Crisiscentrum Activiteitenrapport I 2007
Dit activiteitenrapport is een realisatie van de medewerkers van de Algemene Directie Crisiscentrum. Het rapport is ook verkrijgbaar in het Frans en kan geraadpleegd worden op www.crisiscentrum.be Voor elke suggestie, opmerking of vraag kunt u zich richten tot: AD Crisiscentrum, Hertogsstraat 53, 1000 Brussel tel. +32 (0)2 506 47 92, fax. +32 (0)2 506 47 09 - e-mail:
[email protected] Vertaling: Didier Durlinger, Mélanie Hardy Creatie: www.colorstudio.be, tel. +32 (0)9/225 37 38 Verantwoordelijke uitgever: Jaak Raes, Hertogsstraat 53, 1000 Brussel
Inhoud
I
Woord vooraf
5
II
Opdrachtenen organisatie
7
2.
Beheer van de openbare orde
2.1
Organisatie, coördinatie en opvolging van risico-evenementen
29 29
2.2 Bescherming van personen, goederen en 1.
Opdrachten
8
2.
Organisatie
9
2.1
Personeelsbestand
9
instellingen
33
2.3 Opvolging van de terroristische dreiging
35
2.4 Structuur Kustwacht
36
2.5 ISPS-code en de havenrichtlijn
38
2.2 Personeelsplanning
10
2.3 Selectie, rekrutering en onthaal
10
3.
Voornaamste beheerde evenementen
38
2.4 Ontwikkelcirkels
11
3.1
Veiligheid bij processen
39
2.5 Operationeel Plan
12
3.2 Rellen
40
2.6 Moderniseringsprojecten
12
3.3 Betogingen tegen islamisering
41
2.7 Kennisbeheer
12
3.4 Processierupsen
42
2.8 Welzijn op het werk
13
3.5 Verhoogde waakzaamheid in Brussel
43
2.9 Interne communicatie
13
3.6 Panne communicatienetwerk Astrid
44
3.7 Illegale straatraces
44
3.8 Expo Da Vinci
45
4.
20 jaar Crisiscentrum
46
4.1
Volksgezondheid en veiligheid
3.
Boekhouding en begroting
III Noodplanning 1.
14
15
op lokaal niveau 1.1
16
Infosessies over het Koninklijk Besluit en de Omzendbrief
1.2
van de voedselketen
Harmonisering van de noodplanning
16
conflict in Irak 4.6
1.3 Richtlijnen voor de interventieplannen 17
2.
Noodplanning op nationaal niveau
19
2.1
Natuurrampen
20
2.2 Grieppandemie
21
2.3 Nucleair en radiologisch risico
21
2.5 Informatie aan de bevolking 3.
22 23
Commissie voor Nationale Vraagstukken inzake Verdediging
47 48
Bezoek van de President van de Verenigde Statenvan Amerika
2.4 Chemisch, biologisch, radiologisch en nucleair terrorisme
47
4.5 Gasexplosie in Gellingen
17
van de disciplines
46
4.3 Invoering van de Euro 4.4 Militaire aanvang van internationaal
Typestructuur voor het algemeen provinciaal plan
46
4.2 Voetbalkampioenschap Euro 2000
48
4.7 Rellen in Frankrijk
49
4.8 Nucleaire transporten
49
V
Internationale samenwerking 51
1.
Benelux - Akkoorden van Senningen
2.
Raad voor Justitie en Binnenlandse Zaken 53
4.
EUR-OPA akkoord Zware Risico’s
52
53
24
IV Crisis- enevenementenbeheer 25
VI Kennisbeheer
55
1.
Wetenschappelijk onderzoek
57
1.
Actieve waakzaamheid
26
1.1
Analyse van de coördinatiemechanismen
57
1.1
Draaischijf van informatie
26
1.2
Risico-identificatie op lokaal niveau
57
1.2
Nationaal en internationaal contactpunt
27
1.3
Crisiscommunicatie
59
2
inhoud
1.4
Interne noodplannen
1.5
Bevoegdheden Gemeenschappen
59
en Gewesten
60
2.
Oefenbeleid
61
2.1
Oefenmethodologie
61
2.2 Nucleaire noodplanoefeningen
62
2.3 Communicatieoefeningen
64
VII Infrastructuur voor crisisbeheer
65
1.
Integratie van functies
66
2.
Geografisch Informatie Systeem
66
3.
Regetel
67
3.1
Crisisnetwerk
68
3.2 Federaal netwerk
68
4.
69
Videoconferentiesysteem
3
inhoud
naar inhoud
Woord vooraf
I
naar inhoud
2007 was een bijzonder jaar voor het Crisiscentrum. We mochten immers 20 kaarsjes uitblazen. Het Crisiscentrum werd opgericht in 1986 en officieel bekrachtigd bij Koninklijk Besluit in 1988. Met onze 20 lentes willen we in dit activiteitenrapport even stilstaan bij enkele evenementen uit deze twee decennia. In die periode heeft het Crisiscentrum een hele evolutie meegemaakt en een ruime expertise opgebouwd. Vaak hadden we een rol op de tweede lijn, en dat was ook de reden voor onze oprichting: een draaischijf van informatie vormen en ondersteunend werken voor tientallen diensten. We zien in die rol trouwens nog heel wat groeimogelijkheden, met het oog op een betere veiligheid voor de burger. Met dit activiteitenrapport wil het Crisiscentrum aangeven in welke domeinen we in 2007 vooral actief waren. Dat brengt met zich mee dat er een selectie werd gemaakt in de onderwerpen. En dat we een evenwicht moesten zoeken tussen een uitgebreide toelichting en een aantrekkelijke presentatie. De rode draad doorheen dit activiteitenrapport is alleszins dat het Crisiscentrum faciliterend optreedt als een raderwerk tussen tal van diensten. Daarmee dragen onze medewerkers dagelijks bij tot de veiligheid in ons land, waarmee de veiligheidsprofessionals en de burger elke dag begaan zijn.
Ik wens u veel leesplezier.
Jaak RAES Directeur-generaal
naar inhoud
6
Woord vooraf
II
Opdrachten en organisatie
Opdrachten 8
Organisatie 9
Boekhouding en begroting 14
naar inhoud
7
Opdrachten en organisastie
naar inhoud
1
Opdrachten Het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering (CGCCR) is in 1988 opgericht bij Koninklijk Besluit. Ondertussen is het CGCCR uitgegroeid tot een afzonderlijke Algemene Directie binnen de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken.
Het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering, kortweg het Crisiscentrum, staat 24u/24 ten dienste van de federale regering. Het verzamelt, analyseert en verspreidt de nodige informatie aan de beleidsmatige en uitvoerende autoriteiten. Die functie van algemene waakzaamheid stelt de Regering in staat om snel en accuraat te handelen indien de situatie dat vereist. Daartoe biedt het Crisiscentrum haar infrastructuur en expertise aan bij het interdepartementaal beheer en de coördinatie van noodsituaties op nationaal niveau. Het Crisiscentrum is ook (inter)nationaal contactpunt voor burgerlijke alarmering en waarborgt mee de binnenlandse veiligheid. De taken van het Crisiscentrum vloeien voort uit het koninklijk besluit van 18 april 1988. Dat definieert een crisis als “een gebeurtenis die wegens haar aard of gevolgen de vitale belangen van het land of de essentiële behoeften van de bevolking bedreigt, die een dringende besluitvorming vereist of die een gecoördineerde inzet van verscheidene departementen en instellingen vergt”. Sinds 2003 is ook de organisatie van de noodplanning een taak van het Crisiscentrum. Daarbij worden de verschillende autoriteiten (zowel federaal, regionaal, provinciaal als lokaal) gesensibiliseerd de noodplanning verder uit te bouwen. Het Crisiscentrum treedt daarbij coördinerend op en biedt een forum voor kennisuitwisseling.
Kerntaken
•• Het Crisiscentrum waarborgt een doorlopende permanentie (24u per dag, 7 dagen per week) om dringende informatie van allerlei aard te verzamelen, te analyseren en te verspreiden naar de bevoegde instanties.
•• Het Crisiscentrum waakt namens de Minister van Binnenlandse Zaken over de openbare orde en veiligheid. Dit houdt in dat zij werkt aan specifieke regelgeving, betrokken is bij de organisatie en opvolging van evenementen van grote omvang en de veiligheid van personaliteiten, goederen en instellingen waarborgt.
•• Het Crisiscentrum staat in voor de organisatie en coördinatie van de noodplanning, met het oog op een efficiënte werking van de overheden en hulpdiensten bij noodsituaties en om de veiligheid van de bevolking te waarborgen.
•• Het Crisiscentrum treedt op in geval van een nationale crisis van de burgerlijke of politionele veiligheid. Het ontwikkelt alarmeringsprocedures en biedt ondersteuning bij het crisisbeheer door de onmiddellijke beschikbaarheid van het personeel en van de nodige middelen ter voorbereiding van de dringende beslissingen.
naar inhoud
8
Opdrachten en organisastie
2
Organisatie Jaak Raes geeft sinds 2003 leiding aan de dienst. Hij wordt bijgestaan door een beleidsteam van vier personen:
•• De dienst Geïntegreerde permanentie wordt geleid door adviseur-generaal Alain Lefèvre. •• De dienst Noodplanning is in handen van adviseur Monique Bernaerts. •• Kolonel Dominique Collins neemt de leiding waar van de Commissie voor Nationale Vraagstukken inzake Verdediging.
•• Projectbureau Regetel wordt vorm gegeven door adviseur Johan Gyssels.
2.1 Personeelsbestand Niveau A Niveau B Niveau C Niveau D Algemene Directie en steundiensten (P&O, B&B, logistiek, secretariaat, communicatie, vertalingen)
6
2
5
Geïntegreerde permanentie
12
1
11
Noodplanning
9
1
3
Totaal
27
4
19
TOTAAL 13
16
40
16
66
13
Op 31 december 2007 telde het personeelsbestand van het Crisiscentrum 66 medewerkers (64,5 VTE). Het personeel dat ter beschikking wordt gesteld voor het Projectbureau Regetel (1), de Commissie voor Nationale Vraagstukken inzake Verdediging (6) en de 3 verbindingsofficieren respectievelijk afkomstig van de Lokale politie, de Federale politie en de Veiligheid van de Staat zijn daarin niet opgenomen. Het schoonmaakpersoneel, het keukenpersoneel en de bodes worden ter beschikking gesteld door de centrale diensten van de FOD Binnenlandse Zaken.
9
Opdrachten en organisastie
naar inhoud
Statutair
Contractueel
Totaal 38
Mannen
26
12
Vrouwen
15
13
28
Totaal
41
25
66
58% van het personeel is mannelijk, tegenover 42% vrouwen. De gemiddelde leeftijd is 41 jaar. De verhouding statutair - contractueel binnen de directie is 62% - 38%. In 2007 hebben vijf contractuele personeelsleden hun statutaire stage afgerond en werden zij als rijksambtenaar benoemd.
