinatiecomité en informatiecel), de betrokken provinciebesturen en de nucleaire ondernemingen. Deze besprekingen laten toe de oefendoelstellingen te bepalen, op basis waarvan de nucleaire uitbaters een ongevalscenario uitwerken. Naderhand worden debriefings georganiseerd waarbij het verloop van de oefeningen door de deelnemers geanalyseerd wordt in functie van de vooraf bepaalde oefendoelstellingen. De conclusies van deze analyse, die voornamelijk gericht zijn op het opsporen van verbeterpunten in de noodplanregelingen, kunnen aanleiding geven tot het aanbrengen van de nodige aanpassingen.
65
Kennisbeheer
© Electrabel
Oefening kerncentrale Doel Tijdens de oefening op 7 september werd voor het eerst de werking van de socio-economische cel en van een aantal departementale crisiscellen getest. De schuilmaatregel en het voorbereiden van de inname van jodiumtabletten waren meer globale oefendoelstellingen. Tijdens deze table-top oefening werd binnen de socio-economische cel nagegaan welke gevolgen een nucleaire noodsituatie kan hebben op drie verschillende domeinen:
• economie: vitale bedrijven voor de bevoorradingen van ons land die in de gevarenzone liggen moeten hun productie stoppen.
• veiligheid van werknemers: kunnen werknemers veilig schuilen in hun onderneming? Hebben de bedrijven voldoende jodiumtabletten in voorraad?
• verkeer: wat zijn de gevolgen van het afsluiten van bepaalde verkeersassen in de nabijheid van de kerncentrale? Een voorafgaande informatiesessie voor intervenanten in de noodplanningzone rond de kerncentrale, in het bijzonder de disciplines 1 (hulpoperaties) en 3 (politie) bevatte:
• de conclusies van de noodplanoefening uit 2005, • een toelichting bij de doelstellingen van de oefening 2006, • een toelichting over het radiologisch risico en de tegenmaatregelen ter bescherming van de bevolking,
• de interventie van brandweer en politie bij een nucleaire ongeval.
66
Kennisbeheer
Oefening Instituut voor Radio-Elementen te Fleurus Dit was de eerste oefening van grote omvang sinds het nucleair noodplan in 2003 werd geactualiseerd. Het scenario voor deze oefening werd zo ontworpen dat alle disciplines op het terrein interventies moesten verrichten. Voortbouwend op de resultaten van de oefening van 2005, werd op 24 oktober 2006 opnieuw de reflexfase getest. Een voorafgaande informatiesessie richtte zich tot lokale overheden, buurtcomités, collectiviteiten (scholen, bejaardentehuizen, bedrijven, ...) in de zone rond het IRE. Inhoudelijk lag de klemtoon op:
• het nucleair risico en de tegenmaatregelen, • de organisatie van de nucleaire noodplanning, • het ontwerp van provinciaal nood- en interventieplan IRE Fleurus. Omdat de oefening vragen kon oproepen bij de bevolking rondom de site van het IRE, werd een brochure opgesteld en via de gemeenten ter beschikking gesteld.
