ACTIVITEITENRAPPORT 2010
Dienst Vreemdelingenzaken FOD Binnenlandse Zaken
Dit activiteitenrapport is een realisatie van de dossierbeheerders van de Algemene Directie Vreemdelingenzaken. Voor elke opmerking, suggestie of bijkomende vraag kan u zich richten tot de AD Vreemdelingenzaken, Antwerpsesteenweg 59 B, 1000 Brussel, Tel. : +32 (0)2/793 80 19 Fax : +32 (0)2/793 96 69, e-mail :
[email protected]. Het rapport is ook verkrijgbaar in het Frans en kan eveneens geraadpleegd worden op www.dofi.fgov.be.
Coördinatie : Tom PEEL Vertaling : Norah GRANDJEAN (F), Iuliana FERCAU (F), Jan SLECHTEN (N) en Wim VAN DER STRAETEN (N)
Verantwoordelijk Uitgever : Freddy ROOSEMONT, Antwerpsesteenweg 59 B, 1000 Brussel
2
Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken
WOORD VOORAF
11
HOOFDSTUK I : INLEIDING
15
HOOFDSTUK II : CORPORATE MANAGEMENT I. Planning, selectie en aanwerving I.1. Inleiding I.2. Planning op lange termijn I.3. Selecties I.4. Aanwervingen
20 20 20 21 22
II. Beheer van de administratieve loopbaan
28
II.1. Het absenteïsme verminderen en de ambtenaren na een lange ziekte opnieuw integreren II.2. U-time
28 28
III. Organisatie- en Personeelsontwikkeling III.1. Interne personeelsontwikkeling III.1.1. De basisopleidingen III.1.2. De permanente opleidingen III.2. Opleidingen voor de partners van de Dienst Vreemdelingenzaken III.3. Ontwikkelcirkels III.4. Organisatieontwikkeling III.4.1. Kennisbeheer III.4.2. Operationeel plan
IV. Boekhouding en begroting en Aankoopdienst
28 28 29 29 30 31 32 32 32
IV.1. Algemeen IV.2. Projecten 2010 IV.2.1. Het Belgisch voorzitterschap van de EU IV.2.2. Oprichting beheerscomité WTC II IV.2.3. FEDCOM IV.3. Verwezenlijkt budget 2010
33 33 33 33 33 34 34
V. Het archief en het register
35
VI. Tevredenheidsenquête Dienst Vreemdelingenzaken
36 37
VI.1. Oprichting van een SPOC-communicatienetwerk VI.2. On line plaatsen van een functioneel organogram van de Dienst Vreemdelingenzaken VI.3. Doorgeven van de personeelsbewegingen bij de Dienst Vreemdelingenzaken VI.4. “ We are HR”
37 37 38
3
HOOFDSTUK III : 2010, PROJECT STATISTIEKEN I. Inleiding : Project « Statistieken »
40
II. Pijler « Productie : rationalisatie van het verzamelen van statistische gegevens/de productie van statistische gegevens (input en output) »
40
III. Pijler « Toezicht op de behandelingstermijnen»
41
IV. Pijler « Productiviteit»
41
V. Pijler « Beheer van de activiteitspieken»
41
HOOFDSTUK IV : AANVRAGEN OM MACHTIGING TOT VERBLIJF VOOR HUMANITAIRE REDENEN I. Haec decies repetita placebit
44
II. Conjuncturele achterstand, historische schuld en aantal openstaande dossiers
48
III. De aanvragen om medische motieven
50
IV. In 2010 geregulariseerde personen : Top 10 der nationaliteiten
55
V. In de campagne toegepaste criteria
55
VI. Statistische gegevens
56 56
VI.1. Productiviteitsvergelijking VI.2. 2005-2010 beslissingssaldo, geregulariseerde personen en aanvragen in onderzoek VI.3. Input 2010 (nieuw binnengekomen aanvragen) VI.4. Output 2010
56 57 58
HOOFDSTUK V : TOEGANG TOT EN VERBLIJF IN HET RIJK I. Het kort verblijf in België I.1. De visumdienst van het kort verblijf I.2. De dienst Vision I.3. De dienst Kort Verblijf / Opvolging
II. Het lang verblijf in België II.1. Lang verblijf / Niet-EU II.2. Lang verblijf / Studenten II.2.1. Inleiding II.2.2. Studentenvisa II.2.2.1. Aanvragen die in 2010 behandeld werden door het bureau
66 66 70
74 75 75 76 76 77
4
II.2.3.
II.2.4. II.2.5.
II.2.6.
Lang Verblijf Studenten II.2.2.2 Aanvragen die door Buitenlandse Zaken en de Dienst Vreemdelingenzaken behandeld werden Verblijf van de studenten II.2.3.1. Nieuwe verblijven II.2.3.2. Opvolging en einde van het verblijf II.2.3.3. Verdeling per nationaliteit Logistieke taken Analyse van twee gevoelige landen : Kameroen en Marokko II.2.5.1. Kameroen II.2.5.2. Marokko Conclusie
II.3. Lang Verblijf / EU II.3.1. II.3.2. II.3.3. II.3.4.
Inleiding Zware Logistieke Druk Beslissingen Verwachtingen
II.4. Lang Verblijf / Fraudecel II.4.1. Inleiding II.4.2. Cijfergegevens II.4.2.1. Fraude bij huwelijken II.4.2.2. Valse EU-burgers II.4.2.3. Beëindiging van het verblijf op basis van een intrekking van het Statuut van erkend vluchteling II.4.2.4. Fraude vastegesteld na regularisatie
III. De dienst Gezinshereniging III.1. Bevoegdheden van de dienst Gezinshereniging III.2. Evolutie van de beveiligde DNA-procedure in het kader van de aanvragen voor een visum “gezinshereniging” III.3. Activiteiten van de dienst Visa Gezinshereniging III.4. Betrokkenheid van de dienst Visa Gezinshereniging bij de strijd tegen de schijnhuwelijken
IV. Naturalisaties V.1. Inleiding V.2. Ontwikkelingen in 2010 V.3. Workflow 2010
V. Minderjarigen / Slachtoffers van mensenhandel (MINTEH) V.1. Bevoegdheden van de dienst MINTEH V.2. Niet-begeleide minderjarige vreemdelingen V.2.1. Cijfergegevens en tendensen V.2.1.1. Aanvraag documenten NBMV V.2.1.2. Vraag om vernieuwing van NBMV-documenten V.2.1.3. Signalement van de NBMV’s V.2.2. Aandachtspunten V.2.2.1. De voogden V.2.2.2. De Dienst Voogdij en de Dienst Vreemdelingenzaken V.2.2.3. De aanvragen voor een inschrijving in het vreemdelingenregister, in afwezigheid van een paspoort V.2.2.4. De zoektocht naar de familie
77 78 79 80 81 82 82 83 83 84 85 86 86 86 86 87 87 87 88 88 88 89 89 90 90 90 91 92 93 93 93 93 94 94 95 95 95 95 96 97 97 97 98 98 5
V.2.2.5. De vrijwillige terugkeer V.2.2.6. De verdwijningen V.3. Slachtoffers mensenhandel V.3.1. Cijfergegevens en tendensen V.3.1.1. Nieuwe vragen om toepassing, op basis van de artikelen 61/2 tot en met 61/5 van de wet van 15/12/1980 en de artikelen 110 bis en 110 ter van het koninklijk besluit van 8/10/1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen V.3.1.2. Onderzoek van de verschillende verblijfstitels die worden afgegeven V.3.2. Aandachtspunten V.3.2.1. Samenwerking met de opvangcentra voor slachtoffers mensenhandel V.3.2.2. De nieuwe wet van 15 september 2006 rond het verblijfsstatuut voor slachtoffers mensenhandel
101
VI. Multifunctionele cel
102
VII. Helpdesk
103 103 104
VII.1. Algemene helpdesk VII.2. SMEDEM-helpdesk
99 99 99 99
99 100 101 101
HOOFDSTUK VI : DE STRIJD TEGEN DE ILLEGALE IMMIGRATIE, DE MENSENHANDEL EN DE MENSENSMOKKEL I. Controle op de toegang tot het grondgebied en controle op het illegaal verblijf I.1. Controle aan de Schengenbuitengrenzen I.1.1. Grensposten, nieuwe maatregelen en richtlijnen I.1.2. Controle van de grensposten I.1.2.1. Schengenevaluatie I.1.2.2. Commissie Buitengrenzen I.1.2.3. Inspectie grensposten I.1.2.4. Grenscontrole met het Verenigd Koninkrijk I.1.2.5. Overeenkomst MOU I.1.2.6. Preventieve maatregelen I.1.3. Individuele controle toegang I.1.3.1. Algemene binnenkomstvoorwaarden I.1.3.2. Algemeen overzicht van de aan de grens genomen beslissingen en behandelde situaties I.1.3.3. Detailoverzicht bij algemeen overzicht I.2. Controle op het Belgisch grondgebied I.2.1. Samenwerking Dienst Vreemdelingenzaken met politiediensten en Sociale Inspectie I.2.1.1. Bureau C – illegalen - en de Permanentiedienst van de Dienst Vreemdelingenzaken I.2.1.2. De Gerechtelijke Sectie van de Dienst Vreemdelingenzaken I.2.2. Controles op adres I.2.3. Garanten I.2.4. Schengenseiningen (SIS) I.2.5. Gevangenen
106 106 106 107 107 107 107 108 108 108 111 111 111 111 119 119 119 121 124 124 124 126 6
I.3. Vasthoudingen in de gesloten centra en de identificatie I.3.1. De gesloten centra : statistische gegevens voor het jaar 2010 I.3.2. De vasthouding van de families : statistische gegevens voor het jaar 2010 I.3.3. Bijzonderheden, nieuwe initiatieven en specifieke dossiers I.3.4. Identificatie van vreemdelingen I.3.4.1. Cel identificatie voor vreemdelingen in de gesloten centra I.3.4.2. Samenwerking met de strafinstellingen
128 128 131 132 137 137 141
II. De verwijderingen
144 144 145 145 148 148 149 150 150 152 152 152
II.1. Wijze van verwijderingen II.2. Data, evoluties en knelpunten II.2.1. Cijfers en evoluties II.2.2. Aandachtspunten II.3. Beveiligde vluchten II.4. Samenwerking met de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) II.5. Internationale samenwerking inzake verwijdering II.5.1. Het Europees agentschap Frontex II.5.2. De communautaire overnameovereenkomsten II.5.3. Benelux II.5.4. Belgisch niveau
III. DE MULTIDISCIPLINAIRE AANPAK VAN DE DIENST VREEMDELINGENZAKEN III.1. De samenwerking met de gemeenten III.1.1. Project van de pilootgemeenten III.1.1.1. Inleiding III.1.1.2. Evaluatie van het project III.1.2. Het Project Europa – omzendbrief 30 december 1997 III.1.2.1. Inleiding III.1.2.2. Procedure en resultaten III.1.3. Beveiliging van de gemeentebesturen III.1.4. De controle van de gemeenten III.1.5. Tevredenheidsonderzoek bij de gemeenten III.1.5.1. Tevredenheidsonderzoek na een controleopdracht III.1.5.2. Tevredenheidsonderzoek “HAPPY PARTNERS” III.2. De samenwerking met de politiediensten III.2.1. Informatieaanvragen III.3. Samenwerking met Veiligheids- en Inlichtingendiensten III.4. Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse (OCAD) III.5. De samenwerking met de parketten III.6. De samenwerking binnen de Dienst Vreemdelingenzaken III.7. De samenwerking met belanghebbenden in de strijd tegen het gebruik van valse en vervalste verblijfsdocumenten III.8. De aangiften van verlies/diefstal (bijlagen 12) III.9. Mensenhandel en mensensmokkel III.10. Misbruik van administratieve procedures III.10.1. Schijnhuwelijken III.10.1.1. Algemeen III.10.1.2. Nationaal draaiboek schijnhuwelijken III.10.1.3. Voorgenomen huwelijken III.10.1.4. Afgesloten huwelijken III.10.1.5. Omzendbrief 13/09/2005 betreffende de uitwisseling van informatie tussen de ambtenaren van burgerlijke stand, in samenwerking met de DVZ, ter gelegenheid van een huwelijksaangifte waarbij een vreemdeling betrokken is
153 153 153 153 153 156 156 156 158 159 163 163 164 164 164 166 166 167 167 168 169 170 172 172 172 174 175 177
180 7
III.10.2. Verklaring van Wettelijke Samenwoning III.10.3. Bijzondere administratieve onderzoeken in 2010 III.11. Openbaarheid van bestuur
180 181 184
IV. Het Europees Terugkeerfond en het Buitengrenzenfond
185
HOOFDSTUK VII : DE ASIELBEVOEGDHEID VAN DE DVZ I. Belangrijkste aanpassingen aan de asielprocedure voor de Directie Asiel bij de DVZ door de wetswijziging van 15 september 2006 190 I.1. Inleiding I.2. Vasthoudingen I.3. Het injunctierecht tegenover de C.G.V.S. I.4. Intrekking van de status van vluchteling of subsidiaire bescherming I.5. Besluit
190 190 191 191 191
II. Overzicht van de verschillende cellen van de Directie Asiel II.1. Cel Registratie en Administratie
191 191 191 192 193 193 193 194 194 194 195 195 195 196 196 196 197
II.1.1. Bevoegdheden II.1.2. Cijfergegevens voor het jaar 2010 II.2. Cel Interviews en Beslissingen II.2.1. Bevoegdheden II.2.2. Cijfergegevens voor het jaar 2010 II.3. Cel Dublin II.3.1. Bevoegdheden II.3.2. Cijfergegevens voor het jaar 2010 II.4. Cel Gesloten centra II.4.1. Bevoegdheden II.4.2. Cijfergegevens voor het jaar 2010 II.5. Cel Printrak II.5.1. Bevoegdheden II.5.2. Cijfergegevens voor het jaar 2010 II.6. Cel Veiligheid
HOOFDSTUK VIII : VREEMDELINGENRECHT : GESCHILLEN I. Geschillen I.1. Inleiding I.2. Taken I.3. Statistieken van het Bureau Geschillen betreffende het jaar 2010
200 200 200 201
HOOFDSTUK IX : INTERNATIONALE RELATIES I. Bureau Internationale Betrekkingen I.1. Bevoegdheden en kader I.2. Werkingsgebieden I.2.1. Grenzen
204 204 205 205 8
I.2.2. Visa I.2.3. Toelating - Legale migratie I.2.4. Verwijdering I.2.4.1. Overname I.2.5. Asiel I.2.5.1. Legislatief : Tweede fase van het gemeenschappelijk asielsysteem I.2.5.2. Praktische samenwerking I.2.5.3. Solidariteit I.2.6. Groep op Hoog Niveau voor Asiel en Migratie I.2.7. Niet-begeleide minderjarigen
207 208 211 212 212 213 217 218 218 219
II. Belgisch contactpunt van het Europees Migratienetwerk
220
III. Samenwerking tussen immigratiediensten op bilateraal niveau
222
IV. Werkgroep CIREFI/FRAN Tactical
223
V. IGC, GDISC en ICMPD V.1. IGC V.2. GDISC V.3. ICMPD
224 224 225 225
VI. International Air Transport Association (IATA)
225
VII. Zendingen en deelnames aan internationale conferenties VII.1. Bezoeken vanuit het buitenland VII.2. Zendingen VII.3. Seminaries en conferenties
226 226 227 229
VIII. EU-projecten
230
IX. Preventieprojecten
231
HOOFDSTUK X : DE DVZ IN DE MEDIA I. De persdienst en de externe communicatie
234
II. De interne communicatie
235
III. Persevenementen in 2010
235
HOOFDSTUK XI : HET DOCUMENTATIEBEHEER VAN DE DVZ I. Bibliotheek
240
II. Websites van de DVZ
240
9
HOOFDSTUK XII : BIJLAGEN I. Huidig organogram Dienst Vreemdelingenzaken
242
II. Juridische bronnen
243
III. Omzendbrieven die in het jaar 2010 werden gepubliceerd
243
IV. Afkortingen en letterwoorden
244
V. Adressen
248
10
WOORD VOORAF
11
Geachte lezer, Momenteel hebt u het Activiteitenrapport van de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) voor het jaar 2010 in handen. Het betreft een gedegen werkstuk van de diverse domeinen waarin de DVZ actief is. Inzake het personeelsmanagement is in het jaar 2010 het project “Loopbaanbegeleiding” ingevoerd. Het doel van dit project is een nog grotere betrokkenheid van het DVZpersoneel te verzekeren. Uit de meest recente en grootschalige tevredenheidsenquête is vastgesteld dat het tevredenheidsniveau van het personeel op het gebied van de loopbaan en de informatie over de mogelijkheden om te evolueren nog kon verbeterd worden. Door middel van de oprichting van een netwerk van medewerkers die vrijwilliger zijn en te dien einde werden opgeleid, is het project erop gericht de medewerkers te begeleiden wanneer ze nadenken over een eventuele heroriëntatie van hun loopbaan (zowel verticaal als horizontaal). Voorts speelde in 2010 het regularisatiedebat terug een grote rol in het vreemdelingenbeleid. Het is hierbij de DVZ die beslist over de aanvragen voor regularisatie van verblijf om meerdere humanitaire redenen waaronder de medische. Voorts beslist de DVZ binnen het kader van deze regularisatiedossiers over de afgifte en verlenging van attesten van immatriculatie, de verlenging van inschrijvingen in het vreemdelingenregister in hun conversie van beperkte tot onbeperkte geldigheid en de afgifte of verlenging van bevelen om het grondgebied te verlaten. In de uitvoering van deze bevoegdheden trof de DVZ in 2010 niet minder dan 35.033 beslissingen. In de strijd tegen de schijnhuwelijken en de schijnpartnerschappen zijn in 2010 belangrijke inspanningen geleverd om deze op het grondgebied optimaal te organiseren. Deze maatregelen werpen hun vruchten af. In 2010 zijn 9.151 mogelijke schijnhuwelijken op administratief niveau door de DVZ onderzocht. Een positieve noot hierbij is zonder meer de duidelijke daling in het aantal voorgenomen huwelijken op het Belgische grondgebied. Er is evenwel een verschuiving waar te nemen doordat de koppels bij voorkeur in het buitenland gaan trouwen om deze controle op het Belgische grondgebied te ontduiken. In de gesloten centra worden vreemdelingen vastgehouden met het oog op hun eventuele verwijdering van het grondgebied. De DVZ doet er alles aan om de vasthouding op een humane en respectvolle manier te laten verlopen. Zo is in 2010 voor analfabete bewoners juridische informatie ter beschikking gesteld op geluidsdragers. Het project is gerealiseerd met de steun van het Europees Terugkeerfonds. Het gaat om 16 talen, waaronder het Arabisch, het Chinees en het Russisch. Het sociaal team van elk centrum gebruikt dit extra hulpmiddel om juridische informatie in de taal van de bewoner nog beter te verduidelijken. Voorts is in het jaar 2010 voortgebouwd aan een nieuw gesloten centrum, “Caricole” genaamd. Het gebouw vervangt het huidige Transitcentrum 127 en het INAD-centrum. De nieuwe infrastructuur bestaat uit de meest moderne apparatuur en de vreemdelingen beschikken er onder meer over een aangenaam binnenplein.
12
Met het oog op de verbetering van de samenwerking met verschillende buitenlandse overheden zijn er ook in 2010 meerdere buitenlandse zendingen door de DVZ uitgevoerd. Het doel van deze zendingen is meervoudig: de verwijdering van illegale vreemdelingen vergemakkelijken, de terugname van onregelmatige vreemdelingen verhogen, instaan voor het preventiebeleid in de herkomstlanden en de algemene problematiek van de migratie bespreken. Er hebben een 15-tal zendingen plaatsgevonden, onder meer naar de Democratische Republiek Congo en Georgië. In het eerste land werd onder meer een grootscheeps onderzoek verricht in dossiers van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen. Met de Georgische overheid is gepraat over de praktische organisatie van integratieprojecten voor Georgiërs die besluiten zich terug in het thuisland te vestigen. Tot slot wens ik nog eens terug te komen op het succesvolle Belgisch Voorzitterschap van de Europese Unie tijdens de tweede helft van het jaar 2010. Op het vlak van migratie vormden asiel en legale migratie er de hoofdthema’s. Met betrekking tot asiel werd enerzijds vooruitgang geboekt in de onderhandelingen van de verschillende wetgevende initiatieven die op tafel liggen. Anderzijds werd ook veel aandacht besteed aan de versterking van de praktische samenwerking tussen de lidstaten via de verdere uitbouw van het Europees ondersteuningsbureau en aan de verbetering van de interne solidariteit tussen de lidstaten. Ik verwijs naar het Grieks actieplan inzake asiel en immigratie. Betreffende legale migratie zijn de voorstellen voor richtlijnen betreffende een enkelvoudige vergunning, de seizoenarbeiders en de personen die binnen een onderneming worden overgeplaatst, in het kader van de Raad besproken. Wat de nieuwe voorstellen voor richtlijnen betreffende personen die binnen een onderneming worden overgeplaatst en seizoenarbeiders betreft, heeft het voorzitterschap de eerste lezing van deze teksten afgesloten en op basis van de commentaren van de andere lidstaten een nieuwe ontwerptekst opgesteld. Het Belgisch Voorzitterschap heeft hierdoor de vastgelegde doelstelling verwezenlijkt. De Raad en het Europees Parlement hebben verder onderhandeld over het voorstel voor een richtlijn betreffende een enkelvoudige vergunning die een bepaald aantal rechten invoert voor de buitenlandse werknemers en die het migratiesysteem flexibeler maakt. De doelstelling, namelijk de goedkeuring van de richtlijn, kon uiteindelijk niet worden verwezenlijkt Voor de Raad en het Europees Parlement bleek het onmogelijk te zijn om een compromis te vinden. De Commissie zal nu een beslissing nemen in verband met het gevolg dat aan deze tekst zal worden gegeven. Met dit Activiteitenrapport van de DVZ wordt u uitgenodigd om het dynamisme waarmee mijn diensten werken te ervaren. Tot slot nog een welgemeend woord van dank aan de medewerkers van de DVZ. Hun inzet, loyaliteit en enthousiasme maken het onmogelijke in dit delicaat en maatschappelijk beladen domein vaak mogelijk. Ik wens u alvast veel leesplezier,
Freddy ROOSEMONT Directeur- generaal
13
Wie zijn wij? De DVZ maakt deel uit van de FOD Binnenlandse Zaken. Momenteel stelt de dienst ongeveer een 1850-tal personeelsleden tewerk bij de centrale diensten in Brussel en bij de gesloten centra. Meer informatie over de structuur en de bevoegdheden van de DVZ kan teruggevonden worden op onze website www.dofi.fgov.be. Het huidige organogram van de DVZ staat afgebeeld in het twaalfde en laatste hoofdstuk Bijlagen.
Wat doen wij? De DVZ staat de Staatssecretaris voor Migratie- en Asielbeleid bij in het voeren van een vreemdelingenbeleid. De binnenkomst en het verblijf van vreemdelingen in België worden enerzijds geregeld in de nationale wetgeving. Zo staan de basisregels om naar België te komen voor een kort verblijf of een lang verblijf beschreven in de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en het uitvoerend koninklijk besluit van 8 oktober 1981. Anderzijds moet er meer en meer rekening gehouden worden met een brede waaier van internationale reglementeringen. Dit omvat zowel de traditionele verdragen zoals de Conventie van Genève van 28 juli 1951 betreffende de status van vluchtelingen als de bindende verordeningen en richtlijnen van de Europese Raad. De DVZ kijkt erop toe dat de vreemdeling de regels betreffende immigratie en verblijf respecteert. Indien dit het geval is, zal de DVZ instructies uitvaardigen om de betrokken vreemdeling een visum of een verblijfsvergunning te verschaffen. In het tegenovergestelde geval worden er, indien dat nodig is, verwijderingsmaatregelen genomen die soms op gedwongen wijze moeten worden uitgevoerd. Op het terrein wordt er nauw samengewerkt met andere instanties zoals ambassades en consulaten, gemeentebesturen, de federale politiediensten, de Sociale Inspectie, parketten, de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) of Child Focus. De DVZ is hoofdzakelijk een tweedelijnsadministratie. Dit betekent dat de DVZ, behalve bij asielzoekers, niet rechtstreeks maar via de bovenvermelde partners kennis krijgt van een dossier van een vreemdeling. De instructies van de DVZ moeten de vreemdeling ook bereiken via deze partners.
14
HOOFDSTUK I INLEIDING
15
Enkele jaren geleden gingen de managementprojecten van start. Al deze moderniseringsprojecten en evaluatiesystemen leverden na de verschillende fases van implementatie reeds mooie resultaten op. Het doel van deze moderniseringen is de werking en organisatie van de De DVZ beter af te stemmen op de noden van de burger en tot een beter personeelsbeheer te komen. In het tweede hoofdstuk ”Corporate management“ worden naast de resultaten van deze managementprojecten ook het personeelsbeleid, het financieel beleid en het logistiek beleid belicht. Een goed management veronderstelt immers niet enkel het voorbereiden van de toekomst, maar ook - in de mate van het mogelijke - het organiseren ervan. In het kader van het operationeel plan is de DVZ in het jaar 2010 begonnen met vier projecten die betrekking hebben op de statistieken : 1) 2) 3) 4)
De verzameling van strategische inlichtingen; De uitvoering van een analyse van de behandelingstermijnen; De verzekering van het beheer van de DVZ met moderne managementtechnieken; Het voeren van een budgettair beleid.
Deze projecten moeten het mogelijk maken om het verzamelen van statistische gegevens te rationaliseren, de behandelingstermijnen op te volgen, de productiviteit op te volgen en de activiteitspieken te beheren. In het derde hoofdstuk worden deze projecten van naderbij bekeken. Inzake de humanitaire regularisaties van verblijf werd het jaar 2010 gekenmerkt door de resultaten van de lang verwachte politieke consensus omtrent deze kwestie. Zoals elke politieke overeenstemming heeft het akkoord van juli 2009 het voordeel te bestaan : enerzijds vroeg de administratie om richtlijnen en anderzijds beantwoordt het akkoord de verwachtingen van een deel van publieke opinie en maatschappij. In het vierde hoofstuk wordt nader op deze problematiek ingegaan, wordt een administratieve en bijgevolg objectieve kijk verleend en worden tal van relevante statistieken gegeven. Een van de voornaamste taken van de DVZ is het in goede banen leiden van de toegang tot het grondgebied en het verblijf van vreemdelingen in België. Het gaat om een immense taak. De Directie Toegang en Verblijf binnen de DVZ bestaat dan ook uit een aanzienlijk aantal bureaus. Om die reden werd ervoor geopteerd om deze mastodontpijler grondig onder de loep te nemen, teneinde de lezer een overzichtelijk beeld van zijn werking te kunnen bieden. Het overzicht van de betrokken bureaus is terug te vinden in het vijfde hoofdstuk. In het managementplan van de DVZ vormen de bestrijding van de mensenhandel, de humane maar stringente verwijdering van illegale vreemdelingen en de goede werking van de gesloten centra een aandachtspunt. In het zesde hoofdstuk komen deze doelstellingen aan bod. Dit hoofdstuk geeft in chronologische volgorde de relevante werkzaamheden weer. Het gevoerde beleid zal leiden tot het uitvoeren van de in het managementplan geciteerde missies. De in dit hoofdstuk aangehaalde cijfers, statistieken en diagrammen ondersteunen de lezer waar nodig en illustreren eveneens de geboekte resultaten. Wat het asielbeleid betreft, bracht de wetswijziging van 15 september 2006 belangrijke aanpassingen aan de asielprocedure voor de Directie Asiel bij de DVZ met zich mee. Vooral het wegvallen van de ontvankelijksprocedure springt in het oog. Maar ook met betrekking tot het vasthouden van de asielzoeker, het ministeriële injunctierecht en de intrekking van de eerder toegekende status werden nieuwe wetsbepalingen ingevoerd. In hoofdstuk zeven wordt hier verder op ingegaan. Komt eveneens aan bod in dit hoofdstuk : het overzicht van de verschillende cellen van de Asieldirectie. De bevoegdheden van alle cellen worden uit de doeken gedaan en voorts voorzien van relevante cijfergegevens.
16
Met betrekking tot het vreemdelingenrecht worden de belangen van de overheid door de DVZ en meer bepaald het bureau Geschillen waargenomen. Zo is het Bureau Geschillen verantwoordelijk voor de opvolging en de coördinatie van de gerechtelijke procedures. Daarnaast verstrekt dit Bureau juridische adviezen, met het oog op een bevestiging, door de juridische instanties, van de administratieve beslissingen die bij die instanties worden aangevochten. Eveneens wordt de opvolging bij de Raad van State en de burgerlijke gerechtshoven en rechtbanken verzekerd en worden de verzoeken tot invrijheidstelling behandeld. Voor de eventuele beroepen in cassatie is het Bureau bevoegd, evenals wanneer bepaalde wetsbepalingen het voorwerp uitmaken van een beroep of een prejudiciële vraag bij het Grondwettelijk hof. Het achtste hoofdstuk belicht op exhaustieve wijze de juridische activiteiten. De DVZ beheert de internationale relaties inzake vreemdelingenbeleid. Om de opdrachten gerelateerd aan de vreemdelingenmaterie tot een goed einde te brengen dient meer en meer een beroep te worden gedaan op supranationale samenwerking. Binnen de DVZ zijn er dan ook meerdere bureaus die de vertegenwoordiging van de DVZ verzekeren in multilaterale internationale vergaderingen. Deze vinden onder meer plaats in het kader van de Europese Unie, de Raad van Europa, de Benelux, enzovoort. De relaties met de EU nemen ongetwijfeld het grootste deel van de tijd in beslag, gezien de aanzienlijke evolutie van de reglementering en de activiteiten van de DVZ op communautair niveau. In het negende hoofdstuk worden de internationale relaties nader toegelicht. In het tiende hoofdstuk wordt de werking van de Persdienst uit de doeken gedaan. De Persdienst heeft als taak op snelle en coherente wijze een antwoord te geven op de gestelde kritiek. Deze dienst valt dan ook rechtstreeks onder de bevoegdheid van de Directeur-generaal. De twee woordvoerders behandelen in de beide landstalen alle prangende vragen. De woordvoerders verzekeren een adequate communicatie met de geschreven en de gesproken pers. Hiervoor staan ze in nauw contact met de interne uitvoeringsbureaus die rechtstreeks betrokken zijn bij het door de pers behandelde onderwerp en met de voornaamste externe partners, zoals de Federale Politie, het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen, Fedasil... In het elfde hoofdstuk wordt dan weer het documentatiebeheer van de DVZ onder de loep genomen. De Dienst Algemene Documentatie stelt algemene dossiers met betrekking tot de vreemdelingenreglementering samen, bewaart ze en stelt ze elektronisch ter beschikking aan de personeelsleden. In het twaalfde en tevens laatste hoofdstuk werden de bijlagen opgenomen. Het bevat naast het actueel organogram van de DVZ en de nuttige adressen, ook de juridische bronnen en de omzendbrieven betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
17
18
HOOFDSTUK II CORPORATE MANAGEMENT
19
I. Planning, selectie en aanwerving I.1. Inleiding De balans van de activiteiten op het gebied van de human resources legde al verschillende jaren de nadruk op de initiatieven die genomen worden om de stabiliteit van het personeel te bevorderen. Op het einde van de jaren ’90 heeft de DVZ een sterke uitbreiding gekend. Een logisch gevolg daarvan was het feit dat het aantal personeelsleden op indrukwekkende wijze gestegen is. Omdat deze ontwikkeling zo snel plaatsvond werd het personeelsbestand hoofdzakelijk door middel van contractuele aanwervingen aangevuld. Een jong en contractueel personeelsbestand leidt onvermijdelijk tot een belangrijke turnover. De afgelopen jaren werd hier veel aandacht aan besteed, zodat dit fenomeen kan worden tegengegaan. In deze zin werden verschillende acties, die in onze vorige verslagen gepreciseerd werden, ondernomen. Op basis van de evolutie van de cijfers mag men tot de conclusie komen dat 2010 het jaar was waarin een stabiele toestand bereikt werd. De turnover die in 2010 werd geregistreerd was beperkt tot 0.05, terwijl de turnover enkele jaren geleden (2008) nog 0.11 was.
I.2. Planning op lange termijn De stabiliteit van het personeelsbestand maakt het nu mogelijk om op langere termijn en evolutief, met betrekking tot de organisatie van de dienst en zijn werking, te plannen. Indien een dergelijke planning vroeger werd onderzocht vereiste de belangrijke turnover een voortdurende aanpassing van de organisatie van de diensten. Het spreekt voor zich dat de maatregelen die het mogelijk hebben gemaakt om deze stabiele toestand te bereiken verder toegepast worden, om deze toestand te behouden. Het gaat hoofdzakelijk om : - Omzettingen : alle kansen worden aangegrepen om de contractuele ambtenaren die na een statutaire selectie geselecteerd werden in staat te stellen om hun stage bij de DVZ te beginnen en er benoemd te worden. In 2010 hebben verschillende ambtenaren deze stageperiode, na de verschillende bijkomende proeven die georganiseerd werden, met succes afgesloten. Binnenkort zullen de specifieke examens inzake asiel en immigratie worden afgesloten. Naast de externe statutaire aanwervingen kunnen de interne ambtenaren die na deze selectie geselecteerd werden en zich in het kader van hun functie bij de DVZ ontplooid hebben uitkijken naar een loopbaan bij de DVZ. - Bevorderingen : ondanks de budgettaire moeilijkheden waarmee de DVZ wordt geconfronteerd wil de directie de verdiensten van de gemotiveerde en verdienstelijke ambtenaren die aan de voorwaarden voor een bevordering zouden voldoen niet uit het oog verliezen. Elk jaar worden een tiental plaatsen (alle klassen samen), die het voorwerp kunnen uitmaken van een vacature, op basis van het functioneel organogram, voorgesteld en geleidelijk verwezenlijkt.
20
- Interne overplaatsingen : het gaat om een continu proces dat erop gericht is om aan de medewerkers nieuwe uitdagingen, een uitbreiding van hun kennis en diversiteit aan te bieden. Deze overplaatsingen worden ofwel op basis van een spontane aanvraag uitgevoerd, ofwel door nieuwe functies, door middel van de publicatie van interne oproepen, voor te stellen. - Loopbaanbegeleiding : in het kader van dit project, dat in de loop van het jaar ingevoerd werd, wordt een grote betrokkenheid van de DVZ verzekerd. Het is het resultaat van het lage tevredenheidsniveau van het personeel op het gebied van de loopbaan en de informatie over de mogelijkheden om te evolueren. Dit laag tevredenheidsniveau werd tijdens de meest recente tevredenheidsenquête vastgesteld. Door middel van de oprichting van een netwerk van medewerkers, die vrijwilliger zijn en te dien einde werden opgeleid, is het project erop gericht de medewerkers te begeleiden wanneer ze nadenken over een eventuele heroriëntatie van hun loopbaan (verticaal of horizontaal).
I.3. Selecties In de loop van dit jaar zal het project tot optimalisering van de selectieprocedures gefinaliseerd worden. Tot op heden hebben alle ambtenaren van de cel selectie en rekrutering deelgenomen aan het certificeringsproject van Selor. Momenteel zijn 3 ambtenaren gecertificeerd. Andere ambtenaren zullen binnenkort, na afloop van hun traject, gecertificeerd worden. Via deze ambtenaren is de DVZ bevoegd om zijn selecties op zelfstandige wijze te organiseren, of het nu gaat om een specifiek examen of om een aanvullende proef die op basis van algemene reserves georganiseerd wordt. Deze ervaring zal er ongetwijfeld toe bijgedragen hebben om de kennis en de expertise van de ambtenaren die dagelijks selectiegesprekken moeten voeren te vergroten. Ze zal ook bijgedragen hebben tot de goede resultaten van de werkgroep die gevormd werd om onze interne procedures te optimaliseren. In deze context werden maatregelen getroffen om een betere voorbereiding van de selecties te verzekeren, door middel van het opstellen van een precieze planning, in samenwerking met de betrokken diensten, of door middel van het opstellen van functiebeschrijvingen die leesbaarder en aantrekkelijker zijn. Er werden of worden trouwens ook interactieve oefeningen en rollenspelen uitgewerkt om de mondelinge proef in het kader van de evaluatie van bepaalde competenties (zoals teamwerk of leiding geven) aan te vullen. Ten slotte werden opvolgingsfiches opgesteld om de aanpassing van de nieuwe medewerkers te volgen. Dankzij deze fiches kan de DVZ ook de 21
uitgevoerde selecties evalueren. Een grotere betrouwbaarheid van de selecties maakt het eveneens waarschijnlijker dat de juiste persoon op de juiste plaats belandt.
I.4. Aanwervingen De maatregelen die genomen werden om de selectieprocedures bij de DVZ te optimaliseren konden snel in de praktijk omgezet worden. Door middel van een beslissing van de Ministerraad van 22/10/2010 werd een bijkomend budget toegekend aan de DVZ, met het oog op het uitvoeren van de aanwervingen die noodzakelijk zijn om de asielaanvragen, enerzijds, en de humanitaire regularisaties, anderzijds, sneller te kunnen behandelen. Aangezien er in het bijzonder aandacht moet worden besteed aan de preventie van de migratiefenomenen werd de ambtenarenploeg eveneens versterkt. Eind 2010 werden 57 personen aangeworven. In het kader van de opening van het nieuw transitcentrum « Carilcole » worden eveneens nieuwe aanwervingen voorzien. Het personeelsbestand zal zowel met veiligheidspersoneel als met maatschappelijk of medisch personeel moeten worden versterkt. De becijferde gegevens van de bovengenoemde verwezenlijkingen en maatregelen zien er als volgt uit :
Totaal personeelsbestand (TPB)
22
Verdeling van het personeelsbestand per niveau
Verdeling van het personeelsbestand per statuut
a) Centrale diensten
23
b) Gesloten centra
Indiensttredingen in 2010
a) Centrale diensten
24
b) Gesloten centra
Uitdiensttredingen in 2010
25
Verdeling mannen (1) / vrouwen (0)
a) Centrale diensten
b) Gesloten centra
26
Leeftijdspiramide
a) Centrale diensten
b) Gesloten centra
27
II. Beheer van de administratieve loopbaan II.1. Het absenteïsme verminderen en de ambtenaren na een lange ziekte opnieuw integreren In 2009 heeft de Cel Administratief Personeelsbeheer (CAP) verschillende « absenteïsmegesprekken » gevoerd om de impact van die gesprekken op het absenteïsme van de ambtenaren te testen. Met het oog op de bemoedigende resultaten werd er besloten om ze te integreren in een groter project voor de strijd tegen het absenteïsme. In 2010 werden de grote lijnen van dit project gedefinieerd en werden vier pilootdiensten gekozen. De functionele chefs van deze diensten hebben een opleiding die door het OFO werd gegeven gevolgd. Deze opleiding had tot doel aan de functionele chefs duidelijk te maken hoe ze het onderwerp van de ziekte tijdens gesprekken, op het moment van de mededeling van de ziekte, moeten aanpakken, zowel voor korte, maar regelmatige afwezigheden als voor een afwezigheid van langere duur. De reïntegratie, dit wil zeggen de terugkeer van een ambtenaar die gedurende een lange periode ziek is geweest, staat ook centraal in het project. De functionele chefs hebben geleerd hoe ze een ambtenaar die na een langdurige afwezigheid opnieuw aan de slag gaat moeten opvangen. Er wordt voorzien dat de CAP begin 2011 logistieke steun zal bieden aan de pilootdiensten. Het zal erom gaan de maandelijkse absenteïsmecijfers te leveren, om de diensthoofden in staat te stellen om tot de noodzakelijke gesprekken over te gaan. Deze cijfers zullen geleverd worden door het nieuw priksysteem, dat eind december 2010 geïmplementeerd werd.
II.2. U-time Het tijdsbeheersysteem van de DVZ (Wintime) werd in 1996 geïnstalleerd (upgrade in 2006) en voldeed niet meer aan de recente informaticanormen. Eind december 2010 is de DVZ van systeem veranderd. Het nieuwe systeem heet U-time: het is krachtiger en het biedt meer mogelijkheden op het gebied van de statistieken. Dit systeem wordt al gebruikt door de ambtenaren van de FOD Binnenlandse Zaken. Het is dus een stap in de richting van een harmonisatie van het tijdsbeheer bij onze FOD.
III. Organisatie- en Personeelsontwikkeling III.1. Interne personeelsontwikkeling Het team Personeelsontwikkeling van de dienst Personeel en Organisatie droeg ook in 2010 zijn steentje bij in de ontwikkeling van de medewerkers van de DVZ. Zodoende werden de basisopleidingen voor de nieuwe ambtenaren en de permanente maandelijkse opleidingen georganiseerd.
28
III.1.1. De basisopleidingen
Een totaal van 114 medewerkers volgde de algemene basisopleiding die binnen de DVZ wordt georganiseerd. Een vernieuwing die in 2010 werd geïntroduceerd is het toevoegen van een luik omtrent de juridische motivering van beslissingen. Dit om nieuwe personeelsleden die met heel verscheidene achtergronden bij DVZ aan de slag gaan, een eerste basis hieromtrent mee te geven. Het is evident dat indien de inititiële socialisatie goed is verlopen, dit een troef betekent voor zowel de medewerker als de dienst, daarom startte de cel personeelsontwikkeling in het najaar van 2010 met de ontwikkeling van een geïntegreerd en gesystematiseerd socialisatietraject voor de nieuwe medewerkers. Hiervoor wordt samengewerkt met Profondo in het kader van een project op maat dat wordt gefinancierd door OFO. In september werden een aantal personeelsleden (waaronder chefs, medewerkers en nieuwelingen) geinterviewd om de actuele situatie te beoordelen. In de maand december werden er workshops georganiseerd met een aantal diensten om de grote lijnen van het toekomstige traject vast te leggen. De volgende stap is om – in samenwerking met de uitvoeringsdiensten – het eingelijke traject uit te werken. Dit wordt de uitdaging voor 2011! III.1.2. De permanente opleidingen Iedere maand (uitgezonderd in de zomermaanden) organiseert de cel personeelsontwikkeling een permanente vorming voor de personeelsleden van DVZ. In 2010 volgden een totaal van 934 personen één van deze opleidingen. Het spreekt voor zich dat sommigen meer dan één opleiding volgden en dat er in deze gegevens dus soms dezelfde personen geteld worden.
29
Op het gebied van de permanente vorming hadden de voorgestelde thema’s betrekking op de het herkennen van valse documenten, verwijdering, de ontwikkelcirkels, gezinshereniging, het nieuwe intranet, de toepassing Globe, mensenhandel, lang verblijf, de nieuwe visumcode, Tracing Rode Kruis, IOM, de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, De afwezigheden en terugkeer van vreemdelingen en de schrapping, de motivatie van beslissingen, en eerste hulp bij ongevallen.
III.2. Opleidingen voor de partners van de Dienst Vreemdelingenzaken De DVZ organiseert voor zijn bevoorrechte partners tal van opleidingen. Enerzijds geven tal van onze medewerkers opleidingen op vraag van onze partners. Anderzijds biedt de cel personeels- en organisatieontwikkeling in samenwerking met de uitvoeringsbureaus een gestructureerd aanbod aan in de vorm van studiedagen.
In 2010 werd, in samenspraak met de betrokken diensten besloten om geen studiedagen voor de politiediensten georganiseerd. De feedback leert ons dat een tweejaarlijks initiatief voldoende kan zijn om de vraag vanuit deze diensten te beantwoorden. 30
De overige initiatieven op maat van de politiediensten werden echter onverminderd doorgezet. Daarbij werd er in samenwerking met de Algemene Directie Instellingen en Bevolking van de FOD Binnenlandse Zaken een opleidingsdossier samengesteld voor de politiescholen. Daardoor onstaat er een gestructureerd opleidingsaanbod betreffende de verwijdering en identificatie van vreemdelingen voor alle politiediensten. In het najaar volgden naar goede gewoonte studiedagen voor de gemeenten. Net zoals vorig jaar ging het uitsluitend praktisch toepasbare informatie verdeeld over volgende workshops : -
Algemene vragen over de reglementering; Gezinshereniging; Lang Verblijf voor EU onderdanen; Lang Verblijf voor niet-EU onderdanen; Asielaanvragen.
Gelet op de verschillende bekommernissen van grote, middelgrote en kleinere gemeenten werd voor ieder van deze doelgroepen aparte studiedagen georganiseerd. In het totaal verwelkomde de DVZ 295 Nederlandstalige deelnemers en 148 Franstaligen. Door een aangekondigde algemene treinstaking werd de DVZ genoodzaakt voor de Franstalige deelnemers drie studiedagen terug te brengen tot twee. De DVZ houdt eraan de externe partners de bedanken voor hun komst en de medewerkers van de uitvoeringsbureaus voor hun gewaardeerde medewerking. Gelet op de vele positieve reacties van de deelnemers en de steeds betere samenwerking die het gevolg is van deze ontmoetingsmomenten, blijft de DVZ in de komende jaren investeren in de opleiding van onze partners.
III.3. Ontwikkelcirkels Sinds 2004 worden de ambtenaren van de DVZ geëvalueerd volgens de methodiek van de ontwikkelcirkels. Op 1 januari 2010 werd binnen de DVZ gestart met een ontwikkelcirkel van één jaar, waarbij gedurende de maanden december tot en met februari de evaluatie-, functieen planningsgesprekken gehouden moesten worden en gedurende de periode juni-augustus volgden de functioneringsgesprekken. Een eerste analyse van het nieuwe systeem laat ons vaststellen dat de vaste periodes de mogelijkheid boden tot een veralgemene toepassing doordat iedereen tegelijkertijd met dezelfde gesprekken bezig moest zijn. De wandelgangen gonsden als het ware van ontwikkelcirkel-bedrijvigheid. Het liet tevens toe gerichte acties te ondenemen op het vlak van communicatie en opleiding. 31
In 2011 betekent de omschakeling van een papieren naar een elektronische opvolging de volgende uitdaging op het vlak van ontwikkelcirkels.
III.4. Organisatieontwikkeling III.4.1. Kennisbeheer De DVZ is sinds 2008, in samenwerking met de Stafdienst P&O, een kenniscentrum aan het opbouwen dat toegankelijk is voor ieder personeelslid. Intussen beschikt het grootste gedeelte van de diensten van de DVZ over vademecums en kennisfiches. Het kenniscentrum werd gedurende het jaar 2010 verder geoptimaliseerd. Voor een aantal diensten werden er nog extra kennisfiches en vademecums gecreëerd. De bestaande kennisfiches en vademecums werden verder geüpdate en aangepast omwille van veranderende processen en noden binnen de dienst. In 2011 zullen de kennisfiches uit het kenniscentrum gelinkt worden aan het Business Continiuty Plan dat werd ontwikkeld in 2010. Business continuity planning is een beheersproces waarbij de organisatie de nodige maatregelen treft om ongeacht de omstandigheden de continuïteit van de meest kritische processen te garanderen. In geval van onderbreking van een of meerdere van deze processen moet de organisatie in staat zijn snel en kordaat op te treden opdat deze activiteiten binnen de kortst mogelijke termijn kunnen worden hersteld. Voor iedere dienst werd gedurende het jaar 2010 de kritieke processen ingedeeld in zes verschillende criteria (processen die moeten verzekerd blijven bij een gebrek aan personeel binnen de 4 uur; tussen 4u en 24u; 24u en 48u; 48u en 5dagen; 5 dagen en 10 dagen; meer dan 10dagen). Voor de eerste 4 categorieën werd er voor ieder proces nagegaan wat er moet gebeuren in geval 50% van het personeel afwezig is. Op basis van dergelijke planning zijn de diensten voldoende voorbereid op het ogenblik er daadwerkelijk een onderbreking plaatsvindt. In 2011 zullen alle diensten beschikken over een Business Continuity plan. Het is tevens de bedoeling dat voor ieder kritisch proces een link zal gemaakt worden naar het kenniscentrum. III.4.2. Operationeel plan De voornaamste bevoegdheid van de cel organisatieontwikkeling is het opvolgen van het operationeel plan van de Directeur-generaal. Op basis van de doelstellingen uit het operationeel plan werden een groot aantal projecten opgestart in het jaar 2010. Tijdens een kick-off in januari 2010 werden de projecten door de projectleiders voorgesteld aan de leidinggevenden van DVZ. Dit gebeuren werd in de maand juli herhaald met als doel de stand van zaken te communiceren van de lopende projecten van het operationeel plan. Het verloop van de projecten wordt door de cel organisatieontwikkeling op de voet gevolgd via een maandelijkse gestructureerd en overzichtelijke weergave van de stand van zaken van de projecten door de projectleiders via het platform Sharepoint. Bovendien verleent de cel organisatieontwikkeling ondersteuning aan de projectleiders tijdens het projectproces. Vervolgens zal er in 2011 op regelmatige tijdstippen gecommuniceerd worden over de projecten. Dit vergroot de transparantie van de nieuwste evoluties binnen bepaalde domeinen van DVZ en bovendien is het ook een goed moment om iedereen uit alle diensten te verenigen. Dit stimuleert het dienstoverschrijdend werken en het sensibiliseren van de medewerkers in de bijdrage aan de projecten. 32
Tevens werd er in 2010 een duidelijke en overzichtelijke brochure ontwikkeld die het volledige plan met zijn doelstellingen en projecten in een logisch overzicht weergeeft. Op die manier kan elke medewerker duidelijk zien waar hij/zij in het geheel past en waar de DVZ gedurende enkele jaren aan werkt. De cel organisatieontwikkeling nam in de loop van 2010 deel aan een werkgroep waarin medewerkers van de verschillende algemene directies samenkwamen om een werkbare methode te ontwikkelen om op zesmaandelijkse basis te rapporteren over de thema’s uit het managementplan van de voorzitster Monique De Knop. De eerste rapportage vond plaats van de eerste helft van 2010. In januari 2011 wordt de 2de rapportage van de tweede helft van 2010 overhandigd aan de voorzitster.
IV. Boekhouding en begroting en Aankoopdienst IV.1. Algemeen De dienst Boekhouding en Begroting ondersteunt de leidinggevende instanties en alle diensten binnen de DVZ (waaronder de gesloten centra) bij hun budgettaire beslissingen en mogelijkheden. De dienst staat ook in voor de betalingen aan de externe partijen (leveranciers). De dienst start ook nieuwe procedures van overheidsopdrachten op voor de centrale diensten en volgt de overheidsopdrachten op die worden gestart door de diverse centra.
IV.2. Projecten 2010 IV.2.1. Het Belgisch voorzitterschap van de EU In 2010 heeft de dienst Boekhouding gezorgd voor de budgettaire opvolging (verbintenissen, voorschot van fondsen, betalingen,…) van het budget dat in het kader van het voorzitterschap toegekend werd aan de DVZ. IV.2.2. Oprichting beheerscomité WTC II Samen met de andere overheidsdiensten (Commissariaat-generaal voor Vluchtelingen en Staatlozen, POD Maatschappelijke Integratie en de Stafdienst ICT van de FOD Binnenlandse Zaken) die gevestigd zijn in het WTC II-gebouw werd in de loop van 2009 een beheerscomité opgericht. Hierin zetelt ook een afvaardiging van de Regie der Gebouwen. In dit beheerscomité worden praktische afspraken gemaakt omtrent het beheer van het WTC II-gebouw (praktische problemen oplossen, verdeelsleutels aangaande bepaalde kosten afgesproken, voorstellen tot samenwerking geformuleerd,…). De DVZ, en meer bepaald de verantwoordelijke van de Dienst Boekhouding en Begroting / Aankoopdienst, heeft het voorzitterschap waargenomen tot 31/12/2010.
33
IV.2.3. FEDCOM Vanaf 2012 zullen de FOD Binnenlandse Zaken en de DVZ het FEDCOM-systeem gebruiken. FEDCOM is een SAP-boekhoudings/aankoopproject voor alle FOD’s. De dienst boekhouding en aankoop van de DVZ is al in 2010 met zijn voorbereiding begonnen. Het diensthoofd heeft verschillende informatie- en opleidingssessies over dit systeem gevolgd (behandeling van de bestelbonnen, beheer van de facturen, betalingen, dubbele boekhouding, …). In 2011 wordt FEDCOM in fasen geïmplementeerd (analyse lopende procedures, fit-gap-analyses, nodige licenties en toegangen verschaffen, testen uitvoeren,...). Vanaf 1 januari 2012 wordt het systeem dan effectief aangewend.
IV.3. Verwezenlijkt budget 2010 Voorstelling van de kredieten voor verbintenissen/ordonnanceringen die voor 2010 gebruikt werden, in cijfers en in de vorm van cirkeldiagrammen (« taartdiagrammen »).
Verwezenlijkte verbintenissen Verwezenlijkte ordonnanceringen
Werkingskosten
Werkingskosten ICT
19.607
4.172
562
19.801
4.901
542
Investering
Investering ICT
Subsidies
Repatriëring
1.520
296
6.874
782
295
6.889
34
V. Het archief en het register Het archief en het register vormen de basis van de DVZ. Ze bieden logistieke ondersteuning aan de ambtenaren van de uitvoeringsbureaus. Ze zijn als het ware de motor opdat de dossierbehandelaars snel over een kwalitatief correct dossier kunnen beschikken. Ze zorgen voor de elektronische leesbaarheid van originele documenten opdat het kwalitatieve beheer van een dossier bewaard blijft. Een te scannen stuk doorloopt eerst een manuele fase om uiteindelijk zichtbaar te worden in het elektronische dossier. Een van de taken van de medewerkers van het Archief bestaat uit het verzamelen van de binnenkomende documenten en het scanningklaar maken, wat een vrij intensieve en repetitieve bezigheid is : alle nietjes, zowel op de documenten als op de foto, dienen verwijderd te worden. Nadien worden de bundels gegroepeerd en wordt het bestemmend bureau aangeduid op een bijgevoegd document. De documenten met buitengewone formaten en de niet te scannen voorwerpen worden gescheiden verwerkt en gearchiveerd. De voorbereide stukken worden gescand waardoor ze elektronisch in scanboxen terechtkomen. Het Register / Stukken behandelt op elektronische wijze alle gescande documenten / stukken uit de scanboxen. Deze worden in de vorm van een automatisch klassement of via een deeltaak aan een bestaand dossier gelinkt. Bij het ontbreken van een bestaand dossier(nummer) wordt er een opzoeking verricht naar verwante dossiers / personen. Ook wordt het RR geconsulteerd om de aanmaak van een dubbel dossier te vermijden. Diezelfde werkwijze wordt toegepast bij de behandeling van de faxen (afkomstig van uitvoerende diensten, gemeenten) om OV – nummers toe te kennen. Er werden in 2010 5.813.483 bladzijden voorbereid en gescand door het Archief en verwerkt door het Register / Stukken. De laatste dienst verwerkte nog 5.634 faxen afkomstig van gemeenten en 30.850 faxen van uitvoerende diensten met betrekking tot het linken aan een elektronisch dossier. Het Register / Dossiers staat garant voor een correcte toekenning van ‘dossiernummers‘ aan de betrokken vreemdelingen, het inbrengen van aanvullende registratiegegevens. De identiteit(en) van vreemdelingen waarvan naam, geboortedatum, … verschillend of anders geregistreerd staan in het informaticasysteem worden gecontroleerd en aangepast. Als er wordt bewezen (kan bewezen worden) dat het om een en dezelfde persoon gaat, wordt er een hoofdidentiteit aangemaakt met een link naar de andere namen en worden ze gecatalogeerd als Aliassen. In 2010 werden aan 105.805 nieuwe rijksregisterinschrijvingen nieuwe (of afhankelijk van de situatie bestaande) openbare veiligheidsnummers toegekend of aangevuld. Dit werk is vrij arbeidsintensief, er moet worden nagegaan of de persoon in kwestie al een openbaar veiligheidsnummer heeft (een gehuwde vrouw die onder een meisjesnaam een apart dossier heeft), onder een alias gekend is, of al familiebanden in België heeft. Hierbij wordt het RR geconsulteerd om de aanmaak van een dubbel dossier te vermijden. Deze dienst verwerkte in 2010 tevens 19.736 deeltaken afkomstig van de uitvoerende diensten met betrekking tot het openen van een nieuw dossier of het samenvoegen / scheiden van verschillende dossiers. Ook aan collectieve nummers, afkomstig van 35
ambassades, werden 5.856 (nieuwe) openbare veiligheidsnummers toegekend (tot de box in maart 2010 werd opgenomen in het nieuwe informaticasysteem belvis) Vooraleer deze taak uit te voeren wordt er in eerste instantie nagegaan of de persoon al dan niet gekend is of gekende verwanten heeft in België. Uitgebreidere detectiveskills zijn nodig om ‘vingerafdrukken’ te behandelen. Vingerafdrukken waarbij een ‘hit’ verschijnt worden nagekeken, vaak behoren verschillende namen toe aan 1 stel vingerafdrukken. Deze positieve vingerafdrukken verifiëren en aan een dossier / naam toekennen is een vrij complexe zaak. De reden is te vinden in het feit dat veel positieve identificaties op hun beurt geleende identiteiten zijn en het niet zo zeker is of de vingerafdrukken daadwerkelijk aan een bestaand dossiernummer of een naam mogen worden toegekend. Het is zeer moeilijk na te gaan in hoeverre het om een effectieve positieve hit gaat. Deze taak werd recent toegekend aan het team. In de maand december 2010 werden er 2.400 vergelijkende verificaties verricht.
VI. Tevredenheidsenquête Dienst Vreemdelingenzaken In 2008 heeft de FOD Binnenlandse Zaken een tevredenheidsenquête uitgevoerd bij zijn personeel. Deze enquête heeft het mogelijk gemaakt om de tevredenheidsgraad van de ambtenaar op zes gebieden te meten : 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Jobinhoud; Werkomgeving; Ontwikkelingsmogelijkheden; Organisatiecultuur; Relatie met de directe chef; Communicatie.
Bijna de helft van de ambtenaren van de DVZ hebben geantwoord. De resultaten van de tevredenheidsenquête van het personeel hebben de aandacht gevestigd op onze sterke punten en op de gebieden waarop nog verbetering mogelijk is, met name op het gebied van de communicatie op het niveau van de dienst. Toen de resultaten per directie bekendgemaakt werden werd voor alle ambtenaren van de DVZ een oproep gelanceerd, om hen voor te stellen om deel te nemen aan een werkgroep. De opdracht van deze werkgroep bestond uit het voorstellen van een actieplan met dertig verbeteringsvoorstellen. De 23 ambtenaren die zich spontaan hebben aangeboden om deel uit te maken van deze groep hebben allemaal kunnen bijdragen tot de uitwerking van dit actieplan, door concrete oplossingen voor de geïdentificeerde problemen te analyseren, opnieuw bijeen te brengen en voor te stellen. Elk van deze acties werd onder de verantwoordelijkheid van een persoon geplaatst en werd in de loop van het jaar 2009 en/of 2010 uitgevoerd. Hieronder vindt u een korte beschrijving van enkele projecten die op het gebied van de communicatie werden verwezenlijkt.
36
VI.1. Oprichting van een SPOC-communicatienetwerk Een netwerk van « communicatie-SPOC’s » (SPOC = single point of contact), wier taak het met name is het Intranet te voorzien van inlichtingen, werd opgericht. Bij elke dienst en bureau van de DVZ werd op zijn minst een (bij voorkeur functioneel tweetalige) ambtenaar aangeduid om deze rol te vervullen. Door de oprichting van een SPOC-netwerk worden enerzijds de communicatie en de samenwerking tussen de verschillende diensten geoptimaliseerd en anderzijds wordt er zo gewaakt over het behoud van de kennis bij de diensten. Meer concreet gezien komt het op het volgende neer: de opdracht van de communicatieSPOC bestaat uit het centraliseren en het op het nieuwe Intranet, DOFI en GEMCOM, in samenwerking met zijn verantwoordelijke, laten publiceren van alle informatie die betrekking heeft op de vreemdelingenreglementering, de jurisprudentie, de organisatie van zijn dienst, de werkinstructies, de evenementen, de seminaries, de uitwisseling van goede praktijken, projecten, … De communicatie-SPOC’s zijn ambtenaren die over vaardigheden op het gebied van de communicatie beschikken, die het soort kennis dat bestaat kennen, die weten waar men inlichtingen kan inwinnen en tot wie men zich moet wenden, en die, ten slotte, de medewerkers van hun dienst in het kader van het proces van het delen van kennis stimuleren. Het eerste project waaraan ze hebben deelgenomen is de uitwerking van een functioneel organogram van de DVZ.
VI.2. On line plaatsen van een functioneel organogram van de Dienst Vreemdelingenzaken Een functioneel organogram van de DVZ werd on line geplaatst, op het Intranet. Dit project, dat in het kader van het operationeel plan en het actieplan van de tevredenheidsenquête past, werd verwezenlijkt om de contacten en de communicatie te verbeteren. Het nieuwe organogram stelt de ambtenaren van de DVZ in staat om, door middel van een paar klikken, snel te weten te komen tot welke persoon ze zich moeten wenden, indien er op een bepaald gebied een specifiek probleem bestaat. Dit nieuw instrument stelt hen eveneens in staat om een beter beeld van de directie, van zijn diensten en van zijn subdiensten te hebben. Elke dienst en subdienst is gelinkt aan een gedetailleerde fiche, die alle nuttige informatie bevat. Het organogram wordt voortdurend bijgewerkt door de SPOC’s.
VI.3. Doorgeven van Vreemdelingenzaken
de
personeelsbewegingen
bij
de
Dienst
Vroeger, toen een vacature door middel van een interne overplaatsing bij de DVZ werd ingevuld, werden enkel de weerhouden personen en de verantwoordelijken van de betrokken diensten op de hoogte gebracht van de nieuwe aanstellingen. Met het oog op transparantie worden de interne aanstellingen voortaan door middel van de nieuwe e-nieuwsbrief van de dienst P&O van de DVZ, «WE are HR », doorgegeven aan de ambtenaren van de DVZ. Door middel van deze nieuwsbrief worden de ambtenaren eveneens op de hoogte gebracht van de indiensttredingen en de uitdiensttredingen.
37
VI.4. « WE are HR » De Dienst Personeel & Organisatie van de DVZ brengt zijn ambtenaren op een andere manier op de hoogte. Op initiatief van de Dienst Personeel & Organisatie van de DVZ informeert WE are HR de ambtenaren over alle activiteitsdomeinen die verbonden zijn met zijn opdracht, in de brede zin van het woord: selecties en aanwervingen bij de DVZ, verloven en afwezigheden, Wintime, ziekten en Medex, organisatie van interne en externe opleidingen, ontwikkelcirkels, operationeel plan, opvolging van het actieplan van de tevredenheidsenquête van het personeel, nieuwe projecten, enz. Deze nieuwsbrief is voor alle ambtenaren van de DVZ bestemd. Op 23 november 2010 heeft de FOD Binnenlandse Zaken een nieuwe tevredenheidsenquête bij zijn personeel uitgevoerd. Het doel van deze nieuwe enquête is het meten van de tevredenheidsgraad van het personeel op 9 gebieden : -
Jobinhoud; Werkomgeving; Erkenning van de medewerker; Loopbaan van de medewerker; Responsabilisering van de medewerker; Team / directe leidinggevende; Interpersoonlijke relaties; Communicatie; Organisatiecultuur.
De resultaten van deze enquête zullen het eveneens mogelijk maken om na te gaan of de tevredenheidsgraad van het personeel op sommige gebieden op positieve wijze geëvolueerd is, als gevolg van het actieplan dat in 2009 en 2010 werd uitgevoerd. In de loop van 2011 zal een nieuw actieplan worden voorgesteld, nadat de resultaten van deze nieuwe enquête bekend zullen zijn.
38
HOOFDSTUK III 2010, PROJECT STATISTIEKEN
39
I. Inleiding : Project « Statistieken » In het kader van het operationeel plan worden momenteel vier projecten die betrekking hebben op de statistieken verwezenlijkt, om de strategische inlichtingen te verzamelen, een analyse van de behandelingstermijnen uit te voeren, het beheer van de Algemene Directie met moderne managementtechnieken te verzekeren en een budgettair beleid te voeren. Deze projecten moeten het mogelijk maken om het verzamelen van statistische gegevens te rationaliseren, de behandelingstermijnen op te volgen, de productiviteit op te volgen en de activiteitspieken te beheren. Deze vier projecten werden samengebracht in een generiek project met de titel « Project Statistieken », waarvan ze de vier pijlers vormen.
II. Pijler « Productie : rationalisatie van het verzamelen van statistische gegevens / de productie van statistische gegevens (input en output) » De DVZ moet het verzamelen van de statistische gegevens intensiveren en instrumenten gebruiken die het mogelijk maken om op snellere wijze relevante en betrouwbare statistische gegevens te produceren. Het verzamelen / produceren van statistische gegevens moet zowel op het gebied van de « input » (binnenkomende aanvragen, aanvragen voor uiteenlopende inlichtingen, het sturen van informatie naar de DVZ…) als op het gebied van de « output » (beslissingen, antwoorden op aanvragen voor uiteenlopende inlichtingen, sturen van informatie door de DVZ…) gerationaliseerd worden. Deze doelstelling is met name omwille van de invoering van een strikte reglementering van de productie van de Europese statistieken die betrekking hebben op de migratie en de internationale bescherming (verordening (EG) 862/2007) prioritair. Er moet dus behoorlijk wat werk verricht worden op het gebied van de aanpassing van de definities en de versnelling van de productie van de bestaande statistieken, waarbij de coherentie van de geproduceerde inlichtingen, zowel op het Europees niveau als op het nationaal niveau, eveneens moet worden gegarandeerd. Dit impliceert met name een belangrijke investering op het gebied van de informatica, zodat de databank van de DVZ, Evibel, zo goed mogelijk kan worden gebruikt om de noodzakelijke statistische rapporten te genereren. Concreet komt dit op het volgende neer : in eerste instantie moeten de noodzakelijke gegevens voor de productie van de statistieken uit de databank van de DVZ, Evibel, en de lokale applicaties van de verschillende diensten gehaald worden, om in een basis van statistische gegevens te worden ingevoerd. In tweede instantie zullen met behulp van deze basis van statistische gegevens gestandaardiseerde statistische rapporten automatisch gegenereerd worden. Momenteel worden instrumenten voor de productie van statistieken bij drie diensten ingevoerd (Dienst Humanitaire Regularisaties, Bureau Clandestienen en Bureau Dublin) en er wordt voorzien om dit nog bij drie andere diensten te doen (Cel Identificatie, Cel Repatriëringen en Lang Verblijf).
40
III. Pijler « Toezicht op de behandelingstermijnen » Momenteel beschikt de DVZ niet over gestandaardiseerde, betrouwbare en geautomatiseerde instrumenten die het mogelijk maken om de termijnen voor de behandeling van de binnenkomende aanvragen te kennen. Om de productie van deze indicatoren te vergemakkelijken en ze te harmoniseren, zoals voor de pijler « Productie », moeten de noodzakelijke gegevens voor de productie van de statistieken gehaald worden uit de bestaande databanken, om in een basis van statistische gegevens ingevoerd te worden. Deze basis zal gebruikt worden om gestandaardiseerde statistische rapporten te genereren. Een gedetailleerde analyse werd opgesteld en zal geleidelijk aan moeten worden toegepast bij de verschillende diensten van de DVZ.
IV. Pijler « Productiviteit » De DVZ wil beschikken over een gestandaardiseerd instrument dat het mogelijk maakt om de productiviteit van de ambtenaren (individueel) te meten. De voornaamste reden daarvoor is dat er op het gebied van de productiviteit een steeds grotere zichtbaarheid wordt gevraagd wanneer de DVZ bijkomende middelen vraagt. Een dergelijk instrument moet de diensthoofden ook in staat stellen om hun reactievermogen te verbeteren indien op het gebied van de productiviteit problemen worden vastgesteld, om een nieuwe verdeling van de taken bij de dienst te vergemakkelijken, enz. In dit kader zouden Evibel en U-Time (het instrument voor de registratie van de arbeidstijd van de ambtenaren) moeten worden aangepast, om de arbeidstijd beter te kunnen beoordelen met betrekking tot het geleverd werk. Momenteel wordt een gedetailleerde analyse, die geleidelijk aan zal moeten worden toegepast bij de verschillende diensten van de DVZ, opgesteld.
V. Pijler « Beheer van de activiteitspieken » De DVZ wou een systeem voor de detectie van de stijgingen van het aantal binnenkomende aanvragen creëren, om gerichte oplossingen (stijging van het aantal personeelsleden, herverdeling van de lasten…) toe te kunnen passen, nieuwe fenomenen vast te kunnen stellen, de dialoog tussen de diensten te bevorderen en redelijke termijnen te handhaven bij de behandeling van de binnenkomende aanvragen. In dit kader werden instrumenten ingevoerd die het mogelijk maken om een gemeenschappelijke strategie te ontwikkelen voor het efficiënt beheer van de activiteitspieken bij alle diensten van de DVZ. Er werd gezorgd voor de identificatie van de strategieën die moeten worden toegepast om te vermijden dat een achterstand gecreëerd wordt of dat een bestaande achterstand vergroot wordt, om de behandelingstermijnen te stabiliseren, om geen frustratie bij de gebruikers te veroorzaken (waken over de tevredenheid van de gebruikers), om te vermijden dat er situaties ontstaan die stresserend zijn voor de ambtenaren en, ten slotte, om een analysemethode te ontwikkelen en het gebruik van instrumenten die een efficiënt beheer van de activiteitspieken mogelijk maken voor te stellen. 41
Praktisch gezien zullen de schommelingen van de binnenkomende aanvragen en de achterstand door middel van de statistische rapporten die in het kader van de pijler « Productie » ontwikkeld worden gedetecteerd worden. Er werd trouwens een actieplan opgesteld dat gevolgd moet worden in geval van een activiteitspiek en dat aan de verschillende diensten van de DVZ voorgesteld werd.
42
HOOFDSTUK IV HUMANITAIRE REGULARISATIE 2010, HAEC DECIES REPETITA PLACEBIT
43
I. Haec decies repetita placebit Men zou dit vers van Horatius vrij kunnen vertalen als : « wat voldoende herhaald wordt zal bijval krijgen ». Vermits dichters steeds gelijk hebben is het wellicht om die reden dat vooringenomenheden betreffende regularisaties van verblijf hardnekkig zijn : omdat een vervormde perceptie van het dossier onderhouden wordt door het systematisch herhalen van simplismen, a priori’s en ongeoorloofde amalgamen – en zulks spijts de frequente verduidelijkingen en correcties, die zowel de parlementaire antwoorden als onze jaarverslagen bieden. Laten we dus eens te meer de zaken op een rij zetten, gezien men ons ertoe dwingt : Neen, het politiek akkoord van juni 2009 wijzigde de wet van 15 december 1980 niet; neen, dit akkoord hield geen regeringsengagement in tot regularisatie van wie ook, doch enkel de invoering, verduidelijking en verruiming van criteria; neen, de wet voorziet nergens enig « recht » op regularisatie (humanitaire of andere); neen, de wettelijke opdracht van de Dienst Vreemdelingenzaken is niet personen te regulariseren maar hun aanvragen om machtiging tot verblijf te behandelen; neen, de dossiers « Asiel » en « Regularisatie » zijn niet identiek en het criterium « onredelijk langdurige asielprocedure » (zelfs zoals in juni 2009 verruimd) is niet het criterium dat de meeste regularisaties toeliet, noch in 2009 noch in 2010; neen, er bestaan geen quota voor het aantal toe te kennen regularisaties; neen, het heeft geen zin « definitieve » resultaten van de huidige campagne te verwachten vermits 10 criteria op 12 geen tijdelijk karakter hebben1 en de campagne dus geen einddatum heeft; neen, in se heeft de uitdrukking « sans papiers » geen objectieve betekenis vermits zij geen onderscheid maakt tussen kandidaten voor regularisatie, personen in illegaal verblijf en personen die hun identiteit niet aantonen2; neen, de procedures voor humanitaire regularisatie van verblijf zijn niet exclusief bedoeld voor asielzoekers of personen in illegaal verblijf en neen, de pertinentie van een regularisatiecampagne wordt niet gedetermineerd door het aantal aanvragen die zij veroorzaakt, noch door het aantal regularisaties, maar door het aantal beslissingen die pertinent waren, m.a.w. die de te beoordelen reële situaties in overweging hebben genomen3. Kan men dan grotere conceptuele verwarring bedenken dan die krant met grote oplage die, begin 2011, complexloos aankondigde : « De resultaten van de in 2009 door de regering besliste regularisatie van sans papiers liggen aanzienlijk lager dan de in 2000 gerealiseerde operatie : 15.400 gunstige dossiers tegen 50.000 tien jaar geleden »4 ? Voor de duidelijkheid : er werden in 2010 door DVZ inderdaad 15.426 regularisatiebeslissingen getroffen en deze doelen op 24.199 personen, maar er werden vooral 28.216 aanvragen afgehandeld op 12 maanden, en dit laatste resultaat stemt wel degelijk overeen met de wettelijke opdracht van de Dienst Vreemdelingenzaken. De Regularisatiecommissie ingesteld bij wet van 22 december 1999 heeft allicht 37.116 1
Deze criteria zijn slechts “permanent” in de zin dat zij gelden in het kader van de uitoefening van de discretionaire macht van de minister, die hun toepassing niet in tijd heeft beperkt. Zij hebben natuurlijk noch het permanent karakter noch de basis van een wettelijk criterium, vermits zij niet in de wet werden opgenomen.
