activiteitenrapport
2005
FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN
Algemene Directie
Civiele Veiligheid
Voorwoord
6
Wie zijn wij?
9
I A. 1. 2. 3. B. 1. 2. 3.
4. C. 1. 2. D. 1. 2. 3. 4. 5. 6. E. 1. 2. 3. 4. 5.
II A. 1. 2. 3. 4.
Organisatie en Management Personeel Personeelsbestand van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid Opdrachten Ontwikkeling van een modern beleid inzake human resources management Begroting en boekhouding Algemeen Budgettaire realisaties 2005 van de Civiele Veiligheid per activiteitenprogramma Recuperatie van de kosten veroorzaakt door de interventies die betaald moeten worden en door het ziekenwagenvervoer door de operationele eenheden van de Civiele Bescherming Perspectieven Gebouwen Inleiding Beheer van de gebouwen van de operationele eenheden van de Civiele Bescherming Management MPM – "Moderniseringsproject – Projet de Modernisation" Operationeel en strategisch plan Balanced Score Cards (BSC) en Kritieke prestatie-indicatoren (KPI) Interne controle Ontwikkelcirkels Coördinatie van projecten ICT Een helpdeskdienst verzekeren voor de gebruikers Een materiele en logistieke ondersteuning bieden Het communicatienetwerk van de Algemene Directie uitbreiden en verbeteren De veiligheid van de informatie en de infrastructuur beheren Ontwikkelingen in de toekomst
11 12 12 17
Terugkerende opdrachten Reglementering en adviezen Reglementering Adviezen Geschillen Adviesverlening in het kader van het specifiek administratief toezicht op de gemeenteraadsbesluiten
43 44 44 49 51
22 24 24 25
31 33 33 33 33 35 35 38 39 39 39 40 40 41 41 41 42 42
51
ACTIVITEITENRAPPORT 2005
4
5. 6.
Deelname aan het Raadgevend comité voor de Brandweer Perspectieven
53 54
B.
Preventie
55
B 1. Preventie van branden en ontploffingen 1. Hoge Raad voor Beveiliging tegen Brand en Ontploffing 2. Aanpassing van de basisnormen aan de invoering van de Europese Bouwproductenrichtlijn 3. Herziening en aanpassing en aanvulling van de basisnormen aan de evolutie van de techniek 4. Vulgarisatie van de basisnormen 5. Commissie voor afwijking 6. Wetenschappelijk onderzoek 7. Vertegenwoordiging binnen externe organen 8. Opleiding
55 55
B 2. 1. 2. 3. 4.
62 62 63 63 64
Preventie van de risico’s van zware ongevallen - Seveso Belgisch recht Seveso-installaties in België Het Seveso-Fonds en de stijving ervan Bestedingsprogramma van het Seveso-fonds
56 57 58 59 60 61
B 3. Preventie van nucleaire ongevallen 1. Oefeningen 2. Nucleair fonds
67 68 68
C.
Aankoop van materieel
72
1.
Basisactiviteiten
72
2.
Verwezenlijkingen in 2005
74
3.
Perspectieven 2006
81
D.
Telecommunicatie
83
1.
Alarmering
83
2.
Analoge radiocommunicatie
86
3.
ASTRID-project
87
4.
Grensoverschrijdende operationele communicatie
92
5.
Beheer van de 100-centra
92
E.
Operationele opleidingen
97
1.
Raadgevende organen
98
2.
Opleidingsprogramma
102
3.
Operationele opleidingen
103
4.
Projecten in ontwikkeling
113
Openbare brandweerdiensten
114
F.
Interventies
115
1.
Opdrachten van de Civiele Bescherming
115
2.
Courante interventies
117
3.
Gespecialiseerde interventies
121
4.
Internationale interventies
129
G.
Inspectie
131
1.
Inspectie
131
2.
De inspecteur op het terrein
132
3.
Activiteiten in 2005
133
4.
Technische inspectie
134
H.
Internationale activiteiten
136
1.
Werkzaamheden met betrekking tot de relaties met de Europese Unie
136
2.
B-FAST
144
3.
Perspectieven
148
I.
Schadeherstelling
149
1.
Algemene rampen
149
2.
Oorlogsschade
152
3.
Schade in Congo
153
J.
Informatie
154
J 1.
Communicatie
154
1.
Verwezenlijkingen in 2005
154
J 2.
Documentatie
157
1.
Inleiding
157
2.
Documentatiecentrum
157
3.
Beheer van de archieven
158
III 1. 2. 3. 4.
De hervorming van de civiele veiligheid Context Tussentijds verslag van de Commissie Paulus Federaal Kenniscentrum voor de civiele veiligheid Werkzaamheden met het oog op de opstelling van de wetgevende en reglementaire teksten i.v.m. de hervorming
159 160 161 163 163
ACTIVITEITENRAPPORT
Betaling van subsidies aan de Provinciale opleidingscentra voor de
2004
5.
5
ACTIVITEITENRAPPORT 2005
6
Voorwoord De tijd zijn werk niet meer laten doen en een nieuw elan geven aan de talrijke initiatieven die de Algemene Directie genomen heeft om zich te moderniseren en de hulpdiensten te moderniseren, dat waren de krachtlijnen van 2005.
Onze stelregel was: “Het geheim van de verandering bestaat erin zijn energie te richten op het nieuwe en niet te vechten tegen het oude”.
De gebeurtenissen hebben ons daar trouwens bij geholpen. Het drama van Gellingen van 30 juli 2004 blijft in onze geest voortleven. De druk van de leden van de hulpdiensten is niet verzwakt en alle eisen die gestalte kregen rond deze catastrofe, zijn sterker dan ooit. De politieke wereld is bijzonder waakzaam gebleven voor de eisen van het terrein.
2005 was het jaar van de veranderingen waarop we al lang wachtten.
Veranderingen in de organisatie van de hulpdiensten. De voorbereiding van de hervorming van de hulpdiensten was het grote werkthema van de Algemene Directie. De civiele veiligheid van weleer stemde inderdaad helemaal niet meer overeen met de vereisten van de moderne wereld. De verdeling en de structuur van de brandweerdiensten
nisatie van de lokale overheden. De talrijke vergaderingen, de veelvuldige, soms woelige discussies en de grondige denkoefeningen waaraan de verschillende actoren van de toekomstige hervorming hebben deelgenomen, hebben 2005 gekenmerkt. De Algemene Directie was alomtegenwoordig om informatie en uitleg te verschaffen, voorstellen te doen, opmerkingen te maken… De conclusies van die werkzaamheden werden vermeld in het verslag van de Commissie Paulus, dat de grote hervormingsprincipes definieert.
Veranderingen in de buitendiensten. Parallel met de hervorming deden zich in de operationele eenheden van de Civiele Bescherming verschuivingen voor naar meer rationaliteit, meer homogeniteit, meer efficiëntie en meer moderniteit. De lessen die wij uit de moderniseringsprojecten getrokken hebben, hebben immers aangetoond dat het absoluut nodig is om zichzelf voortdurend in vraag te stellen, om ons steeds vragen te stellen bij onze werkwijze en de efficiëntie van onze procedures. De eerste stappen van die modernisering werden geconcretiseerd. Wat in de ogen van sommigen een onwaarschijnlijke To Be was, is vandaag een haalbare doelstelling geworden.
Wijziging van het personeel. Een positieve wijziging, want het verlieslatende tijdperk werd gevolgd door het tijdperk van de aanwervingen. Het ging om grote uitdagingen voor de meeste nieuwelingen, want zij zijn in dienst getreden in volle institutionele “boom”. De voor hen weggelegde taken waren en blijven boeiend. En wij hadden ongetwijfeld nood aan dat nieuwe bloed dat zij meegebracht hebben. Zijn de winnende teams niet de teams die mekaar aanvullen en tegelijk mekaars eigenheid respecteren? Wij hebben de goede combinatie gevonden, een combinatie die alle talenten verenigt en die de vernieuwende ideeën van de ene confronteert met de ervaringen van de andere.
Evolutie van de mentaliteit. Voortaan maken de moderne managementtechnieken deel uit van de cultuur van de Algemene Directie. Zo is het project van de ontwikkelcirkels dit jaar in een stroomversnelling terechtgekomen. Zo ook beginnen de diensten van de Algemene Directie de managementprincipes die hen moeten helpen bij het beheer van hun activiteiten, te integreren in hun denk- en werkwijze.
Revolutie in de aankoop van materieel. Ongebreidelde creativiteit heeft plaats gemaakt voor striktheid. De hulpdiensten wensen niet het meest geavanceerde materieel, maar wel het meest efficiënte. De bestekken van de “nieuwe eeuw” werden in 2005 opgemaakt en voortaan zullen de desiderata van de terreinactoren gerespecteerd worden.
INLEIDING
waren een overblijfsel van oude revolutionaire decreten van 1791 betreffende de orga7
ACTIVITEITENRAPPORT
8
den fundamenteel herzien en zijn nu in volle expansie. De eerste concrete resultaten
2005
De structuren van het project Astrid waarvoor een moeilijke start gevreesd werd, wer-
lezers van dit verslag zullen voortaan een duidelijker beeld hebben van de verschillen-
van die belangrijke vernieuwing worden verwacht in 2006.
Alle gehoopte veranderingen worden niet aan het gewenste ritme uitgevoerd. En wij moeten toegeven dat de interne en externe communicatie van de Algemene Directie een lusteloze indruk maakt. Er werd zeker vooruitgang geboekt wat het activiteitenverslag van 2006 betreft in vergelijking met dat van 2005. En daar ben ik zeer blij mee. De
de facetten van de Algemene Directie en het veelzijdige karakter van haar activiteiten. Maar ongeacht of het nu gaat om de website, het informatieblad, meer gestructureerde contacten met de operationele diensten… er moet nog een hele weg afgelegd worden. Zijn zwakheden erkennen, dat is reeds een hele vooruitgang. Indien 2005 derhalve niet aan onze verwachtingen voldaan heeft, 2006 zal het jaar zijn van de grotere vorderingen.
Een laatste woord aan mijn medewerkers. Zij hebben elk hun plaats in de organisatie en zij moeten allemaal helpen bij de evolutie naar de toekomstige structuren en ideeën. Ik dank hen van harte voor hun inspanningen.
Christine Breyne
Directeur-generaal
Meer dan sirenes…
De Civiele Veiligheid, dat zijn meer dan 19.000 mannen en vrouwen die interveniëren bij branden, verkeersongevallen en grootschalige, nationale of internationale catastrofes.
Sommigen zijn «gemeentelijke» personeelsleden, anderen «federale», allen met
hetzelfde
doel:
de
bevolking
beschermen en helpen.
Zo kunnen de burgers rekenen op zowat 17.000 brandweerlieden, verdeeld over 251 brandweerdiensten: 5.000 beroepsleden en 12.000 vrijwilligers. Voeg daarbij de leden van de civiele bescherming, een federale dienst, waarvan de operationele eenheden op 31 december 2005 550 beroepsleden en 1049 vrijwilligers groepeerden.
De activiteiten van de Algemene Directie beperken zich evenwel niet tot de interventies die de actualiteit halen. Naast de manschappen belast met de operaties op het terrein, telt de Algemene Directie iets meer dan 100 medewerkers, uitgedrukt in voltijds equivalenten, waarvan de taken sterk variëren.
Geen organisatie zonder recht: de juristen zijn belast met het ontwerp, de uitwerking en de interpretatie van de teksten die de organisatie van de niet-politionele hulpdiensten regelen.
De Algemene Directie houdt zich eveneens bezig met preventie: zij ziet erop toe dat de gepaste maatregelen genomen worden teneinde niet alleen chemische of nucleaire ongevallen te vermijden, maar ook branden en ontploffingen.
De Algemene Directie besteedt in het bijzonder aandacht aan de onontbeerlijke opleiding van de leden van de niet-politionele hulpdiensten: ofwel geeft zij de opleiding rechtstreeks, wanneer het gaat om de leden van de operationele eenheden van de Civiele Bescherming of de kandidaten-brandweerofficieren, ofwel regelt zij de principes en de modaliteiten ervan, wanneer het gaat om de brandweerlieden.
Gespecialiseerde ingenieurs zijn belast met de opstelling van bestekken, de toewijzing van opdrachten en de opvolging van de voorlopige opleveringen, teneinde aan de hulpdiensten het goed presterende materieel en de persoonlijke beschermingsmiddelen te leveren die nodig zijn voor de dagelijkse uitvoering van de opdrachten: autoladders, autopompen, snelle hulpwagens, warmtebeeldcamera’s, gaspakken, brandweerhelmen, … Andere ingenieurs inzake
INHOUD
Wie zijn wij? 9
ACTIVITEITENRAPPORT 2005
10
telecommunicatie beheren het radionetwerk, installeren elektronische sirenes en nemen deel aan de ontwikkeling van het belangrijke project Astrid.
De diensten moeten optimaal functioneren. De Algemene Directie is belast met de controle van de brandweerdiensten. Hoewel het kleine aantal medewerkers dat zich aan die taak kan wijden, de efficiëntie ervan beperkt, moet het belang van dat inspectiewerk niet meer aangetoond worden.
Wanneer de weersomstandigheden te wensen overlaten en de burgers daarvan het slachtoffer zijn, zal de Algemene Directie zich met hun problemen bezighouden. Zij beheert immers de dossiers betreffende de rampen, van de erkenning van een gebeurtenis als algemene ramp tot de storting aan de slachtoffers van de schadevergoeding waarop zij recht hebben.
Minder hiërarchie en meer efficiëntie
De tijd waarin de administratie onderverdeeld was in een veelheid aan directeurs, onderdirecteurs, chefs en onderchefs is voorbij.
De Copernicushervorming heeft de nadruk meer gelegd op de bevoegdheden dan op de anciënniteit of de gewoonten. Het is niet meer de graad die exclusief de functie bepaalt.
Het in de praktijk omzetten van die principes gaat ongetwijfeld niet zonder het door elkaar schudden van de gewoonten, de werkwijzen en zonder het herverdelen van de rollen. Binnen de Algemene Directie werden die principes evenwel zonder al te veel problemen aangewend. Voortaan kunnen leidinggevende taken toevertrouwd worden aan medewerkers die slechts enkele jaren in dienst zijn: het is duidelijk dat het feit dat men slechts een beperkte dienstanciënniteit bezit, geen hinderpaal vormt voor creativiteit, pro-activiteit, een gezond beheer van de ter beschikking gestelde middelen.
Naast een dienst Communicatie rechtstreeks verbonden aan de directeur-generaal, zal de Algemene Directie binnenkort 9 directies tellen: vier horizontale directies, namelijk de directie van het personeel, de juridische directie, de financiële directie en de logistieke directie, die samen de vijf verticale directies ondersteunen, namelijk de directie van de opleiding, de directie van het materieel, de directie van de operaties, de directie rampenschade en de directie brandvoorkoming en gebouwen.
Die reorganisatie werd afgerond eind 2005 en zal in 2006 in werking treden.
1
Organisatie en Management
2005
12
ACTIVITEITENRAPPORT
A.
Personeel Versterkte teams en een modern beleid inzake resources management
De personeelsdienst van de Algemene Directie verzekert het beheer van het statutaire en contractuele personeel van de centrale diensten, de operationele eenheden van de Civiele Bescherming, het Federaal Opleidingscentrum voor de hulpdiensten en de neutrale Calltakers, ofwel 795 medewerkers in totaal.
De dienst heeft een echte scharnierfunctie tussen dit personeel en de dienst P&O van de FOD. Hij werkt namelijk aan het opstellen van het personeelsplan, beheert het personeelsbestand en de personeelsbewegingen door de selectie van het personeel te organiseren, toe te zien op de aanwerving van het personeel en, indien nodig, de interne mobiliteit en de bevorderingen te stimuleren.
Hij ziet toe op de toepassing van de specifieke reglementering waaraan het operationele personeel in continudienst (24u/72u dienst) is onderworpen en voert de nodige controles en betalingen uit inzake overuren, verblijfs- en reiskosten.
De personeelsdienst verzekert eveneens het beheer van de dossiers van de ongeveer 1000 vrijwillige personeelsleden die het permanente operationele personeel versterken.
Het ontwikkelen van een modern beleid inzake personeelsbeheer en meer in het bijzonder het herzien van het statuut van het vrijwillige personeel, zijn de doelstellingen die de laatste jaren door de personeeldienst nagestreefd worden.
1.
Personeelsbestand van de Algemene Directie Civiele Veiligheid
1.1
Inleiding
Het personeel van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid is verdeeld over de centrale diensten, het Federaal Opleidingscentrum, de operationele eenheden en de Provinciale Centra voor Informatie en Communicatie (CIC).
Hoewel de vorige jaren een schrijnend tekort was aan personeel in het algemeen en aan ambtenaren van niveau A in het bijzonder, kon deze situatie in 2005 in positieve zin omgebogen worden.
werking van de openbare hulpdiensten. Dit vertaalde zich niet alleen in bijkomende investeringskredieten, maar ook in een stijging van de personeelskredieten.
Bijzondere inspanningen werden geleverd om supplementaire attachés in het hoofdbestuur te werven (20): - juristen om de hervorming van de Civiele Veiligheid te begeleiden en voor te bereiden; - ingenieurs om de aankoop van interventiematerieel, beschermingskledij en detectieapparatuur te realiseren; - attachés (algemene vorming) om de levensbelangrijke opleiding van de hulpdiensten te optimaliseren
1.2
Centrale diensten (toestand op 31 december 2005)
Niveau
Statutairen
Contractuelen
TOTAAL
NL
FR
NL
FR
14 6 16 9
19 1 14 4
14 0 4 5
18 1 6 5
65 8 40 25
58 ,4 7,1 27,4 18,9
TOTAAL
45
38
23
32
138
A B C D
1.3
Voltijds equivalent
111,8
Federaal Opleidingscentrum voor de hulpdiensten (toestand op 31 december 2005)
Niveau
Statutairen
Contractuelen
TOTAAL
NL
FR
NL
FR
0 0 1 1
0 0 2 3
0 0 0 3
0 0 0 5
0 0 3 12
2 10 ,9
TOTAAL
2
5
3
5
15
A B C D
1.4
Voltijds equivalent
12,9
Operationele eenheden (toestand op 31 december 2005) Momenteel zijn er vier permanente eenheden (Liedekerke – Brasschaat – Ghlin – Crisnée), en twee grote wachten (Jabbeke – Libramont). De Grote Wachten hebben minder personeel en materieel dan de permanente eenheden. De oprichting van 2 nieuwe grote wachten is voorzien voor de komende jaren: één in Hasselt en één in Gembloux.
O R G A N I S AT I E E N M A N A G E M E N T
Na de gasramp te Gellingen werd door de politieke wereld veel aandacht besteed aan de 13
zijn functie uitoefent in dagdienst van 7u36min, alsook door operationeel personeel dat in continudienst werkt. De operationele personeelsleden voeren een prestatie van 24 uur uit, gevolgd door 72 uur rust. Tijdens die rust kunnen zij evenwel opgeroepen worden in geval van rampen of zware interventies.
De werking van de operationele eenheden wordt bepaald door het ministerieel besluit van 22 november 1985 dat momenteel herzien wordt.
De operationele eenheden kunnen tevens versterking krijgen van het vrijwillige personeel, dat op administratief vlak volledig beheerd wordt door de personeelsdienst van
Jabbeke
Ghlin
Crisnée
Neufchâteau
Totaal
Statutaire personeelsleden Niveau A Attaché
Brasschaat
de Algemene Directie. Liedekerke
2005
14
ACTIVITEITENRAPPORT
Deze operationele eenheden worden bemand door administratief en vakpersoneel dat
1
1
0
0
1
0
3
4
2
0
5
2
1
14
Operationeel personeel Niveau B Technisch deskundige Niveau C Technisch assistent Niveau D Operationeel brigadier Operationeel medewerker
6
7
7
8
8
8
44
18 52
20 52
10 52
21 61
20 63
12 34
101 314
Vakpersoneel Niveau D Technisch medewerker
1
1
4
17
5
0
28
2
1
1
1
1
1
7
1 85
2 86
1 75
3 116
3 103
2 58
12 523
1
0
0
0
0
1
2
2 2 0 5
1 1 0 2
2 0 0 2
0 0 9 9
0 2 1 3
1 1 3 6
6 6 13 27
90 89,1
88 87,6
77 76,1
125 123,3
106 104,8
64 62,8
550 543,7
Administratief personeel Niveau C Administratief assistent Niveau D Administratief medewerker TOTAAL statutairen Contractuele personeelsleden Niveau C Administratief assistent Niveau D Administratief medewerker Technisch medewerker Operationeel medewerker TOTAAL contractuelen ALGEMEEN TOTAAL Voltijds equivalent
PE LIEDEKERKE GW NEUFCHATEAU PE GHLIN GW JABBEKE PE CRISNEE PE BRASSCHAAT TOTAAL
193 166 155 167 220 148 1049
1.6 Call-Takers In het kader van het project ASTRID werd tijdens het Ministerieel Kerncomité op 28 januari 2004 beslist om geleidelijk aan over te gaan tot de organisatie van het gecentraliseerde beheer van de noodoproepen, zowel voor de dringende medische hulpverlening, de brandweerdiensten als de politie. Tevens werd beslist de tenlasteneming van de noodoproepen te verzekeren door de aanwerving van 231 personeelsleden als neutrale operator of “Call-Takers”, die afhangen van en betaald worden door de FOD Binnenlandse Zaken. Dit personeel wordt tewerkgesteld bij de Informatie- en Communicatiecentra (CIC) van de federale politie (101-centra). Daar kan het vertrouwd worden met de ASTRID-software, die ontworpen is voor de behandeling van noodoproepen.
Er werd eveneens overeengekomen dat het aldus aangeworven personeel op termijn zal worden overgedragen naar een federaal agentschap dat daartoe opgericht zal worden en zal afhangen van de Minister van Binnenlandse Zaken en van Volksgezondheid.
Eind 2004 werden 32 personeelsleden aangeworven voor de functie van neutrale teleoperator. De lancering van een derde oproep tot kandidaten binnen het personeel van Belgacom heeft geleid tot de aanwerving en de indiensttreding van 28 nieuwe personeelsleden op 15 april 2005.
Gezien de klaarblijkelijke onmogelijkheid om bij Belgacom de 131 neutrale tele-operatoren te vinden die nodig zijn voor de goede werking van het project, werd besloten om de aanwerving uit te breiden tot andere personen. Naast een nieuwe oproep aan het personeel van het overheidsbedrijf inzake telecommunicatie, werd dus een oproep tot kandidaten gelanceerd bij het personeel van Defensie, bij het personeel van de overheidsdiensten dat in aanmerking kan komen voor de interne mobiliteit, evenals op de arbeidsmarkt.
O R G A N I S AT I E E N M A N A G E M E N T
1.5 Vrijwilligers (toestand op 31 december 2005) 15
2005
16
ACTIVITEITENRAPPORT
Door de selectie naar aanleiding van die oproepen konden begin november 39 toekomstige neutrale call-takers hun opleiding aanvatten.
CIC provincie Antwerpen Waals-Brabant Brussel Henegouwen Luik Limburg Luxemburg Namen Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant West-Vlaanderen
Personeel B C 2 10 2 3 4 3 2 7 5 5 3 6 2 1 2 4 4 6 1 9 5 7
TOTAAL
32
Totaal
Rekening houdend met het feit dat enkele
12 5 7 9 10 9 3 6 10 10 12
61
93
personeelsleden
van
Belgacom gebruik gemaakt hebben van de mogelijkheid om terug te keren naar hun vroegere werkgever tijdens de duur van hun stage, bedroeg het personeel aangeworven op 31 december 2005 voor de neutrale call-taking 112, 93 personen, waaronder 58 Nederlandstaligen en 35 Franstaligen. De verdeling per
niveau en per provincie was als volgt: 32 personeelsleden van niveau B en 61 personeelsleden van niveau C.
1.7
Algemeen overzicht van het personeelsbestand van de Algemene Directie
Niveau A B C D
Statutairen NL FR 16 20 29 24 78 63 222 249
Totaal
345
356
Contractuelen NL FR 14 18 0 1 5 8 17 31 36
58
Totaal 68 54 154 519 795
2.1
Opdrachten Algemeen
De taken van de Personeelsdienst kunnen in drie categorieën onderverdeeld worden: • dagdagelijkse taken die ook door andere Personeelsdiensten uitgevoerd worden: beheer van statutair en contractueel personeel als tussenschakel tussen de personeelsleden en de Stafdienst P&O en algemene organisatie • specifieke taken, inherent aan het operationele karakter van de Algemene Directie: vermits de meeste personeelsleden van de Algemene Directie in continudienst zijn tewerkgesteld, moet het administratief personeelsbeheer steeds aangepast worden aan en rekening houden met deze specifieke behoeften. Bijzondere wervingsvereisten en –proeven, specifieke loopbaanstructuur, gebaseerd op ad hoc opleidingen, arbeidssysteem en verlofregeling, die steeds de middenweg moeten zoeken tussen de noden van de continudienst en de rechten van het personeelslid • het volledige beheer van de 1000 vrijwilligers van de Civiele Bescherming. Dit omvat hun aanwerving, loopbaanstructuur, uitbetalingen, behandeling van arbeidsongevallen, …
2.2
Selectie en rekrutering
In 2005 werden 100 aanwervingen gerealiseerd. De personeelsdienst is betrokken geweest bij alle procedures, als jurylid en/of als organisator. Hieronder een overzicht van de aanwervingen: Hoofdbestuur
Operationele Eenheden
Florival
Call-takers
A B C D
20 2 3 0
0 0 1 15
0 0 0 1
2 16 27 0
Provincies Rampenschade 0 0 13 0
TOTAAL
25
16
1
45
13
Aangezien de vorige reserve van Nederlandstalige operationele agenten uitgeput was, werd een nieuw wervingsexamen georganiseerd.
Alle ingeschreven kandidaten hebben van de Algemene Directie een syllabus ontvangen die hen voorbereidde op het examen. Deze syllabus werd volledig samengesteld door de Algemene Directie. De volgende onderwerpen werden weergegeven:
O R G A N I S AT I E E N M A N A G E M E N T
2.
17
2005
18
ACTIVITEITENRAPPORT
Organisatie van de Civiele Bescherming Beginselen van de verbranding Elektriciteit Stutwerken Vervuiling – ADR Pompen
Het examen bestond uit een schriftelijk en een mondeling gedeelte. De Algemene Directie zetelde met SELOR in de jury van het mondelinge gedeelte. 73 kandidaten slaagden. De eerste laureaten van deze reserve zullen hun stage op 1 mei 2006 aanvangen.
2.3
Bevordering van niveau D naar niveau C
In 2005 werd een overgangsselectie naar de graad van technisch assistent – functie operationeel assistent, georganiseerd. Hiervoor hebben er zich 69 Nederlandstalige en 63 Franstalige kandidaten ingeschreven.
Het examen was gericht op vijf thema’s: • Chemie, • Fysica, • Materieel en Telecommunicatie, • Gevaarlijke stoffen • Organisatie van de Civiele Bescherming, Noodplanning, Crisisbeheer, Bevelvoering
Om de kandidaten voor te bereiden op het examen werd door de Algemene Directie per module een handboek samengesteld en verstuurd naar alle ingeschreven kandidaten. Daarnaast heeft de Algemene Directie ook een voorbereidende opleiding georganiseerd. Deze opleiding bestond uit 5 modules van elk 10 uur les.
Doordat het examen opgesplitst werd in twee delen, een schriftelijk en een mondeling gedeelte werd de opleiding ook in twee delen gegeven. De eerste opleiding bestond uit Chemie, Fysica en Materieel & Telecommunicatie. Aan deze opleiding hebben er 65 Nederlandstalige personen en 57 Franstalige personen deelgenomen.
Aan het eerste gedeelte van de overgangsselectie hebben 74 kandidaten (40 Nederlandstalig en 34 Franstalig) deelgenomen, waarvan er 16 slaagden (11 Nederlandstalig en 5 Franstalig).
2.4
Administratie van het personeel
Als scharnierdienst bezorgt de personeelsdienst talrijke aanvragen van het personeel of van de hiërarchie voor advies, beslissing of informatie aan de dienst P&O van de FOD. Die aanvragen zijn van de meest uiteenlopende aard: disponibiliteit, advies van de gezondheidsdienst, werkstelsel, benoeming en bevordering, cumulatieaanvraag, arbeidsongeval, …
In het jaar 2005 werden zo 1351 dossiers ingediend.
27 aanvragen tot mutatie werden ingediend en behandeld overeenkomstig de van kracht zijnde onderrichtingen. Aan 17 dossiers werd een gunstig gevolg verleend.
De personeelsdienst heeft eveneens de follow-up verzekerd van 21 verkeersongevallen en 16 verkeersovertredingen (doorsturing naar de juridische dienst van het Departement en naar de eenheden, contacten met de Federale Politie en de parketten van de Procureurs des Konings).
Er werden eveneens 56 aanvragen tot machtiging voor zending in het buitenland door de Algemene Directie behandeld.
De dienst zorgt er ook voor dat alle verlofbladen van het operationele personeel, evenals de recuperatiebladen, omgezet worden in functie van het specifieke arbeidssysteem. Wanneer het verlofstelsel van de personeelsleden tijdens het jaar herzien wordt (deeltijds werk, disponibiliteit, verlof zonder wedde, …) wordt de omzetting eveneens uitgevoerd door de centrale personeelsdienst.
De kostenstaten i.v.m. reis- en verblijfskosten worden, vóór betaling, gecontroleerd door de personeelsdienst, evenals de ingediende schuldvorderingen voor de betaling van de verplaatsingen bij opleidingen of medische onderzoeken. Dat ziet er voor 2005 als volgt uit: Diensten Brussel Crisnée Ghlin Libramont Brasschaat Liedekerke Jabbeke Florival Call-Takers Totaal
Aantal binnengekomen staten 214 337 465 329 419 385 293 12 372
Bedrag 24.612,18 EUR 6.665,72 EUR 8.934,75 EUR 7.780,55 EUR 8.134,85 EUR 5.078,49 EUR 4032,33 EUR 219,66 EUR 59.447,15 EUR
2.826
124.905,68 EUR
O R G A N I S AT I E E N M A N A G E M E N T
Het tweede gedeelte van de overgangsselectie wordt voorzien in de loop van 2006. 19
ACTIVITEITENRAPPORT
20
Algemene Directie toegekend wordt voor het gebruik van hun eigen voertuig tijdens hun
2005
Het voorstel inzake kilometercontingent dat aan sommige personeelsleden van de
voor in totaal 7.583 overuren, verdeeld als volgt:
verplaatsingen, wordt door diezelfde dienst aan de horizontale diensten van de FOD voor verder gevolg voorgelegd.
De overuren van het personeel van de operationele eenheden worden gecontroleerd op basis van de interventieverslagen. Daarna worden zij voor betaling naar de Dienst Boekhouding van het Departement gestuurd. In 2005 werden 439 dossiers ingediend
Diensten BRASSCHAAT LIEDEKERKE JABBEKE CRISNEE GHLIN LIBRAMONT
Aantal uren 593 u 812 u 787 u 1.382 u 2.927 u 1082 u
Bedrag 11.469,82 EUR 17.093,87 EUR 15.672,74 EUR 32.980,30 EUR 69.113,36 EUR 25.803,36 EUR
7.583 u
172.213,45 EUR
Naast het statutaire en contractuele personeel telt de Civiele Veiligheid 1.049 vrijwillige personeelsleden die bij belangrijke interventies door de eenheidschefs ter versterking kunnen worden opgeroepen. Het gaat voornamelijk om agenten, en om 98 instructeurs. De vrijwilligers hangen af van de verschillende eenheden en grote wachten, naargelang van hun woonplaats. In 2005 werden 36 nieuwe personeelsleden aangeworven.
De personeelsdienst is belast met het administratieve beheer van deze vrijwilligers. Het betreft hier onder meer de aanwerving, de betaling van de interventie-uren, evenals de uren gepresteerd in het kader van opleidingen, vergaderingen of karweien van die vrijwillige personeelsleden. In 2005 heeft de personeelsdienst 84.810 uren uitbetaald, verdeeld als volgt:
- Opleiding: 32.109 u - Vergaderingen: 1.551 u - Karweien: 1.838 u - Interventies: 49.312 u
voor een totaal bedrag van 726.086,77 EUR.
arbeidsongevallen van de vrijwillige personeelsleden van begin tot einde. Hij zorgt met name voor de voorbereiding van de erkenning als arbeidsongeval, berekent de vergoedingen in geval van tijdelijke ongeschiktheid, de saldo’s in geval van blijvende ongeschiktheid na consolidatie, …
De dienst verzekert eveneens de betaling van de rentes in het kader van de arbeidsongevallen, die hebben plaatsgevonden voor de inwerkingtreding van de wet van 3 juli 1967.
2.5
Competentiemeting
In 2005 werd er een specifieke gecertificeerde opleiding georganiseerd die gericht was op interventies van de technische deskundigen die in de functiefamilie interventie zitten.
Aan deze competentiemeting hebben 14 personen (7 Nederlandstalig en 7 Franstalig) deelgenomen, waarvan er 12 (5 Nederlandstalig en 7 Franstalig) slaagden.
Zij zullen bijgevolg de competentietoelage van niveau B ontvangen.
2.6
Medische follow-up
De personeelsdienst houdt zich eveneens bezig met de opvolging van de dossiers die een medisch karakter vertonen. Op regelmatige tijdstippen vinden overlegvergaderingen plaats met de hoofdgeneesheer van de interbedrijfsgeneeskundige dienst.
- het nodige werd gedaan om de nieuwe personeelsleden te laten inenten tegen tetanus, hepatitis A en B; - in samenspraak met de interbedrijfsgeneeskundige dienst en de medische dienst van Buitenlandse Zaken worden de medische dossiers, in het bijzonder de tropische inentingen, van de leden van Dica-Dir opgevolgd; - met het oog op eventuele interventies in het kader van de vogelgriep, werd beslist de operationele personeelsleden in te enten tegen de griep. De nodige vaccins werden aangekocht en de inentingen gebeurden door de arbeidsgeneesheer.
O R G A N I S AT I E E N M A N A G E M E N T
De personeelsdienst van de Civiele Veiligheid is eveneens belast met het beheer van de 21
Opleiding en ontwikkeling van het personeel van de Civiele Veiligheid
2.7.1 OFO-opleidingen Op een totaal van 62 opleidingsaanvragen bij de OFO, werden er 48 goedgekeurd en verdeeld als volgt : OFO Opleidingen 6%
2005
22
ACTIVITEITENRAPPORT
2.7
25 % 69 %
Informatica
Talen
Andere
2.7.2 Interne administratieve opleidingen (i.s.m. de dienst P&O) • Lessen Nederlands of Frans met het oog op de beheersing van de taal voor een vloeiend gesprek. • Gesprekstechnieken (planningsgesprek, functioneringsgesprek & evaluatiegesprek)
2.7.3 Opleiding van de preventieingenieurs In het kader van de permanente opleiding, werd er een aangepaste opleiding ontwikkeld voor pas aangeworven ingenieurs. De Directie Preventie en Gebouwen heeft zich zodanig gespecialiseerd dat een ruime opleiding noodzakelijk is. Deze opleiding handelt voornamelijk over brandpreventie.
In het kader van de recente ontwikkelingen inzake rook- en warmteafvoer in geval van brand, werd er een opleiding gevolgd in de Engelse Greenwich-universiteit. Dergelijke opleiding bestaat niet in België.
3.
Ontwikkeling van een modern beleid inzake human resources management
Er werden drie projecten ontwikkeld teneinde het human resources management binnen de Algemene Directie te moderniseren.
Een nieuw evaluatiesysteem
De Ontwikkelcirkels fungeren voortaan als evaluatieinstrument voor het personeel en als beheersinstrument.
De ontwikkelcirkels werden verder geïmplementeerd in 2005. Er werden specifieke opleidingen georganiseerd voor 63 evaluatoren. Daarna werden top-down 81 functieen 51 planningsgesprekken gevoerd in het hoofdbestuur.
3.2
Een nieuwe stage voor de operationele personeelsleden
Tot voor kort genoten de nieuwe operationele medewerkers van de eenheden van de Civiele Bescherming weinig theoretische en praktische voorbereiding op de verschillende interventies waaruit hun dagelijks werk bestaat en werden zij onmiddellijk geconfronteerd met de werkelijkheid van het terrein. Om de efficiëntie van de interventies te verhogen en de veiligheid van het personeel van de Civiele Bescherming te waarborgen, werd in 2005 een specifieke stage ontworpen. De nieuwe personeelsleden krijgen een theoretische en praktische opleiding, waarin zij basiskennis van hun beroep en terreinervaring kunnen opdoen. Zo krijgen zij de mogelijkheid om met een zekere bagage het hoofd te bieden aan de soms moeilijke en gevaarlijke situaties tijdens interventies.
De oplossing is een stage van drie maanden gedurende welke de stagiairs een programma volgen bestaande uit theoretische cursussen, oefeningen en deelname aan bepaalde interventies.
Tijdens de eerste twee maanden van hun stageperiode werken de nieuwe medewerkers in 8 urendienst.
Op 1 januari 2005 is deze stage van start gegaan voor 13 Nederlandstalige kandidaten. Tijdens de stage hebben alle 13 personen het brevet ‘Gaspakdrager’ en ‘ARI’ behaald. Daarnaast werd het getuigschrift ‘GRIMP’ gehaald door 12 personen. Iedereen slaagde in zijn stage zodat de stagiairs vanaf 1 april 2005 konden worden ingezet in de drie Nederlandstalige operationele eenheden.
3.3
Een nieuwe voorbereidingsmethode voor de toelatingsproeven
Het specifiek en functiegericht tweede gedeelte van het overgangsexamen D naar C luidde een echte innovatie in: de agenten kunnen aan een examen deelnemen dat specifiek gericht is op hun dagdagelijkse taken. Daarenboven werd hen totaal vrijblijvend de mogelijkheid geboden om lessen te volgen om hen op de meest efficiënte manier op hun examen voor te bereiden.
O R G A N I S AT I E E N M A N A G E M E N T
3.1
23
2005
24
ACTIVITEITENRAPPORT
B. Begroting en boekhouding Een begroting van 78.631.000 euro 1203 bestelbonnen 1002 vastleggingen 6695 facturen
1.
Algemeen
De activiteiten van de dienst die verantwoordelijk is voor de financiën van de Algemene Directie zijn: - wat de boekhouding betreft: het beheer van de uitgaven en de ontvangsten. - wat de begroting betreft: de opmaak, controle en de follow-up hiervan.
1.1
Beheer van de boekhouding
Men moet onderscheiden: a) het boekhoudkundig beheer van de ontvangsten, waaronder onder andere: - de opbrengst van de stortingen afkomstig van de overheidsbedrijven voor het personeel dat ter beschikking gesteld wordt van de centra inzake call takers; - de heffingen bestemd voor het Seveso-fonds; - de heffingen bestemd voor het Nucleair fonds; - de heffingen op de verzekering inzake burgerlijke aansprakelijkheid bestemd voor het Fonds
voor Beveiliging tegen Brand en Ontploffing;
- de opbrengst van de facturering van het vervoer per ziekenwagen en van de te betalen interventies van de Civiele Bescherming; - de gedeeltelijke recuperatie van de financiële tussenkomst bij de aankoop van brandweermaterieel; - de opbrengst van Europese subsidies in het kader van de noodplanning. Voor deze ontvangsten worden maandelijks staten opgemaakt en dient er jaarlijks een eindafrekening te gebeuren binnen de opgelegde termijnen. Deze ontvangsten dienen steeds geaffecteerd te worden aan de respectieve fondsen.
b) de boekhoudkundige verwerking van de uitgaven, onder andere: - de uitgaven betreffende het personeel: betaling van overuren, vrijwilligers, chauffeursvergoedingen, enz; - de uitgaven betreffende de werkingskredieten: werkingsuitgaven voor de Algemene Directie, specifieke interventiekosten, werkingskosten voor de brandbestrijding, onderhoudsuitgaven van de alarmverspreidingscentra, enz. - de uitgaven betreffende de investeringskredieten: investeringen voor de Algemene Directie, voor de brandweerdiensten, voor de operationele eenheden,
de nucleaire veiligheid en voor de kustwacht. - de uitgaven betreffende de subsidies: bijdrage in de kosten van laboratoria belast met onderzoeken in verband met brandvoorkoming, toelagen aan de verschillende brandweerfederaties en het Nationaal Fonds voor hulpverlening aan brandweerlieden, tussenkomsten ten voordele van de Shape, tussenkomsten betreffende de prestaties van de aangestelden van de 100-centra, subsidies aan de provinciale opleidingscentra voor het inrichten van cursussen en tegemoetkomingen naar aanleiding van de herstellingen ten gevolge van de oorlogen ’14-’18 en ’40-‘45. In dit kader dienen er door de dienst vastleggingen (provisioneel, specifiek of via fondsvoorschotten) genomen te worden, bestelbonnen gemaakt, facturen betaald, betalingsborderellen opgemaakt, buitengewone rekeningen nagekeken, enz.
