Civiele Veiligheid Activiteitenrapport I 2006
Inhoud Voorwoord
5
Wie zijn wij?
9
I
Organisatie en Management 11
A.
Personeel
1.
Personeelsbestand van de Algemene Directie
van de Civiele Veiligheid
12
2.
Opdrachten
16
3.
Ontwikkeling van een modern beleid inzake
12
personeelsbeheer
21
B.
Begroting en boekhouding
22
1.
Algemeen
22
2.
Budgettaire realisaties 2006 van de Civiele
3.
Recuperatie van de kosten die voortvloeien
uit de betalende interventies en het vervoer
per ambulance die uitgevoerd worden door
de Civiele bescherming
33
4.
Perspectieven
34
C.
Logistiek
35
1.
Installatie van de nieuwe medewerkers
35
2.
Verhuizing
36
3.
Aanvraag van vergaderzalen in de
Leuvenseweg 1 en 3
4.
Aanvraag van vergaderzalen van het
Federaal Opleidingscentrum voor de
Veiligheid per activiteitenprogramma
24
36
openbare hulpdiensten
5.
Aankoop van niet-specifieke goederen en
diensten
38
6.
Aantal aanvragen voor simultaanvertaling
39
7.
Onderhoud van het materieel en defect
materieel
40
8.
Beheer van het wagenpark
40
9.
Agendadienst
40
D.
Gebouwen
41
1.
Inleiding
41
2.
Beheer van de gebouwen van de operationele
3.
Inhuldiging van de kazerne “Prins Laurent”
te Libramont
eenheden van de Civiele Bescherming
37
41 43
inhoud
E.
Management
1.
MPM – “Moderniseringsproject – Projet de
47
Modernisation”
47
2.
Strategisch en operationeel plan
52
3.
Balanced Scorecards (BSC) en Kritieke
Prestatie-indicatoren (KPI)
53
4.
Ontwikkelcirkels
54
II
Terugkerende opdrachten
55
C.
Aankoop van materieel
90
1.
Meer dan enkel aankopen
90
2.
Verwezenlijkingen in 2006
92
3.
Perspectieven 2007
115
4.
Conclusie
116
A.
Reglementering en adviezen
56
1.
Reglementering
56
2.
Adviezen
61
3.
Geschillen
63
4.
Adviesverlening in het kader van het
D.
Telecommunicatie
117
specifiek administratief toezicht op de
1.
Alarmering van de bevolking (de sirenes)
117
2.
De 100-centra
120
E.
Operationele opleidingen
125
1.
Adviesorganen
126
2.
Opleidingsprogramma van de provinciale
gemeenteraadsbesluiten
64
5.
Deelname aan het Raadgevend comité voor
de Brandweer
66
6.
Perspectieven
68
B.
Preventie
B 1. Preventie van branden en ontploffingen 1.
69
opleidingscentra voor de openbare
69
Hoge Raad voor Beveiliging tegen Brand en Ontploffing
70
2.
Aanpassing van de basisnormen aan de
invoering van de Europese Bouwproducten-
richtlijn (Koninklijk Besluit van 7 juli 1994)
3.
Herziening, aanpassing en aanvulling van de
4.
Dienstverlening
74
5.
Commissie voor afwijking
76
6.
Wetenschappelijk onderzoek
77
7.
Vertegenwoordiging binnen externe organen 77
hulpdiensten
130
3.
Operationele opleidingen
131
4.
Betaling van de subsidies aan de provinciale opleidingscentra
71
basisnormen aan de evolutie van de techniek 72
138
F.
Interventies
139
1.
Opdrachten van de Civiele Bescherming
139
2.
De terugkerende interventies
141
3.
Gespecialiseerde interventies en
internationale interventies
148
G.
Inspectie van de brandweerdiensten
154
B 2. Risico’s van zware ongevallen - Seveso
78
1.
De opdrachten
154
1.
Naar Belgisch recht
78
2.
Operationele inspectie
154
2.
Seveso-installaties in België
79
3.
Technische inspectie
157
3.
Seveso-Fonds en de stijving ervan
79
4.
Bestedingsprogramma van het Seveso-fonds 80
5.
Specifieke projecten van het Seveso-fonds
H.
Internationale activiteiten
159
1.
Werkzaamheden met betrekking tot de
relaties met de Europese Unie
2.
Werkzaamheden met betrekking tot de
relaties met de NAVO
3.
Werkzaamheden met betrekking tot de
relaties met de Verenigde Naties
4.
Werkzaamheden met betrekking tot de
relaties met de bilaterale relaties
166
5.
B-FAST
166
6.
Toekomstperspectieven
171
81
B 3. Preventie van nucleaire ongevallen
83
1.
Het nucleair fonds
84
2.
Specifieke projecten van het Nucleair fonds:
3.
aanpassing van de kaderconventies
84
Oefeningen – Nucleair noodplan
85
B 4. Noodplanning
86
1.
Noodplanning
86
2.
Bijzondere risico’s
88
inhoud
159 164 165
I.
Schadeherstelling
172
1.
Algemene rampen
173
2.
Oorlogsschade
180
3.
Schade in Congo
182
III Grote projecten
191
A.
De Hervorming van de civiele veiligheid
192
1.
Context
192
2.
Werkstructuren
194
J.
Communicatie en informatie
183
3.
Werkplanning
195
J 1.
Communicatie
183
4.
Inhoud van het voorontwerp van wet
195
1.
Realisaties in 2006
183
5.
Federaal Kenniscentrum voor de civiele
veiligheid
200
B.
Het project ASTRID
202
1.
Context
202
2.
De grote stappen van het ASTRID-project
toegepast op de niet-politionele hulpdiensten 203
3.
Het digitaal radionetwerk
206
4.
Het paging-netwerk
208
5.
De CAD-technologie (Computer Aided
J 2. Documentatie en archieven
186
1.
Documentatiecentrum
187
2.
Beheer van de archieven
188
inhoud
Dispatching)
210
6.
Toekomstperspectieven
213
Voorwoord
Manager zijn in een overheidsdienst vereist vandaag de dag tegelijkertijd een creativiteit die in bepaalde opzichten onder de noemer buitensporige kunst valt, al is het maar om de steeds talrijker wordende opdrachten te vervullen, en een striktheid in de werkwijze die lijkt op de vereisten van de meest scherpzinnige wetenschap, al was het maar om de uiterst vaak beperkte middelen optimaal aan te wenden.
Het verband tussen de kunst en de wetenschap maakt veelvuldige combinaties mogelijk waarvan het aantal alleen beperkt wordt door de verbeelding. In dit geval lijken deze twee concepten mij uiterst aangewezen om de activiteiten van onze Algemene Directie in 2006 te schetsen.
« Wat telt bij de inspanning, is vooral de actie en in mindere mate het resultaat. » Maar wat Beethoven, de artiest, zei, moet parallel gezien worden met wat Einstein, de wetenschapper, verklaarde: « Ik weet waarom zoveel mensen graag houthakken, het is een activiteit waarbij je onmiddellijk resultaat ziet. ».
Inderdaad, de actie is goed, maar de resultaten zijn nog beter. Ik ben dan ook verheugd te constateren dat 2006 op deze twee vlakken een van de vruchtbaarste jaren was: de Algemene Directie heeft heel wat geïnvesteerd ; en de resultaten zijn gevolgd.
Waaraan kunnen ze toegeschreven worden? Niet aan een plotse verhoging van de productiviteit van de medewerkers. Die productiviteit was groot en ze is het gebleven. Maar dat de talrijke werven uitgevoerd, verdergezet en afgerond zijn, is te danken aan een aanzienlijke uitbreiding van het personeelskader. In de centrale diensten steeg het aantal personeelsleden van 112 voltijdse equivalenten naar 146 ; en het is een grote meerderheid universitairen die ons heeft vervoegd.
Van de verwezenlijkingen van de Algemene Directie, wil ik er graag enkele belichten die, voor mij, fundamenteel zijn.
De meest opmerkelijke verwezenlijking, met de grootste gevolgen voor zowel onze eigen werking als voor de toekomst van onze klanten, met name de leden van de hulpdiensten, is uiteraard de hervorming van de civiele veiligheid. Na maanden van aangehouden inspanningen, talrijke vergaderingen, oneindige discussies en harde onderhandelingen, werd eind december 2006 een wetsontwerp goedgekeurd door de Ministerraad. Het zal besproken worden in het Parlement in 2007.
voorwoord
De in 2005 op punt gestelde methodologie om de aanbestedingen nog te objectiveren, werd in 2006 geconcretiseerd. Ze liet de toewijzing toe van 54 vaak zeer complexe aanbestedingen. De klachten van de niet weerhouden inschrijvers hebben slechts in één geval tot een herziening van de beslissing geleid. Een zaak is zeer jammer: de investeringskredieten konden niet volledig gebruikt worden omwille van de budgettaire beperkingen.
Een grote vernieuwing dient benadrukt te worden op het vlak van opleiding: op de uitdrukkelijke vraag van de vertegenwoordigers van de brandweer, heeft de Algemene Directie de opleiding georganiseerd voor de kandidaat-officieren, in nauwe samenwerking met de provinciale opleidingscentra. De doelstelling is te komen tot een eenvormige opleiding voor alle brandweerofficieren die, dit dient nog even in herinnering gebracht te worden, de essentiële actoren zijn in de strijd tegen schadegevallen en rampen van allerlei aard aangezien de Directie van de Operatie deze op zich neemt.
De inhuldiging van de nieuwe kazerne van Libramont was eveneens een opmerkelijk feit in de geschiedenis van de Civiele Bescherming. Ze heeft een groot aantal belangrijke personen bijeen gebracht, waaronder Z.K.H. Prins Laurent, wiens naam de kazerne draagt, de heer Dewael, Minister van Binnenlandse Zaken en de heer Reynders, Minister van Financiën en verantwoordelijke voor de Regie der Gebouwen. De inhuldiging was echter vanuit meerdere oogpunten symbolisch. Ze getuigt immers van de wil van de politieke overheden om een federale hulpverleningsstructuur in stand te houden. Ze betekent eveneens de eerste stap van de uitvoering van de moderniseringsprocessen voor de operationele eenheden.
Uiteraard zijn er nog vele andere facetten van het leven binnen de Algemene Directie tijdens 2006. U kunt ze ontdekken wanneer u dit activiteitenrapport doorneemt. Hopelijk overtuigt het lezen ervan u dat onze administratie tot uw dienst staat.
C. Breyne
Directeur-generaal
voorwoord
Wie zijn wij?
Meer dan sirenes… De Civiele Veiligheid, dat zijn meer dan 19.000 mannen en vrouwen die interveniëren bij branden, verkeersongevallen en grootschalige, nationale of internationale catastrofes. Sommigen zijn «gemeentelijke» personeelsleden, anderen «federale», allen met hetzelfde doel: de bevolking beschermen en helpen. Zo kunnen de burgers rekenen op zowat 17.000 brandweerlieden, verdeeld over 251 brandweerdiensten: 5.000 beroepsleden en 12.000 vrijwilligers. Voeg daarbij de leden van de civiele bescherming, een federale dienst, waarvan de operationele eenheden op 31 december 2005 550 beroepsleden en 1049 vrijwilligers groepeerden.
De activiteiten van de Algemene Directie beperken zich evenwel niet tot de interventies die de actualiteit halen. Naast de manschappen belast met de operaties op het terrein, telt de Algemene Directie iets meer dan 100 medewerkers, uitgedrukt in voltijds equivalenten, waarvan de taken sterk variëren. Geen organisatie zonder recht: de juristen zijn belast met het ontwerp, de uitwerking en de interpretatie van de teksten die de organisatie van de niet-politionele hulpdiensten regelen. De Algemene Directie houdt zich eveneens bezig met preventie: zij ziet erop toe dat de gepaste maatregelen genomen worden teneinde niet alleen chemische of nucleaire ongevallen te vermijden, maar ook branden en ontploffingen. De Algemene Directie besteedt in het bijzonder aandacht aan de onontbeerlijke opleiding van de leden van de niet-politionele hulpdiensten: ofwel geeft zij de opleiding rechtstreeks, wanneer het gaat om de leden van de operationele eenheden van de Civiele Bescherming of de kandidatenbrandweerofficieren, ofwel regelt zij de principes en de modaliteiten ervan, wanneer het gaat om de brandweerlieden. Gespecialiseerde ingenieurs zijn belast met de opstelling van bestekken, de toewijzing van opdrachten en de opvolging van de voorlopige opleveringen, teneinde aan de hulpdiensten het goed presterende materieel en de persoonlijke beschermingsmiddelen te leveren die nodig zijn voor de dagelijkse uitvoering van de opdrachten: autoladders, autopompen, snelle hulpwagens, warmtebeeldcamera’s, gaspakken, brandweerhelmen, … Andere ingenieurs inzake telecommunicatie beheren het radionetwerk, installeren elektronische sirenes en nemen deel aan de ontwikkeling van het belangrijke project Astrid.
De diensten moeten optimaal functioneren. De Algemene Directie is belast met de controle van de brandweerdiensten. Hoewel het kleine aantal medewerkers dat zich aan die taak kan wijden, de efficiëntie ervan beperkt, moet het belang van dat inspectiewerk niet meer aangetoond worden.
Wanneer de weersomstandigheden te wensen overlaten en de burgers daarvan het slachtoffer zijn, zal de Algemene Directie zich met hun problemen bezighouden. Zij beheert immers de dossiers betreffende de rampen, van de erkenning van een gebeurtenis als algemene ramp tot de storting aan de slachtoffers van de schadevergoeding waarop zij recht hebben.
10
wie zijn wij?
Organisatie en Management
Personeel 12
Begroting en boekhouding 22
Logistiek 35
Gebouwen 41
Management 47
I
A
Personeel De personeelsdienst van de Algemene Directie verzekert het beheer van het statutaire en contractuele personeel van de centrale diensten, de zes operationele eenheden van de Civiele Bescherming, het Federaal Opleidingscentrum voor de hulpdiensten en de neutrale call takers, ofwel 883 medewerkers in totaal.
De dienst heeft een echte scharnierfunctie tussen dit personeel en de dienst P&O van de FOD. Hij werkt namelijk aan het opstellen van het personeelsplan, beheert het personeelsbestand en de personeelsbewegingen door de selectie van het personeel te organiseren, toe te zien op de aanwerving van het personeel en, indien nodig, de interne mobiliteit en de bevorderingen te stimuleren.
Hij ziet toe op de toepassing van de specifieke reglementering waaraan enerzijds het operationele personeel in continudienst (24u/72u dienst) en anderzijds de neutrale call takers van het ASTRID-project zijn onderworpen. Hij voert de nodige controles en betalingen uit inzake overuren, en controleert de verblijfs- en reiskosten.
De personeelsdienst verzekert eveneens het beheer van de dossiers van de ongeveer 1000 vrijwillige personeelsleden die het permanente operationele personeel versterken.
1 Personeelsbestand van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid 1.1 Inleiding Het personeel van de Algemene Directie is verdeeld over de centrale diensten, het Federaal Opleidingscentrum, de operationele eenheden en de Provinciale Centra voor Informatie en Communicatie (CIC) van de Federale Politie.
In de loop van 2006 is het globale personeelsbestand van de Algemene Directie nog wat gestegen. Deze groei doet zich vooral voor bij de niveaus A, C en D.
De volgende punten tonen de situatie van het personeelsbestand van de Algemene Directie op 31 december 2006.
12
Organisatie en Management
1.2 Centrale diensten (toestand op 31 december 2006) Niveau
Statutairen
Contractuelen
Totaal
Voltijds equivalent
NL
FR
NL
FR
A
20
21
19
21
81
72,4
B
6
1
0
1
8
7,1
C
18
15
6
10
49
36,1
D
9
6
10
14
39
31,1
53
43
35
46
177
146,7
Totaal
1.3 Federaal Opleidingscentrum voor de Hulpdiensten (toestand op 31 december 2006) Niveau
Statutairen
Contractuelen
Totaal
Voltijds equivalent
NL
FR
NL
FR
A
0
0
0
0
0
0
B
0
0
0
0
0
0
C
1
2
0
0
3
2
D
1
4
4
4
13
10,85
Totaal
2
6
4
4
16
12,85
1.4 Operationele eenheden (toestand op 31 december 2006) Momenteel zijn er vier permanente eenheden (Liedekerke, Brasschaat, Ghlin en Crisnée), en twee grote wachten (Jabbeke en Libramont). De grote wachten hebben minder personeel en materieel dan de permanente eenheden. De oprichting van 2 nieuwe operationele eenheden in Gembloux en in Hasselt is voorzien voor de komende jaren.
Deze operationele eenheden worden bemand door administratief en vakpersoneel dat zijn functie uitoefent in dagdienst van 7u36min, alsook door operationeel personeel dat in continudienst werkt. De operationele personeelsleden voeren een prestatie van 24 uur uit, gevolgd door 72 uur rust. Tijdens die rust kunnen zij evenwel opgeroepen worden in geval van rampen of zware interventies.
13
Organisatie en Management
De werking van de operationele eenheden wordt bepaald door het ministerieel besluit van 22 november 1985 dat momenteel herzien wordt.
Statutaire personeelsleden
Totaal
Libramont
Crisnée
Ghlin
Jabbeke
Liedekerke
Brasschaat
De operationele eenheden kunnen tevens versterking krijgen van het vrijwillige personeel, dat op administratief vlak volledig beheerd wordt door de personeelsdienst van de Algemene Directie.
Niveau A
Adviseur
1
1
0
0
1
0
3
Operationeel personeel
Niveau B
Technisch deskundige
3
2
0
5
2
1
13
Niveau C
Technisch assistent
6
9
7
9
8
8
47
Niveau D
Oper. brigadier
19
20
14
20
20
13
106
Oper. medewerker
62
63
52
73
62
45
357
Techn. medewerker
0
0
0
0
2
0
2
Vakpersoneel
Niveau C
Techn. assistent
1
0
1
0
0
0
2
Niveau D
Techn. medewerker
0
0
0
1
4
1
6
Administratief personeel
Niveau C
Admin. assistent
2
1
1
1
1
1
7
Niveau D
Admin. medewerker
1
1
1
3
3
2
11
Totaal Statutairen
95
97
76
112
103
71
554
Contractuele personeelsleden
Niveau C
Admin. assistent
1
0
0
0
0
1
2
Niveau D
Adm. medewerker
1
1
1
0
0
1
4
Techn. medewerker
2
1
0
4
2
1
10
Oper. medewerker
1
0
0
8
1
2
12
Totaal contractuelen
5
2
1
12
3
5
28
Algemeen totaal
100
99
77
124
106
76
582
14
Organisatie en Management
1.5 Vrijwilligers (toestand op 31 december 2006) Naast het statutaire en contractuele personeel telt de Civiele Veiligheid 998 vrijwillige personeelsleden die bij belangrijke interventies door de eenheidschefs ter versterking kunnen worden opgeroepen. Het gaat voornamelijk om agenten en om instructeurs. De vrijwilligers hangen af van de verschillende eenheden en grote wachten, naargelang van hun woonplaats. PE LIEDEKERKE
171
GW LIBRAMONT
155
PE GHLIN
170
GW JABBEKE
129
PE CRISNEE
205
PE BRASSCHAAT
168
Totaal
998
1.6 Neutrale call takers Op 31 december 2005 bedroeg het aangeworven personeel voor de functie van neutrale call taker 112 93 personeelsleden: 58 Nederlandstaligen en 35 Franstaligen. De verdeling per niveau was 32 personeelsleden van niveau B en 61 personeelsleden van niveau C.
Aangezien nog een veertigtal banen als neutrale call taker voorzien diende te worden in de CIC’s, bood een nieuwe aanwervingscampagne een groep van 14 Franstalige kandidaten en 3 Nederlandstalige kandidaten van zeer verschillende afkomst de kans om op 1 februari 2006 in dienst te treden. De Franstaligen zijn onmiddellijk begonnen aan hun multidisciplinaire opleiding, terwijl de Nederlandstaligen, onvoldoende talrijk, toegewezen werden aan de CIC’s van Antwerpen en Brussel tot ze konden deelnemen aan een latere opleidingssessie.
Naar aanleiding van nieuwe aanwervingen die voornamelijk gebeurden onder het personeel van Landsverdediging en onder de personen die zich op de arbeidsmarkt bevonden, werd een nieuwe opleidingssessie opgestart op 1 oktober 2006 voor een groep van 11 nieuwe Nederlandstalige kandidaten, die vervoegd werden door de drie Nederlandstaligen die tijdens de vorige aanwervingsfase aangeworven werden.
Rekening houdend met deze indiensttredingen, maar ook met enkele mensen die vertrokken zijn in de loop van het jaar, bedroeg op 31 december 2006 het aangeworven personeel om de functie van neutrale call taker te vervullen 108 agenten, waaronder 65 Nederlandstaligen en 43 Franstaligen. Van deze 108 agenten waren er 31 van niveau B en 77 van niveau C.
De laatste maanden van het jaar 2006 stonden in het teken van de selectie van nieuwe kandidaten, wat de start van een nieuwe opleidingssessie zal toelaten voor een tiental nieuwkomers die begonnen zijn op 1 februari 2007.
15
Organisatie en Management
CIC (provincie)
Personeel
Totaal
B
C
Antwerpen
3
11
14
Waals-Brabant
2
3
5
Brussel
5
9
14
Henegouwen
2
9
11
Luik
5
7
12
Limburg
3
6
9
Luxemburg
2
2
4
Namen
1
3
4
Oost-Vlaanderen
2
9
11
Vlaams-Brabant
1
11
12
West-Vlaanderen
5
7
12
31
77
108
Totaal
1.7 Algemeen overzicht van het personeelsbestand van de Algemene Directie Niveau
Statutairen
Contractuelen
Totaal
NL
FR
NL
FR
A
22
22
19
21
84
B
27
24
0
1
52
C
92
75
7
11
185
D
245
259
21
37
562
Totaal
386
380
47
70
883
2 Opdrachten 2.1 Algemeen De taken van de Personeelsdienst kunnen in drie categorieën onderverdeeld worden:
• dagdagelijkse taken die ook door andere personeelsdiensten uitgevoerd worden: beheer van statutair en contractueel personeel als tussenschakel tussen de personeelsleden en de Stafdienst P&O en algemene organisatie ;
16
Organisatie en Management
• specifieke taken, inherent aan het operationele karakter van de Algemene Directie: vermits de meeste personeelsleden van de Algemene Directie in continudienst zijn tewerkgesteld, moet het administratief personeelsbeheer steeds aangepast worden aan en rekening houden met deze specifieke behoeften. De bijzondere wervingsvereisten en -proeven, de specifieke loopbaanstructuur, gebaseerd op ad-hocopleidingen, het arbeidssysteem en de verlofregeling, die steeds de middenweg moeten zoeken tussen de noden van de continudienst en de rechten van het personeelslid ;
• het volledige beheer van de ongeveer 1000 vrijwilligers van de Civiele Bescherming. Dit omvat hun aanwerving, loopbaanstructuur, uitbetalingen, behandeling van arbeidsongevallen, ...
2.2 Selectie en werving 2.2.1 Algemeen overzicht De lijsten met het personeelsbestand van de Algemene Directie worden actueel gehouden door de Personeelsdienst, die in staat moet zijn om de verdeling van de te voorziene banen te bepalen via rekrutering en via bevordering. Deze lijsten laten eveneens toe om de personeelsbewegingen op te volgen en om de aanwerving van contractuelen ter vervanging van het ontbrekende personeelsbestand te beheren.
In 2006 werden 101 personeelsleden geworven. De personeelsdienst is betrokken geweest bij alle procedures, als jurylid en/of als organisator. Hieronder een overzicht van de aanwervingen Hoofdbestuur
Operationele eenheden
Florival
Call takers
TOTAAL
A
17
0
0
0
17
B
0
0
0
1
1
C
10
0
0
27
37
D
Totaal
9
37
0
0
46
36
37
0
28
101
2.2.2 De Werving van operationele agenten Om het personeelsplan uit te voeren en de nodige vervangingen te realiseren werd er beroep gedaan op de bestaande wervingsreserve van de operationele medewerkers. Deze wervingen werden gerealiseerd in verschillende golven. Een eerste werving werd gestart in maart 2006, de tweede in augustus 2006 en de derde in december 2006.
De eerste golf 20 Nederlandstalige kandidaten en 15 Franstalige kandidaten namen deel aan de sportproeven. Hiervan slaagden er 17 personen (10 NL & 7 fr). Na de sportproeven ondergingen zij nog medische tests. Uiteindelijk hebben er 7 Nederlandstalige kandidaten en 5 Franstalige kandidaten hun stage aangevat op 1 mei 2006. Op het einde van hun stage werden deze 12 personen in vast verband benoemd.
17
Organisatie en Management
De tweede golf 32 Nederlandstalige kandidaten en 13 Franstalige kandidaten namen deel aan de sportproeven. Hiervan slaagden er 19 personen (15 NL & 4 FR). Na de sportproeven ondergingen zij nog medische tests. Uiteindelijk hebben er 17 Nederlandstalige kandidaten en 8 Franstalige kandidaten hun stage aangevat op 1 november 2006. De derde golf 7 Nederlandstalige kandidaten en 28 Franstalige kandidaten namen deel aan de sportproeven die georganiseerd werden op 14, 20 en 22/12/06. Hiervan slaagden er 8 personen (2 NL & 6 Fr).
De effectieve indiensttreding van de geslaagden is voorzien voor april 2007. De stage van de operationele medewerkers duurt 3 maanden. De eerste twee maanden van hun stageperiode werken ze in 8uren-dienst. De derde en laatste maand werken ze in 24urendienst. Gedurende deze stage worden verschillende theoretische en praktische opleidingen gegeven in de eenheden. In het totaal gaat het om 130 uur opleiding. Op het einde van de opleidingen ‘Gaspakdrager’, ‘Perslucht’ en ‘GRIMP’ wordt er telkens een examen georganiseerd. Om benoemd te kunnen worden moet de operationeel medewerker slagen in het examen ‘Gaspakdrager’ en ‘Perslucht’.
2.3 Administratie van het personeel Als scharnierdienst bezorgt de Personeelsdienst talrijke aanvragen van het personeel of van de hiërarchie voor advies, beslissing of informatie aan de dienst P&O van de FOD. Die aanvragen zijn van de meest uiteenlopende aard: disponibiliteit, advies van de gezondheidsdienst, werkstelsel, benoeming en bevordering, cumulatieaanvraag, arbeidsongeval, ... In 2006 waren deze taken goed voor 1420 dossiers.
De personeelsdienst heeft eveneens de follow-up verzekerd van 14 verkeersongevallen en 16 verkeersovertredingen (doorsturing naar de juridische dienst van het Departement en naar de eenheden, contacten met de Federale Politie en de parketten van de Procureurs des Konings).
Bovendien werden 30 aanvragen tot machtiging voor zending in het buitenland behandeld.
De dienst zorgt er ook voor dat alle verlofbladen van het operationele personeel, evenals de recuperatiebladen, omgezet worden in functie van het specifieke arbeidssysteem van deze personeelsleden. Wanneer het verlofstelsel van de personeelsleden tijdens het jaar herzien wordt (deeltijds werk, disponibiliteit, verlof zonder wedde, ...) wordt de omzetting eveneens uitgevoerd door de personeelsdienst van de Civiele Veiligheid.
18
Organisatie en Management
De kostenstaten i.v.m. reis- en verblijfskosten worden, vóór betaling, gecontroleerd door de personeelsdienst, evenals de ingediende schuldvorderingen voor de betaling van de verplaatsingen bij opleidingen of medische onderzoeken. Dat ziet er voor 2006 als volgt uit: Diensten
Aantal binnengekomen staten
Bedrag
Brussel
405
22.270,09 EUR
Crisnée
935
9.602,70 EUR
Ghlin
502
5.470,22 EUR
Libramont
277
3.966,87 EUR
Brasschaat
320
6.800,77 EUR
Liedekerke
321
6.593,36 EUR
Jabbeke
294
4.015,34 EUR
70
850,31 EUR
1313
35.570,95 EUR
4.437
95.140,61 EUR
Florival Call takers
Totaal
Het voorstel inzake kilometercontingent dat aan sommige personeelsleden van de Algemene Directie toegekend wordt voor het gebruik van hun eigen voertuig tijdens hun verplaatsingen, wordt door de Personeelsdienst aan de horizontale diensten van de FOD voorgelegd.
De overuren van het personeel van de operationele eenheden worden gecontroleerd op basis van de interventieverslagen. Daarna worden zij voor betaling naar de Dienst Boekhouding van het Departement gestuurd. In 2006 werden 4.784 overuren, verdeeld als volgt, uitbetaald: Diensten
Aantal binnengekomen staten
Bedrag
Brasschaat
429
10.385,52 EUR
Liedekerke
562
6.973,19 EUR
Jabbeke
620
3.450,01 EUR
Crisnée
1.008
22.668,68 EUR
Ghlin
1.853
40.123,52 EUR
312
7.408,00 EUR
4.784
91.008,92 EUR
Libramont
Totaal
De Personeelsdienst is belast met het administratieve beheer van de 998 vrijwillige personeelsleden. Het betreft hier onder meer de aanwerving, de betaling van de interventieuren, evenals de uren gepresteerd in het kader van opleidingen, vergaderingen of karweien. In 2006 heeft de personeelsdienst 51.953 uren uitbetaald, verdeeld als volgt:
• • • •
Opleiding: 21.745 u Vergaderingen: 1.193 u Karweien: 3.638 u Interventies: 25.377 u
voor een totaal bedrag van 637.976 EUR.
19
Organisatie en Management
De Personeelsdienst is eveneens belast met het beheer van de arbeidsongevallen van de vrijwillige personeelsleden van begin tot einde. Hij zorgt met name voor de voorbereiding van de erkenning als arbeidsongeval, berekent de vergoedingen in geval van tijdelijke ongeschiktheid, de rentes in geval van blijvende ongeschiktheid na consolidatie, ...
De dienst verzekert eveneens de betaling van de rentes in het kader van de arbeidsongevallen die hebben plaatsgevonden vóór de inwerkingtreding van de wet van 3 juli 1967.
2.4 Overleg met de syndicaten De dienst organiseert overlegvergaderingen tussen de vakbonden en de Algemene Directie, met name de tussenoverlegcomités (TOC). Hij staat eveneens in voor de opvolging van deze vergaderingen.
In de loop van 2006 vonden 4 dergelijke vergaderingen plaats, op 9 maart, 27 april, 22 juni en 11 december.
2.5 Medische follow-up De personeelsdienst houdt zich eveneens bezig met de opvolging van de dossiers die een medisch karakter vertonen. Op regelmatige tijdstippen vinden overlegvergaderingen plaats met de hoofdgeneesheer van de interbedrijfsgeneeskundige dienst.
• Inenting tegen de griep: met het oog op eventuele interventies die verband houden met de vogelgriep werd beslist om de operationele personeelsleden in te enten tegen de griep. Zo werden 540 vaccins aangekocht waarmee de arbeidsgeneesheer de personeelsleden kon inenten in de loop van november 2006.
• Herhalingsinentingen tegen tyfus en meningitis: om hun zendingen in het buitenland te volbrengen, moeten de vrijwillige operationele personeelsleden steeds in orde zijn met de inenting tegen tyfus, meningitis, polio en geelzucht. Hiervoor werden 143 vaccins aangekocht waardoor de arbeidsgeneesheer in mei 2006 kon overgaan tot de inenting.
2.6 Opleiding en ontwikkeling van het personeel van de Algemene Directie 2.6.1 Gecertificeerde opleiding De opstartprocedure van de gecertificeerde opleiding in niveau D werd in gang gezet in augustus 2006. Alle personeelsleden van de graad administratief of technisch medewerker werden geïnformeerd over deze lancering. Zo werden 507 personen gecontacteerd, waarvan er 382 beslist hebben om zich in te schrijven voor een gecertificeerde opleiding.
2.6.2 OFO-opleidingen Op een totaal van 101 opleidingsaanvragen bij OFO, werden er 85 goedgekeurd.
20
Organisatie en Management
Deze aanvragen betroffen :
• Informatica : 25 % • Talen : 15 % • Andere (reglementering op de overheidsopdrachten, schriftelijke vaardigheden, opstellen van technische documenten, ...): 60 %
2.6.3 Interne administratieve opleidingen (in samenwerking met de Dienst P&O) • Lessen Nederlands of Frans met het oog op de beheersing van de taal voor een vloeiend gesprek.
• Vergaderbeheer (opleiding bestemd voor de dienstchefs van de centrale diensten) 2.6.4 Opleiding inzake voedselhygiëne Om de grootst mogelijke hygiëne te garanderen in de keukens van de eenheden van de Civiele Bescherming, werd een opleiding inzake voedselhygiëne georganiseerd op 6 juni en 7 september 2006 voor de personen die regelmatig in de keukens komen. Deze cursus werd gegeven door de externe dienst preventie en bescherming ARISTA.
3 Ontwikkelen van een modern beleid inzake personeelsbeheer De Algemene Directie heeft sedert meerdere jaren geleverde inspanning verder gezet om een modern beleid inzake personeelsbeheer te ontwikkelen.
Deze inspanningen werden in het bijzonder geleverd op drie vlakken :
• een ontwerp van nieuw statuut voor de vrijwilligers werd op stapel gezet ; • heel bijzondere aandacht werd geschonken aan het opstarten en de voortgang van de ontwikkelcirkels ;
• personeelsleden van de vier niveaus hebben deelgenomen aan de gecertificeerde opleidingen, waarvoor ze ingeschreven waren in 2005. Sommigen hebben in de loop van 2006 hun test afgelegd.
De Algemene Directie werkt ook mee aan het project Diversiteit dat gepromoot wordt door de FOD P&O en dat als doel heeft de verhouding allochtonen en vrouwen in bepaalde overheidsdiensten te verhogen, onder andere door deze groepen beter te informeren over de tewerkstellingsmogelijkheden.
In deze context werd een informatiedag georganiseerd in de permanente eenheden van Brasschaat en van Crisnée. De twee kazernes stonden open voor het publiek en er werden talrijke oefeningen en demonstraties georganiseerd. Het aantal bezoekers lag om en bij de 1000 personen.
21
Organisatie en Management
B
Begroting en boekhouding Een begroting van 90.307.213 euro
1.131 bestelbonnen 1.043 vastleggingen 6.730 facturen
1 Algemeen De activiteiten van de dienst die verantwoordelijk is voor de financiën van de Algemene Directie zijn:
• wat de boekhouding betreft: het beheer van de uitgaven en de ontvangsten. • wat de begroting betreft: de opmaak, controle en de follow-up hiervan.
1.1 Beheer van de boekhouding Men moet onderscheiden: a) het boekhoudkundig beheer van de ontvangsten, waaronder onder andere:
• de opbrengst van de stortingen afkomstig van de overheidsbedrijven en uit de Staatsbegroting voor het personeel dat ter beschikking gesteld wordt van de centra inzake call takers;
• de heffingen bestemd voor het Seveso-fonds; • de heffingen bestemd voor het Nucleair fonds; • de heffingen op de verzekering inzake burgerlijke aansprakelijkheid bestemd voor het Fonds voor Beveiliging tegen Brand en Ontploffing;
• de opbrengst van de facturering van het vervoer per ziekenwagen en van de te betalen interventies van de Civiele Bescherming;
• de gedeeltelijke recuperatie van de financiële tussenkomst bij de aankoop van brandweermaterieel;
• de opbrengst van Europese subsidies in het kader van de noodplanning. Voor deze ontvangsten worden maandelijks staten opgemaakt en dient er jaarlijks een eindafrekening te gebeuren binnen de opgelegde termijnen. Deze ontvangsten dienen steeds geaffecteerd te worden aan de respectieve fondsen.
22
Organisatie en Management
b) de boekhoudkundige verwerking van de uitgaven, onder andere:
• de uitgaven betreffende het personeel: betaling van overuren, vrijwilligers, chauffeursvergoedingen, enz;
• de uitgaven betreffende de werkingskredieten: werkingsuitgaven voor de Algemene Directie, specifieke interventiekosten, werkingskosten voor de brandbestrijding, onderhoudsuitgaven van de alarmverspreidingscentra, enz.
• de uitgaven betreffende de investeringskredieten: investeringen voor de Algemene Directie, voor de brandweerdiensten, voor de operationele eenheden, voor de 100-centrales, in het kader van de Seveso-activiteiten, in het kader van de nucleaire veiligheid en voor de kustwacht.
• de uitgaven betreffende de subsidies: bijdrage in de kosten van laboratoria belast met onderzoeken in verband met brandvoorkoming, toelagen aan de verschillende brandweerfederaties en het Nationaal Fonds voor hulpverlening aan brandweerlieden, tussenkomsten ten voordele van de Shape, tussenkomsten betreffende de prestaties van de aangestelden van de 100-centra, subsidies aan de provinciale opleidingscentra voor het inrichten van cursussen en tegemoetkomingen naar aanleiding van de herstellingen ten gevolge van de oorlogen ’14-’18 en ’40-‘45. In dit kader dienen er door de dienst vastleggingen (provisioneel, specifiek of via fondsvoorschotten) genomen te worden, bestelbonnen gemaakt, facturen betaald, betalingsborderellen opgemaakt, buitengewone rekeningen nagekeken, enz.
1.2 Beheer van de begroting Elk jaar dient hiervoor de begrotingscyclus doorlopen te worden.
Voor de dienst komt het in grote lijnen hierop neer:
• inzamelen van alle relevante info en de verwerking hiervan (rekening houdend met de begrotingsinstructies) tot budgettaire documenten voor de vergaderingen betreffende de opmaak en de controle van de begroting;
• omzetten van deze budgettaire documenten -na alle besprekingen en akkoord van de verschillende instanties- in parlementaire documenten;
• maandelijkse opvolging (follow-up) betreffende de besteding van de kredieten van de Algemene Directie en de Calltaking.
23
Organisatie en Management
2 Budgettaire realisaties 2006 van de Algemene Directie per activiteitenprogramma Overzicht van de kredieten en de realisaties 2006 (budget 13 - afdeling 54), zowel in vastlegging als in ordonnancering.
2.1 Begroting betreffende de Civiele Veiligheid 2.1.1 Globaal overzicht per programma Deze tabel geeft een globaal overzicht van de kredieten en de realisaties 2006, verdeeld per (activiteiten) programma. Alle kredieten en realisaties worden steeds vermeld in keur (1.000 euro). VOORWERP VAN UITGAVE
Budget 2006 aangepast
Budget 2006 gerealiseerd
% van het totaal
Krediet
Krediet
Realisatie
Realisatie
realisatie
realisatie
vastleg-
ordonnan-
vastleg-
ordonnan-
vastleg-
ordonnan-
gingen
ceringen
gingen
ceringen
gingen
ceringen
Programma 0: Bestaansmiddelenprogramma
30.554
30.554
30.468
29.693
37,35%
45,58%
Programma 2: Operaties van de Civiele Veiligheid; uitrusting en opleiding van de Civiele Veiligheid, de brandweerdiensten en de “100” - centra
31.025
25.801
23.243
16.736
28,50%
25,69%
Programma 3: Fonds voor de aanschaffing van materieel en uitrusting voor de opdrachten van de brandweerdiensten
3.734
1.385
3.694
612
4,53%
0,94%
Programma 4: Fonds voor risico’s van zware ongevallen (Seveso)
9.605
6.265
9.533
4.573
11,69%
7,02%
Programma 5: Fonds voor risico’s van nucleaire ongevallen
3.645
4.369
3.490
3.529
4,28%
5,42%
Programma 6: Directie van de financiële tussenkomsten ten voordele van derden
11.285
11.285
10.699
9.746
13,12%
14,96%
Programma 8: Oorlogsschade
433
606
413
240
0,51%
0,37%
Programma 9: Kustwacht
26
26
26
15
0,03%
0,02%
Totaal
90.307
80.291
81.565
24
Organisatie en Management
65.144
100,00%
100,00%
Aandeel in het totaal 50,00%
% van het totaal realisatie
45,00%
vastleggingen
40,00% % van het totaal realisatie
35,00%
ordonnanceringen Percentage
30,00% 25,00% 20,00% 15,00% 10,00% 5,00% 0,00% Programma 0 Programma 2 Programma 3 Programma 4 Programma 5 Programma 6 Programma 8 Programma 9
Voorwerp van de uitgave
2.1.2 Overzicht van de kredieten per basisallocatie Deze tabel geeft een globaal overzicht van de kredieten en de realisaties 2006, verdeeld per basisallocatie. Alle kredieten en realisaties worden steeds vermeld in keur (1.000 euro). VOORWERP VAN UITGAVE
Budget 2006 aangepast
Budget 2006 gerealiseerd
% van het totaal
Krediet
Krediet
Realisatie
Realisatie
%
%
vastleg-
ordonnan-
vastleg-
ordonnan-
vastleg-
ordonnan-
gingen
ceringen
gingen
ceringen
gingen
ceringen
Programma 0: Bestaansmiddelen-programma -BA 01 1103: vast en stagedoend statutair personeel
24.133
24.133
24.087
24.023
29,53%
36,88%
-BA 01 1104: ander dan statutair personeel
2.896
2.896
2.857
2.857
3,50%
4,39%
-BA 01 1106: niet-voltijds tewerkgestelde agenten van de CV
917
917
917
917
1,12%
1,41%
-BA 02 1201: aankoop van niet-duurzame goederen en van diensten
1.763
1.763
1.763
1.402
2,16%
2,15%
-BA 02 1204: werkingsuitgaven met betrekking tot de informatica
81
81
81
72
0,10%
0,11%
25
Organisatie en Management
-BA 02 1230: inrichting van lokalen ten gebruike van de CV
32
32
32
27
0,04%
0,04%
345
345
345
228
0,42%
0,35%
-BA 02 1235: voorlichting, documentatie en public relations
72
72
72
48
0,09%
0,07%
-BA 02 7401: aankoop van duurzame roer. goederen
94
94
94
32
0,12%
0,05%
-BA 02 7404: investeringsuitgaven inzake de informatica
221
221
221
89
0,27%
0,14%
Totaal programma 0
30.554
30.554
30.468
29.693
37,35%
45,58%
-BA 02 1233: financiering van de interventiekosten
Programma 2: Operaties van de Civiele Veiligheid; uitrusting en opleiding van de Civiele Veiligheid, de brandweerdiensten en de “100” - centra -BA 20 1201: aankoop van niet-duurzame goederen en van diensten
571
571
571
487
0,70%
0,75%
-BA 20 1202: werkingskosten operationele eenheden
663
663
663
663
0,81%
1,02%
-BA 20 1203: werkingskosten brandbestrijding schepen Schelde
36
36
36
17
0,04%
0,03%
1.090
174
1.090
10
1,34%
0,02%
-BA 20 6308: investeringen/ uitrustingen voor de brandweer
20.712
16.075
13.763
9.980
16,87%
15,32%
-BA 20 7405: aanschaf materieel/ uitrusting voor de Civiele Bescherming
1.888
2.106
1.888
1.680
2,31%
2,58%
-BA 20 7407: aanschaf materieel voor interventies
109
109
109
86
0,13%
0,13%
-BA 21 1234: onderhoud van de alarmverspreidingscentra
213
213
213
154
0,26%
0,24%
3.787
3.787
2.957
1.979
3,63%
3,04%
60
60
60
8
0,07%
0,01%
-BA 20 6307: aanschaf bijzonder materieel voor de brandweer
-BA 21 1238: exploitatiekosten van de hulpdiensten -BA 21 6302: installatie/uitrusting van de 100-centra
26
Organisatie en Management
-BA 21 7408: investeringen informaticanet van de hulpdiensten
1.264
943
1.264
752
1,55%
1,16%
-BA 22 1247: fonds voor preventie en onderzoek voor brand/ontploffing
470
902
469
775
0,58%
1,19%
-BA 23 1201: werkingskosten van allerlei aard inzake de vogelgriep
126
126
126
109
0,15%
0,17%
36
36
36
36
0,04%
0,06%
31.025
25.801
23.243
16.736
28,50%
25,69%
-BA 23 7401: investeringskosten van allerlei aard inzake vogelgriep Totaal programma 2
Programma 3: Fonds voor de aanschaffing van materieel en uitrusting voor de opdrachten van de brandweerdiensten -BA 30 6309: aanschaf van materieel/uitrusting voor de brandweer
3.734
1.385
3.694
612
4,53%
0,94%
Totaal programma 3
3.734
1.385
3.694
612
4,53%
0,94%
Programma 4: Fonds voor risico’s van zware ongevallen (Seveso) -BA 40 1111: bezoldiging personeel
1.189
1.189
1.118
1.118
1,37%
1,72%
-BA 40 1249: bestuurs-, werkingsen studieonkosten
2.413
1.693
2.413
399
2,96%
0,61%
-BA 40 7413: investeringsuitgaven in het kader van het seveso-fonds
6.003
3.383
6.003
3.057
7,36%
4,69%
Totaal programma 4
9.605
6.265
9.533
4.573
11,69%
7,02%
Programma 5: Fonds voor risico’s van nucleaire ongevallen -BA 50 1104: bezoldiging personeel
568
568
414
414
0,51%
0,64%
-BA 50 1249: bestuurs-, werkingsen studieonkosten
1.300
1.556
1.299
1.154
1,59%
1,77%
-BA 50 7413: investeringsuitgaven in het kader van het nucleair-fonds
1.777
2.245
1.776
1.961
2,18%
3,01%
Totaal programma 5
3.645
4.369
3.490
3.529
4,28%
5,42%
Programma 6: Directie van de financiële tussenkomsten ten voordele van derden -BA 60 1237: financiering demilitarisering site ex-P.R.B van Balen -BA 60 1240: bijdrage kosten labo belast met onderzoek brandvoorkoming
2
2
0
0
0,00%
0,00%
42
42
41
0
0,05%
0,00%
27
Organisatie en Management
-BA 60 3307: toelage federaties en nationaal fonds
61
61
61
61
0,07%
0,09%
968
968
968
968
1,19%
1,49%
7.526
7.526
7.526
7.526
9,23%
11,55%
499
499
0
0
0,00%
0,00%
-BA 60 4312: subsidies en werkingskosten voor de brandweerscholen
2.187
2.187
2.103
1.191
2,58%
1,83%
Totaal programma 6
11.285
11.285
10.699
9.746
13,12%
14,96%
40
40
20
20
0,02%
0,03%
-BA 81 6307: herstelvergoeding oorlogsschade ‘40-’45
393
566
393
220
0,48%
0,34%
Totaal programma 8
433
606
413
240
0,51%
0,37%
-BA 90 1201: aankoop van nietduurzame goederen en van diensten
22
22
22
15
0,03%
0,02%
-BA 90 7401: aankoop van duurzame roerende goederen
1
1
1
0
0,00%
0,00%
-BA 90 7404: investeringsuitgaven inzake de informatica
3
3
3
0
0,00%
0,00%
Totaal programma 9
26
26
26
15
0,03%
0,02%
-BA 60 3519: tussenkomst ten voordele van de Shape -BA 60 4309: terugbetaling van de aangestelden van de 100-centra -BA 60 4310: terugbetaling van de familie van de slachtoffers
Programma 8: Oorlogsschade -BA 81 6303: herstelvergoeding oorlogsschade ‘14-’18
Programma 9: Kustwacht
Totaal
90.307
80.291
81.565
28
Organisatie en Management
65.144
100,00%
100,00%
Verdeling van de kredieten: personeelskosten, functioneringskosten en investeringsuitgaven : Budget 2006 aangepast
Krediet vastlegging
Krediet ordonnancering
Budget 2006 gerealiseerd Realisatie vastlegging
Realisatie ordonnancering
% van het totaal % vastlegging
% ordonnancering
Personeel
29.703
29.703
29.392
29.328
36,04%
45,02%
Werkings-kredieten
23.179
23.147
21.759
17.273
26,68%
26,52%
InvesteringsKredieten
37.425
27.441
30.414
18.542
37,29%
28,46%
90.307
80.291
81.565
65.144
Totaal
Aandeel in totaal vastleggingen
Personeel
Werkingskredieten
Investeringskredieten
Aandeel in totaal ordonnanceringen
Personeel Werkingskredieten Investeringskredieten
29
Organisatie en Management
100,00%
100,00%
Bespreking van enkele markante feiten voor het begrotingsjaar 2006:
• basisallocatie 54 20 6307: deze basisallocatie wordt gebruikt voor de aankoop van specifiek materieel ten gunste van de brandweer, met name jassen, broeken, vesten en helmen. Gedurende de jaren 2004 en 2005 werden hiervoor geen aankopen gedaan aangezien er nieuwe lastenboeken dienden opgemaakt te worden. In 2006 werden deze voltooid en hierdoor kon het volledige krediet van 1.090 keur benut worden.
• basisallocatie 54 20 6308: deze basisallocatie wordt gebruikt voor de aankoop van materieel (autopompen, tankwagens, draailadders, enz) ten gunste van de brandweer. Ten gevolge van een beperking (besparingsmaatregel) van de vastleggingskredieten van de investeringen kon slechts een gedeelte van dit krediet worden aangewend. Concreet kon slechts 13.763 keur worden vastgelegd op een totaal krediet van 20.712 keur. Daarmee werd de voortdurende stijging van deze kredieten (met een aanzienlijke stijging in het kader van de ramp te Gellingen) stopgezet. Effectief vastgelegd Effectief vastgelegd 18.000.000 16.000.000
Bedrag (in euro)
14.000.000 12.000.000 10.000.000 8.000.000 6.000.000 4.000.000 2.000.000 0
2000
Effectief vastgelegd 10.733.000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
11.155.000
11.147.000
11.781.000
12.005.000
15.710.000
13.763.000
Jaartal
• basisallocaties 54 23 1201 en 54 23 7401: deze kredieten werden speciaal (en voor de eerste keer) verworven in het kader van de bestrijding van de vogelgriep. Hiermee werden onder andere stoffilters, beschermkledij, ontsmettingspoorten en dergelijke mee aangekocht.
• ankerprincipe: dit betreft een besparingsmaatregel die een beperking oplegt aan alle ordonnanceringen gedurende een bepaald jaar. Meer concreet betekent dit dat, niettegenstaande de noodzakelijke kredieten aanwezig zijn, deze toch niet voor de volledige 100% kunnen (mogen) aangewend worden. Aangezien, conform de instructies voor het begrotingsjaar 2006, de personeelskredieten en subsidies/dotaties uit het anker moesten gelicht worden, vielen de opgelegde besparingen hoofdzakelijk ten laste van de werkingsen investeringskredieten. Het gevolg hiervan is een doorschuiving van de betalingsverplichtingen naar het begrotingsjaar 2007.
30
Organisatie en Management
2.2 Begroting betreffende Call Takers (budget 13 - afdeling 63) Deze tabel geeft een globaal overzicht van de kredieten en de realisaties 2006. Aangezien deze begroting slechts 1 programma heeft (bestaansmiddelenprogramma: programma 0) wordt er onmiddellijk overgegaan tot een overzicht per basisallocatie. Alle kredieten en realisaties worden steeds vermeld in keur (1.000 euro). VOORWERP VAN UITGAVE
Budget 2006 aangepast Krediet vastlegging
Budget 2006 gerealiseerd
Krediet ordonnancering
Realisatie vastlegging
% van het totaal
Realisatie ordonnancering
% vastlegging
% ordonnancering
Programma 0: Geïntegreerde centra voor dringende oproepen -BA 01 1103: vast en stagedoend statutair personeel
3.938
3.938
3.251
3.248
42,67%
42,82%
60
60
0
0
0,00%
0,00%
-BA 01 3301: dotatie aan de geïntegreerde centra voor dringende oproepen
4.367
4.367
4.042
4.042
53,06%
53,29%
-BA 02 1201: aankoop van niet-duurzame goederen en van diensten
325
442
325
295
4,27%
3,89%
Totaal programma 0
8.690
8.807
7.618
7.585
100,00%
100,00%
8.690
8.807
7.618
7.585
100,00%
100,00%
-BA 01 1104: ander dan statutair personeel
Totaal
De basisallocatie 63 01 3301 betreft een dotatie uit de Staatsbegroting en dient ter spijzing van het fonds. Na toewijzing van deze middelen in het fonds kunnen de noodzakelijke uitgaven gedaan worden ten behoeve van de calltakers.
Verdeling van de kredieten: personeelskosten, functioneringskosten en investeringsuitgaven : Budget 2006 aangepast
Krediet vastlegging
Budget 2006 gerealiseerd
Krediet ordonnancering
Realisatie vastlegging
% van het totaal
Realisatie ordonnancering
% vastlegging
% ordonnancering
Personeel
3.998
3.998
3.251
3.248
42,67%
42,82%
WerkingsKredieten
4.692
4.809
4.367
4.337
57,33%
57,18%
0
0
0
0
0,00%
0,00%
InvesteringsKredieten
Totaal
8.690
8.807
7.618
31
Organisatie en Management
7.585
100,00%
100,00%
Aandeel in totaal vastleggingen
Personeel
Werkingskredieten
Investeringskredieten
Aandeel in totaal ordonnanceringen
Personeel
Werkingskredieten
Investeringskredieten
32
Organisatie en Management
3 Recuperatie van de kosten die voortvloeien uit de betalende interventies en het vervoer per ambulance die uitgevoerd worden door de Civiele bescherming 3.1 Inleiding Vanuit het oogpunt van de facturering van de interventies van de CB, worden de ontvangen interventieverslagen van de 6 operationele eenheden van het land geanalyseerd door de dienst « Recuperatie » van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid ; wanneer het een gratis opdracht betreft, worden ze zonder gevolg geklasseerd. De andere verslagen zijn het voorwerp van een facturering die de personeels- en de materieelkost in rekening brengt. De strijd tegen vervuilingen is het type interventie dat het vaakst gefactureerd wordt, volgens het principe van de « vervuiler betaalt ».
Het vervoer per ambulance dat vermeld wordt in de verslagen van de 3 betrokken operationele eenheden, wordt gefactureerd overeenkomstig de wet van 8 juli 1964 en het koninklijk besluit van 7 april 1995 houdende vaststelling van het tarief voor dit soort vervoer.
Bovendien wordt een tussenkomst in de kosten gevorderd van de FOD Volksgezondheid voor het vervoer per ambulance dat zonder resultaat gebleven is.