2
De algemene regel legt de aanvragers regularisatie integendeel de verplichting op hun identiteit aan te tonen (artikelen 9bis en 9ter van de wet van 15 december 1980).
3
Merkwaardig genoeg werd in 2010 over dit aspect niet één parlementaire vraag gesteld.
4
Le Soir van 26 januari 2011 : het artikel was getekend M. Vandenmeulebroecke.
44
aanvragen behandeld maar had hiervoor geen twaalf maand doch zes jaar tijd nodig en dit resultaat is dus geenszins « in 2000 gerealiseerd »; het cijfer 50.000 kan tenslotte niet vergeleken worden met 15.400 gezien dit laatste een aantal beslissingen weergeeft terwijl 50.000 noodzakelijkerwijs de pretentie moet hebben op personen te doelen : de Commissie heeft immers nooit 50.000 aanvragen ontvangen. Ten overvloede dient opgemerkt dat het cijfer van 50.000 bij geen enkele gelegenheid bevestigd is geweest.5 Het in leven houden van dergelijke conceptverwarring heeft dezelfde gevolgen als de techniek die bekend staat als « framing » en er in bestaat doelbewust het referentiekader van een probleem te vervormen door het aanhoudend gebruik van sleutelwoorden in een betekenis die ze objectief niet hebben, met manipulatie van de publieke opinie tot doel. Zo denke men bv. aan het gebruik van « vluchtelingen » (waar het om kandidaat-vluchtelingen gaat), « arbitrair » (in plaats van wettelijke discretionaire bevoegdheid), « objectief » of « onafhankelijk » (terwijl men in feite de uitsluiting van de federale overheid uit het beslissingsproces beoogt), « uitzettingen » (terwijl het om eenvoudige verwijdering gaat, zonder tien jaar verbod op terugkeer) enz. De techniek is hoogst efficiënt door het simpele feit dat wie de premisse bepaalt, ook de daaropvolgende redenering beheerst. A PROPOS… Simplisme en realiteit Men hoort dikwijls beweren « dat een sans papiers geen rechten heeft ». Hier volgen enkele rechten waarvan elke persoon in illegaal verblijf geniet (de opsomming is niet exhaustief) : Alle grondrechten gewaarborgd door de Grondwet (vrijheid van meningsuitdrukking, van vreedzaam vergaderen, onschendbaarheid van de woning enz); In strafrecht : recht op een eerlijk proces, op verdediging, verbod op dubbele straf; In context van verblijf : recht op toegang tot zijn administratief dossier, recht op beslissingen die in feite en rechte gemotiveerd zijn; recht een beroep in te stellen tegen deze beslissingen; Krachtens meerdere wetten en Conventies : recht op bescherming van zijn privéleven, recht op gezinsleven, recht op bescherming tegen onmenselijke behandeling, recht een huwelijk aan te gaan, contracten af te sluiten, eigenaar te worden, inkomsten te genieten; Voor de kinderen op schoolleeftijd, niet enkel het recht op onderwijs maar leerplicht; Recht op dringende medische hulp; vrije keuze van woonst…. Deze persoon heeft daarentegen, per definitie, geen recht op verblijf6, geniet geen politieke rechten noch recht op sociale uitkeringen, en mag geen betaaldeactiviteit uitoefenen. Onze beslissingsproductie herinnert eraan dat sommigen nog niet zo lang terug beweerden « dat er eenvoudigweg teveel aanvragen zijn voor één minister » en dat dit feit op zich al de oprichting wettigde van een Commissie met beslissingsbevoegdheid.7
5
Bron voor het cijfer 37.116 : antwoord van de Staatssecretaris (25/11/09) op vraag 86 dd. 20 augustus 2009 gesteld door Mv. A. Colen. Tot op heden drukt geen enkele officiële statistiek het precies aantal personen uit dat onder de Regularisatiecommissie werd geregulariseerd, gezien deze Commissie de berekening nooit heeft uitgevoerd : voor een schatting, cfr. ons Jaarverslag 2009. Merkwaardig genoeg werden « personen » en « beslissingen » reeds eerder verward in Le Soir van 19 maart 2008 (zelfde redacteur) door de directrice van een NGO, aan wie de journaliste in haar artikel van januari 2011 eveneens het woord laat. Haec decies repetita….
6
Een geregulariseerde persoon heeft geen recht op verblijf, maar werd tot verblijf gemachtigd.
45
Niet alleen dient opgemerkt dat in tegenstelling tot deze bewering vandaag de consensus alsmaar groeit omtrent de nood aan één enkele minister die alle bevoegdheden m.b.t. immigratie en opvang zou centraliseren; er moet ook worden vastgesteld dat DVZ op zes jaar tijd (2005 – 2010) niet minder dan 109.226 aanvragen heeft afgehandeld, - t.t.z. méér dan wat volgens het Forum Asiel Migratie de ideale productiecapaciteit zou zijn geweest van een beslissingsbevoegde Commissie die alle nodige werkingsmiddelen zou gekregen hebben.8 Anderzijds heeft DHR (de Dienst Humanitaire Regularisaties) in 2010 86 % méér aanvragen afgehandeld dan in 2009 en heeft hij 63,6 % méér beslissingen getroffen dan het jaar voorheen, spijts een massieve input die deze van 2009 met 40,5 % overschreed9, spijts het feit dat de Dienst zelfs vandaag nog niet over evenveel medewerkers beschikt als de toenmalige Commissie10 en spijts het feit dat zijn effectieven ten overstaan van 2009 haast ongewijzigd zijn gebleven (137 medewerkers, artsen niet inbegrepen). In een « Voorstel voor het invullen van de lacunes in de Verblijfswet »11 schreef ditzelfde F.A.M. dat « een regularisatie volgens eenvoudige en objectieve criteria veel sneller kan dan een behandeling van de lopende procedures door de betrokken instanties zelf, die zich vaak over delicate feiten en ingewikkelde juridische argumenten moeten uitspreken ». DVZ zijnde natuurlijk een van deze « betrokken instanties », stellen wij vast dat deze « snellere » behandeling door een andere instantie dus niet bevestigd is en wij voegen er aan toe : zou een eventuele beslissingsbevoegde Commissie zich dan niet moeten uitspreken over « delicate en complexe feiten » ? Het antwoord is vanzelfsprekend « toch wel, noodgedwongen » - tenzij volledige abstractie wordt gemaakt van humanitaire en juridische « details » en per grote categorieën wordt geregulariseerd, met andere woorden ver van de realiteit der concrete gevallen en dus ver van elk voorzichtig beheer.12 7
Zie het DVZ - Jaarverslag 2009.
8
Deze berekening van 19 mei 2006 bevindt zich nog steeds op de website van het F.A.M. Bovendien hield deze schatting geen rekening met de termijnen die een voorzichtige instructie van dossier vereist, bv. voor de raadpleging van externe partners zoals parketten, gemeentebesturen e.d., aan wie geen termijnen van antwoord kan worden opgelegd. Wel heeft het F.A.M. steeds een nieuwe Commissie gesuggereerd op model van de eerste, en stelde deze eerste haar adviezen op zonder raadpleging van dergelijke partners.
9
Een van de oorzaken van dit succes is ongetwijfeld het hanteren, door DHR, van een systeem van beheer van en nazicht op de individuele productiviteit van zijn medewerkers, naast een statistisch systeem dat de algemene productie van de dienst natrekt. Dit nazicht op individuele productiviteit wordt mogelijk gemaakt door het bijhouden van een kadaster dat de specifieke taken van elke medewerker bijhoudt en dus toelaat gerechtvaardigde vergelijkingen te maken, rekening houdend met de concrete opdrachten van elkeen. Het concept is een primeur bij DVZ en heeft onmiddellijk gunstige resultaten opgeleverd. Overigens is DHR vandaag een der pilootdiensten in twee operationele DVZ – projecten : het beheer van activiteitspieken en het uniformiseren van de statistieken van de onderscheiden diensten. Dit tweede project voorziet de uitbreiding tot heel DVZ van het concept « nazicht op individuele productiviteit ».
10
Het huidig diensteffectief DHR komt neer op 4/5de van de effectieven waarover de Regularisatiecommissie in het jaar 2000 beschikte.
11
F.A.M.-tekst van 29 maart 2007.
12
De wet van 1999 regulariseerde per categorieën. « In het verleden werd het hele dossier onderzocht in het licht van het proportionaliteitsprincipe, alle elementen in rekening nemend, wat een langere behandelingstijd inhield. Bovendien heeft dit soort behandeling in het verleden de regularisatie tot gevolg gehad van personen die zeer ernstige feiten hadden gepleegd, zoals het geval was in 1999 voor de genocidairen Vincent en Germaine Ntezimana » (Melchior WATHELET, La Libre Belgique, 22 februari 2011). En dus ? Regulariseren per categorie of geval per geval ? Sommige NGO’s zijn hier op z’n minst ambigu : de vzw CIRE bv., die nu eens ontkent een collectieve regularisatie te willen (Le Soir van 28 maart 2007), dan weer medeondertekenaar wordt van een publieke statement waarbij de ambtshalve regularisatie wordt voorgesteld van
46
Paradoxaal genoeg menen sommige NGO’s vier jaar later DVZ te kunnen verwijten « te weinig rekening te houden met complexe humanitaire situaties »13 : wat wil men dan uiteindelijk precies ? De sommaire behandeling « en masse » der aanvragen, of hun zorgvuldige individuele afweging - de enige die humanitair te verantwoorden is ? In de reeds geciteerde tekst van mei 2006 verklaart het F.A.M. : de dossiers waarvoor vandaag geen duidelijke criteria bestaan maar die kunnen leiden tot een gunstige beslissing op basis van persoonlijke elementen uit het dossier - de humanitaire situaties of duurzame bindingen – zouden veel beter behandeld worden via een beroep bij de Commissie van Advies14 dan via een beslissing « op dossier » door DVZ. Behalve wat nu mogelijks het kwalitatief verschil zou kunnen zijn tussen « een persoonlijk element uit het dossier » en « een beslissing op dossier » (de Regularisatiedossiers zijn immers per definitie individueel en hun behandeling gebeurt steeds geval per geval)15 dwingt dit tot volgende vraag : zijn deze criteria vandaag nog steeds te vaag, of zijn zij integendeel voortaan voldoende helder om DVZ toe te laten op pertinente wijze een groot aantal ingediende aanvragen af te handelen ? Wij gaan uit van de bevredigende hypothese, gezien het groot aantal in 2010 afgesloten aanvragen, gezien de Commissie van Advies ditzelfde jaar slechts een zeer gering aantal keer werd gevat16 en gezien meerdere NGO’s op de vooravond van de verkiezingen van juni 2010 geen enkele eis « Regularisatie » meer hebben geformuleerd, terwijl ze dit de vijf voorgaande jaren aanhoudend hadden gedaan. Maar kan men in context van regularisatie van verblijf ooit iedereen tevreden stellen ? Verklaarde een zegsman van een NGO in Knack Magazine van 25 maart 2009 niet : « Wat met zij die enkel een aanvraag om regularisatie hebben ingediend ? En wat met de 100 % clandestienen die hun aanwezigheid op het grondgebied nooit hebben gemeld ? Komen zij in aanmerking voor economische, of voor humanitaire regularisatie ? » De lezer zal opmerken dat de spreker de eerste categorie van de tweede onderscheidt : voor sommigen zou men dus zelfs het verblijf moeten regulariseren van personen die zulks nooit hebben gevraagd, en misschien zelfs niet wensen.17 Sommige van deze standpunten zijn ronduit verbazend. Volgens Professor Edouard Delruelle bv. « zou het regularisatieproces alle personen in irregulier verblijf moeten betreffen en niet enkel deze die een procedure hebben opgestart. Zoniet zouden de proceduremakers
elk dossier ouder dan drie jaar – zonder andere voorwaarde dan de afwezigheid van feiten van openbare orde. 13
In een opmerking, geformuleerd in 2011 door NGO’s die in de Commissie van Advies voor Vreemdelingen zetelen.
14
De Commissie die sinds juni 2010 adviezen verstrekt m.b.t. regularisatie, wanneer de Staatssecretaris haar vatting opportuun vindt. In 2010 heeft de Commissie noch statistieken noch activiteitenverslag gepubliceerd.
15
Tenzij dit doelt op de eventuele meerwaarde van een zitting op tegenspraak; maar indien de Commissie van Advies vandaag de neerlegging ter zitting toelaat van stukken die het inleidend verzoekschrift niet vergezelden en op geen enkel ogenblik vooraf aan DVZ werden meegedeeld, kan men DVZ bezwaarlijk verwijten onwetende te zijn geweest van het bestaan van deze documenten.
16
De 11 zittingen van de Commissie van Advies betroffen inderdaad slechts 38 dossiers (eigen berekening DHR).
17
België is dikwijls slechts een etappe in een poging het Vereningd Koninkrijk, Nederland of de Skandinavische landen te bereiken : cfr. de vele clandestienen die in onze havens worden aangetroffen en dus duidelijk niet uit zijn op permanent verblijf in België.
47
bevoordeeld worden. »18 Anders gezegd, waarom zou men rekening houden met het objectieve verschil tussen een persoon die wetten en procedures eerbiedigt en een persoon die beslist dit niet te doen ? Tussen een persoon die toelating vraagt om zich te installeren en een andere die dit doet zonder met wat dan ook rekening te houden ? Sinds wanneer is het volgen van procedures een schandelijke ziekte die men vooral niet moet aanmoedigen ?
II. Conjuncturele achterstand, openstaande dossiers
historische
schuld
en
aantal
Wij konden elders al concluderen19 dat de door DVZ in de jaren 2001 – 2004 opgelopen achterstand inzake verblijfsregularisaties strikt conjunctureel was en rechtstreeks gevolg van twee betreurenswaardige beslissingen : de door het CGVS eertijds ingevoerde LIFObehandeling van asieldossiers, waarbij de asielzoekers aangemoedigd werden een aanvraag om regularisatie in te dienen, en de opheffing, bij DVZ en tijdens dezelfde periode, van de dienst die er alle regularisatieverzoeken centraliseerde. Gezien de huidige procedures 9bis en 9ter pas in juni 2007 in de wet werden opgenomen, betrof de achterstand in die jaren uitsluitend het inmiddels opgeheven artikel 9 alinea 3. Het stond in maart 2006 op 25.448 aanvragen,20 waarvan men beweerde dat DVZ nooit de verwerking zou kunnen garanderen, - een verwerking die nochtans haast integraal was gerealiseerd nog voor de huidige campagne haar effecten liet voelen.21 Om te bestaan hebben de onredelijk langdurige asielprocedures en de gevoelige humanitaire situaties natuurlijk niet op een definitie of herdefiniëring gewacht en DVZ ondernam lang voor de huidige campagne de inlossing van de « morele schuld » die deze dossiers inhielden.
18
La Libre Belgique, 24 mei 2008. Het gebruikte woord was het Franse “procéduriers”, wat een negatieve bijklank heeft.
19
Jaaractiviteitenverslag DVZ 2008.
20
Waarbij nog 23.000 aanvragen art. 9 al. 3 dienen geteld, ingediend tussen maart 2006 en 1 juni 2007, datum waarop het artikel 9 al. 3 werd opgeheven.
21
Einde 2009 stonden nog 3.882 dossiers open; een jaar later nog slechts 770, waarvan het nazicht inzake Openbare Orde nog in onderzoek was.
48
In de jaren 2005 tot 2008 werden in feite méér personen geregulariseerd dan tijdens de achttien maanden van de huidige campagne, zelfs al voegt men bij dit laatste cijfer het aantal personen die geregulariseerd werden in het eerste semester van 2009 :
Wat is nu het effect van deze campagne op de permanente instroom van aanvragen22 ? Elke - zelfs voorlopige -analyse moet hier voorzichtig zijn. Ter herinnering : 10 criteria op 12 gelden permanent en in die zin heeft de campagne eenvoudigweg geen einddatum : het « voor » kan dus niet vergeleken worden met het « daarna ». Anderzijds stelt men vast dat de gemiddelde maandinstroom reeds gestegen was van 1.614 begin 2008 tot 2.094 in de loop van het semester dat de instructie van juli 2009 voorafging; deze toename was evenwel gevolg van de toename in dezelfde maanden van de medische aanvragen, - toename zonder correlatie met de campagne in se. Laat men de periode juli 2009 (aankondiging van de campagne) – begin juli 2010 buiten beschouwing (periode overeenstemmend met de registratie van de massieve instroom die de campagne onmiddellijk genereerde), dan valt op dat de gemiddelde maandinstroom nauwelijks daalt en op 1.978 blijft tijdens het tweede semester van 2010. Dit cijfer is echter beïnvloed door de stijging van de 9bis-verzoeken omstreeks einde zomer 2010, stijging die enigzins kunstmatig is (in feite te wijten aan de laattijdige doorzending, door de stad Antwerpen, van einde 2009 ingediende aanvragen). Tot slot moet eveneens rekening worden gehouden met een nieuwe stijging van medische aanvragen (art. 9ter) in de loop van het laatste trimester van het jaar (cfr. infra). A PROPOS… Het nazicht op effectief verblijf en het facultatief advies van de Burgemeester De Omzendbrief van 21 juni 2007 schrijft voor dat het gemeentebestuur binnen de 10 dagen na neerlegging van een aanvraag 9bis het effectief verblijf van de aanvrager op het grondgebied van de gemeente moet controleren. Wordt dit verblijf bevestigd, dan moet de aanvraag zonder verwijl overgemaakt worden aan DVZ. Dezelfde omzendbrief nodigt de Burgemeesters uit de aanvraag te doen vergezellen van een advies.
22
Daar de campagne op geen enkel ogenblik de wet van 1980 heeft geschorst of gewijzigd kunnen procedures 9bis en 9ter elke dag en onafhankelijk van deze campagne worden ingediend.
49
In een waarschuwing op zijn GEMCOM-site (ter attentie van de gemeentebesturen) liet DVZ reeds in februari 2010 weten dat de mededeling « zonder verwijl » aan DVZ van de aanvragen aan geen andere overwegingen mocht worden gekoppeld dan het effectief verblijf. Toch gingen sommige gemeenten pas zeer laat, in ieder geval voorbij de termijn van 10 dagen, over tot de vereiste woonstcontroles en maakten sommige de aanvragen pas aan DVZ over na opstelling van een advies door de Burgemeester- zelfs indien dit advies meerdere maanden vergde. Op dergelijke wijze ontving DVZ tot einde zomer 2010 aanvragen die in feite in 2009 waren ingediend en voor dewelke het nazicht op werkelijk verblijf geen problemen stelde. Tenslotte kan vastgesteld worden dat in 2008 - het laatste jaar « zonder campagne » - niet minder dan 19.371 aanvragen werden ingediend. Als we per hypothese, zonder campagne, een soortgelijke instroom incalculeren voor de twee volgende jaren, dan had deze een opgeteld tweejaarlijks totaal van 38.742 opgeleverd; men stelt echter de indiening vast van zowat 63.080 nieuwe aanvragen in de loop van de campagnejaren 2009 en 2010.23 Het « surplus » is dus 24.338 aanvragen, gespreid over twee jaar. In ieder geval vinden we dezelfde grootorde terug (24.669) bij het verschil in openstaande dossiers einde 2008 en einde 2010. Moet men hieruit afleiden dat de campagne « slechts » zo’n 25.000 bijkomende aanvragen heeft voortgebracht ? Het zou te eenvoudig zijn en zoals steeds is enige nuancering aanbevolen. Nogmaals, 10 criteria op 12 worden nog steeds dagelijks ingeroepen; overigens werden vele aanvragen die voor begin juli 2009 reeds in onderzoek waren geactualiseerd in functie der criteria van de vernietigde instructie en zijn de overeenkomende dossiers (ongeveer 19.000) dus evenzeer « campagnedossiers », ook al dragen zij een aanvraag die ouder is. Indien de instroom zich in 2011 handhaaft op 2000 aanvragen per maand noopt dat straks tot een van volgende twee conclusies : of de campagne heeft het aantal personen in illegaal verblijf slechts zeer tijdelijk doen afnemen en deze populatie heeft zich achteraf snel hernieuwd, of de afgewezen verzoekers van vandaag beginnen een groot aantal repetitieve aanvragen in te dienen van zodra het gunstig effect van de huidige campagne uitdeint.
III. De aanvragen om medische motieven24 Op het vlak van de medisch gemotiveerde aanvragen is de perceptie zo mogelijk nog meer vertekend dan op vlak van de humanitaire aanvragen in het algemeen. Zo stelde ons vorig jaarverslag duidelijk dat in het dienstjaar 2009 niet minder dan 8.575 medische aanvragen werden ingediend en dat 1.359 beslissingen betreffende deze aanvragen als ongunstig konden worden beschouwd25, inclusief 131 ongegrond. Anderzijds verklaarde de heer Staatssecretaris (in de loop van 2010) dat ongeveer 1.200 dossiers door DVZ aan verschillende Parketten werden overgemaakt voor onderzoek naar mogelijke fraude.
23
26.232 aanvragen in 2009 en 36.848 aanvragen in 2010.
24
Deze aanvragen zijn van twee types : artikel 9ter en medisch gemotiveerde artikel 9 al. 3. Het tweede type werd op 1 juni 2007 opgeheven.
25
Cfr. Jaaractiviteitenverslag DVZ 2009 : in context art. 9ter : 1.204 onontvankelijk, 119 ongegrond, 7 uitsluitingen; plus in context medische art. 9 al. 3 : 17 onontvankelijk, 12 ongegrond, 2 uitsluitingen. Totaal dus: 1.359. Op te merken dat geen enkel van deze cijfers de pretentie heeft te refereren naar fraudes.
50
Minstens één parlementaire vraagsteller dacht dit te kunnen verstaan als « 8.000 ingediende aanvragen waarvan de helft ongegrond omdat het medisch getuigschrift werd vervalst » en « in 2010 betrof het 4.000 gevallen van fraude ».26 De Gazet van Antwerpen voorzag hetzelfde onderwerp van de titel « Megafraude in medische getuigschriften van asielzoekers » (sic); - dit alles op een ogenblik dat nog niemand wegens fraude werd veroordeeld. Is het trouwens nodig te verduidelijken dat asielaanvragen om medische redenen in de Belgische wetgeving eenvoudigweg niet bestaan ? Men staat versteld van dergelijke verwarring en amalgamen. A PROPOS Als het medische verdacht wordt Op geen enkel ogenblik heeft DVZ wie dan ook van vervalsing van medische aanvragen beticht : het is slechts uit reflex van voorzichtig bestuur en op basis van redelijke vermoedens dat een aantal gevallen ter attentie van de bevoegde parketten werd gebracht. Een aanvraag vergezeld van een medisch getuigschrift waarvan de vervalsing tijdens het onderzoek omtrent de ontvankelijkheid zou zijn vastgesteld zou trouwens niet resulteren in een weigering ten gronde, maar onontvankelijk worden verklaard. Volgens de Nationale Raad van de Orde van Geneesheren is een medisch getuigschrift immers een getuigschrift waarbij een medisch feit wordt vastgesteld op basis van persoonlijk onderzoek van de betrokkene, dat opgesteld wordt door de arts die het feit vaststelde, enkel vaststellingen bevat betreffende de patiënt zelf en noodzakelijkerwijs waarheidsgetrouw is; het dient ondertekend en gewaarmerkt d.m.v. een zegel en moet de datum van opstelling vermelden.27 Een niet waarheidsgetrouw getuigschrift zou dan ook alles zijn behalve een medisch getuigschrift – en dit gebrek zou de onontvankelijkheid van de aanvraag wettigen. Valselijk een ziekte bevestigen is een delict (Artikel 204 Strafwetboek), het vervalsen van een bona fide uitgereikt getuigschrift eveneens. Het is precies om de exacte strafrechtelijke qualificatie mogelijk te maken en om de toedracht van verantwoordelijkheid te kunnen vaststellen (is de arts al dan niet medeplichtig aan de fraude ?) dat DVZ in deze gevallen de rechterlijke instanties vat. Overigens beperkt het aanwenden van frauduleuse documenten zich natuurlijk niet tot de medische context.28 Wij schreven hoger dat de dossiers « Asiel » en « Regularisatie » niet identiek zijn en een eenvoudige lezing van de wet van 1980 leert deze vanzelfsprekendheid aan elk eerlijke lezer die ze wenst vast te stellen. Wij hebben echter nooit beweerd dat de twee dossiers ongerelateerd zijn. De conjuncturele achterstand inzake regularisaties die zich in de jaren 2001 tot 2004 ontwikkelde - zowat 30.000 verzoeken - was voornamelijk te wijten aan de beslissing van de toenmalige Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen in het voordeel van een LIFO-behandeling der asielaanvragen, waardoor de leeftijd van onafgehandelde dossiers toenam – terwijl de kandidaat-vluchtelingen simultaan aangemoedigd werden een regularisatieverzoek bij DVZ in te dienen.29 26
Parlementaire vraag 1662 CRABV 53 COM 087.
27
Advies van de Nationale Raad van de Orde dd. 28 juli 2007 (TNR 117 blz.13).
28
Het gebeurt bv. niet zelden dat een ontvangstbewijs, door een gemeente afgeleverd aan een vreemdeling die een aanvraag 9bis indiende, achteraf niet kan worden gerecupereerd door het feit dat de verzoeker, die zich aan een ongunstige beslissing verwacht, geen gevolg meer geeft aan gemeentelijke uitnodigingen om zich aan te melden. In tegenstelling tot wat de vzw CIRE op haar site vermeldt in januari 2011 is het loutere feit drager te zijn van dergelijk ontvangstbewijs dus geenszins het « bewijs » dat een aanvraag « in behandeling is ».
29
Cfr. onze analyse in het DVZ Jaaractiviteitenverslag 2008.
51
Ons jaarverslag 2008 liet anderzijds reeds opmerken dat dat jaar de percentages meervoudige asielaanvragen en meervoudige regularisatieverzoeken opvallend identiek waren (27 %); de toename regularisatieverzoeken vergeleken met 2007 (+ 39,5 %) was echter niet evenredig met de toename van asielaanvragen (+ 10,2 %). Wij concludeerden hieruit dat de invoegetreding, in juni 2007, van een medische regularisatieprocedure, die de afgifte van een voorlopig verblijfsdocument voorziet voor elke ontvankelijke aanvraag (dus zelfs alvorens de grond van de aanvraag wordt onderzocht) hier ongetwijfeld een aantrekkingseffect had gehad. Vandaag biedt de medische procedure nog steeds dit bijzonder voordeel30 en heeft zij bijgevolg nog steeds hetzelfde effect. De afgifte van een Attest van Immatriculatie aan elke 9ter-verzoeker van wie de aanvraag ontvankelijk is, komt natuurlijk redelijk over in de zin dat zo’n persoon recht heeft op een onderzoek ten gronde van de aanvraag en potentieel ernstig ziek is in de zin van artikel 9ter. Men kan daarentegen geen redelijk motief bedenken om dergelijk document ambtshalve te gaan uitreiken omwille van het loutere en énige feit dat iemand een aanvraag indient : dat zou neerkomen op een situatie waarbij het grondgebied illegaal binnenkomen en zich ernstig ziek beweren zou volstaan om een verblijfsdocument te bekomen. Toch is het precies dit wat in maart 2007 werd voorgesteld door en vereniging actief in vreemdelingenrecht…. Diezelfde vereniging stelde voor « wat een arts een ernstige ziekte vindt » te aanvaarden als definitie van « ernstige ziekte », - een zienswijze die, rekening gehouden met wat in bovenstaand kadertje opgemerkt werd, baat zou hebben bij enige nuancering… Minstens één correlatie kon worden vastgesteld tussen het aantal asielaanvragen en meer specifiek het aantal regularisatieverzoeken om medische redenen. Zo hebben tussen juni en december 2010 niet minder dan 37 % van de 635 asielzoekers van Armeense origine, parallel met hun asielaanvraag, haast onmiddellijk een regularisatieverzoek ingediend en waren 98 % van deze verzoeken om medische motieven. Een flagranter voorbeeld van « medical immigration shopping » kan moeilijk worden gevonden. In de wet van 15 december 1980 zoals ze vandaag is, wordt de medische regularisatie van verblijf verstaan als een humanitair antwoord op situaties van overmacht waarbij de betrokkene reeds op het grondgebied verblijft. « Verblijf » is echter een feitelijke situatie die moet worden verstaan als « de plaats waar iemand gewoonlijk woont ».Kan men dan van « verblijf » spreken m.b.t. een persoon die nog maar net het grondgebied betreden heeft ? Bovendien bestaat er een bijzondere procedure tot bekomen van een visum voor medische behandeling, die aldus omzeild wordt… Nemen de medische aanvragen toe en zo ja, in welke mate ? Een eerste DVZ - verslag uit 1996 telde destijds zo’n 600 dossiers. Het is zeer te betreuren dat in de loop der jaren en vooral tijdens de activiteitsjaren van de Regularisatiecommissie geen enkele medische statistiek werd bijgehouden. Daarentegen werden tussen 01 januari 2008 en 31 december 2010 zo’n 20.560 aanvragen 9ter ingediend, dus gemiddeld 6.853 per jaar. De jaarinput 2010 (6.559 indieningen) is in die zin een « normaal » gemiddelde. Verhoudingsgewijs echter vertegenwoordigden de medische aanvragen conform artikel 9ter : 21,7 % van alle nieuwe aanvragen in 2006; 28,0 % van dit totaal in 2008; 32,6 % van dit totaal in 2009 en 17,8 % van dit totaal in 2010.
30
Een voordeel dat het F.A.M. schijnt over het hoofd te zien : in een tekst uit 2007 beweert deze NGO immers dat de enige (sic) tussengekomen wijziging inzake regularisatieprocedures de toename is van vormelijke redenen om de aanvragen onontvankelijk te verklaren.
52
Dit laatste cijfer kan echter bedriegen. De input 2010 wordt immers kunstmatig31 vergroot door de enorme instroom aanvragen, sinds 2009 veroorzaakt door de regularisatiecampagne en waarvan het grote deel pas in de eerste maanden van 2010 DVZ bereikte; het is normaal dat een campagne het algemeen totaal aanvragen aanzienlijk hoger voert. Gezien deze campagne de medische criteria niet wijzigde en er zelfs geenszins invloed op had, is de vertegenwoordiging van 9ters in het algemeen totaal aanvragen zwak. Bekijken we echter van naderbij de nieuw ingediende medische aanvragen. Zij halen een maandgemiddelde van 452 in 2008, van 715 in 2009 en van 547 in 2010. Hoewel ze verhoudingsgewijs dit laatste jaar « slechts » 17,8 % van alle aanvragen uitmaken, vertegenwoordigen ze echter 48 % van het totaal aantal verzoeken over het laatste trimester van 2010.32 A PROPOS… Een gemiddelde kan een ander gemiddelde verhullen
Van links naar rechts : - (boven) : verhouding 9ter-aanvragen vs. het totaal der in 2008 en 2009 ingediende verzoeken; - (onderaan) : dezelfde verhouding in 2010 en over het laatste trimester van 2010. Haast een aanvraag op twee : een evolutie die dus van dichtbij dient opgevolgd. Sedert ons jaarverslag 2009 is bekend dat het gebruikerspubliek van de 9ter-procedure - zacht uitgedrukt - zeer snel ingaat op opportuniteiten en bijvoorbeeld meer aanvragen indient van zodra DVZ tijdelijk niet over artsen beschikt, zoals dit het geval was tijdens het eerste 31
« Kunstmatig » : natuurlijk enkel in de zin dat zij in 2009 werden ingediend maar pas in de beginmaanden van 2010 bij DVZ binnenkwamen en geregistreerd werden.
32
De journalist die in De Morgen van 9 november 2010 gewaagde van een aanzienlijke daling der medische aanvragen, concludeerde bijgevolg wat te snel.
53
semester van 2009. Het is dus plausibel, zelfs hoogst waarschijnlijk dat een deel van dit publiek een tijdlang niet-medische aanvragen heeft ingediend (art. 9bis) waarbij campagnecriteria werden ingeroepen, eerder dan 9ter-verzoeken op te leveren, maar terug 9terprocedures instelde van zodra de gunstige campagne-effecten gingen afnemen33; - een overigens volstrekt geoorloofd procédé. Het Arrest 193/2009 van het Grondwettelijk Hof (november 2009) bood een andere opportuniteit, doordat hiermee het artikel 9ter deels onuitvoerbaar werd (met name het deel betreffende de verplichte bewijsvoering van identiteit), een stand van zaken die aanhield tot 31 december 2010 (datum van publicatie van de wet van 29/12/10 houdende diverse bepalingen o.a. een wijziging van artikel 9ter die rekening hield met de opmerkingen van het Hof.) Zoals in december gewijzigd en op 10/01/11 in voege getreden, weerhoudt het nieuwe artikel 9ter globaal een concept dat DHR vanaf april 2010 reeds had gesuggereerd, inzonderlijk m.b.t. het aantonen van identiteit. Het voortaan verplicht model medisch getuigschrift, vastgelegd bij Koninklijk Besluit van 24 januari 2011, werd eveneens geconcipieerd door de adviserende artsen bij DHR en stelt de facto een einde aan een vijftien jaar oude kritiek, die het feit in vraag stelde dat de gemachtigde van de minister toegang heeft tot medische gegevens die persoonsgebonden zijn. Deze kritiek was op z’n minst verbazend, vermits dezelfde gemachtigde tot juni 2007 de integrale inschatting der aanvragen moest doen en sinds 1 juni 2007 (invoegetreding van het artikel 9ter) elke aanvraag die niet vergezeld ging van een medisch getuigschrift betreffende de ingeroepen ziekte moest onontvankelijk verklaren (en te dien einde dus wel degelijk de afwezigheid van dergelijke vermelding moest kunnen vaststellen). Te meer daar de Nationale Raad van de Orde van Geneesheren, door DVZ in 2007 proactief in kennis gesteld van de nieuwe medische procedure, het zelfs niet nodig had geacht deze brief te beantwoorden en dat enkel DVZ sinds 1996 al aandrong op een procedure waarin de medische evaluatie aan artsen zou toekomen, zoals vandaag het geval is.34 Hoe dan ook, in haar huidige versie35 eist de procedure conform artikel 9ter het gebruik van een medisch getuigschrift dat expliciet gericht is tot de gemachtigde van de minister, en niet tot de adviserende DVZ-arts. Artikel 9ter §6 verduidelijkt anderzijds dat artikel 458 van het Strafwetboek - handelend over beroepsgeheim - « van toepassing is op de gemachtigde van de minister en de leden van zijn dienst, wat betreft de medische gegevens waarvan zij in de uitoefening van hun ambt kennis krijgen » - wat impliceert dat de uitoefening van dit ambt dergelijke kennis wel degelijk vergt. Tenslotte nog dit : einde 2010 was het ontvankelijkheidsonderzoek van haast alle 9teraanvragen afgerond. De dossiers daargelaten waarvan de verdere afhandeling nog feedback vergde van gerechtelijke instanties en nazicht van openbare orde, telde DHR nog slechts 192 aanvragen waarvan de ontvankelijkheid nog niet was onderzocht.
33
Van juli 2009 tot zomer 2010 gaf DVZ prioriteit aan de gunstige gevallen. Het aantal dossiers dat de voorwaarden vervulde nam zo progressief af en eind augustus 2010 overschreed op maandbasis het aantal ongunstige beslissingen voor het eerst in één jaar het aantal gunstige. Een maand later verschijnt de nieuwe stijging bij de ingediende 9ter-verzoeken.
34
Zeven artsen zijn bij DHR in dienst op het ogenblik dat wij schrijven; de aanwerving van vijf andere loopt.
35
Art. 9ter § 6 zoals vervangen door Art 187 van de wet van 29 december 2010 houdende diverse bepalingen; Koninklijk Besluit van 24 januari 2011.
54
IV. In 2010 geregulariseerde personen : Top 10 der nationaliteiten Het verblijf van meer dan vierentwintigduizend personen (24.199) werd in 2010 geregulariseerd. De Top 10 der in deze populatie vertegenwoordigde nationaliteiten is als volgt : Marokko DR Congo Armenië Rusland Turkije Ecuador Brazilië Kosovo Albanië Servië
: : : : : : : : : :
2.322; 2.038; 1.506; 1.449; 857; 856; 789; 689; 679; 671.
V. In de campagne toegepaste criteria Wij herhalen de betekenis van de criteria (de betekenis staat hieronder vereenvoudigd : voor details, cfr. de tijdens de campagne gepubliceerde teksten) : 1.1 1.2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Duur van de asielprocedure (3 of 4 jaar); Duur van de asielprocedure (4 of 5 jaar); Ouder van Belgisch kind; Ouder van E.U.-kind; Gezin (in brede zin) van een E.U.-onderdaan; Vreemdeling die het recht op terugkeer niet kan inroepen; Echtgenoten die gezinshereniging niet kunnen inroepen en niet naar hun land kunnen worden verwijderd; 2.6 In België pensioengerechtigde vreemdeling die zijn recht op terugkeer verloor; 2.7 Gezinnen met schoolgaande kinderen + asielprocedure van meer dan een jaar; 2.8A Duurzame lokale verankering (5 jaar ononderbroken verblijf); 2.8B Duurzame lokale verankering + arbeidscontract + arbeidskaart B. Het valt op dat voor het tweede opeenvolgende jaar het criterium dat de meeste regularisaties toeliet (uitgedrukt in personen) niet een der criteria is die gelinkt zijn met de duur van de asielprocedure, maar de lokale verankering van het eerste type (2.8A) : zelfs opgeteld lieten de criteria 1.1 et 1.2 slechts de regularisatie toe van 4.743 personen; voor criterium 2.8A is dat cijfer daarentegen 11.791. Met betrekking tot deze lokale verankering begrijpt men niet goed waarom het in 2008 door DVZ gesuggereerde puntensysteem, dat aan deze groep verzoekers dezelfde aandacht verzekerde, door sommigen als « arbitrair » werd weggehoond. Het simpel samenvallen van drie parameters (kennis van een der landstalen, sociocultureel engagement en schoolgaande kinderen) zou de betrokken vreemdeling reeds 50 punten hebben opgebracht van de voor regularisatie vereiste 70 – en zulks zonder tussenkomst van het discretionair oordeel van de gemachtigde van de minister, gezien het puntentotaal determinerend zou zijn 55
geweest. Vandaag kunnen diezelfde parameters slechts worden beoordeeld in uitoefening van een discretionaire macht die t.o.v. 2008 versterkt is36 – en tot onze verbazing lijken de eertijdse critici hiermee tevreden.
VI. Statistische gegevens VI.1. Productiviteitsvergelijking Op 6 jaar tijd (2000 tot en met 2005) heeft de Regularisatiecommissie, ingesteld bij wet van 22 december 1999, 37.116 aanvragen afgesloten en het verblijf geregulariseerd van 40 tot 45.000 personen. (Bron : DVZ Activiteitenverslag 2009 en antwoord QRVA 5287 dd. 25-1109 op parlementaire vraag nr. 86 van Mv. A. Colen). Op 6 jaar tijd (2005 tot en met 2010) heeft de Dienst Humanitaire Regularisaties (in uitvoering van de wet van 15 december 1980) 109.226 aanvragen afgesloten en het verblijf geregulariseerd van 80.570 personen.
VI.2. 2005 – 2010 : beslissingssaldo, geregulariseerde personen en aanvragen in onderzoek
Nieuw binnengekomen aanvragen
Totaal der afgesloten aanvragen
saldo
Geregulariseerde personen
Aanvragen in onderzoek op einde dienstjaar
2005
15.927
10.971
-
11.630
Niet beschikbaar
2006
12.667
13.399
+
10.207
22.016
2007
13.883
18.957
+
11.335
Niet beschikbaar
2008
19.371
22.531
+
8.369
15.572
2009
26.232
15.152
-
14.830
23.486
2010
36.848
28.216
-
24.199
40.241
124.928
109.226
Totaal
36
80.570
De instructie van juni 2009 werd door de Raad van State immers vernietigd en de Staatssecretaris gaf te kennen dat hij er de criteria van zou handhaven in de uitoefening van zijn discretionaire bevoegdheid.
56
VI.3. Input 2010 (nieuw binnengekomen aanvragen) INPUT PER MAAND PER TYPE PROCEDURE JAAR 2010
9 Bis
9 Ter
TOTAAL
JANUARI
5.375
624
5.999
FEBRUARI
6.944
452
7.396
MAART
4.089
409
4.498
APRIL
2.603
487
3.090
MEI
1.410
507
1.917
JUNI
1.626
455
2.081
JULI
995
550
1.545
AUGUSTUS
2.203
581
2.784
SEPTEMBER
2.799
449
3.248
OKTOBER
886
632
1.518
NOVEMBER
610
702
1.312
DECEMBER
749
711
1.460
30.289
6.559
36.848
TOTAAL
AANVRAGEN IN ONDERZOEK PER TYPE PROCEDURE EN PER MAAND SINDS HET POLITIEK AKKOORD VAN JUNI 2009 Toestand einde maand
9 al. 3
9 Bis
9 Ter
TOTAAL
Juni
4.853
7.644
7.959
20.456
Juli
4.788
7.875
9.082
21.745
Augustus
4.608
9.710
9.596
23.914
September
4.458
9.928
9.745
24.131
Oktober
3.990
9.750
9.734
23.474
November
3.984
9.888
9.502
23.374 57
December
3.838
10.357
9.291
23.486
Januari 2010
3.848
11.291
9.143
24.282
Februari
3.587
14.667
9.019
27.273
Maart
3.097
18.487
9.940
31.524
April
3.130
21.794
10.527
35.451
Mei
2.681
31.858
11.134
45.673
Juni
2.122
31.365
10.682
44.169
Juli
1.409
28.694
9.648
39.751
Augustus
1.322
28.161
9.243
38.726
September
1.136
29.287
10.562
40.985
Oktober
1.070
30.208
10.376
41.654
November
847
29.603
10.772
41.222
December
770
28.543
10.928
40.241
VI.4. Output 2010 ALGEMEEN OVERZICHT DER BESLISSINGEN (z.vw = zonder voorwerp; AI = ontvankelijke 9 ters) 1
2
3
4
5
6
7
8
9
Definitieve Regularisaties
Tijdelijke Regularisaties
TOTAAL
Niet ontvankelijk
Niet gegrond
TOTAAL
Uitsluitingen
z.vw.
uitgereikte A.I.’s Ontvankelijke 9ters
13.835
1.591
15.426
3.233
4.633
7.866
Totaal geregulariseerde personen
Totaal geweigerde personen
24.199
10.332
31
4.893
4.692
De uitsluitingen zijn krachtens artikel 9ter § 4; de dossiers « zonder voorwerp » zijn deze waarin de vraag is uitgedoofd, hetzij dat de aanvrager overleden is, hetzij dat hij het
58
gevraagde verblijf via een andere procedure heeft verkregen, hetzij dat geoordeeld werd dat hij het centrum van zijn belangens niet meer in België heeft.
VERLENGINGEN OM MEDISCHE REDENEN (Toegekend en geweigerd) (BIVR= Inschrijving in het Vreemdelingenregister / BGV = Bevel om het grondgebied te verlaten / Conversie = van tijdelijk naar definitief BIVR) 10
11
12
13
14
15
BIVR
Weigering BIVR
BGV
Weigering BGV
Conversie BIVR
TOTAAL
716
6
49
4
1.350
2.125
Totaal Beslissingen :
Totaal afgesloten aanvragen :
35.033
28.216
(3 + 6 + 7 + 8 + 9 + 15)
(3 + 6 + 7 + 8)
REGULARISATIEBESLISSINGEN PER TYPE EN PER PROCEDURE Definitieve
Tijdelijke
TOTAAL
Art. 9 alinea 3
2.402
70
2.472
Art. 9 Bis
9.658
1.069
10.727
Art. 9 Ter
1.775
452
2.227
TOTAAL
13.835
1.591
15.426
NIET-MEDISCHE REGULARISATIEBESLISSINGEN PER TYPE EN PER PROCEDURE Definitieve
Tijdelijke
TOTAAL
Art. 9 alinea 3 (nietmedisch)
1.002
16
1.018
Art. 9 Bis
9.658
1.069
10.727
TOTAAL
10.660
1.085
11.745
59
MEDISCHE REGULARISATIEBESLISSINGEN PER TYPE EN PER PROCEDURE Definitieve Art. 9 alinea (medisch)
3
Tijdelijke
TOTAAL
1.400
54
1.454
Art. 9 Ter
1.775
452
2.227
TOTAAL
3.175
506
3.681
13.835
1.591
15.426
ALGEMEEN TOTAAL (Alle procedures samen)
BESLISSINGEN TOT AFSLUITING (alle procedures samen) PER MAAND (uitgezonderd gevallen zonder voorwerp en uitsluitingen) Gunstige (definitieve)
Gunstige (tijdelijke)
Totaal gunstige
Onontvankelijke
Ongegronde
Totaal Ongunstige
726
49
775
77
30
107
Februari
1.032
62
1.094
56
34
90
Maart
1.532
104
1.636
117
46
163
April
1.406
113
1.519
207
46
253
Mei
1.193
84
1.277
146
70
216
Juni
1.921
151
2.072
255
161
416
Juli
1.302
155
1.457
349
491
840
Augustus
1.300
144
1.444
409
731
1.140
September
1.040
206
1.246
453
867
1.320
Oktober
811
183
994
487
784
1.271
November
812
155
967
282
628
910
December
760
185
945
395
745
1.140
13.835
1.591
15.426
3.233
4.633
7.866
Januari
Totaal
60
BESLISSINGEN TOT AFSLUITING PER TYPE EN PER PROCEDURE Onontvankelijk
Niet gegrond
Gunstig
Zonder voorwerp
Uitsluiting
TOTAAL
9
37
2.472
538
0
3.056
Art. 9 Bis
2.159
3.521
10.727
2.129
0
18.536
Art. 9 Ter
1.065
1.075
2.227
2.226
31
6.624
TOTAAL
3.233
4.633
15.426
4.893
31
28.216
Art. 9 alinea 3
REGULARISATIEBESLISSINGEN EN GEREGULARISEERDE PERSONEN PER WEERHOUDEN CRITERIUM EN PER TYPE PROCEDURE
194
29
55
1.186
1.822
22
47
1.348
2.118
1.2
207
382
199
394
839
1.584
114
265
1.359
2.625
2.1
34
52
14
25
669
907
30
44
747
1.028
2.2
0
0
0
0
21
36
0
0
21
36
2.3
0
0
0
0
9
10
0
0
9
10
2.4
0
0
0
0
17
23
1
1
18
24
2.5
1
4
0
0
0
0
0
0
1
4
2.6
0
0
1
1
2
3
0
0
3
4
PERSONEN
PERSONEN
BESLISSINGEN
BESLISSINGEN
111
PERSONEN
1.1
CRITERIUM
BESLISSINGEN
TOTAAL
PERSONEN
Art. 9 Ter
BESLISSINGEN
Art. 9 Bis
PERSONEN
Art. 9.3 (medisch)
BESLISSINGEN
Art. 9.3 (niet medisch)
61
28
89
72
158
430
1.207
17
72
547
1.526
2.8 A
358
565
415
734
6.341
9.022
825
1.470
7.939
11.791
2.8 B
1
2
15
26
705
878
105
193
826
1.099
HUM
278
355
630
955
507
639
69
78
1.484
2.027
MED
0
0
79
112
1
1
1.044
1.794
1.124
1.907
1.018
1.643
1.454
2.460
10.727
16.132
2.227
3.964
15.426
24.199
2.7
TOTAAL
REGULARISATIES IN CONTEXT AANVRAGEN OP MEDISCHE GRONDEN
Art. 9 alinea 3
Art. 9 Ter
TOTAAL
Regularisatiebeslissingen (Tijdelijke en definitieve) (1)
1.454
2.227
3.681
Geregulariseerde personen
2.460
3.964
6.424
IDEM, GEVENTILEERD PER MOTIEF Regularisatiebeslissingen medische gronden
op
79
1.044
1.123
Regularisatiebeslissingen niet-medische gronden
op
1.375
1.183
2.558
Ontvankelijke aanvragen
4
4.688
4.692
Onontvankelijke aanvragen (2)
2
1.065
1.067
Weigeringen ten gronde (3)
8
1.075
1.083
18
3.261
3.279
361
2.226
2.587
AANVRAGEN OP MEDISCHE GRONDEN : ANDERE BESLISSINGEN
Geweigerde personen (onontvankelijk + weigering ten gronde) Aanvragen zonder voorwerp (4)
62
Uitsluitingen (5)
0
31
TOTAAL DER AFGESLOTEN MEDISCHE AANVRAGEN
31
TOTAAL
(1 + 2 + 3 + 4 + 5) Art. 9 alinea 3
1.825
Art. 9 Ter
6.624
8.449
63
64
HOOFDSTUK V TOEGANG TOT EN VERBLIJF IN HET RIJK
65
I. Het kort verblijf in België I.1. De visumdienst van het kort verblijf De visumdienst staat in voor het onderzoek van de visumaanvragen voor kort verblijf (maximum 3 maanden). Hierbij gaat het vooral om aanvragen die de DVZ kan klasseren onder de categorieën toerisme, zaken en familiebezoek, maar ook visa om medische redenen worden door het kort verblijf behandeld, en aanvragen met het oog op een huwelijk in België of een partnerschap (niet te verwarren met de aanvragen van de dienst gezinshereniging, waar de personen reeds gehuwd zijn of er reeds een partnerschap geregistreerd is). Bij de aanvragen met het oog op een huwelijk valt te noteren dat het kort verblijf, net als de dienst gezinshereniging, betrokken is bij de strijd tegen schijnhuwelijken. Bij ernstige twijfels omtrent een af te sluiten huwelijk kan het kort verblijf namelijk aan de diplomatieke post vragen om de toekomstige partner aan een interview schijnhuwelijk te onderwerpen. Wanneer uit het interview blijkt dat er gegronde redenen zijn om een af te sluiten schijnhuwelijk te vermoeden, dan schort de DVZ de beslissing op en maakt de DVZ een schrijven over aan de Officier van de burgerlijke stand van de gemeente waar het huwelijk moet plaatsvinden, en dit samen met alle belangrijke stukken van het dossier. Hierbij vraagt de DVZ aan de bevoegde persoon of men nog steeds akkoord is met het af te sluiten huwelijk, met het oog op de nieuwe elementen die de DVZ aanhaalt. De Burgerlijke stand kan natuurlijk op zijn beurt advies vragen aan het Parket. Afhankelijk van de resultaten van dit bijkomend onderzoek wordt er dan door het kort verblijf bepaald of het visum al dan niet wordt toegekend. In tegenstelling tot de dienst lang verblijf en de dienst gezinshereniging werkt de visumdienst van het kort verblijf met andere landen samen op Schengenniveau. Sinds de inwerkingtreding van de Schengenakkoorden (1995) leveren de landen die de akkoorden ondertekend hebben (België, Oostenrijk, Tsjechië, Denemarken, Duitsland, Estland, Griekenland, Spanje, Finland, Frankrijk, Hongarije, IJsland, Italië, Litouwen, Luxemburg, Letland, Malta, Nederland, Polen, Noorwegen, Portugal, Zweden, Slovenië, Slowakije, Zwitserland) geen nationale visa voor een kort verblijf meer af, maar wel uniforme visa, de zogenaamde Schengenvisa.
66
Hierbij gebeurt de controle van de binnenkomstvoorwaarden in principe enkel nog aan de buitengrenzen en kan men eens in het Schengengebied vrij binnen dit gebied rondreizen, binnen de geldigheid van het Schengenvisum. Dit impliceert ook dat de algemene politiek met betrekking tot dergelijke korte termijn visa ook de Belgische context overstijgt. Hierbij wordt er gestreefd naar een gemeenschappelijke ruimte die de vrije circulatie van personen binnen deze ruimte garandeert, maar die tegelijkertijd ook een garantie is voor de veiligheid en de openbare orde (zie hiervoor ook punt I.2. De dienst Vision). Om een zo geharmoniseerd mogelijke toepassing te creëren van het principe van een gemeenschappelijk beleid werd een geheel van documenten en praktijken verzameld in een voor alle Lidstaten gemeenschappelijk document, namelijk de “Gemeenschappelijke visuminstructies” (GVI). Gezien het aantal Lidstaten van de Schengenruimte sinds 1995 ondertussen sterk is aangegroeid en het feit dat bepaalde instructies een update behoefden, hebben de “Gemeenschappelijk visuminstructies” in 2009 het voorwerp uitgemaakt van een revisie. Ten gevolge hiervan is sinds 5 april 2010 verordening (EG) Nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode van kracht (kortweg de visumcode), ter vervanging van de Gemeenschappelijke visuminstructies. Deze revisie was uiteraard tevens nodig met het oog op de registratie van biometrische kenmerken in het “Visa Information system (VIS)”. Het VIS-systeem is bedoeld om data met betrekking tot (Schengen)visa te kunnen uitwisselen tussen Lidstaten. Afhankelijk van nog te nemen beslissingen omtrent het juridisch kader kunnen er de volgende potentiële voordelen zijn : - Instrument om de strijd tegen fraude te bespoedigen door de uitwisseling van informatie tussen Lidstaten te verbeteren en dit met betrekking tot visumaanvragen en de eindresultaten van de behandeling; - Het versterken van de consulaire samenwerking en het verbeteren van de uitwisseling van informatie tussen de consulaire autoriteiten; - Vergemakkelijken van controles bij externe grensposten of andere immigratie- of politiecontroleposten, om te verifiëren of de drager van het visum dezelfde persoon is als de persoon aan wie het werd toegekend; - Een bijdrage leveren tot het voorkomen van "visa shopping"; - Het vergemakkelijken van de toepassing van de Dublin Conventie m.b.t. de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag; - Hulp bij het identificeren en documenteren van illegalen zonder documenten en het vergemakkelijken van de administratieve procedures om personen van derde landen terug te laten keren; - Hulp bij het beheer van het gemeenschappelijk visumbeleid en met het oog op de interne veiligheid en de strijd tegen het terrorisme. Een belangrijke wijziging die geïntroduceerd werd met de visumcode waardoor er een grotere werklast teweeg werd gebracht bij de visumdienst van het kort verblijf betreft de vertegenwoordigingsregelingen (artikel 8). Onder de Gemeenschappelijke Schengeninstructies kon een ander land België vertegenwoordigen voor de afgifte van visa indien België niet aanwezig was in een bepaald 67
land, maar het ons vertegenwoordigende land kon nooit visa namens België weigeren. Onder het oude systeem moest het ons vertegenwoordigende land de malafide visumaanvrager doorverwijzen naar de dichtstbijzijnde Belgische diplomatieke vertegenwoordiging. Met de visumcode kan de samenwerking echter bilateraal bepaald worden. Dit bilateraal akkoord kan bepalen of men elkaar volledig zal vertegenwoordigen (het afleveren van visa, het weigeren van visa en de afhandeling van de eventuele beroepsprocedures) of kan specificeren dat de samenwerking beperkt is (bv. enkel de afgifte van visa of enkel het in ontvangst nemen van aanvragen en de afname van biometrische kenmerken). In de praktijk hebben de meeste landen gekozen voor de volledige vertegenwoordiging (vooral omdat het VIS nog niet beschikbaar is om informatie/aanvragen door te sturen). Dit impliceert dat België momenteel voor Oostenrijk, Finland, Slovenië, Hongarije, Spanje, Frankrijk, Griekenland, Italië en Nederland zowel de visa aflevert, de malafide aanvragen weigert en de beroepen behandelt namens al deze landen. Deze landen doen uiteraard hetzelfde voor België. De malafide aanvragen die moeten worden geweigerd namens het land die ze vertegenwoordigen moeten echter behandeld worden door de DVZ, waardoor er hier een extra werklast werd gecreëerd. Tevens werd het noodzakelijk om kennis te verwerven omtrent specifieke nationale criteria van deze landen die ze vertegenwoordigen (meer bepaald omtrent de criteria inzake financiële dekking van het verblijf). Naast het feit dat de visumcode via o.a. de verandering inzake vertegenwoordiging het de visumaanvrager gemakkelijker wil maken om een visumaanvraag in te dienen zonder doorverwezen te worden naar een andere ambassade (voordeel voor de bonafide reiziger), werden de weigeringsmotieven enigszins uitgebreid (nadeel voor de malafide reiziger). Artikel 32 specificeert wanneer een visum kan worden geweigerd : a) indien de aanvrager : i) Een vals, nagemaakt of vervalst reisdocument heeft overgelegd; ii) Het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf niet heeft aangetoond; iii) Niet heeft aangetoond over voldoende middelen van bestaan te beschikken, zowel voor de duur van het voorgenomen verblijf als voor zijn terugreis naar het land van herkomst of verblijf, of voor doorreis naar een derde land waar hij met zekerheid zal worden toegelaten, of in de mogelijkheid te verkeren deze middelen legaal te verkrijgen; iv) In de lopende periode van zes maanden reeds drie maanden op het grondgebied van de lidstaten heeft verbleven op grond van een eenvormig visum of een visum met territoriaal beperkte geldigheid; v) Ter fine van weigering van toegang in het SIS gesignaleerd staat; NL 15.9.2009 Publicatieblad van de Europese Unie L 243/15; vi) Wordt beschouwd als een bedreiging van de openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid als omschreven in artikel 2, lid 19, van de Schengengrenscode, of de internationale betrekkingen van één van de lidstaten, en met name of hij om dezelfde redenen met het oog op weigering van toegang gesignaleerd staat in de nationale databanken van de lidstaten; 68
vii) In voorkomend geval, niet heeft aangetoond te beschikken over een toereikende en geldige medische reisverzekering. of b) indien er redelijke twijfel bestaat over de echtheid van de door de aanvrager overgelegde bewijsstukken of over de geloofwaardigheid van de inhoud ervan, de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aanvrager of zijn voornemen om het grondgebied van de lidstaten te verlaten vóór het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum. Waar voordien in beroepsprocedures met de oude GVI als rechtsbasis er soms problemen waren met betrekking tot weigeringen wanneer er gerede twijfel bestaat omtrent voorgelegde documenten/verklaringen, ziet de DVZ dat er in de visumcode hiervoor een weigeringsmotief bestaat. En vooral de verandering dat visumaanvragers moeten bewijzen dat ze het voornemen hebben om het grondgebied te verlaten voor het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagd visum is een goed element bij rechtszaken, gezien de ondubbelzinnigheid van de bepaling. Nieuw is tevens dat bij wet van 25 april 2007 (B.S. 10/05/2007) de Europese richtlijn (2004/38/EG) van 29/04/04 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de Lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden omgezet werd in Belgisch recht. Hierdoor is het kort verblijf sinds 1 juni 2008 tevens bevoegd geworden voor de visumaanvragen kort verblijf met het oog op een geregistreerd partnerschap. De wet van 15/12/1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen werd tengevolge hiervan gewijzigd (o.m. de art .40 en volgende). Daarbij wijzigt een eerste KB van 7 mei 2008 (B.S. 13/05/2008) een aantal bepalingen van het KB van 08/10/81 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. Een tweede KB, eveneens van 7 mei 2008 (B.S. 13/05/2008), legt een aantal uitvoeringsmodaliteiten vast van de wet van 15/12/1980. De verdere opvolging op het grondgebied van de afgeleverde korte termijn visa in het kader van een geregistreerd partnerschap is vervolgens de bevoegdheid van de dienst gezinshereniging. De verwerking van de bovenstaande diverse aanvragen kort verblijf gebeurt praktisch volledig elektronisch. De meeste aanvragen worden immers in elektronische vorm ter behandeling naar het bureau gestuurd. Deze verregaande samenwerking tussen de twee Federale Overheidsdiensten biedt verschillende voordelen : - Grote tijdswinst voor visumaanvragers, aangezien er geen nood meer is om aanvragen per diplomatieke valies te versturen; - Tijdens het transport kan men geen papieren documenten verliezen; - De beslissingen zijn transparant voor iedereen doordat men on line, via de website www.dofi.fgov.be, het verloop van de aanvraag kan volgen; - De FOD Buitenlandse Zaken krijgt op duidelijke wijze instructies; - Korte behandelingstermijnen voor aanvragen kort verblijf bij de DVZ.
69
De statistieken voor 2009 en 2010 inzake visumaanvragen kort verblijf (ambtshalve afgifte niet inbegrepen), zijn de volgende : 2009
2010
Akkoorden
13.179
13.112
Weigeringen
26.529
29.685
190
426
39.898
43.223
Aanvragen zonder gevolg Totaal
Zoals u kunt zien, is het aantal weigeringen bij DVZ hoog. Dit is het gevolg van het feit dat de ambassades en consulaten voor het kort verblijf ruime gedelegeerde bevoegdheden hebben om visa af te leveren (weliswaar niet om medische redenen, met het oog op een huwelijk of een geregistreerd partnerschap), maar geen gedelegeerde bevoegdheid hebben om een visum te weigeren. De ambassades en consulaten behandelen bijgevolg zonder onze tussenkomst de positieve, bonafide dossiers, terwijl de probleemdossiers (valse documenten, eerdere weigeringen, valse verklaringen, problemen van openbare orde,…) worden overgemaakt aan het kort verblijf, waarbij deze dienst rekening houdt met zowel de positieve als negatieve elementen, om vervolgens een beslissing te nemen. Het bekijken van enkel de statistieken van DVZ inzake visa kort verblijf kan bijgevolg voor de niet-kenners een vertekend beeld opleveren van de realiteit, aangezien grosso modo enkel één vierde van de aanvragen via onze diensten passeren en alle visumaanvragen van bonafide personen in principe niet in onze statistieken vervat zijn. De top 5-nationaliteiten die aan het kort verblijf worden overgemaakt zijn : Land
Aantal aanvragen
Marokko
8.521
Democratische Republiek Congo
5.932
Turkije
2.471
Rusland
2.059
Algerije
1.901
I.2. De dienst Vision Sinds de inwerkingtreding van de Schengenakkoorden (1995) leveren de landen die de akkoorden ondertekend hebben geen nationale visa voor een kort verblijf meer af, maar wel uniforme visa, de zogenaamde Schengenvisa. Om veiligheidsredenen hebben de Schengenpartners besloten om een procedure voor de voorafgaande raadpleging voor bepaalde, zogenaamd “gevoelige” nationaliteiten in te voeren. De lijst van deze nationaliteiten werd door elk van de overeenkomstsluitende partijen, in functie van hun eigen veiligheidsdoelstellingen, bepaald. De toepassing van deze procedure leidde tot de oprichting van een efficiënt en snel netwerk voor raadplegingen, in de vorm van elektronische berichten, het zogenaamde Schengenraadplegingsnetwerk, ook wel het Vision-netwerk genoemd.
70
De diplomatieke en consulaire Schengenposten mogen geen visum kort verblijf meer afleveren voor alle aanvragen die van gevoelige nationaliteiten uitgaan zonder eerst de betrokken partners, door middel van deze procedure, te raadplegen, om zo hun toestemming te krijgen. De geraadpleegde landen beschikken over een termijn van 7 kalenderdagen om een antwoord te geven. Indien zij dit niet doen, veronderstelt men dat zij zich niet verzetten tegen het afleveren van een visum. Indien één van de geraadpleegde landen weigert, moet de toegang tot het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen geweigerd worden aan de betrokkene. Men mag dus geen Schengenvisum toekennen aan die persoon. Het is steeds mogelijk om, in uitzonderlijke omstandigheden, een visum af te leveren dat tot het nationaal grondgebied beperkt is (een “visum met beperkte territoriale geldigheid”), omwille van humanitaire redenen, nationale belangen of internationale verplichtingen. De nieuwe Visumcode, die op 5 april 2010 van kracht geworden is, voorziet dat de gevallen moeten worden gepreciseerd waarin de afgifte van een visum afhankelijk wordt gemaakt van de raadpleging van de centrale autoriteit van de verdragsluitende partij waarop een beroep wordt gedaan, evenals van, in voorkomend geval, de centrale autoriteiten van de andere verdragsluitende partijen. Artikel 22 van de Visumcode stelt de Lidstaten in staat om te eisen dat ze geraadpleegd worden vooraleer een visum kort verblijf afgegeven wordt en preciseert de termijn voor de raadpleging. Artikel 21, eerste paragraaf, d, van de Visumcode en artikel 5, eerste paragraaf, e, van de Schengengrenscode preciseren dat de aanvrager niet mag worden « beschouwd als een bedreiging van de openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid … of de internationale betrekkingen van één van de lidstaten ». Dit stelt de Staten, onafhankelijk van om het even welk voorafgaand signalement, in staat om de binnenkomst of de afgifte van een visum te weigeren, met name op basis van de op voorhand uitgevoerde raadplegingen. België heeft gevraagd om voor 2 nationaliteiten geraadpleegd te worden: de Democratische Republiek Congo en Rwanda. België moet zijn partners voor 26 nationaliteiten raadplegen. In België is de DVZ de centrale autoriteit in het kader van deze procedure en is het de dienst Vision die belast is met de uitvoering van de raadpleging. De voornaamste taak van de dienst Vision bestaat uit de zogenaamde « klassieke » raadpleging van onze Schengenpartners en het beantwoorden van de raadplegingen die zij naar ons sturen (rekening houdend met de nationaliteiten die vermeld worden in de bijlage 16 van de Visumcode). Een andere taak van de dienst Vision is het behandelen van de « raadplegingen in geval van vertegenwoordiging » (artikel 8 van de Visumcode). Deze taak heeft betrekking op de visumaanvragen die ingediend worden bij een ambassade of een consulaire post van een Schengenstaat die een andere Schengenstaat vertegenwoordigt. Om deze procedure toe te passen moet een bilaterale overeenkomst in die zin door de betrokken partijen ondertekend worden. Momenteel heeft België ervoor gekozen om de partners die België vertegenwoordigen visa kort verblijf voor ons land af te laten geven, en dit zonder voorafgaande raadpleging. Naast de eigenlijke « Visionraadpleging » moet de dienst Vision alle Schengenpartners verwittigen wanneer een visum met beperkte territoriale geldigheid (TBV) werd afgeleverd door België en de adviezen in verband met het overhandigen van TBV’s die door de partners werden toegekend behandelen (artikel 25 van de Visumcode).
71
Artikel 31 van de nieuwe Visumcode voorziet dat een Lid-Staat kan eisen om geïnformeerd te worden wanneer de andere Staten visa kort verblijf afgeven voor bepaalde derde landen of categorieën van onderdanen van die landen. Deze informatieprocedure verloopt via het Vision-netwerk (rekening houdend met de nationaliteiten die vermeld worden in de bijlage 17 van de Visumcode). België heeft gevraagd om geïnformeerd te worden voor 2 nationaliteiten: Armenië en Guinee. België moet zijn partners voor bijna 60 nationaliteiten informeren. Activiteitenverslag Statistieken van de aanvragen die uitgewisseld werden tussen België en zijn Schengenpartners tussen 2000 en 2010 : raadplegingen van België door onze partners (art. 22 IN), raadplegingen in vertegenwoordiging van België van onze partners (art. 8 IN), (art. 22 OUT) raadplegingen van onze partners door België (art. 8 OUT) en adviezen in verband met de afgifte van Belgische TBV’s (art. 25 OUT). Jaar
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Binnenkomende raadplegingen art. 22
Binnenkomende raadplegingen art. 8
Buitengaande raadplegingen art. 22
Buitengaande raadplegingen art. 8
Buitengaande adviezen TBV’s
Totaal
5.358
0
10.330
0
1.153
16.841
6.307
0
10.376
0
1.385
18.068
8.767
59
13.267
0
653
22.746
10.681
984
19.176
0
472
31.313
15.453
572
20.399
0
650
37.074
16.425
730
20.292
0
1.610
39.057
14.455
894
21.191
0
1.332
37.872
14.678
1.361
25.682
335
949
43.005
15.156
776
35.243
540
1.325
53.040
13.367
626
34.746
408
1.233
50.380
11.771
393
32.782
48
4.502
49.496
Nadat sinds het begin van de jaren 2000 een zeer sterke stijging van het aantal aanvragen die uitgewisseld werden tussen onze Schengenpartners en België vastgesteld werd (het aantal raadplegingen was meer dan verdriedubbeld) stelt de DVZ vandaag een daling vast. Dit kan door verschillende factoren verklaard worden, zoals het feit dat België niet meer vraagt om geraadpleegd te worden voor Burundi of het feit dat sommige partners, zoals Frankrijk, steeds meer TBV’s afgeven (waardoor het aantal voorafgaande raadplegingen sterk daalt). België blijft niet achter met een zeer sterke stijging van het aantal afgegeven TBV’s (bijna vervierdubbeld). België heeft er ook voor gekozen om de partners die België vertegenwoordigen visa kort verblijf voor België af te laten geven, en dit zonder voorafgaande raadpleging (art. 8).
72
Evolutie van de aanvragen voor raadpleging van België door onze Schengenpartners voor Congo, Rwanda en Burundi, tussen 2000 en 2010. Congo
Rwanda
Burundi
Totaal
2000
4.710
397
261
5.368
2001
5.405
544
358
6.307
2002
7.139
1.289
339
8.767
2003
8.508
1.631
542
10.681
2004
11.260
2.594
1.599
15.453
2005
12.043
2.727
1.655
16.425
2006
11.027
1.960
1.562
14.549
2007
11.301
1.913
1.459
14.673
2008
11.851
2.394
893
15.138
2009
9.967
2.657
715
13.339
2010
8.867
2.738
160
11.765
De DVZ stelt een daling van het aantal binnenkomende aanvragen vast. Deze daling is onder andere te wijten aan de economische crisis waarmee de DVZ momenteel geconfronteerd wordt. De toenemende stijging van het aantal afgegeven TBV’s die door onze partners worden afgegeven verklaart waarschijnlijk de daling van het aantal raadplegingen voor eenvormige visa. Het aantal aanvragen voor Burundezen zakt ineen, omdat België sinds 5 april 2010 en de toepassing van de nieuwe Visumcode niet meer vraagt om voor deze nationaliteit geraadpleegd te worden. Statistieken van de boodschappen die uitgewisseld worden tussen België en zijn Schengenpartners, in het kader van de adviezen die overeenkomstig artikel 31 van de nieuwe Visumcode gevraagd worden (rekening houdend met de nationaliteiten die in de bijlage 17 vermeld worden). België vraagt om voor 2 nationaliteiten geraadpleegd te worden : Armenië en Guinee (24.075 informatieadviezen). België moet zijn partners voor bijna 60 nationaliteiten informeren (214.077 adviezen). De dienst Vision behandelt slechts een deel van de binnenkomende adviezen (schatting : 10 %).