Meer specifiek voor 2005 werden er ongeveer 6695 facturen behandeld, 1203 bestelbonnen opgemaakt en 1002 vastleggingen aangevraagd.
1.2
Beheer van de begroting
Elk jaar dient hiervoor de begrotingscyclus doorlopen te worden. Voor de dienst komt het in grote lijnen hierop neer: - inzamelen van alle relevante info en de verwerking hiervan (rekening houdend met de begrotingsinstructies) tot budgettaire documenten voor de vergaderingen betreffende de opmaak en de controle van de begroting; - omzetten van deze budgettaire documenten -na alle besprekingen en akkoord van de verschillende instanties- in parlementaire documenten; - maandelijkse opvolging (follow-up) betreffende de besteding van de kredieten van de Algemene Directie en de Calltaking.
2.
Budgettaire realisaties 2005 van de Algemene Directie per activiteitenprogramma
Overzicht van de uitgaven 2005 (budget 13 - afdeling 54) versus de uitgaven 2004 in VASTLEGGING.
2.1
Begroting betreffende de Civiele Veiligheid
De tabellen geven enkel de realisaties in vastlegging weer. De ordonnanceringsuitgaven worden hier bijgevolg niet vermeld.
O R G A N I S AT I E E N M A N A G E M E N T
voor de 100-centrales, in het kader van de Seveso-activiteiten, in het kader van 25
2005
26
ACTIVITEITENRAPPORT
2.1.1 Globaal overzicht per programma Deze tabel geeft een globaal overzicht van de kredieten 2005 verdeeld per programma. Voorwerp van de uitgave
VASTLEGGINGEN 2004
Programma 0: Bestaansmiddelenprogramma Programma 1: Algemene inspectie van de operaties en de opleiding Programma 2: Operaties van de Civiele Veiligheid; uitrusting en opleiding voor de Civiele Veiligheid, de brandweerdiensten en de “100”-centra Programma 3: Fonds voor aanschaffing van materieel en uitrusting voor de opdrachten van de brandweerdiensten, voor rekening van de gemeenten, de intercommunales een de Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Programma 4: Fonds voor de risico’s van zware ongevallen (Seveso) Programma 5: Fonds voor de risico’s van nucleaire ongevallen Programma 6: Directie van de financiële interventies voor derden Programma 7: Rampenschade Programma 8: Oorlogsschade Programma 9: Kustwacht TOTAAL
VASTLEGGINGEN EVOLUTIE 2005 2005 versus 2004 (in keur) (in keur)
30.248
31.175
+3,06 %
2
0
/
24.205
21.570
-10,89 %
0
3.417
/
3.586
6.207
+73.09 %
2.681
3.447
+28,57 %
21.447
10.626
-50,45 %
1.161
0
/
73
31
-57,53 %
33
32
-3,03 %
83.436
76.505
-8,31 %
Deze tabel beschrijft uitvoerig, per programma, de verschillende basisallocaties. VOORWERP VAN DE UITGAVE Programma 0: Bestaansmiddelenprogramma -BA 01 1103 Vast en stagedoend statutair personeel -BA 01 1104 Ander dan statutair personeel -BA 01 1106 Niet-voltijds tewerkgestelde agenten van de CV -BA 02 1201 Aankoop van niet-duurzame goederen en van diensten -BA 02 1204 Werkingsuitgaven met betrekking tot de informatica -BA 02 1230 Inrichting van lokalen ten gebruike van de CV -BA 02 1233 Financiering van de interventiekosten -BA 02 1235 Voorlichting, documentatie en public relations -BA 02 7401 Aankoop van duurzame roerende goederen -BA 02 7404 Investeringsuitgaven inzake de informatica TOTAAL PROGRAMMA 0
2004 (in keur)
2005 (in keur)
EVOLUTIE 2005 versus 2004
22.481
23.798
5,86%
1.976
2.499
26,47%
805
900
11,80%
3.801
2.850
-25,02%
282
270
-4,26%
141
32
-77,30%
444
462
4,05%
76
77
1,32%
157
93
-40,76%
85
194
128,24%
30.248
31.175
3,06%
Programma 1: Algemene inspectie van de operaties en de opleiding -BA 11 1253 Dioxineuitgaven 2 0
-100,00%
TOTAAL PROGRAMMA 1
-100,00%
2
0
Programma 2: Operaties van de Civiele Veiligheid; uitrusting en opleiding van de Civiele Veiligheid, de brandweerdiensten en de "100" - centra -BA 20 1201 Aankoop van niet-duurzame goederen en van diensten 648 -BA 20 6307 Aanschaf bijzonder materieel voor de brandweer 0 -BA 20 6308 Investeringen/uitrustingen voor de brandweer 12.004 -BA 20 7405 Aanschaf materieel/ uitrusting voor de Civiele Bescherming 1.264 -BA 20 7407 Aanschaf materieel voor interventies 133 -BA 21 1234 Onderhoud van de alarmverspreidingscentra 194 -BA 21 1238 Exploitatiekosten van informaticanet van de hulpdiensten 1.834
748
15,43%
0
0,00%
15.709
30,86%
1.404
11,08%
133
0,00%
220
13,40%
1.911
4,20%
O R G A N I S AT I E E N M A N A G E M E N T
2.1.2 Overzicht van de kredieten per basisallocatie 27
ACTIVITEITENRAPPORT 2005
28
-BA 21 6302 Installatie/uitrusting van de 100-centra -BA 21 7408 Investeringen informaticanet van de hulpdiensten -BA 22 1247 Fonds voor preventie en onderzoek voor brand/ontploffing TOTAAL PROGRAMMA 2
60
60
0,00%
588
1.100
87,07%
7.480
285
-96,19%
24.205
21.570
-10,89%
Programma 3: Fonds voor de aanschaffing van materieel en uitrusting voor de opdrachten van de brandweerdiensten, voor rekening van de gemeenten, de intercommunales en de dienst voor brandweer en dringende medische hulp van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest -BA 30 6309 Aanschaf van materieel/uitrusting voor de brandweer 0 3.417 / TOTAAL PROGRAMMA 3
0
3.417
/
Programma 4: Fonds voor risico's van zware ongevallen (Seveso) -BA 40 1111 Bezoldiging personeel 1.014 1.157 -BA 40 1249 Bestuurs-, werkings- en studieonkosten 572 514 -BA 40 7413 Investeringsuitgaven in het kader van het Seveso-fonds 2.000 4.536
126,80%
TOTAAL PROGRAMMA 4
6.207
73,09%
377
-10,66%
1.263
-13,02%
1.807
123,92%
3.447
28,57%
3.586
Programma 5: Fonds voor risico's van nucleaire ongevallen -BA 50 1104 Bezoldiging personeel 422 -BA 50 1249 Bestuurs-, werkings- en studieonkosten 1.452 -BA 50 7413 Investeringsuitgaven in het kader van het Nucleair fonds 807 TOTAAL PROGRAMMA 5
2.681
14,10% -10,14%
Programma 6: Directie van de financiële tussenkomsten ten voordele van derden -BA 60 1237 Financiering demilitarisering site ex-P.R.B van Balen 1.875 5 -99,73% -BA 60 1240 Bijdrage kosten labo belast met onderzoek brandvoorkoming -BA 60 3307 Toelage brandfederaties en nationaal fonds -BA 60 3519 Tussenkomst ten voordele van de Shape -BA 60 4309 Terugbetaling van de aangestelden van de 100-centra
40
41
2,50%
10
60
500,00%
941
954
1,38%
17.776
7.750
-56,40%
TOTAAL PROGRAMMA 6
Programma 7: Rampenschade -BA 70 1103 Vast en stagedoend statutair personeel -BA 70 1104 Ander dan statutair personeel -BA 70 1201 Aankoop van niet-duurzame goederen en van diensten -BA 70 1204 Werkingsuitgaven met betrekking tot de informatica -BA 70 7401 Aankoop van duurzame roerende goederen -BA 70 7404 Investeringsuitgaven inzake de informatica TOTAAL PROGRAMMA 7
1.161
0
805
1.816
125,59%
21.447
10.626
-50,45%
711
0
-100,00%
348
0
-100,00%
61
0
-100,00%
2
0
-100,00%
20
0
-100,00%
19
0
-100,00%
-100,00%
Programma 8: Oorlogsschade -BA 81 6303 Herstelvergoeding oorlogsschade '14-'18 -BA 81 6307 Herstelvergoeding oorlogsschade '40-'45
47
0
-100,00%
26
31
19,23%
TOTAAL PROGRAMMA 8
73
31
-57,53%
24
25
4,17%
6
5
-16,67%
3
2
-33,33%
33 83.436
32 76.505
-3,03% -8,31%
Programma 9: Kustwacht -BA 90 1201 Aankoop van niet-duurzame goederen en van diensten -BA 90 7401 Aankoop van duurzame roerende goederen -BA 90 7404 Investeringsuitgaven inzake de informatica TOTAAL PROGRAMMA 9 TOTAAL
(*in deze tabellen werden enkel de realisaties in vastlegging weergegeven. De ordonnanceringsuitgaven worden hier bijgevolg niet vermeld.) Een klein woordje uitleg bij de interpretatie van sommige van de voorgaande cijfers:
Programma 2 Operaties van de Civiele Veiligheid; uitrusting en opleiding voor de Civiele Veiligheid, de brandweerdiensten en de “100”-centra. Hier stelt men een globale vermindering van 10,89 % vast ten opzichte van de vastleggingen in 2004. Indien men echter het detail van dit programma 2 bekijkt, kan men het volgende vaststellen:
O R G A N I S AT I E E N M A N A G E M E N T
-BA 60 431 Subsidies en werkingskosten voor de provinciale opleidingscentra
29
ACTIVITEITENRAPPORT 2005
30
-
de vastleggingen voor de uitrusting van de brandweerdiensten zijn aanzienlijk gestegen (van 12.004 keur in 2004 tot 15.709 keur in 2005) ten gevolge van de extra kredieten ten gevolge van de ramp te Gellingen;
-
de vastleggingen voor de uitrusting van de operationele éénheden zijn aanzienlijk gestegen (van 1.264 keur in 2004 tot 1.404 keur in 2005) ten gevolge van de extra kredieten ten gevolge van de ramp te Gellingen;
-
de vastleggingen voor de uitrusting van de 100-centrales zijn gestegen (van 588 keur in 2004 tot 1.100 keur in 2005) ten gevolge van de extra kredieten om de nulmigratie operationeel te maken;
-
de vastleggingen van het fonds brand en ontploffing zijn aanzienlijk gedaald (van 7.480 keur in 2004 tot 285 keur in 2005) naar aanleiding van de éénmalige, unieke uitgave in 2004 voor de aankoop van radio-eindapparatuur ten gevolge van de dading met Siemens.
Programma 3 Fonds voor aanschaffing van materieel en uitrusting voor de opdrachten van de brandweerdiensten, voor rekening van de gemeenten, de intercommunales en de Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Dit fonds dat vroeger reeds bestond, is opnieuw opgericht ten gevolge van de ramp te Gellingen.
Programma 6 Directie van de financiële interventies voor derden.
Hier stelt men een globale vermindering van 50,45 % vast ten opzichte van de vastleggingen in 2004. Bij nazicht van het detail van dit programma heeft men echter een genuanceerdere visie: -
de vastleggingen voor het financieren van de demilitarisering van de site van de exPRB van Balen zijn aanzienlijk gedaald (van 1.875 keur in 2004 tot 5 keur in 2005). In 2004 werd namelijk het vonnis uitgesproken in verband met de dading tussen de Belgische Staat en de NV Demico;
-
de vastleggingen voor de tussenkomsten betreffende de prestaties van de aangestelden van de 100-centra zijn aanzienlijk gedaald (van 17.776 keur in 2004 tot 7.750 keur in 2005). In 2004 diende de Belgische Staat als gevolg van het arrest van het Hof van Beroep een aanzienlijke vastlegging te nemen in het kader van de terugbetaling van de aangestelden van Brussel;
-
de vastleggingen voor subsidies aan de provinciale opleidingscentra voor het inrichten van cursussen zijn aanzienlijk gestegen (van 805 keur in 2004 tot 1.816 keur in 2005).
Programma 7 Rampenschade: dit programma werd samengevoegd met programma 0.
Begroting betreffende Call Takers (budget 13 - afdeling 63 – vastleggingen)
VOORWERP VAN DE UITGAVE
2004 2005 (in keur) (in keur) Programma 0: Geïntegreerde centra voor dringende oproepen -BA 01 1103: vast en stagedoend statutair personeel 360 1.844 -BA 01 1104: ander dan statutair personeel 0 20 -BA 02 1201: aankoop van niet-duurzame goederen en van diensten 100 262 TOTAAL PROGRAMMA 0 TOTAAL
460 460
2.126 2.126
EVOLUTIE 2005 versus 2004
412,22% /
162,00% 362,17% 362,17%
Het globale budget van de Algemene Directie werd bijgevolg verhoogd tot 78.631.000 euro.
3.
Recuperatie van de kosten veroorzaakt door de interventies die betaald moeten worden en door het ziekenwagenvervoer door de operationele eenheden van de Civiele Bescherming
3.1
Inleiding
De gerecupereerde bedragen worden op een Fonds gestort.
De kredieten van dat Fonds worden voornamelijk gebruikt voor de opleiding van de operationele leden van de civiele bescherming en voor de organisatie van campagnes teneinde de bevolking te sensibiliseren voor de problemen inzake brandveiligheid.
Er moet gepreciseerd worden dat niet alle interventies van de Civiele Bescherming betaald moeten worden. De opdrachten die niet voorzien worden door de wet van 31 december 1963 moeten gefactureerd worden, evenals de interventies naar aanleiding van een besmetting of een accidentele vervuiling.
Het ziekenwagenvervoer wordt uitgevoerd door drie operationele eenheden: die van Liedekerke, Brasschaat en Crisnée.
Hoewel het gaat om een opdracht die krachtens het koninklijk besluit van 7 april 2003 tot verdeling van de opdrachten inzake civiele bescherming tussen de openbare brandweerdiensten en de diensten van de civiele bescherming, voorbehouden is aan de
O R G A N I S AT I E E N M A N A G E M E N T
2.2
31
2005
32
ACTIVITEITENRAPPORT
brandweerdiensten, zal dat ziekenwagenvervoer door die eenheden verzekerd blijven worden zolang die opdracht niet door de brandweerdiensten zal worden uitgevoerd. De dienstverlening aan de bevolking moet primeren boven elke andere overweging.
De interventies worden gefactureerd overeenkomstig de wet van 8 juli 1964 en het koninklijk besluit van 7 april 1995 tot vastlegging van het tarief dat op dat vervoer van toepassing is. Er wordt bovendien een tussenkomst in de kosten gevraagd bij de FOD Volksgezondheid voor de ambulancediensten zonder resultaat.
3.2
Interventies
Er werden, in 2005, verslagen van 1811 interventies meegedeeld. - 1.156 verslagen werden zonder gevolg geklasseerd (wettelijke opdrachten – oninvorderbaar wegens gebrek aan informatie bij de Procureur des Konings, …); - 476 interventies werden gefactureerd voor een totaal bedrag van 257.480 EUR. Een bedrag van 188.083 EUR werd gerecupereerd; 9 dossiers werden voor inning naar de domeinen gestuurd voor een bedrag van 1.516 EUR; - 179 dossiers hebben het voorwerp uitgemaakt van aanvragen tot bijkomende informatie.
Daaraan moet het beheer van niet-afgesloten dossiers «vorige jaren» toegevoegd worden, waarvoor een bedrag van 125.948 EUR gerecupereerd werd in 2005.
3.3
Ziekenwagens
1.803 interventies inzake ziekenwagenvervoer werden gefactureerd. Een bedrag van 211.028 EUR werd gerecupereerd.
Daaraan moet het beheer van niet-afgesloten dossiers «vorige jaren» worden toegevoegd, waarvoor een bedrag van 7.185 EUR gerecupereerd werd in 2005.
3.4
Facturen ziekenwagens «Nutteloze ritten» (1ste volledig recuperatiejaar)
41 nutteloze ritten werden gefactureerd aan de FOD Volksgezondheid voor een totaal bedrag van 1.128 EUR, waarvan 892 EUR gerecupereerd werd.
Perspectieven
De algemene opdracht van de financiële directie bestaat erin de andere directies waaruit de Algemene Directie bestaat, te ondersteunen. Haar projecten strekken er voornamelijk toe de productiviteit en de kwaliteit van het werk te verhogen en de dienstverlening te verbeteren. Daartoe wil zij meer in het bijzonder de werkprocessen voortdurend verbeteren en controleren. Die inspanning zal de komende jaren natuurlijk voortgezet worden. Deze continue zoektocht naar verbeteringen is noodzakelijk om een kwalitatieve dienstverlening te blijven geven aan de andere directies.
C. Gebouwen Infrastructuren in volle ontwikkeling
1.
Inleiding
Overeenkomstig artikel 2 van de wet van 1 april 1971 houdende oprichting van een Regie der Gebouwen, is de Regie ermee belast “de terreinen, gebouwen en aanhorigheden ervan, die noodzakelijk zijn voor de diensten van de Staat, voor de door de Staat beheerde Openbare diensten, ter beschikking van de Staat te stellen”.
De Directie Gebouwen en Brandvoorkoming vervult de taken van huurder van de gebouwen van de Civiele Bescherming, in overleg met de Regie der Gebouwen.
2.
Beheer van de gebouwen van de operationele eenheden van de Civiele Bescherming
De vestigingen van de Civiele Bescherming zijn de volgende: • Permanente Eenheid van Liedekerke • Permanente Eenheid van Brasschaat • Permanente Eenheid van Ghlin • Permanente Eenheid van Crisnée • Permanente eenheid van Libramont in uitbouw • Permanente eenheid van Jabbeke
O R G A N I S AT I E E N M A N A G E M E N T
4.
33
2005
34
ACTIVITEITENRAPPORT
• Permanente eenheid van Gembloux in aanbouw • Permanente eenheid van Hasselt in planningsfase • Federaal Opleidingscentrum voor de hulpdiensten van Florival De vooruitgeschoven posten, waarin de vrijwilligers tewerkgesteld zijn, moeten hier nog aan toegevoegd worden.
In het jaar 2005 werden de volgende werkzaamheden uitgevoerd in de vestigingen gelegen te: Gembloux • Beëindigen van de werken: binnenafwerking, elektriciteit, verwarming van het blok A • opstellen van het aanbestedingsdossier voor de omgevingsaanleg • opstellen van het aanbestedingsdossier voor het oprichten van de antennemast • opstellen van het aanbestedingsdossier voor het lot telefonie, interfonie Ghlin • dossier reinigen voor de stookolietanks • her aanbesteding van onderhoud van de centrale verwarming • vernieuwen van de regeling van de centrale verwarming van het verblijfblok • in orde stellen van de ambtswoning • aanpassing van de verblijfsblok voor het logeren van officieren • onderzoek naar het verwijderen van afvalwater Brasschaat • aanbesteding van het dossierproject benzine- en mazout station • opstellen van plannendossier nieuwe verhoogde interventiehall • afsluiten contract voor onderhoud van prikklok • heraanbesteding van het onderhoud van de centrale verwarming Crisnée • opstellen van ontwerpschets voor de nieuwbouw waarin administratie, opleiding etc. zullen ondergebracht worden. Federaal Opleidingscentrum voor de hulpdiensten van Florival • herstelling van detectie-installatie • afsluiten van onderhoudscontract voor de detectie-installatie • verbouwing van ambtswoning naar vergaderzalen en/of leszalen • herstellen van centrale verwarming Liedekerke • oprichten van nieuwbouw voor administratie, opleiding, verblijfmanschappen - uitvoering van ruwbouw (nieuw gebouw, omgeving)
• verhuis van de vooruitgeschoven post van de civiele bescherming Koekelaere • voorlopige herinrichting van de vooruitgeschoven post van de Civiele bescherming (verhuis) Jabbeke • project nieuwe loods – onderhandeling met de gemeente voor de aankoop van bijkomende gronden. Libramont • Afsluiten van het contract voor onderhoud van de telefooncentrale • Afsluiten van het contract voor onderhoud van de detectie-installatie Hasselt • Planfase voor de oprichting van het complex waarin zowel de permanente eenheid voor de Civiele Bescherming voor de provincie Limburg als de brandweer zal gehuisvest worden. • Terreinvoorbereiding: opmeting, verkennend grondonderzoek, diepsonderingen, informatie verzamelen in verband met de nutsleidingen, starten van het administratieve dossier voor het verplaatsen van de nutsleidingen, opstellen van het voorontwerp, opstellen en indienen van de bouwvergunning.
D. Management De kwaliteit van onze prestaties verbeteren, onze enige zorg
De dienst «Organisatieontwikkeling» stelt zich als doel om de kwantiteit, maar vooral de kwaliteit van de prestaties van de Algemene Directie te verbeteren, waarbij het welzijn van de werknemer gerespecteerd wordt.
1.
MPM – "Moderniseringsproject – Projet de Modernisation"
1.1
Inleiding
De grootste gebeurtenis van 2004 was ontegensprekelijk de invoering van de moderniseringsprojecten (MPM) in de hele FOD Binnenlandse Zaken.
In de verschillende Algemene Directies van de FOD werden 21 projecten in aanmerking genomen, waaronder twee specifieke projecten voor de Algemene Directie.
O R G A N I S AT I E E N M A N A G E M E N T
Lochristi 35
2005
36
ACTIVITEITENRAPPORT
1.2
Evolutie van de MPM’s van de Algemene Directie
De projecten van de Algemene Directie hebben als doel de oprichting van nieuwe structuren, infrastructuren of regelgevingen die onontbeerlijke voorwaarden of aanvullingen vormen voor de aanwending van nieuwe werkprocessen.
Sinds 1 januari 2005 werden in dat kader 10 projecten gelanceerd binnen de Algemene Directie.
Die
projecten
worden
regelmatig
opgevolgd
door
de
dienst
“Organisatieontwikkeling” (PMO) van de Algemene Directie.
De projectleiders hebben informatie i.v.m. het projectbeheer gekregen. Tijdens die informatiesessie werden verschillende instrumenten voorgesteld ter vergemakkelijking van het beheer.
In 2005 hebben regelmatig vergaderingen plaatsgevonden waarin geluisterd werd naar alle problemen waarvoor oplossingen voorgesteld werden. De
dienst
«Organisatieontwikkeling»
heeft,
in
samenwerking
met
de
dienst
“Communicatie”, de projectleiders geholpen bij de voorbereiding van de presentaties voor het Directiecomité, bij de uitwerking van de verslagen inzake de stand van zaken, etc.
Momenteel volgen 4 van de 10 projecten de opgelegde planning. De vertraging bij de zes andere projecten kan verklaard worden door de afwezigheid van middelen inzake budget of personeel. De eindtermijn komt evenwel niet in gevaar.
1.2.1
Optimalisering van de taken en van de organisatie van de operationele eenheden:
a)
Herinnering
Teneinde de werkprocessen binnen de operationele eenheden te verbeteren, werd
in
januari 2004 een werkgroep opgericht van een tiental medewerkers van die eenheden. Het ging om medewerkers van verschillende niveaus en van een verschillende taalrol die gegroepeerd werden rond een projectleider, de heer F. De Kock, verantwoordelijke van de operationele eenheid van Liedekerke.
Die werkgroep had als taak een inventaris op te maken van de bestaande werkprocessen (AS IS), ze te onderzoeken, te verbeteren en te beschrijven (TO BE).
de volgende: - het proces «definiëring van de opdrachten» - het proces «afsluiten van overeenkomsten met de partners/klanten» - het proces «interne verdeling van de opdrachten (specialisatie)» - het proces «coördinatie van de interventies en operationele communicatie» - het proces «interventie en uitvoering» - het proces «oefening met externe diensten» - het proces «opleiding» - het proces «beheer van de beschikbaarheid van het personeel» - het proces «aankoop van materieel» - het proces «onderhoud van het materieel» - het proces «beheer van de beschikbaarheid van het materieel» - het proces «verdeling van de budgetten» - het proces «beheer van de consumptiegoederen en van het materieel».
Zodra de processen herbekeken waren, werden de human resources, de infrastructuur, de uitrusting, de ICT etc. nodig voor de aanwending ervan, geraamd.
Er werd een risicoanalyse i.v.m. de nieuwe processen gerealiseerd. Daarna werden een aantal maatregelen gedefinieerd teneinde de risico’s te vermijden of te
beperken,
naargelang het geval.
b)
Realisaties 2005
Er werd een reeks projecten afkomstig van de analysefase van het moderniseringsproces gedefinieerd om de geleidelijke overgang van de bestaande situatie (AS IS) naar de ideale situatie (TO BE) mogelijk te maken.
De concrete aanwending van die projecten begon in januari 2005.
Dit jaar werden de volgende projecten gerealiseerd: • Er werd een centrale garage opgericht binnen de Operationele Eenheid van Liedekerke (met een inbreng van human resources en materieel). • Er werd een nieuw concept ontwikkeld betreffende de vrijwillige personeelsleden. Dat concept zou moeten leiden tot een betere integratie van de vrijwilligers binnen de bestaande eenheden, vooral dankzij een geavanceerde opleiding die hen de mogelijkheid zal bieden om hun professionalisme aanzienlijk te verbeteren.
O R G A N I S AT I E E N M A N A G E M E N T
De werkprocessen waaraan de groep in het bijzonder aandacht besteed heeft, waren 37
2005
38
ACTIVITEITENRAPPORT
1.2.2 Optimalisering van de processen inzake erkenning en schadeloosstelling in geval van rampen De tijdens het MPM aangenomen maatregelen werden geconcretiseerd en hebben hun vruchten afgeworpen in 2005. Naar aanleiding van de verschillende uitzonderlijke fenomenen die zich voordeden, hebben de gemeentelijke ambtenaren-coördinatoren hun efficiëntie bewezen; de Internetsite (Belgium.be) werd frequent geraadpleegd (met name voor het afdrukken van formulieren); er werd gedurende 3 maanden een groen telefoonnummer geïnstalleerd (250 oproepen). Het informaticaprogramma CALIS wordt verder herschreven en zou klaar moeten zijn tegen midden 2006. De implementatie ervan in de provinciale diensten zal enkele informatiedagen ter plaatse vereisen. Een vast kader van experts-ambtenaren werd samengesteld in samenwerking met de Regie der Gebouwen. De werkzaamheden inzake aanpassing van de wet van 12 juli 1976 werden voortgezet overeenkomstig het voorziene schema. De wet van 17 september 2005 tot wijziging wat de verzekering tegen natuurrampen betreft, van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst en de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen, werd bekendgemaakt in het Staatsblad van 11 oktober 2005.
2.
Strategisch en operationeel plan
In maart 2003 zag het eerste operationele plan van de Algemene Directie het daglicht.
Sinds 2004 wordt jaarlijks tijdens dezelfde periode een verslag inzake de stand van zaken van dat plan opgemaakt. Dat uitgebreid verslag is bestemd voor de Voorzitster van het Directiecomité.
Die oefening biedt de mogelijkheid te meten of de doelstellingen bereikt werden. Dit jaar kon het operationele plan van de Algemene Directie aangepast worden aan de noodwendigheden, aan de beschikbare middelen en vooral aan de behoeften.
In het algemeen zouden we kunnen zeggen dat een groot aantal van de voorziene projecten in het kader van dat plan gerealiseerd werd. Sommige konden niet worden opgestart of afgewerkt bij gebrek aan voldoende middelen op personeels- en/of financieel vlak.
Balanced Score Cards (BSC) en Kritieke Prestatie-indicatoren (KPI)
Om de kwaliteit en de productiviteit van de prestaties van de Algemene Directie te meten, werden prestatie-indicatoren ingesteld.
In 2005 werden aanpassingen gedaan en bijna alle kritieke prestatie-indicatoren die ontwikkeld werden, hebben het voorwerp uitgemaakt van concrete metingen.
Het ontwerpen van kritieke prestatie-indicatoren is een delicate kwestie. Na een eerste experiment moesten ze aangepast worden.
De nieuwe indicatoren die ontworpen werden in het kader van de MPM’s, werden aangepast, waardoor de chefs van de operationele eenheden van de civiele bescherming ze konden gebruiken als beheersinstrument.
4.
Interne controle
In 2004 vonden onder leiding van de verantwoordelijke van de interne dienst voor preventie vergaderingen plaats met alle diensten van de Algemene Directie teneinde de inventaris van de risico’s op te maken. De prioritaire risico’s werden geselecteerd. De inventaris van de risico’s werd herzien in het kader van de verschillende MPM’s en er werden maatregelen voorzien om de risico’s te schrappen, te beperken en/of op te sporen. In de loop van de zomer 2005 is een interne auditeur in functie getreden binnen de FOD Binnenlandse Zaken. Naar aanleiding van de komst van de auditeur werden in november 2005 facilitatoren inzake interne controle aangewezen om binnen elke directie een oefening inzake autoevaluatie van de interne controle binnen de Algemene Directie te organiseren. Op het einde van het jaar vonden informatiesessies plaats. De oefening zelf zal plaatsvinden in 2006.
5.
Ontwikkelcirkels
Het implementatieproject van de ontwikkelcirkels wordt afgewerkt. De informatiesessies en de opleidingen werden verzekerd, met uitzondering van de langdurig afwezigen. Eind 2005 was er aanzienlijke vooruitgang geboekt betreffende de functie- en planningsgesprekken.
O R G A N I S AT I E E N M A N A G E M E N T
3.
39
ACTIVITEITENRAPPORT
40
vonden naar aanleiding van de indiensttreding van een nieuwe verantwoordelijke in
2005
De Directie Operaties kreeg wat meer tijd wegens de reorganisatie die heeft plaatsge-
Sinds november 2005 is de Algemene Directie begonnen met de revisie van haar ope-
oktober 2005.
Het project zou afgerond moeten zijn tijdens het eerste trimester van 2006.
6.
Coördinatie van de projecten
rationeel plan om er een waar beheersinstrument van te maken. Dat plan groepeert de dagelijkse activiteiten en de projecten van de dienst of van de directie.
De dienstchefs werden verzocht hun medewerkers te betrekken bij de herziening van het plan, zodat het een zaak van iedereen wordt.
De projecten die in dat plan opgenomen zullen worden, zullen het voorwerp uitmaken van een follow-up door de cel PMO, die daartoe een informatica-instrument ontwikkeld heeft.
Een andere nieuwigheid bestaat erin dat elk project voortaan voorzien zal zijn van een precieze planning.
Door die follow-up zal de Algemene Directie continu op de hoogte blijven van de algemene evolutie van de projecten en van de eventuele problemen.
E.
ICT
Een informaticanetwerk dat ontwikkeld moet worden
De opdrachten van de dienst ICT van de Algemene Directie zijn: - de «helpdesk»-dienst verzekeren voor de gebruikers; - materiële en logistieke ondersteuning bieden bij de informatisering van de verschillende diensten van de Algemene Directie; - het communicatienetwerk inzake informatica van de Algemene Directie uitbreiden en verbeteren; - de veiligheid van de informatie en de infrastructuur verzekeren.
Een helpdeskdienst verzekeren voor de gebruikers
Een informaticanetwerk is enkel nuttig als het goed onderhouden wordt en als de onderdelen ervan goed functioneren. De dienst ICT zorgt ervoor dat het werkinstrument van de gebruikers permanent functioneert en dat herstellingen zo snel mogelijk uitgevoerd worden.
Het volgen van de evolutie van de interventies en het opmaken van statistieken gebeurt dank zij het «reporting» instrument.
In 2005 werden meer dan 726 herstellingen uitgevoerd.
Teneinde de dienstverlening aan de klant nog te verbeteren, werd een nieuw helpdeskconcept ingevoerd. Gebruiksvriendelijkheid, reactiesnelheid en een betere followup van de incidenten staan hierbij centraal.
2.
Een materiële en logistieke ondersteuning bieden
De te vervullen taken zijn hoofdzakelijk: • functioneel materieel leveren; • de evolutie ervan volgen; • het vervangen wanneer het verouderd is.
In dat kader werd in 2005 30% van het informaticapark vervangen.
3.
Het communicatienetwerk van de Algemene Directie uitbreiden en verbeteren
Eén van de opdrachten van de ICT-dienst bestaat erin een nationaal communicatienetwerk uit te bouwen en te onderhouden, zodat de Algemene Directie in contact kan blijven met de operationele eenheden in gans België.
De studie hieromtrent werd afgerond in 2005 en er werd gestart de kolonnes via VPN (Virtual Private Netwerk) te verbinden met de server te Brussel. Deze werkzaamheden zullen afgerond worden in de loop van het jaar 2006.
In afwachting van het beëindi-
O R G A N I S AT I E E N M A N A G E M E N T
1.
41
ACTIVITEITENRAPPORT
42
werkstation, de personeelsleden van de operationele eenheden rechtstreeks toegang
2005
gen van deze werkzaamheden werd ervoor gezorgd, via een daarvoor geselecteerd
Libramont eind 2005, werd het ganse netwerk daar weer geïnstalleerd en gevoelig uit-
te geven tot het intranet van het departement.
De operationele eenheid van Jabbeke werd uitgerust met een nieuwe server met daaraan gekoppeld een netscreentoegang.
Naar aanleiding van de verhuis van de operationele eenheid van Neufchâteau naar
gebreid.
4.
De veiligheid van de informatie en de infrastructuur beheren
De rol van de dienst bestaat erin zich ervan te vergewissen dat de gecentraliseerde gegevens op de servers van de Algemene Directie bestand zijn tegen schade, zoals informaticapiraterij, informaticavirussen, het verlies van gegevens naar aanleiding van pannes, enz.
Daartoe wordt het dagelijks beheer van de anti-virussen verzekerd door een daarvoor bestemde server.
De beveiliging van het netwerk wordt verzekerd door de centrale ICT-afdeling van de FOD. De rol van de dienst ICT blijft beperkt tot het controleren of die beveiliging efficiënt is tegen externe aanvallen.
5.
Toekomstige ontwikkelingen
In 2005 werd beslist om het dure outsourcing-contract dat door de Algemene Directie was afgesloten met een externe partner, niet te verlengen en zijn ICT verder te laten verzorgen door de centrale ICT-afdeling van de FOD. Op deze manier kon een aanzienlijke besparing gerealiseerd worden zonder een verlies aan service en efficiëntie. Deze overstapprocedure werd begeleid door de dienst ICT van de Algemene Directie en na overdracht is het personeel van deze dienst ook overgegaan naar de centrale ICT-afdeling.
2
Terugkerende opdrachten
2005
44
ACTIVITEITENRAPPORT
A.
Reglementering en adviezen
De beleidsvisie vertalen in reglementaire teksten
De Algemene Directie is belast met het opstellen van de reglementering inzake civiele veiligheid. Zij is eveneens belast met het uitbrengen van adviezen over de organisatie en het beleid betreffende de brandweerdiensten en de civiele bescherming. Haar adviezen zijn zowel bestemd voor de andere Directies van de Algemene Directie als voor externe klanten, zoals de gemeenten, de provincies, de leden van de hulpdiensten, de burgers,… Zij geeft adviezen betreffende het specifiek administratief toezicht op de gemeenteraadsbesluiten met betrekking tot de brandweerdiensten. Bovendien staat zij in, in samenwerking met de Coördinatie- en Ondersteuningsdienst van de FOD Binnenlandse Zaken, in voor het beheer van de geschillen waarbij de Algemene Directie betrokken is.
De Juridische Directie treedt actief op binnen het Raadgevend Comité voor de Brandweer en wordt vertegenwoordigd in de Hoge Raad voor Beveiliging tegen Brand en Ontploffing.
De Juridische Directie vervult een sleutelrol in de hervorming van de civiele veiligheid, aangezien zij de beleidsvisie moet omzetten in reglementaire teksten. Dat impliceert werkzaamheden inzake studie en opzoeking, schrijven van reglementaire teksten, evenals een confrontatie van de ideeën binnen de stuurgroep belast met het leiden van de werkzaamheden.
1.
Reglementering
1.1
Opdracht
De Algemene Directie heeft als opdracht het opstellen, wijzigen, aanvullen en, indien nodig, opheffen van ontwerpen van wetten, koninklijke besluiten, ministeriële besluiten en omzendbrieven betreffende de civiele veiligheid.
schillende fases van de adviesaanvragen tot de definitieve bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. De goedkeuring van een ontwerp van wettelijke bepaling wordt voorafgegaan door verschillende stappen, die variëren naar gelang van de aard en de inhoud van het ontwerp, namelijk de samenwerking met de Gewesten, het advies van de Ministerraad, het advies van de Inspecteur van Financiën, het akkoord van de Minister van Begroting, de onderhandeling of het overleg met de vakbondsorganisaties, het advies van de Raad van State.
De civiele veiligheid wordt geregeld door talrijke teksten, waaronder: - de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming; - de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen; - het koninklijk besluit van 8 november 1967 houdende, voor de vredestijd, organisatie van de gemeentelijke en gewestelijke brandweerdiensten en coördinatie van de hulpverlening in geval van brand; - het koninklijk besluit van 6 mei 1971 tot vaststelling van de modellen van gemeentelijke reglementen betreffende de organisatie van de gemeentelijke brandweerdiensten; - het koninklijk besluit van 23 juni 1971 houdende organisatie van de opdrachten van de civiele bescherming en coördinatie van de operaties bij rampspoedige gebeurtenissen, catastrofen en schadegevallen; - het koninklijk besluit van 19 april 1999 tot vaststelling van de geschiktheids- en bekwaamheidscriteria alsmede van de benoembaarheids- en bevorderingsvoorwaarden voor de officieren van de openbare brandweerdiensten; - het koninklijk besluit van 7 april 2003 tot verdeling van de opdrachten inzake civiele bescherming tussen de openbare brandweerdiensten en de diensten van de civiele bescherming ; - het koninklijk besluit van 8 april 2003 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten.
1.2
Ontwerpen van reglementaire teksten
Volgende ontwerpen van reglementaire teksten en omzendbrieven werden in 2005 opgesteld, besproken, afgewerkt en gepubliceerd in het Belgische Staatsblad: - de wet houdende diverse bepalingen van 20 juli 2005 (de artikelen 16 en 17). Deze artikelen voegen een nieuw artikel 10 in in de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming. Dit artikel omvat de indeling van de gemeenten in
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
Zij staat in voor de follow-up van de wijzigingen aan de reglementering tijdens de ver45
2005
46
ACTIVITEITENRAPPORT
gewestelijke groepen voor de algemene organisatie van de brandweerdiensten en de berekeningswijze van de door de gouverneur vastgestelde bijdragen die de gemeenten moeten leveren; - het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 tot het verlenen van een subsidie aan de “Koninklijke Belgische Brandweerfederatie – Franstalige en Duitstalige vleugel” en de “Brandweervereniging Vlaanderen”. De toegekende bedragen werden aanzienlijk verhoogd; - het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 tot het verlenen van een subsidie aan de “Koninklijke Nationale Kas van Onderlinge Hulp der brandweerlieden van België”. Ook hier werd de subsidie verhoogd gezien de rol die deze Kas speelt om vergoedingen te verlenen aan rechtverkrijgenden van leden die overleden zijn bij de uitoefening van de dienst of aan leden die tijdelijk of blijvend arbeidsongeschikt zijn door kwetsuren ontstaan bij de uitoefening van de dienst; - het ministerieel besluit van 30 september 2005 tot bepaling van de opleidingen tot het behalen van brevetten die in 2006 door de provinciale opleidingscentra voor de openbare brandweerdiensten worden georganiseerd; - de ministeriële omzendbrief van 22 maart 2005 in verband met het verlof voorafgaand aan pensionering voor de leden van een brandweerkorps. Deze omzendbrief geeft uitleg bij het systeem van verlof voorafgaand aan pensionering, dat werd ingevoerd bij het koninklijk besluit van 14 september 2004 tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 juni 1999. De invoertermijn voor de gemeenten, de duur van de maatregel en de voorwaarden voor een verlof voorafgaand aan pensioen worden verduidelijkt; - de ministeriële omzendbrief van 4 augustus 2005 aangaande het bijzonder rampenplan voor hulpverlening betreffende het ingeperkt gebruik van genetisch gemodificeerde micro-organismen.