3.2 Interventies Voor 2006 werden 1895 interventies geregistreerd en als volgt behandeld :
• 1.157 dossiers werden zonder gevolg geklasseerd (wettelijke opdrachten – niet-invorderbaar door een gebrek aan informatie bij de procureur des Konings, …) ;
• 482 dossiers werden gefactureerd voor een totaal bedrag van € 275.700 waarvan € 147.700 gerecupereerd werd ;
• 256 dossiers zijn in vooronderzoek en moeten nog gefactureerd worden. Hierbij moet nog het beheer gevoegd worden van de nog lopende dossiers van de vorige jaren waarvoor in 2006 een bedrag van € 272.000 gerecupereerd werd.
33
Organisatie en Management
3.3 Ziekenwagens In 2006 werden er 1.724 transporten per ambulance gefactureerd.
Er werd een bedrag van € 198.000 gerecupereerd.
Ook hierbij moet nog het beheer gerekend worden van de nog lopende dossiers van de vorige jaren waarvoor een bedrag van € 10.800 gerecupereerd werd in 2006.
Er werden 47 facturen (onnodige ritten) gestuurd naar de FOD Volksgezondheid voor een bedrag van € 990.
4 Perspectieven De algemene opdracht van de financiële directie bestaat erin de andere directies,waaruit de Algemene Directie bestaat, te ondersteunen. Haar projecten strekken er voornamelijk toe de productiviteit en de kwaliteit van het werk te verhogen en de dienstverlening te verbeteren. Daartoe wil zij meer in het bijzonder de werkprocessen voortdurend verbeteren en controleren. Die inspanning zal de komende jaren natuurlijk voortgezet worden. Deze continue zoektocht naar verbeteringen is noodzakelijk om een kwalitatieve dienstverlening te blijven geven aan de andere directies.
34
Organisatie en Management
C
Logistiek De dienst Logistiek van de Algemene Directie werd in oktober 2005 opgericht.
Hij is belast met de volgende taken:
• Beheer van de gebouwen die ter beschikking worden gesteld van de Algemene Directie in Brussel en Florival (installatie van de nieuwe medewerkers, beheer van de vergaderzalen, verhuis, ...);
• Aankoop van niet-specifieke goederen en diensten; • Beheer van het wagenpark; • Beheer van de agendadienst.
1 Installatie van de nieuwe medewerkers In de loop van 2006 heeft de dienst Logistiek gezorgd voor de installatie van 55 nieuwe medewerkers.
Concreet houdt dit in dat elke medewerker bij aankomst zou moeten kunnen beschikken over:
• • • • • • • • •
een lokaal of een deel van een lokaal; een bureau; een stoel of een zetel; een kast; een kapstok; een vaste telefoon en in voorkomend geval een GSM; een computer met de nodige software; een badge om te prikken; klein bureaumateriaal (vuilnisemmer, mappen, papier, nietjesmachine, perforator, ...).
35
Organisatie en Management
2 Verhuizing Voor het welzijn van de medewerkers, vermijden wij opeenvolgende verhuizingen binnen ons gebouw. De komst van nieuwe medewerkers vereist soms toch een reorganisatie van de bezetting van de ruimte.
Elke verhuizing brengt een aanzienlijk aantal taken met zich mee. Het spreekt voor zich dat elke verhuizing georganiseerd wordt in nauwe samenwerking met de betrokken directeur(s). De dienst Logistiek doet voorstellen, met behulp van een plan. Eens het plan goedgekeurd is en de datum vastgelegd is, moeten verschillende taken uitgevoerd worden:
• Kisten vragen aan het economaat; • De nodige werkmannen vragen aan het economaat voor het verhuizen van de kisten en het meubilair;
• Het economaat inlichten over de wijzigingen van de telefoonnummers; • ICT inlichten over de veranderingen; • De telefoonlijst aanpassen;
3 Aanvraag van vergaderzalen in de Leuvenseweg 1 en 3 De Algemene Directie heeft enkel één vergaderzaal en kan beschikken over vier andere zalen die afhangen van het centrale economaat. In 2006 heeft de dienst Logistiek meer dan 400 vergaderingen georganiseerd.
36
Organisatie en Management
4 Aanvraag van vergaderzalen van het Federaal Opleidingscentrum voor de openbare hulpdiensten Florival is de zetel van het Federaal Opleidingscentrum voor de openbare hulpdiensten. Er kunnen eveneens vergaderingen plaatsvinden van de andere diensten van de FOD Binnenlandse Zaken en van andere overheidsdiensten.
De Algemene Directie beschikt over 5 vergaderzalen en een conferentiezaal:
• ZAAL 1 : max. 25 personen Materieel : bord, scherm, overheadprojector, televisie met video, beamer.
• ZAAL 2 : max. 15 personen Materieel : bord, scherm, overheadprojector.
• ZAAL 3 : max. 12-15 personen Materieel : bord, scherm, overheadprojector.
• ZAAL 4 : max. 8-10 personen Materieel : bord, scherm, overheadprojector.
• CONFERENTIEZAAL : max. 102 personen Ander materiaal is beschikbaar: mobiel bord, hifi-installatie, diaprojector, geluidsinstallatie, tolkcabine voor simultaanvertaling.
37
Organisatie en Management
Het Federaal Opleidingscentrum voor de openbare hulpdiensten beschikt ook over 21 individuele kamers.
Dit jaar heeft het logistiek team van Florival ongeveer 1500 personen ontvangen. Januari 2006
10 vergaderingen
71 deelnemers
Februari 2006
8 vergaderingen
97 deelnemers
Maart 2006
7 vergaderingen
94 deelnemers
April 2006
7 vergaderingen
106 deelnemers
Mei 2006
8 vergaderingen
92 deelnemers
Juni 2006
10 vergaderingen
92 deelnemers
Juli 2006
3 vergaderingen
27 deelnemers
Augustus 2006
1 vergadering
12 deelnemers
September 2006
6 vergaderingen
135 deelnemers
Oktober 2006
16 vergaderingen
328 deelnemers
November 2006
6 vergaderingen
183 deelnemers
December 2006
10 vergaderingen
276 deelnemers
5 Aankoop van niet-specifieke goederen en diensten 5.1 Definitie van een procedure Nadat in het begin van het jaar de hoofdtaken van de dienst Logistiek gepreciseerd werden, werd een aankoopprocedure vastgelegd. Klachten van onze klanten liggen aan de basis hiervan. Het doel was om de behandeling van de aanvragen te versnellen en de kwaliteit van de dienst te verbeteren. De definitie van deze procedure was het voorwerp van talrijke discussies met alle betrokken diensten, zowel met de « klantendiensten » als de partnerdiensten, zoals de Financiële Directie. Onder niet-specifiek goed en niet-specifieke dienst dient men voortaan te verstaan: al het materiaal of alle diensten die geen verband houden met de eigenlijke activiteit van een Directie of een dienst. Bijvoorbeeld: papier, een GSM, inktpatronen, een bureau, een stoel, traiteur, simultaanvertaling, … Op 20 december 2006 werd deze procedure meegedeeld aan het voltallige personeel. Ze zal in werking treden op 2 januari 2007. Om het vastgelegde doel te bereiken, werden de documenten geüniformeerd en werden de bevoegdheden, verantwoordelijkheden en de processen toegelicht.
38
Organisatie en Management
5.2 Realisaties 2006 De onderstaande tabel geeft een overzicht van de door de dienst Logistiek behandelde aanvragen voor aankoop:
Aantal aanvragen
Januari
11
Februari
7
Maart
27
April
11
Mei
31
Juni
23
Juli
17
Augustus
12
September
28
Oktober
27
November
55
December
30
279
Totaal
Eens de aanvraag van een goed of een dienst door de dienst Logistiek geregistreerd is, staat hij in voor het vragen van de prijsoffertes bij de firma’s, voor de analyse van de offertes en vervolgens voor het voorbereiden van het voorstel van bestelling in de taal van de firma met het juiste formulier, in samenwerking met de juridische directie. De dienst Logistiek controleert eveneens de levering en de facturen.
6 Aantal aanvragen voor simultaanvertaling Er werden 33 aanvragen voor simultaanvertaling behandeld door de dienst Logistiek. Januari 2006
0
Februari 2006
2
Maart 2006
2
April 2006
2
Mei 2006
10
Juni 2006
2
Juli 2006
2
Augustus 2006
0
September 2006
6
Oktober 2006
3
November 2006
3
December 2006
1
39
Organisatie en Management
7 Onderhoud van het materieel en defect materieel De dienst Logistiek waakt over het onderhoud van het roerend patrimonium van de Algemene Directie. In geval van een panne, komt hij meteen tussen en staat hij in voor de snelst mogelijke herstelling.
8 Beheer van het wagenpark Het wagenpark dat ter beschikking gesteld wordt van het administratief personeel dat tewerkgesteld is te Brussel, in de Leuvenseweg 1 en 3, telt 4 voertuigen. De dienst Logistiek staat in voor het onderhoud en de herstelling van deze voertuigen. Hij waakt er eveneens over dat ze te gepasten tijde onderworpen worden aan de technische keuring. Hij beheert de aanvragen voor dienstvoertuigen van het personeel. Hij is ook belast met de controle van de facturen die betrekking hebben op deze voertuigen.
9 Agendadienst De registratie van de binnenkomende en de uitgaande brieven is een essentiële taak die aan de dienst Logistiek is toevertrouwd. In de loop van 2006, werden 16.716 binnenkomende en uitgaande brieven geregistreerd, zonder inbegrip van 6730 facturen. Om de registratie en de opvolging van de dossiers te verbeteren, werd beslist om de momenteel gebruikte software te vervangen door een softwareprogramma die, naast de registratie van de post, de opvolging van de dossiers, de opmaak van statistieken en de archivering van documenten zal vereenvoudigen. Dit project zal gerealiseerd worden in verschillende fases. In een eerste fase zal het beantwoorden aan de noden van de agendadienst en van de secretariaten van de verschillende directies. Daartoe voerde een externe firma een behoeftenanalyse uit voor deze diensten. De door dezelfde firma ontwikkelde software werd aangepast om aan de vastgestelde noden te beantwoorden. Vervolgens werd de software door de betrokken medewerkers getest. Op 1 januari 2007 zal de software operationeel zijn.
40
Organisatie en Management
D
Gebouwen Infrastructuren in volle ontwikkeling
1 Inleiding Overeenkomstig artikel 2 van de wet van 1 april 1971 houdende oprichting van een Regie der Gebouwen, is de Regie ermee belast “de terreinen, gebouwen en aanhorigheden ervan, die noodzakelijk zijn voor de diensten van de Staat, voor de door de Staat beheerde Openbare diensten, ter beschikking van de Staat te stellen”. De Directie Gebouwen en Brandvoorkoming vervult de taken van huurder van de gebouwen van de Civiele Bescherming, in overleg met de Regie der Gebouwen.
2 Beheer van de gebouwen van de operationele eenheden van de Civiele Bescherming De vestigingen van de Civiele Bescherming zijn de volgende:
• • • • • • • • •
Permanente Eenheid van Liedekerke Permanente Eenheid van Brasschaat Permanente Eenheid van Ghlin Permanente Eenheid van Crisnée Permanente Eenheid van Libramont in uitbouw Permanente Eenheid van Jabbeke Permanente Eenheid van Gembloux in aanbouw Permanente Eenheid van Hasselt in planningsfase Federaal Opleidingscentrum voor de hulpdiensten van Florival
De vooruitgeschoven posten, waarin de vrijwilligers tewerkgesteld zijn, moeten hier nog aan toegevoegd worden.
41
Organisatie en Management
In het jaar 2006 werden de volgende werkzaamheden uitgevoerd in de vestigingen gelegen te:
Gembloux
• • • • •
Plaatsen van de antennemast Installatie van de telefonie en telecommunicatie op de site Aanbestedingen van het lot omgevingsaanleg Aanduiden van de aannemer voor de uitvoering van het lot van de omgevingsaanleg Voorstel tot vastlegging voor de uitvoering van deze werken
Ghlin
• Voorstel van een masterplan aan de Regie der gebouwen op basis van het behoefteprogramma teneinde de operationaliteit te verbeteren
Brasschaat
• Opstellen van plannendossier nieuwe verhoogde interventiehall
Crisnée
• Opstellen van ontwerpschets voor de nieuwbouw waarin administratie en opleiding zullen ondergebracht worden
• Opstellen van een behoeftenplan in verband met het stallen van de voertuigen en het uitwerken van een masterplan in dit verband
• Uitrusting van de site met zonnewering
Federaal Opleidingscentrum voor de hulpdiensten van Florival
• Verbouwing van op-room tot een vergaderzaal met simultaanvertaling • Herstellen van centrale verwarming
Liedekerke
• Oprichten van nieuwbouw voor administratie, opleiding, verblijf manschappen • Uitvoering van ruwbouw (nieuw gebouw, omgeving) • Aanbesteding van de technieken voor de oprichten van nieuwbouw voor administratie, opleiding, verblijf manschappen
• In het kader van de uitvoering van de MPM permanente eenheden: aankoop van materiaal voor de inrichting van de garage
42
Organisatie en Management
Jabbeke
• Onderzoek naar de behoeften in het kader van de uitvoering van de MPM permanente eenheden. Dit bestaat hoofdzakelijk in de opwaardering van de grote wacht tot een permanente eenheid
• • • •
Opstellen van een voorontwerp masterplan in het kader van deze behoeften Onderhandeling met de gemeente voor de aanpassing van het BPA in de omgeving. Op 27 oktober 2006 werd het BPA aangepast Onderhandelingen gestart voor de aankoop van de bijkomende gronden
Libramont
• Inrichting van de grote wacht. • In het kader van de uitvoering van de MPM permanente eenheden: onderzoek naar de mogelijke aanpassing van de gebouwen
Hasselt
• Planfase voor de oprichting van het complex waarin zowel de permanente eenheid voor de Civiele Bescherming voor de provincie Limburg als de brandweer zal gehuisvest worden.
• Onderzoek naar de mogelijkheid om zowel de centrale 112 als het crisiscentrum voor de provincie Limburg op te nemen in het project.
• Terreinvoorbereiding: opmeting, verkennend grondonderzoek, diepsonderingen, informatie verzamelen in verband met de nutsleidingen, starten van het administratieve dossier voor het verplaatsen van de nutsleidingen, opstellen van het voorontwerp, opstellen en indienen van de bouwvergunning.
3 Inhuldiging van de kazerne « Prins Laurent » te Libramont Er was eens… een operationele eenheid van de Civiele Bescherming die zich te krap behuisd voelde in ouderwetse gebouwen ; ze streefde naar een nieuwe wind. Zo kon een sprookje beginnen over de grote wacht van Libramont ; men kan hier inderdaad spreken van een sprookje, aangezien een prins één van de hoofdrollen vertolkt.
In 1976 treffen een lange droogte en talrijke bosbranden België en de provincie Luxemburg. Om deze branden doeltreffender te bestrijden, beslist de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken om in Neufchâteau, in de gebouwen van de brandweer, een kleine gedecentraliseerde interventiestructuur van de Civiele Bescherming op te richten, die als doel heeft om de brandweer te helpen om deze gebeurtenissen het hoofd te bieden. Zo ontstaat de grote wacht van de provincie Luxemburg. In die tijd is ze slechts een vooruitgeschoven post van de permanente eenheid van Crisnée, in de naburige provincie Luik en is ze niet erg groot.
43
Organisatie en Management
In de loop van de jaren stijgt het aantal interventies van de grote wacht, die langzaam aan groter wordt, zowel op het vlak van haar personeel als van haar materieel X, wat de noodzaak van haar behoud in de provincie Luxemburg rechtvaardigt ; bovendien kan ze, gezien haar geografische ligging, ook interveniëren in een deel van de provincie Namen, die momenteel niet over een operationele eenheid van de Civiele Bescherming beschikt (deze lacune zal weggewerkt worden wanneer de grote wacht van Gembloux opengaat ; maar dat is een ander verhaal.
Op het einde van het eerste millennium is de infrastructuur van Neufchâteau, als gevolg van de ontwikkeling van de grote wacht en haar activiteiten en de toename van de technologische vernieuwingen, te klein en te oud geworden. Er moest dus een oplossing gevonden worden om een werkconfiguratie te verzekeren die aangepast was aan de opslag van producten en uitrustingen, aan de bewaring van het materieel, aan de administratieve ondersteuning, aan de opleiding van het personeel, alsook aan de verschillende taken die uitgevoerd worden binnen een operationele eenheid van de Civiele Bescherming. Aangezien het devies van de mooie provincie « Zin voor vooruitgang » luidde, was de keuze radicaal en leidde ze tot de volledige overgang van manschappen en machines naar een nieuwe site. De keuze viel snel op Libramont, zeker omdat in die gemeente al een infrastructuur beschikbaar was, namelijk die waarin het oude provinciale bureau van de Civiele Bescherming werkte. Maar het is vooral omdat Libramont op het kruispunt ligt van de autosnelwegen E 25 en E 411 en de grote wacht daardoor snel kan interveniëren in heel de provincie.
Na enkele jaren van werkzaamheden onder de vlag van de Regie der Gebouwen, werd de – gloednieuwe – hoofdgarage van de grote wacht van Libramont, die in normale omstandigheden de interventievoertuigen herbergt, op 16 mei 2006 in de namiddag en onder een zachte lentezon, omgetoverd tot een receptiezaal. De zaal loopt snel vol en de festiviteiten kunnen beginnen. Prins Laurent, die het peterschap van de kazerne aanvaardde, komt toe.
X
Ze omvatte op het ogenblik van de verhuis 75 professionele personeelsleden en 150 vrijwilligers in de vooruitgeschoven posten van Erezée, Virton en Libramont. Haar wagenpark telde meer dan 60 gespecialiseerde voertuigen en containers.
44
Organisatie en Management
Geen inhuldiging zonder toespraak. Ere wie ere toekomt, de heer des huizes, Commandant Raymond Halluent, die de toekomst van deze permanente eenheid in handen heeft, heet iedereen welkom. Mevrouw Breyne, Directeur-generaal de Civiele Veiligheid, brengt vervolgens hulde aan de vrouwen en mannen, vaak met een gehard karakter, die de eer van ons departement hoog houden in omstandigheden en voor opdrachten die vaak moeilijk en uitdagend zijn. De Minister van Binnenlandse Zaken Dewael zorgt voor de ondersteuning via de door de regering aangegane verbintenissen om de civiele veiligheid bijkomende middelen te verstrekken, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van haar opdrachten.
De peter van de nieuwe grote wacht, Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Laurent, bedankt, in een geïmproviseerde en warme speech, de toehoorders voor de eer die hem toegekend wordt om zijn naam te geven aan een openbare dienst als een operationele eenheid van de Civiele Bescherming en wenst dat dit de grote wacht veel geluk zal brengen.
45
Organisatie en Management
Tot slot beëindigt Minister Reynders, van wie de voogdij over de Regie der Gebouwen tot zijn bevoegdheden behoort, het officiële gedeelte van de ceremonie met een hulde aan de Civiele Bescherming aan wie de Regie der Gebouwen met fierheid een kazerne op maat van haar opdrachten en ambities kan aanbieden.
De Prins onthult dan het teken van de operationele eenheid « kazerne Prins Laurent » .
De twee Ministers knippen het traditionele driekleurige lint.
Het leven van de grote wacht van Libramont en van haar manschappen kan beginnen.
46
Organisatie en Management
E
Management De kwaliteit van onze prestaties verbeteren, onze enige zorg
De dienst Organisatieontwikkeling stelt zich als doel om de kwantiteit, maar vooral de kwaliteit van de prestaties van de Algemene Directie te verbeteren, waarbij het welzijn van de werknemer gerespecteerd wordt.
1 MPM – “Moderniseringsproject – Projet de Modernisation” 1.1 Golf 1 In het kader van de eerste MPM-golf (2004) werden 10 projecten gelanceerd binnen de Algemene Directie om de werkprocessen te verbeteren. Die projecten worden regelmatig opgevolgd door de dienst “Organisatieontwikkeling” (PMO) van de Algemene Directie.
In 2006 hebben regelmatig vergaderingen plaatsgevonden waarin de stand van zaken van elk project voorgesteld en besproken werd.
1.1.1 Optimalisering van de processen inzake erkenning en schadeloosstelling in geval van rampen (MPM 8) Project 1 : Erkenning van de rampen Het doel van dit project was om de processen inzake de erkenning en schadeloosstelling van de burgers in geval van rampen te optimaliseren. De laatste stap in het kader van dit project was de herziening van de omzendbrief tot vaststelling van de erkenningscriteria voor een ramp. Om een schadevergoeding te kunnen krijgen, moet de ramp immers vooraf erkend zijn. De aangepaste omzendbrief werd op 20 september 2006 door de Minister ondertekend.
Project 2 : schadeIoosstelling bij rampen Het herschrijven van het programma CALIS dat bedoeld is voor de opvolging van de procedures voor de schadeloosstelling in geval van erkende rampen, zit in de finaliseringsfase. Dit is de laatste stap die uitgevoerd moet worden om het project ter verbetering van de processen voor de schadeloosstelling in geval van rampen af te sluiten. De implementering van de aangepaste toepassing zal begin 2007 plaatsvinden.
47
Organisatie en Management
1.1.2 Inspectie (MPM 2) Project 3 : Implementering van de processen « inspectie van de brandweerdiensten, de zones, de brandweerscholen en de operationele eenheden van de Civiele Bescherming » Het project is momenteel opgeschort, gelet op de nakende hervorming van de civiele veiligheid. Er dient niettemin vermeld te worden dat er een nieuw model van inspectieverslag ingevoerd werd.
Project 4: Implementering van de processen “inspectie van de brandpreventie” Het project is momenteel opgeschort, gelet op de nakende hervorming van de civiele veiligheid. In het kader van dit project werd eveneens een nieuw model van verslag ingevoerd.
1.1.3 Optimalisering van de taken en de organisatie van de operationele eenheden (MPM 7): a)
Herinnering
Teneinde de werkprocessen binnen de operationele eenheden te verbeteren, werd in januari 2004 een werkgroep opgericht van een tiental medewerkers van die eenheden. Het ging om medewerkers van verschillende niveaus en van een verschillende taalrol die gegroepeerd werden rond een projectleider, de heer F. De Kock, verantwoordelijke van de operationele eenheid van Liedekerke.
Die werkgroep had als taak een inventaris op te maken van de bestaande werkprocessen (AS IS), ze te onderzoeken, te verbeteren en te beschrijven (TO BE).
De te verbeteren werkprocessen waaraan de groep in het bijzonder aandacht besteed heeft, waren de volgende:
• • • • • • • • • • • • •
het proces « definiëring van de opdrachten » het proces « afsluiten van overeenkomsten met de partners/klanten » het proces « interne verdeling van de opdrachten (specialisatie) » het proces « coördinatie van de interventies en operationele communicatie » het proces « interventie en uitvoering» het proces « oefeningen met externe diensten » het proces « opleiding » het proces « beheer van de beschikbaarheid van het personeel » het proces « aankoop van materieel » het proces « onderhoud van het materieel » het proces « beheer van de beschikbaarheid van het materieel » het proces « verdeling van de budgetten » het proces « beheer van de consumptiegoederen en van het materieel ».
48
Organisatie en Management
Zodra de processen herbekeken waren, werden de human resources, de infrastructuur, de uitrusting, de ICT…. nodig voor de aanwending ervan, geraamd. Er werd een risicoanalyse i.v.m. de nieuwe processen gerealiseerd. Daarna werden een aantal maatregelen gedefinieerd teneinde de risico’s te vermijden of te beperken, naargelang het geval.
b) Realisaties 2006
Project 5. Opleiding personeel operationele eenheden Dit project werd opgeschort in 2006 bij gebrek aan de nodige menselijke middelen. Project 6. Onderhoud materieel Het doel van dit project is het onderhoud van het materieel doeltreffender te maken.
In de toekomst zal het onderhoud van het materieel op 2 niveaus gebeuren:
• op lokaal niveau (elke eenheid): kleine herstellingen; • op centraal niveau (Liedekerke+Crisnée): grote of gespecialiseerde herstellingen. Het wisselstukkenbeheer zal gecentraliseerd worden.
De Regie der gebouwen werd gecontacteerd om de nodige werkzaamheden in Liedekerke te begroten en in te plannen. Deze werken waren oorspronkelijk gepland eind 2006, begin 2007. Deze werken zullen aanvangen in de loop van 2007.
Het nodige personeel om de werking van de centrale garage in Liedekerke te verzekeren, is beschikbaar. De werving van de mecaniciens voor de operationele eenheid van Crisnée vindt plaats in 2007. De functiebeschrijvingen voor de aanwerving van het personeel werden goedgekeurd (1 mecanicien van niveau C en 2 mecaniciens van niveau D). Enkele functies werden voorzien in het personeelsplan van 2006. De resterende functies moeten nog voorzien worden in het personeelsplan van 2007.
De aankoop van het ontbrekende materieel voor de centrale garages werd eind 2006 verricht. De levering van het materieel is voorzien in 2007.
Er werd een ICT-toepassing besteld om het beheer van de garages te vereenvoudigen.
49
Organisatie en Management
Project 7. Organisatie operationele eenheden Vrijwilligers De moderniseringsprojecten die de vorige jaren opgestart zijn, hebben aangetoond dat het tijd was om een nieuwe organisatie uit te werken voor de vrijwilligers van de Civiele Bescherming. In 2006 werd een werkgroep ad hoc opgericht, bestaande uit de eenheidschefs van de CB, vertegenwoordigers van de Algemene Directie, alsook de voorzitter en de ondervoorzitter van het CIPC (vereniging van de vrijwilligers). Binnen deze werkgroep werd de manier besproken waarop de vrijwilligers het beste geïntegreerd konden worden in de operationele werking van de Civiele Bescherming. Er werd zo een nieuw concept uitgewerkt voor de organisatie van de vrijwilligers. Tussen 17 en 25 juli 2006 werden er in alle operationele eenheden informatiesessies georganiseerd. Het nieuwe concept werd er voorgesteld en er werd van gedachten gewisseld met de op deze vergaderingen talrijk aanwezige vrijwilligers. De vragen en opmerkingen werden onderzocht en er werd een synthesenota opgesteld omtrent de nieuwe organisatie. Deze nota werd in oktober 2006 voor advies voorgelegd aan het Interprovinciaal Consultatiecomité (IPCC) dat samengesteld is uit vrijwilligers. De nota moet nog voorgelegd worden aan de vakbonden (Tussenoverlegcomité - TOC). Nadien zullen de analyse van de kandidaturen en de selectieproeven georganiseerd worden en wordt de planning voor de opleiding vastgelegd. Het ontwerp voorziet, naast de opleiding, een statuut voor de vrijwilligers: het legt de rechten en plichten, maar ook de carrièremogelijkheden vast. Dit voorontwerp dient voorgelegd te worden aan het IPCC, de syndicale partners en de minister.
Logistieke ondersteuning Een magazijnier, een onderhoudstechnicus materieel en een onderhoudstechnicus voor de meet-, bescherm- en veiligheidsapparatuur worden voorzien. De functiebeschrijvingen werden reeds goedgekeurd. Een aantal functies worden intern ingevuld. Deze functies dienen nog te worden voorzien op het personeelsplan. Nadien kan de werving of de bevordering van het personeel starten. De timing hiervoor is voorzien voor 2008. In 2006 zijn 3 personen in dienst getreden: in Ghlin, Liedekerke en Jabbeke.
Project 8. Aanwerving van het nodige personeel voor de interventies Om de interventieteams te versterken, werd beslist om bijkomend operationeel personeel aan te werven. Omwille van budgettaire redenen worden deze aanwervingen gespreid over 3 jaar. In 2006 zijn 17 Nederlandstalige operationele personeelsleden en 8 Franstalige operationele personeelsleden in dienst getreden.
Project 9. Federale coördinatie tussen de eenheden Bij grote interventies waarbij hulpmiddelen van verschillende eenheden vereist zijn, ontbreekt een federale operationele coördinatie.
50
Organisatie en Management
Om de coördinatie te vereenvoudigen, werd een ICT-toepassing ontwikkeld. De pc’s werden geleverd, enkel de installatie van de servers dient nog te gebeuren. In de toekomst, wanneer de situatie het vereist, zal een staf bijeenkomen om de operationele coördinatie tussen de eenheden op federaal niveau te organiseren.
Project 10. Vestiging van 2 nieuwe operationele eenheden Om aan de noden van de bevolking te beantwoorden, bleek het nodig om een eenheid op te richten in de provincie Namen (Gembloux) en één in de provincie Limburg (Hasselt). Voor wat de eenheid van Gembloux betreft, werd de bouw van de gebouwen afgerond. Het dossier van de omgevingswerken van deze site werd afgewerkt en aanbesteed. Het bouwprogramma voor de permanente eenheid van Hasselt werd uitgebreid met het provinciaal crisiscentrum en het geïntegreerde call center (100+101). Het bouwaanvraagdossier werd afgewerkt en ingediend bij de bevoegde diensten. Er werden onderhandelingen gevoerd voor het verplaatsen van drukleidingen. Met het oog op de onteigening werden voorafgaandelijk grondonderzoeken uitgevoerd.
1.2 MPM – “Moderniseringsproject – Projet de Modernisation» 1.2.1 Golf 3 In 2006 werd de 3de golf MPM’s gelanceerd binnen de FOD Binnenlandse Zaken. Voor de ADCV werden twee MPM’s gelanceerd: MPM4: Optimaliseren, herstructureren of creëren van de processen van de ADCV met het oog op een efficiënte verzekering van de missies ten aanzien van de operationele eenheden van de Civiele Bescherming en van de brandweerdiensten. MPM5: De kwaliteit van de operationele beslissingen, voorstellen en adviezen van de Directie van de Operaties optimaliseren.
Op basis van een grondige SWOT-analyse van onze organisatie (fase 1), bleek het nodig om een aantal processen te verbeteren, zoals het human ressources management, de communicatie, de operationele coördinatie, enz.
In de lijn van deze bevindingen werden de volgende processen onder de loep genomen: Proces 1 : verzekeren van het beheer van de federale infrastructuur van de Civiele Veiligheid Proces2 : verzekeren van de aankoop van materieel voor de openbare hulpdiensten Proces 3 : verzekeren van de opleiding van het operationeel personeel Proces 5 : reglementeren op het vlak van civiele veiligheid Proces 7 : verzekeren van de functionele communicatie Proces 9 : integreren en betrekken van het personeel Proces 13 : aansturen van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid.
51
Organisatie en Management
Voor MPM5 werden de volgende processen onder de loep genomen: Proces 1 : Verzekeren van de interventies ten voordele van de bevolking in geval van rampen, catastrofen en schadegevallen. Proces 2 : Leiden en beheren van de operationele eenheden van de Civiele Bescherming. Proces 3 : Coördineren van de interventies van de hulpdiensten op federaal niveau. Proces 4 : Beheren van de risico’s op het vlak van civiele veiligheid. Proces 5 : Ontwikkelen en vertegenwoordigen van het Belgisch standpunt op het vlak van civiele veiligheid op internationaal niveau.
In september 2006 werd een werkgroep opgericht voor elke MPM waarin vertegenwoordigers van alle betrokken directies of diensten zetelen. De bestaande processen werden onderzocht. De bedoeling is om deze werkprocessen te optimaliseren (TO BE-fase) Deze moderniseringsprojecten moeten uiteraard rekening houden met de hervorming van de Civiele Veiligheid die momenteel aan de gang is en die een essentieel element is van de context binnen welke deze MPM zich zal afspelen. De lancering van 2 MPM’s voor de Algemene Directie is uiteraard een grote uitdaging voor alle medewerkers. Het slagen van deze MPM’s is cruciaal voor onze toekomstige werking. Het is een uitstekende gelegenheid om blijk te geven van onze creativiteit en innovatiekracht.
2 Strategisch en operationeel plan Het eerste operationele plan van de Algemene Directie zag in 2003 het levenslicht. Dit plan werd in 2004 en 2005 bijgewerkt. In 2006 werd een nieuw ‘operationeel plan 2006-2007’ontwikkeld. Het plan, dat alle routinetaken en projecten van de Algemene Directie omvat, is het product van een nauwe samenwerking tussen de cel organisatieontwikkeling en alle diensten van de Algemene Directie. Elke directie was verantwoordelijk voor het opstellen van haar operationele fiches. Dit impliceert dat alle medewerkers rechtstreeks of onrechtstreeks betrokken waren bij deze oefening. Het plan werd voltooid in september 2006. Het resultaat mag er dan ook zijn! Het operationeel plan omvat ongeveer 125 projecten en beslaat ruim 500 pagina’s. Om de opvolging van het plan te vergemakkelijken, ontving elke directie een handige bundel met de operationele fiches van de dienst. Het volledige plan werd ook beschikbaar gesteld op de ‘public’ van de Algemene Directie Civiele Veiligheid.
52
Organisatie en Management
Eind 2006 werd een systeem ontwikkeld voor de opvolging van de projecten van het plan. Op basis van het stoplichtprincipe dienen de projectverantwoordelijken maandelijks door te geven of de planning van hun projecten werd gerespecteerd of niet. Indien nodig wordt er bijgestuurd. Die systematische opvolging gebeurt vanaf december 2006. In 2007 wordt het operationeel plan bijgewerkt. Nieuwe projecten worden toegevoegd, afgewerkte of afgeschafte projecten worden geschrapt, de planning wordt herbekeken en zonodig aangepast.
3 Balanced ScoreCards (BSC) en Kritieke Prestatie-indicatoren (KPI) Om de kwaliteit en de productiviteit van de prestaties van de centrale diensten van de Algemene Directie te meten, werden kritieke prestatie-indicatoren ontwikkeld. De dienst Organisatieontwikkeling heeft in de loop van juni en juli 2006, met de hulp van de firma Delta I en met deelname van leden van de verschillende directies, workshops georganiseerd om voor elk van deze directies de Balanced ScoreCards, alsook nieuwe KPI’s op te stellen. Deze indicatoren werden in augustus 2006 gefinaliseerd en gevalideerd door de sponsor. Op vraag van deze laatste werden vier « generieke » indicatoren toegevoegd voor elke directie. Dit brengt het totale aantal KPI’s voor de centrale diensten van de Algemene Directie op 137. Er werd een verantwoordelijke aangeduid voor elke KPI, en een verantwoordelijke per dienst voor het coderen van deze gegevens in het programma « BIZZSCORE » dat hiervoor gebruikt wordt. De informatisering van al deze KPI’s is voorzien voor begin 2007. Er werden twee opleidingssessies georganiseerd voor de gebruikers van het programma, de ene in maart 2006, de andere in december 2006. De invoering en de analyse van de gegevens kan dus beginnen vanaf januari 2007.
53
Organisatie en Management
4 Ontwikkelcirkels Het project tot invoering van het nieuwe evaluatiesysteem « Ontwikkelcirkels » werd gefinaliseerd. In de loop van het derde trimester van 2006 werden de functie- en de planningsgesprekken afgerond voor de centrale diensten van de Algemene Directie, alsook voor al het personeel van de operationele eenheden van de Civiele Bescherming, wat ongeveer zeshonderd personeelsleden inhoudt. De dienst Organisatieontwikkeling heeft in de loop van de eerste maanden van dit jaar de contactpersonen in de operationele eenheden van de Algemene Directie geïnformeerd en ondersteund. Deze dienst heeft de dossiers van elke medewerker gecontroleerd vooraleer ze doorgegeven werden aan de interne personeelsdienst van de Algemene Directie. De stand van zaken voor elk type gesprek en voor elke dienst werd dagelijks geactualiseerd en elke maand naar de centrale dienst Personeel & Organisatie gestuurd. Eind april waren alle personeelsdossiers voor opvolging en begeleiding doorgestuurd naar de Directie van het Personeel.
54
Organisatie en Management
Terugkerende opdrachten
Reglementering en adviezen 56
Preventie 69
Aankoop van materieel 90
Telecommunicatie 117
Operationele opleidingen 125
Interventies 139
Inspectie van de brandweerdiensten 154
Internationale activiteiten 159
Schadeherstelling 172
Communicatie en informatie 183
II
A
Reglementering en adviezen De beleidsvisie vertalen in reglementaire teksten
De Juridische Directie is belast met het opstellen van de reglementering inzake civiele veiligheid. Zij is eveneens belast met het uitbrengen van adviezen over elke kwestie van juridische aard betreffende de brandweerdiensten en de civiele bescherming. Haar klanten zijn onder andere de gemeenten, de provincies, de leden van de hulpdiensten, de burgers,… Zij geeft adviezen betreffende het specifiek administratief toezicht op de gemeenteraadsbesluiten met betrekking tot de brandweerdiensten. Bovendien staat zij in, in samenwerking met de Coördinatie- en Ondersteuningsdienst van de FOD Binnenlandse Zaken, in voor het beheer van de geschillen waarbij de Algemene Directie betrokken is.
De Juridische Directie treedt actief op binnen het Raadgevend Comité voor de Brandweer en wordt vertegenwoordigd in de Hoge Raad voor Beveiliging tegen Brand en Ontploffing. De Algemene Directie speelt ten slotte ook een zeer actieve rol bij de opstelling van de wettelijke en reglementaire teksten in verband met de hervorming van de civiele veiligheid.
1 Reglementering 1.1 Opdracht De Algemene Directie heeft als opdracht het opstellen, wijzigen, aanvullen en, indien nodig, opheffen van wetten, koninklijke besluiten, ministeriële besluiten en omzendbrieven betreffende de civiele veiligheid. Zij staat in voor de follow-up van deze projecten tijdens de verschillende fases, gaande van de adviesaanvragen tot de definitieve bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. De goedkeuring van een ontwerp van wettelijke bepaling wordt voorafgegaan door verschillende stappen, die variëren naar gelang van de aard en de inhoud van het ontwerp, namelijk de samenwerking met de Gewesten, het akkoord van de Ministerraad, het advies van de Inspecteur van Financiën, het akkoord van de Minister van Begroting, het akkoord van Minister van Ambtenarenzaken, de onderhandeling of het overleg met de vakbondsorganisaties, het advies van de Raad van State.
56
Terugkerende opdrachten
De civiele veiligheid wordt geregeld door talrijke teksten, waaronder:
• de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming; • de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen;
• het koninklijk besluit van 8 november 1967 houdende, voor de vredestijd, organisatie van de gemeentelijke en gewestelijke brandweerdiensten en coördinatie van de hulpverlening in geval van brand;
• het koninklijk besluit van 6 mei 1971 tot vaststelling van de modellen van gemeentelijke reglementen betreffende de organisatie van de gemeentelijke brandweerdiensten;
• het koninklijk besluit van 23 juni 1971 houdende organisatie van de opdrachten van de civiele bescherming en coördinatie van de operaties bij rampspoedige gebeurtenissen, catastrofen en schadegevallen;
• het koninklijk besluit van 19 april 1999 tot vaststelling van de geschiktheids- en bekwaamheidscriteria alsmede van de benoembaarheids- en bevorderingsvoorwaarden voor de officieren van de openbare brandweerdiensten;
• het koninklijk besluit van 7 april 2003 tot verdeling van de opdrachten inzake civiele bescherming tussen de openbare brandweerdiensten en de diensten van de civiele bescherming;
• het koninklijk besluit van 8 april 2003 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten.
1.2 Ontwerpen van reglementaire teksten Volgende ontwerpen van reglementaire teksten en omzendbrieven werden in 2006 opgesteld, besproken, afgewerkt en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad:
• het koninklijk besluit van 16 januari 2006 tot vaststelling van de samenstelling en de werkwijze van de Hoge Raad voor beveiliging tegen brand en ontploffing. Voortaan zijn ook afgevaardigden van de gemeenschappen en de gewesten opgenomen in de Hoge Raad;
• het ministerieel besluit van 2 februari 2006 tot wijziging van het ministerieel besluit van 30 april 2003 houdende aanwijzing van de leden van het Raadgevend Comité voor de Brandweer. Er werden twee nieuwe plaatsvervangende leden aangewezen;
• het koninklijk besluit van 16 februari 2006 betreffende de nood- en interventieplannen. Hierin wordt de verschillende noodplannen en hun minimale inhoud, de verschillende coördinatiefases, de betrokken diensten en de organisatie van de operationele en strategische coördinatie gespecificeerd;
• het ministerieel besluit van 17 februari 2006 tot goedkeuring van de hulpverleningsovereenkomst van de hulpverleningszone bedoeld in artikel 2, 3°, van het ministerieel besluit van 4 mei 2000 tot bepaling van de geografische uitgestrektheid van de hulpverleningszones van de provincie West-Vlaanderen;
• het ministerieel besluit van 17 februari 2006 tot goedkeuring van de hulpverleningsovereenkomst van de hulpverleningszone bedoeld in artikel 2, 2°, van het ministerieel besluit van 4 mei 2000 tot bepaling van de geografische uitgestrektheid van de hulpverleningszones van de provincie West-Vlaanderen;
• het ministerieel besluit van 17 februari 2006 tot goedkeuring van de hulpverleningsovereenkomst van de hulpverleningszone bedoeld in artikel 2, 4°, van het ministerieel besluit van 4 mei 2000 tot bepaling van de geografische uitgestrektheid van de hulpverleningszones van de provincie West-Vlaanderen;
57
Terugkerende opdrachten
• het ministerieel besluit van 17 februari 2006 tot goedkeuring van de hulpverleningsovereenkomst van de hulpverleningszone bedoeld in artikel 2, 6°, van het ministerieel besluit van 4 mei 2000 tot bepaling van de geografische uitgestrektheid van de hulpverleningszones van de provincie West-Vlaanderen;
• het ministerieel besluit van 21 maart 2006 betreffende het detachement voor interventie bij rampen of catastrofen in het buitenland (DICa-DIR) en betreffende de coördinatiecel van het detachement voor interventie bij rampen of catastrofen in het buitenland (coördinatiecel van het DICa-DIR). Het preciseert: de opdrachten, samenstelling, structuur, teamleden en opleidingen van het DICa-DIR evenals de opdrachten, samenstelling, structuur, teamleden, opleidingen, selecties, bekwaamheidsattesten en gelijkstellingen van het DICa-DIR USAR;
• de ministeriële omzendbrief van 4 april 2006 betreffende de toepassing van het koninklijk besluit van 23 december 2003 betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico’s bij werkzaamheden in een hyperbare omgeving voor de leden van de brandweer. In afwachting van een aanpassing van het koninklijk besluit van 23 december 2003 door de Minister van Werk, preciseert de omzendbrief de termen “reddingswerkzaamheden” en “chef van de duikwerkzaamheden” voor de hulpdiensten, voorziet hij bijzondere bepalingen voor de kennisgeving van de duiken aan de arbeidsinspectie en laat hij de gelijkstelling toe van het getuigschrift van beroepsbekwaamheid met het getuigschrift van reddingsduiker en het medisch geschiktheidsattest;
• het koninklijk besluit van 2 juni 2006 tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 maart 2002 tot vaststelling van de algemene bepalingen betreffende het geldelijk in aanmerking nemen van de diensten verricht door vrijwilligers van openbare brandweerdiensten aangeworven als beroepsbrandweerlieden. Dit koninklijk besluit valoriseert nauwkeuriger de jaren anciënniteit die beroepsbrandweerlieden tevoren als vrijwilliger hadden opgebouwd. Door deze wijziging kunnen, indien de gemeente daarmee instemt, de brandweerlieden die vóór 9 april 2002 beroepsbrandweerlid waren geworden, dezelfde gunstige anciënniteitsregeling krijgen als hun collega’s die na deze datum beroeps werden;
• de ministeriële omzendbrief 15 juni 2006 met de richtlijnen voor de betrokken overheden betreffende de maaltijdcheques en het vakantiegeld bestemd voor de leden van de openbare brandweerdiensten. De personeelsleden van de brandweerdiensten kunnen van maaltijdcheques of vakantiegeld genieten onder dezelfde voorwaarden als deze van toepassing op het overige personeel van desgevallend de gemeente, de intercommunale of het gewest;
• het koninklijk besluit van 10 juli 2006 tot het verlenen van een subsidie aan de “Koninklijke Belgische Brandweerfederatie - Franstalige en Duitstalige vleugel” en de “Brandweervereniging Vlaanderen”. De bedragen die toegekend werden om bij te dragen in de werkingskosten van deze organisaties voor 2006, werden opnieuw verhoogd;
• het koninklijk besluit van 10 juli 2006 tot het verlenen van een subsidie aan de “Koninklijke Nationale Kas van Onderlinge Hulp der Brandweerlieden van België”. De Kas verleent vergoedingen aan rechtverkrijgenden van leden van de brandweer die overleden zijn bij de uitoefening van de dienst of aan leden van de brandweer die tijdelijk of blijvend arbeidsongeschikt zijn door kwetsuren ontstaan bij de uitoefening van de dienst;
• het koninklijk besluit van 25 oktober 2006 tot vaststelling van de normen voor de bepaling van de in aanmerking komende kosten en het aandeel, bedoeld in artikel 10 van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming. Dit besluit bepaalt de berekening van de forfaitaire som ten laste van de beschermde gemeenten en de minimale gegevens voor de formule om het aandeel te berekenen dat ten laste is van de gemeentegroepscentrum.
58
Terugkerende opdrachten
• het koninklijk besluit van 4 december 2006 betreffende de toekenning van een bijzondere en bijkomende vergoeding in geval van fysieke schade geleden door leden van de politieen hulpdiensten, door sommige leden van de Staatsveiligheid, door sommige leden van het bestuur van de strafinrichtingen en door het personeel van Landsverdediging tijdens het redden van personen van wie het leven in gevaar was. Dit besluit voert een procedure in voor het verwerken van de aanvragen van de bijzondere vergoedingen voor de leden van de hulpdiensten in het geval van redding van personen van wie het leven in gevaar was, ter uitvoering van de programmawet van 27 december 2004;
• het koninklijk besluit van 21 december 2006 tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 december 2003 betreffende de eindejaarstoelage voor de leden van de openbare brandweerdiensten. De maximumgrens van de eindejaarstoelage die gemeenten kunnen toekennen aan hun brandweerpersoneel werd opgetrokken, zodat zij op een zelfde manier kunnen vergoed worden als het overige gemeentepersoneel.
De volgende teksten werden voorbereid in de loop van het jaar 2006:
• een ontwerp van wet tot wijziging van de wet van 31 december 1963 betreffende de Civiele Bescherming en ter omzetting van de Europese Richtlijn 2004/35/EG van 21 april 2004 betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade. Dankzij deze wijziging zullen de kosten voor de bestrijding van milieuschade niet alleen bij de particuliere eigenaar, maar ook bij de door de richtlijn bedoelde exploitant, kunnen worden gerecupereerd;
• een ontwerp van koninklijk besluit betreffende de kledij van sommige personeelsleden van de civiele bescherming, dat een nieuw systeem invoert van toewijzing en vervanging van de kledij die nodig is voor de operationele agenten van de civiele bescherming;
• een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 juni 1993 betreffende de invoering van een verlof voorafgaand aan pensionering voor de leden van een beroepsbrandweerkorps. Een gelijkaardig ontwerp is eveneens opgesteld voor de operationele agenten van de civiele bescherming en overgemaakt aan P&O;
• een ontwerp van koninklijk besluit houdende de organisatie van de algemene diensten belast met het beheer van het personeel van het hulpoproepcentrum, genaamd 112agentschap. Dit agentschap moet de werking van het noodnummer 112 in België verzekeren;
• een ontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector, voor de calltakers en het personeel van de civiele bescherming en de brandweer;
• een ontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van de opdrachten van de hulpdiensten die kunnen verhaald worden en diegene die gratis zijn, tot uitvoering van artikel 2bis/1 van de wet van 31 december 1963, om de rechtszekerheid en meer uniformiteit te verzekeren;
• een ontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van de te verhalen kosten van bepaalde interventies van de operationele eenheden van de Civiele Bescherming en tot vaststelling van hun tarief. Samen met het bovenvermelde ontwerp van koninklijk besluit moet deze tekst bijdragen tot een duidelijkere regeling betreffende de facturering van de interventies van de Civiele Bescherming.
59
Terugkerende opdrachten
• een aanpassing van de reglementaire teksten die de samenstelling bepalen van de verschillende organen betreffende de opleiding van de brandweer;
• een ontwerp van ministeriële omzendbrief betreffende de nood- en interventieplannen. Hierin wordt nadere toelichting verschaft bij het koninklijk besluit van 16 februari 2006 betreffende de nood- en interventieplannen.
1.3 Studies Diverse reglementeringen van andere departementen hebben het voorwerp uitgemaakt van een studie teneinde na te gaan of zij van toepassing waren op de personeelsleden van de civiele veiligheid, en, indien ja, toe te zien op hun toepassing.
Tijdens het jaar 2006 hebben de volgende wetgevingen het voorwerp uitgemaakt van een diepgaande studie:
• het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg. Er werd in samenwerking met de FOD Mobiliteit gewerkt aan een voorontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het voormelde koninklijk besluit. Via dit besluit worden de brandweerlieden en de personeelsleden van de Civiele Bescherming toegevoegd aan de lijst van instanties die de bevoegdheid hebben om het wegverkeer te regelen;
• de regelgeving betreffende de gaspakdragers van de civiele bescherming. Er werd een studie uitgevoerd over de wijzigingen die nodig zijn om de bijscholing verplicht te maken en om de toekenning van een premie aan de geslaagden mogelijk te maken;
• de afbakening van de respectievelijke bevoegdheden inzake brandbestrijding, brandvoorkoming, rampenplanning, … tussen enerzijds de openbare brandweer en anderzijds een privaat brandweerkorps. De specifieke situatie van de brandweer van de nationale luchthaven was het voorwerp van een bijzondere studie;
• de specifieke normen inzake brandveiligheid in industriegebouwen. Er werd bestudeerd of dit het voorwerp kon uitmaken van een nieuwe bijlage bij het koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen;
• er werd onderzocht hoe het subsidiëringssysteem in het koninklijk besluit van 23 maart 1970 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder gemeenten die over een brandweerdienst beschikken, in aanmerking komen voor een staatsbijdrage voor het aankopen van brandweermaterieel, beter zou kunnen tegemoet komen aan de bestaande noden.
60
Terugkerende opdrachten
2 Adviezen Elk jaar worden talrijke adviesaanvragen aan de Juridische Directie van de Algemene Directie Civiele Veiligheid gericht. Deze aanvragen hebben betrekking op de organisatie en het beleid betreffende de brandweerdiensten en de civiele bescherming.
Een deel van deze adviezen worden gevraagd door andere directies van de Algemene Directie. Het betreft dan voornamelijk het geven van juridisch advies bij de uitwerking van talrijke overheidsopdrachten, het controleren van allerlei soorten overeenkomsten (bv. protocol van samenwerkingsakkoord voor de Seveso-campagne 2007, overeenkomsten met lesgevers in de brandweerscholen, een model van samenwerkingsakkoord tussen de AD Civiele Veiligheid en de provincies inzake toekenning Seveso-gelden en de besteding ervan, de overeenkomsten betreffende het onderhoud van sirenes, …), het verlenen van advies bij het opstellen van regelgevende teksten, het geven van juridische ondersteuning in tuchtdossiers, … Een ander deel zijn de externe aanvragen. Deze gaan uit van de ministers, de provinciegouverneurs, de openbare brandweerdiensten en de gemeenten maar ook van verzekeringsmaatschappijen, diverse verenigingen, brandweerlieden, parlementairen en particulieren.
In 2006 handelden zij met name over:
• de aansprakelijkheid van de leden van de brandweerdiensten en de aangestelden van de 100-centra en de interpretatie van het nieuwe hoofdstuk IIbis van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming;
61
Terugkerende opdrachten
• de arbeidstijd van de leden van de brandweerdiensten en van de civiele bescherming, met name over het maximale aantal arbeidsuren dat mag gepresteerd worden per dag of per week, welke compensaties hiervoor moeten voorzien worden, de toepasselijkheid van de wet op de vrijwilligers van de diensten van de civiele veiligheid, …;
• de verdeling van de bevoegdheden betreffende de dringende medische hulpverlening, en vooral de afbakening van de bevoegdheden tussen de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Volksgezondheid;
• de gevallen waarin facturering van de taken van de brandweerdiensten mogelijk zou zijn; • de mogelijkheden van toekenning van een verlof voorafgaand aan het pensioen en meer bepaald de interpretatie van het koninklijk besluit van 14 september 2004 tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 juni 1999 betreffende de invoering van de mogelijkheid van een verlof voorafgaand aan de pensionering voor de leden van een beroepsbrandweerkorps;
• de aanwervingen, de bevorderingen en de tuchtzaken van de brandweerofficieren, waarbij zowel specifieke vragen beantwoord werden als algemene informatie werd verstrekt;
• de organieke reglementen van de brandweerdiensten en meer bepaald interpretatieve vragen betreffende de bepalingen over de onverenigbaarheden met het lidmaatschap van een brandweerdienst, de ontslagvoorwaarden, de mogelijkheden om in beroep te gaan tegen bepaalde beslissingen, de samenstelling van het personeelskader, de pensioenregeling, …;
• de verplichte verzekering van de burgerlijke aansprakelijkheid in geval van brand en ontploffing voor de inrichtingen die gewoonlijk voor het publiek toegankelijk zijn. Het gaat dan voornamelijk over de kwalificatie van inrichtingen als inrichtingen die zo’n verplichte verzekering moeten hebben;
• de cumulatie van vergoedingen en weddensupplementen. Het betreft vragen over wie wanneer recht heeft op wachtvergoedingen, weddensupplementen, weekend- of nachtvergoedingen, vergoedingen voor overuren, vergoedingen voor onvoorziene operationele prestaties, vergoedingen voor opleidingen, …;
• het werk in een hyperbare omgeving, en meer bepaald over de interpretatie van de ministeriële omzendbrief van 4 april 2006, de aanpassing van het koninklijk besluit van 23 december 2003 voor de duikers van de civiele veiligheidsdiensten en de erkenning van de opleiding van de duikers van de civiele bescherming;
• de valorisatie van de anciënniteit als vrijwilliger bij brandweerlieden aangeworven als beroeps. Het ging om interpretatievragen bij het koninklijk besluit van 20 maart 2002 en de wijziging ervan door het koninklijk besluit van 2 juni 2006;
• het radiocommunicatiesysteem ASTRID, meer bepaald vragen over de overschakeling van de 100-centra naar het nieuwe communicatiesysteem;
• de deelname van Belgische vertegenwoordigers aan de werkgroepen van het “Comité Technique International de prévention et d’extinction du Feu” (CTIF) en de organisatie van een bijeenkomst van het CTIF in Brussel;
• de eindejaarspremie, het vakantiegeld en de maaltijdcheques voor het personeel van de brandweer. De vragen betroffen voornamelijk de gelijkschakeling met de bepalingen uit het Vlaams sectoraal akkoord dat van toepassing is op het overige gemeentepersoneel, de toepasselijkheid op vrijwilligers en de berekeningswijze van de toelages.
