activiteitenrapport
2005
FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN
Algemene Directie
Crisiscentrum
1
Woord vooraf
5
2
Opdrachten en organisatie
7
2.1
Opdrachten
8
2.2
Organisatie
9
2.3
Middelen
12
2.3.1 Personeel
12
2.3.2 Budget
13
Management
14
2.4.1 Operationeel plan
14
2.4.2 Kritische Prestatie Indicatoren
14
2.4.3 Voortzetting van de moderniseringsprojecten
15
2.4.4 Communicatiebeleid
15
2.4
3
Noodplanning
19
3.1
Risico–identificatie
20
3.2
Noodplanning op nationaal niveau
21
3.2.1 Nationaal noodplan natuurrampen
24
3.2.2 Naar een nationaal noodplan voor het seismologisch risico
25
3.2.3 Nationaal noodplan besmettelijke dierenziekten
26
3.2.4 Nationaal noodplan pandemie
26
3.2.5 Nationaal noodplan luchtvaartongevallen
27
3.2.6 Nationaal nucleair en radiologisch noodplan
28
3.2.7 Nationaal noodplan zware industriële ongevallen
29
3.2.8 Terrorisme
29
3.2.9 Vitale belangen van het land
30
3.2.10 Commissie voor Nationale Vraagstukken inzake Verdediging
32
Harmonisering van de noodplanning op lokaal niveau
33
3.3
3.3.1 Het ontwerp van Koninklijk Besluit over de gemeentelijke en provinciale noodplannen
33
3.3.2 Noodplan pijpleidingen
34
3.3.3 Trimestriële vergadering van gouverneurs
35
4
Geïntegreerd crisis- en evenementenbeheer
37
4.1
Wat is een crisis?
39
4.2
Actieve waakzaamheid
39
4.2.1 Draaischijf van informatie
39
4.2.2 Nationaal en internationaal contactpunt
40
4.2.3 Opstellen van procedures
42
Dossierbeheer Openbare Orde
43
4.3.1 Organisatie, coördinatie en opvolging van risico-evenementen
43
4.3.2 Bescherming van personen, goederen en instellingen
47
4.3.3 Opvolging van de terroristische dreiging
49
4.3.4 Informatiebeheer bestuurlijke politie
51
4.3.5 Veiligheidsverificaties
52
4.3.6 Gehypothekeerde capaciteit
53
4.3.7 Havenveiligheid
53
4.3.8 Structuur Kustwacht
54
Voornaamste beheerde evenementen
55
4.4.1 Europese toppen en NAVO-top
56
4.4.2 Internationale conferentie Irak 21-22/06
57
4.4.3 Opleiding Irakese politieambtenaren
57
4.4.4 Verdachte enveloppen
58
4.4.5 Vliegtuigbezetting (10/03/2005)
59
4.4.6 Bomspotting – Get in Shape (16/04/2005)
59
4.4.7 Gumball Race 3000 (14-15/05/2005)
60
4.4.8 Aanslagen in Londen (7 en 21/07/2005)
61
4.4.9 Hittegolf en ozonpieken
61
4.4.10 Rellen in Frankrijk (9 tot 17/11/2005)
63
4.4.11 Opvolging stakingsacties Generatiepact
63
4.4.12 GICM-proces
64
4.4.13 Nucleair transport
64
4.3
4.4
5
Internationale samenwerking
65
5.1
Benelux – Akkoorden van Senningen
66
5.1.1 Belgisch-Luxemburgse samenwerking
67
5.1.2 Belgisch-Nederlandse samenwerking
67
5.2
Frans-Belgische samenwerking
68
5.3
EU
69
5.4
Raad van Europa: EUR-OPA akkoord Zware Risico’s
70
5.5
IAEA
72
5.6
NAVO
73
6
Kennisbeheer
75
6.1
Context
76
6.2
Ondernomen activiteiten in 2005
77
6.2.1 Identificatie van risico’s
77
6.2.2 Een pro-actief onderzoeksbeleid voeren
77
6.2.3 Kennis verwerven
78
6.2.4 Kennis delen
78
Oefenbeleid
80
6.3.1 Opstellen van een oefenmethodologie
80
6.3.2 Oefeningen
80
6.3.3 Getrokken lessen
84
6.3
7
Infrastructuur
87
7.1
Accommodatie en logistieke ondersteuning
88
7.2
Telecommunicatie
89
7.2.1 Videoconferentiesysteem
89
7.2.2 REGETEL
89
Integratie van functies
92
7.3.1 Informatica
93
7.3.2 Crimson
94
7.3.3 CriViSen
94
7.3.4 Geografisch Informatie Systeem
95
7.3
Woord vooraf
Woord vooraf 2005 was opnieuw een bewogen jaar voor de Algemene Directie Crisiscentrum (ADCC). Vooral op het vlak van openbare orde was het een gevuld jaar en kwam het Crisiscentrum vaak op het voorplan. Maar ook achter de schermen werd er hard gewerkt. Het voorliggend activiteitenrapport vormt een staalkaart van de verschillende domeinen waarin onze dienst in 2005 actief was. Onze activiteiten worden in grote mate bepaald door de actualiteit. Denken we maar aan de neveneffecten van de rellen in Frankrijk, de aanslagen in Londen of het bezoek van de Amerikaanse President. Dat maakt dat de dagelijkse werking regelmatig doorkruist wordt door allerlei gebeurtenissen. En daarvoor is het Crisiscentrum er natuurlijk. Heel wat taken zijn echter minder zichtbaar: de organisatie van de noodplanning en rampoefeningen, het onderhouden van de infrastructuur voor crisisbeheer, de discrete coördinatie van veiligheidsmaatregelen, of nog de permanente opvolging van de actualiteit en informatieverspreiding. U zal merken dat ook hier de nodige energie aan wordt besteed. Het geheel van objectieven is opgenomen in een operationeel plan, dat in 2005 werd geactualiseerd. De realisatie ervan wordt op geregelde tijdstippen opgevolgd door de directie. Door de uitvoering van deze operationele plannen en van de opgestarte moderniseringsprojecten ter verbetering van een aantal processen, zal de werking meer resultaat- en klantgericht verlopen.
ACTIVITEITENRAPPORT
6
gekomen. Ze maken het mogelijk dat het personeel de nodige capaciteiten beter kan ontwik-
2005
Ook de ontwikkelcirkels ten behoeve van het personeel zijn in 2005 op kruissnelheid
welgemeend woord van dank.
kelen. Het is immers dankzij hun dagelijkse gedreven inzet dat de federale regering 24 uur op 24 kan terugvallen op een centrale infrastructuur voor crisisbeheer en coördinatie.
De kwaliteit van onze dienstverlening is echter niet alleen het resultaat van de inspanningen van onze gedreven mensen. Zij is sterk verbonden met de actieve medewerking van onze talrijke partners en de kwaliteit van de door hun toegeleverde informatie. Ook aan hen dus een
Veel leesplezier,
Jaak RAES Directeur-generaal
2
Opdrachten en organisatie
ACTIVITEITENRAPPORT 2005
8
Het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering (CGCCR) is opgericht bij Koninklijk Besluit in 1988. Een aantal gebeurtenissen in de jaren ’80 (zoals het Heizeldrama, het kapseizen van The Herald of Free Enterprise, de kernramp in Tsjernobyl, …) leidden immers tot de vaststelling dat er geen centrale en permanente infrastructuur voor crisisbeheer bestond. Bijna 20 jaar en vele ervaringen later, is het CGCCR uitgegroeid tot een afzonderlijke Algemene Directie binnen de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken.
2.1
Opdrachten
De Algemene Directie Crisiscentrum (ADCC) en in het bijzonder het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering (CGCCR), kortweg het Crisiscentrum, staat 24u/24 ten dienste van de federale regering. Zo kan het op permanente basis de nodige informatie verzamelen, analyseren en verspreiden aan de beleidsmatige en uitvoerende autoriteiten. Die functie van algemene waakzaamheid laat de Regering toe om snel en accuraat te handelen indien de situatie dat vereist. Bijkomend biedt het Crisiscentrum haar infrastructuur en expertise aan bij het interdepartementaal beheer en de coördinatie van crisissen op nationaal niveau.
Zijn taken vloeien voort uit het koninklijk besluit van 18 april 1988, dat een crisis definieert als “een gebeurtenis die wegens haar aard of gevolgen de vitale belangen van het land of de essentiële behoeften van de bevolking bedreigt, die een dringende besluitvorming vereist of die een gecoördineerde inzet van verscheidene departementen en instellingen vergt”.
Sinds begin 2003 is ook de organisatie van de Noodplanning een taak van het Crisiscentrum. Als dusdanig zal zij de verschillende autoriteiten (zowel federaal, regionaal, provinciaal als lokaal) sensibiliseren tot een verdere uitbouw van de noodplanning. Het Crisiscentrum zal daarbij coördinerend optreden en een forum aanbieden voor kennisuitwisseling.
Het Crisiscentrum is tevens het internationaal contactpunt voor burgerlijke alarmering en waarborgt mee de binnenlandse veiligheid. Daarbij treedt het Crisiscentrum op als draaischijf voor informatie en als centrum voor coördinatie.
Kerntaken • Het Crisiscentrum waarborgt een doorlopende permanentie (24u per dag, 7 dagen per week) om dringende informatie van allerlei aard te verzamelen, te analyseren en te verspreiden naar de bevoegde instanties. • De Algemene Directie Crisiscentrum waakt namens de Minister van Binnenlandse Zaken over de openbare orde en veiligheid. Dit houdt in dat zij werkt aan specifieke regelgeving, betrokken is bij de organisatie en opvolging van evenementen van grote omvang en de veiligheid van personaliteiten, goederen en instellingen waarborgt. • Het Crisiscentrum staat in voor de organisatie en coördinatie van de noodplanning, met het oog op een efficiënte werking van de overheden en hulpdiensten bij noodsituaties en om de veiligheid van de bevolking te waarborgen. • Het Crisiscentrum treedt op in geval van een nationale crisis betreffende de burgerlijke of politionele veiligheid. Het ontwikkelt alarmeringsprocedures en biedt ondersteuning bij het crisisbeheer, door de onmiddellijke beschikbaarheid van het personeel en van de nodige middelen ter voorbereiding van de dringende beslissingen.
2.2
Organisatie
De Algemene Directie Crisiscentrum van de FOD Binnenlandse Zaken telt 64 medewerkers. Jaak Raes, directeur-generaal, geeft sinds januari 2003 leiding aan de dienst, en dit met een mandaat van 6 jaar.
De directeur-generaal wordt bijgestaan door een beleidsteam van 5 personen: - De dienst Geïntegreerd Crisis- en Evenementenbeheer wordt geleid door Alain Lefèvre. - De dienst Noodplanning is in handen van Monique Bernaerts. - Jacques Naert neemt de leiding waar van de Commissie voor Nationale Vraagstukken inzake Verdediging. - Het Projectbureau Regetel wordt vorm gegeven door Johan Gyssels. - De Structuur Kustwacht was in dagelijks beheer van Dirk Stremes 1.
1
In functie tot 15 februari 2006.
O P D R A C H T E N E N O R G A N I S AT I E
Ker ntaken 9
2005
10
ACTIVITEITENRAPPORT
Een aantal diensten - nl. Personeel en Organisatie, Boekhouding en Communicatie rapporteren rechtstreeks aan de directeur-generaal.
Directeur Generaal
Noodplanning
Operationeel beheer
Directeur
Directeur
Secretariaat
Secretariaat
Verbindingsofficieren
Ondersteuning van het beheer en documentatie
Secretariaat
Ondersteuning van het beheer, documentatie en agenda
Vertalers
P&O
B&B
Geïntegreede permanentie Communicatie
Juridische ondersteuning en dossierbeheerders
Permenentiechefs
Administratief assistenten Operationele agenten
Juridische ondersteuning en dossierbeheerders
Regetel
CNVV
Kustwacht
Tengevolge van de processtructuur die in 2004 in de MPM’s 2 werd beschreven, betreffende de verbetering van de organisatiestructuur, moest een organogram gemaakt worden, waardoor de essentiële opdrachten verwezenlijkt konden worden, de rollen en bevoegdheden van iedereen verduidelijkt werden en de functieprofielen konden worden toegepast. Eveneens werd een arbeidsreglement opgesteld dat aangepast is aan de huidige vereisten en aan de nieuwe realiteit.
2
Moderniseringsproject – Projet de Modernisation
Beleidsraad
Stafdiensten
Interne Audit P&O K. Van Raemdonck
Cel Beleidsvoorbereiding Voorzitster van het directiecomité M. De Knop
Secretariaat Minister Coördinatie- en ondersteuningsdienst L. Boghaert
+ Secretariaat B&B J. Wirtz
CGVS D. Van den Bulck
ICT F. Pynckels
Civiele Veiligheid C. Breyne
Kabinet
VBV S. Bodart - M. Bonte
Instellingen en Bevolking L. Vanneste
Veiligheid en Preventie J. Glorie
Crisiscentrum J. Raes
Dienst Vreemdelingenzaken F. Roosemont
organisatie www.ibz.fgov.be De organisatie en bevoegdheden van de FOD Binnenlandse Zaken De Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken heeft een zeer gevarieerd takenpakket, met als rode draad de vrijwaring van de democratische rechten en de veiligheidszorg. Een greep uit de aandachtsgebieden: de organisatie van de verkiezingen, het waken over de naleving van de taalwetgeving, het vreemdelingenbeleid, de werking van de Raad van State, het beheer van het Rijksregister, de geïntegreerde aanpak van de politieveiligheid en de preventie, de hulpverlening aan de bevolking, het crisisbeheer, … De opdrachten van de FOD Binnenlandse Zaken zijn verspreid over 5 algemene directies: 1. Algemene Directie Instellingen en Bevolking 2. Algemene Directie Vreemdelingenzaken 3. Algemene Directie Veiligheids- en Preventiebeleid 4. Algemene Directie Civiele Veiligheid 5. Algemene Directie Crisiscentrum
De supervisie van de werking van deze 5 algemene directies en de coördinatie berust bij de Voorzitster van het Directiecomité, Monique De Knop. Zij heeft de leiding over de aanwending van de strategische doelstellingen, begeleidt de procedures m.b.t. de strategische, operationele, personeels- en financiële plannen en verdeelt de beschikbare middelen. Zij evalueert eveneens de uitvoering van de plannen en de verwezenlijking van de doelstellingen. Meer informatie over de organisatie en de doelstellingen van de FOD Binnenlandse Zaken vindt u op de website: www.ibz.fgov.be.
O P D R A C H T E N E N O R G A N I S AT I E
FOD Binnenlandse Zaken 11
2005
12
ACTIVITEITENRAPPORT
2.3
Middelen
2.3.1 Personeel De ADCC telt 64 medewerkers die samen een dynamisch team vormen en beschikbaar zijn om de federale regering bij te staan in de opvolging en het beheer van (potentiële) crisissituaties. Met een gemiddelde leeftijd van net geen 40 jaar is de ADCC ook een jonge organisatie, waarvan 40 mannelijke en 24 vrouwelijke medewerkers.
12
mannen vrouwen
10 8 6 4 2 0 -25
25 - 29
30 - 34
35 - 39
40 - 44
45 - 49
50 - 54
55 - 59
25 - 29
30 - 34
35 - 39
40 - 44
45 - 49
50 - 54
55 - 59
+ 60
12
contractuelen Statutairen
10 8 6 4 2 0 -25
+ 60
70
NL
60
FR
50
TOTAAL
40 30 20 10 0 A
B
C
Niveau
D
TOTAAL
Ook binnen de AD Crisiscentrum werden Ontwikkelcirkels geïntroduceerd, ter vervanging van het bestaande evaluatiesysteem. Alle medewerkers ontvingen een uitvoerige infosessie m.b.t. de ontwikkelcirkels. De functionele chefs kregen een opleiding ter voorbereiding van hun taak als evaluator. Eind 2004 hebben de meeste medewerkers een functiegesprek gehad en werden de functiebeschrijvingen opgesteld. In de loop van 2005 volgde een planningsgesprek met hun functionele chef.
Opleiding Het merendeel van de opleidingen die in de loop van 2005 werden gevolgd, waren taalopleidingen (NL/FR), voor een groot deel gegeven aan nieuwe medewerkers. De niveaus A konden ook specifiek aangepaste opleidingen Engels krijgen.
Het P&O-opleidingsplan heeft in 2005 een opleiding teambeheer aangeboden aan de permanentiechefs.
In het kader van de Ontwikkelcirkels wordt voor elke medewerker bekeken welke opleidingen kunnen bijdragen tot het behalen van de individueel bepaalde doelstellingen.
2.3.2 Budget Ten opzichte van het begrotingsjaar 2004 is er in 2005 een lichte daling van de kredieten die op de begroting van 2005 voor de Algemene Directie Crisiscentrum werden ingeschreven. De reden hiervoor zijn de lineaire besparingsmaatregelen die werden opgelegd door de FOD Budget & Beheerscontrole. Allocatie
Vastlegging 2005
Ordonnancering 2005
Vastlegging 2004
Ordonnancering 2004
50.01.1103 bezoldiging statutairen
956
956
1283
1283
50.01.1104 bezoldiging contractuelen
313
313
690
690
50.02.1201 bestendige uitgaven
469
469
487
487
50.02.1204 bestendige uitgaven/informatica
218
218
226
226
50.02.7401 duurzame aankopen
82
82
85
85
50.02.7404 duurzame aankopen/informatica
137
137
142
142
50.11.1104 bezoldigingen CNVV
39
39
81
81
50.21.1243 werking Regetel
457
457
451
451
O P D R A C H T E N E N O R G A N I S AT I E
Functieprofielen en Ontwikkelcirkels 13
2005
14
ACTIVITEITENRAPPORT
Allocatie
Vastlegging 2005
Ordonnancering 2005
Vastlegging 2004
Ordonnancering 2004
50.21.7409 investering Regetel
194
194
191
191
50.30.1108 bezoldiging Rallycommissie
107
107
104
104
50.30.1225 werking Rallycommissie
5
5
5
5
50.30.1228 Krediet voor specifieke initiatieven
124
124
122
122
3101
3101
3867
3867
Totaal (in duizendtallen euro)
2.4
Management
2.4.1 Operationeel plan Het operationeel plan van de AD Crisiscentrum werd in 2005 actief verder gebruikt als leidraad bij de dagelijkse werking. Via een gedetailleerde opvolgingstabel werd permanent een stand van zaken bijgehouden inzake de realisatie van de verschillende operationele doelstellingen. Op basis van deze stand van zaken werden actieplannen uitgewerkt voor de komende periode. Bovendien werden enkele operationele doelstellingen verfijnd en werden nieuwe operationele doelstellingen ontwikkeld, inspelend op de actualiteit.
In de loop van het jaar 2005 is het operationeel plan niet wezenlijk veranderd. De veranderingen deden zich vooral voor op het niveau van de verschillende fiches. Er was ook een actualisering van de deadlines die voor elk project werden bepaald; de projecten werden geherdefinieerd.
2.4.2 Kritische Prestatie Indicatoren Via een 25-tal kritische prestatie indicatoren (KPI) volgt de ADCC haar meest elementaire kernactiviteiten op de voet. Deze indicatoren zijn meetpunten die naargelang hun aard maandelijks, tweemaandelijks, trimesterieel of jaarlijks worden opgemeten. Er worden onder meer klantentevredenheid, aantal klachten, aantal maatregelen buiten termijn, aantal debriefings, etc. van zeer nabij opgevolgd. Deze indicatoren worden met regelmaat op vergaderingen ter sprake gebracht om er waar nodig acties aan te koppelen.
De FOD Binnenlandse Zaken werkt aan de hand van moderniseringsprojecten (MPM) aan een meer performante en klantgerichte organisatie. Binnen de Algemene Directie Crisiscentrum lopen 2 zulke verbeterprojecten.
Er is vooreerst een programma opgebouwd rond de optimalisatie van de operationele werking van het Crisiscentrum (MPM10). Een tweede programma is gewijd aan de integratie en optimalisatie van het proces Noodplanning (MPM9). Daarnaast participeerde de ADCC ook aan verschillende MPM-projecten van de horizontale diensten van de FOD Binnenlandse Zaken. In 2005 werden zes belangrijke projecten weerhouden in het kader van die twee programma’s. Het ging over de toepassing van die twee programma’s of over het uitvoeren van verbeteringsinitiatieven.
Vier van die projecten werden in de loop van 2005 tot een goed einde gebracht, met name (zie verder): - de uitwerking van een intern reglement; - de installatie van een organogram; - de installatie van een proces “risico-identificatie”; - de verbetering van de communicatie naar de bevolking.
Voor de twee andere projecten, met name de ontwikkeling van het Hoger Instituut voor de Noodplanning en de profilering ervan als een kenniscentrum voor de noodplanning, werden een eerder beperkt aantal activiteiten ontwikkeld in 2005.
2.4.4 Communicatiebeleid In 2005 werd als gevolg van de MPM-projecten bij Binnenlandse Zaken een overkoepelende communicatiestrategie voor de hele FOD opgesteld. Op basis hiervan kon elke Algemene Directie -en dus ook het Crisiscentrum- een specifieke communicatiestrategie op punt stellen. Vorm geven aan een gemeenschappelijk communicatiebeleid is dan ook de betrachting van het netwerk van communicatie-medewerkers. Communicatie is echter meer dan mooie plannen alleen. Ze moeten in de dagelijkse praktijk gebruikt en omgezet worden. En hoewel er nog veel ideëen op de plank liggen, werd in 2005 een stukje invulling gegeven aan de plannen. Dankzij de aanwerving van een webmaster voor de FOD Binnenlandse Zaken bijvoorbeeld, kon de Algemene Directie Crisiscentrum haar website in een nieuw kleedje steken. En ook met de
O P D R A C H T E N E N O R G A N I S AT I E
2.4.3 Voortzetting van de moderniseringsprojecten 15
ACTIVITEITENRAPPORT
16
den stap gezet naar een communicatiebeleid
2005
Federale Overheidsdiensten werd een beschei-
2005 voortgezet en verfijnd.
voor crisissituaties op federaal niveau.
Interne communicatie Werden in 2004 nog verschillende initiatieven opgestart als gevolg van een enquête onder de medewerkers, dan werden deze initiatieven in
Zo werd via het interne krantje en een geïnformatiseerde ‘startpagina’ de toegankelijkheid van informatie en kennisverspreiding bevorderd. Ook rond de Moderniseringsprojecten (MPM) die een aanvang namen in 2004, bleef een informatieverspreiding aan de medewerkers een aandachtspunt.