Service Public Fédéral Intérieur - Direction générale Centre de Crise
24 OCTOBRE 2006 PLAN NATIONAL D’URGENCE NUCLEAIRE ET RADIOLOGIQUE ExERCICE DE GRANDE AmPLEUR
I.R.E. - FLEURUS
Oefening kerncentrale Tihange De oefening voor de kerncentrale Tihange werd in twee delen opgesplitst. Tijdens het eerste deel op 8 november werd de werking van de exploitant en de alarmeringscyclus getest. De dag nadien werd in het tweede deel de haalbaarheid nagegaan van een aantal maatregelen ter bescherming van de voedselketen. Om die reden werd een voorafgaande informatiesessie georganiseerd voor landbouwers uit de zone rond de centrale van Tihange. Ze kregen er informatie over:
• de oefening, • het radiologisch risico en de tegenmaatregelen voor de bescherming van de bevolking en de bescherming van de voedselketen,
67
Kennisbeheer
• het federaal nucleair noodplan met aandacht voor het aspect landbouw, • het provinciaal nood- en interventieplan voor de kerncentrale in Tihange. Voor deze oefening werden de vragen opgelijst die de landbouwers zich kunnen stellen en die werden verfijnd op basis van de reacties tijdens de oefening. In het eerste semester van 2007 zullen de vragen en antwoorden gebundeld worden in een brochure. Oefening kerncentrale Chooz Op 22 juni vond de oefening van de kerncentrale van Chooz plaats, haast op de grens met België. In 2000 en in 2003 heeft België actief deelgenomen aan de oefeningen van Chooz. In 2006 hebben de Franse overheden ervoor gekozen om hun aandacht te richten op hun nationaal noodplan en op hun eigen crisisorganisatie. België heeft wel waarnemers gestuurd om de Franse organisatie voor crisisbeheer beter te kunnen begrijpen. De waarnemer kon nagaan of de pistes die werden bepaald op de bilaterale vergaderingen met de Autorité de Sûreté Nucléaire (ASN) omzetbaar zijn in de praktijk en ze aftoetsen aan het denkproces in de Frans-Belgische samenwerking om de informatie-uitwisseling te verbeteren. Tijdens de oefeningen van Chooz in 2003 en Gravelines in 2004 kon een disfunctie vastgesteld worden in de Frans-Belgische informatie-uitwisseling. Dat gaf aanleiding tot onsamenhangende en zelfs tegenstrijdige beslissingen aan weerszijden van de grens. Die vaststellingen komen deels voort uit de onvolkomenheden van het Akkoord van Chooz. De enige informatieuitwisseling die daarin wordt voorzien, is die tussen de Franse Prefect en de Belgische Provinciegouverneur. Een nucleair incident wordt in België automatisch op nationaal niveau beheerd. De gouverneur staat in voor de operationele coördinatie van de uitvoering van de beslissingen van de Minister van Binnenlandse Zaken. Tijdens de oefening in 2006 werd een gelijkaardige vaststelling gemaakt. Toch kon een verbetering genoteerd worden. Maar een herziening van het Akkoord lijkt onvermijdelijk.
2.1.5 Communicatieoefeningen Het Crisiscentrum nam deel aan de communicatieoefeningen van de internationale instanties (Europese Gemeenschap, Internationaal Agentschap voor Atoomenergie). Het doel van deze oefeningen is het testen van de alarmering en de snelle uitwisseling van informatie in geval van radiologische noodsituaties a.d.h.v. respectievelijk het ECURIE en ConvExsysteem. In 2006 waren er vijf Ecurieoefeningen en twee ConvEx-oefeningen.
68
Kennisbeheer
ECURIE
Onmiddellijk na het Tsjernobyl-ongeval (26 april 1986) hebben de Europese Commissie en het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie (IAEA) systemen opgesteld om lidstaten vroegtijdig te verwittigen in het geval van nucleaire noodgevallen. Het ECURIE-systeem (European Community Urgent Radiological Information Exchange) verschaft informatie over radiologische metingen en voorspelde waarden, meteorologische data van de site en genomen beslissingen (tegenmaatregelen). Het CGCCR is voor de EU aangeduid als Belgisch nationaal contactpunt bij stralingsgevaar. De ECURIE-staten hebben afgesproken om bij oefeningen en reële incidenten het CoDecS-systeem (Coding Decoding Software) te gebruiken als onderling officieel communicatiemiddel. Een lidstaat die abnormaal hoge radiologische waarden detecteert of denkt tegenmaatregelen te nemen, moet onmiddellijk een notificatie zenden naar de Europese Commissie. Deze stuurt elk bericht (zowel de initiële notificatie als alle daaruit volgende berichten) door naar alle ECURIEcontactpunten. ECURIE kent 4 types van oefenniveaus:
• Bij Level 0 genereert het systeem automatisch een test, om na te gaan of alle stations actief zijn;
• Level 1-oefeningen worden gebruikt om na te gaan of de nationale contactpunten onmiddellijk reageren op een notificatie;
• Level 2-oefeningen behoeven een antwoord van de bevoegde autoriteit; • Level 3-oefeningen voorzien in het oefenen van de gehele informatiestructuur door een echt ongeval te simuleren.