2.2 Personeelsplanning In het kader van het personeelsplan 2007 werd de uitbreiding van het aantal permanentieagenten met drie personen voorzien. Met ingang van 1 september 2006 werden de opdrachten van het Crisiscentrum voor het waarnemen van de permanentie van de FOD Kanselarij van de Eerste Minister uitgebreid. Hiertoe werd in het kader van de begrotingscontrole van 2006 een overheveling van kredieten voorzien dat toeliet twee bijkomende personeelsleden in niveau C te werven. Daarnaast werd in het personeelsplan 2007 -in navolging van het operationeel plan- de werving van één bijkomend permanentieagent voorzien tot opvulling van het kader. Begin februari 2008 is één van de drie wervingen gerealiseerd. De realisatie van de overige wervingen zijn voorzien vóór midden 2008. In het personeelsplan van 2007 werden zeven bevorderingen in het niveau A voorzien, waarvan vijf in de klasse A2 en twee in de klasse A3. Alle bevorderingsprocedures werden in de loop van 2007 opgestart. In het kader van het moderniseringsproject (MPM 9 ‘Integratie en optimalisatie van het proces Noodplanning’) werden anno 2004 de personeelsbehoeften geïdentificeerd voor de uitbouw van het Hoger Instituut voor de Noodplanning. Deze behoeften werden in het personeelsplan van 2007 hernomen. Hoewel er in het kader van het Hoger Instituut voor de Noodplanning meerdere activiteiten werden georganiseerd, kon pas in de loop van 2007 overgegaan worden tot de werving van de eerste drie personeelsleden (twee niveau A, één niveau C). De resterende wervingen, noodzakelijk voor de verdere uitbouw van het instituut, werden opnieuw opgenomen in het personeelsplan 2008.
2.3 Selectie, rekrutering en onthaal In de loop van 2007 werden vier nieuwe personeelsleden aangeworven. Drie personeelsleden dienden vrijwillig ontslag in. Bij één personeelslid werd het contract niet verlengd.
Aanwerving
Niveau A
Niveau B
3
1
Niveau C
Ontslag
naar inhoud
Niveau D
Totaal 4 0
Einde contract
1
Vrijwillig ontslag
2
1 1
10
Opdrachten en organisastie
3
“In 2007 werd verder werk gemaakt van het onthaaltraject voor nieuwe personeelsleden. In het kader van een betere organisatie en onthaal van nieuwe personeelsleden werd in 2006 een onthaalpakket samengesteld.”, zegt Sofie Senesael, verantwoordelijk voor de dienst P&O binnen het Crisiscentrum. “Dat pakket bevat ondermeer een aantal praktische richtlijnen en nuttige informatie zoals een telefoonlijst met foto, who is who en organogram. Daarnaast wordt steeds een onthaalsessie, een rondleiding in het gebouw, een voorstelling aan het personeel en een onthaalgesprek met de directeur-generaal ingericht. Het is de bedoeling dit traject in 2008 verder te verfijnen op basis van de behoeften die door de nieuwe personeelsleden worden geformuleerd, en om te streven naar een betere afstemming op het vernieuwde onthaaltraject van de FOD Binnenlandse Zaken.” Drie maanden na de indiensttreding worden de nieuwe personeelsleden uitgenodigd voor een ‘are you happy’ gesprek waarin een evaluatie van het onthaal en de eerste ervaringen besproken worden. Dit gesprek is de laatste fase in het onthaaltraject. Hierna is het aan de diensthoofden en evaluatoren om de verdere ontwikkeling en het persoonlijk functioneren van de nieuwe personeelsleden op systematische basis te bespreken in het kader van de ontwikkelcirkels.” Wanneer personeelsleden het Crisiscentrum verlaten om hun carrière elders verder uit te bouwen, wordt een ‘exit-gesprek’ gehouden.
2.4 Ontwikkelcirkels In 2007 werden gesprekken met de evaluatoren, workshops voor het personeel en een enquête georganiseerd binnen het Crisiscentrum in het kader van ontwikkelcirkels. Ontwikkelcirkels is de evaluatiecyclus die via het K.B. van 2 augustus 2002 werd ingevoerd bij de federale overheidsdiensten. Het evaluatiesysteem vertoont evenwel moeilijkheden om in de praktijk voet aan de grond te krijgen. Het project binnen het Crisiscentrum heeft o.a. tot doel: a. een vertaalslag te maken van de in het K.B. omschreven principes naar de dagdagelijkse praktijk; b. de personeelsleden en de diensthoofden te sensibiliseren; c. een beter beeld te krijgen van de verwachtingen van de personeelsleden. Sofie geeft meer toelichting: “Eind 2007 werden de resultaten van dit project zichtbaar, met verdeeld succes. Binnen sommige diensten heeft het project een zekere dynamiek op gang gebracht en worden er meer en regelmatiger gesprekken gehouden. Binnen andere diensten is er weinig beweging merkbaar. In 2008 dienen de ontwikkelcirkels bijgevolg onder de aandacht te worden gehouden. De resultaten van de enquête brachten enkele interessante zaken aan het licht waarrond een aantal acties werden opgezet. Zo bleek bijvoorbeeld dat de personeelsleden behoefte hadden om hun persoonlijke prestatiedoelstellingen te zien binnen een groter geheel, met name de doelstellingen van hun dienst en van de directie.”
11
Opdrachten en organisastie
naar inhoud
2
2.5 Operationeel Plan In 2007 werden een aantal acties ondernomen om het operationeel plan van de directie opnieuw onder de aandacht te brengen. Zo kunnen de medewerkers de operationele doelstellingen per fiche consulteren en wordt hier in het onthaaltraject voor nieuwe personeelsleden meer aandacht aan besteed. Uit de ontwikkelcirkels was ook gebleken dat de personeelsleden er nood aan hebben om hun persoonlijke doelstellingen te zien in het ruimer geheel. Daarom werd het operationeel plan binnen de diensten onder de loep genomen. Er werd een lijst opgemaakt van de gerealiseerde operationele doelstellingen en de nog te realiseren doelstellingen. Deze informatie maakte in 2007 en begin 2008 voorwerp uit van besprekingen op het directieniveau.
2.6 Moderniseringsprojecten Binnen de Algemene Directie Crisiscentrum lopen twee moderniseringsprojecten (MPM):
•• integratie en optimalisatie van het proces Noodplanning; •• optimalisatie van de operationele werking van het Crisiscentrum; In het kader van het moderniseringsproject betreffende de Noodplanning werd in 2007 overgegaan tot de werving van drie personeelsleden die zullen instaan voor de verdere uitbouw van het Hoger Instituut voor de Noodplanning en de profilering ervan als expertisecentrum voor de noodplanning. In navolging van het moderniseringsproject “de optimalisatie van de operationele werking van het Crisiscentrum” treedt het specifiek arbeidsreglement voor de personeelsleden van de permanentie op 15 maart 2008 in werking.
2.7 Kennisbeheer In 2007 werden enkele bescheiden initiatieven genomen rond kennisbeheer. Kennisbeheer en competentiemanagement zijn ongetwijfeld dé uitdagingen voor de komende jaren. a. Opleidingen - seminaries - studiedagen Sinds midden 2007 worden alle opleidingen, seminaries en studiedagen, waaraan personeelsleden van het Crisiscentrum deelnemen, geïnventariseerd. Dit moet in eerste instantie toelaten een beter zicht te krijgen op wie welke vormingen of seminaries heeft gevolgd en bijgevolg welke kennis werd verworven. Daarnaast moet dit toelaten om kennisdeling te stimuleren en ervaringen over vormingen sneller uit te wisselen. b. Kennisfiches Vanuit de vaststelling dat de kennis van specifieke taken en procedures al te vaak verbonden is aan personen, werd in 2007 een aanvang genomen om taken stapsgewijs te beschrijven in kennisfiches. Dit moet toelaten om taken makkelijker te herverdelen in geval van afwezigheden of bij noodsituaties. c. Bussiness Continuity Planning Eind 2007 werd binnen het Crisiscentrum een werkgroep opgericht voor de praktische installatie van een Bussiness Continuity Plan. Ingegeven vanuit de problematiek van een grieppandemie, richt deze planning zich op het Human Resources Management. De werkgroep buigt zich in eerste instantie over de vraag hoe de dienst zich kan (her)organiseren om, in geval van langdurige crisis, de continuïteit van de prioritaire processen te kunnen garanderen.
naar inhoud
12
Opdrachten en organisastie
2.8 Welzijn op het werk In september 2007 bracht de Externe Dienst voor Preventie en Bescherming op het werk (Arista) een bezoek aan de medewerkers van het Crisiscentrum. Zij kregen professioneel advies omtrent ergonomie op de werkplaats. Sofie’s collega, Yasmine Franssen, vertelt hoe dit in z’n werk ging. “Twee experts kwamen langs om elke medewerker een persoonlijk ergonomisch advies te geven omtrent de werkopstelling en werkhouding, op basis van een individueel gesprek. Er werd o.a. aandacht besteed aan de opstelling van het beeldscherm, de positie van de werknemer t.o.v. het beeldscherm en het toetsenbord en de optimalisatie van de zithouding door de instelling van de bureaustoel. Een Ergonomic Workplace Action heeft ook voordelen voor de werkgever. Aan de hand van kleine aanpassingen van de werkplaats (vb. aankoop van andere computerschermen, het aanbrengen van indirecte verlichting, andere opstelling van de bureaus, ...) kan hij de risico’s van het langdurig werken achter een computer doen afnemen. Bij een tweede bezoek aan het Crisiscentrum kregen ook de vergaderruimtes een inspectie. Zijn die zalen voldoende goed uitgerust om bij noodsituaties gedurende verschillende uren te kunnen werken? Arista maakte een verslag waarin de vaststellingen opgenomen werden.”
2.9 Interne communicatie Het Crisiscentrum hanteert verschillende communicatiekanalen om vorm te geven aan de interne communicatie. Laura Pire geeft een woordje uitleg:
•• Informail: Het interne magazine verschijnt maandelijks in digitale vorm. De lopende dossiers en de relevante actualiteit komen er in aan bod.
•• Informatiemiddagen: Maandelijks wordt een informatiesessie georganiseerd voor de medewerkers. Daarbij wordt toelichting gegeven bij lopende dossiers. In 2007 was er bijvoorbeeld een voorstelling van het OCAD, van het noodplan overstromingen en over Business Continuity Planning.
•• Startpagina: Deze webbased-pagina wordt permanent geactualiseerd en bevat links naar allerlei informatie, zoals de personeelsorganisatie, noodprocedures, of naar (beveiligde) websites van de vele partners.