• de recuperatie van kosten van interventies van de civiele bescherming en de toepasselijkheid van het internationaal privaatrecht wanneer buitenlandse partijen betrokken zijn;
62
Terugkerende opdrachten
• de intellectuele eigendomsrechten: advies over de rechten op de domeinnaam “civiele veiligheid”, het gebruik van het logo en de striping van de hulpdiensten en het nemen en publiceren van foto’s van materieel van de hulpdiensten;
• brandvoorkoming, onder andere betreffende de overeenkomsten tussen gemeenten wanneer een van deze gemeenten niet over een technicus-brandvoorkoming beschikt of in verband met de eisen inzake brandpreventiemaatregelen die de brandweer stelt;
• de interpretatie van het koninklijk besluit van 8 april 2003 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten. Er werd advies uitgebracht betreffende het meer dan 2 maal inschrijven voor dezelfde opleiding en over de opleidingen waar iets fout liep in het opleidingstraject;
• de samenwerking tussen de civiele veiligheid en de federale politie. Zo werd onder andere een juridisch advies gegeven bij het kaderprotocol over een dergelijke samenwerking en bij vragen over het nemen van foto’s bij interventies;
• het welzijn op het werk en meer bepaald de vragen over beroepsziekten en signalisatiekledij en andere persoonlijke beschermingsmiddelen.
In de loop van 2006 werden ongeveer 500 schriftelijke adviezen (brieven en e-mails) en 600 telefonische adviezen uitgebracht.
3 Geschillen 3.1 Opdracht De Algemene Directie beheert verschillende geschillen in samenwerking met de juridische dienst van de Coördinatie- en Ondersteuningsdienst. Het betreft zowel geschillen bij de Raad van State, het Arbitragehof en de overige hoven en rechtbanken in België als geschillen die door middel van een dadingsovereenkomst worden opgelost.
63
Terugkerende opdrachten
De opdracht bestaat uit het verzamelen van bewijsstukken, interpreteren van de regelgeving, geven van richtlijnen aan onze advocaten, nalezen en becommentariëren van de ontwerpen van conclusies van onze advocaten, …
3.2 Activiteiten De behandelingsduur van de dossiers en het aantal en het belang van de nodige prestaties variëren in elke dossier, naargelang van de complexiteit van het dossier. In 2006 werden 29 dossiers behandeld. De geschillen handelden over volgende onderwerpen:
• de overheidsopdrachten; • de terugvordering van interventiekosten van de civiele bescherming naar aanleiding van milieuschade ontstaan door ongevallen op de weg en op zee;
• de verdeling van de kosten van de brandweer; • de definitie van “doorvoermagazijn” in het kader van de Seveso-reglementering om al dan niet onderworpen te zijn aan de Seveso-heffing;
• de plaatsing van sirenes; • het financieel reglement tussen de Belgische Staat en een private vennootschap die onder meer instond voor de verwijdering van munitie;
• • • •
de aanwervingsprocedure van een personeelslid van de Civiele Bescherming; het ontslag van een vrijwillig brandweercommandant; de procedure voor de benoeming van een korpschef van een brandweerdienst; de schadevergoeding ter compensatie van de uitbetaling van een opzegvergoeding.
4 Adviesverlening in het kader van het specifiek administratief toezicht op de gemeenteraadsbesluiten 4.1 Adviezen bij gemeenteraadsbesluiten In het kader van artikel 13, § 2 en § 4 van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming, worden talrijke adviezen uitgebracht, bestemd voor:
• de toezichthoudende overheden over de ontwerpen van organieke reglementen, de wijzigingen die daaraan aangebracht worden, evenals alle eventuele problemen die voortvloeien uit de toepassing ervan;
• de toezichthoudende overheden over alle benoemingen en bevorderingen van de brandweerofficieren, alsook over de tuchtmaatregelen die op hen betrekking hebben. In 2006 heeft de dienst talrijke adviezen verstrekt, zowel inzake personeel als inzake organieke reglementen. Die adviezen garanderen de eenvormigheid van de regels die toegepast worden.
64
Terugkerende opdrachten
Er werden adviezen over de gemeenteraadsbesluiten uitgebracht voor de volgende gemeenten: Voor de provincie Antwerpen : 50 Mechelen (5), Puurs, Niel, Malle (2), Willebroek (3) , Duffel (3), Balen, Ravels (2), Hemiksem (2), Borsbeek, Beerse, Antwerpen (7), Mol (4), Brecht (3), Kapellen, Wuustwezel (2), Brasschaat (3), Turnhout (2), Wommelgem, Rijkevorsel, Lier (2), Bornem Voor de provincie Oost-Vlaanderen : 3 Zele, Aalst, Oudenaarde Voor de provincie West-Vlaanderen : 52 Ieper (4), Knokke-Heist (4), Oostende, Wevelgem (5), Koekelare (3),Deerlijk, Brugge (3) Lichtervelde, Harelbeke (2), Zonnebeke, Staden, Roeselare (3), Poperinge, Deerlijk, Moorslede, Pittem (4), Torhout (4), Kortrijk, Ruiselede, Staden, Koksijde, De Haan, Lendelede, Gistel (2), Poperinge, Brugge, Nieuwpoort , Waregem, Voor de provincie Limburg : 3 Leopoldsburg, Maaseik (2) Voor de provincie Vlaams-Brabant : 2 Zaventem, Leuven Voor de provincie Henegouwen : 24 Peruwelz, Chièvres (2) Charleroi (2), Fleurus (3), Quiévrain , Beaumont , La Louvière (5), Mons, Lessen (2), Edingen, Antoing, Bernissart (2), Braine-le-Comte, Comines-Warneton Voor de provincie Luik : 38 Verviers (5), Hamoir (4) , Herve (2) , Theux (2), Stavelot (3), I.L.L.E (7), Herbesthal-Lontzen (5), Sankt-Vith, Flémalle (2), Aywaille (4), Hannut, Kelmis (2) Voor de provincie Luxemburg : 25 Etalle (5), Neufchâteau (4), Bertrix (4),Aubange (2), Saint-Hubert, Paliseul (4), Virton (3), Vielsalm, Houffalize
65
Terugkerende opdrachten
Voor de provincie Namen : 8 Sambreville (3), Namur, Gembloux (3), Beauraing Voor de provincie Waals-Brabant 2 Jodoigne (2)
Totaal verzonden adviezen Franstaligen :
97
Totaal verzonden adviezen Nederlandstaligen :
110
4.2 Algemene informatieaanvragen Wat betreft de algemene informatieaanvragen, werden er 476 dossiers behandeld, waarvan 216 voor het Nederlandstalige landsgedeelte en 260 voor het Franstalige landsgedeelte. Daarenboven werden tal van informatieaanvragen bij ontwerpen van organieke reglementen, zowel per e-mail als telefonisch, behandeld.
5 Deelname aan het Raadgevend Comité voor de Brandweer Het Raadgevend Comité voor de Brandweer bestaat uit vertegenwoordigers van de openbare brandweerdiensten. Het brengt adviezen uit over elke kwestie van technische of operationele aard, welke hem door de Minister van Binnenlandse Zaken wordt voorgelegd. Het heeft in 2006 negen maal vergaderd.
66
Terugkerende opdrachten
Tijdens die 9 vergaderingen werden een groot aantal belangrijke dossiers ter advies voorgelegd:
Bijvoorbeeld :
• Radio-uitrusting – Project ASTRID • Protocolakkoord Civiele Veiligheid – Politie betreffende de kostenloze uitwisseling van materieel – helikopters
• • • • • • • • • • • •
Oprichting van een Kenniscentrum Werkgroep "ondergrondse leidingen" – actiefiches Cursus en brevet beheer van crisissituaties Vogelgriep Project CAMHIE Procedure voor de verzameling van statistieken Materieel dat verkregen werd met de hulp van de federale subsidies Operationele procedure in de gebouwen die « Asbest » bevatten Veertiendaagse van de Veiligheid Batibouw Bevorderingsvoorwaarden van het middenkader Project "markering" tot uniformering van de uiterlijke herkenningstekens van de hulpvoertuigen
• Afwijkingen of aanpassingen van de codex over het welzijn op het werk in functie van de specificiteiten van het beroep van brandweerman
• • • •
Werkzaamheden van de werkgroep « technologische risico’s » Procedure voor interventies op spoorwegen Bescherming van een logo van de brandweerdiensten De betaling door het Seveso-fonds van de kosten die door de gemeenten gemaakt worden in het kader van de opstelling van de Seveso-dossiers
De door het Raadgevend Comité uitgebrachte adviezen maken het mogelijk om het beleid en de terreinrealiteit waarmee de brandweerdiensten geconfronteerd worden, op elkaar af te stemmen. In de praktijk is het Comité een plaats voor informatie-uitwisseling en dialoog tussen de administratie en de terreinactoren.
67
Terugkerende opdrachten
6 Perspectieven De Juridische Directie is een volwaardige partner geworden van de andere directies van de Algemene Directie om een oplossing te vinden voor de juridische problemen waarmee ze geconfronteerd worden of om juridische problemen te voorkomen. Dit partnerschap zal nog verder ontwikkeld worden in 2007 om de preventieve rol te benadrukken die de Juridische Directie moet verzekeren.
In 2006 blijft de Juridische Directie een bevoorrechte partner van de brandweerdiensten en van de autoriteiten waarvan ze afhangen bij de interpretatie van de reglementering die op hen van toepassing is.
2007 is het jaar van de aanvang van de verwezenlijking van de hervorming en zal een aanzienlijk werk vereisen van de Juridische Directie voor een harmonieuze start van de talrijke wettelijke of reglementaire bepalingen – die nog aangenomen moeten worden.
68
Terugkerende opdrachten
B
Preventie B1 PREVENTIE VAN BRAND EN ONTPLOFFING Talrijke werkgroepen en adviezen
De verdeling van de bevoegdheden betreffende brandvoorkoming werd in enkele arresten van het Arbitragehof vastgesteld . De principes ervan zijn de volgende:
• De federale Staat is bevoegd voor de basisnormen, dit wil zeggen de eisen die opgelegd worden aan constructies die niet specifiek verband houden met de bestemming van een constructie;
• De gewesten, gemeenschappen en federale overheden kunnen die normen aanvullen met specifieke regels voor de constructies waarvan de bestemming tot hun respectieve bevoegdheden behoort. In de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen, worden die principes bepaald. Deze wet geeft de Koning de bevoegdheid om de basispreventienormen die één of meer categorieën van constructies gemeen hebben, te bepalen, ongeacht hun bestemming. Ter uitvoering van die bepaling, werd het koninklijk besluit van 7 juli 1994 opgesteld dat de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing bepaalt waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen.
69
Terugkerende opdrachten
1 Hoge Raad voor beveiliging tegen brand en ontploffing De Hoge Raad voor beveiliging tegen brand en ontploffing werd opgericht door de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen. Die Raad bestaat uit vertegenwoordigers van overheid en privé. Hij heeft als opdracht:
• het voorstellen van alle maatregelen betreffende beveiliging tegen brand en ontploffing;
• het geven van advies over ieder ontwerpbesluit betreffende de preventie van branden en ontploffingen. De doelstellingen van de Hoge Raad kunnen als volgt samengevat worden:
• coördinatie van de verschillenden regelgevingen inzake brandvoorkoming op federaal vlak; • waken over het feit dat de brandvoorkoming een evenwicht is tussen de ideale veiligheid zonder de maximale exploitatie van de gebouwen of de installaties te beknotten;
• waken over een haalbare en toepasbare reglementering. Daarom bestaat de Hoge Raad uit vertegenwoordigers van openbare en particuliere belangen, die waken over een evenwicht tussen eventueel te strakke of te soepele reglementering. Het secretariaat van de Hoge Raad en van de daarbinnen opgerichte werkgroepen (opstelling van verslagen, voorbereiding van documenten) wordt verzekerd door de ingenieurs van de Algemene Directie.
Het koninklijk besluit van 16 januari 2006 heeft de samenstelling en de werking gewijzigd van de Hoge Raad voor de beveiliging tegen brand en ontploffing. De twee voornaamste wijzigingen zijn:
• de ambtenaren van de FOD Binnenlandse Zaken zijn geen lid meer van de Hoge Raad; dit om te vermijden dat zij tegelijk rechter en partij zijn. Zij nemen deel aan de vergadering als “deskundige” van de administratie.
• vertegenwoordigers van de gemeenschappen en gewesten zijn lid van de Hoge Raad, maar zij zijn niet stemgerechtigd; dit om de samenwerking op het vlak van de brandvoorkoming te verbeteren. Bij ministerieel besluit dd. 2 oktober 2006 werden de nieuwe leden van de Hoge Raad voor de beveiliging tegen brand en ontploffing benoemd.
Uit de eerste vergaderingen waarbij vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en de Gewesten aanwezig waren blijkt dat binnen het domein van de brandvoorkoming voor heel België een samenwerking nodig is om tot een coherente reglementering te komen.
70
Terugkerende opdrachten
2 Aanpassing van de basisnormen aan de invoering van de Europese bouwproductenrichtlijn (Koninklijk besluit van 7 juli 1994) 2.1 Producten voor de thermische isolatie van gebouwen De Hoge Raad voor de beveiliging tegen brand en ontploffing heeft gunstig advies uitgebracht over een voorstel tot aanpassing van de basisnormen aan de Europese bouwproductenrichtlijn met betrekking tot de reactie bij brand van producten voor de thermische isolatie van gebouwen. Inderdaad, sedert 1 maart 2003 moet op een reeks van producten voor de thermische isolatie van gebouwen het CE-merkteken aangebracht worden. Het was daarom dringend nodig de basisnormen aan te passen zodat deze producten konden toegepast worden in de gebouwen waarop de basisnormen van toepassing zijn.
• In het Belgisch staatsblad van 6 juni 2006 werd het ministerieel besluit van 6 juni 2006 tot vaststelling van de overeenkomst tussen de Belgische en de Europese klassen inzake reactie bij brand voor een reeks van producten voor de isolatie van gebouwen gepubliceerd.
• Een omzendbrief overgemaakt aan de Gouverneurs op 14 november 2006 en gericht aan de overheden die over een brandweerdienst beschikken, verduidelijkt de draagwijdte van deze regelgeving ten behoeve van de leden van de brandweer die belast zijn met de controle van de wetten en reglementen inzake brandvoorkoming.
2.2 Brandweerstand De werkgroep ‘Invoering van de Europese bouwproductenrichtlijn in het Koninklijk besluit van 7 juli 1994 betreffende weerstand tegen brand’ werkte een voorstel van aanpassing uit. De leden van de Hoge Raad werden verzocht het voorstel te onderzoeken en hun eventuele opmerkingen erop te formuleren. Deze opmerkingen worden binnenkort behandeld in de werkgroep.
2.3 Reactie bij brand De voorschriften van de basisnormen betreffende de reactie bij brand moeten aan de Europese bouwproductenrichtlijn aangepast worden.
Volgens de huidige klassering worden de producten in vijf klassen ingedeeld; bovendien laat de klassering aan de producenten toe om hun producten volgens de Franse of de Engelse proefmethoden te beoordelen; de producenten kiezen daarbij uiteraard voor het meest gunstige resultaat voor hun producten
Daarentegen, biedt de klassering opgelegd in het kader van de bouwproduktenrichtlijn een ruimer aantal klassen, hetgeen meer mogelijkheden biedt om de voorschrften aan te passen aan de verschillende risico’s in een gebouw;bovendien is de indeling gebaseerd op onderzoek vertrekkende van representatieve brandscenario’s
71
Terugkerende opdrachten
De aanpassing van de huidige Belgische regelgeving is in voorbereiding. Deze aanpassing is uitgewerkt vertrekkende van een opsplitsing van de voorschriften betreffende de reactie bij brand in functie van de risico’s in lokalen met een verhoogd risico, de hoogte van het gebouw en de kenmerken van de gebruikers in vergelijking met de ontruiming van gebouwen. Dit voorstel heeft onder meer tot doel om te leiden tot een eenvormige brandvoorkoming.
• Een werkgroep in de schoot van Hoge Raad heeft een voorstel uitgewerkt op basis van een wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd door ISIB. De Hoge Raad heeft dit document gunstig geadviseerd.
3 Herziening en aanpassing en aanvulling van de basisnormen aan de evolutie van de techniek 3.1 Uitwerking van constructieregels voor de gevels Uit de technische vooruitgang in de bouw blijkt dat een innovatie erin bestaat dat er gebouwen opgericht worden met dubbelwandige gevels. Dergelijke gevels vertonen specifieke problemen die in de regelgeving van de brandpreventie niet opgevangen zijn.
Om nieuwe voorschriften uit te werken die tegemoet komen aan deze problemen werd er een werkgroep opgericht. De werkgroep bestaat uit 27 leden en heeft 8 maal vergaderd in 2006. Hun ontwerptekst werd aan de Hoge Raad voorgelegd. De leden van de Hoge Raad werd gevraagd om hun opmerkingen te formuleren op deze tekst. Het is belangrijk op te merken dat het resultaat van deze werkzaamheden in de ons omringende landen gevolgd wordt.
3.2 Uitwerking van voorschriften voor de industriegebouwen De eerste ontwerptekst van de industriegebouwen is door de bedrijfssector niet echt gunstig ontvangen; deze heeft een nieuw voorstel van tekst ingediend bij de minister van Binnenlandse Zaken. Een werkgroep opgericht in de schoot van de Hoge Raad heeft dit voorstel onderzocht en heeft, na 16 vergaderingen in 2006, een nieuwe ontwerptekst uitgewerkt.
72
Terugkerende opdrachten
3.3 Uitwerking van voorschriften voor de renovatie van gebouwen De werkgroep heeft 10 maal vergaderd in 2006 teneinde een ontwerptekst voor te bereiden voor de lage en middelhoge gebouwen. De Algemene Directie onderzoekt de technische en juridische aspecten van deze tekst.
3.4 Uitwerking van voorschriften voor de toegang tot gesloten parkings voor LPG-voertuigen De Hoge Raad heeft een gunstig advies uitgebracht over het ontwerp van besluit. Het dossier werd genotificeerd aan de Europese Commissie, goedgekeurd op de ministerraad en eind 2006 aan de Raad van State voor advies voorgelegd.
3.5 Evaluatie van de brandweerstand door berekeningen (Eurocodes) De basisnormen voorzien in de mogelijkheid om de brandweerstand van bouwelementen aan te tonen op basis van een beproeving of van een berekening. Om de voorwaarden en de methoden voor de berekening van de brandweerstand op punt te stellen is een werkgroep opgericht. Na vier vergaderingen heeft de werkgroep een tekst uitgewerkt uitgaande van het gebruik van de als Eurocodes bekende Europese normen. De Hoge Raad heeft de krachtlijnen ervan goedgekeurd.
3.6 Eisen voor de brandwerende deuren De basisnormen legden de verplichting op dat de brandweerstand van de brandwerende deuren aangetoond moest worden door het Benor/Atg-label en dat die deuren geplaatst moesten worden door deurplaatsers, erkend door de Minister van Binnenlandse Zaken volgens een door de hem vastgelegde procedure. Het ministeriële besluit van 5 mei 1995 legde die procedure vast. Bij arrest van 23 maart 2004 heeft de Raad van State de reglementering betreffende de plaatsers van brandwerende deuren vernietigd. Na overleg met de betrokken instellingen (Confederatie van de Bouw, Bouwunie, ISIB, FOD Economie,…) werd een nieuwe reglementering uitgewerkt die als doel heeft een systeem te ontwikkelen dat hetzelfde veiligheidsniveau waarborgt dan dat van vóór het arrest van de Raad van State. De Hoge Raad voor de beveiliging tegen brand en ontploffing heeft dit ontwerp gunstig geadviseerd. Het ontwerp werd genotificeerd aan de Europese Commissie, goedgekeurd door de Ministerraad en vervolgens voorgelegd aan de Raad van State.
73
Terugkerende opdrachten
3.7 Wanddoorvoeringen De basisnormen voorzien dat de doorvoering van een bouwelement door vloeistof- of elektriciteitsleidingen geen invloed mag hebben op de voor dat element vereiste graad van weerstand bij brand. Voor de toepassing van deze bepaling werden aanbevelingen uitgewerkt op basis van een reeks proeven uitgevoerd in het kader van een door de Algemene Directie gesubsidieerd onderzoeksprogramma. Deze aanbevelingen werden door middel van de omzendbrief van 15 april 2004 aan de burgemeesters bekendgemaakt. Een koninklijk besluit dient deze aanbevelingen te formaliseren. Deze tekst is in 2006 uitgewerkt.
4 Dienstverlening 4.1 Officieuze coördinatie van de basisnormen De basisnormen werden meermaals gewijzigd. Een gecoördineerde tekst werd op de website van de FOD Binnenlandse Zaken geplaatst.
4.2 Interpretatie van de basisnormen Een vulgariserende tekst in verband met de basisnormen voor de nieuwe gebouwen werd uitgewerkt. Deze zal op de site van de Algemene Directie van de civiele veiligheid geplaatst worden De beroepsmensen inzake brandvoorkoming (architecten, brandweerdiensten,…) stellen diverse interpretatievragen over de basisnormen. Telkens wordt er overleg gepleegd tussen de ingenieurs van de Algemene Directie over de juiste interpretatie en wordt een antwoord naar de aanvrager gestuurd. Al die vragen en hun antwoorden worden verzameld om een “handleiding” van de basisnormen te vormen. Het gedeelte van de «handleiding» over bijlage 1 van de basisnormen is afgewerkt. Voor de bijlagen 2 tot 5 van de basisnormen is dit werk nog in uitvoering.
4.3 Informatiedagen De Directie Brandvoorkoming en Gebouwen heeft uiteenzettingen voorbereid en voorgesteld op verschillende seminaries over brandvoorkoming teneinde de kennis over de basisnormen uit te dragen naar de beroepsmensen inzake brandvoorkoming.
Het ging meer bepaald over seminaries georganiseerd door:
• • • • •
Arcelor, op 15 maart 2006, in verband met brandgedrag van staal – reglementering Prebes, op 17 maart 2006, in verband met nieuwe tendensen in de brandveiligheid Prebes, op 18 april 2006, in verband met brandveiligheid in gebouwen Vast secretariaat voor het preventiebeleid voor technopreventieve adviseurs, op 4 oktober 2006; PIVO, op 23 november 2006, in verband met brandpreventie en constructieve materialen
74
Terugkerende opdrachten
4.4 Ter beschikking stellen van know how aan andere openbare diensten. 4.4.1 Voetbalcel De algemene directie van de veiligheid- en preventiebeleid herziet het koninklijk besluit van 2 juni 1999 houdende de in de voetbalstadions na te leven veiligheidsnormen. De directie Brandvoorkoming en Gebouwen heeft als deskundige in de brandvoorkoming bijgedragen aan de uitwerking van het ontwerpbesluit. De directie Brandvoorkoming en Gebouwen heeft als deskundige deelgenomen aan de controle door de voetbalcel van het Koning Boudewijnstadion.
4.4.2 Bijzondere jeugdzorg Op vraag van de Vlaamse Gemeenschap heeft een vertegenwoordiger van de Algemene Directie deel uitgemaakt van de werkgroep die het ontwerp van regelgeving voor de brandveiligheid in de instellingen van de bijzondere jeugdzorg heeft opgesteld.
4.4.3 Vertegenwoordiging in de commissie gecertificeerde opleiding infrastruktuur en veiligheid In het kader van de hervorming van de federale overheiddiensten heeft P&O werkgroepen opgericht om de gecertificeerde opleidingen voor te bereiden. De directie van de brandvoorkoming en gebouwen heeft actief meegewerkt in de werkgroep belast met de opleidingen voor de ambtenaren in de vakgroep Infrastructuur en veiligheid.
4.5 Dienstverlening in allerlei technische domeinen De directie van de brandpreventie en de gebouwen heeft meegewerkt aan allerhande onderwerpen die niet rechtstreeks behoren tot hun kerntaken. Voorbeelden daarvan zijn:
• Meewerken aan de problemen in verband met de veiligheid in de toekomstige Diabolo tunnel (tunnel die de luchthaven Brussel-Nationaal verbindt met de spoorlijn Brussel — Antwerpen);
• Medewerken aan het Astrid-project; • Medewerking aan de stand van Batibouw.
75
Terugkerende opdrachten
5 Commissie voor afwijking De wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen, voorziet de mogelijkheid om van de basisnormen betreffende preventie van brand en ontploffing af te wijken wanneer het onmogelijk is om eraan te voldoen. De alternatieve oplossingen moeten minstens van een gelijkwaardig veiligheidsniveau zijn als het niveau vereist door de bepalingen, waarvoor de afwijking aangevraagd wordt (artikel 2 gewijzigd door de wet van 22 december 2003).
De commissie voor gelijkwaardigheid en afwijking is belast met het geven van adviezen aan de Minister van Binnenlandse Zaken over de aanvragen tot afwijking en gelijkwaardigheid. Zij functioneert sinds 1996 en vergadert ongeveer éénmaal per maand. Gelet op het stijgend aantal dossiers is de frequentie van de vergaderingen opgedreven tot 3 vergaderingen in twee maand. De Directie Brandvoorkoming en Gebouwen behandelt de afwijkingsaanvragen. Sinds haar oprichting heeft de commissie 981 afwijkingsaanvragen behandeld, waarvan 686 Nederlandstalige en 295 Franstalige.
In 2006 werden 131 dossiers voor afwijking behandeld, 82 nederlandstalige en 49 franstalige dossiers.
Aantal dossiers voor afwijking behandeld per jaar
100 80 60 40 20
N F
0 1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
Met het oog op het verkorten van de behandelingstijd is een ontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de commissie voor afwijking en tot bepaling van de procedure en de voorwaarden volgens welke de afwijkingen aan de basisnormen inzake preventie worden toegekend in goedkeuring.
76
Terugkerende opdrachten
6 Wetenschappelijk onderzoek
Het onderzoek is een onontbeerlijke ondersteuning voor de uitwerking van de regels inzake brandvoorkoming. Op de begroting van de Civiele veiligheid zijn kredieten ingeschreven met het oog op de tussenkomst in de kosten van de laboratoria die onderzoeken betreffende de brandvoorkoming uitvoeren. Deze wetenschappelijke onderzoeken worden op de voet gevolgd. In 2006 werd er een subsidie toegekend aan de VZW Institut de Sécurité Incendie - Instituut voor Brandveiligheid (I.S.I.B.) om een evaluatie in verband met het brandgedrag van enkele atypische dakbedekkingen. De doelstelling is om de onderzoeksresultaten mee te delen aan het technici die betrokken zijn bij de brandvoorkoming (architecten, ingenieurs, brandweerofficieren, preventieadviseurs, …)
7 Vertegenwoordiging binnen externe organen 7.1 Erkenning Het Belgisch erkenningsysteem wordt georganiseerd door de wet van 20 juli 1990 betreffende de accreditatie van instellingen voor de conformiteitbeoordeling. Dit systeem wordt gecoördineerd door de Nationale Raad voor Accreditatie en Certificatie. De Algemene Directie is lid van die Raad, alsook van de coördinatiecommissie BELAC (belast met de uitwerking van de procedures) en van het bureau «certificatie van personen» belast met de behandeling van de dossiers voor erkenning van instellingen voor certificatie van personen.
7.2 Expert group on fire issues Eén van de essentiële vereisten van de Europese richtlijn (98/106/EG) betreffende de voor de bouw bestemde producten is de brandveiligheid. Om die richtlijn in de praktijk om te zetten, geeft de Europese Commissie aan het CEN (Europees Comité voor Normalisatie) mandaten, opdat dit centrum zogenaamde geharmoniseerde normen zou ontwikkelen die de EG-markering van de voor de bouw bestemde producten mogelijk zullen maken. De expert group on fire issues verzekert de follow-up van die mandaten en bereidt de beslissingen voor die
77
Terugkerende opdrachten
overeenkomstig de richtlijn genomen worden. De expert group on fire issues vergadert onder het voorzitterschap van de Europese Commissie.
De Algemene Directie vertegenwoordigt België in die groep. De voornaamste onderwerpen van het voorbije jaar waren:
• de indeling van het brandgedrag van de elektrische kabels en van de kabels voor gegevensoverdracht;
• de reactie bij brand van de bouwmaterialen; • het brandgedrag van sandwich panelen.
B2 RISICO’S VAN ZWARE ONGEVALLEN – SEVESO Na een ongeval in een chemische installatie nabij Seveso (in de buurt van Milaan, Italië) ontstond de Europese Richtlijn 82/501/EG van 24 juni 1982 die snel de benaming “Sevesorichtlijn” kreeg. Zij legde verplichtingen op, zowel aan de exploitant van een industriële activiteit met een risico op een zwaar ongeval, als aan de bevoegde overheidsdiensten. De doelstelling van de richtlijn is tweevoudig: de zware ongevallen met gevaarlijke stoffen vermijden en de gevolgen van dergelijke ongevallen voor de mens en het milieu beperken. De richtlijn van 1982 werd vervangen door de richtlijn 1996/82/EG van 9 december 1996 met dezelfde doelstellingen, maar met een breder toepassingsgebied. Aangezien zij de oorspronkelijke richtlijn volledig vervangt, is deze richtlijn gekend onder de naam “Seveso II”.
1 Naar Belgisch recht Op 21 juni 1999 hebben de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een samenwerkingsakkoord afgesloten “betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn”; zo werden de richtlijn Seveso II, het verdrag van Helsinki inzake de grensoverschrijdende gevolgen en de ILO-conventie nr. 174 in Belgisch recht omgezet. De wet van 22 mei 2001 bevestigt het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaams, het Waals en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn.
78
Terugkerende opdrachten
2 Seveso-installaties in België Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen twee categorieën van Seveso-installaties. Enerzijds de zogenaamde «drempel 1»-installaties of kleine installaties en anderzijds de «drempel 2»-installaties of grote installaties. In België zijn er momenteel 143 ‘grote’ Sevesoinstallaties en 195 ‘kleine’.
De verplichtingen van de exploitant variëren afhankelijk van het type installatie. Zowel de «drempel 2»-installaties als de «drempel 1»-installaties moeten zich kenbaar maken door een kennisgeving in te dienen en over een intern nood- en interventieplan beschikken. Daarentegen moet enkel de exploitant van een «drempel 2»-installatie een veiligheidsrapport opstellen op basis waarvan een extern nood- en interventieplan zal worden opgemaakt.
3 Seveso-fonds en de stijving ervan Per industriële activiteit wordt er een heffing geïnd overeenkomstig de wet van 21 januari 1987 ter stijving van het fonds voor risico’s van zware ongevallen en van het fonds voor preventie van zware ongevallen teneinde het SEVESO-fonds te stijven. Dat fonds strekt ertoe de door de Algemene Directie gerealiseerde investeringen te dekken ten einde de hulpdiensten uit te rusten met materieel dat onontbeerlijk is voor interventies waarbij gevaarlijke producten betrokken zijn. Het voormelde fonds wordt eveneens aangewend om dat materieel te onderhouden en studies of projecten ter zake te realiseren. In 2006 werden 128 Seveso-ondernemingen verzocht om een heffing te betalen. De inkomsten voor 2006 bedroegen in totaal 7.233.260,02 €.
79
Terugkerende opdrachten
Onderstaande grafiek toont het totale bedrag van de inkomsten van de Seveso-belastingen vanaf 1995:
800 750
713,66
735,96 724,99 723,33
Maart 2003
Maart 2004
700
X 10.000 EURO
650 600 550 500
505,85 489,59 485,87 496,28 488,52 478,66 488,23 480,42
450 400 350 300 250 200 191,76
150 1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
Maart 2002
Okt 2002
Maart 2005
Maart 2006
Série1 489,59 485,87 496,28 488,52 478,66 488,23 480,42 505,85 194,92 713,66 735,96 724,99 723,33 Jaar
In het aanslagjaar 2002 vonden er twee afzonderlijke Seveso-heffingen plaats: a) in maart werden de “drempel 2”-installaties onderworpen die reeds vóór de invoer van de Seveso II-wetgeving heffingsplichtig waren; b) in oktober werden enkel de bedrijven die, in uitvoering van de Seveso II-wetgeving, voor de eerste maal als «drempel 2»-installatie beschouwd werden, aan de Seveso-heffing onderworpen.
4 Bestedingsprogramma van het SEVESO-fonds De Seveso-heffingen vormen de inkomsten van het “fonds voor risico’s van zware ongevallen”. Jaarlijks wordt een bedrag van € 1.487.361,15 (60.000.000 BEF) van die inkomsten ingeschreven op de begroting van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg ter spijzing van het “Fonds voor preventie van zware ongevallen”.
80
Terugkerende opdrachten
Op de begroting van het departement Binnenlandse Zaken worden drie uitgavenposten ingeschreven: a) Personeelskrediet voor de bezoldiging van het federale en provinciale personeel belast met het beheer van het fonds voor risico’s van zware ongevallen; b) Werkingskrediet voor diverse administratie-, werkings- en studiekosten betreffende de bescherming van de bevolking tegen de gevaren van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen; c) Investeringskrediet bestemd voor diverse investeringen betreffende de risico’s van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen.
5 Specifieke projecten van het SEVESO-fonds 5.1 Ondergrondse pijpleidingen Na de ramp met een aardgasleiding te Gellingen in 2004 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken gevraagd actiekaarten op te stellen die de interventieprocedure bij incidenten met ondergrondse pijpleidingen ten behoeve van de brandweer nader bepalen. Met het oog op de ontwikkeling van deze actiekaarten stelde de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid een werkgroep samen uit vertegenwoordigers van de brandweer, van de industrie (Fluxys, Fetrapi) en riep het de medewerking van een onafhankelijk wetenschappelijke expert (Sertius) in. In 2006 ontwikkelde de werkgroep in eerste instantie een overzichtelijke en compacte fiche met een interventieprocedure voor incidenten met aardgas. Deze actiekaart moet de eerste interventieploeg(en) van de brandweer toelaten om snel de eerste veiligheidsperimeter te kunnen bepalen bij een incident met aardgas. De structuur van de actiekaart ‘aardgas’ zal de basis vormen voor gelijkaardige fiches van andere types van ondergrondse pijpleidingen (propyleen, ethyleen, enz.). Die fiches zullen in de loop van 2007 verder ontwikkeld worden. De Algemene Directie is er zich terdege van bewust dat een praktijkgerichte opleiding over de actiekaart onontbeerlijk is om het correcte gebruik van de actiekaart op het terrein te kunnen garanderen. In nauwe samenwerking met de provinciale brandweerschool van Antwerpen (PIBA) heeft de werkgroep een vlot leesbare handleiding opgesteld die niet alleen het gebruik van de actiekaart toelicht, maar tevens informatie verstrekt over een aantal aspecten van ondergrondse pijpleidingen. De verspreiding van de actiekaarten en de handleiding onder de brandweerkorpsen, evenals de bijhorende opleidingen, zijn gepland in de eerste helft van 2007. Tijdens de vergaderingen van de werkgroep ‘actiekaarten’ stelde de Algemene Directie eveneens vast dat de brandweerkorpsen nood hadden aan een operationele cartografie van transportpijpleidingen.
81
Terugkerende opdrachten
In overleg met de Algemene Directie Crisiscentrum heeft de Algemene Directie ervoor geopteerd om het aanleveren van een operationele cartografie in twee fasen te laten verlopen: In 2006 werd aan de brandweerkorpsen die een pijpleiding op hun grondgebied hebben, éénmalig een papierversie van de ‘pijpleiding’-kaarten overgemaakt. In een volgende fase zullen de cartografische gegevens via een onafhankelijke pc-server ter beschikking gesteld worden van alle Belgische brandweerkorpsen en de operationele eenheden van de Civiele Bescherming. Een server biedt immers het voordeel dat de gegevens permanent geactualiseerd blijven, met het oog op veilige interventies, steeds actueel en accuraat blijven. De aansluiting van de brandweer op de server is voorzien voor de eerste helft van 2007.
5.2 Beoordeling van de Seveso-veiligheidsrapporten De noodplanningszones van de Seveso-inrichtingen vormen een onmisbare schakel voor het opstellen van de externe noodplannen van die bedrijven. Deze zones vormen immers de perimeters waarbinnen preventieve maatregelen voor het beschermen van de bevolking en het milieu zullen voorzien worden. De Algemene Directie heeft in 2006 het ontwerp van ministerieel besluit tot bepaling van de afbakeningscriteria van de noodplanningszones ter advies aan de Raad van State voorgelegd. De bemerkingen van de Raad van State noopten de Algemene Directie ertoe om het ontwerp van ministerieel besluit gedeeltelijk aan te passen en een nieuwe overlegronde met de gewesten op te starten. Het inwinnen van de adviezen van de gewestregeringen zijn namelijk onontbeerlijk in toepassing van artikel 16 van het Samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999. De publicatie van het ministerieel besluit is in 2007 gepland. Parallel met de besprekingen die reeds aangevat werden in het kader van de noodplanningszones werd het overleg met de brandweer in 2006 naar het voorplan gehaald. In uitvoering van artikel 5 § 2 van het Samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999, werden de brandweerkorpsen aangewezen als beoordelingsdienst van de veiligheidsrapporten van de zogenaamde “hoge drempel”- of “drempel 2”-inrichtingen. De Algemene Directie maakte in 2006 de nodige kredieten vrij om de brandweerdiensten financieel te vergoeden voor het beoordelen van een veiligheidsrapport. In overleg met de afgevaardigden van de brandweer werd een model van conventie opgesteld met het oog op de vergoeding van de gemeenten. Als dusdanig heeft de Algemene Directie een eerste belangrijke stap gezet om de brandweer toe te laten hun taak als beoordelingsdienst met voldoende ondersteuning uit te voeren. In 2007 zullen uniforme en eenduidige beoordelingscriteria worden opgesteld die het de brandweer zullen mogelijk maken om de veiligheidsrapporten op een rationele en duidelijke manier te beoordelen.
5.3 Werkgroep Technologische risico’s + BIG De brandweer wordt dagelijks geconfronteerd met de gevolgen van incidenten met gevaarlijke stoffen. Het succes van een dergelijke interventie is in niet geringe mate afhankelijk van de gehanteerde interventieprocedure, vooral indien er korpsen uit verschillende brandweerzones betrokken zijn. In 2006 besloot de Algemene Directie om de “best practices” van de diverse interventieprocedures te groeperen, analyseren en te herwerken in één uniforme actiefiche bij ongevallen met gevaarlijke stoffen.
82
Terugkerende opdrachten
Daartoe richtte de Algemene Directie een werkgroep op, bestaande uit experts van de brandweer en de Civiele Bescherming. De doorgedreven inspanningen van de werkgroep resulteerden niet alleen in een actiefiche, maar tevens in functiefiches van iedere betrokken categorie van hulpverleners (centralist, eerste interventieploeg, coördinator op het terrein, enz.). In 2007 zullen de actie- en functiefiches door middel van studiedagen verspreid worden onder de brandweerkorpsen. Het aspect “opleiding” zal eveneens verder worden uitgediept. Aansluitend op de activiteiten van de voormelde werkgroep was de Algemene Directie er zich terdege van bewust dat het tijdens incidenten met gevaarlijke stoffen van primordiaal belang is dat de eerste hulpverleners snel de betrokken gevaarlijke stof(fen) kunnen identificeren en de eigenschappen ervan (eigenschappen, bestrijdings- en beschermingsmaatregelen, enz.) kennen. Daarom heeft zij in 2006 een procedure van openbare aanbesteding gelanceerd met het oog op de aankoop van een performant informatie-instrument over gevaarlijke producten, voor elk brandweerkorps. BIG (Brandweerinformatiecentrum gevaarlijke stoffen) werd geselecteerd om de brandweerkorpsen en de operationele eenheden van de Civiele Bescherming dit informatieinstrument, zijnde een op CD-ROM consulteerbare databank van gevaarlijke stoffen, aan te reiken. Gelet op het operationele belang voor de hulpdiensten om tijdens het incidentenbeheer over toegang tot een dergelijke databank van gevaarlijke producten te beschikken, heeft de Algemene Directie er bovendien voor geopteerd om dit informatie-instrument volledig gratis ter beschikking te stellen van de brandweerkorpsen en om de bijhorende opleidingskosten voor haar rekening te nemen. De praktische verspreiding van de cd-roms zullen, evenals de opleidingen, in 2007 worden gerealiseerd.
B3 RISICO’S VAN NUCLEAIRE ONGEVALLEN Het koninklijk besluit van 17 oktober 2003 legt het nucleair en radiologisch rampenplan voor het Belgische grondgebied vast. Die tekst is enerzijds de vrucht van de ervaringen die opgedaan werden bij catastrofen in het buitenland (Tsjernobyl, Tokai-Mura, …) en bij nationale en internationale oefeningen waaraan België deelgenomen heeft. Anderzijds bouwt het voornoemde koninklijk besluit verder op het koninklijk besluit van 27 september 1991 waarin het ‘eerste’ nucleaire noodplan werd vastgelegd. Dat plan strekt ertoe de coördinatie te verzekeren van de maatregelen ter bescherming van de bevolking en het milieu in geval van radiologische noodsituaties die het Belgische grondgebied rechtstreeks of onrechtstreeks bedreigen. Het legt de uit te voeren opdrachten en de bevoegdheden van elkeen vast.
83
Terugkerende opdrachten
1 Het nucleair fonds Het fonds voor de risico’s van nucleaire ongevallen, het zogenaamde ‘nucleair’ fonds, werd opgericht in de begroting van de FOD Binnenlandse Zaken ten einde de kosten verbonden aan de uitvoering van het nucleair en radiologisch rampenplan voor het Belgisch grondgebied te dekken. Daartoe worden heffingen geïnd van de producenten van kernenergie. In 2006 hebben de heffingen een bedrag van 3.168.984,25 € opgebracht.
Die heffingen vormen de inkomsten van drie uitgavenkredieten op de begroting van het departement van Binnenlandse Zaken: a) Personeelskrediet voor de bezoldiging van het federale personeel belast met het beheer van het fonds voor de risico’s van nucleaire ongevallen; b) Werkingskrediet voor diverse administratie-, studie- en werkingskosten betreffende de bescherming van de bevolking tegen de gevaren van ioniserende stralingen; c) Investeringskrediet bestemd voor diverse investeringen betreffende de bescherming van de bevolking tegen de gevaren van ioniserende stralingen.
2 Specifieke projecten van het Nucleair fonds: aanpassing van de kaderconventies Het SCK-CEN (Studiecentrum voor Kernenergie), het IRE (Nationaal Instituut voor Radioelementen) en AVN (Association Vinçotte Nucléaire) zijn belangrijke partners bij de uitvoering het nucleair en radiologisch noodplan voor het Belgisch grondgebied (NUP), vastgesteld door het koninklijk besluit van 17 oktober 2003. Er wordt namelijk beroep gedaan op deze instellingen omwille van hun technische expertise in het kader van het nucleair noodplan. Hun expertise is niet enkel ten velde aangewezen (ter beschikking stellen van nucleaire meetploegen, radioactiviteitsmetingen, enz.), maar evenzeer bij de theoretische en praktische uitwerking van het nucleair noodplan (technisch advies bij nucleaire incidenten en oefeningen, opleiding van gespecialiseerd personeel, ondersteuning bij de uitwerking van nucleaire informatiecampagnes, enz.). De modaliteiten van de samenwerking tussen de Algemene Directie Crisiscentrum en de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid enerzijds en de gespecialiseerde nucleaire instellingen anderzijds werden op 29 november 2001 in kaderconventies vastgelegd. Deze conventies schetsen immers het “kader” waarbinnen de twee Algemene Directies beroep kunnen doen op de expertise van de drie instellingen met betrekking tot het nucleair noodplan.
84
Terugkerende opdrachten
In 2006 werden de kaderconventies geactualiseerd. Als dusdanig blijven de aangepaste kaderconventies een stevige basis voor een transparante en vruchtbare samenwerking tussen de betrokken partijen.
In concreto kan de expertise van de gespecialiseerde instellingen o.a. ingeroepen worden voor de onderstaande taken: a. In geval van een nucleair incident dienen de nucleaire crisiscellen zo snel mogelijk opgestart. De nucleaire instellingen hebben daarvoor een permanentiesysteem opgesteld waardoor ze 24u/24, 7d/7 in staat zijn om snel hun taak in de nucleaire crisiscellen (bv. technische evaluatie van het incident, metingen op het terrein) snel te kunnen uitvoeren. b. Het nucleair noodplan schetst in wezen enkel de grote principes die in geval van een nucleair incident moeten gehanteerd en gerespecteerd worden. Voor de praktische uitwerking van de richtlijnen doet de Algemene directie beroep op de technische expertise van de drie gespecialiseerde instellingen: opstellen van procedures voor de nucleaire crisiscellen, vastleggen van de nucleaire perimeters, enz. c. Nucleaire oefeningen vormen een essentiële schakel om de werking van het nucleair noodplan te testen, en waar nodig, bij te schaven (cf. lager). Zo staan SCK, IRE en AVN er borg voor dat de oefendoelstellingen vertaald worden in coherente oefenscenario’s. Bovendien waken zij over het goede verloop van de oefeningen door een concrete oefenmethodologie voor alle deelnemers uit te schrijven.
3 Oefeningen – Nucleair noodplan In 2006 heeft de Algemene Directie actief deelgenomen aan de voorbereiding, de uitvoering en de debriefing van de volgende nucleaire oefeningen:
• Oefening van KC Doel van 7 september 2006; • Oefening van grote omvang van het IRE Fleurus op 24 oktober 2006; • Oefening van KC Tihange van 9 november 2006. Uit de oefeningen en de debriefings konden nuttige lessen getrokken worden inzake:
• De waarschuwing, de bijeenroeping, de samenstelling en de werking van het Federaal Coördinatiecomité (CoFeCo) dat voorgezeten wordt door de Directeur van de Operaties van de Civiele Veiligheid, die de functie opneemt van Emergency Director van de overheid;
• • • •
De logistieke ondersteuning aan het CoFeCo; De communicatie en de relaties tussen het CoFeCo en de andere betrokken cellen; De manier waarop beslissingen worden genomen; Het gebruik van cartografische systemen (GIS) en van telecommunicatiemiddelen (videoconferentie) die ontwikkeld zijn de Algemene Directie Crisiscentrum;
• De landbouwproblematiek; • De relaties met de pers; • De interactie met de provinciale overheden en op het terrein.
85
Terugkerende opdrachten
De vertegenwoordigers van de verschillende federale overheidsdiensten waren zeer tevreden over het overleg en de multidisciplinaire samenwerking binnen het CoFeCo en konden besluiten dat de oefeningen geslaagd waren en een goede voorbereiding aantoonden, zowel inzake het nemen van strategische beslissingen als voor de operaties van de Civiele veiligheid op het terrein. In 2006 werden een handboek met de interne procedures, een huishoudelijk reglement en een formulier voor de communicatie van de beslissingen van het Federaal Coördinatiecomité (CoFeCo) opgesteld, dit om de werking van dit orgaan te verbeteren en de processen voor het nemen van beslissingen in geval van een nucleaire crisis te vergemakkelijken.
B4 NOODPLANNING De Algemene Directie werkt nauw samen met de Algemene Directie Crisiscentrum in het domein van de noodplanning. Zij coördineert in het bijzonder de materies die betrekking hebben op de openbare hulpdiensten (discipline 1) en de logistieke ondersteuning (discipline 4) die betrokken zijn bij de uitwerking van richtlijnen over de opstelling en de toepassing van nood- en interventieplannen. Hiervoor heeft ze meegewerkt aan de opstelling van de ministeriële omzendbrief van 26 oktober 2006 betreffende de nood- en interventieplannen (Belgisch Staatsblad van 10 januari 2007) dat de bepalingen formuleert uit het koninklijk besluit van 16 februari 2006 betreffende de nood- en interventieplannen (Belgisch Staatsblad van 15 maart 2006).
1 Noodplanning Tijdens de werkzaamheden met betrekking tot de specifieke domeinen inzake noodplanning, heeft de Algemene Directie in 2006 actief meegewerkt aan de volgende projecten:
1.1 Natuurrampen (hoogwater, overstromingen, tornado’s, enz.) De Algemene Directie heeft deelgenomen aan de werkgroep die voorgezeten werd door de Algemene Directie Crisiscentrum met het oog op de opstelling van een federaal nood- en interventieplan dat geactiveerd kan worden bij natuurrampen; en dit in overleg met de betrokken regionale diensten. Het plan herinnert aan de verantwoordelijkheden van de verschillende federale departementen, regionale ministeries en diensten, provinciale en gemeentelijke overheden en andere instellingen of diensten (KMI, Meteowing, FAVV, Rode Kruis, internationale organisaties).
86
Terugkerende opdrachten
Het bepaalt de activeringscriteria en -fases, de federale structuren (inclusief sociaaleconomisch) inzake de evaluatie, het beheer, de informatie, de coördinatie op het niveau van de verschillende betrokken departementen en op het niveau van de provincies en de gemeenten, alsook inzake de procedures voor de communicatie, alarmering, notificatie, met inbegrip van de buurlanden, en de informatie aan de bevolking.
1.2 Luchtvaartongevallen De Algemene Directie heeft deelgenomen aan de werkgroep die voorgezeten werd door de Algemene Directie Crisiscentrum met het oog op de opstelling van het federaal plan inzake luchtvaartongevallen ; het doel van dit plan is te zorgen voor de alarmering van de betrokken personen en overheden, de evaluatie van de situatie, het nemen van de beslissingen, de coördinatie van de middelen, de informatie aan de bevolking, de contacten met het buitenland, alsook met de Europese instanties en de internationale organisaties, en de opvolging van de getroffen maatregelen. Het plan herinnert aan de verantwoordelijkheden van de verschillende federale departementen, ministeries en diensten (FOD Mobiliteit en Vervoer, Administratie van het Luchtvervoer, de Minister van Justitie, de Minister van Landsverdediging, de Douane, de Minister van Buitenlandse Zaken, luchthavenuitbaters en -autoriteiten). Het regelt de relaties met de provinciale en gemeentelijke overheden, zowel in de provinciale fase (ondersteuning van de federale overheid aan de Gouverneur), als in de federale fase (coördinatie en beheer door de federale overheid).
Het legt de vooralarm- en alarmfases, alsook de samenstelling en de rol van de verschillende cellen vast die opgericht zijn om de gevolgen van luchtvaartongevallen te beheren om terug te keren naar de normale situatie:
• De evaluatiecel, die onder de leiding staat van de Directie Luchtvaart, bestaat uit de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid, Landsverdediging, de FOD Volksgezondheid, Belgocontrol en een expert van het betrokken gewest.
• De beheers- en coördinatiecel is samengesteld uit de betrokken federale en gewestelijke departementen ; ze neemt de belangrijke strategische beslissingen, neemt de politieke verantwoordelijkheid ervoor op zich en verzekert de uitvoering van de operationele coördinatie in overleg met de provinciale overheden.
• De informatiecel staat de beheerscel bij op het vlak van een communicatiestrategie, de organisatie van een informatiesysteem en het regelmatig waarschuwen en informeren van de bevolking over de beschermingsmaatregelen en de evolutie van de noodsituatie; ze bestaat uit de woordvoerders van de betrokken Departementen en de communicatieverantwoordelijke van het CGCCR;
87
Terugkerende opdrachten
1.3 NBRC-terrorisme De Algemene Directie heeft deelgenomen aan een werkgroep die voorgezeten werd door de Algemene Directie Crisiscentrum voor de opstelling van het federaal plan inzake de NBRCincidenten (met name terroristische incidenten) ; dit plan moet toegepast worden in de volgende situaties :
• Kwaadwillige dispersie van ziekteverwekkende biologische, chemische of radioactieve/ nucleaire stoffen;
• Verspreiding van een biologische stof via een menselijke of dierlijke overdrager; • Aanval op een installatie, opslagplaats of een transport met radioactieve/nucleaire of chemische stoffen;
• Het in de voedselketen of gezondheidsproducten, in het drinkwaterdistributienet in het milieu en in de natuurlijke omgevingen brengen van nucleaire/radioactieve, biologische, chemische stoffen;
• Aanslagen tegen personen en/of tegen plaatsen waarbij gebruik gemaakt wordt van radioactieve/nucleaire, biologische, chemische stoffen, of elke bedreiging om een van deze daden uit te voeren; in dergelijke gevallen leidt en coördineert de Eerste Minister de actie van de Regering en zit hij het Ministerieel Comité voor Inlichtingen en Veiligheid voor.
De Minister van Binnenlandse Zaken coördineert alle maatregelen die nodig zijn voor de toepassing van het plan in overleg met de Ministers van Landsverdediging, Volksgezondheid, Buitenlandse Zaken en Mobiliteit en met elke andere betrokken federale of gewestelijke Minister. De provinciale en gemeentelijke overheden nemen deel aan de operationele uitvoering van het plan, net als de gespecialiseerde diensten: ADCC, Civiele Veiligheid, geïntegreerde politie, federaal parket, Douane, Staatsveiligheid, ADIV, SEDEE/DOVO, FAVV, WIV, cel Medische Bewaking, CODA, FANC, KMI, CODA, NICC. Het plan bepaalt de activeringscriteria van de federale vooralarm- en alarmfases; het richt binnen het ADCC een structuur op die samengesteld is uit een evaluatie- en opvolgingscel, een beheerscel, een informatiecel, alsook een sociaal-economische cel; het plan bepaalt de opdrachten en de samenstelling ervan. Het plan voorziet vooraf bepaalde reactieschema’s op basis van standaardsituaties.
2 Bijzondere risico’s 2.1 Plan inzake vogelgriep De Algemene Directie ligt aan de basis van de opstelling van de ministeriële omzendbrief VGA1 van 6 april 2006 omtrent de vogelgriepepidemie bij dieren of de dreiging van een vogelgriepepidemie bij dieren in België. Zij is vertrokken van de vaststelling dat de hulpdiensten niet over coherente operationele informatie en instructies beschikten om te interveniëren in deze context. Eenduidige en duidelijke operationele richtlijnen en interventieprocedures drongen zich op.
88
Terugkerende opdrachten
Deze omzendbrief formuleert de instructies voor de lokale overheden, de hulpdiensten en de politie. Ze is het resultaat van een vruchtbare nauwe multidisciplinaire samenwerking tussen de vertegenwoordigers van de disciplines 1 (brandweer en Civiele Bescherming), 3 (Politie) en 4 (logistieke ondersteuning, voornamelijk de Civiele Bescherming), de Algemene Directie Civiele Veiligheid en de Algemene Directie Crisiscentrum, rekening houdend met de voorschriften van het Commissariaat Influenza en van het FAVV. Er werd belangrijk materieel voor de persoonlijke bescherming van de interveniënten en voor de ontsmetting aangekocht, dat bewaard wordt in de operationele eenheden van de Civiele Bescherming. Indien nodig wordt dit materieel ter beschikking gesteld van de brandweer.