De volgende teksten werden voorbereid in de loop van het jaar 2005: - een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 maart 2002 tot vaststelling van de algemene bepalingen betreffende het geldelijk in aanmerking nemen van de diensten verricht door vrijwilligers van openbare brandweerdiensten aangeworven als beroepsbrandweerlieden. De jaren anciënniteit als vrijwilliger zullen door dit koninklijk besluit beter gevaloriseerd worden; - een ontwerp van koninklijk besluit en van ministerieel besluit betreffende de facturering van sommige interventies van de openbare brandweerdiensten. Via een dergelijke regeling kan meer uniformiteit en rechtszekerheid worden geboden aan de hulpdiensten en de burger;
cificeerd wordt uit welke plannen de noodplanning bestaat en wat hun minimale inhoud is, op welk niveau de coördinatie wordt gevoerd per fase, welke diensten betrokken zijn en hoe de operationele en de beleidscoördinatie gebeurt; - een ontwerp van omzendbrief inzake de voorwaarden van de opvordering door de gouverneurs. Hierdoor moet de voorzienbaarheid van de beslissingen van de gouverneur inzake rampen en financiële implicaties op het budget van de Algemene Directie en de FOD verhoogd worden; - een ontwerp van koninklijk besluit houdende de organisatie van de algemene diensten belast met het beheer van het personeel van het hulpoproepcentrum, genaamd 112-agentschap. Dit agentschap moet ervoor zorgen dat het noodnummer 112 correct gebruikt wordt in België; - een ontwerp van koninklijk besluit en van twee ministeriële besluiten tot oprichting van de technische commissies betreffende het materieel voor de hulpdiensten, zodat de technische adviescommissies bij de Algemene Directie officieel erkend worden en om hun functioneren te verbeteren. Deze commissies geven technische adviezen bij de technische nota’s die gemaakt worden in het kader van de aankoop van brandweermaterieel via overheidsopdrachten; - een ontwerpovereenkomst tussen de Algemene Directie en het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle om de uitvoeringsmodaliteiten van de prestaties voorzien in nucleair en radiologisch noodplan voor het Belgisch grondgebied vast te stellen, ter uitvoering van het koninklijk besluit van 17 oktober 2003 tot vaststelling van het nucleair en radiologisch noodplan voor het Belgisch grondgebied; - een procedure voor het verwerken van de aanvragen van de bijzondere vergoedingen in het geval van redding van personen van wie het leven in gevaar was, ter uitvoering van de programmawet van 27 december 2004 die de mogelijkheid voorziet om een bijzondere vergoeding toe te kennen aan de leden van de politieen hulpdiensten in geval van fysieke schade; - een ontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van de normen voor de verdeling van de brandweerkosten, ter uitvoering van de wet van 20 juli 2005 houdende diverse bepalingen; - een aanpassing van de reglementaire teksten die de samenstelling bepalen van de verschillende organen betreffende de opleiding van de brandweer; - een ontwerp van koninklijk besluit betreffende de kledij van sommige personeelsleden van de civiele bescherming, dat een nieuw systeem invoert van toewijzing en vervanging van de kledij die nodig is voor de operationele agenten van de civiele bescherming.
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
- een ontwerp van koninklijk besluit betreffende de rampenplanning, waarin gespe47
ACTIVITEITENRAPPORT
48
Studies
Diverse reglementeringen van andere departementen hebben het voorwerp uitgemaakt
2005
1.3
werknemers tegen de risico’s bij werkzaamheden in een hyperbare omgeving. Er
van een studie teneinde na te gaan of zij van toepassing waren op de personeelsleden van de civiele veiligheid, en, indien ja, toe te zien op hun toepassing.
Tijdens het jaar 2005 hebben de volgende wetgevingen het voorwerp uitgemaakt van een diepgaande studie: - het koninklijk besluit van 23 december 2003 betreffende de bescherming van de
werd gewerkt aan een regeling die aangepast is aan de specifieke opdrachten van de duikers van de brandweer en de civiele bescherming; - het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg. Er werd onderzocht of de hulpdiensten konden worden toegevoegd aan de lijst van instanties die bevoegd zijn het wegverkeer te regelen. In de praktijk blijkt dat een tijdelijke politiebevoegdheid nodig is om het verkeer te regelen vóór de aankomst van de politie; - de hele regelgeving betreffende het einde van de loopbaan. Er werd bestudeerd welke eindeloopbaanregeling het meest geschikt is voor de beroepsbrandweerlieden en de operationele agenten van de civiele bescherming; - de Europese Richtlijn 2004/35/EG betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade. Er werd onderzocht of de regelgeving van de civiele veiligheid ook moest worden aangepast in het kader van de omzetting van deze richtlijn; - de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector. Er werd nagegaan welke uitzonderingen vereist waren om tegemoet te komen aan de specifieke situatie van de diensten van de brandweer en de civiele bescherming; - de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en de regelgeving in uitvoering van deze wet en van de Codex over het welzijn op het werk. Er werd nagegaan welke reglementering ook van toepassing is op de leden van de brandweer en de civiele bescherming en in welke mate uitzonderingen moeten worden gemaakt gezien hun specifieke opdrachten.
Adviezen
Elk jaar worden talrijke adviesaanvragen aan de Juridische Directie van de Algemene Directie Civiele Veiligheid gericht. Deze aanvragen hebben betrekking op de organisatie en het beleid betreffende de brandweerdiensten en de civiele bescherming. Een deel van deze adviezen worden gevraagd door andere directies van de Algemene Directie. Het betreft dan voornamelijk het geven van juridisch advies bij de uitwerking van talrijke overheidsopdrachten, het controleren van allerlei soorten overeenkomsten (b.v. licentieovereenkomsten, leasingovereenkomsten, contracten van bruiklening, …), het verlenen van advies bij het opstellen van regelgevende teksten, het geven van juridische ondersteuning in tuchtdossiers, … Een ander deel zijn de externe aanvragen. Deze gaan uit van de Minister, provinciegouverneurs, openbare brandweerdiensten en gemeenten, maar ook van verzekeringsmaatschappijen,
diverse
verenigingen,
brandweerlieden,
parlementairen
en
particulieren.
In 2005 handelden zij met name over: - de aansprakelijkheid van de leden van de brandweerdiensten en de interpretatie van het nieuwe hoofdstuk Iibis in de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming; - de arbeidstijd van de leden van de brandweerdiensten en van de civiele bescherming, met name over het maximale aantal arbeidsuren dat mag gepresteerd worden per dag of per week, welke compensaties hiervoor voorzien worden, de toepasselijkheid van de wet op de vrijwilligers van de diensten van de civiele veiligheid, …; - de plaatsing van de sirenes van de civiele bescherming, namelijk het controleren van de juridische correctheid van de desbetreffende overeenkomsten; - de verdeling van de bevoegdheden betreffende de dringende medische hulpverlening, en vooral de afbakening van de bevoegdheden tussen de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Volksgezondheid; - de gevallen waarin facturering van de taken van de brandweerdiensten mogelijk zou zijn; - de mogelijkheden van toekenning van een verlof voorafgaand aan het pensioen en meer bepaald de interpretatie van het koninklijk besluit van 14 september 2004 tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 juni 1999 betreffende de invoering van de mogelijkheid van een verlof voorafgaand aan de pensionering voor de leden van een beroepsbrandweerkorps;
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
2.
49
2005
50
ACTIVITEITENRAPPORT
- de plaatsing en de controle van de correcte plaatsing van brandwerende deuren na de desbetreffende vernietigingsarresten van de Raad van State; - de aanwervingen, de bevorderingen en de tuchtzaken van de brandweerofficieren, waarbij zowel specifieke vragen beantwoord werden als algemene informatie werd verstrekt; - de organieke reglementen van de brandweerdiensten en meer bepaald interpretatieve vragen betreffende de bepalingen over de onverenigbaarheden met het lidmaatschap van een brandweerdienst, de ontslagvoorwaarden, de mogelijkheden om in beroep te gaan tegen bepaalde beslissingen, … ; - de verplichte verzekering van de burgerlijke aansprakelijkheid in geval van brand en ontploffing voor de inrichtingen die gewoonlijk voor het publiek toegankelijk zijn. Het gaat dan voornamelijk over de kwalificatie van inrichtingen als inrichtingen die zo’n verplichte verzekering moeten hebben; - de cumulatie van vergoedingen en weddensupplementen. Het betreft vragen over wie wanneer recht heeft op wachtvergoedingen, weddensupplementen, weekendof nachtvergoedingen, vergoedingen voor overuren, vergoedingen voor onvoorziene operationele prestaties, …; - het werk in een hyperbare omgeving, en meer bepaald over de toepassingsproblemen bij het koninklijk besluit van 23 december 2003 op de duikers van de brandweer en de civiele bescherming; - de verklaringen en de schadeloosstellingen in geval van arbeidsongevallen en meer bepaald betreffende het verschil in behandeling van gehuwde en samenwonende personeelsleden; - de valorisatie van de anciënniteit als vrijwilliger bij brandweerlieden aangeworven als beroeps. Het ging om interpretatievragen bij het koninklijk besluit van 20 maart 2002; - de afbakening tussen de bevoegdheden van enerzijds de openbare brandweerdiensten en anderzijds de private brandweerdiensten en meer bepaald op het vlak van de preventie; - het radiocommunicatiesysteem ASTRID, meer bepaald vragen over de financiële en operationele gevolgen van de overschakeling naar het nieuwe communicatiesysteem; - de deelname van Belgische vertegenwoordigers aan de werkgroepen van het “Comité Technique International de prévention et d’extinction du Feu” (CTIF); - de werklozen die vrijwilliger bij de brandweer willen worden, meer bepaald betreffende de rechten, plichten en financiële gevolgen die daaraan verbonden zijn. In de loop van 2005 werden ongeveer 400 schriftelijke adviezen en 600 telefonische adviezen uitgebracht.
3.1
Geschillen Opdracht
De Algemene Directie beheert verschillende geschillen in samenwerking met de juridische dienst van de Coördinatie- en Ondersteuningsdienst. Het betreft zowel geschillen bij de Raad van State, het Arbitragehof en de overige hoven en rechtbanken in België als geschillen die door middel van een dadingsovereenkomst worden opgelost. De opdracht bestaat uit het verzamelen van bewijsstukken, interpreteren van de regelgeving, geven van richtlijnen aan onze advocaten, nalezen en becommentariëren van de ontwerpen van conclusies van onze advocaten, …
3.2
Activiteiten
De behandelingsduur van de dossiers en het aantal en het belang van de nodige prestaties variëren in elke dossier, naargelang van de complexiteit van het dossier. In 2005 werden 28 dossiers behandeld. De geschillen handelden over volgende onderwerpen: - overheidsopdrachten; - terugvordering van interventiekosten van de civiele bescherming naar aanleiding van milieuschade ontstaan door ongevallen op de weg en op zee; - de verdeling van de kosten van de brandweer; - het missen van een kans op bevordering; - de verantwoordelijkheid voor het dragen van de kosten van een beschrijvend bodemonderzoek; - de definitie van “doorvoermagazijn” in het kader van de Seveso-reglementering om al dan niet onderworpen te zijn aan de Seveso-heffing; - de kwalificatie als noodweer om als rampgebied erkend te worden;
4.
Adviesverlening in het kader van het specifiek administratief toezicht op de gemeenteraadsbesluiten
4.1
Herinnering
In het kader van artikel 13, § 2 en § 4 van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming, worden talrijke adviezen uitgebracht, bestemd voor: - de toezichthoudende overheden over de ontwerpen van organieke reglementen, de wijzigingen die daaraan aangebracht worden, evenals alle eventuele problemen die voortvloeien uit de toepassing ervan;
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
3.
51
2005
52
ACTIVITEITENRAPPORT
- de toezichthoudende overheden over alle benoemingen en bevorderingen van de brandweerofficieren, alsook over de tuchtmaatregelen die op hen betrekking hebben. In 2005 heeft de dienst talrijke adviezen verstrekt, zowel inzake personeel als inzake organieke reglementen. Die adviezen garanderen de eenvormigheid van de regels die toegepast worden.
4.2
Algemene informatieaanvragen
Er werden 400 dossiers behandeld, waarvan 250 voor het Nederlandstalige landsgedeelte en 150 voor het Franstalige landsgedeelte.
Daarenboven werden nog eens honderden informatieaanvragen per mail en telefoon behandeld.
4.3
Gemeenteraadsbesluiten
Er werden adviezen over de gemeenteraadsbesluiten uitgebracht voor de volgende gemeenten: - voor de provincie Antwerpen: 30 gemeenten Antwerpen, Balen, Beerse, Berlaar, Borsbeek,
Brecht, Duffel, Edegem,
Grobbendonk, Heist-op-den-Berg, Herentals, Hoogstraten, Kalmthout, Kapellen, Kasterlee, Kontich, Kruibeke, Mechelen, Malle, Merksplas, Niel, Putte, Puurs, Ravels, Rijkevorsel, Schoten, Turnhout, Westerlo, Wuustwezel, Zoersel ; - voor de provincie Oost-Vlaanderen: 6 gemeenten Berlare, Hamme, Dendermonde, Lokeren, Zele, Ninove ; - voor de provincie West-Vlaanderen: 26 gemeenten Anzegem, Blankenberge, Brugge, De Haan, Gistel, Heuvelland, Hooglede, Ieper, Knokke-Heist, Koekelare, Kortrijk, Kuurne, Langemark-Poelkapelle, Menen, Middelkerke, Nieuwpoort, Pittem, Poperinge, Ruiselede, Torhout, Veurne, Waregem, Wervik, Wingene, Wevelgem, Zwevegem ; - voor de provincie Vlaams-Brabant: de gemeente Asse ; - voor de provincie Limburg : 6 gemeenten Bilzen, Bree, Heusden-Zolder, Leopoldsburg, Lommel, Maasmechelen; - voor de provincie Waals-Brabant: 5 gemeenten Eigenbrakel, Jodoigne, Nijvel, Tubeke, Waver ; - voor de provincie Henegouwen: 13 gemeenten Aat, Beloeil, Binche, ’s Gravenbrakel, Charleroi, Komen-Waasten, Edingen, Fleurus, Lessen, Bergen, Quiévrain, Saint-Ghislain, Doornik ;
Aywaille, Eupen, Hamoir, Herve, Hoei, Pepinster, Plombières, Spa, Stavelot ; - voor de provincie Luxemburg : 11 gemeenten Aubange, Bertrix, Erezée, Etalle, Houffalize, Marche-en-Famenne, Neufchateau, Paliseul, Saint-Hubert, Vielsalm, Virton ; - voor de provincie Namen : 2 gemeenten Couvin, Sambreville.
5.
Deelname aan het Raadgevend Comité voor de Brandweer
Het Raadgevend Comité voor de Brandweer bestaat uit vertegenwoordigers van de openbare brandweerdiensten. Het brengt adviezen uit over elke kwestie van technische of operationele aard, welke hem door de Minister van Binnenlandse Zaken wordt voorgelegd. Het heeft in 2005 negen maal vergaderd.
Tijdens die 9 vergaderingen werden een groot aantal dossiers ter advies voorgelegd, bijvoorbeeld: - Radio-uitrusting – Project ASTRID - Software voor de berekening van de verspreiding van gevaarlijke producten – Project CAMHIE - Gebruik van touwen door de GRIMP-teams ten opzichte van de wetgeving inzake het welzijn op het werk - Verhoging van de fiscale vrijstelling voor de vrijwillige brandweerlieden - Akkoordprotocol Civiele Veiligheid – Politie betreffende de kosteloze uitwisseling van materieel-helikopters - Werkveiligheid bij interventies op de openbare weg - Oprichting van een Kenniscentrum - Regels betreffende het gebruik van externe automatische defibrillatoren - Luchtfotografie van de Seveso-sites - Psychologische ondersteuning – opleidingen - Houding ten opzichte van geweldsituaties en bij aanwezigheid van gevaarlijke dieren - Werkgroep "ondergrondse leidingen" – actiefiches - Cursus en brevet beheer van crisissituaties - Vogelgriep - Problematiek betreffende het dragen van de veiligheidsriem door de hulpdiensten.
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
- voor de provincie Luik : 9 gemeenten 53
2005
54
ACTIVITEITENRAPPORT
De door het Raadgevend Comité uitgebrachte adviezen maken het mogelijk om het beleid en de terreinrealiteit waarmee de brandweerdiensten geconfronteerd worden, op elkaar af te stemmen. In de praktijk is het Comité een plaats voor informatie-uitwisseling en dialoog tussen de administratie en de terreinactoren.
6.
Perspectieven
Het personeelsbestand van de juridische directie is bijna verdubbeld in 2005. Daardoor kon werk verricht worden dat destijds niet kon gebeuren wegens personeelsgebrek. Het jaar 2005 werd dus gekenmerkt door de opleiding «on the job» van de nieuwelingen en hun -geslaagde- integratie in het team. 2006 zal het jaar zijn van de hervorming voor de juridische directie.
B 1. Preventie van branden en ontploffingen Talrijke werkgroepen en adviezen De verdeling van de bevoegdheden betreffende brandvoorkoming werd door het Arbitragehof gedefinieerd. De principes ervan zijn de volgende: • De federale Staat is bevoegd voor de basisnormen, dit wil zeggen de eisen die opgelegd worden aan constructies die niet specifiek verband houden met de bestemming van een constructie; • De gewesten, gemeenschappen en federale overheden kunnen die normen aanvullen met specifieke regels voor de constructies waarvan de bestemming tot hun respectieve bevoegdheden behoort.
In de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen, worden die principes bepaald. Deze wet geeft de Koning de bevoegdheid om de basispreventienormen die één of meer categorieën van constructies gemeen hebben, te bepalen, ongeacht hun bestemming. Ter uitvoering van die bepaling, werd het koninklijk besluit van 7 juli 1994 opgesteld dat de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing bepaalt waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen.
1.
Hoge Raad voor beveiliging tegen brand en ontploffing
De Hoge Raad voor beveiliging tegen brand en ontploffing werd opgericht door de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen. Die Raad bestaat uit vertegenwoordigers van overheid en privé. Hij heeft als opdracht: • het voorstellen van alle maatregelen betreffende beveiliging tegen brand en ontploffing; • het geven van advies over ieder ontwerpbesluit betreffende de preventie van branden en ontploffingen. In uitvoering hiervan heeft zij advies uitgebracht over het voorontwerp van besluit van de Waalse Regering betreffende de aanwezigheid van branddetectoren in de woningen;
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
B. Preventie 55
ACTIVITEITENRAPPORT
56
(opstelling van verslagen, voorbereiding van documenten) wordt verzekerd door de
2005
Het secretariaat van de Hoge Raad en van de daarbinnen opgerichte werkgroepen
De Hoge Raad vergaderde 5 maal in 2005.
ingenieurs van de Algemene Directie.
Een ontwerp van koninklijk besluit werd voorbereid dat ertoe strekt de samenstelling van de Hoge Raad uit te breiden tot vertegenwoordigers van de gewesten en gemeenschappen. De Raad van State heeft geen opmerkingen over dit besluit. Het is voorgelegd aan het kabinet van de Heer Minister.
2.
Aanpassing van de basisnormen aan de invoering van de Europese Bouwproductenrichtlijn
In verband met de Invoering van de Europese bouwproductenrichtlijn in het Koninklijke Besluit van 7 juli 1994 betreffende de reactie bij brand van isolatiematerialen heeft de werkgroep heeft zijn werkzaamheden beëindigd. De Hoge Raad heeft een verdeeld advies uitgebracht. De administratie heeft rekening houdend met het verdeelde advies een ontwerp van besluit voorgelegd aan de heer Minister. In het kader van de verplichte notificatie aan de Europese Commissie werd dit voorgelegd. De notificatieperiode liep ten einde op 20 december 2005. Er werden door de Europese commissie geen opmerkingen geformuleerd. Dit dossier werd naar de Raad van State toegezonden.
De werkgroep ‘Invoering van de Europese bouwproductenrichtlijn in het Koninklijk besluit van 7 juli 1994 inzake weerstand tegen brand’ vergaderde 8 maal. Een voorstel van aanpassing is voor advies voorgelegd aan de leden van de Hoge Raad. De Hoge Raad werd verzocht hun opmerkingen op dit voorstel te formuleren. De opmerkingen zullen in de werkgroep worden behandeld.
Ter voorbereiding van de invoering van de Europese bouwproductenrichtlijn in het Koninklijk besluit van 7 juli 1994 betreffende reactie bij brand werd een basistekst betreffende de uitgangspunten voor het opstellen van de wijziging van het besluit werd in de werkgroep besproken en aangepast. Deze basistekst is voor advies voorgelegd aan de Hoge Raad voor beveiliging tegen brand en ontploffing.
Bij de invoering van de Europese bouwproductenrichtlijn in het Koninklijk besluit van 7 juli 1994 inzake eisen op te leggen aan daken worden samen met de FOD Economie en met de sector daken de mogelijk op te leggen eisen onderzocht in verband met de daken.
3.1
Herziening en aanpassing en aanvulling van de basisnormen aan de evolutie van de techniek Uitwerking van constructieregels voor de gevels
De ontwerptekst van besluit werd aan de Hoge Raad voorgelegd. Na vertaling van dit besluit zal de Hoge Raad over deze teksten hun opmerkingen formuleren.
3.2
Uitwerking van voorschriften voor de industriële gebouwen
Na 7 vergaderingen ligt het skelet vast om een reglementering in dit verband uit te werken.
3.3
Uitwerking van voorschriften voor de renovatie van gebouwen
Er werden 4 vergaderingen belegd in 2005. De werkzaamheden liggen op dit ogenblik stil.
3.4
Uitwerking van voorschriften voor de toegang tot gesloten parkings voor LPG-voertuigen
De Hoge Raad heeft een gunstig advies uitgebracht over het ontwerp van Besluit. Het dossier werd voorgelegd aan de heer Minister. Het dossier is genotificeerd aan de Europese gemeenschap. De notificatieperiode loop ten einde op 8 februari 2006.
3.5
Evaluatie van de brandweerstand door berekeningen (Eurocodes)
Na vier vergaderingen heeft de werkgroep de algemene lijnen voor een besluit vastgelegd. De basisnormen legden de verplichting op dat de brandweerstand van de brandwerende deuren aangetoond moest worden door het label Benor Atg en dat die deuren geplaatst moesten worden door deurplaatsers Rf, erkend door de Minister van Binnenlandse Zaken volgens een door de Minister van Binnenlandse Zaken vastgelegde procedure. Het ministeriële besluit van 5 mei 1995 legde die procedure vast. Bij arrest van 23 maart 2004 heeft de Raad van State de reglementering betreffende de plaatsers van brandwerende deuren geannuleerd. Na overleg met de betrokken instellingen (Bouwconfederatie, Bouwunie, ISIB, FOD Economie,…) werd een nieuwe reglementering uitgewerkt dat als doel heeft een systeem te ontwikkelen dat hetzelfde veiligheidsniveau waarborgt dan dat van vóór het arrest van de Raad van State. De Hoge Raad voor de beveiliging tegen brand en ontploffing heeft dit ontwerp gunstig geadviseerd. Het dossier wordt voorgelegd aan het kabinet van de heer minister. De basisnormen voorzien dat de doorvoering van een bouwelement door vloeistof- of elektriciteitsleidingen geen invloed mag hebben op de voor dat element vereiste graad van weerstand bij brand. Voor de toepassing van deze bepaling werden aanbevelingen
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
3.
57
2005
58
ACTIVITEITENRAPPORT
uitgewerkt op basis van een reeks tests uitgevoerd in het kader van een door de FOD Binnenlandse Zaken gesubsidieerd onderzoeksprogramma. Deze aanbevelingen werden verspreid door de omzendbrief van 15 april 2004 ter attentie van de burgemeesters. Er wordt momenteel in dit verband een ontwerp van Koninklijk Besluit tot wijziging van de voorschriften van de basisnormen betreffende de doorvoeringen voorbereid.
4.
Vulgarisatie van de basisnormen
4.1
Officieuze coördinatie van de basisnormen
De basisnormen werden meermaals gewijzigd. Er werd een gecoördineerde tekst opgesteld.
4.2
Interpretatie van de basisnormen
De directie is druk bezig met een vulgariserende tekst in verband met de basisnormen op te stellen.
De beroepsmensen inzake brandvoorkoming (architecten, brandweerdiensten,…) hebben diverse interpretatievragen gesteld over de basisnormen. Telkens wordt er overleg gepleegd tussen de ingenieurs van de Algemene Directie over de juiste interpretatie en wordt er een antwoord naar de aanvrager gestuurd.
Al die vragen en hun antwoorden worden verzameld. Op basis daarvan zal een “gids” van de basisnormen opgesteld worden.
De publicatie van een “gids” voor bijlage 1 van de basisnormen is afgewerkt. Voor de bijlagen 2 tot 5 van de basisnormen zullen eveneens dergelijke gidsen opgesteld worden.
4.3
Informatiedagen
Teneinde kennis te maken met de basisnormen en ze te begrijpen, hebben de ingenieurs conferenties voorbereid en gepresenteerd tijdens verschillende seminaries over brandvoorkoming. Het ging meer bepaald over seminaries georganiseerd door: • Seminarie georgansieerd door Labo Warington Fire te Gent op 22 april 2005; • Cursus van Fire safety engineering op 16 juni 2005; • Seminarie georganiseerd door PREBES op 21 oktober 2005; • Seminarie georganiseerd door het Vast Secretariaat voor het Preventiebeleid op 21 november.
Ter beschikking stellen van knowhow aan andere openbare diensten
In het kader van de erkenning van de ziekenhuizen brengen de ingenieurs van de directie brandpreventie en gebouwen advies uit over de afwijkingsaanvragen in verband met de brandpreventienormen in ziekenhuizen. Zij wonen eveneens de vergaderingen van de werkgroep voor de herziening van de brandpreventienormen in de ziekenhuizen. In het kader van de erkenning van de Rustoorden binnen de Vlaamse gemeenschap bestaat er een coöperatieakkoord van 31 juli 1990 tussen de Belgische staat en de Vlaamse gemeenschap, betreffende de tussenkomst van de brandweerinspectie, opgericht door de wet van 31 december 1963 betreffende de Civiele Bescherming, in de erkenningprocedure van de voorzieningen voor bejaarden. In dit kader geeft de brandweerinspectie (ingenieurs werkzaam in de directie brandpreventie en gebouwen) advies aan de minister van de Vlaamse Gemeenschapsminister in verband met afwijkingsaanvragen betreffende de brandpreventie. In dit kader worden ze eveneens gevraagd deel te nemen aan de werkgroep voor de herziening van de Reglementering. In 2005 werden 6 aanvragen tot afwijking behandeld. De Vlaamse Gemeenschap heeft eveneens een vertegenwoordiger gevraagd voor de werkgroep die het ontwerp van regelgeving voor de brandveiligheid in de instellingen van de bijzondere jeugdzorg.
5.
Commissie voor afwijking
De wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen, voorziet de mogelijkheid om van de basisnormen betreffende preventie van brand en ontploffing af te wijken wanneer het onmogelijk is om eraan te voldoen. De alternatieve oplossingen moeten minstens van een gelijkwaardig veiligheidsniveau zijn als het door de bepalingen waarvoor de afwijking aangevraagd wordt, vereiste niveau (artikel 2 gewijzigd door de wet van 22 december 2003). De Commissie voor Gelijkstelling en Afwijking is belast met het geven van adviezen aan de Minister van Binnenlandse Zaken over de aanvragen tot afwijking en gelijkstelling. Zij functioneert sinds 1996 en vergadert éénmaal per maand. Gelet op het stijgend aantal dossiers wordt de frequentie van de vergaderingen opgedreven tot 3 vergaderingen in twee maand. De ingenieurs van de Algemene Directie behandelen de dossiers voor aanvragen tot afwijking en zijn lid van de commissie voor afwijking.
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
4.4
59
Directie Brandvoorkoming en Gebouwen. Sinds haar oprichting heeft de commissie 830 dossiers voor afwijking behandeld, waaronder 594 Nederlandstalige en 246 Franstalige. In het jaar 2005 werden 116 dossiers voor afwijking behandeld, waaronder 76 Nederlandstalige dossiers en 40 Franstalige dossiers.
AANTAL DOSSIERS VOOR AFWIJKING BEHANDELD PER JAAR
2005
60
ACTIVITEITENRAPPORT
Het secretariaat en het voorzitterschap van de commissie wordt verzekerd door de
100 80 60 N 40
F
20 0 1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Met het oog op het verkorten van de behandelingstijd wordt een ontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de commissie voor afwijking en tot bepaling van de procedure en de voorwaarden volgens welke de afwijkingen aan de basisnormen inzake preventie worden toegekend, voorbereid.
6.
Wetenschappelijk onderzoek
Het onderzoek is een onontbeerlijke ondersteuning voor de uitwerking van de regels inzake brandvoorkoming. Op de begroting van de Civiele veiligheid zijn kredieten ingeschreven met het oog op de tussenkomst in de kosten van de laboratoria die onderzoeken betreffende de brandvoorkoming uitvoeren. Deze wetenschappelijke onderzoeken worden op de voet gevolgd.
In 2004 werd er een subsidie toegekend aan de VZW Institut de Sécurité Incendie – Instituut voor Brandveiligheid (I.S.I.B.) die de methodes inzake rook- en warmteafvoersystemen (RWA) die toegepast worden bij brandscenario’s in de atriums evalueert. Deze studie zal informatie leveren bij het project “de erkenning van RWA-methodes door de Minister van Binnenlandse Zaken”, zoals de basisnormen voorzien.
inzake rook- en warmteafvoersystemen (RWA) die toegepast worden bij brandscenario’s in atriums. De conclusies worden bij deze van het onderzoeksprogramma van 2003 gevoegd. Deze onderzoeken
zullen de Minister van Binnenlandse Zaken de
mogelijkheid bieden de modaliteiten voor de RWA-methodes vast te leggen.
7.
Vertegenwoordiging binnen externe organen
7.1
Erkenning
Het Belgische erkenningsysteem wordt georganiseerd door de wet van 20 juli 1990 betreffende de accreditatie van instellingen voor de conformiteitbeoordeling.
Dit systeem wordt gecoördineerd door de Nationale Raad voor Accreditatie en Certificatie.
De Algemene Directie is lid van die Raad, alsook van de coördinatiecommissie BELCERT (belast met de uitwerking van de procedures) en van het Bureau “certificatie van personen” belast met de behandeling van de dossiers voor erkenning van instellingen voor certificatie van personen.
7.2
Expert group on fire issues
Eén van de essentiële vereisten van de Europese richtlijn (98/106/EGG) betreffende de voor de bouw bestemde producten is de brandveiligheid. Om die richtlijn in de praktijk om te zetten, geeft de Europese Commissie aan het ECN (Europees Centrum voor Normalisatie) mandaten, opdat dit centrum zogenaamde geharmoniseerde normen zou ontwikkelen die de EG-markering van de voor de bouw bestemde producten mogelijk zullen maken. De expert group on fire issues verzekert de follow-up van die mandaten en bereidt de beslissingen voor die overeenkomstig de richtlijn genomen worden. De expert group on fire issues vergadert onder het voorzitterschap van de Europese Commissie. De Algemene Directie vertegenwoordigt België binnen die groep. De voornaamste onderwerpen van het voorbije jaar waren: - de indeling van het brandgedrag van de elektrische kabels en van de kabels voor gegevensoverdracht; - de reactie bij brand van de bouwmaterialen; - De Etags
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
In 2005 werd het programma van 2004 gerealiseerd met de evaluatie van de methodes 61
ACTIVITEITENRAPPORT 2005
62
B 2. Preventie van de risico’s van zware ongevallen SEVESO Investeringen en projecten op het Seveso-fonds Toen in de jaren zeventig in Europa twee zware chemische ongevallen gebeurden, konden de Europese overheden niet anders dan reageren. Tijdens het ongeval van Meda, dicht bij Seveso (in de buurt van Milaan in Italië), ontsnapte er, naar aanleiding van een ongecontroleerde reactie, dioxine. Het ging om een chemische installatie waarin onkruidverdelgers en pesticiden synthetisch geproduceerd werden. Het ongeval had geen onmiddellijke dodelijke gevolgen, maar door de verspreiding van de dioxine, een kankerverwekkende stof, werd een groot gebied rond de inrichting evenwel besmet. De stad Seveso was het zwaarst getroffen. Meer dan 600 mensen werden geëvacueerd en minstens 2000 mensen werden tegen dioxinevergiftiging behandeld. Vooral dat ongeval heeft talrijke reacties opgeleverd bij de publieke opinie en het Europees Parlement. Zo ontstond de Richtlijn 82/501/EG van 24 juni 1982 die snel de benaming “Seveso-richtlijn” kreeg. Zij legde verplichtingen op, zowel aan de exploitant van een industriële activiteit met een risico op een zwaar ongeval, als aan de bevoegde overheidsdiensten, teneinde de zware ongevallen te vermijden en de gevolgen van een eventueel ongeval op de mens en het milieu te beperken. De richtlijn van 1982 vervangen door de richtlijn 1996/82/EG van 9 december 1996 met dezelfde doelstellingen, maar met een breder toepassingsgebied. Aangezien zij de oorspronkelijke richtlijn volledig vervangt, draagt zij de naam “Seveso II”-richtlijn. Naar aanleiding van het ongeval van Baia Mare in januari 2000, de ontploffing van de vuurwerkfabriek te Enschede in mei 2000 en de ontploffing van de fabriek AZF te Toulouse in september 2001, werd het toepassingsgebied van de richtlijn Seveso II uitgebreid via de richtlijn 2003/105/EG van 16 december 2003. De doelstelling van de richtlijnen is tweevoudig: de zware ongevallen met gevaarlijke stoffen vermijden en de gevolgen van dergelijke ongevallen voor de mens en het milieu beperken.
1.
Belgisch recht
Op 21 juni 1999 hebben de federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een samenwerkingsakkoord afgesloten “betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen
grensoverschrijdende gevolgen en de ILO-conventie nr. 174 in Belgisch recht omgezet. De wet van 22 mei 2001 bevestigt het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de federale Staat, het Vlaams, het Waals en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn.
2.
Seveso-installaties in België
Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen twee categorieën van Sevesoinstallaties.
Enerzijds de zogenaamde «drempel 1»-installaties of kleine installaties en anderzijds de «drempel 2»-installaties of grote installaties. In België zijn er momenteel 135 ‘grote’ Seveso-installaties en 187 ‘kleine’ Seveso-installaties.
De verplichtingen van de exploitant variëren afhankelijk van het type installatie. Zowel de «drempel 2»-installaties als de «drempel 1»-installaties moeten zich kenbaar maken door een kennisgeving en over een intern nood- en interventieplan beschikken. Daarentegen moet enkel de exploitant van een «drempel 2»-installatie een veiligheidsrapport opstellen op basis waarvan een extern nood- en interventieplan zal worden opgemaakt.
3.
Seveso-fonds en de stijving ervan
Er wordt een heffing geïnd per industriële activiteit overeenkomstig de wet van 21 januari 1987 ter stijving van het fonds voor risico’s van zware ongevallen en van het fonds voor preventie van zware ongevallen teneinde het SEVESO-fonds te stijven.
Dat fonds strekt ertoe de door de Algemene Directie gerealiseerde investeringen te dekken ten einde de hulpdiensten uit te rusten met materieel dat onontbeerlijk is voor interventies waarbij gevaarlijke producten betrokken zijn. Het voormelde fonds wordt eveneens aangewend om dat materieel te onderhouden en studies of projecten te realiseren.
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
betrokken zijn”; zo werden de richtlijn Seveso II, het verdrag van Helsinki inzake de 63
inkomsten voor 2005 bedroegen in totaal 7.310.585,23 EUR.
Onderstaande grafiek toont het totale bedrag van de inkomsten van de Seveso-belastingen vanaf 1995: Jaar 800 735,96 750
724,99
713,66
700
2005
64
ACTIVITEITENRAPPORT
In 2005 werden 130 Seveso-ondernemingen verzocht om een heffing te betalen. De
650
600
550 489,59
485,87
496,28
505,85 488,52
500
478,66
488,23
480,42
450
400
350
300
250
200 191,76 150 Maart 1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
Serie 1
489,59
485,87
496,28
488,52
478,66
488,23
480,42
Maart
Maart
Maart
2003
2004
2005
713,66
735,96
724,99
Okt 2002 2002 505,85
194,92
In het aanslagjaar 2002 vonden er twee afzonderlijke Seveso-heffingen plaats: a) in maart werden de “drempel 2”-installaties onderworpen die reeds vóór de invoer van de Seveso II-wetgeving heffingsplichtig waren; b) In oktober werden enkel de bedrijven die, in uitvoering van de Seveso II-wetgeving, voor de eerste maal als «drempel 2»-installatie beschouwd werden, aan de Seveso-heffing onderworpen.
4.
Bestedingsprogramma van het SEVESO-fonds
De Seveso-heffingen vormen de inkomsten van het “fonds voor risico’s van zware ongevallen”. Jaarlijks wordt een bedrag van 1.487.361,15 EUR (60.000.000 BEF) van die inkomsten ingeschreven op de begroting van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg ter spijzing van het “Fonds voor preventie van zware ongevallen”. Op de begroting van Algemene Directie worden drie uitgavenposten ingeschreven: a) Personeelskredieten voor de bezoldiging van het federale en provinciale personeel belast met het beheer van het fonds voor risico’s van zware ongevallen; b) Werkingskredieten voor diverse administratie-, werkings- en studiekosten betreffende de bescherming van de bevolking tegen de gevaren van zware ongevallen
c) Investeringskredieten bestemd voor diverse investeringen betreffende de risico’s van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen.
4.1
Werkingskredieten voor diverse administratie-, werkings- en studiekosten
Deze kredieten worden hoofdzakelijk gebruikt om de jaarlijkse terugkerende werkingskosten te dekken. In 2005: - onderhoud van het materieel aangekocht op het ‘Seveso’-fonds (onderhoud van de inversieventielen en de pneumatische compressoren van de ademhalingstoestellen, het detectiematerieel) voor een bedrag van 121.500,00 EUR - contract betreffende het bijstandsysteem Belintra (11.115,21 EUR) - werkingskredieten voor dringende en onvoorziene kosten (49.000,00 EUR) - werkingskredieten voor de provincies (111.552,09 EUR)
Naast de jaarlijkse terugkerende werkingskosten waren er in 2005 eveneens andere werkingskosten: - aankoop van ademhalingsfilters, meetbuisjes en reactieve buisjes voor de interventiediensten (138.535,70 EUR) - aankoop van beschermkledij voor de oefeningen tegen de chemische vervuiling, bestemd voor de hulpdiensten van de permanente eenheden van de Civiele Bescherming en van de provincies Luik en Oost-Vlaanderen. (14.870,46 EUR) - vergoeden van de opleidingssessies “scenariotraining lekkages” ten behoeve van de brandweerkorpsen van Gent en Beveren (67.155,00 EUR)
4.2
Investeringskredieten bestemd voor diverse investeringen betreffende de risico’s van zware ongevallen
In het kader van de investeringskredieten kunnen 3 soorten uitgaven onderscheiden worden: 1° Aankoop van nieuw interventiematerieel voor de betrokken lokale, provinciale en federale hulpdiensten: - ademhalingstoestellen (248.662,66 EUR) bestemd voor de brandweerkorpsen van de provincies Antwerpen, Oost-Vlaanderen, Limburg, Luxemburg, Luik, West-Vlaanderen, Henegouwen, Namen en Vlaams-Brabant, evenals voor de Permanente Eenheden van de Civiele bescherming - communicatiesets (125.036,77 EUR) bestemd voor de brandweerkorpsen van de provincies Henegouwen, Namen en West-Vlaanderen, alsook voor de per-
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
met gevaarlijke stoffen; 65
manente eenheden van de civiele bescherming en de Algemene Directie ACTIVITEITENRAPPORT
Crisiscentrum. - Gasdetectoren en explosiemeters (165.483,61 EUR) voor lokale hulpdiensten van de provincies Luik, Henegouwen, Vlaams-Brabant, Namen, Antwerpen en Oost-Vlaanderen. - gespecialiseerde hulpvoertuigen (2.163.175,07 EUR) bestemd voor de lokale brandweerkorpsen binnen de provincies Henegouwen, en Limburg, alsook voor de permanente eenheden - gespecialiseerd interventiematerieel (188.700,31 EUR) voor de permanente
2005
66
eenheden en de brandweerkorpsen in de provincies Luik, Antwerpen, WaalsBrabant en Oost-Vlaanderen 2° Bijkomende investeringen voor het reeds aangekochte interventiematerieel: - opties bij reeds aangekocht interventiematerieel (117.857,27 EUR) - prijsherzieningen voor nog te leveren gespecialiseerde hulpvoertuigen (123.161,70 EUR) - importkosten voor de aankoop van een gespecialiseerd detectietoestel voor onbekende poeders (14.136,43 EUR) - verdere ontwikkeling van het project ‘Adviseurs Gevaarlijke stoffen’ van de provincie Antwerpen (190.000,00 EUR) 3° Nieuwe projecten: - de financiering van projecten in de provincie Antwerpen ten einde de communicatie tussen de hulpdiensten en de communicatie aan de bevolking te bevorderen (122.000,00 EUR) - de realisatie van het ‘hot spots’-project (215.000,00 EUR) van de provincie Oost-Vlaanderen heeft tot doel om de interventies van de hulpdiensten via draadloze communicatie over te brengen naar het crisiscentrum.