73
I.3. De dienst Kort Verblijf / Opvolging Doel van deze cel : het verzekeren van de opvolging van de verblijven van minder dan 3 maanden van elke buitenlandse onderdaan die op het Belgisch grondgebied aanwezig is. Elke persoon die voor een periode van minder dan 3 maanden naar België komt en niet in een hotel verblijft, moet zich bij het gemeentebestuur aanbieden om er het vereiste document te ontvangen. Dit werk omvat verschillende fases : 1) De ontvangst en de controle van de documenten die door de gemeentebesturen aan ons worden overgemaakt, of de betrokkene nu al dan niet aan de visumplicht onderworpen is : aankomstverklaringen voor de niet-Europese onderdanen, bijlagen 3 ter voor de Europese onderdanen. Indien er sprake is van een vergissing wordt een verzoek tot rechtzetting naar het betrokken gemeentebestuur gestuurd. 2) Indien de verlenging van een van de bovengenoemde documenten wordt aangevraagd : het onderzoek van de aanvraag volgens zeer precieze criteria. Dit onderzoek leidt tot een akkoord, indien het geval als ernstig beschouwd wordt en aan de criteria beantwoordt, of tot een bevel om het grondgebied te verlaten, indien de aanvraag niet aan de voorwaarden voor de verlenging beantwoordt. In sommige gevallen wordt bijkomende informatie gevraagd, om de aanvraag zo objectief mogelijk te kunnen onderzoeken. 3) De opvolging van de genomen beslissingen : wanneer een verlenging of een bevel om het grondgebied te verlaten vervalt, wordt er overgegaan tot een onderzoek van de verblijfplaats, om na te gaan of de betrokkene het grondgebied daadwerkelijk verlaten heeft. Indien dit niet het geval is, wordt een bevel om het grondgebied te verlaten afgegeven, indien dit nog niet gedaan werd, of wordt het dossier voor verder gevolg overgemaakt aan het bureau Clandestienen. 4) Indien de dienst “visa / kort verblijf” een visum toekent, maar twijfel koestert in verband met het vertrek van de betrokkene, wordt er overgegaan tot een onderzoek van de verblijfplaats, om na te gaan of de persoon het grondgebied verlaten heeft, en of het nodig is om daar eventueel het bevel toe te geven. 5) In samenwerking met het bureau P, dat zich met de schijnhuwelijken bezighoudt, afgifte van de bevelen om het grondgebied te verlaten, indien de procureur of de officier van de burgerlijke stand het huwelijk niet wil voltrekken. Cijfers voor het jaar 2010 : Afgifte bijlage 3 ter : 30.980 (Europese Unie). Afgifte van aankomstverklaringen : 23.910 (niet-EU). TOTAAL : 54.890. Dit cijfer is lager dan het aantal afgegeven toeristische visa, omdat verschillende personen zich niet aanmelden bij het gemeentebestuur of zich enkel naar het gemeentebestuur begeven wanneer ze problemen hebben. De personen die zich naar het hotel begeven worden ook niet meegeteld. 1.325 bevelen om het grondgebied te verlaten werden afgegeven, 976 in Brussel en in Wallonië, 349 in Vlaanderen. 74
In totaal werden 8.841 dossiers behandeld door de cel (verlengingen, bevelen om het grondgebied te verlaten en opvolging). Problemen waarmee men in 2010 geconfronteerd werd 1° Sinds 2008 : Dossiers in-vitrofertilisatie : aangezien België voorop loopt op dit gebied willen verschillende personen dit soort behandeling in België volgen. Het gaat hoofdzakelijk om Arabische onderdanen uit rijke landen (Emiraten) die ten laste worden genomen door hun ambassade. Als gevolg van culturele verschillen wordt de DVZ geconfronteerd met weigeringen om zich bij de gemeentebesturen aan te bieden en de gevraagde documenten over te leggen. Voor de begeleidsters (voedsters, bedienden), die vaak uitgebuit worden en niet vrij zijn in hun bewegingen, werden gevallen van mensenhandel ontdekt. Door de ambassades van deze landen wordt er ook druk uitgeoefend op de verschillende ziekenhuizen. Er moest dus regelmatiger gecontroleerd worden (¼ van de aanvragen voor een verlenging van het verblijf). 2° Braziliaanse, Mauritiaanse en Macedonische onderdanen bieden zich massaal aan aan onze grenzen. Aangezien ze niet over een visum moeten beschikken, hebben ze recht op een toeristisch verblijf van 90 dagen op ons grondgebied. Velen onder hen profiteren van dit verblijf om in het huwelijk te treden. Steeds meer van deze personen zetten hun verblijf illegaal voort en geven geen gehoor aan de bevelen om het grondgebied te verlaten, of slagen erin om hun kinderen als Belg te laten erkennen. 3° Elk jaar wordt een sterke stijging van het aantal EU-werknemers tijdens de periode van de fruitoogst en de seizoenarbeid in de landbouwsector, hoofdzakelijk in Vlaanderen, vastgesteld. Dit verklaart de stijging van het aantal afgegeven bijlagen 3 ter. 4° Talrijke Marokkaanse onderdanen komen met een Spaanse verblijfstitel in België aan om werk te zoeken. Weinigen onder hen vinden werk, maar velen onder hen vertrekken niet opnieuw.
II. Het lang verblijf in België II.1. Lang Verblijf / Niet-EU In het jaar 2008 is de wijziging van de wetgeving met betrekking tot het verblijf van de Europese burgers van kracht geworden, met name de uitbreiding van het begrip familieleden tot de samenwonenden. Beslissingen genomen in 2010 Economische migratie Aanvragen
Akkoorden
Afwijzingen - onontvankelijkheidsverklaringen
Posten
360
122
Gemeenten
547
51 75
Vernieuwing A-kaarten
5.501
307
Niet-economische migratie Aanvragen
Akkoorden
Afwijzingen - onontvankelijkheidsverklaringen
Posten
747
199
Gemeenten
453
234
Vernieuwing A-kaarten
3.297
25
Toekenning verblijf
3187
179
Toekenning identititeiskaart-status langdurig ingezetene
643
164
Terugkeervisa Nieuwe inschrijvingen na schrapping
624
51
onbeperkt
Commentaar 1. Deze cijfers weerspiegelen de activiteit van de dienst, maar niet het aantal afgegeven visa, aangezien de meeste visa ambtshalve afgegeven worden door de posten. Een groot aantal eerste machtigingen tot verblijf (artikel 9bis) worden ambtshalve afgegeven door de gemeenten, op basis van een arbeidskaart die tijdens een legaal verblijf wordt afgegeven. Ten slotte heeft het aantal beslissingen die inzake identiteitskaarten genomen worden enkel betrekking op de aanvragen waarvoor een grondig onderzoek nodig is. De overgrote meerderheid wordt ambtshalve door de gemeente afgegeven, indien de DVZ na het verstrijken van een periode van 5 maanden geen negatieve beslissing heeft doorgegeven. 2. Indien men de cijfers van 2009 en 2010 met elkaar vergelijkt, stelt men vast dat het aantal gevallen van onbeperkt verblijf met 7 vermenigvuldigd werd. Dit is het resultaat van de regularisatieoperatie waartoe in juli 2009 besloten werd. Het aantal verlengingen van A-kaarten voor de economische migranten is trouwens met meer dan een derde gedaald. Dit kan verklaard worden door het feit dat verschillende economische migranten eveneens konden genieten van een machtiging tot verblijf van onbepaalde duur.
II.2. Lang Verblijf / Studenten II.2.1. Inleiding De activiteiten van het bureau zijn rond twee polen geconcentreerd : - Enerzijds de behandeling van de aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf voor studies die door de vreemdelingen worden ingediend bij de Belgische diplomatieke en consulaire posten in het buitenland; 76
- Anderzijds de behandeling van het verblijf van de studenten in België, de controle van deze personen en hun eventuele verwijdering. Om deze opdrachten te vervullen is het bureau Lang Verblijf Studenten onderverdeeld in twee afdelingen, die onder het toezicht staan van 3 verantwoordelijken. II.2.2. Studentenvisa II.2.2.1. Aanvragen die in 2010 behandeld werden door het bureau Lang Verblijf Studenten In 2010 werden 3.067 aanvragen voor een MVV voor studies behandeld door de dienst. De genomen beslissingen zijn als volgt verdeeld :
Art. 58 Art. 9 Middelbaar onderwijs GH-10bis Beursstudenten, stagiairs onderzoekers Totaal
Behandelde aanvragen Akkoord Weigering 858 1.064 232 466 26 52 223 22 & 26 1 1.363
1.605
Opschorting 40 13 3 33
Totaal 1.962 711 81 278
8
35
97
3.067
Voorafgaande opmerking Allereerst moet worden opgemerkt dat dit cijfer enkel betrekking heeft op de aanvragen die door de Belgische vertegenwoordigingen in het buitenland naar de DVZ werden gestuurd. Aangezien de diplomatieke en consulaire posten over een akkoordbevoegdheid inzake de materie beschikken, wanneer ze van mening zijn dat het dossier volledig is en voldoende garanties biedt, vormt dit cijfer dus slechts een deel van het totaal aantal aanvragen voor een MVV die wereldwijd worden ingediend. Aangezien twee belangrijke posten (Casablanca en Kinshasa) elk jaar gedurende een bepaalde periode (van 1 juni tot 1 november) over een uitgebreide bevoegdheid tot weigering beschikken moet dit cijfer des te meer gerelativeerd worden. Analyse van de statistieken - De aanvragen die gebaseerd zijn op een attest dat afgegeven wordt door een « door de overheid georganiseerde, erkende of gesubsidieerde onderwijsinstelling » (art. 58) zijn goed voor 64 % van het totaal aantal aanvragen. Meer dan 54 % van de aanvragen die in dit kader worden ingediend worden afgesloten met een negatieve beslissing tot weigering van afgifte van het visum. - De privé-scholen (art. 9) zijn goed voor 23 % van het totaal aantal aanvragen. Voor deze categorie wordt in vergelijking met 2008 een stijging van 6 % vastgesteld, terwijl het weigeringspercentage 65 % bedraagt. De belangrijkste redenen van weigering zijn het ontbreken van een continuïteit tussen de beoogde opleiding en de studies of de vroegere beroepsactiviteit, een belangrijke onderbreking van de studentencursus en/of het feit dat men niets weet over de beoogde opleiding. - De verzoeken tot gezinshereniging met een student zijn goed voor iets minder dan 10 % van het totaal aantal aanvragen en het percentage van de visumafgifte bedraagt 80 %. Er worden maar weinig beslissingen tot weigering genomen. Over het algemeen zijn deze 77
beslissingen te wijten aan het feit dat de student die zijn familie wil laten komen over onvoldoende financiële middelen beschikt. - Er werden zeer weinig aanvragen voor beursstudenten geregistreerd. Dit is te wijten aan het feit dat de posten bevoegd zijn om de MVV voor dit type aanvragers ambtshalve af te geven, om de procedure zoveel mogelijk te versnellen. - In totaal werd aan 44 % van de aanvragen die door de dienst werden ontvangen een positief gevolg gegeven. Verdeling van de aanvragen per nationaliteit De onderstaande tabel vermeldt de belangrijkste nationaliteiten waarvoor de aanvragen voor een MVV behandeld werden door het bureau Lang Verblijf Studenten. Landen
Aantal aanvragen
1.
Kameroen
711
2.
Marokko
309
3.
Congo (DRC)
204
4.
Algerije
147
5.
China
102
Het totaal van deze aanvragen is goed voor 48 % van het totaal aantal aanvragen die in 2010 ingediend werden. Het feit dat de belangrijkste nationaliteit op het gebied van de aanvragen voor een MVV voor studies nog steeds Kameroen is, is geen verrassing. Ondanks de uitgebreide bevoegdheid tot afgifte en weigering waarover Marokko en Congo beschikken staan deze twee landen op de tweede en de derde plaats. Dit kan als volgt verklaard worden : enerzijds heeft de delegatie enkel betrekking op de aanvragen die ingediend worden op basis van een inschrijving in een door de overheid georganiseerde, erkende of gesubsidieerde instelling, en anderzijds sturen de posten nog steeds dossiers in het kader waarvan ze niet zeker zijn van hun beslissing. Behandelingstermijnen In de loop van het jaar 2010 bedroeg de gemiddelde termijn voor de behandeling van de aanvragen voor een MVV voor studies 10 werkdagen, met uitzondering van het einde van de periode. Dit is een zeer goede termijn, die aanzienlijk korter is dan de maximale termijn die in de KPI’s bepaald werd. II.2.2.2. Aanvragen die door Buitenlandse Zaken en de Dienst Vreemdelingenzaken behandeld werden Aangezien de Belgische diplomatieke en consulaire posten in het buitenland over een bevoegdheid tot visumafgifte beschikken beschikt enkel de FOD Buitenlandse Zaken over het totaal aantal aanvragen voor visa die voor studies worden ingediend. Volgens het meegedeelde cijfer werden in 2010 9.517 aanvragen voor een MVV ingediend.
78
De onderstaande tabel bevat het aantal aanvragen voor een MVV voor studies die bij onze diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen werden ingediend, evenals de beslissingen tot akkoord of weigering van afgifte die uit deze aanvragen zijn voortgevloeid : Behandelde aanvragen Akkoord Weigering 5.533 1.491 1.175 646 266 11 6.974 2.148
Art. 58 Art. 9 GH-10bis Totaal
Andere 264 81 50 395
Totaal 7.288 1.902 327 9.517
In totaal werd de machtiging tot verblijf voor studies in meer dan 73 % van de gevallen afgegeven. In slechts 32 % van de gevallen werd het dossier voor het nemen van een beslissing naar de DVZ gestuurd ! Hieronder vindt u de verschillende nationaliteiten die de MVV aanvragen : Landen
Aantal aanvragen
1.
Kameroen
1.131
2.
Marokko
1.006
3.
Verenigde Staten
666
4.
Congo (DRC)
657
5.
China
628
Deze landen zijn goed voor 43 % van het aantal aanvragen die in 2010 werden ingediend. Afgezien van het feit dat de Verenigde Staten bij de vijf belangrijkste nationaliteiten opduiken zijn de andere landen eveneens de landen die in het kader van de behandeling van de dossiers van de Dienst bovenaan stonden. De meeste dossiers die in de Verenigde Staten worden ingediend worden ter plaatse behandeld, zonder dat een advies wordt gevraagd aan de Dienst. In meer dan 95 % van de gevallen wordt dit visum ambtshalve afgegeven. II.2.3. Verblijf van de studenten Tijdens het afgelopen jaar werden 6.457 nieuwe aanvragen die afkomstig waren van vreemdelingen die gemachtigd waren tot een verblijf in de hoedanigheid van student of die daartoe gemachtigd wilden worden geregistreerd. De aanvragen zijn als volgt verdeeld :
Afgifte en verlenging van de verblijfstitel Machtiging tot verblijf (art. 58) Machtiging tot verblijf – privé-scholen (art. 9bis) Varia (hernieuwde inschrijvingen, interventies, advies …) Totaal
Geregistreerd in 2010 5.797 364 145 151 6.457
79
In dezelfde periode werden er 2.735 beslissingen genomen. De dienst heeft dus slechts 42 % van de ingevoerde aanvragen beantwoord. Geregistreerd in 2010 464 90 1.510 177 138
Machtiging tot verblijf (art. 58) Machtiging tot verblijf – privé-scholen (art. 9bis) Afgifte en verlenging van de verblijfstitel Verandering van instelling Einde verblijf Varia (hernieuwde inschrijvingen, interventies, advies, opvolging …) Totaal
356 2.735
Bij de belangrijke beslissingscategorieën moet er een onderscheid worden gemaakt tussen de categorieën die betrekking hebben op een nieuw verblijf en de categorieën die betrekking hebben op de verlenging van het verblijf. II.2.3.1. Nieuwe verblijven De volgende personen worden als « nieuwe verblijven » beschouwd : de vreemdelingen die onder dekking van hun geldig nationaal paspoort, dat, indien dat vereist is, voorzien is van een visum kort verblijf, gekomen zijn, en de vreemdelingen die al in een andere hoedanigheid tot een verblijf in België gemachtigd zijn en een machtiging tot voorlopig verblijf aanvragen om in België hogere studies te kunnen volgen. Ze zijn goed voor ongeveer 30 % van de beslissingen die in de loop van het jaar genomen zijn. Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen de personen die hogere studies willen volgen aan een door de overheid georganiseerde, erkende of gesubsidieerde onderwijsinstelling (art. 58) en de personen die een opleiding willen volgen die georganiseerd wordt door een privé-instelling (art. 9bis). Behandeld Akkoord Weigering Machtiging tot verblijf (art. 58/3) Machtiging tot verblijf – privé-scholen (art. 9bis) Totaal
Totaal
380
84
464
57
33
90
437
117
554
Algemeen gezien wordt het studentenstatuut in meer dan 78 % van de gevallen toegekend. Dit percentage is beduidend hoger dan het percentage van de visumafgifte. Dit is te wijten aan het feit dat de procedure voor de indiening van de aanvraag bij de burgemeester minder dwingend is, aangezien ze geen vragenlijst en geen interview omvat. Het onderzoek van de motivering van de student of van de samenhang tussen zijn studieplannen en zijn toekomstplannen kan dus niet worden uitgevoerd en als eventuele reden voor een negatieve beslissing gebruikt worden. De beslissingen die betrekking hebben op een machtiging tot verblijf die gebaseerd is op een inschrijving voor een privé-opleiding zijn goed voor iets meer dan 16 % van het totaal aantal beslissingen die in 2008 geregistreerd werden.
80
II.2.3.2. Opvolging en einde van het verblijf a) Opvolging van het verblijf Het gaat erom het aantal aanvragen voor de verlenging van een verblijf die tijdens van het afgelopen jaar werden behandeld te evalueren. Behandeld Akkoord Weigering Verlenging van de verblijfstitel – art. 58 Verlenging van de verblijfstitel – art. 9 Totaal
Totaal
1.299
10
1.309
184
17
201
1.483
27
1.510
Uit de bovenstaande tabel blijkt dat het grootste deel van het werk betrekking heeft op verblijven die gebaseerd zijn op een inschrijving aan een erkende instelling en dat het deel dat betrekking heeft op de privé-scholen klein is (13 %). Andere belangrijke vaststelling : in meer dan 98 % van de gevallen wordt de verblijfstitel verlengd. Omwille van de huidige conceptie van de workflow van het bureau moeten deze cijfers echter sterk gerelativeerd worden. Indien een aanvraag voor een verlenging van de verblijfstitel met een negatieve beslissing afgesloten wordt, wordt er niet systematisch gebruik gemaakt van een formulier waarmee deze weigering betekend wordt. De weigering kan rechtstreeks uitgedrukt worden door middel van een bevel om het grondgebied te verlaten, door een verzoek om advies of om bijkomende documenten, door middel van de opening van een andere aanvraag (bijvoorbeeld bij de overgang van het erkend onderwijs naar het privé-onderwijs), enz. Bij wijze van conclusie : het aantal beslissingen tot weigering van verlenging moet met de grootst mogelijke omzichtigheid benaderd worden en is niet echt betrouwbaar. b) Verandering van instelling Wanneer een student die zijn verblijf op basis van een inschrijving in een erkende instelling bekomen heeft dit verblijf op basis van een inschrijving voor een opleiding die georganiseerd wordt door een privé-instelling wil voortzetten moet hij een uitdrukkelijke aanvraag indienen bij zijn gemeentebestuur. Dit geldt ook voor een overstap in de omgekeerde richting. Verandering van instelling Akkoord Weigering
Totaal
Van erkend naar privé (art. 9bis)
69
23
92
Van privé naar erkend (art. 58)
38
47
85
107
70
177
Totaal
Ook in dit geval moet worden opgemerkt dat voor dit type aanvragen meer beslissingen tot akkoord (60 %) dan tot weigering genomen worden. c) Einde van het verblijf De onderstaande tabel bevat het aantal bevelen om het grondgebied te verlaten die in de loop van het jaar gecreëerd en gevalideerd werden. De laatste kolom heeft betrekking op de bevelen die werden overgelegd, maar nog niet gevalideerd werden. 81
In totaal werden 138 verwijderingsmaatregelen genomen ten opzichte van vreemdelingen die zich op het statuut van student in België beriepen.
98 40 138
Bijlage 13 Bijlage 33 bis Totaal Dit geringe aantal verwijderingsmaatregelen is hoofdzakelijk het regularisatieprocedure die door verschillende studenten werd ingediend.
gevolg
van
de
II.2.3.3. Verdeling per nationaliteit De onderstaande tabel bevat de voornaamste nationaliteiten waarvoor de aanvragen inzake het verblijf van studenten behandeld werden door het bureau Lang Verblijf Studenten. Landen
Aantal aanvragen
1.
Marokko
466
2.
Kameroen
371
3.
Congo (DRC)
263
4.
China
155
5.
Algerije
82
Algemeen gezien bevat deze tabel dezelfde nationaliteiten als de nationaliteiten die op het niveau van de behandeling van de visumaanvragen als problematisch worden beschouwd. II.2.4. Logistieke taken De logistieke taken bestaan hoofdzakelijk uit het waken over het feit dat de persoonlijke dossiers van de vreemdeling in orde en volledig zijn. Dit werk, dat op basis van de binnenkomende documenten wordt uitgevoerd, bestaat uit het identificeren van de betrokken persoon door middel van het document en de inhoud van dit document, om de juiste aanvraag te creëren (of met een reeds bestaande aanvraag te fusioneren). Het gaat dus om het sorteren van de stukken en de binnenkomende faxberichten. In de loop van het jaar 2010 hebben de ambtenaren van het bureau Lang Verblijf Studenten ongeveer 44.879 stukken bekeken en gesorteerd. De taken van het bureau zijn als volgt verdeeld : FR Stukken Faxberichten Totaal
NL 6.698 16.318
3.340 18.523
23.016
21.863
In vergelijking met de vorige jaren werd een belangrijke stijging van het aantal faxberichten die door de gemeentebesturen gestuurd werden vastgesteld.
82
II.2.5. Analyse van twee gevoelige landen : Kameroen en Marokko II.2.5.1. Kameroen Sinds 2007 staat Kameroen bovenaan de tabel van de visumaanvragen voor studies, en het land is zelfs naar de eerste plaats opgeschoven. De in Yaoundé ingediende aanvragen vormen meer dan 12 % van het totaal aantal aanvragen voor een MVV voor studies die in de loop van het afgelopen jaar ingediend werden. Met het oog op het belang van deze post werd van 13 tot 28 juli 2010 ter plaatse een missie uitgevoerd. Afgifte
Weigering
Ambtshalve
Advies DVZ
Ambtshalve
Advies DVZ
331
141
35
467
472
502
Wordt behandeld
Aangevraagde visa
101
1.075
De machtiging tot voorlopig verblijf werd voor slechts 44 % van de ingediende aanvragen afgegeven. In vergelijking met de aanvragen die in 2009 werden ingediend blijft het totaal aantal quasi gelijk : tussen de beide jaren wordt een zeer lichte daling vastgesteld (1.176 aanvragen in 2009, tegenover 1.075 aanvragen in 2010). Algemeen gezien hebben de betekende weigeringen te maken met een incoherent schoolparcours (24 %), een gebrekkige financiële dekking (22 %) en een laattijdige indiening van de aanvraag, die een inschrijving als regelmatige student niet meer mogelijk maakt (24 %). De laatstgenoemde reden is echter het gevolg van een organisatorisch probleem bij het Consulaat (zie infra). Dit zijn de belangrijkste problemen waarmee men geconfronteerd wordt : 1) Verdeling van de afspraken Met uitzondering van de beursstudenten moeten de studenten een afspraak maken om hun dossier bij het Consulaat in te dienen. Ze moeten bellen naar het callcenter Africatel, dat de datum en het uur waarop ze zich op het Consulaat moeten aanbieden bepaalt. Per dag mogen 40 nieuwe aanvragen ingediend worden. Tijdens het afgelopen jaar hebben de studenten het grootste deel van de afspraken die beschikbaar waren tijdens de maanden juli tot september gemonopoliseerd, zodat er zeer weinig ruimte overbleef voor de andere visumtypes. Om deze situatie te vermijden werd besloten om het aantal ontvangsten van aanvragen voor een MVV voor studies op woensdag te beperken, à rato van 40 aanvragers. Met het oog op het feit dat het totaal aantal aanvragen in 2008 en 2009 respectievelijk 997 en 1.074 bedroeg en dat dit type aanvraag zeer beperkt is in de tijd (3 à 4 maanden) was deze beperking onzinnig. De situatie liep al snel uit de hand en voor de studenten die in juli naar het callcenter belden werd een afspraak voor december gemaakt! Als gevolg van de stijging van het aantal klachten werd besloten om tijdens de eerste week van augustus en de eerste week van september een studentenoperatie uit te voeren: er werd voorzien dat gedurende een hele week elke dag 60 studenten zouden worden ontvangen. Er werd ook besloten om de chronologische volgorde van de afspraken te respecteren. De eerste operatie was echter een fiasco : de studenten waarmee contact werd opgenomen om hun afspraak te laten vervroegen weigerden, omdat ze van mening waren dat ze niet klaar waren! Vanaf september werd een nieuwe operatie gelanceerd. De studenten werden à rato van drie dagen voor de ontvangst van studenten per week, tot 40 dossiers per dag, ontvangen. Ondanks alles waren de nefaste gevolgen van de oorspronkelijke beslissing 83
gedurende het hele jaar voelbaar : de dossiers zijn te laat aangekomen om de studenten in staat te stellen om zich in te schrijven in de instellingen waarvoor ze een toelating bekomen hebben, en op het niveau van de DVZ is de periode voor de behandeling van de visumaanvragen aanzienlijk langer geworden. 2) Documentenfraude De documentenfraude is een belangrijk fenomeen. Dit soort fraude kan moeilijk worden opgespoord en het is nog moeilijker om op onweerlegbare wijze aan te tonen dat deze fraude gepleegd werd. Het consulaat beschikt over een onderzoekster, maar haar rol is niet duidelijk. Vorig jaar werden alle schooldocumenten (diploma’s, attesten van slagen of attesten van resultaten) systematisch geverifieerd. De onderzoekster nam contact op met de universiteiten en stuurde de betwiste documenten op voor bevestiging. De termijnen voor de antwoorden waren echter aanzienlijk, aangezien veel universiteiten tijdens deze periode van het jaar “trager” werken. Deze procedure heeft geleid tot belangrijke vertragingen in het kader van de behandeling van de dossiers en vooral tot vervelend logistiek werk. Aangezien de onderzoekster dit jaar vertrouwd is met de documenten, de gebruikte stempels en de handtekeningen onderzoekt ze eerst de documenten, en ze stuurt enkel de documenten die twijfelachtig lijken voor een verificatie op. De andere documenten worden « op zicht » goed verklaard. De manier waarop de documenten al dan niet authentiek worden verklaard is echter vaak niet duidelijk. Afgezien van de universiteit van Buea, die een mail met uitleg stuurt, stellen de andere universiteiten zich ermee tevreden om een vermelding of een stempel op het document aan te brengen, zonder verdere uitleg. Behalve voor het personeel van het consulaat is het resultaat van het onderzoek niet duidelijk en het resultaat kan het voorwerp uitmaken van een discussie. De onderzoekster stelt geen gedetailleerd en gemotiveerd rapport met betrekking tot de geverifieerde documenten op. 3) De kwaliteit van de studenten Over het algemeen zijn de Kameroense studenten zeer goed voorbereid en kunnen ze alle vragen die op de fiche van het onderhoud gesteld worden op zeer precieze wijze beantwoorden. Enkele interviews die tijdens de missie ter plaatse werden afgenomen hebben geen bewijskrachtige resultaten opgeleverd: de studenten beheersen de inhoud van het studieprogramma dat ze in België willen volgen zeer goed en geven dus zeer coherente antwoorden. II.2.5.2. Marokko Met 1.018 ingediende visumaanvragen blijft Marokko een belangrijk land in het kader van de materie. Op het niveau van het verblijf gaat het om de belangrijkste nationaliteit, en de nationaliteit waarvoor de meeste verwijderingsmaatregelen moeten worden genomen. Er wordt al verschillende jaren veel aandacht besteed aan Marokko. Jaarlijks wordt tijdens de zomer een missie uitgevoerd om te helpen bij de rechtstreekse behandeling, ter plaatse, van de visumaanvragen.
84
De volgende tabel vermeldt de beslissingen die in 2010 genomen werden op het niveau van de visumaanvragen : Afgifte
Weigering
Ambtshalve
Advies DVZ
Ambtshalve
Advies DVZ
412
54
262
226
466
488
Wordt behandeld
Aangevraagde visa
64
1.018
Voor slechts 47 % van de ingediende aanvragen werd een machtiging tot voorlopig verblijf afgegeven. De redenen van weigering hebben hoofdzakelijk te maken met de financiële dekking van het verblijf (38 % van de gevallen) en het feit dat de student de reden van zijn verblijf in België niet duidelijk kan uitleggen, of het feit dat hij niet in staat is om een studieplan dat in overeenstemming is met zijn parcours, zijn verworvenheden en zijn aspiraties uiteen te zetten (34 % van de gevallen). Het belangrijkste probleem met betrekking tot de Marokkaanse studenten is het gebruik van het studiemotief om op pseudo-legale wijze in België of in de Schengenruimte te immigreren. Verschillende indicatoren maken het mogelijk om deze bewering te bevestigen : 1) Zeer weinig studenten respecteren het studieplan waarvoor ze een visumaanvraag hebben ingediend en dat ze in de vragenlijst hebben verdedigd. Bij de aankomst in België zijn er verschillende ongemotiveerde wijzigingen, zonder duidelijke reden. 2) Bij de indiening van de visumaanvragen wordt men zeer vaak geconfronteerd met een gebrek aan coherentie en logische opvolging in het kader van het studieparcours. Het komt vaak voor dat de studenten niet in staat zijn om de gekozen studies in België uit te leggen en duidelijk te maken wat die studies hen in hun land van herkomst in staat zullen stellen om te doen. 3) Het fenomeen van de shopping op het gebied van de studies en de studierichtingen is schering en inslag : in de loop van hun studies veranderen verschillende studenten regelmatig van onderwijsinstelling of studierichting, zonder in het kader van de voordien gevolgde opleiding een diploma te hebben bekomen. Deze herhaalde veranderingen worden zelden gerechtvaardigd en nog minder gemotiveerd door de studenten. 4) Marokko is de belangrijkste nationaliteit op het gebied van de verwijderingsmaatregelen die genomen worden door het Bureau Lang Verblijf Studenten : 33 % van de bevelen om het grondgebied te verlaten die in 2010 werden afgegeven hadden betrekking op Marokkaanse studenten. II.2.6. Conclusie Behalve op het einde van de gevoelige periode werden de aanvragen voor studievisa binnen een redelijke termijn behandeld. Op het niveau van de dienst was het beheer van deze aanvragen niet gemakkelijk, met name als gevolg van de vertraging die door onze consulaire vertegenwoordiging in Yaoundé opgelopen werd. Met betrekking tot de inhoud van de dossiers stellen de DVZ een relatieve verbetering van de overgelegde dossiers vast. De bijzondere aandacht die besteed wordt aan sommige gevoeligere posten is een interessante piste voor een betere selectie van de studenten. Ondanks onze inspanningen moet echter vastgesteld worden dat er nog steeds vreemdelingen zijn die het studievisum voor migratiedoeleinden gebruiken. Dit wordt aangetoond door de problemen met Marokkaanse studenten waarmee men nog steeds geconfronteerd wordt.
85
Op het niveau van het verblijf wordt het beheer van de aanvragen steeds moeilijker, met name als gevolg van het toegenomen aantal aanvragen van de gemeentebesturen. Er werd vastgesteld dat de gemeenten steeds minder beslissingen nemen en er de voorkeur aan geven om de dossiers voor een beslissing naar de Dienst te sturen. De statistische analyse toont aan dat de logistieke taken de tijd die beschikbaar is voor de behandeling van de aanvragen op gevaarlijke wijze aantasten. Met het oog op het grote aantal studievisa die rechtstreeks worden afgegeven door de diplomatieke of consulaire posten, zonder raadpleging van de DVZ, blijkt de controlerende rol van het Bureau Lang Verblijf Studenten zeer belangrijk te zijn, maar deze rol kan niet volledig worden vervuld.
II.3. Lang Verblijf / EU II.3.1. Inleiding In 2008 werd de Europese richtlijn 2004/38 definitief omgezet in nationaal recht. Zo werd de wetgeving met betrekking tot EU- burgers grondig hervormd. Een speciale cel binnen de dienst Lang verblijf behandelt alle aanvragen van EU-burgers die een verblijf wensen op basis van werknemer, zelfstandige, student, werkzoekende of beschikker van voldoende middelen van bestaan. Ook de aanvragen voor een duurzaam verblijfsrecht worden door deze cel behandeld.10 medewerkers aan Franstalige kant en evenveel medewerkers aan Nederlandstalige kant zorgen voor een efficiënte behandeling van verblijfsaanvragen van EU-onderdanen in België. II.3.2. Zware Logistieke Druk De EU-sectie krijgt maandelijks veel documenten te verwerken. Zo krijgt deze sectie ongeveer 6.500 inkomende documenten per maand te verwerken, waarvan maandelijks 3.200 faxen Dit komt neer op een gemiddelde van 160 faxen per dag. Uit alle 6.500 inkomende documenten worden er maandelijks gemiddeld 3.000 aanvragen bijlagen 19 (aanvraag tot verklaring van inschrijving) geregistreerd. Het merendeel van de aanvragen betreft werknemers of zelfstandigen. Indien de aanvraag voor werknemers of zelfstandigen volledig is, kan de gemeente ambtshalve de E kaart afleveren. Toch wordt in de meeste gevallen een voorafgaand advies gevraagd aan bureau EU, wat resulteert in veel telefoons en een enorme logistieke druk. Zo krijgt het bureau maandelijks 1.500 telefoons of 75 telefoons per dag. II.3.3. Beslissingen Artikel 42 bis van de wet van 15/12/1980 bepaalt dat het verblijf van EU-burgers ingetrokken kan worden als ze niet meer voldoen aan de initiële verblijfsvoorwaarden of indien hij of zij een onredelijke belasting vormt voor het sociaal bijstandsstelsel van het Rijk. In 2010 heeft de DVZ aan 343 EU-burgers (en familieleden) een einde gesteld aan hun verblijf. Deze beslissingen worden genomen met een bijlage 21 en zijn voor 95 % gebaseerd op basis van art. 42 bis van de wet van 15/12/1980. Slechts een miniem aantal werd gemotiveerd op basis van art. 42 septies van de wet van 15/12/1980 (beëindiging van verblijf wegens fraude). In onderstaande tabel vindt u een top 10 van de nationaliteiten wiens verblijfsvergunning werd ingetrokken. De intrekkingen van het verblijfsrecht van de familieleden (zowel EU als niet EU) werden mee opgenomen in deze statistieken. Deze familieleden hebben niet noodzakelijk dezelfde nationaliteit als de Eu-burger zodat onderstaande grafiek genuanceerd dient te worden.
86
De verhoging ten opzichte van vorig jaar (slechts 61 intrekkingen) is te wijten aan de opvolging van de dossiers. In het jaar 2010 is de DVZ beginnen de vruchten te plukken van een opvolgingssysteem die de DVZ in 2009 en 2008 is begonnen. Vorig jaar heeft de DVZ veel dossiers opgevolgd en de Eu-burger diende zijn dossier met actuele informatie te voorzien. Nadat deze informatie werd bekomen, kon de DVZ beslissen om het verblijf van de EU-burger te beëindigen of voort te zetten. Top 10 van nationaliteiten waar het verblijfsrecht beëindigd werd.
II.3.4. Verwachtingen De informatie die DVZ van de Kruispuntbank Sociale Zekerheid krijgt, staat nog niet volledig op punt waardoor deze cel nog onvoldoende kan inspelen op de gegevens van deze Kruispuntbank. Eind december 2010 is men beginnen testen om de juiste gegevens te verkrijgen over EU-onderdanen die een verblijf bekwamen als beschikker van voldoende bestaansmiddel, maar die nadien leefloon hebben bekomen. De aanvragen om ook over de andere categorieën van EU-burgers te mogen beschikken werd eind 2010 aangevraagd.
II.4. Lang Verblijf / Fraudecel II.4.1. Inleiding De cel Fraude werd in 2006 opgericht, naar aanleiding van het vaststellen van onregelmatigheden bij de regularisatiewet van december 1999. Zo beslist de cel of de verblijfsvergunning al dan niet ingetrokken wordt nadat fraude is ontdekt. De fraude wordt onderzocht nadat de betrokkene een paspoort voorlegt waarvan de identiteit verschillend is van bij zijn eerste verklaring of via verkregen informatie van politiediensten,… De fraudecel neemt enkel beslissingen indien de vreemdeling reeds gemachtigd of gevestigd is tot een verblijf van meer dan 3 maanden. Ook wordt het verblijf onderzocht bij een veroordeling voor schijnhuwelijk of nietigheidsverklaring van huwelijk, bij detectie van valse EU-burgers, bij detectie van fraude bij gezinshereniging en bij detectie van fraude nadat de vreemdeling geregulariseerd is
87
II.4.2. Cijfergegevens In 2010 heeft de fraudecel 2.598 beslissingen genomen. Dit zijn 400 beslissingen meer dan in 2009. (in 2009 waren er 2.134 definitieve beslissingen). Deze stijging is te wijten aan een tijdelijke verhoging van personeel in 2010. 203 dossiers hebben geleid tot een intrekking van het verblijfsrecht. Dit betrof in het totaal 270 personen. De fraudegevallen kan men hoofdzakelijk onderverdelen in fraude bij huwelijken, valse EU-burgers, beëindigen van het verblijf wegens intrekking vluchtelingenstatus, fraude bij regularisaties. II.4.2.1. Fraude bij huwelijken De fraudecel heeft in 2010 het verblijf ingetrokken of beëindigd van 81 vreemdelingen die veroordeeld werden voor het aangaan van een schijnhuwelijk, vreemdelingen die hun huwelijk nietig zagen verklaard worden door de rechtbank of die als een gevolg van een schijnhuwelijk hun verblijf kregen. Het betreft hier vooral vreemdelingen van Marokkaanse nationaliteit (32 vreemdelingen) en Turkije (32 vreemdelingen). II.4.2.2. Valse EU-burgers De fraudecel wordt vaak geconfronteerd met vreemdelingen die op basis van valse EUidentiteitskaarten een verblijf bekwamen. De cel behandelt enkel de gevallen van vreemdelingen die al een verblijf hebben. Indien de verblijfsprocedure van de vreemdeling nog lopende is, dan wordt dit behandeld door de cel EU. Cijfers over valse EU-onderdanen in procedure zijn niet bekend gezien de gemeente ook zelf een beslissing kan nemen om de aanvraag niet in overweging te nemen. Hieronder vindt u een top 5 van de valse EU-nationaliteiten waar het verblijf werd ingetrokken of beëindigd na detectie van het gebruik van valse identiteitsdocumenten. De echte nationaliteit is niet altijd gekend.
88
II.4.2.3. Beeïndiging van het verblijf op basis van een intrekking van het statuut van erkend vluchteling Het CGVS is bevoegd voor de erkenning van het statuut van vluchteling. Ook kan het CGVS het statuut intrekken conform art. 57/6 van dat wet van 15/12/1980. Tegen deze beslissing is ook een schorsend beroep mogelijk bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Als blijkt dat de vreemdeling fraude heeft gepleegd om zo verblijf te bekomen als erkend vluchteling, dan kan de DVZ beslissen om ook het verblijf van de vreemdeling in te trekken. DVZ kan dit echter enkel maar doen indien de termijn voor het schorsingsberoep verlopen is of indien de Raad voor Vreemdelingenbetwististing de beslissing tot intrekking heeft bevestigd. In het jaar 2010 heeft DVZ het verblijf ingetrokken van 09 vreemdelingen. Het betrof hier 8 vreemdelingen van Russische nationaliteit of origine en 1 Iranees. II.4.2.4. Fraude vastgesteld na regularisatie In het jaar 2010 heeft de fraudecel 63 verblijfsvergunningen ingetrokken nadat de DVZ op de hoogte werd gesteld van fraude. Het betreffen hier dossiers waar de vreemdeling valse verklaringen en/of valse documenten heeft voorgelegd die doorslaggevend waren om zijn regularisatie te bekomen, maar waar pas achteraf de fraude ontdekt wordt. In onderstaande grafiek ziet u een overzicht van de nationaliteiten die het meest voorkwamen bij de fraude na regularisatie.
De nationaliteiten bij “andere landen” komen meestal slechts eenmaal of tweemaal voor. Het betreft onder andere twee Siera-Leonezen waarvan één een valse nationaliteit had en de andere valse doumenten, een valse Bhoutanees, een Chinees met valse documenten, enz.
89
III. De Dienst Gezinshereniging III.1. Bevoegdheden van de dienst Gezinshereniging De Dienst Gezinshereniging behandelt de verzoeken tot gezinshereniging op grond van de artikelen 10, eerste lid, 1°, 4°, 5°, 6°, 7° en 10bis, § 2 van de wet van 15 december 1980 (verzoek tot gezinshereniging met een niet-Europeaan) en op grond van de artikelen 40bis en 40ter van dezelfde wet (verzoek tot gezinshereniging met een burger van de Unie of een Belg). De Dienst Gezinshereniging is samengesteld uit 2 bureaus : Het Bureau Visa (tweetalige cel), dat de aanvragen voor een visum gezinshereniging die in het buitenland, via de diplomatieke en consulaire post, worden ingediend, behandelt; Het Bureau Verblijf (Franstalige en Nederlandstalige cel), dat zich bezighoudt met de behandeling van de verzoeken tot gezinshereniging die in België worden ingediend en de opvolging van de dossiers van personen wier verblijf in dit kader werd toegekend (mogelijkheid om de verblijfstitel eventueel in te trekken).
III.2. Evolutie van de beveiligde DNA-procedure in het kader van de aanvragen voor een visum “gezinshereniging” De bepalingen van de wet van 15/12/1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen die betrekking hebben op de gezinshereniging vereisen dat het bewijs van de verwantschapsband tussen de aanvrager en de persoon met wie men wordt herenigd wordt overgelegd. Om het niet bewijskrachtig karakter van bepaalde documenten van de burgerlijke stand of de afwezigheid van die documenten, als gevolg van de vernietiging van de registers van de burgerlijke stand, te compenseren, hebben de FOD Buitenlandse Zaken en de FOD Binnenlandse Zaken een beveiligde procedure uitgewerkt en ingevoerd. Dankzij deze procedure kunnen de aanvragers die dat wensen een beroep doen op de DNA-procedure om de afstammingsband vast te stellen, in het kader van een aanvraag voor een visum “gezinshereniging” op grond van artikel 40 bis/ter of artikel 10/10 bis van de wet van 15 december 1980. Deze mogelijkheid die de aanvrager wordt aangeboden past in het kader van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het kind, aangezien de zo uitgevoerde genetische test het mogelijk maakt om de gezinshereniging te bevorderen. In september 2003 werd deze beveiligde procedure bij 8 diplomatieke of consulaire posten opgestart. Vervolgens werd dit aantal in 2007 tot 21 posten verhoogd. Met het oog op de verbetering van deze beveiligde DNA-procedure werd besloten om deze procedure aan te passen, rekening houdend met de problemen waarmee men geconfronteerd werd (problemen in verband met de verplaatsing tijdens de bloedafname, het 90
agressieve karakter van deze afname, het feit dat het onmogelijk is om het vloeibare bloed naar Aziatische landen te transporteren…). De voorkeur werd gegeven aan de afname van bloeddruppels als nieuwe methode om bloed af te nemen. Deze nieuwe procedure is in maart 2009 van toepassing geworden en werd uitgebreid tot 12 nieuwe posten, waardoor het aantal op 33 posten komt te staan (ABIDJAN, ADDIS ABEBA, ISLAMABAD, KINSHASA, LAGOS, LUBUMBASHI, NEW DELHI, PEKING, SHANGHAI, KIGALI, NAIROBI, DAKAR, BANGKOK, MANILLA, KAMPALA, BUJUMBURA, YAOUNDÉ, CARACAS, TEHERAN, COTONOU, KANTON + BOGOTA, KINGSTON, JOHANNESBURG, DAMAS, AMMAN, CONAKRY, OUAGADOUGOU, BAMAKO, BRAZZAVILLE, LUANDA, DAR ES SALAAM EN RIYAD). Sinds het begin van het jaar 2010 is het, in voorkomend geval, mogelijk om deze procedure in uitzonderlijke gevallen uit te breiden tot andere Belgische ambassades of consulatengeneraal. Statistieken *Sinds het begin van deze procedure (van september 2003 tot 31 december 2009) werden 6.590 aanvragen voor DNA-tests (3.403 dossiers) ingediend. Nadat ze afstand hadden gedaan van de procedure of meegedeeld hadden dat ze niet meer geïnteresseerd waren heeft men voor 553 personen (242 dossiers) geen beroep gedaan op een test. Daardoor komt het totaal aantal op 6.037 aanvragers voor 3.161 dossiers te staan. *Reeds uitgevoerde tests = 5.599 aanvragen (voor 2913 dossiers); 5.228 tests hebben een positief resultaat opgeleverd; 371 tests hebben een negatief resultaat opgeleverd. De belangrijkste posten zijn Abidjan, voor Ghana (ongeveer 23,5 %), Kinshasa (ongeveer 18,1 %) en Islamabad (voor de Afghanen en Pakistani) (ongeveer 14,4 %) (weinig dossiers, maar zeer grote families). Men stelt vast dat ongeveer 6,8 % van het totaal aantal uitgevoerde tests negatief is. In detail : - Voor Ghana : ongeveer 13,09 % van de tests is negatief; - Voor Kinshasa : ongeveer 8,48 % van de tests is negatief; - Voor Islamabad : ongeveer 0,74 % van de tests is negatief.
III.3. Activiteiten van de dienst Visa Gezinshereniging Allereerst moet herinnerd worden aan het feit dat de diplomatieke of consulaire posten in bepaalde gevallen een visum dat in het kader van een gezinshereniging wordt gevraagd ambtshalve kunnen afgeven. De hieronder vermelde cijfers bieden dus geen volledig overzicht van de problematiek van de gezinshereniging, maar ze geven wel een beeld van de activiteit van de dienst. 16.130 beslissingen werden genomen, waaronder 12.457 definitieve beslissingen + 3.673 “opschortingen”.
91
In detail : - 8.972 beslissingen om een visum toe te kennen; - 3.471 beslissingen om een visum te weigeren; - 3.673 beslissingen tot opschorting, waaronder - 2.302 of 62,7 %, in afwachting van de overlegging van aanvullende documenten - 1.211 of 33 %, in afwachting van het advies dat door het parket wordt uitgebracht na een onderzoek dat door het parket in het kader van de strijd tegen de schijnhuwelijken wordt uitgevoerd - 160 voor België-route of 4,3 % - 14 zonder voorwerp. 13.670 aanvragen voor een visum gezinshereniging werden door de diplomatieke of consulaire posten voor een machtiging naar de DVZ gestuurd.
III.4. Betrokkenheid van de dienst Visa Gezinshereniging bij de strijd tegen de schijnhuwelijken Sinds 1 april 2005 is de Dienst Visa “Gezinshereniging” belast met de materie van het parket, voor de individuele dossiers die door de dienst moeten worden behandeld. Indien er ernstige twijfel bestaat met betrekking tot de werkelijkheid van een huwelijk stuurt het bureau visa gezinshereniging een vraag om een advies met betrekking tot de erkenning van de gevolgen van het huwelijk in België naar het parket. Elke aanvraag wordt individueel onderzocht en enkel indien de twijfel voldoende gestaafd is en op duidelijke en concrete aanwijzingen berust zal een dergelijk advies gevraagd worden. Deze vragen om advies worden op basis van de combinatie van verschillende criteria, die vermeld worden in de omzendbrief inzake de wet van 4 mei 1999 tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende het huwelijk, geselecteerd. In de loop van het jaar 2010 heeft de dienst visa gezinshereniging 1.135 adviezen gevraagd aan de parketten (7 % van de genomen beslissingen, in plaats van 6,7 % in 2009). De parketten hebben 1.108 adviezen uitgebracht, waaronder : -
462 positieve adviezen (41,7 %, in plaats van 39,9 % in 2009); 614 negatieve adviezen (55,4 %, in plaats van 57,7 % in 2009); 32 adviezen waarin ze geen uitspraak konden doen (2,9 % in plaats van 2,4 % in 2009); 15,2 % werden binnen een termijn van 2 maanden, te rekenen vanaf de vraag om het advies, uitgebracht (in plaats van 16,2 % in 2009); - 45,2 % werden binnen een termijn van 4 maanden uitgebracht (in plaats van 44,8 % in 2009); - 69,9 % werden binnen een termijn van 6 maanden uitgebracht (in plaats van 62,7 % in 2009). Opmerking : in het kader van de strijd tegen de schijnhuwelijken stellen de wijzigingen van de wetgeving, zowel in artikel 10/10bis als in artikel 40bis/40ter, het bureau verblijf gezinshereniging in staat om een opvolging op het niveau van het verblijf van de vreemdeling in België te verzekeren (controle samenwoning/gezamenlijke vestiging). Zo konden de twee bureaus “verblijf” in de loop van dit jaar 1.359 verblijfstitels intrekken (166 in het kader van de artikelen 10/10bis en 1.193 in het kader van de artikelen 40bis/40ter).
92
IV. Naturalisaties IV.1. Inleiding De verschillende procedures voor het toekennen en het verkrijgen van de Belgische nationaliteit zijn opgenomen in het Wetboek van de Belgische Nationaliteit. De DVZ komt tussenbeide in de procedures voorzien in artikelen 11 bis, 12 bis, 13, 16, 19 en 24. Hij heeft geen enkele beslissings- of contentieuxbevoegdheid in het kader van deze procedures, waarvoor ofwel de Parketten (Procureurs des Konings) bevoegd zijn, ofwel – wat de eigenlijke naturalisatie betreft (artikel 19) – de Kamer van Volksvertegenwoordigers. De dienst Naturalisaties beperkt zich tot het verstrekken van informatie, met eventuele opmerkingen, aan de Procureurs en van formele adviezen aan de Naturalisatiecommissie van de Kamer.
IV.2. Ontwikkelingen in 2010 Input aanvragen Jaar
Input aanvragen 34.422 35.357 35.755 37.143 40.281
2006 2007 2008 2009 2010
Het aantal aanvragen blijft stijgen, met ongeveer 6.000 bijkomende aanvragen in 2006 en ongeveer 3.000 bijkomende aanvragen voor 2010. Bijgevolg kan deze stijging als exponentieel worden beschouwd.
IV.3. Workflow 2010 Input Output Procedure Parketten Parketten, omgezet in Kamerprocedures Kamer Bijkomende onderzoeken voor de Kamer Dossiers afgesloten omdat de aanvrager de Belgische nationaliteit bekomen heeft Totalen
Input
Output
28.883
29.251
1.280 9.263
1.074 10.468
855
1.060 1.074
40.281
42.848
Totalen input 40.281 en output 42.848 De bijzonder grote stijging van het aantal aanvragen in 2010 zou eventueel kunnen worden verklaard door het effect van de aankondiging in de media van een verstrenging van de voorwaarden voor het bekomen van de Belgische nationaliteit tijdens de volgende legislatuur.
93
Er moet ook rekening gehouden worden met de impact van de regularisatiecampagne, die de kandidaten voor naturalisatie in staat stelt om te voldoen aan de voorwaarden die vereist worden door het Wetboek van de Belgische Nationaliteit. Jaarsaldo (output min input) : + 2.567 Enkele vernieuwende elementen hebben het mogelijk gemaakt om in 2010 een positief saldo te bekomen. Het ene element is gesitueerd op het niveau van de snelheid van de behandeling van de « niets te signaleren »-lijsten voor de Parketten. Er zijn trouwens met succes stappen ondernomen, opdat de aanvragen in het kader van de procedures voor de parketten door de gemeentebesturen via de elektronische weg naar de DVZ worden gestuurd. Door middel van de vermindering van het aantal handelingen voor het linken van de aanvraag aan het dossier en het creëren van de aanvraag levert dit procédé tijdswinst op, en het heeft een positieve impact op het vlak van de duurzame ontwikkeling, door middel van de vermindering van het aantal papieren kopieën, aangezien het om bijna twee derde van de binnenkomende post gaat. Ten slotte heeft de bijzonder efficiënte hulp van de multifunctionele cel, van september tot november, bijgedragen tot het wegwerken van een achterstand van 3 maanden voor de antwoorden aan de Kamer, aan de Nederlandstalige kant, met 1.200 antwoorden.
V. Minderjarigen / Slachtoffers van mensenhandel (MINTEH) V.1. Bevoegdheden van de dienst MINTEH De dienst MINTEH is onderverdeeld in twee cellen die twee verschillende materies beheren. 1) De cel NBMV is verantwoordelijk voor het onderzoek en de opvolging van de dossiers van de niet-begeleide minderjarige vreemdelingen die geen asiel aanvragen. De procedure wordt voorzien door de omzendbrief van 15 september 2005 betreffende het verblijf van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen. Deze cel is eveneens belast met het opstellen van de signalementfiches van alle NBMV’s die zich in het kader van een asielaanvraag spontaan aanbieden bij de DVZ. 2) De cel MH is verantwoordelijk voor het onderzoek en de opvolging van de dossiers van slachtoffers van mensenhandel (meerderjarige en minderjarige personen). De huidige wettelijke basis is de wet van 15 september 2006 tot wijziging van de wet van 15 december 1980, artikelen 61/2 tot 61/5. De invoering van de procedure in de wet is een gevolg van de implementatie van verschillende Europese richtlijnen in het Belgisch recht. Het gaat onder andere om de richtlijn van 29 april 2004 betreffende de verblijfstitel die wordt afgegeven aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn van mensenhandel en die samenwerken met de bevoegde autoriteiten. De cel past eveneens de omzendbrief inzake de invoering van een multidisciplinaire samenwerking met betrekking tot de slachtoffers van mensenhandel en/of van bepaalde zwaardere vormen van mensensmokkel toe.
94
V.2. Niet-begeleide minderjarige vreemdelingen V.2.1. Cijfergegevens en tendensen De volgende tabellen werden opgesteld op basis van de lijst van de documenten die afgegeven worden in het kader van het onderzoek van de omzendbrief van 15 september 2005 betreffende het verblijf van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen. Deze omzendbrief voorziet in de afgifte en/of de vernieuwing van de verschillende documenten die hieronder vermeld worden, in functie van de fase van de zoektocht naar een duurzame oplossing voor de NBMV. Dit betekent het volgende : 1. De aanvraag voor een document die door de voogd van het kind wordt ingediend maakt het voorwerp uit van een grondig onderzoek, en tijdens dit onderzoek staat het belang van het kind centraal. 2. De onderstaande tabellen mogen niet verward worden met het aantal NBMV’s van wie de dossiers bij de dienst gevolgd worden (stock). In functie van de fase van de procedure kan hetzelfde kind in de loop van hetzelfde jaar verschillende van de hieronder vermelde documenten ontvangen. 3. Deze tabellen weerspiegelen ook niet het aantal nieuwe dossiers die in 2010 geïnitieerd werden. 4. Deze tabellen geven het aantal en het type van de documenten die in 2010 aan de NBMV’s werden afgegeven weer. Ze bevatten ook het profiel van de NMBV’s aan wie de documenten werden afgegeven : leeftijdsgroep en nationaliteit. V.2.1.1. Aanvraag documenten NBMV Algemene tabel Bijlage 38 115 29,5 %
Bijlage 13 4 1,02 %
Aankomstverklaring 118 30,25 %
Tijdelijk BIVR 65 16,66 %
Laatste BIVR 37 9,5 %
Definitief BIVR 51 13,07 %
TOTAAL 390 100 %
V.2.1.2. Vraag om vernieuwing van NBMV-documenten Algemene tabel
2006 2007 2008 2009 2010
Verlenging Verlenging Verlenging tijdelijk bijlage 38 aankomstverklaring BIVR 117 657 268 281 728 259 338 632 228 136 554 218 13 504 145
Verlenging laatste BIVR 48 54 51 48 39
TOTAAL 1.090 1.322 1.249 956 701
Het aantal verlengingen van documenten daalt. Sinds het midden van het jaar 2009 worden de bijlagen 38, behoudens uitzonderingen, niet meer verlengd, voornamelijk wanneer er sprake van is om de terugkeer van de jongere te organiseren en vooral om het schooljaar in overeenstemming met de interne jurisprudentie te beëindigen. Verschillende verlengingen van documenten kunnen in de loop van hetzelfde jaar worden aangevraagd en bekomen voor dezelfde persoon.
95
V.2.1.3. Signalement van de NBMV’s Evolutie van de signalementen sinds 2002 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
1.135 955 1.707 1.875 1.410 (DVZ) of 1.752 (Dienst Voogdij) 2.005 2.247 3.133 2.901
Het is duidelijk dat de komst van de Dienst Voogdij in 2004 gezorgd heeft voor een stijging van het aantal NBMV’s die op het grondgebied worden gesignaleerd. Sinds 2004 was het aantal signalementen ongeveer op hetzelfde niveau gebleven. In 2007 stelde men een stijgende tendens vast (2005 signalementen bij de DVZ). Deze stijgende tendens werd voortgezet in 2008 en vooral in 2009. In 2010 was er een lichte daling. Een nieuwe ICT-functionaliteit maakt het mogelijk om het bureau dat de fiche oorspronkelijk gecreëerd heeft te kennen, evenals het aantal personen op wie deze fiches betrekking hebben, aangezien eenzelfde persoon het voorwerp van verschillende signalementfiches kan uitmaken (bijvoorbeeld in geval van verschillende onderscheppingen). De volgende tabel biedt een gedetailleerd overzicht. Bureau van herkomst Lang verblijf Asiel Gedetineerden Regularisatie Permanentie C MINTEH Totaal
Aantal fiches
Aantal personen 1 1 3 1.038 754 1.104 2.901
1 1 3 818 609 1.085 2.514
Dit zijn de meest gesignaleerde nationaliteiten 2009 Algerije Afghanistan Marokko Servië Guinee Irak
2010 621 517 294 293 175 100
554 427 256 108 262 115
Voor Algerije, Servië en Marokko moet worden opgemerkt dat het bijna uitsluitend om door de politie onderschepte jongeren gaat. Er moet ook worden opgemerkt dat hun identiteit, waaronder hun leeftijd en nationaliteit, enkel op basis van hun verklaringen wordt geregistreerd. Het gaat dus om indicatieve gegevens. De meeste personen met de drie andere nationaliteiten bieden zich spontaan aan bij de DVZ om er een asielaanvraag in te dienen. Ook in hun geval worden er maar zelden officiële documenten die hun identiteit aantonen overgelegd.
96
V.2.2. Aandachtspunten V.2.2.1. De voogden De Dienst Voogdij is sinds 1 mei 2004 actief. Sinds deze datum zijn de aangeduide voogden, in het kader van de verblijfsaanvragen voor hun pupil, onze geprivilegieerde gesprekspartners geworden. De voogd moet onder andere de volgende opdrachten vervullen : - Een asielaanvraag indienen (de NBMV kan ook zelfstandig een asielaanvraag indienen, de voogd moet wel steeds aanwezig zijn wanneer een verhoor wordt afgenomen); - In het belang van de minderjarige erop toezien dat de wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen wordt nageleefd; - De beroepsmiddelen gebruiken; - Tijdens alle fases van de procedure aanwezig zijn (en aanwezig zijn wanneer een verhoor wordt afgenomen); - Enz. De omzendbrief van 15/09/2005 betreffende het verblijf van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen voorziet ook dat alle aanvragen voor verblijfsdocumenten schriftelijk moeten worden ingediend door de voogd. In de beschrijving van de procedure voor het onderzoek van het verblijf betrekt deze omzendbrief de voogd bij de zoektocht naar een duurzame oplossing. De voogd wordt ook aangemoedigd om alle nuttige maatregelen te nemen om de familieleden van de NBMV te zoeken en stappen te ondernemen om een nationaal paspoort voor zijn pupil te bekomen. Sinds de voogden in dienst zijn getreden heeft het personeel van de dienst MINTEH een beleid van openheid ten opzichte van deze personen ontwikkeld. Tegelijkertijd worden de reglementaire teksten op scrupuleuze wijze toegepast. Concreet komt dit op het volgende neer : - Een soepel onthaal in onze lokalen; - Een aandachtig telefonisch onthaal; - De DVZ streeft ernaar om snel beslissingen te nemen en antwoorden te geven, aangezien het om een kwetsbare bevolkingsgroep gaat; - De mogelijkheid tot dialoog in moeilijke situaties (medische gevallen, gevallen die in de richting van MH gaan, delinquenten, humanitaire gevallen,…); - Verhoor van de jongeren. Sinds juni 2009 neemt de dienst systematisch een verhoor af van de jongere, die bijgestaan wordt door zijn voogd; - …. V.2.2.2. De Dienst Voogdij en de Dienst Vreemdelingenzaken In 2009 werd het overleg met de Dienst Voogdij voortgezet. Er moest echter worden vastgesteld dat de resultaten mager waren. In 2010 waren er geen overlegvergaderingen. Enkel gerichte contacten, om specifieke gevallen te regelen, hebben plaatsgevonden.
97
V.2.2.3. De aanvragen voor een inschrijving in het vreemdelingenregister, in afwezigheid van een paspoort In verband met de onderzoeksprocedure inzake het verblijf voorziet de omzendbrief van 15/09/2005 het volgende : « Na verloop van zes maanden (met een aankomstverklaring) kan het Bureau Minderjarigen in principe een tijdelijke verblijfstitel aan de NBMV doen afleveren, zijnde, een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister (BIVR) die de vermelding tijdelijk verblijf draagt, op voorlegging van het nationaal paspoort van de NBMV. Er zal slechts aan de vereiste om een nationaal paspoort voor te leggen, worden afgezien, in uitzonderlijke gevallen waarin duidelijk kan worden aangetoond waarom het paspoort van de NBMV niet kan worden voorgelegd en voorzover er nog geen andere duurzame oplossing werd gevonden. Het is van belang te weten dat het voorleggen van het nationaal paspoort aan het Bureau Minderjarigen, het voordeel heeft enerzijds, de identiteit van de NBMV te beschermen of te herstellen, overeenkomstig artikel 8 van de IVRK, en anderzijds, de NBMV de mogelijkheid te bieden binnen de grenzen van de Schengenruimte te reizen indien een geldig BIVR het paspoort vergezelt ». Zodra de onderzoeksprocedure inzake verblijf begint, vermeldt dezelfde omzendbrief ook het volgende : « Het is aangewezen dat de voogd ook de nodige stappen onderneemt, in voorkomend geval, om een nationaal paspoort voor zijn pupil te bekomen ». V.2.2.4. De zoektocht naar de familie De zoektocht naar de familieleden van een NBMV staat werkelijk centraal in de problematiek en alle reglementaire teksten zijn het erover eens dat de zoektocht naar de familie in het hoger belang van het kind moet worden ondernomen. Momenteel worden verschillende mogelijkheden onderzocht : Een samenwerkingsovereenkomst tussen de diplomatieke posten (FOD Buitenlandse Zaken) en de DVZ, met het oog op het zoeken naar een duurzame oplossing voor de NBMV’s, werd in juni 2009 door de partners ondertekend. Onlangs werd deze tekst, in samenwerking met Buitenlandse Zaken, opnieuw geactiveerd. De programmawet van 24 december 2002 richt een Dienst Voogdij op bij de FOD Justitie. Deze dienst wordt met verschillende opdrachten belast, waaronder het coördineren van de contacten met de instanties voor het asiel en de migratie, met name met het oog op het zoeken van de familie. Men moet vaststellen dat de samenwerking met deze dienst, met het oog op het delen van de kanalen en de pistes voor het zoeken naar de familieleden, slechts zelden tot stand is gekomen. De voogden van de NBMV’s kunnen zich wenden tot NGO’s die actief zijn op het gebied van de zoektocht naar de familie, zoals de dienst tracing van het Internationale Rode Kruis. Dit kan enkel worden gedaan indien de jongere hiermee instemt. 98
De zoektocht naar de familie maakt deel uit van de zoektocht naar een duurzame oplossing in het hoger belang van het kind. Het gaat echter om een element dat weliswaar zeer belangrijk is, maar op zichzelf nog geen duurzame oplossing is. Men moet ook nagaan of het wel in het belang van het kind is dat het zijn familie terugvindt. V.2.2.5. De vrijwillige terugkeer Met het oog op het grote aantal NBMV’s op het Belgisch grondgebied kan de DVZ zeggen dat er slechts zeer zelden een vrijwillige terugkeer wordt georganiseerd. In 2010 kon men in dit kader in enkele situaties genieten van de steun van het bureau CID. V.2.2.6. De verdwijningen In 2010 heeft de Cel Minderjarigen verder actief deelgenomen aan het door Child Focus gecoördineerd pilootproject (bij wijze van herinnering: het “Samenwerkingsprotocol voor de behandeling van de verdwijningsdossiers van de minderjarigen uit de observatie- en oriëntatiecentra (OOC) Steenokkerzeel en Neder-Over-Heembeek”). In de praktijk is het echter zo dat de crisis waarmee het onthaal (Fedasil) momenteel geconfronteerd wordt de aanzienlijke, maar kunstmatige daling van het aantal verdwijningen heeft beïnvloed. Met het oog op het endemisch gebrek aan onthaalplaatsen worden deze enkel nog toegekend aan jongeren die een aanvraag indienen om een plaats te bekomen, en die het centrum bijgevolg niet verlaten.
V.3. Slachtoffers mensenhandel V.3.1. Cijfergegevens en tendensen V.3.1.1. Nieuwe vragen om toepassing, op basis van de artikelen 61/2 tot en met 61/5 van de wet van 15/12/1980 en de artikelen 110 bis en 110 ter van het koninklijk besluit van 8/10/1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen In het rapport van 2006 heeft de DVZ opgemerkt dat de sector van de economische uitbuiting de sector van de prostitutie voor de eerste keer met enkele eenheden vervangen had. In 2007 is deze tendens een vloedgolf geworden. De economische sector was goed voor bijna 65 % van het totaal (114 gevallen op een totaal van 178). In 2008 blijft de economische sector belangrijk, met een lichte daling. De aandacht moet vooral gevestigd worden op de toename van de “smokkel” (9 gevallen in 2007, 21 gevallen in 2008). Dit is een gevolg van de wijziging van de wettelijke bepalingen, die nu duidelijk de mensensmokkel definiëren in artikel 77bis van de wet van 15/12/1980, en de verzwarende omstandigheden, in artikel 77quater, 1° tot 5° van dezelfde wet. Het jaar 2009 wordt gekenmerkt door de algemene daling van het aantal personen die het beschermingsstatuut effectief bekomen hebben. Voor 2010 stelt men een zeer lichte stijging vast, in het bijzonder bij de mannen die ouder dan 30 jaar zijn, in de economische sector.
99
Sectoren van uitbuiting en leeftijd Diversen <18 18-25 26-30 +30 Totaal
Bedelarij Economisch 1 0 0 6 0 25 1 41 2 72
1 1 3 1 6
Smokkel
Prostitutie 6 21 7 9 43
Totaal
Prostitutie 42 1 43
Totaal 58 79 137
1 5 4 4 14
9 33 39 56 137
Sectoren van uitbuiting en geslacht Diversen V M Totaal
Bedelarij 2 4 6
1 1 2
Economisch 12 60 72
Smokkel 1 13 14
De economische sector blijft de belangrijkste sector in 2010. Proportioneel gezien is de sector van de prostitutie beter vertegenwoordigd dan tijdens de voorgaande jaren. Sectoren van uitbuiting en de meest voorkomende nationaliteiten Bedelarij China Roemenië Bulgarije Marokko India
2
Diversen Economisch Smokkel Prostitutie 1 10 2 9 12 11 16 3 17 4 7
Totaal 13 14 27 20 11
In 2009 waren China en Brazilië de twee landen die het sterkst vertegenwoordigd waren. Voor 2010 moet gewezen worden op de belangrijke aanwezigheid van slachtoffers, in de sector van de prostitutie, uit Bulgarije en Roemenië, twee landen die nu deel uitmaken van de EU. Marokko is ook sterk vertegenwoordigd in de economische sector. V.3.1.2. Onderzoek van de verschillende verblijfstitels die worden afgegeven De volgende tabellen tonen het totaal aantal documenten die in 2010 werden afgegeven, of het nu om een eerste document of de vernieuwing van dat document gaat. Daarnaast vindt men in deze tabellen ook de documenten die om humanitaire redenen worden afgegeven, buiten de MH-procedure in de strikte zin van het woord (d.w.z. hoofdzakelijk om humanitaire redenen of stopprocedure). Attest van BGV 45 immatriculatie dagen/MH 120 29 Onbeperkt BIVR/MH
52
Verlenging tijdelijk humanitair BIVR 85
13 17
Onbeperkt Tijdelijk Tijdelijk BIVR/humanitair BIVR/MH BIVR/humanitair 30 108 2
Verlenging Verlenging attest van BGV/MH immatriculatie 15
3
Verlenging tijdelijk BIVR/MH
TOTAAL
474
935
100
V.3.2. Aandachtspunten V.3.2.1. Samenwerking met de opvangcentra voor slachtoffers mensenhandel De samenwerking met de drie centra verliep zonder memorabele problemen en was doorgaans constructief. V.3.2.2. De wet van 15 september 2006 rond het verblijfsstatuut voor slachtoffers mensenhandel De procedure tot het bekomen van een verblijfstitel voor een slachtoffer mensenhandel werd vroeger beschreven in een ministeriële omzendbrief van 1994 en in ministeriële richtlijnen van 1997, gewijzigd in 2003. Aangezien mensenhandel een grensoverschrijdend en internationaal fenomeen is nam ook de Europese Unie maatregelen op dit gebied. Op 29 april 2004 werd een Europese richtlijn in verband met het verblijfsstatuut aangenomen, namelijk de richtlijn 2004/81/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verblijfstitel die in ruil voor samenwerking met de bevoegde autoriteiten wordt afgegeven aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn van mensenhandel of die hulp hebben gekregen bij illegale immigratie. Deze richtlijn diende uiterlijk op 6 augustus 2006 in de nationale wetgeving van elke lidstaat geïntegreerd te zijn. De Regering heeft, binnen de hervorming van de vreemdelingenwet van 1980, de omzetting van deze Europese richtlijn in het Belgisch recht voorzien in de wet van 15 september 2006. De nieuwe wet van 15 september 2006 werd op 6 oktober in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd en trad op 1 juni 2007 in werking. De nieuwe bepalingen rond het verblijfsstatuut van slachtoffers van mensenhandel zijn terug te vinden in de artikelen 61/2 tot en met 61/5 van de wet van 15/12/1980 en de artikelen 110bis en 110ter van het KB van 8/10/1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. De bepalingen komen in grote lijnen overeen met de vroegere reglementering, maar toch zijn er ook belangrijke veranderingen : - De begunstigden van het statuut zijn de slachtoffers van mensenhandel in de zin van artikel 433 quinquies van het strafwetboek en de slachtoffers van ernstige vormen van mensensmokkel, omschreven in artikel 77quater, 1° tot en met 5° van de vreemdelingenwet van 1980 (minderjarigheid van het slachtoffer; misbruik van de kwetsbare positie van het slachtoffer; gebruik van listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen of dwang; het in gevaar brengen van het leven van het slachtoffer; blijvende fysieke of psychische ongeschiktheid van het slachtoffer als gevolg van het misdrijf). “Huisjesmelkerij” wordt in tegenstelling tot vroeger niet meer als mensenhandel beschouwd, maar is een autonoom misdrijf geworden bestraft door de artikelen 433 decies tot 433 quinquiesdecies van het strafwetboek. - De afgifte van een nieuw tijdelijk verblijfsdocument in de tweede fase van de procedure, namelijk een attest van immatriculatie geldig voor drie maanden, ter vervanging van de vroegere aankomstverklaring; het A.I. kan maximaal één keer verlengd kan worden met 3 maanden. - Een specifieke regeling voor de minderjarige slachtoffers van mensenhandel of van ernstige vormen van mensensmokkel : wanneer de minderjarige / het vermoedelijke slachtoffer nog geen verklaringen heeft afgelegd, krijgt de minderjarige tijdens de eerste 101
-
-
-
-
fase van de bedenktijd in plaats van een bevel om het grondgebied te verlaten een attest van immatriculatie, dat voor een periode van 3 maanden geldig is. Voor het overige is de procedure identiek aan die voor meerderjarigen. De vragen die vóór de verlenging van de verblijfsdocumenten aan de Procureur des Konings of de arbeidsauditeur gesteld worden, zijn talrijker dan deze die aanvankelijk door de omzendbrief van 1994 en de richtlijnen uit 1997 werden bepaald (nieuwe artikelen 61/3, § 2 en 61/4 § 1). Het slachtoffer moet zijn identiteit bewijzen door voorlegging van zijn paspoort of een daarmee gelijkgestelde reistitel of zijn nationale identiteitskaart, tenzij hij de onmogelijkheid aantoont om dit document, op geldige wijze, in België te verwerven. Deze documenten moeten uiterlijk worden voorgelegd bij het onderzoek van de aanvraag tot machtiging tot verblijf voor een onbeperkte duur. Op elk ogenblik van de procedure kan de minister of zijn gevolmachtigde beslissen om de verblijfstitel van de betrokkene niet meer te verlengen of zelfs in te trekken (artikel 61/2, § 3, artikel 61/3, § 3, artikel 61/4, § 2). Tegen een beslissing van weigering van verlenging of intrekking van de verblijfstitels is een beroep tot nietigverklaring mogelijk voor de Raad van Vreemdelingenbetwistingen; de verzoeker kan tevens de schorsing van de administratieve akte vragen waarvan de nietigverklaring wordt gevraagd. Tegen het arrest van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen is een administratief cassatieberoep mogelijk voor de Raad van State.