Externe communicatie In 2005 hield het Crisiscentrum tientallen presentaties aan diensten die meer informatie wensten over zijn organisatie en werking, waarvoor vaak een aangepast programma werd opgemaakt.
In functie van de actualiteit antwoordde de ADCC ook op persvragen, veelal in het domein van openbare orde (VIP-bezoeken, vermeende terroristische dreiging, verdachte pakketten, de gevolgen van de rellen in Frankrijk, …) 3.
Zoals voorzien in het Moderniseringsproject rond communicatie, werd de aanwerving van een webmaster en de aanpassing van de website gerealiseerd in 2005. De webstek http://crisis.ibz.be kreeg een nieuwe uitstraling aangemeten, en werd opgebouwd om bij crisissituaties snel en eenvoudig informatie aan te kunnen bieden. Een aantal technische verbeteringen en het behalen van het Blindsurfer-label 4 staan op het programma in 2006.
3 4
Zie hiervoor bij de beheerde evenementen, verder in dit activiteitenrapport. Label dat toegekend wordt aan websites die beantwoorden aan criteria voor toegankelijkheid van de site voor mensen met een visuele handicap.
Vanuit het belang van een juiste informatie aan de bevolking bij noodsituaties en het kunnen verschaffen van eventuele veiligheidsadviezen, zijn een voorafgaande organisatie en afspraken omtrent die informatie noodzakelijk. Onduidelijke, tegenstrijdige informatie of het ontbreken ervan scheppen enkel bijkomende onzekerheid bij de bevolking. Een goed georganiseerde informatie daarentegen kan een juist reactiepatroon bij de bevolking teweegbrengen, paniekreacties beperken en het vertrouwen in de overheid aansterken. Informatie aan de bevolking hoort dus een wezenlijk deel uit te maken van en verankerd te zijn in het crisisbeheer.
Een communicatiestrategie moet als strategische doelstelling hebben: - de bevolking waarschuwen; - de bevolking informeren; - de bevolking geruststellen; - bijstaan bij een snelle terugkeer naar een normale toestand.
In 2005 werd o.a. een communicatiestrategie in geval van een terroristische dreiging of aanslag uitgewerkt. Tevens was er een uitwisseling van ervaringen m.b.t. crisiscommunicatie en verdere toenadering met de Nederlandse, Franse, Britse, Luxemburgse en Zweedse autoriteiten.
O P D R A C H T E N E N O R G A N I S AT I E
Crisiscommunicatie 17
ACTIVITEITENRAPPORT 2005
18
Werkgr oep Infocel Werkgroep Infocel Bij een crisissituatie beheerd op nationaal niveau heeft de Informatiecel tot taak om de situatie vanuit een mediaoogpunt te evalueren, en voorziet de crisisbeheerders van communicatieadvies. Ze bereidt eveneens de communicatieactiviteiten voor (persberichten, persbriefing, persconferentie, website, …) ten behoeve van het crisisbeleid. Net zoals de noodplannen voorzien in procedures voor de aanpak van een crisissituatie, zo ook vermelden zij de manier waarop de informatie aan de bevolking bij zulke momenten georganiseerd zal worden. Dit is in grote mate een werk van voorbereidende aard, en best met alle betrokken partijen.
In 2005 werd gestart met een werkgroep die vorm zal geven aan een crisiscommunicatiebeleid op federaal niveau, nadat in 2004 een eerste aanzet werd gegeven met de gids ”Crisiscommunicatie: voorzien en beheren”. Gezien de prille ontwikkelingen met betrekking tot de departementale crisiscellen5 en de sterk onderscheiden bevoegdheden van elk departement, waren de werkzaamheden vooral oriënterend van aard.
Met de provincies bestaat al sinds enkele jaren een gelijkaardige werkgroep. Voor 2005 werden verschillende deelwerkgroepen gelanceerd, waarin telkens minimum één Vlaamse en één Waalse provincie is vertegenwoordigd. Het resultaat van de ene groep zal ook bruikbaar zijn voor de anderen, waardoor met gedeelde inspanningen sneller tot een gezamenlijk resultaat gekomen kan worden. Bovendien organiseerde de ADCC in het kader van het Hoger Instituut voor de Noodplanning een communicatietraining voor de communicatiemedewerkers van de provincie. Deze training omvatte een theoretisch gedeelte (1 sessie per taalgroep) en een praktijkdag (1 sessie per provincie of administratief arrondissement).
5
Het Koninklijk Besluit van 31 januari 2003 voorziet in de oprichting van een departementale crisiscel dat als contactpunt dient voor het Crisiscentrum en tevens instaat voor de noodplanning in functie van de risico’s, verbonden aan de bevoegdheden van het departement.
3
Noodplanning
ACTIVITEITENRAPPORT 2005
20
De Noodplanning – sinds begin 2003 een bevoegdheid van de ADCC – is één van de hoekstenen van het Crisiscentrum. Een goed crisisbeheer gebeurt immers niet ad hoc, maar wordt in de mate van het mogelijke voorbereid. Het komt toe aan de noodplanning om de potentiële risico’s te identificeren en te inventariseren, en vervolgens er een prioriteit aan toe te kennen om noodplannen uit te werken. Noodplannen zijn dus cruciaal voor een snelle en efficiënte interventie van de hulpdiensten bij crisissituaties, en bieden als het ware een leidraad voor hun acties. Deze noodplannen worden opgesteld op gemeentelijk, provinciaal en federaal vlak en moeten dus zoveel mogelijk op elkaar afgestemd zijn, rekening houdend met o.a. de lokale specificiteiten (landschap, aantal inwoners, situering en aard van industriële activiteiten, …).
De Dienst Noodplanning bouwt onder leiding van Monique Bernaerts de nodige structuren en regelgeving uit om te komen tot nationale noodplannen in diverse risicodomeinen. Deze dienst wordt bijgestaan door de permanentiechefs, waardoor voeling gehouden wordt met de praktische toepassing van de plannen en ingespeeld kan worden op nieuwe risico’s.
3.1
Risico–identificatie
Het inventariseren van risico’s is een eerste stap om te bepalen waar de prioriteiten inzake risicobestrijding moeten gelegd worden. Na de inventarisatie worden de verschillende risico’s geanalyseerd. Een laatste stap is het leggen van prioriteiten tussen de verschillende risico’s. Om die risico-inventarisatie, -analyse en –prioriteitsbepaling op een wetenschappelijk verantwoorde wijze uit te voeren, schreef de ADCC een onderzoek uit naar risico–identificatie en –analyse.
In 2004 voerde SPIRAL (Universiteit Luik) het onderzoek FRISK (Federal Risk Inventory, Survey and Knowledge building) uit, onder leiding van de ADCC. Het onderzoeksteam heeft nagegaan aan welke soorten gevaren en risico’s de hedendaagse maatschappij blootstaat, welke gevaren en risico’s het meest voorkomen, welke gevaren en risico’s de grootste gevolgen hebben voor de Belgische bevolking en wat de gevolgen zijn van die gevaren en risico’s. Het spreekt voor zich dat dit gezien werd in functie van de verschillende taken van de ADCC. Het onderzoek resulteerde in een lijst van risico’s, op
dient te bestaan. Het mag duidelijk zijn dat de resultaten geen eindpunt zijn. De risicoinschatting zal in de toekomst met zekere regelmaat geactualiseerd moeten worden.
3.2
Noodplanning op nationaal niveau
In 2005 werd verder gewerkt aan de implementatie van het koninklijk besluit van 31 januari 2003 6. Er werden door de ADCC meerdere initiatieven ondernomen om de diverse aspecten van het KB vorm te geven. Het KB voorziet in de oprichting van departementale cellen voor crisiscoördinatie en -beheer die opgericht dienen te worden in elke Federale Overheidsdienst en die belast zijn met de coördinatie inzake noodplanning en crisisbeheer. Het gaat daarbij over zowel de nationale als internationale crisissen binnen de eigen bevoegdheden van de betreffende dienst. Deze departementale crisiscellen hebben een belangrijke rol bij de noodplanning en het crisisbeheer, alsook als departementaal contactpunt van de FOD. Om deze taken nauwkeuriger in te vullen en om aan de verschillende FOD’s beter te verklaren wat de ADCC verwacht van die cellen -specifiek in het kader van het nieuwe nucleaire noodplan-, werd de samenwerking tussen de ADCC en de meest betrokken FODs (Volksgezondheid; Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg; Mobiliteit; Economie; Defensie; …) geïntensifieerd. Het KB moet omgezet worden in bijzondere noodplannen per specifiek risico. Om dit te doen, is er gewerkt aan het opstellen van een typestructuur van dergelijk nationaal noodplan. Op die manier kan het typeplan ingevuld worden naargelang de specifieke problematiek. Enkele werkgroepen 7 zetten hun werkzaamheden voort om reeds invulling te geven aan specifieke luiken van het nationaal noodplan. Deze werkgroepen bestaan uit de verschillende diensten die betrokken (en soms piloot) zijn bij de behandeling van een bepaalde problematiek. Ze hebben in 2005 de samenwerking tussen de verschillende partners verder uitgetekend.
Met het Koninklijk Besluit van 31 januari 2003 werd het wettelijk kader geschapen voor crisissituaties beheerd op nationaal niveau. Door het opstarten van de federale fase kunnen er binnen het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering (CGCCR) drie organen bijeen geroepen worden. Deze dragen elk voor hun bevoegdheid bij tot het beslissingsproces. Het betreft hier een evaluatiecel, een beheerscel en een informatie6 7
Koninklijk Besluit tot vaststelling van het noodplan voor de crisisgebeurtenissen en –situaties die een coördinatie of een beheer op nationaal niveau vereisen. Werkgroep natuurrampen, besmettelijke dierenziektes, luchtvaartongevallen en grieppandemie.
NOODPLANNING
basis waarvan zal bepaald worden voor welke risico’s prioritair een nationaal noodplan 21
ACTIVITEITENRAPPORT
22
* De evaluatiecel voert een evaluatie uit van de situatie. Zij is samengesteld uit exper-
2005
cel. Desgevallend kan ook een socio-economische cel samengeroepen worden.
om de bevolking via de media te informeren over de evolutie van de toestand en de
ten en wetenschappers uit de verschillende bevoegde overheden of diensten. * De beheerscel neemt de noodzakelijke maatregelen en is dus het beleidsorgaan terzake. Zij is samengesteld uit de bevoegde (federale) ministers of hun vertegenwoordigers, en wordt in principe voorgezeten door de Minister van Binnenlandse Zaken of zijn afgevaardigde. * De informatiecel communiceert op geregelde tijdstippen de genomen beslissingen
genomen beslissingen door de beheerscel. * De socio-economische cel adviseert over de socio-economische gevolgen van de situatie en van beslissingen, en informeert de beleidscel over de navolging van de beslissingen in de betrokken sectoren.
Ook in elke federale overheidsdienst wordt een cel voor crisiscoördinatie en –beheer opgericht. Deze cel is het contactpunt tussen het CGCCR en het betrokken departement en staat in voor de voorbereiding van de noodplannen (binnen de eigen bevoegdheden van het departement) en ondersteuning van het crisisbeheer.
Federale fase: beheer op nationaal niveau
Ecosoc
Evaluatiecel
Beleidscel
Informatiecel
Werkgroep ECOSOC De socio–economische cel is belast met: • het analyseren van de socio-economische gevolgen van een crisis • het adviseren van de federale beleidscel over de socio-economische gevolgen van de genomen of te nemen beslissingen; • het waarborgen van de verwerking van deze gevolgen naargelang de genomen beslissingen; • het informeren van de beleidscel over de navolging van de beslissingen in de betrokken sectoren (op het niveau van de voorbereiding en de uitvoering van de maatregelen); • het waarborgen van de terugkeer naar een normale socio-economische situatie na het ongeval (beheer van de post-accidentele fase). De werkgroep ECOSOC werd in 2002 opgericht, naar aanleiding van de totstandkoming van het nieuwe nucleaire noodplan. Immers, indien een nucleair ongeval zich voordoet, zullen een aantal problemen moeten worden opgelost om ervoor te zorgen dat het socio-economische leven van het land blijft functioneren. Ondertussen werd de invalshoek verruimd: ook andere crisissituaties worden in overweging genomen. De werkgroep bestaat thans uit vertegenwoordigers van verschillende departementen die binnen hun domein de mogelijke socio-economische aspecten van een crisissituatie onder de loep nemen.
In 2005 werd er verder gewerkt aan de procedure van de socio-economische cel, aan de actualisering van de departementale fiches en werd een provinciale fiche ontwikkeld 8.
De procedure en de concrete installatie van de socio-economische cel zal in 2006 geoefend worden tijdens de nucleaire oefening m.b.t. de kerncentrale van Electrabel te Doel.
8
Een departementale fiche is een document met belangrijke gegevens in verband met noodplanning en crisisbeheer van elke Federale Overheidsdienst. De provinciale fiche beschrijft per provincie de organisatie van het beheer van de socio-economische gevolgen van een crisis.
NOODPLANNING
ECOSOC
23
ACTIVITEITENRAPPORT
24
De beweegredenen om tot een bijzonder nationaal noodplan voor het specifieke risico
2005
3.2.1 Nationaal noodplan natuurrampen
- het regelmatig voorkomen van bepaalde natuurrampen in België, waaronder voorna-
natuurrampen te komen waren de volgende: - in functie van de omvang van de ramp kan aan één of meerdere opstartcriteria van een federale fase voldaan zijn; - het laat toe om tot een inventaris van de natuurrampen te komen die zich zouden kunnen voordoen in België: overstromingen, stormen, lange intense koude, algemene vorst in het overgrote deel van het land, hitte, aardbevingen, tornado’s, ... ;
melijk gematigde tot sterke overstromingen en gematigde tot ernstige stormen.
Het risico op overstroming werd geïdentificeerd als een prioritair risico in België. Het komt dus in aanmerking als één van de eerste risico’s, waarvoor binnenkort een bijzonder nationaal noodplan voor een specifiek risico wordt opgesteld. In eerste instantie zal bijgevolg het aspect ‘overstromingen’ van het nationaal noodplan natuurrampen worden uitgewerkt.
Het CGCCR heeft al een zekere mate van ervaring opgebouwd inzake overstromingen, vooral bij de algemene overstromingen in de jaren ’90. Er bestaat dan ook sinds geruime tijd een performante informatie-uitwisseling (met inbegrip van de alarmering) tussen de meteorologische diensten, de hydrologische diensten en het CGCCR. Op basis hiervan functioneert er een systematische informatieverspreiding naar de diensten op het terrein en de betrokken provinciale overheden. Bij bepaalde situaties waren er eveneens aanbevelingen aan de bevolking via de media in geval van aangekondigde storm en/of overstroming.
Een pakket met basisinformatie werd samen met de meteorologische en hydrologische diensten verzameld en diende als uitgangspunt voor de uitwerking van een federaal noodplan “rampspoedige gebeurtenissen: aspect overstromingen“. Een federale en provinciale vertegenwoordiging werd hierbij betrokken, gezien o.a. het bestaan van de provinciale noodplannen ter zake en hun operationele ervaringen met dergelijke situaties.
Het seismisch activiteitsniveau in onze contreien is niet verwaarloosbaar. Het risico bestaat dat verwoestende aardbevingen zich voordoen in het hele land.
In die algemene context hebben de Koninklijke Sterrenwacht en de ADCC elkaar ontmoet om hun samenwerking te verbeteren (organisatie, informatie-uitwisseling, …) bij het voordoen van een aardbeving die het Belgisch grondgebied in meer of mindere mate treft. Als conclusie van dat overleg kwam naar voor dat die samenwerking idealiter zou verlopen via de oprichting van een efficiënte wachtrol bij de Sterrenwacht. De ADCC treedt de Sterrenwacht daarin bij.
Gelijklopend aan die inspanningen, wenst de ADCC – na deelname aan een informatiesessie over de Eurocodes 9 - te weten welke de voornaamste Belgische actoren zijn rond die Europese normen. De ADCC heeft de voornaamste medewerkers aan de Nationale Bijlage aan de Eurocodes in haar lokalen ontvangen. Die zijn bereid om mee te werken aan een informatie voor de administratieve en politieke overheden bevoegd voor de bouwterreinen en het beheer van de gevolgen na een aardbeving. De Nationale Bijlage stelt o.a. een kaart voor met de seismische zones, met aanduiding van alle Belgische gemeenten op een schaal van gevoeligheid voor aardbevingen. Die cartografie is geïntegreerd in het Geografisch Informatie Systeem van de ADCC. De ADCC heeft tenslotte haar aandacht gevestigd op de elementen die in een bijzonder noodplan vervat moeten zijn voor het beheer van een aardbeving van grote omvang: evaluatie van de ernst van de situatie (stabilisatie van gebouwen, publieke onrust voor vallende objecten, …), studie van de toegangswegen bij een ernstige beving, analyse van de bestaande interventiemiddelen of nog de noodzaak om efficiënt met de onmiddellijke mediadruk om te gaan en de bevolking adequaat te informeren.
9
De Eurocodes vormen een geïntegreerd geheel van Europese normen voor het ontwerp en de dimensionering van gebouwen en kunstwerken, inclusief hun funderingen en bestandheid tegen aardbevingen.
NOODPLANNING
3.2.2 Naar een nationaal noodplan voor het seismologisch risico 25
ACTIVITEITENRAPPORT
26
Met de recente ervaringen in het achterhoofd van varkenspest, mond- en klauwzeer en
2005
3.2.3 Nationaal noodplan besmettelijke dierenziekten
overdraagbaarheid naar de mens. De koppeling van vogelgriep aan de mogelijke vrees
vogelpest werd in 2004 gestart met een bijzonder nationaal noodplan voor het specifieke risico besmettelijke dierenziekten. Het draaiboek van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) vormde daarbij het uitgangspunt.
In 2005 werd gestaag verder gewerkt aan het plan. Door de mondiale actualiteit werd sterk de nadruk gelegd op de problematiek van de aviaire influenza en de eventuele
voor een grieppandemie, leidde tot een gezamenlijke aanpak van deze beide zaken en tot de oprichting van een Interministerieel Commissariaat Influenza.
3.2.5 Nationaal noodplan pandemie Aldoor meer gevallen van vogelgriep in Zuidoost-Azië en ook het voorkomen ervan in Oost-Europa, gekoppeld aan zeldzame en erg lokaal voorkomende gevallen van humane griep veroorzaakt door het vogelgriepvirus H5N1, leidden tot verhoogde druk rond de aanpak van de vogelgriep.
In oktober 2005 is de werking rond het nationaal noodplan grieppandemie daardoor in een stroomversnelling gekomen, wat mee leidde tot de creatie van een Interministerieel Commissariaat Influenza (ICI). Dit commissariaat heeft een stuurgroep en communicatiecel in het leven geroepen waarin de FOD Binnenlandse Zaken vertegenwoordigd is door de ADCC.
Het doel van het ICI is in de loop van 2006 tot een operationeel noodplan pandemie te komen dat geïntegreerd wordt in het nationaal noodplan dat een federale coördinatie en beheer vereist van een pandemische toestand. In de eerste plaats wordt uiteraard getracht te vermijden dat ons land getroffen wordt door de vogelgriep. Vandaar dat het ICI focust op een noodplan ‘vogelgriep’ of ’aviaire influenza’. Gezien het risico dat het vogelgriep-virus ook vatbaar zou worden voor overdracht van mens tot mens, beoogt het ICI eveneens de realisatie van een noodplan voor een eventuele humane grieppandemie.
Artikel 44 van de wet over de Luchtvaart voorziet: “de Ministers belast met het bestuur van de luchtvaart, Justitie en Binnenlandse Zaken werken gezamenlijk, in overleg met de overheden die bevoegd zijn inzake de exploitatie van de luchthavens en de luchtvaartterreinen, een crisisplan uit voor de gevallen van onwettige overmeestering van vliegtuigen, luchtvaartongevallen op het grondgebied van België en bomdreigingen gericht tegen luchthaveninfrastructuur gelegen op het grondgebied van België”. Op basis van een eerste schets voor een nationaal noodplan en de oefening Zaventem Rood 10, werd in het eerste trimester van 2004 een werkgroep opgestart. De werkgroep heeft zich deels gewijd aan het onderzoek en het neerschrijven van een nationaal noodplan, voortgaand op de analyse van de provinciale plannen en op het herwerkte plan luchtvaart van Defensie. De werkgroep analyseerde eveneens de NAVO-verplichtingen en de bevoegdheden van elkeen.
Een eerste project van bijzonder nationaal noodplan voor het specifieke risico luchtvaartongevallen werd in 2005 opgesteld. De belangrijkste besluiten van de tekst zijn dat bij een vliegtuigongeval niet noodzakelijk een nationale fase moet worden opgestart, maar dat het een kwestie is van opportuniteit, in functie van de benodigde middelen en van de ernst van de catastrofe. Aan het merendeel van dit soort catastrofes kunnen de provincies het hoofd bieden in de provinciale fase. Er wordt evenwel voorgesteld om ondersteuning op het federaal niveau te voorzien voor het internationale luik (o.a. m.b.t. slachtoffers) en ook voor discipline 5 (informatie aan de bevolking). De risico’s m.b.t. terrorisme en volksgezondheid gelinkt met de luchtvaartongevallen worden geïntegreerd in het nationaal noodplan.
10 Oefening gehouden in november 2003 mbt een terroristische gijzeling.
NOODPLANNING
3.2.5 Nationaal noodplan luchtvaartongevallen 27
ACTIVITEITENRAPPORT
28
Het nationaal nucleair noodplan werd initieel opgesteld in 1991 en vastgelegd bij
2005
3.2.6 Nationaal nucleair en radiologisch noodplan
oefenobjectieven en op een efficiëntere controle en evalua-
koninklijk besluit van 27 september 1991. Jaarlijks werd dit plan verscheidene keren getest aan de hand van de nucleaire noodplanoefeningen. Dit resulteerde in een aanpassing van het nucleair noodplan in 2003 11.
Ook in 2005 werd het aangepaste noodplan voor verschillende sites getest. De oefenmethodologie werd bijgesteld met het oog op een duidelijkere afbakening van de
tie. Zodoende kunnen uit de oefeningen meer praktisch bruikbare resultaten worden gehaald. De procedures ter uitvoering van het noodplan werden verder verfijnd, bijvoorbeeld door op lokaal vlak te starten met de uitwerking van standaardresponsscenario’s ten behoeve van de interventiediensten en een project om scholen voor te bereiden op een nucleaire noodsituatie.