4.3
Projecten gerealiseerd dankzij het Seveso-fonds
4.3.1 Project CAMHIE CAMHIE (Computer Assisted Modelling of HAZMAT Incident Emissions) is een software voor de hulpdiensten die bij ongevallen waarbij gevaarlijke producten betrokken zijn, de emissiewolken voorspelt en visualiseert. De ontwikkeling van die software werd in 2005 voortgezet, met bijzondere aandacht voor de gebruikersgids, het aspect opleidingen en de tweetalige ontwikkeling van de software.
4.3.2 Beoordeling van de Seveso-veiligheidsrapporten Artikel 16 van het Samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 bepaalt dat de gewestre-
ningszones vast te leggen. De adviezen van de gewestregeringen betreffende het ontwerp van ministerieel besluit tot vaststelling van de criteria waarmee de exploitant rekening moet houden om het grondgebied af te bakenen, werden in 2005 juridisch geanalyseerd en, indien nodig, verwerkt in het ontwerp van ministerieel besluit.
In 2006 is de publicatie van het voormelde ontwerp van ministerieel besluit gepland, evenals de praktische modaliteiten die eruit voortvloeien (bv. berekening van de noodplanningszones).
In uitvoering van artikel 5, § 2, van het Samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999, werden de Algemene Directie en de territoriaal bevoegde brandweerkorpsen aangewezen als beoordelingsdienst van de veiligheidsrapporten van zogenaamde “hoge drempel”of “drempel 2”-installaties.
In 2005 werd het overleg met de territoriaal bevoegde brandweerkorpsen en de –federaties voortgezet. De opzet is om de betrokken brandweerkorpsen voldoende hulpmiddelen aan te reiken die hen moeten toelaten om de beoordeling van de veiligheidsrapporten gestructureerd en eenduidig te kunnen uitvoeren.
4.3.3 Federaal veiligheidsportaal In overleg met de provincies werden in 2005 de nodige voorbereidingen getroffen voor de realisatie van een federaal veiligheidsportaal. Het project beoogt de ontwikkeling een netwerk van provinciaal gecoördineerde databanken. Het is tevens mogelijk om gemeentelijke en provinciale noodplannen in dat platform te integreren. Het veiligheidsportaal kan desgewenst als (crisis)communicatieportaal gebruikt worden. Het project zal ontwikkeld worden in de periode van 2006 t.e.m. 2008.
B 3. Preventie van nucleaire ongevallen Profiteren van de ervaringen die opgedaan werden bij catastrofen in het buitenland
Het koninklijk besluit van 17 oktober 2003 legt het nucleair en radiologisch rampenplan voor het Belgische grondgebied vast. Die tekst is enerzijds de vrucht van de ervaringen die opgedaan werden bij catastrofen in het buitenland (Tsjernobyl, Tokai-Mura, …) en bij nationale en internationale oefenin-
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
geringen geraadpleegd moeten worden om de afbakeningscriteria van de noodplan67
besluit verder op het koninklijk besluit van 27 september 1991 waarin het ‘eerste’ nucleaire noodplan werd vastgelegd.
Dat plan strekt ertoe de coördinatie te verzekeren van de maatregelen ter bescherming van de bevolking en het milieu in geval van radiologische noodsituaties die het Belgische grondgebied rechtstreeks of onrechtstreeks bedreigen. Het legt de uit te voeren opdrachten en de bevoegdheden van elkeen vast.
2005
68
ACTIVITEITENRAPPORT
gen waaraan België deelgenomen heeft. Anderzijds bouwt het voornoemd koninklijk
1.
Oefeningen
De Algemene Directie heeft aan de volgende oefeningen inzake nucleaire rampenplanning deelgenomen: - Oefening voor het Studiecentrum voor Kernenergie (SCK) te Mol van 23 juni 2005 - Oefening van KC Doel van 19 en 21 september 2005 - Oefening van KC Tihange van 22 november 2005 België heeft eveneens deelgenomen aan de Nederlandse oefening inzake rampenplanning betreffende de kerncentrale van Borssele van 25 mei 2005.
2.
Nucleair fonds
Het fonds voor de risico’s van nucleaire ongevallen, het zogenaamde ‘nucleair’ fonds, werd opgericht in het kader van de begroting van de FOD Binnenlandse Zaken ten einde de kosten verbonden aan de uitvoering van het nucleair en radiologisch rampenplan voor het Belgisch grondgebied te dekken. Daartoe worden heffingen geïnd van de producenten van kernenergie. In 2005 hebben de heffingen een bedrag van 3.161.817,50 EUR opgebracht. Die heffingen vormen de inkomsten van drie uitgavenkredieten op de begroting van het departement van Binnenlandse Zaken: a) Personeelskrediet voor de bezoldiging van het federale personeel belast met het beheer van het fonds voor de risico’s van nucleaire ongevallen; b) Werkingskrediet voor diverse administratie-, studie- en werkingskosten betreffende de bescherming van de bevolking tegen de gevaren van ioniserende stralingen; c) Investeringskrediet bestemd voor diverse investeringen betreffende de bescherming van de bevolking tegen de gevaren van ioniserende stralingen.
Werkingskredieten voor diverse administratie-, studie en werkingskosten betreffende de bescherming van de bevolking tegen de gevaren van ioniserende stralingen
Deze kredieten worden hoofdzakelijk gebruikt om de jaarlijkse terugkerende werkingskosten te dekken: • onderhoud van het materieel aangekocht op het nucleair fonds (persluchtflessen, detectiematerieel, meetapparatuur en gasmaskers) voor een bedrag van 160.475,95 EUR; • kosten die voortvloeien uit de kaderovereenkomsten met de volgende gespecialiseerde instellingen: het Studiecentrum voor Kernenergie (SCK),
het Nationaal
Instituut van de Radio-elementen (IRE) en de Association Vinçotte Nucléaire (AVN). Eind 2001 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken die instellingen belast met technische opdrachten, zoals het meten van de radioactiviteit op het terrein en in het laboratorium, het controleren van de installaties,… opdrachten die zij moeten uitvoeren in het kader van het rampenplan voor nucleaire risico’s voor het Belgische grondgebied. Om die opdrachten uit te voeren, werd in het nucleair fonds 2005 een bedrag van 391.531,90 EUR voorzien; • werkingskosten in het kader van het videoconferentienetwerk: abonnements- en gesprekskosten van het systeem, onderhoud van de videoconferentieposten in de provincies en in de Algemene Directie Crisiscentrum en specifieke werkingskosten voor de ontwikkeling van het netwerk (91.033,00 EUR); • uitbouw en onderhoud van het sirenenetwerk (206.500,00 EUR); • werkingskredieten voor de provincies (111.552,09 EUR); • centrale stock van jodiumtabletten bij de vennootschap Multipharma (13.000,00 EUR); • jaarlijkse conformiteitscontrole van de jodiumtabletten bij het Wetenschappelijk Instituut Pasteur (8.924,17 EUR);
Naast de jaarlijkse terugkerende werkingskosten, waren er in 2005 eveneens andere werkingskosten: • aankoop van ademhalingsfilters voor de interventiediensten van de provincies Antwerpen, Henegouwen, Namen, Luik en Waals-Brabant, alsook voor de permanente eenheden van de civiele bescherming en de federale politie (32.069,82 EUR); • aankoop van beschermkledij voor de oefeningen tegen de radioactieve vervuiling, bestemd voor de permanente eenheden van de civiele bescherming en voor de hulpdiensten van de provincies Henegouwen, Waals-Brabant,
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
2.1
69
2005
70
ACTIVITEITENRAPPORT
Antwerpen en Luik (186.748,98 EUR); • informatiedagen van de Algemene Directie van het Crisiscentrum betreffende het nucleair en radiologisch rampenplan (2.845,39 EUR).
2.2
Investeringskredieten bestemd voor diverse investeringen betreffende de bescherming van de bevolking tegen de gevaren van ioniserende stralingen
In het kader van het investeringskrediet kunnen voor het begrotingsjaar 2005 twee soorten uitgaven onderscheiden worden: • Aankoop van nieuw interventiematerieel voor de lokale, provinciale en federale hulpdiensten: - ademhalingstoestellen (338.739,51 EUR) bestemd voor de interventiediensten van Civiele Bescherming en van de provincies West-Vlaanderen, Limburg, VlaamsBrabant, Waals-Brabant, Luik, Namen, Luxemburg en Henegouwen - gasmaskers (74.030,22 EUR) ten behoeve van de federale politie, de permanente eenheden en de provincie Antwerpen - gasdetectoren (10.094,16 EUR) voor de permanente eenheden en het brandweerkorps van Brussel-Hoofdstad. - radioactiviteits- en besmettingsmeters bestemd voor de permanente eenheden van de Civiele Bescherming (60.890,75 EUR) - gespecialiseerde interventievoertuigen (469.478,70 EUR) voor de permanente eenheden en de provincie Oost-Vlaanderen - dosimeters (99.577,27 EUR) voor de permanente eenheden en de provincie Antwerpen - gespecialiseerd interventiematerieel (18.302,46 EUR) voor de permanente eenheden - materieel bestemd voor de uitrusting van het provinciaal crisiscentrum van Vlaams-Brabant (2.114,08 EUR)
• Bijkomende investeringen: - Opties voor reeds aangekocht interventiematerieel (52.982,25 EUR) - Bijkomende vastleggingen voor de prijsherzieningen op nog niet-geleverde voertuigen (50.107,42 EUR) - Schuimconcentraat voor een blusinstallatie van de provincie Oost-Vlaanderen (24.780,80 EUR) - voor de reeds bestaande projecten: • ontwikkeling van het sirenenetwerk (235.099,37 EUR) • voortzetting van het ontsmettingsproject (171.968,64 EUR)
(29.000,00 EUR) • verdere uitbouw van het project ‘Adviseurs Gevaarlijke Stoffen’ van de provincie Antwerpen (170.000,00 EUR)
• Nieuwe investeringen: - Ter bevordering van de organisatie van de nucleaire noodplanoefeningen werd, in samenwerking met de Algemene Directie Crisiscentrum, het FANC, de betrokken provincies en de gespecialiseerde instellingen SCK, AVN en IRE, gestart met de opmaak van een methodologisch handboek. Het is hierbij de bedoeling om de organisatie van de oefeningen op een volledig methodologische en uniforme leest te schoeien.
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
• optimalisatie van het verkeershavenplan van de provincie Antwerpen 71
2005
72
ACTIVITEITENRAPPORT
C. Aankoop van materieel 12 lastenboeken en 18 prijsaanvragen 113 tijdelijke opleveringen
De Directie Aankopen en Ontwikkelingen handelt in toepassing van: - de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming; - het koninklijk besluit van 8 november 1967 houdende, voor de vredestijd, organisatie van de gemeentelijke en gewestelijke brandweerdiensten en coördinatie van de hulpverlening in geval van brand; - het koninklijk besluit van 23 maart 1970 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder gemeenten die over een brandweerdienst beschikken, in aanmerking komen voor een staatsbijdrage voor het aankopen van brandweermaterieel; - de wet van 21 januari 1987 inzake de risico’s van zware ongevallen bij bepaalde industriële activiteiten (wet SEVESO); - de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle; - de wetgeving betreffende de overheidsopdrachten.
De Directie Aankopen en Ontwikkelingen is belast met de aankoop van het interventiematerieel en de persoonlijke beschermingsmiddelen voor de 251 brandweerdiensten van België. De Directie is bovendien verantwoordelijk voor de aankoop van interventiematerieel en uitrustingen voor de operationele diensten van de Civiele Bescherming en de vrijwilligers van de Civiele Bescherming. Zij houdt zich eveneens bezig met het aankopen van materieel voor de aanwending van de hulpverleningsplannen opgesteld overeenkomstig de wetgeving betreffende de ondernemingen die grote industriële risico’s vertonen (Seveso-fonds).
De Directie Aankopen is verantwoordelijk voor het aankopen van materieel voor de aanwending van de hulpverleningsplannen opgesteld overeenkomstig de wetgeving betreffende de ondernemingen die risico’s op nucleaire ongevallen vertonen (nucleair fonds).
1.
Basisactiviteiten
De Directie Aankopen en Ontwikkelingen realiseert de volgende opdrachten:
Aankopen
De Directie programmeert de aankopen van materieel voor de brandweerdiensten, wat talrijke contacten inhoudt met de gemeenten die over een brandweerdienst beschikken, de provinciegouverneurs en de Minister. Zij is belast met het opstellen van de technische specificaties (technische nota’s) in het kader van de opdrachten inzake brandweermaterieel, het verdedigen van die voorstellen voor een gebruikerscommissie, het opstellen van de bijzondere bestekken en andere documenten inzake prijsaanvragen. Daarna worden die documenten voorgelegd aan de bevoegde overheid (Minister, Voorzitster van de FOD of Directeur-generaal). Indien nodig voert zij de diverse formaliteiten i.v.m. de bekendmaking van de overheidsopdrachten uit. Daarna gaat zij over tot de opening van de offertes en het onderzoek van hun administratieve regelmatigheid, alsook tot het technische onderzoek van die offertes; zij stelt een verslag van dat onderzoek en gunningsvoorstellen van de opdracht op; zij verdedigt die voorstellen voor een gebruikerscommissie. Zij formuleert vervolgens een gunningsvoorstel voor de opdrachten en gaat over tot de kennisgevingen. Zij stelt de bestelbonnen op en verzekert de administratieve follow-up van de bestellingen: borgtocht, eventuele aanhangsels, prijsherzieningen, enz. (in samenwerking met de boekhouding). Naast de administratieve follow-up staat de Directie in voor de technische follow-up van de gefabriceerde producten en de kwalitatieve controle van de leveringen door de verschillende soorten opleveringen voorzien door de reglementering inzake overheidsopdrachten (met de gebruikerscommissie, de leveranciers, bepaalde laboratoria en gespecialiseerde instellingen). Zij organiseert en controleert de leveringen en de opleidingen die deel uitmaken van de contractuele verplichtingen (met de leveranciers en de diensten waarvoor het materieel bestemd is). Zij volgt de uitvoering van de budgetten inzake vastleggingen en ordonnanceringen, in samenwerking met de financiële dienst. Zij controleert de facturen en bereidt de dossiers voor met het oog op de invordering van het aandeel van de gemeenten – 25% van de waarde van het aangekochte materieel -, steeds in samenwerking met de financiële dienst. Tenslotte ziet de Directie toe op de naleving van de contractuele verplichtingen van de leveranciers tijdens en na de waarborgperiode.
1.2
Onderhoud van het materieel en de uitrusting
Naast de aankopen verzekert de Directie de opstelling van onderhoudscontracten voor bepaald aangekocht materieel, de follow-up van de goede uitvoering van die contrac-
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
1.1
73
ACTIVITEITENRAPPORT
74
kader van gebouwen (blusapparaten, reiniging, …), de follow-up van de goede uitvoe-
2005
ten en de controle van de facturen, de opstelling van onderhoudscontracten in het
bevoorradingsmiddelen inzake brandstof en controle van het verbruik van de uitrustin-
ring van die contracten en de controle van de facturen. Zij brengt adviezen uit over de voorstellen voor herstelling van het materieel van de Civiele Bescherming en over bepaalde aankopen van klein materieel en bijkomende uitrustingen voor het bestaande materieel. Zij staat in voor het beheer van de inventaris van het operationele materieel van de Civiele Bescherming, van de inschrijving tot de afschrijving ervan, het beheer van de
gen van de Civiele Bescherming.
1.3
Expertise en ontwikkeling
Als deskundige inspireert de dienst de werkzaamheden van de Gebruikerscommissie belast met de opstelling van functionele analyses die de essentiële vereisten van het aan te kopen materieel definiëren. Hij helpt de hulpdiensten en de administraties die daartoe verzoeken, bij het opstellen van de technische specificaties en het uitvoeren van aankopen en opleveringen van materieel. Hij geeft advies betreffende het onderhoud of de vernieuwing van sommige uitrustingen.
2.
Verwezenlijkingen in 2005
2.1
Gebruikte kredieten
In 2005 heeft de Directie Materieel materieel en uitrustingen aangekocht voor de volgende bedragen. 1) 19.126.000 EUR voor de aankopen bestemd voor de brandweerdiensten, d.w.z. een verhoging, ten opzichte van 2004, van 59 %; 2) 1.404.000 EUR voor de aankopen bestemd voor de civiele bescherming, d.w.z. een verhoging, ten opzichte van 2004, van 11%; 3) 4.537.000 EUR voor de Seveso-aankopen, d.w.z. een verhoging, ten opzichte van 2004, van 126,8 %; 4) 1.814.000 EUR voor de aankopen in het kader van de nucleaire veiligheid, d.w.z. een verhoging, ten opzichte van 2004, van 123,9 %.
2.2. Personeel van de Directie Aankopen Het aantal bestekken van de Directie Aankopen was in 2005 niet zeer hoog.
waarde van 2,5 voltijdse equivalenten. In de loop van 2005 vonden bijkomende aanwervingen plaats. De nieuwe ingenieurs konden natuurlijk niet onmiddellijk operationeel zijn. Zij werden opgeleid binnen de dienst en hebben de gelegenheid gekregen om kennis te maken met de activiteiten van een aantal brandweerdiensten. De productiviteit van de Directie Aankopen zal ongetwijfeld aanzienlijk stijgen vanaf 2006.
2.3
Een grote uitdaging: het puntensysteem voor de bestekken
In 2005 verschenen de eerste bestekken en technische nota’s onder volledig nieuwe vormen, waardoor onder andere evaluaties en vergelijkingen van de offertes aan de hand van een puntensysteem mogelijk werden.
Het nieuwe systeem hanteert een aantal principes:
1° Eén bestek per type materieel Elk bestek moet volledig en «self-sufficient» zijn. Het moet met andere woorden alle technische vereisten i.v.m. de desbetreffende opdracht bevatten, zonder verwijzing naar andere technische nota’s;
2° Meer eenvoud wat het materieelontwerp betreft Voorheen gaven de technische nota’s dikwijls de voorkeur aan spitsvondig materieel, wat het materieel meestal zeer duur maakte, niet alleen ten opzichte van het materieel aangekocht door de brandweerdiensten van de andere landen, maar ook ten opzichte van het materieel aangekocht door de Belgische brandweerdiensten met eigen fondsen. Voortaan wordt alles wat niet onontbeerlijk is voor de goede werking van het desbetreffende materieel uit de bestekken geschrapt.
3° Een vereenvoudiging van de procedure In het verleden bestond binnen de Directie Aankopen de tendens om, op basis van tests die de ingenieurs lieten uitvoeren, te controleren of het door de kandidaatinschrijvers voorgestelde materieel voldeed aan de gevraagde normen. Voortaan zal het volstaan dat de kandidaat-inschrijvers verplicht een attest inzake conformiteit met de gevraagde normen voorleggen.
4° Een betere leesbaarheid van de technische nota’s Alle vereisten betreffende eenzelfde deel van het materieel worden systematisch gegroepeerd (motor, elektriciteit, pompen…..).
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
Tijdens het grootste deel van 2005 waren er immers slechts ingenieurs aan het werk ter 75
ACTIVITEITENRAPPORT
76
de vergelijking van de offertes aanzienlijk versneld zal kunnen worden. In het verleden
2005
De inschrijvers moeten in hun offerte hetzelfde schema volgen, waardoor de analyse en
Het eerste deel heeft betrekking op de verplichte vereisten: zodra een offerte niet aan
nam het opstellen van vergelijkende tabellen van de verschillende offertes weken in beslag.
5° Een maximale objectiviteit in de analyse van de offertes De technische nota’s worden in twee delen onderverdeeld.
één van die criteria voldoet, wordt zij geschrapt.
Het tweede deel heeft betrekking op de elementen die als pluspunt beschouwd worden. Elk pluspunt krijgt een aantal punten toegewezen die verwijzen naar het respectieve belang van dat element. Bij het lezen van het bestek weten de leveranciers aan welke bijzondere punten zij aandacht moeten besteden, willen zij in aanmerking genomen worden.
De analyse van de offertes wordt vooral objectiever aangezien de best gerangschikte leverancier voor de als belangrijk beschouwde rubrieken die leverancier zal zijn met de beste offerte op technisch vlak.
2.4
Lastenboeken en technische nota’s gepubliceerd in 2005
2.4.1 Brandweerhelmen Deze helmen worden gebruikt door de hulpdiensten tijdens hun interventies. Speciale aandacht is besteed aan de brand- en schokweerstand van deze brandweerhelmen.
2.4.2 Brandweervesten en -broeken Deze kledij wordt gebruikt door de hulpdiensten in geval van brandweerinterventies. Eén van de gestelde eisen was het gebruik van het materiaal van het type Nomex aangezien dit materiaal een zeer goede brand- en scheurweerstand vertoont.
2.4.3 Eenheid voor het bevoorraden en wegpompen van water Het betreft hier eenheden met een maximum debiet van 4000 l bij 8 bar. Deze eenheden worden gebruikt om het water op te pompen vanuit oppervlaktewateren en het te vervoeren over een afstand van ongeveer 1 km alsook om tankwagens en reservoirs te vullen. Zij kunnen ook gebruikt worden als ledigingspompen.
Zij zijn bestemd om gebruikt te worden door de hulpdiensten om elektrische pompen, projectoren en electrische gereedschappen te voeden met stroom van 220 V of 380 V. Zij bieden een excellente bescherming aan de intervenanten dankzij hun dubbele isolatie.
2.4.5 Chemische beschermkledij (gaspakken) Deze wordt gebruikt door de hulpdiensten in omstandigheden waarbij chemische besmetting door giftige produkten is opgetreden.
Zij dient de intervenanten integraal
te beschermen.
2.4.6 Chemische oefenbeschermkledij (oefengaspakken) Tijdens oefeningen wordt het dragen van chemische beschermkledij als dusdanig gesimuleerd.
2.4.7 Onderkleding voor chemische beschermkledij (gaspakken) Wordt gedragen onder de chemische beschermkledij en de chemische oefenbeschermkledij.
2.4.8 Motorpomp MP 10 bar -1500 liters/minuut Zij worden gebruikt door de hulpdiensten om water de transporteren evenals tankwagens, tankcontainers of waterreservoirs te vullen..
2.4.9 Personeel en Materieelwagen: versie 4x2 et versie 4x4 Zij worden gebruikt om het benodigde materieel en personeel op de interventieplaats aan te voeren. Zij worden uitgerust met een geïntegreerde lier met een capaciteit van 5 ton zowel voor- als achterwaarts. De versie 4x4 wordt gebruikt op gewone en moeilijk berijdbare wegen. De versie 4x2 enkel op de gewone wegen.
2.4.10 Warmtebeeldcamera voor interventies tijdens branden Hij wordt gebruikt door de brandweerdiensten om de brandweermannen toe te laten zich in veiligheid te verplaatsen in met rookgevulde ruimtes. Hij laat ook toe om slachtoffers te detecteren en punctuele temperatuurmetingen uit te voeren. De camera is uitgerust met een draadloze 4-kanalige overdrachteenheid voor beelden.
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
2.4.4 Electrogeengroepen van 5 kVA en 8kVA 77
ACTIVITEITENRAPPORT
78
Deze oliedammen worden gebruikt door de Civiele Bescherming om oppervlaktevervui-
2005
2.4.11 Oliedammen voor ondiepe waters
toe om gemakkelijk de vervuiling opgestapeld achter deze oliedammen te verwijderen.
ling op ondiepe rivieren en hun oevers, in te dijken. Zij laten toe om gemakkelijk de vervuiling opgestapeld achter deze oliedammen te verwijderen.
2.4.12 Oliedammen voor diepe waters Deze oliedammen worden gebruikt door de Civiele bescherming om oppervlaktevervuiling op diepe maar rustige waterlopen, kanalen en watervlakken in te dijken. Zij laten
2.5
Prijsaanvragen
Wanneer de veronderstelde bedragen van sommige opdrachten lager liggen dan 66.000 euro, ofwel omdat het materieel niet duur is, ofwel omdat de gewenste hoeveelheden beperkt zijn, richt de Algemene Directie aan de potentiële leveranciers prijsaanvragen.
Hoewel hier ook de technische kenmerken van het gewenste materieel gedetailleerd moeten worden en de gunningscriteria gepreciseerd moeten worden, gaat het in dit geval om een soepelere procedure ten opzichte van de bestekken, aangezien er geen bekendmaking of officiële opening van de offertes nodig is. Het is vanzelfsprekend dat alle ontvangen offertes evenwel vergeleken moeten worden.
De volgende aanvragen werden gedaan in 2005: HOEVEELHEDEN 1 1 1 16 3 2 1 200 + 500 + 1000 1 8000 litres 6+1 63 + 3 1 80 7 200 + 48 + 24 8000 litres 148.800 litres
SOORT MATERIEEL Voertuig 4x4 type Jeep Boot voor Civiele Bescherming Crisnée Voertuig break 4x4 Veilgheidscontainers op wieltjes Open platform op slede voor het vervoeren van een veegmachine Oscillerende water- en schuimlansmonitor. Slangenopneemsysteem Wegwerpkledij voor babies, kinderen en volwassenen Uitrusting voor een decontaminatieketen Ecologisch schuim in verpakking van 1000 liters Dosismeters en radiophonische uitleeseenheid Dosismeters + gewone uitleeseenheid Modulaire portiek voor het meten van radioactieve besmetting bij personen of voertuigen Dosismeters en uitleeseenheid Apparatuur voor radioactiviteit te meten kledij + ventilatiesysteem te gebruiken in deze kledij + ventilatiesysteem voor gebruik met masker Schuimconcentraat in bulk Absorptieprodukt
De Directie Aankopen stelt zich niet tevreden met het laten leveren van het materieel aan de betrokken diensten. Aangezien zij tevens verantwoordelijk is voor de opstelling van de technische nota’s, woont zij de voorlopige opleveringen bij teneinde te controleren of het geleverde materieel voldoet aan de gevraagde technische kenmerken.
Het gaat om een essentiële opdracht die veel energie vergt, zoals de 113 opleveringen uitgevoerd in 2005 aantonen. Soort Materieel
Bestemmelingen
Autoladder klasse 24 Autoladder klasse 30 Autoladder klasse 30 Snelle hulpwagen Snelle hulpwagen Oversize vaten Personeel en materieelwagen (Vario) Haakarmvoertuig 26 T + kraan 2 halfzware autopompen 2 personeel en materieelwagens (Sprinter) Detectiebuisjes
‘s Gravenbrakel Beveren Beveren (2de keuring) Sint-Truiden Civiele Bescherming Brasschaat Civiele Bescherming Liedekerke Waver Mechelen Malle en Ravels
PSS 100 76 X Tankwagen en halfzware autopomp Personeel en materieelwagen Auto-elevator Auto-elevator + Autoladder Haakarmvoertuig 26 T+ kraan T-shirts Halfzware autopomp Divers vrijmakingsmaterieel Snelle hulpwagen Snelle hulpwagen Haakarmvoertuig 26 T + kraan Haakarmvoertuig 26 T + kraan Detectiebuisjes PSS 100 Detectiemeter serie X am7000 Miniwarn Miniwarn (13 pièces) Maskers Filters Autoladders klasse 30 Personeel en Materieelwagen Tankwagen 8000 L Halfzware autopomp Compacte autopomp Industriële autopomp Tankwagen 8000 l
Brussel (Regie der Gebouwen) Geel, Brasschaat, Jabbeke, Neufchâteau en Liedekerke Diverse diensten Hasselt en Brussel Ieper Buggenhout Hoei en Gedinne Brussel Florival Andenne Diverse brandweerdiensten Rochefort Philippeville Civiele Bescherming Brasschaat Civiele Bescherming Brasschaat Diverse brandweerdiensten Diverse brandweerdiensten Civiele Bescherming Ghlin Diverse brandweerdiensten Diverse brandweerdiensten Diverse brandweerdiensten Diverse brandweerdiensten Asse Landen Brussel en Bergen Brussel Namen Oostende ‘s Gravenbrakel en Philippeville
Datum vd voorlopige oplevering 11/01/2005 11/01/2005 18/01/2005 24/01/2005 24/01/2005 24/01/2005 25/01/2005 31/01/2005 28/01/2005 04/02/2005 04/02/2005 04/02/2005 15/02/2005 17/02/2005 18/02/2005 22/02/2005 02/03/2005 03/05/2005 04/03/2005 04/03/2005 04/03/2005 04/03/2005 07/03/2005 07/03/2005 04/02/2005 04/02/2005 07/03/2005 07/03/2005 07/03/2005 07/03/2005 07/03/2005 11/03/2005 17/03/2005 22/03/2005 23/03/2005 30/03/2005 30/03/2005 12/04/2005
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
2.6 Voorlopige opleveringen 79
ACTIVITEITENRAPPORT 2005
80
Pompen DPI Halfzware autopomp Halfzware autopomp Ventilatoren Snelle hulpwagen Snelle hulpwagen Opblaasbare douches Nucleaire wegwerppakken Halfzware autopomp Halfzware autopomp Vonkvrij materieel Ventilatoren MT236 Motorpomp 6/500 Gesloten container Autoladder klasse 24 Communicatieset Ademhalingsapparatuur PSS 100 Parkas Dosimeters Tankwagen 12000 l Overdrukventilator Reddingsmaterieel Lichte chemische beschermpakken Halfzware autopomp Halfzware autopomp Autoladder klasse 30 Tankwagen 8000 l Halfzware autopomp Halfzware autopomp Ventilator MT 236 Ventilator MT 236 Ventilator MT 236 Ventilator MT 260 Pomp Elro GP 2/10 Haakarmvoertuig 6X4 + kraan Haakarmvoertuig 6X4 + kraan Compacte autopomp Reddingsmaterieel Parkas Haakarmvoertuig 6X4 + kraan Personeel en Materieelwagen(Sprinter) Bosbrandttankwagen 4000 l Tankwagen 12000 liters Tankwagen 12000 liters Personeel en materieelwagen (Sprinter) Haakarmvoertuig 6X4 + kraan Haakarmvoertuig 6X4 + kraan Halfzware autopomp Halfzware autopomp Autoladder klasse 30 Tankwagen 8000 l Snelle hulpwagen Snelle hulpwagen Industriële autopomp Ventilateur MT 236
Diverse brandweerdiensten Hoogstraten Eigenbrakel Hoeselt,Aubange et Maldegem Bastenaken Paliseul Civiele Bescherming Diverse diensten Vresse-sur-Semois Vielsalm Civiele bescherming Ghlin Berlaar De Haan, Eupen en Hamoir Provincie Oost-Vlaanderen Hasselt Diverse brandweerdiensten Diverse diensten Florival Civiele Bescherming Neufchâteau Izegem en Maasmechelen Diverse brandweerdiensten Diverse diensten Civiele Bescherming en provincie Luik Lokeren Oudenaarde Ninove Doornik Blankenberge Aalter Charleroi en Jumet Soignies Geel Sint-Niklaas Civiele Bescherming Crisnée Civiele Bescherming Crisnée Boom Provincie Namen Lier Florival Geel Regie der Gebouwen (Brussel) Mol Ardooie Tienen Rochefort Civiele Bescherming Brasschaat Knokke Merelbeke Sambreville Edegem Nieuwpoort en Middelkerke Antwerpen St-Ghislain Oostende (2e keuring) Luik
12/04/2005 15/04/2005 15/04/2005 15/04/2005 20/04/2005 20/04/2006 29/04/2005 10/05/2005 12/05/2005 12/05/2005 12/05/2005 12/05/2005 12/05/2005 12/05/2005 12/05/2005 13/05/2005 13/05/2005 17/05/2005 26/05/2005 01/06/2005 01/06/2005 01/06/2005 02/06/2005 14/06/2005 14/06/2005 14/06/2005 14/06/2005 24/06/2005 24/06/2005 24/06/2005 24/06/2005 24/06/2005 24/06/2005 24/06/2005 30/06/2005 30/06/2005 02/07/2005 02/07/2005 05/07/2005 07/07/2005 07/07/2005 07/07/2005 12/07/2005 12/07/2005 16/08/2005 02/09/2005 02/09/2005 02/09/2005 02/09/2005 02/09/2005 19/09/2005 21/09/2005 21/09/2005 23/09/2005 26/09/2005
3.
Erezée Beringen Diverse brandweerdiensten Hemiksem Ronse Leuven et Scherpenheuvel Oudenaarde Brussel en De Panne Oudenaarde Turnhout Torhout Brussel Brussel Deinze Florival Civiele Bescherming Liedekerke Civiele Bescherming Brasschaat Brussel en Westerlo Turnhout Malle en Heist-op-den-berg
26/09/2005 26/09/2005 27/09/2005 14/10/2005 14/10/2005 26/10/2005 28/10/2005 07/11/2005 18/11/2005 18/11/2005 18/11/2005 18/11/2005 21/11/2005 25/11/2005 06/12/2005 07/12/2005 07/12/2005 09/12/2005 13/12/2005 21/12/2005
Perspectieven 2006
De opstelling en bekendmaking van bestekken en technische nota’s onder nieuwe vormen zullen voortgezet worden in 2006 met het oog op de vernieuwing van talrijke opdrachten inzake aankoop van materieel.
Teneinde het materieel van de hulpdiensten steeds operationeel te houden, zullen in 2006 nog steeds onderhoudscontracten afgesloten worden voor het door de Algemene Directie geleverde materieel. Bovendien zouden studies, gebaseerd op bij de hulpdiensten verzamelde informatie, het mogelijk moeten maken om de essentiële punten te bepalen die in de toekomstige onderhoudscontracten vermeld moeten worden.
De veiligheidsmarkering op de hulpverleningsvoertuigen, gezamenlijk ontwikkeld met de hulpdiensten, zal officieel gemaakt worden in 2006. Daardoor zullen die voertuigen beter zichtbaar zijn en beter geïdentificeerd kunnen worden op de openbare weg.
In 2006 zullen bij de hulpdiensten tevredenheidsenquêtes uitgevoerd worden betreffende het door de Algemene Directie geleverde materieel. Die zullen de mogelijkheid bieden om enerzijds de behoeften betreffende het materieel van de hulpdiensten en anderzijds de eventuele slechte werking van het door die diensten gebruikte materieel te kennen. De integratie van de resultaten van die enquêtes in de toekomstige techni-
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
Halfzware autopomp Halfzware autopomp Ademhalingsapparatuur Halfzware autopomp Halfzware autopomp Autoladder klasse 30 Haakarmvoertuig 6X4 zonder kraan Autoladder klasse 30 Overdrukventilator Overdrukventilator Halfzware autopomp Haflzware autopomp Haakarmvoertuig 6X4 zonder kraan Tankwagen 8000 l Werkkledij Haakarmvoertuig 26 T zonder kraan Haakarmvoertuig 26 T zonder kraan Tankwagen 8000 l + auto-elevator Persslangen 45 en 70 mm Watertankcontainer
81
2005
82
ACTIVITEITENRAPPORT
sche nota’s van de bestekken zou de optimalisering van de aankopen van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid mogelijk moeten maken.
Vanaf 2006 zal de Algemene Directie twee maal per jaar discussieforums organiseren met de gebruikers van het materieel. Die forums zullen ertoe strekken aan die gebruikers alle nuttige informatie betreffende de gekochte voertuigen te leveren, hun eventuele opmerkingen te noteren en derhalve de toekomstige aankopen te verbeteren. In 2006 zal onder andere de industriële autopomp besproken worden.
De opdrachten van de Algemene Directie inzake telecommunicatie kunnen als volgt onderverdeeld worden:
a) Alarmering • Opbouw van een elektronisch sirenenetwerk om de bevolking te kunnen waarschuwen. • Afbouw van een bestaand oud elektromechanisch sirenenetwerk. • Onderhoud van het elektronisch sirenenetwerk. b) Analoge radiocommunicatie • Onderhoud van het bestaande radionetwerk. c) Telecommunicatie • Onderhoud en verdere actualisering van de 100 centrales voor de niet-politionele hulp aan de burgers.: -
Telefonie: vaste telefonie, GSM en Natinul/Rinsis telefooncentrales.
-
Analoog pager-netwerk onderhouden.
- Actualisering en implementering van nieuwe technieken van en in de huidige 100-centrales (invoering carthografie- automatische doorschakelsystemen). • Voorbereiding en opvolging van de evolutie naar de nieuwe tetra- technologie van Astrid: - Invoering van Tetra radio’s. (digitale radioverbinding). - Invoering van CAD. (computer aided dispatching) in het 100-gebeuren. - Overschakeling naar digitale pagers.
1.
Alarmering
1.1
Algemeen
Kort na de wereldoorlog werden op verschillende plaatsen in het land elektromechanische sirenes geïnstalleerd om de bevolking in geval van gevaar te alarmeren. Door ze onderling met elkaar te verbinden ontstond het nationaal alarmnet. Op het einde van de 20e eeuw begon de Civiele Veiligheid met de uitbouw van een net van elektronische sirenes in de omgeving van kerncentrales en zogenaamde “Seveso”bedrijven. Deze sirenes produceren niet alleen huiltonen, maar kunnen ook summiere gesproken boodschappen voor de bevolking uitzenden. Het is de bedoeling deze boodschappen aan te vullen met bijkomende informatie via andere kanalen.
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
D. Telecommunicatie 83
ACTIVITEITENRAPPORT
84
nes ontmanteld.
2005
Parallel met de uitbouw van dit net, wordt het oude net van elektromechanische sire-
vincie op het einde van 2005
1.2
Nieuw elektronisch alarmeringsnetwerk
1.2.1 Uitbreiding van het alarmeringsnetwerk in 2005 Tijdens het jaar 2005 werden 22 nieuwe elektronische sirenes opgesteld.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige toestand van het net per pro-
eind 2003 eind 2004 eind 2005
AN 102 136 146
HN 28 47 52
LB 23 25 25
LG 99 117 119
LX 1 2 2
NM 90 96 97
VB 4 4 4
OV 34 46 48
WV -3 5
BR -5 5
TOTAAL 381 481 503
Elk van deze opstellingen werd voorafgegaan door een of meer bezoeken in situ en onderhandelingen met de betrokken gemeenten, de eigenaars van de panden en eventueel ook met diverse instanties waarvan het advies en/of de toestemming nodig is. Tot de opstelling kan in principe pas worden overgegaan na het afleveren van een bouwvergunning. In het Vlaams Gewest is deze vergunning niet vereist voor sirenes op bestaande gebouwen. In het Vlaams Gewest werd geen enkele bouwvergunning aangevraagd. In het Waals Gewest werden in 2005 5 bouwvergunningen aangevraagd: 3 vergunningen werden afgeleverd.