VI. Multifunctionele cel De multifunctionele cel werd opgericht bij beslissing van de directeur-generaal en heeft als doel bureaus van de DVZ die kampen met achterstanden bij te staan of een specifiek project tot een goed einde te brengen. In de praktijk bestaat de opdracht van de multifunctionele cel vooral uit het helpen wegwerken van achterstanden en het minimaliseren van de behandelingstermijnen. Bij sommige bureaus gaat het om achterstanden die te voorzien zijn (zoals bij bureau studenten of bureau kort verblijf), bij andere bureaus zijn er achterstanden tengevolge van een stijging van het aantal aanvragen, een tekort aan personeel of andere redenen. Sommige bureaus op de DVZ kampen met achterstanden, zodat het aantal aanvragen voor de inzet van de cel groot is. De cel bestaat uit drie Nederlandstaligen (1 attaché en 2 administratief assistenten) en drie Franstaligen (1 attaché en 2 administratief assistenten). De multifunctionele cel ging van start op 20/12/2004. Haar eerste leven leidde ze tot juli 2007. Op 8/6/2009 werd beslist de multifunctionele cel opnieuw in het leven te roepen. De cel bestaat nog steeds in haar huidige vorm. In praktijk is het zo dat het merendeel van de bureaus die de cel ondersteunt, valt onder de directie Toegang en Verblijf. In 2009 en 2010 stond de multifunctionele cel volgende bureaus bij : naturalisaties, kort verblijf, opsporingen, studenten, lang verblijf, Dublin, gezinshereniging en asiel (administratie). In de meeste gevallen werd de cel opgesplitst (per taalrol of zelfs binnen dezelfde taalrol) volgens de noodwendigheden van de bureaus. 102
VII. Helpdesk VII.1. Algemene helpdesk De helpdesk is een telefoon- en mail/faxpool die als taak heeft particulieren, maatschappelijke organisaties en advocaten inlichtingen te bezorgen over de stand van zaken van dossiers en over de procedures die van toepassing zijn voor de visumaanvragen en de regularisatieaanvragen. In 2010 hebben de medewerkers van de Helpdesk 150.173 oproepen en 66.619 mails en faxberichten beantwoord. De gemiddelde wachttermijn voor een verbinding met een operator van de Helpdesk was 13 minuten 18. Sinds januari 2007 beschikt de Helpdesk over een praktisch oproepcentrum dat de gebruiker in staat stelt om de taal waarin hij zich wil uitdrukken te kiezen. Via het onthaalmenu kan hij ook zijn hoedanigheid en de procedure waarin hij geïnteresseerd is preciseren. Voor 2010 zijn de door de helpdesk geregistreerde oproepen als volgt verdeeld (zie onderstaande tabellen). Taal gebruikt door de gesprekspartners van de Helpdesk Frans Nederlands Engels Duits
63 % 27 % 9% 1% Cliënten van de Helpdesk
Particulieren Maatschappelijke organisaties Advocaten
81 % 11 % 8%
Types aanvragen Gezinshereniging Kort verblijf Regularisatie Algemene vraag Lang verblijf
25 % 16 % 37 % 10 % 12 %
103
VII.2. SMEDEM-helpdesk Op verzoek van mevrouw Annemie Turtelboom, Minister van Migratie- en asielbeleid, werd op 15 september 2008 een Helpdesk voor de economische migratie gecreëerd. Deze helpdesk moet informatie verschaffen over de economische migratie. Het gaat met name om de volgende taken : - Alle vragen inzake de stand van zaken van een visumaanvraag of een aanvraag voor verblijf van de personen die in aanmerking komen voor de economische migratie, en hun familieleden, beantwoorden. - Informatie verschaffen over de procedures die moeten worden gevolgd door een werkgever die een buitenlandse werknemer in dienst wil nemen of door een vreemdeling die een winstgevende activiteit wil uitoefenen in België. Het doelpubliek van deze dienst zijn de vreemdelingen die houder zijn van een project dat economisch gezien van belang is voor België. Het gaat bijvoorbeeld om vreemdelingen die op zakenreis gaan naar België, vreemdelingen die houder zijn van een arbeidskaart B, van een beroepskaart, onderzoekers en kaderleden, en hun familieleden. In 2010 heeft de SMEDEM-helpdesk 431 oproepen beantwoord en 139 mails behandeld.
104
HOOFDSTUK VI DE STRIJD TEGEN DE ILLEGALE IMMIGRATIE, DE MENSENHANDEL EN DE MENSENSMOKKEL
105
I. Controle op de toegang tot het grondgebied en controle op het illegaal verblijf I.1. Controle aan de Schengenbuitengrenzen I.1.1. Grensposten, nieuwe maatregelen en richtlijnen Als gevolg van de inwerkingtreding van de Schengenakkoorden op 26/03/1995 werden de volgende Schengen-buitengrensposten aangeduid : Luchtgrens Brussel-Nationaal Deurne Oostende Gosselies Bierset Wevelgem
Zeegrens Antwerpen Blankenberge Oostende Gent Nieuwpoort Zeebrugge
Landgrens HST-terminal Station Brussel-Zuid
In 2010 werden instructies met betrekking tot de volgende onderwerpen aan de verschillende grensposten gestuurd : -
Legesrechten visa; Collectief transitvisum; Recht op vrij verkeer art. 96. Verblijfstitel afgegeven door een ander land van de EU; Opmerkingen aanbrengen Schengenstempels; Controle Marokkaanse onderdanen reizend met een Spaans Schengenvisum; Instructies minderjarigen, werkwijze REP-NBMV; Organisatie terugkeer; Instructies overschrijden van de toegestane verblijfsduur; Instructies : procedure herstellingen en opmerkingen Schengenstempels; Alarm valse Belgische en Franse visa; Instructies betreffende de nieuwe Visa Code; Instructies betreffende overtochten met bussen firma TEF; Opstellen art. 74/4 en STVZ formulieren; Uitzonderlijke afgifte visum c 15 dagen zeelieden (overmacht vulkaanuitbarsting); Verblijfsduur visa zeelieden; Instructies transit EU-onderdanen; Instructies statistieken 2010.
106
I.1.2. Controle van de grensposten I.1.2.1. Schengenevaluatie De Schengenevaluatie is de controle van exacte uitvoering van de uitvoeringsovereenkomst van Schengen. De uitvoering van de Schengengrenscode wordt door de Schengenlidstaten gecontroleerd door de Schengenevaluatiecommissie. Op het moment dat een voorgestelde maatregel onderdeel uitmaakt van de Schengengrenscode, zal handhaving van deze maatregel worden gecontroleerd door de Schengenevaluatie. De Schengenevaluatie wordt uitgevoerd door deskundigen van de Schengenlidstaten en een afgevaardigde van de Commissie en een afgevaardigde van de Raad. Deskundigen van de lidstaten hebben in 2009 België aan een Schengenevaluatie onderworpen. Het rapport van deze evaluatie kreeg de DVZ in 2010. Waar nodig werd er bijgestuurd. Dit leidde tot een verstrenging van de afgifte van visa aan de grens voor de zeemannen. Tevens benadrukte de Commissie dat de administratieve geldboetes aan de vervoerders niet in overeenstemming zijn met de EG/2001/51. Een ontwerp tot wijziging van de wet werd voorgelegd. I.1.2.2. Commissie Buitengrenzen De algemene doelstelling van de Commissie Buitengrenzen is het toezien op de naleving en toepassing van de Schengenvoorschriften inzake grenscontroles aan de Belgische buitengrenzen en daarover adviezen verlenen aan de Minister. De Commissie is samengesteld uit vertegenwoordigers van DVZ, de Federale Politie, Douane, FOD Mobiliteit en afgevaardigden van het Vlaams en het Waals Gewest. Het voorzitterschap wordt waargenomen door de adviseur-generaal bevoegd voor de Directie Controle Binnenland en Grenzen, aangeduid door de Minister van Binnenlandse zaken. I.1.2.3. Inspectie grensposten In 2010 werden op geregelde tijdstippen controlebezoeken aan de grensposten uitgevoerd. De aandacht ging tijdens deze bezoeken steeds uit naar het naleven van de Europese en Belgische wetgeving, op vlak van de beveiliging van de grenspost, de uitrusting van de controlepost in de eerste en de tweede lijn, alsook de organisatie en de werking van de controles zelf. In totaal werden in 2010 33 controlebezoeken uitgevoerd terwijl er in 2009 30 controlebezoeken werden uitgevoerd. Met het oog op het verbeteren van de informatiedoorstroming en het optimaliseren van de samenwerking tussen de Dienst Grensinspectie bij de DVZ en de grenscontroleurs van de Federale Politie op het terrein, werd van deze gelegenheid eveneens gebruik gemaakt om meer persoonlijke contacten te leggen. Het persoonlijk contact en de regelmatige bezoeken zullen ook in de toekomst nog meer aandacht krijgen.
107
I.1.2.4. Grenscontrole met het Verenigd Koninkrijk België telt slechts één landgrens : de Eurostar terminal waar passagiers inchecken om naar het Verenigd Koninkrijk te reizen. In Brussel-Zuid bevindt zich, na de uitreiscontrole door de Federale Politie, meteen de inreiscontrole voor het Verenigd Koninkrijk. Deze wordt uitgevoerd door Britse ambtenaren van UKBA (United Kingdom Border Agency). Sinds 2003 voert de Belgische Federale Politie enkel de Schengengrenscontrole uit van de treinen die extra-Schengen rijden met het Verenigd Koninkrijk als bestemming. De aankomende Eurostartrein worden niet langer gecontroleerd door de Belgische politiediensten. Bij hun vertrek uit het Verenigd Koninkrijk worden de passagiers gecontroleerd door de Franse politie, die de Schengenbinnenkomstcontrole doorvoert. De controlefunctie die de UKBA-agenten uitoefenen op de uitreis van de passagiers in het Brusselse Eurostarstation is vergelijkbaar met de grenscontroles die de Franse grenscontrole overheden uitoefenen op de passagiers die met de Eurostartreinen het Verenigd Koninkrijk verlaten. De passagiers die met de Eurostartreinen slechts tot Lille reizen (= Intra-Schengen), kan de UKBA in Brussel-Zuid echter niet controleren. I.1.2.5. Overeenkomst : “Memorandum Of Understanding” MOU Akkoorden met de vervoerders (MOU) In toepassing van artikel 74/4bis van de wet van 15 december 1980 kunnen vervoerders met de Minister een protocolakkoord (MOU) afsluiten. De voorwaarden voor het afsluiten van deze akkoorden zijn identiek voor alle vervoerders. De overheid hanteert het gelijkheidsbeginsel. Overzicht van de laatste jaren
Aantal nieuwe akkoorden
2003 9
2004 3
2005 7
2006 1
2007 1
2008 4
2009 2
2010 3
Het totaal aantal vervoerders dat eind 2010 over een akkoord beschikte, bedraagt 46. 1 protocolakkoord werd opgezegd omdat de vervoerder failliet verklaard werd. I.1.2.6. Preventieve maatregelen 1) Website Iedere vervoerder en grenscontrolepost werd op de hoogte gebracht van het feit dat er een website bestaat op het adres www.dofi.fgov.be, waar men kan nagaan welke de erkende reisdocumenten en voorwaarden zijn om het Schengengrondgebied te betreden. De informatie op deze website is bepalend voor het opleggen van de administratieve geldboetes aan de vervoerders. Deze website is operationeel sedert 01/01/2000. Bijwerkingen gebeuren op basis van wijzigingen met betrekking tot visumvereisten en binnenkomstvoorwaarden, toegezonden door het secretariaat van de Europese Raad. Om accurate informatieverstrekking te garanderen wordt de website gemiddeld wekelijks bijgewerkt. De lay-out van de website wordt momenteel geüpdatet.
108
2) Overlegvergaderingen met vervoerders In het kader van overlegvergaderingen met de vervoerders, wordt sinds 2005 een forum georganiseerd tussen de DVZ, Brussels Airlines en de Federale Politie aangaande de problematiek van INADmissible passagiers, het INAD-forum. Het laatste forum dateert van oktober 2010, onder het voorzitterschap van Brussels Airlines. Dit forum werd tevens opgevolgd door Passport-day waarbij alle actoren workshops hebben voorgezeten voor de personen uit de verschillende outstations. Overlegvergaderingen rond de verplichtingen van de vervoerders en een mogelijk protocolakkoord In het totaal werden 8 vervoersmaatschappijen, in de loop van het jaar, eenmaal of meerdere malen bij de Grensinspectiedienst ontvangen. De vergaderingen werden ofwel georganiseerd op vraag van de maatschappijen zelf, ofwel op initiatief van de DVZ. 3) Verplichtingen van de vervoerders met betrekking tot de toegang tot het grondgebied van vreemdelingen Administratieve boetes In uitvoering van artikel 74/4 bis, ingevoerd bij de Wet van 08/03/1995 tot wijziging van het artikel 74/2 en tot invoeging van een nieuw artikel 74/4 bis in de Wet van 15/12/1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, kunnen administratieve boetes opgelegd worden aan de vervoerders wanneer zij passagiers naar of door België vervoeren die niet over de nodige documenten voor binnenkomst in het Schengengebied of voor het land van bestemming beschikken (zie ook punt MOU). Vervoerders die na het afsluiten van het boekjaar nog open rekeningen hebben met betrekking tot onbetaalde boetes worden op de Dienst Grensinspectie uitgenodigd om hen op hun verplichtingen te wijzen, de redenen voor het uitblijven van de betalingen te achterhalen en eventueel een afbetalingsplan af te spreken. De DVZ kan het MOU dat met een vervoerder werd afgesloten o.m. opzeggen wanneer deze vervoerder de boetes niet binnen de voorziene termijn betaalt. Overzicht van de opgelegde administratieve boetes
2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Maatschappijen Maatschappijen Totaal Maatschappijen Maatschappijen Totaal met zonder met zonder bedrag in aantal protocolakkoord protocolakkoord boetes protocolakkoord protocolakkoord euro Bedrag in euro Bedrag in euro Aantal boetes Aantal boetes 484 170 654 674.750 738.750 1.413.500 378 59 437 389.000 285.000 674.000 418 47 465 437.750 210.000 647.750 457 75 532 502.750 318.750 821.500 478 125 603 490.000 547.500 1.037.500 385 97 482 385.500 472.500 858.000 314 82 396 312.750 326.250 639.000 321 49 370* 309.500 198.750 508.250
109
Toelichting * Het totaal aantal vermelde administratieve boetes is het aantal administratieve boetes na aftrek van de geannuleerde administratieve boetes. Er werden 121 administratieve boetes geannuleerd. De administratieve boetes werden om verschillende redenen geannuleerd, nl. 1. Volgens artikel 74/4 bis § 2 van de wet van 15 december 1980 : toekenning vluchtelingenstatus + toekenning subsidiaire bescherming : 66 administratieve boetes (40 administratieve boetes = vluchtelingenstatus + 26 administratieve boetes = toekenning subsidiaire bescherming); 2. Het aanbrengen van kopie / scan van het paspoort / ticket – genomen bij inscheping door de luchtvaartmaatschappij : 22 administratieve boetes; 3. De overige werden geannuleerd na toevoeging van nieuwe elementen aan het dossier. Het aantal opgelegde boetes daalt maar ook het aantal passagiers op Zaventem is met 6,4 % (jaarcijfers Brussels Airport Company) gedaald wegens de economische crisis. Dat de boetes eveneens gedaald zijn, is mede te verklaren door een verbeterde controle door de luchtvaartmaatschappijen en de aangepaste vormingscursussen gegeven door DVZ en de Federale Politie. Een andere reden is dat steeds meer lidstaten zich aansluiten bij Schengen waardoor er geen grenscontrole meer plaats vindt voor deze staten. DVZ gaf vormingscursussen aan luchtvaartmaatschappijen, meestal in samenwerking met de Federale politie, in Algerije, Ethiopië, Marokko en Turkije. Het doel van deze vormingscursussen is om de illegale immigratie in te perken en de inbreuken van de luchtvaartmaatschappijen te doen dalen. Verblijfskosten Het forfaitaire aangerekende bedrag van de verblijfskosten wordt jaarlijks bij koninklijk besluit bepaald. Voor 2010 werd de dagprijs op 43,20 euro gebracht (40,80 euro in 2007, 42,00 euro in 2008, 43,10 euro in 2009). 2005 2006 Bedrag in euro 131.069,77 129.913,93
2007 61.226,59
2008 81.860
2009 2010 153.714,80 60.447,91
Het bedrag van de verblijfskosten daalde enerzijds wegens daling van de opgelegde boetes en anderzijds ten gevolge van een algemeen kortere duur van vasthouding. Toelichting Qua betalingen is er quasi geen verschil tussen vervoerders met MOU en zonder. De betalingen verlopen momenteel vrij vlot. Echte wanbetalers met MOU lopen immers het risico het MOU te verliezen en wanbetalers zonder MOU verkijken hun kans om een MOUakkoord af te sluiten. 4) Conferentie met luchtvaartmaatschappijen Eind 2010 organiseerde de DVZ een tweedaagse conferentie in Brussel voor luchtvaartmaatschappijen met als onderwerp : “Developing preventive strategies towards undocumented persons”. Het doel was de luchtvaartmaatschappijen te sensibiliseren en te informeren over (valse) documenten en grenscontrole, over repatriëringen en over alleenreizende minderjarigen. Via sensibilisering streeft de DVZ naar een lagere aanvoer van
110
inadmissibles, een hogere slaagkans van geëscorteerde repatriëringen en een lagere toevoer van alleenstaande minderjarigen. De conferentie werd positief geëvalueerd. I.1.3. Individuele controle toegang I.1.3.1. Algemene binnenkomstvoorwaarden De grenscontrole gebeurt met toepassing van de artikelen 2 en 3 van de Wet van 15/12/1980 en artikel 42 van het KB van 08/10/1981. Na controle door de met de grenscontrole belaste agent van de Federale Politie wordt een verslag opgemaakt. Dit verslag wordt naar de Dienst Grensinspectie gestuurd. Wanneer de vreemdeling bij aankomst niet aan de vereiste binnenkomstvoorwaarden voldoet, wordt een beslissing met betrekking tot de toegang tot het grondgebied genomen. Deze beslissing is ofwel een terugdrijving, met eventuele vasthouding als de terugdrijving niet dadelijk kan doorgaan, of toegang verlenen tot het grondgebied mits, zo nodig, de afgifte van een visum. De binnenkomstvoorwaarden gelden voor het gehele Schengengebied aangezien de controle verlegd werd naar de buitengrenzen van dit gebied. I.1.3.2. Algemeen overzicht van de aan de grens genomen beslissingen en behandelde situaties
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
1 2 Terugdrijvingen AsielINADs aanvragen 1.662 421 1.187 453 1.365 331 1.112 338 1.161 365 1.383 362 1.863 471
3 Visa zeelieden 12.132 13.817 15.702 17.800 22.752 21.588 21.474
4 IOM 11.167 6.298 6.137 4.626 5.343 7.785 6.357
5 6 Transitaanvragen NBMV 3e land 1.709 42 1.683 47 1.551 49 1.219 50 1.233 35 1.095 23 1.027 22
I.1.3.3. Detailoverzicht bij algemeen overzicht 1) Beslissingen tot terugdrijving Dit betekent de weigering van toegang tot het grondgebied omdat er niet aan de binnenkomstvoorwaarden om tot het Schengengrondgebied toegelaten te worden wordt voldaan. Niet-toelaatbare vreemdelingen (INAD) : effectieve terugdrijvingen Algemeen overzicht
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Luchtgrens 1.261 1.059 1.249 1.022 1.070 1.322 1.773
Zeegrens 150 128 116 90 91 61 90
Landsgrens 251 * 0* 0* 0* 0* 0* 0*
Totaal 1.662 1.187 1.365 1.112 1.161 1.383 1.863 111
* = controle aan de landsgrens Eurostar te Brussel Zuid stopgezet op 1 april 2004. De Schengencontrole voor toegang tot het Schengengrondgebied wordt uitgevoerd door de Fransen bij vertrek in het UK. Evolutie Stijging in het aantal terugdrijvingen 2010 ten aanzien van het voorgaande jaar 2009. De stijging werd zowel vastgesteld aan de luchtgrenzen als aan de zeegrenzen. De stijging heeft geen verband met de gevallen waarvoor een boete wordt opgelegd (het niet beschikken over de nodige binnenkomstdocumenten en het gebruik van valse documenten) maar is eerder het gevolg van de toename van het aantal personen dat zich aan de grens aanbiedt en niet aan de overige binnenkomstvoorwaarden (zoals onder meer geldige reisdocumenten, geldige visa of verblijfsvergunning, voldoende bestaansmiddelen verblijf en verblijfsomstandigheden staven, niet SIS gesignaleerd zijn, geen bedreiging vormen voor de openbare orde), voldoet. Overzicht terugdrijvingen per grenspost Luchtgrens Zeegrens Brussel-Nationaal 1.537 Antwerpen Gosselies 209 Gent Bierset 25 Zeebrugge } Deurne 1 Blankenberge } Oostende } Oostende 1 Nieuwpoort }
Landgrens 65 HST-terminal Brussel Zuid 7
Totaal 1.863
90
1.773
0*
10 8 0
Opmerking In totaal werden voor al de grensposten samen 1.863 terugdrijvingen uitgevoerd. Op Brussel-Nationaal werden 130 beslissingen tot terugdrijving op basis van nieuwe elementen herzien en resulteerden in toelating tot het grondgebied. De meest vertegenwoordigde nationaliteiten bij de terugdrijvingen Aan alle grensposten samen Op de luchthaven van Brussel-Nationaal - Marokko; - Congo Democratische Republiek; - Congo Democratische Republiek; - Turkije; - Turkije; - China; - China; - Irak; - Irak; - Servië; - Servië; - Macedonië; - Macedonië; - Angola; - Guinee; - Guinee; - Angola; - Marokko; - Senegal. - Ivoorkust. De meest voorkomende motieven op de luchthaven van Brussel Nationaal, in volgorde van belang voor de terugdrijving van deze nationaliteiten, waren : - Onduidelijk reismotief; - Geen of geen geldig document; - Geen of geen geldig visum; 112
- Onvoldoende bestaansmiddelen; - SIS-seining; - Valse of vervalste documenten. 2) Asielaanvragen aan de grens Vreemdelingen die niet over de nodige binnenkomstdocumenten beschikken en een asielaanvraag indienen, moeten dit bij de met de grenscontrole belaste agenten doen en worden in afwachting van een beslissing over hun aanvraag in een aan de grens gelegen centrum vastgehouden. Sinds 01.10.2009 worden de asielaanvragen aan de grens behandeld door de dienst Grenscontrole. De asielprocedure bij DVZ (volgens art 51/5 van de wet) wordt hier behandeld : -
Inschrijving; Verhoren; Dossiers overmaken aan het CGVS; Meervoudige aanvragen; Overname/terugnameverzoek “Dublin”; Niet-begeleide minderjarigen.
Asielaanvragen ad grens
25 quater
Beslissingen CGVS (opsplitsing hierna)
Pogingen tot verwijderingen (/incl. escortes)
Verwijderingen (/incl. escortes)
13 quater
BGV / Vrijstellingen
Ontsnap -pingen
471
96
312
415(/43)
226(/35)
34
74
6
Weigering van de vluchtelingenstatus en weigering van de subsidiaire beschermingsstatus 168
Toekenning subsidiaire beschermingsstatus
Erkenning van de vluchtelingenstatus
40
104
Geen uitsluitingen en geen intrekkingen. Vergelijking met vorige jaren : -
-
2003 : 562 asielaanvragen; 2004 : 421 asielaanvragen; 2005 : 453 asielaanvragen; 2006 : 331 asielaanvragen; 2007 : 338 asielaanvragen; 2008 : 365 asielaanvragen; 2009 : 362 asielaanvragen; 2010 : 471 asielaanvragen. Wat de overnames betreft, impliceert dit dat er 96 bijlage 25 quaters (beslissing tot weigering van binnenkomst met terugdrijving of terugleiding tot aan de grens) / bijlage 10 bis (Dublin Doorlaatbewijs) werden afgeleverd. De meeste overnames werden gevraagd aan Frankrijk …; Wat 2e asielaanvragen betreft : dit resulteerde in 34 bijlage 13 quaters (weigering in overwegingname);
113
-
-
Qua verwijderingen van uitgeprocedeerde asielzoekers, werden 415 pogingen ondernomen tot verwijdering (43 inclusief onder begeleiding) en zijn effectief 226 personen verwijderd (35 inclusief onder begeleiding); De ontsnappingen gebeurden allen in de woonunits; Wat de asielaanvragen betreft : deze zijn inclusief meervoudige asielaanvragen, maar zonder begeleide minderjarigen; BGV / Vrijstellingen : Aflevering van een BGV aan de asielverzoekers aan de grens kan als gevolg van : - Vrijstelling door de Raad voor Vreemdelingenbewistingen; - Medische redenen; - Einde vasthoudingstermijn werd bereikt; - Op vraag van het CGVS omdat er geen beslissing kan genomen worden binnen de termijn van de vasthouding. De afgifte van dit BGV belet echter niet de verdere afhandeling van de asielaanvraag in het binnenland en is dus ook niet uitvoerbaar op dat moment.
Top 5 nationaliteiten asielaanvragen aan de grens Nationaliteiten Irak Kongo Democratische Republiek Palestina Turkije Afghanistan
Aantal asielaanvragen aan de grens 92 77 34 28 28
3) Beslissingen tot het verlenen van toegang tot het grondgebied - 22.029 visastickers werden aan de grenzen afgeleverd door de dienst grenscontrole. Dit zijn zowel doorreisvisa, visa voor kort verblijf als collectieve visa; 21.474 werden aan de grens afgeleverd aan transiterende zeelieden; Er werden slechts 209 collectieve visa meer afgeleverd. De sterke daling ten opzichte van 2009 (van 994 naar 209) is te verklaren door de wijziging in de reglementering die geen collectieve visa meer toelaat sinds 5 april 2010 (= inwerkingtreding van de Visumcode / EG/810/2009). 4) Transitfaciliteiten voor IOM-passagiers In 2010 transiteerden 6.357 personen via de nationale luchthaven Brussel, terwijl dit er voor 2009 nog 7.785 waren. Het gaat hier om een akkoord tussen de DVZ en het IOM, waarbij DVZ faciliteiten verleent aan de vreemdelingen die vanuit derde landen via Brussel-Nationaal Luchthaven (BNL) naar een ander Europees land, Canada, Australië of de U.S.A. reizen en die niet over het nodige luchthaventransitvisum beschikken.
2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Aantal transiterende personen via BNL 6.466 11.167 6.298 6.137 4.626 5.343 7.785 6.357
114
5) Toestemming voor “Transits DEPU’s” derde landen DEPU’s (deportees unaccompanied) zijn personen die om diverse redenen door de overheden van een derde land naar hun land van oorsprong worden gerepatrieerd. Als deze personen tijdens de vlucht begeleid worden door bevoegd personeel worden ze DEPA’s (deportees accompanied) genoemd. Indien de repatriëring dient te gebeuren met een transit door de luchthaven BrusselNationaal, moet hiervoor een speciale procedure gevolgd worden : wanneer een bepaald land een persoon naar zijn land van oorsprong wenst te repatriëren vanuit een derde land via een transitland, moet het volgens EU-richtlijn 2003/110/EG, een schriftelijke aanvraag voor transit richten aan het transitland. Deze EU-richtlijn werd op 20/11/2008 omgezet naar de wet betreffende de ondersteuning bij doorgeleiding in het raam van maatregelen tot verwijdering door de lucht. In uitvoering van het advies van de Commissie Vermeersch informeert de Federale Politie de transiterende escorteurs over de toegelaten dwangmiddelen in België. Voor België is het de Dienst Grensinspectie die deze aanvragen, die uit verschillende landen afkomstig zijn, behandelt en de toestemming tot transit verleent. Om het aantal weigeringen te beperken en de vlotte werking met de derde landen verder te zetten, wordt er een reservatielijst aangelegd. Als een dag volzet is, met name 5 personen per dag, worden de meeste derde landen hiervan op de hoogte gesteld via e-mail.
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Aantal aanvragen Weigeringen Effectief transits / aantal Tussentijd / getransiteerde personen* Quota personen 1.709 / 1.858 Geen cijfers beschikbaar 895 1.683 / 1.827 341 809 1.551 / 1.478 262 660 1.219 / 1.269 145 612 1.233 / 1.395 149 746 1.095 / 1.215 93 659 1.027 / 1.235 97 742
Geannuleerde transits 963 677 791 691 623 547 486
*Een aanvraag kan meerdere personen omvatten. Top 5 der landen die een transit aanvragen Landen Canada Duitsland Noorwegen Verenigd Koninkrijk Verenigde Staten van Amerika
Aantal aanvragen 229 183 167 152 88
6) Niet-begeleide minderjarige vreemdelingen (NMBV’s) a) NBMV De wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde categorieën van vreemdelingen werd gepubliceerd en is in voege getreden op 7 mei 2007, artikels 36 tot en met 42 hebben betrekking op NBMV’s. Dit betekent dat de NBMV die door de Voogdijdienst als NBMV wordt geïdentificeerd of voor wie geen twijfel omtrent zijn minderjarigheid bestaat, voortaan niet meer wordt vastgehouden in een gesloten centrum. 115
Men moet evenwel twee situaties onderscheiden : 1. Er bestaat geen enkele twijfel over de minderjarigheid - Indien de persoon niet voldoet aan de binnenkomstvoorwaarden, moet er een fiche naar de voogdijdienst gestuurd worden, waarmee aan de voogd de beslissing tot terugdrijving (TD) (ie. bijlage 11) wordt betekend. - De NBMV moet binnen de 24 uur naar één van de centra voor oriëntatie en observatie (OOC) gebracht worden. - Dit centrum wordt gelijkgesteld met een aan de grens gelegen centrum en de DVZ heeft 15 dagen de tijd, eventueel verlengd met 5 dagen (gemotiveerd), om een duurzame oplossing te vinden en eventueel de terugdrijving te organiseren en te laten uitvoeren. - Na deze periode wordt de toegang tot het grondgebied verleend en moet de GID een nieuwe beslissing nemen (beslissing tot terugleiding – bijlage 38) die aan de voogd betekend wordt. - Het OOC moet de DVZ inlichten over elke verdwijning. 2. Er bestaat twijfel over de opgegeven leeftijd - In de fiche die naar de Voogdijdienst gestuurd wordt, wordt twijfel geuit over de leeftijd en aan de Voogdijdienst wordt gevraagd om een onderzoek naar de leeftijd in te stellen. - De bijlage 11 en de beslissing tot vasthouding in een aan de grens gelegen gesloten centrum (art 74/5) worden aan de voogd betekend. - De Voogdijdienst beschikt over 3 werkdagen, eventueel verlengd met 3 werkdagen (gemotiveerde verlenging), om de leeftijd te bepalen en dit aan de NBMV en DVZ te betekenen. In een meerderheid van deze gevallen bleek deze termijn voor de Voogdijdienst echter te kort te zijn en werd de termijn overschreden. Indien betrokkene meerderjarig blijkt te zijn, blijft hij vastgehouden in het gesloten centrum. Indien betrokkene minderjarig blijkt te zijn, moet de NBMV binnen de 24 uur na de beslissing van de Voogdijdienst naar een OOC overgebracht worden, waarbij dan dezelfde regeling telt zoals in supra vermeld.
Verklaarde NBMV’s 2008 2009 2010
46 33 37
Na leeftijdsbepaling NBMV’s 35 (76,10 %) 22 (66,66 %) 22 (59,45 %)
TD* met OOC garant. Steenopvang okkerzeel 23 2 20 9 4 18 7 6 17
Asielaanvragen
* TD = terugdrijving In 2010 verklaarden 37 vreemdelingen aan de grens dat zij jonger dan 18 jaar waren. Bij 23 van deze vreemdelingen werden er twijfels geuit m.b.t. hun leeftijd hetgeen leidde tot een leeftijdsonderzoek door de Voogdijdienst. 15 aan de grens, die verklaarden minderjarig te zijn, bleken na medisch onderzoek meerderjarig (18 of ouder) te zijn, waardoor slechts 22 onder hen werden beschouwd als niet-begeleide minderjarigen aan de grens (allen aangekomen op luchthaven BrusselNationaal). (7 van deze niet-begeleide minderjarigen vroegen asiel aan, nadat hen de toegang tot het land werd geweigerd.)
116
Onderverdeling per leeftijdscategorie na resultaten van de leeftijdsbepaling die resulteerde in minderjarigheid 0 < 16 jaar 16 – 17 jaar 18 jaar > 18 jaar * Leeftijdsbepaling niet kunnen uitvoeren Totaal
0 1 6 0 1 8
* Resultaat onderzoek is 18 jaar met een deviatie – wordt beschouwd als minderjarig Onderverdeling per leeftijdscategorie zonder twijfel (zonder leeftijdsbepaling)* < 12 jaar 12 – 14 jaar 14 - 16 jaar 16 – 18 jaar Totaal
2 2 1 9 14
* Opgegeven leeftijd (indien valse of no docs) maar er wordt geen twijfel minderjarigheid geuit. In 2010 verklaarden 37 vreemdelingen dat zij jonger dan 18 jaar waren. 15 aan de grens, die verklaarden minderjarig te zijn, bleken na medisch onderzoek meerderjarig (18 of ouder) te zijn. 22 onder hen werden beschouwd als niet-begeleide minderjarigen aan de grens (allen aangekomen op luchthaven Brussel-Nationaal). (7 van deze niet-begeleide minderjarigen vroegen asiel aan, nadat hen de toegang tot het land werd geweigerd.) De meest voorkomende nationaliteiten onder de 22 NBMV's, zijn respectievelijk : Guinee : 4; Senegal : 3; Turkije : 3; Angola : 4. In vergelijking met 2009 is het aantal vreemdelingen dat zich aan de grens minderjarig verklaarde licht gestegen, namelijk 37 in 2010 tegenover 33 in 2009. Het percentage van vreemdelingen die aan de grens verklaren minderjarig te zijn en die op basis van het resultaat van de leeftijdsbepaling minderjarig bleken te zijn, is globaal genomen met 7 % gedaald ten opzichte van 2009. b) Samenwerking met de Voogdijdienst Leeftijdsbepaling Telkens de DVZ twijfels uitte omtrent de leeftijd van de betrokken NBMV, heeft een dergelijk medisch onderzoek effectief plaatsgevonden, ofwel op verzoek van de DVZ, ofwel op initiatief van de Voogdijdienst.
117
In 23 dossiers werd een medisch onderzoek uitgevoerd: dit leidde 15 keer tot een resultaat leeftijdsbepaling waarbij de betrokkene 18 of ouder was, in 8 gevallen was de betrokkene jonger dan 18 jaar. Het resultaat wordt gemiddeld na 4,3 dagen bekendgemaakt. Bepalen van de duurzame oplossing Plaatsing : Na de toepassing van de Wet betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen van 12 januari 2007 werden 22 niet-begeleide minderjarige vreemdelingen geplaatst op laste van de Voogdijdienst. Terugdrijving met gezinshereniging in het land van herkomst : 6 van de 22 NBMV’s werden teruggedreven naar het land van herkomst. In dit geval was de familie teruggevonden. De familie werd ingelicht over de terugkeer van de betrokkene, teneinde te verzekeren dat de minderjarige zou worden opgevangen. Aan de Belgische ambassades ter plaatse werd gevraagd na te gaan of de opvang verzekerd was. Er werd geen enkel probleem gesignaleerd. 1 minderjarige werd onder begeleiding teruggestuurd wegens zijn zeer jonge leeftijd (12 jaar). Alle anderen waren tussen de 17 en de 18 jaar. Dit gebeurde in samenspraak met de voogd. Families met minderjarige kinderen Sinds 01.10.2009 heeft de Staatssecretaris van Asiel en Migratie beslist families met minderjarige kinderen onder te brengen in woonunits voor zover er geen onmiddellijke terugdrijving mogelijk is. In de loop van 2010 werden 66 families weerhouden aan de grens. 22 INAD’s verklaarden na weigering van toegang tot het grondgebied zo vlug mogelijk te willen terugkeren, deden afstand van hun beroepsmogelijkheden en werden in afwachting van hun terugdrijving voor periode van maximaal 48 u vastgehouden in het INAD-centrum. 20 INAD’s werden effectief teruggedreven. 2 INAD’s werden alsnog toegelaten tot het Rijk. 44 families (17 INAD’s + 27 KPA’s) werden overgebracht naar een woonunit, respectievelijk in : Zulte Tubize Sint-Gillis-Waas
10 (2 INAD’s + 8 KPA’s) 27 (13 INAD’s + 14 KPA’s) 7 (2 INAD’s + 5 KPA’s)
Verder verloop na overbrenging : Vrijgelaten Verdwenen in woonunit Nog in asielprocedure Teruggedreven
20 12 1 11
118
I.2. Controle op het Belgisch grondgebied I.2.1. Samenwerking Dienst Vreemdelingenzaken met politiediensten en Sociale Inspectie I.2.1.1. Bureau C – Vreemdelingenzaken
illegalen
-
en
de
Permanentiedienst
van
de
Dienst
Indien de politiediensten in contact komen met een illegale persoon, dan is het in eerste instantie het Bureau C (en de Permanentiedienst na de kantooruren) dat gecontacteerd wordt om een administratieve beslissing te nemen. Het Bureau C staat ook in voor de administratieve ondersteuning van de politiediensten bij al dan niet aangekondigde controle acties of bij grootschalige manifestaties die veel vreemdelingen aantrekken (bv. internationale voetbalwedstrijden). Indien de politie of de Sociale Inspectie een controle willen uitvoeren, dan kan er een beroep worden gedaan op de Gerechtelijke Sectie, ter ondersteuning op het terrein en om voor een snellere afhandeling te zorgen. Op basis van het administratief verslag, dat door de politiedienst wordt opgesteld, zal het Bureau C (en de Permanentiedienst) aan de hand van het individueel dossier van de vreemdeling nagaan wat de verblijfssituatie is van de gecontroleerde vreemdeling. Het Bureau C (en de Permanentiedienst) zal de politie zo snel mogelijk instructies toesturen. Indien de vreemdeling legaal verblijft in België of indien er een schorsende procedure tegen een beslissing hangende is, zal de betrokkene zonder meer kunnen beschikken. Indien de vreemdeling illegaal verblijft, kan het Bureau C beslissen om de betrokkene : - Een bevel om het grondgebied te verlaten te betekenen; - Op te sluiten ter beschikking van de DVZ, met het oog op repatriëring of terugleiding naar de grens. Indien de vreemdeling georganiseerd worden.
over
reisdocumenten
beschikt,
kan
de
verwijdering
snel
Cijfergegevens : aantal administratieve aanhoudingen, beschikkingen, bevelen om het grondgebied te verlaten (BGV’s), beslissingen tot opsluiting.
Aantal Aantal administratieve beschikkingen aanhoudingen
Aantal BGV’s
Aantal opsluitingen Aantal opsluitingen zonder met documenten38 documenten 37
2000
29.276
2001
27.724
2002
30.025
2003
32.281
37
38
13.430 (46 %) 10.028 (36 %) 9.561 (32 %) 9.654
13.563 (46 %) 11.599 (42 %) 12.589 (42 %) 14.429
714 (2,5 %) 1.975 (7 %) 2.398 (8 %) 2.170
1.569 (5 %) 4.122 (15 %) 5.477 (18 %) 6.028
Deze opsluitingen betreffen vreemdelingen die op het moment van de administratieve aanhouding niet in het bezit zijn van een identiteitsdocument of van een reisdocument Deze opsluitingen betreffen vreemdelingen die op het moment van de administratieve aanhouding in het bezit zijn van een identiteitsdocument of reisdocument.
119
Aantal Aantal administratieve beschikkingen aanhoudingen
Aantal BGV’s
Aantal opsluitingen Aantal opsluitingen zonder met documenten38 documenten 37
(30 %) 9.676 (32 %) 9.475 (34 %) 10.729 (38.2 %)
(45 %) 14.370 (47 %) 12.091 (43 %) 11.048 (39.4 %)
(7 %) 1.756 (6 %) 1.759 (6 %) 1802 (6.4 %)
(19 %) 4.626 (15 %) 4.531 (16 %) 4.495 (16 %)
23.267
8.904 (38 %)
9.617 (41 %)
2.157 (9 %)
2.589 (11 %)
2008
24.452
8.382 (34 %)
11.716 (48 %)
2.298 (9 %)
2.056 (9 %)
2009
27.470
9.247 (34 %)
14.008 (51,5 %)
2.414 (9 %)
1.80139 (6,6 %)
2010
25.093
9.877 (40 %)
11.359 (46 %)
2.225 (9 %)
1.632 (6,5 %)
2004
30.428
2005
27.856
2006
28.074
2007
Opmerking : Indien de vreemdeling het voorwerp is van een verwijderings- of terugdrijvingsmaatregel waarvan de tenuitvoerlegging imminent is, en hij heeft nog geen vordering tot schorsing ingeleid, dan kan hij de schorsing van deze beslissing vorderen bij uiterst dringende noodzakelijkheid. De termijn waarbinnen deze vordering moet worden ingediend is sedert juli 2009 gewijzigd van 24 uur naar 5 dagen, zonder dat dit minder dan drie werkdagen mag bedragen, na de betekening van de beslissing. Vandaar dat men niet langer kan spreken van directe repatriëringen. Enkel de personen die zelf verklaren te willen vertrekken en niet de schorsende beroepstermijn te willen afwachten zullen sneller verwijderd worden. Cijfergegevens : top 5 aangetroffen nationaliteiten 2003 Roemenië (2.833) Afghanistan (2.670) Polen (2.419) Algerije (2.109) Marokko (2.061)
2004 Marokko (2.909) Algerije (2.601) Roemenië (2.448) India (2.427) Polen (1.737)
2005 Marokko (2.981) Roemenië (2.558) Algerije (2.552) India (2.025) Polen (1.571)
2006 Algerije (3.073) Roemenië (2.918) Marokko (2.810) India (2.170) Polen (1.499)
2007 Algerije (2.752) Marokko (2.425) Roemenië (1.959) India (1.889) Polen (1.959)
2008 Algerije (3.542) India (3.052) Marokko (2.780) Roemenië (1.494) Irak (1.158)
2009 Algerije (5.405) Marokko (3.831) India (2.194) Roemenië (1.989) Palestina (1.134)
2010 Algerije (5.969) Marokko (3.915) Roemenië (2.125) Palestina (1.140) India (1.003)
Opmerking : Deze cijfers geven enkel weer welke nationaliteiten door de bevoegde diensten werden aangetroffen en zijn dan ook afhankelijk van het milieu waarin de controles door de politiediensten werden uitgevoerd. Het betreft de door de vreemdeling verklaarde nationaliteit 39
Vanaf 2009 betreft het cijfer in de laatste kolom de beslissing tot opsluiting met het oog op repatriëring. Voor de voorgaande jaren worden telkens de effectieve repatriëringen weergegeven.
120
op het moment van de interceptie; deze komt niet steeds overeen met de echte nationaliteit. Tevens dient er ook rekening mee gehouden te worden dat bepaalde vreemdelingen herhaaldelijk worden gearresteerd, omdat deze moeilijk verwijderbaar zijn, of vanwege een gebrek aan plaatsen in de centra niet worden opgesloten. Dit is eveneens zo met de intercepties van illegalen die aan de kust worden aangetroffen en die door middel van containers en vrachtwagens op een zeer risicovolle wijze de overtocht trachten te maken. Oostende en Zeebrugge worden het meest met deze problematiek geconfronteerd. In 2010 zijn 1.602 illegalen aldaar aangetroffen. De meest voorkomende nationaliteit voor de haven van Zeebrugge is India met 311 intercepties en Algerije voor de haven van Oostende met 555 intercepties. Cijfergegevens : aantal arrestaties gebaseerd op openbare orde en zwartwerk
Openbare orde Zwartwerk
2003 7.088 (22 %) 2.846 (9 %)
2004 7.021 (23 %) 2.499 (8 %)
2005 6.187 (22 %) 2.470 (9 %)
2006 6.334 (22.5 %) 2.128 (5.6 %)
2007 4.946 (21 %) 1.921 (8 %)
2008 4.797 (19,62 %) 1.746 (7 %)
2009 2010 6.418 6.803 (24 %) (27 %) 1.626 1.593 (6 %) (6 %)
In totaal werden 6.803 arrestaties verricht in het kader van openbare orde, waarvan 890 vreemdelingen zijn opgesloten, hetzij 23 % van het totaal aantal opsluitingen. In het kader van zwartwerk werden 1.593 arrestaties verricht, waarvan 640 vreemdelingen zijn opgesloten, hetzij 16,5 % van het totale aantal opsluitingen. De repatriërings- en verblijfskosten in de centra wegens zwartwerk worden bij de betrokken werkgevers gerecupereerd, in toepassing van artikel 13 van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van vreemde werknemers. Derhalve wordt in eerste instantie de werkgever aangeschreven. Wanneer echter blijkt dat de werkgever na een herinnering nog steeds niet overgaat tot de effectieve betaling, wordt het dossier overgemaakt aan de FOD Financiën, meer bepaald aan de verschillende ontvangkantoren der domeinen en penale boeten. Deze laatste zal dan de eigenlijke invordering bij de werkgever doen. In 2010 werden 445 werkgevers voor de eerste maal aangeschreven met het oog op de betaling van bovenstaande kosten. 291 werkgevers hebben effectief betaald, t.o.v. 389 in 2009. Het totaal te recupereren bedrag, bedraagt 898.854,67 euro (de verschuldigde bedragen van de 445 werkgevers van 2010 + de nog openstaande dossiers van de vorige jaren), waarvan 159.548,76 euro effectief is terugbetaald. Ten slotte werden 173 dossiers, van werkgevers die niet hebben betaald, overgemaakt aan Financiën. Dit komt overeen met een bedrag van 197.748,46 euro. Er dient echter wel opgemerkt te worden dat het in de opgestarte dossiers van 2010 niet noodzakelijk gaat om repatriëringen uitgevoerd in 2010, aangezien de procedure tot terugvordering van repatriëringskosten vaak enige tijd in beslag neemt. I.2.1.2. De Gerechtelijke Sectie van de Dienst Vreemdelingenzaken Politiediensten en sociale inspectiediensten kunnen een beroep doen op de ondersteuning op het terrein van personeelsleden van de DVZ. Deze personeelsleden zijn gespecialiseerd in het herkennen van documenten en het bepalen van het al dan niet wettelijke verblijf van de vreemdelingen, zodat er geen onnodige tijd verloren gaat op het terrein en de meest geschikte beslissingen kunnen worden genomen. Het is de Gerechtelijke Sectie (GSJ) van de DVZ die deze taak uitvoert.
121
Aantal operaties waaraan werd deelgenomen
Vlaanderen Wallonië Brussel (19 gemeenten) Totaal
2003 175 88 141 404
2004 252 85 206 543
2005 286 92 183 561
2006 182 86 267 535
2007 249 97 184 530
2008 265 101 163 529
2009 279 122 166 567
2010 249 87 123 459
Gerechtelijke aanhouding
Totaal
128 73 81 51 50 69 56 25
2.360 2.555 2.664 2.118 1.660 1.926 1.787 1.068
Operationele resultaten
2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Bevel grondgebied Vasthouding in te verlaten gesloten centrum ter identificatie (zonder documenten) 687 429 947 537 915 615 640 506 662 536 881 690 887 598 555 350
Vasthouding in gesloten centrum met documenten
1.116 998 1.053 921 412 286 246 138
Operatiekader - 301 acties handhaving sociale wetgeving (dit zijn gezamenlijke acties met deelname GSJ en minstens 1 andere sociale inspectiedienst (= - 98 in vergelijking met 2009); - 158 politionele en gerechtelijke acties (= - 10 in vergelijking met 2009). Sectoren / motieven van optreden (telkens top 3 in dalende volgorde)
Handhaving sociale wetgeving Politionele acties
2006 - Bouw - Horeca - Nachtwinkels
2007 - Horeca - Bouw - Kleinhandel
2008 - Horeca - Tuinbouw - Bouw
2009 - Horeca - Bouw - Tuinbouw
2010 - Horeca - Bouw - Tuinbouw
- Wegcontrole - Huisjesmelkerij - Bedelarij
- Wegcontrole - Huisjesmelkerij - Openbaar vervoer
- Wegcontrole - Huisjesmelkerij - Openbaar vervoer
- Wegcontrole - Openbaar vervoer - Huisjesmelkerij
- Wegcontrole - Overlast - Openbaar vervoer
Nationaliteiten Top 5 in dalende volgorde van de nationaliteiten die werden aangetroffen bij controles en die niet in regel waren qua verblijf en/of sociale wetgeving.
122
Plaats 1 Plaats 2 Plaats 3 Plaats 4 Plaats 5
2006 Roemenen Polen Marokkanen Bulgaren Indiërs
2007 Marokkanen Indiërs Bulgaren Polen Brazilianen
2008 Marokkanen Algerijnen Indiërs Brazilianen Bulgaren
2009 Marokkanen Algerijnen Indiërs Brazilianen Bulgaren
2010 Marokkanen Algerijnen Roemenen Chinezen Brazilianen
Duiding Qua aantal operaties is er een zeer duidelijke daling ten opzichte van 2009 : van 567 naar 459. Dit fenomeen deed zich voor in alle drie de landsdelen. Voor een deel wordt dit gegeven veroorzaakt door de steeds krimpende personeelsformatie van de Gerechtelijke Sectie waardoor een aantal aanvragen tot bijstand van externe partners niet kon gehonoreerd worden. Een geringer aantal deelnames aan acties leidt ook tot een kleiner aantal resultaten voor wat betreft de genomen beslissingen t.a.v. de geïntercepteerde illegalen. Bovendien werden de gevolgen van de politieke beslissing tot regularisatie (genomen medio 2009) pas echt goed voelbaar in 2010. Illegale maar potentieel regulariseerbare, op het grondgebied verblijvende vreemdelingen kwamen niet meer in aanmerking voor repatriëring. In de top 5 van de meest aangetroffen nationaliteiten bij controleacties die niet in regel waren qua verblijf en/of sociale wetgeving is er een opvallende nieuwkomer : China. Het grootste deel van de illegaal aangetroffen Chinezen betrof zwartwerkers in restaurants. Heel wat Marokkaanse en Algerijnse onderdanen worden aangetroffen. De capaciteit van de gesloten centra om deze nationaliteiten op te nemen is echter beperkt tot ongeveer 20%. Algerijnse onderdanen zijn bovendien zeer moeilijk te repatriëren. Wat betreft de Brazilianen aangetroffen bij controleacties : deze zijn praktisch allen zwartwerkers in de bouw met dikwijls vervalste Portugese en/of Belgische documenten. Tot slot de Roemenen : deze werden meestal geïntercepteerd bij anti-overlast acties en operaties gericht tegen de tewerkstelling van illegalen (sociaal handhavingsrecht).
123
I.2.2. Controles op adres Naast de spontane en georganiseerde controles uitgaande van de politie, stelt het Bureau C ook zelf de vraag aan de politiediensten om controles op adres uit te voeren. Wanneer blijkt dat vreemdelingen geen gevolg hebben gegeven aan een hun betekend bevel en zij alsnog in het Rijk verblijven, wordt een schrijven gericht aan de bevoegde politiedienst, via de burgemeester, om een controle op adres uit te voeren met het oog op een eventuele verwijdering. Voor het jaar 2010 zijn 1.405 dossiers behandeld. 557 dossiers, hetzij 40%, zijn effectief afgesloten door een aanvraag adrescontrole. Voor 848 dossiers, hetzij 60%, is geen adrescontrole gelanceerd omdat uiteindelijk niet tot een verwijdering kon worden overgegaan. In 557 dossiers zijn 233 arrestaties door de politie uitgevoerd waarvan voor 137 dossiers een effectieve verwijdering is kunnen doorgaan. De uitdaging van de cel adrescontrole is te komen tot een betere samenwerking met de politie, zodat de adrescontroles op meer regelmatige basis kunnen worden uitgevoerd. I.2.3. Garanten Naar analogie met de recuperatie van de repatriërings- en verblijfskosten bij de werkgevers, maakt het KB van 15 mei 2006 van de vreemdelingenwet het mogelijk om deze kosten en bijkomend de medische kosten die door de Belgische staat lastens een vreemdeling zijn gedragen terug te vorderen bij de garant die een verbintenis tot tenlasteneming bij de gemeente heeft ondertekend. De garant is hiervoor 2 jaar verantwoordelijk vanaf het moment dat de vreemdeling het grondgebied heeft betreden. Terwijl in 2007 de eerste stappen werden gezet om deze procedure uit te werken, is men in 2008 begonnen met de eerste concrete dossiers. In samenwerking met de dienst Monitoring Visa en Buitenlandse Zaken wordt getracht de procedure verder uit te bouwen. In 2010 zijn slechts 18 invorderingen opgestart bij de garanten, voor een bedrag van 74.905,12 euro. Van alle garanten samen, meer bepaald 29 personen vanaf 2009, werd een bedrag van 49.336,54 euro ontvangen. I.2.4. Schengenseiningen (SIS) De vreemdelingen die niet gemachtigd zijn om zich in de Schengenruimte te bevinden, maken het voorwerp uit van een seining in het Schengen Informatie Systeem, op basis van artikel 96 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst (SUO). Indien personen hierin geseind staan moet hun de toegang tot het grondgebied worden ontzegd of zal hun geen visum worden afgeleverd, ook niet door de andere Schengenlidstaten. a) Gepaste procedure ten opzichte van de persoon De maatregel die door artikel 96 wordt aanbevolen is de verwijdering van het Schengengrondgebied indien de illegaal verblijvende persoon op het grondgebied gecontroleerd wordt. Volgende beslissingen worden genomen : - Een bevel om het grondgebied te verlaten (BGV); - Een terbeschikkingstelling van de DVZ, met het oog op zijn repatriëring. Indien zulke beslissing om de één of andere reden niet kan genomen worden moet het verantwoordelijke land dit ten opzichte van de seinende partij rechtvaardigen. Dit is met name het geval voor de persoon die wettelijk op het Belgisch grondgebied verblijft. Ondanks de seining moet deze persoon vrijgelaten worden. Bij het land dat de persoon heeft 124
gesignaleerd zullen stappen worden ondernomen, opdat dit land de seining zo snel mogelijk intrekt. Becijferde gegevens
Aantal admin. aanhoudingen 2005 2006 2007 2008 2009 2010
321 155 136 237 213 277
BGV
88 48 28 56 63 63
Personen Vasthouding die in in gesloten Vasthouding Terbeschikvrijheid in gesloten kingstelling centrum ter moeten van het identificatie centrum met worden documenten parket (zonder gesteld documenten) 17 21 / 195 14 9 / 84 14 1 5 88 23 5 4 149 32 1 3 110 48 8 2 156
Aanvraag intrekking seining, in toepassing van artikel 25.2 133 126 99 139 90 139
b) Signalering ter fine van weigering van toegang Het Bureau C-SIS is, voor België, verantwoordelijk voor het invoeren, het bewaren en het verwijderen van de genoemde signaleringen. De gesignaleerde vreemdeling is elke persoon die geen onderdaan van één van de Lidstaten van de Europese Unie is. De toegang tot het grondgebied werd aan deze persoon geweigerd op basis van een ministerieel terugwijzingsbesluit of een koninklijk uitwijzingsbesluit, waartegen hij geen beroep meer kan indienen. In 2010 waren er 1.418 actieve signaleringen in België : 605 hoofdsignaleringen en 813 aliassen. De achterstand op het gebied van de invoering van de signaleringen werd dus wel degelijk ingehaald. c) Opzoeken van de gezochte personen in het SIS en het CSB Het Bureau C-SIS moet ook de openbare orde verifiëren, opdat de uitvoeringsbureaus de vereiste beslissingen met betrekking tot de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen kunnen nemen. Het ontwerp van koninklijk besluit betreffende de rechtstreekse toegang van de aangeduide personen van de DVZ tot de concrete feiten van de gerechtelijke politie en de inlichtingen inzake de groeperingen en de personen die behandeld worden in het kader van de opdrachten van de bestuurlijke politie en gecentraliseerd worden in de ANG, bedoeld in artikel 44/4 van de wet op het politieambt, werd nog steeds niet goedgekeurd. De dringende en tijdelijke procedure die werd ingevoerd in het kader van de uitvoering van het regeerakkoord inzake de regularisatieoperatie van de illegalen werd dit jaar verder toegepast. Deze procedure, die wordt bepaald door de omzendbrief van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep van 17 december 2009, stelt de DVZ in staat om inlichtingen te ontvangen die betrekking hebben op het bestaan en de oriëntatie van de gerechtelijke dossiers inzake vreemdelingen.
125
Becijferde gegevens : opzoeken van de gezochte personen 2005 2006 2007 2008 2009 2009 2010
2.985 5.782 8.333 7.422 17.111 17.111 30.166
d) Signalering in de ANG Het Bureau C-SIS signaleert ook beslissingen van de DVZ in de Algemene Nationale Gegevensbank van de Federale Politie (ANG). In 2010 werden 621 signaleringen ingevoerd en 37 signaleringen werden ingetrokken. I.2.5. Gevangenen De DVZ is bevoegd voor de administratieve opvolging van de dossiers van de vreemdelingen die opgesloten zijn voor feiten van gemeen recht en voor hun verblijfssituatie, nadat ze uit de gevangenis worden vrijgelaten. De volgende maatregelen kunnen worden genomen : -
Koninklijk besluit tot uitzetting; Ministerieel besluit tot terugwijzing; Ministerieel besluit tot aanduiding van een verplichte woonplaats; Beslissing tot vasthouding met het oog op een repatriëring; Beslissing tot repatriëring; Bevel om het grondgebied te verlaten.
Koninklijke en Ministeriële besluiten Aan vreemdelingen die aan een koninklijk besluit (KB) of een ministerieel besluit (MB) worden onderworpen wordt gedurende 10 jaar de toegang tot het grondgebied ontzegd. Om de uitvoering van deze arresten te kunnen controleren worden deze vreemdelingen gesignaleerd in het Schengen Informatie Systeem. Maatregel KB uitzetting KB / MB opschorting KB / MB opheffing MB aanwijzing verblijfplaats MB terugwijzing MB terbeschikkingstelling MB terugleiding grens
2004 3 0 6 0 407 3 0
2005 9 2 2 0 348 6 0
2006 6 0 4 0 256 0 0
2007 2 1 3 1 388 2 0
2008 0 0 2 1 234 0 0
2009 1 0 1 0 296 1 0
2010 5 1 4 1 307 4 0
Vrijlatingen door het gerecht Vreemdelingen die de gevangenis mogen verlaten, worden ter beschikking gesteld van de Algemene Directie van de DVZ. In functie van de verblijfssituatie van de betrokkene, het gevaar dat hij betekent voor de openbare orde en de mogelijkheid om binnen de door de wet voorziene termijn te worden verwijderd wordt een beslissing genomen. 126
Aantal beslissingen Vrijstelling zonder meer Bevel om het grondgebied te verlaten Administratieve vasthouding met het oog op een verwijdering
2007 6.863
2008 7.425
30,6 %
30,5 %
50,9 %
58,4 %
18,5 %
11,0 %
2009 8.794 29.4 % (2.589) 60.7 % (5.343) 9.8 % (866)
2010 8.199 36.4% (2.984) 55.4% (4.539) 8.2% (676)
Voor een aantal gevangenen is een identificatieprocedure opgestart, om zo het aantal repatriëringen te verhogen. Samenwerking met de FOD Justitie a. Een werkgroep (D-DID-CID) vergadert regelmatig met vertegenwoordigers van het Directoraat-generaal Penitentiaire Instellingen. De resultaten zijn hoofdzakelijk preciseringen inzake de respectievelijke werkmethodes. b. Er wordt permanent overlegd met het Openbaar Ministerie bij de Strafuitvoeringsrechtbanken om de beslissing tot voorlopige invrijheidstelling zo veel mogelijk af te stemmen op de beslissing van DVZ. De gemeenschappelijke doelstelling is een optimale voorbereiding en opvolging van het vrijstellingsdossier, zodat een vrijstelling resulteert in een repatriëring. c. Om logistieke redenen en omwille van de veiligheid in de gesloten centra kunnen elke maand per gesloten centrum maximaal dertig ex-gevangenen worden overgebracht. Het aantal ex-gevangenen in de gesloten centra mag, in vergelijking met de andere bewoners van de centra, niet te groot zijn, aangezien de goede werking van de centra anders in gevaar zou kunnen worden gebracht. Indien een specifieke vreemdelingencategorie of een specifieke nationaliteit oververtegenwoordigd is in de gesloten centra kan deze situatie tot potentiële conflictsituaties met andere bewoners van de centra leiden. d. Het Directoraat-generaal Penitentiaire Instellingen van de FOD Justitie stelt, sinds eind 2009, op basis van het artikel 609 van het wetboek strafvordering, dat een administratieve opsluiting door DVZ in een gevangenis niet mogelijk is. De DVZ is van oordeel dat er op basis van de wet van 15/12/1980 kan worden opgesloten in de gevangenis. Overleg tussen beide directies heeft tot op heden geen oplossing voortgebracht. Deze houding leidde tot de vrijstelling van 177 illegale vreemdelingen die hierdoor niet konden worden gerepatrieerd. e. De DVZ stelt ook vast dat dezelfde vreemdeling onder verschillende namen in verschillende gerechtelijke arrondissementen veroordeeld kan zijn, zonder dat een onderzoek van de vingerafdrukken het feit dat hij verschillende identiteiten gebruikt onthult. Om het aantal dubbele dossiers bij de FOD Justitie en de DVZ te beperken is een grondiger onderzoek op dit gebied noodzakelijk. Een projectgroep met de FOD Justitie en de Federale Politie zoekt een antwoord voor dit probleem. f. De recente ervaring van de migratiebegeleiders (DID) heeft aangetoond dat zowel de directeurs als het personeel van de penitentiaire instellingen een beeld hebben van de DVZ dat ver verwijderd is van de realiteit. Bijgevolg heeft de DVZ een reeks opleidingen die betrekking hebben op de werking van de DVZ (en de DID) georganiseerd. Deze opleidingen werden reeds gegeven in Marneffe (en waren bedoeld voor de nieuwe directeurs van Waalse gevangenissen), in Namen, in Verviers, in Nijvel, in Vorst, in 127
Jamioulx, in Aarlen, in Sint-Hubert, in Sint-Gillis en bij de strafuitvoeringsrechtbank van Bergen.
I.3. Vasthoudingen in de gesloten centra en de identificatie I.3.1. De gesloten centra : statistische gegevens voor het jaar 2010 1) Inschrijvingen in de gesloten centra In 2010 werden in totaal 6.553 bewoners ingeschreven in de gesloten centra. Dit cijfer behelst het aantal eerste opsluitingen in de centra en is dus exclusief het aantal intakes in de verschillende centra die een gevolg zijn van interne overplaatsingen van bewoners tussen de centra onderling. Dit levert voor de periode van 2005 tot 2010 het volgende overzicht op :
In 2009 bedroeg de gemiddelde opvangcapaciteit die beschikbaar was in de centra 547 plaatsen. In 2010 ging het om 582 plaatsen. Rekening houdend, voor 2009 en 2010, met de gemiddelde beschikbare capaciteit en de eerste opsluitingen, respectievelijk 6.439 en 6.553, stelt men vast dat het aantal eerste opsluitingen in 2010 relatief lager is : 94 % in 2010 (6.553/12 = 546/582) en 98 % in 2009 (6439/12 = 536/547). De vermindering van de theoretische maximale opvangcapaciteit (628 plaatsen) is te wijten aan de vermindering van de capaciteit in 3 gesloten centra in 2010. - CIB : als gevolg van infrastructuurwerken tussen eind juli en midden september 2010 werd de maximale opvangcapaciteit (112 plaatsen) herleid tot 92 plaatsen. - CIM : als gevolg van personeelsproblemen gedurende de laatste 6 maanden van het jaar werd de opvangcapaciteit (146 plaatsen) herleid tot 123 plaatsen. - CIV : als gevolg van een syndicale actie in mei 2009 werd de maximale opvangcapaciteit (160 plaatsen) herleid tot 124 plaatsen (maximaal 125), om begin november 2011 tot 132 plaatsen verhoogd te worden. 128
2) Verwijderingen vanuit de gesloten centra In 2010 werden in totaal 4.461 bewoners verwijderd vanuit de gesloten centra.
Jaar
Eerste opsluitingen
Maandelijks gemiddelde eerste opsluitingen
Totaal verwijderingen
Maandelijks gemiddelde verwijderingen
2005
8.191
682,5
6.250
2006
8.742
728,5
2007
7.506
2008
Vrijstellingen
Ontsnap pingen
Percentage verwijderingen ten opzichte van opsluitingen
520,8
1.874
44
76,3 %
7.109
592,4
1.815
47
81,3 %
625,5
5.425
452
1.937
52
72,3 %
6.902
575,1
4.928
410,6
2.004
40
71,4 %
2009
6.439
536,5
4.213
351,1
2.026
27
65,4 %
2010
6.553
546,1
4.461
371,5
1.871
28
68,1 %
3) Vertrek vanuit de gesloten centra Sinds 2006 daalt het percentage verwijderingen, in vergelijking met het aantal eerste opsluitingen. Dit kan hoofdzakelijk verklaard worden door de voortdurende daling van het aantal repatriëringen van de onderdanen van de nieuwe Lidstaten van de EU (2004 : 3.983 repatriëringen; 2007 : 1.735 repatriëringen; 2010 : 865 repatriëringen). In 2010 werden 1.871 personen vrijgesteld vanuit de gesloten centra. De redenen voor deze vrijstellingen zijn divers : niet bekomen van een reisdocument, positieve beslissing van het CGVS (ontvankelijke/gegronde asielaanvragen), vrijstelling op basis van nieuwe elementen die op het ogenblik van de opsluiting nog niet bekend waren (gepland huwelijk, medische redenen), enz. In 2010 ontsnapten 28 bewoners uit de gesloten centra. Een deel van deze ontsnappingen vond niet rechtstreeks uit de centra plaats, maar bijvoorbeeld tijdens het verblijf in een ziekenhuis of gedurende de overbrenging van de bewoner. In totaal waren er 10 ontsnappingen vanuit een gesloten centrum, 9 ontsnappingen vanuit een ziekenhuis, 6 ontsnappingen tijdens een overbrenging van de bewoner en 3 ontsnappingen die onderschept werden door de politie. Centrum
Ziekenhuis
Overbrenging
Onderschepping politie
INAD TC127 RC127bis CIB CIM
0 1 1 0 7
0 0 5 0 3
0 0 0 0 6
0 0 2 0 0
CIV
1
1
0
1
TOTAAL
10
9
6
3
129
In 2010 was er 1 overlijden (overdosis) van een Tunesische onderdaan in het gesloten centrum van Vottem.
Voor de 4 categorieën samen (eerste opsluiting, verwijderingen, vrijstellingen en ontsnappingen) levert dit, per gesloten centrum, het volgende staafdiagram op :
4) Gemiddeld aantal bewoners in de gesloten centra en de gemiddelde verblijfsduur a. Gemiddeld aantal bewoners in de gesloten centra in 2010 : Het dagelijks gemiddeld aantal bewoners in alle gesloten centra samen lag in 2010 op 495 bewoners (2009 : 467 bewoners; 2008 : 520 bewoners). Indien men rekening houdt met de reële opvangcapaciteit van de gesloten centra stelt men vast dat de bezettingsgraad van de gesloten centra tussen 2008 en 2010 stabiel gebleven is. Het centrum kan niet volledig bezet worden. Er worden plaatsen voorzien voor het opsluiten van de personen die vanuit de gevangenis overgebracht worden of voor de personen die 130
onderschept worden in het kader van acties van de politiediensten, de diensten van de sociale inspectie, enz. b. Gemiddelde verblijfsduur in de gesloten centra (in dagen) tussen 2008 en 2010 :
INAD
CT127
CR127bis
CIB
CIM
CIV
Gemiddelde verblijfsduur van de bewoners, van de vasthouding tot de verwijdering of de vrijstelling
2008
2,2
18,3
20,3
35,3
35,8
35,8
2009
2,1
12,7
23
37,3
34,1
32,6
2010
2,6
19,1
25,2
34,5
32,3
29,4
Gemiddelde verblijfsduur per verwijderde bewoner
2008
/
11,7
16
30,4
33,9
32
2009
/
8,45
16,5
31,2
31,1
25,4
2010
/
16,9
22,3
31,7
33,3
28,9
I.3.2. De vasthouding van de families : statistische gegevens voor het jaar 2010 Op 1 oktober 2008 nam minister Turtelboom het initiatief om geen families met minderjarige kinderen meer vast te houden in de gesloten centra, met uitzondering van de « grensgevallen », dit wil zeggen de personen aan wie de toegang tot het grondgebied geweigerd werd. Eind september 2009 heeft de Staatssecretaris voor Migratie- en asielbeleid Wathelet besloten dat de « grensfamilies » die niet binnen een periode van 48 uur kunnen worden teruggedreven eveneens worden overgebracht naar de individuele woonunits en omkaderd worden door coaches. In 2010 hebben 44 « grensfamilies » van deze maatregel genoten. In 2010 werden 65 families, waaronder 101 begeleide minderjarigen, vastgehouden in het gesloten INAD-centrum en 1 familie, waaronder 1 begeleide minderjarige, werd vastgehouden in het gesloten centrum CT127. De gemiddelde verblijfsduur van de 66 families, waaronder 102 begeleide minderjarigen, in het INAD-centrum en het CT127-centrum bedraagt 1,8 dagen.