3.2.7 Nationaal noodplan zware industriële ongevallen In België hebben de betrokken autoriteiten op federaal en gewestelijk niveau een samenwerkingsakkoord afgesloten voor de toepassing van de Europese regelgeving inzake de risico’s van zware ongevallen bij bepaalde industriële activiteiten. De goede en correcte uitvoering van de bepalingen van het samenwerkingsakkoord wordt verzekerd via een permanente overlegstructuur, nl. de samenwerkingscommissie SevesoHelsinki. In deze commissie zetelen vertegenwoordigers van de bevoegde overheidsdiensten, zo ook de Algemene Directie van het Crisiscentrum.
Om de opdrachten die aan de FOD Binnenlandse Zaken worden toegewezen binnen het samenwerkingsakkoord op een efficiënte manier in uitvoering te brengen, werd een technische werkgroep opgericht, voorgezeten door de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid en de Algemene Directie van het Crisiscentrum. Volgende te realiseren doelstellingen worden binnen deze werkgroep vooropgesteld: - beoordeling en verwerking van de veiligheidsrapporten van de “Seveso”-bedrijven, inbegrepen de controle van de risicozones;
11 Koninklijk besluit van 17 oktober 2003 (B.S., 20/11/2003)
vinciale en lokale instanties voor het beoordelen en verwerken van de veiligheidsrapporten; - harmonisering van de (“Seveso”-)rampenplannen; - ontwikkeling van een geïntegreerd oefenbeleid in het kader van de (“Seveso”-) rampenplanning.
De Algemene Directie Crisiscentrum neemt het voortouw wat betreft de implementatie van de twee laatste doelstellingen. Daarnaast is ze belast met de afhandeling en de opvolging van de alarmeringsprocedure voor de betrokken instanties, zowel in geval van een reële ongevalsituatie in een “Seveso”-installatie, als bij noodplanoefeningen.
3.2.8 Terrorisme Eén van de doelstellingen van het strategisch plan van de Algemene Directie Crisiscentrum is “de capaciteiten ontwikkelen van identificatie en analyse van risico’s en bedreigingen die feitelijk bestaan en waarschijnlijk zijn (op sociaal, technologisch, natuurlijk, crimineel, terroristisch en extremistisch, … vlak), waarin de crisisplanning prioritair is”. Het CBNR 12-terrorisme is een nieuwe tendens binnen het internationaal terrorisme. Er werden in België meerdere initiatieven genomen om dit fenomeen te bestrijden. Zo kunnen we de gezamenlijke omzendbrief van de Minister van Justitie en van het College van Procureurs-Generaal vernoemen en ook de uitwerking van de procedure “verdachte pakketten in het kader van de CBNR-dreiging”. Die procedure werd recent herzien en geactualiseerd. Dit gebeurde in samenwerking met de Federale Politie, het Federaal Parket, de Civiele Veiligheid en de FOD Volksgezondheid.
Om dit fenomeen evenwel gecoördineerd te kunnen bestrijden, werd door de Algemene Directie Crisiscentrum een aangepaste noodplanning geïnstalleerd. Doel is om in België één enkel plan te hebben, waarmee de gevolgen van een CBNR-aanslag beheerd kunnen worden.
12 Chemisch – Biologisch – Nucleair - Radiologisch
NOODPLANNING
- bijstand aan de betrokken federale, pro29
ACTIVITEITENRAPPORT
30
inzake CBNR-aanslagen in elkaar zit. De Algemene Directie Crisiscentrum kon door
2005
Voordat dit plan werd uitgewerkt, werd met Frankrijk nagegaan hoe hun noodplanning
Ook de noodzaak van een gepaste informatie aan de bevolking kwam aan de orde.
deze informatie-uitwisseling haar knowhow ter zake verhogen.
De Algemene Directie Crisiscentrum stelt momenteel met haar partners een CBNRnoodplan op voor de crisisgebeurtenissen en –situaties die een coördinatie of een beheer op nationaal niveau vereisen.
Volgend op de aanslagen te Londen (juli 2005) werd op verzoek van het Ministerieel Comité voor Inlichting & Veiligheid een communicatiestrategie uitgewerkt met communicatieafspraken in het kader van een terroristische dreiging of incident. Ook over het nut van een preventieve publieksvoorlichting en de behoefte aan een call center dat bij crisis snel kan worden geactiveerd, werden voorstellen geformuleerd.
3.2.9 Vitale belangen van het land De risicobenadering is geëvolueerd na o.a. de aanslagen van 11/09/2001 en na de diverse stroompannes die afgelopen jaren zijn voorgekomen. In dat kader werden verdere stappen gezet om de vitale belangen van het land te beschermen. Daarbij wordt gedacht aan potentiële crisissituaties die eigen zijn aan elke sector (vb. stroomonderbreking als gevolg van panne), als aan de impact van crisissituaties op verschillende sectoren (vb. blokkering van de bevoorrading door langdurige stakingen). Onder “de vitale belangen van het land of essentiële behoeften van de bevolking” 13 wordt verstaan: - de openbare orde, dat wil zeggen de openbare rust, gezondheid en veiligheid; - het socio-economisch potentieel van het land; - de nationale soevereiniteit en de instellingen opgericht bij de Grondwet en de wetten; - de integriteit van het nationaal grondgebied.
Specifieke aandacht ging naar de vitale bevoorrading in de energiesector en de telecommunicatie. Ook in het kader van de acties van de transportsector in september 2005 tegen de stijgende olieprijzen moeten lessen getrokken worden. Het crisiscentrum heeft bijgedragen tot de totstandkoming van een lijst met pompstations die voorbehouden kunnen worden voor prioritair cliënteel (zoals ziekenwagens, brandweer- en politiediensten, … ) en de ermee gepaard gaande beveiligingsmaatregelen.
13 Art. 2 §1 uit het KB18/04/1988 ter oprichting van het CGCCR
werden ernstige verstoringen vastgesteld in het betaalsysteem van Banksys. Hoewel dit voorval van korte duur was (ongeveer twee of drie uur), heeft het toch het probleem op het voorplan gebracht dat gelijkaardige situaties zich op grotere schaal zouden kunnen voordoen, die dan hun repercussies hebben op de algemene werking van de financiële sector.
In die context heeft een Comité voor Financiële Stabiliteit, geïnstalleerd onder het voorzitterschap van de Nationale Bank van België, de kritieke financiële infrastructuren en instellingen, actoren en functies geïdentificeerd voor de goede werking van het financieel systeem in België.
De financiële sector heeft met de hulp van – en in nauwe medewerking met – de ADCC in 2005 een procedure geïnstalleerd voor escalatie en communicatie. Doel hiervan is om het beheer te vergemakkelijken van operationele crisissen van het ‘bottom up’-type (operationele crisis waarvan de oorsprong binnen de financiële sector ligt) en van het ‘top down’-type (operationele crisis waarvan de oorsprong buiten de financiële sector ligt, maar die gevolgen heeft op de werking van de financiële sector), die van aard zijn om een weerslag te hebben op het financieel systeem in zijn geheel.
Om de opvolging van de werkzaamheden van de financiële sector te kunnen verzekeren, heeft die sector een permanente structuur geïnstalleerd die als interface dient tussen wat de financiële sector heeft ingericht en de noodplannen die op niveau van het CGCCR werden uitgewerkt.
Eind 2005 heeft de ADCC een ontmoeting georganiseerd tussen de financiële sector en de politiediensten die betrokken zijn bij de kritieke financiële infrastructuren. Een ontwerp van bijstandsprotocol tussen de politie en de financiële instelling werd uitgewerkt om bij bijzondere situaties (vb. Europese Toppen, wegblokkeringen, bomalarm) de toegankelijkheid van het personeel tot de lokalen van de kritieke infrastructuren te regelen.
NOODPLANNING
Eén van de vitale belangen van het land betreft de financiële sector. In december 2004 31
ACTIVITEITENRAPPORT
32
In het kader van een geïntegreerde crisisaanpak werd de Commissie voor de Nationale
2005
3.2.10 Commissie voor Nationale Vraagstukken inzake Verdediging
Op de Ministerraad van 24 december 1992 werd besloten de Commissie voor de
Verdedigingsvraagstukken (CNVV) ondergebracht bij de ADCC. Zo kan het Crisiscentrum zijn opdracht beter vervullen bij nationale crisissen en bij de aanpak van de nationale gevolgen van internationale crisissen op het gebied van de civiele defensie. De CNVV is ook belast met de opvolging, coördinatie en integratie van de noodplanning op het gebied van civiele defensie.
Nationale Verdedigingsvraagstukken, die onder het gezag van de Eerste Minister viel, te ontbinden. De Ministerraad besloot toen ook een interministeriële werkgroep te laten bepalen hoe de niet-militaire verdediging en de crisisaanpak het best kunnen worden georganiseerd in België.
Vanuit de optiek van een geïntegreerde crisisaanpak vormt de CNVV sinds januari 2002 een bijzondere dienst binnen het CGCCR, en staat o.a. in voor de gegevensbank Crivisen met kritieke, vitale en gevoelige punten in België. Eind 2005 bevatte deze databank ongeveer 12.000 punten.
Harmonisering van de noodplanning op lokaal niveau
3.3.1 Het ontwerp van Koninklijk Besluit over de gemeentelijke en provinciale noodplannen In 2003 werd de wet op de civiele bescherming 14 gewijzigd: sindsdien moeten alle burgemeesters en gouverneurs een noodplan opstellen om de civiele veiligheid op hun grondgebied te verzekeren.
Met deze wettelijke verplichting zagen de gouverneurs – maar vooral de burgemeesters – zich geconfronteerd met praktische problemen. Enerzijds waren de bestaande richtlijnen deels verouderd, anderzijds waren ze vastgelegd in een omzendbrief die niet bindend was, wat tot gevolg had dat de bestaande noodplannen van de ene provincie tot de andere zeer uiteenlopend waren.
Bovendien heeft de huidige risicoanalyse het bestaan – maar vooral het belang – aan het licht gebracht van noodsituaties die vallen buiten de civiele bescherming in de strikte zin van het woord (problemen van openbare orde, crisissen van de voedselketen, terrorisme, …) en waarvoor de noodplanning nog onvoldoende ontwikkeld is.
Samen met vertegenwoordigers van de provinciegouverneurs en de vijf disciplines 15, werkte de ADCC een Koninklijk Besluit uit met een drieledig doel: - de principes van de noodplanning actualiseren en in een reglementaire tekst de veranderingen sinds hoger genoemde omzendbrief van 1990 opnemen – met daarbij inbegrepen de multidisciplinaire benadering en de risicoanalyse; - aan de burgemeester en de gouverneur een duidelijk en precies hulpmiddel bieden, dat hen bij hun nieuwe wettelijke verplichting helpt om optimaal elke noodsituatie waarmee zij zich geconfronteerd zouden zien, te kunnen beheren; - de terminologie en de inhoud van de noodplannen harmoniseren.
De discussies resulteerden in het Koninklijk Besluit m.b.t. de nood- en interventieplanning, afgekondigd op 16 februari 2006 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 15 maart 2006.
14 K.B. 31/12/1963 15 Onder disciplines verstaat men de door de verschillende hulpdiensten uit te voeren opdrachten in geval van een crisissituatie, nl. 1) hulpoperaties; 2) medische, sanitaire en psychosociale bijstand; 3) politie; 4) logistieke ondersteuning en 5) informatie aan de bevolking.
NOODPLANNING
3.3
33
2005
34
ACTIVITEITENRAPPORT
3.3.2 Noodplan pijpleidingen Na het ongeval in Gellingen, heeft de Minister van Binnenlandse Zaken het Crisiscentrum de opdracht gegeven om de bestaande elementen in de provinciale rampenplannen m.b.t. het vervoer via pijpleidingen 16 te vergelijken en een rampenplanstructuur te ontwikkelen in overleg met de provinciegouverneurs (hoe moet er gereageerd worden in dit soort situatie).
Een gids opgebouwd uit drie delen zal worden opgesteld: - In een eerste deel wordt de specificiteit van de leidingenproblematiek besproken. Hierin wordt ondermeer het wettelijk kader, het toepassingsgebied,de technische kenmerken van leidingen, de risico’s verbonden aan leidingen en de rampenbestrijding uitgelegd. - Een tweede deel vormt een handleiding bij het gebruik van de bijlagen, opgenomen in deel 3. - In het derde deel komen de bijlagen in de vorm van fiches, zoals contactgegevens van de exploitanten, interventiemiddelen van de exploitanten, productinfo en beleidsmaatregelen in functie van het product en het risico en de omstandigheden.
De onderscheiden documenten aangeboden in deze gids kunnen in de bestaande nooden interventieplannen worden ingepast of kunnen de basis vormen van nieuwe plannen. Deze gids zal in de loop van 2006 ter beschikking worden gesteld van alle lokale, provinciale en federale openbare besturen en werd samengesteld in overleg en samenwerking met de Belgische federatie van transporteurs via pijpleidingen (Fetrapi).
Om tot deze gids te komen, werd o.a. een studiedag georganiseerd door het Hoger Instituut van de Noodplanning voor het geheel van hulp- en interventiediensten en vertegenwoordigers van de provinciegouverneurs. Het thema van de studiedag luidde:” Veiligheid van het vervoer via leidingen. De ervaring van Gellingen en wat we eruit kun-
16 Definitie pijpleidingen: ondergrondse of bovengrondse leiding die wordt gebruikt voor het transport van gassen, petroleumderivaten, vloeistoffen of andere gevaarlijke producten die onder de wet van 12 april 1965 vallen betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen (B.S. 7 mei 1965).
heer in haar verschillende dimensies: preventie, voorbereiding, crisisbeheer en terugkeer naar het normale leven (nazorg). Enkele lessen die getrokken werden uit het ongeluk te Gellingen op 30 juli 2004: - globalisering van de aanpak op verschillende niveaus; - coördinatie van de acties van elkeen; - in werking stellen van een noodplanning gericht naar situaties van morgen, rekening houdend met de inplanting van het risico (bodemgebruik, bevolkingsdichtheid, nabijgelegen risico’s, …); - controle van de toepassing van de wetgevende en organisationele middelen.
Het Crisiscentrum maakte eveneens een digitale kaart van de bestaande cartografie van FETRAPI en de NAVO-pijpleiding. Deze digitale kaart werd ter beschikking gesteld van de provincies op schaal 1/300.000 (later ook op schaal 1/50.000). Dit moet toelaten om de risico’s op alle betrokken niveaus (gemeentelijk, provinciaal en federaal) te identificeren en de bijhorende noodplanning te ontwikkelen.
3.3.3 Trimestriële vergadering van gouverneurs Sinds 2004 worden op geregelde tijdstippen vergaderingen gehouden om de provincies op de hoogte te houden van de stand van zaken van de activiteiten van de ADCC op het gebied van de noodplanning op federaal niveau. Zoals de naam laat vermoeden, is het de bedoeling dat dergelijke vergaderingen ongeveer om de drie maanden doorgaan.
In 2005 hebben drie “trimestriële” vergaderingen plaatsgevonden. - Naast een informatie over de nationale en lokale noodplanning was de eerste vergadering gewijd aan de bevindingen van het wetenschappelijk onderzoek aangaande de risico-identificatie en aan de onderzoeksprojecten in 2005. - De tweede vergadering legde de lopende projecten inzake internationale samenwerking uit, evenals de vooruitgang van het “intern plan Scholen”. - De laatste vergadering had tot doel om – in de optiek van het toen kortelings te verschijnen Koninklijk Besluit betreffende de nood- en interventieplannen – duidelijk te maken welke projecten (risico-identificatie, cartografie, structuur voor een typeplan, …) het Crisiscentrum wenst uit te werken om de lokale overheden te helpen om zowel de algemene als de bijzondere noodplanning te installeren en om te identificeren wat de noden zijn.
NOODPLANNING
nen leren”. De benadering was multidisciplinair en besloeg de hele cyclus van risicobe35
Geïntegreerd
4
crisisen evenementenbeheer
ACTIVITEITENRAPPORT 2005
38
Overeenkomstig het operationeel plan van de Algemene Directie, de bevindingen van de moderniseringsprojecten (MPM) en van de PUMP-studie 17 van 2003, werd de Algemene Directie intern gereorganiseerd. De Permanentie en de Openbare Orde zijn samengevoegd tot de “Geïntegreerde Permanentie”. Deze directie is zowel administratief als operationeel van aard. Zij heeft tot doel de klok rond de permanentie van het Crisiscentrum waar te nemen. Tevens beheert ze horizontaal en geïntegreerd de inlichtingen, gebeurtenissen en incidenten op vlak van politiële en niet-politiële veiligheid en beheert ze de administratieve en juridische dossiers inzake openbare orde en veiligheid. Grotere soepelheid en polyvalentie werden kernbegrippen.
De Directie Geïntegreerde Permanentie is een tweesporensysteem om de informatie te behandelen. De eerst lijn is de permanentie, die 24 uur op 24 actief is. Ze behandelt alle inkomende informatie, bewerkt ze op haar niveau of zendt ze door naar de geschikte bestemmelingen. De tweede lijn versterkt de permanentie en behandelt meer specifieke dossiers waarvoor diepgaander werk of bijkomend onderzoek nodig is. De tweede lijn is zo georganiseerd dat de eerste lijn, die de taak van waakzaamheid en proactieve opsporing van informatie waarneemt, niet verlamd wordt. De Geïntegreerde Permanentie bestaat uit 48 medewerkers en staat onder leiding van Alain Lefèvre.
De Geïntegreerde Permanentie vormt aldus het operationele hart van het Crisiscentrum: ze spoort de informatie op, trekt ze na en behandelt ze, voert analyses en inschattingen uit of vraagt ze aan. Op basis van de inschatting van de situatie wordt beslist welke maatregelen genomen of voorgesteld worden.
Binnen de Geïntegreerde Permanentie is er een team van verbindingsofficieren van de Lokale Politie, de Federale Politie en de Veiligheid van de Staat. Enerzijds hebben ze als opdracht om te coördineren met de dienst vanwaar ze komen; anderzijds leveren ze technische expertise aan de medewerkers van de Directie.
Binnen de Directie is er ook een juridische steuncel. Deze maakt juridische analyses en geeft juridisch advies voor de aangelegenheden die door de Geïntegreerde Permanentie behandeld worden. Daarnaast stelt ze wetteksten of richtlijnen op in het domein van politie en veiligheid.
17 Public Management Programme
- de permanentie 24 uur op 24 beheren; - projecten beheren in het kader van crisissen, incidenten of grote gebeurtenissen, alsook de bescherming van personen, goederen en instellingen op Belgisch grondgebied; - de Directie Noodplanning voorzien van informatie; - actief deelnemen aan het crisisbeheer.
4.1
Wat is een crisis? Het koninklijk besluit van 18 april 1988 – waarbij het Crisiscentrum werd opgericht – omschrijft een crisis als een gebeurtenis die door haar aard of gevolgen de vitale belangen van het land of de essentiële behoeften van de bevolking bedreigt. Voor het beheer van die gebeurtenis is een dringende besluitvorming vereist, en dit vergt de gecoördineerde inzet van verscheidene departementen en organismen op nationaal en internationaal vlak.
Onder vitale belangen of essentiële behoeften van de bevolking, verstaat men de openbare orde in brede zin: de openbare rust, gezondheid en veiligheid, maar ook het socioeconomisch potentieel van het land, de nationale soevereiniteit en de integriteit van het nationaal grondgebied.
4.2
Actieve waakzaamheid
Om een crisis te beheren, moeten de overheden via het Crisiscentrum snel, volledig en voortdurend over de situatie geïnformeerd worden. Bovendien moeten die overheden op basis van analyses en inschattingen snel kunnen beslissen over de te nemen voorzorgs- en/of beschermingsmaatregelen, rekening houdend met nationale en internationale implicaties. Die analyses, inschattingen en maatregelen moeten snel worden overgemaakt aan de diensten die belast zijn met de uitvoering van de maatregelen.
4.2.1 Draaischijf van informatie De ADCC heeft als één van zijn voornaamste taken permanent waakzaam te zijn om de federale regering en in de eerste plaats de minister van Binnenlandse Zaken tijdig te
GEINTEGREERD CRISIS- EN EVENEMENTENBEHEER
De medewerkers van de Geïntegreerde Permanentie zijn op vier assen geprofileerd: 39
ACTIVITEITENRAPPORT
40
sis kunnen leiden als ze niet tijdig worden aangepakt. Het inwinnen van informatie staat
2005
kunnen inlichten over eventuele crisissituaties, maar ook over kwesties die tot een cri-
De bekomen informatie wordt weergegeven in verschillende overzichten:
dan ook voorop. Naast de informatie vanuit politionele hoek en van de inlichtingendiensten - vooral wat manifestaties, bezoeken van VIPS en andere zaken van openbare orde betreft - zoekt de ADCC zelf naar informatie via de nieuwsagentschappen, via radio en TV en via vragen om verduidelijking aan de betrokken personen, diensten of instellingen.
- Flash Info: tijdens de kantooruren wordt om de 2 uur een document verspreid met daarin informatie over ordehandhaving, rampspoedige gebeurtenissen en media-informatie. - Weekoverzicht: overzicht van risico-evenementen, manifestaties, VIP-bezoeken, gedurende de komende week; tevens een overzicht van de afgelopen week ten behoeve van het Nationaal Coördinatiecentrum (NCC) uit Nederland.
4.2.2 Nationaal en internationaal contactpunt Het permanentiepersoneel is bijzonder attent in zaken waarvoor het CGCCR als meldpunt geldt, zowel nationaal als internationaal.
Internationaal is dat als meldpunt voor het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie (IAEA), voor het European Community Urgent Radiological Information Exchange (ECURIE), het Monitoring & Information Centre (MIC) van de Europese Unie.
Het CGCCR neemt na kantooruren ook de permanentie waar voor de FOD Kanselarij van de Eerste Minister en de FOD Volksgezondheid, Leefmilieu en Veiligheid van de Voedselketen (voor het Rapid Alert System Biological and Chemical Attacks and Threats - BICHAT) en is meldpunt in geval van een vervuiling op de Noordzee. Medewerkers van deze diensten blijven contacteerbaar door de ADCC.
ECURIE Onmiddellijk na het Tsjernobyl-ongeval (26 april 1986) hebben de Europese Commissie en het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie (IAEA) technische systemen opgesteld om lidstaten vroegtijdig te verwittigen in het geval van nucleaire noodgevallen. Het IAEA en de Europese Gemeenschap hebben samen een algemene conventie en een informatiestructuur opgericht om onderling alle mogelijke informatie en data in een uniek gecodeerde formaat over te maken en zo misverstanden te verminderen.