2.2 Interventies op spoorwegen De Algemene Directie heeft een werkgroep voorgezeten bestaande uit vertegenwoordigers van de NMBS en LAGERBEL, alsook van brandweerdiensten teneinde een gemeenschappelijke aanpak te bepalen voor de hulpdiensten in geval van interventies op spoorwegen.
Op basis van de aanbevelingen van deze werkgroep, heeft de Minister van Binnenlandse Zaken ingestemd met een aantal voorstellen:
• de NMBS zal de brandweerdiensten en de permanente eenheden van de Civiele Bescherming informeren over de interventieprocedures op spoorwegen;
• de NMBS zal een spoorwegcartografie uitwerken en meedelen aan de hulpdiensten; • de NMBS zal de leden van deze diensten opleiden inzake het gebruik van de aardingsstangen voor de bovenleiding ;
• de NMBS zal, na de opleiding, het materieel verstrekken voor de uitschakeling van de spanning van de bovenleiding aan de brandweerdiensten en aan de permanente eenheden van de Civiele Bescherming;
• tot slot zal een algemene opleiding inzake spoorwegrisico’s geïntegreerd worden in het opleidingsprogramma van de leden van de brandweer en van de Civiele Bescherming.
Al deze maatregelen zullen geoperationaliseerd worden in 2007.
2.3 Brandbestrijding op de Beneden – Zeeschelde Tot voor de politiehervorming was de brandbestrijding op de Beneden-Zeeschelde een politiebevoegdheid. Maar deze problematiek werd beheerd door het Bestuur van het Zeewezen (FOD Mobiliteit en vervoer). Bij de politiehervorming werden deze bevoegdheden door de Algemene directie overgenomen. Een nieuw contract moet afgesloten worden om de inzet van brandblusboten mogelijk te maken in geval van brand aan boord van boten op de Beneden-Zeeschelde. Een lastenboek werd in 2006 opgesteld.
89
Terugkerende opdrachten
C
Aankoop van materieel 54 lastenboeken en 19 prijsaanvragen 149 gedeeltelijk voorlopige opleveringen
De Directie Materieel handelt in toepassing van:
• de wet van 31 december 1963 betreffende de Civiele Bescherming; • het koninklijk besluit van 8 november 1967 houdende, voor de vredestijd, organisatie van de gemeentelijke en gewestelijke brandweerdiensten en coördinatie van de hulpverlening in geval van brand;
• het koninklijk besluit van 23 maart 1970 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de gemeenten die over een brandweerdienst beschikken, in aanmerking komen voor een staatsbijdrage voor de aankopen van brandweermaterieel;
• de wet van 21 januari 1987 inzake de risico’s van zware ongevallen bij bepaalde industriële activiteiten (wet SEVESO);
• de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle;
• de wetgeving betreffende de overheidsopdrachten.
Wie zijn we? De Directie Materieel is belast met de aankoop van het interventiematerieel en de persoonlijke beschermingsmiddelen voor de 251 Belgische brandweerdiensten. Ook het aanschaffen van het interventiematerieel en de uitrusting voor de operationele diensten van de Civiele Bescherming behoort tot haar takenpakket. De Directie koopt eveneens het nodige materieel aan dat gebruikt wordt in het kader van de hulpverleningsplannen. Deze plannen treden in werking bij nucleaire ongevallen (aankopen via het nucleair fonds) of bij incidenten met ondernemingen waar grote industriële risico’s aan verbonden zijn (aankopen via het Seveso-fonds).
1 Meer dan enkel aankopen Het takenpakket van de Directie Materieel valt uiteen in drie grote activiteiten:
• het aankopen van het materieel voor de brandweer en de Civiele Bescherming; • het onderhoud van het materieel en de uitrusting; • het aanwenden van hun expertise.
90
Terugkerende opdrachten
1.1 Aankoop van het materieel De Directie Materieel koopt het nodige materieel aan voor de Civiele Bescherming en de Belgische brandweerkorpsen. Ze onderhoudt daartoe talrijke contacten met de gemeenten die over een brandweerdienst beschikken, de provinciegouverneurs en de Minister. In het kader van deze aankopen is de Directie belast met het opstellen van de technische specificaties (technische nota’s) voor het aan te kopen materieel, het verdedigen van die voorstellen voor een gebruikscommissie en het opstellen van de bijzondere bestekken en andere documenten inzake prijsaanvragen. Vervolgens worden die documenten voorgelegd aan de bevoegde overheid (de Minister, Voorzitster van de FOD of de Directeur-generaal). Indien nodig voert de Directie Materieel de diverse formaliteiten uit i.v.m. de bekendmaking van de overheidsopdrachten. Vervolgens gaat ze over tot de opening van de offertes waarna deze onderzocht worden op hun administratieve en technische regelmatigheid. Aan de hand van het verslag van die analyse formuleert ze een voorstel waarbij de opdracht toegewezen (“gegund”) wordt aan een bepaalde leverancier. Ze stelt eveneens de bestelbonnen op en verzekert de administratieve opvolging van de bestellingen (in samenwerking met de boekhouding): borgtocht, eventuele wijzigingsclausules, prijsherzieningen, enz. De Directie Materieel staat ook in voor de technische follow-up van de gefabriceerde producten en de kwalitatieve controle van de leveringen. Ze voorziet in de verschillende soorten opleveringen (met de gebruikscommissie, de leveranciers, bepaalde laboratoria en gespecialiseerde instellingen), die voorzien zijn in de reglementering inzake overheidsopdrachten. Ze organiseert ook de opleidingen die deel uitmaken van de contractuele verplichtingen tussen de leveranciers en de diensten waarvoor het materieel bestemd is. De Directie Materieel werkt bovendien nauw samen met de Financiële Directie voor de uitvoering van de budgetten inzake vastleggingen en ordonnanceringen. Ze controleert ook de facturen en bereidt de dossiers voor met het oog op de terugvordering van het aandeel van de gemeente (25% van het aangekochte materieel). Ten slotte ziet de Directie toe op de naleving van de contractuele verplichtingen van de leveranciers tijdens en na de waarborgperiode.
1.2 Onderhoud van het materieel en de uitrusting De onderhoudscontracten voor het aangekochte materieel worden afgesloten door de Directie Materieel. De follow-up van de uitvoering van die contracten en de controle van de facturen behoren ook tot de verantwoordelijkheden van de Directie, net zoals het opstellen van de onderhoudscontracten in het kader van gebouwen (blusapparaten, reiniging, …) samen met de opvolging van de uitvoering ervan en de controle van de facturen. Ze brengt eveneens advies uit over de voorstellen tot herstelling van het materieel van de Civiele Bescherming en over bepaalde kleinere en aanvullende aankopen. Ze beheert ook de inventaris van het operationele materieel van de Civiele Bescherming, van inschrijving tot afschrijving. Het beheer van de brandstofbevoorrading en de controle van het verbruik van het materieel van de Civiele Bescherming vallen eveneens onder de onderhoudsbevoegdheden van de Directie.
1.3 Aanwenden van expertise De Directie Materieel treedt op als deskundige voor de technische gebruikscommissies die belast zijn met het vastleggen van de essentiële vereisten waaraan het aan te kopen materieel moet voldoen. De Directie helpt de hulpdiensten en de administraties die daartoe verzoeken bij het opstellen van de technische specificaties en het aankopen en opleveren van materieel. Ze geeft ook advies over het onderhoud of de vernieuwing van sommige uitrustingen.
91
Terugkerende opdrachten
2 Verwezenlijkingen in 2006 2.1 Gebruikte kredieten In 2006 heeft de Directie Materieel uitrustingen en materieel aangekocht voor de volgende bedragen: 1) 13.469.896,27 € voor de aankopen bestemd voor de brandweerdiensten, d.w.z. een daling van 30% in vergelijking met 2005; 2) 3.693.990,28 € voor de aankopen bestemd voor de brandweerdiensten op basis van het fonds dat het aandeel terugvordert van de gemeenten, de intercommunales en de dienst voor brandweer en dringende medische hulp van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, d. w.z. een stijging met 8% in vergelijking met 2005; 3) 1.887.892,90 € voor de aankopen bestemd voor de Civiele Bescherming, d.w.z. een stijging met 34% in vergelijking met 2005; 4) 5.162.598,20 € voor de Seveso-aankopen, d.w.z. een stijging met 14% in vergelijking met 2005; 5) 1.502.729,10 € voor de aankopen in het kader van de nucleaire veiligheid, d.w.z. een daling van 18% in vergelijking met 2005.
2.2 Personeel van de Directie Materieel Het aantal lastenboeken dat in 2006 door de Directie Materieel werd behandeld lag erg hoog. De overgrote meerderheid van de markten waarop materieel kon worden aangekocht, liep af in 2006 en moest dus afgelopen jaar hernieuwd worden. Dit extra werk werd opgevangen door de aanwerving van enkele nieuwe ingenieurs. Na een korte inloopperiode in 2005 draaiden ze afgelopen jaar mee als voltijdse equivalenten. Door hun komst werd de productiviteit van de Directie gevoelig verhoogd.
2.3 Een grote uitdaging: de nieuwe lastenboeken en het puntensysteem voor de bestekken In 2005 verschenen de eerste lastenboeken en technische nota’s onder hun nieuwe vorm. Hierdoor wordt het mogelijk om offertes te evalueren en te vergelijken aan de hand van een puntensysteem. Wat het aantal lastenboeken betreft was 2006 een echt recordjaar voor de Directie Materieel. Er werden er 54 opgesteld en gepubliceerd, allemaal in hun nieuwe vorm. In 2005 waren dat er slechts 12. In 2006 werden de eerste offertes geëvalueerd en vergeleken aan de hand van een puntensysteem. Na een korte inlooptijd heeft deze nieuwe manier van evalueren zijn efficiëntie, gebruiksvriendelijkheid en grote objectiviteit bewezen.
92
Terugkerende opdrachten
Ter herinnering, het nieuwe puntensysteem voor de lastenboeken hanteert een aantal principes: 1° Eén bestek per type materieel Elk bestek moet volledig en “self-sufficient” zijn. Het moet met andere woorden alle technische vereisten i.v.m. de desbetreffende opdrachten bevatten, zonder verwijzingen naar andere technische nota’s.
2° Meer eenvoud inzake het materieelontwerp Voorheen gaven de technische nota’s dikwijls de voorkeur aan spitsvondig materieel, wat zich dan ook vaak vertaalde in een erg hoge kostprijs. Voortaan wordt alles wat niet onontbeerlijk is voor de goede werking van het desbetreffende materieel uit de bestekken geschrapt.
3° Een vereenvoudiging van de procedure In het verleden was er binnen de Directie Materieel de tendens om, op basis van de tests die de ingenieurs lieten uitvoeren, te controleren of het door de kandidaat-inschrijvers voorgestelde materieel voldeed aan de gevraagde normen. Voortaan worden de kandidaatinschrijvers verplicht een attest inzake conformiteit met de gevraagde normen voor te leggen.
4° Een betere leesbaarheid van de technische nota’s Alle vereisten voor eenzelfde deel van het materieel worden systematisch gegroepeerd (motor, elektriciteit, pompen, …). De inschrijvers moeten in hun offerte hetzelfde schema volgen, waardoor de analyse en de vergelijking van de offertes aanzienlijk versneld is. In het verleden nam het opstellen van vergelijkende tabellen van offertes vaak weken in beslag.
5° Een maximale objectiviteit in de analyse van de offertes De technische nota wordt opgedeeld in twee delen:
• Het eerste deel heeft betrekking op de verplichte vereisten. Zodra een offerte aan één van deze criteria niet voldoet, wordt zij als onregelmatig verworpen.
• Het tweede deel heeft betrekking op de elementen die als pluspunt beschouwd worden. Elk pluspunt krijgt een aantal punten toegewezen die verwijzen naar het respectieve belang van dat element. Bij het lezen van het bestek weten de leveranciers aan welke punten ze bijzondere aandacht moeten besteden, willen ze in aanmerking komen om weerhouden te worden. De analyse van de offertes wordt op die manier heel wat objectiever. De best gerangschikte leverancier zal immers voor de als belangrijkst beschouwde rubrieken diegene zijn met de beste offerte op technisch vlak.
93
Terugkerende opdrachten
2.4 Lastenboeken en technische nota’s opgemaakt in 2006 die uitgemond zijn in een toewijzing van markten In 2006 hebben 43 lastenboeken en technische nota’s geleid tot de toewijzing van nieuwe markten. Het gaat om het volgende materieel:
2.4.1 Stroomgroep 5 kVA Ze worden gebruikt door de hulpdiensten om elektrische pompen, projectoren en andere elektrische gereedschappen te voeden met stroom van 220V of 380V. Ze bieden een uitstekende bescherming aan de intervenanten dankzij hun dubbele isolatie.
2.4.2 Stroomgroep 8 kVA Ze worden gebruikt door de hulpdiensten om elektrische pompen, projectoren en andere elektrische gereedschappen te voeden met stroom van 220V of 380V. Ze bieden een uitstekende bescherming aan de intervenanten dankzij hun dubbele isolatie.
94
Terugkerende opdrachten
2.4.3 Oliedammen voor ondiepe waters Deze oliedammen worden door de Civiele Bescherming aangewend om oppervlaktevervuiling op ondiepe rivieren en hun oevers in te dijken. De vervuiling stapelt zich op achter de oliedammen en kan zo makkelijk worden opgeruimd.
2.4.4 Oliedammen voor diepe waters Deze oliedammen worden door de Civiele Bescherming aangewend om oppervlaktevervuiling op diepe maar rustige waterlopen, kanalen en andere wateroppervlakten in te dijken. De vervuiling stapelt zich op achter de oliedammen en kan zo makkelijk worden opgeruimd.
95
Terugkerende opdrachten
2.4.5 Motorpomp MP 10 bar – 1500 liter/minuut Deze pomp wordt door de hulpdiensten gebruikt om water te transporteren maar ook om tankwagens, tankcontainers of waterreservoirs te vullen.
2.4.6 Eenheid voor het bevoorraden en wegpompen van water Het betreft hier een eenheid met een hydraulische motor met een maximaal debiet van 4000 liter bij 8 bar. De eenheid bestaat uit een kleine container voor de persslangen, een kleine container voor het pompsysteem en een grote platformcontainer met een oprolsysteem voor de persslangen. De kleine containers kunnen in de grote vervoerd worden. Deze eenheid wordt gebruikt om water op te pompen vanuit oppervlaktewater en het te vervoeren over een afstand van ongeveer 1 kilometer. Ze kan ook aangewend worden om tankwagens en waterreservoirs te vullen of als ledigingspomp.
2.4.7 Warmtebeeldcamera voor interventies tijdens branden Deze camera wordt gebruikt door de brandweerdiensten om de brandweermannen toe te laten zich veilig te verplaatsen in met rook gevulde ruimtes. Ze laat ook toe slachtoffers te detecteren en punctuele temperatuurmetingen uit te voeren.
2.4.8 Systeem voor draadloze beeldoverdracht De warmtebeeldcamera is uitgerust met een draadloze 4-kanaals overdrachteenheid voor beelden.
2.4.9 Detectiebuisjes - Perceel 1 Glazen buisje met een chemische agent dat bij aanwezigheid van bepaalde stoffen in bijvoorbeeld de omgevingslucht van kleur zal veranderen. Op die manier kunnen onbekende productfamilies opgespoord, geïdentificeerd en op een kwalitatieve manier gemeten worden. De buisjes kunnen gebruikt worden met een manuele of een automatische pomp.
2.4.10 Detectiebuisjes - Perceel 2 Glazen buisje met een chemische agent dat bij aanwezigheid van bepaalde stoffen in bijvoorbeeld de omgevingslucht van kleur zal veranderen en een bepaalde concentratie zal indiceren. Op die manier kunnen concentraties van productfamilies of verontreinigende stoffen op een kwantitatieve manier gemeten worden. De buisjes kunnen gebruikt worden met een manuele of een automatische pomp.
2.4.11 Detectiebuisjes - Perceel 3 Een plaatje met 10 glazen buisjes die aangewend worden voor microdetectie en het meten, zowel kwalitatief als kwantitatief, van de concentratie van eenzelfde component of zelfs productfamilies. De buisjes worden gebruikt met een digitaal afleesbare aanzuigeenheid.
2.4.12 Motorpomp MP 6 bar – 500 liter/minuut Deze pomp wordt door de hulpdiensten aangewend om water te transporteren maar ook om tankwagens, tankcontainers of waterreservoirs te vullen. Ze kan ook ingezet worden als ledigingspomp.
2.4.13 Zandzakken in jute Deze juten zandzakjes kunnen tot 15 kg zand bevatten en worden gebruikt om dijken op te werpen die in geval van overstroming het water moeten tegenhouden. Deze zakken zijn biologisch afbreekbaar.
96
Terugkerende opdrachten
2.4.14 Zandzakken in synthetisch weefsel Deze synthetische zandzakjes kunnen tot 15 kg zand bevatten en worden gebruikt om dijken op te werpen die in geval van overstroming het water moeten tegenhouden. Deze zakken zijn niet biologisch afbreekbaar.
2.4.15 Opblaasbaar douchesysteem voor decontaminatie van gaspakken Opblaasbare douche om na een interventie de gaspakken te decontamineren met warm of koud water met of zonder detergent.
2.4.16 Draagbare dompelpomp Elektrische pomp die zowel horizontaal als verticaal inzetbaar is. Ze beschikt over een debiet van 400 liter per minuut.
97
Terugkerende opdrachten
2.4.17 Pomp 10 bar – 10.000 liter/minuut Pomp met een grote capaciteit die door de hulpdiensten gebruikt wordt om water te transporteren over grote afstanden of om brandweerlansen met een groot debiet te voorzien van water.
2.4.18 Gaspakken (chemische beschermkledij) Deze worden door de hulpdiensten aangewend in omstandigheden waarbij chemische besmetting door giftige producten is opgetreden. Ze dienen de intervenanten integraal te beschermen.
2.4.19 Oefengaspakken (chemische oefenbeschermkledij) Tijdens oefeningen wordt het dragen van chemische beschermkledij met deze pakken gesimuleerd.
2.4.20 Onderkledij voor de gaspakken Deze onderkledij wordt door de hulpdiensten gedragen onder de oefengaspakken en de gaspakken.
2.4.21 Huur kranen en hoogtewerkers Verschillende types van kranen en hoogtewerkers kunnen in het kader van deze markt worden gehuurd. Deze kranen en hoogtewerkers worden gebruikt om sirenes op gebouwen en op pylonen te plaatsen. Omdat deze kranen duur zijn in aankoop, is huren een goedkopere oplossing bij sporadisch gebruik.
2.4.22 Brandweervesten en –broeken Deze kledij wordt door de hulpdiensten gebruikt in geval van brandweerinterventies. Eén van de gestelde eisen was het gebruik van het materiaal van het type Nomex aangezien het een grote vuurbestendigheid en scheurweerstand biedt.
2.4.23 Schuimconcentraat klasse A Het schuimconcentraat klasse A wordt gebruikt om, gemengd met water, vaste stofbranden te blussen.
2.4.24 Schuimconcentraat klasse B Het schuimconcentraat klasse B wordt gebruikt om, gemengd met water, polaire en apolaire vloeistofbranden te blussen.
2.4.25 Personeel- en materieelwagen: versie 4×2 Deze worden ingezet om het nodigde materieel en personeel naar de interventieplaats te transporteren. Ze zijn uitgerust met een geïntegreerde lier met een capaciteit van 5 ton en dit zowel voor- als achterwaarts. De versie 4×2 wordt enkel gebruikt op gewone wegen.
2.4.26 Halfzware autopomp 4×2 Deze wordt aangewend om 6 personen en het nodige materieel naar de interventieplaats te vervoeren zodat er diverse interventies kunnen worden uitgevoerd. Het is een multifunctioneel voertuig dat gebouwd werd om zo snel en efficiënt mogelijk het vuur te bestrijden in geval van brand. De versie 4×2 wordt enkel gebruikt op gewone wegen.
98
Terugkerende opdrachten
2.4.27 Halfzware autopomp 4×4 Deze wordt gebruikt om 6 personen en het nodige materieel naar de interventieplaats te vervoeren zodat er diverse interventies kunnen worden uitgevoerd. Het is een multifunctioneel voertuig dat gebouwd werd om zo snel en efficiënt mogelijk het vuur te bestrijden in geval van brand. De versie 4×4 kan niet alleen op gewone maar ook moeilijk berijdbare wegen gebruikt worden.
2.4.28 Container “stroomaggregaat, dompelpompen en kraan” Het gaat hier om een laadvlak container die uitgerust is met een elektrisch stroomaggregaat van 130 kVA, twee elektrische dompelpompen van elk 11.000 liter bij 1 bar, een kraan die toelaat deze pompen in het water te zetten, een verlichtingsmast en twee materieelkasten. Deze pompen worden aangewend bij overstromingen of om tankwagens of industriële autopompen te vullen.
2.4.29 Hydraulisch vrijmakingsmaterieel Dit materieel moet in de voertuigen van de Belgische hulpdiensten geplaatst worden. Het is bestemd om personen vrij te maken die gekneld zitten in voertuigen die betrokken zijn bij een ongeval of personen die vastzitten onder het puin van gebouwen, bruggen, enz.
2.4.30 Pneumatisch hefmaterieel Deze hefkussens zijn bestemd om lasten, voertuigen en puin op te heffen, om openingen te maken, om spleten te vergroten of om voorwerpen te verwijderen bij reddings- en vrijmakingsoperaties wanneer de omstandigheden niet toelaten om de traditionele hef- en vrijmakingsmiddelen te gebruiken (instortingen, gekantelde ladingen, verkeersongevallen, spoorwegongevallen, tramongevallen en alle ongevallen waarbij grote lasten opgetild of verplaatst moeten worden).
2.4.31 Autoladder klasse 30 Automatische ladder met een telescopische ladderstructuur gemonteerd op een voertuig met 2 assen en uitgerust met een korf aan het uiteinde die tot 3 personen kan dragen. De autoladder wordt door de hulpdiensten gebruikt om interventies uit te voeren tot een hoogte van 30 m.
2.4.32 Autoladder klasse 30 met telescopische knikarm Automatische ladder met een telescopische ladderstructuur gemonteerd op een voertuig met 2 assen en uitgerust met een korf aan het uiteinde die tot 3 personen kan dragen. Het uiteinde van de ladderstructuur is uitgerust met een telescopische knikarm die de korf draagt. De autoladder wordt door de hulpdiensten ingezet om interventies uit te voeren tot een hoogte van ongeveer 29 m. De knikarm is vooral nuttig wanneer obstakels zoals puntdaken en dergelijke moeten overwonnen worden.
2.4.33 Persslangen 25 mm Deze persslangen van 25 mm diameter worden door de hulpdiensten gebruikt om water onder druk te transporteren naar de brandweerlansen of om reservoirs te vullen. Aan het uiteinde zijn ze uitgerust met symmetrische en gestandaardiseerde koppelingen.
2.4.34 Persslangen 45 mm Deze persslangen van 45 mm diameter worden door de hulpdiensten gebruikt om water onder druk te transporteren naar de brandweerlansen of om reservoirs te vullen Aan het uiteinde zijn ze uitgerust met symmetrische en gestandaardiseerde koppelingen.
99
Terugkerende opdrachten
2.4.35 Persslangen 70 mm Deze persslangen van 70 mm diameter worden door de hulpdiensten gebruikt om water onder druk te transporteren naar de brandweerlansen of om reservoirs te vullen. Aan het uiteinde zijn ze uitgerust met symmetrische en gestandaardiseerde koppelingen.
2.4.36 Persslangen 110 mm Deze persslangen van 110 mm diameter worden door de hulpdiensten gebruikt om water onder druk te transporteren naar de brandweerlansen of om reservoirs te vullen. Aan het uiteinde zijn ze uitgerust met symmetrische en gestandaardiseerde koppelingen.
2.4.37 Persslangen 150 mm Deze persslangen van 150 mm diameter worden door de hulpdiensten gebruikt om water onder druk te transporteren naar de brandweerlansen of om reservoirs te vullen. Aan het uiteinde zijn ze uitgerust met symmetrische en gestandaardiseerde koppelingen.
2.4.38 Absorberend product voor het schoonmaken van wegen Het gaat hier om een absorberend product onder de vorm van samengeperst poeder dat aangewend wordt om wegen die vervuild zijn met vloeibare koolwaterstoffen schoon te maken.
2.4.39 Absorberend product voor het schoonmaken van wateroppervlakten Het gaat hier om een absorberend product onder de vorm van samengeperst poeder dat gebruikt wordt om rivieren en ander wateroppervlakten die vervuild zijn met vloeibare koolwaterstoffen schoon te maken.
2.4.40 Apparaat voor de detectie en het meten van onbekende vloeibare en vaste stoffen (Hazmat ID) Het gaat hier om een elektronisch apparaat dat op het terrein onbekende giftige vloeibare en vaste stoffen (zoals poeders) detecteert, identificeert en meet. Het werkt op basis van spectrofotometrische infrarood-metingen.
2.4.41 Brandweerhelmen Deze worden gebruikt door de hulpdiensten tijdens hun interventies. Er werd bijzondere aandacht besteed aan de branden schokbestendigheid van deze brandweerhelmen.
2.4.42 Tankwagen 8.000 liter Deze tankwagen kan tot 8.000 liter water transporteren en wordt voornamelijk aangewend als een versterking om de autopompen bij een interventie van water te voorzien. Hij kan ook een brand blussen aangezien hij uitgerust is met zowel een pomp met hoge en een met lage druk, een persslang met een brandweerlans (hoge druk) en een volledig systeem met menginrichting voor schuim of detergent. Hij beschikt ook over een spuitsysteem vooraan het voertuig en kan op die manier gebruikt worden om snel grote oppervlakten en wegen schoon te spuiten met water, detergent of schuim.
100
Terugkerende opdrachten
2.4.43 Tankwagen 12.000 liter Deze tankwagen kan tot 12.000 liter water transporteren en wordt voornamelijk ingezet als een versterking om de autopompen bij een interventie van water te voorzien. Hij is uitgerust met een lage druk pomp waarmee de tank van de wagen kan gevuld en leeggemaakt worden.
Samenvattende tabel van de nieuw toegewezen markten in 2006
Type materieel
Eenheidsprijs van het materieel (in €, zonder BTW)
Datum van toewijzing markt
Naam van de opdrachtnemer van de markt
Stroomgroep 5 kVA
9/01/2006
5.180,00
Etn. Pol Vanassche & Cie N.V.
Stroomgroep 8 kVA
9/01/2006
6.080,00
Etn. Pol Vanassche & Cie N.V.
Oliedammen voor ondiepe waters
21/03/2006
Diverse prijzen
Ecoterres S.A.
Oliedammen voor diepe waters
21/03/2006
Diverse prijzen
Ecoterres S.A.
Motorpomp MP 10 bar – 1500 liter/minuut
4/04/2006
8.285,00
Etn. Pol Vanassche & Cie N.V.
Eenheid voor het bevoorraden en wegpompen van water
27/06/2006
205.775,57
Somati Vehicles N.V.
Warmtebeeldcamera voor interventies tijdens branden
27/06/2006
10.850,00
Fire Technics N.V.
Systeem voor draadloze beeldoverdracht
27/06/2006
3.670,00
Fire Technics N.V.
Detectiebuisjes, perceel 1
8/09/2006
Diverse prijzen
Dräger Safety Belgium N.V.
Detectiebuisjes, perceel 2
8/09/2006
Diverse prijzen
Dräger Safety Belgium N.V.
Detectiebuisjes, perceel 3
8/09/2006
Diverse prijzen
Dräger Safety Belgium N.V.
Motorpomp MP 6 bar – 500 liter/minuut
12/09/2006
4.115,00
Fire Technics N.V.
Zandzakken in jute
15/09/2006
0,175
La Zéloise N.V.
Zandzakken in synthetisch weefsel
15/09/2006
0,175
Etn. Pol Vanassche & Cie N.V.
Opblaasbaar douchesysteem voor decontaminatie van gaspakken
4/10/2006
8.200,00
Fire Technics N.V.
Draagbare dompelpomp
13/10/2006
1.195,00
Etn. Pol Vanassche & Cie N.V.
Pomp 10 bar – 10.000 liter/ minuut
18/10/2006
140.000,00
Fire Technics N.V.
Gaspakken
25/10/2006
2.700,00
Vanassche Services N.V.
Oefengaspakken
25/10/2006
1.670,00
Vanassche Services N.V.
28,77
Vandeputte Medical & Security N.V.
Onderkledij voor de gaspakken
25/10/2006
Huurkranen
25/10/2006
Diverse prijzen
Montaco N.V.
30/10/2006
Vesten: 269,25 Broeken: 181,98
Sioen N.V.
Brandweervesten en –broeken Schuimconcentraat klasse A
6/11/2006
Diverse prijzen
Vanrullen BVBA
Schuimconcentraat klasse B
6/11/2006
Diverse prijzen
Vanassche Services N.V.
101
Terugkerende opdrachten
Personeel- en materieelwagen: versie 4×2
8/11/2006
165.000,00
Fire Technics N.V.
Halfzware autopomp 4×2
8/11/2006
203.926,30
Etn. Pol Vanassche & Cie N.V.
Halfzware autopomp 4×4
8/11/2006
226.711,30
Etn. Pol Vanassche & Cie N.V.
Container “stroomaggregaat, dompelpompen en kraan”
8/11/2006
181.521,00
Somati Vehicles N.V.
Hydraulisch vrijmakingsmaterieel
16/11/2006
15.460,00
Etn. Pol Vanassche & Cie N.V.
Pneumatisch hefmaterieel
16/11/2006
1.940,00
Vanassche Services N.V.
Autoladder klasse 30
21/11/2006
455.473,00
Somati Vehicles N.V.
Autoladder klasse 30 met telescopische knikarm
21/11/2006
525.000,00
Fire Technics N.V.
Persslangen 25 mm
23/11/2006
56,36
Vanrullen BVBA
Persslangen 45 mm
23/11/2006
59,59
Vanrullen BVBA
Persslangen 70 mm
23/11/2006
93,34
Vanrullen BVBA
Persslangen 110 mm
23/11/2006
273,08
Vanrullen BVBA
Persslangen 150 mm
23/11/2006
606,00
Vanrullen BVBA
Absorberend product voor het schoonmaken van wegen
24/11/2006
10,80 voor 40 liter
Etn. Pol Vanassche & Cie N.V.
Absorberend product voor het schoonmaken van wateroppervlakten
24/11/2006
10,80 voor 40 liter
Etn. Pol Vanassche & Cie N.V.
Apparaat detectie en meten vloeibare en vaste stoffen
4/12/2006
92.190,00
Smiths Heimann S.A.S. (France)
Brandweerhelmen
7/12/2006
285,00
Dräger Safety Belgium N.V.
Tankwagen 8.000 liter
7/12/2006
211.455,62
Etn. Pol Vanassche & Cie N.V.
Tankwagen 12.000 liter
7/12/2006
196.650,00
Vanassche Services N.V.
102
Terugkerende opdrachten
2.5 Lastenboeken en technische nota’s opgemaakt in 2006 maar niet uitgemond in een toewijzing van markten In 2006 mondden 23 lastenboeken en technische nota’s nog niet uit in een toewijzing van markten. Het gaat om het volgende materieel:
2.5.1 Elektrische onderdompelbare ledigingspomp
Deze onderdompelbare ledigingspomp wordt gebruikt voor het oppompen van water met onzuivere deeltjes met een diameter tot 50 mm. Ze wordt aangedreven door een waterbestendige elektrische motor en is ook op verschillende meters diepte inzetbaar. Het draag- en beschermingskader en haar gewicht staan toe dat ze door slechts twee personen kan getransporteerd worden. Deze markt werd op 3 januari 2007 toegewezen.
2.5.2 Lichte snelle hulpwagen 4×2 De lichte snelle hulpwagen is bestemd voor de Belgische hulpdiensten. Hij kan snel 3 personen vervoeren naar de plaats van interventie. Hij is uitgerust met een geïntegreerde lichtmast, een stroomgroep, een blussysteem met schuim en vrijmakingsmaterieel om klemzittende personen te kunnen bevrijden. Het voertuig is een stadscamionette met 2 wielassen en met een maximaal toegelaten massa van 5 ton (volgens het Belgische PVG). In het achterste gedeelte van het voertuig zijn er compartimenten geïnstalleerd, waarin het interventiematerieel kan opgeborgen worden.
103
Terugkerende opdrachten
2.5.3 Lichte snelle hulpwagen 4×4 De lichte snelle hulpwagen is bestemd voor de Belgische hulpdiensten. Hij kan snel 3 personen vervoeren naar de plaats van interventie. Hij is uitgerust met een geïntegreerde lichtmast, een stroomgroep, een blussysteem met schuim en vrijmakingsmaterieel om klemzittende personen te kunnen bevrijden. Het voertuig is een stadscamionette met 2 wielassen, 4-wielsaandrijving en met een maximaal toegelaten massa van 5 ton (volgens het Belgische PVG). In het achterste gedeelte van het voertuig zijn er compartimenten geïnstalleerd, waarin het interventiematerieel kan opgeborgen worden.
2.5.4 Autoladder klasse 24 Automatische ladder met een telescopische ladderstructuur gemonteerd op een voertuig met 2 assen en uitgerust met een korf aan het uiteinde die tot 3 personen kan dragen. De autoladder wordt door de hulpdiensten gebruikt om interventies uit te voeren tot een hoogte van 24 m.
2.5.5 Autoladder klasse 30 met knikarm Automatische ladder met een telescopische ladderstructuur gemonteerd op een voertuig met 2 assen en uitgerust met een korf aan het uiteinde die tot 3 personen kan dragen. Aan het uiteinde van de ladderstructuur bevindt zich de knikarm die de korf draagt. De autoladder wordt door de hulpdiensten gebruikt om interventies uit te voeren tot een hoogte van ongeveer 29 m. De knikarm is vooral nuttig wanneer obstakels zoals puntdaken en dergelijke moeten overwonnen worden.
2.5.6 Auto-elevator 25 meter Het gaat hier om een automatische elevator bestaande uit een telescopische mast gemonteerd op een voertuig met 2 assen en uitgerust met een korf aan het uiteinde waarin plaats is voor 4 personen. Aan het uiteinde van mast bevindt zich de knikarm die de korf draagt. Over de gehele lengte van de telescopische mast werd een reddingsladder bevestigd. De auto-elevator wordt door de hulpdiensten gebruikt om interventies uit te voeren tot een hoogte van 25 m en is vooral nuttig wanneer obstakels zoals puntdaken en dergelijke moeten overwonnen worden.
2.5.7 Auto-elevator 30 meter Het gaat om een automatische elevator bestaande uit een telescopische mast gemonteerd op een voertuig met 3 assen en uitgerust met een korf aan het uiteinde waarin plaats is voor 4 personen. Aan het uiteinde van de mast bevindt zich de knikarm die de korf draagt. Over de gehele lengte van de telescopische mast werd een reddingsladder bevestigd. De auto-elevator wordt door de hulpdiensten gebruikt om interventies uit te voeren tot een hoogte van ongeveer 29 m en is vooral nuttig wanneer obstakels zoals puntdaken en dergelijke moeten overwonnen worden.
2.5.8 Ademhalingstoestellen Deze worden gebruikt door de hulpdiensten wanneer het inhaleren van de lucht bepaalde risico’s inhoudt. Het toestel bestaat uit een masker met zuurstofvoorziening, een elektronische manometer en luchtflessen van 300 bar in composietmateriaal.
2.5.9 Apparaat voor de detectie en analyse van gassen en dampen (gas-ID) Het gaat hier om een apparaat dat op het terrein gebruikt wordt om giftige producten in gasen dampvorm te detecteren en te identificeren. Het apparaat baseert zich op spectrofotometrische gegevens.
104
Terugkerende opdrachten
2.5.10 AGS AGS (Aereal Gamma Spectrometers) is een detectie- en meetsysteem, gebaseerd op spectrometrische analyse, voor radioactieve gammastralen. Dit systeem is ontworpen om in een helikopter geplaatst te worden en kan, in geval van een nucleaire ramp, de radioactiviteit van een nucleaire wolk detecteren en meten. De ruimtelijke resolutie en de gevoeligheid van de AGS zijn voldoende groot om vanuit de lucht erg snel het stralingsniveau afkomstig van de grond van grote oppervlakten in kaart te brengen.
2.5.11 Bosbrandvoertuig De tankwagen “bosbrandvoertuig” is bestemd voor de Belgische hulpdiensten en moet 3 personen en het nodige materieel kunnen vervoeren naar de plaats van interventie. Het is een compacte terreinwagen speciaal gebouwd om bosbranden te bestrijden. Op het chassis is een superstructuur geïnstalleerd met een tank van 2.000 liter, een hydraulische blusinstallatie en compartimenten om het interventiematerieel in op te bergen.
2.5.12 Tankwagen 4.000 liter 4×4 met PTO Deze tankwagen wordt aangewend om grote hoeveelheden water te transporteren in het kader van de bestrijding van bos- en heidebranden. Door de geïntegreerde pomp kan hij ook helpen bij het blussen van branden. De pomp wordt aangedreven door een PTO (Power Take Off) die een stuk van het vermogen van de motor gebruikt. Aangezien het hier gaat om een 4×4 kan het voertuig ook op moeilijk berijdbare wegen gebruikt worden.
2.5.13 Tankwagen 4.000 liter 4×4 met motorpomp Deze tankwagen wordt aangewend om grote hoeveelheden water te transporteren in het kader van de bestrijding van bos- en heidebranden. Door de geïntegreerde pomp kan hij ook helpen bij het blussen van branden. De pomp wordt aangedreven door een explosiemotor die onafhankelijk van de motor van de tankwagen werkt. Aangezien het hier gaat om een 4×4 kan het voertuig ook op moeilijk berijdbare wegen gebruikt worden.
2.5.14 Eenheid voor het bevoorraden en wegpompen van water: pompcontainer De pompcontainer maakt deel uit van een eenheid die gebruikt wordt om water op te pompen uit open water en het te transporteren over een afstand van een kilometer. De eenheid kan ook aangewend worden als ledigingspomp of om tankwagens of reservoirs te vullen. De pompcontainer bevat het pompsysteem, aangedreven door een hydraulische motor, waarvan het debiet 10.000 liter kan bereiken bij 10 bar.
2.5.15 Eenheid voor het bevoorraden en wegpompen van water: container persslangen De container met persslangen maakt deel uit van een eenheid die gebruikt wordt om water op te pompen uit open water en het te transporteren over een afstand van een kilometer. De eenheid kan ook aangewend worden als ledigingspomp of om tankwagens of reservoirs te vullen. De container met persslangen kan de slangen vervoeren die nodig zijn om het water te transporteren over een afstand van een kilometer en heeft een debiet van 10.000 liter bij 10 bar. Het bevat bovendien ook een oprolsysteem voor de persslangen.
2.5.16 Watertankcontainer De watertankcontainer bestaat uit een watertank van versterkt polyester en een motorpomp PFPN 10 – 1500 die in een materieelkast vooraan de container geplaatst wordt. De container is gemonteerd op een 6 meter lange slede en biedt de mogelijkheid om 9.500 liter water te transporteren of te stockeren. Hij wordt gebruikt door de hulpdiensten en is ontworpen om water en allerhande ondersteunend materieel ter brandbestrijding naar de plaats van interventie te vervoeren. Door de kwaliteit van de tank kan er eventueel ook drinkwater mee worden getransporteerd.
105
Terugkerende opdrachten
2.5.17 Schuimtankcontainer De schuimtankcontainer bestaat uit een tank van 9.500 liter, bestand tegen allerhande soorten schuim die gebruikt worden in het kader van brandbestrijding, en een motorpomp PFPN 6 – 500 die in een materieelkast vooraan de container geplaatst wordt. De container heeft een lengte van 6 meter en kan, afhankelijk van de dichtheid van het schuim, 9.500 liter AFFFschuim of 8.000 liter proteïnerijk schuim bevatten. Hij is bestemd voor de hulpdiensten om schuim en ondersteunend materieel ter brandbestrijding naar de plaats van interventie te vervoeren.
2.5.18 Haakarmvoertuig met kraan Het haakarmvoertuig weegt 26 ton en beschikt over een 6×4 aandrijving. Het wordt door de hulpdiensten gebruikt om containers te transporteren tot 12 ton met een maximale lengte van 6,4 meter. Het voertuig is uitgerust met een hydraulische kraan die een ton kan opheffen vanaf 10 meter afstand.
2.5.19 Haakarmvoertuig zonder kraan Het haakarmvoertuig weegt 26 ton en beschikt over een 6×4 aandrijving. Het wordt door de hulpdiensten gebruikt om containers te transporteren tot 14 ton met een maximale lengte van 6,4 meter.
2.5.20 Materieelcontainer met 2 horizontaal opendraaiende deuren Gesloten container die door de hulpdiensten aangewend wordt om materieel mee te transporteren. Hij is uitgerust met 2 horizontaal opendraaiende deuren achteraan en een zijwaartse verticale klapdeur. De binnenste wanden van de container zijn uitgerust met beschermingsbalken en balken om het getransporteerde materieel mee vast te zetten. Achteraan op het dak is een blauw zwaailicht voorzien.
2.5.21 Materieelcontainer met een verticaal opendraaiende deur Gesloten container die door de hulpdiensten aangewend wordt om materieel mee te transporteren. Hij is uitgerust met een verticaal opendraaiende klapdeur achteraan die ook als laadhelling kan gebruikt worden. Er is ook gezorgd voor een horizontaal opendraaiende deur aan de zijkant. De binnenste wanden van de container zijn uitgerust met beschermingsbalken en balken om het getransporteerde materieel mee vast te zetten. Achteraan op het dak is een blauw zwaailicht voorzien.
2.5.22 Ledigingspomp Deze ledigingspomp is bestemd voor het pompen van water bij overstromingen of voor het leegpompen van watertanks en reservoirs. Ze wordt aangedreven door een explosiemotor en kan een debiet bereiken van 500 liter bij 1,5 bar. De pomp kan getransporteerd worden door maximaal 4 personen en dit door middel van een draag- en beschermingskader.
2.5.23 Oplegger met tank van 25.000 liter Deze oplegger heeft een tank van 25.000 liter en wordt gebruikt door de hulpdiensten om water te transporteren in het kader van brandbestrijding en zelfs voor het vervoeren van drinkwater. De oplegger is uitgerust met een motorpomp waarmee de tank kan gevuld en leeggemaakt worden.
106
Terugkerende opdrachten
2.6 Prijsaanvragen Als de verwachte kostprijs van sommige opdrachten minder bedraagt dan 67.000 €, omdat het materieel niet duur is of omdat de gewenste hoeveelheid beperkt is, richt de Directie Materieel prijsaanvragen aan potentiële leveranciers. Ook hier moeten de toewijzingscriteria gepreciseerd en de technische kenmerken van het gewenste materieel gedetailleerd weergegeven worden. Het gaat hier wel om een soepelere procedure in vergelijking met de lastenboeken aangezien er hier geen sprake is van publicatie of van een officiële opening van de offertes. Het is echter vanzelfsprekend dat alle ontvangen offertes met elkaar moeten vergeleken worden. Hoeveelheid
Type materieel
6000
Stofmaskers
2
12
Decontaminatieportiek
3
24
Rugvernevelaars
4
3000
Veiligheidsbrillen
3000
Onderkledij
5
3000
Paar veiligheidsschoenen
6
3
Tenten
7
2
Detectoren voor portieken
1
8
200 + 500 + 1000
Wegwerpkledij voor baby’s, kinderen en volwassenen
9
1
Elementen voor Nijhuispompen
10
1
Materieelcontainer met verticaal opendraaiende deur
11
3
Materieelcontainer met horizontaal opendraaiende deuren
12
1
Ademluchtcompressor
13
3
Tenten
14
53
Dosismeter met afleeseenheid
15
1
Telescopische lader
16
2
Verdeelstukken Storz 205 mm en 150 mm
17
1
Zoutstrooier voor Unimog
18
4
Verdeelstukken 150 mm en 110 mm
19
1
Slijkpomp SPB 5000 (aanhangwagen)
107
Terugkerende opdrachten
2.7 De gedeeltelijk voorlopige oplevering De Directie Materieel stelt zich niet tevreden met het bestellen van het materieel. Ook de levering van het materieel wordt door de Directie Materieel opgevolgd. Op die manier controleert de Directie of het geleverde materieel voldoet aan de gevraagde technische kenmerken.
Het gaat om een essentiële opdracht die veel energie vergt, zoals blijkt uit de 149 gedeeltelijk voorlopige opleveringen die uitgevoerd werden in 2006.
Type materieel
Gemeente
Datum gedeeltelijk voorlopige opleveringen
Persslangen
Tubeke
4/01/2006
Persslangen
Permanente Eenheid Ghlin
4/01/2006
Snelle hulpwagen
Zoersel
18/01/2006
Snelle hulpwagen
Kapellen
18/01/2006
Ademhalingstoestellen
Diverse brandweerdiensten
19/01/2006
Dinant
20/01/2006
Permanente Eenheid Liedekerke
23/01/2006
Tubeke
26/01/2006
Oostende
27/01/2006
Autoladder klasse 30 Persslangen Persslangen Industriële autopomp
Grote Wacht Jabbeke
27/01/2006
Autoladder klasse 24
Waremme
30/01/2006
Pneumatisch hefmaterieel
Tankwagen 8.000 liter, 4x4
Tongeren
10/02/2006
Auto-elevator 25 m
Turnhout
10/02/2006
Overdrukventilator
Bertrix
15/02/2006
Overdrukventilator
Thuin
15/02/2006
Diverse projectoren
Permanente Eenheid Ghlin
15/02/2006
Lommel
20/02/2006
Rochefort
20/02/2006
Huy
20/02/2006
Rochefort
20/02/2006
Snelle hulpwagen
Kortrijk
21/02/2006
Snelle hulpwagen
Gistel
21/02/2006
Haakarmvoertuig zonder kraan Halfzware autopomp Pneumatisch hefmaterieel Tankwagen 12.000 liter
Permanente Eenheid Ghlin
9/03/2006
Halfzware autopomp
Eupen
10/03/2006
Halfzware autopomp
Moeskroen
10/03/2006
Lier
10/03/2006
4 pompen DPI 400
Maldegem, Soignies, Bertrix, Hoeselt
10/03/2006
Overdrukventilator
Hamoir
10/03/2006
Persslangen
Hydraulisch vrijmakingsmaterieel
Projectoren+ accessoires Auto-elevator 25 m
Grote Wacht Jabbeke
10/03/2006
Gent
13/03/2006
108
Terugkerende opdrachten
Permanente Eenheid Crisnée
13/03/2006
Haakarmvoertuig zonder kraan, 4x4
Grote Wacht Jabbeke
16/03/2006
Haakarmvoertuig zonder kraan, 4x4
Grote Wacht Jabbeke
16/03/2006
Antwerpen, Mol, Charleroi
17/03/2006
Provincie Waals-Brabant
17/03/2006
Tankwagen 8.000 liter
Persslangen Tankwagen 12.000 liter
Provincie Namen
17/03/2006
22 verschillende brandweerdiensten
28/03/2006
Snelle hulpwagen
Luik
29/03/2006
Snelle hulpwagen
Zelzate
29/03/2006
7 verschillende brandweerdiensten
29/03/2006
Tankwagen 12.000 liter Persslangen
Persslangen
Civiele Bescherming
31/03/2006
Lichte chemische beschermingspakken
Diverse brandweerdiensten
31/03/2006
Pomp met menginstallatie voor schuim
Diverse Permanente Eenheden Civiele Bescherming
4/04/2006
Beringen
4/04/2006
Diverse Permanente Eenheden Civiele Bescherming
6/04/2006
Permanente Eenheid Crisnée
6/04/2006
Fosses-la-Ville
7/04/2006
Charleroi
7/04/2006
Permanente Eenheid Brasschaat
7/04/2006
Blousons
Tankwagen 8.000 liter Beschermingspakken tegen radioactiviteit Accessoires beschermingspakken tegen radioactiviteit Halfzware autopomp Halfzware autopomp Hydraulisch vrijmakingsmaterieel Hydraulisch vrijmakingsmaterieel Overdrukventilatoren
Permanente Eenheid Liedekerke
7/04/2006
Brussel, Tienen, Aalst, Zottegem, Hasselt
7/04/2006
Geel
7/04/2006
Persslangen
8 verschillende brandweerdiensten
18/04/2006
Persslangen
3 verschillende Permanente Eenheden Civiele Bescherming
21/04/2006
Halfzware autopomp
Koksijde
21/04/2006
Halfzware autopomp
Yvoir
21/04/2006
Permanente Eenheid Liedekerke, Brasschaat, Jabbeke
21/04/2006
Huy
21/04/2006
Haakarmvoertuig zonder kraan, 4x4
Grote Wacht Jabbeke
26/04/2006
Haakarmvoertuig zonder kraan, 4x4
Grote Wacht Jabbeke
26/04/2006
Miniwarn
Verschillende brandweerdiensten en Permanente Eenheden Civiele Bescherming
28/04/2006
Gasdetector X-am 700
Verschillende brandweerdiensten en Permanente Eenheden Civiele Bescherming
28/04/2006
Permanente Eenheden Civiele Bescherming
28/04/2006
Maskers
Verschillende brandweerdiensten en Politie
28/04/2006
Maskers
Verschillende brandweerdiensten en Politie Luik
28/04/2006
Tankwagen 8.000 liter
Yvoir
2/05/2006
Autoladder klasse 30
Kruibeke
2/05/2006
Permanente Eenheid Ghlin
3/05/2006
Grote Wacht Jabbeke
11/05/2006
Telescopische lans voor water en schuim
Elro-pompen Overdrukventilatoren
Maskers
Haakarmvoertuig met kraan, 6x4 Haakarmvoertuig zonder kraan, 4x4
109
Terugkerende opdrachten
Grote Wacht Jabbeke
11/05/2006
Halfzware autopomp
Wommelgem
19/05/2006
Halfzware autopomp
Bergen
19/05/2006
Auto-elevator 25 m
Bilzen
22/05/2006
Stroomgroep 5 kVA
St Ghislain
31/05/2006
Haakarmvoertuig zonder kraan, 4x4
Antwerpen
31/05/2006
Grote Wacht Jabbeke
31/05/2006
Tankwagen 8.000 liter
Genk
9/06/2006
Tankwagen 8.000 liter
Moorslede
9/06/2006
Lommel
16/06/2006
Stroomgroep 8 kVA Multifunctioneel voertuig
Halfzware autopomp
Malle
16/06/2006
Permanente Eenheid Brasschaat
23/06/2006
Snelle hulpwagen
Vielsalm
23/06/2006
Snelle hulpwagen
Beerse
28/06/2006
Halfzware autopomp Slijkpomp SPB 5000 (aanhangwagen)
Florennes
28/06/2006
Diverse brandweerdiensten
29/06/2006
Tankwagen 12.000 liter
Sambreville
31/06/2006
Tankwagen 12.000 liter
Geldenaken
31/06/2006
Snelle hulpwagen Ademhalingstoestellen
Autoladder klasse 30
Oostkamp
5/07/2006
Autoladder klasse 30
Koksijde
5/07/2006
Autoladder klasse 30
Ieper
7/07/2006
Tankwagen 8.000 liter
Quievrain
7/07/2006
Autoladder klasse 30
Ieper
13/07/2006
Grote Wacht Jabbeke
20/07/2006
Stroomgroep 5 kVA
Dinant, Zoersel, Kapellen, Vielsalm, Florennes, Westerlo
11/08/2006
Autoladder klasse 30
Maaseik
11/08/2006
Halfzware autopomp
Bornem
29/08/2006
Halfzware autopomp
Waver
29/08/2006
Haakarmvoertuig zonder kraan, 6x4
Genk
8/09/2006
Haakarmvoertuig zonder kraan, 6x4
Grote Wacht Libramont
8/09/2006
Haakarmvoertuig zonder kraan, 6x4
Permanente Eenheid Brasschaat
8/09/2006
Spa
12/09/2006
Multifunctioneel voertuig
Snelle hulpwagen Snelle hulpwagen Watertankcontainer
Dinant
12/09/2006
Waregem
15/09/2006
Bernissart
15/09/2006
Gesloten container
Grote Wacht Libramont
15/09/2006
Gesloten container
Grote Wacht Libramont
15/09/2006
Grote Wacht Jabbeke
22/09/2006
Stroomgroep 5 kVA
Diverse brandweerdiensten
28/09/2006
Halfzware autopomp
Leopoldsburg
28/09/2006
Halfzware autopomp
Bree
28/09/2006
Permanente Eenheid Crisnée
12/10/2006
Tankwagen 8.000 liter
Multifunctioneel voertuig
Tenten
110
Terugkerende opdrachten
Haakarmvoertuig met kraan, 6x4
Grote Wacht Jabbeke
19/10/2006
Haakarmvoertuig zonder kraan, 6x4
Grote Wacht Jabbeke
19/10/2006
Haakarmvoertuig zonder kraan, 6x4
Grote Wacht Jabbeke
19/10/2006
Antwerpen
19/10/2006
Grote Wacht Libramont
20/10/2006
Halfzware autopomp
Namen
30/10/2006
Halfzware autopomp
Lede
30/10/2006
Halfzware autopomp
Dinant
30/10/2006
Snelle hulpwagen
Chimay
31/10/2006
Snelle hulpwagen
Charleroi
31/10/2006
Autoladder klasse 30 Rurale tankwagen 4.000 liter, 4x4
Dichtingsmaterieel
Grote Wacht Jabbeke
31/10/2006
Watertankcontainer
Bergen
10/11/2006
Auto-elevator 25 m
Menen
10/11/2006
Halle
10/11/2006
Ademhalingstoestellen
Diverse brandweerdiensten
10/11/2006
Nucleaire detectieportiek
Permanente Eenheid Crisnée
16/11/2006
Haakarmvoertuig zonder kraan, 6x4
Permanente Eenheid Liedekerke
24/11/2006
Haakarmvoertuig zonder kraan, 6x4
Permanente Eenheid Ghlin
24/11/2006
Haakarmvoertuig zonder kraan, 6x4
Grote Wacht Libramont
24/11/2006
Ieper
24/11/2006
Werkkledij
Opleidingscentrum Florival
30/11/2006
Tankwagen 12.000 liter
Diksmuide en Waasmunster
6/12/2006
Edegem
7/12/2006
Nijvel
7/12/2006
De Haan
7/12/2006
Autoladder klasse 30
Motorpomp MP 10 - 1500
Haakarmvoertuig zonder kraan, 6x4 Haakarmvoertuig zonder kraan, 6x4 Halfzware autopomp
Puurs
7/12/2006
Grote Wacht Jabbeke
11/12/2006
Snelle hulpwagen
Lier
12/12/2006
Snelle hulpwagen
Beauraing
12/12/2006
Halfzware autopomp Pakket dichtingsmaterieel
Permanente Eenheid Brasschaat
13/12/2006
Charleroi
15/12/2006
Zaventem en Beveren
15/12/2006
Halfzware autopomp
De Haan
18/12/2006
Halfzware autopomp
Puurs
18/12/2006
Haakarmvoertuig met kraan, 6x4
Waregem
19/12/2006
Haakarmvoertuig met kraan, 6x4
Bergen
19/12/2006
Schuimconcentraat klasse B Tankwagen 8.000 liter Schuimcontainer
2.8 Veiligheids- en identificatiemarkering van de voertuigen De nieuwe veiligheids- en identificatiemarkering van de brandweervoertuigen werd in 2006 ontwikkeld in samenspraak met de brandweerdiensten. Ze moet de voertuigen van de brandweerdiensten een herkenbaarder karakter geven bij het groter publiek.