13
Opdrachten en organisastie
naar inhoud
3
Boekhouding en begroting De dienst boekhouding en begroting ondersteunt de organisatie bij haar budgettaire beslissingen en mogelijkheden. De dienst, nauwgezet opgevolgd door Peter Van Impe, stond in voor:
•• de voorbereiding en afhandeling van de begrotingscontrole 2007 en het begrotingsontwerp voor 2008, in overleg met de Stafdienst Budget en beheerscontrole van de FOD Binnenlandse Zaken, Inspectie van Financiën en de Voorzitster van het Directiecomité en rekening houdend met de bepalingen van de FOD Budget en Beheerscontrole;
•• de voorbereiding van de vastleggingen en de opmaak van de bestelbonnen; •• de betaling aan alle externe en interne partijen; •• de controle van de ontvangstenrekening met betrekking tot de organisatie van rally’s en hij verantwoordt deze ontvangsten maandelijks en jaarlijks aan het Rekenhof. Allocatie
Vastlegging 2007
Ordonnancering 2007
Vastlegging 2006
Ordonnancering 2006
50.01.1103 bezoldiging statutairen
1048
1048
1046
1046
50.01.1104 bezoldiging contractuelen
324
324
326
326
50.02.1201 bestendige uitgaven
462
462
466
466
50.02.1204 bestendige uitgaven/ informatica
246
246
244
244
50.02.7401 duurzame aankopen
77
77
78
78
50.02.7404 duurzame aankopen/ informatica
134
134
134
134
50.11.1104 bezoldigingen CNVV
42
42
41
41
50.21.1243 werking Regetel
472
472
465
465
50.21.7409 investering Regetel
199
199
196
196
50.30.1108 bezoldiging Rallycommissie
120
120
109
109
50.30.1225 werking Rallycommissie
5
5
5
5
50.30.1228 Krediet voor specifieke initiatieven
120
120
118
118
3249
3249
3228
3228
Totaal (in duizendtallen euro)
naar inhoud
14
Opdrachten en organisastie
Noodplanning
Harmonisering van de noodplanning op lokaal niveau 16
Noodplanning op nationaal niveau 19
Commissie voor Nationale Vraagstukken inzake Verdediging 24
naar inhoud
III
De sleutel voor goed crisisbeheer ligt in de kwaliteit van de voorbereiding van de overheden en diensten die het hoofd moeten bieden aan de noodsituatie en in de kwaliteit van de hulpmiddelen die ze ter beschikking hebben. De dienst Noodplanning bouwt onder leiding van Monique Bernaerts de nodige structuren en regelgeving uit voor een performante noodplanning. Elke dag opnieuw werkt het Crisiscentrum aan de multidisciplinaire ontwikkeling van de nationale noodplanning en aan de coördinatie ervan met de gemeentebesturen via de provinciegouverneurs. Het Crisiscentrum doet dat door steeds nieuwe partijen die gelieerd zijn met veiligheid bij haar werk te betrekken. Door de noodplanning af te stemmen op de maatschappelijke actualiteit en de nood- en interventieplannen regelmatig te actualiseren, wordt een gunstig kader geschapen voor een optimale voorbereiding op potentiële noodsituaties.
1
Harmonisering van de noodplanning op lokaal niveau Het Koninklijk Besluit van 16 februari 2006 betreffende de nood- en interventieplannen en de interpretatieve Omzendbrief NPU-1 van 26 oktober leggen de grote principes van noodplanning en crisisbeheer vast, actualiseren die principes en harmoniseren de inhoud van de noodplannen en van de gebruikte terminologie. Om de lokale overheden te helpen bij de uitvoering van hun opdrachten op het vlak van noodplanning en crisisbeheer heeft het Crisiscentrum in 2007 verschillende initiatieven genomen. Die verschillende activiteiten liggen in de lijn van de globale reflectie over betere coördinatie tussen de federale en de lokale overheden. Het denkproces wordt verrijkt door deelname aan het Open Partieel Eur-OpaAkkoord Zware Risico’s van de Raad van Europa.
1.1 Infosessies over het Koninklijk Besluit en de Omzendbrief Na de infodag voor de provinciegouverneurs in juni 2006, was het nodig om ook een infodag voor de burgemeesters en ambtenaren bevoegd voor de noodplanning te organiseren. Zo hebben de gouverneurs elk een infosessie georganiseerd, waarbij ze optraden als coördinator van de gemeentelijke noodplanning. Ze werkten daarbij samen met het Crisiscentrum, om de inhoud te harmoniseren. De infosessies vonden plaats in het eerste semester van 2007, zodat ook de pas verkozen burgemeesters bereikt werden. Het was vooral de bedoeling om de burgemeesters een aantal boodschappen en raad mee te geven om hun opdrachten te volbrengen op het vlak van noodplanning. De presentaties waren in het bijzonder gericht op vragen of problemen die gerezen waren na de inwerkingtreding van het Koninklijk Besluit. Claudia Hildebrand, juriste bij de dienst Noodplanning, somt de belangrijkste elementen op die op de zittingen naar voren kwamen:
naar inhoud
16
Noodplanning
•• Zowel de noodplanning als het crisisbeheer moeten multidisciplinair worden benaderd om doeltreffend en volledig te zijn.
•• De ambtenaren bevoegd voor de noodplanning en de veiligheidscel maken een instrumentarium om de bestuurlijke overheid te helpen bij het volbrengen van haar opdrachten voor de noodplanning.
•• Een risico-inventaris en -analyse biedt stof tot nadenken over de omvang en aard van de risico’s en over de te voorziene veiligheidsmaatregelen en -methodes.
•• De bestaande provinciale plannen kunnen zonder twijfel als inspiratiebron dienen voor de noodplanning van de burgemeester. Maak gebruik van nuttige ervaringen en deel de getrokken lessen.
•• Omdat deze zaken zo complex zijn, hebben de actoren baat gij zo veel mogelijk informatie en opleidingen.
•• Het is primordiaal om geschikte communicatieschema’s en -middelen voor te bereiden tussen de verschillende actoren, evenals de voorbereiding van de informatie aan de bevolking.
•• Samenwerking tussen gemeenten is mogelijk binnen de grenzen van het Koninklijk Besluit, en is zelfs aangewezen. Dergelijke samenwerking vergemakkelijkt de uitwisseling van kennis en ervaring en trekt baat uit schaalvergrotingen. Ze moedigt ook de doeltreffende behandeling aan van risico’s die meer en meer grensoverschrijdend worden.
•• De federale diensten van de provinciegouverneurs hebben veel ervaring met planning en beheer en hebben nogmaals hun voornemen bevestigd om de gemeenten van hun expertise gebruik te laten maken. Ze zullen dat doen door de gemeenten raad te geven, door als coördinator op provinciaal vlak op te treden en door de gemeenten praktische werkinstrumenten aan te bieden. Bovendien hebben de gouverneurs een rol als doorverwijzende instantie naar de federale overheden.
1.2 Typestructuur voor het algemeen provinciaal plan In 2007 werd in een multidisciplinaire groep een structuur uitgewerkt voor de Algemene Nood- en Interventieplannen (ANIP’s) voor de provinciegouverneurs. Sommige gouverneurs signaleerden dat ze over een hulpinstrument willen beschikken om hun ANIP in overeenstemming te brengen met de voorschriften van de nieuwe reglementering en om bij te dragen aan de doelstelling tot harmonisatie. Daartoe werd een structuur uitgewerkt die onder meer gebaseerd is op de structuur van de bestaande provinciale nood- en interventieplannen en uiteraard ook op de nieuwe reglementering. In 2008 worden de gouverneurs in kennis gesteld van de typestructuur via een Ministeriële Omzendbrief. De filosofie, de doelstellingen en minimale inhoud waarin het Koninklijk Besluit voorziet, zijn zowel van toepassing op gouverneurs als op burgemeesters. Mits een aanpassing aan de specifieke situatie waarin de burgemeesters zich bevinden, kunnen de belangrijkste aspecten van de structuur worden omgezet in het gemeentelijke noodplan. Het is aan de gouverneur om die omzetting voor de burgemeesters te organiseren.
1.3 Richtlijnen voor de interventieplannen van de disciplines Elke discipline moet volgens de nieuwe reglementering een monodisciplinair plan opstellen, dat rekening houdt met een multidisciplinaire benadering en zich daarin inschrijft. In dat kader heeft het Crisiscentrum de verschillende disciplines samengebracht om:
•• bepalingen en principes te ontwikkelen over de disciplines vernoemd in de nieuwe regelgeving;
17
Noodplanning
naar inhoud
•• een werkinstrument te verschaffen om de disciplines te helpen bij de uitwerking van hun respectieve monodisciplinaire interventieplannen;
•• de lokale bestuurlijke overheden in staat te stellen de multidisciplinaire coördinatie te regelen bij het redactiewerk voor de multidisciplinaire plannen. Het resultaat wordt in 2008 in een Ministeriële Omzendbrief gegoten.
©Belga
naar inhoud
18
Noodplanning
Noodplanning op nationaal niveau
2
Noodplanning en crisisbeher
Het Koninklijk Besluit van 31 januari 2003 schept het wettelijk kader voor noodsituaties beheerd op nationaal niveau. Het KB voorziet dat in elke Federale Overheidsdienst een departementale cel voor crisiscoördinatie en -beheer wordt opgericht. Die cel verzorgt de coördinatie van de noodplanning en het crisisbeheer, binnen de eigen bevoegdheden van de betreffende dienst.
Door het opstarten van de federale fase wordt er binnen het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering een crisisstructuur geactiveerd. Deze cellen dragen elk voor hun bevoegdheid bij tot het beslissingsproces.
•• De evaluatiecel voert een evaluatie uit van de situatie. Zij is samengesteld uit experten en wetenschappers uit de versschillende bevoegde overheden of diensten.
•• De beleidscel neemt de noodzakelijke maatregelen. Zij is samengesteld uit de bevoegde (federale) ministers of hun vertegenwoordigers, en wordt in principe voorgezeten door de Minister van Binnenlandse Zaken of zijn afgevaardigde.
•• De informatiecel communiceert op geregelde tijdstippen de genomen beslissingen om de bevolking via de media te informeren over de evolutie van de toestand en de genomen beslissingen door de beheerscel.
•• De socio-economische cel adviseert over de socio-economische gevolgen van de situatie en van beslissingen, en informeert de beleidscel over de navolging van de beslissingen in de betrokken sectoren.
Crisisbeheer
19
Noodplanning
naar inhoud
2.1 Natuurrampen Hoogwaterstanden en overstromingen komen in België regelmatig voor en kunnen ernstige gevolgen hebben. Door de mogelijke uitgestrektheid en ernst van overstromingen, is bovendien snel aan één of meerdere criteria voldaan voor de activering van de federale fase. Sinds geruime tijd bestaat een performante informatie-uitwisseling tussen de meteorologische diensten, de hydrologische diensten en het Crisiscentrum. Zo is er een systematische informatieverspreiding naar de diensten op het terrein en naar de provinciale overheden. Deze praktijk werd in 2007 in een nationaal noodplan overstromingen gegoten. Het “Nationaal Noodplan Natuurrampen - Hoogwater en Overstromingen” is dus een eerste luik binnen de algemene context van de natuurrampen. Verdere afspraken met de gewesten rond de operationalisering van het plan moeten nog invulling krijgen.
Enkele voorbeelden van maatregelen bij grootschalige overstromingen:
•• •• •• •• •• ••
In veiligheid brengen of evacuatie van de getroffen bevolking Bewaking van de geëvacueerde gebieden Hulp bij tijdelijk onderkomen voor de getroffen bevolking Spreiding van de inzet van de beschikbare middelen Opruiming of ontsmetting van overstroomde gebieden en slibmonsters nemen Maatregelen voor de voedselketen (vb. controle van de kwaliteit van het leidingwater, reiniging van nat geworden flessen en conservenblikken, vernietiging van nat geworden dierenvoeding, ...)