131
Van deze 66 families : - Werden 44 families overgebracht naar de individuele woonunits (gemiddelde verblijfsduur: 1,6 dagen); - Werden 20 families teruggedreven (gemiddelde verblijfsduur : 2,1 dagen); - Hebben 2 families toegang gekregen tot het grondgebied (gemiddelde verblijfsduur : 1 dag). Staafdiagram van de families die in de gesloten centra en in individuele huizen worden vastgehouden (cijfer inclusief de eerste vasthouding van de familie, en exclusief de overbrenging vanuit het INAD-centrum of het CT 127-centrum naar de individuele huizen) :
2010
89 83
2009
vastgehouden families (centra en FITT) vastgehouden families (centra)
146
2008 2007
188
2006
399
2005
247 0
50
100
150
200
250
300
350
400
450
Het aantal vastgehouden gezinnen is sinds 2006 aanzienlijk gedaald. I.3.3. Bijzonderheden, nieuwe initiatieven en specifieke dossiers 1. Vasthouding van families Voormalig Minister van Migratie- en Asielbeleid Turtelboom besliste dat vanaf 1 oktober 2008 families met minderjarige kinderen, die zich in België op onregelmatige wijze bevonden, niet meer in gesloten centra konden opgesloten worden. Als alternatief voor deze opsluiting werden huizen ter beschikking gesteld door de Regie der Gebouwen, die als familie-units werden ingericht. De families verblijven in deze familie-units in afwachting van hun terugkeer, en voor de begeleiding werden coaches aangesteld. Dit project wordt ondersteund door het Europees Terugkeerfonds. Na 1 jaar operationele werking werd een positieve evaluatie van het FITT-project (Familie Identificatie- en Terugkeerteam) gemaakt door zowel vluchtelingenorganisaties als door de DVZ zelf. Door deze positieve evaluatie en naar aanleiding van de beslissing van de Staatssecretaris voor Migratie- en Asielbeleid, Wathelet, om vanaf oktober 2009 ook gezinnen die aan de grens opgehouden worden en aan wie de binnenkomst in het Rijk geweigerd wordt en die niet op korte termijn kunnen teruggedreven worden op te vangen in de FITT-terugkeerwoningen, bleek de opvangcapaciteit onvoldoende te zijn en moest op korte termijn drastisch verhoogd worden. In samenwerking met de Regie der Gebouwen werd, na Zulte en Tubize in 2008, in 2010 te Sint-Gillis-Waas een nieuwe site gerealiseerd. Deze werd op 15 september 2010 plechtig geopend door de Staatssecretaris van Migratie- en Asielbeleid. Deze site telt 5 woningen met een maximale capaciteit van een 40-tal beschikbare bedden. Dit heeft tot gevolg dat de opvangcapaciteit voor gezinnen met 75 % verhoogd is. Alle FITT-woningen zijn zo ingericht 132
dat alles aanwezig is om de gezinnen in hun basisbehoeften te voorzien. Zo staat er bijvoorbeeld in iedere woning een ingerichte keuken ter beschikking en kunnen de kinderen bij goed weer spelen in het tuintje achter de woningen. Er wordt onderzocht of er in de nabije toekomst nog woningen bekomen kunnen worden om het project nog verder te kunnen uitbreiden. Zo kan al aangekondigd worden dat er in 2011 een uitbreiding komt van de woonsite te Zulte met 3 appartementen om kleinere gezinnen op te vangen. 2. Juridisch kader van de werking van de gesloten centra Nieuwe regeling betreffende fouille in de gesloten centra In uitvoering van de artikelen 111/1 tot 111/4 (Hoofdstuk I/1 Fouillering en bewaarneming) van het koninklijk besluit betreffende het regime en de werkingsmaatregelen van de gesloten centra, werden de detailregels in verband met de uitvoering van de fouilles in de centra verduidelijkt in interne instructies. De voorziene vormen van fouille zijn de volgende : 1° Fouille door middel van metaaldetectie; 2° Oppervlakkige fouille; 3° Grondige fouille; 4° Volledige fouille. De interne regels bepalen de gevallen waarin de onderscheiden fouilles kunnen gebeuren, alsook de werkwijze, registratie en inventarisatie. In elk centrum werden informatiesessies gegeven en de interne communicatie zal gedaan worden door interne lesgevers. Elk personeelslid is verplicht deze vorming te volgen en zal een test moeten afleggen. In het Arrest dd. 20 oktober 2010 heeft de Raad van State een bepaling van het koninklijk besluit betreffende de fouille geannuleerd, waardoor deze enkel beperkt kan toegepast worden op het moment van binnenkomst, na bezoek en voorafgaand aan een overbrenging. De bestaande instructies werden hieraan aangepast. In uitvoering van de bestaande regelgeving werden de volgende dienstnota’s ter verduidelijking uitgevaardigd - Dienstnota dd. 05/05/2010 betreffende de termijnen van uitvoering bij vrijstellingen; - Dienstnota dd. 05/05/2010 nieuwe regeling fouille (met een aanvulling fouille bij intake dd 19 juli 2010); - Dienstnota dd. 09/06/2010 betreffende introductie van de transportfiche; - Dienstnota dd. 09/07/2010 betreffende verduidelijking van het aangepast Ministerieel besluit tot vaststelling van de procedure- en werkingsregels van de Klachtencommissie en het Permanent secretariaat; - Dienstnota dd. 09/08/2010 betreffende het opsturen van de documenten van een bewoner aan zijn advocaat; - Dienstnota dd. 15/06/2010 voor het vastleggen van de criteria voor het nemen van foto’s van bewoners in de gesloten centra; - Dienstnota dd. 23/12/2010 betreffende aanpassing instructies voor de regeling fouille. 3. Registratie van informatiefiches In uitvoering van het artikel 17 van het koninklijk besluit betreffende het regime en de werkingsmaatregelen van de gesloten centra werd een informatiebrochure opgesteld om bewoners in begrijpelijke taal in te lichten over hun juridische situatie en de 133
beroepsmogelijkheden die open staan tegen beslissingen betreffende het verblijf en de verwijdering. Deze informatiebrochure, beschikbaar in de in de centra meest voorkomende talen, wordt bij intake ter beschikking gesteld van elke nieuwe bewoner. Om analfabete bewoners eveneens correct te kunnen informeren werd een project uitgewerkt om deze informatie ter beschikking te stellen op geluidsdrager. Dit project werd in 2010 met steun van het Europees Terugkeerfonds gerealiseerd voor de volgende talen : Albanees, Arabisch, Armeens, Chinees, Duits, Engels, Farsi, Frans, Hindi, Nederlands, Pools, Portugees, Russisch, Spaans, Turks en Urdu. Deze tool zal begin 2011 in elk centrum operationeel worden gemaakt en zal het sociaal team tevens een extra tool geven om de juridische informatie, gebruik makend van de taal van de bewoner, te verduidelijken. 4. Operationeel plan Directeur-generaal : uitvoering agressiebeheersplan De agressiebeheersing is een item dat permanent op de agenda wordt gehouden door de directies van de verschillende centra. In uitvoering van het operationeel plan van de Directeur-generaal van de DVZ werd voornamelijk aandacht besteed aan het luik preventie en het luik nazorg van het bestaande agressiebeheersplan. De belangrijkste overkoepelende realisaties zijn : 1° Gegeven vormingen EHBO voor alle personeelsleden door interne lesgevers; 2° Gegeven vormingen fouille voor alle personeelsleden door interne lesgevers. De belangrijkste realisaties van de centra en de transferdienst zijn : 1° Uitwerking en uitvoering van het project ‘dynamische veiligheid’ in het CIMerksplas; 2° Uitwerking en uitvoering van een actieplan voor ingebruikname van het nieuwe centrum (Caricole) voor het TC127 Melsbroek; 3° Uitwerking en uitvoering van het project ‘risicobestemmingen’, waarbij de mogelijke moeilijkheden per risicobestemming werd uitgetekend voor de chauffeurs van de transferdienst; 4° Realisatie van ad hoc verbeteringen gelinkt aan agressie in CIBrugge (oa organisatie nieuw inkomgebouw); 5° Gegeven vorming Prévention du stress voor alle personeelsleden van het CIVottem. 5. Juridische eerstelijnsbijstand in de gesloten centra Er kon niet begonnen worden met de juridische permanentie in Merksplas, in het transitcentrum 127 en in het centrum 127bis. De Commissie voor juridische bijstand verwijst naar het gebrek aan financiële middelen en het gebrek aan belangstelling bij de stagiairs / advocaten. Deze situatie bevindt zich sinds de val van de regering op een dood punt. In Vottem zijn de juridische permanenties op 04/08/2009 met het Bureau voor juridische bijstand (BJB) begonnen. Momenteel zijn er twee permanenties per week. Op 13/01/2010 heeft een evaluatie plaatsgevonden. Een van de problemen was het feit dat bepaalde bewoners reeds een advocaat hadden en zich toch bij de permanentie aanboden. De permanentie wees hun een advocaat toe, zodat verschillende advocaten aan eenzelfde bewoner werden toegewezen.
134
Tijdens de overlegvergadering van 22/10/2010 met het BJB heeft het BJB, in overeenstemming met het gesloten centrum van Vottem, voorgesteld dat de advocaten van de juridische permanentie voortaan een advocaat aanduiden voor de bewoners. De DVZ heeft daarmee ingestemd, op voorwaarde dat de bewoners tijdens de vakantieperiodes en de verlengde weekends over juridische bijstand kunnen beschikken en dat na drie maanden een evaluatie plaatsvindt. Het nieuwe systeem voor de aanduiding van een advocaat door de juridische permanentie werd op 1 december 2010 gelanceerd. Bij de intake wordt een informatiefiche, die in verschillende talen vertaald wordt, aan de bewoners overhandigd. In Brugge zijn de permanenties op 14/01/2010 begonnen, à rato van een keer per week. Op 30/03/2010 en eind april 2010 vond een evaluatie plaats. Er werd besloten dat het pilootproject tot 30/10/2011 zal worden verlengd voor de nieuwe bewoners die nog geen advocaat hebben. In september 2010 werd een informatiefiche voor de bewoners opgesteld. 6. Infrastructuur - nieuw Transitcentrum 127 (Caricole)
In 2007 werden de eerste stappen gezet voor de vervanging van het huidige Transitcentrum 127 (Melsbroek) op de nationale luchthaven. Het nieuwe centrum bevindt zich in de nabijheid van het Repatriëringscentrum 127bis te Steenokkerzeel. Door de aangepaste infrastructuur zal aan de bewoners heel wat meer privacy, comfort en recreatieve mogelijkheden kunnen worden geboden. De werken werden gestart op 2 juni 2009. Op 22 december 2010 vond de (voorlopige) oplevering plaats van het nieuwe centrum. Op basis van deze oplevering worden momenteel de laatste noodzakelijke aanpassingen uitgevoerd. Ondertussen worden de voorbereidingen getroffen om de verhuis naar het nieuwe centrum zo vlot mogelijk te laten verlopen. 7. STEAM Sinds een 10-tal jaar heeft elk gesloten centrum een eigen stressteam (genaamd : STEAM). Deze teams bestaan uit een beperkte groep onder het personeel geselecteerde en opgeleide vrijwilligers. Ze komen tussen na grote incidenten. Het basisprincipe van de werking is gestoeld op het “collega’s voor collega’s” beginsel. Doel van de interventies is preventiemaatregelen te nemen ter voorkoming van mogelijke 135
posttraumatische stressreacties van collega’s die rechtstreeks betrokken waren bij een ‘critical incident’. Voor deze teams werd een deontologische code en een speciaal vrijwilligerscontract uitgewerkt. Trimestrieel worden intervisievergaderingen georganiseerd met het oog op evaluatie en bijscholing. In 2010 vonden 5 intervisiebijeenkomsten met de Vlaamstalige collega’s plaats. In het Centrum voor Illegalen Vottem kregen alle personeelsleden een opleiding aangaande de stresspreventie en dit als basis voor de heropstart voor het stressteam. 8. Rapporten van de niet-gouvernementele instellingen of organisaties In september 2010 heeft de Liga voor Mensenrechten een rapport opgesteld, met de titel : «Pacte international relatif aux droits civils et politiques», Mensenrechtencomité van de Verenigde Naties, met het oog op het onderzoek van het vijfde periodieke verslag van de Belgische Staat. Een deel van dit rapport is gewijd aan de administratieve vasthouding van de vreemdelingen. De behandelde punten hebben hoofdzakelijk betrekking op de wetteksten die de volgende zaken regelen : de gesloten centra, met name de INAD-centra, de duur van de vasthouding, de toegang tot de gezondheidszorgen voor de bewoners, de afzonderingsmaatregelen en de procedure voor de indiening van een klacht door een bewoner. In oktober 2010 heeft België voor de mondelinge voorstelling van het rapport gezorgd. 9. Accreditatie van de NGO’s Momenteel zijn er 25 NGO’s die het recht hebben om de gesloten centra te bezoeken. In 2010 werden 4 nieuwe personen geaccrediteerd. Momenteel hebben in totaal 88 personen toegang tot de gesloten centra, waaronder 61 vertegenwoordigers van NGO’s en 27 personen die voor religieuze en morele bijstand instaan. 10. De Klachtencommissie Het Koninklijk Besluit van 2 augustus 2002 betreffende de gesloten centra voorziet in een Klachtencommissie die belast is met de behandeling van individuele klachten van bewoners die te maken hebben met de toepassing van dit Besluit. In 2010 werden er 35 klachten ingediend (in 2009 waren er 30 klachten, in 2008 waren het er 39). In 11 gevallen werd de klacht door het permanent secretariaat onontvankelijk verklaard. Voor de 24 ontvankelijk verklaarde klachten organiseerde het permanent secretariaat van de Klachtencommissie in 5 gevallen een bemiddeling en werd er een oplossing aangeboden aan de betrokken bewoners. De Klachtencommissie verwierp 13 klachten wegens het ontbreken van een actueel belang. In 5 gevallen verklaarde de Klachtencommissie de klacht ongegrond en in 1 geval gegrond. De Klachtencommissie formuleerde in haar beslissing dd. 1 juni 2010 een aanbeveling betreffende het opsturen van documenten van een bewoner aan zijn advocaat. De nodige instructies voor de uitvoering van deze aanbevelingen werden aan de centrumdirecties gegeven in de dienstnota dd. 09/08/2010. 11. Uitbreiding van de bibliotheken van de centra In samenwerking met de Immigratieambtenaren van de DVZ (dienst Ilobel) en met middelen van het Europees Terugkeerfonds worden de bibliotheken van de centra momenteel uitgebreid met boeken in vreemde talen. In 2010 werden de collecties aangevuld met Vietnamese en Chinese boeken en vertaalde literatuur in Hindi werd reeds aangekocht. 136
Verdere uitbreiding is voorzien in 2011 en de aankopen worden geregeld tijdens de buitenlandse missies.
I.3.4. Identificatie van vreemdelingen I.3.4.1. Cel identificatie voor vreemdelingen in de gesloten centra De identificatieprocedure Opdat vreemdelingen naar hun land van herkomst of naar een ander land, waar ze verblijfsrecht hebben, kunnen terugkeren, moeten ze over de nodige reisdocumenten beschikken. In de praktijk stelt de DVZ vast dat heel wat vreemdelingen wier verblijf in België onregelmatig is niet over deze documenten beschikken. Om aan deze documenten te geraken dient de cel identificatie contact op te nemen met de bevoegde diensten van het land van herkomst of van het derde land; het kan zowel om de ambassades of consulaten van het land van herkomst in Brussel als om de bevoegde diensten in het land van herkomst of derde land gaan. Het verkrijgen van de toestemming tot terugkeer – en de daarvoor dienende reisdocumenten – is een moeilijk proces, dat afhankelijk is van verschillende factoren. In eerste instantie is het noodzakelijk de nationaliteit van de vreemdeling vast te stellen. In bepaalde gevallen is het bovendien noodzakelijk de exacte identiteit van de vreemdeling te kennen, om een terugkeer te kunnen garanderen. In sommige gevallen zal de vreemdeling eveneens een verklaring moeten afleggen, waaruit blijkt dat hij uit vrije wil terugkeert. De identificatie kan verlopen via verschillende technieken : - Interview met de betrokken vreemdeling door de bevoegde dienst van het land van herkomst; - Invullen van een vragenlijst door de vreemdeling; - Vingerafdrukkencontrole; - … Voor sommige vreemdelingen zal het noodzakelijk zijn dat de identificatiecel onderhandelt met de overheden van het land van herkomst, om hen ervan te overtuigen dat de vreemdelingen hun onderdanen zijn. Daarom is het heel belangrijk dat de contacten met deze buitenlandse vertegenwoordigingen worden onderhouden en gestimuleerd. Opdat de opsluitingsperiode in een gesloten centrum zo kort mogelijk is, behandelt de identificatiecel meer en meer dossiers voordat een opsluitingsmaatregel wordt genomen. Indien vastgesteld wordt dat een vreemdeling in onregelmatig verblijf is (bijvoorbeeld afgewezen asielzoekers, afgewezen regularisatieprocedures, personen die langer blijven dan de geldigheid van hun visum of verblijfsdocument toelaat), zal een ambassade, consulaat of andere buitenlandse vertegenwoordiging gecontacteerd worden, zodat de identiteit en de nationaliteit al voor de effectieve opsluiting vast staat. Dit zal een efficiënter beheer van het beperkte aantal plaatsen in de gesloten centra mogelijk maken. In een pilootfase wordt deze pre-identificatie toegepast voor een beperkt aantal nationaliteiten. Het is de bedoeling dit voor zo veel mogelijk nationaliteiten toe te passen, voor zover de identificatieprocedure en de gegevens in het persoonlijk dossier dit toelaten. Daarnaast is de identificatiecel gestart met een betere en effectievere opvolging van de identificatiedossiers nadat een vreemdeling uit een gesloten centrum werd vrijgesteld. Er 137
worden herinneringen gestuurd voor dossiers waarvoor een post-identificatie mogelijk blijkt. Indien DVZ vanwege de buitenlandse overheden een positief antwoord ontvangt nadat de vreemdeling werd vrijgesteld, zal in het dossier nagegaan worden in hoeverre de vreemdeling nog steeds in onregelmatig verblijf is en of zijn adres in België gekend is, zodat de passende maatregelen met het oog op de effectieve verwijdering van de illegale vreemdeling kunnen genomen worden. In 2011 zal de procedure voor pre- en post-identificatie verder uitgewerkt worden en zullen afspraken daaromtrent met de bevoegde buitenlandse overheden gemaakt worden. Delegaties en contacten met diplomatieke en consulaire diensten a. Volgende delegaties zijn op bezoek geweest : - Delegatie van Marokkaanse overheid (oktober 2010) in het kader van een seminarie omtrent de identificatie- en terugkeerproblematiek, waarbij de identificatieprocedure van illegalen en strafgevangenen via vingerafdrukkenvergelijking, … werden besproken en waarbij door de delegaties een aantal oplossingsvoorstellen werden geformuleerd. Er wordt onderzocht hoe via versleutelde datatransmissie vingerafdrukken vanuit België aan Marokko kunnen verstuurd worden, met het oog op een controle in de vingerafdrukkendatabank in Rabat. - Bezoek van een delegatie van de Bulgaarse Migratiedienst in het kader van het twinning-project met de Bulgaarse overheid, dat tot doel heeft de diverse instanties extra instrumenten aan te reiken om aan de EU-standaards inzake migratie te voldoen. Ook werd samen met hen een gemeenschappelijke special vlucht georganiseerd naar Lagos. - Bezoeken van een Kazachse delegatie (voorjaar 2010) in het kader van onderhandelingen over een readmissieakkoord, met het oog op de identificatie en de organisatie van een effectieve terugkeer van Kazachse onderdanen in onregelmatig verblijf; in juli 2010 werd een voorstel van readmissieakkoord in Astana geparafeerd. - De samenwerking met de Vietnamese autoriteiten werd geïntensifieerd en dit vooral op basis van de MOU die is afgesloten in 2009. Er waren enkele vergaderingen op hoog niveau en er werd een technische meeting georganiseerd in Hanoi waar zowel de Vietnamese als Belgische autoriteiten konden spreken over de toepassing van de MOU en over migratieproblemen tussen beide landen. In december 2010 is er dan een delegatie van het Vietnamese Ministry of Public Security naar België gekomen om een groep illegale Vietnamezen te identificeren. Dit bezoek was zeer succesvol, gezien de delegatie alle vastgehouden Vietnamese onderdanen (op twee na) kon identificeren, waardoor een effectieve terugkeer kon georganiseerd worden. Er wordt onderzocht in hoeverre delegaties van andere herkomstlanden kunnen ingezet worden teneinde soortgelijke identificatieresultaten te behalen. Daarnaast werd er in individuele dossiers ook ondersteuning geboden aan de uitvoerende diensten. - Diverse formele en informele dienstbezoeken van vertegenwoordigers van de Nederlandse Dienst Terugkeer en Vertrek, teneinde best practices uit te wisselen inzake identificatie en terugkeer van onderdanen uit specifieke herkomstlanden en om bepaalde bilaterale thema’s (o.a. met betrekking tot de organisatie van de overdracht van illegalen aan de grens, de organisatie van themadagen, …) te bespreken. Een belangrijke activiteit in dit kader was de organisatie van een studiedag rond identificatie en terugkeer te Brussel, waarbij een dertigtal herkomstlanden besproken werden.
138
- Bezoek van een Indiase delegatie in het kader van de problematiek van identificatie en terugkeer, in de marge van de ASEM-top in Brussel (overleg tussen EU en de Aziatische landen). b. De identificatiecel ontving of bezocht ook verschillende consulaire vertegenwoordigers van de landen van herkomst, met het oog op een verbetering van de samenwerking in het kader van de identificatie van de te verwijderen vreemdelingen. De ontmoetingen werden soms samen met de immigratieambtenaren – van wie de Identificatiecel veel steun ontvangt – voorbereid en opgevolgd. Ook werd voor sommige ontmoetingen een beroep gedaan op de hiërarchie, die op een hoger niveau soms deuren kan openen. Deze ontmoetingen kenden een wisselend succes. c. Een belangrijke (positieve) invloed op de relaties met de ambassades en consulaten bracht de succesvolle organisatie van de zevende consulaire avond van 18 november 2010. Meer dan 350 vertegenwoordigers van de herkomstlanden en partnerstaten, maar ook van partnerdiensten, waren op dit evenement aanwezig. Het nut van deze avond heeft zich al bewezen door de kennismaking van het personeel met nieuwe consulaire en diplomatieke vertegenwoordigers. d. Een nieuwe activiteit ter bevordering van de relaties met de diplomatieke en consulaire vertegenwoordigers, was de organisatie van informatiesessies over diverse thema’s inzake migratie. Gedurende 7 infonamiddagen, telkens gericht op een specifieke geografische groep van ambassades en consulaten, gaven medewerkers van DVZ en van Fedasil meer informatie over de procedures aan de grens, de visumaanvragen, de verblijfsmogelijkheden, de problematiek van de niet begeleide minderjarigen, de regularisatie, de beroepsmogelijkheden en de vrijwillige en gedwongen terugkeer. 195 vertegenwoordigers van 134 ambassades en consulaten hebben aan deze infosessies deelgenomen. Gezien het grote succes van deze infosessies, zal dit initiatief om de drie jaar herhaald worden. Resultaten Gegevens Aantal behandelde dossiers40
2005
2006
2007
2008
2009
2010
3.996
3.431
3.319
3.064
2.863
2.584
1.459 (36,55%)
981 (28,59%)
1.144 (34,46 %)
1.204 (39,29 %)
1.364 (47,64 %)
1.137 (44,04 %)
714 (17,86%)
740 (21,56%)
870 (26,21 %)
797 (26,01 %)
748 (26,13%)
659 (25,50 %)
Aantal vertrekken met steun van IOM vanuit gesloten centra
280 (7,01%)
264 (7,69%)
227 (6,83 %)
147 (4,80 %)
111 (3,88 %)
154 (5,59 %)
Aantal ingediende overnameverzoeken41
750 (18,79%)
836 (24,36%)
687 (20,69 %)
567 (18,50 %)
622 (21,73 %)
571 (22,09 %)
Vrijstelling door de identificatiecel Verkregen laissez-passers
40
Enkel de volwassen vreemdelingen worden geteld + de eventuele niet-begeleide minderjarigen (die dan nadien vrijgesteld worden en overgedragen worden aan de Dienst Voogdij van de FOD Justitie); het betreft de personen, opgesloten in gesloten centra of in de woonunits en waarvoor een identificatieprocedure of overname dient opgestart te worden. In deze statistieken zitten nog een aantal dossiers van vreemdelingen die in de gevangenis zitten wegens feiten van gemeen recht (tot 2008). Vanaf 2009 zitten de preidentificatiedossiers hier niet meer in vervat.
139
Gegevens Aantal akkoorden op overnameverzoeken Overgedragen dossiers met het oog op verwijdering Positief afgesloten identificatiedossiers (vrijwillige terugkeer + overdracht met oog op verwijdering) Aantal behandelde preidentificatiedossiers42 Aantal positieve resultaten in de preidentificatie43
2005
2006
2007
2008
2009
2010
648 (16,23%)
777 (22,64%)
609 (18,34 %)
431 (14,07 %)
415 (14,50 %)
353 (13,66 %)
1.596 (39,93%)
1.290 (37,59%)
1.204 (36,27 %)
1.105 (36,06 %)
1.410 (49,24 %)
1.293 (50,03 %)
2.505 (62,68%)
2.282 (66,51%)
1.958 (58,99 %)
1.680 (54,83 %)
1.521 (53,12 %)
1.447 (56,02 %)
622
645
198
146
Niet alle vreemdelingen worden aan een identificatieproces onderworpen. Sommigen werden vrijgesteld op basis van nieuwe elementen, die op het ogenblik van de opsluiting nog niet bekend waren. In andere gevallen beschikt de vreemdeling over de nodige documenten (die hij soms tijdens zijn verblijf in het gesloten centrum laat binnen brengen) om verwijderd te worden of kan hij met een EU-laissez-passer naar zijn herkomstland teruggestuurd worden. In nog andere situaties zal de vreemdeling via een overnameverzoek aan een partnerstaat binnen de EU aangeboden worden. De statistieken zijn deels jaaroverschrijdend : een vreemdeling die in 2009 werd geïdentificeerd, kan soms pas in 2010 verwijderd zijn. Het is ook mogelijk dat het identificatieproces in 2009 is opgestart, en de positieve identificatie pas in 2010 werd meegedeeld. Een zelfde situatie zal zich dit jaar voordoen. Door de langere opsluiting van sommige categorieën van vreemdelingen werden verhoudingsgewijs minder dossiers door de Identificatiecel behandeld. De lagere capaciteit in sommige centra heeft ook gevolgen gehad op het aantal behandelde dossiers vanuit de gesloten centra. De opsluiting van bepaalde nationaliteiten, die niet eenvoudig zijn bij de identificatieprocedure, als het gevolg van een aantal gerichte acties tegen mensensmokkel, 41
42
43
Het betreft hier overnameverzoeken in het kader van de Dublinreglementering (zie ook het hoofdstuk asiel) of in het kader van de bilaterale overnameovereenkomsten met andere Europese landen. Het betreft hier dossiers waarvoor het bureau Identificatie der Opgeslotenen – DID (zie infra) een preidentificatieproces heeft aangevangen en waarvoor de Identificatiecel een aanvraag aan een partnerstaat of een herkomstland heeft verzonden. Het dient gezegd dat er ook heel wat negatieve antwoorden ontvangen werden; vele personen in de gevangenissen gebruiken valse identiteiten en nationaliteiten, wat DVZ noopt verschillende ambassades en consulaten aan te schrijven voor één zelfde persoon. Op de 645 gevangenisdossiers waren er 429 aanvragen voor vreemdelingen van Maghrebijnse origine en waarvan voor een groot percentage aan twee of drie verschillende landen (Marokko, Algerije, Tunesië) werd geschreven.
140
transitmigratie naar het Verenigd Koninkrijk, huisjesmelkerij en criminaliteit, leidde tot een lager identificatierendement. Het viel ook op dat sommige diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen wilden vermijden dat vreemdelingen, die eventueel voor een regularisatie in aanmerking zouden kunnen komen, werden gerepatrieerd, zelfs als er geen objectieve informatie over een mogelijkheid tot regularisatie ter beschikking stond. De instructie met betrekking tot de regularisatie in juli 2009 heeft ook een invloed gehad op het identificatie- en verwijderingsproces. Personen, die voorheen geen beroep konden doen op de regularisatiecriteria, konden nu eventueel wel in aanmerking komen. Dit leidde tot een grotere waakzaamheid bij de opsluiting van illegale vreemdelingen en ook tot een niet te onderschatten aantal vrijstellingen; personen die een regularisatievraag ingediend hadden op basis van de instructie en wiens aanvraag nog niet aan DVZ kon worden overgemaakt of nog niet bij DVZ was geregistreerd, werden vrijgesteld. Andere personen, die naar aanleiding van diverse politionele acties op het terrein werden vastgenomen, en waarvoor op korte termijn geen hoop op positieve identificatie was te verwachten, werden dan weer voor een relatief korte termijn weerhouden. De groep vreemdelingen, waarvoor een Dublinakkoord of bilateraal akkoord bestaat, blijft relatief kort in de gesloten centra (van één week tot een paar weken, tenzij er een vertrekweigering is en een escorte of beveiligde vlucht georganiseerd dient te worden). Anderzijds stelt de DVZ voor deze groep een daling van het aantal ingediende overnameverzoeken (maar in relatief aandeel iets gestegen) en van het aantal overnameakkoorden t.o.v. de vorige jaren vast. I.3.4.2. Samenwerking met de strafinstellingen (zie ook rubriek I.2.5. Gevangenen) Het bureau Identificatie Gevangenen (DID) Het bureau DID werd op 1 september 2005 opgericht bij de Directie Gevangenen van de DVZ. Het bureau bestaat uit 2 cellen : 1. De migratiebegeleiders De migratiebegeleiders danken hun legitimiteit aan de samenwerkingsovereenkomst die op 28 oktober 2005 werd ondertekend tussen de DVZ en het Directoraat-generaal Uitvoering van Straffen en Maatregelen van de FOD Justitie. De migratiebegeleiders moeten de gevangen/verdachte vreemdelingen op de hoogte brengen van hun verblijfssituatie en moeten hen, in voorkomend geval, overtuigen om het Belgisch grondgebied en/of het Schengengrondgebied op het moment van hun invrijheidstelling door Justitie te verlaten. Elke migratiebegeleider is verantwoordelijk voor een bepaald aantal gevangenissen in het Rijk. Hij begeeft zich regelmatig op het terrein en staat rechtstreeks in contact met de griffie en de maatschappelijke dienst van de bezochte gevangenissen. De migratiebegeleider moet natuurlijk de gevangen/verdachte vreemdeling ontmoeten, om hem te interviewen. De missie van de migratiebegeleiders heeft tot doel om de organisatie van de rechtstreekse verwijdering vanuit de penitentiaire instelling mogelijk te maken en tegelijkertijd te vermijden dat de illegaal verblijvende gevangenen/verdachten op het moment van hun vrijlating door Justitie overgebracht worden naar een gesloten centrum voor illegalen. In 2010 werden 1.282 dossiers behandeld door de migratiebegeleiders.
141
1. Nationaliteiten in de gevangenissen (top 10) Hieronder vindt u de « top 10 » van de opgegeven nationaliteiten. Nationaliteiten Algerije Marokko Roemenië Veronderstelde Nederlandse onderdanen Veronderstelde Franse onderdanen Albanië Nigeria Servië Bulgarije Polen Litouwen Tunesië Palestina Irak Rusland
2008 229 252 93 77
2009 256 216 133 50
2010 327 322 127 50
70 38 50
52 42
62
36 38
31 29 29 30 29 28 29
38 45 45
2. Reisdocumenten bekomen door de terugkeerfunctionaris na raadpleging van het DVZdossier, van het dossier bij de griffie of na de ontmoeting met de verdachte / gevangene De migratiebegeleider probeert documenten te vinden die tot de identificatie van de gevangene/verdachte leiden, om hem te kunnen verwijderen wanneer hij ter beschikking van de DVZ wordt gesteld. In dit kader is elk document dat informatie over de identiteit van de persoon bevat nuttig. Totaal dossiers Geen document44 Documenten aangetroffen bij griffie45 Documenten aangetroffen in DVZ-dossier Documenten geleverd na het interview met de migratiebegeleider46 Totaal
2008 496 655 126
2009 624 438 58
2010 648 455 60
86
64
119
1.363
1.184
1.282
3. Verklaring van vrijwillig vertrek : de gevangene/verdachte ondertekent een document waarin bepaald wordt dat hij bereid is om samen te werken met de DVZ en dat hij bereid is om het Belgisch grondgebied na zijn invrijheidstelling vrijwillig te verlaten De medewerking van de betrokkene en zijn instemming met een vrijwilige terugkeer zijn van wezenlijk belang voor de organisatie en het vergemakkelijken van de verwijderingsprocedure. 44
45
46
Geen enkel document werd gevonden, niet in het DVZ-dossier en ook niet bij de griffie van de gevangenis, en de verdachte/gedetineerde beschikt over geen enkel document. Identiteitsdocumenten werden gevonden bij de griffie van de gevangenis of zullen het mogelijk maken om met de identificatie van de betrokkene te beginnen. Na de ontmoeting met de migratiebegeleider.
142
Ziehier de resultaten : Verklaringen van vrijwillig vertrek 2008 2009 47 Ja 314 208 Neen48 274 322 Geen ontmoeting met de gevangene/verdachte (weigering van zijn kant of ontmoeting niet nodig omdat 706 554 hij de documenten voor het verlaten van het grondgebied bezit – niet-prioritaire dossiers)
2010 213 444
625
2. De cel transfers - De cel transfers is belast met het organiseren van de overbrenging naar een gesloten centrum voor illegalen van de gevangen/verdachte illegale vreemdelingen wier straf afgelopen is, die met het oog op een verwijdering voorlopig in vrijheid gesteld werden door een strafuitvoeringsrechtbank (SUR), die vervroegd vrijgelaten werden door de gevangenisdirecteur (straf van minder dan 3 jaar) of voor wie de opheffing van het arrestmandaat bevolen werd, en dit met het oog op hun verwijdering van het grondgebied en hun terugkeer naar hun land van herkomst of naar een land waar ze over een recht op verblijf beschikken; - De cel transfers is belast met het voorbereiden van de directe repatriëring of de verwijdering van de gevangen/verdachte illegale vreemdelingen wier straf afgelopen is, die met het oog op een verwijdering voorlopig in vrijheid gesteld werden door een SUR of voor wie een opheffing van het arrestmandaat bevolen werd naar een land waar ze over een recht op verblijf beschikken. Vroeger werden deze bevoegdheden uitgeoefend door het bureau CID van de DVZ. Ze werden overgedragen aan de DID toen die gecreëerd werd. Toen de SUR’s op 1 februari 2007 begonnen te functioneren49 sprak het voor zich dat de cel transfers van het bureau DID belast werd met het toepassen van de beslissingen tot «voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering » die door de verschillende SUR’s genomen worden. Sindsdien heeft de cel transfers van het bureau DID een resultaatsverplichting met betrekking tot de organisatie en het welslagen van de verwijdering van de illegale vreemdeling die met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering voorlopig in vrijheid wordt gesteld. De repatriëringen worden rechtstreeks uit de gevangenis georganiseerd of er wordt een transfer naar een gesloten centrum voor illegalen georganiseerd.
47 48 49
De betrokkene is bereid om een verklaring van vrijwillig vertrek te ondertekenen. De gevangene weigert een verklaring van vrijwillig vertrek te ondertekenen. Op deze datum zijn de eerste bepalingen van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsrechtbanken in werking getreden.
143
2007 Aantal behandelde dossiers
2008
2009
2010
1.367
824
880
718
Rechtstreekse repatriëringen
300
248
320 waarvan 231 effectieve repatriëringen
225 waarvan 217 effectieve repatriëringen
Transfers naar een gesloten centrum
607
338
288 = waarvan 212 effectieve repatriëringen
232 waarvan 139 effectieve repatriëringen
Invrijheidstellingen door DID
460
152
259
67
415
443
356
Aantal repatriëringen
II. De verwijderingen II.1. Wijze van verwijderingen Wanneer men spreekt van verwijderingen kan men de volgende categorieën onderscheiden : Repatriëringen van personen die over reisdocumenten beschikken : Wanneer iemand door de politie wordt aangehouden en over de nodige documenten beschikt om terug te keren naar zijn land van herkomst of een derde land en wanneer er geen verwikkelingen zijn in het dossier kan de betrokkene direct worden gerepatrieerd. Dit betekent dat de politie de betrokkene in afwachting van zijn repatriëring overbrengt naar een gesloten centrum voor een korte periode. De repatriëring zal ten vroegste 5 dagen – waarvan minimum 3 werkdagen – na de betekening van de beslissing tot repatriëring aan de betrokkene plaatsvinden, tenzij betrokkene zelf onmiddellijk wil vertrekken. Deze maatregel werd vastgelegd in artikel 39/83 ingevoegd bij wet van 6 mei 2009.50 (zie ook onder I.2.1.1. het betreft de verwijdering van de personen die worden vastgehouden met documenten, in de onderstaande tabellen ondergebracht bij de repatriëringen). Repatriëringen van personen die niet over reisdocumenten beschikken : Wanneer een illegale vreemdeling niet beschikt over de juiste documenten om naar zijn land van herkomst te worden teruggestuurd of indien er eerst nog elementen in het dossier moeten worden vervolledigd of onderzocht, dan spreekt men eenvoudigweg van repatriëring. Wanneer de eventuele 50
Wetswijziging ingevolge een arrest van het grondwettelijk hof nr. 81/2008 van 27 mei 2008, dat oordeelde dat een beroepstermijn van 24 uur ontoereikend was voor een verzoekschrift in uiterst dringende noodzakelijkheid.
144
problemen in het dossier opgehelderd zijn, wordt een repatriëring voorzien. Deze repatriëringen gebeuren vanuit een gesloten centrum of vanuit de gevangenis, met of zonder escorte of door middel van een beveiligde vlucht. Terugdrijving : Vreemdelingen die aan de Belgische grens worden weerhouden omdat zij niet voldoen aan de voorwaarden om het (Schengen) grondgebied te betreden en de aan de grens afgewezen asielzoekers worden teruggedreven. Dit betekent dat zij worden teruggestuurd naar het land waar ze zijn ingescheept. Overnames : Deze gebeuren zowel in toepassing van de Conventie van Dublin (de vreemdeling wordt dan teruggeleid naar de grens van het land dat verantwoordelijk is voor de asielaanvraag) als bilateraal. De overnames kunnen over land (Duitsland, Luxemburg, Frankrijk en Nederland) of met het vliegtuig gebeuren. (in de onderstaande tabellen wordt dit type van verwijderingen ondergebracht bij de repatriëringen). Vrijwillig vertrek met de IOM : De Internationale Organisatie voor Migratie organiseert de terugkeer voor vreemdelingen die dat wensen. Dit gebeurt op een vrijwillige basis en de vreemdeling ontvangt een premie voor de re-integratie in het land van herkomst. Deze wijze van terugkeer kan aangevraagd worden door vreemdelingen die zich in vrijheid bevinden en ook door vreemdelingen die zich in gesloten centra en in de woonunits bevinden, met het oog op hun verwijdering. In 2010 stelt de DVZ voor het eerst sinds twee jaar een stijging van het aantal vrijwillige vertrekkers vanuit de gesloten centra vast. Vrijwillig vertrek georganiseerd door DVZ : DVZ organiseerde naar aanleiding van de plotse stijging van het aantal asielaanvragen uit Servië en Macedonië in de eerste maanden van 2010 een hotline voor personen uit die regio die vrijwillig wensten terug te keren. 61 Servische onderdanen en 40 Macedonische onderdanen werden in maart 2010 op vrijwillige basis per bus teruggebracht onder begeleiding van personeel van DVZ. Daaronder bevonden zich 20 families met kinderen en 9 alleenstaanden. 17 Macedonische en 13 Servische onderdanen (waaronder 6 families en 3 individuen) gingen vrijwillig per vliegtuig terug naar Belgrado of Skopje.
II.2. Data, evoluties en knelpunten II.2.1. Cijfers en evoluties
145
Jaar 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
REPATRIERINGEN* en Vrijwillig vertrek DVZ Terugdrijvingen overnames en IOM 3.301 5.994 7.677 7.913 6.616 7.136 7.379 4.918 4.091 3.791 3.586
5.781 5.350 4.084 3.336 1.894 1.403 1.537 1.232 1.333 1.557 2.106
3.183 3.633 3.225 2.822 3.275 3.741 2.811 2.595 2.669 2.668 3.088
Totaal 12.265 14.977 14.986 14.071 11.785 12.280 11.725 8.745 8.093 8.016 8.780
* De repatriëringen zijn inclusief de overnames, zowel Dublin als bilateraal. De vrijwillige vertrekken bevatten zowel deze die via I.O.M. zelf vertrekken als via de DVZ. De dalende trend die zich de vorige jaren voordeed, is in 2010 doorbroken. Bovenstaande grafiek toont immers aan dat het totaal aantal verwijderingen gestegen is van 8.016 in 2009 naar 8.780 in 2010. Meer in detail valt de stijging toe te schrijven aan een stijging van het aantal terugdrijvingen (van 1.557 in 2009 naar 2.106 in 2010) en van het aantal vrijwillige vertrekken (van 2.668 in 2009 naar 3.088 in 2010). Het aantal gedwongen repatriëringen daarentegen blijft in dalende lijn gaan (van 3.791 in 2009 naar 3.586 in 2010). In wat volgt zal verder ingegaan worden op de gedwongen repatriëringen. Onderstaande tabel geeft een vergelijking van de top 5 van de repatriëringen via de lucht zonder de overnames. Top 5 repatriëringen (exclusief de overnames) per nationaliteit
1 2 3 4 5
Totaal repatriëringen 2009 Roemenië (675) Brazilië (373) Bulgarije (294) Marokko (225) Albanië (129)
Percentage 25,41 % 14,04 % 11,07 % 8,47 % 4,86 %
Totaal repatriëringen 2010 Roemenië (581) Marokko (261) Bulgarije (253) Brazilië (226) Albanië (91)
Percentage 25,54 % 11,47 % 11,12 % 9,93 % 4,00 %
De top 5 van de meest gerepatrieerde nationaliteiten blijkt dezelfde nationaliteiten te bevatten als in 2009 en 2010. Waar Brazilië in 2009 nog op de tweede plaats stond, is deze in 2010 ingenomen door Marokko. Het percentage van Brazilië is gedaald van 14,04 % in 2009 naar 9,93 % in 2010; waardoor ze nu op een vierde plaats staan. Verder kan ook nog vastgesteld worden dat Roemenië en Bulgarije, als lidstaten van de Europese Unie, ook in 2010 nog deel uitmaken van de top 5 (beide landen zijn wel gedaald tov. 2009). Belangrijk daarbij is om te vermelden dat de burgers van de landen van de Europese Unie enkel gerepatrieerd worden indien er sprake is van een misdrijf tegen de openbare orde (5,40 %) of van zwartwerk.
146
Een ander deel van de gedwongen verwijderingen bestaat uit de overnames, zowel bilateraal als in het kader van Dublin; en dit zowel via land als via lucht. De twee volgende tabellen geven dan ook de top 5 weer van de overnames in 2009 en 2010. Er wordt steeds de belangrijkste nationaliteit vermeld en de daarbij horende meest voorkomende bestemming van verwijdering. Top 5 van de overnames in 2010 volgens nationaliteit en belangrijkste bestemming
1 2 3 4 5
Nationaliteit Irak Rusland Kosovo Afghanistan Algerije
Totaal aantal 157 (13,46 %) 145 (10,61 %) 74 (6,35 %) 60 (5,15 %) 48 (4,12 %)
Hoofdbestemming Nederland Polen Duitsland Griekenland Spanje
Aantal hoofdbestemming 34 (21,66 %) 102 (70,34 %) 25 (33,78 %) 16 (26,67 %) 10 (20,83 %)
De top 5 van de meest voorkomende nationaliteiten op het vlak van overnames is nagenoeg niet gewijzigd in 2010. Enkel Algerije maakt in 2010 wel deel uit van de top 5; in 2009 was dit nog Guinee. Verder kan opgemerkt worden dat het percentage van vreemdelingen van Irakese nationaliteit gestegen is (van 10,54 % naar 13,46 %) en dit van Afghaanse nationaliteit gedaald is (van 9,42 % naar 5,15 %). Wanneer men kijkt naar de hoofdbestemmingen, wordt 70,34 % van alle Russische vreemdelingen waarvoor er een overname is voorzien teruggestuurd naar Polen. Ook in 2009 werd reeds het merendeel van deze onderdanen teruggestuurd naar Polen (79,21 %). Top 5 van de overnames in 2010 volgens belangrijkste bestemming
1 2 3 4 5
Nationaliteit Italië Frankrijk Polen Nederland Griekenland
Totaal aantal 159 (13,65 %) 158 (13,56 %) 121 (10,39 %) 94 (8,07 %) 80 (6,87 %)
Afsluitend geeft onderstaande tabel nog een overzicht weer van de gedwongen verwijderingen opgedeeld volgens type. Type gedwongen verwijdering Repatriëring herkomstland Overname in het kader van Dublin Overname ander (EU) land Over land In het kader van Dublin Bilateraal TOTAAL Via lucht
2009 2.656 (70,06 %) 635 (16,75 %) 152 (4,00 %) 221 (5,84 %) 127 (3,35 %) 3.791
2010 2.275 (63,44 %) 851 (23,73 %) 144 (4,01 %) 241 (6,73 %) 75 (2,09 %) 3.586
Een vergelijking met 2009 toont aan dat de gedwongen repatriëring naar het land van herkomst in 2010 met bijna 7 % gedaald is. Dit in tegenstelling tot de verwijderingen in het kader van Dublin (zowel over land als via lucht) die in totaal met bijna 8 % gestegen zijn.
147
II.2.2. Aandachtspunten Irak en Afghanistan De DVZ merkt een toename van het aantal Irakese en Afghaanse illegale migranten die via Griekenland naar België komen (met vervalste of valse documenten van andere EUlidstaten); hun doel is niet noodzakelijk om in België te blijven, maar om door te reizen naar Groot-Brittannië, Nederland of Scandinavië. In sommige gevallen werd vastgesteld dat deze personen een asielaanvraag in Griekenland indienden. Voor deze personen werd dan een overnameverzoek gesteld. De organisatie van de terugkeer naar Griekenland is niet evident: de meeste personen weigeren te vertrekken (sommigen kiezen zelfs voor een terugkeer naar hun herkomstland). Bovendien worden regelmatig beroepen ingediend bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, die ertoe leiden dat de terugkeer naar Griekenland opgeschort wordt. Sinds oktober 2010 werden alle transfers naar Griekenland opgeschort op instructie van de Staatssecretaris, in afwachting van een definitieve uitspraak door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Pakistan Naar aanleiding van de grote overstromingen in Pakistan, werd bijzondere aandacht besteed aan de regio waaruit onregelmatig verblijvende Pakistani afkomstig waren, teneinde te vermijden dat zij naar een overstroomd gebied werden terug gestuurd. Haïti Naar aanleiding van de aardebeving in Haïti werden alle gedwongen verwijderingen naar dit land opgeschort. Er dient hier evenwel aan toegevoegd te worden dat deze maatregel in feite pro forma was, want in de praktijk heeft DVZ geen Haïtianen gerepatrieerd in de laatste 6 jaar.
II.3. Beveiligde vluchten De criteria voor de organisatie van beveiligde vluchten blijven in vergelijking met voorgaande jaren onveranderd. Ofwel levert de organisatie van gewone repatriëringen problemen op voor de burgerluchtvaart (bijvoorbeeld als gevolg van het grote aantal illegalen die naar één bepaalde bestemming moeten worden gerepatrieerd), ofwel is het gedrag van de te verwijderen persoon in die mate gewelddadig dat repatriëring met commerciële vluchten om veiligheidsredenen niet meer aangewezen is. In 2010 werden, met het oog op de verwijdering van illegalen, 11 beveiligde vluchten georganiseerd door België, met als bestemming Polen, Hongarije, de Democratische Republiek Congo, Nigeria en Griekenland. Aan twee van deze vluchten werd ook deelgenomen door andere Europese landen, met name Nederland, Bulgarije, Ierland en Engeland. Deze verwijderingen werden met militaire vliegtuigen van het type Embraer 145 vanaf de luchthaven van Melsbroek uitgevoerd. Daarnaast heeft de DVZ deelgenomen aan 2 beveiligde vluchten die georganiseerd werden door een andere Europese lidstaat al dan niet in samenwerking met het Europees agentschap Frontex. Zowel de eerste als de tweede vlucht werden georganiseerd door Nederland samen met Frontex. Zij hadden als bestemming Nigeria voor de eerste vlucht en Kameroen & Nigeria voor de tweede vlucht. In totaal werden 73 personen verwijderd.
148
Wanneer men de vergelijking maakt met 2009, zijn er in 2010 drie maal zoveel personen verwijderd met beveiligde vluchten (28 personen in 2009 tegen 73 personen in 2010). Dit verschil kan grotendeels toegeschreven worden aan een toename van het aantal personen die in het kader van Dublin gerepatrieerd dienden te worden naar Griekenland in de eerste helft van 2010. De speciale vluchten worden gewoonlijk begeleid door een ambtenaar van de DVZ; meestal gaat het om een immigratieambtenaar.
II.4. Samenwerking met de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) a. De Identificatiecel heeft beroep gedaan op vertegenwoordigers van de IOM om de REAB51-programma’s in de gesloten centra bij bepaalde groepen van bewoners te promoten en hen tot een vrijwillige terugkeer te stimuleren (met wisselend succes). b. Er is ook regelmatig overleg en contact met de IOM Brussel. Er wordt samen gezocht naar middelen om de vrijwillige terugkeer nog meer te stimuleren. In de centra wordt meer aandacht besteed aan het stimuleren van vreemdelingen om zich in te schrijven voor een REAB-terugkeer. c. Teneinde de vrijwillige terugkeer in de gesloten centra nog meer te stimuleren, werd in juni 2010 binnen de identificatiecel een cel vrijwillige terugkeer opgericht. Twee medewerkers gaan op regelmatige basis naar de gesloten centra om vreemdelingen ervan te overtuigen in te gaan op de mogelijkheden van vrijwillige terugkeer. Dit is één van de hoofdredenen waarom in 2010 meer personen bereid waren vrijwillig terug te keren vanuit de gesloten centra. In 2010 vertrokken 154 bewoners met steun van de IOM vanuit een gesloten centrum of vanuit een woonunit. Ter vergelijking : in 2005 280 bewoners; 2006 264 bewoners; 2007 227 bewoners; 2008 147 bewoners; 2009 111 bewoners. Daarnaast vertrokken 131 personen vrijwillig naar Servië of Macedonië (per bus of per vliegtuig), zonder financiële ondersteuning en op initiatief van DVZ. Deze personen verzaakten aan hun asielprocedure, nadat bij een informatiecampagne aan hen werd duidelijk gemaakt dat zij als asielzoeker geen kans op erkenning op basis van economische redenen hadden, gezien deze redenen niet voorzien zijn als criterium in de Conventie van Genève. Teneinde deze Servische en Macedonische vertrekkers correcte informatie te kunnen bezorgen, werd een infolijn ingericht. Via deze lijn krijgen deze personen in hun landstaal correcte en objectieve informatie. Er is een kentering t.o.v. de vorige jaren: voor het eerst sinds twee jaar is er een stijging van IOM-vertrekkers vanuit de gesloten centra merkbaar. Deze stijging volgt de trend van de algemene cijfers. De geregistreerde vrijwillige terugkeer vanuit België is in 2010 gestegen (van 2.659 naar 3.088 personen – een stijging met 16,13 %); de vrijwillige vertrekkers via DVZ (zonder IOM-steun), vanuit de gesloten centra en vanuit de woonunits vertegenwoordigen 9,22 % van alle geregistreerde vrijwillige vertrekkers.
51
REAB : Return Ex-Asylum Belgium: begeleide vrijwillige terugkeer, georganiseerd door de IOM (op basis van fondsen die door de federale overheid ter beschikking worden gesteld). Zie www.belgium.iom.int/avrr.
149
II.5. Internationale samenwerking inzake verwijdering II.5.1. Het Europees agentschap Frontex Het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (Frontex), dat door de verordening van 26 oktober 2004 werd opgericht, heeft zijn rol als platform voor de uitwisseling van goede praktijken voor de gezamenlijke vluchten en voor het bekomen van de reisdocumenten verder gespeeld. Frontex speelt een belangrijke rol in het kader van de uniformering van de praktijken van de Partnerstaten (lidstaten en Zwitserland) op het gebied van de terugkeer. Het agentschap verzamelt alle informatie met betrekking tot de beveiligde vluchten die door de partnerstaten georganiseerd worden en geeft de voorstellen voor gezamenlijke vluchten door aan zijn leden. Frontex centraliseert ook de aanvragen voor bijstand die worden ingediend door de lidstaten, met het oog op de organisatie, via gezamenlijke vluchten, van de verwijdering van weerspannige personen en/of personen die problemen veroorzaken. In het kader van zijn functie van bijstand aan de lidstaten op het gebied van de terugkeer heeft Frontex in 2010 zeven vergaderingen georganiseerd. Twee vergaderingen, die de personen die als contactpunt voor de terugkeer aangewezen werden door de verschillende deelnemende Staten verzamelden, hebben vruchtbare uitwisselingen over de volgende onderwerpen mogelijk gemaakt : - Ontwikkeling van de procedures voor het huren van vliegtuigen en het uitwerken van een typecontract; - Bijstand in het kader van de organisatie van gezamenlijke vluchten; bijstand in het kader van de fase die voorafgaat aan de terugkeer; uitwerking van een eenvormig evaluatieformulier voor de risico’s die gevaarlijke passagiers opleveren; - Ontwikkeling van een gedragscode die tijdens de gezamenlijke vluchten moet worden toegepast; - Harmonisatie van de opleiding en de training van de begeleiders/officieren voor de gezamenlijke terugkeer en van de procedures op het Europees niveau; - Cofinanciering van de gezamenlijke Frontex-vluchten; - Monitoring van de gedwongen terugkeer; - Activiteiten van de sector « terugkeeroperaties »; jaarlijks plan van de vluchtbestemming voor het jaar 2011; - Europese overnameovereenkomsten; - Bijwerking van de afdeling « terugkeer » van het Iconet-netwerk en installatie van een Q & A; - Voorstelling van het FOSS (Frontex One Stop-shop System); - Organisatie van de terugkeer over land. Deze vergaderingen hebben het mogelijk gemaakt om een workshop over de monitoring van de gezamenlijke terugkeeroperaties te organiseren. Op basis van een nota van de Europese Commissie moesten de deelnemers verschillende vragen beantwoorden: wat zijn de verwachtingen, waarvoor heeft men schrik en wat zijn de conflicten, wie levert de monitor en aan wie brengt hij verslag uit ? Dit jaar werden twee projecten opgestart : Melita (voor het verlenen van bijstand aan de Maltese immigratieoverheden) en Attica (voor het ontwikkelen van de terugkeercapaciteit van de Griekse politie). 150
De « Core Country Group For Return Matters » heeft zes keer vergaderd. Deze groep bestaat uit Lidstaten die ervaring hebben op het gebied van de organisatie van beveiligde vluchten : Italië, Frankrijk, Groot-Brittannië, Duitsland, Oostenrijk, Polen, Spanje, Nederland, Zwitserland en België, waarbij ook Ierland en Zweden zich gevoegd hebben. Deze groep wisselt informatie uit over de nationale en gezamenlijke terugkeeroperaties, de samenwerking met de ambassades, de praktijken van de derde landen, kortom alle informatie die het mogelijk maakt om meer te weten over de huidige situatie in de derde landen. Hij vormt het basisplatform voor het identificeren van de behoeften en de mogelijkheden op het gebied van de gezamenlijke vluchten, de bepaling van de bestemmingen, de operationele planning. Hij zorgt voor de noodzakelijke bijstand voor het organiseren van de gezamenlijke terugkeeroperaties. Hij identificeert de beste praktijken voor het bekomen van de reisdocumenten en de verwijdering van de illegaal verblijvende onderdanen van derde landen. De groep heeft tot doel de capaciteit van de deelnemende staten om de illegaal verblijvende onderdanen van derde landen te verwijderen te ontwikkelen, de bijstand aan de deelnemende staten in de fase vóór de terugkeer te ontwikkelen en de Lidstaten aan te moedigen om in het kader van de rol van organisator van gezamenlijke operaties proactief te zijn. Tijdens de vergaderingen analyseert de Core Country Group de rapporten die aan het einde van de uitgevoerde gezamenlijke vluchten worden opgesteld, om gemeenschappelijke procedures op punt te stellen. De Core Country Group is overgegaan tot de bijwerking van de beste praktijken voor de verwijdering van de onderdanen van derde landen. Het gaat met name om : - Het feit dat het noodzakelijk is om over het uitvoeringsplan te discussiëren en gedetailleerde procedures op te stellen; - Speciale vesten en handschoenen die door de Italianen gebruikt worden; - Het toevoegen van een hoofdstuk « vaststellingen van de monitor » aan het finaal verslag van de terugkeeroperaties, met de commentaren van de monitors van de deelnemende staten; - Het toezicht houden op de verwijderde personen; - Het feit dat het noodzakelijk is om te beschikken over contactpersonen die Engels spreken; de Ierse grenspolitie organiseert cursussen die bestemd zijn voor de begeleiders; - Het nieuwe masker dat gebruikt wordt door de Nederlanders; - De aanwezigheid van de diplomatieke vertegenwoordigers aan boord van de gezamenlijke vluchten; - Het feit dat het noodzakelijk is om zo snel mogelijk over de machtigingen voor een vlucht te beschikken; - De legalisering van de documenten, die op het Europees niveau moet worden ontwikkeld; - Het feit dat het noodzakelijk is om alle informatie in een e-mailadres te centraliseren; - Het debriefingformulier voor het organiserend land en de deelnemende staten. In 2010 werden 37 gezamenlijke vluchten voorgesteld aan de deelnemende Staten; 34 hebben daadwerkelijk plaatsgevonden en hebben de verwijdering van ongeveer 1896 personen mogelijk gemaakt. Door middel van vragenlijsten heeft Frontex ook informatie verschaft aan de deelnemende Staten : - Bestemmingen van beveiligde vluchten : behoeften en plannen van de deelnemers; - Dagelijkse vergoedingen in de Europese Unie. 151
II.5.2. De communautaire overnameovereenkomsten Sinds het Verdrag van Amsterdam is de Europese Unie bevoegd om overnameovereenkomsten af te sluiten met derde landen. Tussen 2000 en 2010 heeft de Raad 18 mandaten gegeven aan de Commissie om in naam van de Europese Unie over overnameovereenkomsten te onderhandelen. Deze mandaten hebben op de volgende landen betrekking : Montenegro, Fyrom, Servië, BosniëHerzegovina, Moldavië, Marokko, Sri Lanka, Rusland, Pakistan, Hongkong, Macau, Oekraïne, Albanië, Algerije, China, Turkije, Georgië en de Kaapverdische Eilanden. Naast de reeds ondertekende overeenkomsten (Hong Kong, Macau, Sri Lanka, Albanië, Russische Federatie, Oekraïne, Montenegro, Fyrom (Macedonië), Servië, BosniëHerzegovina en Moldavië) werd er ook een overeenkomst ondertekend met Pakistan en Georgië. II.5.3. Benelux De samenwerking in de Benelux Het protocol tussen België en het Groothertogdom Luxemburg inzake de transit op hun respectieve grondgebieden werd op 1 april ondertekend. Momenteel wordt er onderhandeld over een readmissie-akkoord met Kazachstan. Een readmissie-akkoord met Kosovo werd geparafeerd. De betrekkingen met de derde landen In 2010 werd er geen overeenkomst ondertekend. De onderhandelingen of de heronderhandelingen over een overnameovereenkomst met Kazachstan, Kosovo en Frankrijk worden gefinaliseerd. De onderhandelingen met Sri Lanka en de Balkanlanden, Moldavië, Oekraïne en Pakistan werden voortgezet, om een uitvoeringsprotocol van de Europese terugnameovereenkomst te laten ondertekenen. II.5.4. Belgisch niveau In 2010 initieerde en omkaderde de DVZ onderhandelingen met bepaalde landen over de identificatie en de terugkeer van hun illegaal verblijvende onderdanen. In die zin werden er met betrekking tot de volgende landen initiatieven genomen : Afghanistan, Brazilië, Peru, Ivoorkust en Mongolië. Deze initiatieven hebben in 2010 niets opgeleverd. In dit kader werden door immigratieambtenaren zendingen ondernomen naar India en Irak.
152
III. De multidisciplinaire aanpak van de Dienst Vreemdelingenzaken III.1. De samenwerking met de gemeenten III.1.1. Project van de pilootgemeenten III.1.1.1. Inleiding Dit project, dat werd opgestart in oktober 2003, kan nog steeds rekenen op een dynamische medewerking van alle deelnemers die streven naar een continue verbetering en optimalisering van de werking van en de samenwerking tussen de lokale besturen (gemeente en politie) en de DVZ. De lokale besturen (politie en administratie) van de volgende gemeenten hebben in 2010 actief aan het project deelgenomen: Aalst, Antwerpen, Hasselt, Mechelen, Luik, Bergen, Namen, Charleroi, Schaarbeek, Sint-Jans-Molenbeek, Evere en Sint-Joost-ten-Node. Londerzeel werd in 2010 bij het project betrokken omdat op die manier de inbreng van een kleinere gemeente een beter evenwicht in de groep tot stand kon brengen. Een vertegenwoordiger van de Gouverneur van de Provincie Vlaams-Brabant evenals van de Provincie West-Vlaanderen namen aan alle vergaderingen deel. III.1.1.2. Evaluatie van het project 1) Bijzondere aandachtspunten in 2010 - Toepassing en misbruik van bestaande administratieve procedures voor en door onderdanen uit derde landen : o Partnerschap : er wordt een toename van het misbruik van het statuut van geregistreerd partnerschap vastgesteld en de wetgever heeft hierop nog geen sluitend antwoord kunnen geven. Schijnpartnerschap maar ook verklaring van wettelijke samenwoning door personen die niet door een affectieve band gebonden zijn en dus niet vallen onder de bepalingen van de vreemdelingenwet (notie in het burgerlijk wetboek dekt niet dezelfde finaliteit, wat is een duurzame relatie en hoe kan ze bewezen worden na annulering van art. 11 van het KB van 17 mei 2007 door de Raad van State.); o Regularisatie en regularisatiefraude; o Problemen rond woonstcontrole in het kader van regularisatie; o Problemen rond uitspraken van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen inzake annulering van beslissingen gebaseerd op een negatieve woonstcontrole omdat de regels niet zouden gerespecteerd zijn terwijl er geen regels voor woonstcontrole werden vastgelegd en inzake het niet moeten voorleggen van een volledig paspoort terwijl juist een volledig paspoort duidelijk uitsluitsel kan geven over de aanwezigheid van een vreemdeling op het grondgebied; o Staatlozen : problemen rond erkenning, procedures en inschrijving; o Verschillende soorten van controles op adres: die met het oog op inschrijving in de bevolkingsregisters moet worden uitgevoerd en die met het oog op controle of de vreemdeling er nog verblijft na het verstrijken van zijn bevel om het grondgebied te verlaten, wordt gevraagd. - Toepassing en misbruik van bestaande administratieve procedures voor en door EUburgers :
153
o
o
Problemen verbonden aan de weigering van bepaalde EU-burgers om de nodige stappen te ondernemen om zich in de gemeenten van verblijf te laten inschrijven (vooral grensgemeenten) en geen wettelijke mogelijkheid om ertegen op te treden; Problemen die voorvloeien uit een hiaat in de wetgeving : geen afschrijving uit het wachtregister mogelijk ten gevolge van een negatieve woonstcontrole.
- Verwijderingen : o Toegang tot de privé-woning; o Terugvordering van verblijfskosten van de garant die een bijlage 3bis ondertekend heeft en van de werkgever die vreemdelingen zonder arbeidskaart heeft te werk gesteld; o Nood aan een garantenbestand …; o Opvolgen van het BGV. - Verlies en diefstal van verblijfskaarten : ○ Problematiek rond aangifte van verlies van zijn verblijfskaart door een vreemdeling wiens kaart door de gemeente van verblijf werd ingetrokken wegens verlies van zijn verblijfsmachtiging, om op die manier in een andere gemeente aan een nieuwe kaart te geraken; ○ Belang van het correct en onmiddellijk bijwerken van de registers; ○ Problematiek rond imposters. - Handelingen van de besturen die fraude en misbruik van procedures in de hand kunnen werken. - Delegatie van ondertekeningsbevoegdheid voor burgemeesters. - Harmonisatie van procedures tussen en opstellen van instructies door de diensten van het Rijksregister en de DVZ, zodat ze beter op elkaar afgestemd zijn : o Inbreng van het motief van de immigratie en het aanpassen van informatietypes van het Vreemdelingen- en het bevolkingsregister; o Harmonisatie van de regels inzake inschrijving in en schrapping uit het wacht-, vreemdelingen- en bevolkingsregister; o Annuleringscodes voor elektronische verblijfskaarten; o Problemen rond inbreng van verklaarde identiteit. - Statuut van langdurig ingezetene. - De visacode die op 5 april 2010 in werking trad. - Recht op terugkeer en machtiging tot terugkeer. - Het verlengen van de A-kaarten (Bewijs van Inschrijving in het vreemdelingenregister met beperkte duur) op overlegging van een nieuwe arbeidsvergunning. 2) Concrete verwezenlijkingen in 2010 - Een brochure, opgesteld in de drie landstalen en het Engels m.b.t. de belangrijkste rechten en plichten die voortvloeien uit het statuut van langdurig ingezetene; - Aanpassing van de site GEMCOM waar, op vraag van de gemeenten, linken werden voorzien naar sites waar zij specimen van alle verblijfskaarten, die door de EU-landen worden afgeleverd, kunnen inkijken;
154
- Instructies m.b.t. het bepalen van een duurzame relatie, na de annulatie van art. 11 van het koninklijk besluit van 17 mei 2007 door de Raad van State; - Samenwerking tussen de DVZ en de diensten van het Rijksregister m.b.t. het opstellen van instructies voor : o Aanpassing van de algemene onderrichtingen inzake de elektronische verblijfskaarten; o Aanpassing van de instructies betreffende het houden van de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister; -
Instructies m.b.t. het vermelden op de kaarten en in het Rijksregister dat het om een “verklaarde identiteit” gaat. Hier is het vooral belangrijk te vermelden dat er zowel door alle betrokken diensten van de DVZ samen als door de diensten van het Rijksregister een eenduidig en duidelijk standpunt werd ingenomen m.b.t. de documenten die, voor de inschrijving in de bevolkingsregisters, in aanmerking worden genomen om de inschrijving van een vreemdeling uit te voeren zonder de vermelding “verklaarde identiteit” (DECL). Deze regels zullen in 2011 worden uitgebreid naar het wachtregister zodat de informatie in elk register op dezelfde manier zal worden verwerkt.
- Instructies inzake de identiteit : o In 2010 werd tevens een commissie opgericht waarin zowel agenten van de DVZ als agenten van het Rijksregister zetelen, met het oog op het harmoniseren van de beide wetgevingen en de praktische uitwerking ervan; o Link tussen het Rijksregister en het centraal register voor de afgifte van verblijfkaarten om de werklast van de gemeenten te verlichten. - Afstemmen van de werking van de met grenscontrole belaste overheden op de werking van de gemeenten m.b.t. het toepassen van de reglementering inzake het uitoefenen van het recht op terugkeer; - Instructies betreffende het verlies van het recht of de machtiging tot verblijf en de afvoering uit de bevolkingsregisters; - Instructies m.b.t. het nemen van de beslissingen door de burgemeester in het kader van de wet van 15/12/1980. - Organiseren voor de lokale besturen door de DVZ van een sensibiliseringscampagne inzake fraude en misbruiken van procedures in samenwerking met de federale politie die werd afgerond op 15 januari 2010; - Een opleiding voor de wijkagenten m.b.t. het uitvoeren van een controle op adres om na te gaan of een vreemdeling er nog verblijft na het verstrijken van zijn BGV. Deze opleiding werd gegeven door de DVZ en wordt vervolgens in het lessenpakket van de politiescholen opgenomen. De overige verwezenlijkingen vallen onder de algemene noemer : -
Administratieve vereenvoudiging van de procedures en formulieren; Het verstrekken van juridisch advies; Het harmoniseren van procedures; Het permanent verstrekken van informatie bij nieuwe reglementeringen; Het voorstellen van structurele verbeteringen inzake de werking van de betrokken diensten, enz …
155
Een aantal regelgevende initiatieven die in 2009 werden genomen, konden, gelet op het uitblijven van een regering, in 2010 niet afgerond worden.
3) Algemene evaluatie Als forum waar een brede waaier van onderwerpen wordt besproken en waar in een constructieve sfeer naar oplossingen wordt gezocht voor de problemen die de lokale besturen ondervinden bij de uitoefening van hun opdracht, in het kader van de toepassing van de vreemdelingenreglementering, is het project een succes te noemen en heeft het nog op geen enkel vlak aan dynamisme ingeboet. Alle gemeenten profiteren rechtstreeks van de resultaten van dit project omdat de verwezenlijkingen tot een administratieve vereenvoudiging van de procedures en tot het opstellen van doelgerichte brochures en instructies leiden, waarvan zij het resultaat via de website www.dofi.fgov.be/GEMCOM kunnen bekomen. Aangezien zowel de vreemdelingenreglementering als de wetgeving in het algemeen vaak gewijzigd wordt ten gevolge van de nationale en internationale politieke en reglementaire context, zullen procedures steeds opnieuw op elkaar moeten worden afgestemd en zal er steeds naar de best mogelijke samenwerking en vereenvoudiging van procedures moeten gestreefd worden, om zodoende de efficiëntie ervan te verzekeren. In de zoektocht naar de best mogelijke samenwerking en werking, rekening houdend met eenieders problemen, mogelijkheden en bevoegdheden, leidt dit project tot zeer concrete resultaten die een groot draagvlak hebben. III.1.2. Het Project Europa – omzendbrief 30 december 1997 III.1.2.1. Inleiding In het verleden werden er door verschillende publieke instanties misbruiken vastgesteld door vreemdelingen uit een niet-EU-staat die zich in Belgische gemeenten lieten inschrijven door bewust gebruik te maken van valse of vervalste Europese identiteitsdocumenten. Deze vreemdelingen trachtten zich in te schrijven als EU-onderdanen om navenant frauduleus de rechten te genieten die aan dit statuut zijn verbonden (vrij verkeer van personen binnen de EU, uitgebreide gezinshereniging, sociale voordelen, toegang tot de arbeidsmarkt…). Het bureau opsporingen van de DVZ is in deze procedure één van de sleutelpartners en coördineert de contacten tussen de gemeentebesturen, de politiediensten en de uitvoeringsbureaus van de DVZ die in deze materie betrokken zijn. Via geïntegreerde infosessies die door experten van de DVZ in samenwerking met de federale politie ter plaatse worden gegeven, licht men de doelstellingen en procedures toe. III.1.2.2. Procedure en resultaten Wanneer de Centrale Dienst ter Bestrijding van de Valsheden van de Federale Politie een verslag in het kader van de omzendbrief van de lokale politie ontvangt, start deze dienst een onderzoek naar de echtheid. Als wordt vastgesteld dat een vals of vervalst document werd gebruikt om zich in te schrijven in een Belgische gemeente wordt een verslag naar het Bureau Opsporingen gestuurd. Aan de vaststellingen wordt zowel een gerechtelijk als een administratief gevolg gegeven. De vreemdeling heeft immers verschillende ernstige misdrijven gepleegd, zoals valsheid in geschrifte, gebruik valse stukken, oplichting, enz ... Op administratief vlak vertoeft de
156
vreemdeling illegaal op het grondgebied en impliceren de feiten van openbare orde een prioritaire verwijdering van het grondgebied. Daar de echte identiteit en in het bijzonder de echte nationaliteit van de vreemdeling onzeker zijn, moet de DVZ een bijzondere identificatieprocedure toepassen teneinde de nodige reisdocumenten te bekomen van de bevoegde ambassade, zodat de betrokkene effectief van het grondgebied kan verwijderd worden. Ingevolge de doorgevoerde controle door de politiediensten naar de echtheid van een document en het feit dat de identiteitsdocumenten fysiek beter beveiligd zijn, merken de diensten een verschuiving van het gebruik van louter valse of vervalste identiteitsdocumenten naar het gebruik van echte documenten door look-a-likes of het gebruik van intellectuele valse documenten. Het gevaar schuilt zich steeds meer in het gebruik van valse basisdocumenten zoals bijvoorbeeld valse of vervalste geboorteakten. Deze niet beveiligde documenten liggen immers aan de basis van een aanvraag van een origineel identiteits- of reisdocument. Look-a-likes zijn personen die een authentiek document van een ander persoon gebruiken, net omdat ze visueel veel gelijkenissen vertonen met die persoon. Uiteraard heeft deze andere vreemdeling wel een gunstige verblijfssituatie in België of in een andere EU-staat en probeert de illegale vreemdeling een voordeel te putten uit deze usurpatie. Intellectuele fraude doet zich voor wanneer men op basis van een vals stuk, bv. een vervalste geboorteakte, een authentieke identiteitstitel bekomt. Een controle van dergelijke stukken is bijzonder moeilijk daar het verkregen identiteitsdocument technisch perfect in orde is, doch de inhoud stemt niet overeen met de werkelijkheid. De manier waarop het verkregen werd, is frauduleus. In 2010 werden 120 misbruiken gerapporteerd aan het bureau Opsporingen van de DVZ tov 151 gevallen in 2009. Verdeling per nationaliteit 2009 Portugal Bulgarije Frankrijk Italië Spanje Litouwen Verenigd Koninkrijk Roemenië Tsjechië Nederland Noorwegen Malta
2010 72 25 13 13 6 5 5 4 3 2 1 1
86 8 2 8 5 0 5 2 0 0 0 0 157
Polen
1
3
De lijst wordt al twee jaar op rij aangevoerd door Portugal (72 % van het totaal aantal meldingen). De grote Brusselse agglomeratie kent het meeste misbruiken. In de praktijk zijn het vooral Brazilianen die misbruik maken van de valse Portugese identiteitskaart en deze gebruiken om tewerkgesteld te worden (voornamelijk in de bouw). In mei 2010 werd in het Europees Parlement te Brussel door de FOD Binnenlandse Zaken een grote conferentie georganiseerd met als onderwerp identiteitsfraude. Stelselmatig werd gehamerd op het grote belang van de beveiligde afgifte van identiteitsdocumenten (ook bij duplicaten), de controle van identiteitsdocumenten en de fysieke beveiliging van alle types documenten. Bij de beveiligde afgifte en opmaak van identiteits- of verblijfsdocumenten kan geopteerd worden voor “live-enrollment”. Live-enrollment biedt veel voordelen. Dergelijke aanpak bestaat erin dat alle noodzakelijke gegevens ter plaatse worden geregistreerd. In de praktijk zal de vreemdeling zich moeten aanbieden bij een lokaal bestuur en zal er ter plaatse een digitale foto worden genomen alsook de vingerafdrukken. De vingerafdrukken zullen als biometrisch gegeven worden opgeslagen op een beveiligde chip op de kaart. Wanneer een duplicaat moet worden opgemaakt kan een andere vreemdeling zich niet in de plaats van de rechtmatige eigenaar aanbieden. De foto en vingerafdrukken zullen immers elektronisch vergeleken worden. Het enige zwakke punt zijn weer de mogelijke valse basisdocumenten die gebruikt worden om een perfect beveiligd document aan te maken. III.1.3. Beveiliging van de gemeentebesturen Sinds 1 november 2008 worden in alle gemeenten elektronische vreemdelingenkaarten uitgereikt en zijn het nog enkel de attesten van immatriculatie die nog in karton zijn. De voorraad blanco kaarten van deze laatsten blijft uiteraard beperkt en wordt opgevolgd door de dienst “verblijfstitels”. Aan alle gemeenten werd gevraagd een PV op te stellen van de resterende blanco verblijfskaarten en tot hun vernietiging over te gaan. Het aantal diefstallen met braak is sinds 2009 tot nul herleid. Het aantal documenten dat werd gestolen in de gemeenten is eveneens gedaald. In onderstaande tabel vindt u de relevante cijfergegevens inzake de vastgestelde diefstallen.