2.2 Getrokken lessen Noodplanoefeningen zijn erop gericht om het optreden van de betrokken instanties bij noodsituaties te optimaliseren en om verbeterpunten in bestaande noodplanregelingen te detecteren. Uit de nucleaire noodplanoefeningen 2006 blijkt dat de opstartfase van het noodplan niet voldoende specifiek is uitgewerkt. Er is dus nood aan een duidelijke en door alle betrokken instanties gedeelde opstartprocedure voor het nucleair en radiologisch noodplan voor het Belgische grondgebied. De provincies hebben behoefte aan algemene richtlijnen voor het operationaliseren van de interventiezone. Tijdens de verschillende oefeningen werd het eveneens duidelijk dat op elkaar afgestemde werkingsprocedures voor alle federale cellen noodzakelijk zijn voor het goede verloop van de communicatie- en beslissingscyclus. Deze vaststelling werd al gemaakt tijdens de nucleaire noodplanoefeningen van de vorige jaren. In het kader van de oefening Doel namen de socio-economische cel en een aantal departementale crisiscellen voor het eerst deel aan een nucleaire noodplanoefening. De noodzaak aan op elkaar afgestemde werkingsprocedures stijgt naarmate er meer federale cellen operationeel worden. De socio-economische cel kan zijn adviserende functie aan het federaal coördinatiecomité verbeteren door de mogelijke impact van een aantal scenario’s vooraf te onderzoeken. De rol
69
Kennisbeheer
van en de samenwerking met de departementele crisiscellen wordt best in samenspraak met alle betrokkenen uitgeklaard. Tijdens de oefening Tihange werd duidelijk dat de mogelijke rol van de gewesten bij de maatregelen ter bescherming van de voedselketen tijdens een nucleaire of radiologische noodsituatie verder moet worden onderzocht. Zo bleek ondermeer dat er veel informatie beschikbaar is, maar dat de noodzakelijke gegevens niet eenvoudig extrapoleerbaar zijn. Op het vlak van informatiebeheer en –uitwisseling is er dus nood aan duidelijke afspraken met de betrokken departementen van de gewesten. Eind 2006 heeft het Crisiscentrum de resultaten ontvangen van een onderzoek naar de bevoegdheden van Gemeenschappen en Gewesten (Cortecs) op het vlak van noodplanning en crisisbeheer. Uit de oefening IRE blijkt dat de samenwerking tussen en informatiedoorstroming naar de verschillende interventiediensten verbeterd kan worden. Elke interventiedienst moet voldoende op de hoogte zijn van de bestaande noodplanregeling en van de specifieke aspecten verbonden aan hun opdracht. In die zin moeten de oefeningen, die tegelijkertijd een vorm van opleiding betekenen, aangevuld worden met gerichte vormings- en informatieactiviteiten. Het Hoger Instituut voor de Noodplanning kan hierin een centrale rol spelen. Voor het geheel van de oefeningen kunnen enkele vaststellingen worden gemaakt voor de manier waarop de informatie aan de bevolking is georganiseerd. In de oefeningen 2006 werden verbeteringen aangebracht aan de werkingsprocedures en taakverdeling van de informatiecel, die vorm moet geven aan de informatie. Ook de beschikbare basisinformatie (vb. wat moet de burger doen als de schuilmaatregel van kracht is) werd merkbaar verbeterd. Toch ontbreekt het aan opleiding voor de medewerkers, wat deels wordt gecompenseerd door hun inzet. Bovendien is het aantal beschikbare werkposten onvoldoende aangepast om het hoofd te kunnen bieden aan grootschalige noodsituaties. De afwezigheid van de mogelijkheid om op korte termijn een centraal informatienummer te kunnen activeren bij noodsituaties blijft een ernstig gemis. Om de oefeningen een hoger getrouwheidsgehalte te geven is (simulatie van) mediadruk gewenst.
De voornaamste lessen uit de noodplanoefeningen van 2006 zijn de nood aan:
• de uitwerking van een opstartprocedure voor het nucleair en radiologisch noodplan; • de uitwerking van op elkaar afgestemde werkingsprocedures voor alle federale crisiscellen;
• het in kaart brengen van de mogelijke socio-economische gevolgen van een nucleaire of radiologische crisis;
• de uitwerking van algemene richtlijnen voor het operationaliseren van de interventiezone;
• de organisatie van een theoretische en praktijkgerichte opleiding voor de interveniënten;
• de behoefte aan een centraal informatienummer bij noodsituaties.