“Een verdere uitwerking van het risico Natuurrampen vereist o.a. het vergaren van een precieze kennis van het risico en het bevragen van partners. Deze risico’s dienen het onderwerp te vormen van een grondige wetenschappelijke analyse.”, zegt Christoffel Merckx. “Dit valt ook samen met het rapport van het Intergouvernementeel Panel over Klimaatverandering van de Verenigde Naties over de gevolgen van de klimaatopwarming. In dat kader was er een ontmoeting met het KMI. Hieruit bleek dat het nuttig kan zijn een aantal extreme atmosferische risico’s (onder andere hittegolf, droogte, vorst, overvloedige neerslag,...) te groeperen. Deze discussie zal in 2008 samen met het KMI verder worden gevoerd. In dezelfde lijn kan ook het project “Chain of Safety” geciteerd worden. Dat project focust op grensoverschrijdende samenwerking, kennisuitwisseling, organisatiemaatregelen en een verdere verhoging van de standaarden voor een rampenplan Overstromingen dat de hele Noordzee bestrijkt. Met die kennis kunnen de verschillende antwoordprocedures en -plannen voor overstromingen verder worden geharmoniseerd en geïntegreerd in bestaande antwoordstructuren en -plannen ©Belga
naar inhoud
20
Noodplanning
voor rampen. Dit project kadert hiermee in een proces om de EU-Richtlijn Overstromingen te implementeren om te komen tot één transnationaal rampenplan. In mei 2008 wordt het raamwerk van dit plan voor de eerste keer getest op basis van een grensoverschrijdend incident tussen België en Nederland.”
2.2 Grieppandemie Als een vogelgriepvirus muteert, bestaat de kans dat dit virus besmettelijk wordt voor de mens. In dat geval zijn vele zieken (en zelfs een verhoogde sterfte) niet uitgesloten. Daarom werd in 2005 en 2006 met het Interministerieel Commissariaat Influenza een noodplan Epidemieën - Grieppandemie opgesteld, om zulke situatie op een interministeriële en multidisciplinaire manier te coördineren. Het Crisiscentrum heeft in 2007 de voorbereiding op een grieppandemie verder gezet. De aandacht ging in het bijzonder naar de uitwerking van een “business continuity plan” (BCP) en naar de sensibilisering van de partners voor de materie. In 2007 heeft het Crisiscentrum bij het Directiecomité van de FOD Binnenlandse Zaken het belang naar voor geschoven van een continuïteitsplan per directie-generaal. Elke dienst moet met dit plan de essentiële activiteiten kunnen blijven uitoefenen bij een grieppandemie. Een checklist, die werd opgesteld in samenwerking met de FOD Volksgezondheid, geeft de krachtlijnen weer om een BCP op te stellen, en werd verspreid binnen de FOD Binnenlandse Zaken. De BCP-activiteiten zijn opgebouwd rond drie assen: Organisatie en human resources, Communicatie en Aankoop van beschermingsmateriaal. Binnenlandse Zaken heeft bijvoorbeeld een informatiecampagne op poten gezet die gericht is op hygiëne. De centrale boodschap luidt: ‘Goede gewoonten die ons beschermen’. Daarmee wil het Directiecomité het personeel ervan bewust maken eenvoudig gedrag aan te nemen, zodat het beter beschermd is tegen virale ademhalingsaandoeningen. Er werd ook een vergadering georganiseerd met de Voorzitters van de Directiecomités van alle FOD’s. Er werd herinnerd aan het belang van een departementale crisiscel per FOD. De voorzitters hebben informatie gekregen over het pandemierisico en over wat ze kunnen doen om zich erop voor te bereiden. Een aantal FOD’s hebben vervolgens vergaderd met hun sector en doelgroepen. Lees meer: www.influenza.be checklist BCP: http://crisis.ibz.be/nieuws/naar_een_business_continuity.php
2.3 Nucleair en radiologisch risico Het nucleair noodplan beschrijft de organisatie van het overheidsoptreden bij nucleaire en radiologische noodsituaties op het Belgische grondgebied en de opdrachten en verantwoordelijkheden van de verschillende tussenkomende instanties op federaal, provinciaal en lokaal niveau. Bij de voorbereiding op noodsituaties, treedt het Crisiscentrum op als coördinator voor de uitvoering van de bepalingen van het nucleair noodplan. In 2007 werd een methodologie op maat uitgewerkt voor de organisatie en evaluatie van de Belgische nucleaire noodplanoefeningen. Daarbij werd beroep gedaan op de bepalingen van het
21
Noodplanning
naar inhoud
“Generisch handboek noodplanoefeningen” dat in 2006 door het Studiecentrum voor Kernenergie (SCK) werd opgesteld, in opdracht van het Crisiscentrum. Verder in dit activiteitenrapport leest u meer over de oefenmethodologie die werd toegepast bij de oefening SCK. Verder werd binnen de werkgroep “interventiezones” een werkdocument opgesteld dat een aantal leidende wetenschappelijke en operationele principes definieert voor de indeling van nucleaire interventiezones. Voor de duidelijkheid: de noodplanningszone is de zone waarbinnen de maatregelen worden voorbereid. De interventiezone is de zone waarbinnen de maatregelen bij een noodsituatie daadwerkelijk worden toegepast. De interventiezone kan dus kleiner of groter zijn dan de noodplanningszone, of ermee samenvallen. Hans De Neef: “Tijdens eerdere oefeningen bleek dat de uitvoering van maatregelen niet evident is wanneer deze worden beslist voor een interventiezone die afwijkt van de noodplanningszone. Daarom werd een manier gezocht om de noodplanningszone verder in te delen op basis van de principes gedefinieerd in het werkdocument. De concrete indeling van de noodplanningszone rond de kerncentrale van Tihange wordt voorbereid door de provincie Luik. Er werd vooropgesteld om in 2008 de andere betrokken provincies hieromtrent te informeren.”
2.4 Chemisch, biologisch, radiologisch en nucleair terrorisme De Belgische overheid schenkt al verschillende jaren aandacht aan de terroristische CBRNdreiging. Er werd een specifiek plan geïnstalleerd. Om een antwoord te kunnen bieden op deze problematiek werd een specifiek plan uitgewerkt. Sophie Lavaux : “Het plan wil een antwoord bieden op de bestrijding van criminele of terroristische incidenten waarbij chemische, biologische, radiologische of nucleaire stoffen (CBRN) betrokken zijn. Hierin worden enkel vrijwillige daden behandeld en geen ongevallen, omdat die in andere plannen worden behandeld en waarvoor het CBRN-plan dus niet wordt opgestart. Het plan werd eind 2007 gefinaliseerd. In 2007 is het Crisiscentrum ook betrokken geweest bij de Europese werkzaamheden die die problematiek behandelen. We hebben deelgenomen aan verschillende fora hierover, zoals de drie vergaderingen van het Europese Voorzitterschap van de Europese Unie. Daarin vergaderden experts ter zake, om de besluiten voor te bereiden voor de JBZ-Raad van december. We hebben ook deelgenomen aan twee conferenties van de Commissie over het Radiologisch risico. Deze werkzaamheden worden in 2008 geformaliseerd via de installatie van een Europese CBRN Task Force. » Lees meer: http://europa.eu/scadplus/leg/en/lvb/l33220.htm
naar inhoud
22
Noodplanning
BICHAT
Rapid Alert System Biological and Chemical Attacks & Threats (BICHAT) In 2001 werd binnen de EU het Comité voor de bescherming van de gezondheid opgericht, dat de samenwerking in de strijd tegen het bioterrorisme moet verbeteren en dat bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese ministers van Volksgezondheid. Het comité heeft overeenstemming bereikt over de ontwikkeling van een programma voor samenwerking op het gebied van paraatheid, reactiecapaciteit en strategieën voor crisismanagement in geval van aanslagen met biologische en chemische stoffen, met als naam Rapid Alert System BICHAT. Dit systeem is sinds juni 2002 operationeel voor het melden van incidenten waarbij moedwillig en met kwaad opzet biologische of chemische agentia zijn verspreid. Het crisiscentrum treedt op als permanent Belgisch contactpunt en waarschuwt desgevallend de medische waakzaamheidscel van de FOD Volksgezondheid.
2.5 Informatie aan de bevolking Volgend op het KB van 16 februari 2006 m.b.t. de nood- en interventieplanning heeft het Crisiscentrum een leidraad crisiscommunicatie opgemaakt die medio 2007 ter beschikking werd gesteld van de lokale overheden. Tegelijk werd een opleiding crisiscommunicatie georganiseerd. In totaal werden 12 theoriesessies en 27 praktijkoefeningen ingericht. Beide projecten beogen het HET NUCLEAIR RISICO EN DE LANDBOUWSECTOR lokale niveau beter te wapenen in hun opdrachten op het vlak van noodplanning, en in het bijzonder van discipline 5 - informatie aan de bevolking. Het reactiepatroon van de bevolking bij noodsituaties zal makkelijker verlopen indien deze op voorhand over de juiste informatie kan beschikken. Risicocommunicatie als opstap naar crisiscommunicatie dus. Volgend op de nucleaire oefening voor de site van Electrabel in Tihange in november 2006, coördineerde het Crisiscentrum de redactie van een informatieve brochure voor de landbouwsector. De oefening had immers aangetoond dat er een gebrek aan informatie was in die doelgroep, zowel voor het begrijpen als voor de uitvoering van de beschermingsmaatregelen voor de voedselketen:
•• •• •• ••
Wat kunt u doen? VRAGEN EN ANTWOORDEN
1
Wat moet ik doen met mijn vee? Hoe zit het met mijn oogst? Wat moet ik doen met producten die eventueel besmet zijn? Word ik schadeloos gesteld?
Omdat de noodplanningszone voor beschermingsmaatregelen van de voedselketen zich uitstrekt over het hele grondgebied, kende de brochure een nationale verspreiding.