Aantal aan de gemeenten afgeleverde kartonnen verblijfsbewijzen Aantal gemeenten waar diefstal met braak van blanco verblijfsbewijzen werd vastgesteld Aantal verblijfsbewijzen dat in de gemeenten werd gestolen / verdwenen is
2007
2008
2009
2010
333.833
138.853
53.686
4
0
0
361
36
4
54.050 0
0
Sinds begin 2006 wordt er bij elke controle van de werking van een gemeente een lijst opgemaakt van de verblijfstitels die niet in de controleregisters van de afgegeven kaarten of in het Rijksregister voorkomen en niet meer terug te vinden zijn in de stock van blanco kaarten die bij de gemeente bewaard worden. Indien de bestemmeling van de kaart door de gemeente niet kan achterhaald worden en de informatie in het rijksregister dus niet kan aangevuld worden, wordt deze kaart als verdwenen gesignaleerd om misbruik en fraude te voorkomen. 158
Al deze meldingen worden in een bestand opgeslagen, zodat er bij navraag van een politiedienst gemakkelijk nagegaan kan worden of de aangeboden kaart al dan niet als gestolen geseind staat (zie ook onderstaand punt III.8.). Het veralgemeend in omloop brengen van geïndividualiseerde verblijfskaarten in elektronische vorm zorgt er voor dat er nog slechts weinig blanco verblijfsdocumenten in de gemeentehuizen worden bewaard. De enige blanco documenten die nog moeten worden bewaard zijn de attesten van immatriculatie, documenten met een mindere waarde aangezien het slechts tijdelijke en voorlopige documenten zijn. De overstap naar de elektronische kaarten heeft het mogelijk gemaakt om een einde te maken aan de diefstallen en de verdwijningen van kaarten bij de gemeenten. III.1.4. De controle van de gemeenten De gemeenten worden door de DVZ gemachtigd om verschillende handelingen te stellen. Ze moeten dan ook gecontroleerd en ondersteund worden, zodat ze hun opdrachten zo goed mogelijk kunnen uitvoeren. a) De controle als basisopdracht De controle behelst dan ook een dubbele opdracht : - Enerzijds het uitvoeren van een kwaliteitscontrole op de door de gemeentelijke administraties gestelde handelingen in uitvoering van de vreemdelingenreglementering; - Anderzijds het verstrekken van praktijkgerichte informatie aan deze administraties om hun werking te optimaliseren. Deze dubbele aanpak wordt door de gemeenten als positief ervaren. Het vaststellen van de tekortkomingen in de werking van de gemeentelijke administraties wordt op die manier immers dadelijk gecompenseerd door het verstrekken van praktijkgerichte informatie en het formuleren van aanbevelingen om de werking te verbeteren. De dienst Controle van de gemeenten (CTL) is voor de gemeenten dan ook het aanspreekpunt bij de DVZ waar zij met hun problemen terecht kunnen. De vaststellingen met betrekking tot zowel de negatieve als de positieve punten in de werking van de gemeente worden in een eenvormig syntheseverslag verwerkt. Op die manier kunnen een aantal accurate en structurele maatregelen uitgewerkt worden om een oplossing te bieden voor de meest voorkomende fouten en problemen, o.m. door het organiseren van aangepaste vorming rond bepaalde thema’s, het aanpassen van bepaalde reglementeringen en procedures. Deze werkmethode laat ook toe om op basis van objectieve criteria een beter gefundeerde beoordeling aan een gemeente toe te kennen. Net zoals in 2009 werden er door CTL in 2010 talrijke vergissingen vastgesteld bij de uitreiking van elektronische kaarten en bij de invoering van de code IT 202 (motief van migratie). Het gaat om nieuwe materies die nog niet goed worden toegepast door alle gemeenten.
Aantal gemeenten
gecontroleerde
2006
2007
2008*
2009**
2010***
224
183
157
131
126
159
* 122 Vlaamse gemeenten en 35 Waalse + Brusselse gemeenten ** 77 Vlaamse gemeenten en 54 Waalse + Brusselse gemeenten *** 68 Vlaamse gemeenten en 58 Waalse + Brusselse gemeenten Het is de bedoeling dat elke gemeente minstens eenmaal om de drie jaar gecontroleerd wordt, zo niet gaat de efficiëntie van de controle verloren. Er werd vastgesteld dat de voordelen van de controle en van de opleiding verloren gaan indien er te veel tijd verstrijkt tussen twee controles en de ambtenaren niet een zekere druk, die uit een opvolging voortvloeit, voelen. Omwille van het beperkt aantal personeelsleden is het aantal controles op het Nederlandstalig grondgebied in 2010 verder gedaald (in de loop van de jaren 2008, 2009 en 2010 hebben 5 controleurs, die niet vervangen werden, de dienst verlaten). De norm van een controle om de drie jaar kon dus niet gehaald worden omdat er niet voldoende personeelsleden waren. In 2010 is het aantal controles in de Waalse gemeenten en in de tweetalige Brusselse gemeenten in vergelijking met 2009 licht gestegen. De norm van een controle om de drie jaar kon echter niet gehaald worden omdat er niet voldoende personeelsleden waren. Om de nefaste gevolgen die onvermijdelijk verbonden zijn met een te lange periode van nietopvolging tussen twee controles voor de gemeenten die problemen opleveren te ondervangen werd in 2010 een systeem voor de “opvolging van controles” ingevoerd. De in 2009 gecontroleerde gemeenten waar verschillende fouten werden vastgesteld hebben het voorwerp uitgemaakt van een opvolging. Er werd geverifieerd dat de vastgestelde fouten gecorrigeerd werden en dat de nieuwe behandelde dossiers correct waren. 11 opvolgingen van een controle werden uitgevoerd. Veel vergissingen inzake de omwisseling van kartonnen kaarten tegen elektronische en inzake de invulling van IT 202 (motief van migratie) dienen nog steeds te worden rechtgezet. Dit heeft geleid tot veel extra werk op het gebied van het onderzoek van de individuele dossiers van vreemdelingen. De fouten die het vaakst worden vastgesteld tijdens de controles zijn : - Fouten bij de afgifte van de elektronische kaarten, met name bij het omwisselen van de kartonnen kaart tegen een elektronische kaart; - Fouten bij het invoeren van het motief van migratie (IT 202); - Niet respecteren van de omzendbrief van 07/04/2005 betreffende het vermoeden van illegaal verblijf bij afwezigheid van inreisstempel in het inreisdocument van een niet-EUonderdaan; - Niet respecteren van de omzendbrief van 30/12/1997 betreffende het bestrijden van frauduleus gebruik van identiteits- en reisdocumenten uitgegeven door lidstaten van de Europese Unie; - Het verblijfsonderzoek wordt niet binnen een periode van 8 werkdagen uitgevoerd; - Bij het opstellen van een attest van immatriculatie (model A) wordt de vermelding met betrekking tot de werkvergunning niet geschrapt voor de personen die met een EGonderdaan worden gelijkgesteld; - Geen vermelding « decl » voor de identiteit en de nationaliteit van de niet-EU-vreemdeling die zich niet door middel van een geldig nationaal paspoort kan identificeren; - Niet respecteren van de procedures bij de aangifte van verlies/diefstal; - De bijlagen 8 en 8bis zijn niet ingevoerd in het Rijksregister (IT 195); - Het vertrek van de vreemdeling wordt niet geverifieerd wanneer zijn bevel om het grondgebied te verlaten of zijn aankomstverklaring vervalt; 160
- De EU-burger wordt niet ingeschreven in het wachtregister wanneer hij zich voor inschrijving bij de gemeente aanbiedt; - Verblijfsonderzoeken niet binnen een periode van 10 dagen na de indiening van een 9bis uitgevoerd; - Geen rechtstreekse afgifte van de bijlage 19ter aan het familielid van de EU-burger zonder inschrijving in de registers, en afgifte van het AI met een geldigheidsduur van 5 maanden, te dateren vanaf de 19ter, na terugkeer positief verblijfsonderzoek; - De vreemdelingen die toegelaten zijn tot het definitief verblijf in een andere Staat van de Unie en de vreemdelingen die daar het statuut van EG-langdurig ingezetene bekomen hebben, worden met elkaar verward; - Vergissingen in het kader van de behandeling van de dossiers van de Roemeense en Bulgaarse werknemers die nog steeds over een arbeidskaart moeten beschikken; - Voor sommige gezinsherenigingsdossiers wordt de verwantschapsband niet geverifieerd. b) Extra aandachtspunten 1. In 2010 werd door de dienst Controle van de gemeenten een werkgroep opgericht met de Brusselse gemeenten. In eerste instantie werd elke gemeente aan een nauwgezette controle onderworpen. Er werd ook gezorgd voor een opvolging van de meest problematische gemeenten. In oktober 2010 werd de werkgroep van de Brusselse gemeenten gelanceerd. Het enthousiasme aan weerskanten heeft tot verschillende debatten geleid waarvan de uitkomst zowel voor de gemeenten als voor de uitvoeringsbureaus van de DVZ voordelig zal zijn. Een van de doelen van deze werkgroep was het creëren van een communicatienetwerk tussen de 19 Brusselse gemeenten, die tot nu toe te weinig contact met elkaar hadden. De Brusselse gemeenten worden bovendien geconfronteerd met specifieke problemen die verbonden zijn met hun situatie en met het feit dat ze een grote buitenlandse bevolking hebben. Via deze werkgroep kunnen er oplossingen worden gevonden voor hun problemen en zo kan hun werking verbeterd worden. De behandelde thema’s worden in onderling overleg gekozen en zijn zeer divers : problemen in verband met de inschrijvingstermijnen, toegankelijkheidsproblemen aan weerskanten, het doorgeven van informatie binnen een redelijke termijn, enz. 2. Zoals in 2008 en 2009 werd ook in 2010 een sensibilisatiecampagne gevoerd rond alle handelingen die door de gemeenten zelf worden gesteld en die fraude, misbruiken van procedures en verblijf/vestiging van illegalen in de hand kunnen werken. De nadruk werd ook gelegd op het belang van het feit dat er een duidelijk onderscheid moet worden gemaakt tussen een identiteit die bevestigd wordt door de overlegging van een geldig nationaal paspoort en een opgegeven identiteit, evenals op de overeenstemming van de overhandigde pasfoto’s met de individuen en de foto’s in hun dossier. 3. De afgifte van verblijfsdocumenten zonder voorafgaande machtiging van de DVZ is een marginaal fenomeen geworden, maar dit gebeurt nog steeds. Elk jaar worden een paar gevallen vastgesteld. De controles zijn dus nog steeds noodzakelijk en waakzaamheid blijft geboden. 4. Er werd nagegaan welke de impact van de controle op het gedrag van de gemeenten is en of de opmerkingen die tijdens een voorgaande controle werden gemaakt er toe geleid hebben dat de toen vastgestelde tekortkomingen verholpen werden. Door de vermelding van het resultaat in het controlerapport dat aan de burgemeester wordt gestuurd, wordt de aandacht gevestigd op de opvolging die gegeven werd aan de gemaakte opmerkingen om de werking van de gemeente te verbeteren en in overeenstemming met de wetgeving te brengen.
161
5. Ook dit jaar werd bij elke controle de nadruk gelegd op het belang voor de gemeenten om regelmatig te informeren naar de laatste ontwikkelingen in de vreemdelingenreglementering. Dit kan in het bijzonder gedaan worden door regelmatig de site te consulteren die aan de gemeenten wordt voorbehouden en door de DVZ voortdurend wordt bijgewerkt, om de gemeenten bij de uitvoering van hun taken te helpen : www.dofi.fgov.be/gemcom. Deze campagnes zullen in de komende jaren een prioriteit blijven, gelijktijdig met de controle van de afgifte van de elektronische kaarten. Uit de controles blijken de volgende zaken :
Handelingen die door de gemeenten worden gesteld en die fraude en misbruik in de hand kunnen werken Opvolging door de gemeenten van de opmerkingen die door de DVZ tijdens de vorige controle werden gemaakt, zodat een verbetering merkbaar is.
% van de in 2010 gecontroleerde Franstalige gemeenten
% van de in 2010 gecontroleerde Nederlandstalige gemeenten
55 % (57% in 2009)
72 % (69 % in 2009)
68 % (32 % in 2009)
74 % (41 % in 2009)
Om de gemeenten te sensibiliseren in verband met het thema van de handelingen die tot fraude of misbruik kunnen leiden moeten er nog consequente inspanningen worden geleverd en zijn regelmatige controles noodzakelijk. In verband hiermee werden de volgende feiten vastgesteld : - Gebrek aan kennis van en verificatie van de documenten die de binnenkomst op het grondgebied mogelijk hebben gemaakt; - De omzendbrief van 30/12/1997 betreffende het bestrijden van het frauduleus gebruik van identiteits- en reisdocumenten uitgegeven door lidstaten van de Europese Unie wordt niet systematisch toegepast; - De vermelding « decl » wordt niet hernomen op de verblijfstitel van de niet-EUvreemdeling die zich niet door middel van een geldig nationaal paspoort kan identificeren; - Bij de aangiften van verlies/diefstal worden de procedures niet steeds gerespecteerd : politieonderzoek, aanbrengen van een foto op de bijlage 12, kopie van de bijlage 12 naar de DVZ sturen; - Vergelijking van de foto die op de verblijfstitel van de vreemdeling zal worden aangebracht met zijn fysionomie, de foto in Belpic en de andere foto’s van het dossier; - Verificatie van de bloed- of aanverwantschapsbanden in het kader van de gezinshereniging; - Regelmatige en correcte bijwerkingen van het Rijksregister; - Niet-betekening van de negatieve beslissingen; - Niet-uitvoering van een verblijfsonderzoek bij de inschrijving van een vreemdeling en verificatie op het adres na een bevel om het grondgebied te verlaten en na het verstrijken van een aankomstverklaring; - Niet-toepassing van de instructies op het gebied van de schrapping omwille van het verlies van het recht op verblijf. In vergelijking met 2009 werd een belangrijke verbetering vastgesteld met betrekking tot de opvolging van de opmerkingen en de instructies die geformuleerd werden tijdens een vorige controle, verzekerd door de gemeenten. Dit is ongetwijfeld het resultaat van het feit dat de
162
aandacht van de gemeenten werd gevestigd op het feit dat de opmerkingen die tijdens de vorige controle geformuleerd werden niet gevolgd werden. c) Bijzondere Ad hoc opdrachten Naast haar controleopdracht heeft deze dienst ook de volgende bijzondere opdrachten, die allemaal hebben bijgedragen tot de verbetering van de werking van de gemeenten, uitgevoerd : - Bijzondere controle in een gemeente op vraag van een uitvoeringsdienst of op vraag van de burgemeester van een bepaalde gemeente, wanneer er herhaaldelijk zwaardere fouten werden vastgesteld of wanneer er hulp moet geboden worden bij het organiseren van de vreemdelingendienst om het hoofd te bieden aan punctuele problemen; - Bijzonder onderzoek en medewerking aan het gerechtelijk onderzoek na vaststelling van frauduleuze handelingen die door een burgemeester of een gemeenteambtenaar werden gesteld; - Opleiding van nieuwe personeelsleden in de gemeenten en opnieuw op het vereiste niveau brengen van de kennis van bepaalde ambtenaren in de gemeenten en bij de DVZ, om ze zo snel mogelijk te kunnen mobiliseren of hen in staat te stellen om efficiënter te werken; - Onderzoeken in het kader van het gebruik van frauduleus verkregen kaarten; - Hulp aan de gemeenten om een nieuwe login voor gemcom te bekomen. Overzicht van het aantal bijzondere opdrachten :
Aantal bijzondere opdrachten
2007 33
2008 92
2009 77
2010 46
Met het oog op de sterke vraag bij de gemeenten om praktische uitleg voor de gemeenteambtenaren en met het oog op het gebrek aan personeel bij CTL werd er besloten om sessies met praktische uitleg te organiseren bij de DVZ, in plaats van bij de gemeenten. Deze sessies zijn bestemd voor de nieuwe gemeenteambtenaren en voor de personen wier kennis opnieuw op het vereiste niveau moet worden gebracht. Het gemeentepersoneel moet vaak de rol van vreemdelingendienst vervullen en voor de kleine gemeenten, die niet veel vreemdelingen hebben, moet de kennis regelmatig opnieuw op het vereiste niveau worden gebracht. 4 sessies met praktische uitleg werden georganiseerd voor 66 gemeenteambtenaren. Zo kan een groter aantal personen sneller bereikt worden. III.1.5. Tevredenheidsonderzoek bij de gemeenten III.1.5.1. Tevredenheidsonderzoek na een controleopdracht Met het oog op de verbetering van de dienstverlening aan waarop de controles sinds 2008 worden uitgevoerd controleopdracht een vragenlijst inzake de kwaliteit van aangeboden en de gewenste formule, de frequentie van gemeenten gestuurd.
de gemeenten en de manier wordt na elke volbrachte de uitgevoerde controle, de het controlebezoek naar de
Van de 125 verstuurde formulieren werden er 100 ingevuld, ofwel 80 % van het totaal. De resultaten van dit tevredenheidsonderzoek zijn ongeveer dezelfde als vorig jaar : - Bijna alle ondervraagde gemeenten wensen een regelmatige controle, omdat een hogere frequentie van deze controlebezoeken de werking van de gemeente verbetert; 163
- Aangeboden duoformule (aspect controle + aspect ondersteuning) wordt door de gemeenten als een meerwaarde beschouwd en wordt als formule ook het meest op prijs gesteld. III.1.5.2. Tevredenheidsonderzoek “HAPPY PARTNERS” In het kader van doelstellingen van gemeentebesturen gemeentebesturen verbeteren.
het managementplan en de verwezenlijking van de operationele de DVZ heeft CTL een tevredenheidsonderzoek uitgevoerd bij alle van België, en dit om de samenwerking tussen de DVZ en de te optimaliseren en de werking van de diensten van de DVZ te
74 % van de gemeenten hebben de vragen beantwoord. De vragen hadden betrekking op de GEMCOM-site (toegang, presentatie), de telefonische contacten (toegankelijkheid van de bureaus van de DVZ, dienstbaarheid en competenties van het personeel), de instructies (coherentie, inhoud, termijnen), opleidingen, sensibiliseringscampagne in verband met fraude en de controles van de gemeenten (voorgestelde formule). Uit dit onderzoek bleek dat 96 % van de gemeenten toegang hebben tot Gemcom. Ze waarderen het feit dat ze opleidingen krijgen en ze waarderen de voorgestelde formules. Over sommige bureaus zijn ze zeer tevreden, terwijl andere bureaus het voorwerp van een zekere ontevredenheid uitmaken. Ze konden ook suggesties formuleren en opmerkingen maken. Deze suggesties en opmerkingen waren vaak interessant en relevant. De resultaten van het onderzoek zullen het voorwerp uitmaken van een grondigere studie.
III.2. De samenwerking met de politiediensten III.2.1. Informatieaanvragen De politiediensten die in contact komen met het bureau Opsporingen van de DVZ wensen in de meeste gevallen een zo adequaat mogelijk beeld te krijgen van de identiteit en de verblijfssituatie van de vreemdeling. Uit de aard van de vragen die worden ontvangen, merkt men het stijgende belang van de strijd tegen terrorisme en extremisme. Steeds meer gespecialiseerde politiediensten contacteren immers de DVZ met het oog op het bekomen van informatie. Binnen de DVZ maakt het bureau Opsporingen deel uit van de multidisciplinaire werkgroep terrorisme en extremisme zodat de informatiegaring binnen de dienst zo efficiënt mogelijk verloopt. Het bureau Opsporingen van de DVZ werd in 2010 voor 3.834 dossiers gecontacteerd door de externe partners. Hoofdzakelijk de gerechtelijke diensten (politie en parket) wensten informatie te ontvangen uit een vreemdelingendossier. In 2009 bedroeg dit aantal 3.690 aanvragen. Aantal informatieaanvragen (per nationaliteit (top 10)) Morokko Congo (DRC) België Turkije Onbekend Rusland Irak
423 260 254 181 161 147 144 164
Roemenië Algerije Servië
144 131 125
Net zoals bij de schijnhuwelijken constateert de DVZ dat een groot aantal informatieaanvragen betrekking hebben op vreemdelingen van Marokkaanse nationaliteit. “Unknown” zijn de aanvragen die betrekking hebben op vreemdelingen die (nog) niet gekend zijn in de databank van de DVZ of aanvragen in het kader van het Project Europa, waar de vreemdeling een valse nationaliteit en of identiteit opgaf. De “Belgen” die in deze rubriek eveneens voorkomen, zijn hoofdzakelijk Belgen van vreemde origine die genaturaliseerd zijn of die als partner van een vreemdeling in eenzelfde dossier zitten. Eén van de meest voor de handliggende voorbeelden, is het onderzoek naar de vreemdeling die op frauduleuze manier de Belgische nationaliteit verkreeg. In het geval van zeer complexe dossiers of uitgebreide onderzoeken stelt het bureau Opsporingen voor aan de politiediensten of de parketten om de dossiers te plaatse te komen consulteren. De onderzoekers worden tijdens de inzage van de dossiers bijgestaan door leden van het bureau Opsporingen. Proces-economisch is deze werkwijze de meest aangewezen samenwerkingsvorm, die in 2010 voor 611 dossiers werd toegepast. In 2009 werden ‘slechts’ 433 dossiers opgevraagd voor inzage. Dit is een stijging met 41 % en voornamelijk het gevolg van enkele grote onderzoeken naar fraude in de regularisatieprocedure. Buiten de dagelijkse ondersteunende functie van het Bureau Opsporingen van de politiediensten en de gerechtelijke autoriteiten is er eveneens een overleg met verschillende gerechtelijke arrondissementen, in het kader van de circulaire mensenhandel en mensensmokkel, alsook de samenwerking met arrondissementen m.b.t. terrorisme en radicalisme. In het eerste geval verloopt het overleg onder de auspiciën van het Openbaar Ministerie samen met de lokale politiezones en enkele gespecialiseerde politiediensten. Het tweede overleg waarvan sprake is in dit hoofdstuk verloopt onder het voorzitterschap van de Directeur-Coördinator van de federale politie. 165
Bovenvermelde cijfers omvatten niet de aanvragen tot informatie of inzage van de vreemdelingendossiers door de diverse inlichtingendiensten. Aantal aanvragen voor foto’s Voor 554 personen werd in 2010 een foto aangevraagd in tegenstelling tot 774 aanvragen in 2009. De daling is het logische gevolg van de stijging van het aantal informatieaanvragen en het aantal consultaties van de dossiers bij de DVZ zelf. Op dat moment worden de foto’s immers rechtstreeks gescand en/of uitgeprint, of meegestuurd met het informatierapport. De identificatie van een vreemdeling die betrokken is bij of verdacht wordt van een misdrijf is één van de voornaamste problemen waarmee de gerechtelijke diensten te maken hebben. De DVZ is uiteraard een ideale partner om in dit kader ondersteuning te bieden. De verzoeken bevatten eveneens aanvragen tot fotovergelijking. Andere partners zoals de inlichtingendiensten, inspectiediensten, enz. kunnen ook een vraag richten naar het bureau Opsporingen, indien de reglementering dit in hun mandaat voorziet.
III.3. Samenwerking met Veiligheids- en inlichtingendiensten Het Bureau Opsporingen staat dagelijks in contact met de Veiligheid van de Staat en de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid van het Ministerie van Defensie. De samenwerking in het kader van hun wettelijke opdrachten gebeurt overeenkomstig vastgelegde procedures, teneinde een volledige waarborg te garanderen van een vertrouwelijke behandeling van de informatie. Het bureau Opsporingen schikt zich bijgevolg naar de regels in de wet van 11.12.1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen en het uitvoeringsbesluit van 24.03.2000. In 2010 werd het bureau Opsporingen gecontacteerd met betrekking tot 942 vreemdelingendossiers. Dit is bijna een verdubbeling tov de 534 dossiers waarvoor de DVZ in 2009 werd gecontacteerd.
III.4. Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse (OCAD) Op 1 december 2006 werden ingevolge de wet van 10 juli 2006 betreffende de analyse van de dreiging de taken van de Antiterroristische Gemengde Groep (AGG) overgenomen door het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse (OCAD). Het OCAD werd belast met de evaluatie van de dreiging op het vlak van terrorisme en extremisme. De wet voorziet dat de ondersteunende diensten daartoe alle relevante inlichtingen moeten meedelen aan het OCAD en deskundigen moeten detacheren. Die ondersteunende diensten zijn de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, de politiediensten, de FOD Financiën (Administratie der Douane en Accijnzen), de FOD Binnenlandse Zaken (DVZ), de FOD Mobiliteit en Vervoer en de FOD Buitenlandse Zaken. Het OCAD staat onder het gemeenschappelijk gezag van de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken. Zowel het OCAD als de ondersteunende diensten zijn onderworpen aan de controlebevoegdheden van het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten en van het Vast Comité van Toezicht op de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten. 166
Dagelijks ontvangen specifiek aangeduide medewerkers van het bureau Opsporingen informatierapporten van het OCAD. In voorkomend geval verstuurt het bureau de nuttige informatie uit het administratief dossier van de betrokken vreemdeling, binnen de door de wet van 10.06.2006 gestelde termijnen, naar het OCAD, teneinde te voldoen aan de informatieplicht. Het OCAD kan zich eveneens beroepen op de medewerking van een door de DVZ voltijds gedetacheerde expert. In 2010 ontving het bureau opsporingen 548 aanvragen wat bijna identiek is aan de 537 aanvragen in 2009. Als steundienst onderzoekt de DVZ al de aanvragen en zendt in voorkomend geval de nuttige informatie naar het OCAD. Informatie die in het kader van de uitvoering van onze taken nuttig lijkt voor het OCAD wordt ambtshalve doorgestuurd. In het totaal verstuurde het bureau Opsporingen in 23 gevallen nuttige informatie, op vraag of ambtshalve, naar het OCAD. In totaal werden 98 personen gecontroleerd in de databank in gevolge elementen die wijzen op terrorisme of radicalisme.
III.5. De samenwerking met de parketten De samenwerking met de parketten beperkt zich niet alleen tot een systematische behandeling van de informatieaanvragen, maar vertaalt zich eveneens in een aantal informatiesessies met het Openbaar Ministerie. Deze informatiesessies vinden hoofdzakelijk in het kader van de strijd tegen de schijnhuwelijken plaats en vereisen een grote expertise, aangezien deze sessies eveneens gericht zijn op de ambtenaren van de Burgerlijke Stand, de lokale politiediensten of de gespecialiseerde recherche-eenheden, de vreemdelingendiensten en zelfs de visa-agenten van Buitenlandse Zaken. De infosessies door het bureau Opsporingen van DVZ worden meestal georganiseerd in samenwerking met andere betrokken bureaus zoals de dienst Gezinshereniging. Het nieuwe nationale draaiboek van 2009 heeft ondermeer geleid tot het provinciaal samenwerkingsverband binnen de provincie West-Vlaanderen. De parketten Brugge, Kortrijk, Ieper en Veurne hebben onderling een taakverdeling afgesproken waarbij schijnhuwelijken en naturalisaties exclusief door het parket Brugge zullen worden opgevolgd voor het grondgebied van de vier arrondissementen. Dergelijke werkwijze bevordert de uniformiteit in het onderzoek en de vervolging. Bovendien laat het toe dat de betrokken magistraat een grotere expertise opbouwt in de hem toegewezen materie.
III.6. De samenwerking binnen de Dienst Vreemdelingenzaken Ook in 2010 heeft er binnen de DVZ maandelijks een rondetafelgesprek plaats gevonden, waarbij door de betrokken bureaus recente informatie werd uitgewisseld met betrekking tot nieuwe tendensen en fenomenen inzake illegale immigratie, pseudolegale migratie, mensensmokkel, en mensenhandel. Hierbij werden heel wat afspraken gemaakt qua operationele samenwerking met interne en externe partners. Tevens werden er voorstellen geformuleerd ter oplossing van bepaalde belangrijke problemen. Dit heeft geleid tot concrete resultaten. Enkele voorbeelden van onderwerpen in dit kader waren : het misbruik van diverse intraSchengen luchtvaartroutes vanuit Griekenland en Spanje naar België, de smokkelroute via de lucht vanuit Istanboel naar Brussel, onregelmatige immigratie vanuit de Balkanlanden (Servië, FYROM, Kosovo) en vanuit Armenië, transitmigratie door België naar het Verenigd Koninkrijk en de Scandinavische landen, onregelmatige immigratie vanuit Noord- en WestAfrika en vanuit Azië (Irak, Iran, India, Afghanistan, China, Vietnam), misbruik van 167
visumprocedures en van administratieve statuten, en misbruik van EU reis- en identiteitsdocumenten. In 2010 werden onder andere dergelijke analyses gemaakt voor de volgende nationaliteiten: Algerije, landen van de Arabische Liga, transitmigratie aan de kust, Marokko, trendanalyses (instroom en terugkeer), Georgië, Afghanistan, Rusland, Armenië, Albanië, Nigeria, Kosovo, Servië, Macedonië, Turkije, Brazilië, Vietnam en Kazachstan.
III.7. De samenwerking met belanghebbenden in de strijd tegen het gebruik van valse en vervalste verblijfsdocumenten Hier zijn de belanghebbenden vooral de banken, de politiediensten en alle instellingen die met vreemdelingen in contact komen. De dienst Verblijfstitels beschikt over een bestand waarin de nummers worden opgenomen van alle in de gemeenten gestolen verblijfsdocumenten (attest van immatriculatie – bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister – identiteitskaart voor vreemdelingen – verblijfskaart voor een onderdaan van een EU-Lid-Staat) en van alle door een particulier als gestolen of verloren gemelde vreemdelingenkaarten. Het laatstgenoemde type verklaring werd in 2008 massaal ingebracht, als gevolg van een wijziging in de wet waarbij gesteld wordt dat de particulier aangifte moet doen bij de politie en deze laatste ertoe gehouden is een kopie van het attest van verlies of diefstal naar de DVZ te sturen. Documenten die door de vreemdelingen bij een buitenlandse politiedienst als gestolen worden gemeld komen er om evidente redenen niet in voor. De dienst Verblijfstitels heeft ook toegang tot de Belpic- en Checkdoc-programma’s van het Rijksregister. Dankzij het bestand met de nummers van de gestolen documenten kan de dienst Verblijfstitels sinds 2008 met grote zekerheid nagaan of een aangeboden document als gestolen of verloren werd gemeld. Bij iedere aanvraag consulteerde deze dienst, enerzijds, zijn bestand met de blanco documenten die bij de gemeenten gestolen werden en, anderzijds, het Rijksregister, het dossier van de vreemdeling en het Belpic-systeem, om na te gaan of de persoon die zich met het document aanbood wel degelijk dezelfde was als deze aan wie het document werd afgegeven. Meermaals werd vastgesteld dat dit niet het geval was. Uit deze controle bleek dat 35 (53 in 2009) maal een als blanco geseind document werd aangeboden. Deze daling is het gevolg van de veralgemening van de elektronische kaarten. Als gevolg van de inwerkingtreding van het elektronisch consultatiesysteem CHECKDOC daalt het aantal consultaties. De consultatie van de dienst Verblijfstitels van de DVZ biedt echter het voordeel dat de informatievergaring diepgaander is door het vergelijken van meerdere databanken met het vreemdelingendossier.
168
III.8. De aangiften van verlies/diefstal (bijlagen 12) In 2008 werd een contactpunt gecreëerd bij de dienst Verblijfstitels. Naast de mogelijkheid voor de politiediensten om de aangiften van verlies of diefstal van een vreemdelingenkaart per briefwisseling of per fax door te zenden, kunnen ze ook per mail gestuurd worden naar
[email protected]. Overzicht van het aantal aangiften van verlies of diefstal (bijlage 12) 2007 2008 2009 2010 10.010 7.690 12.004 11.440 Bij de indiening van de bijlage 12 verifieert de dienst Verblijfstitels de juistheid van de inlichtingen die erop vermeld worden en vergelijkt de foto die op de bijlage is aangebracht met de foto in Belpic en de foto’s die eventueel in het dossier van de vreemdeling voorkomen. Bij het opstellen van de bijlagen 12 stelt men verschillende gebreken vast : ontbreken van de foto, de handtekening van de vreemdeling of van de ambtenaar, het rijksregisternummer, het nummer van de verloren/gestolen kaart, het nummer van het PV. Slechts 10 % van de bijlagen 12 wordt volledig en correct ingevuld en ondertekend. Enkel wanneer het nummer van de gestolen/verloren kaart niet vermeld wordt, neemt de dienst Verblijfstitels telefonisch contact op met de politiediensten (iets minder dan 5 % van het aantal bijlagen 12). Een nieuw fraudefenomeen lijkt zijn intrede te doen : de foto op de bijlage 12 stemt niet overeen met de vreemdeling. De kaart werd door een andere vreemdeling als verloren/gestolen opgegeven, de politieagent heeft niet opgelet of de foto werd verwisseld tussen het moment waarop men zich naar de politiedienst waar de bijlage 12 werd opgesteld begaf en de voorstelling aan de bevolkingsdienst, om het basisdocument dat noodzakelijk is voor de fabricatie van de elektronische kaart op te laten stellen. Indien de werknemer die het basisdocument opstelt niet op de foto let, ontvangt de vreemdeling een elektronische kaart met zijn foto, die natuurlijk niet overeenstemt met de geïdentificeerde vreemdeling (intellectuele valsheid). Het gaat om een evolutie in het kader van de fraude op het gebied van de verblijfstitels, na de overgang naar de elektronische kaart. Vroeger werden de kartonnen verblijfstitels blanco gestolen of waren ze vervalst. Aangezien de elektronische kaart nu beveiligd en nominatief is, maakt dit nieuwe fenomeen het mogelijk om echte elektronische kaarten op frauduleuze wijze te bekomen. Dit nieuwe fenomeen zal grondig moeten worden geanalyseerd, om over cijfers te beschikken en oplossingen te kunnen vinden. Rekening houdend met deze evolutie zal een procedure worden ingevoerd die erop gericht is om de gemeenten systematisch te informeren wanneer de DVZ vaststelt dat de foto’s niet gelijkend zijn of indien meerdere verliezen werden vastgesteld. In deze gevallen wordt aan de gemeente gevraagd om een aanvullend en grondiger onderzoek van de aanvraag voor een verblijfskaart uit te voeren. In het kader van de strijd tegen de identiteitsfraude lijkt het onderzoek van de bijlagen 12 dus een belangrijk element te zijn. De dienst Verblijfstitels telt nog slechts een ambtenaar. Zij ontvangt een beetje hulp van de ambtenaren van CTL.
169
III.9. Mensenhandel en mensensmokkel Zoals vorige jaren heeft de DVZ ook in 2010 op actieve wijze geparticipeerd in de activiteiten van het Bureau. De belangrijkste activiteiten van het Bureau hadden betrekking op : De organisatie en het verloop van de vierde EU Anti Trafficking Day 2010 onder Belgisch Voorzitterschap (zie verder); De evaluatie van de nieuwe omzendbrief van 26 september 2008 inzake de invoering van een multidisciplinaire samenwerking met betrekking tot de slachtoffers van mensenhandel en/of van bepaalde zwaardere vormen van mensensmokkel, via een systeem van hoorzittingen in verscheidene thematische focusgroepen. Het eindverslag met de voorstellen en aanbevelingen is voorzien voor begin 2011; - Het ontwerpen van een vragenlijst over minderjarige slachtoffers van mensenhandel en mensensmokkel, met het oog op een betere detectie, doorverwijzing en bescherming; - Het ontwerpen van een conceptdocument met betrekking tot de organisatie van een preventie- en sensibiliseringscampagne binnen de medische sector (sensibilisering van het verzorgend personeel via reeds bestaande communicatiekanalen zoals websites en newsletters, en het verspreiden van affiches in bepaalde diensten van hospitalen); - De creatie en organisatie van een ad-hoc werkgroep in het kader van het gebruik van tolken tijdens controleoperaties en in de rechtsprocedures inzake mensenhandel (doel : het maken van een inventaris van in de praktijk ondervonden problemen en het zoeken naar oplossingen); - Het ontwerpen van een tekst over de Belgische aanpak van mensenhandel om op de website van de Europese Commissie te plaatsen; - De ontvangst van een Vietnamese, Bosnische, Finse en Nederlandse delegatie, teneinde deze te informeren over de Belgische aanpak van mensenhandel en de in dit kader opgedane goede praktijken. De vierde EU Anti Trafficking Day ( 18-19 oktober 2010) Deze conferentie werd georganiseerd door het Belgisch Voorzitterschap en had als thema: “Towards an external multidisciplinary approach to prevention of trafficking in human beings, prosecution of traffickers and protection of victims ? ” Het hoofddoel van de conferentie was de zogenaamde vier P’s (prevention, prosecution, protection and partnership) te benadrukken in relatie met de interne en externe dimensie van mensenhandel en deze te vertalen in concrete acties. Dit gebeurde via 6 panels waarbij heel wat sprekers van verscheidene organisaties zich concentreerden op goede praktijken en suggesties formuleerden ter oplossing van bepaalde gedetecteerde problemen. 170
Als lid van het Bureau van de Interdepartementale Coördinatie Cel Mensenhandel / Mensensmokkel heeft de DVZ deelgenomen aan de voorbereiding van de conferentie en heeft zij meegeholpen aan het opstellen van het rapport van het zesde panel (Preventie). Tijdens de conferentie bleek er veel belangstelling te bestaan voor het Belgisch model van de slachtofferbescherming (onder andere het aspect afgifte van verblijfsdocumenten). Ook werd het door de DVZ geïnitieerd en gefinancierd preventieproject met betrekking tot de economische exploitatie van Brazilianen in België als een goede praktijk bestempeld, evenals de samenwerking met de bevoegde Braziliaanse diensten. Expertenbijeenkomst over kwetsbare groepen (Rabat 27-29 juli 2010) Van 27 tot 29 juli 2010 kwam te Rabat (Marokko) een expertengroep bijeen over kwetsbare groepen, in het kader van het zogenaamd “Processus van Rabat” (een ondersteuning aan het Euro-Afrikaans proces met betrekking tot migratie en Ontwikkeling). Ook België (de DVZ) nam hieraan deel en leverde op actieve wijze bijdragen. Seminarie “How to Combat Modern Slaverny” (Praag 15 december 2010) Dit seminarie werd georganiseerd door de Belgische Ambassade te Praag in het kader van het Belgisch Voorzitterschap, gezien België onder andere met zijn Nationaal Actieplan en sterk uitgebouwd coördinatienetwerk duidelijk een voortrekkersrol speelt in de strijd tegen de mensenhandel. Voor het seminarie kon men rekenen op de medewerking van een aantal Belgische en Tsjechische experten op dit gebied, waaronder ook een ambtenaar van de Dienst Vreemdelingenzaken die een uiteenzetting gaf over de praktische toepassing van de Ministeriële Omzendbrief van 26 september 2008 inzake de invoering van een multidisciplinaire samenwerking met betrekking tot slachtoffers van mensenhandel. Ministeriële Richtlijn Mensensmokkel In navolging van een reeds sinds 1999 bestaande Ministeriële Richtlijn inzake het opsporings- en vervolgingsbeleid betreffende de “mensenhandel” (een laatste maal aangepast in 2007) werd door een daartoe speciaal opgerichte multidisciplinaire werkgroep (waarin ook een vertegenwoordiger van de DVZ zetelt) in 2010 een ontwerptekst van gelijksoortige richtlijn uitgewerkt met betrekking tot “mensensmokkel”. Forum voor Informatie-uitwisseling en Overleg inzake illegale Migratie (FIOM) (onder voorzitterschap van de DVZ) Dit forum inzake illegale immigratie waarvan de DVZ, de FOD Buitenlandse Zaken, de Cel Mensenhandel / Mensensmokkel van de Federale Politie, en de Dienst Grenzen / Illegale Immigratie van de Federale Politie deel uitmaken, is in 2010 maandelijks bijeengekomen. Het voorzitterschap werd waargenomen door de DVZ. Naast een gestructureerde informatie-uitwisseling, een gecoördineerde samenwerking en overleg met betrekking van de aanpak van het fenomeen “illegale immigratie”en het opstellen van enkele actieplannen, heeft dit forum van externe partners zich ook bezig gehouden met het interpreteren, conclusies trekken, en formuleren van beleidsvoorstellen. In de nabije toekomst zal waarschijnlijk ook nog de Sociale Informatie en Opsporings Dienst zich bij dit forum vervoegen.
171
Enkele voorbeelden van behandelde onderwerpen: dubieuze websites die emigratie naar België promoten, Griekenland als transitland naar de EU, immigratie vanuit Servië en het FYROM, schijnerkenningen van kinderen, immigratie vanuit Mongolië naar België.
III.10. Misbruik van administratieve procedures III.10.1. Schijnhuwelijken III.10.1.1. Algemeen De pseudolegale migratie is al jaren ontegensprekelijk stijgend. Het misbruik van het statuut van het huwelijk is hiervan het best gekende voorbeeld. Sinds de omzetting naar Belgisch recht van de Europese richtlijn 2004/38/EG wordt men bovendien geconfronteerd met een nieuw fenomeen, sterk gelijkend op het fenomeen van de schijnhuwelijken, namelijk de frauduleuze verklaringen van duurzame samenwoonst. Deze verklaringen op grond van een duurzame relatie met een EU-onderdaan geven aan de vreemdeling uit een derde land eveneens een mogelijkheid tot het bekomen van een verblijfsrecht, net zoals bij gehuwden. De aanpak van deze nieuwe fraude veronderstelt een volledig nieuwe benadering gezien de verklaring van wettelijke samenwoning in eerste instantie een vermogensrechtelijk handeling is die geen automatische impact heeft op de verblijfsrechtelijke situatie van een vreemdeling. Het statuut van het huwelijk misbruiken biedt veel voordelen voor de fraudeur. Het afsluiten van een huwelijk is immers een eenvoudige procedure die in beginsel zonder de tussenkomst van een advocaat kan gebeuren. De partij met een verblijfsrecht op het Belgisch grondgebied kan behoorlijk wat geld verdienen door een schijnhuwelijk aan te gaan. De strafrechtelijke geldelijke bestraffing is beperkt in verhouding tot het financieel voordeel dat in het vooruitzicht staat. Bovendien is het risico op een effectieve annulering van het huwelijk, gekoppeld aan de verwijdering van de frauderende vreemdeling, gering. De wet van 25 april 2007 tot wijziging van de vreemdelingenwet die op 1 juni 2008 in voege is getreden, creëert echter een nieuw actiemiddel voor de Belgische overheid. Tot drie jaar na het bekomen van een verblijfsrecht kan de DVZ op een redelijk eenvoudige administratieve wijze een einde stellen aan het verblijfsrecht wanneer men niet meer voldoet aan de door de wet gestelde voorwaarden. De eerste twee jaar volstaat het dat beide partners fysiek niet meer onder zelfde dak wonen om het verblijfsdocument in te trekken. In de loop van het derde jaar volstaat het dat het Openbaar Ministerie een negatief advies geeft inzake het huwelijk om het verblijfsrecht te beëindigen. Optreden na deze drie veronderstelt nog steeds dat een rechtscollege de nietigheid van het huwelijk uitspreekt. Verschillende steden en gemeenten geven echter aan dat de vreemdelingen die bot vangen bij een poging tot het afsluiten van een huwelijk in vele gevallen onmiddellijk overstappen naar de procedure van de wettelijke samenwoning. 172
Het laatste decennium hebben de betrokken partners belangrijke inspanningen geleverd om de strijd tegen de voorgenomen schijnhuwelijken op het grondgebied, optimaal te organiseren. Deze maatregelen beginnen vruchten af te werpen, die zich spijtig genoeg ook vertalen in een verschuiving van de problematiek. De bureaus Opsporingen en Gezinshereniging stellen immers vast dat koppels bij voorkeur in het buitenland gaan trouwen om een controle op het grondgebied te ontduiken. Met betrekking tot het verwijderen van de frauderende vreemdeling, wiens voorgenomen schijnhuwelijk definitief werd geweigerd door de ambtenaar van de burgerlijke stand of waar de rechtbank het afgesloten huwelijk heeft geannuleerd, is er tussen de verschillende betrokken bureaus bij de DVZ een nauwere samenwerking en overleg teneinde een optimaal resultaat te bekomen. In dat kader is de DVZ bovendien sterk afhankelijk van de inspanningen van de lokale besturen en politiezones met betrekking tot de controles op adres met het oog op de verwijdering van de illegale frauderende vreemdeling. Teneinde het sluitstuk van de strijd tegen de schijnhuwelijken, namelijk de effectieve verwijdering, te verbeteren, startte het Bureau Opsporingen van de DVZ met een arbeidsintensief project samen met het bureau Clandestienen. Nadat de Ambtenaar Burgerlijke Stand, op grond van een negatief advies van het Openbaar Ministerie, het afsluiten van het huwelijk heeft geweigerd, misbruiken een groot aantal vreemdelingen andere verblijfsprocedures om niettemin op het grondgebied te kunnen blijven. Een regularisatieaanvraag op grond van humanitaire redenen of een verklaring van wettelijke samenwoning zijn in dat kader het meest populair. Om dit rechtsmisbruik te vermijden, moeten er zeer kort na de huwelijksweigering verwijderingsmaatregelen worden genomen. Het bureau Opsporingen dringt er bij de gemeenten op aan om zo snel mogelijk in kennis te worden gesteld van een betekende weigering. Eenmaal deze melding wordt ontvangen, analyseert het bureau het dossier van de fraudeur. Het belangrijkste element om een dossier te selecteren, is de verwijderbaarheid van de vreemdeling die bepaald wordt in functie van een uitvoerbaar Bevel om het Grondgebied te Verlaten en de ontstentenis van schorsende verblijfsprocedures. De verdere afhandeling veronderstelt uiteraard een vacante plaats in een gesloten centrum doch eveneens de medewerking van de lokale politie die een controle op adres dient uit te voeren met het oog op een effectieve verwijdering. In het kader van de strijd tegen het fenomeen schijnhuwelijken zijn er twee soorten informatieaanvragen die naar het Bureau Opsporingen worden gestuurd. Beide onderzoeken staan veelal los van elkaar en betreffen dus normaal gezien niet dezelfde personen. Enerzijds zijn er de vragen inzake de mogelijke schijnhuwelijken die in België nog moeten worden afgesloten. Dit zijn de onderzoeken voorgenomen huwelijken. Anderzijds zijn er de informatieaanvragen betreffende de mogelijke schijnhuwelijken die in het verleden al werden afgesloten en waarvan de DVZ later op de hoogte wordt gebracht. Dit zijn de onderzoeken afgesloten huwelijken. In dezelfde categorie onderzoekt het bureau Opsporingen de schijnhuwelijken die in het buitenland werden afgesloten en waar er nog geen visumaanvraag is, doch waarbij de in België verblijvende partner de huwelijksakte aan de Ambtenaar Burgerlijke Stand aanbiedt ter inschrijving of overschrijving in de registers. In 2010 werd een totaal van 9.151 potentiële schijnhuwelijken op administratief niveau door het bureau Opsporingen van de DVZ onderzocht.
173
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
Afgesloten huwelijken
1.267
985
877
1.278
2.557
4.087
4.187
Voorgenomen huwelijken
1.343
2.247
5.474
7.775
6.607
6.327
4.964
Totaal
2.610
3.232
6.351
9.053
9.164
10.414
9.151
Hoewel het aantal potentiële schijnhuwelijken licht daalt, merkt men bij de lokale besturen de invloed van de procedure “verklaring van wettelijke samenwoning” die dezelfde rechten kan doen ontstaan doch zonder dat er administratieve en/of gerechtelijke preventieve onderzoeken worden gevoerd zoals bij potentiële schijnhuwelijken. Een positieve noot is zonder meer de duidelijke daling in het aantal voorgenomen huwelijken op het Belgische grondgebied. Een belangrijke reden voor deze daling zijn de inspanningen van de verschillende actoren, in casu de parketten, gemeenten, politiediensten en de DVZ, die onafgebroken strijden tegen het fenomeen schijnhuwelijken. De keerzijde van de medaille is de stijging van het aantal potentiële schijnhuwelijken in het buitenland en de potentiële schijnverklaringen van wettelijke samenwoning.
verhouding voorgenomen huwelijken / afgesloten huwelijken 2010
1278
2557
4087 4187
877 7775 985
5474
6607
6327 4964
2247
2005
2006
2007
2008
voorgenomen huwelijken
2009
2010
afgesloten huwelijken
III.10.1.2. Nationaal draaiboek schijnhuwelijken De verschillende betrokken partners in de strijd tegen het fenomeen schijnhuwelijken beschikken over een bijzonder werkdocument namelijk het nationaal draaiboek schijnhuwelijken dat in 2009 tot stand kwam. Het stroomlijnen van de acties en inspanningen van de verschillende diensten in deze materie zal zondermeer een impact hebben op het terrein. Frauderende vreemdelingen die via een schijnhuwelijk een verblijf op het grondgebied beogen, zullen op een identieke manier in de verschillende gemeenten en in de verschillende gerechtelijke arrondissementen worden behandeld. Huwelijksshoppen tussen de verschillende regio’s zal zo goed als nutteloos zijn. Nieuwe initiatieven en projecten zoals het West-Vlaamse samenwerkingsverband op niveau van het Openbaar Ministerie bemoeilijken het misbruik.
174
III.10.1.3. Voorgenomen huwelijken De cijfers die hieronder worden weergegeven zijn het aantal administratieve onderzoeken door het bureau Opsporingen van de DVZ naar mogelijke voorgenomen schijnhuwelijken in België. Deze onderzoeken gebeuren op grond van informatieaanvragen komende van de gemeenten, politiediensten of parketten en hebben betrekking op potentiële schijnhuwelijken tussen enerzijds Belgen, EU-onderdanen of gevestigde vreemdelingen met anderzijds vreemdelingen zonder een permanent verblijfsrecht.
Voorgenomen huwelijken
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
1.343
2.247
5.474
7.775
6.607
6.327
4.964
Het Bureau Opsporingen ontvangt van verschillende steden en gemeenten vragen omtrent vreemdelingen die geen permanent verblijfsrecht hebben, maar wensen te trouwen met een Belg, een EU-onderdaan of een gevestigde vreemdeling. De vraag wordt doorgestuurd op het ogenblik dat de vreemdeling bij het gemeentebestuur ofwel informatie inwint met het oog op het afsluiten van een huwelijk, ofwel de huwelijksaangifte doet. Top 5 Nationaliteiten gemelde voorgenomen huwelijken Marokko : Algerije : Turkije : Tunesië : Congo RDC :
1.425 (29 %) 284 (5 %) 250 (5 %) 170 (3 %) 169 (3 %)
Top 5 Aantal onderzoeken / steden
Antwerpen Liége Charleroi Molenbeek SJ. Brussel
: : : : :
490 242 242 239 229
* de percentages verwijzen naar de verhouding tot het totaal aantal onderzoeken naar voorgenomen huwelijken Uit de cijfers blijkt duidelijk de prominente plaats die wordt ingenomen door de onderzoeken naar mogelijke misbruiken van het statuut van het huwelijk door Marokkaanse vreemdelingen.
175
176
Verschuivingen in het landschap van de meldingen voorgenomen huwelijken
Buiten het feit dat er een daling wordt vastgesteld in het totaal aantal meldingen, merkt de DVZ een verschuiving van de pogingen tot het afsluiten van een potentieel schijnhuwelijk van grote agglomeraties naar de randgemeenten. Met uitzondering van Mechelen kennen alle steden en gemeenten met een grote concentratie, aangeduid met een “C”, een daling van het aantal pogingen. Concentratiegemeenten zijn de lokale besturen waar er minstens 30 meldingen per jaar zijn. Wijzigingen in gemeenten met minder dan 12 meldingen per jaar (gemiddeld 1 per maand) werden niet opgenomen om de leesbaarheid van de kaart te verhogen. III.10.1.4. Afgesloten huwelijken In de cijfers hieronder zijn eveneens de gevallen opgenomen van de administratieve onderzoeken door het bureau Opsporingen van de DVZ in het kader van de inschrijving of overschrijving van de buitenlandse huwelijksakten, voorafgaandelijk aan de visumaanvraag. De betrokken vreemdeling in het buitenland heeft bijgevolg nog geen contact gehad met een Belgische diplomatieke post teneinde een visum gezinshereniging aan te vragen. De vermelde aantallen zijn dus niet enkel de potentiële schijnhuwelijken die voor de rechtbank geannuleerd kunnen worden.
177
Afgesloten huwelijken *
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
1.267
985
877
1.278
2.557
4.087
4.187
* wanneer het administratief onderzoek werd ingesteld via de DVZ Wanneer een huwelijk werd afgesloten tussen een niet-gevestigde vreemdeling met een Belg, een EU-onderdaan of een gevestigde vreemdeling, en indien er ernstige aanwijzingen zijn die op een potentieel schijnhuwelijk wijzen, dan licht de DVZ het bevoegde parket in. Het parket evalueert of het opportuun is om een procedure voor de Rechtbank van Eerste Aanleg te starten en de nietigverklaring van het schijnhuwelijk te eisen. Opmerkelijk is het enorme aantal onderzoeken naar potentiële misbruiken door vreemdelingen van Marokkaanse nationaliteit. Top 5 Nationaliteiten / informatieaanvraag potentieel schijnhuwelijk Marokko Turkije Algerije Tunesië Cameroen
: : : : :
1.784 (42 %) 520 (12 %) 162 (4 %) 112 (3 %) 81 (2 %)
Top 5 Aantal onderzoeken per Parket
Brussel Antwerpen Charleroi Dendermonde Gent
: 1.646 : 431 : 355 : 277 : 256
* de percentages verwijzen naar de verhouding tot het totaal aantal onderzoeken naar afgesloten huwelijken
178
Onderzoeken in het buitenland Vooreerst moet een onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds de aanvragen voor een visum gezinshereniging ingevolge een huwelijk in het buitenland en anderzijds de verzoeken tot de overschrijving van een huwelijksakte voorafgaandelijk aan de visumaanvraag. Het bureau Gezinshereniging-Visa is bevoegd voor de onderzoeken van de eerste categorie, het bureau Opsporingen houdt zich bezig met de informatie-uitwisseling in het kader van de tweede categorie. Een belangrijk aantal vreemdelingen verkiest in het buitenland te gaan huwen, al dan niet na een mislukte poging op het grondgebied, teneinde alle preventieve controles te vermijden. Het buitenlandse huwelijk is slechts tegenstelbaar op het grondgebied wanneer een Belgische overheid hieraan rechtsgevolgen toekent. Via de overschrijving van de buitenlandse akte in de Registers van de Burgerlijke Stand tracht het koppel druk uit te oefenen op andere administraties om eveneens het buitenlandse huwelijk te erkennen. Elke overheid is immers onafhankelijk in het al dan niet erkennen van een buitenlandse huwelijksakte. In de gevallen waar er een onderzoek is naar de overschrijving van de akte, wordt door de DVZ aan de diplomatieke post gevraagd geen visa van ambtswege af te leveren teneinde te vermijden dat de vreemdeling zich kan onttrekken aan de controle. 86 % van de administratieve onderzoeken van het bureau Opsporingen had betrekking op buitenlandse huwelijken. Dit is een stijging van 12 % tov het jaar 2009. In 3.615 gevallen werd er door de gemeente informatie gevraagd alvorens een beslissing te nemen m.b.t. de inschrijving of de overschrijving van de buitenlandse huwelijksakte. 179
III.10.1.5. Omzendbrief 13/09/2005 betreffende de uitwisseling van informatie tussen de ambtenaren van burgerlijke stand, in samenwerking met de Dienst Vreemdelingenzaken, ter gelegenheid van een huwelijksaangifte waarbij een vreemdeling betrokken is Al snel nadat er onderzoeken werden gevoerd naar voorgenomen potentiële schijnhuwelijken werd vastgesteld dat illegale vreemdelingen het statuut van het huwelijk misbruikten, met als doel er een verblijfsrechtelijk voordeel uit te putten en met dit doel aan huwelijksshopping deden tussen de verschillende Belgische gemeenten. Deze vreemdelingen zochten steden en gemeenten uit die minder ervaren waren in het bestrijden van het fenomeen schijnhuwelijken of arrondissementen waar het parket andere prioriteiten had vooropgesteld. Om het fenomeen van de huwelijksshopping te bestrijden wordt door deze omzendbrief aan de ambtenaren van de Burgerlijke Stand de verplichting opgelegd om elk gemengd huwelijk tussen een EG-onderdaan en een illegale vreemdeling te melden aan het Bureau Opsporingen van de DVZ. Het Bureau Opsporingen treedt in deze op als meldpunt voor de lokale besturen en informeert de verschillende Burgerlijke standen over mogelijk eerder ondernomen huwelijkspogingen. Het is niet uitgesloten dat deze gegevens in de toekomst in een databank worden opgenomen welke door de partners geraadpleegd kan worden. III.10.2. Verklaring van Wettelijke Samenwoning Op 01.06.2008 trad de wet van 25.04.2007 in werking. Hiermee zette België de Europese verblijfsrichtlijn 2004/38/EG om in Belgische wetgeving. Sindsdien komt een vreemdeling die een verklaring van wettelijke samenwoning heeft afgelegd bij de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand, -met een Belg, een EU-onderdaan of een vreemdeling met verblijfsrecht van meer dan drie maanden in België-, in aanmerking voor gezinshereniging. Vanuit verschillende hoeken sijpelen echter berichten binnen dat dit statuut meer en meer misbruikt wordt om een verblijfsrecht in België te bekomen. Bovendien blijkt dat vreemdelingen die voordien zonder succes een schijnhuwelijk trachtten af te sluiten nadien hun toevlucht zoeken tot de procedure van de wettelijke samenwoning. Men krijgt bijgevolg te maken met schijnverklaringen van wettelijke samenwoning.
180
De huidige wetgeving voorziet echter geen specifieke regels om preventief op te treden tegen mogelijke misbruiken van dit administratief statuut. Het repressief optreden is beperkt tot een evaluatie van een potentieel rechtsmisbruik en mogelijk een intellectuele fraude. Verschillende wetgevende en reglementaire initiatieven zijn eind 2008 opgestart om tegemoet te komen aan de meldingen van de lokale besturen en zodoende middelen te geven aan de betrokken diensten teneinde, naar analogie met de schijnhuwelijken, adequate maatregelen te kunnen nemen om dit nieuwe fenomeen te bestrijden. III.10.3. Bijzondere administratieve onderzoeken in 2010 Fraude medische attesten Het jaar 2010 is zoals 2009 gekenmerkt door een aantal bijzondere onderzoeken die hebben plaatsgevonden. Vervalste medische attesten worden door een zeer beperkt aantal artsen, psychiaters, tandartsen en psychologen aan vreemdelingen in illegaal of precair verblijf verkocht. De vreemdeling tracht via deze valse documenten een regularisatie om medische redenen te bekomen. Hij tracht via het attest aan te tonen dat hij zich sinds een bepaalde datum op het grondgebied bevindt, of het attest wordt gebruikt om te getuigen van een ziekte die een effectieve verwijdering van het grondgebied verhindert. Een bepaald type advocaat raadt hun cliënten zelfs aan om systematisch meerdere procedures op te starten om de slaagkansen te vergroten. De nadruk wordt gelegd op het aantal procedures en minder op de kwaliteit. Een veel voorkomende combinatie is een aanvraag regularisatie om humanitaire redenen gekoppeld aan een regularisatie om medische redenen. Uit de onderzoeken uitgevoerd door de controleartsen van de DVZ bleek dat er in sommige medische attesten veel anomalieën stonden. Symptomen die medisch geen verband kunnen hebben met de diagnose, medicatie die wordt voorgeschreven, maar niet overeenstemt met het ziektebeeld of die zelfs ronduit levensgevaarlijk is. Eind 2010 werd een opmerkelijke actie uitgevoerd in nauwe samenwerking tussen de DVZ en de gerechtelijke autoriteiten van het arrondissement Antwerpen. Gedurende vier dagen werden 71 getuigen van vreemde nationaliteit die een aanvraag medische regularisatie hadden ingediend, ondervraagt naar hun link met een arts vanuit de Antwerpse regio. Deze arts was bovendien enkele weken voordien al veroordeeld door het Hof van Beroep tot vier jaar gevangenisstraf wegens het laten toebrengen van ernstige slagen en verwondingen aan een confrater. De gerechtsartsen en gerechtspsychiaters die de getuigen ook medisch controleerden, constateerden zeer snel dat slechts een zeer kleine minderheid van deze vreemdelingen duidelijk aantoonbare klachten hadden. Vele klachten waren vage psychosomatische klachten die hoofdzakelijk zijn ontstaan toen de vreemdeling al op het Belgisch grondgebied was. In totaal zijn er twee grote onderzoeken bij het gerecht lopende : 1 onderzoek naar een arts in Antwerpen voor een totaal van ongeveer 600 dossiers en een tweede onderzoek in het gerechtelijk arrondissement van Hasselt tegen een arts en een psychiater voor een totaal van ongeveer 700 vreemdelingendossiers. De migratoire impact van dergelijke misbruiken is enorm omdat buiten de sociale voordelen en hoge kosten die verbonden zijn aan een medische regularisatie, al de familieleden en partners mee kunnen genieten van het verblijfsvoordeel. De medische sectie van de dienst Regularisatie merkte onregelmatigheden op bij sommige voorgelegde medische attesten en in samenwerking met het bureau Opsporingen werd een 181
actieplan opgezet. In eerste instantie was het de bedoeling om de potentiële misbruiken te detecteren. In een latere fase evalueert een controlearts de diagnose die door de arts werd gesteld. Een ander fenomeen dat al in 2009 werd vastgesteld in de medische regularisatie is de medische migratie. Personen met een aandoening zoals nierinsufficiëntie, diabetici, ed. reizen illegaal of op onregelmatige wijze naar België om hier te genieten van gratis medische hulp als asielzoeker of trachten om medische redenen geregulariseerd te worden. Ook hier spelen een aantal malafide artsen een kwalijke rol. Erkenning van buitenlandse kinderen Een opmerkelijk fenomeen is de schijnerkenning van buitenlandse kinderen. Er werd vastgesteld dat illegale vreemdelingen hun kinderen laten erkennen door een Belgische onderdaan, meestal van vreemde origine, teneinde als ouder van een Belgisch kind een verblijfsrecht op het Belgische grondgebied en sociale steun te bekomen. Bijzonder aan dit misbruik is het feit dat de erkenner zelfs niet de natuurlijke vader moet zijn en in beginsel geen enkele link had met het kind. Dit alles doet vermoeden dat een dergelijke erkenning tegen een of andere vorm van betaling gebeurt. In een extreem geval erkende een Belg van Congolese origine 18 kinderen bij 18 verschillende vrouwen. Na onderzoek bleek hij maar één kind in zijn belastingen als ten laste te hebben opgegeven. Tevens strookten zijn beweringen niet met de feiten. Officieel verdiende hij 1400 euro doch verklaarde hij voor ieder kind elke maand 100 euro te betalen. Uit internationale contacten blijkt dit niet een louter Belgisch fenomeen te zijn en kampen andere Lidstaten zoals Frankrijk met een soortgelijk probleem. De redenen om tot schijnerkenning over te gaan, zijn veelvoudig, maar zijn het meest gefundeerd op het aanzienlijk financieel voordeel voor de erkenner. De Belg erkent het kind bijvoorbeeld in ruil voor de kinderbijslag. Vanaf het derde kind wordt dit uiteraard een zeer lucratieve bezigheid. De moeder en het kind krijgen een verblijfsrecht in ruil voor een soort maandelijkse rente die bovendien door de overheid wordt betaald. De erkenner geniet tevens over een fiscaal voordeel als hij de kinderen bij hem ten laste zet in de personenbelasting. Een variant op deze fraude is dat de erkenner het kindergeld ontvangt zoals voor een derde kind doch het deel dat een ouder zou krijgen voor een eerste kind doorstuurt naar de moeder. Zodoende verkrijgt de moeder het kindergeld voor haar (eerste) kind en ontvangt de erkenner de rest. Als deze werkwijze bijvoorbeeld wordt toegepast op de erkenner van 18 kinderen dan krijgt hij op basis van afgeronde bedragen : (90 euro / eerste kind, 160 euro / tweede kind en 240 voor derde en andere kinderen) : - In de formule die voor beiden gunstig is, ontvangt de erkenner minstens 150 euro x 12 maanden x 18 jaar x 16 kinderen (vanaf derde kind) = 518.400 euro (of 2.400 netto per maand); - Als hij daarentegen alles voor zichzelf houdt dan ontvangt hij op 18 jaar 883.940 euro (of 4.092 euro netto / maand). Deze uitgaven vallen ten laste van de sociale zekerheid.
182
Dergelijke fraudes zijn mogelijk onder meer door een wijziging in de procedures waarbij de link tussen de erkenner en het kind niet meer onderzocht moet worden doch wel de link tussen het kind en de vreemde ouder. In de praktijk merkt men tevens dat weinig parketten rechtsvervolgingen instellen. Het detecteren van dergelijke misbruiken is bijzonder moeilijk. Noch in het vreemdelingendossier, noch in het rijksregister van de vreemde onderdaan kan men vaststellen dat de erkenner reeds meerdere kinderen heeft erkend bij andere vrouwen. Kindersmokkel Regelmatig wordt het bureau gezinshereniging geconfronteerd met vreemdelingen die kinderen van familieleden naar België trachten te krijgen als hun eigen kinderen. Deze vorm van mensensmokkel is voornamelijk ingegeven vanuit financiële en familiale redenen. Het bureau Opsporingen stelde vast dat ook bij asielaanvragen vreemdelingen kinderen aangeven als zijnde hun eigen kinderen. Kinderen bemoeilijken immers een eventuele verwijdering bij een negatieve beslissing, geven meer sociale voordelen (ocmw-steun, sociale woning, ed.) of maken zelfs een gezinshereniging met de ouder(s) mogelijk. Bovendien is het niet uitgesloten dat bepaalde kinderen in de mensenhandel, in de strikte zin van het woord, terecht komen. De kinderen kunnen bijvoorbeeld verkocht worden aan andere koppels, kunnen in het zwartwerkcircuit terecht komen of zelfs verzeild raken in de kinderporno en kinderprostitutie. Als de vreemdeling geen geldig reispaspoort kan voorleggen voor zijn kinderen, is een DNAcontrole het enige middel dat zekerheid biedt over de afstamming. Een geboorteakte is immers een niet beveiligd document dat in andere werelddelen op zeer eenvoudige wijze, al dan niet tegen betaling, kan worden bekomen. Desertie van buitenlandse militairen In augustus 2010 vond er overleg plaats tussen het Ministerie van Landsverdediging, de Federale Politie en de DVZ over de verdwijning van buitenlandse stagiairs aan de Koninklijke Militaire School. In het kader van bilaterale akkoorden tussen België en een aantal Afrikaanse landen volgen jaarlijks een aanzienlijk aantal buitenlandse militairen stage in België. De stagiairs zijn afkomstig uit de Democratische Republiek Congo, Rwanda, Burundi, Gabon etc. Het doel van de samenwerking is dat deze militairen na hun opleiding, die meerdere jaren in beslag neemt, terugkeren naar hun land van herkomst om hun vaardigheden ten dienste te stellen van hun land. Ieder jaar wordt echter vastgesteld dat een aantal buitenlandse stagiairs verdwijnen tijdens hun opleiding of op het moment dat zij door het Ministerie van Landsverdediging worden uitgenodigd om terug te keren naar hun land van herkomst. Sinds 2004 werden door het Ministerie van Landsverdediging reeds 88 verdwijningen van buitenlandse stagiairs vastgesteld. Uit controle uitgevoerd door de DVZ blijkt dat sommigen onder hen asiel aanvragen (al dan niet onder hun werkelijke identiteit), huwen met een Belgische onderdaan, of de regularisatie van hun verblijfstoestand aanvragen op basis van artikel 9bis van de wet van 15 december.1980.
183
De betrokken diensten trachten dit misbruik teniet te doen onder meer omdat de opleiding van deze buitenlandse stagiairs de Belgische overheid immers zeer veel geld kost. Uit onderzoek gevoerd door de politie komen bovendien sterke aanwijzingen naar voor dat deze verdwijningen een georganiseerde vorm van illegale migratie zijn. Door de betrokken diensten werd dan ook overlegd hoe de informatie-uitwisseling zo efficiënt mogelijk kan verlopen om misbruiken tegen te gaan. Zo werden onder andere afspraken gemaakt over het zo snel mogelijk melden van een verdwijning aan de betrokken diensten. Er wordt overwogen om biometrische gegevens te verzamelen van de buitenlandse stagiairs. Deze gegevens kunnen bij een eventuele verdwijning gebruikt worden om de personen in de asielprocedure te identificeren (in België of een ander Europees land). Verdwijningen 2009 Verdwijningen 2010
18 17
Rondtrekkende dadergroepen Naar aanleiding van de in de Ministerraad aangenomen strategie tot bestrijding van rondtrekkende dadergroepen, werd in september 2010 door de DVZ overleg opgestart met de diensten van de Federale Politie om na te gaan hoe in de filosofie van het gewapend bestuur gericht gewerkt kan worden naar gekende daders van rondtrekkende dadergroepen. Project Unieke Identificatie Om de identificatie van vreemdelingen te optimaliseren, en om fraude zo veel mogelijk tegen te gaan, is er bij de DVZ een werkgroep lopende, in samenwerking met de Algemene Directie Instellingen en Bevolking (ADIB), de Federale Politie, het Directoraat-generaal Consulaire Zaken van de FOD Buitenlandse Zaken, het Directoraat-generaal Penitentiaire Instellingen van de FOD Justitie, en de Kruispuntbank Sociale Zekerheid. In deze werkgroep werd in de loop van 2010 een kwetsbaarhedenanalyse voltooid inzake de registratie van vreemdelingenidentiteiten binnen de Federale Overheid. Op basis hiervan werd aan de hand van het conceptueel model Registratie Persoonsgegevens, dat binnen de ADIB werd ontwikkeld, een voorstel tot contextueel model Registratie Vreemdelingenidentiteiten ontwikkeld. Op basis van dit model zullen de werkzaamheden verder gezet worden in 2011. Daarnaast is de DVZ ook sterk betrokken in het zogenaamde ASINP-project dat door de ADIB werd opgezet tijdens het Belgische voorzitterschap. Hierin zal een SWOT-analyse worden uitgewerkt op EU-niveau naar de risico’s met betrekking tot de betrouwbaarheid van de bestaande identiteiten van natuurlijke personen in de EU-Lidstaten. De DVZ heeft actief bijgedragen aan de projectontwikkeling en de opbouw van de methodologie van de risicoanalyse.
III.11. Openbaarheid van bestuur De Dienst Openbaarheid van bestuur moet de betrokkenen of hun raadgever in staat stellen om, rekening houdend met de wet betreffende de openbaarheid van bestuur van 11/04/1994, hun dossier te raadplegen. De vraag om toegang tot het dossier te bekomen moet schriftelijk worden ingediend en moet gemotiveerd zijn. Bij weigering krijgt de betrokkene of diens advocaat een gemotiveerde brief toegestuurd waarin tevens de beroepsmogelijkheden worden vermeld. De weigeringen zijn hoofdzakelijk wegens onduidelijke of te vage aanvragen. Indien de aanvraag voor een raadpleging aanvaard wordt, nodigt de DVZ de betrokkene of zijn advocaat uit. Daar zal hij, in aanwezigheid van een ambtenaar van de dienst, het dossier ter plaatse kunnen raadplegen. 184
Mits betaling kunnen de verzoekers bepaalde documenten kopiëren. Een raadplegingsregister wordt bijgehouden. De dienst is eveneens bevoegd om de originele officiële documenten die zich in hun dossier bevinden (bijvoorbeeld de geboorteakten) aan de betrokkenen te overhandigen. Deze dienst stelt een ontvangstbewijs op en bewaart een kopie van het document in het dossier.