Exchange) verschaft informatie over radiologische metingen en voorspelde waarden, meteorologische data van de site en genomen beslissingen (tegenmaatregelen). Het CGCCR is voor de EU aangeduid als Belgisch nationaal contactpunt bij stralingsgevaar. In die hoedanigheid ontvangt en verstuurt het berichten. De ECURIE-staten hebben afgesproken om bij oefeningen en reële incidenten het CoDecS-systeem (Coding Decoding Software) te gebruiken als onderling officieel communicatiemiddel. Een lidstaat die abnormaal hoge radiologische waarden detecteert of denkt tegenmaatregelen te nemen, moet onmiddellijk een notificatie zenden naar de Europese Commissie. Deze heeft de taak om elk bericht (zowel de initiële notificatie als alle volgende berichten) door te sturen naar alle ECURIE-contactpunten.
Communicatie-testen Communicatie-testen Het Crisiscentrum nam deel aan de communicatieoefeningen van de internationale instanties (Europese Gemeenschap, Internationaal Agentschap voor Atoomenergie). Het doel van deze oefeningen is het testen van de alarmering en de snelle uitwisseling van informatie in geval van radiologische noodsituaties a.d.h.v. respectievelijk het ECURIE en ConvEx-systeem.
ECURIE ECURIE kent 4 types van oefenniveaus: 18 • Bij Level 0 genereert het systeem automatisch een test, om na te gaan of alle stations actief zijn; • Level 1-oefeningen worden gebruikt om na te gaan of de Nationale contactpunten onmiddellijk reageren op een notificatie; • Level 2-oefeningen behoeven een antwoord van de bevoegde autoriteit; • Level 3-oefeningen voorzien in het oefenen van de gehele informatiestructuur door een echt ongeval te simuleren.
18 Op 2 mei, 13 oktober en 28 december werden Level 1oefeningen georganiseerd, waarbij elk nationaal contactpunt binnen de 30 minuten via het systeem moet reageren. Op 31 januari, 18 juli, 31 augustus en 18 oktober vond een ConvEx-oefening plaats.
GEINTEGREERD CRISIS- EN EVENEMENTENBEHEER
Het ECURIE-systeem (European Community Urgent Radiological Information 41
ACTIVITEITENRAPPORT
42
In uitvoering van de IAEA-Conventie van Wenen (27/10/1986) (“early notification” and
2005
National Warning Point - IAEA
beperkte internationale invloed aangetoond dat de lidstaten verwachtingen hebben om
“assistance”) is het CGCCR aangeduid als internationaal alarmeringspunt. Om zulk National Warning Point te zijn, is het immers vereist dat het contactpunt 24/24 uur operationeel is en ervoor instaat om bij een notificatie de nationale nucleaire noodprocedure op te starten en de bevoegde personen te verwittigen. Hoewel onder de conventie aanvankelijk enkel situaties worden behandeld met significante grensoverschrijdende gevolgen, hebben recente radiologische incidenten met
deze structuur ook te gebruiken voor internationale informatie-uitwisseling en hulpverlening. Ook wordt het systeem als een hulpmiddel gezien om de verspreiding van geruchten op internationale schaal te helpen beheersen.
MIC Als Belgisch contactpunt voor het Monitoring and Information Centre (MIC) ontvangt het CGCCR bijna dagelijks een overzicht van noodsituaties (stormen, overstromingen, bosbranden, aardbeving, …) en eventuele vragen vanuit het rampgebied om bijstand. Desgevallend staat het CGCCR in voor een gecoördineerd antwoord aan het MIC m.b.t. de Belgische bijdrage. Het MIC coördineert de vragen om bijstand en de ter beschikking gestelde middelen op Europees vlak.
BICHAT In oktober 2001 werd binnen de EU het Comité voor de bescherming van de gezondheid opgericht, dat de samenwerking in de strijd tegen het bioterrorisme moet verbeteren en dat bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese ministers van Volksgezondheid. Het comité heeft overeenstemming bereikt over de ontwikkeling van een programma betreffende samenwerking op het gebied van paraatheid, reactiecapaciteit en strategieën voor crisismanagement in geval van aanslagen met biologische en chemische stoffen, met als naam Rapid Alert System BICHAT. Dit systeem is sinds juni 2002 operationeel voor het melden van incidenten waarbij moedwillig en met kwaad opzet biologische of chemische agentia zijn verspreid.
4.2.3 Opstellen van procedures Als (inter)nationaal contactpunt voor alarmering beschikt de ADCC over de contactgegevens van de voornaamste overheidsdiensten. Afhankelijk van het risicotype worden alarmeringsprocedures opgesteld. Op die manier is het voor de permanentiemedewer-
informatie gegeven moet worden of welke acties ondernomen moeten worden.
Het kunnen raadplegen van deze procedures in nauwelijks enkele muisklikken is een vereiste voor een snelle reactie. Dit veronderstelt een regelmatige actualisatie van de bestaande procedures, controle van de contactgegevens en een overzichtelijke weergave met eenduidige richtlijnen.
4.3
Dossierbeheer Openbare Orde
De minister van Binnenlandse Zaken en de provinciegouverneurs oefenen de bevoegdheden van de burgemeester of van de gemeentelijke instellingen in subsidiaire orde uit: wanneer deze, al dan niet vrijwillig, hun verantwoordelijkheden niet nakomen; - wanneer de verstoring van de openbare orde zich uitstrekt over het grondgebied van verscheidene gemeenten; - wanneer het algemeen belang hun tussenkomst vereist 19, ook al is de gebeurtenis of de situatie slechts in een enkele gemeente gelokaliseerd. Daarnaast heeft de minister van Binnenlandse Zaken ook een belangrijke eigen verantwoordelijkheid op het vlak van de bescherming van personen en goederen.
Bij crisis- en evenementenbeheer zijn juridische vraagstukken en knelpunten nooit ver weg. Welke zijn de toepasselijke regels wanneer een onderzoeksrechter, een senator of een bedrijfsleider worden bedreigd? Kan men een persoon die drager is van een besmettelijk virus in quarantaine plaatsen? Onder welke omstandigheden laat men een kerk met hongerstakende asielzoekers ontruimen? Wie heeft de leiding en coördinatie van de operaties? Wat zijn de bevoegdheden van de provinciegouverneur inzake openbare orde? Het zijn stuk voor stuk voorbeelden van kwesties waarmee het Crisiscentrum in 2005 werd geconfronteerd, en waarvoor het adviezen en aanbevelingen formuleerde.
4.3.1 Organisatie, coördinatie en opvolging van risico-evenementen De permanente veiligheidsuitdaging voor de organisatie van Europese toppen Een verklaring van de staats- en regeringsleiders – verenigd in de Europese Raad van Nice in december 2000 – bepaalde dat er vanaf 2002 per voorzitterschap één Europese Raad in Brussel gehouden
19 Art. 11 van de Wet op het Politieambt.
GEINTEGREERD CRISIS- EN EVENEMENTENBEHEER
kers duidelijk wie gecontacteerd of geïnformeerd moet worden bij incidenten, welke 43
ACTIVITEITENRAPPORT
44
doorgaan, zo werd verder beslist.
2005
zou worden. Zodra de Unie achttien leden telde, zouden alle vergaderingen in Brussel
Naast de staats- of regeringsleiders zijn eveneens de Ministers van Buitenlandse
Een Europese top brengt vandaag de dag 25 à 29 landen bijeen, met ongeveer 34 personaliteiten van zeer hoog niveau (VVIP’s), en brengt voor de organisatie en veiligheid in België meer dan duizend personen per shift op de been. Voor elk staatshoofd of elke regeringsleider (voor sommige landen nemen beide deel aan de top) en voor elke leider van een Instelling voorziet België in een veiligheids-, protocollaire of verkeersescorte.
Zaken, Financiën en Economie aanwezig op een Europese top.
Om een optimale coördinatie te verzekeren, worden er voor elke Europese top voorbereidende vergaderingen georganiseerd. De voorzitter van de Europese Unie (die organisator is van de gebeurtenis), de volgende voorzitter van de Europese Unie (die zich het dossier eigen moet maken), het Secretariaat-Generaal van de Europese Unie en alle Belgische gezagsdragers en diensten 20 komen dan samen bij de Algemene Directie Crisiscentrum. Alle aspecten met betrekking tot de organisatie en de veiligheid komen er aan bod, zoals het programma van de top en aansluitende bilaterale en multilaterale vergaderingen, een inschatting van de dreiging op vlak van terrorisme en openbare orde of nog de bespreking van de gepaste beveiligings- en voorzorgsmaatregelen (close protection, escortes, verschillende veiligheidsperimeters, veiligheid van de verblijfplaatsen, …).
Ook aspecten van openbare orde, zoals het mobiliteitsaspect, worden onder de loep genomen. De mogelijkheden om tunnels, metrostations en treinstations te sluiten, worden onderzocht, evenals de manieren om bepaalde verkeersaders af te sluiten. Met de hulpdiensten wordt nagegaan of alle beschikkingen en terreinverkenningen uitgevoerd worden. Ook komen kwesties aan bod die te maken hebben met de medische nooddiensten (ziekenhuizen, ziekenwagens, …).
20 Voor België zijn de vertegenwoordigde coördinerende diensten op het vlak van organisatie en veiligheid: de stad Brussel, de Politiezone Brussel Hoofdstad-Elsene, de directeur-coördinator van Brussel, de Federale Politie (Directie Administratieve Politie DAO, Directie Gerechtelijke Politie DGPterro, Directie van de Speciale Eenheden DSU, Provinciale verkeerseenheid Brabant), de Veiligheid van de Staat, de Algemene Dienst Inlichtingen en Veiligheid, de Antiterroristische Gemengde Groep, de dienst Protocol van Buitenlandse Zaken, het Interministerieel Comité van Brussel voor het Onthaal van Internationale Organisaties (ICOIO), de diensten van de Gouverneur van Brussel en vertegenwoordigers van de hulpdiensten, alsook vertegenwoordigers van de Diensten van de Eerste Minister, van de minister van Justitie en van de minister van Binnenlandse Zaken.
Budget Europese toppen De Regering heeft beslist om in het kader van het budget voor Europese toppen, 25 miljoen euro op jaarbasis te besteden om de Brusselse gemeentes en politiezones te steunen. Het bedrag wordt aan verschillende posten besteed, met name aan het kader van hulpagenten van politie, aan taalopleidingen, aan de “premie Brussel”, aan investeringen in infrastructuur, aan de door het politiepersoneel in het kader van toppen gepresteerde uren, aan het radiocommunicatienetwerk Astrid en aan preventie. Van twee posten werd het beheer opgedragen aan de Algemene Directie Crisiscentrum, namelijk de investeringen in infrastructuur en de uren die door het politiepersoneel gepresteerd werden in het kader van de toppen. In 2005 werd een bedrag van 3.750.000 euro besteed aan investeringen in infrastructuur en 2.000.000 euro aan gepresteerde uren. De ADCC is ermee belast om de Koninklijke Besluiten op te stellen, om te communiceren met de zones, om de bestemmingsplannen voor de investeringen in infrastructuur te onderzoeken, om de boekhoudkundige aftrek van de zones en de link met Europese toppen te controleren, om de betaling van voorschotten en van de aftrek voor akkoord aan de minister van Binnenlandse Zaken voor te leggen.
Autosportcompetities op de openbare weg Snelheidswedstrijden die geheel of gedeeltelijk op de openbare weg verreden worden volgens een afgebakend parcours, zijn onderworpen aan een aantal veiligheidsvoorschriften 21. De rallycommissie geeft advies aan de burgemeesters over veiligheid bij wedstrijden, en omvat de diensten die bij de veiligheid van de wedstrijd en de toeschouwers betrokken zijn. De eindverantwoordelijkheid komt toe aan de burgemeester. Hij geeft zijn toestemming voor de organisatie van een snelheidswedstrijd in zijn gemeente en moet er van nabij over waken dat alle nodige veiligheidsmaatregelen genomen worden.
21 Koninklijk besluit van 28 november 1997 houdende de reglementering van de organisatie van sportwedstrijden of sportcompetities voor auto’s die geheel of gedeeltelijk op de openbare weg plaatshebben (B.S. 5 december 1997), gewijzigd bij Koninklijk besluit van 28 maart 2003 (B.S. 15 mei 2003).
GEINTEGREERD CRISIS- EN EVENEMENTENBEHEER
Budget Eur opese toppen 45
2005
46
ACTIVITEITENRAPPORT
De rallycommissie is er eveneens mee belast om: - advies te geven aan de minister van Binnenlandse Zaken en aan de minister bevoegd voor verkeersveiligheid over de toepassing van de van kracht zijnde reglementering op de organisatie van sportwedstrijden met voertuigen; - advies te geven over het opleidings- en bijscholingsprogramma van de veiligheidschefs, baancommissarissen en stewards; - ter plaatse te inspecteren, vooraf en tijdens de wedstrijd of competitie. Die inspecties worden door de arrondissementscommissarissen uitgevoerd, elk voor zijn gebied.
De rallycommissie Wie zetelt er in de rallycommissie? Het voorzitterschap en het secretariaat van de rallycommissie berusten bij de Algemene Directie Crisiscentrum. Verder is de commissie samengesteld uit: • een vertegenwoordiger van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken; • een vertegenwoordiger van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer; • een vertegenwoordiger van de Vereniging van Belgische steden en gemeentes; • een vertegenwoordiger van de Federale Politie; • een vertegenwoordiger van de Vaste Commissie van de Lokale Politie; • een vertegenwoordiger van het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid. Een vertegenwoordiger van de nationale sportinstantie en een vertegenwoordiger van de sportbonden zijn ook lid, met raadgevende stem. Elk gewest wordt verzocht om een vertegenwoordiger in de commissie aan te wijzen. Voor het uitbrengen van advies over een bepaalde wedstrijd of competitie, wordt de commissie uitgebreid met de betrokken gouverneur of arrondissementscommissaris en met een vertegenwoordiger van de Lokale Politie. De organisator van de gebeurtenis wordt ook uitgenodigd om het dossier aan te vullen.
In 2005 heeft de Rallycommissie 79 wedstrijden behandeld die onder het toepassingsveld van de reglementering vallen, waarvan 62 hebben plaatsgevonden in Wallonië en 19 in Vlaanderen. Dit globaal cijfer vertoont een lichte stijging tegenover 2004. De veiligheid van de autowedstrijden werd op het eind van het jaar samen met de provinciegouverneurs geëvalueerd en de resultaten zijn zeer bevredigend: niemand – noch piloten, noch publiek – liep een ernstig letsel op. De Commissie heeft advies gegeven op tal van veiligheidsaspecten. Zij heeft ook de inachtneming gevraagd van specifieke vragen, zoals de indienstneming van stewards met een behoorlijke opleiding voor spektakelplaatsen. Bijgevolg was er zeer frequent rigoureus overleg met de direct betrokken buurtbewoners en was er ook een verhoogde sensibilisatie van het publiek voor de gevaren die eigen zijn aan deze sport. De
ging voorgesteld van de grootte van de zones die verboden zijn voor het publiek.
© EU Council security office
De Commissie heeft een geamendeerd ontwerp van omzendbrief ‘OOP 25ter’ ter ondertekening voorgelegd van de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Mobiliteit. De omzendbrief begeleidt de Koninklijke Besluiten van 28 november 1997 en van 28 maart 2003 houdende de reglementering
van de organisatie van sportwedstrijden of sportcompetities voor auto’s die geheel of gedeeltelijk op de openbare weg plaatshebben. Daarbij worden de veiligheidsmaatregelen die nu al op het terrein aanbevolen werden, op papier gezet. Er wordt ook antwoord gegeven op concrete vragen die werden gesteld tijdens het afgelopen seizoen, met name voor de problematiek van de “sportwedstrijden” van het type Gumball of de regelmatigheidswedstrijden. Naast de werkzaamheden om de veiligheidsplannen van de verschillende wedstrijden te onderzoeken, heeft de Rallycommissie zich ingespannen om een partner te zijn die constant een luisterend oor biedt aan de organisatoren, federaties, overheden en hulpdiensten, om het algemeen veiligheidsniveau te verhogen.
4.3.2 Bescherming van personen, goederen en instellingen Protectie van overheidsfunctionarissen De opdrachten van de ADCC inzake de bescherming van personen en goederen (waaronder instellingen) zijn beschreven in de ministeriële richtlijn MFO-5
22 23
en in de
omzendbrief COL 6/2004 van het College van Procureurs-generaal . 24
De omzendbrief van de Procureurs-generaal behandelt de bescherming van personen die in de uitoefening van hun beroep, functie of maatschappelijke rol bedreigd worden met betrekking tot hun fysieke integriteit of die van hun familieleden of verwanten. De minister van Binnenlandse Zaken beschikt over de mogelijkheid om bedreigingen te laten evalueren en vervolgens bepaalde maatregelen en dispositieven te voorzien. Het gaat hierbij om opdrachten die uitgevoerd kunnen worden door zowel de politiediensten als door de Veiligheid van de Staat.
22 Ministeriële richtlijn MFO-5van 23 december 2002 houdende de opdrachten van federale aard uit te oefenen door de Lokale Politie, wat betreft de opdrachten van bijzondere bescherming van personen en roerende en onroerende goederen (B.S., 27 januari 2003). 23 Het letterwoord MFO staat voor Missions Fédérales - Federale Opdrachten. 24 Omzendbrief COL 6/2004 van het College van Procureurs-generaal betreffende de bescherming van bedreigde personaliteiten, overheidsfunctionarissen en privé-personen.
GEINTEGREERD CRISIS- EN EVENEMENTENBEHEER
Commissie heeft in haar adviezen ook een verho47
ACTIVITEITENRAPPORT
48
voornamelijk betrekking op magistraten en politieambtenaren, waarop een dreiging
2005
Verschillende dossiers werden in de loop van het jaar 2005 behandeld. Deze hadden
schat en bepaald volgens drie frequenties: maandelijks, wekelijks en dagelijks.
rustte in het kader van het gerechtelijk onderzoek waaraan zij werkten. Er wordt steeds een coördinatievergadering georganiseerd waarop, in overleg met de bevoegde diensten, de nodige maatregelen worden genomen.
Procedure om de veiligheidsmaatregelen te bepalen Voor de infrastructuur worden de voorzorgs- en/of beschermingsmaatregelen inge-
Elke maand wordt in het Crisiscentrum door alle betrokken diensten een collegiale inschatting van de dreiging uitgevoerd. Op basis van die dreigingsanalyse worden de gepaste voorzorgs- en/of beschermingsmaatregelen bepaald voor de personen en voor alle kritieke infrastructuur in België (de Internationale Instellingen, de Ambassades, officiële gebouwen, havens, luchthavens, metro, kerncentrales,…).
Wekelijks wordt er een vergadering georganiseerd met het Administratief Technisch Secretariaat en Binnenlandse Zaken om de gebeurtenissen van de afgelopen week door te nemen, en om te bekijken wat er de volgende week te gebeuren staat, zowel op gebied van terrorisme als van openbare orde.
Het Crisiscentrum volgt de situatie permanent op, 24u/24, 365 dagen/365, en centraliseert de informatie, de analyses en de inschattingen, om soepel en snel te bepalen welke de meest aangewezen voorzorgs- en beschermingsmaatregelen zijn.
Het Crisiscentrum heeft eveneens een rol bij het nemen van veiligheidsmaatregelen ten aanzien van waardetransporten en transporten van kunstwerken.
Officiële bezoeken Het Crisiscentrum waarborgt de (niet-operationele) coördinatie van de veiligheidsmaatregelen die genomen moeten worden bij het bezoek van buitenlandse personaliteiten aan ons land (staatshoofden, regeringsleiders, Ministers van Buitenlandse Zaken…). Regelmatig zijn er zulke bezoeken van VIP’s, gezien o.a. de aanwezigheid van de Europese instellingen en de NAVO op ons grondgebied. In het verlengde daarvan is België het gastland voor de organisatie van de Europese toppen, waarbij telkens verscheidene buitenlandse regeringsleiders aanwezig zijn in ons land.
nagegaan welke de geschikte maatregelen waren qua opvang, veiligheid, bescherming en escortes. Om te bepalen welke voorzorgs- en beschermingsmaatregelen het meest aangewezen waren, verzamelt het Crisiscentrum alle beschikbare informatie, tracht die informatie te toetsen aan de werkelijkheid, voert een vóóranalyse uit, vraagt analyses en inschattingen aan de bevoegde diensten en bepaalt op basis van die inschattingen welke maatregelen het meest aangewezen zijn.
4.3.3 Opvolging van de terroristische dreiging In de strijd tegen het terrorisme is een permanente en nauwe samenwerking nodig tussen alle actoren die op één of ander moment ingeschakeld kunnen worden in de keten die tot doel heeft: - het vergaren en analyseren van informatie en inlichtingen, - de inschatting van de dreiging en - het nemen en uitvoeren van voorzorgs- of beschermingsmaatregelen, afhankelijk van de inschatting van de bedreiging.
Als de situatie het rechtvaardigt, dan vraagt de Algemene Directie Crisiscentrum aan de verschillende diensten 25 dat ze hun inschatting van de dreiging aanleveren, mocht ze nog geen inschatting uit eigen initiatief van één of meerdere partners hebben ontvangen.
Op basis van de inschattingen stelt de Algemene Directie Crisiscentrum aan de Minister van Binnenlandse Zaken voor welke voorzorgs- en/of beschermingsmaatregelen best genomen worden. Wanneer ze zijn goedgekeurd, worden de maatregelen doorgegeven aan de politie- en inlichtingendiensten, die de maatregelen in uitvoering brengen.
Zo nodig roept de ADCC alle betrokken partners op een vergadering samen, waar de dreigingsanalyse en de maatregelen collegiaal worden besproken. Elke dienst wordt opgeroepen om alle informatie waarover hij beschikt door te geven, om een zo volledig en correct mogelijke analyse en inschatting op te stellen. 25 De diensten die belast zijn met de inschatting en de opvolging van de terroristische bedreiging zijn de Federale en Lokale Politie, de Veiligheid van de Staat, de Algemene Dienst Inlichtingen en Veiligheid (ADIV) en de Antiterroristische Gemengde Groep (AGG). Daarnaast levert de Federale Politie een inschatting van de dimensie Openbare Orde, die niet te onderschatten is.
GEINTEGREERD CRISIS- EN EVENEMENTENBEHEER
In 2005 bezochten ongeveer 2.900 personaliteiten ons land, voor wie moest worden 49
ACTIVITEITENRAPPORT
50
regelen af, alsook hun optimale en doeltreffende toepassing.