23
Noodplanning
naar inhoud
3
Commissie voor Nationale Vraagstukken inzake Verdediging De Commissie voor Nationale Vraagstukken inzake Verdediging (CNVV) staat onder leiding van Kolonel stafbrevethouder Dominique Collins en vertegenwoordigt België in de domeinen van zowel het crisisbeheer als de civiele noodplanning in het kader van de NAVO. De CNVV is op twee niveaus betrokken bij het crisisbeheer door de NAVO: op het niveau van het NATO Crisis Response System (NCRS) en bij de Crisis Management Exercises (CMX). Het NCRS is een systeem van opties en maatregelen om crisissen te kunnen beheren en er een antwoord op te bieden in heel het gamma van operaties die al dan niet onder Artikel 5 vallen van het Noord-Atlantisch Verdrag. De CNVV is bij crisissen via het NCRS verantwoordelijk voor de nationale coördinatie van de voorgestelde maatregelen. De CNVV nam als nationaal vertegenwoordiger deel aan de jaarlijkse Conferentie van het NCRS in Nitra (Slowakije) in september 2007. Elk jaar organiseert de NAVO een oefening crisisbeheer (CMX). Hoewel er in 2007 geen oefening is geweest, heeft de CNVV deelgenomen aan de voorbereidende vergaderingen voor de oefening van 2008. De CMX-08 vindt plaats van 16 tot 22 april 2008. Inzake civiele noodplanning (Civil Emergency Planning - CEP) vertegenwoordigt de CNVV België tijdens de plenaire vergaderingen van het Hoog Comité voor de Civiele Noodplanning (SCEPC). Vervolgens volgt ze de werkzaamheden van het Hoog Comité en van de acht comités voor studie en planning ervan. De comités bestrijken volgende domeinen: burgerluchtvaart, vervoer te land, vervoer op zee, industrieën, medische sector, landbouw en voeding, civiele bescherming en communicatie. Op het vlak van kritieke infrastructuur wordt de actualisering van de databank van nationale kritieke infrastructuur voorbereid. Dit gebeurt onder meer op basis van Europese ontwikkelingen (ontwerp van richtlijn over de bescherming van Europese kritieke infrastructuur - EPCIP) en in het kader van de NAVO. Die databank is een instrument voor noodplanning en voor het beheer van crisissen en gebeurtenissen, maar ook om de punten te bepalen die in het kader van de inschatting van de dreiging vereisen dat er voorzorgs- en/of beschermingsmaatregelen voor worden genomen.
naar inhoud
24
Noodplanning
Crisis- en evenementen beheer
Actieve waakzaamheid 26
Beheer van de openbare orde 29
Voornaamste beheerde evenementen 38
20 jaar Crisiscentrum 46
naar inhoud
IV
25
Noodplanning
naar inhoud
De directie Geïntegreerde Permanentie hanteert een tweesporensysteem om de informatie te behandelen. De eerst lijn is de permanentie, die de klok rond de actualiteit opvolgt op het vlak van openbare orde en noodsituaties. Ze behandelt alle inkomende informatie, bewerkt ze op haar niveau of zendt ze door naar de geschikte bestemmelingen. Op het vlak van evenementen van openbare orde van de dag zelf of op korte termijn wordt de informatie afzonderlijk geanalyseerd, behandeld en onmiddellijk verspreid. De tweede lijn versterkt de permanentie en behandelt meer specifieke dossiers waarvoor diepgaander werk of bijkomend onderzoek nodig is. De Geïntegreerde Permanentie staat onder leiding van Alain Lefèvre en vormt het operationele hart van het Crisiscentrum. Ze spoort de informatie op, controleert, analyseert en behandelt ze. Op basis van de inschatting van de situatie wordt beslist welke maatregelen genomen of voorgesteld worden voor de veiligheid van de bevolking, personen en kritieke infrastructuur. Een team van verbindingsofficieren van de Lokale Politie, de Federale Politie en de Veiligheid van de Staat heeft als opdracht om te coördineren met hun dienst en technische expertise aan te leveren. Een juridische steuncel maakt juridische analyses en geeft juridisch advies voor de aangelegenheden die door de dienst behandeld worden. Daarnaast stelt ze wetteksten of richtlijnen op in het domein van politie en veiligheid.
1
Actieve waakzaamheid Informatie is de basis om gefundeerde beslissingen en/of maatregelen te kunnen nemen. Ook bij het beheer van de openbare orde of van noodsituaties is dat cruciaal. Vaak is er immers onduidelijkheid over de juiste omstandigheden. Het is dan ook een uitdaging om snel, volledig en voortdurend over de juiste informatie te kunnen beschikken. Niet enkel ten behoeve van het eigen departement en de minister van Binnenlandse Zaken, want het Crisiscentrum heeft een interdepartementale opdracht en staat dus ten dienste van de hele regering.
1.1 Draaischijf van informatie Aline Hubin en Andy Payne, beiden medewerkers op de permanentie van het Crisiscentrum, geven toelichting bij hun werk: “We zijn permanent waakzaam om de federale regering en in de eerste plaats de minister van Binnenlandse Zaken tijdig te kunnen inlichten over (dreigende) noodsituaties en aangelegenheden van openbare orde. Het inwinnen van informatie staat dan ook voorop. We doen dat via contacten met de talrijke partners, met de verbindingsofficieren van de Lokale Politie, Federale Politie en Veiligheid van de Staat en via de media”, zegt Aline.
naar inhoud
26
Crisis- en evenementenbeheer
“Concreet resulteert dat in minstens drie interne permanentierapporten en in zes situatierapporten (Flash Info) die tijdens de kantooruren elke twee uur wordt verzonden aan een aantal beleidsverantwoordelijken. Hierin wordt actualiteitsgebonden informatie weergegeven, o.a. met een mogelijke impact op de bevoegdheden van de minister van Binnenlandse Zaken.”, voegt Andy er aan toe. Dagelijks wordt ook een overzicht gemaakt met manifestaties op korte termijn. Daarvoor baseren we ons o.a. op de RAR’s (Rapport Administratif - Administratief Rapport van de bestuurlijke politie). Ook met het weekoverzicht (telkens goed voor een tiental pagina’s) wordt de situatie opgevolgd. Dit overzicht laat toe om inzicht te krijgen op alle (aangekondigde) gebeurtenissen die de openbare orde en /of veiligheid kunnen verstoren en bevat de rubrieken:
•• feedback van voorbije evenementen •• gebeurtenissen met risico voor verstoring van de openbare orde (vb. manifestatie met groot aantal deelnemers)
•• •• •• •• •• •• ••
voetbalwedstrijden met verhoogd risico overzicht autorally’s sociale conflicten internationale gebeurtenissen met weersslag op België bezoeken van VIP’s (staatshoofden, regeringsleiders, ministers, hoogwaardigheidsbekleders) gebeurtenissen op middellange termijn evenementen en oefeningen Crisiscentrum
Met de buurlanden, en in het bijzonder met Nederland, is er eveneens een wekelijkse informatie-uitwisseling, naast de regelmatige contacten bij specifieke situaties.
1.2 Nationaal en internationaal contactpunt Het permanentiepersoneel is bijzonder alert in zaken waarvoor het Crisiscentrum als meldpunt geldt, zowel in binnen- als buitenland. Internationaal is dat als meldpunt voor het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie (IAEA), voor het European Community Urgent Radiological Information Exchange (ECURIE), het Monitoring & Information Centre (MIC) en het Rapid Alert System Biological and Chemical Attacks and Threats (BICHAT) van de Europese Unie. Andy: “Na de kantooruren neemt het Crisiscentrum ook de permanentie waar voor o.a. de FOD Kanselarij van de Eerste Minister en voor de FOD Volksgezondheid, Leefmilieu en Veiligheid van de Voedselketen. Elk van die diensten beschikt over een wachtrol zodat het Crisiscentrum permanent verzekerd is van een aanspreekpunt. In geval van een vervuiling op de Noordzee is het Crisiscentrum eveneens contactpunt. Vanaf 1 maart 2008 wordt dat laatste evenwel overgedragen aan het Maritiem Informatie Kruispunt in Zeebrugge.”
27
Crisis- en evenementenbeheer
naar inhoud
MIC
IAEA
Het kunnen raadplegen van deze procedures in nauwelijks enkele muisklikken is een vereiste voor een snelle reactie. Dat veronderstelt natuurlijk een regelmatige actualisatie van de bestaande procedures, controle van de contactgegevens en een overzichtelijke weergave met eenduidige richtlijnen.”
National Warning Point - IAEA (www.iaea.org) De IAEA-Conventie van Wenen (27/10/1986) heeft tot doel de wettelijke instrumenten te creëren om een internationaal netwerk op te richten voor informatie-uitwisseling en snelle hulpverlening bij een nucleair ongeval of een radiologische noodsituatie. België heeft deze conventie mee ondertekend en omgezet in Belgisch recht. Het Crisiscentrum is daarbij aangeduid als internationaal alarmeringspunt.
Als Belgisch contactpunt voor het Europese Monitoring and Information Centre (MIC) ontvangt het Crisiscentrum bijna dagelijks een overzicht van noodsituaties (stormen, overstromingen, bosbranden, aardbeving, ...) en eventuele vragen vanuit het rampgebied om bijstand. Desgevallend staat het CGCCR in voor een gecoördineerd antwoord aan het MIC m.b.t. de Belgische bijdrage via het . Het MIC coördineert de vragen om bijstand en de ter beschikking gestelde middelen op Europees vlak. In België werd voor zulke situaties een samenwerkingsverband opgezet met Binnenlandse Zaken, Buitenlandse Zaken, Volksgezondheid en Defensie: het Belgian First Aid & Support Team (B-Fast). Lees meer: MIC: http://ec.europa.eu/environment/civil/index.htm B-FAST: www.diplomatie.be/Bfast/
naar inhoud
28
Crisis- en evenementenbeheer
Beheer van de openbare orde
2
De minister van Binnenlandse Zaken en de provinciegouverneurs oefenen de bevoegdheden van de burgemeester of van de gemeentelijke instellingen in subsidiaire orde uit:
•• wanneer deze, al dan niet vrijwillig, hun verantwoordelijkheden niet nakomen;
•• wanneer de verstoring van de openbare orde zich uitstrekt over het grondgebied van verscheidene gemeenten;
•• wanneer het algemeen belang hun tussenkomst vereist, ook al is de gebeurtenis of de situatie slechts in een enkele gemeente gelokaliseerd. Daarnaast heeft de minister van Binnenlandse Zaken ook een belangrijke eigen verantwoordelijkheid op het vlak van de bescherming van personen en goederen. Hieronder geven we een overzicht van de voornaamste gebeurtenissen die in 2007 hebben geleid tot een tussenkomst van het Crisiscentrum, dat in deze aangelegenheden optreedt namens de Minister van Binnenlandse Zaken. Piet Pieters, jurist openbare orde, wijst er op dat bij het nemen van maatregelen van bestuurlijke politie ook juridische aspecten steevast een rol spelen. “Bij de bescherming van de internationale instellingen bijvoorbeeld, moet rekening gehouden worden met de bij Verdrag vastgelegde plicht die op België als gaststaat rust om de nodige veiligheidsmaatregelen te treffen en met het specifieke statuut van deze instellingen en hun vertegenwoordigers op het vlak van voorrechten en immuniteiten. Ook totaal andere kwesties vragen dikwijls om juridische antwoorden, zoals acties van milieu- of dierenrechtenactivisten, de bescherming van overheidsfunctionarissen, sommige verschijningsvormen van radicalisme, etc. Op welke basis kunnen de politiediensten activisten manu militari verwijderen van de site van een nucleaire centrale? Hoe motiveert men een manifestatieverbod? Hoe gaan we om met sekten? Wat zijn de regels met betrekking tot het dragen van een burka? Wat is het verschil in toepassingsgebied tussen onze beschermingsregels en die voorzien door de wet op de getuigenbescherming? Ook een Crisiscentrum kan niet eender wat doen. We waken erover dat de regels van de democratische rechtsstaat steeds correct worden toegepast.”