70
Kennisbeheer
Wetenschappelijk onderzoek 3.1 Opeisingen Het Crisiscentrum heeft in 2004 een universitair onderzoek besteld over opeisingen in het Belgisch recht. Dit onderzoek werd uitgevoerd door de Katholieke Universiteit van Louvain-laNeuve (UCL).
“De opeising is het middel van openbare macht waarmee de openbare overheid, voor het algemeen belang, zich de medewerking van personen waarborgt, materiële goederen opeist of het gebruik ervan tijdelijk opeist”.
De opeising kan in bepaalde gevallen nodig zijn, bijvoorbeeld:
• bij een besmettelijke dierenziekte zoals de varkenspest, wanneer men eventueel firma’s moet opeisen voor de opruiming van zieke dieren;
• bij een staking, wanneer de diensten van algemeen belang gewaarborgd moeten blijven (ziekenhuizen, bedrijven die verantwoordelijk zijn voor de levensbehoeften zoals de elektriciteitsvoorziening, de brandstof…) ;
• calamiteiten (vb. overstromingen). Met het onderzoek wil de ADCC een beter inzicht verwerven in de manier waarop de opeisingen aangewend kunnen worden. De resultaten zullen aangewend worden in de noodplanning en bij het crisisbeheer. Het onderzoek bevat een analyse van de soorten opeisingen in België (burgerlijk, politioneel, militair,…) op alle niveaus (federaal, regionaal, provinciaal, gemeentelijk,…). Het onderzoeksrapport bevat:
• de algemene principes van opeisingen; • technische fiches die de toepassingsvoorwaarden van de relevante wetgevingen beschrijven;
• een stand van zaken en aanbevelingen op wetgevend vlak. Na analyse van de conclusies heeft de ADCC in 2006 een actieplan uitgewerkt om gevolg te geven aan de resultaten. Samenvattende tabellen rangschikken de resultaten per type noodsituatie en per betrokken overheid. Het crisiscentrum wil op die manier het mechanisme van de opeisingen zo doeltreffend mogelijk kunnen inzetten als instrument bij het crisisbeheer. Er zijn echter praktische vragen gerezen over het gebruik van de opeisingen bij de verschillende provincies. Daarom is een platform opgezet om een antwoord te kunnen bieden aan de vastgestelde knelpunten.
3.2 Bevoegdheden Gemeenschappen en Gewesten De bevoegdheden in verband met de noodplanning en het crisisbeheer vallen onder de Federale overheid. Nochtans zou een opening van het noodplanningsproces naar de Gemeenschappen en de Gewesten de doeltreffendheid van de procedures kunnen verhogen.
71
Kennisbeheer
3
De rol van de Gemeenschappen en de Gewesten hebben niet alleen een taak bij de identificatie van een risico (vb. overstroombare gebieden) en de preventie (bv. preventieve vaccinatie). Ook bij het acute crisisbeheer en de nazorg kunnen zij kennis en middelen mobiliseren die cruciaal kan blijken in noodsituaties. Omdat de functie van Provinciegouverneur geregionaliseerd werd, moeten zijn federale opdrachten van noodplanning en crisisbeheer worden uitgeoefend in deze nieuwe context. Daarom heeft de ADCC een universitaire studie besteld om:
• te analyseren hoe de bevoegdheden van de Gemeenschappen en de Gewesten op basis van de huidige situatie betrokken zijn in het kader van de noodplanning en het crisisbeheer;
• te bepalen hoe ze erbij betrokken kunnen worden, door aanbevelingen voor de toekomst te formuleren. Het onderzoek, uitgevoerd door Spiral (Universiteit van Luik - ULg), heeft volgende resultaten opgeleverd, met aanbevelingen voor de toekomst:
• een inventaris van de bestaande samenwerkingsverbanden die op vlak van de noodplanning en het crisisbeheer als nuttig werden bepaald tussen de Gemeenschappen en de Gewesten en de provincies enerzijds, en met de federale instellingen anderzijds.