2005
Van die inschatting hangen de geloofwaardigheid en pertinentie van de genomen maat-
- technopreventief onderzoek,
Het pallet aan voorzorgs- en/of beschermingsmaatregelen is zeer ruim en draait met name rond volgende modaliteiten: - briefing van de politiediensten, - actualisering van en herinnering aan de procedures, - contactgegevens van een politieagent meedelen die 24/24 bereikbaar is,
- patrouilles op verschillende tijdstippen, - controle van verdachte personen, voertuigen en voorwerpen, - Friese ruiters, - betonblokken, - vaste posten met permanente politieaanwezigheid, - close protection - …
De Lokale Politie is belast met de uitvoering van maatregelen binnen haar zone. De Federale Politie voorziet in gespecialiseerde en zo nodig ook niet-gespecialiseerde ondersteuning. De Veiligheid van de Staat waarborgt tenslotte de beschermingsopdrachten van personaliteiten.
De Geïntegreerde Permanentie is het Belgische nationale contactpunt voor het Europees netwerk voor bescherming van personaliteiten. Op het gebied van bescherming van personaliteiten en infrastructuur - en ook voor het bepalen van maatregelen, met name tegen het terrorisme - zorgt de Geïntegreerde Permanentie voor de contacten met de ambassades en Internationale Instellingen.
College voor Inlichtingen en Veiligheid Het College voor Inlichtingen en Veiligheid situeert zich op het niveau van de diensten van de Eerste Minister. Het is een administratief orgaan dat als tussenschakel fungeert tussen het Ministerieel Comité voor Inlichting en Veiligheid (dat het algemeen inlichtingenbeleid bepaalt) en de diverse diensten op het terrein. Het is samengesteld uit de leidinggevende personen van de diensten die het inlichtingen- en veiligheidsbeleid concreet gestalte geven en wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Eerste Minister. Ook het Crisiscentrum is vertegenwoordigd in dit orgaan.
- diverse richtlijnen en actieplannen in het kader van de strijd tegen het terrorisme en het radicalisme; - de uitvoeringsbesluiten en – richtlijnen bij de wet van 3 mei 2005 die een hoofdstuk «Veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen» heeft ingevoerd in de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen; - de problematiek van de informatieveiligheid. Het Crisiscentrum vervult in die context zowel de rol van speler op het terrein als van administratie en adviseur van de Minister van Binnenlandse Zaken. Specifiek m.b.t. het communicatiebeleid bij een terroristische dreiging of aanslag, werd het Crisiscentrum bovendien aangewezen als pilootdienst.
Overlegplatform bedrijfsbeveiliging Het Crisiscentrum verleent haar medewerking aan de verdere uitbouw van een structurele samenwerking tussen de federale overheid enerzijds en het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) anderzijds op het vlak van terrorismebestrijding en de bescherming van het Economisch en Wetenschappelijk Potentieel. Deze werkzaamheden situeren zich binnen het Permanent Overlegplatform Bedrijfsbeveiliging, opgericht bij Protocol tussen de Minister van Justitie en het VBO van 4 december 2001. In 2005 resulteerde dit o.a. in de publicatie van de brochure “Terrorisme en extremisme. Welke maatregelen kunnende bedrijven nemen?”. De basisafspraken gerealiseerd in 2003 werden verder geconcretiseerd in 2004, zodat een zogenaamd Early Warning System tussen het VBO en de federale overheid – waarvoor het Crisiscentrum als contactpunt fungeert – kon worden opgestart. In afwachting van de ondertekening van het Protocol tussen het VBO en de Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie, werd vanaf 1 juli 2004 alvast gestart met een testfase.
4.3.4 Informatiebeheer bestuurlijke politie Het politioneel informatiebeheer wordt georganiseerd overeenkomstig de artikelen 44/1 e.v. van de wet op het politieambt en de dwingende richtlijn MFO-3 26. Ook in 2005 nam de Algemene Directie Crisiscentrum namens de FOD Binnenlandse Zaken deel aan de werkzaamheden tot verdere uitwerking van deze regels in het nieuwe politielandschap. Op zeer gedetailleerde 26 Dwingende richtlijn MFO-3 van 14 juni 2002 van de Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken betreffende het informatiebeheer inzake gerechtelijke en bestuurlijke politie (B.S., 18 juni 2002).
© EU Council security office
GEINTEGREERD CRISIS- EN EVENEMENTENBEHEER
In 2005 werd het College onder meer ingeschakeld ter voorbereiding van: 51
ACTIVITEITENRAPPORT
52
ter goedkeuring te worden voorgelegd aan de minister van Justitie en de minister van
2005
wijze worden de regels van het politioneel informatiebeheer opgesteld, om vervolgens
van de wet betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattes-
Binnenlandse Zaken.
4.3.5 Veiligheidsverificaties De
Algemene
Directie
Crisiscentrum
is
vertegenwoordigd
in
de
Nationale
Veiligheidsoverheid (NVO). De NVO is het collegiaal orgaan dat optreedt als de bevoegde overheid voor het afleveren van machtigingen, attesten en adviezen in toepassing
ten en veiligheidsadviezen en het koninklijk besluit tot uitvoering ervan. Daarnaast machtigt ditzelfde koninklijk besluit de Algemene Directie Crisiscentrum om te beslissen voor welke lokalen, gebouwen of terreinen of voor welke (inter)nationale, diplomatieke of protocollaire evenementen de toegang van personen afhankelijk moet worden gesteld van het bezit van een veiligheidsattest. Tegen de beslissingen van de NVO en van het Crisiscentrum staat beroep open.
Bij wijze van overgangsmaatregel, worden de bevoegdheden van de NVO met betrekking tot de veiligheidsattesten en de veiligheidsadviezen momenteel gedeeltelijk uitgeoefend door afzonderlijke overheden. De Algemene Directie Crisiscentrum is aangewezen om tot en met 31 december 2006 op te treden als de bevoegde overheid voor het verstrekken, weigeren of intrekken van veiligheidsattesten voor de toegang tot bepaalde plaatsen of evenementen 27.
Het gaat om: - plaatsen waar zich geclassificeerde documenten of gegevens, materieel, materialen of stoffen bevinden, maar waarvoor geen veiligheidsmachtiging wordt vereist; - lokalen, gebouwen of terreinen die een band hebben met functies van publieke overheden; - nationale of internationale, diplomatieke of protocollaire evenementen (zoals onder meer de Europese Tops). Voor de Europese Top van 15-16 december 2005 werden door tussenkomst van het Crisiscentrum meer dan 1.200 personen onderworpen aan een veiligheidsverificatie.
27 Artikel 5, §1 van het koninklijk besluit van 3 juni 2005.
De Minister van Binnenlandse Zaken bepaalt de opdrachten van federale aard uit te voeren door de Lokale Politie, onder meer met betrekking tot het verlenen van versterking bij omvangrijke opdrachten van bestuurlijke politie. 28 De ADCC bereidt hiertoe de beslissingen van de Minister voor.
In 2005 heeft dit aanleiding gegeven tot de publicatie 29 van de Ministeriële richtlijn MFO-2 van 2 augustus 2005 betreffende het solidariteitsmechanisme tussen de politiezones inzake versterkingen voor opdrachten van bestuurlijke politie.
4.3.7 Havenveiligheid Op 1 juli 2004 werd de International Ship and Port Facility Security Code (ISPS) ter beveiliging van schepen en havenfaciliteiten officieel van toepassing in onze Belgische havens. De code werd opgesteld met het oog op het voorkomen van terroristische aanslagen waarbij schepen worden gebruikt als dragers van massavernietigingswapens.
België heeft geopteerd voor een gelijkaardige structuur als voor de beveiliging van de luchthavens. Een koninklijk besluit tot oprichting van een federaal comité en lokale comités voor de beveiliging van de havenfaciliteiten werd gepubliceerd op 18 juni 2004. Bij dit koninklijk besluit wordt het federaal comité opgericht dat fungeert als nationale autoriteit en dat onder andere instaat voor de algemene coördinatie van de beveiligingsmaatregelen. De Directeur-generaal van het Crisiscentrum is één van de leden van dit comité.
Naast het federaal comité zijn er in alle ISPS-plichtige havens van België 30 lokale comités opgericht. Al deze comités hebben tot taak om de veiligheidsplannen van de verschillende havenfaciliteiten te beoordelen aan de hand van een risicoanalyse en een gemotiveerd verslag uit te brengen aan het federaal comité.
28 Overeenkomstig artikel 62, 10° van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst gestructureerd op twee niveaus (WGP). 29 B.S., 17 augustus 2005 30 Belgische ISPS-plichtige havens in 2004: Antwerpen, Brussel, Charleroi, Gent, Luik, Oostende, en Zeebrugge, Waterwegen en Zeekanaal, Genk en Hasselt.
GEINTEGREERD CRISIS- EN EVENEMENTENBEHEER
4.3.6 Gehypothekeerde capaciteit 53
ACTIVITEITENRAPPORT
54
voor 5 jaar. Einde 2005 waren er 211 havenfaciliteiten goedgekeurd. Een aantal nieuwe
2005
Einde 2004 waren er 191 faciliteiten waarvoor een conformiteitsattest werd afgeleverd
loop van 2006 worden omgezet in een havenbeveiligingswet. De voorbereidingen van
havenfaciliteiten zal nog volgen. Het gaat hier onder meer om het Deurganckdok en enkele belangrijke faciliteiten in havens zoals Zeebrugge en Gent. En de regels inzake de beveiliging van de havenfaciliteiten evolueren voortdurend. In 2006 zal bijvoorbeeld het volledige havengebied opgenomen worden in een beveiligingsdispositief. Dit gebeurt op basis van de richtlijn 2005/65/EG “betreffende het verhogen van de veiligheid van de havens” van 26 oktober 2005 31. Deze richtlijn zal in de
de toepassing zijn echter al begonnen, aangezien de omzetting en toepassing ten laatste op 1 juli 2007 moeten gebeuren.
4.3.8 Structuur Kustwacht Sinds de staatshervormingen en de wet van 1999 betreffende de exclusieve economische zone, zijn meer dan 10 federale en gewestelijke departementen bevoegd voor het uitvoeren van overheidstaken op het Belgische deel (3450 km2) van de Noordzee. Hun taken omvatten o.a.: search and rescue, bescherming
van
het
mariene
milieu,
scheepvaartverkeer, navigatie, regelgeving voor de scheepvaart, zeewaardigheid van de schepen, douane en accijnzen, immigratie, ontginning en bescherming van natuurlijke rijkdommen, ontplooiing en bescherming van kunstwerken, pijpleidingen, defensie, …
Met het oog op het beter coördineren van deze taken op federaal niveau en het uittekenen van een juridisch kader werd in 1999 een interdepartementale werkgroep Kustwacht opgericht. Na de aanvaringen van de schepen Tricolor en Vicky besloot de ministerraad op 14 maart 2003 tot de formalisering van dit onderling overleg en de oprichting van een Structuur Kustwacht bij de Minister van Binnenlandse Zaken 32.
De opgerichte structuur Kustwacht verzekert de coördinatie en het overleg tussen de administraties bevoegd voor de Noordzee, en bestaat uit een beleidsorgaan, een permanent secretariaat en een overlegplatform: - Het beleidsorgaan adviseert de bevoegde ministers met betrekking tot de opdracht en oefent de controle uit op de werking van het permanent secretariaat.
31 Gepubliceerd op 25 november 2005. 32 Koninklijk Besluit van 13 mei 2003 (B.S., 17 juni 2003)
federale departementen onderling en met de vertegenwoordigers van de Vlaamse regering en derden. Het staat tevens in voor de voorbereiding van reglementaire besluiten, het opstellen van procedures en het formuleren van adviezen. - Het permanent secretariaat biedt ondersteuning bij de dagelijkse werking en coördinatie van de taken die tot het federale bevoegdheidsniveau behoren. Het oefent daarenboven de loketfunctie uit. Het kan zo nodig advies inwinnen van het overlegplatform.
Het doel van de coördinatie van de Belgische taken op de Noordzee is het op elkaar afstemmen van personeel, opdrachten en middelen over de grenzen van FOD´s, POD´s en Vlaams Gewest heen. Het uiteindelijk resultaat zal een merkbare stijging zijn van de efficiëntie van de acties van België op zee en een besparing op termijn.
4.4
Voornaamste beheerde evenementen
In het kader van actieve en permanente waakzaamheid volgde het Crisiscentrum dagelijks tal van evenementen op de voet, die in het bijzonder het bevoegdheidsdomein van de Minister van Binnenlandse Zaken aanbelangen en ten dienste van de Regering in het algemeen. Het gaat om situaties in het buitenland met een mogelijke impact voor België of evenementen in het binnenland, die vaak op gemeentelijk of provinciaal vlak werden beheerd, maar uit voorzorg door de ADCC werden opgevolgd.
We denken daarbij onder meer aan: - de opvolging van de Belgische hulp als gevolg van de tsunami-ramp 33 en de aardbeving in Turkije - de opvolging van de openbare orde bij stakingsacties en kerkbezettingen, - de hevige neerslag in de zomermaanden, - het vastlopen van een containerschip met gevaarlijke stoffen op de Westerschelde, - enkele ernstige incidenten bij Seveso-ondernemingen zoals het aardolielek in een raffinaderij in de Antwerpse haven, een ontploffing bij Air Liquide in Seraing en bij Chimac Agriphar in Angleur, - de dreiging van de oprukkende vogelgriep, - …
33 In dit verband noteren we ook de deelname in het kader van de UNO aan de Mondiale Conferentie mbt de Preventie van Rampen te Kobe (Japan) van 18 tot 22 januari 2005.
GEINTEGREERD CRISIS- EN EVENEMENTENBEHEER
- Het overlegplatform zorgt voor het organiseren van overleg tussen de bevoegde 55
ACTIVITEITENRAPPORT
Crisiscentrum kregen in 2005. Hieronder vindt u een aantal gebeurtenissen die een
deze toppen kende incidenten. Manifestaties bleven uit en ook in het kader van het ter-
specifieke inzet van het Crisiscentrum vereisten en die in meer of mindere mate publieke belangstelling opwekten.
4.4.1 Europese toppen en NAVO-top In 2005 werd het EU-voorzitterschap waargenomen door Luxemburg en GrootBrittannië, met de gebruikelijke toppen in maart, juni, oktober en december. Geen van
rorisme was er geen dreiging. Nochtans werden ook nu uitgebreide maatregelen genomen en kwam een beleidscel meerdere malen samen onder het voorzitterschap van het Crisiscentrum.
Van 20 tot en met 23 februari kregen we het bezoek van de Amerikaanse president Bush, die in het gezelschap was van zijn echtgenote en van de Minister van Buitenlandse Zaken Condoleezza Rice. Het bezoek ging gepaard met een bijzondere EU-Top en een NAVO-top in aanwezigheid van de president. Dit betekende dat er heel wat staats© Belga
56
2005
Dit is uiteraard maar een greep uit de talrijke evenementen die de aandacht van het
hoofden en regeringsleiders in België aanwezig waren die beschermd dienden te worden. Daarbij had mevr. Bush een apart programma, dat aparte veiligheidsmaatregelen behelsde. Het programma van president Bush omvatte eveneens een ontmoeting met de Koning op het Koninklijk Paleis, een ontmoeting met de Eerste Minister Verhofstadt, alsook een evenement in de Concert Noble en in het Sheratonhotel. Een voorafgaande coördinatie onder leiding van de ADCC tussen de verschillende inlichtingen- en veiligheidsdiensten drong zich dus op, o.a. om de verschillende escortes en beschermingsmaatregelen op elkaar af te stemmen. Ook gedurende het bezoek werd op geregelde tijdstippen een beleidsmatige opvolging georganiseerd, waarbij de ADCC instond voor de coördinatie van de betrokken diensten.
problemen verlopen. Ook de verkeershinder (als gevolg van het tijdelijk afsluiten van de reisweg van de president gedurende zijn verplaatsingen en een aantal manifestaties) bleef beperkt, omdat hierover via de media werd gewaarschuwd.
4.4.2 Internationale conferentie Irak 21-22/06 Op 22 juni 2005 werd in Brussel een internationale conferentie gehouden, met als thema’s de overgangsregering, de heropbouw van de economie en de veiligheid (openbare orde en terrorisme) in Irak. De werkzaamheden hadden plaats onder de bescherming van de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika. Vierentachtig delegaties namen deel aan die conferentie, waaronder de vijfentwintig landen van de Europese Unie (vertegenwoordigde door hun Ministers van Buitenlandse Zaken), de Verenigde Staten, Rusland, Japan, Egypte, de Verenigde Naties en uiteraard ook Irak zelf. Deze conferentie leek meer op een “mega Europese Top”, waaraan een groot aantal landen deelnamen, die rechtvaardigden dat er veiligheidsmaatregelen werden getroffen die minstens equivalent waren aan die van een Europese Top. Door verschillende voorbereidende vergaderingen te organiseren, werden in het Crisiscentrum de veiligheidsmaatregelen bepaald.
4.4.3 Opleiding Irakese politieambtenaren In het kader van een beslissing van de Europese Unie om ongeveer 700 hoge Irakese politieambtenaren en magistraten op te leiden in verschillende landen van de Europese Unie, heeft de FOD Buitenlandse Zaken, in naam van de Belgische Regering, voorgesteld om een aantal Irakezen in ons land op te vangen om hen een opleiding te geven.
Er zijn dan een veertigtal Irakese politiemensen en magistraten naar België gekomen van 7 november tot 2 december 2005. Ze kregen hun opleiding, die gericht was op crimineel onderzoek en technieken van ordehandhaving. België verzekerde als gastheer de veiligheid van de Irakese delegatie. De Europese dimensie van dit verblijf en de interne en internationale politieke situatie waarin Irak zich bevond, noopte de inlichtingendiensten tot een gerichte inschatting van de dreiging: in Irak waren er immers herhaalde aanslagen tegen politiemensen en magistraten, waardoor de mensen die bij ons de opleiding kregen, bevoorrechte doelen
© Belga
werden.
GEINTEGREERD CRISIS- EN EVENEMENTENBEHEER
Het bezoek van de president en van de andere staats- en regeringsleiders is zonder 57
In 2005 werd ons land opnieuw geconfronteerd met het probleem van verdachte pakketten. Er werden vijf enveloppen gestuurd naar het Koninklijk Paleis, naar Buitenlandse Zaken, naar het Europees Parlement, naar de NAVO en naar de Amerikaanse ambassade. De enveloppen werden geanalyseerd door Coda-Cerva, het Nationaal Instituut voor Criminologie en Criminalistiek (NICC) en door het Studiecentrum voor Kernenergie (SCK-CEN) voor respectievelijk de biologische, toxische
2005
58
ACTIVITEITENRAPPORT
4.4.4 Verdachte enveloppen
en radiologische agentia.
Testen op chemische of biologische agentia bleken negatief. De radiologische test was daarentegen wel positief. De eerste testen van het SCK-CEN toonden aan dat het ging om natuurlijk uranium. De hoeveelheid poeder was beperkt en de stralingsdosis was miniem. Het was geen gevaar voor de volksgezondheid, noch voor de personen die in contact waren geweest met dat poeder.
Er werd multidisciplinair overleg met een Coördinatiecomité gehouden, om de situatie precies te kunnen inschatten en om gepaste maatregelen te nemen. Het Federaal Parket heeft ook een gerechtelijk onderzoek geopend. De procedure voor verdachte pakketten werd toegepast. In die procedure staat welke stappen en handelingen verplicht genomen moeten worden bij de ontdekking van een dergelijk pakje, evenals de verschillende overheden die moeten verwittigd worden. In 2005 werd deze procedure gewijzigd. Oorspronkelijk werd ze opgesteld om te kunnen omgaan met antrax 34 en met explosief materiaal. Met de huidige procedure is het mogelijk om ook rekening te houden met andere biologische, chemische en radiologische agentia.
4.4.5 Vliegtuigbezetting (10/03/2005) Op 10 maart hielden 59 Iraanse actievoerders een vliegtuig bezet op de luchthaven van Zaventem. De actievoerders hebben hun eisen overgemaakt aan de Belgische autoriteiten. Vervolgens startte Buitenlandse Zaken de dialoog om via diplomatieke weg een uitweg te bereiken.
34 Ook miltvuurbacterie genoemd.
vreedzame ontruiming van het vliegtuig door de Luchtvaartpolitie van Brussel Nationaal en de Algemene Reserve van de Federale Politie, ter vrijwaring van het vrije luchtverkeer. Een coördinatiecomité volgde de situatie de hele tijd op de voet vanuit het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering, met inbegrip van een afstemming van de communicatie door de betrokken diensten.
4.4.6 Bomspotting – Get in Shape (16/04/2005) Op zaterdag 16 april 2005 werd door de vzw Bomspotting een betoging op grote schaal georganiseerd. Deze Bomspotting XL verliep in samenwerking met pacifistische bewegingen, zoals de verenigingen “Voor Moeder Aarde” en het “Forum voor Vredesactie”. Doel van de betogers was om – zij het geheel vredelievend – burgerlijk ongehoorzaam te zijn. Ze drongen door op drie sites, die volgens hen relevant zijn voor het onderzoek naar nucleaire wapens, nl. SHAPE, de NAVO en de militaire basis van Kleine Brogel.
De Belgische Staat is krachtens internationale overeenkomsten verplicht om de onschendbaarheid van de sites van SHAPE en van de NAVO te verzekeren. De site van Kleine Brogel verdiende ook de nodige aandacht, omdat het een Belgische militaire site is. In de drie gevallen was het aangewezen om te vermijden dat de betogers in de sites konden doordringen. Daartoe had de Minister van Binnenlandse Zaken de voorbereiding en coördinatie van het beveiligingsbeleid van de drie sites aan de ADCC toevertrouwd. Er werden verschillende coördinatievergaderingen gehouden.
Het ingezette dispositief rondom de drie sites was een succes en er werden geen grote incidenten gesignaleerd. De politiemacht kreeg de ondersteuning van het leger, zowel in mankracht als qua materiaal. De ordediensten konden ook rekenen op de steun van de Civiele Bescherming en van de Brandweerdiensten. Op de dag van de betoging vergaderde een beheerscel in het Crisiscentrum, met daarin de verschillende betrokken diensten, die in “real time” betrokken waren bij het verloop van de betoging om de nodigde beslissingen te nemen.
4.4.7 Gumball Race 3000 (14-15/05/2005) Tijdens de nacht van 14 op 15 mei 2005 trok de Gumball Race door ons land. Daarom werd voorafgaand een uitgebreide coördinatie op poten gezet
© Belga
© Belga
om dit evenement veilig door België te laten trek-
GEINTEGREERD CRISIS- EN EVENEMENTENBEHEER
Na het uitputten van alle mogelijke onderhandelingspunten is overgegaan tot een 59
2005
60
ACTIVITEITENRAPPORT
ken. Het ging hier om een initiatief van enkele gefortuneerde mensen die met hun snelle wagen een afstand dienden af te leggen tussen Londen en Italië. Op het domein van het kasteel van Acoz (gelegen bij Charleroi) was een controlepost voorzien, waardoor de deelnemers onvermijdelijk over ons grondgebied zouden trekken. De belangrijkste bekommernis was dat de deelnemers de in België geldende verkeersregels aan hun laars zouden lappen, en daardoor een risico vormen ten aanzien van de andere weggebruikers. Bovendien werd voor dit evenement een grote opkomst van nieuwsgierigen verwacht.