111
Terugkerende opdrachten
De nieuwe markering zal in 2007 worden ingevoerd overeenkomstig de toekomstige ministeriële omzendbrief betreffende de veiligheid- en identificatiemarkering van voertuigen zwaarder dan 2,5 ton, opleggers met een totaal gewicht van meer dan 3,5 ton en opleggers en containers bestemd voor publieke brandweerdiensten.
De voornaamste elementen die omschreven (zullen) zijn in de ministeriële omzendbrief zijn de volgende:
• het zichtbare deel van het koetswerk moet aan de buitenzijde bedekt zijn met rode lakverf van het type RAL 3020;
• de voorbumper van het voertuig moet wit van kleur zijn; • de kleur van de velgen moet grijs metaal zijn. Indien de velgen van roestvrij materiaal zijn behoeven deze geen extra beschilderingen;
• De contouren van het voertuig moeten aangegeven worden in een retro-reflecterende markering, in overeenstemming met het koninklijk besluit van 17 maart 2003;
• Een identificatielogo staat toe de voertuigen van de brandweerdiensten onmiddellijk te herkennen. Dit logo bestaat uit parallellogrammen in retroreflecterende blauwe en gele kleur zoals hier wordt weergegeven:
Voorkant van het voertuig
Algemene regel: h =350 mm; 3/5 h =210 mm; 2/5 h =140 mm; 1/2 h =175 mm.
Kleuren van het logo:
• De onderste parallellogrammen zijn in retro-reflecterende geel RAL 1016 of nauw verwant met RAL 1016.
• De bovenste parallellogrammen zijn in retro-reflecterende blauw RAL 5017 of nauw verwant met RAL 5017.
Geometrie van het logo:
• De hellingshoek van de gekleurde parallellogrammen die het logo vormen is 60° ten opzicht van de horizontale as.
• Als de beschikbare oppervlakte op het koetswerk niet volstaat om een logo te plaatsen met een h van 350 mm, kan h kleiner zijn maar de volgende regel moet worden gerespecteerd:
h = 0,4 * H (± 10 %) waarbij
- h is minimum 150 mm
- H is de hoogte van de beschikbare oppervlakte voor het logo
112
Terugkerende opdrachten
2.9 Forums Forum februari 2006
De Algemene Directie van de Civiele Veiligheid organiseerde op 24 februari 2006 in het Federaal Opleidingscentrum voor de Hulpdiensten, op het kasteel van Florival, een evaluatieen discussiedag over de geleverde auto-elevatoren. Alle Belgische brandweerdiensten die deze auto-elevatoren gebruiken, waren uitgenodigd op dit forum. De bedoeling van dit forum was om opmerkingen en aanbevelingen te verzamelen van de gebruikers van het voertuig. Op die manier wordt het mogelijk om de vereisten in de nieuwe lastenboeken voor auto-elevatoren te optimaliseren. De forumdag bleek erg verrijkend voor de ingenieurs van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid. Het stelt hen in staat om materieel te leveren aan de brandweerdiensten dat beter aangepast is aan hun noden.
Forum oktober 2006 De Algemene Directie van de Civiele Veiligheid organiseerde op 18 en 25 oktober 2006 in het Federaal Opleidingscentrum voor de Hulpdiensten, op het kasteel van Florival, twee informatie- en communicatiedagen met de brandweerdiensten. Alle 251 Belgische brandweerdiensten werden uitgenodigd. Op de informatiedagen werd het belangrijkste nieuw rollend materieel voorgesteld dat weldra zal geleverd worden door de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid. Ook de manier waarop kredieten aan de brandweerdiensten worden toegewezen door de FOD Binnenlandse Zaken werd onder de aandacht gebracht.
113
Terugkerende opdrachten
Het woord werd ook aan de brandweerdiensten gegeven zodat de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid een beter zicht kan krijgen op hun verwachtingen over het materieel. Op die manier kan de Directie in de toekomst beter inspelen hun behoeftes.
De communicatie en het uitwisselen van ideeën tussen de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid en de brandweerdiensten waren de grootste verdiensten van de forumdagen.
2.10 Vogelgriep De risico’s tot een pandemie van vogelgriep in ons land in 2006, hebben ertoe geleid dat er specifieke beschermingsmaatregelen werden uitgewerkt. In het kader van die maatregelen moest er materieel aangekocht worden voor de uitrusting van de hulpdiensten. In het kader van de vogelgriep gaat het om het volgende materieel:
• • • • • • • •
Stoffilters zonder ventiel Stoffilters met ventiel Wegwerpbare handschoenen in nitril of latex Onderkledij en veiligheidsbrillen Veiligheidsschoenen in plastic die gedesinfecteerd kunnen worden Rugvernevelaars om kleine oppervlakten te desinfecteren Portieken voor het desinfecteren van vrachtwagens Desinfecterende producten
114
Terugkerende opdrachten
3 Perspectieven 2007 Het opstellen en bekendmaken van technische nota’s en lastenboeken, onder hun nieuwe vorm, zal voortgezet worden in 2007 met het oog op de vernieuwing van talrijke markten waarop materieel wordt aangekocht. De nieuwe lastenboeken zullen betrekking hebben op onder andere het volgende materieel:
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Hoge en lage werkschoenen Uniformen Werkjassen Werkbroeken Werkoveralls Polo’s Katoenen overalls Parka’s Blauwe hemden Witte hemden Platte schoenen Blousons Manuele brandweerlansen Overdrukventilatoren Het plaatsen en onderhouden van brandblusapparaten Controle van zuurstofflessen Gasdetectoren Onderhoud van gasdetectoren Dispersanten Dosismeters Onderhoud van dosismeters Beschermkledij type “Tyvek” Beschermkledij type “Splash” Wegwerpbare chemische beschermkledij Wegwerpbare nucleaire beschermkledij Chemische filters Industriële autopomp Grote vorkliften Karweiwagen
De bekendmakingen, de analyses van de offertes en de toewijzingen van de nieuwe markten van alle 23 lastenboeken die in 2006 werden opgesteld maar waarvan de markten nog niet werden afgesloten, zullen voortgezet worden in 2007. Voor een groot deel van de markten die in 2006 zijn toegewezen, zal 2007 het jaar zijn van de constructie en de voorlopige oplevering van verschillende prototypes. Gezien het hoge aantal markten dat werd afgesloten in 2006, zullen de keuringen en opleveringen van de prototypes
115
Terugkerende opdrachten
zonder twijfel een groot deel uitmaken van het werk van de Directie Materieel van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid. De Directie Materieel wil vanaf het 2de semester van 2007 ook reactief reageren op eventuele tekortkomingen van het materieel. Het betreft hier in de eerste plaats enkel ernstige tekortkomingen die het goed functioneren van het materieel in de weg staan. In 2007 zullen er ministeriële omzendbrieven worden opgesteld omtrent de containersledes en de markering op brandweerhelmen. Hiermee wordt een standaardisatie en een betere compatibiliteit tussen de verschillende hulpdiensten beoogt. Om het materieel van de hulpdiensten steeds operationeel te houden, zullen ook in 2007 onderhoudscontracten worden afgesloten voor het materieel dat geleverd werd door de Algemene Directie. Bovendien zouden studies, gebaseerd op bij de hulpdiensten verzamelde informatie, het mogelijk moeten maken om de essentiële punten te bepalen die in de toekomstige onderhoudscontracten opgenomen moeten worden. De veiligheids- en identificatiemarkering op de hulpverleningsvoertuigen, gezamenlijk ontwikkeld met de hulpdiensten, zal officieel worden vastgelegd en uitgevoerd worden in 2007. Ze moeten de voertuigen een herkenbaarder karakter geven bij het grotere publiek. Nog in 2007 zullen er via de semesteriele rapporten tevredenheidsenquêtes bij de hulpdiensten worden uitgevoerd omtrent het door de Algemene Directie geleverde materieel. Deze enquêtes bieden de mogelijkheid om enerzijds de behoeftes inzake het materieel van de hulpdiensten en anderzijds de eventuele slechte werking van het door die diensten gebruikte materieel te kennen. De integratie van die resultaten in toekomstige technische nota’s en lastenboeken komt de optimalisatie van de aankopen van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid ten goede.
De Algemene Directie organiseert ook in 2007 twee discussieforums met de gebruikers van het materieel. Op die manier wordt alle nuttige informatie over het aangekochte materieel aan de gebruikers verstrekt. Bovendien worden hun opmerkingen over het materieel genoteerd Die informatie stelt de Directie Materieel in staat de aankopen in de toekomst beter af te stemmen op de noden van de hulpdiensten. De thema’s die dit jaar aan bod zullen komen zijn onder andere:
• De autopomp waarvan de pomp vooraan de superstructuur wordt geplaatst; • Het multifunctionele voertuig, dat een combinatie is van een autopomp en een hoogtewerker;
• “Intelligente” kledij.
4 Conclusie Uit het voorgaande blijkt dat zowel voor de realisaties van 2006 als voor de vooruitzichten voor 2007 de Directie Materieel, zowel op administratief als op technisch vlak, elke dag opnieuw alles in het werk stelt om het meest efficiënte materieel aan te kopen voor de Belgische brandweerdiensten en de Civiele Bescherming
116
Terugkerende opdrachten
D
Telecommunicatie 1 Alarmering van de bevolking (de sirenes) De opdrachten van de Algemene Directie inzake telecommunicatie kunnen als volgt onderverdeeld worden:
a) Alarmering
• Opbouw van een elektronisch sirenenetwerk om de bevolking te kunnen waarschuwen. • Onderhoud van het elektronisch sirenenetwerk • Afbouw van een oud elektromechanisch sirenenetwerk. b) Analoge radiocommunicatie
• Onderhoud van het bestaande radionetwerk. c) Telecommunicatie
• Onderhoud en verdere actualisering van de 100 centrales voor de niet-politionele hulp aan de burgers: - Telefonie: vaste telefonie, GSM en Natinul/Rinsis-telefooncentrales. - Onderhoud van het analoog pager-netwerk. - Actualisering en implementering van nieuwe technieken in de huidige 100-centrales (invoering cartografie - automatische doorschakelsystemen).
• Voorbereiding en opvolging van de evolutie naar de nieuwe tetra-technologie van Astrid: - Invoering van Tetra-radio’s. (digitale radioverbinding). - Invoering van CAD (computer aided dispatching) in de 100-centra. - Overschakeling naar digitale pagers.
1.1 Context Kort na de Tweede Wereldoorlog werden op verschillende plaatsen in het land elektromechanische sirenes geïnstalleerd om de bevolking in geval van gevaar te alarmeren. Door de sirenes onderling met elkaar te verbinden ontstond een nationaal alarmeringsnet voor de bevolking. Gezien de veranderingen waarmee de samenleving geconfronteerd wordt (verhoging van de risico’s met betrekking tot de ontwikkeling van bepaalde industrieën, toename van de bevolking in de vroeger weinig bevolkte zones, gebruik van nieuwe technologieën, enz.), is de Algemene Directie in 1998 gestart met de bouw van een nieuw netwerk van elektronische sirenes, die opgesteld worden in de risicozones rond Seveso-bedrijven en nucleaire centra.
117
Terugkerende opdrachten
Deze elektronische sirenes waarschuwen de bevolking door niet alleen huiltonen te produceren, maar ook door summiere gesproken berichten uit te zenden, die de informatie die verspreid wordt via andere kanalen (televisie, internet, …) aanvullen. Parallel met de uitbouw van dit nieuwe netwerk, zorgt de Algemene Directie voor de ontmanteling van het oude netwerk van elektromechanische sirenes.
1.2 Het nieuw elektronisch alarmsysteem 1.2.1 Situatie van het elektronisch alarmeringsnet in 2006 Eind 2006, bestond het nieuwe alarmeringsnet van de bevolking uit 506 elektronische sirenes, in de omgeving van nucleaire centrales en de zogenaamde Seveso-bedrijven.
Ze zijn als volgt verdeeld over de verschillende provincies: Provincie Antwerpen
149
Provincie Henegouwen
51
Provincie Limburg
25
Provincie Luik
121
Provincie Luxemburg
2
Provincie Namen
97
Provincie Vlaams-Brabant
4
Provincie Oost-Vlaanderen
46
Provincie West-Vlaanderen
6
Provincie Waals-Brabant
5
Er moet echter nog een zeker aantal sirenes geïnstalleerd worden vooraleer het netwerk volledig is. Elke installatie van een sirene wordt voorafgegaan door een of meerdere bezoeken in situ en door onderhandelingen met de betrokken gemeenten, de eigenaars van de panden en eventueel ook met diverse instanties waarvan het advies of de toestemming nodig is. De opstelling van een sirene vereist in principe een bouwvergunning. In het Vlaams Gewest is deze vergunning niet vereist voor sirenes op bestaande gebouwen.
1.2.2 Activering van het alarmeringsnet De bediening van de sirenes is gebaseerd op een omvangrijk informaticasysteem. Dit informaticasysteem wordt ondersteund door een aanzienlijk radionetwerk en bevat middelen voor communicatie en overdracht van gegevens. Voor de besturing van deze sirenes beschikt de Alarmeringsdienst van de Algemene Directie over commandoposten in de operationele eenheden van de Civiele Bescherming. Relaisstations zijn verbonden met de verschillende commandoposten en moeten de ontvangst in verder gelegen gebieden garanderen.
118
Terugkerende opdrachten
De commandoposten en de daaraan gekoppelde relaisstations zijn opgesteld in:
• De operationele eenheid van Brasschaat (zenders: Brasschaat, Balen en Hasselt). • De operationele eenheid van Libramont (zenders: Libramont, Velaine-sur-Sambre en MesnilSt-Blaise).
• • • •
De operationele eenheid van Crisnée (zenders: Crisnée en Huy). De operationele eenheid van Liedekerke (zenders: Liedekerke, Gent, Beveren en Brussel). De operationele eenheid van Ghlin (zenders: Ghlin, Seneffe en Fleurus). De operationele eenheid van Jabbeke (zender: Jabbeke).
Daarnaast beschikt ook het 100-centrum in Hasselt over de nodige infrastructuur om sirenes in haar ambtsgebied te activeren. In de toekomst zullen ook de andere 100-centra met commandoposten voor de bediening van de elektronische sirenes worden uitgerust.
1.2.3 Infrastructuur Zowel het overbrengen van gesproken berichten als de transmissie van data en signalen, steunt op een net van pylonen met zenders, ontvangers, versterkers en antennes. De alarmeringsdienst is verantwoordelijk voor de uitbouw, de instandhouding en het onderhoud van deze infrastructuur. In 2006 bestond deze infrastructuur uit installaties te Brussel (Leuvenseweg), Gent (Citadelpark), Hasselt (Brandweer), Leuven (Brandweer), Lubbeek (Pellenberg) Namen (watertoren) en in elk van de operationele eenheden van de Civiele Bescherming.
1.2.4 Controle en onderhoud De goede werking van de sirenes wordt in het oog gehouden door cyclische controles op afstand. Elke dag controleert het centrale bedieningssysteem van de sirenes elke sirene afzonderlijk via het radionetwerk teneinde zich te vergewissen van de operationaliteit ervan. Bijkomende informatie over de werking van de sirenes wordt verstrekt via ‘stille tests’ die voor de bevolking niet hoorbaar zijn en die op geregelde tijdstippen worden uitgevoerd door de operatoren van de operationele eenheden van de Civiele Bescherming. Al deze informatie wordt automatisch doorgestuurd naar de nationale centrale te Brussel, waar ze geanalyseerd wordt. Zo nodig wordt een technische ploeg ter plaatse gestuurd om herstellingen uit te voeren. Op elke sirene is een sticker aangebracht met een 0800-nummer om aan de bevolking de kans te geven een eventuele abnormale werking van een sirene te signaleren. De Franstalige oproepen hiervoor worden gecentraliseerd in Libramont, de Nederlandstalige in Brasschaat. In 2006 kwam geen enkele oproep binnen om storingen te melden.
1.2.5 Luide tests van het alarmeringsnet In tegenstelling tot de stille tests, bieden luide tests ook de mogelijkheid om informatie in te winnen over de hoorbaarheid van de signalen. Deze tests worden vier maal per jaar gehouden (op de eerste donderdag van elk trimester). Bij elk van deze tests bleek in 2006 dat ongeveer 98% van de sirenes normaal gewerkt had.
119
Terugkerende opdrachten
1.3 Oud elektromechanisch alamreringsnet Parallel met de installatie van de nieuwe sirenes wordt het oud alarmeringsnet geleidelijk aan ontmanteld ; buiten de risicogebieden is deze ontmanteling vrijwel volledig voltooid.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de geografische verdeling, per provincie, van de 95 oude sirenes die eind 2006 nog afgebroken moesten worden: Provincie Antwerpen
20
Provincie Henegouwen
37
Provincie Luik
23
Provincie Namen
4
Provincie Oost-Vlaanderen
10
Provincie Waals-Brabant
1
2 De 100-centra 2.1 Inleiding De desbetreffende bevoegdheden worden vastgelegd door de volgende wettelijke teksten:
• De wet van 31 december 1963 betreffende de Civiele Bescherming, waarvan artikel 2 bis bepaalt dat één van de opdrachten van de civiele bescherming het verzekeren van dringende geneeskundige hulpverlening is;
• De wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening die het volgende bepaalt: 1. het onmiddellijk verstrekken van aangepaste hulp aan alle personen van wie de gezondheidstoestand een dringende tussenkomst vereist na een oproep via het eenvormig oproepstelsel (100) waardoor de hulpverlening, het vervoer en de opvang in een aangepaste ziekenhuisdienst worden verzekerd ; de installatie en de werkingskosten zijn ten laste van de Staat. 2. de gemeenten, door de Koning aangeduid als centra van het eenvormig oproepstelsel, moeten voor de geregelde werking hiervan instaan.
• Het koninklijk besluit van 2 april 1965 houdende vaststelling van de modaliteiten tot inrichting van de dringende geneeskundige hulpverlening en houdende aanwijzing van de gemeenten als centra van het eenvormig oproepstelsel
120
Terugkerende opdrachten
Dit besluit preciseert het volgende: « De installatie en de werking van het eenvormig oproepstelsel vallen onder de bevoegdheid van de Minister tot wiens bevoegdheid de Binnenlandse Zaken behoren. De andere aspecten van de organisatie van de dringende geneeskundige hulpverlening vallen onder de bevoegdheid van de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort ». De colleges van Burgemeester en Schepenen van de gemeenten, aangewezen als centra voor het eenvormig oproepstelsel waken, over het opvolgen, door de aangestelden van het oproepstelsel, van de instructies welke hun gegeven worden door de bevoegde Ministers of hun afgevaardigden.
2.2 Werking 100-centra Actueel zijn er 10 100-centrales operationeel, gelegen te Antwerpen, Brugge, Gent, Leuven, Brussel, Luik, Namen, Aarlen, Bergen en Hasselt. Er is sprake van provinciale werking, met andere woorden, de oproepen van de gemeenten, met uitzondering van een bepaald aantal gemeenten, komen toe op de centrale van de provincie waarin de gemeente gelegen is. Sommige oproepen uit bepaalde gemeenten bereiken de 100-centrale van de provincie niet maar een aanpalende 100-centrale; dit ‘probleem’ bestaat omdat Belgacom, de eindrouteerder, tot op vandaag bij de herstructurering van zijn telefooncentrales de afbakening per provincie niet 100% kan garanderen. In dat oogpunt werd reeds in 2005 de vraag gesteld aan Belgacom of zij dit ‘probleem‘ konden aanpakken en het land konden herrouteren. Ook al zijn alle gevallen nog niet opgelost, er werden bepaalde grote verbeteringen aangebracht in 2006 en ook in 2007 zal men hiermee verder gaan (zie lager – herroutering)
2.3 City- Gis Het verouderde RAMANAV werd sinds 2004 stelselmatig vervangen door het meer geavanceerde CityGis-systeem. Bedoeling is om de middelen (ambulances, MUG’s, brandweerwagens en naar de toekomst toe ook PIT’s (paramedische interventie) nog beter te beheren en de interventietijden te verkorten. De grote innovatie van het systeem is dat de operator op een gefaseerde manier alle gegevens, die de oproeper hem aanreikt, kan verwerken via de computer. Het systeem geeft na het indrukken van de ‘voorstelknop’ na amper 5 seconden de juiste middelen weer die de operator moet uitsturen naar het interventieadres. In 2004 werd Antwerpen als eerste voorzien van dit systeem. In 2005 volgden Bergen, Hasselt, Brugge en Luik. Sinds begin 2006 is het HC te Gent operationeel met het systeem. De centra van Namen en Aarlen zullen in 2007 operationeel zijn. Teneinde de dienstverlening aan de klant en aan de gebruiker te verbeteren, worden er regelmatig nieuwe modules ontwikkeld. Men is daar in 2006 volop mee bezig geweest. Tegen maart 2007 zouden er dan ook bijkomende modules geïnstalleerd worden met volgende functionaliteiten: fonologische module, opzoeken op huisnummer, kruispunten definiëren, statistieken trekken, taalmodule en afwerken in groep bij watersnood.
121
Terugkerende opdrachten
2.4 Veiligheid in de 100-centrale De veiligheid is een essentieel element voor de goede werking van de 100-centra. Er werd bijzondere aandacht besteed aan de goede werking van de in de 100-centra aanwezige apparatuur. Deze wordt geëvalueerd op basis van het aantal gesignaleerde fouten, die onderverdeeld zijn in 2 categorieën: UR (urgent) en NUR (niet-urgent). De leverancier van het materiaal staat steeds ter beschikking in geval van een panne of wanneer een onderhoud nodig is. Hij kan binnen ongeveer 3 uur een technicus ter plaatse sturen. Daarenboven werden in 2006 bijzondere maatregelen getroffen om de veiligheid te verhogen.
2.4.1 Oprichting tweede toegangslijn De toegang tot de 100-centra gebeurt momenteel via Belgacom. Er kunnen zich steeds pannes voordoen. Natuurlijk zijn er noodprocedures voorzien in geval van technische problemen van de toegangslijnen tot de 100-centra, zodat de oproeper steeds kan rekenen op alle dringende medische bijstand of op brandweerinterventies. De oprichting van een tweede toegangslijn werd voorzien in 2005. De desbetreffende studie werd toen aangevat en het nieuwe veiligheidssysteem is in de loop van 2006 geïnstalleerd in de 100-centra te Leuven, Hasselt, Brugge en Brussel. Momenteel zijn we bezig met de voorbereidingen in Antwerpen, Bergen en Aarlen. Zij zullen uitgerust worden met dit systeem in 2007.
2.4.2 Vervanging back-upcentrales Naast de primaire AEG-Prezcom-centrale beschikt elk 100-centrum over een MATRAnoodcentrale om een mogelijke uitval van de AEG-apparatuur op te vangen. In geval van panne verlopen de oproepen via de noodcentrale. Er gaan dan zeker een aantal functionaliteiten verloren, maar het 100-centrum blijft tenminste bereikbaar. Deze noodapparatuur is echter niet meer compatibel met de recente technologische ontwikkelingen bij telecomoperator Belgacom. Een alternatief werd bestudeerd in 2005 en gedeeltelijk gerealiseerd in 2006. Parallel met de installatie van het nieuwe veiligheidssysteem werden ook nieuwe backupcentrales voorzien in Leuven, Hasselt, Brugge en Brussel. Antwerpen, Bergen en Aarlen volgen in 2007 wanneer hun nieuwe veiligheidssysteem wordt geïnstalleerd.
2.5 Overschakeling naar ISDN-lijnen In het kader van de problematiek met Belgacom, die de analoge lijnen gaat verlaten, zijn we dit jaar volop gestart met het overzetten van de analoge lijnen naar ISDN. Antwerpen, Brugge, Brussel en Henegouwen zijn daar ondertussen al mee uitgerust.
122
Terugkerende opdrachten
2.6 Herroutering noodoproepen 100 2.6.1 Historiek Sinds de oprichting van de hulpcentra 100 was het Belgische grondgebied ingedeeld in 16 zones die elk over een onafhankelijke noodcentrale beschikten. Het geografische territorium van de noodcentrales was niet geprovincialiseerd, maar veeleer bepaald door de telefoonzones van de toenmalige RTT. Door de provincialisering van de hulpcentrales werd het aantal HC-100 sterk gereduceerd. Met andere woorden een herroutering van de noodoproepen was noodzakelijk. Door allerhande technische problemen bij de telefoonoperator was een exacte routering naar het geografisch 100-centrum niet mogelijk. Belgacom, de eindrouteerder van de noodoproepen, heeft ondertussen belangrijke investeringen verricht om het telefoonnet aan te passen zodat de routering reeds een stuk verfijnd werd, maar momenteel nog niet 100% bedraagt.
2.6.2 Herroutering 2006 In de loop van 2006 werd een tweede herrouteringsgolf verwezenlijkt. De Oost-Vlaamse gemeenten die deel uitmaken van de telefoonzone 03 werden op 11 september gerouteerd van het hulpcentrum 100 te Antwerpen naar dat van Gent. Deze operatie, die de werklast van het 100-centrum van Gent met ongeveer 10% deed stijgen, gold in feite als een testcase: er zijn immers nog andere herrouteringen voorzien voor de komende drie jaar in de provincies Vlaams-Brabant, Henegouwen en Luik. Op het einde van deze drie jaar zal 95% van de noodoproepen in het territoriaal bevoegde 100-centrum aankomen.
2.6.3 Herrouteringen 2007 en de jaren erna. Teneinde de herrouteringsacties in 2007 en erna met 100% zekerheid te kunnen doorvoeren, werd in de loop van 2006 een planning opgesteld. In de loop van 2006 werden dan ook de nodige kredieten voorzien om de herrouteringsoperatie in Vlaams-Brabant, Henegouwen en Luik uit te voeren in 2007. De eerste voorbereidingen hieromtrent werden getroffen om die acties uit te voeren.
123
Terugkerende opdrachten
2.7 Cijfergegevens m.b.t. de 100- centra (Statistieken) 2.7.1 Aantal oproepen Onderstaande tabel geeft het aantal oproepen weer die jaarlijks binnenkomen in een Hulpcentrum, uitgezet per provincie. Het gaat om die oproepen die effectief behandeld werden, waarbij dus een interventie nodig was. Henegouwen, Brussel, Antwerpen en Luik krijgen overduidelijk het meeste oproepen binnen. Overzicht van het aantal ontvangen oproepen in de 100-centra:
Oproepen 2005 Oproepen 2006
0
LIM
72000
50000
BRU
LIE
LUX
ANT
OVL
WVL
HAI
VB
122880
100000
122522
150000
131806
305494
185336
200000
275568
315960
250000
99712
Aantal oproepen
300000
320416
350000
NAM
100-centra
2.7.2 Effectieven Hoe meer oproepen er binnenkomen op de centrale, hoe meer bemanning er nodig is. We zien dan ook dat provincies met veel oproepen een hogere personeelsbezetting hebben. Onderstaande grafiek geeft het aantal aangestelden weer per provincie.
60
aangestelden
50 40 30 20 10 0 AN
VB
BW
BRU
WV
OV
HN
Aantal aangestelden per HC
124
Terugkerende opdrachten
LG
LB
LX
NM
Operationele opleidingen Inleiding Wat de opleiding betreft, ontwikkelen de activiteiten van de Algemene Directie zich rond twee grote punten :
• de organisatie van opleidingen, • de voorbereiding van nieuwe reglementeringen betreffende de opleiding van het personeel van de openbare hulpdiensten (de operationele eenheden van de Civiele Bescherming en de openbare brandweerdiensten). De opleidingen richten zich tot het operationele personeel van de civiele bescherming en van de brandweerkorpsen. Ze hebben tot doel deze mensen inzetbaar te maken en te houden op het terrein. Een deel van de opleidingen bestaat al een geruime tijd en wordt regelmatig aangepast. Indien nodig, worden nieuwe opleidingen ontwikkeld in functie van de operationele noden. De Algemene Directie van de Civiele Veiligheid probeert in te spelen op de evoluerende maatschappij. Deze vergt een geactualiseerde kennis van producten en technieken en vraagt een regelmatige peiling naar de operationele noden op het terrein vanuit de opleiding. Het overleg over de noden en de daaruit volgende opleidingsvoorstellen gebeurt voor de brandweer via verschillende overlegorganen. Later zal ook de civiele bescherming haar eigen overlegorgaan voor de opleiding krijgen. Dat zal opgericht worden in uitvoering van de MPM voor de opleiding van de operationele eenheden van de civiele bescherming. Naar aanleiding van de wijzigingen tengevolge van nieuwe opleidingsbehoeften worden ook nieuwe reglementering ontwikkeld. Er zijn ook nog andere activiteiten: hulp bij het zoeken van geschikte opleidingen voor het operationeel personeel van de Civiele Veiligheid, deelname aan informatiedagen, demonstraties van bijzondere technieken die gehanteerd worden door de personeelsleden van de hulpdiensten, debriefings naar aanleiding van stages in het buitenland, … De ambitie van de Algemene Directie op het vlak van opleiding is om over te gaan tot een permanente herziening van de voorgestelde opleidingen om zich aan te passen aan de evolutie van de techniek om zo de doeltreffendheid van het korps van de Civiele Veiligheid op een maximaal niveau te houden.
125
Terugkerende opdrachten
E
1 Adviesorganen De adviesstructuren betreffende de operationele opleidingen omvatten een reeks diensten, instellingen en organen die hun potentieel en hun activiteiten moeten combineren teneinde te streven naar een optimale organisatie van de opleidingen.
1.1 Hoge Raad voor de opleiding voor de openbare brandweerdiensten 1.1.1 Organisatie en opdrachten De Hoge Raad voor de opleiding is samengesteld uit de Directeur-generaal die het voorzitterschap waarneemt, vertegenwoordigers van de representatieve brandweerfederaties, een vertegenwoordiger van de vereniging van beroepsbrandweerofficieren van België (BEPROBEL), vertegenwoordigers van de Nederlandstalige en Franstalige provinciale opleidingscentra, vertegenwoordigers van de operationele eenheden van de civiele bescherming en twee specialisten inzake pedagogie. Naast een adviserende bevoegdheid inzake opleiding, heeft die Raad eveneens als opdracht voorstellen te doen betreffende de opleidingen van de openbare brandweerdiensten.
1.1.2 Activiteiten in 2006 De Hoge Raad voor de opleiding heeft vergaderd op 15 maart, 26 april en 5 juli 2006. Tijdens die vergaderingen hebben de leden van de Hoge Raad diverse dossiers behandeld : 1° Masterplan van de brevetten voor de brandweerdiensten (Cf. infra). 2° Eindtermen van de cursussen van brandweerman en van korporaal 3° Identificatie van nieuwe opleidingsbehoeften:
• Opleiding rijbewijs C: Naar aanleiding van de vraag van de leden van de brandweer inzake de mogelijkheden om het rijbewijs C te behalen, heeft de Algemene Directie de conclusies van de haalbaarheidsstudie aan de leden van de Raad voorgelegd. Deze studie heeft de problematiek aangetoond van de lengte van de voertuigen en van het type versnellingsbak. Na deze besprekingen heeft de Algemene Directie voorgesteld om zich eerst verder te informeren over dit dubbel aspect met de FOD Mobiliteit en Vervoer.
• Redding – berging: De leden van de hulpdiensten die deelnemen aan de opdrachten van het DICa-DIR volgen een opleiding inzake redding en berging. De Hoge Raad heeft kennis genomen van een opleidingsproject in dit domein dat het voorwerp kan uitmaken van een gespecialiseerde opleiding voor alle personeelsleden van de hulpdiensten. Dit ontwerp zal grondig onderzocht worden door de leden van de Raad in 2007.
• Agressieve personen en gevaarlijke dieren: Naar aanleiding van een vraag van het Raadgevend Comité voor de Brandweer, heeft de Hoge Raad voor de opleiding de problematiek aangepakt van hoe men zich moet gedragen in situaties van geweld of agressiviteit of ten opzichte van gevaarlijke dieren en de eventuele opleidingsnoden ter zake. Op basis hiervan heeft de Algemene Directie een interview gehad met een twintigtal interveniënten en/of representatieve organen tussen 23 mei en 1 juni 2006. De enquête heeft geen nood aan een gespecialiseerde opleiding aan het licht gebracht. De punctuele noden zullen beantwoord worden door de diensten zelf door beroep te doen op externe organen, zoals dat nu reeds gebeurt. 4° Conceptontwikkeling van de testsessies van de cursus « crisissituatiebeheer ». 5° Conceptontwikkeling van de opleiding officier door rekrutering.
126
Terugkerende opdrachten
1.2 Programmeringscommissie 1.2.1 Organisatie en opdrachten De Programmeringscommissie is hoofdzakelijk samengesteld uit vertegenwoordigers van de brandweerdiensten. De Commissie heeft als opdracht de behoeften inzake theoretische en praktische lessen te bepalen voor de brandweerdiensten. Zij heeft tevens een adviserende bevoegdheid betreffende de inhoud van de syllabi, die dienen als schriftelijke ondersteuning bij de lessen. Zij controleert bovendien de uitvoering van de opdrachten toevertrouwd aan het Redactiecomité.
1.2.2 Activiteiten in 2006 De programmeringscommissie is één keer samengekomen in 2006. Tijdens deze vergadering van 20 september 2006 werden volgende syllabi besproken:
• syllabus gaspakdrager: Dit ontwerp van syllabus vereist nog een aantal aanpassingen en moet opnieuw bestudeerd worden.
• syllabus crisissituatiebeheer: Deze syllabus werd unaniem goedgekeurd door alle leden van de Programmeringscommissie, er werd hierover een positief advies gegeven aan de Minister. De Programmeringscommissie heeft eveneens de uitvoering van de aan het Redactiecomité toevertrouwde opdrachten gecontroleerd.
1.3 Commissie voor gelijkstelling en vrijstelling 1.3.1 Organisatie en opdrachten De Commissie voor Gelijkstelling en Vrijstelling is hoofdzakelijk samengesteld uit vertegenwoordigers van de brandweerdiensten. Zij heeft een dubbele opdracht : 1° een advies geven aan de Minister over de aanvragen tot gelijkstelling van diploma’s, cursussen of brevetten en over de aanvragen tot vrijstelling van lessen en examens ; 2° op eigen initiatief voorstellen van gelijkstelling of vrijstelling inzake opleiding doen aan de Minister.
1.3.2 Activiteiten in 2006 De Commissie heeft vergaderd op 22 maart 2006 en heeft tijdens deze vergadering elf dossiers onderzocht. Die dossiers betreffen meestal individuele aanvragen tot gelijkstelling van een opleiding of tot vrijstelling van een cursus. Individuele aanvragen: 1° Twee aanvragen tot vrijstelling voor de module « gebouwenconstructie » van het brevet technicus brandvoorkoming, toegestaan op vertoon van het diploma van architect. 2° Twee aanvragen tot gelijkstelling van de brevetten van sergeant en adjudant voor de houders van een brevet van onderluitenant. 3° Een aanvraag tot gelijkstelling van de opleiding « gaspakdrager » door de brandweerschool van Limburg. 4° Een aanvraag tot vrijstelling voor de module « human resources management » van het brevet van dienstchef op basis van verschillende universitaire cursussen die hieromtrent reeds werden gevolgd.
127
Terugkerende opdrachten
5° Een aanvraag tot gelijkstelling van het brevet van sergeant op basis van het slaagattest van de gevolgde cursussen aan de provinciale school van Namen en een kopie van het militair brevet van de cursus brandweerman (B1 en B2). Voorstel aan de Minister: De Commissie heeft de Minister voorgesteld om de vrijstelling voor elke module waarvoor men slaagde met ten minste 50% van de punten voor de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 8 april 2003 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten te beperken tot 5 jaar. Op 22 juni 2006 werd er een brief gestuurd naar de provinciale opleidingscentra. Voortaan kunnen de personen die een vrijstelling willen krijgen voor een module waarvoor ze eerder slaagden met ten minste 50%, hun aanvraag indienen binnen de 5 jaar vanaf de deliberatiedatum.
1.4 Redactiecomité 1.4.1 Organisatie en opdrachten Dit Comité is belast met: 1° de uniformering, de opstelling en de actualisering van de syllabi die dienen als ondersteuning bij de lessen; 2° het voorleggen van maatregelen die het nodig acht met het oog op de uniformering van de organisatie van de examens in de provinciale opleidingscentra, aan de Programmeringscommissie.
Om deze opdrachten re realiseren, is de voornaamste bezigheid van het Redactiecomité:
• Het masterplan van de brevetten : Modulair opleidingstraject dat de verplichte brevetten en de mogelijke specialisatiemodules bevat voor elke graad van de brandweer.
• De eindtermen van de brevetten : De verwachte competenties voor elke graad of functie omzetten naar pedagogische doelstellingen met het oog op de definitieve inhoud van de brevetten en de syllabi. De samenstelling van het Comité varieert naargelang van de opdracht die eraan is toevertrouwd. Initieel wilde de Algemene Directie een vast team van vier redactieleden samenstellen die vanuit hun brandweerdiensten voor de periode van de volledige opdracht zouden worden gedetacheerd. Het bleek echter dat de samenstelling van een multidisciplinair team een zeer moeilijke opdracht zou worden. De vier deskundigen zouden alle basismateries én specialisaties voldoende moeten beheersen om het hele opleidingstraject van de brevetten te herzien en daarenboven de nodige pedagogische en redactionele vaardigheden moeten hebben om degelijke cursussen te schrijven.
Sinds 2005 heeft de Algemene Directie gekozen voor een andere aanpak:
• Er werd een coördinator vanuit de brandweer aangeduid wiens hoofdtaak bestaat uit het opstellen van het masterplan van de brevetten voor de brandweer
• Er werden bijzondere overeenkomsten gesloten met redacteurs voor elke syllabus of deel van een syllabus
128
Terugkerende opdrachten
1. 4. 2 Activiteiten in 2006 1° Eindtermen voor de opleidingen die leiden tot de toekenning van een brevet In 2006 heeft het Redactiecomité aan de Hoge Raad voor de opleiding de eindtermen voorgelegd voor het brevet van brandweerman die goedgekeurd werden : De eindtermen van het brevet van brandweerman zijn verdeeld in 4 modules. Dat betekent een totaal van 130 uren (42 uren theorie en 88 uren praktijk). Het verschil met de 90 uren van het huidige brevet zit vooral in de verhoging van het aantal praktijkuren :
• Module 1 : Brandbestrijding en hulpverlening (64u) - Theorie: 28u - Praktijk: 36u
• Module 2 : Levensreddende handelingen (20u) - Theorie: 8u - Praktijk: 12u
• Module 3 : Persoonlijke bescherming (36u) - Theorie: 6u - Praktijk: 30u
• Module 4 : Geïntegreerde praktijkoefening (10u) - Praktijk: 10u
• Totaal 130 uren Het Redactiecomité wilde zo algemeen mogelijk te werk gaan bij de opstelling van de eindtermen die geformuleerd werden in pedagogische termen. Deze algemene doelstellingen kunnen vervolgens omgezet worden in specifieke doelstellingen bij de opstelling van de cursus in 2007. De eindtermen voor het brevet van korporaal waren eind 2006 klaar. Ze zullen in 2007 voorgelegd worden aan de Hoge Raad, net zoals de werkzaamheden inzake de eindtermen van de andere niveaus. 2° Masterplan voor de opleidingen van de brandweer De ontwikkeling van het masterplan waarmee gestart werd in 2005, is verder geëvolueerd in 2006. De resultaten werden voorgelegd aan de Hoge Raad voor de opleiding van de hulpdiensten. Het Redactiecomité zal in 2007 een volledige en herwerkte versie van het masterplan voorstellen aan de Hoge Raad met het oog op de goedkeuring ervan. 3° Nieuwe syllabi
• De cursus « crisissituatiebeheer » werd afgewerkt in 2006. • De inhoud van de opleiding werd eveneens vastgelegd voor de cursus brandweerman. • Het handboek en de actiekaarten i.v.m. de bestrijding van incidenten met ondergrondse leidingen werden eind 2006 afgerond op het einde van 2006.
129
Terugkerende opdrachten
2 Opleidingsprogramma van de provinciale opleidingscentra voor de openbare hulpdiensten De Minister van Binnenlandse Zaken bepaalt jaarlijks het brevettenprogramma van de provinciale opleidingscentra voor het volgende kalenderjaar. Die brevetten, gesubsidieerd door de Algemene Directie, worden georganiseerd door de Centra teneinde de aanwervingen en bevorderingen mogelijk te maken van:
• • • • • • • •
brandweerman ; korporaal ; sergeant ; adjudant ; officier ; technicus brandvoorkoming ; crisissituatiebeheer ; dienstchef.
In 2006 werd het programma voor 2007 bepaald op basis van een analyse van de behoeften geformuleerd door ofwel de technische commissies van de hulpverleningszones, ofwel, voor de brandweerdiensten die niet tot een zone behoren, door de overheden waaronder zij ressorteren. Concreet bestonden de activiteiten van de Algemene Directie uit het volgende:
• Kennis nemen van alle behoeften voor alle provincies en Brussel-Hoofdstad door zich te wenden tot de provinciegouverneurs en tot de betrokken Minister van de Brusselse Regering;
• Die behoeften in vergelijkende tabellen plaatsen; • Het advies verkrijgen van de twee Supraprovinciale opleidingsraden voor de openbare brandweerdiensten, die met name als opdracht hebben de coördinatie van de in de provinciale opleidingscentra gegeven opleidingen te verzekeren;
• Een ontwerp van ministerieel besluit tot vastlegging van het brevettenprogramma van de provinciale opleidingscentra, ter goedkeuring voorleggen aan de Minister van Binnenlandse Zaken, rekening houdend met de voormelde adviezen;
• Zorgen voor de verspreiding van het ministerieel besluit in de provinciale opleidingscentra.
130
Terugkerende opdrachten
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de opleidingen die in 2007 door de provinciale opleidingscentra georganiseerd zullen worden :
Limburg
X
X
X
Korporaal
X
X
X
X
X
X
X
Sergeant
X
X
X
X
X
X
Adjudant
X
X
X
X
X
Officier
X
Technicus brandvoorkoming
X
Crisissituatiebeheer
X
Dienstchef
X
X X
West-Vlaanderen
Luik
X
Vlaams-Brabant
Henegouwen
X
Oost-Vlaanderen
Brussel-Hoofdstad
X
Namen
Waals-Brabant
Brandweerman
Brevetten
Luxemburg
Antwerpen
Provinciale opleidingscentra
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X X
X
X
X
X
X
X
3 Operationele opleidingen 3.1 Opleiding van het personeel van de brandweerdiensten De Algemene Directie heeft in 2006 de opleidingscyclus georganiseerd voor de stagedoende onderluitenants met het oog op het behalen van het brevet van officier: a)
Opleiding voor het behalen van het brevet van brandweerman : Verplichte modules :
90 uur
- Brandbestrijding en hulpverlening :
50 uur
- Persoonlijke bescherming :
30 uur
- Levensreddende handelingen :
10 uur
131
Terugkerende opdrachten
b)
Opleiding voor het behalen van het brevet van korporaal : Verplichte modules :
60 uur
- Brandbestrijding en hulpverlening:
10 uur
- Pompen – Bediening van tuigen :
30 uur
- Reddingstechnieken :
20 uur
c)
Opleiding voor het behalen van het brevet van sergeant : Verplichte modules :
95 uur
- Brandbestrijding en hulpverlening :
15 uur
- Organisatie en human resources management :
10 uur
- Gevaarlijke stoffen :
10 uur
- Bevelvoering operaties :
20 uur
- Instructeur
40 uur
d)
Opleiding voor het behalen van het brevet van adjudant : Verplichte modules :
70 uur
- Verbranding en blussing:
20 uur
- Gevaarlijke stoffen :
20 uur
- Brandbestrijding en hulpverlening :
10 uur
- Human resources management :
20 uur
e)
Opleiding voor het behalen van het brevet van officier : Verplichte modules :
130 uur
- Organisatie van de hulpdiensten :
10 uur
- Brandbestrijding en hulpverlening :
80 uur
- Human resources management :
20 uur
- Verbindingen – Communicatiemiddelen :
20 uur
132
Terugkerende opdrachten
Opleiding van de Nederlandstalige stagedoende onderluitenants (officieren door rekrutering) De opleiding voor het behalen van het brevet van brandweerman was gepland voor de maand april maar uiteindelijk heeft de enige kandidaat beslist niet deel te nemen. De opleiding voor het behalen van het brevet van korporaal is gestart op 1 september 2006. Deze opleiding werd succesvol afgesloten in oktober en gevolgd door de opleiding voor het behalen van het brevet van sergeant. Deze laatste opleiding zal begin februari 2007 eindigen. De opleidingen korporaal en sergeant werden gevolgd door twee stagedoende onderluitenants, een beroeps uit Hasselt en een vrijwilliger uit Beveren. Opleiding van de Franstalige stagedoende onderluitenants (officieren door rekrutering) Nadat ze slaagden voor het brevet van korporaal, sergeant en adjudant in 2005, hebben de 10 kandidaat-officieren in 2006 de laatste rechte lijn ingezet van hun lange parcours : het brevet « officier », dat bestaat uit 130 uur. Het programma van dit brevet bestaat uit de modules Organisatie van de hulpdiensten ; Brandbestrijding en hulpverlening ; Human resources management en Verbindingen – Communicatiemiddelen, dat zich voor de eerste maal baseert op de nieuwe syllabus Astrid « gevorderde gebruiker » die uitgewerkt werd door de Algemene Directie. De cursussen vonden plaats tussen maart en september 2006. De examens werden georganiseerd in het Federaal Opleidingscentrum voor de hulpdiensten in Florival.
133
Terugkerende opdrachten
3.2 Opleidingen van het personeel van de Civiele Bescherming 3.2.1 Inleiding Vandaag heeft het operationeel personeel van de Civiele Bescherming meer dan één enkel beroep, het moet uitblinken in meerdere taken. Deze nieuwe situatie vereist een goede en nauwgezette basisopleiding, alsook het aanleren van steeds meer verschillende en verbeterde technieken.
Deze evolutie vloeit voort uit twee factoren die nauw met elkaar verbonden zijn:
• de voortdurende veranderingen waarmee de maatschappij geconfronteerd wordt (verhoging van de mogelijke risico’s i.v.m. de ontwikkeling van bepaalde industrieën, groei van de bevolking in zones die vroeger dunbevolkt waren, gebruik van nieuwe technologieën, enz.);
• een steeds groeiende vraag naar interventies in de meest uiteenlopende domeinen (chemische vervuilingen, bioterrorisme, logistieke bijstand aan de rechterlijke macht, enz.). Teneinde het leven van hun medeburgers en de goederen die zij bezitten, te beschermen, is de uitoefening van de verschillende opdrachten van de operationele eenheden gebaseerd op de ontwikkeling van steeds meer en steeds diepgaandere opleidingen, zowel op theoretisch als op praktisch vlak. Als men wil dat het operationeel personeel van de Civiele Bescherming een operationeel niveau behoudt dat conform is aan de vereisten van het terrein en aan de evolutie van zijn beroep, zal het opleidingsaanbod in de toekomst nog moeten groeien in de meest diverse domeinen.
3.2.2 Opleiding inzake het besturen van vorkheftrucks De Algemene Directie heeft beslist om een opleiding te organiseren inzake het besturen van vorkheftrucks voor de personeelsleden van de operationele eenheden, in samenwerking met de firma ERGOTEAM. Het doel van de opleiding is alle veiligheidsregels te leren en na te leven, dagelijks het voertuig te controleren, het laden en lossen uit te voeren en te sturen, alsook het vervoer van de paletten in elke situatie die eigen is aan het gebruik van dergelijke toestellen in het kader van een operatie (interventie). Tijdens de opleiding werd gebruik gemaakt van het materieel dat beschikbaar was binnen de colonnes. Elke operationele eenheid heeft 4 personen ingeschreven voor deze opleiding. Deze opleiding, met een totale duur van twee dagen van 8 uur, vond plaats in november 2006 in elke operationele eenheid.
3.2.3 Opleiding rijbewijs CE In september 2006 werd er een bijscholing voor het rijbewijs CE georganiseerd voor 40 personeelsleden van de Grote Wacht van Jabbeke. Deze opleiding van in totaal 32 uur vond plaats in de autorijschool SECURA.
3.2.4 Opleiding Cox – Lijn Athus-Meuse In 2006 werd er voor de personeelsleden van de operationele eenheden van Libramont, Ghlin en Crisnée een specifieke opleiding « Chemische risico’s » georganiseerd op de spoorlijn Athus-Meuse die 3 Seveso-sites bevat.
134
Terugkerende opdrachten
3.2.5 Opleiding ambulancier In september 2006 werd er voor 10 personeelsleden van de operationele eenheid van Liedekerke een opleiding ambulancier georganiseerd, in samenwerking met het provinciaal opleidingscentrum van Vlaams-Brabant (PIVO).
3.2.6 Opleiding GRIMP 2 Er werd van 27 november tot 8 december 2006 een opleiding GRIMP-2 georganiseerd in samenwerking met het systeem voor uitwisseling van deskundigen (EUCIVEX) in de brandweerschool van Valabre in Frankrijk. 8 Operationele personeelsleden van het niveau GRIMP-1 konden deze 14-daagse opleiding volgen om zo het operationele GRIMP-kader van de Civiele Bescherming te versterken. De Civiele Bescherming beschikt voortaan over een dertigtal personen GRIMP-1 (teamleden), een twintigtal personen GRIMP-2 (teamchef/adjunct-instructeur) en vijf personen GRIMP-3 (technisch adviseur/instructeur). 2007 staat in het teken van een analyse van de ontwikkeling van GRIMP binnen de Civiele Bescherming door met name te zorgen voor een basisopleiding voor alle operationele personeelsleden.
3.3 Gemeenschappelijke opleiding voor het personeel van de brandweerdiensten en van de Civiele Bescherming 3.3.1 Werken op hoogte – werkgroep De Algemene Directie heeft de opdracht gekregen om een structuur uit te werken voor de opleidingen waarbij werk- en/of reddingstechnieken in de hoogte noodzakelijk zijn. Hiertoe heeft ze in november 2006 een multidisciplinaire werkgroep opgericht om de structuur uit te werken van de basisopleiding voor de operationele eenheden van de civiele veiligheid, alsook een specialisatie. De eerste resultaten van deze werkgroep worden in 2007 verwacht. Op termijn zal de basisopleiding geïntegreerd worden in het brevet van brandweerman, alsook in de stage van de nieuwe operationele medewerkers van de Civiele Bescherming. De gespecialiseerde opleiding zal beantwoorden aan de noden op het terrein en zal uitgewerkt worden in samenwerking met de directie van de operaties en de vertegenwoordigers van de brandweerdiensten.
135
Terugkerende opdrachten
3.3.2 Tests voor de accreditering van nieuwe kynologenhulpverleningsteams De Algemene Directie heeft in de loop van 2006 verschillende tests en controles georganiseerd voor de kynologenhulpverleningsteams gespecialiseerd in het zoeken naar onder puin bedolven slachtoffers. De teams die een positief resultaat behaalden, hebben een verlenging gekregen van hun accreditatie in de specialisatie ‘reddingshond’ Dergelijke tests beogen een permanente evaluatie van de operationele capaciteiten van de kynologenhulpverleningsteams. De Algemene Directie kan heden ten dage beroep doen op iets meer dan twintig gemotiveerde operationele kynologenhulpverleningsteams, actief in verschillende specialisaties zoals reddingshonden, speuren op menselijke geur en vlakterevieren. In 2006 zijn tevens de eerste voorbereidingen getroffen om, op basis van het koninklijk besluit tot de organisatie van de kynologenhulpverleningsteams, tot een oplossing te komen voor het huidige tekort aan instructeurs.
3.3.3 Voortgezette opleiding voor de teamleden van het DICa-DIR In juni en september 2006 werd een bijscholingsstage georganiseerd voor de teamleden van het DICa-DIR (detachement voor interventie bij rampen in het buitenland). Aan elke bijscholingsstage nemen een veertigtal personen deel (redders-bergers en hulphondengeleiders); het gaat om een voortgezette opleiding gedurende welke de teamleden van het DICa-DIR ingewijd worden in het gebruik van het nieuwe materieel en deelnemen aan workshops om hun kennis up-to-date te houden, alsook aan een oefening waarbij een mogelijke interventie van het detachement gesimuleerd wordt.