• een inventaris van de departementen van de Gemeenschappen en de Gewesten, die potentieel nuttig zijn bij de noodplanning en het crisisbeheer. De door Spiral gebruikte methodologie leverde rijke informatie aan. De vier georganiseerde workshops lieten een uitwisseling van ideeën toe over de ervaringen en de rol van elke actor. De gekozen thema’s hadden een directe link met de lopende dossiers op het vlak van noodplanning, waarbij zich concrete vragen aandienen over watervoorziening, openbaar vervoer, luchthavens en epidemieën.
72
Kennisbeheer
Infrastructuur voor crisisbeheer
Geografisch Informatie Systeem 74
REGETEL 75
Videoconferentiesysteem 78
Logistieke ondersteuning 79
VII
Een multidisciplinaire coördinatie en crisisbeheer vereisen een infrastructuur die het mogelijk maakt de betrokkenen rond de tafel te brengen, snel informatie te ontvangen en te versturen en de beleidsnemers de middelen te bieden kennis te nemen van de situatie aan de hand van analyses, cartografie, performante communicatielijnen, ... Die infrastructuur wordt permanent operationeel gehouden en aangepast aan nieuwe technologieën en technische mogelijkheden.
1
Geografisch Informatie Systeem Het GIS van het Crisiscentrum is niet enkel een hulpmiddel om kaarten volgens thema te produceren, maar een conceptueel hulpmiddel dat geavanceerde opzoekingen mogelijk maakt op het gebied van infrastructuren, gebeurtenissen, territoriale bevoegdheden… Daardoor biedt het GIS waardevolle ondersteuning bij het nemen van beslissingen, zoals een advies over de veiligheidsmaatregelen op het parcours bij de rallywedstrijden of de visualisering van de problematiek bij nucleaire oefeningen.
74
Infrastructuur voor crisisbeheer
In navolging van het project om het geografisch informatiesysteem van het Crisiscentrum ter beschikking te stellen van haar partners (en in eerste instantie van de provinciegouverneurs), werden in 2006 de geografische werkinstrumenten verder ontwikkeld. Er werden technieken onderzocht om de interacties tussen de gebruikers te vergroten. De mogelijkheden werden bevestigd en de aangeboden diensten kunnen met herbruikbare standaardprocedures worden behandeld. Het eerste project werd in 2006 opgestart. Het biedt de lokale partners (hoofdzakelijk de provinciegouverneurs) toegang tot de elektronische kaarten van het crisiscentrum, zoals kaarten van de pijpleidingen. De afronding van het project, met ook een beveiligde server, is voorzien voor het eerste semester van 2007. In het domein van de nucleaire toepassingen werden nieuwe samenwerkingsverbanden aangegaan voor: a) de integratie in de GIS-omgeving van het verspreidingsmodel dat door het SCK van Mol wordt gebruikt b) het opladen van gegevens van het Telerad-netwerk in reële tijd in de GIS-omgeving. Op het vlak van risico-identificatie werden procedures geïmplementeerd voor de uitwisseling van geografische gegevens met de buurlanden. Omdat elk land zijn eigen geografisch systeem gebruikt, zijn omzettingen nodig om die gegevens te kunnen gebruiken. In 2006 waren er daartoe verscheidene contacten met Nederland, Luxemburg en Frankrijk.
2
REGETEL Het Projectbureau REGETEL werd op 1 januari 2004 geïntegreerd in de Algemene Directie Crisiscentrum. Het REGETEL-netwerk is een belangrijk onderdeel van het volledige pallet van alternatieve communicatiesystemen dat in geval van noodsituatie maar ook daarbuiten- beschikbaar wordt gesteld door de federale overheid (www.regetel.be).
Het Projectbureau REGETEL (Telecommunicatienetwerk van de Regering) beheert, onder leiding van Johan Gyssels, drie netwerken:
• het federaal netwerk • het crisisnetwerk • het datanetwerk De netwerken zijn onderling met elkaar verbonden en gebruikers kunnen tegelijk van alle toepassingen gebruik maken: telefonie in al zijn vormen (DECT, digitaal, analoog, VoIP), faxverkeer en computerverkeer via een beveiligd en afgeschermd netwerk.