Onder voorzitterschap van het Crisiscentrum werd dan ook een coördinatie gevoerd met de verschillende politiediensten, de FOD Mobiliteit en het Belgisch Instituut voor Verkeersveiligheid (BIVV) om tot een gezamenlijke strategie te komen die erop gericht was te snel rijdende chauffeurs te onderscheppen. Vooraf werd via de pers meegedeeld dat de Belgische politiediensten streng zullen optreden met eventueel het beslag van de wagen tot gevolg.
Dit laatste heeft effect gehad, want ondanks de massale ontplooiing van de politie, werden er weinig snelheidsovertredingen opgetekend. Wel werd verboden scanningapparatuur in beslag genomen. De opkomst van nieuwsgierigen was groter dan vooraf verwacht, maar dankzij de maatregelen die genomen werden door de lokale politie van de zones Charleroi en Germinalt, werden de wagens op een veilige manier langs het massaal opgekomen publiek geleid. Er werden dan ook naar aanleiding van de doortocht van deze Gumball Race nagenoeg geen incidenten opgetekend.
4.4.8 Aanslagen in Londen (7 en 21/07/2005) Op 7 juli werd Londen opgeschrikt door 4 aanslagen bij het openbaar vervoer. Nauwelijks 2 weken later volgde een nieuwe aanslag. Op beide momenten heeft de ADCC onmiddellijk zijn taak van permanente waakzaamheid en draaischijf van informatie waargemaakt. De directie en medewerkers hebben het Crisiscentrum vervoegd om de evaluatie van de situatie, de beslissing
tot
veiligheidsmaat-
regelen en de informatie aan de Belgische bevolking te coördineren.
© Belga
tingendiensten omtrent de situatie in België, en werden bijkomende veiligheidsmaatregelen getroffen in overleg met de verschillende betrokkenen: Eerste Minister, Minister van Binnenlandse Zaken, Minister van Justitie, Minister van Buitenlandse Zaken, inlichtingendiensten, Federaal Parket, Federale Politie, …
Naar aanleiding van de aanslagen werd een voorstel geformuleerd aan het College voor Inlichting en Veiligheid voor de uitwerking van een communicatiestrategie voor een terroristische dreiging en aanslag, alsook omtrent dringende maatregelen die automatisch van kracht worden in geval van een manifeste dreiging of aanslag.
4.4.9 Hittegolf en ozonpieken De aanhoudende hitte en de daarmee gepaard gaande droogte die ons land trof in juni 2005, noopte aan de ene kant de Minister van Volksgezondheid ertoe om het Hitte- en Ozonpiekenplan (HOP-plan) af te kondigen en bracht aan de andere kant mee dat er in enkele gemeenten even een watertekort was.
Het HOP-plan treedt in werking wanneer zich een hittegolf voordoet. Die is er als het KMI in Ukkel in een periode van minstens drie opeenvolgende dagen een gemiddelde minimum temperatuur (over de drie dagen) meet die hoger ligt dan 18,2°C en tegelijk een gemiddelde maximumtemperatuur van 29,6°C. Men spreekt van hondsdagen. Aan de ‘ozonvoorwaarden’ is voldaan als de vorige dag op minstens één ozonmeetplaats een uurgemiddelde ozonconcentratie gemeten is hoger dan 240 microgram/m3 (de EU-alarmdrempel) en, tijdens de huidige dag, een uurgemiddelde ozonconcentratie voorspeld is die hoger is dan 180 microgram/m3 (de EU-informatiedrempel).
De FOD Volksgezondheid heeft ter zake zijn HOP-plan klaar dat zowel wil sensibiliseren voor de problematiek als een concrete aanpak voorschrijft. Hij onderscheidt daarin een waarschuwings-, een alarm- en een crisisfase. - De waarschuwingsfase is die van sensibilisering. - De alarmfase wordt opgedeeld in een vooralarm- en een eigenlijke alarmfase, ter voorbereiding op een eventuele crisisfase. Dat houdt de verwittiging in van de ambtenaren van de FOD Volksgezondheid die bij deze problematiek betrokken zijn en de verwittiging van de beroepsbeoefenaars in de gezondheids- en welzijnssectoren (ziekenhuizen, rusthuizen...). Deze acties worden aangevuld met een mediacampagne met preventieve en curatieve boodschappen. Het was deze fase die in de tweede helft van juni vorig jaar werd bereikt.
GEINTEGREERD CRISIS- EN EVENEMENTENBEHEER
Volgend op beide evenementen vroeg de ADCC een dreigingsanalyse aan de inlich61
2005
62
ACTIVITEITENRAPPORT
In de eventuele crisisfase kan de Minister van Volksgezondheid een crisiscel opstarten. In de ziekenhuizen treden dan de noodplannen in werking. De Minister van Volksgezondheid kan ook vragen aan zijn collega van Binnenlandse Zaken om het vooralarm van het nationale noodplan af te kondigen voor coördinatie en beheer op federaal niveau. © Belga
Behoudens in geval het nationale noodplan wordt afgekondigd, heeft de ADCC in dit domein geen specifieke rol,tenzij die van alertheid voor het risico en de verwittiging van de dienst Incident and Crisis Management (ICM) van de FOD Volksgezondheid over berichten dienaangaande. Eventueel kan de ADCC als ‘brievenbus’ fungeren tussen ICM en de gouverneurs en burgemeesters.
Terwijl dit HOP-plan de volksgezondheid zelf betreft, dreigt een eventueel watertekort de levensnoodzakelijke behoeften van (een deel van) de bevolking in het gedrang te brengen. Dergelijk watertekort is mogelijk als de drinkwatermaatschappijen niet meer aan de vraag kunnen voldoen. Concreet stelde het probleem zich in juni in de streek van Aarschot en Scherpenheuvel door een onverwacht grote afname van water, waardoor de voorraden tijdens de nacht niet konden worden aangevuld. Na onderzoek bij de diverse drinkwatermaatschappijen bleek evenwel dat ons land is opgewassen tegen een lange hete zomer die met grote droogte gepaard gaat. De maatschappijen hebben zo nodig hun noodplannen klaar en plegen daarover onderling overleg.
Indien tekorten dreigen, zullen de maatschappijen de burgemeesters van de betrokken gemeenten verwittigen. Die kunnen desnoods via een politiereglement het waterverbruik aan banden leggen. Dit initiatief kan eveneens uitgaan van de gouverneurs indien in hun provincie meerdere gemeenten betrokken zijn. Tevens kunnen de bevoegde Gewestministers algemeen geldende maatregelen opleggen.
Naar aanleiding van de onrust in Frankrijk waren ook in België meerdere onregelmatigheden. Het is echter nooit gekomen tot rellen zoals ze zich in Parijs en in andere Franse steden voordeden. In België ging het telkens om geïsoleerde incidenten. Over een tijdspanne van een 10-tal dagen werden - verspreid over het hele land - in totaal evenwel 118 voertuigen brandend aangetroffen en waren er tientallen kleinere voorvallen.
Het crisiscentrum evalueerde dagelijks de
gevonden. De situatie werd geanalyseerd met behulp van de verschillende politie- en inlichtingendiensten. Dankzij de inspanning van de verschillende politie- en brandweerdiensten en de maatschappelijke werkers kon vermeden worden dat de situatie uit de hand liep.
De minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Justitie hebben in een discrete vergadering de hoofdredacteurs van alle Belgische media bij elkaar gebracht. Er werd gevraagd om verantwoordelijk journalistiek werk na te streven en om een nadelig opbod aan opruiend beeldmateriaal en dito artikelen te vermijden, gezien dit een uitbreiding van het geobserveerde imitatiegedrag met zich zou kunnen meebrengen. Deze uitzonderlijke demarche werd door de Belgische media begrepen, die zich hebben getoond als een partner bij het beheer van deze gebeurtenissen.
4.4.11 Opvolging stakingsacties Generatiepact Op 28 oktober werd in het kader van het Generatiepact een nationale staking georganiseerd. Ook andere acties bleven niet uit. De ADCC volgde de situatie op het vlak van openbare orde op. Daartoe stelde het een model van politieverordening op, zodat een uniform beleid van toepassing was over het gehele grondgebied. De richtlijn die de minister van Binnenlandse Zaken met de gouverneurs uittekende en die werd vastgelegd in de omzendbrief die naar gemeenten en politie gestuurd werd, is er één van overleg en het maken van afspraken op het terrein.
© Belga
Als dat niet volstaat, is een politioneel optreden
© Belga
gebeurtenissen die ‘s nachts hadden plaats-
GEINTEGREERD CRISIS- EN EVENEMENTENBEHEER
4.4.10 Rellen in Frankrijk (9 tot 17/11/2005) 63
ACTIVITEITENRAPPORT
64
eens de nationale leiding van de vakbonden
2005
noodzakelijk. Minister Dewael ontving even-
Naast een element van openbare orde kunnen nationale stakingsacties ook andere
om de veiligheidsaspecten van de nationale betoging en staking te bespreken. Bij eerdere acties ontstonden immers een aantal verkeersgevaarlijke situaties door wegblokkades en werd de vrije doorgang op de openbare weg niet overal gegarandeerd.
neveneffecten sorteren. Afhankelijk van de aard en de sectoren van de acties kan bijvoorbeeld de bevoorrading van warenhuizen en benzinestations in het gedrang komen. De dienst Noodplanning herbekeek dan ook haar procedures met de FOD Werkgelegenheid en de FOD Economie in functie van deze acties, zoals die in het kader van de vrachtwagenblokkades in 2000 werden aangevat.
4.4.12 GICM-proces Voor de veiligheidscoördinatie van het proces van de Groupe Islamiste Combattant Marocain (GICM), is het nodig om collegiaal een inschatting van de dreiging te maken en om, op basis van die dreiging, de meest aangewezen voorzorgs- en beschermingsmaatregelen te treffen voor de hoorzittingen, maar ook voor het gerechtelijk personeel (Voorzitter, assessoren, griffiers, Parketmagistraat, betrokken politiemensen…), en in voorkomend geval ook voor de beschuldigden. Dit was het eerste proces dat werd gevoerd krachtens een nieuwe wet van 2003 tot repressie van het terrorisme, die in zwaardere straffen dan vroeger voorziet (5 tot 15 jaar gevangenis).
4.4.13 Nucleair transport Tijdens 2005 heeft het Crisiscentrum deelgenomen aan de organisatie en coördinatie volgens de procedure die gedefinieerd werd voor de nucleaire transporten. Er is een doortocht geweest van bestraalde brandstoffen uit Nederland (Borssele) met bestemming Frankrijk (La Hague) en een doortocht van verglaasd afval met bestemming Nederland (Borssele) uit Frankrijk (La Hague). Er waren in juni en september 2005 ook twee repatriëringen van verglaasd nucleair afval naar Mol-Dessel vanuit Frankrijk. Er zijn in 2005 geen ernstige incidenten geweest met deze transporten.
5
Internationale samenwerking
ACTIVITEITENRAPPORT 2005
66
Het Crisiscentrum heeft tot doel om de voorzieningen en noodplannen, die geïnstalleerd zijn in het kader van de Europese Unie en van andere internationale instellingen, uit te diepen met de buurlanden. Bij crisissen met grensoverschrijdende gevolgen hebben deze immers specifieke informatienoden.
5.1
Benelux – Akkoorden van Senningen
Het Crisiscentrum heeft deelgenomen aan het Benelux-Verdrag van 8 juni 2004 inzake grensoverschrijdend politieoptreden. Artikelen 20 tot 23 van dit Verdrag voorzien in de mogelijkheid voor de diensten van de ene Verdragsluitende Partij om hun beschermingsopdracht van personen voort te zetten op het grondgebeid van een andere Verdragsluitende Partij. In de praktijk wil dat zeggen dat dit de Belgische agenten die instaan voor de bescherming van een VIP op het Belgisch grondgebied, mogelijk maakt hun beschermingsopdracht met hun dienstwapen voort te zetten op Nederlands of op Luxemburgs grondgebied. In die context heeft het Crisiscentrum de Benelux-werkgroep over de Bescherming van personen voorgezeten. Op vraag van de Centrale Overleggroep, heeft de Groep – die voor het Belgisch deel bestond uit de Veiligheid van de Staat, de Anti-terroristische Gemengde Groep (AGG), de Federale Politie en het Crisiscentrum – in 2005 een procedure ontwikkeld en contactpersonen bepaald, zowel voor de uitwisseling van informatie als voor de risicoanalyse. Er werd een ad hoc formulier ontwikkeld en een gemeenschappelijk evaluatiemechanisme.
In 2004 werd ook de werkgroep “Rampenbeheer” nieuw leven ingeblazen. Het Crisiscentrum zit de multidisciplinaire Belgische delegatie voor. In 2005 werd een actieplan verder gezet, waarin met name volgende punten staan: - uitdieping van de relaties en procedures tussen de drie crisiscentra; - installatie van een cartografie met grensoverschrijdende risico’s; - verbetering van de informatie aan de bevolking bij grensoverschrijdende ongevallen; - inventaris van de bilaterale akkoorden.
Binnen dit kader is het raadzaam om ons te informeren, elkaar te kennen, waar mogelijk te coördineren en om de gebreken te identificeren, zodat ze verholpen kunnen worden. Er werd overeengekomen om in 2005 bilateraal te werken tussen België en Luxemburg, en tussen België en Nederland, en vervolgens trilateraal.
Het op de Belgisch-Luxemburgse top van 28 april 2004 ondertekende akkoord installeert een systeem voor alarmering en uitwisseling van informatie bij een incident of ongeval dat radiologische gevolgen kan hebben, zowel voor de Staat waar die gebeurtenis zich voordoet als voor het buurland. De informatie betreft minstens de gegevens over het incident of ongeval, de genomen of overwogen beschermingsmaatregelen van de bevolking, de evolutie van de situatie en de informatie aan de media.
Zo zou de alarmering gerationaliseerd worden en zich baseren op die internationale mechanismen, die vervolledigd worden met een geharmoniseerde bilaterale waarschuwing voor de buurlanden. Daaruit heeft de nood zich laten voelen – zowel van Luxemburgse als van Belgische zijde – om parallel te werken met de systemen die bijvoorbeeld met Frankrijk geïnstalleerd zijn. Dit systeem is vertaald in een 24u/24 transmissienetwerk via de nationale alarmeringscentra en in de mogelijkheid om een correspondent ter plaatse te sturen.
Het akkoord is geoperationaliseerd door uitwisseling van brieven.
5.1.2 Belgisch-Nederlandse samenwerking Op federaal niveau werd de grondslag gelegd voor een doorgedreven samenwerking met Nederland in het raam van de Senningen-akkoorden. Een eerste ontmoeting met het Nederlands Ministerie van Binnenlandse Zaken werd voorbereid met de klemtoon op: Wat bestaat tussen onze beide landen op het vlak van samenwerking in crisissituaties? Hoe kunnen beide nationale crisiscentra hun informatie beter op mekaar afstemmen en uitwisselen? Is het mogelijk samen een geïnformatiseerde cartografie aan te leggen van de grensgebieden? Hoe een gemeenschappelijke crisisaanpak voeren, ook wat oefenbeleid betreft, rond de kerncentrales van Doel (België) en Borssele (Nederland)?
In het raam van de beveiliging van de havensites werd ook een Belgisch-Nederlands overleg georganiseerd voor de beveiliging van de havensites Gent– Terneuzen in een gemeenschappelijke aanpak. De ADCC nam eveneens deel aan talrijke werkgroepen die op lokaal niveau werden georganiseerd in het kader van de “Euregio Scheldemond”.
I N T E R N AT I O N A L E S A M E N W E R K I N G
5.1.1 Belgisch-Luxemburgse samenwerking 67
2005
68
ACTIVITEITENRAPPORT
5.2
Frans-Belgische samenwerking
Bij de nucleaire oefening van Chooz in 2003 hebben we communicatieproblemen vastgesteld tussen de respectieve gezagsdragers, die belast waren met het beheer van een radiologische crisissituatie. Die disfuncties hebben zich herhaald bij de oefening van Gravelines in mei 2004.
De nood om de Frans-Belgische samenwerking op het radiologisch gebied te herzien werd sindsdien enkel maar versterkt. De ADCC heeft daartoe in 2004 een overlegvergadering georganiseerd met de betrokken Franse diensten. Het resultaat van deze vergadering was het op touw zetten van een actieplan dat essentieel op volgende aspecten gebaseerd is: - de bestaande overlegmiddelen intensifiëren (werkgroep over de uitwisseling van informatie tussen experts buiten het Nucleair Noodplan om, werkgroep “farming” over tegenmaatregelen voor de landbouw, …); - het ontwerp van akkoord over de uitwisseling van technische informatie inzake radiologie finaliseren; - het bestaande samenwerkingsakkoord over de kerncentrale van Chooz en de uitwisseling van informatie herzien, meer bepaald om adequate communicatieprocedures tussen de betrokken niveaus op te stellen; - de wederzijdse medewerking aan de respectieve nucleaire oefeningen ontwikkelen. Op basis van dit actieplan hebben het Crisiscentrum, de Algemene Directie Civiele Veiligheid, het Federaal Agentschap voor de Nucleaire Controle, de Associatie Vinçotte Nucléaire en de Provincie Namen in 2005 geïdentificeerd welke aspecten gecorrigeerd en/of ontwikkeld moeten worden. Om die aspecten uit te diepen vindt in 2006 een Frans-Belgische ontmoeting plaats.
Bijkomend is het toepassingsgebied uitgebreid naar andere thema’s op basis van een overleg met de Préfecture du Nord, waarvoor verder gevolg zal worden gegeven aan de grensoverschrijdende aspecten.
EU
De Algemene Directie Crisiscentrum neemt deel aan de werkzaamheden van de Raad voor Justitie en Binnenlandse Zaken, en meer bepaald aan de Groep Terrorisme, waarvoor ze de coördinatie en het voorzitterschap verzekert. De Groep Terrorisme is een vergadering, waar vertegenwoordigers van de Lidstaten en van de kandidaat Lidstaten samenkomen, die deel uitmaken van de politie-, inlichtingen- en administratieve diensten en die bevoegd zijn in het domein van de strijd tegen het © EU Council security office
terrorisme. De groep heeft tot opdracht om een inschatting van de dreiging te maken die binnen
de
Europese
Unie
gemeenschappelijk is.
Inzake de strijd tegen het terrorisme, hebben het Luxemburgse en het Britse voorzitterschap in 2005 tot doel gehad om: - de inschattingen van de terroristische dreiging te rationaliseren; - die inschattingen te gebruiken om een Europees beleid uit te werken inzake de strijd tegen het terrorisme; - de wederzijdse inschattingscyclus van de middelen voor de strijd tegen het terrorisme voortzetten in de nieuwe Lidstaten; - de werkzaamheden voortzetten over de radicalisering en rekrutering, de bescherming van centrale infrastructuur en de strijd tegen de financiering van het terrorisme.
Tijdens het voorzitterschap van die twee landen, werden verschillende documenten uitgewerkt: - Een lijst met terroristische organisaties: document dat dient voor de uitwisseling van informatie tussen de diensten die in de groep vertegenwoordigd zijn, nl. de politieen inlichtingendiensten en de eenheden die gespecialiseerd zijn in de strijd tegen het terrorisme van de Lidstaten, Europol en andere bevoegde overheden. Het document bevat, naast terroristische organisaties, organisaties die hen actief steun bieden van welke aard dan ook in één of meerdere Lidstaten.
I N T E R N AT I O N A L E S A M E N W E R K I N G
5.3
69
2005
70
ACTIVITEITENRAPPORT
- Een halfjaarlijkse inschatting van het terrorisme: gezamenlijke inschatting van de terroristische dreiging op basis van documenten opgemaakt door de Lidstaten en verwezenlijkt door de Sitcen 35. Op het einde van elk Voorzitterschap wordt die synthese voorgelegd aan alle bevoegde Ministers. - Een TE-SAT rapport (Terrorism in Europe – Situation and Trends Report): een document dat door Europol wordt gemaakt om een situatieschets aan het Europees Parlement te kunnen aanbieden.
5.4
Raad van Europa: EUR-OPA akkoord Zware Risico’s
Het “terugdringen van rampen” staat sinds 1987 op het programma van de Raad van Europa. De Raad heeft toen het initiatief genomen om een unieke regionale samenwerkingsstructuur op te zetten tussen de landen van het noorden en het zuiden van de Middellandse Zee en Oost-Europa: het EUR-OPA Zware Risico’s 36. Dit intergouvernementeel akkoord is een samenwerkingsplatform op het gebied van zware natuurlijke en technologische risico’s tussen de landen van Centraal en Oost-Europa, de landen ten zuiden van de Middellandse Zee en de andere landen van West-Europa. Het akkoord behelst kennis, preventie en beheer van crisissen, de post-crisisanalyse en de rehabilitatie.
Het EUR-OPA akkoord is een open partieel akkoord: “open” omdat niet-leden van de Raad van Europa er aan kunnen deelnemen; “partieel” omdat enkel de Lidstaten van de Raad van Europa die erin geïnteresseerd zijn er aan deelnemen. Vandaag nemen 25 landen 37 deel aan dit akkoord, evenals de Europese Unie, de UNESCO, de WGO, de Internationale Strategie voor de Strijd tegen Rampen van de Verenigde Naties (SIPC/ISDR), het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties (OCHA) en het Instituut van de Verenigde Naties voor Opleiding en Onderzoek (UNITAR).
35 Het Gemeenschappelijk Situatiecentrum (SITCEN) bestaat uit burgers en militairen. Het slaat de internationale situatie gade en maakt evaluaties van situaties ten behoeve van de bevoegde organen van de Raad. Het speelt een rol in de synthese van informatie en staat in voor de verspreiding ervan. 36 Resolutie (87)2, aangenomen op 20 maart 1987 door het Comité van Ministers van de Raad van Europa tot instelling van een samenwerkingsgroep inzake preventie, bescherming en organisatie van de hulpverlening tegen zware natuurlijke en technologische risico’s. Website: http://www.coe.int/T/F/Coopération_culturelle/Catastrophes_naturelles/ 37 Albanië, Algerije, Armenië, Azerbeidzjan, België, Bulgarije, Cyprus, Frankrijk, Georgië, Griekenland, Kroatië, Libanon, Luxemburg, Malta, Marokko, Moldavië, Monaco, Portugal, Roemenië, Rusland, San Marino, Spanje, Turkije, Oekraïne en “de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië”.