3.3.4 Opleiding A.S.T.R.I.D. De opleiding Astrid vond plaats in 2006 volgens de in 2005 uitgewerkte planning. De werkgroep die belast was met de redactie van de syllabi van deze opleiding heeft de syllabus « gevorderde gebruiker » en « eindgebruiker » gefinaliseerd. Een eerste opleidingsniveau In een eerste fase werden 90 opleiders (60 leden van de Brandweerdiensten + 30 leden van de Civiele Bescherming) door de vennootschap Astrid in de verschillende provincies, alsook in Brussel-Hoofdstad opgeleid gedurende een tiental sessies die tot april 2006 plaatsvonden in de provinciale opleidingscentra. Een tweede opleidingsniveau Deze opleiders hebben vervolgens in een tweede fase 534 gevorderde gebruikers gevormd om de basiscursussen te geven aan de brandweerkorpsen. De provinciale opleidingscentra werden nauw betrokken bij de instelling van dit tweede opleidingsniveau. Hiervoor hebben ze draagbare en mobiele radio’s gekregen om de opleiding te geven. De provinciale opleidingscentra krijgen eveneens een vergoeding voor elke persoon die opgeleid is op het tweede niveau. De provinciale opleidingscentra hebben in de loop van april een exemplaar van de syllabus « Gevorderde gebruiker » ontvangen samen met een elektronische versie. De syllabus bevat als bijlage de ministeriële omzendbrief betreffende het gebruik van het Astrid-nummeringsplan, alsook de provinciale folder. In een derde fase, die voorzien is in 2007, zouden deze 534 « Gevorderde gebruikers » vervolgens in elke brandweerdienst elke « Eindgebruiker » moeten opleiden voor wat betreft het gebruik van de Astrid-radio’s.
136
Terugkerende opdrachten
Pedagogisch materiaal Elk provinciaal opleidingscentrum heeft voor zijn opleidingsbehoeften een maximum aantal ASTRID-toestellen gekregen :
• 8 draagbare toestellen van het type Nokia THR880i • 2 mobiele toestellen van het type Nokia TMR880 Er werden abonnementen voorzien voor deze pedagogische toestellen met een gratis periode tot 31 december 2006. Vergoedingen Wanneer alle dossiers binnengekomen zijn, zal elk provinciaal opleidingscentrum in 2007 een vergoeding krijgen van 3,5 € per persoon per lesuur voor de opleiding van de 534 gevorderde gebruikers. Deze vergoeding is berekend op basis van een verdeling van de behoeften in elke provincie met het oog op de opleiding van alle eindgebruikers. Het gaat om een bedrag van 22 428 € dat als volgt werd berekend :
• • • •
2 personen per korps C en Z 7 personen per korps X 4 personen per korps Y 10 personen voor Brussel
Het actieplan Astrid beoogt de opleiding in 2007 van alle eindgebruikers van de brandweerdiensten en de operationele eenheden van de Civiele Bescherming.
3.3.5 Systeem voor uitwisseling van deskundigen Het Systeem voor uitwisseling van deskundigen van de Europese Commissie (SUD – Mechanisme) maakt de tewerkstelling mogelijk van één of meerdere nationale beroepsdeskundigen van de administraties die betrokken zijn bij alle aspecten van een noodsituatie, in het kader van het Communautaire Mechanisme inzake Civiele Bescherming, bij één of meerdere administraties in een andere Lidstaat. De tewerkstelling strekt ertoe de deskundige de mogelijkheid te bieden vertrouwd te worden met de verschillende gebruikte technieken en de benaderingen van andere interventiediensten of van andere bevoegde instellingen. Dit programma wordt voor 100% van de globale kosten van de uitwisseling gefinancierd op de begroting van de Europese Unie. Het administratieve en financiële beheer van het SUD – Mechanisme wordt verzekerd door het Federaal Opleidingscentrum gelegen te Florival. Tijdens dit vierde werkjaar van het uitwisselingssysteem werden 147 nieuwe aanvragen tot uitwisseling aanvaard. Dat brengt het totale aantal uitwisselingen voor de 25 Europese Lidstaten voor deze periode van vier jaar op 303. De tweede vraag om de werking tot 31 december 2006 te verlengen, heeft het systeem toegelaten om zijn voorspellingen inzake deelnames te zien waarmaken, nl. een aanzienlijke stijging ervan in de loop van 2006. De onderstaande samenvattende tabel van de Europese uitwisselingen voor 2006 toont aan dat België 8 kandidaten voor een opleiding naar het buitenland gestuurd heeft in het kader van de opleiding GRIMP-2 die georganiseerd werd in de brandweerschool van Valabre in Frankrijk.
137
Terugkerende opdrachten
België
8
1
Estland
21 2
3
Totaal
Bos-Branden
Psychos & Psychol Bijstand
Crisis Mngt
Fire Invest & Prev
Flash Over
5
Response System
Rescue System
Key contact Crisis centre
Redding Opruiming
Hazmat
Grimp
Hazardous Substance Decontam
Reliêf Operaties Duitsland
8
5
35
1
1
4
Frankrijk
2
2
IJsland
1
1
1
1
Italië
Litouwen
2
Nederland
1
3
2
2
25
3
50
2
4
16
3
12
1
147
Polen
Portugal
3
22
47
Zweden
2
8
1
8
21
3
10
69
11
5
4 Betaling van subsidies aan de provinciale opleidingscentra Eind 2006 heeft de Algemene Directie subsidies aan de provinciale opleidingscentra voor een bedrag van 1.123.836,29 euro, als volgt verdeeld. Brevetten
Subsidies
Brandweerman
474.871,70 €
Korporaal
367.847,60 €
Sergeant
156.361,00 €
Adjudant
33.909,50 €
Officier
34.678,01 €
Onderluitenant
6.882,15 € 49.286,33 €
Technicus brandvoorkoming
1.123.836,29 €
Totaal
Er werd eveneens een toelage van 39.524,71 € toegekend voor de organisatie van het getuigschrift « gaspakdrager ».
138
Terugkerende opdrachten
F
Interventies 1 Opdrachten van de Civiele Bescherming De operationele eenheden van de Civiele Bescherming bieden, net zoals de openbare brandweerdiensten, hulp aan de bevolking, in geval van catastrofen, schadegevallen of rampen. Er zijn momenteel zes operationele eenheden, gelegen te Brasschaat (dichtbij Antwerpen), te Crisnée (dichtbij Luik), te Ghlin (dichtbij Bergen), te Jabbeke (tussen Brugge en Oostende), Liedekerke (in Vlaams-Brabant) en sinds 2006 te Libramont (provincie Luxemburg). De Algemene Directie wil een nieuwe richting geven aan al haar operationele eenheden, namelijk door het op peil brengen van de operationele basiscapaciteiten van alle eenheden van de Civiele Bescherming door elke eenheid te voorzien van gelijkwaardig personeel en materieel, opgeleid voor en aangepast aan de specificiteiten van het terrein waarop ze respectievelijk opereren. In deze nieuwe optiek kunnen bepaalde eenheden, naast de algemene taken, over specialisaties beschikken (ontsmetting, onderwaterwerkzaamheden, strijd tegen de vervuiling van de Noordzee, bouwkunde, …). De interventies die uitgevoerd worden in het kader van deze specialisaties zullen eigen zijn aan elke eenheid en zullen niet veralgemeend worden naar alle eenheden. Tot slot intervenieert de Civiele Bescherming in België; maar ook in het buitenland, door deel te nemen aan het DICa-DIR (Détachement d’Intervention en cas de Catastrophe à l’étranger – Detachement voor Interventie bij Rampen in het buitenland ) in het kader van B-FAST (Belgian First Aid & Support Team), een Belgische structuur die zelf betrokken is bij de Europese en internationale organisaties (Europees Mechanisme van de civiele bescherming, VN, NAVO, enz.) betreffende de noodhulpinterventies in de landen die het slachtoffer zijn van aardbevingen, overstromingen, vervuiling van de zee of andere rampen en catastrofen van grote omvang.
De operationele eenheden van de Civiele Bescherming zijn belast met de volgende opdrachten:
1.1 Versterking van de brandweerdiensten • Waterbevoorrading door middel van tanks met grote inhoud en pompen en slangen met zeer groot debiet;
• • • •
Schuimbevoorrading voor de brandbestrijding; Bijdrage met zwaar of gespecialiseerd materieel (bulldozer, kraan, tank, …); Gebruik van het superkanon voor de brandbestrijding; Pompwerken met zware middelen bij overstromingen.
139
Terugkerende opdrachten
1.2 Technische hulpverleningswerkzaamheden • Opsporing, bevrijding en ontzetting van slachtoffers, in het bijzonder in geval van de instorting van een gebouw en van verkeers-, lucht- en spoorwegongevallen;
• • • • •
GRIMP (groep voor verkenning en interventie in gevaarlijke omgevingen); Duikersteam; Kynologenhukpverleningsteams; Speleohulpverlening; Zware werkzaamheden (stutten van een gebouw, afdekken van een dak met een zeil, …).
1.3 Strijd tegen vervuiling Vervuiling met koolwaterstoffen:
• Detectie, neutralisatie, verzameling en reiniging van de koolwaterstoffen; • Verwijdering en transport van de vervuilende stoffen door middel van een vacuümtank. Chemische vervuiling:
• • • •
Detectie, dichting, overgieten, reiniging en ontsmetting; Laboratoriummetingen; Transport en evacuatie; Ontsmetting en opvang van de bevolking.
Biologische vervuiling:
• Logistieke ondersteuning bij epidemieën, epidemieën bij dieren en botulisme.
1.4 Overstromingen • • • •
Pompwerken in geval van (het risico op) overstromingen van waterlopen; Dichting van dijken; Redding en evacuatie van de bevolking; Verdeling van water en levensmiddelen.
1.5 Telecommunicatie • Terbeschikkingstelling van de telecommunicatiemiddelen op het terrein en voor de gemeentelijke en provinciale coördinatie- en crisiscentra, bij ongevallen met een grote omvang.
1.6 Preventieve opdrachten • Op vraag van de overheden en de organisatoren: aanwezigheid tijdens manifestaties waarbij veel toeschouwers op een kleine oppervlakte aanwezig zijn en die een risico op zware ongevallen inhouden.
1.7 Waarschuwing van de bevolking • Activering van het sirenenetwerk in geval van chemische of nucleaire ongevallen.
140
Terugkerende opdrachten
1.8 Logistiek • • • • • • • • •
Terbeschikkingstelling van materieel aan de gemeentelijke en provinciale autoriteiten; Logistieke ondersteuning aan de Politie en Justitie; Verdeling van drinkwater; Verdeling van levensmiddelen; Controle van de niet-besmette gaspakken; Logistiek van humanitaire aard; Bijzonder vervoer van materieel, goederen en personen; Hulp bij de repatriëring van slachtoffers; Enz.
2 De terugkerende interventies De onderstaande cijfers en grafieken bieden een overzicht van de activiteiten van de operationele eenheden van de Civiele Bescherming in 2006.
2.1 Overzicht van de in 2006 uitgevoerde interventies Verdeling van het aantal interventies per soort en per eenheid ~ 2006
6
73
36
253
220
116
188
83
999
Totaal
Brasschaat
81
111
Jabbeke
6
281
Ghlin
51
Vervuiling
Libramont
Brand
Soort interventie
Liedekerke
Crisnée
Eenheid van de CB
Overstroming
59
2
18
8
51
17
155
Waterbevoorrading
148
214
155
7
106
19
649
Verkeersongeval
39
12
65
0
70
58
244
Instorting
6
0
8
3
14
0
31
Ontploffing
0
0
3
0
3
1
7
Storm
19
4
18
0
20
9
70
Duiken
0
0
1
0
183
0
184
Bomalarm
1
0
1
0
0
1
3
Wespennesten
39
0
0
0
0
0
39
Vervoer / Werkzaamheden
14
56
157
12
5
6
250
Humanitaire hulp
7
3
22
1
107
25
165
Preventieve interventie
15
3
4
2
28
6
58
Logistiek
24
11
12
77
2
143
269 104
Demonstratie / Oefening
15
7
26
14
38
4
Juridische bijstand
18
7
10
48
3
3
89
Andere
16
16
28
8
5
46
119
752
452
829
302
896
457
3688
Totalen
141
Terugkerende opdrachten
Verdeling in percentages van de interventies (per soort)
Juridische bijstand: 2,4%
Brand: 6,9%
Andere: 3,2%
Demo / Oefening: 2,8% Logistiek: 7,3% Preventieve interventie: 1,6% Humanitaire hulp: 4,5%
Vervuiling: 27,1%
Vervoer / Werkzaamheden: 6,8% Wespennesten: 1,1% Bomalarm: 0,1% Duiken: 5,0% Storm: 1,9%
Overstroming: 4,2%
Ontploffing: 0,2% Instorting: 0,8% Waterbevoorrading: 17,6%
Verkeersongeval: 6,6%
Verdeling van het aantal interventies per eenheid in 2006
1000 900 896
800 700
829 752
600 500 400
457
452
300 302
200 100 0 Liedekerke
Libramont
Ghlin
Jabbeke
142
Terugkerende opdrachten
Crisnée
Brasschaat
2.2 Overzicht van de prestaties Personen / Uren tijdens de in 2006 uitgevoerde interventies (naargelang de aard en per eenheid van de CB)
Ghlin
Jabbeke
Crisnée
Brasschaat
Totaal
Brand
Libramont
Aard
Liedekerke
Eenheid van de CB
799 :41
477 :25
851 :49
133 :35
1327 :35
1479 :51
5069 :56
Vervuiling
4566 :01
991 :04
1521 :47
3619 :01
1482 :33
1588 :08
13768 :34
Overstroming
1539 :55
22 :30
355 :00
254 :45
536 :10
881 :48
3590 :08
Waterbevoorrading
2069 :05
1859 :15
1923 :31
79 :24
2395 :37
181 :14
8508 :06
Verkeersongevallen
218 :05
400 :20
363 :37
18 :53
412 :34
174 :13
1587 :42
Instorting
47 :25
0 :00
23 :58
0 :00
101 :00
0 :00
172 :23
0 :00
0 :00
10 :02
0 :00
24 :30
4 :44
39 :16
269 :55
47 :00
105 :56
0 :00
154 :02
120 :26
697 :19
Duiken
0 :00
0 :00
7 :45
0 :00
8224 :50
0 :00
8232 :35
Bomalarm
15 :00
0 :00
16 :30
0 :00
0 :00
3 :13
34 :43
Ontploffing Storm
Wespennesten
55 :24
0 :00
0 :00
0 :00
0 :00
0 :00
55 :24
Vervoer / Werkzaamheden
95 :00
870 :22
1595 :49
98 :41
541 :12
73 :37
3274 :41
Humanitaire hulp
1374 :26
328 :00
458 :00
403 :00
7574 :29
3471 :17
13609 :12
Preventieve interventies
168 :14
16 :15
30 :35
64 :45
1366 :33
92 :42
1739 :04
Logistiek
345 :09
150 :55
301 :10
996 :00
38 :20
4132 :58
5964 :32
Demo’s / Oefeningen
426 :10
191 :25
359 :12
657 :53
2127 :01
0 :00
3761 :41
Gerechtelijke onderzoeken
541 :31
238 :50
2 :18
1790 :22
202 :12
195 :50
2971 :03
Andere
313 :55
339 :46
120 :51
157 :10
100 :05
1280 :52
2312 :39
Totaal
12844 :56 5933 :07 8047 :50 8273 :29 26608 :43 13680 :53 48863 :09
143
Terugkerende opdrachten
2.2.1 Totaal van de prestaties Personen / Uren per operationele eenheid voor het jaar 2006
28800:00 26608:43 24000:00
19200:00
14400:00
13680:53
12844:56
9600:00
8047:50
8273:29
Ghlin
Jabbeke
5933:07 4800:00
0:00 Liedekerke
Libramont
Crisnée
Brasschaat
2.3 Evolutie van het aantal interventies in de tijd Totaal van de door de eenheden van de Civiele Bescherming uitgevoerde interventies sinds 1993
5000 4711 4500
4375
4095
3962
4000
3688
3631 3476
3500
3591
3321
3446 3302
3000
2955 3025 2766
2500
2000 1993
1
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
De berekening van de prestaties is de uitkomst van de volgende bewerking : Duur van de interventies in Uren x Aantal personen = Totale aantal gepresteerde uren (bv. 573 :23 = 573 uren en 23 minuten)
144
Terugkerende opdrachten
Aantal interventies van de CB per soort sinds 2001 Soort Brand Vervuiling
2001
2002
2003
2004
2005
2006
242
229
406
248
185
253
1.562
1158
1116
1020
1126
999
Overstroming
234
994
442
53
196
155
Waterbevoorrading
480
423
669
288
384
649
Verkeersongevallen
330
335
263
255
235
244
Instorting
29
39
38
36
25
31
Ontploffing
11
9
1
37
7
7
Stormen
54
328
29
47
39
70
Duiken
14
1
61
54
68
184
Bomalarm
1
8
5
8
3
3
Wespennesten
47
68
82
102
42
39
Vervoer / Werkzaamheden
359
378
344
365
228
250
Humanitaire hulp
107
304
171
258
173
165
Preventieve interventies
304
133
180
147
76
58
Logistiek
112
80
298
338
373
269
Demo’s / Oefeningen
105
117
122
128
92
104
Gerechtelijke onderzoeken
7
14
49
74
81
89
Andere
97
93
99
133
113
119
Totaal
4095
4711
4375
3591
3446
3688
2.3.1 Overzicht van de « antrax-interventies » uitgevoerd door de eenheden van de CB tussen oktober 2001 en december 2006
145
Terugkerende opdrachten
In oktober 2001 ontstond een golf van met, vaak witachtig, poeder gevulde enveloppen en pakjes in de vier hoeken van onze planeet, waarbij ook België niet gespaard bleef. Ook al is het fenomeen sindsdien sterk vervaagd, het is evenwel niet helemaal verdwenen. Dit poeder wordt ervan verdacht sporen van antrax of miltvuur te bevatten. Om elke besmetting te voorkomen, wordt de verdachte enveloppe of het verdacht pakje weggehaald en vervoerd door de Civiele Bescherming ; vervolgens wordt het vernietigd, nadat een staal genomen werd voor analyse door een gespecialiseerd laboratorium. Totnogtoe werd er in België geen enkel spoor van antrax gevonden in deze stalen. Het gaspak, dat de drager ervan isoleert van de omgeving rondom hem, behoort tot de uitrusting voor de persoonlijke bescherming van de personeelsleden van de Civiele Bescherming tijdens de interventies van het type ‘antrax’.
Eenheid van de CB
Aantal interventies
Liedekerke
622
Libramont
38
Ghlin
207
Jabbeke
109
Crisnee
189
Brasschaat
152
Totaal
1317
2.4 De samenwerking met de Politie en Justitie Sinds enkele jaren biedt het operationeel personeel van de Civiele Bescherming logistieke ondersteuning aan de federale politie en aan de magistraten bij gerechterlijke opdrachten die met spoed verricht worden door de procureurs of de onderzoeksrechters. In 2006 werd een inventaris opgesteld van de verschillende types logistieke ondersteuning van deze aard en ontmoetingen tussen de Algemene Directie en de FOD Justitie hebben geleid tot de uitwerking van een fiche voor elke geïnventariseerde operatie die de CB kan uitvoeren voor de rechterlijke macht.
Het gaat om de volgende operaties:
• Ondersteuning van gespecialiseerde leden – die geselecteerd werden en die een adequate opleiding hebben gekregen – van de CB, bij het zoeken van lijken of menselijke resten [foto].
• Interventie van het duikersteam tijdens het zoeken naar lijken of menselijke resten in wrakken van voertuigen die zich onder water bevinden.
• Interventie van de kynologenhulpverleningsteams tijdens de zoektocht naar verdwenen personen.
• • • •
Klopjachten tijdens de zoektocht naar vermiste personen. Beveiliging van plaatsen die gevaarlijke producten bevatten (NRBC), inclusief het vervoer. Logistieke bijdrage tijdens reconstructies. Het dichten van grote openingen in openbare gebouwen na inbraak.
146
Terugkerende opdrachten
• Ondersteuning door het personeel van de Civiele Bescherming in de gevangenissen tijdens stakingen van de penitentiaire beambten, onder toezicht van de politie: - Verdeling van de maaltijden onder de gedetineerden (in geval van een volledige staking, kan het personeel van de Civiele Bescherming ertoe gebracht worden de bereide maaltijden buiten de gevangenis op te halen). - Verdeling van de door de gedetineerden in de kantine gedane aankopen. - Verdeling van de door de medische dienst van de gevangenis voor de gedetineerden bereide geneesmiddelen. - Punctuele interventies in geval van rampen (overstromingen, brand, …).
De fiches bevatten de volgende inlichtingen:
• • • • • • • •
Het type interventie (gepland of dringend); Het contactpunt van de Algemene Directie; Een omschrijving van de interventie; De gebruikte technieken; De ingezette menselijke middelen; Het gebruikte materieel; De nodige voertuigen; De eventuele opmerkingen.
Andere rubrieken betreffende Justitie kunnen toegevoegd worden op vraag van Justitie; het doel is om voor elke geïnventariseerde operatie één enkele fiche te hebben, die gebruikt zal worden door de Algemene Directie en de politionele of rechterlijke macht. Er werden eveneens procedures vastgelegd die rekening houden met alle stappen van de interventies (vanaf de aanvraag tot het inzetten van het personeel en het materieel van de operationele eenheden van de Civiele Bescherming door de rechterlijke macht tot een eventuele facturering van de interventie; hierbij worden ook de beslissingsketen en de informatiemiddelen vastgelegd). In 2007 moeten de in aanmerking genomen samenwerkingsverbanden en de bijhorende procedures geconcretiseerd worden door de ondertekening van protocollen ad hoc. Aangezien de federale politie deelneemt aan de onderzoeken die bevolen worden door de rechterlijke macht, zal zij eveneens betrokken zijn bij bepaalde samenwerkingsverbanden.
147
Terugkerende opdrachten
3 Gespecialiseerde en internationale interventies 3.1 De operatie « LIBREMEUSE » - Het duikersteam van de Civiele Bescherming Het duikersteam van de Civiele Bescherming (gevestigd in de operationele eenheid van Crisnée) heeft in 2006 deelgenomen aan een grootschalige operatie betreffende de opsporing van verdwenen personen in de Maas, meer bepaald in het stuk tussen het viaduct van Beez en Loncin. Deze opsporingsactie die « Libremeuse » (Vrije Maas) gedoopt werd, was de eerste in zijn soort in België, zowel door de omvang als door het aantal betrokken diensten om de actie tot een goed einde te brengen, en werd een groot succes. In het voorjaar van 2006 besliste de procureur-generaal bij het Hof van Beroep van Luik om over te gaan tot de operatie, die in nauw overleg tussen de federale politie (scheepvaartpolitie, de cel “vermiste personen” en het DVI-Team), de betrokken lokale politiediensten, de parketten van de correctionele rechtbanken, en natuurlijk de Algemene Directie, voorbereid en uitgevoerd werd.
De opdracht van de duikers van de Civiele Bescherming bestond erin om, nadat de scheepvaartpolitie merktekens had aangebracht op de bodem van het water, de wrakken van voertuigen definitief te lokaliseren en om ze voorzichtig naar boven te halen om geen enkel spoor te vernietigen en, in voorkomend geval, de zich erin bevindende lijken op te halen. 2
Disaster Victims Identification-Team ; team van de federale politie belast met de identificatie van slachtoffers
148
Terugkerende opdrachten
Deze procedure voor het ophalen van voertuigen van op de bodem van het water, waarvoor de expertise en de knowhow van het duikersteam van Crisnée ruim gekend is en geroemd wordt, vereist het gebruik van zeer specifieke technieken voor het vastmaken van wrakken en voor het optillen door middel van opblaasbare ballonnen. Na de eerste plaatsbepaling door de scheepvaartpolitie werden ongeveer 260 « spots » (m.a.w. mogelijke voertuigen op de bodem van het water) gedetecteerd. Dankzij de operatie, die plaatsvond van juni tot december 2006, konden ongeveer 450 wrakken en 9 lijken van verdwenen personen naar de oppervlakte gehaald worden. Het werkritme werd vastgelegd op 2 duikdagen per week. Telkens werd een team van 6 duikers samengesteld, dat bijgestaan werd door het nodige personeel voor het schoonmaken van de wrakken. Elke dag werden gemiddeld 6 à 8 voertuigen bovengehaald. Door het succes van deze operatie werd reeds voorzien om de Operatie Libremeuse in 2007 verder te zetten in een ander deel van de Maas.
3.2 Groep voor redding en interventie op moeilijke plaatsen (GRIMP)
3.2.1 Het concept GRIMP Het concept GRIMP werd ongeveer vijftien jaar geleden uitgewerkt in Florac in Frankrijk op initiatief van leden van bepaalde brandweerdiensten. Die personen wilden methodes, gebruikt in het kader van de hulpverlening in grotten of in de bergen, omzetten naar een gebruik op moeilijke plaatsen, zoals kliffen, ravijnen, steengroeven, hoge industriële gebouwen of pylonen. Het vernieuwende idee bestond erin een beroep te doen op de technieken om zich voort te bewegen op koorden, waardoor er sneller en veiliger geïntervenieerd kan worden voor de slachtoffers en de redders, met licht en compact materieel.
149
Terugkerende opdrachten
Rond 2000-2001 hebben leden van het personeel van de Civiele Bescherming en van de brandweerdiensten de Franse GRIMP-opleidingen gevolgd. Eens terug in België hebben zij, als GRIMP-pioniers, hun collega’s laten kennismaken met de technieken om zich voort te bewegen op koorden en hebben zij de eerste GRIMPoperaties geleid.
3.2.2 Stand van zaken en perspectieven Momenteel beschikt de Civiele Bescherming over een dertigtal GRIMP-1 (teamleden), een tiental GRIMP-2 (teamchef/ adjunct-instructeurs) en vijf GRIMP-3 (technisch adviseur/ instructeur). De GRIMP-1 werden opgeleid in Frankrijk of in de operationele eenheden van de Civiele Bescherming; de GRIMP-2 en GRIMP-3 werden allen opgeleid in Frankrijk. In 2006 werd de ontwikkeling van GRIMP binnen de Civiele Bescherming en de brandweerdiensten geanalyseerd; deze analyse moet in 2007 leiden tot het ontwerpen van een unieke federale structuur, identificeerbaar en gereglementeerd voor deze specialiteit, zowel op het vlak van de opleidingen als van de operaties.
Dit zou zich moeten vertalen in:
• De organisatie van geharmoniseerde opleidingen voor al het personeel van de Belgische openbare hulpdiensten, zowel voor de « gewone » interveniënten als voor het kader (instructeurs & operationele coördinatoren).
• De samenstelling van een databank met alle brandweerlieden en alle personeelsleden van de Civiele Bescherming die tot GRIMP behoren.
• De toepassing van een systeem voor het inzetten van GRIMP op nationaal vlak (met inbegrip van een gepaste verdeling van de leden over het volledige grondgebied).
• Het gebruik van unieke operationele procedures voor heel België.
3.3 Speleohulpverlening 3.3.1 Context In 2001 heeft de Algemene Directie een samenwerkingsovereenkomst afgesloten met de Union Belge de Spéléologie (U.B.S.) teneinde een beroep te doen op het Speleohulpverleningsteam dat binnen de U.B.S. opgericht werd.
150
Terugkerende opdrachten
Zij heeft voornamelijk betrekking op de modaliteiten inzake organisatie, opleiding en interventie van het Speleohulpverleningsteam, dat samengesteld is uit ervaren speleologen die een gepaste opleiding gevolgd hebben inzake knelpunten bij ondergrondse reddingsoperaties; sommige speleologen bezitten tevens een andere specialiteit (geneesheer, verpleger, technicus inzake telecommunicatie, duiker, enz.). De lievelingsterreinen van de interveniërende personen van het Speleohulpverleningsteam zijn natuurlijk grotten, maar zij kunnen eveneens efficiënt interveniëren in buiten dienst gestelde steengroeven en tunnels, oude mijngangen, drinkwaterputten of luchtkokers en, in het algemeen, op moeilijk bereikbare ondergrondse plaatsen. De bevoegde overheden en diensten inzake hulpverlening aan de bevolking (provinciegouverneurs, burgemeesters, brandweerdiensten, 100-centra, enz.) kunnen een beroep doen op het Speleohulpverleningsteam via de operationele eenheden van de Civiele Bescherming van Crisnée en Brasschaat. De speleologen staan op de interventieplaats onder leiding van een technisch adviseur inzake Speleohulpverlening.
Deze is belast met:
• de evaluatie van de te nemen maatregelen, in overleg met de verantwoordelijke van de openbare hulpdiensten op het terrein;
• de relatie tussen de speleologen en de voormelde verantwoordelijke, teneinde een perfecte samenwerking tussen het Speleohulpverleningsteam en de openbare hulpdiensten te verzekeren;
• de coördinatie van de ondergrondse en daarmee gelijkgestelde hulpverleningsoperaties, waarvoor hij verantwoordelijk is. Alle kosten i.v.m. de interventie van dat specialistenteam worden betaald door de Algemene Directie. Het Speleohulpverleningsteam is dus volledig gratis voor de overheden en de hulpdiensten.
3.3.2 De interventies in 2006 • • • • •
25/02/2006 Esneux; 28/05/2006 Maillen; 18/06/2006 Luik; 25/06/2006 Tilff; 06/08/2006 Esneux.
3.3.3 De oefeningen en opleidingen in 2006 • 12/02/2006 Brussel; • 19/03/2006 Villers-le-Gambon; • 07/10/2006 Mont-sur-Meuse. 3.3.4 Vernieuwing van een deel van het materieel In 2006 werd, omwille van de slijtage waaraan de uitrusting van het Speleohulpverleningsteam onderhevig is en om de veiligheid en de efficiëntie van zijn leden te verzekeren tijdens de interventies en de opleidingen, een deel van het materieel vernieuwd. Deze maatregel zal in 2007 verdergezet worden.
151
Terugkerende opdrachten
3.4 Het Detachement voor Interventie bij Rampen in het buitenland (DICa-DIR) 3.4.1 Context Het DICa-DIR vormt de bijdrage van de Algemene Directie aan de door B-FAST georganiseerde operaties (Belgian First Aid & Support Team). De doelstelling van het DICa-DIR bestaat erin een detachement voor snelle interventie ter beschikking te stellen van B-FAST, dat duidelijk geïdentificeerd is en aan België de mogelijkheid geeft gestructureerde en multidisciplinaire hulp aan te bieden in het buitenland bij hulpverleningsoperaties naar aanleiding van rampen of catastrofes. De leden van het DICa-DIR behoren ofwel tot de operationele eenheden van de Civiele Bescherming ofwel tot een openbare brandweerdienst; ze worden opgenomen in een reserve. Op verzoek van de Coördinatieraad B-FAST kan het detachement geactiveerd en opgericht worden vanuit die reserve; de teamleden die het detachement vormen, zijn dus niet altijd dezelfde en het aantal leden kan variëren. De samenstelling van het DICa-DIR hangt af van het type van interventie en dus van het type van catastrofe of ramp (overstromingen, vervuilingen, aardbevingen, vloedgolven, enz.).
3.4.2 Ministerieel besluit van 21 maart 2006 betreffende de het detachement voor interventie bij rampen of catastrofen in het buitenland (DICa-DIR) en betreffende de coördinatiecel van het detachement voor interventie bij rampen of catastrofen in het buitenland (coördinatiecel van het DICa-DIR) De werking van een organisatie als DICa-DIR vereist een striktheid dan haar fundamenten alleen in de reglementering kan vinden die niets aan het toeval over wil laten. Daarom werd een ministerieel besluit dat eraan gewijd is, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 6 april 2006.
3.4.3 Huidige situatie Momenteel beschikt het DICa-DIR over een reserve van 250 teamleden, van wie er 150 gespecialiseerd zijn in de interventies van het type USAR (Urban Search And Rescue) die bestaan uit de opsporing, de lokalisering en de redding van onder puin bedolven personen naar aanleiding van instortingen veroorzaakt door met name aardbevingen, ontploffingen of aardverschuivingen. De USAR-specialisten zijn afkomstig van meerdere selectieve opleidingen die plaatsvonden in 2002, 2003 en 2004.
3.4.4 Bijscholing van de USAR-teamleden In 2005 begonnen de bijscholingsstages voor de 150 teamleden van de afdeling, ook “module” genoemd, USAR van het DICa-DIR. In2006 werden nog twee stages van dit type georganiseerd. Een eerste bijscholingsstage USAR werd georganiseerd in juni 2006 en een tweede in oktober 2006. Aan elk van die stages van drie dagen op internaat nam een twintigtal teamleden deel, omkaderd door een staf van instructeurs. Deze stage bestond uit workshops om de kennis van de stagiairs op te frissen en ze in te wijden in het gebruik van het nieuwe materieel, alsook uit een grootschalige oefening waarbij de voorwaarden van een USAR-opdracht in het buitenland gesimuleerd werden.
152
Terugkerende opdrachten
3.4.5 Interventies in 2006 Het DICa-DIR heeft in 2006 deelgenomen aan een B-FAST- operatie van 15 dagen in het kader van het Europees Systeem voor uitwisseling van de Civiele Bescherming. In april hebben zware stortvloeden geleid tot de overstroming van de Donau in CentraalEuropa (Hongarije, Slowakije, Roemenië en Bulgarije), en moesten duizenden personen geëvacueerd worden als gevolg van elektriciteitspannes, barsten in de waterleidingen en de communicatiemiddelen. Bulgarije heeft, net als Roemenië op hetzelfde tijdstip, beroep gedaan op de internationale hulp via het MIC (Monitoring and Information Centre van de Eenheid Civiele Bescherming van de Commissie). België heeft deze oproep beantwoord door een interventieteam ter plaatste te sturen om het overtollige water weg te pompen en de bevolking zo toe te laten om hun normale leven terug op te nemen. De module overstromingen van het DICa-DIR ging op 29 april de baan op met 5 voertuigen in het kader van een B-FAST-opdracht. Het team bestond uit 10 leden van de Civiele Bescherming van de permanente eenheden van Liedekerke, Ghlin, Libramont en Crisnée. Een verpleger van de brandweer van Zaventem stond in voor het medisch aspect. Deze module overstromingen heeft haar opdracht, ondanks haar geringe grootte, met succes volbracht, dankzij de pompen met een totaal vermogen van 29.000 l/minuut en dankzij de snelle montage en demontage van het materieel (2 à 3u in functie van het terrein) dat slechts 2 personen per groep toestellen vereist. Nadat het team pompwerken had uitgevoerd op verschillende plaatsen in de stad Nikopol, is het erin geslaagd om een pompstation voor drinkwater dat 40.000 personen bediende, te ontzetten en in werking te houden. Wat de situatie bijzonder maakte, was het feit dat Bulgarije, hoewel het deelnam aan het Communautair Mechanisme, nog geen deel uitmaakte van de Europese Unie. Zoals bij elke Europese interventie of oefening werd een debriefing georganiseerd in Florival om lessen te trekken uit deze opdracht. Bij de verbetering van de module overstromingen werd rekening gehouden met de lessen uit deze ervaring.
153
Terugkerende opdrachten
G
Inspectie van de brandweerdiensten 1 De opdrachten De leden van de inspectie van de brandweerdiensten hebben de volgende opdracht: 1) de controle van de organisatie en de werking van de brandweerdiensten; zij delen de verantwoordelijke autoriteiten hun standpunten en suggesties mee omtrent alle maatregelen die op dat vlak tot verbetering kunnen leiden; zij stellen daartoe een verslag op; 2) de controle van de wijze waarop de brandweerdiensten hun taken inzake brandbestrijding uitvoeren; indien nodig, sporen zij de oorzaken en de omstandigheden van de brand op; 3) de controle van de wijze waarop de brandweerdiensten hun taken inzake brandvoorkoming uitvoeren; indien nodig, delen zij hun opmerkingen mee aan de verantwoordelijke autoriteiten.
Bij de uitvoering van hun inspectieopdracht moeten de inspecteurs de documenten controleren, die bijgehouden moeten worden volgens de administratieve en technische reglementering voor de openbare brandweerdiensten.
2 Operationele inspectie 2.1 De inspecteur op het terrein De inspectie ter plaatse en het noteren van de opmerkingen in het inspectieverslag gebeuren stapsgewijs, waarbij de volgende verschillende punten geanalyseerd worden:
• organisatorische en administratieve gegevens (type brandweerdienst, beschermde gemeenten, personeel van de brandweerdiensten, hulpverleningszone, brevetten, …);
• reglementen van toepassing binnen de dienst (organiek reglement, huishoudelijk reglement, retributiereglement, …);
• • • • • • • • • •
andere wettelijke documenten (jaarverslag, inventarissen, fiches gevaarlijke producten, …); verstandhouding binnen de dienst; aanwezigheidspercentage bij interventies (tijdens en buiten de werkuren); organisatie van de oefeningen, systematiek van de oefeningen, deelname, ... ; wijze van alarmering, telecommunicatiemiddelen; organisatie van de verschillende wachtdiensten; verdeling van de specifieke taken van de officieren; interventies (beknopte statistieken, interventieprocedures, operationele richtlijnen, …); organisatie van de dringende medische hulpverlening; maatregelen inzake brandvoorkoming die van toepassing zijn op verschillende gebouwen, onderzoek, preventieverslag, follow-upcontroles, ... ;
154
Terugkerende opdrachten
• politiereglement(en) betreffende de brandvoorkoming; • opstelling van interventieplannen; • bluswatervoorraden, opstelling van de hydrantenplannen, controles van de brandkranen, signalisatie van de brandkranen, ... ;
• kazernering (vooruitgeschoven posten, werkplaatsen, leefinfrastructuren voor het personeel, oppervlakte, inplanting, parkings, voorbehouden gebruik van de kazerne, functionele integriteit, …)
• rollend en niet-rollend materieel (onderhoud + registratie van het onderhoud, gebruiksstaat, inventaris, wettelijke inspecties, … ;
• persoonlijke beschermingsmiddelen (gebruiksstaat, wettelijke inspecties, registratie van het onderhoud in eigen beheer, ...).
De inspectie speelt eveneens een bemiddelende rol in geval van specifieke problemen binnen de brandweerdiensten die de goede werking van de dienst in gevaar zouden kunnen brengen.
2.2 Activiteiten in 2006 In 2006 werden de inspecties van de brandweerdiensten als volgt uitgevoerd:
Voor de provincie Luik Eupen
Waremme
Aywaille
Stavelot *2
Hamoir *2
Herve
Sankt-Vith
Verviers
Flémalle
Hoei
Pépinster
Lontzen
Malmédy
Welkenraedt
Büllingen
Amblève
Voor de provincie Namen Fosse-la-ville *2
Gembloux
Eghezée
Yvoir
Vresse sur Semois
Couvin *2
Beauraing
Florennes
Voor de provincie Henegouwen Bernissart
Doornik
Beloeil
Chimay
Charleroi
Perwez
Charleroi
Antoing *2
Lessines
La Louvière
Thuin
Moeskroen
Ath
Soignies
Enghien
St Ghislain
Chièvre
Beaumont
Komen-Waasten *3
155
Terugkerende opdrachten
Voor de provincie Waals-Brabant Nijvel
Jodoigne
Tubeke *2
Voor de provincie Luxemburg Vielsam
Houffalize
Virton
St Hubert
Aarlen
Neufchateau
Bertrix
Etalle
Aubange
Erezée
Bastenaken
Voor de provincie Antwerpen Beerse
Hemiksem
Bornem
Merksplas
Brasschaat
Wommelgem
Voor de provincie Limburg Beringen
Bilzen
Hoeselt
Voor de provincie Vlaams-Brabant Aarschot
Opwijk
Tienen
Voor de provincie Oost-Vlaanderen Denderleew
Kruishoutem
Dendermonde
Stekene
Herzele
Kruibeke
Zelzate
Voor de provincie West-Vlaanderen Ardooie
Ruiselede
Blankenberge
Veurne
Hooglede
Houthulst
Izegem
Meulebeke
156
Terugkerende opdrachten
Er werden verschillende gebreken in de reglementering of moeilijkheden bij de werking vastgesteld in de diverse brandweerdiensten waarover inspectieverslagen opgesteld zijn in 2004 en 2005. De Inspectie kon tijdens de tweede inspectie in de brandweerdiensten vaststellen dat niet altijd gevolg gegeven werd aan de opmerkingen in de inspectieverslagen. De Inspectie heeft daarom beslist om te kiezen voor een actieve benadering ten opzichte van de brandweerdiensten teneinde hen te helpen om de vastgestelde gebreken concreet te beantwoorden en teneinde de geïnspecteerde diensten te laten evolueren. De thematische inspectie is zo een controlebezoek dat betrekking heeft op een of meerdere bijzondere thema’s die eventueel gekozen zijn op basis van het vorig inspectieverslag en/of een vooraf vastgesteld mankement. Zo nodig begeleidt en adviseert de Inspectie de autoriteiten teneinde de dienst toe te laten om de lopende situaties te regulariseren. Dit werk gebeurt in samenwerking met de verschillende korps-, gemeentelijke en provinciale overheden. Deze in 2006 toegepaste werkmethode heeft toegelaten om concrete resultaten te leveren in de diverse brandweerdiensten. De Inspectie van de brandweerdiensten heeft in 2006 ook deelgenomen aan diverse werkgroepen, met name om statistieken voor de brandweerdiensten uit te werken en om een nieuw type interventieverslag voor de BW op te stellen.
3 Technische inspectie De technische inspectie van de openbare brandweerdiensten is één van de aspecten van de inspectie van deze diensten. Ze heeft als opdracht na te gaan hoe de brandweerdiensten zich van hun taak kwijten op het stuk van brandvoorkoming; in voorkomend geval delen zij hun opmerkingen aan de verantwoordelijke overheden mede. Ze staat eveneens in voor de inspectie van de infrastructuur. De Directie Brandvoorkoming en Gebouwen is met deze opdracht belast.
3.1 Inspectie in het kader van de Brandvoorkoming De technische inspectie heeft de volgende openbare brandweerdiensten gecontroleerd:
• aan Nederlandstalige zijde: Melle, Harelbeke, Ledegem, Deerlijk, Deinze, Ninove, Buggenhout, Roeselare, Heuvelland en Koksijde
• aan Franstalige zijde: Fleurus, Leuze- en Hainaut, Peruwelz, Soignies, Burg-Reuland, Flemalle, Plombières, St Vith, Wasmes, Arlon Aubange, Bastogne, Bouillon, Etalle, Marche-en-Famenne, Beauraing, Ciney, Dinant, Fosses-la-Villes, Gedinne, Rochefort, Sambreville, Wavre,
157
Terugkerende opdrachten
3.2 Bouw van brandweerkazernes Artikel 5 van het koninklijke besluit van 8 november 1967 bepaalt: De gemeenten die een brandweerdienst hebben moeten voldoende kazernering tot zijn beschikking stellen om er het personeel en het materieel in onder te brengen, evenals een alarmsysteem dat beantwoordt aan de maatstaven die vastgelegd zijn door de Minister van Binnenlandse Zaken. Bij elke subsidieaanvraag, door de gemeenten, aan het Waalse Gewest voor het bouwen, het verbouwen en het vergroten van een kazernering voor de brandweerdiensten wordt de brandweerinspectie geraadpleegd teneinde te bepalen of dat project overeenstemt met de door de Minister van Binnenlandse zaken vastgelegde criteria. In 2006 heeft de technische inspectie een advies gegeven voor de kazerneringprojecten van Couvain en Vielsalm.
3.3 Afwijkingen op de specifieke reglementeringen betreffende brandvoorkoming. De inspecteurs brengen adviezen uit op aanvragen tot afwijkingen van diverse reglementeringen betreffende de brandvoorkoming. Hier volgt een overzicht van de dossiers die in 2006 in dat kader behandeld werden.
• Dossiers van afwijkingen in rusthuizen. In het kader van de erkenning van de rustoorden binnen de Vlaamse gemeenschap bestaat er het samenwerkingsakkoord van 31 juli 1990 tussen de Belgische staat en de Vlaamse gemeenschap, betreffende de tussenkomst van de brandweerinspectie, opgericht door de wet van 31 december 1963 betreffende de Civiele Bescherming, in de erkenningprocedure van de voorzieningen voor bejaarden. De directie Brandvoorkoming en gebouwen brengt advies uit aan de Vlaamse Gemeenschapsminister met betrekking tot de afwijkingsaanvragen aangaande deze inrichtingen. De inspectie heeft 4 afwijkingsdossiers behandeld.
• Dossiers van aanvragen tot afwijking in de ziekenhuizen Artikel 6 van het koninklijk besluit van 6 november 1979 tot vaststelling van de normen inzake beveiliging tegen brand en paniek waaraan ziekenhuizen moeten voldoen, bepaalt het volgende: ’op verzoek van de ziekenhuisbeheerder, kan de minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, afwijkingen toestaan van de normen bepaald in de bijlage van dit besluit. Hij wint vooraf het advies van de minister van Binnenlandse zaken, in, die dat advies uitbrengt na verslag van de inspectie ingesteld bij artikel 9 van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming’. In dit kader heeft de inspectie vier afwijkingsdossiers behandeld.
158
Terugkerende opdrachten
Internationale activiteiten De Algemene Directie beheert de internationale relaties inzake civiele bescherming, niet alleen met de Europese Unie, maar ook met:
• de diensten van de civiele veiligheid van andere Staten (bilaterale relaties); • de NAVO; • indien nodig, andere internationale organisaties. De relaties met de Europese Unie nemen ongetwijfeld de meeste tijd in beslag, gezien de aanzienlijke evolutie van de reglementering en de activiteiten van de civiele bescherming op communautair niveau.
1 Werkzaamheden met betrekking tot de relaties met de europese unie 1.1 Werkzaamheden op het niveau van het Secretariaat van de Ministerraad 1.1.1 Herinnering De Algemene Directie van de Civiele Veiligheid is betrokken bij de voorbereiding van de reglementeringen betreffende de civiele veiligheid en de discussies inzake het strategisch beleid op het niveau van de Raad, met name in de volgende werkgroepen:
• PROCIV (Werkgroep Civiele Bescherming van de Raad, bestaande uit deskundigen van de civiele bescherming) ;
• CIVCOM (Comité voor het civiele beheer van crisissen), voor de kwesties betreffende het civiele crisisbeheer, wanneer er punten in het belang van de civiele bescherming besproken worden. De resultaten van die groepen worden daarna voorgelegd aan het Comité van Permanente Vertegenwoordigers (COREPER), vervolgens aan de Ministerraad. Wat de interventies van de Algemene Directie betreft, vindt een overleg plaats tussen onze diensten en de andere betrokken diensten, met name de nationale coördinatiegroep POL-CIV van de FOD Buitenlandse Zaken. De Algemene Directie neemt eveneens deel aan de voorbereiding van de dossiers van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ) voor de materies met betrekking tot de civiele bescherming, tijdens JBZ-coördinatievergaderingen voorgezeten door de Voorzitster van het Directiecomité.
159
Terugkerende opdrachten
H
1.1.2 Activiteiten in 2006 PROCIV In juni 2006 heeft de Europese Raad er nogmaals op gewezen dat de verbetering van de reactiecapaciteit ten opzichte van noodsituaties een politieke eis bleef. Verschillende punten behoefden bijzondere aandacht. De prioriteit blijft de ontwikkeling van een snelle reactiecapaciteit van de Europese Unie die gebaseerd is op de middelen die de lidstaten ter beschikking hebben, met inbegrip van de modules van de Civiele Bescherming. De snelle implementering van de reeds goedgekeurde procedures, waaronder de « EU Emergency and Crisis Coordination Arrangements », alsook de identificatie en coördinatie van de militaire transportmiddelen ter ondersteuning van de reactie op catastrofen en de organisatie van oefeningen om deze procedures te testen zijn eveneens prioritair. De consulaire samenwerking is eveneens een wens tot nauwere samenwerking tussen de lidstaten. De werkzaamheden inzake de versterking van de reactiecapaciteiten van de lidstaten van de EU werden in 2006 verdergezet. Twee reglementaire teksten werden parallel besproken; een financieel instrument en de herziening van de Beslissing van 23 oktober 2001 inzake het Communautaire Mechanisme van de Civiele Bescherming.
• Het financieel instrument (Civil Protection Financial Instrument) moet het mogelijk maken de financiële basis te leggen voor de communautaire activiteiten op het vlak van de civiele bescherming. Het struikelblok tussen de lidstaten was de communautaire financiering van het transport en de uitrusting, verschillende staten waren tegen elke communautaire financiering in deze domeinen, zowel voor interventies binnen als buiten de EU. Uiteindelijk werd op het einde van het Finse voorzitterschap een compromis gevonden over een financiering van 50% van het transport volgens duidelijke toekenningscriteria, en een systeem met voorschotten, met een vergoeding voor de uitrustingen. Het financieel instrument werd in december 2006 gefinaliseerd en zal formeel aangenomen worden tijdens de Ministerraad van maart 2007.
• Het voorstel voor de Beslissing van de Raad tot instelling van een Communautaire Mechanisme van de Civiele Bescherming (herziening) werd eveneens besproken, op basis van de in het kader van het financieel instrument bekomen akkoorden. Het betreft ondermeer, via de uitbouw van een snel alarmeringssysteem en een snelle reactiecapaciteit, een betere informatiedoorstroming in geval van rampen en interventies, een betere coördinatie van de operaties op internationaal niveau, het uitwerken van de databank, het versterken van het MIC (Monitoring and Information Center van de Europese Commissie), het uitwerken van een betere civilo-militaire samenwerking, het verbeteren van de transportfaciliteiten in het geval van een internationale interventie, het uitwerken van interventiemodules, enz. Wat betreft de invoering van gecoördineerde en geïntegreerde voorzieningen voor het beheer van crisissen met grensoverschrijdende gevolgen, werd in 2006 een operationeel handboek over de coördinatie door de EU van de nood- en crisissituaties opgesteld en goedgekeurd. De vraag van militaire ondersteuning voor de civiele operaties was de aanleiding voor de opstelling van een document dat, op basis van de recente rampen, een reeks capaciteiten en mogelijke militaire middelen identificeert die gebruikt zouden kunnen worden met het oog op deze ondersteuning. Er werden procedures (Standing Operations Procedures) gefinaliseerd met betrekking tot het transport van deze middelen en tot de interactie tussen de militaire structuren en de diensten van de Commissie. De inzet blijft daarentegen beperkt tot de operaties buiten de Europese Unie.
160
Terugkerende opdrachten
CIVCOM Binnen het Civcom werden de werkzaamheden voor de uitvoering van de CHG - Civilian Headline Goal 2008 (Objectif civil 2008), die in 2004 goedgekeurd werd door de Raad, verdergezet. Het strekt ertoe de coherentie te verzekeren van de middelen van de Lidstaten die gebruikt kunnen worden voor het civiele beheer van de crisissen teneinde een Europese veiligheidsstrategie te garanderen. Het betreft de 4 domeinen van Feira (Politie, Civiele Bescherming, Rechtsstaat en Civiele Administratie), alsook 2 horizontale domeinen (monitoring en bijstand aan de EU-overheden) en staat onder toezicht van het COPS (Beleids- en Veiligheidscomité van de Raad). Het CIVCOM verzekert de dagelijkse werking ervan. De CHG heeft het CRT (Crisis Response Team) opgericht, een multidisciplinair civiel team dat een steeds evoluerende politieke situatie op het terrein snel moet evalueren en, indien nodig, een opdracht inzake civiel crisisbeheer moet ondersteunen. Het trainingsconcept voor het CRT werd in 2006 uitgewerkt.
1.2 Op het niveau van de Commissie 1.2.1. Herinnering De aanwending van de wetgevende instrumenten die het mogelijk maken de Europese samenwerking te verbeteren, in het bijzonder het Communautaire Mechanisme - Mechanisme voor de versterkte samenwerking in het kader van noodinterventies betreffende de civiele bescherming, kortweg “het Mechanisme” genoemd en opgericht per besluit van de Raad van 23 oktober 2001 - impliceert een werk op verschillende niveaus, met name inzake opleiding (deelname aan de werkgroepen, conferenties, oefeningen, cursussen en andere projecten georganiseerd in het kader van het Actieprogramma en het Mechanisme), opmaken van inventaris van beschikbare middelen, informatisering en ontwikkeling van een netwerk, ontwikkeling van best practices en uitwisseling van ervaringen. Ter herinnering, het «Communautaire mechanisme ter vergemakkelijking van versterkte samenwerking bij bijstandsinterventies in het kader van civiele bescherming», opgericht in oktober 2001, omvat 30 deelnemende Staten (EU alsook Bulgarije, Roemenië, IJsland, Noorwegen en Liechtenstein). Zijn rol is tweevoudig:
• De voorbereiding op de interventies versterken via de oprichting van een databank ter identificatie van de beschikbare middelen van de civiele bescherming, de organisatie van oefeningen en opleidingen voor de interventieteams en de totstandbrenging van een gemeenschappelijk systeem inzake noodcommunicatie en -informatie (CECIS)
• De interventies inzake civiele bescherming vergemakkelijken en ondersteunen via het MIC (Monitoring and Information Center), dat 24u/24 geactiveerd kan worden. Het Communautaire Mechanisme kan gebruikt worden bij natuurrampen, milieurampen of technologische rampen, binnen en buiten de EU, en eveneens in het kader van de gevolgen van terroristische aanslagen. Het maakt het voor de deelnemende Staten mogelijk om, in geval van nood, onmiddellijk toegang te hebben tot de essentiële informatie betreffende de deskundigen, de interventieteams en de andere mogelijke bijstandsmiddelen.
161
Terugkerende opdrachten
Onze vertegenwoordigingsopdracht wordt met name uitgeoefend in het kader van het Beheerscomité van het Actieprogramma en van het Mechanisme dat belast is met het toezicht op de concrete aanwending van de beslissingen, en van de vergaderingen van het Netwerk van Permanente Correspondenten (orgaan ter ondersteuning van de activiteiten van de Eenheid Civiele Bescherming van de Commissie). De Algemene Directie neemt eveneens deel aan de tweejaarlijkse vergaderingen van de Directeurs-generaal van de Civiele Bescherming, die het voor de Lidstaten mogelijk maken van gedachten te wisselen over de strategische en politieke visies over de toekomst van de civiele bescherming. Ten slotte levert de Algemene Directie een niet te verwaarlozen bijdrage aan de Europese gecoördineerde bijstand bij rampen in het buitenland.