75
Infrastructuur voor crisisbeheer
Het federaal netwerk is geconcentreerd in Brussel. Het is volledig autonoom met eigen spraakservers, eigen kabels en verdelers. Het netwerk bestaat uit een configuratie van 60 km koperkabel en aparte aansluitingen via glasvezel. Iedere aansluiting is redundant verbonden via lussen. Alle federale overheidsgebouwen zijn aangesloten op het netwerk. Administraties die ondergebracht zijn in gehuurde gebouwen, worden via breedbandverbindingen rechtstreeks op de REGETEL-servers aangesloten. De servers zorgen voor alle mogelijke moderne digitale toepassingen (ISDN, VoIP,...). Dit netwerk verbindt alle federale beleidscellen, federale overheidsdiensten, het Parlement en de koninklijke paleizen (Paleis van Brussel, Laken, Stuyvenberg en Belvédère). Er zijn ongeveer 450 gebruikers aangesloten. Een tweede netwerk is het crisisnetwerk. Dit netwerk groepeert zowel crisiscentra in de hoofdstad als belangrijke crisiscellen in de provincies. Met de uitbouw van dit netwerk werd begonnen in 1999 en het stond onder belangrijke druk tijdens de “millenniumbug”-periode. Als gevolg van de integratie in het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering werd het operationeel plan aangepast en werden in de planning categorieën van bevoorrechte abonnees gedefinieerd. Sinds begin 2006 werd door het Projectbureau REGETEL een volledig nieuw crisiscommunicatienetwerk geïnstalleerd. De 100-centrales, de crisiscentra van de gouverneurs en de permanente eenheden van de Civiele Veiligheid zijn de prioritaire gebruikers. Hiervoor werden overal in België nieuwe installaties gerealiseerd. Eind 2006 waren al deze sites operationeel. Het grote voordeel van de nieuwe realisaties met “spraak-over-internetprotocol (VoIP-Voice over IP) is, dat alle toestellen vanop afstand permanent kunnen gecontroleerd worden. Dit betekent dat proactief kan worden gewerkt en een volledige operationaliteit gegarandeerd kan worden. Van zodra de verbinding naar een toestel onderbroken wordt, om het even door welke oorzaak, worden onmiddellijk techniekers verwittigd. Men kan van op afstand de oorzaak opsporen en doelgericht herstellingen laten uitvoeren. De tijd dat iemand eerst moest gaan kijken naar een bepaalde site, is voor REGETEL dus voorbij.
76
Infrastructuur voor crisisbeheer
Het datanetwerk is een bundeling van alle mogelijke digitale toepassingen op het federaal en het crisisnetwerk. Enkele voorbeelden:
• netwerk van prikkloksystemen, badgesystemen, camerabewaking,…;
• het intranet van de FOD Binnenlandse Zaken;
• netwerk tussen het CGCCR en het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC);
Realisaties 2006-2007
• netwerk Militaire Politie Parlement; • netwerk tussen Elia (netwerkbeheerder elektriciteit) en CGCCR; • beveiligde dataverbindingen naar NAVO Evere en SHAPE.
Realisaties 2006:
• Installatie van een volledig nieuw crisisnetwerk met voice-over-Internetprotocol (VoIP)
• Aansluiting van alle crisiscentra van de gouverneurs, alle 100-centrales, de permanente eenheden van de Civiele Veiligheid en de crisiscentra van de Kustwacht: Maritiem Informatie Kruispunt (MIK) te Zeebrugge en het Maritiem Reddings- en Coördinatiecentrum (MRCC) te Oostende.
• Installatie van een volledig nieuw monitorings- en alarmeringssysteem voor alle aangesloten toestellen. Geplande realisaties 2007:
• Plaatsing van glasvezelverbindingen tussen alle Algemene Directies van de FOD Binnenlandse Zaken.
• Aansluiting met VoIP van • alle Communicatie- en Informatiecentra (CIC-ASTRID) van de Federale Politie,
• • • • • • •
de crisiscentra en terminals van Fluxys, nucleaire sites van Electrabel, de dispatchings van het Rode Kruis, het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle, het Federaal Agentschap voor Voedselveiligheid, het Koninklijk Meteorologisch Instituut, de koninklijk paleizen.