• enerzijds om de samenwerking tussen de Lidstaten aan te halen en te dynamiseren vanuit een multidisciplinair oogpunt om een betere preventie, bescherming en organisatie van de hulpverlening te verzekeren bij zware natuurlijke en technologische rampen door een beroep te doen op alle huidige hulpmiddelen en kennis om een doeltreffend en solidair beheer van zware risico’s te verzekeren, • anderzijds om het akkoord te gebruiken als een platform voor een samenwerking tussen de landen van Centraal- en Oost-Europa, de landen ten zuiden van de Middellandse Zee en de landen van West-Europa op het gebied van natuurlijke en technologische zware risico’s.
Het akkoord heeft een dubbele bestemming: politiek en wetenschappelijk. Op politiek vlak is de Vergadering van Ministers (die om de twee of drie jaar samenkomt) het beslissingsorgaan, waar elke Staat in is vertegenwoordigd door de minister(s) verantwoordelijk inzake zware natuurlijke en technologische risico’s. De Vergadering wordt bijgestaan door een Comité van Permanente Correspondenten, dat twee of drie keer per jaar vergadert en waarin elke Staat vertegenwoordigd is door een Correspondent die fungeert als permanent verbindingspersoon tussen de nationale overheden en het Akkoord. Op wetenschappelijk vlak debatteert de Vergadering van Directeurs van de gespecialiseerde Euro-mediterrane Centra één keer per jaar over de wetenschappelijke koers in overeenstemming met de door de Vergadering van de Ministers en/of het Comité van Permanente Correspondenten uitgezette doelstellingen. De ADCC vertegenwoordigt België in het Akkoord, enerzijds als lid van het Comité van Permanente Correspondenten (vergaderd in Parijs op 8 en 9 maart, en in Lissabon op 1 en 2 november) en anderzijds als directeur van het Hoger Instituut voor de Noodplanning (HIN), dat erkend is als een Gespecialiseerd Centrum van het Akkoord (vergadering op 7 en 8 maart in Parijs).
De activiteiten die het HIN in 2005 in het kader van het Akkoord heeft verwezenlijkt; draaien rond vier thema’s: 1. vergelijkende analyse van het interministerieel beheer van zware risico’s
38
die tot
doel had om voor de Lidstaten bruikbare aanbevelingen te trekken uit Belgische, Franse en Russische modellen;
38 K. VAN HEUVERSWIJN., Analyse comparative de la gestion interministérielle des Risques Majeurs: Belgique, France, Russie, Bulgarie, Discussietekst, HIN, Straatsburg 2005.
I N T E R N AT I O N A L E S A M E N W E R K I N G
De hoofddoelstellingen van het EUR-OPA akkoord zijn: 71
2005
72
ACTIVITEITENRAPPORT
2. opstellen van een lijst met goede praktijkvoorbeelden die uit vroegere studies zijn gebleken; 3. aanmaken van een databank met juridische gegevens over: a. de wetteksten van de Lidstaten van het Akkoord waarover een vergelijkende studie is gemaakt; b. de belangrijkste internationale wetteksten in het domein van het beheer van zware risico’s; 4. voorstel van een analysemethode van het risico op aardbevingen.
5.5
IAEA
De IAEA-Conventie van Wenen (27/10/1986) heeft tot doel de wettelijke instrumenten te creëren om een internationaal netwerk op te richten voor informatie-uitwisseling en snelle hulpverlening bij een nucleair ongeval of een radiologische noodsituatie. Ze bestaat uit twee deelconventies: Convention on Early Notification of a Nuclear Accident Convention on Assistance in the Case of a Nuclear Accident or Radiological Emergency.
België heeft deze conventie mee ondertekend en omgezet in Belgisch recht 39 en neemt in dat kader deel aan internationale vergaderingen.
Tijdens een vergadering van de nationaal bevoegde autoriteiten in het kader van de IAEA-conventie (van12 tot 15 juli 2005 te Wenen) werd o.a. gesproken over: een toekomstige financiële schikking voor noodgevallen; - de vooruitgang bij de implementatie van het International Action Plan for Strengthening the International Preparedness and Response System for Nuclear and Radiological Emergencies, dat werd goedgekeurd op de vergadering van het IAEABestuur in juni 2004; - de wijziging van het stelsel van Conventie-oefeningen (ConvEx); - evaluatie van de internationale ConvEx-oefening van 27/10/2004 en de lessen die eruit werden getrokken.
39 Wet van 5 juni 1998 houdende instemming met het verdrag inzake vroegtijdige kennisgeving van een nucleair ongeval en de wet van 5 juni 1998 tot instemming met het verdrag inzake de verlening van bijstand in geval van nucleair ongeval of van een calamiteit met radioactieve stoffen.
NAVO
In de internationale omgeving vertegenwoordigt de Commissie voor Nationale Vraagstukken inzake Verdediging (CNVV) België in de domeinen van zowel het crisisbeheer als de civiele noodplanning in het kader van de NAVO en de European Atlantic Partnership Council. Buiten de CMX-oefening40 en de jaarlijkse proceduriële vergaderingen werd dit vertaald naar verschillende domeinen.
Eerst en vooral was er een deelname aan de oefening ‘Green Cloud’. Deze oefening behandelde in essentie de gevolgen van een terroristische aanslag met biologische middelen op een cruise schip in de Oostzee. Behalve de nationale reacties werd vooral aandacht besteed aan de mogelijke onderlinge steun in het kader van de NAVO en de Euro Atlantic Disaster Coordination Centre (EADCC). Het CNVV kon voor deze oefening beroep doen op een deelname van specialisten van de FOD Volksgezondheid en Defensie.
Verder nam het CNVV deel aan een seminarie in Rome met als doel de samenwerking tussen het Senior Civil Emergency Planning Committee (SCEPC) en de landen van de ‘mediteranean dialogue’ in het domein van de burgerlijke noodplanning een impuls te geven.
© NATO
40 Crisis Management Exercise
I N T E R N AT I O N A L E S A M E N W E R K I N G
5.6
73
6
Kennisbeheer
2005
76
ACTIVITEITENRAPPORT
6.1
Context
Noodplanning werd samen met het Hoger Instituut voor de Noodplanning (HIN) van de Algemene
Directie
Civiele
Veiligheid naar de Algemene Directie Crisiscentrum overgebracht.
Het Hoger Instituut voor de Noodplanning werd opgericht bij Koninklijk Besluit van 29 juli 1991. Het heeft drie kerntaken: 1. het organiseren van specifieke opleidingsactiviteiten inzake noodplanning ten behoeve van de terzake verantwoordelijke autoriteiten van de Staat, de Gemeenschappen, de Gewesten, de provincies en de gemeenten of ten behoeve van de personen die deze aanwijzen; 2. het bevorderen van ideeënuitwisselingen inzake de interne en de externe noodplanning tussen de vernoemde overheden en personen en de exploitanten van de industriële activiteiten; 3. de verspreiding, aan de personen die ingeschakeld kunnen worden bij de organisatie van de hulpverlening in geval van nood, van adequate en geregeld bijgewerkte informatie over de risico’s die hun inzet voor hun gezondheid heeft en over de in dergelijke gevallen te nemen voorzorgsmaatregelen.
In de lijn van het Strategisch Plan van de FOD Binnenlandse Zaken wil de ADCC uitgroeien tot de werkelijke motor van het onderzoek en de ontwikkeling in het kader van crisisplanning. Het HIN zal dit groeien naar een kenniscentrum mee mogelijk maken door: • bekwaamheden en knowhow te ontwikkelen op het vlak van identificatie, analyse en beheer van risico’s; • netwerken op te zetten met de academische wereld, met experts en met centra op Europees en internationaal vlak; • in opleidingsmogelijkheden te voorzien; • te functioneren als reflectie- en discussieforum.
Het gaat er voor het Crisiscentrum om de noodzakelijke vaardigheden te verwerven en de aanpak te professionaliseren.
Ondernomen activiteiten in 2005
De activiteiten op dit vlak hebben verschillende sporen gevolgd: 1. Identificatie van risico’s 2. Een pro-actief onderzoeksbeleid voeren 3. Kennis verwerven 4. Kennis delen
6.2.1 Identificatie van risico’s 41
6.2.2 Een pro-actief onderzoeksbeleid voeren Het Crisiscentrum doet sinds 2003 beroep op Belgische universiteiten voor een onderzoek in een prioritair actiedomein.
a) Risico-identificatie In 2005 werden de conclusies van het onderzoek FRISK geanalyseerd om geïmplementeerd te worden in het Crisiscentrum.
b) Opeisingen Doel van deze studie was enerzijds om de huidige situatie van een opeising te analyseren en anderzijds om op basis van de balans van de huidige situatie aanbevelingen voor de toekomst te formuleren.
De bevindingen van het onderzoek, dat geleverd werd door de Université Catholique de Louvain (UCL), werden met enthousiasme onthaald door het begeleidingscomité. Sindsdien beschikken we immers over: - een gedetailleerde studie met daarin de algemene principes over het opeisingsrecht, technische fiches waarin de inhoud van elke wetgeving staat opgenomen en ook een balans van de huidige situatie met voorstellingen en perspectieven; - diverse overzichtstabellen om het nemen van beslissingen bij crisissen te vergemakkelijken en de toepassing van de conclusies op praktijkgevallen.
Het Crisiscentrum bekijkt in 2006 op welke manier aan de bevindingen gevolg wordt gegeven.
41 Zie paragraaf 3.1
KENNISBEHEER
6.2
77
ACTIVITEITENRAPPORT
78
Tenslotte werd het onderzoeksproject van 2006 voorbereid: het betreft de identificatie
2005
c) Bevoegdheden Gemeenschappen en Gewesten
Er werd door het Crisiscentrum een begeleidingscomité opgericht, bestaande uit de
van de rol van de gewesten en de gemeenschappen op het gebied van de noodplanning en het crisisbeheer. Immers, hoewel de noodplanning en het crisisbeheer een federale bevoegdheid zijn, kunnen noodsituaties een link hebben met de bevoegdheidsdomeinen van de gemeenschappen en gewesten (denken we in het bijzonder aan milieu, waterkunde, vaccinaties, etc.).
door de desbetreffende problematiek aangeraakte sectoren. Dit comité heeft als opdracht gekregen het oriënteren en valideren van de vorderingen van het onderzoek en het exploiteren van de resultaten.
6.2.3 Kennis verwerven Het Crisiscentrum waakt erover dat zijn medewerkers deelnemen aan externe symposia of missies zodat ze hun expertise kunnen verwerven of vervolledigen. In het bijzonder moet de uitwisseling van experten in het kader van de Europese Unie worden vernoemd die doorging in 2005 in het kader van terrorisme (Parijs) en crisiscommunicatie (Stockholm). Omgekeerd heeft het Crisiscentrum een Duitse delegatie ontvangen.
6.2.4 Kennis delen Het Crisiscentrum waakt erover dat de kennis wordt gedeeld. Drie denkpistes werden aangehouden in 2005 in het kader van de activiteiten van het Hoger Instituut voor de Noodplanning.
a) De opvolging van het ongeval in Gellingen op 30 juli 2004 heeft ons toegelaten met alle betrokken actoren een diepgaande studie te maken van de risico’s verbonden aan het transport van gevaarlijke producten via pijpleidingen (identificatie, preventie, voorbereiding, beheer en herstel).
Het Hoger Instituut voor de Noodplanning organiseerde in 2005 drie studiedagen: - Tijdens de eerste dag werden de eerste lessen getrokken voor een multidisciplinair publiek. - De noodzaak van het op elkaar aansluiten van preventie en noodplanning werd op de tweede studiedag aangesneden: de exploitanten en burgemeesters werden geïdentificeerd als de essentiële actoren inzake veiligheid.
van het beheer, op basis van de hen beschikbare informatie.
Deze studiedagen werden in de eerste plaats georganiseerd ten bate van de actoren op het terrein: de lokale autoriteiten en de hulpdiensten. Het was verder ook de bedoeling om de andere sleutelactoren van de verschillende fases van het risico bij de veiligheid van het vervoer via pijpleidingen ertoe te brengen dat ze meewerken aan de onontbeerlijke uitwisseling van informatie. Deze studiedagen werden deskundig gemodereerd door Hubert Seillan, professor aan de universiteiten van Parijs en Bordeaux. Een handleiding betreffende deze specifieke noodplanning en een cartografie van het risico zijn in ontwikkeling.
b) Er werden vormingssessies gehouden over crisiscommunicatie voor de lokale autoriteiten, met een theoretisch gedeelte te Florival en een praktijksessie in elke provincie. Deze zeer gewaardeerde vorming zal worden herhaald.
c) In het kader van de voorbereiding van de nucleaire oefeningen werden informatiesessies gehouden op de verschillende sites.
Ook andere acties verdienen het om te worden onderlijnd, in het bijzonder: - Deelname aan het symposium georganiseerd aan de Universiteit van Delft (Nederland) met als onderwerp “Geo-information for disaster Management” 42 tijdens hetwelke het mogelijk was om de vorderingen op het vlak van geïnformatiseerde cartografie (GIS) voor te stellen. - Deelname met een multidisciplinaire delegatie aan het symposium op de Campus Notre-Dame de Foix te Quebec (Canada) met als thema de globale beheersing van het crisisbeheer, tijdens hetwelke men zich heeft uitgedrukt over het thema “De vorming als hulpmiddel voor de modernisering van de civiele veiligheid”. 43 - In
de
hoedanigheid
van
gespecialiseerd
Centrum
van
het
Akkoord
EUR-OPA Grote risico’s van de Raad van Europa, heeft het Hoger Instituut voor de Noodplanning zijn onderzoeken betreffende de aanbevelingen voor een beter interministerieel risicobeheer 44 voortgezet, om de Lidstaten goede praktijken ter zake ter beschikking te stellen. 42 Het symposium was het onderwerp van een publicatie “geo-information for disaster management” – P. Van Oosterom, Siyka Zlatanova and Elfriede M.Fendel – Springer 2005. 43 http:/:ww2.cndf.qc.ca/gestrisq/index.html 44 op basis van de studie gerealiseerd door Kathleen Van Heuverswijn in het kader van de HINP (Doc. AP/CAT (2005)30.
KENNISBEHEER
- Op de derde dag werd een analyse uitgevoerd, zowel op het vlak van preventie als 79
2005
80
ACTIVITEITENRAPPORT
- Realisatie van een studie (met de hulp van CEMAC) over de vorming in noodplanning met als doel de bestaande opleidingen in België en het buitenland te identificeren en het definiëren van de ideale organisatie van zo’n vorming.
6.3
Oefenbeleid
Het hele jaar door worden er inzake noodplanning en crisisbeheer oefeningen georganiseerd door verschillende instanties. De rol van de ADCC is verschillend naargelang de scenario’s van de specifieke oefeningen. Het kan gaan van louter geïnformeerd worden, over het testen van bepaalde taakaspecten indien een echte crisissituatie zich zou voordoen tot het daadwerkelijk bijeenroepen van één of meer crisiscellen.
In het kader van de noodplanning en het crisisbeheer is het houden van oefeningen een belangrijk aspect. Immers, bij een reëel incident krijgen we slechts één kans. Volgens het gezegde “you never get a second chance to make the first impression!” is er slechts één kans voor alle betrokkenen om adequaat samen te werken en één kans om het vertrouwen van de bevolking te winnen of … te verliezen. Met dit in het achterhoofd is het belangrijk dat we die verwachtingen waar maken.
Oefeningen dragen bij tot het eigen maken van de nodige kennis. Via oefeningen kunnen we onze eigen werking testen, de procedures evalueren en knelpunten detecteren. Oefenen mag dus helemaal geen bijkomstigheid zijn. Het is een reflectiemoment en levert een bron aan informatie. Het is een krachtig middel om de efficiëntie van onze samen-werking te evalueren. Om zo performant mogelijk op te treden als het nodig is.
6.3.1 Opstellen van een oefenmethodologie Het crisiscentrum heeft beslist om zijn oefeningen te professionaliseren. Daarom heeft ze in overleg met de Civiele Veiligheid beroep gedaan op het SCK-CEN om de nucleaire oefeningen van Doel en Tihange te begeleiden en om een “Methodologische handleiding voor nucleaire oefeningen” op te stellen op basis van de aanbevelingen van het IAEA. Deze benadering zal in de toekomst uitgebreid worden naar andere oefeningen.
6.3.2 Oefeningen Crisis Management Exercise – CMX05 De Crisis Management Exercise (CMX) 2005 behelsde een plotse crisis tijdens een vredesbewarende operatie op een eiland in de Atlantische oceaan. De crisis werd acuut
de ontvoering van minstens één onder hen.
Het ADCC was gedurende de hele oefening geactiveerd in zijn rol als crisiscentrum van de regering en in het bijzonder werkte de CNVV 24 uur op 24 voor de opvolging van het NATO Crisis Response System en de burgernoodplanning binnen de NAVO. Het CNVV werd hiervoor op sterkte gebracht door de oproeping van een tiental reserve-officieren.
Het CNVV was de spil bij de kortstondige intensieve nationale crisisfase. Zij verzorgde in het bijzonder de coördinatie tussen de crisiscentra van Buitenlandse Zaken, Defensie en het ADCC. Zij leverde ook een bijzondere inspanning voor de coördinatie van de planning en uitvoering van zowel een nationaal als NAVO-mediabeleid tijdens de oefening. Een beperkt beveiligd communicatiesysteem tussen een aantal nationale actoren werd met succes uitgetest.
De oefening heeft toegelaten om de samenwerking tussen de verschillende crisiscellen van de federale regering verder uit te bouwen en het concept van een snel inzetbaar en beperkt beveiligd verbindingsnetwerk te valideren. Belangrijke lessen werden getrokken omtrent de samenwerking tussen de crisiscellen van de nationale overheden en de nood aan beveiligde verbindingen hiertussen.
Nucleaire noodplanoefeningen In uitvoering van het Nucleair en Radiologisch noodplan voor het Belgische grondgebied worden jaarlijks noodplanoefeningen georganiseerd voor de kerncentrales en tweejaarlijks voor de andere Belgische installaties waarop het plan van toepassing is. Het doel van de oefeningen is de werking uit te testen van bepaalde aspecten van de noodplanregelingen die op de verschillende tussenkomende niveaus werden opgesteld. Tevens bieden ze aan de deelnemende instanties en disciplines de mogelijkheid om hun optreden in geval van potentiële nucleaire crisissituaties op een geïntegreerde manier te oefenen.
De oefeningen van de overheid worden voorbereid tijdens besprekingen waaraan wordt deelgenomen door vertegenwoordigers van de verschillende tussenkomende niveaus: de federale cellen op het CGCCR (evaluatiecel, meetcel, federaal coördinatiecomité en informatiecel), de betrokken provin-
KENNISBEHEER
voor België bij de vermissing van een aantal landgenoten op dat eiland en de bevestig81
ACTIVITEITENRAPPORT
82
jectieven (de te testen aspecten van de noodplanregelingen) te bepalen. Op basis van
2005
ciebesturen en de nucleaire ondernemingen. Deze besprekingen laten toe de oefenob-
gericht zijn op het opsporen van tekorten in de noodplanregelingen, kunnen desgeval-
het resultaat van dit overleg worden door de nucleaire exploitanten de ongevalscenario’s uitgewerkt, dat bij de deelnemers een specifiek reactiepatroon moet uitlokken.
Naderhand worden evaluatievergaderingen georganiseerd waarbij het verloop van de oefeningen door de deelnemers besproken wordt in functie van de vooraf bepaalde oefenobjectieven. De conclusies van deze evaluatievergaderingen, die voornamelijk
lend aanleiding geven tot het aanbrengen van de nodige aanpassingen.
Oefening Belgoprocess (Dessel) – 17 februari 2005 Bij deze oefening werd het accent gelegd op de interactie tussen de uitbating en de evaluatiecel, die instaat voor een technische analyse van de situatie en advies aan het federaal coördinatiecomité. Het fictieve ongevalscenario betrof een brand in de installaties van Belgoprocess en liet toe om een aantal specifieke elementen te testen, zoals de validiteit van de voorspellingsmodellen bij sneeuwval.
Oefening Instituut voor Radio-Elementen (Fleurus) – 21 april 2005 Hier werd de toepassing van de reflexfase door de Provincie getest. In de reflexfase is het nodig om vooraf omschreven maatregelen te nemen in een vooraf bepaalde zone. Dit kaderde in de test hoe de interacties verlopen tussen het provinciaal comité en federaal coördinatiecomité.
Overeenkomstig het scenario werden afzonderingsmaatregelen voor de bevolking genomen in een afgebakende zone. Ten gevolge van een analyse van de situatie door de experten, werden ook hygiënische maatregelen genomen voor de consumptie van melk en groenten.
Het oefenbeleid rond kerncentrales stond in Nederland gedurende enkele jaren op een lager pitje. In 2005 werd dit nieuw leven ingeblazen en werd een grootschalige oefening georganiseerd voor de kerncentrale van Borssele, die in de nabijheid van de Belgische grens gevestigd is.
In geval van een nucleair ongeval in de kerncentrale van Borssele, moet België in staat zijn de ongevalsituatie te beoordelen en de gepaste maatregelen te nemen voor de bescherming van de Belgische bevolking en van het leefmilieu (voedselketen en drinkwatervoorziening). Tijdens de oefening werden de communicatiekanalen die bestaan tussen de homologe instanties van beide landen uitgetest. Ook voor België was de oefening dus een goede gelegenheid om de afspraken met Nederland m.b.t. grensoverschrijdende problemen te oefenen en te evalueren.
Oefening Studiecentrum voor Kernenergie (Mol) – 23 juni 2005 Nadat in 2004 een table-top oefening met betrekking tot het Studiecentrum voor Kernenergie (SCK) werd georganiseerd, werd hierop in 2005 verder gewerkt. Als thematiek werd het element voedselveiligheid uitgelicht. In het bijzonder was daarbij oog voor de haalbaarheid en aanvaardbaarheid van de maatregelen. Toch was het niet voor alle betrokkenen duidelijk waarom wel al maatregelen werden genomen voor de dieren en gewassen, en nog niet voor de mens. De zorg om de veiligheid van de voedselketen is echter een indirecte beschermingsmaatregel voor de gezondheid van de bevolking.
Oefening Kerncentrale Electrabel (Doel) – 19 en 22 september 2005 Het accent van de oefening werd gelegd op het uittesten van de schuilmaatregel, met beperkte effectieve ontplooiing van hulpdiensten op het terrein. Daarenboven worden specifieke doelstellingen voor de verschillende beleidsniveaus en disciplines opgesteld.