1.2.2 Activering van het alarmeringsnetwerk De bediening van de sirenes is gebaseerd op een omvangrijk informaticasysteem. Dat informaticasysteem wordt ondersteund door een aanzienlijk radionetwerk en bevat middelen voor communicatie en overdracht van gegevens.
Voor de besturing van deze sirenes beschikt de alarmeringsdienst over commandoposten in de operationele eenheden van de civiele bescherming. Relaisstations zijn verbonden met de verschillende commandoposten en moeten de ontvangst in verder gelegen regio’s garanderen.
De commandoposten en de daaraan verbonden zenders zijn op de volgende plaatsen geïnstalleerd: • OE Brasschaat (zenders: Brasschaat, Balen) • OE Neufchâteau (zenders: Neufchâteau, Haut-Fays, Velaine-sur-Sambre)
• OE Liedekerke (zenders: Liedekerke, Gent, Beveren, Brussel) • OE Ghlin (zenders: Ghlin, Seneffe, Fleurus) • OE Jabbeke (zender: Jabbeke)
Daarnaast beschikte ook het 100-centrum in Hasselt over de nodige infrastructuur om sirenes te activeren. In de toekomst zullen ook de andere 100-centra met commandoposten voor de bediening van de elektronische sirenes worden uitgerust.
1.2.3 Controle en onderhoud van het alarmeringsnetwerk De goede werking van de sirenes wordt in het oog gehouden door cyclische controles op afstand. Dagelijks controleert het centrale bedieningssysteem van de sirenes elke sirene afzonderlijk via het radionetwerk teneinde zich te vergewissen van de operationaliteit ervan. Bijkomende informatie over de werking van de sirenes wordt verstrekt via ‘stille tests’ die niet voor de bevolking hoorbaar zijn en die op geregelde tijdstippen door de bevoegde operatoren worden uitgevoerd in de operationele eenheden van de Civiele Veiligheid. Al deze informatie wordt automatisch doorgestuurd naar de nationale centrale te Brussel, waar ze geanalyseerd wordt. Zo nodig wordt een technische ploeg ter plaatse gestuurd om herstellingen uit te voeren. Op elke sirene is een sticker aangebracht met een 0800-nummer om aan de bevolking de kans te geven een eventuele abnormale werking van een sirene te signaleren. De Franstalige
oproepen
hiervoor
worden
gecentraliseerd
in
Neufchâteau,
de
Nederlandstalige in Brasschaat. In 2005 was er geen enkele oproep i.v.m. storingen.
1.2.4 Luide tests a)
Resultaten
In tegenstelling tot de stille tests, bieden luide testen de mogelijkheid om informatie in te winnen over de hoorbaarheid van de signalen. Tijdens het jaar 2005 werden vier luide tests georganiseerd. Bij elke test bleek dat ongeveer 98 % van de sirenes normaal gewerkt had. Onderstaande tabel geeft een overzicht van het resultaat van die tests. Datum 06/01/2005 07/04/2005 07/07/2005 06/10/2005
Aantal geteste sirenes 472 484 487 503
Sirenes die werkten 466 479 481 499
Percentage 98.7 % 98.9 % 98.8 % 99.2 %
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
• OE Crisnée (zenders: Crisnée, Huy, Modave) 85
2005
86
ACTIVITEITENRAPPORT
b)
Hoorbaarheidsonderzoeken
Om de hoorbaarheid van de sirene en van de gesproken boodschappen te evalueren, werden tijdens de luide tests dd 7 april en 6 oktober enquêtes gehouden bij een aantal omwonenden. De proefpersonen werden ‘ad random’ geselecteerd in functie van hun afstand tot de sirene en de geografische ligging van hun verblijfplaats ten aanzien van de sirene. In totaal werden 1808 enquêteformulieren verzonden. Ongeveer 40% van de geadresseerden stuurde het formulier ingevuld terug. De resultaten zijn weergegeven in onderstaande tabel. Proefpersonen die wisten dat de sirenes bestonden Proefpersonen die de sirenes gehoord hebben Proefpersonen die de hoorbaarheid van de huiltoon positief beoordelen Maximale afstand waarop de huiltoon positief beoordeeld wordt Proefpersonen die de verstaanbaarheid van de boodschap positief beoordelen Maximale afstand waarop de verstaanbaarheid positief wordt beoordeeld Proefpersonen die wisten dat er sireneproeven zouden volgen
1.3
71% 75% 71% 1900m 20% 475m 39%
Oud elektromechanisch alarmeringsnetwerk
Parallel met de installatie van de nieuwe sirenes wordt het oud alarmeringsnet ontmanteld. In 2005 werden 43 sirenes uitgeschakeld. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de evolutie van de ontmanteling van de sirenes, per provincie, van 2003 tot 2005. Provincie Ontmanteld eind 2003 Ontmanteld in 2004 Ontmanteld in 2005
AN 37 7 9
BR 1 0 0
HG 43 2 10
LG 29 3 5
NM 24 2 13
OV 29 8 6
WV 6 5
Totaal 169 27 43
Eind december 2005, moesten er nog 48 sirenes ontmanteld worden.
2.
Analoge radiocommunicatie
2.1
Radiofonie In 2005 waren 378 radiostations operationeel, namelijk 18 basisstations en 360 draagbare en mobiele stations verdeeld tussen de operationele eenheden van de civiele bescherming, de 100-centra, de crisiscentra van de Gouverneurs en de Algemene Directie Crisiscentrum.
2.2
Infrastructuur
Zowel het overbrengen van gesproken berichten als de transmissie van data en signalen, steunt op een net van pylonen met zenders, ontvangers, versterkers en antennes.
onderhoud van deze infrastructuur.
In 2005 bestond deze infrastructuur uit installaties te Brussel (Leuvense Weg), Libramont, Gent (Citadelpark), Hasselt (Brandweer), Leuven (Brandweer), Lubbeek (Pellenberg) en in elk van de operationele eenheden.
2.3 Telefoonverbindingen Naast de radioverbindingen stond de alarmeringsdienst anno 2005 ook in voor 578 contracten voor communicatiemiddelen met verschillende maatschappijen. De onderstaande tabel geeft hiervan een overzicht. Telefoonverbindingen
-
Belgacom Inmarsat & Iridium Mobistar Proximus
436 12 43 87
Een deel van deze verbindingen werd gerealiseerd ten behoeve van de Algemene Directie Crisiscentrum van de regering en van de crisiscentra van de provinciegouverneurs. Tenslotte dienen nog de dertien vaste en mobiele telefooncentrales vermeld te worden in de operationele eenheden van Crisnée, Ghlin en Libramont.
3.
ASTRID-project
3.1
Inleiding
ASTRID is een radiocommunicatiesysteem dat gebaseerd is op de TETRA-technologie. Het ASTRID communicatiesysteem omvat drie luiken:
a) Digitaal radionetwerk Het radionetwerk omvat circa 500 basisstations (antennes verbonden met een provinciale schakelaar) en wordt per provincie uitgebouwd. De basisstations worden over het hele Belgische grondgebied verspreid. Om veiligheidsredenen besteedt A.S.T.R.I.D. speciaal aandacht aan de keuze van de sites en krijgen beschermde plaatsen (politiekantoren, brandweerkazernes, .) de voorkeur. Wanneer een oproep via een ASTRID-radio wordt uitgezonden naar het dichtstbijzijnde basisstation, wordt deze vervolgens via de provinciale backbone doorgestuurd naar de provinciale schakelaar. De provinciale schakelaars vormen het 'brein' van het netwerk en handelen alle oproepen verder af. Naargelang het om een individuele of een groepsoproep gaat, zoekt het systeem de opgeroepen gesprekspartner(s), ongeacht hun positie(s) in België.
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
De alarmeringsdienst is verantwoordelijk voor de uitbouw, de instandhouding en het 87
ACTIVITEITENRAPPORT
88
opzetten van deze verbinding bedraagt minder dan een halve seconde.
2005
De oproep wordt dan doorgestuurd naar de gesprekspartner(s). De benodigde tijd voor het
ten van het radionetwerk (site-sharing). Het paging-netwerk is berekend op 25.000 gebrui-
Elk basisstation kan worden uitgerust met maximaal acht draaggolven, en elke draaggolf vertegenwoordigt vier kanalen. Statistische berekeningsmethodes en een goede kennis van de noden van de klanten hebben het mogelijk gemaakt deze capaciteit goed te spreiden.
b)
Paging-netwerk
Het paging-netwerk telt ongeveer 220 basisstations. Dit netwerk maakt gebruik van de mas-
kers. De capaciteit ervan zou zelfs kunnen worden uitgebreid tot 800.000 gebruikers.
c)
CAD-dispatching
A.S.T.R.I.D. installeerde in totaal elf meldkamers ten behoeve van de politionele hulpverlening: een per provincie en een voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het CIC is uitgerust met werkstations voor de dispatchers. Deze werkstations zijn enerzijds aangesloten op het radiocommunicatiesysteem en anderzijds op een lokaal computernetwerk met databases die allerlei informatie bevatten die nuttig kan zijn voor de gebruikersdiensten. De werkstations zijn ook aangesloten op de telefooncentrale voor het aannemen van de noodoproepen nummer 101, dit wil zeggen de dringende oproepen bestemd voor de politiediensten, via deze technologie behandeld worden.
Het is de bedoeling om dergelijke meldkamers ook te gebruiken voor de behoeften van de 100-centrales. De overgang van het huidige type communicatieinfrastructuur van de 100-centrale naar de CAD-technolgie vereist echter een degelijke studie op verschillenden vlakken. Een ICM project werd opgestart.
3.2
Digitaal radionetwerk
Het radioverkeer van de hulpdiensten verloopt momenteel hoofdzakelijk via het analoge radionet. Elk brandweerkorps beschikt over een eigen werkfrequentie aangevuld met enkele coördinatiefrequenties. Naast een aantal draagbare en mobiele radio’s is eveneens, per korps, een vast station met bijbehorende antenne-infrastructuur noodzakelijk. De problemen inherent aan een analoog systeem zijn gekend: storingsgevoelig, snel verzadigd en een gebrek aan voldoende coördinatiekanalen. Het radionet van ASTRID moet deze problemen verhelpen.
Aankoop van Astrid-radio’s voor de brandweerdiensten in 2005
In 2005 werd een bedrag van ongeveer 5.890.000 EUR voorbehouden voor de levering van radio’s aan de brandweerdiensten. Dat bedrag werd onder de provincies verdeeld op basis van een verdeelsleutel. Hier volgt een overzicht van de verdeling van dat krediet per provincie. Overzicht ter beschikking gestelde bedragen per provincie 1000000
900000 Antwerpen
800000
Brussel 700000
VL- brabant WL-brabant
600000
Henegouwen 500000 Limburg 400000
Luik Luxemburg
300000 Oost-Vlaanderen 200000
West-Vlaanderen
100000
0 bedrag in euro
Elke provincie werd verzocht de behoeften van haar brandweerdiensten inzake radiotoestellen te bepalen, binnen de grenzen van de toegekende kredieten. Het ging om de definiëring van de behoeften inzake draagbare radio’s, mobiele radio’s en mobiele radio’s met de functie gateway. Gezien de specifieke taken van de brandweer en de risico’s eraan verbonden werd een procedure vastgelegd die de keuze van de meest adequate zenderontvangers moest bepalen. Een onafhankelijk onderzoeksbureau werd geselecteerd met als taken: het testprotocol op te stellen, de proeven te organiseren, de proeven te begeleiden, de resultaten te evalueren en een advies over de beste keuze te formuleren. Het onderzoeksbureau werd bijgestaan en geadviseerd door een selectiecommissie bestaande uit 5 Franstalige en 5 Nederlandstalige brandweermensen. Deze experts werden aangeduid door de brandweerverenigingen. Het definitieve testrapport werd op 15 september besproken door de selectiecommissie en een advies werd geformuleerd. De NV ASTRID werd gelast met de voortzetting van het dossier. In nauw overleg met de NV ASTRID werd een leveringsschema opgemaakt. Uiteraard is ook belangrijke aandacht besteed aan de opleiding van de eindgebruikers.
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
a)
89
ACTIVITEITENRAPPORT
90
Fleetmapping
De fleetmap bepaalt de groepscommunicatie en vormt de basis van het nummerings-
2005
b)
tering van de fleetmap in het kader van de invoering van de ASTRID-apparatuur bij de
plan voor de brandweerdiensten.
De brandweerdiensten hebben reeds een ontwerp van fleetmap opgesteld en goedgekeurd, maar deze aangelegenheid evolueert voortdurend.
In 2005 heeft de Algemene Directie veel tijd besteed aan de actualisering en de verbe-
niet-politionele hulpdiensten.
3.3
Paging-netwerk
Het analoge radionet is de ruggengraat van het huidige paging-netwerk van de brandweerkorpsen. De pagers (ontvangtoestellen) worden gebruikt om de leden van de diensten voor interventie op te roepen. Het paging-netwerk wordt ofwel aangestuurd vanuit elke kazerne ofwel vanuit de 100-centrale.
Door de overstap van analoge radio naar ASTRID-radio’s moet ook een gelijkaardige overstap naar digitale paging plaatsvinden. Deze overstap zal gefaseerd moeten verlopen. Een tussentijdse oplossing werd uitgewerkt.
3.4
CAD-dispatching
a)
Algemeen
Op termijn zullen in alle 100-centra CAD-dispatchings geïnstalleerd worden. Zo zal men komen tot een multidisciplinaire dispatching 100/101, waardoor alleen het enige noodnummer 112 nog gebruikt zal kunnen worden.
De overgang van het huidige type communicatie-infrastructuur van de 100-centrale naar de CAD-technolgie vereist echter een degelijke studie op verschillenden vlakken.
Teneinde het beheer van incidenten en crisissen te optimaliseren, heeft de Ministerraad van 16 oktober 2002 besloten om: a) een proefproject op te starten teneinde de ASTRID-technologie ter beschikking te stellen van alle politionele en niet-politionele hulpdiensten dankzij een geïntegreerd systeem; b) een stuurcomité en werkgroepen op te richten belast met de begeleiding en de coördinatie van het hele project.
- de tenlasteneming van de noodoproepen rationaliseren; - een neutrale en multidisciplinaire behandeling van de noodoproepen verzekeren; - een bepaald aantal personeelsleden die onder andere tot het politiepersoneel behoren, de mogelijkheid bieden hun administratieve functie in te ruilen voor een job op het terrein; - alles in het werk stellen opdat de verwezenlijking van dit idee een minimale financiële impact heeft op de burger.
De Algemene Directie, belast met de coördinatie van de hulpverlening en het beheer van de 100-centra, is natuurlijk bij dit project betrokken.
b)
Evolutie van het project
Tijdens het Ministerieel Kerncomité van 28 januari 2004 werd de beslissing genomen om geleidelijk aan over te gaan tot de organisatie van het gecentraliseerde beheer van de noodoproepen bestemd voor tegelijk de dringende medische hulpverlening, de brandweerdiensten en de politiediensten. Er werd evenwel niet voor een bepaald model gekozen. Gezien de dringende noodzaak (door de veroudering van de huidige 100 centrales), werd er op 18 juli 2005 beslist een nieuwe wending te geven aan het project en de migratie van de 100-centrales naar de CAD’s te laten verlopen in 2 fases. De eerste fase is de zero-migratie. Daaronder wordt verstaan de overgang naar de nieuwe technologie van de CAD Astrid, evenwel beperkt tot de huidige functies van de centrales. De inventaris van de technische problemen werd aangevat in 2005.
De tweede fase bestaat uit de informatisering zelf van alle oproepen 112, wat moet leiden tot de scheiding van de functies «call taking» en «dispatching». Er zal met andere woorden een onderscheid gemaakt worden tussen het beheer van de oproepen, dat uitgevoerd zal worden door neutrale aangestelden, noch brandweermannen, noch politiemannen, en het beheer van de interventies naar aanleiding van die oproepen, dat verzekerd zal worden door ofwel brandweermannen ofwel politiemannen, naar gelang de aard van de oproep.
Om dit project in goede banen te leiden werd eind 2005 een externe projectmanager aangesteld. Als pilootproject werd Oost-Vlaanderen gekozen, waarbij voorzien werd een verhuis van de 100 centrale naar het CIC in de Groendreef te Gent op te starten.
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
Enkele doelstellingen ondersteunen dit initiatief: 91
2005
92
ACTIVITEITENRAPPORT
4.
Grensoverschrijdende operationele communicatie
Duitsland, Nederland en België wensten te weten in welke mate de TETRA-technologie zou kunnen voldoen aan hun grensoverschrijdende behoeften inzake operationele communicatie tussen de politionele en niet-politionele diensten.
Teneinde die kwestie te onderzoeken, werd een proefproject opgestart in de regio Aken (Duitsland), Limburg Zuid (Nederland) en Luik (België). Die tests werden met succes uitgevoerd in juni 2003 en het verslag betreffende de eerste fase van het project werd in november 2003 bekendgemaakt. Dat verslag bevatte een reeks operationele, juridischadministratieve en technische aanbevelingen.
In het kader van die tests werd een tijdelijke interface of universele voorziening die de verenigbaarheid van de in de 3 landen gebruikte systemen mogelijk maakte, ontwikkeld teneinde de tests in werkelijke omstandigheden te kunnen uitvoeren.
Om de test om te zetten in de dagelijkse praktijk, zou de industrie een interface moeten voorstellen die de systemen compatibel maakt. Er werden hieromtrent besprekingen gevoerd en op 30 juni 2004 hebben de twee leveranciers van het radiocommunicatiesysteem in de drie voormelde landen een memorandum getekend waarin zij hun bereidwilligheid om in die richting te werken, bevestigden.
In juni 2005 heeft ook Frankrijk zich bij dit project aangesloten. Het project werd dan herdoopt tot “EU-pilot”.
Een belangrijk aspect is uiteraard de financiering. De ontwikkeling van de interfaces wordt geraamd op ongeveer 8,5 Mio Euro. De vier betrokken Ministers hebben in een schrijven de EU om subsidiëring verzocht.
5.
Beheer van de 100-centra
5.1
Inleiding
De desbetreffende bevoegdheden worden vastgelegd door de volgende wettelijke teksten: - de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming, waarvan arti-
zekeren van dringende geneeskundige hulpverlening is; - de wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening die het volgende bepaalt: 1. het onmiddellijk verstrekken van aangepaste hulp aan alle personen van wie de gezondheidstoestand een dringende tussenkomst vereist na een oproep via het eenvormig oproepstelsel (100) waardoor de hulpverlening, het vervoer en de opvang in een aangepaste ziekenhuisdienst worden verzekerd; 2. de installatie en de werkingskosten zijn ten laste van de Staat; 3. de gemeenten, door de Koning aangeduid als centra van het eenvormig oproepstelsel, moeten voor de geregelde werking hiervan instaan. - het koninklijk besluit van 2 april 1965 houdende vaststelling van de modaliteiten tot inrichting van de dringende geneeskundige hulpverlening en houdende aanwijzing van de gemeenten als centra van het eenvormig oproepstelsel.
Dit besluit preciseert het volgende: «De installatie en de werking van het eenvormig oproepstelsel vallen onder de bevoegdheid van de Minister tot wiens bevoegdheid Binnenlandse Zaken behoren. De andere aspecten van de organisatie van de dringende geneeskundige hulpverlening vallen onder de bevoegdheid van de Minister tot wiens bevoegdheid Volksgezondheid behoort.
De colleges van Burgemeester en Schepenen van de gemeenten, aangewezen als centra voor het eenvormig oproepstelsel waken, over het opvolgen, door de aangestelden van het oproepstelsel, van de instructies welke hun gegeven worden door de bevoegde Ministers of hun afgevaardigden.
5.2
Werking van de 100-centra
Er zijn momenteel 10 100-centra operationeel, gelegen te Antwerpen, Brugge, Gent, Leuven, Brussel, Luik, Namen, Aarlen, Bergen en Hasselt.
In dit geval is er sprake van «provincialisering», met andere woorden de oproepen van de gemeenten komen, met uitzondering van een bepaald aantal gemeenten, toe op de centrale van de provincie waarin de gemeente gelegen is. Sommige oproepen uit bepaalde gemeentes bereiken de 100-centrale van de provincie niet, maar een aanpalende 100 centrale omdat Belgacom, onze eindrouteerder tot op vandaag bij de herstructurering van zijn telefooncentrales de afbakening per provincie niet 100 % kan garanderen. In dat oogpunt is er aan Belgacom de vraag gesteld of dit actueel kan
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
kel 2 bis bepaalt dat één van de opdrachten van de civiele bescherming het ver93
ACTIVITEITENRAPPORT
94
woord verwacht op deze vraag.
2005
gerealiseerd worden en wat het totale prijskaartje zal zijn. Eerstdaags wordt een ant-
Het verouderde RAMANAV (geografisch informatiesysteem) werd stelselmatig vervan-
Het HC-100 van Waver (Waals-Brabant) is momenteel, wegens een personeelsprobleem, nog niet operationeel. De voor dat 100-centrum bestemde oproepen worden momenteel beheerd door het 100-centrum van Namen.
5.3
City-Gis
gen door het meer geavanceerde CityGis syteem. Bedoeling is om de middelen (ambulances en MUG’s) nog beter te beheren en de interventietijden te verkorten.
In 2005 werd de software CityGis geïnstalleerd in de 100-centra van Bergen, Brugge, Luik en Hasselt. De software was reeds operationeel in het 100-centrum van Antwerpen.
Momenteel wordt CityGis geïnstalleerd in het 100-centrum van Namen. De installatie in de 100-centra van Gent, Aarlen en Leuven is voorzien voor 2006. De installaties in het 100-centrum van de DBDMH van Brussel wordt onderzocht.
Teneinde de dienstverlening aan de klant en aan de gebruiker te verbeteren, worden regelmatig nieuwe modules ontwikkeld. Die ontwikkeling gebeurt «à la carte»; die modules kunnen lichtelijk variëren van centrum tot centrum, naar gelang van de behoeften op het terrein.
5.4
Project Beveiliging
De toegang tot de 100-hulpcentra gebeurt momenteel via Belgacom.
Er kunnen zich steeds pannes voordoen. Natuurlijk zijn er noodprocedures voorzien in geval van technische problemen van de toegangslijnen tot de 100-centra, zodat de oproeper steeds kan rekenen op alle dringende medische bijstand of op brandweerinterventies.
De oprichting van een tweede toegangslijn tot de 100-centra is echter voorzien. De desbetreffende studie werd aangevat en dat nieuwe veiligheidssysteem zou in de loop van 2006 ingesteld moeten worden in een bepaald aantal 100-centra.
Project vervanging van de back-up centrales
Naast de primaire AEG-Prescom centrale beschikt elk 100 centrum over een MATRA noodcentrale om een mogelijke uitval van de AEG-apparatuur op te vangen.
In geval van panne verlopen de oproepen via de noodcentrale. Er gaan dan zeker een aantal functionaliteiten verloren, maar het 100-centrum blijft tenminste bereikbaar.
Deze noodapparatuur is echter niet meer compatibel met de recente technologische ontwikkelingen bij telecomoperator Belgacom.
Een alternatief werd in 2005 bestudeerd en zal gedeeltelijk gerealiseerd worden in de loop van 2006.
5.6
Evolutie van het functioneren van de centrales
Bijzondere aandacht wordt besteed aan de goede werking van de apparatuur in de 100-centra. Die apparatuur wordt geëvalueerd aan de hand van het aantal foutmeldingen die in twee categorieën worden opgedeeld: UR (dringend) en NUR (niet-dringend).
Via een on-line-rapportering wordt de evolutie van de opvolging van de herstellingen gecontroleerd.
Bijgevoegde grafiek geeft een overzicht van de evolutie 2004 / 2005.
Evolutie 2004/2005 250
Aantal acties
200
150 UR NUR 100
50
0 2004
Jaar
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
5.5
95
ACTIVITEITENRAPPORT
96
Overleg AEG / ADCV
Op regelmatige tijdstippen wordt overleg gepleegd ofwel via elektronische weg ofwel
2005
5.7
23 en 24 februari, 2 maart, 13 en 27 april, 26 mei, 8 juli en 18 oktober.
tijdens werkvergaderingen teneinde: - het functioneren van de apparatuur; - aanpassing van hard- of software; - het uitvoeren van preventief onderhoud te bespreken.
In 2005 vonden negen vergaderingen plaats met de firma AEG, namelijk op 14 januari,
5.8
Conclusie en toekomstperspectief
Rekening houdend met de verhouding aantal oproepen/aantal klachten, kan men zeggen dat de diensten verzekerd door de 100-centra - «call taking» en «dispatching» goed functioneren.
De overgang naar de CAD-technologie zou de kwaliteit van de dienstverlening moeten verbeteren. Door het gebruik van éénzelfde technologisch platform, namelijk een gemeenschappelijke CAD, zullen de noodoproepen, in geval van een verkeerde oproep, immers sneller naar de bevoegde dienst doorgestuurd kunnen worden.
Operationele opleidingen
Wat de opleiding betreft, ontwikkelen de activiteiten van de Algemene Directie zich rond twee grote punten: • de organisatie van opleidingen; • de voorbereiding van nieuwe reglementeringen betreffende de opleiding van het personeel van de openbare hulpdiensten (de Civiele Bescherming en de openbare brandweerdiensten).
De opleidingen richten zich tot het operationele personeel van de civiele bescherming en van de brandweer en hebben tot doel deze mensen inzetbaar te maken en te houden op het terrein.
Een deel van de opleidingen bestaat al een geruime tijd en wordt aangepast wanneer nodig; andere zijn nieuw te ontwikkelen. De Algemene Directie van deCiviele Veiligheid probeert in te spelen op de evoluerende maatschappij. Deze vergt een geactualiseerde kennis van producten en technieken en vraagt een regelmatig peilen naar de operationele noden op het terrein vanuit de opleiding.
Het overleg over noden en de daaruit volgende opleidingsvoorstellen gebeurt voor de brandweer via verschillende overlegorganen. Later zal ook de civiele bescherming haar eigen overlegorgaan voor de opleiding krijgen. Dat zal opgericht worden via de MPM voor de opleiding van de eenheden van de civiele bescherming.
Naar aanleiding van de wijzigingen ten gevolge van nieuwe opleidingsnoden wordt ook nieuwe reglementering geschreven.
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
E.
97
2005
98
ACTIVITEITENRAPPORT
1.
Adviesorganen
Die nieuwe adviesstructuren betreffende de operationele opleidingen omvatten een reeks diensten, instellingen en organen die hun potentieel en hun activiteiten moeten combineren teneinde te streven naar een optimale organisatie van de opleidingen.
1.1
Hoge Raad voor de opleiding voor de openbare brandweerdiensten
1.1.1. Organisatie en opdrachten De Hoge Raad voor de opleiding is samengesteld uit de Directeur van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid, die het voorzitterschap waarneemt, vertegenwoordigers van de representatieve brandweerfederaties, een vertegenwoordiger van de brandweerofficieren, vertegenwoordigers van de Nederlandstalige en Franstalige provinciale opleidingscentra, vertegenwoordigers van de civiele bescherming en twee specialisten inzake pedagogie.
Naast een adviserende bevoegdheid inzake opleiding, heeft die Raad eveneens als opdracht voorstellen te doen betreffende de opleiding van de openbare brandweerdiensten.
1.1.2 Activiteiten in 2005 De Hoge Raad voor de opleiding heeft vergaderd op 22 juni 2005 en 22 december 2005. Tijdens die vergaderingen hebben de leden van de Hoge Raad diverse dossiers behandeld.
1° Doelstellingen en eindtermen van de cursussen van brandweerman en van de opleiding Astrid. 2° Identificatie van nieuwe opleidingsbehoeften: pedagogische kwaliteit van de instructeurs; psychosociale aspecten van de interventies; specifiek rijbewijs voor zware voertuigen; opleiding van de kadet-brandweermannen. 3° Cursus «crisissituatiebeheer». 4° Masterplan van de brevetten voor de brandweerdiensten. 5° Organisatie van de officiersopleidingen.
De Hoge Raad heeft een centralisatie op federaal niveau voorgesteld.
Programmeringscommissie
1.2.1. Organisatie en opdrachten De Programmeringscommissie is hoofdzakelijk samengesteld uit vertegenwoordigers van de brandweerdiensten.
De Commissie heeft als opdracht de behoeften inzake theoretische en praktische lessen te bepalen voor de brandweerdiensten. Zij heeft tevens een adviserende bevoegdheid betreffende de inhoud van de syllabi, die dienen als schriftelijke ondersteuning bij de lessen. Zij controleert bovendien de uitvoering van de opdrachten toevertrouwd aan het Redactiecomité.
1.2.2. Activiteiten in 2005 In 2005 heeft de Programmeringscommissie twee maal vergaderd.
Tijdens de vergadering van 29 april heeft zij met name de inhoud van een «pedagogische koffer» bestudeerd: het gaat om een geheel van pedagogische instrumenten voor de module «instructeurs» van de Civiele Veiligheid.
Zij heeft eveneens de uitvoering van de opdrachten toevertrouwd aan het Redactiecomité gecontroleerd.
Tijdens de vergadering van 17 mei heeft de commissie het ontwerp van ministerieel besluit betreffende de organisatie van de cursussen en de examens in de provinciale opleidingscentra voor de openbare brandweerdiensten afgewerkt.
1.3
Commissie voor gelijkstelling en vrijstelling
1.3.1. Organisatie en opdrachten De Commissie voor Gelijkstelling en Vrijstelling is hoofdzakelijk samengesteld uit vertegenwoordigers van de brandweerdiensten.
Zij heeft een dubbele opdracht: 1° een advies geven aan de Minister over de aanvragen tot gelijkstelling van diploma’s, cursussen of brevetten en over de aanvragen tot vrijstelling van lessen en examens; 2° op eigen initiatief voorstellen van gelijkstelling of vrijstelling inzake opleiding doen aan de Minister.
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
1.2
99
2005
100
ACTIVITEITENRAPPORT
1.3.2. Activiteiten in 2005 De Commissie heeft vergaderd op 28 februari 2005 en 9 mei 2005 en heeft tijdens die vergaderingen zeventien dossiers onderzocht. Die dossiers betreffen meestal individuele aanvragen tot gelijkstelling van een opleiding of tot vrijstelling van een cursus.
Het ging om de volgende gevallen: 1° Enkele gevallen van gelijkstelling tussen de module «noties eerste zorgen» van het brevet van brandweerman en de diploma’s van dokter in de geneeskunde, verpleger en dringende medische hulpverlening. 2° Een aanvraag tot gelijkstelling van de brevetten van korporaal en sergeant voor een kandidaat die houder is van het brevet van adjudant en dat brevet vroeger behaald heeft als vrije leerling bij de Belgische luchtmacht. 3° Een aanvraag tot gelijkstelling tussen het brevet van brandweerman en een in het buitenland behaald brevet.
Op voordracht van de Commissie heeft de Minister een omzendbrief gericht aan alle provinciale opleidingscentra om de personen die geslaagd zijn voor de opleiding DMH of die een diploma van dokter in de geneeskunde bezitten, vrij te stellen van de module «Noties eerste zorgen».
Er moet opgemerkt worden dat in 2005 een stemprocedure per e-mail werd ingesteld teneinde een snelle behandeling van bepaalde dossiers mogelijk te maken. In de loop van de maand maart 2005 heeft de Commissie een geval via die procedure kunnen behandelen.
1.4. Redactiecomité 1.4.1. Organisatie en opdrachten Dit Comité is belast met: 1° de uniformering, de opstelling en de actualisering van de syllabi die dienen als ondersteuning bij de lessen; 2° het voorleggen van maatregelen die het nodig acht met het oog op de uniformering van de organisatie van de examens in de provinciale opleidingscentra, aan de Programmeringscommissie.
De samenstelling van het Comité varieert naargelang van de opdracht die eraan is toevertrouwd.
die vanuit hun brandweerdiensten voor de periode van de volledige opdracht zouden worden gedetacheerd. Het bleek echter dat de samenstelling van een multidisciplinair team een zeer moeilijke opdracht zou worden. De vier deskundigen zouden alle basismateries én specialisaties voldoende moeten beheersen om het hele opleidingstraject van de brevetten te herzien en daarenboven de nodige pedagogische en redactionele vaardigheden hebben om degelijke cursussen te schrijven.
In 2005 werd daarom gekozen voor een andere benadering: er werd een coördinator gedetacheerd vanuit de brandweer die per te schrijven syllabus een gepast team van deskundigen samenstelt. Deze deskundigen krijgen dan een samenwerkingscontract voor die specifieke opdracht en duur.
1.4.2 . Activiteiten in 2005 1° Uitwerking van pedagogische referentiedocumenten voor de brevetten Het Redactiecomité heeft pedagogische referentiedocumenten opgesteld voor de opleidingen die gegeven worden teneinde de brevetten van brandweerman, korporaal en sergeant te behalen. Hetzelfde zal gebeuren voor de brevetten van adjudant en officier in de loop van 2006. De definitieve pedagogische referentiedocumenten zullen de basis vormen voor de cursussen betreffende de voormelde brevetten. 2° Masterplan voor de opleidingen van de brandweer In 2005 werd een eerste voorstel tot globale vernieuwing van de brandweeropleidingen uitgewerkt door het Redactiecomité in de vorm van een masterplan. Dit plan heeft tot doel de opleidingen van de brandweerlui in de toekomst flexibeler te maken en meer trajecten voor specialisatie te creëren. Het is niet denkbaar dat elke individuele brandweerman zich in alle materies specialiseert en omdat de toenemende complexiteit van het werk toeneemt, is het onontbeerlijk om op termijn dergelijke variaties mogelijk te maken. 3° Eindtermen voor de opleidingen die leiden tot het behalen van een brevet In het kader van de actualisering van de syllabi van de opleidingen die uitmonden in het behalen van een brevet, is het Redactiecomité in 2005 gestart met het opstellen van de eindtermen voor deze opleidingen. Eind 2005 waren de eindtermen voor het brevet brandweerman klaar. Deze werkzaamheden worden verdergezet in 2006.
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
Initieel wilde de Algemene Directie een vast team van vier redactieleden samenstellen 101
2005
102
ACTIVITEITENRAPPORT
4° Nieuwe syllabi Het opstellen van eindtermen voor de opleidingen wordt gevolgd door het schrijven van nieuwe syllabi voor de desbetreffende opleidingen. Gezien de nood aan een cursus crisissituatiebeheer, was dit de prioriteit in 2005. De omvang van de materie en de hoge graad van inhoudelijke specialisatie die dit werk vergt, zorgde ervoor dat hoewel in 2005 reeds een eerste ruwe versie van de cursus klaar was, de redactie niet kon worden afgerond. Dit wordt gefinaliseerd in 2006.
2.
Opleidingsprogramma van de provinciale opleidingscentra
De Minister van Binnenlandse Zaken bepaalt jaarlijks het brevettenprogramma van de provinciale opleidingscentra voor het volgende kalenderjaar. Die brevetten, gesubsidieerd door de Minister, worden georganiseerd door de scholen teneinde de aanwervingen en bevorderingen mogelijk te maken van: - brandweerman; - korporaal; - sergeant; - adjudant; - officier; - technicus brandvoorkoming; - crisissituatiebeheer; - dienstchef.
In 2005 werd het programma voor 2006 bepaald op basis van een analyse van de behoeften geformuleerd door ofwel de technische commissies van de hulpverleningszones, ofwel, voor de brandweerdiensten die niet tot een zone behoren, door de overheden waaronder zij ressorteren. Daartoe heeft de Algemene Directie in 2005: • Kennis genomen van alle behoeften voor alle provincies en Brussel-Hoofdstad door zich te wenden tot de provinciegouverneurs en tot de betrokken Minister van de Brusselse Regering; • Die behoeften in vergelijkende tabellen gegoten; • Het advies gekregen van de twee Supraprovinciale opleidingsraden voor de openbare brandweerdiensten, die met name als opdracht hebben het verzekeren van de coördinatie van de in de provinciale opleidingscentra gegeven opleidingen;
van de provinciale opleidingscentra, ter goedkeuring voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken, rekening houdend met de voormelde adviezen; • Gezorgd voor de verspreiding van het ministerieel besluit, ondertekend door de Minister op 30 september 2005 en daarna bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, in de provinciale opleidingscentra.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de opleidingen die in 2006 door de provin-
X X
X X X X X X
X X X
X X X X X X X
X X X X
X X
X
X X X X X X
X
X X X
X
West-Vlaanderren
Namen
Luxemburg
Limburg
Luik
Henegouwen X X X
Vlaams-Brabant
X X X X X X X X
Oost-Vlaanderen
Brandweerman Korporaal Sergeant Adjudant Officier Technicus brandvoorkoming Crisissituatiebeheer Dienstchef
Waals-Brabant
Antwerpen
Provinciale opleidingscentra Brevetten
Brussel-Hoofdstad
ciale opleidingscentra georganiseerd zullen worden.
X
X X X X
3.
Operationele opleidingen
3.1
Opleiding van het personeel van de brandweerdiensten
X X
X X
De Algemene Directie heeft in 2005 een opleidingscyclus georganiseerd voor de stagedoende onderluitenants met het oog op het behalen van het brevet van officier. De toekomstige officieren moeten een opleiding volgen gedurende welke zij een hele reeks brevetten moeten behalen. a) Opleiding voor het behalen van het brevet van brandweerman Verplichte cursussen : -Brandbestrijding en hulpverlening (praktische oefeningen inbegrepen) : -Persoonlijke bescherming (praktische oefeningen inbegrepen) : -Levensreddende handelingen (praktische oefeningen inbegrepen) :
90 50 30 10
uur uur uur uur
60 10 30 20
uur uur uur uur
b) Opleiding voor het behalen van het brevet van korporaal Verplichte cursussen : - Brandbestrijding en hulpverlening : - Pomp – Bediening van tuigen : - Reddingstechnieken :
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
• Een ontwerp van ministerieel besluit tot vastlegging van het brevettenprogramma 103
2005
104
ACTIVITEITENRAPPORT
c) Opleiding voor het behalen van het brevet van sergeant Verplichte cursussen : - Brandbestrijding en hulpverlening : - Organisatie en human resources management : - Gevaarlijke stoffen : - Bevelvoering operaties : - Instructeur
95 15 10 10 20 40
uur uur uur uur uur uur
70 20 20 10 20
uur uur uur uur uur
130 10 80 20 20
uur uur uur uur uur
d) Opleiding voor het behalen van het brevet van adjudant Verplichte cursussen : - Verbranding en blussing : - Gevaarlijke stoffen : - Brandbestrijding en hulpverlening : - Human resources management :
e) Opleiding voor het behalen van het brevet van officier Verplichte cursussen : - Organisatie van de hulpdiensten : - Brandbestrijding en hulpverlening : - Human resources management : - Verbindingen – Communicatiemiddelen :
In april hebben twee kandidaten de opleiding voor het behalen van het brevet van brandweerman gevolgd.
Zes kandidaten van de brandweerdiensten van Hoei, Luik, Neufchâteau, La Louvière en Eigenbrakel hebben de opleiding betreffende het brevet van korporaal gevolgd. Zij vond plaats van 23 mei tot 15 juni 2005 en er werden zeven opleiders ingezet.
Voor de opleiding betreffende het brevet van sergeant kwamen er 3 kandidaten bij: twee van Charleroi en één van Bergen. De opleiding vond plaats van 5 september tot 19 oktober 2005.
Tijdens dat laatste brevet vonden 3 oefendagen plaats op de oude site van SAFEA te Houdeng-Goegnies. Die drie dagen werden georganiseerd in de vorm van workshops, bevattende brandbestrijding, snelle hulp, chemische interventie (CMIC) en redding op moeilijke plaatsen (GRIMP).
Voor die workshops werden 11 opleiders en meer dan 60 figuranten ingezet. De manschappen en het materieel werden ter beschikking gesteld door de brandweerdiensten van Charleroi en La Louvière, alsook door de Permanente Eenheid van de Civiele Bescherming van Ghlin. Tijdens die workshops werden de kandidaten permanent geëvalueerd: de toekomstige officieren moesten een groep mensen leiden in evolutie-
informatie: erger ongeval, nieuw slachtoffer ontdekt onder een autobus, enz. De doelstelling was veelvoudig: het aanleren van leadership, de evaluatie van de vaardigheden inzake bevelvoering en technische vaardigheden (kennis van het materieel, beroepshoudingen, veiligheidsregels).