• Configuratie van volledige redundantie tussen twee servers (is noodzakelijk om te vermijden dat het volledige netwerk inoperationeel zou worden als een server uitvalt)
77
Infrastructuur voor crisisbeheer
3
Videoconferentiesysteem Het Crisiscentrum beschikt over een videoconferentiesysteem met vijf permanente stations. Bijkomend beschikt het Crisiscentrum over twee mobiele stations die ingezet kunnen worden volgens de noodwendigheden. Hiermee kan een noodsituatie worden gecoördineerd in rechtstreeks contact met de Federale Politie, met de Directeur-Coördinator van Brussel en met de Lokale Politie van Brussel-Elsene. Ook de elf provinciegouverneurs en de kerncentrales beschikken over een eigen infrastructuur voor videoconferentie. Het is mogelijk om op afstand de hele configuratie van die posten te beheren en om multiconferenties met zestien simultane verbindingen op te zetten. De nieuwe IP-technieken openen de weg naar een videoconferentie op internet. De eerste testen hebben in 2006 met succes plaatsgevonden.
© Bare
78
Infrastructuur voor crisisbeheer
4 Logistieke ondersteuning Het Crisiscentrum stelt zijn infrastructuur ter beschikking, die aangepast is aan de behoeften voor een modern crisisbeheer. De infrastructuur wordt continu operationeel gehouden en aangepast aan nieuwe behoeften om aan de gebruikers een performante infrastructuur aan te kunnen bieden. Om continuïteit van de dienstverlening te kunnen organiseren, werd in 2006 een Disaster recovery-plan ontplooid dat in 2007 operationeel zal zijn. Er werden nieuwe toepassingen geïnstalleerd, zoals de mogelijkheid om sms-berichten via de computer te versturen (bijvoorbeeld om crisisbeheerders op de hoogte te houden van een situatie of bij alarmering). Het Crisiscentrum beschikt over rustzalen en over sanitaire voorzieningen (douches, keuken, …) waardoor de crisisbeheerders die in de lokalen van het Crisiscentrum moeten overnachten, in goede omstandigheden kunnen worden ontvangen. Ook in de logistieke ondersteuning naar personeel en middelen die door de ADCC aangeboden wordt, wordt continuïteit in dienstverlening, ontvangst en verzending van informatie, … georganiseerd.
79
Infrastructuur voor crisisbeheer
Dit activiteitenrapport is een realisatie van de medewerkers van de Algemene Directie Crisiscentrum.
Voor elke bijkomende vraag, opmerking of suggestie kan u zich richten tot de AD Crisiscentrum, Hertogsstraat 53, 1000 Brussel, tel. +32 (0)2/506 47 92, fax. +32 (0)2/506 47 09, e-mail:
[email protected].
Het rapport is ook verkrijgbaar in het Frans en kan geraadpleegd worden op http://crisis.ibz.be.
Verantwoordelijke uitgever: Jaak Raes, Directeur-generaal, Hertogsstraat 53, 1000 Brussel.
Coördinaten Algemene Directie Crisiscentrum Hertogsstraat 53, 1000 Brussel Tel.: 02/506 47 11 - Fax : 02/506 47 09
[email protected] RAES, J. (N), directeur-generaal Secretariaat: tel. 02/506 47 59
Geïntegreerd Crisis- en Evenementenbeheer LEFEVRE, A. (F), directeur Secretariaat: tel. 02/506 47 15
Noodplanning BERNAERTS, M. (F), directeur Secretariaat: tel. 02/506 48 16 Secr. Hoger Instituut v.d Noodplanning: tel. 02/506 47 87
Projectbureau Regetel GYSSELS, J. (N), directeur Secretariaat: tel. 02/506 47 53
Commissie voor Nationale Vraagstukken inzake Verdediging COLLINS, D. (F), Kolonel Secretariaat: tel. 02/506 47 06
Structuur Kustwacht RAES, J.,voorzitter beleidsorgaan VANHESSCHE, U. (N): tel. 059/25 54 70 DEPOORTER, P. (N): tel. 059/25 54 71
Rallycommissie RAES, J. (N), voorzitter HEIJENS, W. (N), dossierbeheerder: tel. 02/506 47 73
http://crisis.ibz.be