1.2.2. Activiteiten 2006 : aanwending van het Communautaire Mechanisme van de civiele bescherming 1.2.2.1 Modules van civiele bescherming De Algemene Directie is actief blijven deelnemen aan de werkzaamheden van de Europese werkgroep inzake modules van civiele bescherming, die hernomen werden in de loop van het tweede semester van 2006. Deze groep neemt deel aan het proces ter versterking van het mechanisme en beantwoordt aan het mandaat gegeven door de Europese Raad van 16-17 juni 2005 om «een capaciteit van snelle reactie gebaseerd op modules van civiele bescherming van de Lidstaten» te ontwikkelen. De conclusies van de CAGRE (Raad Algemene Zaken) van 18 juli 2005 vermeldden eveneens een ontwikkeling van het moduleconcept. Nadat de hoofdlijnen van het moduleconcept uitgewerkt waren, die voortkwamen uit onderhandelingen tussen de vertegenwoordigers van de lidstaten, heeft een eerste keuze van prioritaire modules geleid tot diepgaandere discussies over de optimale en specifieke inhoud van elke module. In 2007 zal het denkwerk en de uitwisseling van informatie over de in de lidstaten bestaande modules plaatsvinden, teneinde de minimale normen voor elke module te bepalen. Deze ontwikkelingen op Europees niveau moeten uiteraard in verband worden gebracht met de aan de gang zijnde werkzaamheden betreffende de modules B-Fast, en in het bijzonder van Dica-Dir, die op een volledig geïntegreerde manier worden uitgevoerd, zodat de Belgische modules aansluiten bij de Europese beweging. 1.2.2.2 CECIS Het CECIS (Systeem inzake Communicatie en Informatie in geval van rampen) is een beveiligd netwerk dat toelaat om de nationale overheden van de civiele bescherming met elkaar te verbinden om de uitwisseling van informatie en ervaringen te vergemakkelijken en een efficiënt instrument in geval van rampen op te richten. Na een relatief stil jaar 2005 werd de uitvoering van dit systeem dit jaar opnieuw geactiveerd. Er werden opleidingen georganiseerd voor de toekomstige gebruikers van het CECIS, en er vonden talrijke tests plaats met de medewerking van alle lidstaten, waaronder België. De Algemene Directie heeft er actief aan meegewerkt aan de zijde van de dienst hebbende operatoren van de Algemene Directie Crisiscentrum. De inwerkingtreding ervan, die sinds twee jaar uitgesteld is, zou in 2007 moeten plaatsvinden.
162
Terugkerende opdrachten
1.2.2.3 Opleiding De deelname aan de opleidingen en oefeningen draagt bij tot de oprichting van een gemeenschappelijke databank inzake procedures en samenwerking bij bijstandsinterventies in het buitenland en tot de ontwikkeling van de capaciteit van teams die moeten werken in een internationale omgeving en in uitzonderlijke omstandigheden. De opleiding in het kader van het Communautaire Mechanisme wordt verder ontwikkeld. Vijf leden van de Algemene Directie hebben deelgenomen aan opleidingen die georganiseerd werden voor de toekomstige teamchefs en leden van de Europese evaluatie- en coördinatieteams op het terrein. 1.2.2.4 Europese projecten Euromed De bedoeling van EUROMED is een wijd netwerk op te bouwen op politiek, economisch en sociaal vlak tussen de lidstaten van de EU en partners uit Zuid-Mediterrane landen, zijnde: Algerije, Egypte, Israël, Jordanië, Libanon, Marokko, de Palestijnse Autoriteiten, Syrië, Tunesië en Turkije. Een delegatie van zeven buitenlandse experts in het domein van de psychosociale hulpverlening is gedurende 5 dagen naar België gekomen in het kader van het uitwisselingsprogramma EUROMED. Zij hebben beter kennis kunnen maken met de in België gangbare technieken betreffende psychosociale steun. Italiaans project inzake de vrijwilligers van de Civiele Bescherming De Algemene Directie heeft in Brussel gedurende zes maanden twee stagiairs van de Italiaanse Civiele Bescherming ontvangen. Hun doel was om het systeem van de Belgische Civiele Bescherming en de integratie ervan in de internationale context beter te leren kennen. Ze hebben brandweerdiensten en permanente eenheden bezocht, hebben als toehoorder interne en externe vergaderingen bijgewoond, met inbegrip van vergaderingen op internationaal niveau, en hebben talrijke uitwisselingen gehad met de betrokken actoren van de Civiele Bescherming. Ze hebben op basis van hun waarnemingen een verslag opgesteld. 1.2.2.5 Oefeningen De ADCV heeft in 2006 aan geen enkele Europese oefening deelgenomen, met name omdat ze reeds meewerkt aan de organisatie van de oefening EULUX die in 2007 zal plaatsvinden. 1.2.2.6 Gedetacheerde deskundigen Er werden duidelijkere procedures opgesteld voor de deskundigen van de lidstaten die door de Commissie gestuurd worden om de taken van verbindingsofficier te vervullen of om deel uit te maken van het Europees coördinatie- en evaluatieteam. Er wordt voortaan een overeenkomst getekend tussen de Eenheid Civiele Bescherming van de Commissie en de deskundige, zijn mandaat is beter omschreven en de praktische modaliteiten voor deelname aan een Europese opdracht zijn nu helemaal duidelijk.
163
Terugkerende opdrachten
1.2.2.7 Samenwerking met de Verenigde Naties UN-OCHA Het UN-OCHA (Bureau Humanitaire Zaken van de Verenigde Naties) beschikt over een systeem om noodhulp te verlenen aan landen in moeilijkheden en om evaluatie- en coördinatieteams ter plaats te sturen (UNDAC: United Nations Disaster Assessment and Coordination). Er werden formele akkoorden afgesloten tussen de EU en UN-OCHA, zowel op strategisch als op operationeel vlak, opdat het mechanisme van de civiele bescherming de inspanning van UN-OCHA zou versterken, bij een catastrofe buiten de EU. De in 2005 opgemerkte vooruitgang van deze samenwerking werd verdergezet, en de kwestie werd op institutioneel niveau opnieuw op de agenda geplaatst. Op het einde van het jaar vond een eerste gezamenlijke vergadering PROCIV (Werkgroep Civiele Bescherming)-CODEV (Ontwikkelingssamenwerking) plaats.
2 Werkzaamheden met betrekking tot de relaties met de NAVO De Algemene Directie van de Civiele Veiligheid zetelt in het adviserende orgaan Civil Protection Committee (CPC) van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie. Dit orgaan is één van de 8 Planning Boards and Committees in het kader van de Civil Emergency Planning (CEP) van de NAVO.
Civil Emergency Planning betreft de planning van het systematische en effectieve gebruik van civiele middelen voor de steun aan de Alliantie en de maatregelen ter bescherming van de burgerbevolking. De Planning Boards and Committees, waaronder het CPC, zijn een vereniging van experten uit overheidsdiensten, industrie en bedrijven die elk hun eigen expertise meebrengen en advies verlenen in een waaier van verschillende materies. Het CPC rapporteert aan de Senior Civil Emergency Planning Committee (SCEPC) die op haar beurt rapporteert aan de Noord-Atlantische Raad.
Het Civil Protection Committee besteedde dit jaar bijzondere aandacht aan de bescherming van kritieke infrastructuren, de civilo-militaire samenwerking, terrorisme, het Rapid Reaction Handbook, vitale grensoverschrijdende burgertransport in geval van rampen en steun voor de nationale autoriteiten in civiele noodsituaties, inclusief de bescherming van de bevolking tegen de gevolgen van CBRN-incidenten.
164
Terugkerende opdrachten
3 Werkzaamheden met betrekking tot de relaties met de Verenigde Naties IHP Een lid van de Civiele Bescherming heeft, aan de zijde van andere leden van B-Fast, deelgenomen aan de oefening Triplex 2006 die georganiseerd werd in het kader van de « International Humanitarian Partnership » (IHP) van de Verenigde Naties. Het ging erom de coördinatie EU-VN te testen in een multidisciplinair kader op basis van een scenario van een tropische storm van type 5. Deze oefening sloot aan bij het opleidingsbeleid van de teamchefs die kunnen deelnemen aan een opdracht in het kader van B-Fast. UNDAC De structuur UNDAC (UN Disaster Assessment and Co-ordination) heeft als doel de noden ter plaatse te evalueren en een coördinatie van de internationale hulp te verzekeren die geboden wordt in het kader van de Verenigde Naties in geval van een operatie buiten de Europese Unie. Deze teams gelijken op de Europese evaluatie- en coördinatieteams die opgericht zijn in het kader van het Communautaire Mechanisme inzake civiele bescherming. Er zijn specifieke opleidingen georganiseerd voor de deskundigen die aan deze opdrachten kunnen deelnemen. Een personeelslid van de Civiele Veiligheid heeft de UNDAC-opleiding gevolgd. INSARAG De groep Insarag (International Search and Rescue Advisory Group) van de Verenigde Naties hangt af van het OCHA (Bureau voor de coördinatie van humanitaire kwesties van de VN). Deze groep behandelt uitsluitend redding-bergingskwesties (USAR). De groep bepaalt op basis van de expertise van de leden van de staten waaruit hij bestaat de richtlijnen en de standaardprocedures (Insarag Guidelines) die de interoperabiliteit toelaten van de USAR-interventieteams tijdens een internationale operatie. Deze richtlijnen werden eind dit jaar verbeterd, wat een actualisering van de module USAR van Dica-Dir vereist.
165
Terugkerende opdrachten
4 Werkzaamheden met betrekking tot de bilaterale relaties De Algemene Directie heeft op 20 en 21 mei 2006 deelgenomen aan de Nationale Dag van de Civiele Bescherming in het Groot-Hertogdom Luxemburg. Ter gelegenheid van de tiende editie, had Luxemburg Frankrijk, Duitsland en België uitgenodigd om hun capaciteiten inzake civiele bescherming te komen tonen in het kader van de internationale hulp. België heeft een demonstratie gegeven van zijn specifieke capaciteiten op het vlak van overstromingen. Personeelsleden van de operationele eenheden van Libramont en van Brasschaat hebben het publiek inlichtingen gegeven over het materieel, in het bijzonder over de zandzakmachine en de Goliath-pomp, waarvan de capaciteit van 60.000l/minuut uitzonderlijk is in Europa. De verantwoordelijke autoriteiten van de Luxemburgse hulpdiensten waren aanwezig, alsook de chef van de Eenheid van de Civiele Bescherming van de Commissie en de directeursgeneraal van de uitgenodigde staten. Groothertog Henri heeft de aanwezige teams en de stands van de geïnviteerde landen bezocht.
5 B-FAST 5.1 Inleiding Naar aanleiding van de aardbevingen in Turkije heeft België in augustus en november 1999 humanitaire hulpoperaties opgezet. Voor deze hulpverleningsoperaties werd er een beroep gedaan op personeel en materieel van enkele federale departementen (Buitenlandse Zaken, Landsverdediging, Volksgezondheid, Binnenlandse Zaken), van de brandweerdiensten en van sommige niet-gouvernementele organisaties (Artsen Zonder Grenzen, Rode Kruis, enz.). Hoewel ons land bij de eersten was om hulp te bieden en hoewel de geleverde bijstand ten zeerste geapprecieerd werd, is tijdens deze operaties evenwel gebleken dat er verbeteringen konden worden aangebracht aan de voorbereiding en de coördinatie. Deze verbeteringen vereisten de organisatie van een structuur die voortdurend op een vlugge en efficiënte manier kon worden gemobiliseerd. Op 10 november 2000 heeft de federale regering derhalve de beslissing genomen om een snelle-interventiestructuur in te stellen met het oog op de organisatie van dringende acties van humanitaire bijstand in het buitenland bij catastrofen of rampen (Belgian First Aid & Support Team – B-FAST) Sindsdien hebben de hulpdiensten, de civiele bescherming en de openbare brandweerdiensten meermaals samen geïntervenieerd in verschillende landen.
166
Terugkerende opdrachten
5.2 Zendingen De doelstelling van de B-FAST-structuur bestaat erin de eerste noodhulp te verlenen binnen de 12 uur na de beslissing tot interventie. Een B-FAST-zending mag in principe niet langer duren dan 10 dagen.
De B-FAST-structuur wordt geactiveerd wanneer er voldaan wordt aan drie voorwaarden:
• De ramp moet zo’n omvang hebben dat de hulpdiensten van de betrokken landen niet meer in staat zijn om de vereiste bijstand te leveren en dat het leven of de gezondheid van de personen in gevaar komt ;
• De overheden van de getroffen landen moeten een beroep doen op de Belgische hulp of op de hulp van de internationale gemeenschap;
• Er wordt niet geïntervenieerd bij gewapende conflicten.
5.3 Structuren MINISTERRAAD
Coördinatieraad B-FAST Voorzitter: Minister van Buitenlandse Zaken of zijn afgevaardigde Vertegenwoordigers van de: Eerste Minister Minister van Ontwikkelingssamenwerking Minister van Begroting Minister van Defensie Minister van Volkshezondheid Minister van Binnenlandse Zaken Permanente secretaris: Directeur van de Cel B-FAST
Cel B-FAST (FOD Buitenlandse Zaken) Directeur & 2 ambtenaren van de FOD Buitenlandse Zaken Verbindingsofficieren van de andere FOD's (tijdens de operaties)
Planningscomité B-FAST
Adviescomité B-FAST
Voorzitter: Directeur van de Cel B-FAST
Vertegenwoordigers van NGO's & deskundigen inzake noodhulp (Rode Kruis, CNVV, Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, enz.)
Vertegenwoordigers van: FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking FOD Binnelandse Zaken Ministerie van Defensie FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen & Leefmilieu Fod Budget & Beheerscontrole
167
Terugkerende opdrachten
In het kader van de voormelde structuur bestaat er, binnen de FOD Buitenlandse Zaken, een permanente ondersteuningsdienst, «Cel B-FAST » genoemd, waarbij drie organen betrokken zijn, namelijk een Coördinatieraad, een Planningcomité en een Adviescomité.
5.3.1 Coördinatieraad Buiten de activeringsfases van B-FAST is de Coördinatieraad het beheersorgaan van de structuur; hij moet dus een aantal beslissingen nemen, met name inzake investerings- en werkingskosten van de structuur. Het is voorzien dat, zodra een derde land een aanvraag tot dringende hulp die overeenstemt met de mogelijke opdrachten van B-FAST, formuleert, de Minister van Buitenlandse Zaken of zijn gemachtigde, in zijn hoedanigheid van Voorzitter van de Coördinatieraad, de leden van deze raad bijeenroept. Na deze vergadering doet de Voorzitter van de Coördinatieraad een voorstel aan de Ministerraad, die onmiddellijk samenkomt om dit voorstel al dan niet goed te keuren. De Voorzitter van de Coördinatieraad is verantwoordelijk voor de uitvoering van de beslissing van de Ministerraad. Hiertoe wijst hij de persoon aan die belast is met de coördinatie van de Belgische actie in de geteisterde buitenlandse zone. De Raad is samengesteld uit vertegenwoordigers van de verschillende betrokken Ministers. De afgevaardigde van de Minister van Binnenlandse Zaken zetelt binnen dat orgaan.
5.3.2 Cel B-FAST Naar gelang van de activeringsgraad van de structuur B-FAST, is de Cel B-FAST met name belast met het onderhouden van permanente contacten met de Belgische diplomatieke en consulaire posten in het buitenland, evenals met de internationale organisaties (NAVO, EU, VN, enz.), het verzekeren van het secretariaat van de vergaderingen van de Coördinatieraad, het voorbereiden van het budget van B-FAST, het opmaken van een inventaris van het materieel BFAST, het opmaken van een situatieschema in geval van rampen of catastrofen in het buitenland, het leveren van een administratieve ondersteuning in geval van operaties, het uitvoeren van een debriefing na de operaties of het verzekeren van de follow-up van het personeel dat van een zending terugkomt. Binnen dat orgaan wordt de Algemene Directie vertegenwoordigd door een verbindingsofficier.
5.3.3 Planningscomité Het Planningcomité functioneert als een werkgroep die de verschillende dossiers voorbereidt die door de directeur van de Cel B-FAST ter goedkeuring aan de Coördinatieraad voorgelegd zullen worden. Deze dossiers hebben met name betrekking op de ontwikkeling van de interventieprocedures, de oprichting van samenwerkingsverbanden tussen de verschillende departementen of de uitwerking van nieuwe actiewijzen. Het Planningcomité kan eveneens voorstellen doen aan de directeur van de Cel BFAST wat het gebruik van de aan B-FAST toegekende kredieten betreft (aankoop van materieel, opleiding van het personeel, enz.); deze voorstellen worden bestudeerd door de Cel B-FAST die het budget van de structuur voorbereidt om het aan de Coördinatieraad voor te leggen. Dat comité brengt de vertegenwoordigers van de verschillende betrokken departementen bijeen. Naar gelang van de agendapunten, stuurt de Algemene Directie desbetreffende technici of deskundigen.
168
Terugkerende opdrachten
5.3.4 Adviescomité Het Adviescomité wordt bij de werkzaamheden van het Planningcomité betrokken voor de voorbereiding van bepaalde dossiers (samenwerking tussen de Staat en de NGO’s, totstandbrenging van specifieke interventiemiddelen, enz.). De FOD Binnenlandse Zaken is niet vertegenwoordigd binnen dat orgaan.
5.3.5 Budget De investerings- en werkingskosten van de B-FAST-structuur, alsook die van de operaties en de opleidingen (met name die van het DICa-DIR) die zij organiseert, worden gedekt door een jaarlijkse toelage die aan de FOD Buitenlandse Zaken toegekend wordt.
5.4 Het nieuwe concept B-FAST Na bekendmaking van het koninklijk besluit van 28 februari 2003 tot oprichting van een coördinatieraad voor noodbijstand in het buitenland bij catastrofe of calamiteit en van een ondersteunende permanente dienst B-Fast, is gebleken dat er voor diverse aangelegenheden geen precieze specificaties bestonden over de te volgen procedures, zowel op operationeel als op organisatorisch vlak, in het kader van de samenwerking met de FOD Buitenlandse Zaken, het Ministerie van Defensie en de FOD Volksgezondheid. Parallel met de Europese ontwikkelingen ter versterking van het communautaire mechanisme, werden op Belgisch niveau werkzaamheden aangevat om de B-FAST-structuur te verbeteren, waaraan de Algemene Directie actief heeft deelgenomen. Op basis van het seminarie dat eind december 2005 in Florival georganiseerd werd, werden de besprekingen binnen B-FAST in 2006 voortgezet om B-FAST beter te integreren in het kader van de internationale hulpverlening. Enerzijds werd er besloten om via een huishoudelijk reglement de materies die nog niet in het KB werden behandeld, verder uit te werken in een vaste procedure. Anderzijds diende er duidelijker omschreven te worden aan welke voorwaarden er dient te worden voldaan opdat er een operatie in het kader van B-FAST mogelijk zou zijn. Het “trigger-systeem”, de rol van de verschillende diensten, de bijdrage van het Rode Kruis, enz. werden uitvoerig besproken en de fundamenten voor een nieuwe structuur werden gelegd. Een belangrijke uitdaging is het ontwikkelen van modules voor B-FAST. Het aanvankelijke concept van de modules is een voorstel van de Europese Unie waarbij het uitgangspunt het creëren van uniforme modules betreft. De einddoelstelling is om een internationaal team samen te stellen waarbij de lidstaten elkaar op complementaire wijze kunnen aanvullen en in multidisciplinair niveau kunnen samenwerken, binnen een kader dat gecoördineerd is door de Europese Commissie. Door deelname aan de twee niveaus heeft de Algemene Directie de coherentie verzekerd tussen de Europese en de Belgische werkzaamheden. In het kader van B-FAST werden er een reeks van modules vastgelegd, die men kan onderverdelen in generieke en specifieke functies. De generieke functies werden uitgewerkt door de verschillende FOD’s die het werk hebben verdeeld in functie van hun ervaring. Voor al deze modules dienen de specifieke kenmerken omschreven te worden als de opdrachten van de module, het vereiste profiel, de extra scholing, de benodigdheden betreffende het personeel, het materiaal, de transportwijze, de interventietijd, enz., om een spoedige beslissing, en dus ook interventie, te vergemakkelijken.
169
Terugkerende opdrachten
Er werd een standaard modulefiche uitgewerkt in overleg met alle partner-FOD’s op basis van de door de EU gevraagde inlichtingen. Het doel van deze fiches is drievoudig; dienst doen als beslissingsmiddel voor de Coördinatieraad B-Fast, een duidelijke en precieze transmissie van de nationale capaciteiten aan de internationale organisaties, en tot slot als basis dienen op het niveau van de Algemene Directie, voor de ontwikkeling van de procedures voor de modules die tot haar bevoegdheid behoren. Elke FOD heeft vervolgens de fiches opgesteld voor de modules die tot zijn bevoegdheid behoren. De FOD Binnenlandse Zaken heeft 6 modules ontwikkeld (DVI – Identificatie van slachtoffers, Overstromingen, Storm, USAR- Redding en berging, vervuiling, bijstand bosbranden). De eindversie van het nieuwe concept B-FAST, en zijn huishoudelijk reglement, dienen in 2007 goedgekeurd te worden en de B-FAST-modules dienen gevalideerd te worden.
5.5 Modules Dica-Dir Op een geïntegreerde manier met de op het niveau van de Europese Unie aan de gang zijnde werkzaamheden in het kader van de versterking van het Communautaire Mechanisme van de civiele bescherming (modulaire benadering) en de ontwikkeling van het nieuwe concept B-Fast, werd een werkgroep opgericht die bestaat uit deskundigen van de permanente eenheden en van de brandweer. Deze werkgroep is in 2006 talrijke malen bij elkaar gekomen om na te denken over de identificatie van de modules in functie van de specifieke catastrofen. De beschrijvende fiches voor de modules die ontwikkeld werden in drie delen, bevatten algemene informatie over de capaciteiten van de module, maar ook de samenstelling qua personeel (profiel en vereiste opleiding) en qua materieel (met inbegrip van de afmetingen, de bewaarplaats en de prijs). Dit instrument zal als basis dienen om een efficiënte en performante Dica-Dir te ontwikkelen, niet alleen door een beter budgettair beheer voor de aankoop van materieel, een betere bepaling van de deskundigen en een aangepaste opleiding, maar eveneens om de algemene procedures op te stellen voor het uitwisselen van communicaties, voor de alarmering en voor de interventies en per module. Het is tevens de bedoeling om deze modules zowel in het buitenland als in België te gebruiken. De werkzaamheden voor het gebruik van de modules Dica-Dir gaan verder in 2007. Er zullen specifieke werkgroepen per module opgericht worden om duidelijke en doeltreffende procedures op te stellen, onder meer op het vlak van informatie-uitwisseling. Er zullen ook nieuwe modules ontstaan.
170
Terugkerende opdrachten
6 Toekomstperspectieven Voor de Algemene Directie is de herziening van het Communautaire Mechanisme van de civiele bescherming prioritair met het oog op de versterking en de toepassing ervan: opstelling van snelle interventiemodules, ontwikkeling van de databank met de capaciteiten van de civiele bescherming, uitvoering van het CECIS-netwerk, versterking van het MIC, opleiding van de deskundigen, verbetering van de interoperabiliteit en de coördinatie van de middelen, permanente evaluatieprocessen voor de werking van het Mechanisme, gemeenschappelijke oefeningen, en opstelling van de procedures voor de financiering van de transporten. Wat de « Crisis coordination arrangements » betreft, zullen de werkzaamheden om het operationele handboek te verbeteren voortgezet worden. Bovendien betreft een van de belangrijke punten waarop de EU zich in 2007 zal focussen de bescherming van de kritieke infrastructuren. Deze prioriteit sluit aan bij de strategie van de EU om het terrorisme te bestrijden. Het ontwerp van richtlijn en de Communicatie van de Commissie hieromtrent zullen besproken worden tijdens de volgende vergaderingen van het PROCIV. Wat communautaire opleidingen betreft, zal de Algemene Directie de grootschalige Europese oefening EULUX 2007 organiseren, samen met Frankrijk en Duitsland, onder leiding van Luxemburg. Het zal de eerste keer zijn dat vier Europese landen samen een dergelijke oefening organiseren. De opleiding van de leden van de Civiele Veiligheid zal voortgezet worden in het kader van het Mechanisme, maar ook in het kader van het systeem UNDAC van de Verenigde Naties. Er wordt eveneens voorzien om actiever mee te werken aan het systeem Insarag. Het netwerk CECIS zou tegen eind 2007 operationeel moeten zijn.
171
Terugkerende opdrachten
I
Schadeherstelling De opdrachten van de Directie Rampenschade vinden hun oorsprong in de noodzakelijke nationale solidariteit ten opzichte van de slachtoffers van natuurrampen en ten opzichte van hen die materiële schade geleden hebben naar aanleiding van oorlogsfeiten of van de onafhankelijkheid van Kongo.
De Directie Rampenschade behandelt immers de schadeloosstellingen betreffende: - Algemene rampen : tussenkomst van de Staat (onder de vorm van schadevergoedingen en herstelkredieten) in de herstelling van door algemene rampen veroorzaakte schade aan private goederen, alsook aan goederen die tot het openbaar domein van bepaalde publiekrechtelijke personen behoren (wet van 12 juli 1976). - Oorlogsschade : schadeloosstelling van de oorlogsschade 14-18 aan private en openbare goederen (wetten gecoördineerd bij koninklijk besluit van 6 september 1921) en oorlogsschade 40-45 aan private goederen (wetten gecoördineerd bij koninklijk besluit van 30 januari 1954) en openbare goederen (wet van 6 juli 1948). - Schade in Kongo : tussenkomst van de Staat betreffende de schade veroorzaakt aan private goederen naar aanleiding van de onafhankelijkheid van de Democratische Republiek Kongo (wet van 14 april 1965).
De uitgaven betreffende die schadeloosstellingen worden ten laste genomen door
• de Nationale Kas voor Rampenschade (FOD Financiën), betreffende de algemene rampen, de oorlogsschade 40-45 aan private goederen en de schade in Kongo;
• de FOD Binnenlandse Zaken, betreffende de oorlogsschade 14-18 en de oorlogsschade 4045 aan openbare goederen.
Het is vanzelfsprekend dat de activiteiten van de directie hoofdzakelijk gericht zijn op de algemene rampen, ongeacht of het nu in het kader van de procedure tot erkenning van de rampen is of in het kader van de schadeloosstelling van de slachtoffers.
172
Terugkerende opdrachten
1 Algemene rampen A Erkenning van een natuurverschijnsel als algemene ramp Principes Om het slachtoffer van een natuurramp schadeloos te kunnen stellen, moet die ramp, bij in de Ministerraad overlegd koninklijk besluit, erkend worden als algemene ramp. Een ministeriële omzendbrief bepaalt de vereiste criteria om een erkenning mogelijk te maken. Bij een catastrofe verzamelt de Directie Rampenschade de nodige wetenschappelijke (bij de bevoegde instelling inzake het natuurverschijnsel) en financiële (bij de Provinciegouverneurs) informatie; zij stelt, indien nodig, het dossier samen dat de Minister van Binnenlandse Zaken aan de Raad zal voorleggen. Na de goedkeuring van de Raad volgen de handtekening van de Koning en de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Aanvragen tot erkenning behandeld in 2006 - 10 nieuwe rampen werden erkend:
• De hagelbuien die hebben plaatsgevonden op 17 juli 2004 op het grondgebied van de provincies West-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen (KB van 13/03/06).
• De hevige regenval, plaatselijk vergezeld van grote hagelkorrels, die heeft plaatsgevonden op 29 en 30 juli 2005 op het grondgebied van de provincies Antwerpen, Vlaams-Brabant, Waals-Brabant, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Henegouwen, Luik, Limburg en het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad (KB van 13/03/06).
173
Terugkerende opdrachten
• De hevige regenval die heeft plaatsgevonden op 19 en 20 augustus 2005 op het grondgebied van de provincies Vlaams-Brabant, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en Henegouwen (KB van 13/03/06).
• De hevige regenval die heeft plaatsgevonden op 10 en 11 september 2005 op het grondgebied van de provincies Antwerpen, Vlaams-Brabant, Waals-Brabant, WestVlaanderen, Oost-Vlaanderen, Henegouwen, Limburg, Luxemburg, Namen en het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad (KB van 13/03/06).
• De hevige regenval, plaatselijk vergezeld van grote hagelkorrels, die heeft plaatsgevonden op 5 mei 2006 op het grondgebied van de provincie Waals-Brabant (KB van 3/10/06).
• De hevige regenval die heeft plaatsgevonden op 6 juli 2006 op het grondgebied van de provincies Vlaams-Brabant en Waals-Brabant (KB van 3/10/06).
• De hevige regenval, plaatselijk vergezeld van grote hagelkorrels, die heeft plaatsgevonden op 22 juli 2006 op het grondgebied van de provincies Henegouwen, Oost-Vlaanderen en West-Vlaanderen (KB van 12/10/06).
• De hevige regenval, plaatselijk vergezeld van grote hagelkorrels, die heeft plaatsgevonden op 28 juli op het grondgebied van de provincies Antwerpen, VlaamsBrabant, Henegouwen, Limburg en het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad (KB van 12/10/06).
• De overvloedige regenval die heeft plaatsgevonden op 24 en 25 augustus 2006 op het grondgebied van de provincies Oost-Vlaanderen, West-Vlaanderen, Namen en Luxemburg (KB van 17/10/06).
• De hevige regenval, plaatselijk vergezeld van grote hagelkorrels, die heeft plaatsgevonden op 13 juni 2006 op het grondgebied van de provincies Henegouwen, Oost-Vlaanderen en West-Vlaanderen (KB van 12/10/06). - Van 4 rampen werd de geografische uitgestrektheid uitgebreid:
• De hevige regenval, plaatselijk vergezeld van grote hagelkorrels, die heeft plaatsgevonden op 29 juni 2005 op het grondgebied van de provincies Vlaams-Brabant, Waals-Brabant, Oost-Vlaanderen, Henegouwen, Luik, Namen en het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad (KB van 13/03/06).
• De hevige regenval, plaatselijk vergezeld van grote hagelkorrels, die heeft plaatsgevonden op 29 en 30 juli 2005 op het grondgebied van de provincies Antwerpen, Vlaams-Brabant, Waals-Brabant, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Henegouwen, Luik, Limburg en het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad (KB van 3/10/06).
• De hevige regenval die heeft plaatsgevonden op 19 et 20 augustus 2005 op het grondgebied van de provincies Vlaams-Brabant, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en Henegouwen (KB van 3/10/06).
• De overvloedige regenval die heeft plaatsgevonden op 3 et 4 juli 2005 op het grondgebied van de provincies Oost-Vlaanderen, West-Vlaanderen en Henegouwen (KB van 3/10/06). - 6 gebeurtenissen hebben het voorwerp uitgemaakt van een weigering tot erkenning (waarvan 1 aanvraag tot uitbreiding), aangezien er niet voldaan werd aan de criteria. - Op het einde van het jaar waren er nog 10 aanvragen tot erkenning in onderzoek, waarvan 2 aanvragen tot uitbreiding.
174
Terugkerende opdrachten
Verbetering van de erkenningsprocedure – De nieuwe erkenningscriteria Tijdens de zitting van 14 juli 2006 heeft de Ministerraad het ontwerp van de omzendbrief tot vaststelling van de erkenningscriteria voor een algemene ramp goedgekeurd. Deze tekst vervangt de ministeriële omzendbrief van 30 november 2001 waarin bepaalde hiaten opgedoken waren. De nieuwe omzendbrief is het resultaat van een werk van lange adem. De werkzaamheden werden eind 2003 aangevat met een startvergadering binnen de Directie Rampenschade en met het daaropvolgende overleg met de instellingen of organen die gespecialiseerd zijn op het vlak van verschillende natuurverschijnselen die een algemene ramp kunnen veroorzaken. Er vonden grondige besprekingen plaats met de vertegenwoordigers van
• het Koninklijk Meteorologisch Instituut voor wat betreft de fenomenen overvloedige neerslag, hagel, stormen, windhozen ;
• de Koninklijke Sterrenwacht van België voor wat betreft aardbevingen ; • de regionale Hydrologische diensten en de Hydrologische dienst van de Faculteit Landbouwkunde van Gembloux voor wat betreft de overstromingen ;
• de Dienst geomechaniek en geologie van de Universiteit van Luik voor wat betreft de grondverschuivingen.
Begin 2004 werd het M.P.M.8 opgestart dat de verbetering van de procedures voor schadeloosstelling ingevolge rampen tot doel had. De werkzaamheden met betrekking tot de oppuntstelling van de nieuwe erkenningscriteria dienden onderbroken te worden gedurende dit M.P.M., maar de doelstelling werd hernomen als project in het kader van het M.P.M.
175
Terugkerende opdrachten
Zij zijn begin 2005 opnieuw van start gegaan, op basis van de tijdens de ontmoetingen met de gespecialiseerde diensten verzamelde informatie en er werd een sneuveltekst opgesteld. Er werd aan de tekst geschaafd tijdens de vergaderingen die gehouden werden binnen de Directie Rampenschade om te komen een definitief ontwerp.
Dit ontwerp dat in mei 2005 aan de Inspectie van Financiën werd voorgelegd, is daar bijna een jaar blijven liggen. Intussen werd, op 1 maart 2006, de wet van 21 mei 2003 tot wijziging van artikel 2, § 1, 1° van de wet van 12 juli 1976 betreffende de rampen van kracht. De aangebrachte wijziging had de schrapping tot gevolg van het cumulatief karakter van de wetenschappelijke en financiële criteria van de erkenning: voortaan volstaat het te voldoen aan het ene criterium of aan het andere om tot een erkenning te komen. Het financieel criterium diende herzien te worden teneinde rekening te houden met deze nieuwe gegevens. Het aldus opgestelde ontwerp werd vervolgens besproken tijdens de Interkabinettenvergaderingen (juni 2006) en heeft nog enkele kleine wijzigingen ondergaan vooraleer het werd voorgelegd aan de Ministerraad. De nieuwe omzendbrief bepaalt voor de erkenning één enkel financieel criterium : 50.000.000 € totale schade. Er zijn specifieke criteria uitgewerkt voor een (niet-beperkende) reeks schadelijke feiten en een algemeen criterium (terugkeerperiode van 20 jaar) dat bepaald werd voor alle niet-opgenomen fenomenen. Deze omzendbrief is van kracht geworden op 20 september 2006.
Overzicht van het jaarlijks aantal erkenningen sinds 1976 Aantal erkende rampen 9
Aantal
8 7
5 4 3 2 1 0
1976 1977 1978 1979 1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006
Aantal rampen
6
Jaar
176
Terugkerende opdrachten
B Schadeloosstelling van de slachtoffers Principes Private goederen (Wet van 12 juli 1976) Zodra het erkenningsbesluit bekendgemaakt is, beschikken de slachtoffers over een termijn van drie maanden vanaf de maand die volgt op de bekendmaking, om hun aanvraag tot financiële tussenkomst in te dienen bij de Provinciegouverneur. Deze laatste onderzoekt de dossiers en neemt de beslissingen tot schadeloosstelling in eerste aanleg. De Directie Rampenschade controleert de gegrondheid van de beslissingen van de Gouverneur, tekent eventueel hoger beroep aan bij het Hof van Beroep of vraagt aan de Gouverneur om zijn beslissing te herzien. Indien er tegen de beslissing geen bezwaren zijn en na controle van de wederbelegging (herstel van de schade), wordt er aan de Nationale Kas voor Rampenschade (FOD Financiën) de opdracht gegeven om de vergoeding te betalen. Er dient eveneens vermeld te worden dat de Directie eveneens instaat voor de controle van en het toezicht op de vereffening van de provinciale werkingskosten, alsook voor het antwoorden op de talrijke briefwisseling (brieven van particulieren, parlementaire vragen, Kabinetsnota’s, diverse informatieaanvragen, levering van algemene statistieken…) i.v.m. de behandelde materie. Goederen van het openbaar domein (Wet van 12 juli 1976 ; KB van 14 september 1984) De Directie Rampenschade behandelt deze dossiers zelf rechtstreeks; de slachtoffers beschikken over een termijn van 6 maanden vanaf de maand die volgt op de bekendmaking van het erkenningsbesluit, om hun aanvraag in te dienen.
Gegevens betreffende 2006 Private goederen
• aantal door de Gouverneurs betetekende beslissingen : 4921 • bedrag van de toegekende vergoedingen : 21.619.127 € • aantal betaalopdrachten aan de Nationale Kas voor Rampenschade : 4.487 + 649 (werkingskosten)
• bedrag van de betaalopdrachten aan de Nationale Kas voor Rampenschade : 19.685.569 EUR + 2.650.323 EUR (werkingskosten)
• aantal hangende gerechtelijke procedures in het begin van het jaar : 165 • aantal door de Staat betwiste zaken tijdens het jaar :
beroepen : 9 herzieningen : 91
• aantal door de slachtoffers betwiste zaken tijdens het jaar : beroepen : 22 herzieningen : 49
177
Terugkerende opdrachten
Goederen van het openbaar domein
• • • •
aantal genotificeerde beslissingen : 6 bedrag van de toegekende vergoedingen : 362.314,49 EUR aantal betaalopdrachten aan de Nationale Kas voor Rampenschade : 12 bedrag van de betaalopdrachten aan de Nationale Kas voor Rampenschade : 97.641,33 EUR
Verbetering van de procedure tot schadeloosstelling (private goederen) • De wet van 17 september 2005 « tot wijziging wat de verzekering tegen natuurrampen betreft, van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst en de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen » werd gepubliceerd in het Staatsblad van 11 oktober 2005. Deze wet trad in werking op 1 maart 2006 (publicatie in het Staatsblad van het KB van 25 februari 2006 dat het Tariferingsbureau activeerde). Er werd een nota betreffende de impact van deze wetswijziging opgesteld en verspreid onder de Provinciegouverneurs in maart 2006. Voortaan zal het Rampenfonds niet meer tussenkomen wanneer de schade veroorzaakt werd aan goederen die in principe gedekt kunnen zijn door een verzekeringscontract overeenkomstig de artikelen 68-1 en volgende van de wet van 25 juni 1992. Op deze regel werd echter een uitzondering voorzien ten voordele van een slachtoffer van wie het vermogen de niet-verzekering van zijn goederen rechtvaardigt. Een koninklijk besluit moet de vereiste voorwaarden bepalen om te kunnen genieten van deze uitzondering.
178
Terugkerende opdrachten
Deze tekst werd op punt gesteld in overleg met de Minister van Maatschappelijke Integratie. Hij voorziet dat beroep gedaan kan worden op de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, die de betrokkenen een getuigschrift moeten leveren dat zegt dat de ze op de dag van de ramp recht hadden op een leefloon of op een gelijkwaardige financiële hulp. De tekst zal begin 2007 ter bespreking worden voorgelegd aan de Ministerraad.
• De werkzaamheden voor de aanpassing van de wet van 12 juli 1976, bedoeld om de wet in overeenstemming te brengen met de sociaal-economische evolutie, alsook om bepaalde passages te verduidelijken, werden gefinaliseerd. Na overleg met de provincies werd een tekst op punt gesteld ; deze zal begin 2007 voorgesteld worden aan de sponsor (het gaat namelijk om een project dat voortvloeit uit een M.P.M.) om nadien het parcours voor de wettelijke invoering te vervolgen.
• Het herschrijven van het programma Calis, beheerssoftware voor de procedures tot schadeloosstelling, werd beëindigd op het einde van het jaar. De grootste moeilijkheid was de extractie van de provinciale gegevens en hun invoering in de centrale databank. Een groot werk bestond erin de verschillende « standaard » beslissingen tot verwerping uit te werken.
Er werden overigens testen uitgevoerd gedurende het hele jaar ; 2006 werd afgesloten met de start van de vertaling van het programma naar het Nederlands. Het zal in gebruik genomen worden in de eerste maanden van 2007.
179
Terugkerende opdrachten
Deelname aan het Colloquium « Evaluation et prévention du risque sismique en Wallonie » In de loop van oktober werd in Namen een internationaal colloquium gehouden. Tijdens dit colloquium kreeg de Directie Rampenschade de kans om de voorwaarden voor tussenkomst van de Staat met betrekking tot algemene rampen uit te leggen. De uiteenzetting was eveneens een analyse van de impact op deze interventie van de nieuwe verplichte verzekeringsdekking tegen natuurrampen door de verzekeraars.
Deelname aan het programma « Risicoanalyse » van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid Het programma « Risicoanalyse » is een softwareprogramma, besteld door de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid, dat dient om de optimale vestiging van de brandweerkazernes te simuleren om zo de veiligheid van de bevolking te verzekeren. Een lid van de Directie Rampenschade, gespecialiseerd inzake het beheer van de databank Oracle, heeft in de loop van het tweede semester deelgenomen aan de opleiding «Risicoanalyse» met het oog op het gebruik van dit programma binnen de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid.
2 Oorlogsschade • Schade 14-18 Zelfs nu wordt nog regelmatig materiële schade veroorzaakt door de ontploffing van een granaat of de instorting van een ondergrondse gang uit de eerste wereldoorlog.
180
Terugkerende opdrachten
Een bij koninklijk besluit benoemde Staatssecretaris moet met het slachtoffer een overeenkomst betreffende de schadeloosstelling afsluiten; die overeenkomst wordt door de Directie Rampenschade gecontroleerd. In de loop van 2006, heeft een dossier het voorwerp uitgemaakt van een schadeloosstelling voor een bedrag van 19.857,50 EUR ; een ander dossier wordt onderzocht.
• Schade 40-45 aan private goederen Een schadelijk feit dat zijn oorsprong vindt in de tweede wereldoorlog kan ook nu nog aan de basis liggen van een schadeloosstelling. Een juriste van de Directie Rampenschade is bekleed met het bijzondere mandaat van «Juridisch adviseur» en is gemachtigd om een beslissing inzake schadeloosstelling te nemen. In 2006 werd een beslissing tot schadeloosstelling genomen, voor een bedrag van 4.299,01 EUR ; 6 andere dossiers worden onderzocht. Er komen overigens regelmatig aanvragen binnen om informatie betreffende oude dossiers te krijgen. Zo vragen de personeelsleden van de Commissie van schadeloosstelling van de Joodse Gemeenschap regelmatig om de archieven te raadplegen. De wetgevingen betreffende de schadeloosstelling van de schade 14-18 en 40-45 aan de private goederen zijn momenteel niet aangepast. In het kader van de herziening van de wet van 12 juli 1976 wordt er overwogen om ze te integreren in de bestaande wetgeving, teneinde de toekenning van die schadeloosstellingen te uniformeren en te vereenvoudigen.
• Schade 40-45 aan de openbare goederen De wet van 2 juli 1999 heeft het mogelijk gemaakt om de verjaring van een aantal dossiers op te schorten. Het initiatief moet nu komen van de slachtoffers. Zij moeten een bestek indienen dat door de administratie goedgekeurd moet worden en daarna overgaan tot de gunning van de opdracht. Op basis van een belofte van de Minister, die die gunning goedkeurt, worden de schadevergoedingen vervolgens geleidelijk aan uitbetaald.
In 2006 bedroeg het bedrag van de uitgevoerde betaalopdrachten 220.056,61 EUR. De vastleggingen bedroegen 393.000 EUR. Er weze opgemerkt dat er nog verschillende dossiers aanhangig zijn bij de Raad van State of de gerechtelijke instanties, waarbij de betrokkenen bezwaar indienden tegen de verwerping, bij ministeriële beslissing, van sommige schadegevallen.
181
Terugkerende opdrachten
3 Schade in Kongo Net zoals de oorlogsschade aan de openbare goederen, is deze materie zo goed als uitgedoofd.
De voormelde juriste is eveneens bekleed met het bijzonder mandaat van «bemiddelaar» inzake schade in Kongo en is in die hoedanigheid belast met het beheer van de procedures in eerste aanleg; momenteel bestaat haar hoofdtaak evenwel uit het beantwoorden van talrijke informatieaanvragen. Het laatste dringende dossier heeft in februari 2006 het voorwerp uitgemaakt van een arrest van de Raad van State, die de genomen beslissing annuleerde en het dossier terugstuurde naar de Hogere Vergoedingscommissie. Geen enkele schadevergoeding werd betaald in 2006.
182
Terugkerende opdrachten
Communicatie en informatie J1 Communicatie De voornaamste doelstellingen van de Algemene Directie op het vlak van communicatie zijn:
• De burgers informeren ; • Onze activiteiten kenbaar maken bij onze klanten en het publiek ; • Het werk van onze teams op het terrein van dichterbij benaderen ; • De doorstroming tussen het operationele gedeelte en het administratieve gedeelte bevorderen.
1 Realisaties in 2006 1.1 Herinnering Er werd een communicatieplan ontwikkeld voor de jaren 2005 en 2006.
Dit plan preciseert de doelstellingen op het vlak van interne communicatie :
• De interne communicatie binnen en tussen de operationele eenheden verbeteren ; • Een betere samenwerking binnen en tussen de diensten van de Algemene Directie ontwikkelen teneinde een efficiëntere dienstverlening aan de terreindiensten te verzekeren ;
• de communicatie tussen de diensten van de Algemene Directie en de operationele eenheden van de Civiele Bescherming te verbeteren ;
• de binnen de Algemene Directie gerealiseerde projecten productief maken teneinde de motivatie van de medewerkers te verhogen ;
• het onthaal en de integratie van de nieuwe collega’s verbeteren. Voor de externe communicatie zijn de doelstellingen de volgende:
• de Civiele Bescherming en de openbare brandweerdiensten valoriseren bij hun partners en bij het grote publiek;
• de burgers helpen bij het aannemen van de gepaste gedragingen teneinde ongevallen te vermijden en de schadelijke gevolgen in geval van ongevallen, catastrofen, rampen en schadegevallen te beperken;
• de talrijke verwezenlijkingen van de Algemene Directie bekendmaken.
183
Terugkerende opdrachten
J
De goedgekeurde principes zijn de volgende:
• de informatie wordt zo snel mogelijk na de goedkeuring ervan meegedeeld ; • het interne publiek wordt geïnformeerd vóór het externe publiek ; • de informatie is correct, realistisch en aan de doelgroep aangepast ; • de efficiëntie van de communicatie wordt gemeten. Teneinde de coherentie van de communicatie te verzekeren werden de voornaamste kernpunten gedefinieerd:
• de hervorming van de Civiele Veiligheid is het grootste project van onze Algemene Directie voor de komende jaren;
• de kern van onze opdracht is het helpen en beschermen van de bevolking en de goederen in geval van rampen, catastrofen en schadegevallen ;
• elk lid van de Algemene Directie werkt op zijn niveau mee aan de verwezenlijking van onze opdrachten.
1.2 Realisaties inzake externe communicatie • de organisatie van een nieuwjaarsmaaltijd waarop naast het personeel van de Algemene Directie, ook de Minister en zijn kabinet, en de voornaamste vertegenwoordigers van de openbare brandweerdiensten uitgenodigd waren ;
• de deelname aan het salon Batibouw ; deze deelname gebeurde in samenwerking met de Algemene Directie Veiligheids- en Preventiebeleid. Het doel was om de vakmensen, maar vooral ook het grote publiek te sensibiliseren voor de bestaande risico’s op brand en voor de te nemen maatregelen om deze risico’s te vermijden. Het publiek heeft de stand van de FOD Binnenlandse Zaken in groten getale bezocht ;
184
Terugkerende opdrachten
• de inhuldiging van de nieuwe kazerne van de grote wacht van de Civiele Bescherming te Libramont ;
• de deelname aan het défilé en aan de feestelijkheden van 21 juli ; zoals elk jaar is de Algemene Directie op de afspraak om de Belgische bevolking te ontmoeten in een ontspannen sfeer ; het is de gelegenheid om het publiek de knowhow van de operationele personeelsleden van de Civiele Bescherming en van de brandweer te laten ontdekken ;
• de herdenking van de catastrofe van Gellingen;
• de organisatie van de Veertiendaagse van de Veiligheid met als thema « Elektriciteit... Speel op zekerheid! » ;
• de deelname van de operationele eenheid van Libramont aan de Open Bedrijvendag. Dit evenement kende een groot succes bij de bevolking ;
• de opstelling en de verspreiding van het activiteitenverslag 2005.
185
Terugkerende opdrachten
1.3 Realisaties inzake interne communicatie • de opstelling van artikels voor het tijdschrift van de federale overheidsdiensten « FEDRA » ; • de opstelling van artikels voor het interne informatieblad van de FOD Binnenlandse Zaken « INTERIORS » ;
• de deelname aan verschillende activiteiten georganiseerd door de FOD P&O.
J.2 Documentatie en archieven De voornaamste taken van de dienst «Documentatie en Archieven» zijn :
• Antwoorden op de externe en interne informatieaanvragen • Beheer van de bestellingen en de abonnementen • Actualisering van de inventaris van de monografieën, audio- en/of VHS-cassettes, CD’s en DVD’s
• Actualisering van de adressen van de hulpdiensten en elk jaar een bundel met deze informatie verspreiden
• Actualisering van de lijst met de commissies en comités • Actualisering van de gegevens van de ADCV • Klassering en bewaring van de mondelinge en schriftelijke parlementaire vragen • Verzameling en klassering van de persartikels inzake de civiele veiligheid • Verzameling en coördinatie van de reglementering betreffende de Brandweerdiensten en de jaarlijkse verspreiding ervan verzekeren
• Verzameling en coördinatie van de reglementering betreffende de Civiele Bescherming • Waken over de publicatie in het Belgisch Staatsblad van de reglementaire teksten van de Algemene Directie
• Klassering en bewaring van de originele reglementaire teksten • Actualisering van de codes • Actualisering van de geografische kaart van de interventiezones van de brandweerdiensten: wijziging van de gegevens, bestelling van nieuwe kaarten
• Beheer van de archieven van de Algemene Directie
186
Terugkerende opdrachten
1 Documentatiecentrum De opdracht van het Documentatiecentrum is tweevoudig:
• de nuttige informatie voor de verwezenlijking van hun activiteiten zo snel mogelijk toegankelijk maken voor de interne medewerkers;
• de externe informatieaanvragen beantwoorden.
1.1 Routineactiviteiten Enkele cijfers van 2006 :
• er werden 346 documentatie- en/of informatieaanvragen behandeld, zowel voor interne als voor externe klanten;
• het documentatiecentrum verzamelt en bewaart de dossiers met betrekking tot de parlementaire vragen (vraag, antwoord van de administratie, antwoord van de Minister dat gepubliceerd wordt in de Parlementaire handelingen) waarvoor de Algemene Directie een antwoord heeft opgesteld. In 2006 werden 206 vragen behandeld;
• wij bewaren elk parlementair document betreffende de civiele veiligheid als documentatie, en dit sinds 1963. Eind 2006 werden 2141 parlementaire documenten geïnventariseerd ;
• in 2006 werden 1079 persartikels inzake de civiele veiligheid verzameld.
1.2 Projecten Rekening houdend met het in 2005 bekomen bijkomende personeel om het beheer van het documentatiecentrum te verzekeren en de archieven te beheren, werden de in de loop van 2005 opgestarte projecten verdergezet en kon de verzameling van de wetten, besluiten en omzendbrieven betreffende de organisatie van de brandweerdiensten afgerond worden in 2006. Het hoofddoel van deze projecten is de noden te beantwoorden van onze interne en externe klanten en het documentatiecentrum toe te laten om de XXIe eeuw goed in te stappen.
1° Actualisering van de « Verzameling van de wetten, besluiten en omzendbrieven betreffende de organisatie van de brandweerdiensten » De Verzameling van de wetten, besluiten en omzendbrieven betreffende de organisatie van de brandweerdiensten, gewoonlijk de « Bijbel » genoemd, werd in juni gefinaliseerd en in juli 2006 verspreid, en dit tot grote tevredenheid van onze klanten : de vraag was groot na de vorige actualisering die dateerde van 2001. Deze verzameling bevat alle gecoördineerde reglementaire teksten betreffende de brandweerdiensten en bestaat in elektronisch formaat (CD-Rom) en niet langer op papier. De teksten zijn in PDF-formaat en zijn toegankelijk via chronologische of thematische tabellen, alsook via tabellen die beide benaderingen combineren. De verzameling staat ook vermeld op de website van de « Fédération royale des Corps de sapeurs-pompiers de Belgique – Aile francophone et germanophone ».
187
Terugkerende opdrachten
2° Reorganisatie van het Documentatiecentrum Het doel van dit project is om zo goed mogelijk de nood aan documentatie van de klanten te beantwoorden, in eerste instantie vooral de interne klanten. Het project ging het hele jaar 2006 verder en daarbij werd een aanzienlijke vooruitgang geboekt :
• de rationalisering, op basis van de noden van de gebruikers, van de bestellingen van boeken en abonnementen werd grotendeels verwezenlijkt en zal afgerond worden in 2007;
• de databanken met de belangrijkste documentatie (monografieën, abonnementen, parlementaire vragen) werden opnieuw in orde gebracht en zullen in de loop van 2007 ter beschikking staan van onze interne klanten op een gemeenschappelijke elektronische ruimte. Er moeten nog aanpassingen gebeuren om ze te beveiligen ;
• de terbeschikkingstelling van een reeks hulpmiddelen (gegevens van de hulpdiensten in een gemakkelijk te gebruiken informaticaformat ; etiketten met de gegevens van de brandweerdiensten, de permanente eenheden, de burgemeesters, de gouverneurs ; enz.) om de efficiëntie te verbeteren van het werk van onze collega’s, staat in de steigers en zal afgerond worden in de eerste helft van 2007 ;
3° De ontwikkeling van het Documentatiecentrum • in 2006 werden een overname van het Documentatiecentrum van de NVBB, alsook een synergie met het Documentatiecentrum van het toekomstige Kenniscentrum bestudeerd. Dit project kon echter niet geconcretiseerd worden ;
• de bibliotheek van het Documentatiecentrum heeft nieuwe rekken gekregen waardoor een honderdtal strekkende meter boeken en tijdschriften geklasseerd kunnen worden ; deze ruimte moet de minstens gedeeltelijke terugkeer mogelijk maken van de bibliotheek die gesitueerd is in het Federaal Opleidingscentrum voor de openbare hulpdiensten ;
• Er werden leveranciers van software voor het elektronisch beheer van documenten geraadpleegd om een virtueel Documentatiecentrum te ontwikkelen.
2 Beheer van de archieven De opdracht van deze cel bestaat erin een klassementssysteem te organiseren dat moet toelaten om zo snel mogelijk de dossiers te plaatsen, maar eveneens om ervoor te zorgen dat de archiefwet van 1955 toegepast wordt, m.a.w. het akkoord verkrijgen van de Algemene Rijksarchivaris voor elke vernietiging van documenten van onze administratie.
1° Project inzake de reorganisatie van de archieven in de Leuvenseweg • Voor dit project was allereerst de sensibilisering van de medewerkers van onze administratie nodig omtrent het belang van archieven voor een organisatie.