2.1 Organisatie, coördinatie en opvolging van risico-evenementen 2.1.1 De permanente veiligheidsuitdaging bij Europese toppen Een verklaring van de staats- en regeringsleiders - verenigd in de Europese Raad van Nice in december 2000 - bepaalt dat er vanaf 2002 per voorzitterschap één Europese Raad in Brussel gehouden zou worden. Een Europese top brengt al gauw bijna 30 landen en nog meer personaliteiten bijeen. Voor elk staatshoofd of elke regeringsleider en voor elke leider van een Instelling voorziet België in een veiligheids-, protocollaire of verkeersescorte. Naast de staats- of regeringsleiders zijn eveneens de Ministers van Buitenlandse Zaken, Financiën en Economie aanwezig op een Europese top. In 2007 werd het EU-voorzitterschap waargenomen door Duitsland en Portugal, met EU-toppen in maart, juni en december. Alain Lefèvre, directeur Openbare Orde, heeft ondertussen al meer dan twintig Europese Tops mee georganiseerd. Wat moeten we ons eigenlijk voorstellen bij de organisatie en de veiligheid van zo’n Top?
29
Crisis- en evenementenbeheer
naar inhoud
Budget Europese toppen
“Om een optimale coördinatie te garanderen, gaat aan elke Europese top een grondige voorbereiding vooraf. De voorzitter van de Europese Unie (die organisator is van de gebeurtenis), de volgende voorzitter van de Europese Unie (die zich het dossier eigen moet maken), het Secretariaat-Generaal van de Europese Unie en alle Belgische gezagsdragers en diensten komen dan samen in het Crisiscentrum. Alle aspecten met betrekking tot de organisatie en de veiligheid komen er aan bod, zoals het programma van de top en aansluitende bilaterale en multilaterale vergaderingen en een inschatting van de dreiging op vlak van terrorisme en openbare orde. Uiteraard worden ook de gepaste beveiligings- en voorzorgsmaatregelen besproken: close protection, escortes, verschillende veiligheidsperimeters, veiligheid van de verblijfplaatsen, .... Daarnaast worden de mogelijkheden onderzocht om bepaalde verkeersaders, tunnels, metrostations en treinstations te sluiten. Ook kwesties die te maken hebben met de medische nooddiensten (ziekenhuizen, ziekenwagens, ...) komen aan bod.”
naar inhoud
De Regering heeft beslist om in het kader van het budget voor Europese toppen, 25 miljoen euro op jaarbasis te besteden om de Brusselse gemeentes en politiezones te steunen. Het bedrag wordt besteed aan het kader van hulpagenten van politie, aan taalopleidingen, aan de “premie Brussel”, aan investeringen in infrastructuur, aan de door het politiepersoneel in het kader van toppen gepresteerde uren, aan het radiocommunicatienetwerk Astrid en aan preventie. Van één post verzorgt het Crisiscentrum de budgettaire opvolging, namelijk de investeringen in infrastructuur in het kader van de toppen. In 2007 werd een bedrag van 3.750.000 euro besteed aan investeringen in infrastructuur.
30
Crisis- en evenementenbeheer
2.1.2 Autosportcompetities op de openbare weg Snelheidswedstrijden die geheel of gedeeltelijk op de openbare weg verreden worden volgens een afgebakend parcours, zijn onderworpen aan een aantal veiligheidsvoorschriften. De rallycommissie geeft advies aan de burgemeester over de veiligheid bij wedstrijden. Hij geeft al dan niet zijn toestemming voor de organisatie van een snelheidswedstrijd in zijn gemeente en moet er over waken dat alle nodige veiligheidsmaatregelen genomen worden.
Wie zetelt er in de rallycommissie?
De rallycommissie geeft ook advies aan de minister van Binnenlandse Zaken en aan de minister bevoegd voor verkeersveiligheid over de toepassing van de vigerende reglementering. Bovendien geeft de commissie advies over het opleidings- en bijscholingsprogramma van de veiligheidschefs, baancommissarissen en stewards. Inspecties ter plaatse (vooraf en tijdens de wedstrijd) behoren eveneens tot de taken van de rallycommissie. Meestal worden die door de bevoegde arrondissementscommissaris uitgevoerd.
Het voorzitterschap en het secretariaat van de rallycommissie berusten bij de directeur-generaal van de Algemene Directie Crisiscentrum. Verder omvat de commissie een vertegenwoordiging van:
•• •• •• •• •• •• ••
de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken; de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer; de Vereniging van Belgische steden en gemeentes; de Federale Politie; de Vaste Commissie van de Lokale Politie; het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid; de nationale sportinstantie en van de sportbonden (beide met raadgevende stem);
•• de betrokken gouverneur of arrondissementscommissaris; •• de Lokale Politie van de betrokken politiezone(s); •• de organisator van de rally.
©Belga
31
Crisis- en evenementenbeheer
naar inhoud
In 2007 heeft de Rallycommissie 74 wedstrijden behandeld die onder het toepassingsveld van de reglementering vallen, waarvan 56 in Wallonië en 18 in Vlaanderen. De commissie heeft advies gegeven op tal van veiligheidsaspecten, zoals een verhoging van de grootte van de zones die verboden zijn voor het publiek. Naast de werkzaamheden om de veiligheidsplannen van de verschillende wedstrijden te onderzoeken, heeft de Rallycommissie zich ingespannen om een partner te zijn die constant een luisterend oor biedt aan de organisatoren, federaties, overheden en hulpdiensten, om het veiligheidsniveau te verhogen. In het prestigieuze kader van het provinciaal hof te Brugge, richtte de Rallycommissie een Nederlandstalige informatiesessie in over autosportwedstrijden op de openbare weg. In september 2006 vond al een Franstalige sessie plaats. Na tien jaar van reglementering in deze materie, was de tijd immers rijp om een balans op te maken. Daarvoor werden sportorganisatoren en -federaties, provincies, gemeenten en politiezones die betrokken zijn bij de organisatie van de rally’s uitgenodigd. De samenwerking tussen de verschillende partners heeft de afgelopen jaren geleid tot een goed uitgewerkt veiligheidsplan. Maatregelen dus die de veiligheid van de burger en de sport ten goede komen. Er werd onder meer gesproken over de inzet van stewards en baancommissarissen, over de nieuwe reglementering en over de inzet van medisch materiaal en materiaal ter brandbestrijding. Op 16 juni 2002 deed zich een dodelijk ongeval voor tijdens de 2de Rallysprint van de Middenkust in Ichtegem. Een piloot van een rallywagen verloor de controle over het stuur op een recht stuk weg met een lichte wegverhoging, waardoor de rallywagen een jump maakte. Daarbij werden acht personen aangereden die voor hun woning stonden te kijken naar de klassementsproef. Trieste balans: twee dodelijke slachtoffers en zes gewonden. De politierechtbank en later ook de rechtbank van eerste aanleg spraken de piloot vrij van de hem ten laste gelegde strafrechtelijke betichtingen. Daardoor konden de slachtoffers hun burgerrechtelijke vorderingen ten aanzien van de piloot niet waarmaken. Bijgevolg stelden ze op burgerrechtelijk vlak een vordering in tegen (1) de organisator, (2) de gemeente Ichtegem én (3) haar burgemeester, (4) de provincie West-Vlaanderen én (5) haar gouverneur, (6) de politiezone Kouter en (7) de verzekeringsmaatschappij van de organisator tot vergoeding van de geleden schade. Op 14 november 2007 deed de politierechtbank van Brugge uitspraak in dit dossier. De organisator en de verzekeringsmaatschappij werden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding. Etienne Paulus en Willy Heijens van de Rallycommissie geven uitleg. “Uit het vonnis bleek dat de burgemeester niet op een lichtzinnige of op een foutieve wijze de vergunning afgeleverd heeft. Meer nog: hij heeft de voorschriften van het KB van 28 november 1997 nauwgezet nageleefd. Ook ten aanzien van de gouverneur kon de rechtbank geen enkele fout vaststellen die in oorzakelijk verband met het ongeval gebracht kan worden”, zegt Etienne. “De rechtbank was wel van oordeel dat de organisator een onverantwoord en voorzienbaar risico op ongevallen heeft laten bestaan. Zo heeft de organisator nagelaten de bevolking voldoende in te lichten over de veiligheidsvoorschriften, waardoor de omwonenden niet wisten dat ze zich in een verboden zone bevonden.”, vult Willy verder aan. “De organisator werd ook verweten dat de door hem aangestelde baancommissarissen en stewards hun taak niet naar behoren uitgevoerd hebben. Hoewel zij
naar inhoud
32
Crisis- en evenementenbeheer
zagen dat heel wat toeschouwers en omwonenden plaats hadden genomen in de verboden zone, lieten zij begaan. Zij hadden de toegang tot de verboden zone moeten weigeren, de toeschouwers moeten aanmanen de verboden zone te verlaten of de wedstrijd moeten laten stilleggen zolang de verboden zone niet was vrijgemaakt. Ook bij andere wedstrijden wordt het gebrek aan initiatief vastgesteld ten aanzien van het publiek dat zich in de verboden zones plaatst. Dit is vrij paradoxaal omdat de stewards net ingezet worden om bij te dragen tot een grotere veiligheid bij dergelijke wedstrijden.” Etienne: “In 2007 is het merendeel van de wedstrijden zonder incidenten verlopen. De meeste organisatoren hebben de wedstrijd zorgvuldig voorbereid, met de nodige voorafgaande afstemming. Toch viel in november een dodelijk ongeval te betreuren in de provincie Luik, bij de rally-sprint Le Villersois. Als het dispositief als voldoende kon worden beschouwd, hebben de omstandigheden van het ongeval, dat het leven kostte aan de echtgenote van een baancommissaris de Rallycommissie tot denken gestemd. De commissie organiseerde ter plaatse een evaluatie met alle betrokken diensten. Niet om iemand met de vinger te wijzen, maar wel om te bekijken hoe en waarom deze vrouw zich in een voor het publiek verboden zone bevond, zonder dat iemand haar heeft kunnen tegenhouden. De commissie heeft vastgesteld dat de voorziene veiligheidsmaatregelen (veiligheidsposten, baancommissarissen, stewards, ...) de betrokkene niet tijdig hebben tegengehouden om het drama te kunnen verhinderen. Door onaandachtzaamheid en door vermoeidheid van het dispositief dat enkele minuten na het ongeval zou opgeheven worden ... De vorming van stewards en baancommissarissen moet in 2008 dus opnieuw opgenomen worden door de autosportfederaties, met de medewerking en de steun van de Rallycommissie.”