De opleiding voor het brevet van adjudant vond plaats van 5 november tot 14 december 2005. Tijdens die opleiding werd een beroep gedaan op een Franse opleider, dankzij het systeem voor uitwisseling van deskundigen EUCIVEX, wat bijzonder efficiënt was. Die pedagoog kon de kandidaat-officieren inwijden in de geheimen van de backdraft en van de flashover, dankzij het gebruik van miniatuurkisten waarbij de exacte eigenschappen van die twee fenomenen nagebootst werden. De stagiairs hebben eveneens specifieke modules gevolgd over de luchtvaartrisico’s op de luchthaven van Charleroi en over spoorwegongevallen in de technische werkplaatsen van de NMBS.
De opleiding voor het behalen van het brevet van officier zal beginnen in februari 2006.
3.2
Opleidingen van het personeel van de civiele bescherming
3.2.1 Inleiding Vandaag heeft het personeel van de Civiele Bescherming meer dan één beroep: het moet meerdere taken kunnen uitvoeren; die nieuwe situatie vereist een stevige en nauwgezette basisopleiding, alsook het aanleren van steeds meer verscheiden en betere technieken. Die evolutie vloeit voort uit twee factoren die nauw met elkaar verbonden zijn: - de voortdurende veranderingen waarmee de maatschappij geconfronteerd wordt (verhoging van de mogelijke risico’s i.v.m. de ontwikkeling van bepaalde industrieën, groei van de bevolking in zones die vroeger dunbevolkt waren, gebruik van nieuwe technologieën, enz.); - een steeds groeiende vraag voor interventies in de meest uiteenlopende domeinen (chemische vervuilingen, bio-terrorisme, logistieke bijstand aan de rechterlijke macht, enz.).
Teneinde het leven van hun medeburgers en de goederen die zij bezitten, te beschermen, is de uitoefening van de verschillende taken inherent aan de specifieke opdrachten die aan de leden van de Civiele Bescherming toevertrouwd worden, gebaseerd op een hoeksteen, namelijk de ontwikkeling van
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
ve opdrachten. Tijdens de interventie bracht één van de opleiders telkens bijkomende 105
ACTIVITEITENRAPPORT
106
tisch vlak.
2005
steeds diepgaandere en steeds meer opleidingen, zowel op theoretisch als op prak-
Sinds enkele jaren wilden de colonnechefs deelnemen aan een seminarie voor het uit-
Als men wil dat het personeel van de Civiele Bescherming een operationeel niveau behoudt dat conform is aan de vereisten van het terrein en aan de evolutie van zijn beroep, zal het opleidingsaanbod in de toekomst moeten groeien in de meest diverse domeinen.
3.2.2 Grootschalig oefenseminarie
denken en organiseren van grootschalige oefeningen. Dat is nu gebeurd.
Die opleiding vond plaats van 21 tot 25 november 2005 in het Federaal Opleidingscentrum van de hulpdiensten te Florival onder de vorm van een residentieel seminarie van een week, bedacht door de vennootschap On Line Services uit Toulouse. Een twaalftal officieren van de civiele bescherming volgden de opleiding.
De eerste fase van de opleiding bestond uit de uitwerking van een gezamenlijke woordenschat: wat wordt verstaan onder “oefening”, welke termen worden gebruikt voor de verantwoordlijkheidsniveaus?
Daarna werden de verschillende soorten oefeningen vastgelegd: synthese-oefening of onvoorziene oefening, enz., alsook de desbetreffende oefenfases: de keuze van het oefenthema, de conventies, de relaties met de overheidsdiensten en de media, de informatie aan de verschillende actoren en de controleverantwoordelijken, het verloop en de follow-up van het verloop, de «ontleding» en het oefenverslag.
De deelnemers moesten oefenthema’s kiezen en hun eigen scenario schrijven. Zij hebben hun conventies gedefinieerd, de rollen verdeeld (vb. colonnechef, gouverneur, burgemeester, vrachtwagenchauffeur…).
De volgende fase bestond uit het op gang brengen van de oefening, het laten uitvoeren van de oefening door de andere subgroep door geleidelijk aan informatie te geven over het verloop en door te reageren op onverwachte zaken.
De sessies waren zeer leerrijk: de deelnemers konden niet anders dan zich vragen te stellen bij de werking van de civiele bescherming en bij de relaties met de andere actoren (civiele overheden, federale politie, brandweer, medische wereld, media); zij moes-
de actoren anders reageerden dan verwacht…
De volgende fase zal bestaan uit de verwezenlijking van dergelijke oefening door één of meerdere permanente eenheden van de civiele bescherming.
3.2.3 Train the trainer – Pedagogische koffer Er is een zodanige evolutie in de beroepen van de civiele veiligheid, op technisch, menselijk en communicatievlak, dat het meer dan ooit noodzakelijk is om aan de risicoberoepen een opleiding van een hoog niveau aan te bieden, die voldoet aan de nieuwe maatschappelijke vereisten.
In dat kader heeft de Algemene Directie, via een project PIF (Programma Investering in Opleiding), een pedagogisch instrument verworven, dat door een vennootschap uit Marseille ontwikkeld werd voor de Franse brandweer: de «pedagogische koffer», een geheel van pedagogische instrumenten bestemd voor de leerlingen en de opleiders.
Het is de bedoeling dat instrument aan te passen aan de Belgische federale situatie.
Om het gebruik van dat instrument in de context van het dagelijkse werk te testen, heeft de Algemene Directie, samen met de vennootschap Sud Performance, een seminarie van twee dagen georganiseerd in het Opleidingscentrum van de hulpdiensten te Florival. Er waren 15 deelnemers: lesgevers en pedagogisch verantwoordelijken van de provinciale opleidingscentra en van de operationele eenheden van de civiele bescherming.
De eerste dag van het seminarie had betrekking op de modules FOR1 en COM1 bestemd voor de opleiders.
De opleider heeft uitleg gegeven over de filosofie achter de uitwerking van die instrumenten: een onderlinge afstemming tussen het «beroep» en de referent-opleiding, het uitdenken van een opleiding door doelstellingen, de structurering van de beroepen van de opleiding in vier niveaus: van opleider tot verantwoordelijke van het opleidingsbureau.
Nadat hij de theorie over de volwassenenopleiding uitgelegd had en een onderscheid gemaakt had met de kinderpedagogie, heeft hij de opleidingsinstrumenten van de pedagogische koffer voorgesteld: de opleidingsscenario’s, het boek voor de opleider en het boek voor de stagiair.
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
ten hun interventieprocedures preciseren, alternatieve oplossingen bedenken wanneer 107
ACTIVITEITENRAPPORT
108
verantwoordelijken. Hij was gericht op het pedagogische scenario.
2005
De tweede dag was gewijd aan het gebruik van de module FOR2 voor de pedagogisch
Gezien de kwaliteit van die opleiding zullen de Algemene Directie en de vennootschap
De pedagogisch verantwoordelijke ontwerpt de opleiding van A tot Z, van de definiëring van de algemene doelstelling van de opleiding (wat moeten de leerlingen leren tijdens die opleiding?) tot de pedagogische sequentie (de kleinste eenheid van het leerproces).
Sud Performance in oktober 2006 hun samenwerking vernieuwen voor twee intensieve weken van opleiding gewijd aan respectievelijk de opleidingen FOR 1 en FOR 2.
De bedoeling is dat de deelnemers die instrumenten beheersen teneinde ze te integreren in de toekomstige opleiding «train the trainer» en in de opleiding van de pedagogisch verantwoordelijken, die de dienst Opleiding de volgende maanden zal organiseren.
3.3 Gemeenschappelijke opleiding voor het personeel van de brandweerdiensten en van de civiele bescherming 3.3.1 Tests voor de accreditering van nieuwe kynologenhulpverleningsteams De Algemene Directie heeft in juni en juli 2005 een reeks tests gedaan teneinde de operationele capaciteiten van nieuwe kynologenhulpverleningsteams gespecialiseerd in de opsporing van vermiste personen, te evalueren. De teams die tijdens die tests positief geëvalueerd werden, werden toegevoegd aan de teams die meer dan twee jaar geleden erkend werden.
Momenteel kan de Algemene Directie rekenen op een klein twintigtal kynologenhulpverleningsteams gespecialiseerd in de opsporing van vermiste personen.
In de loop van de maand december heeft de Algemene Directie een gelijkaardige selectie georganiseerd voor de specialiteit betreffende de onder puin bedolven personen.
3.3.2 Voortgezette opleiding voor de teamleden van het DICa-DIR In juni en september 2005 werd een bijscholingsstage georganiseerd voor de teamleden van het DICa-DIR (detachement voor interventie bij rampen in het buitenland).
Aan elke bijscholingsstage nemen een veertigtal personen deel (redders-bergers en
teamleden van het DICa-DIR ingewijd worden in het gebruik van het nieuwe materieel en deelnemen aan workshops om hun kennis up-to-date te houden, alsook aan een oefening waarbij een mogelijke interventie van het detachement gesimuleerd wordt.
3.3.3 Bijwerking van de kennis van de groep voor redding en interventie op moeilijke plaatsen (GRIMP) a) Opleiding Rond 2000-2001 hebben leden van het personeel van de Civiele Bescherming en van de Belgische brandweerdiensten de Franse GRIMP-opleidingen gevolgd; eens terug in België hebben zij, als GRIMP-pioniers, hun collega’s laten kennismaken met de technieken om zich voort te bewegen op koorden en hebben zij de eerste GRIMP-operaties geleid.
Sommige reddingsopdrachten hebben een zeldzaam karakter en vereisen het gebruik van bijzondere technieken en know-how. Die acties kunnen enkel geleid worden door gekwalificeerd personeel, dat opgeleid is in de aanwending van materieel waarvan het gebruik verder gaat dan de gebruiksvoorwaarden van het reddingsmaterieel en het materieel inzake valbescherming.
De nieuwe reddingstechniek IMP (Interventie op Moeilijke Plaatsen) waaruit de GRIMP (Groep voor Redding en Interventie op Moeilijke Plaatsen) ontstaan is, is ruimschoots gebaseerd op het alpinisme, de speleologie en de hulpverlening in de bergen: het zich voortbewegen op koorden, het slachtoffer bereiken en evacueren, brancardtechnieken. De IMP maakt interventies in de hoogte mogelijk (in stedelijke en industriegebieden, op kliffen enz.). Er wordt een beroep gedaan op de studie van de knopen, koorden, vasthechtingspunten, katrollen en andere desbetreffende technieken.
Van 21 maart tot 1 april 2005 hebben drie leden van de Civiele Bescherming, met het Systeem voor uitwisseling van deskundigen van de Europese Commissie, deelgenomen aan een opleiding GRIMP-3 te Florac (Frankrijk).
Naar aanleiding daarvan hebben zij het operationele kader van de GRIMP van de Civiele Bescherming versterkt.
In het kader van het Systeem voor uitwisseling van deskundigen van de Europese Commissie is kapitein Frédéric Robert, directeur van het opleidingscentrum GRIMP van Florac (Frankrijk), op 15 en 16 juni 2005 naar België gekomen.
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
hulphondengeleiders); het gaat om een voortgezette opleiding gedurende welke de 109
ACTIVITEITENRAPPORT
110
bijscholings- en vervolmakingscursussen over de begeleidings- en evaluatiemethodes
2005
Enkele GRIMP-3 van de Civiele Bescherming en van de brandweerdiensten hebben zijn
De GRIMP-1 werden opgeleid in Frankrijk of in de operationele eenheden van de
van de GRIMP-technieken gevolgd.
b) Stand van zaken en perspectieven Momenteel beschikt de Civiele Bescherming over een dertigtal GRIMP-1 (teamleden), een tiental GRIMP-2 (teamchef/adjunct-instructeurs) en vijf GRIMP-3 (technisch adviseur/instructeur).
Civiele Bescherming; de GRIMP-2 en GRIMP-3 werden allen opgeleid in Frankrijk. In 2006 zou de ontwikkeling van de GRIMP binnen de Civiele Bescherming geanalyseerd moeten worden.
- A.S.T.R.I.D. Op 18 april 2005 heeft de vennootschap A.S.T.R.I.D. binnen een «training forum» de personen bijeengebracht van de verschillende disciplines bevoegd voor de opleiding. Dat forum strekte ertoe het algemene kader van de opleiding Astrid te verzekeren (kenmerken van het netwerk; implicaties voor de gebruikersorganisaties; beschikbare didactische middelen;…) teneinde een Astrid-opleiding te verzekeren voor alle nietpolitionele hulporganisaties op basis van gezamenlijke modules; de uitwerking van de specifieke modules wordt overgelaten aan de organisaties zelf.
Op 22 juni 2005 heeft de Hoge Raad voor de opleiding voor de openbare brandweerdiensten de behoefte bevestigd om de brandweerdiensten op te leiden in het gebruik van de Astrid-radio’s. Bovendien definieerde de Algemene Directie de boeften inzake een Astrid-opleiding voor de civiele bescherming.
Op die basis werd een actieplan ontwikkeld voor een Astrid-opleiding op drie niveaus: - niveau 1: 90 opleiders opgeleid door de vennootschap A.S.T.R.I.D. (60 brandweerdiensten + 30 civiele bescherming) - niveau 2: 540 gevorderde gebruikers om de basiscursussen in de brandweerkorpsen te geven - niveau 3: alle eindgebruikers van de brandweerdiensten en van de civiele bescherming
zijn begonnen in november 2005 teneinde de 90 personen aangewezen voor de civiele veiligheid op te leiden. Twee sessies werden gevolgd door 15 kandidaten van 16 tot 18 november in de brandweerschool van Namen en van 21 tot 23 november in de brandweerschool van Antwerpen.
Tegelijk richtte de Algemene Directie een werkgroep op belast met de opstelling van de doelstellingen en de eindtermen van de twee volgende niveaus: Gevorderde gebruiker en Eindgebruiker.
Daartoe hebben de leden van de werkgroep, aangewezen binnen de brandweerdiensten en de operationele eenheden van de civiele bescherming, voor de eerste keer vergaderd op 15 december 2005 teneinde de algemene doelstellingen en de specifieke doelstellingen van die opleidingen te definiëren.
3.3.4 Systeem voor uitwisseling van deskundigen Het Systeem voor uitwisseling van deskundigen van de Europese Commissie (SUD – Mechanisme) maakt de tewerkstelling van één of meerdere nationale beroepsdeskundigen van de administraties betrokken bij alle aspecten van de noodinterventie, in het kader van het Communautaire Mechanisme inzake Civiele Bescherming, bij één of meerdere administraties in een andere Lidstaat mogelijk.
De tewerkstelling strekt ertoe de deskundige de mogelijkheid te bieden vertrouwd te worden met de verschillende gebruikte technieken en de benaderingen van andere noodinterventiediensten of van andere bevoegde instellingen te bestuderen. Daardoor kan eventueel een specifieke expertise die niet beschikbaar is in het gastland, ontstaan.
Dat programma wordt gefinancierd op de begroting van de Europese Unie ten belope van 100% van de globale kosten van de uitwisseling.
Het administratieve en financiële beheer van het SUD – Mechanisme wordt verzekerd door het Federaal Opleidingscentrum gelegen te Florival. Hoewel de deelnamegraad van elk van de Lidstaten variabel blijft, worden de resultaten van 2005 gekenmerkt door een aanzienlijke verhoging van het deelnamepercentage.
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
De eerste opleidingen voor opleiders van drie dagen georganiseerd door A.S.T.R.I.D. 111
ACTIVITEITENRAPPORT
112
wijten aan de oprichting van een Internetsite EUCIVEX, voor EUropean CIVil Protection
2005
De jaarlijkse ramingen van 100 uitwisselingen werden bijna bereikt. Dat is met name te
nog niet bereikt hebben, gaat het programma immers ongetwijfeld de richting uit van
EXchange of Experts, die alle nuttige inlichtingen aan de kandidaten levert. Tijdens dit derde werkjaar van het uitwisselingssysteem werden 98 nieuwe aanvragen tot uitwisseling aanvaard. Dat brengt het totale aantal uitwisselingen voor de 25 Europese Lidstaten voor deze periode van drie jaar op 156. De aanvraag tot uitbreiding tot 28 februari 2006 is dus gegrond en noodzakelijk gebleken. Hoewel het activiteitsvolume en de daaruit voortvloeiende uitgaven hun niveaus
de voorspellingen. Gezien het budget waarover het uitwisselingssysteem nog beschikt op 28 februari 2006 en gezien de opleidingsprojecten voor 2006, kan ten slotte redelijkerwijs een tweede uitbreiding gepland worden van 6 maanden tot 31 augustus 2006.
De onderstaande samenvattende tabel van de Europese uitwisselingen voor 2005 toont aan dat België 28 kandidaat-deskundigen voor een opleiding naar het buitenland gestuurd heeft: 10 voor Reddingen en Interventies op Moeilijke Plaatsen (GRIMP), 16 voor Redding en Berging, 1 voor Terroristische Risico’s en 1 voor Contactpunt Crisiscentrum. ONTSMETTING
Duitsland Oostenrijk België Cyprus Denemarken Spanje Estland Finland Frankrijk Griekenland Hongarije Ierland Italië Lettonie Lituanie G.H. Lux. Malta Nederland Pologne Portugal Slovakije Slovenië Zweden Rep. Tsjechië U.K.
GRIMP
10
REDDING
ALARM-
TERRORISTISCHE
OPLEIDING
VULKANOLOGISCHE
BERGING
SYSTEEM
RISICO’S
INTERVENTIES
RISICO’S
16
1
2
9
3 5
9
10
16
3
1
5
2
BOS-
OPERATIES &
INTION
KEY CONTACT
HUMANITAIRE
PSYCHOSOCIALE &
BRAND
ORGANISATIE
INTERNATIONALE
CRISIS
OPERATIES
PSYCHOLOGISCHE
HULPVERLENING SAMENWERKING
Duitsland Oostenrijk België Cyprus Denemarken Spanje Estland Finland Frankrijk Griekenland Hongarije Ierland Italië Lettonie Lituanie G.H. Lux. Malta Nederland Pologne Portugal Slovakije Slovenië Zweden Rep. Tsjechië U.K.
CENTRUM
1
3
HULP
1
1
1
2
3 34
1
1
4
1
35
8
1
4.
Projecten in ontwikkeling
4.1
Psychosociale opleidingen
4
1
De Algemene Directie heeft een ontmoeting gehad met de auteurs van een ontwerp van stressbeheer van de leden van de hulpdiensten. Dat ontwerp is gebaseerd op de luistervaardigheid tussen collega’s en de doorverwijzing naar beroepsmensen van personen die problemen hebben naar aanleiding van een stresstrauma. Er werd besloten om met de auteurs van dat ontwerp samen te werken om de mogelijkheid van dergelijke opleidingen te onderzoeken.
4.2
Ontwerp van ministerieel besluit betreffende de opleiding van de hulphondengeleiders
In de loop van 2005 werd een ontwerp van ministerieel besluit dat de opleidingen van de hulphondengeleiders moet organiseren, grondig uitgewerkt.
TOT
2
5 0 28 0 0 0 0 0 0 0 0 0 5 0 0 9 0 0 3 37 0 5 6 0 0 98
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
NRBC
113
2005
114
ACTIVITEITENRAPPORT
Dat ontwerp van ministerieel besluit betreft: • De opleiding van hulphondengeleider; • De erkenning en de voortgezette opleiding van de kynologenhulpverleningsteams; • De opleiding van instructeur inzake kynologenhulpverlening; • De toegang tot de functie van coördinator inzake kynologenhulpverleningsoperaties.
Dat ontwerp van ministerieel besluit voorziet de oprichting van een getuigschrift hulphondengeleider en een getuigschrift instructeur inzake kynolgenhulpverlening.
4.3 Ontwerp van ministerieel besluit betreffende de opleiding van de redders-bergers In de loop van 2005 werd een ontwerp van ministerieel besluit dat de opleidingen van de redders-bergers moet organiseren, grondig uitgewerkt. Die opleiding kadert in twee contexten: • De eerste is het Belgische detachement voor snelle interventie, voor opdrachten in het buitenland gericht op de opsporing en de redding van onder puin bedolven personen (DICa-DIR); • De tweede is het belang van die opleiding voor de interventies van de brandweerdiensten en de civiele bescherming inzake redding en berging op het Belgische grondgebied.
Dat ontwerp van ministerieel besluit voorziet de oprichting van een getuigschrift op drie niveaus. De bepalingen betreffende de toelatingsvoorwaarden, de doelstellingen, de inhoud en de duur van de opleiding werden eveneens opgenomen.
5.
Betaling van subsidies aan de provinciale opleidingscentra voor de openbare brandweerdiensten
Eind 2005 heeft de Algemene Directie subsidies aan de provinciale opleidingscentra gestort voor een bedrag van 1.791.103,94 euro, verdeeld als volgt: Brevetten Brandweerman Korporaal Sergeant Adjudant Officier Onderlieutenant Technieker brandpreventie Totaal
Aantal inschrijvingen 2160 2700 857 753 612 93 102 7277
Subsidies 637.885,93 EUR 598.610,25 EUR 188.966,43 EUR 161.698,02 EUR 95.678,21 EUR 40.292,73 EUR 67.972,37 EUR 1.791.103,94 EUR
Interventies
3.446 interventies in 2005
1.
Opdrachten van de civiele bescherming De operationele eenheden van de Civiele Bescherming bieden, net zoals de openbare brandweerdiensten, hulp aan de bevolking, in geval van catastrofen, schadegevallen of rampen. Er zijn momenteel 6 operationele eenheden, gelegen te Brasschaat (dichtbij Antwerpen), Crisnée (dichtbij Luik), Ghlin (dichtbij Bergen), Jabbeke (tussen Brugge en Oostende), Liedekerke (in Vlaams-Brabant) en Neufchâteau (provincie Luxemburg). Zij interveniëren in
België, maar ook in het buitenland. Zij nemen deel aan B-FAST en EU-FAST met het Detachement voor Interventie bij Rampen, DICa-DIR genoemd.
Zij zijn belast met de volgende opdrachten: a)
Brandinterventies (versterking van de brandweerdiensten): • Versterking bij de waterbevoorrading (pompen met zeer groot debiet en slangen) met gebruik van tanks ~ 2de niveau; • Versterking bij de schuimbevoorrading ~ 2de niveau; • Niet-dringende versterking inzake zwaar of gespecialiseerd materieel (bulldozer, kraan, tank); • Dringende versterking met superkanon.
b)
Technische hulpverleningswerkzaamheden: • Ambtshalve in geval van rampen of catastrofen; • Op aanvraag in geval van omvangrijke schadegevallen: zware werkzaamheden (stutten, afdekken met een zeil, opsporing en bevrijding van slachtoffers, vrijmaking van de openbare weg) • Ambtshalve interventie in geval van lucht- of spoorwegongevallen (opsporing en vrijmaking van slachtoffers); • Bijkomend versterking op aanvraag bij verkeersongevallen; • Duikersteam voor langdurige interventie; • Interventiegroep in gevaarlijke omgevingen; • Hondenbrigade: organisatie en interventie; • Speleohulpverleningsteam.
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
F.
115
c) ACTIVITEITENRAPPORT
Vervuiling met koolwaterstoffen: • Op aanvraag, in geval van vervuilingen waarvan de oppervlakte of het mogelijke risico op uitbreiding groter is dan 100 m2 (grond) of 25 m2 (water), voor de detectie, de neutralisatie, de verzameling en de reiniging; • Verwijdering en transport (gebruik van vacuümtank). Chemische vervuilingen: • Op aanvraag, in geval van schadegevallen die de interventiesite overschrijden of dreigen te overschrijden: detectie, dichting, overgieten, reiniging en ont-
2005
116
Interventies in geval van vervuilingen
smetting; • Meetplan (specialisatie als analyse-instrument); • Transport en grote evacuatie; • Nazicht van de niet-besmette gaspakken geleverd door de FOD Binnenlandse Zaken voor de zonale en suprazonale diensten; • Ontsmetting en opvang van de bevolking. Nucleaire vervuilingen: • Uitvoering van het individuele meetplan; • Meetplan; • Ontsmetting van het personeel; • Ontsmetting en opvang van de bevolking. Biologische vervuilingen: • Logistiek bij epidemieën, epidemieën bij dieren, botulisme. d)
Interventies in geval van overstromingen: • Versterking op aanvraag in geval van omvangrijke en zware pompwerken; • Dichting van dijken en interventies in geval van overstroming van waterlopen of risico op overstromingen; • Evacuatie van de bevolking en verdeling van levensmiddelen.
e)
Telecommunicatie en coördinatie: • Communicatie- en logistieke middelen voor het Federaal en Provinciaal Coördinatiecentrum.
f)
Preventieve opdrachten: • Op aanvraag van de overheden en de organisatoren: aanwezigheid tijdens manifestaties waarbij veel toeschouwers op een kleine oppervlakte aanwezig zijn en die, wegens hun hevig verloop en/of het gebruik van gevaarlijke mechanische toestellen, een risico op zware ongevallen inhouden.
g)
Verdeling van drinkbaar water.
Waarschuwing: • Waarschuwing door middel van sirenes in geval van chemische of nucleaire ongevallen.
i)
Logistiek: • Humanitaire opdrachten; • Langdurige gerechtelijke opdrachten; • Op aanvraag van de FOD Binnenlandse Zaken, vervoer van bijzonder materieel en/of goederen en personen; • Verdeling van levensmiddelen; • Hulp aan of repatriëring van slachtoffers.
Naast die activiteiten hebben de operationele eenheden van de Civiele Bescherming zich in 2005 gewijd aan een ongewone oefening: de herziening en de optimalisering van hun werkprocessen teneinde «de efficiëntie van de interventie» te garanderen, een doelstelling die vermeld wordt in het strategische plan van onze FOD. Dat moderniseringsproject werd omgedoopt tot het MPM 7.
2.
Courante interventies
2.1
Interventies uitgevoerd in 2005 in België
2.1.1 Overzicht
Libramont
Ghlin
Jabbeke
Crisnée
Brasschaat
Totaal
Brand Vervuiling Overstroming Waterbevoorrading Verkeersongeval Instorting Ontploffing Storm Duiken Bomalarm Wespennesten Vervoer/Werkzaamheden Humanitaire hulp Preventieve interventie Logistiek Demo / Oefening Juridische bijstand Andere Totalen
Liedekerke
Soort
47 261 70 123 28 7 3 10 0 0 41 22 5 14 20 6 48 23 728
8 235 3 116 5 0 0 5 0 0 0 4 0 4 6 7 28 40 461
88 264 53 79 63 5 3 20 0 0 0 167 6 5 31 35 0 5 824
7 112 27 5 1 0 0 1 0 1 0 20 13 2 84 17 5 10 305
44 196 15 56 79 12 1 7 68 1 0 46 115 34 8 32 0 24 738
21 130 28 19 72 2 0 0 0 1 1 2 35 17 226 7 0 14 575
215 1198 196 398 248 26 7 43 68 3 42 261 174 76 375 104 81 116 3631
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
h)
117
Instortingen 0,7 % Waterbevoorrading 11,1 %
Ontploffingen 0,2 % Verkeersongevallen 6,8 %
Overstromingen 5,7 %
Stormen 1,1 % Duiken 2,0 % Bomalarmen 0,1 % Wespennesten 1,2 %
Vervuiling 32,74 %
Vervoer / Werkzaamheden 6,6 % Humanitaire hulp 5,0 % Preventieve interventies 2,2 % Brand 5,4 %
Andere 3,3 %
Gerechtelijke onderzoeken 2,4 %
Logistiek 10,8 % Demo’s / Oefeningen 2,7 %
2.1.2 Overzicht van de interventies per operationele eenheid
824 900
738
728 800
575
700 600
461
500
305
400 300 200 100
at ss ch a Br a
né e C ris
bb ek e Ja
G hl in
t on am Li br
de
ke rk
e
0
Li e
2005
ACTIVITEITENRAPPORT
Interventies 2005 118
in 2005 uitgevoerde interventies AARD Brand Vervuiling Overstromingen Waterbevoorrading Verkeersongevallen Instortingen Ontploffingen Stormen Duiken Bomalarmen Wespennesten Vervoer / Werkzaamheden Humanitaire hulp Preventieve interventies Logistiek Tentoonstellingen /Demo’s /Oefeningen Gerechtelijke onderzoeken Andere
Liedekerke 573:38 3127:27 1679:43 241:22 326:13 6:20 0:00 0:00 0:00 1:20 3:20
Neufchâteau 867:51 1571:53 161:56 1846:54 352:54 120:47 8:00 65:46 2360:51 17:06 0:00
Ghlin 1389:01 2171:16 1289:19 1938:01 595:53 27:58 16:18 205:55 0:00 0:00 0:00
Jabbeke 417:15 2969:18 2024:45 43:05 24:30 0:00 0:00 23:00 0:00 44:00 0:00
Crisnée 285:25 1457:53 192:00 1360:06 253:15 0:00 0:00 0:00 0:00 0:00 0:00
Brasschaat 711:22 3570:45 2189:28 1045:05 186:32 95:19 47:29 170:18 0:00 0:00 56:05
Totaal 4244:32 14868:32 7537:11 6474:33 1739:17 250:24 71:47 464:59 2360:51 62:26 59:25
17:30 1163:20
750:41 8374:20
3554:10 125:25
128:39 1723:35
7:50 0:00
407:46 733:35
4866:36 12120:15
481:23 6414:09
1087:53 95:45
110:15 881:10
36:30 1721:55
44:10 65:40
339:45 408:58
2099:56 9587:37
162:36
1460:08
2095:17
706:52
430:15
278:55
5134:03
0:00 697:15
0:00 4233:41
0:00 140:35
121:30 206:00
2075:25 347:37
1826:30 178:45
4023:25 5803:53
TOTAAL
14895:36
23376:26
14540:33
10190:54
6519:36
12246:37
81769:42
2.1.4 Totaal van de prestaties Personen/Uren per operationele eenheid voor het jaar 2005
23376:26
24000:00
21600:00
19200:00 14895:36
14540:33
16800:00 12246:37
Brasschaat Crisnée
14400:00 Ghlin
10190:54
Jabbeke
12000:00
Libramont Liedekerke
9600:00
7200:00
4800:00
2400:00
0:00
6519:36
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
2.1.3 Overzicht van alle prestaties Personen/Uren volgens de aard van de 119
ACTIVITEITENRAPPORT 2005
120
2.2.
Evolutie van het aantal interventies in de tijd
2.2.1 Aantal interventies per soort Soort Brand Vervuiling Overstromingen Waterbevoorrading Verkeersongevallen Instortingen Ontploffingen Stormen Duiken Bomalarm Wespennesten Vervoer / Werkzaamheden Humanitaire hulp Preventieve interventies Logistiek Demo / Oefeningen Gerechtelijke onderzoeken Andere
2001 242 1.562 234 480 330 29 11 54 14 1 47 359 107 304 112 105 7 97
2002 229 1158 994 423 335 39 9 328 1 8 68 378 304 133 80 117 14 93
2003 406 1116 442 669 263 38 1 29 61 5 82 344 171 180 298 122 49 99
2004 248 1020 53 288 255 36 37 47 54 8 102 365 258 147 338 128 74 133
2005 215 1198 196 398 248 26 7 43 68 3 42 261 174 76 375 104 81 116
Totaal
4095
4711
4375
3591
3631
2.2.2 Evolutie van de interventies tussen 2004 en 2005 Die stijging kan vooral verklaard worden door de groeiende interventieaanvragen voor vervuilingen, overstromingen en waterbevoorradingen. De aanvragen tot logistieke bijstand in het kader van de verschillende gerechtelijke onderzoeken zijn eveneens vermeerderd.
Dankzij de specifieke opleiding van het personeel, de aankoop van speciaal uitgeruste voertuigen en een ruim gamma aan diverse producten teneinde de vervuilingen, zowel op het land als op het water, ecologisch en snel te bestrijden, worden de operationele eenheden steeds meer opgeroepen om de brandweerdiensten te versterken.
uitgevoerde interventies sinds 1993 5000 4711 4500 4095
4375
3962
4000
3631 3476 3500
3000
3321
3631
3591
2955
3302 3025 2766
2500
2000
1500
1000
500
0 1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2.2.4 Algemeen overzicht van de «antrax-interventies» uitgevoerd door de operationele eenheden tussen oktober 2001 en december 2005 Aantal interventies 603 38 201 106 186 148
LIEDEKERKE NEUFCHATEAU GHLIN JABBEKE CRISNEE BRASSCHAAT
1282
3.
Gespecialiseerde interventies 3.1
DICa-DIR
3.1.1
Concept
Het «Detachement voor Interventie bij Rampen» (DICa-DIR) vormt de bijdrage van de FOD Binnenlandse Zaken aan de door B-FAST georganiseerde operaties ( Belgian First Aid & Support team ).
De doelstelling van het DICa-DIR bestaat erin een detachement voor snelle interventie ter beschikking te stellen van B-FAST, dat
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
2.2.3 Totaal van de door de operationele eenheden van de Civiele Bescherming 121
ACTIVITEITENRAPPORT
122
ridisciplinaire hulp aan te bieden in het buitenland bij hulpverleningsoperaties.
2005
duidelijk geïdentificeerd is en aan België de mogelijkheid geeft gestructureerde en plu-
type van catastrofe of ramp (overstromingen, vervuilingen, aardbevingen, vloedgolven,
De leden van het DICa-DIR behoren ofwel tot de Civiele Bescherming ofwel tot een openbare brandweerdienst; ze worden opgenomen in een reserve. Op verzoek van de Coördinatieraad B-FAST kan het detachement geactiveerd en opgericht worden vanuit die reserve; de teamleden die het detachement vormen, zijn dus niet altijd dezelfde en het aantal leden kan variëren. De samenstelling van het DICa-DIR hangt af van het type van interventie en dus van het
enz.).
3.1.2 Samenstelling Momenteel beschikt het DICa-DIR over een reserve van 250 teamleden, van wie er 150 gespecialiseerd zijn in de interventies van het type USAR (Urban Search And Rescue) die bestaan uit de opsporing, de lokalisering en de redding van onder puin bedolven personen naar aanleiding van instortingen veroorzaakt door met name aardbevingen, ontploffingen of aardverschuivingen.
De USAR-specialisten zijn afkomstig van meerdere selectieve opleidingen die plaatsvonden in 2002, 2003 en 2004.
3.1.3 Bijscholing In 2005 begonnen de bijscholingsstages voor de 150 teamleden van de afdeling USAR van het DICa-DIR. Een eerste bijscholingsstage USAR werd georganiseerd in juni 2005 en een tweede in september 2005; elk van die stages, waaraan een veertigtal teamleden deelnamen, duurde drie dagen en bestond uit workshops om de kennis van de stagiairs op te frissen en ze in te wijden in het gebruik van het nieuwe materieel, alsook uit een grootschalige oefening waarbij de voorwaarden van een USAR-opdracht in het buitenland gesimuleerd werden. De bijscholing van de huidige teamleden van het DICa-DIR USAR zal voortgezet worden in 2006 en 2007, zelfs in 2008 indien nodig.
3.1.4 Interventies en oefeningen Het DICa-DIR heeft in 2005, onder het vaandel van B-FAST, deelgenomen aan drie extraterritoriale interventies (in Thailand, in Indonesië en in Pakistan) en aan twee internationale oefeningen (EURATECH in Frankrijk en EUPOLEX in Polen). De details van die interventies worden vermeld in punt 4 van dit hoofdstuk.
van de Europese Gemeenschap Tot eind 2005 beschikte het DICa-DIR USAR slechts over één teamlid om de functie van detachementschef te verzekeren. In november 2005 kreeg een tweede teamlid USAR toegang tot die functie dankzij een succesvolle stage in Frankrijk in het kader van het Systeem voor uitwisseling van deskundigen van de Europese Gemeenschap.
3.1.6 Ontwerp van ministerieel besluit De werking van een organisatie zoals het DICa-DIR vereist een striktheid die enkel gebaseerd kan zijn op een regelgeving die niks aan het toeval overlaat.
Daarom heeft de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid een ontwerp van ministerieel besluit opgesteld betreffende het detachement voor interventie bij rampen of catastrofen in het buitenland (DICa-DIR) en betreffende de coördinatiecel van het detachement voor interventie bij rampen of catastrofen in het buitenland (coördinatiecel van het DICa-DIR).
In 2005 werd dat ontwerp van ministerieel besluit probleemloos voorgelegd aan het Comité A; daarna werd het ter advies voorgelegd aan de Raad van State.
Dat besluit zou in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt moeten worden in 2006.
3.2
Groep voor redding en interventie op moeilijke plaatsen (GRIMP)
3.2.1 Concept Het concept GRIMP werd ongeveer vijftien jaar geleden uitgewerkt in Florac in Frankrijk op initiatief van leden van bepaalde brandweerdiensten.
Die personen wilden methodes, gebruikt in het kader van de hulpverlening in grotten of in de bergen, omzetten naar een gebruik op moeilijke plaatsen, zoals kliffen, ravijnen, steengroeven, hoge industriële gebouwen of pylonen. Het vernieuwende idee bestond erin een beroep te doen op de technieken om zich voort te bewegen op koorden, waardoor er sneller en veiliger geïntervenieerd kan worden voor de slachtoffers en de redders, met licht en compact materieel.
Rond 2000-2001 hebben leden van het personeel van de Civiele Bescherming en van de brandweerdiensten de Franse GRIMP-opleidingen gevolgd; eens terug in België
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
3.1.5 Systeem voor uitwisseling van deskundigen 123
2005
124
ACTIVITEITENRAPPORT
hebben zij, als GRIMP-pioniers, hun collega’s laten kennismaken met de technieken om zich voort te bewegen op koorden en hebben zij de eerste GRIMP-operaties geleid.
3.2.2 GRIMP-3 (technische adviseurs/instructeurs) • Van 21 maart tot 1 april 2005 hebben drie leden van de Civiele Bescherming, met het Systeem voor uitwisseling van deskundigen van de Europese Commissie, deelgenomen aan een opleiding GRIMP-3 te Florac (Frankrijk). Naar aanleiding daarvan hebben zij het operationele kader van de GRIMP van de Civiele Bescherming versterkt. • In het kader van het Systeem voor uitwisseling van deskundigen van de Europese Commissie is kapitein Frédéric Robert, directeur van het opleidingscentrum GRIMP van Florac, op 15 en 16 juni 2005 naar België gekomen.
Enkele GRIMP-3 van de Civiele Bescherming en van de brandweerdiensten hebben zijn bijscholings- en vervolmakingscursussen over de begeleidings- en evaluatiemethodes van de GRIMP-technieken gevolgd.
3.2.3. Stand van zaken en perspectieven Momenteel beschikt de Civiele Bescherming over een dertigtal GRIMP-1 (teamleden), een tiental GRIMP-2 (teamchef/adjunct-instructeurs) en vijf GRIMP-3 (technisch adviseur/instructeur). De GRIMP-1 werden opgeleid in Frankrijk of in de operationele eenheden van de Civiele Bescherming; de GRIMP-2 en GRIMP-3 werden allen opgeleid in Frankrijk. In 2006 zou de ontwikkeling van de GRIMP binnen de Civiele Bescherming geanalyseerd moeten worden.
3.3. Kynologenhulpverlening 3.3.1 Ministeriële omzendbrief van 4 januari 2005 betreffende de procedure voor het inzetten van kynologenhulpverleningsteams Begin 2005 waren de door de FOD Binnenlandse Zaken voorlopig geaccrediteerde kynologenhulpverleningsteams volledig operationeel.
De ministeriële omzendbrief van 4 januari 2005 betreffende de procedure voor het inzetten van kynologenhulpverleningsteams is immers in het Belgisch Staatsblad verschenen op 18 januari 2005.