• De fiches voor de sortering van de archieven werden opgesteld door de cel archieven, in samenwerking met alle diensten van de Algemene Directie. Deze sorteringsfiches sommen alle soorten documenten op die door de verschillende diensten van de Algemene Directie gebruikt worden, geven hun locatie aan, de manier waarop ze geklasseerd werden en hun periode van administratief belang. Alle documenten van hetzelfde type (bv. de conventies van de Juridische Directie) vormen een reeks archieven.
• Deze eerste fiches werden voorgelegd aan een archivaris van het Rijksarchief (R.A.). Dit controle- en inspectiewerk gebeurde in november en december 2006.
188
Terugkerende opdrachten
Het eindverslag van deze inspecteur-archivaris zal alle reeksen archieven bevatten die afkomstig zijn van onze Algemene Directie (inclusief de operationele eenheden). Hij zal de periode van administratief belang (periode tijdens welke de Administratie het document nodig kan hebben en waarna het naar de eindbestemming wordt gebracht) aangeven, alsook de eindbestemming van elke reeks archieven (vernietiging of bewaring door het R.A.). De sorteringstabel zal in de loop van 2007 gevalideerd en ondertekend worden door de Algemene Rijksarchivaris. Op basis van deze tabel zal de klassering van de archieven gereorganiseerd en geautomatiseerd worden om een snelle en vlotte toegang tot alle archieven van de Algemene Directie mogelijk te maken tijdens hun periode van administratief belang, wat het hoofddoel is van dit project. De Algemene Directie zal zich anderzijds van alle documenten kunnen ontdoen die geen belang meer hebben, hetzij door ze naar het R.A. over te brengen wanneer ze een historische of culturele waarde hebben, hetzij door ze eenvoudigweg te vernietigen.
• Twee lokalen werden voorzien van rekken voor de bewaring van de archieven. Ze worden gevuld met en ontdoen het personeel van een deel van de weinig gebruikte documenten.
2° Project inzake de verhuizing van de archieven in de Pasteurstraat te Anderlecht naar het Rijksarchief
Op dit adres bevindt zich een opslagplaats voor de archieven van de Directie Rampenschade die bestaat uit meer dan 22 strekkende kilometer archieven, die voornamelijk betrekking hebben op de oorlogsschade 1940-1945 en de schade geleden in Congo ten gevolge van de gebeurtenissen van 1960. De Algemene Directie heeft in 2005 vernomen dat een deel van die archieven, op haar kosten en met haar personeel, terugbezorgd moest worden aan het Rijksarchief en dat ze het andere deel mocht vernietigen, en ze heeft zich in 2006 aan deze belangrijke opdracht gewijd. Door deze archieven zullen de historici de komende jaren niet alleen het moeilijke bestaan van de Belgen tijdens het conflict herbeleven, maar zullen de onderzoekers ook de reconstructie van het land en de inrichting van het grondgebied die hieruit is voortgevloeid bestuderen. We merken op dat deze documenten nog steeds van belang zijn voor de Commissie-Buysse, die belast is met de schadeloosstelling van de leden van de Joodse Gemeenschap van België voor de goederen die werd geplunderd of achtergelaten tijdens de oorlog 1940-1945 en wiens werkzaamheden tot eind 2007 lopen. Dankzij deze bewaring door de Directie Rampenschade in de loop van de decennia, kunnen deze onderzoeken gevoerd worden, en dit op het moment dat de Belgische Senaat via de tussenpersoon van zijn commissie « voor de Institutionele Aangelegenheden » en de door
189
Terugkerende opdrachten
CEGES-SOMA gevoerde studie over « De Belgische overheden en de Jodenvervolging en deportatie in België tijdens de Tweede Wereldoorlog », het catastrofale beheer van de oorlogsarchieven aantoont. Enkele honderden meters archieven hebben betrekking op de schade die de inwoners van de kolonie geleden hebben tijdens de gebeurtenissen van 1960. Hun dagelijkse leven en hun terugkeer in de Belgische maatschappij na de Congolese onafhankelijkheid kunnen bestudeerd worden aan de hand van deze dossiers. Om deze taak, die de bouwstenen van ons nationaal geheugen helpt te bewaren, tot een goed einde te brengen, werden in juni 2006 6 personen aangeworven. Gezien de nogal extreme bewaaromstandigheden in bepaalde opslagplaatsen, heeft de Algemene Directie schimmeltests uitgevoerd om elk gezondheidsprobleem bij de teamleden te vermijden. Om zich optimaal te beschermen, heeft iedereen een stofmasker, een bril, handschoenen en een overall gekregen. Tussen juni en november heeft het team 16 reeksen archieven naar het R.A. overgebracht, wat neerkomt op 1.250 strekkende meter archieven. Deze reeksen vereisten, voor de verpakking in zuurvrije dozen en mappen, een aanzienlijk werk met betrekking tot de nieuwe klassering en het stofvrij maken ervan. In december is men begonnen met de verpakking van de reeks « Oorlogsschade – Tweede Wereldoorlog – Schade aan goederen. Reeks centrale Administratie » die bestaat uit meer dan 8 strekkende kilometer. De afronding van deze taak is voorzien voor het laatste trimester van 2007. Verschillende media toonden interesse voor dit project. Zo heeft het magazine Fedra in oktober een artikel van drie pagina’s en de voorpagina gewijd aan de operatie in de Pasteurstraat. De journalisten van VTM hebben op 3 november een reportage gemaakt over het belang van deze archieven en het werk dat het team dagelijks verricht.
190
Terugkerende opdrachten
Grote Projecten
De hervorming van de civiele veiligheid 192
Het project Astrid 202
III
A
De hervorming van de civiele veiligheid 1 Context: De wetgeving houdende organisatie van de hulpdiensten, die al meer dan veertig jaar oud is, moest aangepast worden aan de nieuwe uitdagingen en risico’s in een moderne maatschappij. Daarom staat de hervorming van de Civiele veiligheid sinds enkele jaren bovenaan de agenda van de Regering.
Deze hervorming, of eerder het belang om te hervormen, werd benadrukt door het dramatisch ongeval in Gellingen van 30 juli 2004. Naar aanleiding van deze catastrofe werd in september 2004 een nieuw orgaan, de Begeleidingscommissie voor de hervorming van de civiele veiligheid, opgericht op initiatief van de Minister van Binnenlandse Zaken.
Deze Commissie, doorgaans Commissie-Paulus genoemd naar de naam van de voorzitter, liet toe om de vertegenwoordigers van de federaties van de brandweerkorpsen, de verenigingen van steden en gemeenten, de Civiele Bescherming, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (in de hoedanigheid van werkgever), het kabinet van de Minister van Binnenlandse Zaken, alsook zijn administratie rond een en dezelfde tafel te verzamelen. De resultaten van de werkzaamheden en de onderhandelingen binnen de Commissie-Paulus werden geformaliseerd in een officieel rapport dat in januari 2006 aan de Minister van Binnenlandse Zaken werd overhandigd. Dit rapport is de eerste fase van de concretisering van de hervorming van de Civiele Veiligheid en heeft de nadruk gelegd op de belangrijkste principes van de hervorming.
Het eerste van deze principes drukt het recht uit van elke burger op de snelst mogelijke adequate hulp.
192
Grote projecten
In tegenstelling tot de vroegere opvatting die wilde dat de (gemeentelijke) dienst die territoriaal bevoegd was tussenkwam, rekening houdend met de gemeentelijke grenzen, wil de hervorming het principe opleggen dat de dienst tussenkomt die als eerste met de nodige middelen ter plaatse kan komen.
Noch de gemeentelijke grenzen, noch de provinciale grenzen, noch de afbakening van de toekomstige hulpverleningszones mogen de werking van de hulpdiensten beperken.
Volgens het tweede principe moeten gelijkwaardige diensten gelijkwaardige bijdragen met zich mee brengen voor de burger.
Dit principe houdt in dat de huidige verdeling van de kosten van de brandweerdiensten grondig herbekeken moet worden en rekening moet houden met nieuwe criteria zoals, bijvoorbeeld, het aantal inwoners of nog de te dragen risico’s.
De schaalvergroting, ofwel een noodzakelijke hergroepering van de beschikbare middelen van de brandweerdiensten, is de derde krachtlijn van de hervorming. De invoering van de hervorming en van haar principes veronderstelt bovendien dat de rol van iedereen binnen de nieuwe structuren herbekeken wordt. Het eindverslag van de Commissie-Paulus maakt zo een onderscheid tussen drie structurele niveaus. Aangezien het om een materie gaat die federaal blijft, is het eerste niveau de federale overheid. De minister van Binnenlandse Zaken en zijn administratie blijven immers de eerste vrijwaarders van de Civiele Veiligheid. De federale Staat beschikt , voor de uitvoering van de opdrachten inzake de civiele veiligheid, over een federaal korps van de Civiele Bescherming, dat georganiseerd is in operationele eenheden en bevoegd is voor het volledige grondgebied van het Rijk. Bovendien zal de federale Staat beschikken over een federaal kenniscentrum voor de civiele veiligheid, alsook over een algemene inspectie van de diensten. Het tweede niveau kan omschreven worden als het organisatorisch niveau. Het zal bestaan uit een nieuwe autonome juridische entiteit : de hulpverleningszone. Aangezien de hervorming dicht bij de burger wil staan, bestaat het derde niveau, ofwel het uitvoerend niveau, uit een netwerk van hulpposten die onder de verschillende hulpverleningszones vallen.
Het is vanuit deze posten, de huidige kazernes en de toekomstige kazernes, dat de hulpverleningszones de basisopdrachten van de brandweer zullen verzekeren zodat elke burger de snelst mogelijke adequate hulp krijgt.
193
Grote projecten
2 Werkstructuren: Het was vervolgens aangewezen om deze verschillende principes en richtlijnen te formaliseren in de adequate wetteksten en reglementaire teksten. Voor deze uitdaging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken op voorstel van zijn administratie verschillende werkstructuren uitgewerkt. Er werd een stuurgroep samengesteld om de krachtlijnen van de wetteksten en reglementaire teksten vast te leggen, om de nodige impulsen te geven voor het goede verloop van het project, om de monitoring ervan te verzekeren, om te beslissen over eventuele twistpunten die opgedoken zijn bij de redactionele werkzaamheden en, ten slotte, om de resultaten te bekrachtigen. Deze stuurgroep, bestaande uit dhr. Kerremans, mej. De Knop , dhr. Cuypers, dhr. Paulus en mevr. Breyne is daartoe verschillende malen bijeengekomen. Er werd een comité belast met het “sturen” van de uitwerking van de begeleidingsmaatregelen en de opstelling van de wetteksten en reglementaire teksten inzake de implementering van de hervorming van de civiele veiligheid. Door zijn samenstelling was het doel van het Begeleidingscomité de vertegenwoordigers samen te brengen van het Kabinet, van de federale administratie, van de provincies, alsook van de brandweerfederaties van België. De keuze van de deelnemers werd eveneens gemaakt in functie van hun ervaring, met name in het kader van de politiehervorming. Dit comité was samengesteld uit:
• dhr. Kerremans (Nl), bijzondere opdrachthouder van de hervorming van de Civiele Veiligheid - kabinet Binnenlandse Zaken, projectleider;
• • • • • • • •
dhr. Stoffels (Nl), verbindingsofficier, kabinet Binnenlandse Zaken; dhr. Staquet (Fr), verbindingsofficier, kabinet Binnenlandse Zaken; mevr. Szabo (Fr), adviseur-generaal bij de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid; dhr. Debruyn (Nl), inspecteur van financiën; dhr. Ringlet (Fr), arrondissementscommissaris van de provincie Luxemburg; dhr. Maes (Nl), arrondissementscommissaris van Mechelen; dhr. Hertens (Nl), adviseur, federaal ambtenaar bij de provincie Vlaams-Brabant; mevr. Robiette (Fr), adviseur, verantwoordelijke van de juridische dienst van de Civiele Veiligheid;
• dhr. De Kock (Nl), chef van de permanente eenheid van de Civiele Bescherming van Liedekerke Dit Begeleidingscomité vergaderde, vanaf maart, elke woensdag en vervolgens één woensdag om de veertien dagen, en was belast met de bespreking en validering van het werk van de derde uitgewerkte structuur, namelijk het permanente ondersteuningsteam. Dit team, samengesteld uit vier juristen en een ingenieur van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid, werd vanaf februari opgedragen om actief te werken aan het hervormingsproject. Het permanente ondersteuningsteam werd zo belast met het bijstaan van het Begeleidingscomité en met het secretariaat ervan, maar vooral met het uitwerken van de teksten, het verzamelen van de nuttige documentatie, het uitvoeren van het nodige onderzoek, enzovoort.
194
Grote projecten
3 Werkplanning: De oorspronkelijk vastgelegde werkplanning met het oog op de opstelling van een voorontwerp van wet voorzag om tegen oktober een tekst ter beschikking te stellen van de Minister. Uiteindelijk hebben de inspanningen van de verschillende structuren toegelaten om eind juni over een voorontwerp te beschikken, alsook over een memorie van toelichting in augustus. De inhoud van het voorontwerp werd voorgelegd aan de federaties en de vakbonden. Het hervormingsproject kwam in juli in de fase terecht van de politieke onderhandelingen door middel van interkabinettenvergaderingen. Rekening houdend met dit element, werden de vergaderingen van de stuurgroep en het begeleidingscomité opgeschort. Het permanente ondersteuningsteam ging echter verder met zijn werkzaamheden door ondersteuning te bieden tijdens of in het kader van de interkabinettenvergaderingen, door de teksten geleidelijk aan te passen of nog door juridisch advies te geven over de voorgestelde of aangebrachte wijzigingen. De tekst van het voorontwerp van wet werd bij eerste lezing goedgekeurd op de Ministerraad van 19 december 2006. Het advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State werd gegeven op 17 januari 2007.
4 Inhoud van het voorontwerp van wet: Titel I van het voorontwerp bestaat louter uit een wetgevingsbepaling.
Titel II houdende algemene bepalingen herneemt en herwerkt een aantal concepten van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming. Deze Titel formaliseert eveneens de belangrijke hoofdlijnen van de hervorming. De operationele diensten van de civiele veiligheid zijn samengesteld uit brandweerposten en hulpverleningszones en operationele eenheden van de Civiele Bescherming. Deze diensten zijn belast met de uitvoering van volgende opdracht: het bijstaan en beschermen van personen, hun goederen en hun omgeving. De algemene bevoegdheid van de Minister van Binnenlandse Zaken op het vlak van civiele veiligheid wordt opnieuw bevestigd, terwijl de specifieke bevoegdheid van de Minister van Volksgezondheid inzake dringende medische hulp wordt benadrukt. De diensten van de civiele veiligheid worden georganiseerd op 2 « juridisch-administratieve » niveaus (de federale Staat en de zone) en op 3 operationele niveaus (de Federale Staat, de zone, de post). In haar hoedanigheid van administratieve entiteit, heeft de zone rechtspersoonlijkheid om haar taken op het vlak van organisatie uit te voeren. Hiervoor creëert ze posten om haar toe te laten haar operationele taken uit te voeren.
195
Grote projecten
De post bestaat alleen op het operationele niveau. Hij wordt gecreëerd door de zone en heeft dus zelf geen rechtspersoonlijkheid. De posten verzekeren de uitvoering van de operationele opdrachten. Alle grenzen op het operationele niveau werden opgeheven en de territoriale verdeling in gemeenten, zones of provincies vormt niet langer een obstakel voor de interventie van de brandweerdienst die de adequate hulp het snelst kan verstrekken. De posten bestaan immers uit een hulpverleningsnetwerk binnen welke de opdrachten uitgevoerd kunnen worden per afzonderlijke post of als netwerk, dit wil zeggen in samenwerking met de andere posten van het netwerk. Dit principe is een van de belangrijkste nieuwigheden van de hervorming. Het voorontwerp bepaalt de opdrachten van de operationele diensten van de civiele veiligheid (brandweerposten en hulpposten van de zones en operationele eenheden van de Civiele Bescherming) en machtigt de Koning om, na advies van de gouverneurs, de verdeling te bepalen van de taken onder de Civiele Bescherming en de brandweer- en reddingsposten. De Koning kan eveneens de opdrachten bepalen waarvoor de Civiele Bescherming opgeroepen moet worden of ambtshalve moet tussenkomen, alsook de modaliteiten voor de coördinatie van de operaties die de twee operationele diensten betreffen. Ten slotte voorziet Titel II de uitwerking van de nood- en interventieplannen door de verschillende verantwoordelijke overheden, op federaal, provinciaal en gemeentelijk niveau.
Titel III is volledig gewijd aan de hulpverleningszone. Wat betreft de afbakening van de hulpverleningszone :
• De bepaling van de grootte van de zone was een van de voornaamste moeilijkheden bij de verrichte werkzaamheden, aangezien twee principes verenigd moesten worden : de noodzaak om over te gaan tot een schaalvergroting en de wil om de structuren op een menselijke grootte te houden.
• Om de kwaliteit van de hulpverlening effectief te verbeteren, moest bij de bepaling van de toekomstige grenzen van de hulpverleningszones en de relatieve grootte ervan niet alleen rekening gehouden worden met de ervaringen en vaststellingen uit het verleden, maar ook met de resultaten van de in het kader van de hervormingswerkzaamheden gevraagde risicoanalyse. De weerhouden principes zijn de volgende :
• Elk van de provincies van het Rijk zal ingedeeld worden in hulpverleningszones, waarbij geen enkele zone de provinciale grenzen zal overschrijden. Elke gemeente zal tot één enkele hulpverleningszone behoren. Het grondgebied van de hulpverleningszone zal meerdere gemeenten omvatten. Het territoriaal ambtsgebied van de hulpverleningszones wordt bepaald door de Koning na advies van het Nationaal Raadgevend Comité van de Zones.
• De bepaling van het territoriaal ambtgebied van elke zone is toevertrouwd aan nieuwe structuren.
• Er zal een Nationaal raadgevend comité opgericht worden en dit comité zal een geografische verdeling van de zones over het volledige grondgebied voorstellen. Het comité zal zijn advies baseren op de adviezen van de verschillende Provinciale raadgevende comités van de zones.
• Deze laatste zullen de autoriteiten van de gemeenten van hun provincie verenigen.
196
Grote projecten
Wat betreft de organen van de hulpverleningszone :
• Elke zone beschikt over een zoneraad, de algemene vergadering, en een zonecollege, het beheers- en bestuursorgaan.
• Elke hulpverleningszone wordt geleid door een zonecommandant, verantwoordelijk voor de leiding, de organisatie, het beheer, alsook voor de verdeling van de taken binnen de zone.
• Deze laatste voert zijn bevoegdheden uit onder het gezag van het college. • Rekening houdend met het relatieve belang van de toekomstige hulpverleningszone op het vlak van de te beheren menselijke, materiële en financiële middelen, moet de zonecommandant beschikken over grote expertise als beheerder, maar ook over ervaring op het terrein.
• Het functieprofiel van de commandant wordt bepaald door de Koning. De selectieprocedure binnen de zone zal leiden tot de aanstelling door de raad van de beste kandidaat voor een hernieuwbaar mandaat van 6 jaar dat onderhevig is aan een tweejaarlijkse evaluatie.
• Tot slot werd een technische commissie opgericht binnen elke zone. Dit raadgevend orgaan is samengesteld uit de commandant en de operationele personeelsleden van de zone. Ze heeft als taak het bijstaan van de zonecommandant bij zijn opdrachten en het verstrekken van advies, op aanvraag, omtrent elke kwestie van operationele aard. Wat betreft de middelen waarover de zone zal beschikken :
• Elke zone stelt een meerjarenbeleidsplan op, met name op basis van een risicoanalyse. Dit programma wordt opgesteld voor de duur van de legislatuur en is vatbaar voor veranderingen.
• Het meerjarenbeleidsplan bevat een gemeentelijk en een zonaal luik met de doelstellingen inzake civiele veiligheid en de personele, materiële en financiële middelen om deze doelstellingen te bereiken.
• Het meerjarenbeleidsplan wordt uitgewerkt door jaarlijkse actieplannen. • De gemeentelijke en zonale luiken van het meerjarenbeleidsplan worden ter goedkeuring voorgelegd aan de gemeenteraden van de zone. Wat betreft het financieel beheer van de zone :
• De financiering van de hulpverleningszone wordt verzekerd door vier belangrijke bronnen : de dotaties van de gemeenten van de zone, de federale dotaties, de vergoedingen van de opdrachten waarvan de Koning de terugvordering machtigt en de diverse bronnen.
• De dotatie van elke gemeente wordt bepaald op basis van het akkoord dat bereikt is tussen de verschillende betrokken gemeenteraden.
• Bij gebrek aan dergelijk akkoord wordt de dotatie door de raad vastgesteld overeenkomstig de nadere bepalingen voor berekening en betaling van de gemeentelijke dotaties bepaald door de Koning bij een in ministerraad overlegd besluit.
• De nadere bepalingen inzake berekening zijn vastgesteld, rekening houdend met de volgende criteria voor elke gemeente : de bevolking, de oppervlakte, het kadastraal inkomen, het belastbaar inkomen en de risico’s die aanwezig zijn op het grondgebied van de gemeente.
• De Koning bepaalt bovendien, op basis van gelijkaardige criteria, de nadere bepalingen voor de vaststelling en de betaling van de federale dotatie.
• Overigens wordt het budgettair, financieel en boekhoudkundig beheer gedaan door een bijzondere rekenplichtige die aangesteld is door het college.
197
Grote projecten
Wat betreft het personeel :
• De hulpverleningszone beheert, als autonome rechtspersoon, de aanwerving, de benoeming en de loopbaan van haar administratief en operationeel personeel.
• Wanneer de Koning het algemeen minimaal kader van elke hulpverleningszone bepaalt, dan blijft de zone vrij om, binnen de vastgelegde grenzen, het kader van het personeel aan te passen in functie van haar beleidsplan en de risicoanalyse.
• De wet bekrachtigd eveneens de co-existentie van vrijwillige en beroepspersoneelsleden binnen het operationeel kader.
• Overigens vertrouwt de wet de zorg toe aan de Koning om het administratief en geldelijk statuut van het administratief en operationeel personeel van de zones te bepalen. Wat betreft het materieel en de uitrusting :
• De organisatie in zones laat een optimalisering van de beschikbare middelen toe ; de huidige autonomie van de verschillende diensten heeft immers een onnodige toename van bepaalde types materieel tot gevolg en verhindert het beheer en de mobiliteit ervan tussen de verschillende hulpposten.
• De zone verwerft het materieel en de uitrusting die nodig zijn voor de uitvoering van haar opdrachten en staat in voor het beheer en onderhoud ervan. De Koning bepaalt echter de minimale normen voor de uitrusting en het materieel per type interventie.
• De zone past deze normen toe in functie van de risicoanalyse. Wat betreft het toezicht op de zone :
• Er zullen specifieke toezichthoudende mechanismen opgericht worden teneinde de grote autonomie van de hulpverleningszone af te bakenen.
• Er zijn talrijke gelijkenissen tussen de toezichthoudende mechanismen die uitgewerkt worden door dit ontwerp en de specifieke toezichtsvormen op de politiezones.
• Deze optie kan verklaard worden door de wil van de auteurs van de tekst om een snelle integratie mogelijk te maken van de toezichtsmaatregelen die overwogen worden door de verschillende betrokken autoriteiten. De termijnen en vormen zijn echter aangepast om toe te laten dat meer rekening wordt gehouden met de specificiteiten van de toekomstige hulpverleningszones.
Wat betreft de bevoegdheden van de burgemeesters en de gouverneurs :
• De invoering van de nieuwe structuren doet geen afbreuk aan de bevoegdheden van de burgemeesters en de gouverneurs op het vlak van veiligheid.
• De burgemeester blijft de eerste verantwoordelijke op het vlak van veiligheid, hygiëne en openbare orde op het grondgebied van zijn gemeente. De hulpverleningszone is voor hem een middel dat hem toelaat om zijn bevoegdheden en opdrachten ter zake te vervullen.
• Volgens dezelfde redenering zal de burgemeester, wanneer de omstandigheden dit vereisen, beroep doen op de Civiele Bescherming.
• Dit is mutatis mutandis van toepassing voor de Provinciegouverneur wiens rol als federale regeringscommissaris op het vlak van civiele veiligheid door deze wet opnieuw bevestigd wordt.
198
Grote projecten
Titel IV betreft meer specifiek de Civiele Bescherming en bevestigt opnieuw het principe van de federale verankering van de operationele eenheden van de Civiele Bescherming. De coexistentie van beroeps- en de vrijwillige personeelsleden wordt bevestigd door de wet. Het statuut van de vrijwillige leden van de Civiele Bescherming wordt bepaald bij koninklijk besluit. Voor wat betreft de beroepsleden, is het statuut van het rijkspersoneel op hen van toepassing, behalve voor de door de Koning bepaalde uitzonderingen.
Titel V herneemt het bijzondere aansprakelijkheidsstelsel van het personeel van de civiele veiligheid. De vrijwilligers en de beroepsleden van de zone en van de Civiele Bescherming zijn alleen persoonlijk aansprakelijk voor de schade die ze veroorzaken tijdens de uitoefening van hun functies in geval van bedrog (namelijk de intentionele fout), zware schuld of lichte schuld die bij hem eerder gewoonlijk voorkomt. De werkgever van deze personeelsleden is aansprakelijk voor de schade die zijn personeelsleden aan derden berokkenen, overeenkomstig artikel 1384 van het Burgerlijk Wetboek.
Titel VI bekrachtigt de coordinatierol van de diensten voor de Civiele Veiligheid van de provinciegoverneur.
De operationele diensten van de civiele veiligheid zullen onderworpen worden aan een inspectie van de diensten bedoeld door Titel VII van het wetsontwerp. Deze zal niet alleen beschikken over een adviserende bevoegdheid (betreffende bijvoorbeeld de verbetering van de organisatie of de werking van een dienst), maar ook over een controlerende bevoegdheid.
Titel VIII van het ontwerp herneemt in extenso de tekst van artikel 20 van de wet van 31 december 1963, ingevoegd bij de wet van 22 januari 2007, betreffende het Federaal Kenniscentrum voor de Civiele Veiligheid, een staatsdienst met afzonderlijk beheer die opgericht is binnen de FOD Binnenlandse Zaken. Het Federaal Kenniscentrum voor de Civiele Veiligheid zal verschillende opdrachten vervullen die voornamelijk bestaan uit het uitvoeren van studies (bijvoorbeeld, een evaluatie van een incident / ramp), het geven van advies over operationele kwesties, het ontwikkelen van een documentatiecentrum met betrekking tot de civiele veiligheid, het creëren van een netwerk van deskundigen, het formuleren van voorstellen op het vlak van civiele veiligheid, enzovoort.
Titel IX zet de specifieke maatregelen uiteen betreffende de preventie van brand en ontploffing. De aan de burgemeester toegekende verantwoordelijkheden inzake brandpreventie blijven onveranderd. Deze laatste zal, zoals vroeger, beroep doen op de brandweer, maar via de hulpverleningszone. De brandpreventie evolueert. De preventiedeskundigen worden geconfronteerd met een toename en een groeiende complexiteit van de dossiers, wat onderzoek, studies, risicoanalyses, meningsverschillen en zelfs juridische analyses inhoudt. Er dient opgemerkt te worden dat de huidige organisatie van de brandweerdiensten slechts met moeite toelaat om deze evolutie het hoofd te bieden. De tekst streeft bijgevolg naar een schaalvergroting, maar eveneens naar een differentiatie van de taken op het vlak van preventie.
199
Grote projecten
De bepalingen omtrent het verhaal van de kosten die samenhangen met de opdrachten die uitgevoerd worden door zowel de Civiele Bescherming als de zonale brandweer- en reddingsposten worden beschreven onder Titel X van dit ontwerp.
Titel XI herneemt de bepalingen van de wet van 31 december 1963 betreffende de opvordering van personen en van goederen, naargelang de maatregelen tot evacuatie van bepaalde plaatsen of tot isolering.
De bijzondere maatregelen die van toepassing zijn in oorlogstijd werden opgenomen onder Titel XII.
De strafbepalingen die de weigering of het verzuim bestraffen om zich te gedragen naar de maatregelen die met toepassing van de titels XI en XII zijn bevolen, staan onder Titel XIII.
De Titels XIV en volgende vermelden de overgangs-, wijzigings-, opheffings- en slotbepalingen.
5 Federaal Kenniscentrum voor de Civiele Veiligheid : De oprichting van een federaal kenniscentrum voor de civiele veiligheid komt tegemoet aan een uitdrukkelijk verzoek van de niet-politionele hulpdiensten. Deze bezorgdheid werd benadrukt door het verslag van de Begeleidingscommissie voor de hervorming van de civiele veiligheid. De weerhouden optie was de creatie van een specifieke structuur binnen de FOD Binnenlandse Zaken, maar die alle noodzakelijke autonomie genoot door middel van de toekenning van het statuut van Staatsdienst met afzonderlijk beheer. De creatie van het kenniscentrum heeft als doel de verzameling en verwerking van informatie op het vlak van civiele veiligheid mogelijk te maken met het oog op de verbetering van de kwaliteit van de hulpverlening.
Het kenniscentrum heeft als opdracht : 1°
het opstellen van technische richtlijnen en operationele procedures voor de hulpverleningszones;
2°
de opleiding van de leden van de civiele veiligheid;
3°
het verzamelen en analyseren van statistische gegevens van de hulpverleningszones;
4°
het onderzoeken en evalueren van incidenten;
5°
het oprichten van een documentatiecentrum betreffende de civiele veiligheid;
200
Grote projecten
6°
het creëren en ontwikkelen van expertise en knowhow binnen de verschillende operationele diensten van de Civiele Veiligheid;
7°
het uitvoeren van studies;
8°
het formuleren van strategische adviezen;
9°
het verspreiden en ter beschikking stellen van de kennis;
10° het creëren van een netwerk van deskundigen; 11° meewerken aan het onderzoek en de studies inzake de civiele veiligheid die uitgevoerd worden door andere openbare instellingen. 12° Het bieden van ondersteuning, op het vlak van informatie en gespecialiseerde kennis, tijdens een noodsituatie in de zin van het koninklijk besluit van 16 maart 2006 betreffende de nood- en interventieplannen;
De organisatie van de dringende medische hulp is verwijderd uit de onderzoeksdomeinen van het kenniscentrum.
In haar hoedanigheid van dienst met afzonderlijk beheer, kan het kenniscentrum beschikken over eigen organen : 1.
een beheerscomité dat bestaat uit de voorzitter van het directiecomité van de FOD Binnenlandse Zaken, de directeur-generaal van de Civiele Veiligheid, de directeurgeneraal van de Algemene Directie Crisiscentrum, de voorzitter van de Brandweervereniging Vlaanderen; de voorzitter van de « Fédération royale des Corps de Sapeurs-pompiers de Belgique, aile francophone et germanophone », de directeurgeneraal van het kenniscentrum, alsook een wetenschappelijke expert die aangeduid is door de minister van Binnenlandse Zaken.
2.
een administratieve dienst ;
3.
een technische en wetenschappelijke groep die samengesteld is uit deskundigen en gedetacheerde operationele leden.
Het wetontwerp werd door de Kamer op 7 december 2006 goedgekeurd. Het ontwerp van koninklijk besluit werd op 8 december goedgekeurd door de Ministerraad.
201
Grote projecten
B
Het project ASTRID 1 Context De naam Astrid is het letterwoord dat van de Engelse woorden « All-round Semi-Cellular Trunking Radiocommunication network with Integrated Dispatchings » komt, m.a.w. een allround semi-cellulair radiocommunicatienetwerk met geïntegreerde dispatching. In 1998 werd een naamloze vennootschap van publiek recht, de NV ASTRID, opgericht die dagelijks bijdraagt tot de verbetering van de kwaliteit en de prestaties van het communicatiesysteem dat gebaseerd is op de TETRA-technologie. De TETRA-standaard ( TErrestorial Trunked RAdio) is een Europese standaard die de functionaliteiten bepaalt van een ‘trunking’ netwerk of ‘dynamische frequentietoewijzing’: de radiofrequenties worden automatisch toegekend in functie van de behoeften van het moment. Naast de betrouwbaarheid en de snelheid van de communicatie, wordt de TETRA-technologie gekenmerkt door het feit dat ze een groepscommunicatie toelaat, wat een onmisbaar middel blijkt te zijn voor de hulpdiensten. Een netwerk van het type TETRA biedt een gedeeld radiokanaal dat permanent open is. Elk lid van een discipline kan op de knop van zijn toestel drukken om te praten, en alle andere gebruikers zullen zijn stem horen. Dit laat een onmiddellijke communicatie toe tussen een gebruiker op het terrein en een dispatcher, of een groep gebruikers. Deze unieke functionaliteit laat toe om een vooraf bepaalde groep personen uit verschillende interventiediensten te vormen die met elkaar moeten communiceren, zonder de beperking van het gebruik van één enkele frequentie, zoals vandaag het geval is voor de analoge systemen. Met het radiocommunicatiesysteem ASTRID kan kostbare tijd gewonnen worden. Het ASTRID-project is dus van kapitaal belang voor de zowel politionele als niet-politionele hulpdiensten. Het Astrid-systeem werd immers gecreëerd voor de hulpdiensten en verzekert hen de betrouwbaarheid van de communicaties, zelfs bij grote catastrofen, in tegenstelling tot de klassieke communicatiesystemen die snel overbelast zijn. Naast de verbetering van de operationele communicatie tussen de hulpdiensten via de radio, heeft het Astrid-project ook als doel de door de 100-centra gebruikte technologie te moderniseren, de procedures te uniformeren en, hierdoor de verleende diensten en de efficiëntie van de hulpverlening permanent te verbeteren. Bij de overgang van de 100-centra naar de A.S.T.R.I.D.-technologie, is het doel om de diverse disciplines (politie – brandweer – medische discipline) zo adequaat mogelijk fysiek op één plaats te verzamelen. Bovendien is deze overgangsprocedure de ideale voorbereiding voor de volgende fase die bestaat uit de samensmelting van de nummers 101 en 100 tot een uniek nummer, namelijk 112. Het ASTRID-systeem omvat dus een radionetwerk, een pagingnetwerk en systemen van informaticabijstand (C.A.D.).
202
Grote projecten
2 De grote stappen van het Astrid-project toegepast op de niet-politionele hulpdiensten 2.1 2002 – Het begin Het begin van het project dateert van oktober 2002; teneinde het beheer van incidenten en crisissen te optimaliseren, heeft de Ministerraad op 16 oktober 2002 immers het volgende beslist: a)
een proefproject op te starten in Luik en Antwerpen voor de periode van november 2002 tot december 2005 teneinde de ASTRID-technologie ter beschikking te stellen van alle politionele en niet-politionele hulpdiensten dankzij een geïntegreerd systeem;
b)
een stuurcomité en werkgroepen op te richten belast met de begeleiding en de coördinatie van het hele project.
Verschillende doelstellingen ondersteunen dit initiatief:
• de tenlasteneming van de noodoproepen rationaliseren ; • een neutrale en multidisciplinaire behandeling van de noodoproepen verzekeren ; • een bepaald aantal personeelsleden die onder andere tot het politiepersoneel behoren, de mogelijkheid bieden hun administratieve functie in te ruilen voor een job op het terrein ;
• alles in het werk stellen opdat de verwezenlijking van dit idee een minimale financiële impact heeft op de burger. De Algemene Directie, belast met de coördinatie van de hulpverlening en het beheer van de 100-centra, is natuurlijk bij dit project betrokken.
2.2 2004 – De aanwerving van neutrale call takers Tijdens de Ministerraad van 28 januari 2004 werd de beslissing genomen om geleidelijk aan over te gaan tot de organisatie van het gecentraliseerde beheer van de noodoproepen bestemd voor tegelijk de dringende medische hulpverlening, de brandweerdiensten en de politiediensten. Er werd eveneens beslist om het project op te starten voor de aanwerving van 231 contractuelen als neutrale teleoperatoren of « call takers » die afhangen van en betaald worden door de FOD Binnenlandse Zaken. Dit personeel zal tewerkgesteld worden bij de Informatie- en Communicatiecentra (CIC) van de federale politie (101-centra); daar kan het kennismaken met de ASTRID-software die ontworpen is voor de behandeling van noodoproepen. Er werd overeengekomen dat het aldus aangeworven personeel op termijn zal worden overgedragen naar een federaal agentschap dat daartoe opgericht zal worden en zal afhangen van de Minister van Binnenlandse Zaken en van Volksgezondheid. Het doel van dit agentschap zal het beheren zijn van de geïntegreerde « call taking » voor alle hulpdiensten. De programmawet van 9 juli 2004 en het koninklijk besluit van 13 september 2004 hebben de regels en de modaliteiten vastgelegd voor het inzetten van personeelsleden van Belgacom voor de organisatie en de invulling van de neutrale call taking van de alarmcentrales 112, 101 en 100.
203
Grote projecten
De salariskosten betreffende het voor het project tewerkgestelde personeel worden gedragen door een Bijzonder Fonds voor de geïntegreerde centra van de dringende oproepen, “Fonds 112” genaamd.
2.3 2005 – Een duidelijke werkstructuur en een pragmatische benadering van de migratie van de 100-centra De ontwikkeling van het integratieproject van de hulpdiensten in de Astrid-technologie verloopt niet met de gewenste snelheid, in het bijzonder omwille van het tekort aan zowel menselijke als technische middelen. Een beslissing van de Ministerraad van 22 april 2005 geeft het Astrid-project voor de nietpolitionele hulpdiensten een nieuwe wending door een groot aantal bijkomende middelen toe te kennen.
Bovendien kwamen de vertegenwoordigers van de kabinetten en de administraties van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid overeen:
• het beheer van het Astrid-project voortaan toe te vertrouwen aan de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid; er werd binnen de Algemene Directie dus een duidelijke nieuwe werkstructuur uitgewerkt;
• de migratie van de 100-centra naar het Astrid-systeem pragmatisch aan te pakken en te beginnen met een technologische migratie – ook zero-migratie genoemd – waaronder de realisatie en deze toe te vertouwen aan de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid;
• vervolgens verder te gaan met de functionele ontwikkeling van het CAD-systeem Astrid. Ook “fysieke migratie” genoemd, bestaat de nulmigratie erin de huidige PABX-centrales te vervangen door de CAD-technologie Astrid, maar deze technologie daarbij enkel te gebruiken als een telefooncentrale. Dezelfde partners beslissen ook om de zero-migratie eerst in het 100-centrum van Gent (zie lager) te verwezenlijken. Om te helpen bij de uitvoering van deze cruciale fase van het project, wordt beslist om op lokaal niveau een werkgroep op te richten waarvan de opdracht erin bestaat deze migratie te vergemakkelijken: het « startersteam ».
De opdracht van het starterteam is dubbel: a) invoeren in het CAD-systeem Astrid van de gegevens om het systeem te laten functioneren in zijn basisversie; b) het voortzetten van het functionele analyse van de behoeften en de processen van de niet-politionele hulpverlening om daarna alle mogelijkheden van het CAD-systeem te kunnen gebruiken.
In het kader van de nulmigratie blijft de procedure voor het behandelen van de niet-politionele noodoproepen diegene die vandaag van toepassing is in de 100-centra, d.w.z. zonder splitsing van de functie call taking en dispatching. Dit laat toe de technologie Astrid te gebruiken, in een eerste fase, voor een snelle behandeling van de noodoproepen met maximale garanties op het vlak van continuïteit en efficiëntie.
204
Grote projecten
2.4 2006 – De aanwerving van een projectmanager en een ondersteuningsteam Een belangrijke stap voor het Astrid-project was de aanwerving in december 2005 van een ‘projectmanager’ van buiten de FOD BINNENLANDSE ZAKEN, die belast werd met het tot een goed einde brengen van het migratieproject van de niet-politionele hulpdiensten naar het Astrid-systeem, en in het bijzonder de migratie van de 100-centra. De in december 2005 aangeworven Astrid-projectmanager heeft het project evenwel verlaten in december 2006. Er werd een procedure voor zijn vervanging opgestart in 2006. Een nieuwe projectmanager zou begin 2007 in dienst moeten treden. Om de projectmanager bij te staan, was er, naast het startersteam dat aanwezig is op het terrein (in het CIC), eveneens een sterk team nodig op het niveau van de Algemene Directie. Zij heeft vanaf september 2006 verschillende personen aangeworven om het project ten volle te kunnen ondersteunen.
Het in 2006 opgerichte team « Astrid » ziet er als volgt uit:
• een helpdesk, bestaande uit 2 ingenieurs, die moet beschikken over een specifieke kennis van de Astrid-technologie, alsook van de werkmethodes en protocollen van de 100-centra. Ze houden zich tegelijkertijd bezig met het beantwoorden van de vragen met betrekking tot de operationele programmering en het analyseren van de impact van de door de aangestelden « 100 » gevraagde wijzigingen voor het geheel van het toegepaste functionele model.
• een beheers- en ondersteuningsteam, bestaande uit 2 attachés van wie de activiteiten gericht zijn op het « terrein » ; in dit kader, verzekert het team de administratieve opvolging van de toepassing van het nummeringsplan en de verdeling van de software bij de radiotoestellen (dit vereist een permanent contact met de brandweerkorpsen). Dit team zal in 2007 versterkt worden om de optimale begeleiding te verzekeren van de migratie van de andere 100-centra naar de Astrid-technologie. Zo werd voorzien om nog 2 ingenieurs, 2 informatici en 2 administratieve attachés aan te werven. Het jaar 2006 kan dus gezien worden als een bijzonder beslissend overgangsjaar voor zover, op basis van de realisatie van het pilootproject van de zero-migratie te Gent (zie lager), andere migratieprojecten vanaf 2007 kunnen volgen, rekening houdend met de lessen en de ervaringen uit het eerste project.
205
Grote projecten
3 Het digitaal radionetwerk Het gebruik van de oude VHF-radio’s waarvan het technologisch concept dateert van de Tweede Wereldoorlog heeft aangetoond dat de communicatiemiddelen dringend gemoderniseerd moesten worden door middel van een digitale technologie. In het kader van de samenwerking tussen de verschillende disciplines (politie – brandweer – Civiele Bescherming - medische diensten), zowel voor de gewone interventies als bij rampen, is het noodzakelijk dat de radiocommunicatie op het terrein tussen enerzijds de leden van hulpdiensten, en anderzijds tussen deze leden en hun operationele leiding optimaal verloopt. De regering heeft in 2005 en 2006 een grote inspanning geleverd voor de brandweerdiensten door de aankoop van eindapparatuur Astrid en door op grote schaal opleidingen te organiseren op het niveau van de diverse gebruikers.
3.1 De aankoop van materieel Talrijke brandweerdiensten hebben TETRA-radio’s besteld. In de provincie Namen waren alle brandweerdiensten in 2005 al uitgerust met ASTRID-radio’s. De onderstaande overzichten geven een beeld van respectievelijk de verdeling van het aantal radio’s per provincie en van de in 2006 gedane leveringen. De onderstaande tabellen geven een beeld van respectievelijk het aantal brandweerdiensten die in 2006 uitgerust werden met de radio’s, de verdeling op het vlak van de uitrusting met TETRA-radio’s en het aantal in 2006 geleverde radio’s.
Overzicht van het aantal korpsen die in 2006 zijn overgegaan tot de aankoop van radio’s, uitgezet per provincie 35
Aantal korpsen
30 25 20 15 10 5
206
Grote projecten
Waals-Brabant
Vlaams-Brabant
Limburg
Luxemburg
Namen
Luik
Henegouwen
West-Vlaanderen
Oost-Vlaanderen
Antwerpen
0
Procentuele verdeling aantal radio’s per provincie in 2006 Percentage
120,00%
100,00%
100,00% 80,00%
100,00% 100,00%
100,00%
84,00% 71,11%
64,29% 64,29%
55,81%
60,00%
36,00%
40,00%
Waals-Brabant
Vlaams-Brabant
Limburg
Luxemburg
Namen
Luik
Henegouwen
West-Vlaanderen
Oost-Vlaanderen
0,00%
Antwerpen
20,00%
Overzicht van de leveringen van radio’s in 2006 Aantal bestelde radio’s Aantal geleverde radio’s Percentage van de geleverde radio’s
800 700 600 500 400 300 200 100 0 WBR
OVL
ANT
WVL
VLBR
LUIK
HEN
LUX
LIM
168
448
538
282
296
591
718
351
286
168
390
538
241
291
573
718
351
213
100
87
100
85
98
97
100
100
74
Provincies
207
Grote projecten
4 Het paging-netwerk De pagers zijn ontvangers voor digitale alarmen die tegelijkertijd gebruikt worden om de leden van de interveniërende hulpdiensten te waarschuwen en om de vrijwillige leden op te roepen. De Astrid-technologie laat de vorming van groepen toe teneinde optimaal te beantwoorden aan de noden van de hulpdiensten, hetzij in functie van de aard van de interventie, hetzij in functie van de beschikbaarheid van het personeel. De paging biedt de verschillende hulp- en veiligheidsdiensten de mogelijkheid om eenvoudig en op korte tijd hun personeel te mobiliseren in geval van een incident. Dit is een onmiskenbaar voordeel wanneer men weet dat de brandweerdiensten uit een meerderheid van vrijwilligers bestaan die daarnaast een beroep uitoefenen.
4.1 Testcampagne van de pagers In december 2006 werd een algemene test van de pagers uitgevoerd op het volledige Belgische grondgebied om de transmissietijd van de SDS (Short Data Service) te evalueren, alsook de dekking van het Astrid-pagingnetwerk. Zo’n 33 brandweerdiensten die reeds in het bezit waren van de pagers hebben meegewerkt aan deze ‘nationale’ test door middel van een door de diensten van de Algemene Directie uitgewerkt scenario. Verder vond eind 2006, en dit steeds in het licht van een evaluatie en een optimalisering van de capaciteit van het Astrid-pagingnetwerk, een grondigere en meer op het ‘lokale’ niveau gerichte testcampagne plaats. Deze testcampagne zal actief verdergezet worden begin 2007. De firma AEG heeft overigens toestellen op de markt gebracht die complementair zijn met deze pagers, in dit geval ‘PAGE ALL SYS’ en ‘MESSENGER’. Deze toestellen, geplaatst in een brandweerdienst, bieden een groot aantal functionaliteiten om het ‘pagersnetwerk’ van de dienst te beheren. Talrijke korpsen zijn momenteel al in het bezit van deze apparaten.
4.2 Aankoop van toestellen voor de operationele eenheden van de Civiele Bescherming De operationele eenheden van de Civiele Bescherming werden eind 2006 uitgerust met 48 Astrid-radio’s en 720 pagers en het Astrid-team is gestart met de uitwerking van de adequate fleetmaping (zie punt 4.3). Bovendien zullen de operationele eenheden in de loop van 2007 de door AEG ontwikkelde systemen ontvangen: ‘PAGE ALL SYS’ en ‘MESSENGER’. De Algemene Directie en AEG hebben opleidingen georganiseerd voor het personeel van de operationele eenheden betreffende het gebruik en de werking van de apparatuur.
4.3 Fleetmap & Nummeringsplan Door de invoering van het radiocommunicatiesysteem Astrid ( RCS) werd een nieuwe stap gezet in het gebruik van de radiofonische technologie bij de hulpdiensten. Geleidelijk aan wordt afgestapt van het vroegere gebruik van analoge kanalen en de hulpdiensten gaan over
208
Grote projecten
naar het gebruik van gespreksgroepen. Een gespreksgroep is een “virtueel kanaal” waarbij alle leden, die tot deze gespreksgroep behoren, een groepsgesprek kunnen voeren: één lid spreekt en de andere leden kunnen tegelijkertijd een boodschap beluisteren. In tegenstelling tot een analoog radiosysteem waar het aantal kanalen per definitie beperkt is, biedt het digitaal radiosysteem (Tetra) de mogelijkheid om een groot aantal gespreksgroepen op te zetten. Dit vereist een degelijk beheer van deze gespreksgroepen en wordt daarvoor een “fleetmap” opgesteld. De fleetmap (te vertalen door “overzicht van het radiopark”) levert dus een conceptueel model over de gespreksgroepen, alsook de radiotoestellen die per discipline worden of kunnen worden gebruikt. Het nummeringsplan laat toe om dit conceptueel model te implementeren door een nummer toe te kennen aan elke gespreksgroep en aan elke radio.
4.4 Uniformering van de communicatiegroepen De Algemene Directie stelde in 2006 een ministeriële omzendbrief op betreffende het gebruik van conversatiegroepen en betreffende het nummeringsplan Astrid, na veelvuldig overleg met de vertegenwoordigers van de brandweer.
Het doel van deze omzendbrief is:
• het bepalen van de structuur van het nummeringsplan • het bepalen van de structuur tussen de conversatiegroepen en hun gebruik teneinde de operationele modellen en de communicatie te kunnen aanpassen aan de nieuwe technologie.
• het bepalen van de memotechnische afkortingen, m.a.w. de afkortingen waarmee elke groep wordt aangeduid
• het bepalen van het gebruik van de nummering van het statuut.
4.5 Herprogrammering van de radio’s De FOD Binnenlandse Zaken heeft in de loop van 2006 modules, software en accessoires aangekocht die de herprogrammering van de radio’s mogelijk maken. De korpsen beschikken over drie types toestellen: NOKIA, MOTOROLA en ZENITEL. Deze herprogrammering is eind 2006 gestart en zal actief verdergezet worden in 2007. De korpsen zullen zo beschikken over performante radio’s die steunen op zowel de TETRAtechnologie als op een fleetmap die uitgerust is met conversatiegroepen die aangepast zijn aan hun noden op het terrein.
209
Grote projecten
5 De CAD-technologie Astrid (Computer Aided Dispatching) Eén van de drie Astrid-diensten is voorzien in dispatching-oplossingen. Het Astrid-systeem werd in België in eerste instantie uitgewerkt om te voldoen aan de noden van de politiediensten. Astrid voorzag daartoe in de oprichting van 11 provinciale meldkamers, ook CIC’s (Communicatie –en informatiecentrum) genaamd. Elke meldkamer omvat een aantal werkstations die enerzijds zijn aangesloten op het radiocommunicatiesysteem en anderzijds op een lokaal computernetwerk met databanken die alle operationele informatie bevatten. De werkstations zijn ook aangesloten op de telefooncentrale voor het aannemen van de noodoproepen. Zo’n werkstation bestaat uit één computer met 3 schermen die onderling verbonden zijn. Een scherm dient om de nodige gegevens van de oproeper in te vullen, het tweede brengt de juiste locatie cartografi sch in beeld en het derde laat de operator toe om de juiste diensten uit te sturen (zie fi guur).
De 3 schermen waarmee de operator zijn taak van dienstverlener optimaal kan vervullen
10
Grote projecten
5.1 Integratie hulpverlening Het CIC staat symbool voor integratie van de hulpverlening. De verschillende diensten (medisch, brandweer en politie) zullen op termijn werkzaam zijn in hetzelfde gebouw met dezelfde technologie. Wanneer de integratie volledig afgerond is, zal de oproeper, door het nummer 112 te vormen, automatisch terecht komen bij een call taker. Deze laatste wordt « neutraal » genoemd omdat hij noch tot de politie, noch tot de brandweer behoort. De call taker stuurt vervolgens de oproep door naar de bevoegde dispatcher (politie, brandweer of medische cel), die dan de nodige diensten uitstuurt.
5.2 Het pilootproject Gent In 2006 werd een eerste project gelanceerd in Oost-Vlaanderen (Gent) om in een eesrtse fase de fysieke migratie van het 100-centrum van deze provincie naar het CIC, en vervolgens de technologische migratie te verwezenlijken.
De overgang naar de nieuwe Astrid-technologie vereiste in 2006 een voorafgaande grondige studie voor wat betreft:
• de exploitatie, • de infrastructuur, • de problematiek van het personeel, • de opleidingen.
Werkplatform in de lokalen van het CIC van Gent
Dit eerste project blijkt van kapitaal belang te zijn omdat het de basis moet vormen voor de lancering van gelijkaardige acties in de andere centra.
11
Grote projecten
5.2.1 Zero-migratie Deze migratie bestaat er in eerste instantie in om dezelfde functionaliteiten te verzekeren als diegene die momenteel in gebruik zijn in de huidige 100-centra, maar door middel van de Astrid-technologie. Het gaat dus om de vervanging van de AEG-centrales die momenteel gebruikt worden in de 100-centra door de Astrid-apparatuur door deze in eerste instantie alleen te gebruiken als een gewone telefooncentrale. In dit stadium is er geen sprake om de nieuwe applicaties en de nieuwe functionaliteiten toe te passen. Deze eerste fase wordt zero-migratie genoemd.
Onderstaande tabel geeft de investeringen weer om de overgang naar de Astrid-technologie in Gent te verzekeren. Pilootproject van Gent Investeringskosten
Aankoop van werkstations Aankoop van radio’s, randapparatuur
956.914,00 €
Accessoires Exploitatiekosten
Onderhoud CAD Abonnementen radio’s
293.339,00 €
Software Engineering
5.2.2 Het Startersteam Om de overgangsoperatie te volbrengen, werd een “startersteam” opgericht in Gent, onder leiding van de Astrid-projectmanager. Dit team bestaat uit 4 ervaren aangestelden « 100 » die gedetacheerd zijn van hun werk om zich 100 % te kunnen toeleggen op het Astrid-project. Het team wordt aangevuld met een verpleger die door de FOD Volksgezondheid ter beschikking wordt gesteld.
De opdrachten van het team zijn:
• Gevorderde opleiding over de diverse modules van CAD-expert (zoals CAD DBM, CAD Tools, I-Disp, enz.;
• Bepaling en systematische beschrijving van de protocollen en werkmethodes binnen de 100-centra. Deze protocollen beschrijven op een gedetailleerde manier de inhoud van de door de aangestelde van het 100-centrum verzamelde informatie.
• Verzameling van de geo-operationele gegegevens; • Operationele programmering van de protocollen voor de reactie op incidenten / oproepen; • Invoering van de verzamelde gegevens in het CAD-systeem.
212
Grote projecten
6 Toekomstperspectieven Eens de technologische migratie - zero-migratie genoemd - van het 100-centrum van Gent naar de CAD-technologie Astrid voltooid is (in principe begin maart 2007), is de weg vrij voor de migratie van de andere 100-centra. In 2006 werden al verschillende stappen gezet, en in 2007 zullen deze stappen verdergezet worden om deze migratie in de andere provincies te voltrekken. Bovendien zou ook de tweede fase van het Astrid-project, met als doel de ontwikkeling van nieuwe functionaliteiten binnen de gemigreerde 100-centra in 2007 moeten starten.
213
Grote projecten