2.2 Bescherming van personen, goederen en instellingen De opdrachten van het Crisiscentrum m.b.t. de bescherming van personen en goederen zijn beschreven in een Ministeriële richtlijn MFO-5 en in een omzendbrief van het College van Procureurs-generaal. De omzendbrief behandelt de bescherming van personen die in de uitoefening van hun beroep, functie of maatschappelijke rol worden bedreigd met betrekking tot hun fysieke integriteit of die van hun familieleden of verwanten. In uitzonderlijke omstandigheden kan ook na een grondige evaluatie van het dossier, de intellectuele en morele integriteit van personen beschermd worden. De personen die in aanmerking komen, worden onderverdeeld in de volgende categorieën: personaliteiten, overheidsfunctionarissen, magistraten en ‘bijzondere’ privé-personen en hun familieleden. Bénédicte De Vestele volgt deze materie op binnen het Crisiscentrum en licht één en ander verder toe. “Het Crisiscentrum is onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Binnenlandse Zaken, bevoegd voor het nemen van, het beheer en de coördinatie van te nemen beschermingsmaatregelen. In 2007 werden 52 dossiers overgemaakt aan het Crisiscentrum. In 30 daarvan trad het Crisiscentrum op. Deze hadden voornamelijk betrekking op magistraten en
33
Crisis- en evenementenbeheer
naar inhoud
politieambtenaren waarop een dreiging rustte in het kader van een gerechtelijk onderzoek waaraan zij werkten. De duur en de aard van de beschermingsmaatregelen waren afhankelijk van het niveau van de dreiging. Dat niveau wordt bepaald door het Coördinatieorgaan voor de Dreigingsanalyse (OCAD) in het geval van terrorisme en extremisme en/of door de politie- en inlichtingendiensten in het geval van andere bedreigingen. Ze worden meestal vastgelegd tijdens een coördinatievergadering in het Crisiscentrum.” Het Crisiscentrum waarborgt ook de coördinatie van de veiligheidsmaatregelen die genomen moeten worden bij het bezoek van buitenlandse personaliteiten aan ons land. “Bijna dagelijks zijn er zulke bezoeken van staatshoofden, regeringsleiders, Ministers van Buitenlandse Zaken,... Niet verwonderlijk met o.a. de aanwezigheid van de Europese instellingen en de NAVO en met de verschillende Europese Toppen die jaarlijks worden georganiseerd. In 2007 werden 3620 VIP-bezoeken behandeld, waarvoor moest worden nagegaan welke de geschikte maatregelen waren qua opvang, veiligheid, bescherming en escortes”, rekende Michel Van Escotte ons voor.
Jean-Paul Verstraeten, verbindingsofficier van de Lokale Politie voor het Crisiscentrum, geeft weer op welke manier veiligheidsmaatregelen worden bepaald. “Op regelmatige basis worden de voorzorgs- en beschermingsmaatregelen genomen. Dat gebeurt door informatie-uitwisseling tussen het OCAD, de lokale en federale politie, de Veiligheid van de Staat en de Algemene Dienst Inlichtingen en Veiligheid (ADIV). Op basis van die dreigingsanalyse worden de gepaste maatregelen bepaald voor de personen, instellingen en kritieke infrastructuur in België. Zo zijn de er dagelijks vragen om punctuele analyses. Wekelijks is er met het Administratief Technisch Secretariaat en Binnenlandse Zaken o.a. op basis van het weekoverzicht een overleg om de gebeurtenissen van de afgelopen week door te nemen. Daar wordt ook een overzicht gegeven van de aangekondigde gebeurtenissen die een belang vertonen op het vlak van openbare ordehandhaving: manifestaties, sociale conflicten, internationale gebeurtenissen met weerslag op België, (staats)bezoeken aan België, evenementen die mogelijks bijzondere dreigingen kunnen inhouden. Maandelijks worden de maatregelen ter bescherming van de kritieke infrastructuur (ambassades, internationale instellingen en andere punten van kritieke
naar inhoud
34
Crisis- en evenementenbeheer
infrastructuur) besproken. Kortom, het Crisiscentrum volgt de situatie permanent op en centraliseert de informatie, de analyses en de inschattingen. Zo kunnen we soepel en snel bepalen welke de meest aangewezen voorzorgs- en beschermingsmaatregelen zijn.”
2.3 Opvolging van de terroristische dreiging De opvolging van de terroristische dreiging vereist een gezamenlijke aanpak. Het Coördinatieorgaan voor de Dreigingsanalyse (OCAD) maakt een inschatting van de dreiging, o.a. op basis van de informatie die haar door de steundiensten ter beschikking wordt gesteld. Zo komt het OCAD tot een indeling van de analyses in een schaal met vier niveaus (van matig tot zeer hoog), gevisualiseerd rond twee parameters: de ernst en de waarschijnlijkheid. Lees meer:
•• Wet van 10 juli 2006 betreffende de analyse van de dreiging (B.S., 20/07/2006) •• Koninklijk Besluit van 28 november 2006 tot uitvoering van de wet betreffende de analyse van de dreiging (B.S., 01/12/2006). Steunend op de dreigingsanalyse van het OCAD, stelt het Crisiscentrum aan de Minister van Binnenlandse Zaken voor welke voorzorgs- en/of beschermingsmaatregelen best genomen worden. Via het OCAD ontvangt het Crisiscentrum gemiddeld een vijftal evaluaties per dag, op basis waarvan al dan niet maatregelen worden genomen. Wanneer de maatregelen zijn goedgekeurd, worden ze doorgegeven aan de politie- en inlichtingendiensten, die de maatregelen tot uitvoering brengen. De Lokale Politie is belast met de uitvoering van maatregelen binnen haar zone. De Federale Politie voorziet in gespecialiseerde en zo nodig ook niet-gespecialiseerde ondersteuning. De Veiligheid van de Staat waarborgt de beschermingsopdrachten van personaliteiten.
Het gamma aan maatregelen is zeer uitgebreid. We sommen er (niet-limitatief) een aantal op:
•• •• •• •• •• •• •• •• •• ••
briefing van de politiediensten, actualisering van en herinnering aan de procedures, contactgegevens van een politieagent meedelen die 24/24 bereikbaar is, technopreventief onderzoek, patrouilles op verschillende tijdstippen, controle van verdachte personen, voertuigen en voorwerpen, verkeersbelemmerende maatregelen, vaste posten met permanente politieaanwezigheid, close protection ...
35
Crisis- en evenementenbeheer
naar inhoud
2.4 Structuur Kustwacht De structuur Kustwacht waarborgt de coördinatie en het overleg tussen de administraties bevoegd voor de Noordzee, en bestaat uit een beleidsorgaan, een secretariaat en een overlegorgaan. Een samenwerkingsakkoord vormt de basis voor de uitgebreide samenwerking tussen de federale en de Vlaamse overheid. Hiertoe werd een kustwachtcentrale gecreëerd. Binnen het Crisiscentrum behandelen Chris Jacobs en Gert Diependaele het dossier. “De kustwachtcentrale is de overkoepelende dienst die het federale en het Vlaamse deel van de kustwacht zal verenigen. De Vlaamse overheid wordt vertegenwoordigd door het Maritiem Reddings- en Coördinatiecentrum (MRCC) dat instaat voor search en rescue (safety). De federale overheidsdiensten startten in 2007 met het Maritiem Informatiekruispunt (MIK) voor informatie met bettrekking tot security. Deze twee componenten zijn te vergelijken met de 100 en de 101-centrale te land. In beide centra kunnen de operatoren via radiocommunicatie, radarbeelden, zeekaarten, stromings- en windgegevens ‘waken’ over de zee en preventief optreden om ongevallen te voorkomen. Beide centra kijken naar hetzelfde verkeersbeeld van de Noordzee maar door een andere bril”, vertelt Gert. Eén jaar na de inhuldiging van het MRCC werd op 12 september het MIK officieel geopend. Hiermee wordt gestalte gegeven aan de visie van een kustwacht als performante organisatie die in situaties die een dringend optreden vereisen permanent bereikbaar is. Hierbij kan het functioneren als verlengde van het Crisiscentrum van de Regering. “Het MIK biedt de 17 kustwachtpartners een logistiek kader en infrastructuur aan voor informatie-uitwisseling ter ondersteuning van hun operationele activiteiten op zee. Het zorgt samen met de kustwachtpartners voor de verbetering van de orde- en rechtshandhaving op zee: grensbewaking, drugssmokkel, illegale migratie en visserij, toezicht op milieuovertredingen en kritische installaties zoals de windmolenparken, piraterij, op te volgen groeperingen”, vult Chris aan. “Toch is het werk nog niet afgerond. Er wordt nu gewerkt aan de operationele plannen. Ook moeten er akkoorden bereikt worden over de manier waarop informatie zal uitgewisseld worden, het logistieke kader waarbinnen wordt gewerkt, het uitwerken van de security scenario’s en de haalbaarheid hiervan .... Om het MIK een juridische verankering te geven, wordt gewerkt aan een koninklijk besluit waarin de opdrachten en afspraken zullen worden opgenomen.”
©Belga
naar inhoud
36
Crisis- en evenementenbeheer
In het kader van de Monitoringrichtlijn van de Europese Gemeenschap moet een persoon worden aangeduid die ‘beslissingen’ kan nemen in naam van de Belgische regering: de bestuurlijke autoriteit op zee. Omdat ook in andere gevallen een nood bestaat aan dergelijk instrument, werd binnen de structuur Kustwacht verder gewerkt aan dit concept. Dit hangt nauw samen met de verdere uitwerking van de Kustwachtcentrale. Opdat dit orgaan effectief kan werken, is er nood aan coördinatie en een coördinator. Lees meer:
•• www.kustwacht.be •• Samenwerkingsakkoord van 8 juli 2005 tussen de Federale Staat en het Vlaamse Gewest
North Atlantic Coastguard Forum in Zweden
betreffende de oprichting van en de samenwerking in een structuur Kustwacht (B.S., 23/10/2006)
Van 22 tot en met 25 oktober werd de eerste vergadering van de “North Atlantic Coastguard Forum” georganiseerd. Gastland Zweden ontving de deelnemers van alle 18 oeverstaten van het gebied begrensd door de Verenigde Staten, Canada, de Noordpool, Rusland en Frankrijk. Het North Atlantic Coastguard Forum (NACGF) is een informeel forum met als betrachting:
•• •• •• ••
de onderlinge samenwerking te promoten, netwerking te bewerkstelligen, wederzijds vertrouwen op te bouwen, informatie uit te wisselen over best practices en ervaringen door mensen met een specifieke en specialistische kennis.
Tijdens de conferentie werd de ontwerptekst voor het charter (een soort draaiboek voor de komende vergaderingen) van het NACGF besproken, in details aangepast en tenslotte ondertekend door de delegatiehoofden. Jaak Raes nam deel als Belgisch delegatiehoofd in de hoedanigheid van federaal voorzitter van de Structuur Kustwacht. Het Deense voorzitterschap zal in 2008 een tweede Algemene Vergadering organiseren waar verschillende thematische werkgroepen zullen rapporteren. In de werking van het NACGF werden voorlopig zes werkgroepen gedefinieerd. Werkgroep
Belgische deelname
Maritime Security
Defensie en Federale Politie
Illegal Drug trafficking
Douane en Federale politie
Illegal Immigration
Federale politie
Fisheries enforcement
Dienst voor Zeevisserij
Environmental Response
DG Leefmilieu, Federale Politie en Agentschap Maritieme Dienstverlening en Kust
Search and Rescue
Agentschap Maritieme Dienstverlening en Kust
37
Crisis- en evenementenbeheer
naar inhoud
2.5 ISPS-code en de havenrichtlijn Eind 2007 waren er in het kader van de International Ship and Port Facility Security Code (ISPS) 208 havenfaciliteiten goedgekeurd. De ISPS-code werd opgesteld met het oog op het voorkomen van terroristische aanslagen waarbij schepen worden gebruikt als dragers van massavernietigingswapens. Na de havenfaciliteiten in 2004 werd het toepassingsveld in 2007 verruimd tot de ganse haven. Buiten de havenfaciliteiten werden ook havengerelateerde installaties voortaan opgenomen in de beveiliging van de haven. Aangezien het hier om een richtlijn ging die diende omgezet te worden in nationale wetgeving, werd door de federale overheidsdienst Mobiliteit deze wetgeving omgezet in de wet op de maritieme beveiliging. Deze wet vormde het comité ter beveiliging van de havenfaciliteiten om in een nationale autoriteit. De slagkracht van de verschillende diensten werd hierdoor sterk verbeterd. Er kunnen nu ook sancties worden genomen ten aanzien van faciliteiten die de regels onvoldoende naleven. In de havens werden zones en clusters van zones aangeduid waarin verschillende bedrijven werden gegroepeerd. In overleg met het Crisiscentrum werden de aangeduide zones in overeenstemming gebracht met de noodplanningszones.