1° herhaalt bepalingen die reeds uitgelegd werden in het koninklijk besluit van 11 oktober 2002 tot organisatie van kynologenhulpverleningsteams: • Wat is een kynologenhulpverleningsteam voorlopig erkend door de FOD Binnenlandse Zaken? Het is een hulphondengeleider en zijn hond, die een voorlopige accrediteringskaart van de Algemene Directie ontvangen hebben, naar aanleiding van het slagen voor een test ter beoordeling van hun relevante ervaring inzake kynologenhulpverlening. • Wat is de functie van de coördinator van de kynologenhulpverleningsoperaties? Hij staat ter beschikking van de directeur van de hulpverleningsoperaties op het terrein of van de gerechtelijke of politionele overheid; hij leidt de werkzaamheden van de kynologenhulpverleningsteams. • Wat zijn de opdrachten van de kynologenhulpverleningsteams? - De opsporing van onder puin bedolven personen naar aanleiding van met name ontploffingen, instortingen van gebouwen, aardbevingen of aardverschuivingen; - De opsporing, op verzoek van de gerechtelijke of politionele overheden, van vermiste personen van wie de fysieke integriteit bedreigd zou kunnen worden.
2° beschrijft de drie specialisaties inzake kynologenhulpverlening: • «Reddingshond», die gebruikt wordt om onder puin bedolven personen op te sporen; • «Vlakterevierenhond», die gebruikt wordt om op systematische fijnmazige wijze een bepaalde uitgestrekte zone te doorzoeken; • «Speurhond op menselijke geur», die gebruikt wordt om een vermiste persoon op te sporen van wie men een referentiegeur bezit. De hond gaat het achtergelaten spoor van de persoon tijdens zijn verplaatsing zoeken en volgen.
3° vermeldt de te volgen procedure om een beroep te kunnen doen op de prestaties van de kynologenhulpverleningsteams; er wordt gepreciseerd wie de interventie van kynologenhulpverleningsteams kan aanvragen en wat de rol van de 100-centra is.
Er moet opgemerkt worden dat het inzetten van kynologenhulpverleningsteams, in het kader van het voormelde koninklijk besluit en overeenkomstig de bepalingen van die omzendbrief, geen uitgaven veroorzaakt voor de openbare brandweerdiensten en de gerechtelijke of politionele overheden die een beroep doen op die teams.
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
Deze omzendbrief 125
2005
126
ACTIVITEITENRAPPORT
3.3.2 Tests en controles voor de accreditering van hulphondengeleiders door de FOD Binnenlandse Zaken Een eerste serie tests voor de voorlopige accreditering van hulphondengeleider door de FOD Binnenlandse Zaken vond plaats in 2003. Gezien de relatief lange periode – bijna twee jaar – tussen die tests en de inwerkingtreding van de operationele fase van de kynologenhulpverlening (cf. punt 1), heeft de Algemene Directie besloten om in 2005 over te gaan tot operationele controles voor de reeds voorlopig geaccrediteerde kynologenhulpverleningsteams. Aangezien de kwaliteit van die teams van primordiaal belang is voor de hulpverlening aan de bevolking, moet er immers regelmatig gecontroleerd worden of die teams een voldoende operationeel niveau blijven hebben om op interventie te vertrekken.
Teneinde het operationele potentieel van de kynologenhulpverlening van de FOD Binnenlandse Zaken te versterken, heeft de Algemene Directie eveneens besloten om, parallel met de voormelde controles, een tweede reeks tests te organiseren om nieuwe voorlopige accrediteringskaarten uit te reiken.
Van juni tot december 2005 werden tien dagen gewijd aan die controles en aan die tests op verschillende plaatsen in de vier hoeken van het land (ongebruikte industriële sites, oud rangeerstation, terreinen met bouwpuin). Die tests en controles hadden betrekking op twee van de drie specialisaties inzake kynologenhulpverlening.
• Voor de specialisatie «reddingshond», duurden de controles een half uur; ze vonden plaats op een welbepaalde zone (hobbelig terrein of gebouw in ruïne). De teams moesten de plaatsen aanduiden waar de vermoedelijke slachtoffers zich bevonden. Het parcours bood eveneens de mogelijkheid om de prestatie van de hulphondengeleider, de motivatie van de hond en de relatie tussen de hondengeleider en de hond te evalueren. De tests bevatten dezelfde elementen als de controles, met dat verschil dat de kandidaat en zijn hond zich op twee verschillende zones moesten verplaatsen.
• Voor de specialisatie «vlakterevierenhond» vonden de controles en de tests plaats op een zone van ongeveer 500 m op 500 m (onderhout, vlak terrein en ruïnes). De teams moesten een vermoedelijk slachtoffer terugvinden. Het parcours bood eveneens de mogelijkheid om de prestatie van de hulphondengeleider, de motivatie van de hond en de relatie tussen de hondengeleider en de hond te evalueren.
Algemene Directie over 12 teams in de specialisatie «reddingshond» en 18 teams in de specialisatie «vlakterevierenhond». Zij hebben hun voorlopige accrediteringskaart gekregen.
De tests voor de specialisatie «speurhond op menselijke geur» zullen in 2006 georganiseerd worden.
3.3.3 Samenwerking met de Federale Politie Eind 2005 werd contact gelegd met de Federale Politie, die een Dienst Hondensteun bezit met enkele hondenteams in de specialisaties «vlakterevierenhond» en «speurhond op menselijke geur».
Er wordt immers overwogen een samenwerking te installeren tussen de Algemene Directie en de Federale Politie betreffende de opdrachten gericht op de opsporing van vermiste personen; en dit via opleidingen, trainingen en gezamenlijke interventies. Teneinde de efficiëntie van dergelijke interventies te optimaliseren, dit wil zeggen de snelste teams ter plaatse sturen, zou het interessant zijn een databank op te richten met de teams van de twee diensten; die databank zou geraadpleegd kunnen worden door de desbetreffende diensten en overheden.
In 2006 zullen onderhandelingen gevoerd worden over die mogelijke samenwerking met de Federale Politie.
3.3.4
Ontwerp van ministerieel besluit
Het koninklijk besluit van 11 oktober 2002 tot organisatie van kynologenhulpverleningsteams bepaalt dat de Minister van Binnenlandse Zaken bepalingen moet vastleggen voor de toepassing van dat besluit betreffende: - De opleidingen van hulphondengeleider en instructeur inzake kynologenhulpverlening; - De operationele accreditering van de kynologenhulpverleningsteams; - De functie van coördinator van de kynologenhulpverleningsoperaties.
De Algemene Directie heeft terzake een ontwerp van ministerieel besluit opgesteld; dat moet nog goedgekeurd worden door de Minister van Binnenlandse Zaken en nog onderworpen worden aan alle stappen van de administratieve en budgettaire controle. Door
de
concretisering
van
dat
ontwerp
van
ministerieel
besluit
zal
de
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
Naar aanleiding van de controles en de tests georganiseerd in 2005 beschikt de 127
ACTIVITEITENRAPPORT
128
geduurd heeft, afgesloten kunnen worden en zal het reglementaire bouwwerk errond
2005
overgangsfase/voorlopige fase inzake kynologenhulpverlening, die meer dan drie jaar
In januari 2001 heeft de Algemene Directie een samenwerkingsovereenkomst afgeslo-
afgewerkt kunnen worden; de teams zullen derhalve een beroep kunnen doen op een gestructureerde en volledige organisatie, zowel wat de operaties als wat de opleidingen betreft.
3.4. Speleohulpverleningsteam 3.4.1 Herinnering
ten met de U.B.S., teneinde een beroep te doen op het Speleohulpverleningsteam dat binnen de U.B.S. opgericht werd.
Zij heeft voornamelijk betrekking op de modaliteiten inzake organisatie,
opleiding
en
interventie
van
het
Speleohulpverleningsteam, dat samengesteld is uit ervaren speleologen die een gepaste opleiding gevolgd hebben inzake knelpunten bij ondergrondse reddingsoperaties; sommige speleologen bezitten tevens een andere specialiteit (geneesheer, verpleger, technicus inzake telecommunicatie, duiker, enz.).
De
lievelingsterreinen
van
de
interveniërende
personen
van
het
Speleohulpverleningsteam zijn natuurlijk grotten, maar zij kunnen eveneens efficiënt interveniëren in buiten dienst gestelde steengroeven en tunnels, oude mijngangen, drinkwaterputten of luchtkokers en, in het algemeen, op moeilijk bereikbare ondergrondse plaatsen.
De bevoegde overheden en diensten inzake hulpverlening aan de bevolking (provinciegouverneurs, burgemeesters, brandweerdiensten, 100-centra, enz.) kunnen een beroep doen op het Speleohulpverleningsteam via de operationele eenheden van Crisnée en Brasschaat.
Zodra een dergelijke aanvraag ontvangen wordt, zorgt de P.E.C.B. voor de operationele aanwending van het Speleohulpverleningsteam.
De speleologen staan op de interventieplaats onder leiding van een technisch adviseur inzake Speleohulpverlening.
- de evaluatie van de te nemen maatregelen, in overleg met de verantwoordelijke van de openbare hulpdiensten op het terrein; - de relatie tussen de speleologen en de voormelde verantwoordelijke, teneinde een perfecte samenwerking tussen het Speleohulpverleningsteam en de openbare hulpdiensten te verzekeren; - de coördinatie van de ondergrondse en daarmee gelijkgestelde hulpverleningsoperaties, waarvoor hij verantwoordelijk is.
Alle kosten i.v.m. de interventie van dat specialistenteam worden betaald door de FOD Binnenlandse Zaken. Het Speleohulpverleningsteam is dus volledig gratis voor de overheden en de hulpdiensten.
3.4.2 Interventies in 2005 • 20 februari 2005 te Awagne: opsporing van een vermiste duiker. • 16 oktober 2005 te Yvoir («Trou d’Haquin»): Bevrijding, medische verzorging en evacuatie van een speleoloog geblokkeerd in een grot. • 28 november 2005 te Esneux: Alarmering van het team Speleohulp.
3.4.3 Oefeningen en opleidingen in 2005 • 5 en 6 maart 2005: opleidingsmodule te Esneux. • 29 mei 2005: training te Rochefort. • 8 oktober 2005: training afgrond van Beaumont. • 11 december 2005: administratieve opleiding te Crisnée.
4.
Internationale interventies
De Algemene Directie van de Civiele Veiligheid heeft in 2005 deelgenomen aan drie interventies B-FAST in het kader van het Europees Mechanisme inzake Civiele Bescherming.
4.1. Interventies naar aanleiding van de tsunami in Zuidoost-Azië (januari 2005) Naar aanleiding van de Tsunami in Zuidoost-Azië eind december 2004, werden twee operaties B-FAST opgestart in de regio, met deelname van het DICa-DIR.
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
Deze is belast met: 129
Een team DVI (Identificatie van de slachtoffers) van de Federale Politie was operationeel
ACTIVITEITENRAPPORT 2005
130
in Thailand om de lijken van Belgische burgers die tijdens de ramp in dat land verbleven en slachtoffer werden, te identificeren. Tijdens die operatie boden drie leden van de Civiele Bescherming logistieke ondersteuning.
In de provincie Aceh te Sumatra bood een ander team B-FAST, bestaande uit 27 personen, hoofdzakelijk leden van het DICa-DIR, maar ook medisch personeel, in armzalige en delicate logistieke en veiligheidsomstandigheden, hulp aan de Verenigde Naties en aan de lokale bevolking door de oprichting van tentenkampen voor 2500 dakloze personen, het leveren van voedsel en logistieke steun (verwarmingstoestellen, dekens, voertuigen, enz.).
Een specifieke debriefing werd georganiseerd te Florival om lessen te trekken uit die interventies.
4.2. Interventie in Pakistan (oktober 2005) Een lid van de Civiele Bescherming, speciaal opgeleid in de coördinatie op Europees niveau, heeft de functie waargenomen van adjunct-opdrachtchef voor het medische team B-FAST, dat geïntervenieerd heeft in Kasjmir na de aardbeving in Pakistan in oktober 2005.
Regelmatige inspecties ter plaatse om zich te vergewissen van de efficiëntie van onze bescherming
België telt 251 brandweerdiensten: 165 diensten in het Vlaams Gewest, 85 diensten in het Waals Gewest en 1 dienst in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
De opdrachten van de brandweerdiensten worden vastgelegd in het koninklijk besluit van 7 april 2003 tot verdeling van de opdrachten inzake civiele bescherming tussen de openbare brandweerdiensten en de diensten van de civiele bescherming.
De regels inzake de algemene organisatie van de openbare brandweerdiensten worden vastgelegd in talrijke koninklijke besluiten. Die teksten stellen de algemene bepalingen op waarbinnen het kader, het geldelijk en administratief statuut, de weddenschalen, de vergoedingen, de toelagen en met name de haard- en standplaatstoelage, het vakantiegeld en het gezinsvakantiegeld vastgesteld worden. De voorwaarden inzake aanwerving, benoeming en bevordering van de personeelsleden van de openbare brandweerdiensten worden eveneens bij koninklijk besluit vastgelegd. Een brandweerdienst wordt gekwalificeerd als beroepsbrandweerdienst, gemengd korps of vrijwilligerskorps.
Bovendien worden de brandweerdiensten onderverdeeld in verschillende categorieën (X, Y, Z of autonoom). De X-diensten zijn uitsluitend beroepsdiensten. De Y-diensten zijn ofwel beroepsdiensten, ofwel gemengde korpsen (beroepspersoneel en vrijwilligers). De Z-diensten zijn ofwel gemengde korpsen, ofwel vrijwillige korpsen. Een autonome brandweerdienst wordt gekenmerkt door het feit dat hij enkel het gemeentelijke grondgebied waarop hij gelegen is, beschermt.
1.
Inspectie
Overeenkomstig artikel 9 van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming, zijn de openbare brandweerdiensten onderworpen aan de door de Koning georganiseerde inspectie. Die inspectie omvat de controle, ter plaatse, van de toepassing van de wettelijke en reglementaire bepalingen en van de uitvoering van de voorziene maatregelen inzake brandvoorkoming en –bestrijding. De Algemene Directie is belast met die inspectie.
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
G. Inspectie van de brandweerdiensten 131
2005
132
ACTIVITEITENRAPPORT
Het met de inspectie belaste personeel heeft steeds toegang tot de installaties waarover de brandweerdiensten beschikken en mag onderzoeken instellen.
De leden van de inspectie hebben de volgende opdracht: a. de controle van de organisatie en de werking van de brandweerdiensten; zij delen de verantwoordelijke autoriteiten hun standpunten en suggesties mee omtrent alle maatregelen die op dat vlak tot verbetering kunnen leiden; zij stellen daartoe een verslag op; b. de controle van de wijze waarop de brandweerdiensten hun taken inzake brandbestrijding uitvoeren; indien nodig, sporen zij de oorzaken en de omstandigheden van de brand op; c. de controle van de wijze waarop de brandweerdiensten hun taken inzake brandvoorkoming uitvoeren; indien nodig, delen zij hun opmerkingen mee aan de verantwoordelijke autoriteiten.
Bij de uitvoering van hun inspectieopdracht moeten de inspecteurs de documenten controleren, die bijgehouden moeten worden volgens de administratieve en technische reglementering voor de openbare brandweerdiensten.
2.
Inspecteur op het terrein
De inspectie ter plaatse en het noteren van de opmerkingen in het inspectieverslag gebeuren stapsgewijs, waarbij de volgende verschillende punten geanalyseerd worden: - organisatorische en administratieve gegevens (type brandweerdienst, beschermde gemeenten, personeel van de brandweerdiensten, hulpverleningszone, brevetten …) - reglementen van toepassing binnen de dienst (organiek reglement, huishoudelijk reglement, retributiereglement, …) - andere wettelijke documenten (jaarverslag, inventarissen, fiches gevaarlijke producten, …) - verstandhouding binnen de dienst - aanwezigheidspercentage bij interventies (tijdens en buiten de werkuren) - organisatie van de oefeningen, systematiek van de oefeningen, deelname, .. - wijze van alarmering, telecommunicatiemiddelen - organisatie van de verschillende wachtdiensten - verdeling van de specifieke taken van de officieren
nen, …) - organisatie van de dringende medische hulpverlening - maatregelen inzake brandvoorkoming die van toepassing zijn op verschillende gebouwen, onderzoek, preventieverslag, follow-upcontroles ... - politiereglement(en) betreffende de brandvoorkoming - opstelling van interventieplannen - bluswatervoorraden, opstelling van de hydrantenplannen, controles van de brandkranen, signalisatie van de brandkranen, ... - kazernering (vooruitgeschoven posten, werkplaatsen, leefinfrastructuren voor het personeel, oppervlakte, inplanting, parkings, voorbehouden gebruik van de kazerne, functionele integriteit …) - rollend en niet-rollend materieel (onderhoud + registratie van het onderhoud, gebruiksstaat, inventaris, wettelijke inspecties, …) - persoonlijke beschermingsmiddelen (gebruiksstaat, wettelijke inspecties, registratie van het onderhoud in eigen beheer, ...)
De inspectie speelt eveneens een bemiddelende rol in geval van specifieke problemen binnen de brandweerdiensten die de goede werking van de dienst in gevaar zouden kunnen brengen.
3.
Activiteiten 2005
97 inspecties werden uitgevoerd, waarvan 33 inspecties langs Nederlandstalige kant en 64 inspecties langs franstalige kant. Er werden inspecties uitgevoerd in volgende gemeenten, verdeeld over de provincies: - voor de provincie Antwerpen: Brecht, Heist-op-de-Berg, Herentals, Kapellen, Kasterlee, Putte, Schoten, Wuustwezel; - voor de provincie Vlaams-Brabant: Aarschot, Asse, Diest, Tienen; - voor de provincie Oost-Vlaanderen: Berlare, Brakel, Hamme, Kruibeke, Zele; - voor de provincie Limburg: Bilzen, Bree, Genk, Leopoldsburg, Lommel, Maasmechelen; - voor de provincie West-Vlaanderen: Zwevegem, Wervik, Waregem, Staden, Poperinge, Pittem, Nieuwpoort, De Haan, Gistel, Tielt; - voor de provincie Namen: Andenne, Beauraing, Ciney, Dinant, Couvin, Florennes, Gedinne, Gembloux, Namen, Philippeville, Rochefort, Sambreville, Vresse-sur-Semois;
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
- interventies (beknopte statistieken, interventieprocedures, operationele richtlij133
Herbesthal-Lontzen, Pepinster, Theux, Stavelot, Verviers, Waismes, Welkenraedt, Spa, Limburg, Aywaille, La Calamine, Hamoir; - voor de provincie Waals-Brabant: Waver, Jodoigne, Nijvel, Tubeke, Eigenbrakel; - voor de provincie Henegouwen: Antoing, Aat, Beaumont, Binche, ‘s Gravenbrakel, Chièvres, Dour, Fleurus, Edingen, Leuze-en-Hainaut, La Louvière, Péruwelz, Quievrain en Zinnik; - voor de provincie Luxemburg: Aarlen, Bastenaken, Bertrix, Bouillon, Etalle, Erezée, Houffalize, Marche-en-Famenne, Paliseul, Saint-Hubert, en Virton
2005
134
ACTIVITEITENRAPPORT
- voor de provincie Luik: Burg-Reuland, Hannuit, Amblève, Herve, Hoei, Luik,
De inspectie heeft tevens diverse thematische inspecties uitgevoerd.
In 2005 waren er 3 inspecteurs in dienst: twee franstaligen en één nederlandstalige.
4.
Technische inspectie
De technische inspectie van de openbare brandweerdiensten is één van de aspecten van de inspectie van die diensten. Zij strekt ertoe de openbare brandweerdiensten op technisch vlak raad te geven, maar eveneens de infrastructuur en het materieel van die diensten te controleren. De ingenieurs van de Directie Brandvoorkoming en Gebouwen zijn met die opdracht belast.
4.1
Technische inspectie van de brandweerdiensten
De technische inspecteurs hebben deelgenomen aan de inspectie van de volgende brandweerdiensten: Geel, Lessen, Pepinster en Tongeren.
4.2
Bouw van brandweerkazernes
Artikel 5 van het koninklijk besluit van 8 november 1967 bepaalt het volgende: "De gemeenten die een brandweerdienst hebben moeten voldoende kazernering tot zijn beschikking stellen om er het personeel en het materieel in onder te brengen, evenals een alarmsysteem dat beantwoordt aan de maatstaven die vastgelegd zijn door de Minister van Binnenlandse Zaken". Bij elke subsidieaanvraag, door de gemeenten, aan het Gewest voor het bouwen, het verbouwen of het vergroten van een kazernering voor de brandweerdiensten, wordt de
de door de Minister van Binnenlandse Zaken vastgelegde criteria.
In 2005 heeft de technische inspectie een advies gegeven voor de kazerneringsprojecten van Péruwelz en Berlaar.
4.3
Afwijkingen van de specifieke reglementeringen inzake brandvoorkoming
De inspecteurs brengen eveneens adviezen uit naar aanleiding van aanvragen tot afwijkingen van diverse reglementeringen betreffende de brandvoorkoming.
Hier volgt een overzicht van de dossiers die in 2005 in dat kader behandeld werden: • Dossiers van aanvragen tot afwijking in rusthuizen Het samenwerkingsakkoord van 31 juli 1990 tussen de Vlaamse Gemeenschap en de federale Staat voorziet de interventie van de technische brandweerinspectie bij de procedure tot erkenning van de verzorgingsinstellingen voor bejaarden.
In 2005 heeft de technische inspectie 6 vestigingen bestemd voor bejaarden bezocht en een advies uitgebracht in het kader van de aanvragen tot afwijking.
• Dossiers van aanvragen tot afwijking in de ziekenhuizen Artikel 6 van het koninklijk besluit van 6 november 1979 tot vaststelling van de normen inzake beveiliging tegen brand en paniek waaraan ziekenhuizen moeten voldoen, bepaalt het volgende:
"Op verzoek van de ziekenhuisbeheerder, kan de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, afwijkingen toestaan van de normen bepaald in de bijlage van dit besluit. Hij wint vooraf het advies van de Minister van Binnenlandse Zaken in, die dat advies uitbrengt na verslag van de Inspectie ingesteld bij artikel 9 van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming".
De technische brandweerinspectie heeft in 2005 5 verslagen opgesteld voor aanvragen tot afwijking van het voormelde koninklijk besluit.
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
brandweerinspectie geraadpleegd teneinde te bepalen of dat project overeenstemt met 135
2005
136
ACTIVITEITENRAPPORT
H
Internationale activiteiten
De Algemene Directie beheert de internationale relaties inzake civiele bescherming, niet alleen met de Europese Unie, maar ook met: • de diensten van de civiele veiligheid van andere Staten (bilaterale relaties) • de NAVO • indien nodig, andere internationale organisaties.
De relaties met de Europese Unie nemen ongetwijfeld het meeste tijd in beslag, gezien de aanzienlijke evolutie van de reglementering en de activiteiten van de civiele bescherming op communautair niveau.
1.
Werkzaamheden met betrekking tot de relaties met de Europese Unie
1.1
Werkzaamheden op het niveau van het Secretariaat van de Ministerraad
1.1.1 Herinnering De Algemene Directie van de Civiele Veiligheid is betrokken bij de voorbereiding van de reglementeringen betreffende de civiele bescherming en de discussies inzake strategisch beleid op het niveau van de Raad, met name in de volgende werkgroepen: - Werkgroep Civiele Bescherming van de Raad (PROCIV), bestaande uit deskundigen van de civiele bescherming; - Comité voor het civiele beheer van crisissen (CIVCOM), voor de kwesties betreffende het civiele crisisbeheer, wanneer er punten in het belang van de civiele bescherming besproken worden.
De resultaten van die groepen worden daarna voorgelegd aan het Comité van Permanente Vertegenwoordigers (COREPER), vervolgens aan de Ministerraad. Wat de interventies van de Algemene Directie betreft, vindt een overleg plaats tussen onze diensten en de andere betrokken diensten, met name de nationale coördinatiegroep POL-CIV van de FOD Buitenlandse Zaken.
De Algemene Directie neemt eveneens deel aan de voorbereiding van de dossiers van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ) voor de materies met betrekking tot de
Voorzitster van het Directiecomité.
1.1.2. Activiteiten 2005 PROCIV Naar aanleiding van de Tsunami die in december 2004 de kustlijn van heel wat landen in de stille oceaan verwoestte, groeide het bewustzijn dat de internationale hulpverlening op heel wat punten nog kon bijgeschaafd worden. Het voorzitterschap heeft een aantal concrete elementen voorgesteld met het oog op het opstellen van een actieplan voor de omkadering van de door de EU en de lidstaten genomen of te nemen initiatieven.
Wat meer in het bijzonder «Civiele Bescherming» betreft, hadden de voorstellen van het voorzitterschap vooral betrekking op de versterking en de harmonisering van de bestaande instrumenten en de ontwikkeling op termijn van een EU Rapid Response Capacity (Capaciteit voor snelle Europese antwoorden).
Het EU Action Plan stelde een hele waaier aan maatregelen voor. Het bewustzijn voor een betere coördinatie van noodhulpverlening op het niveau van de Verenigde Naties en de Europese Unie nam zienderogen toe.
Ook groeide het belang van de civiele bescherming op het niveau van de Europese Unie, via de activiteiten in de werkgroep PROCIV. België nam deel aan hele reeks van discussies met betrekking tot maatregelen ter bevordering van een betere hulpverlening in het geval van rampen.
De versterking van de reactiecapaciteiten van de lidstaten van de EU dringt zich op. Dit vereist een inspanning op lange termijn. De krijtlijnen zijn in 2005 uitvoerig besproken geworden in de PROCIV-werkgroep.
Het betreft ondermeer via de uitbouw van een snel alarmeringssysteem en een snelle reactiecapaciteit, een betere informatiedoorstroming in geval van rampen en interventies, een betere coördinatie van de operaties op internationaal niveau, het uitwerken van de databank, het versterken van het MIC (Monitoring and Information Center van de Europese Commissie) het uitwerken van een betere civilo-militaire samenwerking, het verbeteren van de transportfaciliteiten in het geval van een internationale interventie, het uitwerken van modules, een beter financieringssysteem, enz… Dit impliceert ook dat het Communautair Mechanisme de komende jaren enkele belangrijke structu-
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
civiele bescherming, tijdens JBZ-coördinatievergaderingen voorgezeten door de 137
ACTIVITEITENRAPPORT
138
nicatie van de Commissie van 20 april 2005 over het perfectioneren van het
2005
rele aanpassingen zal ondergaan. Het initiatief daartoe werd genomen door de commu-
De eerste stappen tot het oprichten van een solidariteitsfonds (noodhulp in het geval
Communautair mechanisme van de Civiele Bescherming.
Een belangrijke uitdaging is de uitwerking van de samenwerking en de taakverdeling tussen de verschillende actoren (Verenigde Naties, de Europese Unie, de NoordAtlantische Verdragsorganisatie, de verschillende NGO’s en de individuele staten).
van rampen in een lidstaat of een kandidaat-lidstaat van de EU) en een stabiliteitsinstrument (humanitaire hulp voor rampen in de derde wereld) zijn gezet.
Voorts is er de communicatie van de Commissie COM (2005) 153 in verband met “de versterking van de capaciteit van de EU in geval van rampen en crisissen in derde landen”, waarin een langetermijnvisie wordt uitgewerkt om te anticiperen en te reageren op catastrofen die zich voordoen buiten de EU.
Er werd meegewerkt aan het Europees programma betreffende de bescherming van kritieke infrastructuren (EPCIP) en aan de opstelling van een rapport op basis van een greenpaper uitgaande van de Europese commissie in verband met kritieke infrastructuren. Voorts werd er ook besloten om een alarmeringsnetwerk voor kritieke infrastructuren op te richten (CIWIN).
In de zomer van 2005 volgden de aanslagen in de metro van Londen, die nogmaals het belang van bescherming van kritieke infrastructuren in het daglicht plaatste. Hierop volgde de Conclusie van de Raad van 13 juli 2005, die het “solidariteitsprogramma van de EU ten aanzien van gevolgen van de bedreigingen en terroristische aanslagen” van de Raad van december 2004 amendeerde. Wat ook volgde was de vertrouwelijke communicatie van de Commissie van 8 november 2005, genaamd “Builiding solidarity through mutual assistance”, het werk van de Commissie in samenwerking met de lidstaten over de identificatie en evaluatie van de middelen ter bijstand van de civiele bescherming die binnen het Communautair Mechanisme ter beschikking van de civiele veiligheid in geval van terroristische aanslagen in de EU.
Er werd een tweejaarlijks verslag uitgebracht over de aanwending van het in juni 2004 aangenomen actieplan ter bestrijding van het terrorisme. Het verslag was een samenvatting van de vooruitgang die geboekt werd betreffende de sleutelprioriteiten aange-
te Londen. Het accent werd gelegd op de belangrijkste dossiers en versterkte het noodkarakter van de desbetreffende te boeken vooruitgang.
De werkzaamheden werden eveneens voortgezet inzake het gebruik van de databank van militaire middelen ter versterking van de middelen voor bescherming van de bevolking.
CIVCOM De werkzaamheden van het CIVCOM hadden voornamelijk betrekking op de CHG Civilian Headline Goal 2008 (Objectif civil 2008), die op 17 december 2004 goedgekeurd werd door de Raad. Het strekt ertoe de coherentie te verzekeren van de middelen van de Lidstaten die gebruikt kunnen worden voor het civiele beheer van de crisissen teneinde een Europese veiligheidsstrategie te garanderen. Het betreft de 4 domeinen van Feira (Politie, Civiele Bescherming, Rechtsstaat en Civiele Administratie), alsook 2 horizontale domeinen (monitoring en bijstand aan de EU-overheden) en staat onder toezicht van het COPS (Beleids- en Veiligheidscomité van de Raad). Het CIVCOM verzekert de dagelijkse werking ervan. De CHG heeft het CRT (Crisis Response Team) opgericht, een multidisciplinair civiel team dat een steeds evoluerende politieke situatie op het terrein snel moet evalueren en, indien nodig, een opdracht inzake civiel crisisbeheer moet ondersteunen.
1.2. Op het niveau van de Commissie 1.2.1. Herinnering De aanwending van de wetgevende instrumenten die het mogelijk maken de Europese samenwerking te verbeteren, in het bijzonder het Communautaire Mechanisme, impliceert een werk op verschillende niveaus, met name inzake opleiding (deelname aan de werkgroepen, conferenties, oefeningen, cursussen en andere projecten georganiseerd in het kader van het Actieprogramma en het Mechanisme), opmaken van inventaris van beschikbare middelen, informatisering en ontwikkeling van een netwerk, ontwikkeling van best practices en uitwisseling van ervaringen.
Ter herinnering, het «Communautaire mechanisme ter vergemakkelijking van versterkte samenwerking bij bijstandsinterventies in het kader van civiele bescherming», opgericht in oktober 2001, omvat 30 deelnemende Staten (EU alsook Bulgarije, Roemenië, IJsland, Noorwegen en Liechtenstein).
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
haald in de verklaring van de Raad aangaande de reactie van de EU op de aanslagen 139
Zijn rol is tweevoudig: - de voorbereiding op de interventies versterken via de oprichting van een data-
ACTIVITEITENRAPPORT 2005
140
bank ter identificatie van de beschikbare middelen van de civiele bescherming, de organisatie van oefeningen en opleidingen voor de interventieteams en de totstandbrenging van een gemeenschappelijk systeem inzake noodcommunicatie en -informatie (CECIS); - de interventies inzake civiele bescherming vergemakkelijken en ondersteunen via het MIC (Monitoring and Information Center), dat 24u/24 geactiveerd kan worden.
Het Communautaire Mechanisme kan gebruikt worden bij natuurrampen, milieurampen of technologische rampen, binnen en buiten de EU, eveneens in het kader van de gevolgen van terroristische aanslagen. Het maakt het voor de deelnemende Staten mogelijk om, in geval van nood, onmiddellijk toegang te hebben tot de essentiële informatie betreffende de deskundigen, de interventieteams en de andere mogelijke bijstandsmiddelen. Onze vertegenwoordigingsopdracht wordt met name uitgeoefend in het kader van het Beheerscomité van het Actieprogramma2 en van het Mechanisme dat belast is met het toezicht op de concrete aanwending van de beslissingen, en van de vergaderingen van het Netwerk van Permanente Correspondenten (orgaan ter ondersteuning van de activiteiten van de Eenheid Civiele Bescherming van de Commissie). Wij nemen eveneens deel aan de tweejaarlijkse vergaderingen van de Directeurs-generaal van de Civiele Bescherming, die het voor de Lidstaten mogelijk maken van gedachten te wisselen over de strategische en politieke visies over de toekomst van de civiele bescherming. Ten slotte levert de Civiele Veiligheid een niet te verwaarlozen bijdrage aan de Europese gecoördineerde bijstand bij rampen in het buitenland.
1.2.2. Activiteiten 2005: aanwending van het communautaire mechanisme inzake civiele bescherming 1.2.2.1. Modules van civiele bescherming De Algemene Directie heeft actief deelgenomen aan de werkzaamheden van de Europese werkgroep inzake modules van civiele bescherming. Deze groep ad hoc, opgericht door de Commissie en voorgezeten door Denemarken, neemt deel aan het proces ter versterking van het mechanisme en beantwoordt aan het mandaat gegeven door de Europese Raad van 16-17 juni 2005 om «een capaciteit van snelle reactie 2
Communautair Actieprogramma voor civiele bescherming, opgericht en telkens met vijf jaar verlengd, Beschikking 1999/847/EG
conclusies van de CAGRE (Raad Algemene Zaken) van 18 juli 2005 vermeldden eveneens een ontwikkeling van het moduleconcept. De werkzaamheden hebben geleid tot een verslag van de voorzitter van 19 december 2005, aangezien de Lidstaten niet tot een akkoord kwamen over die tekst.
1.2.2.2. CECIS De werkzaamheden inzake het CECIS (Systeem inzake Communicatie en Informatie in geval van rampen) hebben vertraging opgelopen, aangezien een nieuw contract voor de follow-up van het project ondertekend moest worden. Het gebruik werd wat vereenvoudigd en de tests werden hervat. Het gaat om een beveiligd netwerk dat het mogelijk maakt de nationale overheden inzake civiele bescherming met elkaar te verbinden om de uitwisseling van informatie en ervaringen te vergemakkelijken en een efficiënt instrument in geval van rampen op te richten.
1.2.2.3. Middelen inzake civiele bescherming De databank «middelen NRBC civiele bescherming» werd aangevuld door de Lidstaten. De beperkte EU-werkgroep opgericht door de Commissie overeenkomstig het mandaat gegeven aan de Commissie door de Raad van juni om over te gaan tot een inventaris van de middelen van de Lidstaten voor het beheer van de gevolgen van terroristische aanslagen met inbegrip van NRBC (nucleair, radiologisch, biologisch en chemisch), heeft zijn werkzaamheden beëindigd. Er werd een verslag opgemaakt gebaseerd op de analyse door de experts van de Lidstaten van de aanpassing van de Europese middelen aan de behoeften (zie punt PROCIV). Er wordt overwogen om die databank te integreren in CECIS, mits de gepaste beveiliging van het netwerk. Ter herinnering, op militair niveau, werd dezelfde procedure en hetzelfde canvas gebruikt voor het inventariseren van de militaire middelen.
1.2.2.4. Opleiding De deelname aan de opleidingen en oefeningen draagt bij tot de oprichting van een gemeenschappelijke databank inzake procedures en samenwerking bij bijstandsinterventies in het buitenland en tot de ontwikkeling van de capaciteit van teams die moeten werken in een internationale omgeving en in uitzonderlijke omstandigheden. De opleiding in het kader van het Communautaire Mechanisme wordt verder ontwikkeld. Er werd een oproep tot voorstellen gelanceerd. De opleiding werd geëvalueerd door de deelnemers en heeft het voorwerp uitgemaakt van aanpassingen om de complementariteit tussen de drie niveaus mogelijk te maken.
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
gebaseerd op modules van civiele bescherming van de Lidstaten» te ontwikkelen. De 141
ACTIVITEITENRAPPORT
142
Veiligheid deelgenomen aan de opleidingen in het kader van het mechanisme (3 hebben
2005
Ondanks de kleine deelname van de Staten, hebben vier bijkomende leden van de Civiele
Stedelijk, NRBC) van Frankrijk. De doelstelling van dat project bestond erin te bestu-
deelgenomen aan niveau 1, 1 aan niveau 2 en 3) georganiseerd voor de toekomstige leden van de Europese teams inzake evaluatie en coördinatie op het terrein. Een lid van de Civiele Veiligheid heeft eveneens de opleiding UNDAC (zie hierboven) gevolgd.
1.2.2.5. Europese projecten De Civiele Veiligheid heeft deelgenomen aan het Europese project SUN (Seismisch,
deren hoe de 30 aan het mechanisme deelnemende landen reageren op een seismisch, stedelijk, nucleair, radiologisch, chemisch of biologisch risico, ongeacht de oorsprong ervan (natuurlijk, technologisch of terroristisch), teneinde een coherent Europees antwoord te formuleren. Er zou een rapport moeten verschijnen in 2006. PO 2005 heeft eveneens de belangstelling gewekt van de Algemene Directie die een expert ter beschikking gesteld heeft voor dit ontwerp betreffende de problematiek van de overstromingen. Dit project, voorgezeten door Italië, bevatte seminaries van uitwisseling van ervaringen inzake overstromingen in Europa en de organisatie van een grootschalige oefening in oktober 2005.
1.2.2.6. Oefeningen EURATECH 2005 (Valence, 10-14 april 2005) Die grootschalige oefening strekte ertoe de reële verzending en de integratie van Europese bijstandsmiddelen (Belgische, Italiaanse, Duitse en Tsjechische) in de commandoketen van een land in moeilijkheden van de EU te testen, in het kader van het communautaire mechanisme inzake civiele bescherming. Een interventieteam CMIC (Mobiele Cel Chemische Interventie) van negenentwintig leden van de Civiele Veiligheid (brandweer en civiele bescherming) heeft deelgenomen aan het beheer van een groot technologisch ongeval in het station van Porte-Les-Valence (dichting, opsporing en evacuatie van slachtoffers). Die oefening, gevolgd door een colloquium, verliep in aanwezigheid van Europees Commissaris Frattini en de Franse en Duitse Minister van Binnenlandse Zaken. Minister Dewael en de Directeur-generaal van de Civiele Veiligheid waren eveneens aanwezig, alsook een delegatie van de Belgische pers. De oefening werd afgesloten met een persconferentie waarop Minister de Villepin zich positief uitdrukte tegenover een Europese Macht inzake civiele bescherming.
Het DICa-DIR (Détachement d'intervention en cas de catastrophe à l’étranger Detachement voor interventie bij rampen in het buitenland) van de Belgische Civiele Veiligheid heeft deelgenomen aan de Europese oefening EUPOLEX 2005 in het kader van B-FAST (Belgian First Aid and Support Team). Het team USAR (Urban Search And Rescue, redding en berging in stedelijke omgevingen) van het detachement bestond uit 22 personen van meerdere brandweerdiensten en eenheden van de civiele bescherming, met inbegrip van twee hondengeleiders. De communicatie-ondersteuning werd verzekerd door 3 personen van Defensie. Om het team de mogelijkheid te geven zich op die oefening voor te bereiden, werd een stage georganiseerd te Marche-en-Famenne, op de site van «Village de Focagne» ingericht door het leger voor de training van het personeel voor opdrachten in verwoeste regio’s. Die grootschalige oefening, georganiseerd en gefinancierd door Polen met de steun van de Europese Commissie in het kader van het Communautaire Mechanisme inzake civiele bescherming, vond plaats in de regio van Zagan. Het Belgische team heeft dus een duizendtal kilometer moeten afleggen, met zes voertuigen, om zich naar de plaats van de oefening te begeven. Twaalf andere Staten, waaronder Rusland en Oekraïne, in totaal 1300 deelnemers, hebben samen met België een omvangrijke reddingsoperatie gesimuleerd naar aanleiding van een aardbeving in een denkbeeldig land, Nibyland, gelegen buiten de Europese Unie. Een lid van de Civiele Veiligheid, speciaal opgeleid in de coördinatie op Europees niveau, heeft eveneens zijn competenties ter beschikking gesteld van het centrum belast met de coördinatie van de teams op het terrein (OSOCC). De deelname van België aan de algemene organisatie van de oefening werd verzekerd door een lid van de Algemene Directie.