2009 2010
Aanvragen tot inzage van het dossier 941 1.868
weigeringen inzage 40 32
IV. Het Europees Terugkeerfonds en het Buitengrenzenfonds In 2007 werd DVZ aangeduid als verantwoordelijke autoriteit voor het Europees Terugkeerfonds en het Buitengrenzenfonds. In 2008 werd de Cel Europese Fondsen opgericht die verantwoordelijk is voor het beheer en de opvolging van deze fondsen. De werking van de Cel wordt ook door deze twee fondsen gefinancierd. Het Buitengrenzenfonds (EBF) behelst verschillende jaarprogramma’s (2007-2013), elk jaarprogramma telt 2,5 kalenderjaar. Het EBF werd ingesteld om de inspanningen van de lidstaten van de Europese Unie op het gebied van het beheer van de buitengrenzen te steunen en aan te moedigen. Het EBF draagt bij tot de realisatie van de volgende objectieven : - De efficiënte organisatie van de opdrachten inzake controle en bewaking van de buitengrenzen. - Het doeltreffend beheer door de lidstaten van de personenstromen aan de buitengrenzen. Enerzijds om een hoog beschermingsniveau aan de buitengrenzen te waarborgen, en anderzijds om te zorgen voor de vlotte overschrijding van de buitengrenzen. Dit beheer moet overeenkomen met het Schengenacquis en de beginselen van een respectvolle en waardige behandeling. - De eenvormige toepassing door grenswachten van de bepalingen van het Gemeenschapsrecht betreffende de overschrijding van de buitengrenzen, in het bijzonder Verordening (EG) nr. 562/2006. - Het beheer verbeteren van de activiteiten van de consulaire en andere diensten van de lidstaten in derde landen met betrekking tot twee zaken : allereerst de stromen van onderdanen van derde landen naar het grondgebied van de lidstaten en ten tweede de samenwerking tussen de lidstaten op dit gebied. Het Europees Terugkeerfonds (RF) behelst ook verschillende jaarprogramma’s (2008-2013), elk jaarprogramma telt 2,5 kalenderjaar. Het RF werd ingesteld om de organisatie van het terugkeerproces van de lidstaten van de Europese Unie te verbeteren. Het Europees Terugkeerfonds draagt bij tot de verwezenlijking van de volgende specifieke doelstellingen : - Het vaststellen en verbeteren van de organisatie en de uitvoering van een geïntegreerde organisatie van het terugkeerproces door de lidstaten. - Het versterken van de samenwerking tussen lidstaten in het kader van een geïntegreerde organisatie van het terugkeerproces en de uitvoering ervan. - Het bevorderen van een doeltreffende en uniforme toepassing van gemeenschappelijke normen inzake terugkeer overeenkomstig de beleidsontwikkeling op dit gebied.
185
Onder jaarprogramma 2007, lopende van 01/01/2007 tem 31/12/2009, werden onder het Buitengrenzenfonds 7 projecten gesubsidieerd. De projecten van jaarprogramma 2008 (Buitengrenzenfonds en Europees Terugkeerfonds zijn nog niet afgesloten waardoor hiervan nog geen verdere info kan gegeven worden. Projecten uitgevoerd door de Federale Politie Naam project
Nieuwpoort
Videoplatform
BVS
Naam project
Beschrijving In beeld brengen van en beheersen van de illegale migratie tussen het Europese vasteland en Groot-Brittannië dmv aankoop van een videobewakingssysteem in de Schengenplezierhaven van Nieuwpoort Aankoop van gyrogestabiliseerde multifunctionele videoplatformen voor een performante luchtobservatie van de maritieme buitengrens, in het bijzonder in het raam van de (nachtelijke) illegale migratie tussen het Europese vasteland en Groot-Brittannië Ontwikkelen en installeren van een ICT systeem dat toelaat om kwalitatieve gegevensbronnen betreffende gestolen of verloren paspoorten of identiteitskaarten te raadplegen, teneinde de handel in deze documenten en de illegale immigratie tegen te gaan. Projecten uitgevoerd door de FOD Binnenlandse Zaken-ICT
Subsidie goedgekeurd door de VA € 33.649,70
€ 460.905,00
€ 31.439,63
Subsidie goedgekeurd door de VA
Beschrijving Bedoeling van dit project is om de communicatie met het Europese systeem te kunnen garanderen. Dit door de ontwikkeling, implementatie en het onderhouden van een nationaal systeem voor communicatie met het centrale € 898.202,32 Europese Visa Information System. Via een ‘berichtenmakelaar’ BELVIS MB zullen de gegevens van de diverse Belgische partners inzake visa-afgifte en grenscontrole gerouteerd worden naar de diverse partners en het Europese systeem. Dit project kadert volledig binnen het Europese VIS-project. FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking Subsidie goedgekeurd Naam project Beschrijving door de VA Speciaal opgeleid personeel (lokaal aangeworven) dat op het terrein van migratiegevoelige landen documenten op hun echtheid kan laten natrekken en ev. ook bijkomende onderzoeken kan uitvoeren. Dit ten einde het gebruik van valse € 19.438,47 Terreinwerkers en vervalste documenten te kunnen detecteren en bonafide aanvragers een snellere afgifte van visum verzekeren. De kennis en kunde van deze terreinwerkers wordt tevens ter beschikking gesteld van andere Schengenpartners. Invoeren van Biometrie in alle Belgische consulaire posten met het oog op afgifte van biometrische visa die zal toelaten om de Visabio@bel visumafgifte en grenscontrole van bonafide personen te € 146.315,78 vergemakkelijken en visashopping te verminderen door een betere identificatie en verificatie van personen. 186
Visabio@DVZ
Implementatie van een biometrische installatie die kan gebruikt worden om de biometrische gegevens van asielzoekers af te nemen teneinde deze te vergelijken met de biometrische gegevens die opgeslagen zijn in de visumdatabank.
€ 23.575,49
Meer informatie ivm de werking van de cel of de jaarprogramma’s kan men terugvinden op de website van de cel Europese Fondsen http://www.eu-fonds-dofi.be
187
188
HOOFDSTUK VII DE ASIELBEVOEGDHEID VAN DE DVZ
189
I. Belangrijkste aanpassingen aan de asielprocedure voor de Directie Asiel bij de Dienst Vreemdelingenzaken door de wetswijziging van 15 september 2006 I.1. Inleiding De wijziging is van toepassing sedert 1 juni 2007. De belangrijkste wijziging voor de directie asiel betreft de schrapping van de ontvankelijkheidsprocedure. De asieldienst van de DVZ blijft evenwel bevoegd voor de inontvangstname van de asielaanvraag, het inschrijven van de asielzoeker in het wachtregister, het nemen van vingerafdrukken, het onderzoek naar het land dat bevoegd is om de asielaanvraag te behandelen (Dublin–onderzoek) en de herhaalde asielaanvragen. De directie asiel is uiteraard ook bevoegd voor het verblijf van de asielzoekers tijdens de procedure en voor de opvolging aan het einde van de procedure. Door het wegvallen van de ontvankelijkheidsprocedure is het gehoor ingekort. De DVZ neemt een verklaring af met betrekking tot de identiteit, herkomst en reisweg van de asielzoeker. Er wordt bijgevolg niet meer gevraagd naar de motieven waarom de asielaanvraag werd ingediend. Bij een herhaalde asielaanvraag zal er gevraagd worden of er nieuwe elementen ter staving van de nieuwe aanvraag zijn. Bovendien verstrekt de DVZ aan betrokkene een door het CGVS opgestelde vragenlijst waarin hij uitgenodigd wordt om de redenen uiteen te zetten waarom hij asiel aanvraagt en om de mogelijkheden tot terugkeer naar het land waaruit hij gevlucht is te verduidelijken. In principe dient deze vragenlijst door de asielzoeker zelf ingevuld te worden. Indien hij dit wil, wordt de vragenlijst echter door een ambtenaar van de DVZ ingevuld, samen met de betrokkene, eventueel bijgestaan door een tolk. Indien België bevoegd is voor de behandeling van de asielprocedure en er bij een herhaalde asielaanvraag nieuwe gegevens zijn, wordt het dossier overgemaakt aan het CGVS voor beslissing. In afwachting wordt betrokkene in het bezit gesteld van een attest van immatriculatie. Zo de aanvraag definitief wordt geweigerd, wordt de betrokkene in het bezit gesteld van een bijlage 13 quinquies (bevel om het grondgebied te verlaten).
I.2. Vasthoudingen Het aantal situaties waarbij de minister of de DVZ een asielzoeker kan opsluiten is fors gestegen. Het nieuwe art. 47/6, 1bis, gecombineerd met art. 52/3 § 2 vermeldt 15 nieuwe gevallen waarin asielzoekers op het moment van de indiening van hun asielaanvraag een bevel om het grondgebied te verlaten ontvangen en kunnen worden opgesloten. Vrij revolutionair hieraan is dat het gaat om mensen die een asielaanvraag hebben ingediend en die onmiddellijk worden vastgehouden vooraleer ze een negatieve beslissing hebben gekregen van het CGVS. Ook nieuw is de mogelijkheid, voorzien in artikel 51/5 § 1 van de wet, om asielzoekers onder bepaalde voorwaarden vast te houden tijdens het onderzoek tot vaststelling van de Staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek, dus nog voor er een akkoord is tot terug- of overname.
190
Ten slotte kan, in toepassing van art. 74/6 § 1, de vreemdeling aan wie de vluchtelingenstatus of de subsidiaire beschermingsstatus geweigerd werd door de CGVS krachtens artikel 52 in een welbepaalde plaats vastgehouden worden, in afwachting van de verwijdering van het grondgebied, indien de beslissing bedoeld in artikel 52 uitvoerbaar wordt.
I.3. Het injunctierecht tegenover de CGVS De Minister kan de asielprocedure nog enigszins sturen, weliswaar niet inhoudelijk, maar wel met betrekking tot de prioriteit van de behandeling. De wet bepaalt dat overeenkomstig art. 52/2 § 2, 3° de minister de CGVS kan verzoeken om een dossier prioritair te behandelen en een beslissing in maximum 15 dagen te nemen.
I.4. Intrekking van de status van vluchteling of subsidiaire bescherming Naast het injunctierecht heeft de minister ook nog het recht om de intrekking van de eerder toegekende status te laten onderzoeken. Het nieuwe artikel 49 § 2 eerste lid stipuleert dat tijdens de eerste 10 jaar van verblijf, vanaf de datum van indiening van de asielaanvraag, de minister of zijn gemachtigde ten allen tijde kan vragen de vluchtelingenstatus in te trekken, indien de erkenning werd toegekend op grond van feiten die de betrokkene verkeerd heeft weergegeven of achtergehouden, of van valse verklaringen, of van valse of vervalste documenten, die doorslaggevend zijn geweest voor de erkenning. De CGVS moet dan binnen 60 dagen een beslissing nemen. Voor de subsidiaire bescherming mag de minister of zijn gemachtigde, in toepassing van artikel 49/2 § 4, gedurende het verblijf van beperkte duur aan de CGVS vragen om de subsidiaire bescherming in te trekken of op te heffen, in toepassing van artikel 57/6, eerste lid, 4° of 6°, en tijdens de eerste 10 jaar overeenkomstig artikel 57/6, eerste lid, 7°.
I.5. Besluit In essentie blijft het onderzoek van de asielaanvragen ongewijzigd. Elk dossier zal individueel en minutieus onderzocht worden. Niettegenstaande de centrale rol van het CGVS wordt versterkt, blijft de DVZ zeker nog een belangrijke rol in de procedure spelen. Het mogelijke succes van de nieuwe asielprocedure hangt af van vele factoren en van alle instanties die erbij betrokken zijn. Het heeft geen zin dat sommige instanties snel en efficiënt werken, indien andere instanties op hun niveau niet in staat zijn om de dossiers snel weg te werken. De Directie Asiel binnen de DVZ zal naar best vermogen zijn missie hierin trachten te volbrengen.
II. Overzicht van de verschillende cellen van de Directie Asiel II.1. Cel Registratie en Administratie II.1.1. Bevoegdheden De workflow van de tweetalige cel Registratie en Administratie van de Directie Asiel is onder te verdelen in twee grote activiteiten, namelijk de inschrijving van de nieuwe asielzoekers en de opvolging van de dossiers tijdens en na de asielprocedure. 191
De inschrijving van nieuwe asielzoekers. Dit bestaat uit : het opnemen van de identiteitsgegevens van de asielzoeker, foto nemen, opzoekingen doen in het Rijksregister om te weten of iemand al gekend is bij de DVZ, de aanmaak van een nationaal nummer in het wachtregister (= de collecte) en de opmaak van de bijlage 26. Opvolging van de dossiers tijdens en na de asielprocedure : - Instructies geven aan de gemeenten voor het afleveren van documenten aan de asielzoekers : bijlage 13 quinquies + bijlage 35 na de beslissing van het CGVS maar nog in schorsend beroep bij de RVV, enkel een bijlage 13 quinquies na de definitieve beslissing van de RVV; - Collecte in het wachtregister van in België geboren kinderen van (ex)-asielzoekers; - Het doorvoeren van wijzigingen van identiteitsgegevens, geboortedata, burgerlijke stand, … in het wachtregister, in geval van vergissingen bij de inschrijving door DVZ, of na het voorleggen van bepaalde documenten; - Opmaken en opsturen van duplicaten van door de DVZ aangemaakte verblijfsdocumenten, in geval van verlies of diefstal; - FOD Volksgezondheid verwittigen na betekening van het bevel; - Instructies geven aan de gemeenten voor het afleveren van een BIVR na de toekenning van de subsidiaire beschermingsstatus door CGVS of RVV; - Onderzoeken van de aanvragen tot verlenging van tijdelijke BIVR’s die werden afgeleverd in het kader van de subsidiaire bescherming; - Opmaken van reizigerslijsten voor schoolreizen binnen de Europese Unie van kinderen die niet de Belgische nationaliteit hebben; - Beantwoorden van telefoons, mails en faxen komende van de gemeentebesturen, OCMW’s, advocaten, asielzoekers zelf, …. met de wijziging van de asielprocedure op 01/06/2007 maakt dit een zeer groot deel uit van het takenpakket, omdat er veel onduidelijkheid bestaat. II.1.2. Cijfergegevens voor het jaar 2010 Aantal asielaanvragen in 2010 per maand in WTC II
Jan. Febr. Maart April
Mei
Juni
Juli
Aug. Sept.
Okt.
Nov.
Dec.
Totaal
1.287 1.914 1.372 1.109 1.194 1.309 1.451 1.704 1.840 2.018 1.931 2.038 19.167 Belangrijkste nationaliteiten Kosovo
Irak
Rusland
Afghanistan
Guinea
Servië
Macedonië
Armenië
Congo DR
Syrië
1.840
1.666
1.509
1.379
1.366
1.224
1.078
981
704
373
Het aantal asielaanvragen in het WTC II steeg met 2.676 of + 16,23 %. Belangrijkste stijgers : Macedonië + 877, Servië + 710, Kosovo + 301, Irak + 280, Guinea + 267, Congo DR + 34 en Syrië + 26. Belangrijkste dalers : Iran – 355, Afghanistan – 280, Rusland – 96 en Armenië – 71.
192
Aantal meervoudige aanvragen in 2010 per maand
Jan. Febr. Maart April
Mei
Juni
Juli
Aug. Sept.
Okt.
Nov.
Dec. Totaal
189
251
298
291
271
303
308
424
242
260
274
298
3.409
Belangrijkste nationaliteiten Afghanistan Rusland
512
385
Irak
Kosovo
Iran
Servië
Guinea
Macedonië
Syrië
China
309
261
167
151
135
102
86
77
Het aantal meervoudige aanvragen verminderde met 852 of + 19,99 %. Belangrijkste stijgers : Macedonië + 89, Servië + 38, Kosovo + 31 en Guinea + 22. Belangrijkste dalers : Iran – 341, Afghanistan – 221, Slovakije – 139, Irak – 112, China – 94, Rusland – 11 en Syrië – 1.
II.2. Cel Interviews en Beslissingen II.2.1. Bevoegdheden De belangrijkste bevoegdheden van de cel Interviews en Beslissingen zijn : -
Het afnemen van het gehoor DVZ; Eventueel helpen invullen van de vragenlijst CGVS; Het nemen van beslissingen betreffende de meervoudige asielaanvragen; Vasthoudingen van asielzoekers; Dossiers overmaken aan het CGVS voor beslissing; Procedure niet-begeleide minderjarigen.
II.2.2. Cijfergegevens voor het jaar 2010 Aantal uitgevoerde interviews in 2010 per maand
Jan.
Febr. Maart
1.979 1.794
1.896
April
Mei
Juni
Juli
Aug. Sept.
Okt.
Nov.
Dec.
Totaal
1.147 1.067 1.318 1.181 1.427 1.494 1.582 1.089 1.619
17.593
Aantal getroffen beslissingen in 2010 per maand
Jan. C.G.V.S. 13 quater Zonder voorwerp
Febr. Maart
1.431 1.558
April
Mei
Juni
Juli
Aug. Sept.
Okt.
1.499
846
816
996
909 1.054 1.213 1.227
Nov.
Dec.
Totaal
906 1.375 13.830
147
197
158
114
91
130
104
136
79
95
38
72
1.361
174
227
320
164
123
110
79
150
167
146
145
154
1.959
193
Jan. Totaal
Febr. Maart
1.752 1.982
April
Mei
Juni
Juli
Aug. Sept.
Okt.
Nov.
Dec.
1.977 1.124 1.030 1.236 1.092 1.340 1.459 1.468 1.089 1.601 17.150
Vasthoudingen
Jan. Febr. Maart April Mei Juni Juli Aug. Sept. Okt. Nov. Dec. Totaal 13 quater 39 bis 39 ter Totaal
9
8
11
1
2
3
3
6
2
5
0
1
51
0
1
1
3
3
4
4
0
1
3
3
1
24
57
35
40
20
33
29
28
41
12
44
21
44
404
66
44
52
24
38
36
35
47
15
52
24
46
479
Het aantal uitgevoerde interviews in 2010 steeg met 3.462. Het aantal overgemaakte dossiers aan het CGVS steeg met 3.853. Het aantal 13 quater daalde met 860. Het aantal opsluitingen met een 13 quater steeg met 4. Het aantal opsluitingen met een 39 bis steeg met 11. Het aantal opsluitingen met een 39 ter steeg met 7.
II.3. Cel Dublin II.3.1. Bevoegdheden De cel Dublin houdt zich voornamelijk bezig met de toepassing van het Dublin-reglement : -
Totaal
Behandeling van overname- of terugnameverzoeken gesteld door andere Dublin-lidstaten; Overname- en terugnameverzoeken richten aan andere Dublin-lidstaten; Vasthoudingen – transfers; Opmaken bijlagen 26 quater; Opmaken laissez-passer; Statistieken bijhouden voor Eurostat. De cel Dublin werd de eerste maanden van het jaar bijgestaan door de Multifunctionele cel ten einde de opgelopen achterstand weg te werken.
II.3.2. Cijfergegevens voor het jaar 2010 -
Overname / terugnameverzoek “Dublin” aan België (Incoming requests) : 1.334; Overname / terugnameverzoek “Dublin” aanvaard door België : 683; Overname / terugnameverzoek “Dublin” geweigerd door België : 306; Overname / terugnameverzoek “Dublin” in afwachting van een beslissing door België : 345; - Overname / terugnameverzoek “Dublin” aan een andere Staat (Outgoing requests) : 2.876; - Overname / terugnameverzoek “Dublin” aanvaard door een andere Staat : 1.434; - Overname / terugnameverzoek “Dublin” geweigerd door een andere Staat : 470;
194
- Overname / terugnameverzoek “Dublin” in afwachting van een beslissing door een andere Staat : 972. (Vaak antwoord een land niet binnen de voorziene termijn. Geen antwoord is gelijk aan een positief antwoord. Deze zitten in dit cijfer vervat). Het aantal overname / terugnameverzoeken gericht aan België verminderde met 16. Het aantal overname / terugnameverzoeken door België aan een andere Staat verminderde met 8. Aantal getroffen bijlagen 26 quater in 2010 per maand
Jan. Febr. Maart April
Mei
Juni
Juli
Aug. Sept.
Okt.
Nov.
Dec. Totaal
210
164
155
173
100
124
126
167
283
243
172
111
2.028
Vasthoudingen
Jan. Febr. Maart April Mei Juni Juli Aug. Sept. Okt. Nov. Dec. Totaal 26 quater
84
101
121
96
70
63
89
50
75
69
77
75
970
Het aantal getroffen bijlagen 26 quater steeg met 864. Het aantal Dublin-vasthoudingen steeg met 183.
II.4. Cel Gesloten centra II.4.1. Bevoegdheden De Cel Gesloten centra behandelt de asielaanvragen ingediend in de gesloten centra en in de gevangenissen. Ze houdt zich bezig met de volledige procedure bij de DVZ : inschrijving, verhoren, dossiers overmaken aan het CGVS, meervoudige aanvragen, overname / terugnameverzoek “Dublin”, niet-begeleide minderjarigen. Vanaf 1 oktober 2009 worden de asielaanvragen aan de grens behandeld door de grensinspectiedienst. II.4.2. Cijfergegevens voor het jaar 2010 Aantal aanvragen in de gesloten centra
Jan. Febr. Maart April 40
27
26
27
Mei
Juni
Juli
22
25
30
Aug. Sept. 23
Okt.
Nov.
18
27
18
Dec. Totaal 21
304
Beslissingen
Jan. Febr. Maart April Mei Juni Juli Aug. Sept. Okt. Nov. Dec. Totaal C.G.V.S. 13 quater
19
14
20
20
14
13
13
19
12
12
12
12
180
6
3
3
6
3
8
5
6
1
3
4
3
51 195
Jan. Febr. Maart April Mei Juni Juli Aug. Sept. Okt. Nov. Dec. Totaal 26 quater Afstand Totaal
5
11
9
8
4
5
0
3
2
2
1
2
52
0
2
2
1
1
1
0
0
1
1
2
1
12
30
30
34
35
22
27
18
28
16
18
19
18
295
Het aantal aanvragen in de gesloten centra verminderde met 33.
II.5. Cel Printrak II.5.1. Bevoegdheden De Dienst Printrak werd opgericht in 1993 en had als doel het vermijden van meervoudige asielaanvragen door het afnemen en vergelijken van vingerafdrukken. Geleidelijk aan werd het takenpakket uitgebreid en werden eveneens vingerafdrukken voor politiediensten, in het kader van identificatie, genomen. Ook de Centra voor illegalen bleken al gauw een belangrijke leverancier van vingerafdrukken. In januari 2003 werd Eurodac opgestart. Deze Europese databank voor vingerafdrukken van asielzoekers dient als technisch hulpmiddel bij het uitvoeren van de Dublin–akkoorden. De Dienst Printrak is het enige Belgische toegangspunt tot deze databank. In 2007 werden de eerste stappen gezet om een bijkomende databank aan het vingerafdruksysteem toe te voegen, namelijk de databank “Illegalen”. Deze databank werd in gebruik genomen op 1 januari 2008. II.5.2. Cijfergegevens voor het jaar 2010 Aantal gemaakte sets vingerafdrukken voor asielzoekers : 20.356 (+ 2.560). Aantal sets vingerafdrukken, nagezien voor identificatie voor politie : 13.225 (- 1.973). Aantal hits Eurodac : 3.380 (- 167) (16,6 % van de asielaanvragen).
196
II.6. Cel Veiligheid De Cel Veiligheid houdt toezicht aan de ingang en in de wachtzaal. Zij zorgt ervoor dat de veiligheid binnen de Directie Asiel verzekerd wordt. Ze helpt bovendien tijdens het binnenlaten van de asielzoekers ’s morgens en ’s middags, controleren de bagage en fouilleren. Ze houdt ook toezicht tijdens de betekening van documenten aan de asielzoekers en tijdens de vasthoudingen.
197
198
HOOFDSTUK VIII VREEMDELINGENRECHT : GESCHILLEN
199
I. Geschillen I.1. Inleiding Het Bureau Geschillen werd in de loop van het jaar 2007 ondergebracht bij de Directie Opvolging en Ondersteuning. Het Bureau is verantwoordelijk voor de opvolging en de coördinatie van de gerechtelijke procedures en het verstrekken van juridische adviezen, met het oog op een bevestiging, door de juridische instanties, van de administratieve beslissingen die bij die instanties worden aangevochten. Het Bureau verzekert de opvolging bij de Raad van State en de burgerlijke gerechtshoven en rechtbanken en behandelt de verzoeken tot invrijheidstelling. Het Bureau is ook bevoegd voor de eventuele beroepen in cassatie. Wanneer bepaalde wetsbepalingen het voorwerp uitmaken van een beroep of een prejudiciële vraag bij het Grondwettelijk hof wordt het dossier eveneens door deze cel behandeld. In het kader van artikel 74 van de wet van 15/12/1980 is het Bureau Geschillen bevoegd om een verzoekschrift op te stellen waarin de Minister aan de Raadkamer vraagt om de wettigheid van de verlenging van de vrijheidsberoving te bevestigen. Wat de procedures van de Raad van State betreft, kan het dossier tijdens zittingen zowel door een advocaat als door een ambtenaar van de dienst verdedigd worden. In het algemeen worden de verzoeken tot schorsing en nietigverklaring echter aan een advocaat toevertrouwd. Bij schorsingsprocedures die bij uiterst dringende noodzakelijkheid bij de Raad van State worden ingediend neemt een ambtenaar van de DVZ soms de verdediging van het dossier op zich. Voor procedures voor de rechtbanken wordt steeds een advocaat aangeduid. Tijdens de procedures voor de Raadkamer en de Kamer van Inbeschuldigingstelling wordt de DVZ niet vertegenwoordigd, maar het Openbaar Ministerie neemt de verdediging van de betwiste beslissing op zich. Sinds 1 november 2007 zijn de ambtenaren ook volledig verantwoordelijk voor de verdediging van bepaalde beslissingen (met inbegrip van het opstellen van procedureakten, de verschijning, …) voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (gecreëerd door de wet van 15 september 2006).
I.2. Taken De eerste taak van het Bureau is het opvolgen en coördineren van de gerechtelijke procedures. Het Bureau bestudeert het dossier in kwestie, verleent de nodige juridische steun en geeft het noodzakelijke commentaar aan de advocaat en, in voorkomend geval, de Procureur door. Indien dat nodig is, levert het Bureau een bijdrage tot de opstelling van de conclusies en de verzoekschriften. Wat de procedures voor de Raadkamer en de Kamer van Inbeschuldigingstelling betreft, stelt het Bureau Geschillen een verslag op voor het Openbaar Ministerie, waarin een antwoord wordt gegeven op de door de advocaat ingeroepen middelen. In dit kader zorgt het Bureau er ook voor dat de gekopieerde en originele dossiers en alle processtukken binnen de vereiste termijnen aan alle betrokken partijen worden overgemaakt. Een tweede taak van het Bureau bestaat uit het verlenen van steun aan de diensten, zodat de toepassing van de jurisprudentie goed gemotiveerd is en de juiste beslissingen worden 200
genomen. Het Bureau moet er ook over waken dat de beschikkingen en arresten voor de diensten op een eenvoudigere manier worden geformuleerd, om zo een goede uitvoering te waarborgen. Een derde belangrijke taak van het Bureau Geschillen bestaat uit het verstrekken van adviezen. Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen interne en externe adviezen. Het Bureau Geschillen geeft dus de noodzakelijke interne feedback aan de uitvoeringsbureaus en de hiërarchie, zodat de juridische problemen kunnen worden gedetecteerd en er een oplossing voor deze problemen kan worden gevonden. Het Bureau Geschillen wordt ook vaak geconfronteerd met externe vragen, met name van magistraten, van OCMW’s, van gemeentebesturen, van arbeidsauditeurs, van advocaten en andere directies. In dit geval speelt het Bureau een informatieve rol. Een vierde taak bestaat uit het verzamelen en het analyseren van de noodzakelijke jurisprudentie, om de evoluties en de oriëntaties eruit te halen. Door zich van deze verschillende taken te kwijten, probeert het Bureau Geschillen te verzekeren dat de juridische procedures goed functioneren en erover te waken dat de beslissingen van de DVZ in overeenstemming met de geldende wetgeving worden genomen.
I.3. Statistieken van het Bureau Geschillen betreffende het jaar 2010 Franstalig bureau / / 2 110 112 95
Nederlandstalig bureau / / 2 185 187 /
942 154
659 79
2.162
2.056
procedures tot Raad voor
1.611
1.502
Uiterst dringende procedures bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen
324
377
965 5.400
435 4.860
Opschortingsprocedures bij de Raad van State Procedures tot nietigverklaring bij de Raad van State Uiterst dringende procedures Administratieve cassatie Totaal Raad van State Procedures bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en het Hof van Justitie van de Europese Unie Procedures bij de onderzoeksrechtbanken Procedures in kort geding en ten gronde, met inbegrip van eventuele cassatie Procedures tot nietigverklaring bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen Opschortingsprocedures en nietigverklaring bij de Vreemdelingenbetwistingen
Dossiers verdedigd door DVZ Totaal aantal onderzochte procedures
201
202
HOOFDSTUK IX INTERNATIONALE RELATIES
203
I. Bureau Internationale Betrekkingen I.1. Bevoegdheden en kader Het Bureau Internationale Betrekkingen is belast met de vertegenwoordiging van de DVZ bij multilaterale internationale vergaderingen die plaatsvinden in het kader van de BENELUX, de Raad van de Europese Unie, de Europese Commissie, de Raad van Europa en andere internationale fora. In samenwerking met het Studiebureau en de betrokken uitvoeringsbureaus worden de voorstellen onderzocht die op deze internationale fora worden ingediend. Er worden Belgische standpunten gecoördineerd met de hiërarchie en de betrokken externe diensten en deze standpunten worden op de internationale fora verdedigd. De internationale dossiers worden verder opgevolgd, de Staatssecretaris en de Minister worden bijgestaan met technisch en juridisch advies. De bureaus worden op de hoogte gehouden van de evolutie van de dossiers en de genomen beslissingen. Het Bureau Internationale Betrekkingen verleent ook bijstand wanneer bindende beslissingen in werking treden. Het leeuwendeel van het werk van het Bureau Internationale Betrekkingen speelt zich af in de Raad van de Europese Unie. De ambtenaren van het Bureau Internationale Betrekkingen nemen, meestal met de steun van experts van de betrokken uitvoeringsbureaus, deel aan thematische werkgroepvergaderingen (grenzen, visa, verwijderingen, enz.) van de Justitie-Binnenlandse Zaken-pijler (JBZ), waar voorstellen voor nieuwe Europese regelgeving op een technisch niveau worden geanalyseerd en waar over deze voorstellen wordt onderhandeld. Om de meer strategisch/politieke knopen in deze dossiers door te hakken werd het “Strategic Committee on Immigration, Frontiers and Asylum” (SCIFA), een comité dat de thematische werkgroepen overkoepelt en aanstuurt, in het leven geroepen. Ook in dit comité wordt de DVZ vertegenwoordigd door het Bureau Internationale Betrekkingen. De kwesties die niet op SCIFA-niveau kunnen worden beslecht stromen door naar het nog hogere niveau van de ambassadeurs (Coreper). Elke tekst moet uiteindelijk worden goedgekeurd door de Raad van Ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken van de Europese Unie. Deze goedkeuring gebeurt enkel formeel (zonder discussie) indien op Coreper-niveau al een akkoord werd bereikt. 2010 stond vanzelfsprekend in het teken van het Belgisch voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie: in 2010 begon immers een triovoorzitterschap met achtereenvolgens Spanje (eerste helft van 2010), België (tweede helft van 2010) en Hongarije (eerste helft 2011). Als voorzitter bepaalt men de agenda en leidt men de discussies ten einde een compromis te bereiken tussen de lidstaten onderling en met het Europees Parlement. Dit houdt echter eveneens in dat men zichzelf eerder neutraal opstelt en de verschillende standpunten met elkaar tracht te verzoenen tijdens zijn voorzitterschap. Hoewel België sinds mei 2010 slechts een regering van lopende zaken kende, kon het voorzitterschap toch een succes genoemd worden, ook voor wat betreft asiel en migratie (zie concrete verwezenlijkingen per domein in punt I.2). Sinds 2010 wordt het beleid in de JBZ-materie bovendien bepaald door een nieuw vijfjarenprogramma, nl. het Programma van Stockholm. Dit is de opvolger van de Programma’s van Tampere (2000-2004) en Den Haag (2005-2009). Dit Stockholmprogramma, dat opgesteld werd tijdens het Zweedse voorzitterschap in de tweede helft van 2009, wordt algemeen beschouwd als een weinig ambitieus programma, dat vooral voortbouwt op reeds bestaande verwezenlijkingen.
204
In december 2009 is voorts het Verdrag van Lissabon in werking getreden. Het belangrijkste gevolg vanuit het oogpunt van DVZ is dat de beslissingsprocedure gewijzigd is : waar pre-Lissabon beslissingen vaak nog goedgekeurd dienden te worden met unanimiteit binnen de Raad en zonder beslissingsbevoegdheid van het Europees Parlement (bv. voor legale migratie), gebeurt dit sinds Lissabon overwegend volgens de ”gewone wetgevende procedure”, met gekwalificeerde meerderheid binnen de Raad en medebeslissing door het Europees Parlement. Dit houdt enerzijds in dat lidstaten hun feitelijk vetorecht in bepaalde dossiers verliezen, anderzijds moet voortaan steeds rekening gehouden worden met het Europees Parlement.
I.2. Werkingsgebieden I.2.1. Grenzen Samen met de Grensinspectiedienst en de Federale Politie neemt het Bureau Internationale Betrekkingen actief deel aan de vergaderingen van de werkgroep Grenzen in de Raad van de Europese Unie en aan vergaderingen bij de Europese Commissie over dit onderwerp. Deze groep houdt zich bezig met de nieuwe voorstellen, de praktische punten, de casestudies en alle vragen die kunnen worden gesteld, om een geharmoniseerde tenuitvoerlegging van het grensbeleid door de lidstaten mogelijk te maken. De werkgroep Grenzen volgt eveneens de activiteiten van het Frontexagentschap, dat instaat voor het beheer van operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de Schengenruimte. Deze samenwerking tussen de drie diensten maakt het mogelijk om ervoor te zorgen dat de Belgische standpunten werkelijk coherent zijn, maar ook om te komen tot een grotere coherentie tussen de wettelijke of administratieve voorschriften en de praktische uitvoering aan de grens. Dit biedt de DVZ ook de mogelijkheid om een globaal zicht te hebben op de aanpak door de andere partners. Tijdens het Belgisch voorzitterschap nam het Bureau Internationale Betrekkingen bovendien de rol van voorzitter van de werkgroep Grenzen op zich. In 2010 ging de aandacht voornamelijk naar het voorstel tot wijziging van de FrontexVerordening. Met dit voorstel, gelanceerd in februari onder Spaans voorzitterschap, wou de Commissie tegemoet komen aan een aantal vastgestelde beperkingen en problemen in de huidige wettelijke basis voor het Agentschap. Deze ontwerpverordening is het resultaat van achtereenvolgens een evaluatie door de Commissie en een onafhankelijke evaluatie in 2008, gevolgd door een aantal aanbevelingen van de raad van bestuur van Frontex in 2009. Bij
205
verschillende gelegenheden, inclusief in het programma van Stockholm, hebben zowel de Raad JBZ als de Europese Raad opgeroepen om Frontex verder te versterken. De versterking van het mandaat van Frontex vertaalt zich in volgende doelstellingen : - Beschikbaarheid van technische uitrusting voor gezamenlijke operaties waarborgen – o.m. door de aankoop van eigen materiaal of leasing door Frontex; - Beschikbaarheid van gekwalificeerde grenswachten voor gezamenlijke operaties waarborgen, o.m. door het detacheren van personeel van de lidstaten naar Frontex; - Efficiënte coördinatie, uitvoering en evaluatie van gezamenlijke operaties waarborgen; - Efficiënte samenwerking tussen Frontex en derde landen bij grensbeheer waarborgen; - Risicoanalyse door Frontex verbeteren door toegang tot nieuwe gegevensbronnen te verlenen; - Efficiëntie van gezamenlijke terugkeeroperaties vergroten; - De evaluatie van de capaciteit van de lidstaten op het gebied van grensbeheer. Een groot aantal knelpunten in dit dossier kon onder het Belgisch voorzitterschap weggewerkt worden. Zo werden bijkomende artikelen voorgesteld om Frontex toe te laten persoonsgegevens te verwerken in een strikt afgelijnd aantal gevallen en werd het duidelijk dat de lidstaten geen vermenging wensen van de rollen van Frontex en het Schengen evaluatiesysteem. Ook het overleg met het Europees Parlement, volwaardig medewetgever in dit dossier, werd opgestart. Andere dossiers die in 2010 behandeld werden : - Opheffen van de werkgroep Cirefi Cirefi (voluit het Centre for Information, Discussion and Exchange on the Crossing of Frontiers and Immigration) werd in het kader van de rationalisering van het aantal werkgroepen binnen de Raad van de Europese Unie, op beslissing van Coreper op 18.12.2009, opgeheven. De laatste bijeenkomst van deze werkgroep vond plaats in april 2010, waarna de verschillende taken van Cirefi in hoofdzaak verdeeld werden onder Frontex en de werkgroep Grenzen. De uitwisseling van informatie en statistieken wordt overgenomen door het Frontex Risk Analysis Network (FRAN). Analyse en aanbevelingen van een meer algemene aard kunnen worden overgenomen door de werkgroep Grenzen of een andere relevante werkgroep. - Aanpassing van de ILO-Verordening Deze verordening werd in 2004 opgesteld om een samenwerking te bekomen tussen de verschillende immigratieverbindingsfunctionarissen (Immigration Liaison Officers of ILO’s). De aanpassing zocht de activiteiten van de ILO’s te verbeteren door hen een beveiligd informatienetwerk aan te bieden, door de rapportering te versoepelen en door andere partijen zoals Frontex of andere agentschappen te betrekken bij de werkzaamheden. Dit dossier, reeds gelanceerd en besproken onder Zweeds voorzitterschap in 2009, was op een zijspoor terecht gekomen. Onder het Belgisch voorzitterschap werd overeenstemming gezocht met het Europees Parlement en bekomen, hetgeen de weg vrijmaakt voor de uiteindelijke aanvaarding van deze aanpassing vroeg in het Hongaars voorzitterschap. - Rapport afschaffing binnengrenzen Het principe van het afschaffen van de binnengrenzen tussen de Schengenstaten, reeds lang vastgelegd in de Schengenverdragen en Schengenuitvoeringsovereenkomst, werd in 2006 ingeschreven in de Schengengrenscode. In oktober bracht de Commissie een rapport uit dat de goede werking van dit principe sindsdien onder de loep neemt. 206
Hierbij werden drie specifieke aandachtspunten geïdentificeerd : - Ondanks de afschaffing van de grenscontroles, is er bezorgdheid over het quasi systematisch uitvoeren van politiecontroles in de grensstreek zoals dat door sommige lidstaten wordt uitgevoerd. Steekproefsgewijze politiecontroles, gebaseerd op risicoanalyses en niet gericht op immigratiecontroles zijn toegelaten, maar dit mag niet zodanig toegepast worden dat het in de praktijk afbreuk doet aan de ruimte zonder binnengrenzen. - Alle oude hindernissen voor een vlot doorgaand verkeer, zoals snelheidsbeperkingen aan grensovergangen die niets met verkeersveiligheid te maken hebben, moeten verdwijnen. - Hoewel er geen misbruiken vastgesteld werden van de mogelijkheid om tijdelijk de binnengrenzen terug in te voeren, was de doorgespeelde informatie van de lidstaten vaak te vaag of te laat doorgegeven om dit grondig na te gaan. I.2.2. Visa Samen met vertegenwoordigers van de Directie Visa van Buitenlandse Zaken en de Directie Visa van de DVZ heeft het Bureau Internationale Betrekkingen deelgenomen aan de activiteiten van de werkgroep visa van de Raad van de Europese Unie en de Benelux. Bij de Europese Unie hebben de activiteiten in verband met het uitwerken en versterken van een gemeenschappelijk beleid inzake visa en de integratie van het Schengenacquis zich verder ontwikkeld. Het koninginnenstuk in dit verband is de visumcode van 13 juli 2009 (verordening 810/2009, gepubliceerd op 15 september 2009). Deze code over C-visa voor kort verblijf is in werking getreden op 5 april 2010 ( met uitzondering van de motiveringsplicht en de beroepsmogelijkheid, die pas een jaar later van kracht wordt). De code gaat vergezeld van twee handboeken die besproken werden in het visumcomité. Het eerste is gericht tot de individuele dossierbehandelaars en bevat aanwijzingen betreffende de praktische toepassing van de visumcode (goedgekeurd door het visumcomité op 15/12/09, formeel besluit van de Commissie van 19/3/10, zodat het consulair personeel nog voor de inwerkingtreding van de code over de nodige informatie beschikte). Het tweede handboek handelt over de organisatie van de visumafdelingen en de plaatselijke Schengensamenwerking (goedgekeurd door het visumcomité op 12/3/10, besluit van de Commissie van 11/6/10). Een van de nieuwigheden van de visumcode is de afschaffing van het D+C-visum. In de plaats wordt voortaan aan een D-visum steeds de mogelijkheid verbonden om gedurende drie maanden rond te reizen in andere Schengenlanden, zoals het geval is voor verblijfsvergunningen. De besprekingen over een afzonderlijke verordening hierover werden afgerond in de visumwerkgroep begin 2010, zodat deze verordening 265/2010 van 25 maart 2010 nog tegelijk met de visumcode in werking kon treden op 5 april 2010. Voor het probleem inzake afwezigheid van biometrische beveiliging zal later een oplossing gezocht worden, voor de C-visa en de verblijfsvergunningen is de geplande biometrie immers ook nog niet operationeel. Hoewel de Visumcode het gebruik van biometrie voor C-visa reeds toelaat, is het Visuminformatiesysteem (VIS) dat alle Schengenlanden hiervoor dienen te gebruiken door technische problemen nog niet van start kunnen gaan in 2010. De geplande inwerkingtreding is voorzien op 24 juni 2011, te beginnen met de consulaten in Noord-Afrika. Deze datum zou echter nog bijgesteld kunnen worden naarmate de voorbereidingen vorderen. Om te vermijden dat elk consulaat van elke lidstaat apparatuur moet installeren om vingerafdrukken af te nemen, zijn oa. gemeenschappelijke visumkantoren (“Common Application Center” CAC) mogelijk. België heeft hierin een pioniersrol gespeeld, door de oprichting van een
207
dergelijk CAC in Kinshasa, dat het “Schengenhuis” gedoopt werd en in april 2010 zijn deuren geopend heeft. Voorts werd visumvrijstelling toegekend aan onderdanen van Bosnië-Herzegovina, Albanië en Taiwan. De vrijstelling van Bosnië-Herzegovina en Albanië is gebeurd via verordening 1091/2010 van 24 november 2010 (gepubliceerd op 14 december 2010) tot wijziging van verordening 539/2001. Deze visumvrijstelling ging in vanaf 15 december en geldt enkel voor houders van biometrische paspoorten. Mede omwille van de asieltoestroom die verschillende lidstaten kenden na vrijstelling van drie andere Westelijke Balkanlanden eind 2009 (Servië, Montenegro en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië), ging deze beslissing gepaard met een verklaring van de Commissie waarbij een opvolgingsmechanisme wordt voorzien: informatiecampagnes in de betrokken derde landen, blijvende opvolging van de criteria voor vrijstelling en mogelijke maatregelen (waaronder intrekking van de vrijstelling) ingeval van toestroom van vreemdelingen in een lidstaat. De vrijstelling van Taiwan vond plaats bij een afzonderlijke verordening 1211/2010 van 15 december 2010 die in werking treedt op 11 januari 2011. Onderdanen van Taiwan die niet in hun eigen land verblijven (te herkennen aan afwezigheid van identiteitskaartnummer in hun paspoort) blijven echter visumplichtig, zij hebben immers ook een bijzondere toelating nodig om Taiwan zelf binnen te kunnen. Rusland, Oekraïne en Moldavië genieten sinds een aantal jaren van een visumversoepelingsovereenkomst. Parallel met een visumdialoog met het oog op toekomstige visumvrijstelling van deze drie landen werd in 2010 de verdere uitbreiding van deze versoepelingsovereenkomsten besproken. Op 29 oktober bracht de Commissie zijn ontwerpmandaat uit om deze drie overeenkomsten te heronderhandelen met de betrokken derde landen, dit werd besproken in de visumwerkgroep onder Belgisch voorzitterschap. De Raad zal dit mandaat aan de Commissie vermoedelijk verlenen in de eerste helft van 2011. Een ontwerpmandaat voor een versoepelingsovereenkomst met Belarus verscheen op 12 november 2010. De onderhandelingen over een versoepelingsovereenkomst met Kaapverdië (waarvoor de Commissie al een mandaat heeft verkregen sinds 2009) werden verder gezet. Een versoepelingsovereenkomst met Georgië ten slotte, die al in november 2009 geparafeerd werd, zal pas in 2011 in werking treden, aangezien het readmissieakkoord afgewacht moest worden. Ten slotte heeft de Commissie een mechanisme voorgesteld om te komen tot een duidelijke lijst van welke lidstaten welke reisdocumenten voor onderdanen van derde landen erkennen en waar een visum in aangebracht kan worden. Dit werd besproken eind 2010, het Hongaars voorzitterschap heeft de intentie hierover overeenstemming te bereiken in de eerste helft van 2011. I.2.3. Toelating – Legale migratie In overeenstemming met haar actieprogramma inzake de legale immigratie, dat in december 2005 voorgesteld aangenomen werd, heeft de Europese Commissie op 13 juli 2010 twee nieuwe voorstellen van richtlijn, waarvan het onderzoek bij de werkgroep “Migratie-toelating” van de Raad begonnen is. Het eerste voorstel heeft betrekking op de voorwaarden voor de binnenkomst en het verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op “seizoenarbeid”. Het tweede voorstel heeft betrekking op de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming (de zogenaamde ICT-richtlijn). Parallel daarmee werden de discussies over de gecombineerde vergunning (“Single Permit”) tijdens deze periode voortgezet. Perspectieven 2011 : de discussies die reeds gevoerd worden zullen in de loop van het hele jaar 2011 voortgezet worden. De twee nieuwe teksten zullen waarschijnlijk snel op het bord van de Raad belanden, zodat de noodzakelijke arbitrages kunnen worden uitgevoerd. 208
Voorstel voor een richtlijn betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op seizoenarbeid Dit voorstel is erop gericht om toegangs- en verblijfsvoorwaarden voor de seizoenarbeiders, gebaseerd op gemeenschappelijke definities en criteria, vast te leggen. Het voorstel maakt deel uit van de 5 wetsvoorstellen die voorzien worden door het actieplan betreffende de legale migratie. De huidige richtlijn legt een eenvoudigere toelatingsprocedure voor de seizoenarbeiders vast. Deze procedure is gebaseerd op gemeenschappelijke definities en criteria, met name het bestaan van een arbeidscontract of een bindend werkaanbod dat het loon specificeert, een geldig reisdocument, een ziektekostenverzekering, huisvesting. De richtlijn legt een duur vast voor de seizoenarbeid op het grondgebied van de EU (zes maanden in de loop van eenzelfde jaar), maar voorziet ook een arbeidskaart voor meerdere seizoenen met een geldigheidsduur van drie jaar of een vereenvoudigde procedure voor een hernieuwde binnenkomst voor de volgende seizoenen (dit wil zeggen een ondersteuning voor circulaire migratie). De richtlijn definieert regels voor de arbeidsvoorwaarden en voorziet bepalingen betreffende gelijkheid van behandeling met onderdanen van de lidstaten. De richtlijn voorziet een verplichting voor werkgevers om het bewijs te leveren dat de seizoenarbeiders gedurende hun verblijf over een fatsoenlijke huisvesting zullen beschikken. Dit voorstel is erop gericht om een flexibel systeem in te voeren dat rekening houdt met de behoeften van de verschillende lidstaten, en creëert geen toelatingsrecht: de lidstaten blijven vrij om te bepalen hoeveel personen ze willen toelaten. In het kader van de eerste discussies over deze tekst heeft het Belgisch voorzitterschap een doorslaggevende rol gespeeld. In december 2010 heeft het Belgisch voorzitterschap zelfs een nieuwe compromistekst voorgesteld. In verschillende punten worden discussies over tegenovergestelde standpunten gekristalliseerd. Het gaat bijvoorbeeld om de duur van het verblijf die voor sommigen te kort of voor anderen te lang zou zijn, de mogelijkheid om voor een tweede werkgever te werken, de mogelijkheid om te genieten van vereenvoudigde procedures of de mogelijkheid om een meerseizoenenvergunning in te dienen. Deze punten werden besproken tijdens het tweede semester van 2010 en de discussies zullen tijdens het jaar 2011 voortgezet worden. Voorstel van een richtlijn betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming Dit voorstel is erop gericht om toegangs- en verblijfsvoorwaarden voor de personen die binnen eenzelfde onderneming overgeplaatst worden (“Intra Corporate Transferees” ICT), die gebaseerd zijn op gemeenschappelijke definities en criteria, vast te leggen. Het voorstel maakt eveneens deel uit van de 5 wetsvoorstellen die voorzien worden door het actieplan betreffende de legale migratie. Het voorstel voert een transparante en vereenvoudigde procedure in voor de toelating van de personen die het voorwerp uitmaken van een overplaatsing binnen een onderneming. Deze procedure is gebaseerd op een gemeenschappelijke definitie en geharmoniseerde criteria: de overgeplaatste persoon zou de post van leidinggevende, specialist of afgestudeerde stagiair moeten bekleden en zou gedurende minstens 12 maanden in dezelfde ondernemingsgroep moeten hebben gewerkt, indien de Lid-Staat dit vereist. Aan deze categorie van personen zou een specifieke verblijfstitel worden afgegeven die hen zou machtigen om in verschillende entiteiten die tot dezelfde transnationale onderneming behoren te werken, of zelfs, onder bepaalde voorwaarden, in entiteiten die in andere 209
lidstaten gelegen zijn. Deze vergunning zou hen ook gunstige voorwaarden, met het oog op een gezinshereniging, verlenen. Dit voorstel is erop gericht om een flexibel systeem in te voeren dat rekening houdt met de behoeften van de verschillende lidstaten, en creëert geen toelatingsrecht: de lidstaten kunnen bepalen hoeveel overgeplaatste personen ze willen toelaten. Het Belgisch voorzitterschap heeft ook in het kader van deze tekst een doorslaggevende rol gespeeld en in december een nieuwe compromistekst voorgesteld. Uit de reeds gevoerde discussies blijkt dat er tussen de lidstaten onenigheid bestaat over een bepaald aantal punten, wat doet vermoeden dat er in 2011 lange discussies zullen worden gevoerd. Het voornaamste struikelblok van deze tekst is de mogelijkheid om zich binnen Europa te verplaatsen, in combinatie met een gecombineerde verblijfs- en werkvergunning die voor verschillende lidstaten geldig is. De lidstaten zijn van mening dat de beoogde procedure niet erg duidelijk is en zouden meer preciseringen en vereenvoudigingen willen invoeren. De overwogen oplossingen zijn echter zeer uiteenlopend en het ziet ernaar uit dat er nog lang over zal worden gediscussieerd. Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om op het grondgebied van een Lid-Staat te verblijven en te werken en betreffende een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een Lid-Staat verblijven Dit voorstel van richtlijn werd in het tweede semester van 2007 ingediend. Aangemoedigd door het succes inzake de “Blue Card” heeft het Franse voorzitterschap het werk versneld. In 2008 zijn de besprekingen naar een hogere versnelling overgeschakeld en de resultaten werden voor finalisatie doorgegeven aan het Tsjechisch voorzitterschap (1ste semester 2009). Omdat het onmogelijk is om een compromis te bereiken was dit dossier echter bij het COREPER geblokkeerd gebleven. Sommige landen willen de richtlijn ruim interpreteren, met een uitbreiding van de voorziene rechten tot alle buitenlandse werknemers, terwijl andere delegaties willen dat de bepalingen van de tekst beperkt worden tot de houders van de gecombineerde vergunning. Dit dossier heeft als gevolg van het standpunt van de juridische dienst van de Raad, die van mening is dat de wettelijke basis van dit voorstel een ruimere interpretatie niet mogelijk maakt, des te meer een vaste vorm aangenomen. Deze interpretatie wordt natuurlijk weerlegd door de Commissie. Na de goedkeuring van het Verdrag van Lissabon is het dossier opnieuw op de onderhandelingstafel beland. Dit voorstel is op twee doelstellingen gericht : 1. Het ontwikkelen van één enkele aanvraagprocedure, met het oog op de afgifte van een gecombineerde vergunning om in een Lid-Staat te verblijven en te werken; 2. Het uitwerken van een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een Lid-Staat verblijven. Het huidige voorstel is van toepassing op de onderdanen van derde landen die willen worden toegelaten tot het grondgebied van een Lid-Staat om er te verblijven en te werken, en op de onderdanen van derde landen die reeds op het grondgebied van een Lid-Staat verblijven en het recht bekomen hebben om er te werken.
210
Het voorstel definieert : - Een gecombineerde verblijfs- en werkvergunning, overeenkomstig de verordening (EG) nr. 1030/2002; - Eén enkele procedure voor het bekomen van deze vergunning (één enkel loket); - De rechten die verbonden zijn aan deze vergunning; - Een geheel van rechten voor alle werknemers uit derde landen die reeds toegelaten zijn tot het grondgebied van een Lid-Staat, er wettelijk verblijven en gemachtigd zijn om er te werken, maar die niet van het regime van langdurig ingezetene genieten. Elke Staat duidt een bevoegde overheid aan die belast is met het ontvangen van de aanvragen en het afgeven van de gecombineerde vergunning. Deze overheid behandelt elke aanvraag en neemt een gemotiveerde beslissing en betrekt daar, indien dat nodig is, andere overheden bij, op basis van de voorwaarden die door het nationaal recht bepaald worden. De aangeduide bevoegde overheid betekent de beslissing schriftelijk aan de aanvrager. Indien de aanvraag geweigerd wordt of indien de vergunning niet vernieuwd wordt, kan de aanvrager een beroep indienen bij de rechtbanken. In 2010 vonden eveneens verschillende discussies over dit dossier plaats. Het jaar 2010 werd jammer genoeg afgesloten met een negatieve stemming van het Europees Parlement over dit dossier. In 2011 zal men zich moeten concentreren op de beste manier om dit dossier, dat de hoeksteen van de twee vorige teksten is, tot een goed einde te laten komen. Conferentie over de legale migratie in het kader van het Belgisch voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie “Welk beleid inzake de legale migratie voor de Europese Unie ?” Deze conferentie werd in het kader van het Belgisch voorzitterschap van de Europese Unie georganiseerd, in samenwerking met het Odysseus-netwerk van professor De Bruycker (ULB) en het Europees Economisch en Sociaal Comité, en vond op 26.11.2010 plaats. De conferentie paste volledig in het kader van het Stockholm-programma. De aanwezige experts behandelden 3 verschillende dimensies die verbonden zijn met de migratie : - De demografische en economische dimensie; - De politieke dimensie (tijdelijke, permanente of circulaire migratie ?); - De externe dimensie. De Staatssecretaris maakte van de gelegenheid gebruik om het idee van een groep van experts inzake de legale migratie te lanceren. Deze groep zou de ontwikkelingsmogelijkheden, op lange termijn, van het beleid inzake de legale migratie van de Europese Unie kunnen onderzoeken. Het toekomstig Pools voorzitterschap heeft al duidelijk gemaakt dat het geïnteresseerd is in dit onderwerp en zal waarschijnlijk overwegen om dit idee tijdens het tweede semester van 2011 te ontwikkelen. I.2.4. Verwijdering Op het gebied van de verwijdering heeft het Bureau Internationale Betrekkingen, samen met de Directie Verwijdering, verder deelgenomen aan de werkzaamheden in het kader van de Benelux (Bijzondere Commissie Personenverkeer) en de Raad van de Europese Unie (werkgroep Migratie-Verwijdering).
211
I.2.4.1. Overname Benelux Als gevolg van zijn bevoegdheid, door het Verdrag van 1960 vastgelegd, heeft de Benelux een lange traditie op het gebied van onderhandelingen inzake overname. Sindsdien heeft de Benelux al verscheidene gezamenlijke overeenkomsten afgesloten. De Benelux doet dit nog steeds, en dit ondanks het afsluiten van overnameovereenkomsten op het niveau van de Europese Unie, die steeds belangrijker wordt op dit gebied. In 2010 werd er onderhandeld met Kosovo, Kazachstan en Frankrijk. Deze onderhandelingen hebben geleid tot ontwerpovereenkomsten die bijna gefinaliseerd zijn en die in 2011 zouden moeten worden ondertekend. De onderhandelingen met Nigeria, Azerbeidzjan, Tsjechië en Mali zijn op een dood spoor geraakt. In 2009 werden de onderhandelingen over de toepassingsprotocollen die voortvloeien uit de communautaire (Europese) overnameovereenkomsten voortgezet. De verantwoordelijkheid voor deze protocollen berust bij de lidstaten, die bilateraal, met het derde land in kwestie, of multilateraal (met verschillende lidstaten), kunnen handelen. Met het oog op de reeds bestaande samenwerking in de Benelux op het gebied van de overname wordt er gezamenlijk onderhandeld over deze protocollen. Deze samenwerking heeft het in 2010 mogelijk gemaakt om te onderhandelen over toepassingsprotocollen met Servië, Montenegro, Macedonië en Moldavië. Deze projecten worden gefinaliseerd. In 2010 heeft de DVZ toepassingsprotocollen met Oekraïne, Bosnië-Herzegovina en Pakistan voorbereid, over deze toepassingsprotocollen overlegd en ze voorgelegd. In 2011 zouden met deze landen formele onderhandelingen moeten worden gevoerd. Europese Unie Wat de overnameovereenkomsten betreft waarover op het niveau van de Europese Unie onderhandeld wordt, werd 2010 gekenmerkt door de inwerkingtreding van een overeenkomst met Pakistan op 1 december 2010, evenals door de ondertekening van een overeenkomst met Georgië, die op 1 maart 2011 van kracht zal worden. Er werden technische vergaderingen gehouden met Marokko, maar deze vergaderingen hebben het niet mogelijk gemaakt om vooruitgang te boeken. De onderhandelingen met Turkije werden hervat, er werden verschillende stappen voorwaarts gezet, en mogelijk zou de overeenkomst begin 2011 kunnen worden gefinaliseerd. De EU heeft de onderhandelingen voor een overeenkomst met Kaapverdië eveneens voortgezet. Wat China betreft werd een light versie van de overeenkomst, te hernemen in een artikel dat moet worden ingevoegd in een PCA-overeenkomst (Partnership and Cooperation Agreement), voorgesteld aan de Chinese delegatie, maar dit heeft nog niet tot dialoog geleid. In 2010 waren er geen ontwikkelingen in het kader van het mandaat voor Algerije (2002) en er is geen perspectief voor een opening van de onderhandelingen. De Commissie heeft eveneens een nieuw mandaatvoorstel ingediend voor het onderhandelen van een overnameovereenkomst met Belarus. Ten slotte moet worden gewezen op de mislukking van de poging om artikel 13 van de Overeenkomst van Cotonou te herzien. Desondanks heeft dit de weg geopend voor een dialoog over migratie. I.2.5. Asiel Samen met zijn tegenhanger bij het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen vormt het Bureau Internationale Betrekkingen van DVZ de Belgische delegatie in de EU-Raadswerkgroep Asiel.
212
In 2010 ging in de werkgroep het meeste energie naar de onderhandelingen over de wetgevende instrumenten die samen de tweede fase in de totstandkoming van het gemeenschappelijk Europees Asielsysteem uitmaken. Vooral in de tweede helft van 2010, onder Belgisch voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie, kwam dit wetgevend werk in een stroomversnelling terecht. Naast het legislatieve aspect werd ook verdere aandacht besteed aan de praktische samenwerking en de intra-Europese solidariteit. I.2.5.1. Legislatief : Tweede fase van het gemeenschappelijk asielsysteem Zoals voorzien in het programma van Den Haag en het actieplan van de Europese Commissie inzake asiel, wordt momenteel gewerkt aan de tweede fase in de totstandkoming van het Gemeenschappelijk Europees Asielsysteem. Deze tweede fase bestaat uit de herziening van de bestaande richtlijnen en verordeningen, met het oog op meer harmonisatie, meer efficiëntie en een betere bescherming van asielzoekers. Een eerste pakket van drie herzieningsvoorstellen dateert van december 2008, een tweede pakket ligt sinds oktober 2009 op de onderhandelingstafel. Aangezien het Stockholmprogramma de deadline voor het voltooien van de tweede fase heeft vastgelegd op 2012 komen de onderhandelingen stilaan in een cruciale fase terecht. Voor het Belgisch voorzitterschap was vooruitgang boeken inzake deze legislatieve dossiers dan ook één van de grote prioriteiten. België identificeerde vier dossiers waarvoor, gezien de ver gevorderde staat van de onderhandelingen, een akkoord op korte termijn binnen bereik lag (Dublin- en Eurodacverordeningen, Kwalificatierichtlijn en Richtlijn langdurig ingezetenen). Voor de overige twee voorstellen (Opvang- en Procedurerichtlijn) werd een reflectieperiode ingelast en werden inspanningen gedaan om de Commissie ervan te overtuigen haar voorstellen te wijzigen teneinde uit de impasse in de onderhandelingen te raken. Deze strategie werd tijdens de informele JBZ-Raad van juli door de andere lidstaten onderschreven. I.2.5.1.1. EURODAC-verordening Herziening van verordening (EG) nr. 2725/2000 betreffende de instelling van “Eurodac”voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van Verordening (EG) nr. […./….] [tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend] (december 2008) De voorgestelde wijzigingen zijn eerder technisch van aard en zijn er vooral op gericht om de efficiëntie van het Dublin-systeem te verbeteren en een zorgvuldige, beveiligde omgang met persoonsgegevens verder te waarborgen. Concreet werden onder meer de volgende wijzigingen voorgesteld : het instellen van duidelijke deadlines voor het toezenden van vingerafdrukken naar de centrale eenheid van Eurodac, het informeren van lidstaten wanneer gegevens uit het systeem gewist werden, het deblokkeren van gegevens van erkende vluchtelingen, het in Eurodac registreren van de toepassing van de discretionnaire clausules op grond van de Dublin-verordening, aanwijzing van welbepaalde nationale autoriteiten die toegang hebben tot Eurodac-gegevens, enz. In 2009 werd over dit voorstel bijna een compromis gevonden in de Raad. Een definitief akkoord kwam er echter niet, omdat de Commissie in september 2009 haar voorstel wijzigde met het oog op het verlenen van de toegang voor politiediensten en Europol tot Eurodac, iets wat de lidstaten reeds herhaaldelijk gevaagd hadden. Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 veranderde de juridische basis van het voorstel, en diende dit opnieuw aangepast te worden. Daardoor lagen de onderhandelingen geruime tijd stil. 213
Pas in oktober 2010 kwam de Commissie met een nieuw voorstel, wat de plannen van het voorzitterschap om dit dossier prioritair te behandelen doorkruiste. Bovendien was in het nieuwe voorstel geen sprake meer van de toegang voor politiediensten, wat bij de lidstaten voor ongeloof en wrevel zorgde. Intussen zwichtte de Commissie onder de druk van de lidstaten en kondigde ze aan toch bijkomende voorstellen te zullen doen inzake de toegang voor politiediensten. Wanneer en in welke vorm dit zal gebeuren, en of de onderhandelingen over de Eurodacverordening in tussentijd zullen verdergezet worden is echter nog onduidelijk. I.2.5.1.2. Dublin-verordening Herziening van Verordening (EG) nr. 343/2003 van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (de “Dublinverordening”). (december 2008) Dit voorstel heeft als doel de effectiviteit van de bestaande Dublinverordening te verbeteren, maar tevens ook de rechten van personen die internationale bescherming zoeken beter te garanderen. Daartoe wordt de werkingssfeer van de verordening uitgebreid naar personen die om subsidiaire bescherming verzoeken, worden duidelijke deadlines gesteld voor lidstaten om te reageren op informatieverzoeken van een van de andere lidstaten, worden maatregelen voorgesteld om de eenheid van familie te garanderen en om niet-begeleide minderjarigen te beschermen. Tenslotte wordt ook een systeem voorgesteld voor het opheffen van transfers naar lidstaten onder grote asieldruk, of lidstaten die het Europese asielacquis niet respecteren. Onder Spaans voorzitterschap lagen de onderhandelingen over dit voorstel stil. Het Belgisch voorzitterschap identificeerde dit echter als één van de prioritaire dossiers en dreef het tempo van de onderhandelingen in de werkgroep op. Het voorstel werd ook meermaals op een hoger niveau besproken (JBZ-Raad, Strategisch Comité Immigratie, Grenzen en Asiel). Het voorzitterschap slaagde erin op tal van punten vooruitgang te boeken: om. inzake detentie (procedure, gronden, beroep), het opschortend effect van transferbeslissingen, de uitbreiding van het begrip “gezin” en de definitie van het woord “verwant”. Bovendien werden de eerste verkennende contacten met het Parlement aangeknoopt. Er werd echter geen finaal akkoord gevonden. Het belangrijkste twistpunt blijft het opschortingsmechanisme, dat voor de lidstaten moeilijk aanvaardbaar is, maar waarvan het Parlement en de Commissie grote voorstanders zijn. I.2.5.1.3. Opvangrichtlijn Herziening van Richtlijn 2003/9/EG van 27 januari 2003 tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten. (december 2008) Dit herzieningsvoorstel vertrekt vanuit de vaststelling dat er grote divergenties bestaan tussen de opvangsystemen in de verschillende lidstaten. Het is de bedoeling om door het harmoniseren en verder verhogen van de opvangstandaarden secundaire bewegingen van asielzoekers tussen lidstaten te beperken. Daartoe stelt de commissie onder meer de volgende wijzigingen voor : - Het toepassingsgebied wordt uitgebreid tot personen die subsidiaire bescherming genieten; - Er wordt een snellere toegang tot de arbeidsmarkt voorgesteld; - De toegang tot materiële opvangfaciliteiten wordt versterkt; 214
- De voorwaarden voor detentie worden nader omschreven; - Er moeten specifieke opvangvoorzieningen voorzien worden voor diverse categorieën asielzoekers met bijzondere behoeften; - Er moet meer en uitgebreider gerapporteerd worden over de toepassing van de richtlijn. De onderhandelingen over dit voorstel zijn van bij het begin erg moeilijk verlopen. De lidstaten verwijten de Commissie dat het voorstel in de praktijk moeilijk implementeerbaar is en erg veel geld zou kosten. Onder Spaans voorzitterschap lagen de onderhandelingen zelfs volledig stil. Vanuit die vaststelling identificeerde het Belgisch voorzitterschap dit dossier dan ook niet als prioritair, maar probeerde het de Commissie ervan te overtuigen haar voorstel te herzien. Het voorzitterschap slaagde in zijn opzet en commissaris Malmström kondigde tijdens de JBZ-Raad van november aan dat begin 2011 een nieuw, aangepast voorstel zal gedaan worden. Tijdens de werkgroepvergadering van november werden enkele algemene vragen over dit voorstel op de agenda gezet, met het oog op het verschaffen van input aan de Commissie bij het opstellen van haar nieuw voorstel. I.2.5.1.4. Procedurerichtlijn Herziening van Richtlijn 2005/85/EC betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de verlening of intrekking van internationale bescherming (oktober 2009) Het doel van het voorstel voor de herziening van de Procedurerichtlijn is om te komen tot betere en meer samenhangende normen voor asielprocedures en het beperken van de divergenties in asielprocedures. Daarvoor werden een aantal wijzingen voorgesteld aangaande toegang tot de procedure, toegang tot een effectieve beroepsmogelijkheid, verbeteren van de kwaliteit van de beslissingen in eerste aanleg, om de hoeveelheid beroepsprocedures te beperken (frontloading), waarborgen voor personen met bijzondere behoeften, verdere harmonisatie van de versnelde procedures. Ook dit voorstel, waarvan een eerste lezing onder Spaans voorzitterschap plaats vond, lokte erg veel bezwaren uit bij de lidstaten (vrees voor hoge kosten, lange, ingewikkelde procedures enz.). Inzake dit voorstel werd dan ook dezelfde strategie gevolgd als inzake de Opvangrichtlijn. Het Belgisch voorzitterschap slaagde erin de Commissie ervan te overtuigen om met een nieuw voorstel te komen. In november werd het dossier op de werkgroepagenda gezet, met het oog op het verzamelen van input voor de nieuwe commissievoorstellen. I.2.5.1.5. Erkenningsrichtlijn Herziening van richtlijn 2004/83/EC inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, en de inhoud van de verleende bescherming (oktober 2009) Na verschillende consultaties met de lidstaten en andere belanghebbenden was de Commissie tot de vaststelling gekomen dat de huidige normen voor de toekenning van internationale bescherming (vluchtelingenstatus en subsidiaire beschermingsstatus) te ambigu zijn, wat heeft geleid tot divergentie en soms minderwaardige kwaliteit van asielbeslissingen- en procedures.
215
De voorgestelde herschikking moet dan ook leiden tot : -
Een eenvoudigere besluitvormingsprocedure; Betere beslissingen in eerste aanleg; Een efficiëntere asielprocedure; Meer samenhang met de uitspraken van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens.
De belangrijkste wijziging die de Commissie in haar voorstel aanbrengt zijn onder meer : - Een betere definitie van de actoren van bescherming, van het binnenlands vluchtalternatief en van het begrip “sociale groep”; - Een uitzondering op de gronden voor het intrekken van de status; - De harmonisering van de rechten gekoppeld aan beide statussen (asielstatus en subsidiaire beschermingsstatus); - Het toekennen van meer rechten aan erkende vluchtelingen (onder andere inzake integratie en opleiding). Gezien dit één van de prioritaire dossiers was onder Belgisch voorzitterschap, werd het aantal werkgroepvergaderingen over dit dossier flink opgedreven en het werd het ook verschillende keren op een hoger niveau op de agenda gezet. Het voorzitterschap slaagde erin in de werkgroep aanzienlijke vorderingen te maken, oa. inzake de approximatie van statussen, de toegang tot de sociale zekerheid en integratiefaciliteiten, en de definitie van “gezin”. Het slaagde er echter niet in om op het niveau van coreper een akkoord te bereiken. In oktober werd het ontwerpverslag van het EP goedgekeurd, het definitieve rapport wordt pas verwacht eind januari 2011. I.2.5.1.6. Richtlijn “Langdurig Ingezetenen” Uitbreiding van bescherming
Richtlijn
2003/109/EC
naar
begunstigden
van
internationale
Het voorstel voor een richtlijn “tot wijziging van richtlijn 2003/109/EG teneinde haar werkingssfeer uit te breiden tot personen die internationale bescherming genieten” (richtlijn langdurig ingezetenen) dateert van 2007. Richtlijn 2003/109/EG kent een status van “langdurig ingezetene” toe aan derdelanders die een ononderbroken legaal verblijf van vijf jaar kunnen aantonen, en die over voldoende financiële middelen en een ziekteverzekering beschikken. Dit statuut schakelt hen op tal van gebieden (toegang tot werk, onderwijs, sociale zekerheid, belastingen, enz.) gelijk met de onderdanen van de lidstaat waar zij verblijven. Het beschermt hen tegen uitzetting en geeft hen recht op mobiliteit en verblijf in andere lidstaat. Het voorstel uit 2007 is erop gericht deze status ook toegankelijk te maken voor erkende vluchtelingen en begunstigden van subsidiaire bescherming. De onderhandelingen in de Raad (waar op dat moment nog unanimiteit moest bereikt worden) verliepen al van bij het begin zeer moeizaam. Eind 2008 werd bijna een compromis gevonden dat voor alle lidstaten aanvaardbaar was. Dit compromis werd uiteindelijk verworpen door een Maltees veto, waarna de onderhandelingen geruime tijd stil lagen. Met de inwerkingtreding van het verdrag van Lissabon op 1 december 2009 veranderde de besluitvormingsprocedure in het domein van justitie en binnenlandse zaken naar gekwalificeerde meerderheid in de Raad, met medebeslissing door het Parlement. Dit zorgde voor een nieuwe kans om een akkoord te bereiken in dit reeds lang aanslepende dossier. Het Belgisch voorzitterschap zette dit dossier dan ook prioritair op de agenda. Ook het Europees Parlement toonde zich bereid om snel een akkoord te bereiken.