Deze oefening was gespreid over 2 dagen. Tijdens de eerste dag werd de alarmering en de interactie tussen uitbating en exploitant uitgetest. Een aantal operationele aspecten op het terrein (o.a. interventie brandweer op de site) kwamen eveneens aan bod. Tijdens het tweede gedeelte van de oefening wer-
KENNISBEHEER
Oefening Kerncentrale EPZ (Borssele, Nederland) – 25 mei 2005 83
ACTIVITEITENRAPPORT
84
king. De nadruk lag bijgevolg op de interactie tussen de federale beleidscel en de cri-
2005
den de beleidsmatige aspecten uitgetest en de informatieverstrekking aan de bevol-
vier scholen hun noodplan getest, met daarin het schuilen van leerlingen en de (fictie-
siscentra op provinciaal/lokaal niveau, op de werking van de federale informatiecel en de interactie met discipline 5 (informatie aan de bevolking) van de provincie.
Oefening Kerncentrale Electrabel (Tihange) – 22 november 2005 Deze oefening was een themaoefening met de noodplannen van de scholen als centrale problematiek. De oefening van 22 november verliep in twee fases. ’s Morgens hebben
ve) inname van jodiumtabletten. Het scenario voor de scholen was identiek, opdat ze in de namiddag feedback konden krijgen en om een globale samenhang te verzekeren.
De kerncentrale wenste ook een oefening ‘eerste-uur’ te houden om ze in staat te stellen het team correct te trainen. Het CGCCR heeft naar aanleiding daarvan een communicatie- en een alarmtest verwezenlijkt. Deze deeloefening vond plaats op 18 oktober 2006.
De oefening werd positief onthaald. Daarmee kon het intern plan van de scholen verbeterd worden. Het is ook leerzaam voor de leerlingen en de leraars, die zich door die oefening bewust worden van hun rol.
6.3.3 Getrokken lessen Oefeningen zijn erop gericht om het optreden van de betrokken instanties voor noodsituaties te optimaliseren en om lacunes in de bestaande noodplanregelingen te detecteren, met het oog op het aanbrengen van de nodige verbeteringen. Vanuit dit standpunt werden de nucleaire noodplanoefeningen in 2004 als zeer nuttig ervaren.
Uit de oefeningen is nogmaals gebleken dat het essentieel is dat de bij het crisisbeheer betrokken personen volledig op de hoogte zijn van de bestaande noodplanregeling in het algemeen, en van de specifieke aspecten verbonden aan hun opdracht in het bijzonder. In die zin moeten de oefeningen, die tegelijkertijd een vorm van opleiding betekenen, aangevuld worden met gerichte vormings- en informatieactiviteiten. Het Hoger Instituut voor de Noodplanning moet hierin een centrale rol spelen.
contact met wie, welke informatie wordt uitgewisseld, wanneer, onder welke vorm, en met welke middelen. Dit aspect moet nog worden geoptimaliseerd bijvoorbeeld door het uitwerken van communicatieschema’s. Deze schema’s dienen een onderdeel te zijn van de werkingsschema’s van de verschillende cellen.
Ten slotte is het aangewezen dat een oefenmethodologie uitgewerkt wordt voor de organisatie van de nucleaire noodplanoefeningen, met aandacht voor specifieke oefenobjectieven op het niveau van elke betrokken cel en voor het inzetten van een oefendirectie wier taak het is om de oefening in goede banen te leiden en om desnoods bij te sturen. Dit veronderstelt evenwel dat het hele voortraject volledig op punt staat, d.w.z. werkbare procedures voor elk van de betrokken partners, opleiding m.b.t. kennis van het nucleair noodplan en inzet van specifieke middelen, enz.
De voornaamste conclusies van de noodplanoefeningen in 2005 waren de nood aan: - de verdere uitwerking van de werkprocedures van de federale crisiscellen; - het in kaart brengen van de socio-economische gevolgen en operationele haalbaarheid van tegenmaatregelen; - het formuleren van antwoorden of verduidelijkingen met betrekking tot bepaalde basisconcepten binnen de noodplanregeling; - het organiseren van infosessies en opleiding voor de actoren betrokken bij het noodplan; - het uitwerken van standaard ongeval- en responsscenario’s zodat beter kan worden geanticipeerd in geval van crisissituaties; - het verder op punt stellen technologische ondersteuning van het CGCCR aan de crisiscellen: GIS - videoconferentie - informatica-uitrusting; - het op punt stellen van de bilaterale samenwerking met Nederland in geval van een ongevalsituatie in een aangrenzende kerncentrale.
KENNISBEHEER
Bij crisissituaties moet de informatiedoorstroming volledig transparant zijn: wie staat in 85
7
Infrastructuur
ACTIVITEITENRAPPORT 2005
88
Een multidisciplinaire coördinatie en crisisbeheer vereist een infrastructuur die het mogelijk maakt de betrokkenen rond de tafel te brengen, snel informatie te ontvangen en te versturen en de beleidsnemers de middelen te bieden kennis te nemen van de situatie aan de hand van analyses, cartografie, performante communicatielijnen, ...
7.1
Accommodatie en logistieke ondersteuning
Eén van de basismissies van de Algemene Directie Crisiscentrum is om haar infrastructuur ter beschikking te stellen van haar partners om een geïntegreerd crisisbeheer te kunnen voorstaan. Daartoe beschikt de ADCC over een infrastructuur die aangepast is aan modern crisisbeheer.
De beveiliging van het gebouw (toegangscontrole, bescherming van het gebouw, etc.) heeft eveneens de aandacht getrokken van de directie. De infrastructuur wordt eveneens op continue wijze onderhouden en aangepast aan de nieuwe behoeften om aan de klanten van het Crisiscentrum een performante infrastructuur aan te bieden. Door de verhuis van de dienst ISLP 45 van de Federale Politie kwam een hele verdieping vrij, waardoor de dienst REGETEL, de informaticadienst en een bijkomende vergaderzaal daar ingericht konden worden.
Het Crisiscentrum beschikt over rustzalen en over sanitaire voorzieningen (douches, keuken, …) waardoor de crisisbeheerders die in de lokalen van het Crisiscentrum moeten overnachten, in goede omstandigheden kunnen worden ontvangen.
De logistieke ondersteuning naar personeel en middelen die door de ADCC aangeboden wordt is een niet te onderschatten factor voor het crisisbeheer. Niet enkel de crisissituatie zelf dient beheerd te worden, maar ook continuïteit in dienstverlening (technisch en personeel), ontvangst en verzending van informatie, maaltijden, … moeten worden verzekerd.
45 Integrated System for the Local Police
Telecommunicatie
7.2.1 Videoconferentiesysteem Het Crisiscentrum beschikt over een efficiënte audiovisuele uitrusting en een videoconferentiesysteem met 3 permanente stations. Hiermee kan vanuit het centrum een crisis worden gecoördineerd via rechtstreeks contact met de Federale Politie, met de Directeur-Coördinator van Brussel en met de Lokale Politie van Brussel-Elsene.
Ook de 11 provinciegouverneurs en de kerncentrales beschikken over een eigen infrastructuur voor videoconferentie. Bijkomend beschikt het Crisiscentrum over 2 mobiele stations die ingezet kunnen worden volgens de noodwendigheden. Het is mogelijk om op afstand de hele configuratie van die posten te beheren en om multi-conferenties met 16 simultane verbindingen op te zetten.
7.2.2 REGETEL Het netwerk Het Projectbureau REGETEL (Telecommunicatienetwerk van de Regering) werd op 1 januari 2004 geïntegreerd in de Algemene Directie Crisiscentrum. Het REGETEL-netwerk is een belangrijk onderdeel van het volledige pallet van alternatieve communicatiesystemen dat in geval van crisis, maar ook daarbuiten, beschikbaar wordt gesteld door de federale overheid (www.regetel.ibz.fgov.be).
Het Projectbureau REGETEL beheert, onder leiding van Johan Gyssels, drie netwerken: het federaal netwerk, het crisisnetwerk, het datanetwerk De netwerken zijn in elkaar geïntegreerd en abonnees kunnen tegelijk van alle mogelijkheden gebruik maken: telefonie in al zijn vormen (DECT, digitaal, analoog, VoIP), faxverkeer en data-uitwisseling via een beveiligd en afgeschermd netwerk (IP-VPN).
Concreet voorbeeld: de medewerkers van de gouverneur van Vlaams-Brabant kunnen in het provinciaal crisiscentrum in Leuven rechtstreeks, dus zonder lokale telefooncentrales, tegelijk telefoneren met de bevelhebber van de Permanente Eenheid van de Civiele Veiligheid in Liedekerke, faxen verturen naar het CGCCR en de cartografische database raadplegen op het datanetwerk van Binnenlandse Zaken. Dit gebeurt allemaal via één REGETEL-verbinding.
INFRASTRUCTUUR
7.2
89
ACTIVITEITENRAPPORT
90
spraakservers, eigen kabels en verdelers. Het netwerk bestaat uit een configuratie van
2005
Het federaal netwerk is geconcentreerd in Brussel. Het is volledig autonoom met eigen
(de vroegere ministeries), het Parlement en de koninklijke paleizen (Paleis van Brussel,
60 km koperkabel en aparte aansluitingen via glasvezel. Iedere aansluiting is redundant verbonden via lussen. Alle 92 federale overheidsgebouwen zijn aangesloten op het netwerk. Departementen die ondergebracht zijn in gehuurde gebouwen, worden via breedbandverbindingen rechtstreeks op de REGETEL-servers aangesloten. De servers zorgen voor alle mogelijke moderne digitale toepassingen (ISDN, VoIP,...). Dit netwerk verbindt alle federale beleidscellen (de vroegere kabinetten), federale overheidsdiensten
Laken, Stuyvenberg en Belvédère). Er zijn ongeveer 450 gebruikers aangesloten.
Een tweede netwerk is het crisisnetwerk. Dit netwerk groepeert zowel crisiscentra in de hoofdstad als belangrijke crisiscellen in de provincies. De uitbouw van dit netwerk werd begonnen in 1999 en stond onder belangrijke druk tijdens de “millenniumbug”-periode. Als gevolg van de integratie in het Crisis- en Coördinatiecentrum van de Regering (CGCCR) werd het operationeel plan aangepast en werden in de planning categorieën van bevoorrechte abonnees gedefinieerd. De 100-centrales, de crisiscentra van de gouverneurs en de permanente eenheden van de Civiele Veiligheid zijn de prioritaire abonnees. Tegelijk worden aansluitingen naar belangrijke crisiscentra voorzien. De verbindingen tussen de provincies onderling en naar Brussel worden gerealiseerd via glasvezel of straalverbindingen van o.a. BEMILCOM (militair netwerk – FOD Defensie). De technische supervisie gebeurt door het Network Control Center van Defensie dat 24 uur per dag, 7 dagen op 7 operationeel is. Andere breedbandverbindingen worden geleverd door commerciële operatoren. Dit netwerk wordt bovendien nog eens gecontroleerd door twee alarmservers. In geval van technische problemen worden alle betrokken partijen via mail of SMS verwittigd. Het datanetwerk is een bundeling van alle mogelijke digitale toepassingen op het federaal en het crisisnetwerk. Enkele voorbeelden: - een netwerk van alle REGETEL-spraakservers en het beheer ervan vanuit het Projectbureau REGETEL;
federale overheidsdiensten); - netwerk van prikkloksystemen, badgesystemen, camerabewaking,…; - het intranet van FOD Binnenlandse Zaken; - aansluitingen voor FEDMAN (datanetwerk tussen de administraties); - netwerk tussen het CGCCR en het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC); - netwerk Militaire Politie Parlement; - DMS-netwerk voor Defensie; - netwerk tussen Elia (netwerkbeheerder elektriciteit) en CGCCR; - aansluiting op het intranet van het Dept. Defensie; - beveiligde dataverbindingen naar NAVO Evere en SHAPE.
Realisaties 2005 - Verhuis van alle REGETEL-abonnees van volgende FOD’s: Financiën, Volksgezondheid, Mobiliteit, Economie, Werkgelegenheid, Sociale Zekerheid. Hiervoor werden extra breedbandverbindingen gerealiseerd en kunnen de gebruikers van de digitale voordelen genieten. - Uitbreiding capaciteit van het netwerk naar belangrijke gebruikers. - Voorbereiding van een privé-netwerk (VPN) naar de permanente eenheden van de Civiele Veiligheid (Brasschaat, Crisnée, Libramont) via VoIP. Hierdoor zullen ook deze gebruikers toegang hebben tot het intranet van FOD Binnenlandse Zaken. Na afwerking in 2006 betekent dit dat alle eenheden van de Algemene Directie Civiele Veiligheid aangesloten zullen zijn (de andere eenheden werden reeds aangesloten in 2004) - Modernisering primaire knooppunten crisisnetwerk: revalorisatie en herconfiguratie van de 2Mb-verbindingen via BEMILCOM naar de provinciale hoofdsteden. Doel: meer transparantie, betere technische ondersteuning en vooral een betere prijs/kwaliteit definitie. Het pilootproject Vlaams-Brabant werd afgewerkt in 2005). - Installatie nieuwe faxen in provinciale crisiscentra. - Voorbereiding en ondertekening van een nieuwe conventie tussen FOD Defensie en FOD Binnenlandse Zaken. - Aankoop en installatie van informatica voor het automatiseren van het kabelbeheer van het federale netwerk en het datanetwerk. Ter informatie: het kabelnetwerk bestaat uit 520 kabels, 60.000 aders en 300.000 laspunten. - Installatie van een bijkomend alarmsysteem voor de statussen van de netwerkverbindingen tussen de provinciale crisiscentra en het CGCCR.
INFRASTRUCTUUR
- interconnecties tussen telefooncentrales (zowel FOD Binnenlandse Zaken, als andere 91
2005
92
ACTIVITEITENRAPPORT
Objectieven 2006 - Integratie ASTRID in het CGCCR; - Installatie van een remote bewakingssysteem voor de technische ruimte in het Egmontpaleis; - Installatie in de crisiscentra van de gouverneurs van een “alarmkit”. Deze kit zal bestaan uit IP-telefoons, fax en portabele computer; - Omvorming van de verbindingen naar de C100-centrales. De nieuwe IP-verbindingen zullen een grotere technische zekerheid geven en bovendien de mogelijkheid verbeteren om permanent te monitoren; - Implementatie van een “voice mail attendant” die ervoor zorgt dat de abonnees via keuzemenu’s 24/24 hun verbindingen kunnen testen en/of het Projectbureau REGETEL kunnen bereiken; - Het netwerk uitbreiden via breedband naar alle sites van Fluxys, het nieuwe crisiscentrum van de Kustwacht, de Federale Politie, het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle, het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en de Antiterroristische Gemengde Groep.
7.3
Integratie van functies
In een streven naar maximale efficiëntie is het cruciaal dat het Crisiscentrum zo snel en zo doeltreffend mogelijk alle informatie kan behandelen die het ter beschikking heeft. Evenzeer is het opsporen van informatie cruciaal. In die context heeft de ADCC een contract afgesloten met twee bedrijven om de basis te leggen van een geïntegreerd systeem, om het Crisiscentrum in staat te stellen zijn doelstellingen te bereiken. Het eerste domein dat geselecteerd werd om de fundamenten te leggen voor ons geïntegreerd systeem dat alle functionele aspecten betreft die bij het Crisiscentrum aan bod komen, is het beheer van de binnenkomende faxen. Naast het feit dat een performant systeem wordt ontplooid dat op alle vlakken de binnenkomende faxen beheert, werden een aantal vernieuwende begrippen ingevoerd. Momenteel beschikt het Crisiscentrum over een systeem voor het beheer van de binnenkomende faxen: dit is de eerste bouwsteen voor de volgende stappen van een globale oplossing.
lingsfase, waardoor een bijkomende bouwsteen gemaakt kan worden. Deze spiraalbenadering garandeert het beste gebruik van de hulpmiddelen (zowel aan menselijk als een budgettair kapitaal) door de middelen permanent vast te maken aan de praktijk op het terrein.
Dit zijn de geplande volgende stappen: beheer van bevestigingen van versturing; - installatie van een alarmfunctionaliteit: als niet alle bevestigingen van versturing binnen de toegestane tijd worden ontvangen, moet de permanentie gewaarschuwd worden, om een ander transmissiekanaal te overwegen; - beheer van problemen bij de overbrenging; - versturen van e-mail; - integratie van de uitgaande post; - genereren van permanentieverslagen en van flash info’s; - integreren van databanken en het GIS met het systeem.
7.3.1 Informatica Om performant te blijven is het Crisiscentrum het aan zichzelf verplicht om de technologische evolutie van nabij op te volgen.
In 2005 werd het informaticapark en de fysieke veiligheid ervan verder versterkt. In het kader van een “disaster recovery”-plan werden testen uitgevoerd voor een informaticaspiegel. Dit zal ertoe leiden dat er een back-up wordt gemaakt buiten de muren van het Crisiscentrum.
Het Crisiscentrum heeft eveneens als opdracht om het knooppunt van de routering van de FOD Binnenlandse Zaken te huisvesten alsook de FEDMAN 46-toegang.
46 FEDMAN = Federal Metropolitan Area Network dat 15 overheidsdiensten via redundante verbindingen koppelt aan elkaar en een snelle toegang tot het internet geeft.
INFRASTRUCTUUR
Elke stap wordt voorafgegaan door een analysefase en gevolgd door een ontwikke93
ACTIVITEITENRAPPORT
94
Het Crisiscentrum heeft het programma Crimson (Crisis Management Software
2005
7.3.2 Crimson
De bescherming van de kritieke infrastructuur heeft steeds meer aan belang gewon-
Network) ontwikkeld, waardoor een geïnformatiseerd beheer van de communicatie- en informatieopdrachten van het Crisiscentrum mogelijk is. Het programma stelt eveneens een database ter beschikking van zijn gebruikers, met de gegevens van een groot aantal betrokkenen bij het beheer van diverse crisissituaties.
7.3.3 CriViSen
nen, vooral in verband met de asymmetrische dreiging ten opzichte van deze essentiële elementen van onze samenleving. Dit vertaalde zich in talrijke activiteiten, studies en symposia zowel op NAVO-vlak als binnen de EU. Het CNVV speelde hierin de rol als nationaal coördinator en vertegenwoordiger in internationale fora. Hiervoor werd regelmatig beroep gedaan op vertegenwoordigers van andere FOD’s en op reservemilitairen.
Intussen werd ook systematisch verder gewerkt aan de ontwikkeling van CRIVISEN, de gegevensbank met de nationale kritieke, vitale en gevoelige punten 47. Het actualiseren en vervolledigen van de gegevens gebeurt in samenwerking met andere FOD’s en instellingen.
CRIVISEN heeft tot hoofddoel de nationale kritieke infrastructuur in een databank te brengen om de beschermingsmaatregelen te plannen voor een crisis en nadien te beheren tijdens een crisis. Om dit streefdoel te bereiken werd in 2002-2003 de structuur van CRIVISEN bepaald om de gegevens betreffende de meest gevoelige sectoren soepel en snel te kunnen gebruiken.
De ontwikkeling van deze gegevensbank verliep gestaag verder in 2005. Het praktisch verzamelen en bijhouden van de gegevens door het CNVV bleef een prioritaire taak. Het concept voor het gebruik van de gegevensbank is in een stadium van goedkeuring. Rekening houdend met de voortgang van de studies en programma’s in de NAVO en EU, werd een document opgesteld met de nationale definities. Dit is eveneens in een finaal stadium van goedkeuring en wordt in afwachting hiervan reeds informeel gebruikt op nationaal niveau.
47 Ref: Protocolakkoord i.v.m. vitale en gevoelige punten (Defensie – FOD Binnenlandse Zaken)
Het jaar 2004 werd gekenmerkt door de opening van verschillende partnerships om nieuwe gegevens te verwerven inzake cartografie. In 2005 konden we de concrete verwezenlijking zien van die uitwisselingen: - integratie van de databank met pijpleidingen ontwikkeld door de Federatie van Transport via Pijpleidingen; - verwezenlijking van een CD-rom voor Landsverdediging, waarbij in een geschikte cartografische omgeving het tracé van hun eigen pijpleidingen wordt opgenomen; - afprinten van de lijst met wijken waardoor gebufferde pijpleidingen passeren, om de veiligheidszones te kunnen berekenen, die bij incidenten en interventies in acht genomen moeten worden; - mogelijkheid om orthofoto’s van het Waals Gewest op te nemen voor intern gebruik in de ADCC; - uitwerking van een protocol voor uitwisseling van gegevens tussen België en Luxemburg inzake grensoverschrijdende risico’s; - deelname aan een congres in Delft (NL) over “Geographical Information for Disaster Management” met een analyse van de impact van de crisis van Gellingen en de ontwikkelingen die eruit zijn voortgekomen op het vlak van de communicatie van gegevens en de analyse van de informatiestromen inzake de kennis van de infrastructuren; - de deelname aan nucleaire oefeningen en het produceren van referentiekaarten blijft profiteren van deze nieuwigheden; - in het kader van de hervorming van de hulpdiensten heeft het kabinet van de minister van Binnenlandse Zaken een beroep gedaan op het Crisiscentrum om kaarten te leveren van de verschillende territoriale bevoegdheden van hulpdiensten en politiediensten, evenals de inplanting van alle mogelijke kazernes in België. Daarnaast werkte de ADCC nog verder aan haar GIS-systeem: - het gebruik van de MapServer heeft intern voor een kleine revolutie gezorgd voor het GIS, omdat daarmee louter via netwerkbeheer toegang wordt gegeven tot databanken: eerst is de netwerkrevolutie klein begonnen, maar nu is ze uitgebreid tot alle GIS-toepassingen van het Crisiscentrum. In aansluiting daarop wordt in 2006 voorzien dat de externe partners er toegang tot krijgen via beveiligde lijnen, die speciaal dienen voor die toepassingen; - in het kader van het Nucleair Noodplan voor het Belgisch Grondgebied heeft het project Field Data Monitoring nieuwe ontwikkelingen gekend, waardoor de Cel voor Nucleaire Metingen in staat is volledig de terreingegevens te beheren en te verspreiden naar de beleidscel.
INFRASTRUCTUUR
7.3.4 Geografisch Informatie Systeem 95
ACTIVITEITENRAPPORT 2005
96
Het GIS van het Crisiscentrum is niet enkel een hulpmiddel om kaarten volgens thema te produceren, maar een conceptueel hulpmiddel dat geavanceerde opzoekingen mogelijk maakt op het gebied van infrastructuren, gebeurtenissen, territoriale bevoegdheden… Daardoor biedt het GIS waardevolle ondersteuning bij het nemen van beslissingen.