1.2.2.7. Samenwerking met de Verenigde Naties Het UN-OCHA (Bureau Humanitaire Zaken van de Verenigde Naties) beschikt tevens over een systeem om noodhulp te verlenen aan landen in moeilijkheden en om evaluatie- en coördinatieteams ter plaats te sturen (UNDAC: United Nations Disaster Assessment and Coordination). Er werden formele akkoorden afgesloten tussen de EU en UN-OCHA, zowel op strategisch als op operationeel vlak, opdat het mechanisme inzake civiele bescherming de inspanning van UN-OCHA zou versterken, bij een catastrofe buiten de EU. Hoewel die samenwerking nog verbeterd kan worden, werd in 2005 veel vooruitgang geboekt bij de operaties op het terrein.
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
EUPOLEX 2005 (Zagan, 26 juni – 1 juli 2005) 143
ACTIVITEITENRAPPORT 2005
144
2.
B-FAST
2.1
Inleiding
Naar aanleiding van de aardbevingen in Turkije heeft België in augustus en november 1999 humanitaire hulpoperaties opgezet. Voor deze hulpverleningsoperaties werd er een beroep gedaan op personeel en materieel van enkele federale departementen (Buitenlandse Zaken, Landsverdediging, Volksgezondheid, Binnenlandse Zaken), van de brandweerdiensten en van sommige niet-gouvernementele organisaties (Artsen Zonder Grenzen, Rode Kruis, enz.). Hoewel ons land bij de eerste was om hulp te bieden en hoewel de geleverde bijstand ten zeerste geapprecieerd werd, is tijdens deze operaties evenwel gebleken dat er verbeteringen konden worden aangebracht wat hun voorbereiding en coördinatie betreft. Deze verbeteringen vereisten de organisatie van een structuur die voortdurend op een vlugge en efficiënte manier kon worden gemobiliseerd. Op 10 november 2000 heeft de federale Regering derhalve de beslissing genomen om een snelle-interventiestructuur in te stellen met het oog op de organisatie van dringende acties van humanitaire bijstand in het buitenland bij catastrofen of rampen (Belgian First Aid & Support Team – B-FAST)3.
Sindsdien hebben de hulpdiensten, de civiele bescherming en de openbare brandweerdiensten meermaals samen geïntervenieerd in verschillende landen.
2.2
Zendingen
De doelstelling van de B-FAST-structuur bestaat erin de eerste noodhulp te verlenen binnen de 12 uur na de beslissing tot interventie. Een B-FAST-zending mag in principe niet langer duren dan 10 dagen. De B-FAST-structuur wordt geactiveerd wanneer er voldaan wordt aan drie voorwaarden: - De ramp moet zo’n omvang hebben dat de hulpdiensten van de betrokken landen niet meer in staat zijn om de vereiste bijstand te leveren en dat het leven of de gezondheid van de personen in gevaar komt; - De overheden van de getroffen landen moeten een beroep doen op de Belgische hulp of op de hulp van de internationale gemeenschap; - Er wordt niet geïntervenieerd bij gewapende conflicten.
2.3
Werking
In het kader van de voormelde structuur bestaat er, binnen de FOD Buitenlandse Zaken, een permanente ondersteuningsdienst, «Cel B-FAST genoemd», waarbij drie 3
Het koninklijk besluit van 28 februari 2003 tot oprichting van een coördinatieraad voor noodbijstand in het buitenland bij catastrofe of calamiteit en van een ondersteunende permanente dienst B-FAST (Belgian First Aid and Support Team) – Belgisch Staatsblad van 24/07/2003.
Adviescomité. MINISTERRAAD Coördinatieraad B-FAST Voorzitter: Minister van Buitenlandse Zaken of zijn afgevaardigde Vertegenwoordigers van de: Eerste Minister Minister van Ontwikkelingssamenwerking Minister van Begroting Minister van Defensie Minister van Volksgezondheid Minister van Binnenlandse Zaken Permanente secretaris: Directeur van de Cel B-FAST
Cel B-FAST (FOD Buitenlandse Zaken)
Directeur & 2 ambtenaren van de FOD Buitenlandse Zaken Verbindingsofficieren van de andere FOD's (tijdens de operaties)
Planningcomité B-FAST Voorzitter: Directeur van de Cel B-FAST Vertegenwoordigers van: FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel &
Adviescomité B-FAST Vertegenwoordigers van NGO's & deskundigen inzake noodhulp (Rode Kruis, CNVV, Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, enz.)
Ontwikkelingssamenwerking FOD Binnenlandse Zaken Ministerie van Defensie FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen & Leefmilieu FOD Budget & Beheerscontrole
2.3.1. Coördinatieraad Buiten de activeringsfases van B-FAST is de Coördinatieraad het beheersorgaan van de structuur; hij moet dus een aantal beslissingen nemen, met name inzake investerings- en werkingskosten van de structuur. Het is voorzien dat, zodra een derde land een aanvraag tot dringende hulp die overeenstemt met de mogelijke opdrachten van B-FAST, formuleert, de Minister van Buitenlandse Zaken of zijn gemachtigde, in zijn hoedanigheid van Voorzitter van de Coördinatieraad, de leden van deze raad bijeenroept. Na deze vergadering doet de Voorzitter van de Coördinatieraad een voorstel aan de Ministerraad, die onmiddellijk samenkomt om dit voorstel al dan niet goed te keuren. De Voorzitter van de Coördinatieraad is verantwoordelijk voor de uitvoering van de beslissing van de Ministerraad. Hiertoe wijst hij de persoon aan die belast is met de coördinatie van de Belgische actie in de geteisterde buitenlandse zone. De Raad is samengesteld uit vertegenwoordigers van de verschillende betrokken FOD’s. De afgevaardigde van de Minister van Binnenlandse Zaken zetelt binnen dat orgaan.
2.3.2. Cel B-FAST Naar gelang van de activeringsgraad van de structuur B-FAST, is de Cel B-FAST met name belast met het onderhouden van permanente contacten met de Belgische diplo-
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
organen betrokken zijn, namelijk een Coördinatieraad, een Planningcomité en een 145
ACTIVITEITENRAPPORT
146
saties (NAVO, EU, VN, enz.), het verzekeren van het secretariaat van de vergaderingen
2005
matieke en consulaire posten in het buitenland, evenals met de internationale organi-
dingsofficier.
van de Coördinatieraad, het voorbereiden van het budget van B-FAST, het opmaken van een inventaris van het materieel B-FAST, het opmaken van een situatieschema in geval van rampen of catastrofen in het buitenland, het leveren van een administratieve ondersteuning in geval van operaties, het uitvoeren van een debriefing na de operaties of het verzekeren van de follow-up van het personeel dat van een zending terugkomt. Binnen dat orgaan wordt de Algemene Directie vertegenwoordigd door een verbin-
2.3.3. Planningcomité Het Planningcomité functioneert als een werkgroep die de verschillende dossiers voorbereidt die door de Directeur van de Cel B-FAST ter goedkeuring aan de Coördinatieraad voorgelegd zullen worden. Deze dossiers hebben met name betrekking op de ontwikkeling van de interventieprocedures, de oprichting van samenwerkingsverbanden tussen de verschillende departementen of de uitwerking van nieuwe actiewijzen. Het Planningcomité kan eveneens voorstellen doen aan de Directeur van de Cel BFAST wat het gebruik van de aan B-FAST toegekende kredieten betreft (aankoop van materieel, opleiding van het personeel, enz.); deze voorstellen worden bestudeerd door de Cel B-FAST die het budget van de structuur voorbereidt om het aan de Coördinatieraad voor te leggen. Dat comité brengt de vertegenwoordigers van de verschillende betrokken departementen bijeen. Naar gelang van de agendapunten, stuurt de Algemene Directie desbetreffende technici of deskundigen.
2.3.4. Adviescomité Het Adviescomité wordt bij de werkzaamheden van het Planningcomité betrokken voor de voorbereiding van bepaalde dossiers (samenwerking tussen de Staat en de NGO’s, totstandbrenging van specifieke interventiemiddelen, enz.). De FOD Binnenlandse Zaken is niet vertegenwoordigd binnen dat orgaan.
2.3.5. Budget De investerings- en werkingskosten van de B-FAST-structuur, alsook die van de operaties en de opleidingen (met name die van het DICa-DIR) die zij organiseert, worden gedekt door een jaarlijkse toelage die aan de FOD Buitenlandse Zaken toegekend wordt.
Na bekendmaking van het koninklijk besluit van 28 februari 2003 tot oprichting van een coördinatieraad voor noodbijstand in het buitenland bij catastrofe of calamiteit en van een ondersteunende permanente dienst B-Fast, is gebleken dat er voor diverse aangelegenheden geen precieze specificaties bestonden over de te volgen procedures, zowel op operationeel als op organisatorisch vlak, in het kader van de samenwerking met de FOD Buitenlandse Zaken, het Ministerie van Defensie en de FOD Volksgezondheid. Parallel met de Europese ontwikkelingen ter versterking van het communautaire mechanisme, werden op Belgisch niveau werkzaamheden aangevat om de structuur BFAST te verbeteren, waaraan de Civiele Veiligheid actief heeft deelgenomen. Een belangrijk startschot in de ontwikkeling van een nieuw concept voor B-FAST was het seminarie van 5 tot 7 december. Tijdens dit seminarie werden voorstellen gedaan ten einde B-FAST beter te integreren in het kader van de internationale hulpverlening. Enerzijds werd er besloten om via een huishoudelijk reglement de materies die nog niet in het KB werden behandeld verder uit te werken in een vaste procedure. Anderzijds diende er duidelijker omschreven te worden aan welke voorwaarden er dient te worden voldaan opdat er een operatie in het kader van B-FAST zou mogelijk zijn. Het “trigger-systeem”, de rol van de verschillende diensten, de bijdrage van het Rode Kruis, enz. werden uitvoerig besproken en de fundamenten voor een nieuwe structuur werden gelegd. Een belangrijke uitdaging is het ontwikkelen van modules voor B-FAST. Het aanvankelijke concept van de modules is een voorstel van de Europese Unie waarbij het uitgangspunt het creëren van uniforme modules betreft. De einddoelstelling is om een internationaal team samen te stellen waarbij de lidstaten elkaar op complementaire wijze kunnen aanvullen en in multidisciplinair niveau kunnen samenwerken, binnen een kader dat gecoördineerd is door de Europese Commissie. Door deelname aan de twee niveaus heeft de Civiele Veiligheid de coherentie verzekerd tussen de Europese en de Belgische werkzaamheden. In het kader van B-FAST werden er een reeks van modules vastgelegd, die men kan onderverdelen in generieke en specifieke functies. Voor al deze modules dienen de specifieke kenmerken omschreven te worden als de opdrachten van de module, het vereiste profiel, de extra scholing, de benodigdheden betreffende het personeel, het materiaal, de transportwijze, de interventietijd, enz…. om een spoedige beslissing, en dus ook interventie, te vergemakkelijken. Voorts werd er ook een systeem uitgewerkt om de informatiestroom vlotter en efficiënter te laten verlopen.
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
2.4. Activiteiten 2005: het nieuwe concept B-FAST 147
ACTIVITEITENRAPPORT
148
ter sprake gehaald en zal in de loop van het komende jaar verder uitgewerkt worden.
2005
Ook de logistieke ondersteuning buiten de periode van de effectieve interventies werd
ten krijgen binnen het PROCIV, alsook het ontwerp van financieel reglement betreffen-
3.
Toekomstperspectieven
De versterking van het communautaire mechanisme zal in 2006 ook prioriteit vormen. Het amendement van de Beschikking van 23 oktober 2001 zou dus veel aandacht moe-
de de voorbereiding van en het antwoord op grote noodsituaties. Wat communautaire opleidingen betreft, zal de Civiele Veiligheid de grootschalige Europese oefening EULUX 2007 organiseren, samen met Frankrijk en Duitsland, onder leiding van Luxemburg. Het zal de eerste keer zijn dat vier Europese landen samen een dergelijke oefening organiseren. De Civiele Veiligheid zal eveneens deelnemen aan de Luxemburgse nationale dag van de civiele bescherming in mei 2006 over het thema overstromingen, aardbevingen en bosbranden. De opleiding van de leden van de Civiele Veiligheid zal voortgezet worden in het kader van het Mechanisme, maar ook in het kader van het systeem UNDAC (coördinatie- en evaluatieteam UN-OCHA) van de Verenigde Naties. UN-OCHA: tot nu toe hebben de akkoorden tussen de EU en de VN enkel betrekking op die twee instanties. De Lidstaten zullen nu een formele tekst moeten goedkeuren bij het PROCIV. Het netwerk CECIS zou eveneens operationeel moeten zijn tegen eind 2006. Ten slotte zou de eindversie van het nieuwe concept B-FAST, en het huishoudelijk reglement ervan, klaar moeten zijn in 2006.
Schadeherstelling
De opdrachten van de Directie Rampenschade vinden hun oorsprong in de noodzakelijke nationale solidariteit ten opzichte van de slachtoffers van natuurrampen en ten opzichte van hen die materiële schade geleden hebben naar aanleiding van oorlogsfeiten of van de onafhankelijkheid van Kongo. De Directie Rampenschade behandelt immers de schadeloosstellingen betreffende: - Algemene rampen: Tussenkomst van de Staat (onder de vorm van schadevergoedingen en herstelkredieten) in de herstelling van door algemene rampen veroorzaakte schade aan private goederen, alsook aan goederen die tot het openbaar domein van bepaalde publiekrechtelijke personen behoren (wet van 12 juli 1976). - Oorlogsschade: Schadeloosstelling van de oorlogsschade 14-18 aan private en openbare goederen (wetten gecoördineerd bij koninklijk besluit van 6 september 1921) en oorlogsschade 40-45 aan private goederen (wetten gecoördineerd bij koninklijk besluit van 30 januari 1954) en openbare goederen (wet van 6 juli 1948). - Schade in Kongo: Tussenkomst van de Staat betreffende de schade veroorzaakt aan private goederen naar aanleiding van de onafhankelijkheid van de Democratische Republiek Kongo (wet van 14 april 1965). De uitgaven betreffende die schadeloosstellingen worden ten laste genomen door - de Nationale Kas voor Rampenschade (FOD Financiën), betreffende de algemene rampen, de oorlogsschade 40-45 aan private goederen en de schade in Kongo; - de FOD Binnenlandse Zaken, betreffende de oorlogsschade 14-18 en de oorlogsschade 40-45 aan openbare goederen. Het is vanzelfsprekend dat de activiteiten van de directie hoofdzakelijk gericht zijn op de algemene rampen, ongeacht of het nu is in het kader van de procedure tot erkenning van de rampen of in het kader van de schadeloosstelling van de slachtoffers.
1.
Algemene rampen
1.1
Erkenning van een natuurverschijnsel als algemene ramp
1.1.1 Principes Om het slachtoffer van een natuurramp schadeloos te kunnen stellen, moet die ramp, bij in de Ministerraad overlegd koninklijk besluit, erkend worden als algemene ramp.
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
I.
149
2005
150
ACTIVITEITENRAPPORT
Een ministeriële omzendbrief van 30 november 2001 bepaalt de vereiste criteria om een erkenning mogelijk te maken. Bij een catastrofe verzamelt de Directie Rampenschade de nodige wetenschappelijke (bij de bevoegde instelling betreffende het natuurverschijnsel) en financiële (bij de Provinciegouverneurs) informatie; zij stelt, indien nodig, het dossier samen dat de Minister van Binnenlandse Zaken aan de Raad zal voorleggen. Na de goedkeuring van de Raad volgen de handtekening van de Koning en de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
1.1.2 Aanvragen tot erkenning behandeld in 2005 5 nieuwe rampen werden erkend en van 2 rampen werd de geografische uitgestrektheid vergroot.
14 gebeurtenissen hebben het voorwerp uitgemaakt van een weigering van erkenning (waarvan 1 aanvraag tot uitbreiding), aangezien er niet voldaan werd aan de criteria. Op het einde van het jaar waren er nog 7 aanvragen tot erkenning in onderzoek, waaronder één aanvraag tot uitbreiding.
1.1.3 Verbetering van de erkenningsprocedure De herziening van de erkenningscriteria van de algemene rampen, momenteel vastgelegd door de ministeriële omzendbrief van 30 november 2001, werd voortgezet. Er werd een ontwerp van omzendbrief opgesteld en aan de Inspectie van Financiën bezorgd.
1.2
Schadeloosstelling van de slachtoffers
1.2.1 Principes
Zodra het besluit bekendgemaakt is, beschikken de slachtoffers over een termijn van drie maanden vanaf de maand die volgt op de bekendmaking, om hun aanvraag tot financiële tussenkomst in te dienen bij de Provinciegouverneur. Hij onderzoekt de dossiers en neemt de beslissingen tot schadeloosstelling in eerste aanleg. De Directie Rampenschade controleert de gegrondheid van de beslissingen van de Gouverneur, tekent eventueel hoger beroep aan bij het Hof van Beroep of vraagt aan de Gouverneur om zijn beslissing te herzien. Indien er tegen de beslissing geen bezwaren zijn en na controle van de wederbelegging (herstel van de schade), wordt er aan de Nationale Kas voor Rampenschade (FOD Financiën) de opdracht gegeven om de vergoeding te betalen. Er dient eveneens vermeld te worden dat de Directie eveneens instaat voor de controle van en het toezicht op de vereffening van de provinciale werkingskosten, alsook voor het antwoorden op de talrijke briefwisseling (brieven van particulieren, parlementaire vragen, Kabinetsnota’s, diverse informatie-aanvragen, levering van algemene statistieken…) i.v.m. de behandelde materie.
b) Goederen van het openbaar domein (wet van 12 juli 1976; KB van 14 september 1984) De Directie Rampenschade behandelt deze dossiers zelf rechtstreeks; de slachtoffers beschikken over een termijn van 6 maanden vanaf de maand die volgt op de bekendmaking van het erkenningsbesluit, om hun aanvraag in te dienen.
1.2.2 Gegevens betreffende 2005 a) Private goederen aantal beslissingen genotificeerd door de Gouverneurs : 492 bedrag van de toegekende vergoedingen : 2.051.735 EUR aantal betaalopdrachten gegeven aan de Nationale Kas voor Rampenschade : 778 bedrag van de betaalopdrachten bezorgd aan de NKR : 2.181.753 EUR aantal hangende gerechtelijke procedures in het begin van het jaar : 151 aantal door de Staat ingediende beroepen tijdens het jaar : - beroepen : 2 - herzieningen : 19 aantal door de slachtoffers ingediende beroepen tijdens het jaar : - beroepen : 5 - herzieningen : 34
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
a) Private goederen (wet van 12 juli 1976) 151
2005
152
ACTIVITEITENRAPPORT
b) Goederen van het openbaar domein aantal genotificeerde beslissingen : 7 bedrag van de toegekende vergoedingen : 132.770,90 EUR aantal betaalopdrachten bezorgd aan de NKR: 8 bedrag van de betaalopdrachten bezorgd aan de NKR: 217.081 EUR
2.
Oorlogsschade
2.1
Schade 14-18
Zelfs nu wordt nog regelmatig materiële schade veroorzaakt door de ontploffing van een granaat of de instorting van een ondergrondse gang uit de eerste wereldoorlog. Een bij koninklijk besluit benoemde Staatssecretaris moet met het slachtoffer een overeenkomst betreffende de schadeloosstelling afsluiten; die overeenkomst wordt door de Directie Rampenschade gecontroleerd.
In 2005 heeft geen enkel dossier het voorwerp uitgemaakt van een schadeloosstelling.
2.2
Schade 40-45 aan private goederen
Een schadelijk feit dat zijn oorsprong vindt in de tweede wereldoorlog kan ook nu nog aan de basis liggen van een schadeloosstelling. Een jurist van de Directie Rampenschade is bekleed met het bijzondere mandaat van «Juridisch adviseur» en is gemachtigd om een beslissing inzake schadeloosstelling te nemen. In 2005 werd geen enkele schadeloosstelling toegekend; er kwamen evenwel regelmatig aanvragen binnen om informatie betreffende oude dossiers te krijgen. Zo vroegen de personeelsleden van de Commissie van schadeloosstelling van de Joodse Gemeenschap regelmatig om de archieven te raadplegen. De wetgevingen betreffende de schadeloosstelling van de schade 14-18 en 40-45 aan de private goederen zijn momenteel niet aangepast. In het kader van de herziening van de wet van 12 juli 1976 wordt er overwogen om ze te integreren in de bestaande wetgeving, teneinde de toekenning van die schadeloosstellingen te uniformeren en te vereenvoudigen.
2.3
Schade 40-45 aan de openbare goederen
De wet van 2 juli 1999 heeft het mogelijk gemaakt om de verjaring van een aantal dossiers op te schorten.
door de administratie goedgekeurd moet worden en daarna overgaan tot de gunning van de opdracht. Op basis van een belofte van de Minister, die die gunning goedkeurt, worden de schadevergoedingen vervolgens geleidelijk aan uitbetaald.
In 2005 bedroeg het bedrag van de uitgevoerde betaalopdrachten 39.558,37 EUR. De vastleggingen bedroegen 30.943,69 EUR.
Er moet meegedeeld worden dat er nog enkele dossiers aanhangig zijn bij de Raad van State of de gerechtelijke rechtscolleges, waarbij de betrokkenen bezwaar indienden tegen de verwerping, bij ministeriële beslissing, van sommige schadegevallen.
3.
Schade in Congo
Net zoals de oorlogsschade aan de openbare goederen, is deze materie zo goed als uitgedoofd. De voormelde jurist is eveneens bekleed met het bijzonder mandaat van «bemiddelaar» inzake schade in Kongo en is in die hoedanigheid belast met het beheer van de procedures in eerste aanleg; momenteel bestaat zijn hoofdtaak evenwel uit het beantwoorden van talrijke informatieaanvragen. Momenteel is het laatste dringende dossier hangende bij de Raad van State; de Belgische Staat had bezwaar ingediend tegen de beslissing die in beroep genomen werd door de Hoge Commissie voor Schadeloosstelling. Geen enkele schadevergoeding werd betaald in 2005.
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
Het initiatief moet nu komen van de slachtoffers. Zij moeten een bestek indienen dat 153
ACTIVITEITENRAPPORT
154
Informatie
De interne communicatie ontwikkelen en het werk op het terrein valoriseren
2005
J.
kennen… allemaal situaties waarvan communicatie een doorslaggevend onderdeel vormt.
J 1. Communicatie Vandaag weet iedereen dat communicatie essentieel is. Hervormen of herstructureren, onderhandelen met vakbonden, een crisis beheren of eenvoudigweg de organisatie leren
De communicatie wint meer en meer aan belang in de openbare sector. Binnen de Algemene Directie is de communicatie gericht op verschillende doelstellingen: 1 De burgers informeren; 2 Onze activiteiten kenbaar maken bij onze klanten en het publiek; 3 Het werk van onze teams op het terrein van dichterbij benaderen; 4 De doorstroming tussen het operationele gedeelte en het administratieve gedeelte bevorderen.
In 2004 heeft een moderniseringsproject met als titel «De interne en externe communicatie optimaliseren» waaraan de Algemene Directie actief heeft deelgenomen, de noodzaak aangetoond van een kwalitatieve communicatie; via dat MPM hebben alle deelnemers van dat project een meer professionele weg kunnen inslaan. In 2005 werden diverse initiatieven genomen. Sommige werden tot een goed einde gebracht. Andere projecten moeten nog afgehandeld worden en zullen voortgezet moeten worden in 2006.
1.
Realisaties in 2005
1.1
Herinnering
Er werd een communicatieplan ontwikkeld voor de jaren 2005 en 2006. Voor die twee jaren zijn de doelstellingen inzake interne communicatie de volgende: • de interne communicatie binnen en tussen de operationele eenheden verbeteren; • een betere samenwerking binnen en tussen de diensten van de Algemene Directie ontwikkelen teneinde een efficiëntere dienstverlening aan de terreindiensten te verzekeren; • de communicatie tussen de diensten van de Algemene Directie en de operationele eenheden verbeteren; • de binnen de Algemene Directie gerealiseerde projecten productief maken tenein-
• het onthaal en de integratie van de nieuwe collega’s verbeteren.
Voor de externe communicatie zijn de doelstellingen de volgende: • de Civiele Bescherming en de openbare brandweerdiensten valoriseren bij hun partners en bij het grote publiek; • de burgers helpen bij het aannemen van de gepaste gedragingen teneinde ongevallen te vermijden en de schadelijke gevolgen in geval van ongevallen, catastrofen, rampen en schadegevallen te beperken; • de talrijke verwezenlijkingen van de Algemene Directie bekendmaken.
De goedgekeurde principes zijn de volgende: • de informatie wordt zo snel mogelijk na de goedkeuring ervan meegedeeld; • het interne publiek wordt geïnformeerd voor het externe publiek; • de informatie is correct, realistisch en aan de doelgroep aangepast; • de efficiëntie van de communicatie wordt gemeten.
Teneinde de coherentie van de communicatie te verzekeren werden de voornaamste kernpunten gedefinieerd: • de hervorming van de Civiele Veiligheid is het grootste project van onze Algemene Directie voor de komende jaren; • de kern van onze opdracht is het helpen en beschermen van de bevolking en de goederen in geval van rampen, catastrofen en schadegevallen; • elk lid van de Algemene Directie werkt op zijn niveau mee aan de verwezenlijking van onze opdrachten.
1.2
Realisaties inzake externe communicatie
• de realisatie van een folder bestemd voor het grote publiek met als titel «Checklist Vakantie». Die folder werd opgesteld in samenwerking met de Algemene Directie Veiligheids- en Preventiebeleid en strekte ertoe de bevolking te informeren over de te nemen maatregelen alvorens op vakantie te vertrekken om inbraak en brand te vermijden; • de deelname aan het défilé en aan de feestelijkheden van 21 juli; • de herdenking van de catastrofe van Gellingen; • de organisatie van de Veertiendaagse van de Veiligheid met als thema «Veilig wonen»; • de deelname van de operationele eenheid van Ghlin aan de Openbedrijvendag; die gebeurtenis was een groot succes;
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
de de motivatie van de medewerkers te verhogen; 155
2005
156
ACTIVITEITENRAPPORT
• de deelname aan de realisatie van een film over de FOD Binnenlandse Zaken; • de deelname aan een radio-uitzending van de RTBF gewijd aan de beroepen van de hulpverleningssector; • de opstelling en de verspreiding van het activiteitenverslag 2005; • de realisatie van een campagne «Kerstbomen», die ertoe strekte het grote publiek nogmaals te sensibiliseren voor de gevaren van de kerstboom en de te nemen maatregelen om een catastrofe te vermijden.
1.3
Realisaties inzake interne communicatie
• de opstelling van artikels voor het tijdschrift van de federale overheidsdiensten «FEDRA»; • de opstelling van artikels voor het interne informatieblad van de FOD Binnenlandse Zaken «INTERIORS» (4 artikels op 5 verschenen nummers); • de organisatie van de nieuwjaarslunch waaraan zoals elk jaar massaal deelgenomen werd; • de deelname aan verschillende activiteiten georganiseerd door de FOD P&O.
1.4
Oprichting van en deelname aan de communicatienetwerken
Teneinde de interne communicatie te verbeteren, de behoeften te detecteren en een betere communicatie te ontwikkelen tussen de eenheden en de centrale diensten, werd een intern netwerk bestaande uit vertegenwoordigers van de eenheden opgericht. De eerste vergadering van dat netwerk vond plaats op 14 december. In dat kader hebben de vertegenwoordigers van de eenheden diverse wensen geuit die zullen leiden tot communicatie-activiteiten die geïntegreerd zullen worden in het communicatieplan 2006. Er werd een identiek netwerk opgericht bij de centrale administratie te Brussel. Bovendien hebben de communicatieverantwoordelijken deelgenomen aan de vergaderingen van het communicatienetwerk van de FOD Binnenlandse Zaken en van het communicatienetwerk van de FOD P&O, die de communicatieverantwoordelijken van alle federale overheidsdiensten verenigen. De deelname aan die netwerken maakt het mogelijk om gemeenschappelijke projecten te ontwikkelen en ervaringen uit te wisselen.
1.
Inleiding
De voornaamste taken van de cel «Documentatie en Archieven» zijn: Beheer van diverse databanken - monografieën, audio- en/of VHS-cassettes, CD, DVD en beheer van de bestellingen, folders/brochures - adressen van hulpdiensten - parlementaire vragen - pers - commissies en comités - abonnementen Verzameling en coördinatie van de reglementering betreffende de Brandweerdiensten Verzameling en coördinatie van de reglementering betreffende de Civiele Bescherming Beheer van de bestellingen en de abonnementen Klassering en bewaring van de originele reglementaire teksten Bijwerking van de codes Actualisering van de gegevens van de ADCV – aanvragen van externe instanties Actualisering van de geografische kaart van de interventiezones van de brandweerdiensten: - wijziging van de gegevens, - bestelling van nieuwe kaarten Antwoorden op de externe en interne informatie-aanvragen
2.
Documentatiecentrum
De opdracht van het Documentatiecentrum is tweevoudig: - de nuttige informatie voor de verwezenlijking van hun activiteiten zo snel mogelijk toegankelijk maken voor de interne medewerkers; - de externe informatie-aanvragen beantwoorden.
Rekening houdend met het bijkomende personeel om het beheer van het documentatiecentrum te verzekeren en de archieven te beheren, konden in 2005 projecten uitgewerkt en opgestart worden. 1° de herziening van de bestaande databanken betreffende de monografieën, de parlementaire vragen en de abonnementen; Die databanken, die niet meer regelmatig bijgewerkt werden, zijn momenteel up-todate en zullen in de loop van 2006 ter beschikking gesteld kunnen worden van onze interne klanten; 2°
de bekendmaking van de gecoördineerde regelgeving betreffende de openbare
brandweerdiensten; 3°
de reorganisatie van het documentatiecentrum.
TERUGKERENDE OPDRACHTEN
J 2. Documentatie 157
ACTIVITEITENRAPPORT
158
jaren beperkt tot het strikte minimum om de aanvragen van de interne en externe klanten te
2005
Bij gebrek aan personeel waren de activiteiten van het Documentatiecentrum tijdens enkele
Het ontwerp van het project is klaar. De voornaamste fases ervan zijn de volgende:
beantwoorden. Het project inzake reorganisatie beantwoordt aan een behoefte geuit door het personeel van de Algemene Directie, de gemeenten, de provinciale gouvernementen en de openbare brandweerdiensten. De reorganisatie zal afgerond zijn in 2006. Dat project strekt ertoe beter tegemoet te komen aan de documentatiebehoeften van de klanten, meer in het bijzonder in een eerste fase de interne klanten.
• Een onderzoek uitvoeren naar de documentatiebehoeften van de interne klanten; • Op basis van de behoeften van de gebruikers, de bestellingen van werken rationaliseren met de leveranciers, in samenwerking met de financiële directie; • Een eerste reeks instrumenten ter beschikking stellen van de verschillende directies teneinde de efficiëntie van hun werk te verbeteren; • De uitwerking van de documentatiedatabanken herzien; • Die databanken zoveel mogelijk ter beschikking stellen van anderen (via het publiek, het intranet, zelfs Internet).
3.
Beheer van de archieven
1° Instelling van een beleid inzake archiefbeheer Gedurende jaren kon binnen de Algemene Directie geen echt archiefbeheer verzekerd worden, wegens gebrek aan personeel. Met de indiensttreding van een archivaris in augustus 2005 kon het probleem aangepakt worden. De term “archief” heeft niet enkel betrekking op de ongebruikte documenten, maar is ruimer en beoogt, naast de archivering zelf, de organisatie van een klassement, waardoor de dossiers en de desbetreffende stukken zo snel mogelijk teruggevonden moeten kunnen worden. 2° Verhuis van 24 kilometer archieven De Directie Rampenschade, naar aanleiding van de Copernicushervorming geïntegreerd in de Algemene Directie, bracht 24 kilometer archieven mee, die hoofdzakelijk betrekking hadden op de oorlogsschade 1940-1945 en de schade geleden in Congo. In 2005 heeft de Algemene Directie vernomen dat die archieven, op haar kosten en met haar personeel, terugbezorgd moesten worden aan het Rijksarchief, waarbij een hele reeks procedures nageleefd moesten worden, met name een bijzondere verpakking. Dat verrassende nieuws maakte al snel plaats voor de tevredenheid om te kunnen deelnemen aan een project om een deel van onze geschiedenis te bewaren. De eerste contacten met het Rijksarchief werden gelegd teneinde de te volgen procedures en het ritme te bepalen. De verhuis zelf zal beginnen in 2006.
3
De hervorming van de civiele
veiligheid
2005
160
ACTIVITEITENRAPPORT
1.
Context
De catastrofe van Gellingen van 30 juli 2004 was de catalysator voor een hervorming van de civiele veiligheid die reeds geruime tijd op de agenda van de Regering stond.
De werkstructuren belast met de vastlegging van de hervormingsprincipes hebben dit jaar onafgebroken gewerkt. Het gaat om de Commissie voor de hervorming van de civiele veiligheid, beter gekend onder de naam de Commissie Paulus, en om haar twee werkgroepen, een technische groep en een groep organisatie.
De technische werkgroep ter begeleiding van de risicoanalyse is samengekomen op 17 en 31 januari, 9 en 25 februari, 16 maart, 18 april, 9 mei, 22 juni, 27 juli, 15 en 26 september en 3 en 14 november 2005. Opdracht van deze werkgroep is de begeleiding van de wetenschappelijke studie van de risicoanalyse, die uitgevoerd wordt door een Consortium van Universiteiten. De risicoanalyse zal alle risico’s over het Belgisch grondgebied in kaart brengen en op basis daarvan een informaticatoepassing ontwikkelen dat het aantal brandweerposten en hun ideale inplanting kan bepalen in functie van de risico’s en bepaalde parameters zoals aanrijtijd.
De werkgroep Organisatie is samengekomen op 26 januari, 16 februari, 18 maart, 3 mei, 13 juni, 7 juli, 10 augustus, 15 september, 17 november en 7 december 2005. Deze werkgroep heeft zich gebogen over de vraag naar de meest geschikte organisatiestructuur van de hulpdiensten.
De Commissie Paulus heeft vergaderd op 2 februari, 22 maart, 20 april, 25 mei, 29 juni, 23 augustus, 26 september, 19 oktober en 12 december 2005. De Commissie Paulus staat in voor de coördinatie van de activiteiten en het formuleren van een eindrapport met aanbevelingen waar alle betrokken actoren zich in kunnen vinden.
De Algemene Directie van de Civiele Veiligheid heeft actief deelgenomen aan de werkzaamheden van de commissie en van de werkgroepen. Het secretariaat van de werkgroepen werd overigens verzekerd door de administratie in samenwerking met het Kabinet van de Minister van Binnenlandse Zaken.
De Juridische Directie van de Algemene Directie heeft eveneens rechtstreeks deelgenomen aan de werkzaamheden. De aanwezigheid van juristen van de Algemene
te zijn van de denkpistes en van de doelstelling of de geest van de hervormingsvoorstellen.
Het werk binnen de commissie heeft in de maand november geleid tot de voorstelling, voor de Kamercommissie Binnenlandse Zaken, van het tussentijds verslag van de Commissie Paulus.
Het eindverslag van de Commissie zal begin 2006 aan de Minister van Binnenlandse Zaken bezorgd worden.
2.
Tussentijds verslag van de Commissie Paulus Het tussentijds verslag bevat drie basisprincipes: 1. De burger heeft recht op de snelste adequate hulp. De hulpdienst die het snelst ter plaatse kan zijn met de nodige middelen, moet ter plaatse gestuurd worden, ongeacht de gemeentelijke of provinciale grenzen.
2. Elke burger heeft recht op dezelfde basisbescherming tegen een gelijkwaardige bijdrageplicht, wat de vastlegging van duidelijke criteria vereist, zoals het stedelijke of landelijke karakter, de bevolking, de risico’s en de inhoud van de veiligheidsplannen, die de verdeling van de kosten tussen de gemeenten mogelijk maken. 3. Een schaalvergroting is noodzakelijk. Dergelijke schaalvergroting zou een rationeler en efficiënter gebruik van de middelen inzake materieel en personeel van de hulpdiensten mogelijk maken en zo tot een verbetering van de dienstverlening aan de bevolking leiden.
Het tussentijds verslag bevat bovendien de volgende elementen: Structuur van de brandweerdiensten op drie niveaus: 1.
Uitvoerend niveau
De basisbijstand wordt verzekerd door een netwerk van brandweerposten die over het nodige personeel en materieel moeten beschikken volgens de opgelegde minimale normen. 2.
Organisatorisch niveau
De hulpverleningszone, met rechtspersoonlijkheid, werft het personeel aan en koopt het materieel en de uitrusting. Zij ziet toe op de kwaliteit van de geleverde diensten
DE HERVORMING VAN DE CIVIELE VEILIGHEID
Directie van de Civiele Veiligheid was immers vereist om vanaf het begin op de hoogte 161
2005
162
ACTIVITEITENRAPPORT
en coördineert de werking tussen de verschillende posten van de zone. De zone wordt geleid door beleidsorganen bestaande uit gemeentelijke mandatarissen van de gemeenten van de betrokken zone. De gouverneur, commissaris van de federale regering, coördineert het interzonale overleg en de zaken die de grenzen van de zone overschrijden. 3.
Reglementair niveau Het federale niveau, hoofdzakelijk de Minister van Binnenlandse Zaken, houdt zich bezig met de regelgeving. De Minister wordt bijgestaan door de administratie van de civiele veiligheid. De federale hulpdienst van de Civiele Bescherming staat ter beschikking van de zones en de gouverneurs als federale ondersteuningsdienst.
Personeel Het is noodzakelijk een duidelijke juridische positie te bepalen voor al het personeel, zowel de beroepsmensen als de vrijwilligers (administratief statuut, geldelijk statuut, sociaal statuut, …).
Risicoanalyse Teneinde de hervorming wetenschappelijk te ondersteunen, werd een consortium van universiteiten belast met de uitvoering van een risicoanalyse op basis van mogelijke parameters als werkhypotheses.
De voorlopige resultaten van die risicoanalyse hebben aangetoond dat de optimalisering van de dekking van het grondgebied door de brandweerdiensten de inplanting van bijkomende hulpposten zou vereisen, zelfs een reorganisatie van de bestaande posten.
Een belangrijke vaststelling is dat, zonder bijkomende kosten, een betekenisvolle verbetering van de dienstverlening kan worden geboekt door af te stappen van de gemeentelijke grenzen en het principe toe te passen dat de hulpdienst wordt uitgestuurd die het snelst ter plaatse kan zijn.
De resultaten van die werkzaamheden zullen invloed hebben op de hervormingswerkzaamheden.
Financiering De Commissie pleit voor een grotere bijdrage van de federale regering in de kosten van de brandweerdiensten. Momenteel dragen de gemeenten zowat 90% van de kosten
brandweerdiensten werden geraamd op 400 miljoen euro per jaar. In 2006 heeft de federale regering een globaal budget van ongeveer 90 miljoen euro ter beschikking gesteld van die diensten.
Dringende medische hulpverlening Ongeveer 80% van het noodvervoer per ziekenwagen wordt door de brandweerdiensten uitgevoerd. Dat gegeven zal in aanmerking genomen moeten worden bij het desbetreffende toekomstige overleg tussen de Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister van Volksgezondheid.
3.
Federaal Kenniscentrum voor de civiele veiligheid
Als antwoord op een terugkerende vraag van de mensen op het terrein en van de Commissie Paulus, heeft de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid aan de Minister van Binnenlandse Zaken een ontwerp van wet voorgelegd, alsook een ontwerp van koninklijk besluit betreffende de oprichting, de totstandbrenging en het beheer van het toekomstige Federaal Kenniscentrum voor de civiele veiligheid.
Dat centrum strekt er voornamelijk toe operationele en technische ondersteuning te bieden aan de mensen op het terrein.
4.
Werkzaamheden met het oog op de opstelling van de wetgevende en reglementaire teksten i.v.m. de hervorming
Eind 2005 werd een team van juristen opgericht teneinde na te denken over het toekomstige juridische kader van de hervorming, op basis van de principes van de Commissie Paulus.
DE HERVORMING VAN DE CIVIELE VEILIGHEID
van die gemeentelijke diensten, de federale regering 10%. De totale kosten van de 163
2005
ACTIVITEITENRAPPORT
164