216
Het voorzitterschap liet het bestaande raadscompromis uit 2008 in juli 2010 herbevestigen als gemeenschappelijk standpunt in de Raad en startte de dialoog met het Parlement, waarmee op 9 november 2010 een akkoord werd bereikt. Het belangrijkste punt van discussie in deze onderhandelingen was de berekeningswijze van de vijf jaar legaal verblijf. Waar het raadscompromis inhield dat lidstaten tenminste de helft van de asielproceduretijd moeten meerekenen, wilde het Europees Parlement de hele asielproceduretijd in rekening nemen. Uiteindelijk werd een elegant compromis gevonden, waarbij de berekeningswijze uit het raadscompromis werd overgenomen, tenzij de asielprocedure langer dan 18 maand duurt, in dat geval moet de gehele periode worden meegeteld. Na de vaststelling van het akkoord in de Raad (coreper van 10 november) werd het bereikte akkoord ook door de Libe-commissie en de plenaire vergadering van het Parlement goedgekeurd. Het dossier zal nu door de juristenlinguïsten bestudeerd worden, alvorens het definitief zal goedgekeurd worden door de JBZ-Raad onder Hongaars voorzitterschap. I.2.5.2. Praktische samenwerking I.2.5.2.1. Het Europees Ondersteuningsbureau voor Asielzaken In 2009 was tussen Raad en Parlement een akkoord bereikt over de oprichting van het Europees Asielondersteuningsbureau. In 2010 werden de praktische regelingen getroffen voor de oprichting, met name : - Het kiezen van een uitvoerend directeur en een voorzitter en vicevoorzitter van de raad van bestuur; - Opstellen van werkingsprocedures. Een eerste bijeenkomst van de raad van bestuur in had plaats in november. Er werd ook reeds gestart met het samenstellen van de “asielinterventiepool” (een pool van nationale experts die op korte termijn kunnen ingezet worden in lidstaten onder grote asieldruk die daar om vragen. De DVZ stelt twee experts ter beschikking van deze pool. I.2.5.2.2. Ministeriële conferentie “Quality and Efficiency in the Asylum Process”. Op 13 en 14 september werd, in nauwe samenwerking met het maatschappelijke middenveld, een ministeriële conferentie georganiseerd onder de titel “Quality and Efficiency in the Asylum Process”. Deze conferentie legde vooral de nadruk op de uitwisseling van en de discussie rond goede praktijken, met de bedoeling om op deze manier ook wat zuurstof te geven aan het debat rond de legislatieve dossiers. De praktische en inhoudelijke organisatie van de conferentie was in handen van het CGVS. De DVZ was echter nauw betrokken bij de strategische en inhoudelijke voorbereiding, en bij de rapportage tijdens de conferentie zelf.
217
I.2.5.3. Solidariteit I.2.5.3.1. Het Europees Hervestigingsschema Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende de vaststelling van een gemeenschappelijk hervestigingsprogramma van de EU en Beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Beschikking nr. 573/2007/EG tot instelling van het Europees Vluchtelingenfonds voor de periode 20082013 als onderdeel van het algemeen programma "Solidariteit en beheer van de migratiestromen" en tot intrekking van Beschikking 2004/904/EG van de Raad Hoewel verschillende Europese lidstaten de laatste jaren aan hervestiging zijn gaan doen blijft de totale hoeveelheid hervestigde vluchtelingen in de Europese Unie vrij laag. De activiteiten van de verschillende lidstaten zijn weinig samenhangend en bovendien zijn de criteria om in aanmerking te komen voor cofinanciering onder het Vluchtelingenfonds vrij star, waardoor moeilijk kan ingespeeld worden op wijzigende samenstellingen van vluchtelingenpopulaties. Om een antwoord te bieden op deze uitdagingen verspreidde de Commissie in september 2009 een communicatie over hoe een Europees gemeenschappelijk hervestigingsschema er volgens haar zou kunnen uitzien. Het gaat om een flexibel, vrijwillig programma met een dat voorziet in een systeem voor het bepalen van gemeenschappelijke prioriteiten inzake hervestiging. Samen met de communicatie stelde de Commissie ook een wijziging aan het European Refugee Fund-besluit (ERF) voor, om ERF-financiering mogelijk te maken van hervestiging overeenkomstig deze gemeenschappelijke prioriteiten. Onder Zweeds voorzitterschap, werd grote vooruitgang geboekt in dit dossier en werd een gemeenschappelijk standpunt gevonden in de Raad. Begin 2010 kwamen de onderhandelingen echter in het slop te zitten, na een eis van het Parlement om meer zeggingschap te krijgen over de besluitvormingsprocedure. Voor de Raad is het moeilijk met de eisen van het Parlement in te stemmen, omdat dit een precedent zou kunnen betekenen inzake andere Europese fondsen. Daardoor liggen de onderhandelingen over dit dossier stil, zolang het Parlement vasthoudt aan zijn eis. I.2.5.3.2. Grieks actieplan In de laatste helft dan 2010 was de DVZ ook nauw betrokken bij de voorbereiding van de solidariteit van de lidstaten met Griekenland in the kader van de uitvoering van het Griekse Nationale Actieplan inzake de hervorming van het asielsysteem en inzake Migratie Management. De geplande acties in dit kaden zullen echter pas concreet van start gaan begin 2011. I.2.6. Groep op Hoog Niveau voor Asiel en Migratie Op het gebied van de externe relaties heeft het BIB Buitenlandse Zaken, meer in het bijzonder de dienst C 4, verder ondersteund in het kader van zijn werk bij de Groep op Hoog Niveau voor Asiel en Migratie (in het Engels : High Level Working Group (HLWG), Deze groep is belast met het invoeren van een geïntegreerde communautaire strategie voor de samenwerking van de Europese Unie met de derde landen. De HLWG heeft gezorgd voor de opvolging van en heeft bijgedragen tot de ontwikkeling van de dialogen en processen die betrekking hebben op de migratie, met alle EU-partners en verschillende partnerregio’s / partnerlanden (gestructureerde dialoog EU / Latijns-Amerika en 218
de Caraïben, dialoog Azië-Europa of ASEM, EU / Rusland, Rabat-Parijs-proces,…). Tijdens het afgelopen jaar werd de nadruk gelegd op enkele specifieke regio’s. Er werd besloten om een directiecomité te lanceren dat verantwoordelijk is voor de coördinatie van de migratiedialoog (EU-US-top van 9 april 2010). De HLWG is belast met de voorbereiding en de opvolging van de dialoog met de Verenigde Staten. Een EU-USactieplan werd aangenomen (vergadering van 25 juni 2010) en een geheel van “prioritaire” domeinen werd bepaald (vergadering van 15 november). De dialoog met India, die sinds 2006 op een dood punt was aanbeland, werd naar aanleiding van de vergadering tussen de EU en India over de migratiedialoog (22 oktober 2010) opnieuw gelanceerd. Er werd veel belang gehecht aan de dialoog met de Afrikaanse landen. Het luik inzake migratie, mobiliteit en tewerkstelling van het partnerschap werd bij de HLWG besproken. Het EU-Afrikaactieplan werd tijdens de top van Tripoli (29-30 november 2010) aangenomen. Als gevolg van de mislukking van de onderhandelingen over artikel 13 van de Overeenkomst van Cotonou (migratieluik) draagt de HLWG, in samenwerking met de Afrika-Caraïben-Stille Oceaangroep, bij tot het opnieuw lanceren van de dialoog met onze partners, door middel van de voorbereiding en de opvolging van een cyclus van vergaderingen over de migratiethema’s, om een efficiënte toepassing van dit artikel mogelijk te maken. Er werd nagedacht over de toekomst van het Wereldforum voor Migratie en Ontwikkeling (GFMD). Voor de derde keer al moest een land zijn voorzitterschap annuleren. Bij de HLWG hebben discussies plaatsgevonden over de toekomst van het GFMD, hoofdzakelijk over de financiering. Er werd een gemeenschappelijk standpunt bepaald en dit standpunt werd ter gelegenheid van het GFMD van Puerto-Vallarta (8-11 november 2010) voorgesteld. De HLWG zorgt eveneens voor de opvolging en de evaluatie van de toepassing van de instrumenten voor de globale aanpak (missies die verbonden zijn met de migraties, samenwerkingsplatformen en partnerschappen voor de mobiliteit). Onder het Belgisch voorzitterschap werd in Oekraïne een migratiemissie uitgevoerd (20 tot 23 september). De praktische modaliteiten enz. werden in het kader van deze groep besproken. Naar aanleiding van de laatste werkgroep (16 december 2010) werd een reflectie over de uitvoering van de migratiemissies geïnitieerd. Deze reflectie zou moeten worden voortgezet en zou tot een evaluatie van dit instrument moeten leiden. De HLWG ondersteunt ook de ontwikkeling van het Proces van Praag (“Building Migration Partnerships”). I.2.7. Niet-begeleide minderjarigen De problematiek van de niet-begeleide minderjarigen was een van de prioriteiten van het Spaans en het Belgisch voorzitterschap van de Europese Unie. Het Bureau Internationale Betrekkingen heeft deelgenomen aan de uitvoering van de opvolging van de materie van de minderjarigen op het Europees niveau, in samenwerking met vertegenwoordigers van de diensten minderjarigen van de DVZ en van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen, van het Studiebureau van de DVZ, van de dienst Voogdij van Justitie en van de andere leden van de Taskforce Minderjarigen. Actieplan voor de niet-begeleide minderjarigen (2010-2014) In haar mededeling van juni 2009 had de Commissie de grote lijnen van de latere ontwikkeling van de strategie van de EU inzake de rechten van het kind geschetst. De Commissie kondigde ook haar intentie aan om een actieplan voor de niet-begeleide minderjarigen uit te werken. Het programma van Stockholm, dat door de Europese Raad van 10 en 11 december goedgekeurd werd, herneemt dit initiatief. Aan de Commissie werd gevraagd om een Actieplan uit te werken “dat de desbetreffende wetgevende en financiële 219
instrumenten schraagt en aanvult en preventieve, terugkeermaatregelen met elkaar combineert”.
beschermende
en
hulp-bij-
In de resolutie inzake het programma van Stockholm had het Europees Parlement de nadruk gelegd op het feit dat het actieplan van de EU kwesties zoals de bescherming, het zoeken naar duurzame oplossingen in het hoger belang van het kind en de samenwerking met de derde landen zou moeten behandelen. Op 6 mei 2010 heeft de Commissie een actieplan voor de minderjarigen aangenomen. In juni heeft de Raad van de Europese Unie conclusies aangenomen (Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, Luxemburg, 3 juni 2010). Dit actieplan heeft tot doel concrete antwoorden te bieden op de uitdagingen die gevormd worden door de aankomst van een groeiend aantal niet-begeleide minderjarigen in de Unie. Het gaat onder andere om de volgende sleuteldomeinen: de uitwisseling van informatie en goede praktijken, de samenwerking met de landen van herkomst, leeftijdsbepaling, de identificatie van en de zoektocht naar de familie en de preventie van de “risicomigraties” in het kader van de strijd tegen de mensenhandel. De maatregelen die op het niveau van de Unie worden genomen om deze problematiek aan te pakken, zijn dus zowel op preventie,op bescherming als op hulp bij terugkeer gericht, en dit in het hoger belang van het kind. Conferentie over de niet-begeleide minderjarigen Op 9 en 10 december 2010 heeft de DVZ een conferentie georganiseerd (“Unaccompanied Children: children crossing the external borders of the EU in search of protection”). Verschillende aanbevelingen werden aangenomen. Het is belangrijk dat alleenreizende minderjarigen zo snel mogelijk worden gedetecteerd. Daarvoor is de opleiding van de verschillende actoren die in contact komen met de minderjarige belangrijk, net zoals de bepaling van leeftijd en identiteit, de strijd tegen het fenomeen van de verdwijningen, de invoering van standaarddocumenten, enz. Een geheel van pistes werd bepaald, zoals de noodzaak van een effectieve samenwerking tussen alle (al dan niet transnationale) actoren, het zoeken naar een duurzame oplossing, het beschermen van het hoger belang van het kind, de concrete vertaling van het actieplan (2010-2014).
II. Belgisch contactpunt van het Europees Migratienetwerk
Reeds in de vorige jaarrapporten werden de achtergrond en de opdrachten van het Europees Migratienetwerk (EMN) uitvoerig belicht. In mei 2008 werd de Beschikking betreffende het opzetten van een Europees Migratienetwerk officieel aangenomen en gepubliceerd.
220
Volgens artikel 1 van de Beschikking heeft het EMN tot doel te voldoen aan de behoeften aan informatie over migratie en asiel van de communautaire instellingen, de autoriteiten en instellingen van de lidstaten, door ter ondersteuning van de beleids- en besluitvorming op deze gebieden in de Europese Unie actuele, objectieve, betrouwbare en vergelijkbare informatie over migratie en asiel te verstrekken. Aangezien aan iedere lidstaat de vrijheid gelaten werd om zijn experts aan te stellen, zijn deze contactpunten nogal verscheiden qua aard: onderzoeksinstellingen, migratiediensten, de Internationale Organisatie voor Migratie, andere overheidsinstellingen, etc. Op Belgisch niveau heeft de toenmalige bevoegde minister beslist een gemengd contactpunt samen te stellen, die bestaat uit werknemers van de DVZ, het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen en het (migratieobservatorium van het) Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding (CGKR). In een persmededeling liet de minister weten dat het de bedoeling is om op termijn een kenniscentrum inzake migratie en asiel uit te bouwen. Zowel op Europees als op nationaal niveau werd een Beheerscomité opgericht die de nodige impulsen geeft en het EMN evalueert. Op nationaal niveau bestaat het Beheerscomité uit dhr. F. Roosemont, dhr. D. Van den Bulck (Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen) en dhr J. De Witte (Directeur CGKR), en, bijgestaan door de werknemers van het contactpunt. In 2010 lag de klemtoon op de link tussen de arbeidsmarkt en migratie, op tijdelijke en circulaire migratie, de Verordening inzake migratie- en asielstatistieken en de tracking method (“méthode de suivi”) voor het Europees Pact inzake asiel en migratie. . Eén studie werd uitbesteed aan het Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck (“Satisfying labour demand through migration in Belgium”) en één over tijdelijke en circulaire migratie aan de Universiteit Antwerpen. Verder werd er veel aandacht besteed aan visibiliteit en de uitbouw van het netwerk, onder meer door de uitgave van newsletters en de organisatie van een conferentie (29 september) onder Belgisch Voorzitterschap. Het onderwerp van deze conferentie had betrekking op nationale en internationale praktijken aangaande de langetermijnopvolging van migratietrajecten; waaronder de evolutie van de wettelijke, sociale en economische positie van migranten over de tijd heen. De conferentie die werd gehouden in het Egmontpaleis bracht een 150-tal deelnemers samen. Er waren vertegenwoordigers van de Europese Commissie, van andere Europese instellingen (bvb. het Europees Economisch en Sociaal Committee) en van andere internationale organisaties (o.a. de OESO, de Internationale Arbeidsorganisatie, etc.). Daarnaast waren ook andere nationale contactpunten van het EMN en hun nationale netwerken, statistische experten en academici uitgenodigd. Er werden methoden uitgewisseld en praktische en technische vraagstukken met betrekking tot de ontwikkeling van beter vergelijkbare longitudinale data aangaande migratie werden besproken. De conferentie resulteerde in conclusies op vier domeinen. Vooreerst dat longitudinale data naast cross-sectionele data een toegevoegde waarde bieden. Longitudinale data laten een betere analyse toe van migrantentrajecten en de evolutie van individuen en groepen over de tijd heen. Ten tweede, dat Europese onderzoeken dienen te worden verbeterd, bijvoorbeeld door sub-steekproeven te vergroten en migratiegerelateerde sleutelvariabelen toe te voegen. 221
Ten derde, sommige lidstaten doen reeds longitudinale studies, via panelstudies of door administratieve datasets te koppelen en door deze databases te linken met andere types van gegevens (uit panelstudies, uit volkstellingen, etc.). Er kunnen lessen worden getrokken uit deze initiatieven met betrekking tot de uitdagingen en succesfactoren. Tenslotte is er ook een nood om de beschikbaarheid van longitudinale data in het veld van asiel en migratie te verhogen, dit om een betere opvolging van de vooruitgang van migranten in het gastland te verzekeren en om te identificeren waar beleidsmaatregelen nodig zijn.
Dhr. Melchior Wathelet, Belgisch Staatssecretaris voor begroting, migratie en asiel, gezinsbeleid en federale culturele instellingen sloot de conferentie af. Hij benadrukte het belang van longitudinale data om een geïntegreerde langetermijnvisie te kunnen evalueren en implementeren die zal resulteren in een efficiënt en rechtvaardig asiel-, migratie- en integratiebeleid.
Alle rapporten en overige informatie van het Belgisch Contactpunt staan ter beschikking van het publiek op volgende website : http://emn.sarenet.es/html/index.html.
III. Samenwerking tussen immigratiediensten op bilateraal niveau Verbindingsambtenaren Immigratiediensten
van
DVZ
bij
de
Nederlandse
en
Duitse
De in 2008 ingevoerde nieuwe methode om de Belgische verbindingsambtenaar de relaties met Duitsland vanuit Brussel te laten onderhouden, kan verder positief worden beoordeeld. Door periodieke dienstreizen worden de persoonlijke contacten gehandhaafd en kunnen problemen die een meer intensief persoonlijk onderhoud vergen ook nog ter plaatse besproken worden. De inhoud van de functie is in de loop van de jaren ook geëvolueerd, waarbij er naast vragen rond asiel en de toepassing van Dublin ook meer en meer tijd wordt besteed aan het uitwisselen van informatie met betrekking tot individuele dossiers van vreemdelingen en ook van algemene strategische informatie inzake migratie. Deze informatie wordt doorgegeven aan de bevoegde diensten om zo meer gefundeerde beslissingen te kunnen treffen. In het desbetreffende geval kan de informatie ook bepalend zijn voor het verdere verloop van het verblijf hier in België, dit vooral in het kader van identiteitsfraude, identificatie van illegalen, zogezegde staatlozen en schijnhuwelijken. Het takenpakket met betrekking tot Duitsland speelt zich eigenlijk af op twee niveaus. Enerzijds wordt er gefocust op vragen rond individuele dossiers. Dit gaat vooral over het opvragen van een verblijfshistoriek, eventuele elementen van openbare orde, familieverbanden, reisdocumenten en tussenkomsten voor Dublindossiers en bilaterale dossiers. Anderzijds concentreert men zich op het intensifiëren van mogelijke samenwerkingsverbanden tussen België en Duitsland, vooral inzake identificatie en terugkeer. Er werden missies uitgevoerd naar de migratiediensten in Nürnberg en Dortmund, er werd deelgenomen aan conferenties over identificatie en terugkeer en ook de samenwerking met de Belgische ambassade werd hernieuwd. Daarnaast werd er ook een 222
concretere samenwerking uitgewerkt met de Duitse analysediensten rond illegale migratie met frequente contacten tussen beide diensten. Via de verbindingsambtenaar voor Nederland gebeurt er informatie-uitwisseling met betrekking tot individuele dossiers en beleidsvraagstukken. Ook wordt er om de twee maanden verslag uitgebracht over de ontwikkelingen in het Nederlandse vreemdelingenbeleid. Sinds 2009 is de verbindingsambtenaar voor Nederland ook bevoegd voor Frankrijk. Hier wordt het politioneel Frans-Belgisch overleg opgevolgd inzake de problematiek van de transitmigratie naar het VK via de zeehavens. Er werden contacten gelegd om snel informatie uit te wisselen m.b.t. individuele dossiers, met name bij de politievertegenwoordiging op de Franse ambassade, bij het Franse bureau Dublin en bij de politieafdeling van de sous-préfecture de Lille. De eerste stappen werden gezet om toenadering te zoeken tot de Franse immigratiedienst. Bedoeling is contacten te leggen om snel antwoord te kunnen krijgen op regio-overstijgende beleidsvragen, en de mogelijkheden tot samenwerking te onderzoeken.
IV. Werkgroep CIREFI / FRAN Tactical Tot op de datum van de opheffing van dit Europees platform voor informatie-uitwisseling inzake illegale immigratie (1 juli 2010) werden er nog twee bijeenkomsten georganiseerd. Naast het klassiek rondetafelgesprek over de migratiedruk in elk van de lidstaten van de EU op basis van de geleverde statistieken en het uitwisselen van informatie over recente gebeurtenissen en nieuwe fenomenen, werden er door de Belgische delegatie twee gedetailleerde presentaties gegeven : het verslag van de zending van een immigratieambtenaar van de DVZ naar Mongolië en een uiteenzetting van de EU-operatie Hermes, geïnitieerd door het toekomstig Belgisch voorzitterschap. De activiteiten van CIREFI werden onlangs gedeeltelijk getransfereerd naar een nieuwe werkgroep binnen de structuur van FRONTEX, namelijk de FRAN TACTICAL-meetings. Ingevolge een beslissing van COREPER van eind 2009 werden de taken van CIREFI overgenomen door dit nieuw opgericht forum, voor zover deze kaderen binnen het huidig mandaat van FRONTEX (zie hoger). De Belgische delegatie bestaat uit een vertegenwoordiger van de DVZ en een vertegenwoordiger van de Federale Politie. Tijdens de eerste bijeenkomst in Warschau op 16 september 2010 kwamen drie topics aan bod : - “Nationality swapping” (voorgezeten door Zweden, met ondersteuning van België en Noorwegen). Het betreft een modus operandus gebruikt door migranten in onregelmatig verblijf, waarbij zij hun ware nationaliteit verbergen door een nationaliteit aan te nemen van een ander land om aldus hun identificatie en terugkeer te bemoeilijken. Hierbij werd door België het voorbeeld aangehaald van onderdanen uit de Maghreblanden (Algerije, Marokko, Tunesië) die beweren de Palestijnse nationaliteit te bezitten; - “Illegale immigratie van Vietnamezen” (voorgezeten door het Verenigd Koninkrijk). Hierbij haalde België het bestaan van een administratief akkoord aan, op basis waarvan ondermeer wordt overgegaan tot een snellere identificatie en terugname; - “Illegale binnenkomst via landsgrenzen” (voorgezeten door Oostenrijk). Hierbij werd vooral de nadruk gelegd op de detectie van migranten verborgen in vrachtwagens. België verwees hierbij naar de door haar geïnitieerde en gecoördineerde Europese operatie HERMES onder het Belgisch Voorzitterschap tijdens de laatste helft van 2010. 223
Participatie aan het project HERMES Dit Europees project werd geïnitieerd en gecoördineerd onder Belgisch Voorzitterschap door de Federale Politie, in nauwe samenwerking met de DVZ die vooral ondersteuning op het terrein leverde en analysecapaciteit verschafte. Het doel van het Hermesproject was het verfijnen, het vervolledigen en het actualiseren van de bestaande kaarten inzake de routes die gevolgd worden bij illegale immigratie en mensensmokkel binnen de EU-ruimte (via de interne verkeersassen over weg, spoor en water, de buitengrenzen niet inbegrepen). Dit project werd uitgevoerd in twee fasen. Tijdens de eerste fase werd aan de deelnemende lidstaten gevraagd om de nationale statistieken te bezorgen over de intercepties van onregelmatige migranten binnen hun territorium. Tijdens de tweede fase werd gedurende één week een gecoördineerde operatie georganiseerd in elk van deze landen, met de bedoeling de relevante informatie te verzamelen en over te maken aan de Belgische projectleider. De bedoeling was om nadien vergelijkende kaarten van de twee fases te kunnen creëren, met het oog op een actueel overzicht van de illegale immigratiebewegingen binnen de EU, en op basis daarvan voorstellen te formuleren. De algemene conclusie van deze oefening was dat er lacunes bestaan om tot een gemeenschappelijk volledig beeld te komen van de illegale immigratiebewegingen binnen de Unie via een korte en eenmalige operatie. Daarom werd op basis van de resultaten ondermeer aanbevolen om dit initiatief in de toekomst periodiek te herhalen. Dit zal in ieder geval reeds opnieuw gebeuren onder Hongaars voorzitterschap.
V. IGC, GDISC en ICMPD V.1. IGC IGC is een informele intergouvernementele bijeenkomst van een aantal landen (17 in totaal: Australië, Canada, Finland, Duitsland, Ierland, Nieuw-Zeeland, Spanje, Zwitserland, VS, België, Denemarken, Frankrijk, Griekenland, Nederland, Noorwegen, Zweden en het VK), IOM, UNHCR, en de Europese Commissie rond diverse asiel-,en migratiethema’s. Frontex wordt ook uitgenodigd in het kader van de ACE-werkgroep. Het secretariaat van IGC is gevestigd in Genève. De activiteiten van het IGC zijn informeel, flexibel en gestructureerd rond drie grote groepen van onderwerpen (toelating, controle & handhaving, asiel & vluchtelingen, immigratie & integratie) en twee transversale activiteiten (technologie en informatie over het land van herkomst). De uitwisseling van informatie is concreet en beoogt een praktische samenwerking tussen de verschillende landen betreffende de migratiestromen, bijvoorbeeld wat betreft de hervestiging van vreemdelingen, illegale migratie, terugkeer of re-integratie. IGC bestaat sinds 1985 en de werking van het secretariaat wordt betaald door de lidstaten.
224
In 2010 namen vertegenwoordigers van DVZ deel aan de full round die in feite de algemene vergadering van IGC is. Zo namen de Directeur-generaal en de Dienst Beleidsondersteuning in mei deel aan de ‘Full Round of Consultations’ in Helsinki rond het thema “Immigratie en Integratiebeleid’. Tijdens de ‘Mini Full Round of Consultations’ die in december in Genève werd georganiseerd, werd het thema ‘Perceptie van migranten en het immigratiebeleid’ nader besproken. Daarnaast neemt DVZ ook deel aan werkgroepen en workshops. De Dienst beleidsondersteuning nam deel aan de semestriële “Steering Group” die het werkprogramma voor de werkgroepen en workshops vastlegt. In april 2010 werd een vergadering van de werkgroep “access, control and enforcement” (ACE) georganiseerd, waarbij het zwaartepunt lag op terugkeergerelateerde thema’s : - De deelnemers wisselden beste praktijken en problemen uit inzake de identificatie en terugkeer van onderdanen uit een 20-tal herkomstlanden; - Nederland en de Europese Commissie gaven een presentatie over de mogelijkheden en beperkingen die readmissie-akkoorden bieden; - De methode van videoconferentie i.f.v. het identificatieproces voor een illegale vreemdeling werd door de VS voorgesteld; - Alternatieven voor detentie werden door verschillende deelnemers voorgesteld. In oktober 2010 werd een workshop rond preventie van illegale migratie georganiseerd. De deelnemers stelden de nationale preventiemethodes, hun beperkingen en hun mogelijkheden voor. Van Belgische zijde werd de methode van de informatiecampagnes in de herkomstlanden, en de daaraan gekoppelde evaluatie en opvolging, voorgesteld.
V.2. GDISC Er werd deelgenomen aan een terugkeerconferentie in Wenen. Deze conferentie had tot doel een platform te bieden voor uitwisseling van best practices en innovatieve methode inzake identificatie en terugkeer.
V.3. ICMPD De ‘herpositionering’ van de strategische doelstellingen van het Budapest Process resulteerde in het oprichten van een nieuwe werkgroep met name de Working Group on the Silk Routes. De eerste ontmoeting van de werkgroep rond de zijderoute-regio vond plaats op 4.11.2010. Het was de bedoeling om binnen het raamwerk van het Budapest Process tot samenwerking te komen met de nieuwe partnerlanden die op de migratieroute liggen: Afghanistan, Bangladesh, China, Iran, Irak, Pakistan, Syrië en in later stadium mogelijks India.
VI. International Air Transport Association (IATA) In 1987 nam de IATA het initiatief om de IATA/CAWG (Control Authorities Working Group) op te starten, met als doel de luchtvaartmaatschappijen en de Staten bijeen te brengen, zodat ze zich kunnen buigen over de problematiek van de inadmissables en/of de onvoldoende gedocumenteerde passagiers en de hieraan verbonden boetes.
225
Het hoofddoel van de werkgroep is om de immigratieautoriteiten en de vertegenwoordigers van de Nationale Vervoerders bijeen te brengen om gezamenlijk aanvaardbare werkovereenkomsten te bepalen, de illegale immigratie via luchtverkeer in te dijken en de noden en beperkingen aan beide zijden te erkennen. De IATA is de voorzitter van deze werkgroep sinds de oprichting. De werkvergaderingen worden om de 6 maanden gehouden. Vaak treedt een staat / luchtvaartmaatschappij op als gastheer. De grensinspectiedienst zendt telkens een afgevaardigde naar deze vergaderingen : in 2010 werden de vergaderingen achtereenvolgens Wenen en San Francisco gehouden.
VII. Zendingen en deelnames aan internationale conferenties VII.1. Bezoeken vanuit het buitenland Afghanistan Begin 2010 bracht een Afghaanse delegatie van de Ministeries van Buitenlandse Zaken, Binnenlandse Zaken en van Vluchtelingen en Terugkeer een bezoek aan de DVZ met het oog op de bespreking van het administratief samenwerkingsakkoord dat in onderhandeling is. Besloten is om de dialoog verder te zetten en zo meer wederzijds begrip te creëren. Marokko Een delegatie van Marokkaanse overheid (Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Direction Générale de la Sûreté Nationale) kwam in het kader van een seminarie omtrent de identificatie- en terugkeerproblematiek. De mogelijkheid van een elektronische uitwisseling van vingerafdrukken werd verder besproken. Er zal verder onderhandeld worden over de beveiliging van de uitwisseling en de administratieve behandeling van de resultaten. Brazilië Met het oog op een betere samenwerking tussen de verschillende diensten van België en Brazilië om de misbruiken tegen te gaan inzake economische uitbuiting, vond een seminarie plaats in Brussel waaraan een Braziliaanse delegatie deelnam. Bulgarije In het kader van het Twinning project kwam een Bulgaarse delegatie naar België om de terugkeerprocedures te bestuderen en om deel te nemen aan een gemeenschappelijk vlucht naar Lagos. Vietnam In december 2010 is er een delegatie van het Vietnamese Ministry of Public Security naar België gekomen om een groep illegale Vietnamezen te identificeren. Ook deze delegatie was in termen van efficiëntie en samenwerking zeer succesvol. Daarnaast werd er in individuele dossiers ook ondersteuning geboden aan de uitvoerende diensten.
226
VII.2. Zendingen Met het oog op de verbetering van de samenwerking met verschillende buitenlandse overheden, zowel in het kader van de verwijdering en de terugname van hun onderdanen als van de algemene problematiek van de migratie, werden er ook in 2010 verschillende zendingen uitgevoerd. China DVZ voerde een missie samen met Buitenlandse Zaken uit in mei 2010 naar China. Er werden gesprekken gevoerd over o.a. identificatie en terugkeer met het Chinese Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Openbare Veiligheid. Er werden afspraken gemaakt over een betere samenwerking inzake terugkeer. Mongolië Er werd een eerste missie uitgevoerd naar Mongolië waarbij er contact was met verschillende ministeries die bevoegd zijn voor migratie. Er waren twee hoofdthema's, nl. de identificatie en terugkeer enerzijds en anderzijds de onbegeleide minderjarigen. Bedoeling van deze missie was om de samenwerking met de Mongoolse autoriteiten te verbeteren en de autoriteiten bewust te maken van het groeiende probleem van illegale migratie uit Mongolië. Vietnam De samenwerking met de Vietnamese autoriteiten werd geïntensifieerd en dit vooral op basis van de MOU die is afgesloten in 2009. Er waren enkele vergaderingen op hoog niveau en er werd een technische meeting georganiseerd in Hanoi waar zowel de Vietnamese als Belgische autoriteiten konden spreken over de toepassing van de MOU en over migratieproblemen tussen beide landen. India DVZ heeft zowel op bilateraal vlak als in het kader van het voorzitterschap meerdere stappen ondernomen om de samenwerking met India uit te breiden en te verbeteren. Op bilateraal vlak werd er geïnvesteerd in goede relaties met de Indische ambassade en vooral werd er opnieuw budget vrijgemaakt voor een informatiecampagne in Jalandhar-district in de Punjabregio. Immigratieambtenaren van de DVZ hebben deze preventiecampagne van nabij gevolgd. Marokko De DVZ levert al jaren inspanningen om de dialoog met de Marokkaanse autoriteiten inzake migratie, en meer bepaald inzake identificatie en terugkeer te versterken. Zo werden in 2010 twee seminaries georganiseerd over de uitwisseling van vingerafdrukken van illegalen. In 227
Rabat werden de onderlinge systemen vergeleken en werd overeengekomen dat een technische groep zou bestuderen hoe de uitwisseling tussen de DVZ en de Direction Générale de la Sûreté Nationale concreet kan gebeuren. Een tweede seminarie in België had als conclusies dat de beveiliging van de uitwisseling uitgewerkt moet worden en dat daarna een administratief akkoord zal opgesteld moeten worden om de procedures van uitwisseling vast te leggen. Irak In 2010 werd er vooral ingezet op de verbetering van de terugkeer van illegale en uitgeprocedeerde asielzoekers naar Irak. De contacten met de autoriteiten werden onderhouden en er werd ondersteuning geboden aan de uitvoerende diensten bij DVZ. Er werd ook een samenwerking met Nederland op poten gesteld met in de praktijk de planning voor gezamenlijke missies naar Irak. Georgië In de uitvoering van het Mobiliteitspartnerschap met Georgië, waren de activiteiten van de DVZ voornamelijk gericht naar verdere ontwikkeling van twee projecten die door de Europese Commissie ter financiering werden voorgelegd in het kader van het thematische programma migratie dat via de DG AIDCO word gefinancierd. In dit kader werden twee missies naar Georgië ondernomen. Deze projecten zullen dankzij de verkregen financiering in de loop van 2011 van start kunnen gaan. Ecuador In het kader van de tweede vergadering van de gemengde commissie van hoog niveau vaardigde de DVZ een delegatie af naar Ecuador. Deze vergadering vindt jaarlijks plaats, om beurt in België en in Ecuador, en kadert in het samenwerkingsakkoord dat werd afgesloten met Ecuador. Tijdens deze vergadering wordt voornamelijk informatie uitgewisseld en worden eveneens afspraken gemaakt in verband met samenwerking. Ukraïne en Peru DVZ nam ook deel aan een door de EU-Commissie georganiseerde migratiemissies naar Ukraïne en Peru. Doel was de mogelijkheden na te gaan voor samenwerking tussen de EU landen en Peru of Ukraïne. DR Congo Een immigratieambtenaar werkte lange tijd in Kinshasa met volgende taken : ondersteuning geven aan de ambassade inzake behandelen van dossiers, controle terugkeer van onder andere muziek- en andere culturele groepen, supervisie loketten van het Schengenhouse en deelname aan de consulaire Schengenvergaderingen. Contacten met de Direction Générale de la Migration werden uitgebouwd, repatriëringen begeleid en een speciale vlucht werd georganiseerd. Ondersteuning werd gegeven aan een missie van immigratieambtenaren eerste generatie : eind september kwamen twee agenten van de Fedpol naar Kinshasa om onderricht te geven aan SN en DGM agenten en om controles uit te voeren bij de vertrekvluchten van SN. Tevens werden er vergaderingen georganiseerd met verschillende luchtvaartmaatschappijen. Onderzoek werd verricht in een groot aantal dossiers van NBMV; deze kinderen wonen vaak bij één of ander familielid/of vrienden in België en geven geen of zeer weinig info over hun biologische ouders. Samenwerking andere Schengenpartners werd geïntensifieerd (IT / PTG / NL / FR).
228
Moldavië Een TAIEX expertenmissie werd ondernomen door twee ambtenaren van de DVZ en had betrekking op het leveren aan het Moldavisch Bureau voor Migratie en Asiel van expertise en ondersteuning inzake interne en externe informatie-uitwisseling, statistieken, en het verrichten van strategische en operationele analyses Migratie en Asiel. Brazilië In het kader van het preventieproject met Brazilië vertrok een delegatie van de DVZ naar Goiania met het doel om samen met de Braziliaanse autoriteiten te bestuderen hoe preventie tegen economische uitbuiting kan georganiseerd worden. Armenië Een immigratieambtenaar vertrok naar Armenië om een correct beeld te vormen van de massale influx van Armeense asielzoekers naar België, daar een preventiecampagne op te zetten en te onderhandelen inzake terugkeer van Armeense illegalen. Frankrijk Om de bilaterale samenwerking met Frankrijk verder uit te bouwen werden verschillende missies naar Parijs ondernomen.
VII.3. Seminaries en conferenties ASEM (Asia-Europe Meeting) Dit jaar was België in het kader van het voorzitterschap verantwoordelijk voor de organisatie en de agenda van de jaarlijkse ASEM-vergadering. Deze conferentie werd in Terhulpen gehouden op 22 en 23 november 2010. De conferentie werd bijgewoond door 28 ASEM landen en daarnaast ook nog vertegenwoordigers van IOM en de Europese Raad en Europese Commissie. Er werd gekozen voor het algemene thema van 'detectie en selectie van migranten', wat in principe verder bouwde op thema's die bij vorige edities reeds in algemene lijnen werden besproken. De eerste dag werd er gesproken over selectie van studenten, selectie van arbeidsmigranten, detectie van onbegeleide minderjarigen en de detectie van illegalen. Elk onderwerp werd voorafgegaan door een presentatie van een Aziatisch land en van een Europees land met daaropvolgend een open discussie over deze onderwerpen. De tweede dag werd het chair's statement besproken waarbij een aantal afspraken over samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de ASEM-partners werden gemaakt. Rabat proces In juli 2010 kwam te Rabat (Marokko) een expertengroep bijeen over kwetsbare groepen, in het kader van het zogenaamd “Processus van Rabat” (een ondersteuning aan het EuroAfrikaans proces met betrekking tot migratie en ontwikkeling). Ook België (de DVZ) nam hieraan deel en leverde op actieve wijze bijdragen.
229
Praag In een seminarie voor de Tsjechische autoriteiten gaf een ambtenaar van de DVZ een uiteenzetting over de praktische toepassing van de Ministeriële Omzendbrief van 26 september 2008 inzake de invoering van een multidisciplinaire samenwerking met betrekking tot slachtoffers van mensenhandel.
VIII. EU-projecten Twinning project met Bulgarije Op 15 juni 2009 ging het tweede EU Twinning project met Bulgarije van start. Na selectie door de EU-Commissie kwam de DVZ als beste naar voren om samen met Bulgarije een project te leiden met het oog op de versterking van de Bulgaarse Immigratiedienst op diverse gebieden, waaronder de implementatie van de nieuwe EU-richtlijnen inzake toelating en de procedures en gebruiken inzake interceptie en verwijdering. Een DVZ ambtenaar heeft sinds juni 2009 een jaar als Resident Twinning Advisor gewerkt in Sofia. Ook stonden verschillende ambtenaren van de DVZ in voor korte missies naar Bulgarije om seminaries te organiseren, te helpen bij intercepties en speciale vluchten, om interne instructies te ontwikkelen en die via training te laten kennen in alle regionale eenheden van de Bulgaarse migratiedienst. Ook kwamen Bulgaarse collega’s België bezoeken. Ongeveer 26 missies met 28 ambtenaren vonden plaats waaraan zo’n 340 Bulgaarse ambtenaren deelnamen. In juni 2010 werd één grote slotconferentie over drie dagen georganiseerd.
CPEP-project (Common Planning and Evaluation Platform) In april 2010 werd op initiatief van de DVZ van start gegaan met het zogenaamde CPEPproject. Hierin zijn de migratiediensten van België, Duitsland, Frankrijk, Nederland en Zweden bij betrokken. Doel van dit project is om gemeenschappelijke belangen te groeperen in het kader van het Europees Terugkeerfonds. Meer specifiek wordt gewerkt rond de uitbouw van innovatieve terugkeerprojecten en de ontwikkeling van een gemeenschappelijke evaluatiemethodologie. In dit kader werden twee seminaries georganiseerd (Antwerpen en Brussel) en drie veldbezoeken (Moldavië, Kosovo en Servië) aan door de deelnemende landen geïmplementeerde terugkeerprojecten.
“Special needs” Om tegemoet te komen aan de noodzaak tot bijzondere opvolging van bepaalde categorieën bewoners van de gesloten centra, werd het project “special needs” in 2010 verder gezet. Volgende aspecten komen in dit project aan bod : - Opvang in bijzondere psychiatrische zorginstellingen voor personen die in het gesloten centrum niet afdoende medisch omkaderd kunnen worden. In dit kader werden in 2010 voor negen personen beslist tot een hospitalisatie; - Opleidingen voor de bewonerspsychologen : Om beter in te spelen op actuele noden, werden voor de bewonerspsychologen van de gesloten centra bijzondere opleidingen voorzien. Op basis van de expertise opgedaan in deze opleidingen, zullen de bewonerspsychologen een specifiek draaiboek preventie van zelfdoding ontwikkelen voor
230
de gesloten centra. In dit kader zal door de bewonerspsychologen ook in opleiding voorzien worden voor de andere personeelsleden van de gesloten centra; - Toegankelijkheid van de bewonersinformatie met betrekking tot de rechten van personen die in een gesloten centrum verblijven. In dit kader werd een DVD ontwikkeld waarop de zogenaamde bewonersfiches opgenomen zijn in audio. Dit initiatief werd ontwikkeld om ook de analfabete bewoners onafhankelijke toegang tot de informatie te kunnen verstrekken. De DVD is beschikbaar in 16 talen; - Bijzondere begeleiding tijdens de terugkeer. Voor twee personen werd in een bijzondere bijkomende begeleiding voorzien tijdens de terugvlucht. Het betrof hier medische begeleiding door een arts en begeleiding door een bewonerspsycholoog, die als na begeleiding tijdens de detentie verder als vertrouwenspersoon optrad voor een persoon die bijzondere psychologische begeleiding nodig had; - Bijzondere begeleiding na terugkeer. Voor bepaalde personen met bijzondere (voornamelijk medische) behoeften, werd voorzien in een opvolging na de eigenlijke terugkeer in het land van herkomst. Deze opvolging bestond voornamelijk in het verstrekken van medische hulp gedurende een bepaalde periode. In 2010 was voor 5 personen een dergelijke ondersteuning lopende.
IX. Preventieprojecten Ook in 2010 heeft de DVZ beslist om weer diverse projecten te financieren ter preventie van illegale migratie.
India Illegale immigratie naar België vanuit India blijft zorgelijk. Het gaat om jonge mensen uit de Punjab (Jalandhar) die hier illegaal verblijven of de oversteek naar Groot-Brittannië wagen. Het doel van het project is vooral de jonge bevolking in Jalandhar (Punjab) te informeren over en te wijzen op de risico’s en gevaren van illegale migratie. In 2009 werd reeds een preventiecampagne in Jalandhar georganiseerd, waarop een vervolgcampagne volgde. Door een herhaalde inspanning van informatie aan de doelgroep zal de kans op slagen stijgen. Na de eerste campagne werd een daling van instroom waargenomen, waardoor het wenselijk was het project verder te zetten en de dialoog met de Indische autoriteiten verder te ondersteunen.
DR Congo Illegale migratie uit DR Congo daalt en dit vooral door een aangehouden beleid van de DVZ inzake preventie in Kinshasa en Bas-Congo. Door middel van acties die bij de Congolezen aanslaan en populair zijn zoals verspreiden van flyers, affiches, debatten op televisie en radio worden de inwoners van Kinshasa gewezen op de gevaren van illegale migratie en worden ze aangemoedigd om in eigen land te investeren. Alleen door een aangehouden inspanning van preventie en informatie zal de instroom verder dalen. Het theaterstuk « Compteur à Zéro » werd opgevoerd in een heel aantal wijken van de hoofdstad en vertelt het verhaal van een jongeman die droomt van Europa. Zijn oudere broer vertrok 20 jaar geleden uit Kinshasa eveneens om zijn droom waar te maken, doch wordt na al die jaren teruggestuurd en komt terug thuis zonder geld, kleren, … Het theaterstuk wordt steeds gevolgd door een debat waar de toeschouwers hun vragen / opmerkingen kunnen 231
uiten over het thema. Er werden eveneens een heel aantal affiches / posters opgehangen op strategische plaatsen. De campagne vond plaats in de hoofdstad Kinshasa en in de provinciestad Matadi.
Servië-Macedonië-Kosovo Er is begin 2010 een significante stijging van het aantal asielaanvragen vastgesteld op basis van economische redenen door Serviërs en Macedoniërs (etnische Albanezen), afkomstig uit de grensstreek tussen beide landen. Na de eerste campagne begin 2010 is die instroom sterk gedaald maar er is een opflakkering sinds september en niet alleen uit de grensstreek maar ook uit de streek rond Pristina in Kosovo. Opnieuw is een preventiecampagne gehouden die het volgende inhield : samenwerking met de bevoegde overheden van beide landen met het oog op het geven van krachtige ontradingssignalen in de streek van herkomst, bezoeken ter plaatse door o.a. premier Leterme en staatssecretaris Wathelet om ook op hun niveau de ontradingsboodschap te brengen, berichten via de plaatselijke pers, persconferenties, verspreiding van een informatie- en ontradingsbrochure met uiteenzetting van de mogelijkheden tot vrijwillige terugkeer. Daarnaast organiseerde de DVZ een hotline voor personen uit die regio die vrijwillig wensten terug te keren. 61 Servische onderdanen en 40 Macedonische onderdanen werden in maart 2010 op vrijwillige basis per bus teruggebracht onder begeleiding van personeel van DVZ. Daaronder bevonden zich 20 families met kinderen en 9 alleenstaanden. 17 Macedonische en 13 Servische onderdanen (waaronder 6 families en 3 individuen) gingen vrijwillig per vliegtuig terug naar Belgrado of Skopje.
Bosnië / Albanië Teneinde eenzelfde fenomeen als bij Servië / Macedonië tegen te gaan, heeft Staatssecretaris Wathelet een informatiecampagne gevoerd in Albanië en Bosnië samen met de EU Commissie in november 2010.
Armenië In juli 2010 heeft de DVZ een korte informatiecampagne gelanceerd in Erevan, Armenië om potentiële migranten te informeren over hun toekomstperspectieven als asielzoeker in België. Dit naar aanleiding van de plotse en grote instroom van Armeense asielzoekers waarbij ook vastgesteld werd dat er veel personen migreren omwille van medische motieven.
Luchtvaartmaatschappijen Het was nodig om luchtvaartmaatschappijen (security officers, pilotenverenigingen) te sensibiliseren inzake de INAD’s, escortes en extra aandacht te vragen voor de problematiek van alleenreizende minderjarigen. Het doel van het project is luchtvaartmaatschappijen te informeren en sensibiliseren met het oog op een lagere aanvoer van inadmissibles, een hogere slaagkans van geëscorteerde repatriëringen en een lagere toevoer van alleenstaande minderjarigen. Een tweedaagse conferentie werd georganiseerd.
232
HOOFDSTUK X DE DIENST VREEMDELINGENZAKEN IN DE MEDIA
233
De Dienst Vreemdelingenzaken en de communicatie I. De persdienst en de externe communicatie De DVZ komt regelmatig aan het woord in de Belgische en buitenlandse media. Twee woordvoersters, een Franstalige en een Nederlandstalige, spreken in naam van de DVZ en zorgen voor de communicatie met de geschreven pers, de gesproken pers en de televisie. Ze staan onder het rechtstreekse gezag van de Directeur-generaal en vervullen hun functie volgens hun respectieve taalrol. De media hebben het regelmatig over de dossiers die geheel of gedeeltelijk beheerd worden door de DVZ. De pers, die geïnterpelleerd wordt door verschillende verenigingen, NGO’s, advocaten, Belgische burgers of allochtonen, neemt dagelijks de vragen over die verbonden zijn met de problematiek van de immigratie en die van het beheer van de migratiestromen. De persdienst waakt erover dat de beslissingen van de DVZ correct geïnterpreteerd worden en dat de taken en de bevoegdheden van de Dienst duidelijk zijn voor de publieke opinie. Om deze aanzienlijke taak zo goed mogelijk te vervullen staat de persdienst regelmatig in nauw contact met de uitvoeringsbureaus van de DVZ, maar ook met de belangrijkste partners, zoals de Federale Politie, het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen, Fedasil, de gemeentebesturen of de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. De persdienst volgt de actualiteit op de voet en leest elke morgen aandachtig de dagbladen van de geschreven nationale pers. In geval van crisis of incidenten bepalen de woordvoersters met de Directeur-generaal de communicatiestrategie die moet worden toegepast om een snelle en coherente externe communicatie tot stand te brengen. Voor de vragen en onderwerpen die politiek gezien gevoeliger zijn werkt de persdienst nauw samen met het kabinet van de Staatssecretaris voor Migratie- en asielbeleid, Melchior Wathelet. Samen bepalen ze de richtlijnen en de inhoud van een specifieke communicatiestrategie, in functie van het geval. De persdienst ondersteunt verschillende projecten die gericht zijn op de verbetering van de externe communicatie. Het websiteproject is hiervan een voorbeeld. De heropfrissing van de DVZ-site moet ervoor zorgen dat informatie meer toegankelijk wordt voor alle doelgroepen: de vreemdeling, advocaten, journalisten, partners en andere geïnteresseerden in de asiel-en migratiematerie. Het afgelopen jaar werden verschillende inspanningen geleverd opdat zowel op inhoudelijk als op lay-outmatig vlak een’ relooking’ zou kunnen plaatsvinden. In de loop van 2011 zal de vernieuwde website online gaan voor het grote publiek.
234
II. De interne communicatie De woordvoersters van de DVZ houden zich ook bezig met de interne communicatie. Bij de DVZ werken er meer dan 1800 personen, verdeeld tussen de centrale diensten in Brussel (bijna 1000 personen) en vijf vasthoudingscentra (meer dan 800 personen). Op het gebied van de interne communicatie is er dus genoeg werk. De communicatiedienst van de DVZ werkt mee aan en neemt actief deel aan projecten die gericht zijn op de verbetering van de interne communicatie in het kader van deze grote dienst. De dienst houdt toezicht op de uniformiteit van het communicatiebeleid van de DVZ met dat van de FOD Binnenlandse Zaken en het Kabinet. De woordvoersters maken deel uit van het algemeen communicatienetwerk van de FOD Binnenlandse Zaken. Ze nemen deel aan de maandelijkse vergaderingen van dit communicatorennetwerk (COMMnet), waar nieuwe initiatieven en communicatieacties (zowel intern als extern) voor alle afdelingen van de FOD ontwikkeld worden. Een voorbeeld van een nieuwe communicatieactie was de bijwerking van een nieuwe versie van een DVD die de FOD Binnenlandse Zaken en al zijn verschillende afdeling voorstelt. De DVZ heeft gedurende een lange periode (van maart tot mei 2010) aan dit grote project deelgenomen, door de teksten, de vertalingen, het schieten van beelden en de montage te coördineren. In het kader van zijn deelname aan de projecten van de FOD Binnenlandse Zaken kon de DVZ zijn personeel sensibiliseren met betrekking tot de kwestie van de duurzame ontwikkeling. Met het oog op de uitdaging van het respect voor en de bescherming van het milieu heeft de FOD Binnenlandse Zaken zich ertoe verbonden om concrete acties te ontwikkelen om de duurzame ontwikkeling bij zijn verschillende afdelingen te bevorderen. Zo wil de DVZ de ecologische voetafdruk van de dienst verminderen door het papierverbruik zoveel mogelijk te verminderen. De DVZ heeft een wedstrijd georganiseerd voor zijn personeelsleden, die de beste concrete oplossingen moesten vinden om het papierverbruik te verminderen. De ideeën van de drie winnaars werden in de praktijk gebracht, dankzij de medewerking van de DVZ en de steun van de logistieke bureaus en de informaticabureaus. In dezelfde geest heeft de DVZ, in samenwerking met het Commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen, de tentoonstelling “Consumo Ergo Sum” ontvangen. Deze tentoonstelling, die door de POD Duurzame Ontwikkeling voorgesteld werd, had tot doel de federale ambtenaren te sensibiliseren in verband met de thema’s van de duurzame productie en consumptie. Van 2 tot 13 december 2010 kon het personeel van de DVZ te weten komen welke impact alledaagse handelingen (gebruik van GSM’s, gebruik van auto’s, voedingskeuze…) hebben op het milieu.
III. Persevenementen in 2010 Regularisatiecriteria- en instructies In juli 2009 nam een nieuwe Staatssecretaris voor het Migratie- en asielbeleid de verantwoordelijkheid voor de materies van de DVZ op zich. Deze functie werd toegekend aan Melchior Wathelet. Na deze aanduiding zagen nieuwe instructies voor de regularisatie van “illegalen” het daglicht. Voor verschillende soorten situaties werden verschillende criteria voor de regularisatie van het verblijf duidelijk gedefinieerd: lange asielprocedure, humanitaire 235
gezinssituaties, duurzame lokale verankering, werk en kwetsbare personen. Deze regularisatie-instructies, waaraan in 2009 veel aandacht besteed werd in de media, waren ook in 2010 het onderwerp van verschillende reportages in de geschreven pers en verschillende radio- of televisiereportages. Schijnhuwelijken Dit fenomeen wint in de meeste grote steden van België aan belang. Aan de DVZ werd verschillende keren gevraagd om uitleg te geven over specifieke gevallen of om uit te leggen hoe dit soort verblijfsfraude in zijn werk gaat (Images à l’Appui, RTL-TVI, 25/01/2010). Massale immigratie uit de Balkanlanden In december 2009 schafte een Europese richtlijn de visumplicht voor de onderdanen van Servië, Macedonië en Montenegro, voor een verblijf van minder dan drie maanden, af. Het onmiddellijke gevolg van deze beslissing was het feit dat honderden onderdanen van deze regio’s hun land verlieten en een asielaanvraag indienden in België. De DVZ werd plotseling geconfronteerd met een massale toestroom van asielzoekers uit de Balkanlanden die huisvesting, financiële hulp of werk hoopten te bekomen. In maart 2010 bezocht Melchior Wathelet, de Staatssecretaris voor Migratie- en asielbeleid, samen met eerste minister Yves Leterme de Balkanlanden, om de bevolkingen van Macedonië en Servië te informeren over de risico’s die deze plotselinge migratie met zich meebrengt. De DVZ begeleidde deze delegatie en herinnerde tijdens de ontmoetingen met de lokale overheden van Kumanovo en Presevo aan het feit dat het asiel in België op basis van de criteria van de Conventie van Genève, maar niet om economische redenen wordt toegekend. In de media (VRT, RTBF, BRF, Belga, AFP, Le Soir, De Standaard, L’Echo + de lokale pers) werd hier veel aandacht aan besteed. Enkele dagen later heeft de DVZ, met het oog op deze buitengewone toestroom van kandidaat-asielzoekers uit Servië en Macedonië en na de informatiecampagne in de Balkanlanden, de vrijwillige terugkeer van meer dan honderd Servische en Macedonische onderdanen (waaronder veel gezinnen met kinderen) georganiseerd. Er werden bussen afgehuurd om deze gezinnen in staat te stellen om kosteloos naar hun land terug te keren. Aan dit onderwerp werden reportages gewijd door Belga, de RTBF, VTM, de Duitse radio, Reuter, BBC World en de nationale Servische en Albanese pers. Semira Adamu Een reportage van 52 minuten voor het RTBF-programma “Ce jour-là” werd gewijd aan het verhaal van Semira Adamu. Deze reportage, die in maart werd uitgezonden, reconstrueerde het parcours van deze jonge Nigeriaanse in België, haar aankomst, haar pogingen om asiel te bekomen en haar tragische overlijden in 1998 tijdens een zesde poging tot repatriëring. De immense mobilisatie die door dit overlijden teweeggebracht werd bij de Belgische en allochtone bevolking leidde tot het ontslag van de minister van binnenlandse zaken, Louis Tobback. Als gevolg van dat wat als “waanzinnige en criminele volharding” werd beschouwd werd het uitwijzingsbeleid van Europa als geheel grondig in vraag gesteld. In België heeft de commissie Vermeersch tientallen voorstellen ingediend om tot een efficiënt en menselijk beleid voor de uitwijzing van vreemdelingen die niet gemachtigd zijn tot een verblijf te komen.
236
Tijdens een lang interview heeft Freddy Roosemont, Directeur-generaal van de DVZ, de moeilijke rol die door de Dienst in het kader van dit delicaat dossier gespeeld werd opnieuw gesitueerd. Hongerstaking In april organiseerde een veertigtal personen (merendeels Afghanen) een hongerstaking in een lokaal dat in Elsene aan hen ter beschikking werd gesteld. De hongerstaking duurde bijna een maand. Op instructie van het kabinet van Wathelet ondernam de DVZ stappen bij de stakers, om een einde te maken aan deze beweging. Hieraan werd door de voltallige nationale pers aandacht besteed. Belgisch voorzitterschap van de Europese Unie In het kader van dit voorzitterschap, dat in juli 2010 begon, heeft de DVZ, samen met het Commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen, een gezamenlijke brochure opgesteld die met name bestemd is voor de nationale en internationale persorganen. Deze brochure stelt de asiel- en migratie-instanties in België voor en legt in enkele pagina’s de missies, de bevoegdheden en de structuren van deze instanties uit. De brochure is beschikbaar in het Frans, het Nederlands, het Engels en het Duits. Crisis in het kader van de opvang van de asielzoekers In september 2010 hebben een honderdtal buitenlandse onderdanen van verschillende nationaliteiten zich geleidelijk aan geïnstalleerd in het park tegenover de gebouwen van de DVZ. Onder hen zijn er veel kinderen. Ze leven allemaal in provisorische tenten en onder provisorische beschuttingen. Het gebrek aan plaatsen in de centra en opvangstructuren voor asielzoekers ligt aan de basis van dit kamp en de latere komst van nieuwe personen die op zoek waren naar onderdak. Alhoewel ze door de Stad Brussel met uitwijzing bedreigd worden, worden ze desalniettemin door burgers en verschillende verenigingen geholpen en gesteund. De DVZ en Fedasil (Federaal agentschap voor de opvang van asielzoekers) zijn erin geslaagd om de personen die in dit kamp verblijven te verzamelen en voor elk geval oplossingen voor te stellen. Hierbij wordt voorrang verleend aan de gezinnen met kinderen. Huizen in Sint-Gillis-Waas Midden september heeft de DVZ in Sint-Gillis-Waas 5 nieuwe huizen voor gezinnen die illegaal in België verblijven geopend. Een persconferentie die ter plekke gegeven werd door Melchior Wathelet, de Staatssecretaris voor het Migratie- en asielbeleid, heeft het mogelijk gemaakt om de redenen van deze specifieke opvangstructuren, die beter aangepast zijn aan het gezinsleven, opnieuw uit te leggen. De pers werd uitgenodigd om kennis te nemen van de balans die sinds de opening van de eerste huizen in Zulte (in 2008) en van de appartementen in Tubeke (in 2009) voorgelegd wordt en kon de plaatsen, in aanwezigheid van de Staatssecretaris, bezoeken. Samenwerking met de vzw CIRE In de herfst van 2010 heeft de vzw CIRE (Coordination et Initiatives pour Réfugiés et Etrangers) het derde nummer van Migrations / magazine gepubliceerd. Dat nummer was 237
gewijd aan de problematiek van de opsluiting van vreemdelingen in de gesloten centra. Het dossier omvat een historische benadering (de oprichting van de gesloten centra, de evolutie gedurende een periode van 20 jaar en de alternatieven, zoals de “terugkeerhuizen” voor de gezinnen), een voorstelling van de verschillende gesloten centra in België en een reflectie inzake de “realistische alternatieven” voor de opsluiting. Om dit belangrijke dossier te illustreren en de schrijvers in staat te stellen om zich onder te dompelen in de sfeer van de gesloten centra en het dagelijkse leven in die centra heeft de DVZ verschillende dagen lang de vzw CIRE en zijn fotograaf begeleid in de centra. Het Centrum 127 Bis in Steenokkerzeel, het centrum van Vottem, de appartementen in Tubeke en de huizen in Sint-Gillis-Waas werden bezocht. Conferenties in het kader van het Belgisch Voorzitterschap van de Europese Unie In november en december 2010 vonden twee grote conferenties over de migratiematerie plaats. De conferentie met als thema “Welk legaal migratiebeleid voor de Europese Unie?” vond op 26 november 2010 in Brussel plaats. Deze conferentie, die geopend werd door Cecilia Malmström, Europees Commissaris voor Binnenlandse Zaken, werd in samenwerking met de ULB-Academisch netwerk Odysseus en het Europees Economisch en Sociaal Comité georganiseerd. Melchior Wathelet, de Staatssecretaris voor Migratie- en asielbeleid, had de eer om de conferentie af te sluiten. In december 2010 heeft de DVZ een conferentie over de niet-begeleide minderjarigen georganiseerd, met als thema “De kinderen overschrijden de buitengrenzen van de Europese Unie, op zoek naar bescherming”. Experts van hoog niveau konden goede praktijken op het gebied van de detectie, de identificatie en de bescherming van de migratiestromen van niet-begeleide minderjarigen uitwisselen. Bij het afsluiten van deze conferentie heeft Melchior Wathelet de nadruk gelegd op de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van Europa met betrekking tot dit groter wordend probleem en het belang van het vinden van Europese oplossingen, om steeds het belang van het kind te beschermen.
238
HOOFDSTUK XI Het documentatiebeheer van de DVZ
239
I. Bibliotheek De Dienst Algemene Documentatie stelt algemene dossiers met betrekking tot de vreemdelingenreglementering samen, bewaart ze en stelt ze elektronisch ter beschikking aan de personeelsleden. In de bibliotheek van deze dienst, die ter beschikking staat van het personeel, kunnen boeken, tijdschriften en naslagwerken worden uitgeleend of geraadpleegd. Naast de opzoekingen voor de ambtenaren van de DVZ zoekt de Dienst Algemene Documentatie ook documenten voor externe cliënten op (andere FOD’s of diensten, gemeentebesturen, politiediensten, privé-personen, studenten, onderzoekers,…). Het Documentatiecentrum bezit 421 monografieën en wetboeken die hoofdzakelijk over het vreemdelingenrecht handelen. In samenwerking met het Studiebureau worden artikels uit 9 juridische tijdschriften geselecteerd en ter beschikking gesteld aan geïnteresseerde personen.
II. Websites van de Dienst Vreemdelingenzaken Er zijn verschillende sites : Op de DOFI-website (www.dofi.fgov.be) stelt de DVZ zich voor aan het publiek (doelstelling, organogram, contactpersonen,…). Men vindt er de geldende wetgeving met betrekking tot de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. Meer dan 200 gecoördineerde teksten worden ter beschikking gesteld. Via de DOFI-site kunnen de betrokken personen ook de evolutie van de behandeling van hun visumaanvraag volgen. De statistieken met betrekking tot de termijn voor de behandeling van de visumaanvragen. Op de site vindt men ook verklarende fiches over de verschillende visumtypes, evenals een asielbrochure. Via een beveiligde toegang kan men toegang krijgen tot de “GEMCOM”-site die voorbehouden is aan de gemeentebesturen en de politiediensten. De site bevat specifieke informatie voor de geprivilegieerde partners. De wetgeving en de bijlagen worden on line ter beschikking gesteld. Verklarende fiches over de materie en specifiekere statistieken worden ook ter beschikking gesteld aan onze partners.
240
HOOFDSTUK XII BIJLAGEN
241
I. Huidig organogram Dienst Vreemdelingenzaken
242
II. Juridische bronnen De wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en haar koninklijk uitvoeringsbesluit van 8 oktober 1981 weerspiegelen het immigratiebeleid en zijn regelgevend voor deze materie. Deze wet werd natuurlijk reeds meermaals gewijzigd, enerzijds om de evolutie in de immigratiepolitiek te kunnen volgen, en anderzijds om de Belgische wetgeving in overeenstemming te brengen met richtlijnen uitgaande van de instellingen van de Europese Gemeenschappen en de Europese Unie, en met de draagwijdte van internationale verdragen die België binden (Schengen, Dublin, ...). De wet van 15 december 1980, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 31 december 1980 is in voege getreden op 1 juli 1981 (artikel 95). De Duitse vertaling verscheen in het Belgisch Staatsblad van 11 november 1982, de Engelse en Italiaanse vertaling verschenen in het Belgisch Staatsblad van 27 april 1983.
1. De wet van 15 december 1980 De wet van 15 december 1980 werd in het jaar 2010 gewijzigd door : - De wet van 28/04/2010 houdende diverse bepalingen (BS 10/05/2010) artikelen 29-30 - De wet van 29/12/2010 houdende diverse bepalingen (I) (BS 31/12/2010) artikelen 187188; - De wet van 29/12/2010 houdende diverse bepalingen (II) (BS 31/12/2010) artikelen 35-45.
2. Het Koninklijk Besluit van 8 oktober 1981 en haar wijzigingen Het Koninklijk Besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (BS 26/10/1981) werd in het jaar 2009 gewijzigd door : - Het koninklijk besluit van 26/08/2010 (BS 28/09/2010).
III. Omzendbrieven die in het jaar 2010 werden gepubliceerd Geen omzendbrieven gepubliceerd in 2010.
243
IV. Afkortingen en letterwoorden ACE AD ADIV
Access, Control and Enforcement, Toegang, controle en uitvoering van maatregelen Algemene Directie Algemene Dienst voor Informatie en Veiligheid
BIB BioDev BIVR BNL BS BSC CAWG CGVS CI CIB CID CIM CIREFI CIV COREPER
(FOD Landsvedediging) Programma voor financiële en technische bijstand aan derde landen op het gebied van migratie en asiel Antiterroristische Gemengde Groep attest van immatriculatie Agence Nationale pour la Promotion de l'Emploi et des Compétences, Nationaal Agentschap voor Arbeid en Competentiepromotie (Marokko) Algemene Nationale Gegevensbank Asia-Europe Meeting Afrikaans Unie aankomstverklaring Bundesamt für Migration und Flüchting, Federale dienst voor migratie en vluchtelingen (Duitsland) bevel om het grondgebied te verlaten Border & Immigration Agency, Agentschap voor de controle aan de grenzen en de immigratie Bureau Internationale Betrekkingen Biometrics Data Experimented in Visas, biometrische kenmerken op visa bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister Benelux Belgisch Staatsblad Balanced scorecards Control Authorities Working Group Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen Centrum voor Illegalen Centrum voor Illegalen Brugge Identificatiecel Centrum voor Illegalen Merksplas Informatie-, overleg- en uitwisselingscentrum inzake grenzen en immigratie Centrum voor Illegalen Vottem Comité van Permanente Vertegenwoordigers
CSB CTL DEPA DEPU DGM DGUSM DID
(van de Lidstaten) Centraal Signalement Bulletin Dienst Controle gemeenten deportee accompanied deportee unaccompanied Direction générale de Migration Directoraat-generaal Uitvoering van Straffen en Maatregelen (FOD Justitie) Identificatiecel Opgeslotenen
AENEAS AGG AI ANAPEC ANG ASEM AU AV BAMF BGV BIA
244
DIMONA DNA
déclaration immédiate – onmiddellijke aangifte desoxyribonucleic acid
DRC DV DVZ EEG EER EG EHRM eID EMN
(desoxyribonucleïnezuur) Democratische Republiek Congo Dienst Voogdij Dienst Vreemdelingenzaken Europese Economische Gemeenschap Europese Economische Ruimte Europese Gemeenschap Europees Hof voor de Rechten van de Mens elektronische identiteitskaart Europees Migratie Netwerk
EPN EU Eurosur EVRM FALconventie FOD FRONTEX FYROM GCI GDISC GFMD GH GID IAMM IATA ICMPD ICMPD IGC ILO IMO INAD IND IOM IVRK KB KLM KPI LAC
(EMN: European Migration Network) European Patrols Network, Europees Patrouillenetwerk Europese Unie Europees grensbewakingssysteem Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens Facilitation of International Maritime Traffic Federale Overheidsdienst Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de Lidstaten van de Europese Unie Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië gemeenschappelijke consulaire instructies General Directors’ Immigration Services Conference, conferentie van directeuren-generaal van immigratiediensten Globale Forum over Migratie en Ontwikkeling Gezinshereniging Grensinspectiedienst Informatie- en analysecentrum mensenhandel en mensensmokkel International Air Transport Association International Centre for Migration Policy Development, internationaal centrum voor de ontwikkeling van migratiebeleid International Centre for Migration Policy Development Intergovernmental Consultations on Asylum and Migration Immigration Liaison Officer, immigratie-verbindingsofficier Internationale Zeevaartorganisatie inadmissible passenger (passagier die niet mag worden toegelaten) Immigratie- en Naturalisatiedienst (Nederland) Internationale Organisatie voor Migratie Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind koninklijk besluit Koninklijke Luchtvaart Maatschappij kritieke prestatie indicatoren Latijns-Amerikaanse landen en landen in het Caribisch gebied
245
LI LIMOSA
RIB
Langdurig Ingezetene Landenoverschrijdend Informatiesysteem ten behoeve van Migratieonderzoek bij de Sociale Administratie laissez-passer Luchtvaartpolitie Lidstaat ministerieel besluit ministerieel besluit tot terugwijzing Ministry of Foreign Affairs mensenhandel minderjarige, slachtoffer van mensenhandel Migratie over de Middellandse Zee Memorandum of Understanding (protocolakkoord) Moderniseringsprojecten Ministry of Public Security machtiging tot voorlopig verblijf Pakistaanse nationale registratiedienst National Agency for Prohibition and Trafficking in Persons and Other Related Matters, Nationaal Agentschap voor het bestrijden van mensenhandel en andere verwante materies Noord-Atlantische Verdragsorganisatie niet-begeleide minderjarige vreemdeling Nationaal Contactpunt North Gate niet-gouvernementele organisatie niet-terugleidingsclausule Orgaan voor de Coördinatie en de Analyse van de Dreiging Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn Opleidingsinstituut van de Federale Overheid Oriëntatie en Observatie Centra Personeel en Organisatie Landen van Midden- en Oost- Europa Raad van Advies voor Vreemdelingen Repatriëringscentrum Repatriëringscentrum 127bis Return and Emigration of Asylum Seekers Ex Belgium, Terugkeer en Emigratie van Asielzoekers vanuit België Recherche- en Informatieblad
RK RR RVV SCIFA SIS SMEX SNBA
(vroeger CSB: Centraal Signalement Bulletin) Raadkamer Rijksregister Raad voor Vreemdelingenbetwistingen Strategic Committee on Immigration, Frontiers and Asylum Schengen Informatie Systeem sans moyens d’existence, zonder bestaansmiddelen SN Brussels Airlines
LP LPA LS MB MBT MFA MH MINTEH MMZ MOU MPM MPS MVV NADRA NAPTIP
NAVO NBMV NCP NG NGO NTC OCAD OCMW OFO OOC P&O PECO RAV RC RC 127bis REAB
246
SPOC STEAM
Single Point of Contact, centraal aanspreekpunt Stressteam
UNMIK VBC VDNL VIS VISION
(team voor stressbeheer) Schengen Uitvoeringsovereenkomst Transfer visum met beperkte territoriale geldigheid Transitcentrum Transitcentrum 127 transitvisum voor luchthavens United Nations High Commissioner for Refugees, Hoog Commissariaat van de Verenigde Naties voor de Vluchtelingen United Nations Interim Administration Mission in Kosovo Vaste Beroepscommissie voor Vluchtelingen Veiligheidsdetachement van de Nationale Luchthaven Visa Information System Visa Inquiry Open-border Network
VN
(open grenzen netwerk over visuminformatie) Verenigde Naties
WTC
(UNO: United Nations Organization) World Trade Center
SUO T TBV TC TC 127 TVL UNHCR
247
V. Adressen
World Trade Center, Tower II Antwerpsesteenweg 59 B 1000 Brussel Algemeen telefoonnummer 02/793.95.00
HELPDESK Tel. : 02/793.80.00 Fax : 02/274.66.91 E-mail :
[email protected]
www.dofi.fgov.be 248