©Belga
3
Voornaamste beheerde evenementen Vanuit een actieve en permanente waakzaamheid volgde het Crisiscentrum dagelijks tal van evenementen op de voet. Het betreft evenementen (manifestaties, betogingen, ...) die in eerste instantie het bevoegdheidsdomein van de Minister van Binnenlandse Zaken aanbelangen en van de regering in het algemeen. Het gaat om situaties in het buitenland met een mogelijke impact voor België of evenementen in het binnenland, die vaak op gemeentelijk of provinciaal vlak werden beheerd, maar uit voorzorg door het Crisiscentrum werden opgevolgd. We denken daarbij onder meer aan de problematiek van de kerkbezettingen en hongerstakingen die nu al verschillende jaren de aandacht van de Minister van Binnenlandse Zaken vraagt. Daarnaast ging het onder meer om de stakingen in de gevangenissen, in de petroleum- en de autosector. Er werd vooral op toegezien dat de gemoederen niet verhit raakten, waardoor er
naar inhoud
38
Crisis- en evenementenbeheer
bijvoorbeeld bezettingen van kruispunten en wegen plaatsvonden. De dreiging van de verstoring van de openbare orde breidt zich in die gevallen immers uit tot buiten de bedrijfsterreinen. Sinds de gasramp in Gellingen wordt het Crisiscentrum regelmatig ingelicht over gasincidenten. In 2007 werden 27 gasincidenten gemeld aan het Crisiscentrum. Bij zeven daarvan was een evacuatie van omwonenden vereist. Bij onregelmatigheden bij Seveso-bedrijven werd in 2007 vijf keer een provinciale fase in stand-by gezet, waarvan het Crisiscentrum telkens melding kreeg. Bij die incidenten bleef het meestal zonder zware gevolgen voor slachtoffers of voor de omgeving. Toch vereisten die situaties de tijdige alertheid van het Crisiscentrum. In 2007 waren er regelmatig bommeldingen of verdachte pakketten, zoals aan het Justitiepaleis in Brussel, de luchthaven van Zaventem of in stations. De eindejaarsperiode, met verhoogde waakzaamheid in Brussel, werd gekenmerkt door een toename van het aantal meldingen. Enerzijds gaf de situatie voor sommigen vermoedelijk aanleiding tot kwaadwillige creativiteit. Anderzijds speelde ongetwijfeld ook het aandachtselement, waardoor meer zaken als verdacht werden gemeld aan de politiediensten. Op het vlak van de internationale politiek werd het Crisiscentrum veelvuldig geconfronteerd met de spanningen tussen gemeenschappen, waarbij bijvoorbeeld problemen in de Koerdische regio werden geëxporteerd. Dit had tot gevolg dat de politiediensten op sommige momenten moesten optreden. Ook de situatie in Congo had implicaties voor ons grondgebied. Er was onder meer de spanning met de Congolese gemeenschap en oppositiegroepen, de aanwezigheid van oppositieleider Bemba en van President Kabila en zijn echtgenote, de Congolose zanger Werrason die optrad op verschillende festivals met het risico op incidenten tot gevolg.
3.1 Veiligheid bij processen In het kader van het proces DHKP-C te Antwerpen, werden door het Crisiscentrum voorzorgsen beschermingsmaatregelen opgelegd aan de veiligheidsdiensten. Op basis van een evaluatie van de dreiging werden de nodige maatregelen genomen voor het gerechtsgebouw, de zittingzaal en de verschillende actoren van het gerecht die bij het proces betrokken zijn. Deze maatregelen werden onmiddellijk aangepast in functie van de wijziging van dreiging. In tegenstelling tot de eerdere veroordeling voor leider- of lidmaatschap aan een criminele organisatie en/of terroristische groepering door de correctionele rechtbank van Brugge en het hof van beroep van Gent, sprak het hof van beroep van Antwerpen begin 2008 de zeven leden
©Belga
39
Crisis- en evenementenbeheer
naar inhoud
van het DHKP/C vrij voor het vormen van een criminele organisatie en terroristische groepering. Deze vrijspraak zorgde voor grote verontwaardiging in Turkije. Volgend op de uitspraak, besliste het federaal parket naar het Hof van Cassatie te stappen. Met dit vonnis eindigt de problematiek rond Fehriye Erdal, veroordeeld bij verstek in Antwerpen, echter nog niet. Turkije heeft nog altijd een internationaal aanhoudingsbevel tegen haar lopen wegens mededaderschap aan een drievoudige moord in Istanbul in 1996 (de Sabanci-moorden). Het Hof van Cassatie besliste in 2007 dat Erdal in ons land terecht mag staan voor deze moord. Het Crisiscentrum volgt het verdere verloop van dit dossier met het oog op eventuele veiligheidsmaatregelen. Ook voor andere processen werden maatregelen genomen. Stéphane Blanchart volgde o.a. het Rwanda-proces en het ‘proces Soughir’ voor het Crisiscentrum op. “Het derde Rwanda-proces behandelde de moord op 7 april 1994 op tien Belgische paracommando’s van de Verenigde Naties in Rwanda. Het proces was een risicogebeurtenis, in het bijzonder aangaande de relaties tussen Hutu’s en Tutsi’s en de betrokkenheid van de Hutu’s in de Rwandese genocide. Omdat er een grote Rwandese gemeenschap in ons land aanwezig is, werden risico’s op het vlak van openbare orde niet uitgesloten. Daarom werd het Crisiscentrum door Justitie gevraagd om met alle verantwoordelijken die betrokken zijn bij het dossier een coördinatievergadering te organiseren.” Stéphane vervolgt: “Het ‘proces Soughir’ in eerste aanleg verliep voor de correctionele rechtbank van Brussel. De beklaagden worden er onder meer van beschuldigd dat ze Muriel Degauque naar Irak hebben gestuurd. Zij was de eerste Europese die zichzelf opblies nabij Bagdad op 9 november 2005. Haar man Issam Goris deed nadien hetzelfde. Het Crisiscentrum organiseerde de coördinatie tussen alle verantwoordelijken die bij het dossier betrokken zijn, om de verschillende veiligheidsaspecten af te dekken: de politiële beveiliging in het Justitiepaleis, de toegangscontrole tot de rechtszaal en de bescherming van de justitiële actoren. De maatregelen werden bepaald op basis van een inschatting van de dreiging door het OCAD. In 2008 start het proces in beroep voor het Hof van Beroep in Brussel.”
3.2 Rellen De incidenten die in de loop van oktober plaatsvonden in Brussel, tonen aan hoe internationale gebeurtenissen (in dit geval in de Turks-Irakese grensregio) hun weerslag kunnen hebben op de openbare orde in ons land. Meer dan 20 jaar al ijvert de Koerdische Arbeiderspartij (PKK) door middel van een gewapende strijd op Turks grondgebied voor de oprichting van een onafhankelijke Koerdische staat (Koerdistan). De Turkse autoriteiten beschuldigen de PKK ervan de Koerdische Autonome Regio in het noorden van Irak te gebruiken als uitvalsbasis voor haar aanvallen tegen de Turkse staat.
©Belga
naar inhoud
40
Crisis- en evenementenbeheer
Na de dood en ontvoering van verscheidene Turkse soldaten in de Turks-Irakese grensregio, liepen de spanningen hoog op. Als gevolg van deze aanvallen, dreigde de Turkse regering met een militair ingrijpen in het noorden van Irak. Dit stootte op een oproep van de Verenigde Staten aan Turkije om af te zien van een dergelijk militair optreden aangezien de Koerdische Autonome Regio aan de zijde van de Amerikanen strijdt tegen het sektarisch geweld in Irak. In België bleven de gevolgen van deze spanningen niet uit. In het verleden had de aanwezigheid van een grote Turkse, Koerdische en Armeense gemeenschap in ons land bij incidenten in het thuisland al geleid tot confrontaties en ook nu gaven ze aanleiding tot onlusten. In de nacht van 21 op 22 oktober en op 25 oktober in de vooravond, braken rellen uit in Sint-Joost-ten-Node, Schaarbeek en het centrum van Brussel. Gedurende verschillende dagen werd door de politiediensten streng opgetreden om onruststokers geen vrij spel te geven. Preventief werden tal van administratieve aanhoudingen verricht. “In bijna alle grote Belgische steden waar een Turkse gemeenschap woonachtig is, werden nationalistische protestmanifestaties gehouden (Antwerpen, Luik, Gent, Genk). Het was duidelijk dat de rellen het werk waren van enkele tientallen heethoofden. Vertegenwoordigers van de Turkse gemeenschap distantieerden zich van deze relschoppers, die het imago van de ganse gemeenschap bezoedelden. Ze riepen gezamenlijk op tot een vreedzame Turkse manifestatie die op zaterdag 3 november in Brussel plaatsvond. Zo’n 3000-tal Turken namen deel aan deze betoging waarin de gewelddadige incidenten zwaar veroordeeld werden. Een Koerdische tegenbetoging, aangekondigd voor zondag 4 november, werd uiteindelijk naar 17 november 2007 uitgesteld om de gemoederen niet verder te verhitten. Het Crisiscentrum belegde verschillende coördinatievergaderingen. Op basis van de dreigingsanalyses van het OCAD werden maatregelen afgekondigd voor het ganse grondgebied en in het bijzonder voor de belangen van de betrokken landen (Verenigde Staten, Irak, Armenië, Turkije, Koerdische instellingen...)”, licht Alain Lefèvre toe.
3.3 Betogingen tegen islamisering Op 11 september 2007 wensten verscheidene organisaties een mars te organiseren tegen de toenemende islamisering van Europa. De organisatoren waren afkomstig uit het buitenland. Ze hoopten dat 20.000 personen vanuit gans Europa zouden afzakken naar Brussel om deel te nemen aan de mars. De mars riep echter weerstand op vanuit verschillende hoeken. Ook de datum van de manifestatie riep reacties op. De link met 11 september 2001 was nog vers in het geheugen. En hoewel de organisatoren zich distantieerden van het extreemrechtse gedachtegoed, probeerden extreemrechtse groeperingen de betoging te recupereren. Om al deze problemen het hoofd te kunnen bieden, besliste de burgemeester van Brussel om de manifestatie te verbieden. Het Crisiscentrum werd door de burgemeester en de politiediensten goed op de hoogte gehouden in verband met het
©Belga
41
Crisis- en evenementenbeheer
naar inhoud
verbod. Er was voortdurend overleg. Ook andere manifestaties werden naar analogie verboden. Op de niet toegelaten manifestatie waren ook een aantal mandatarissen aanwezig. Aangezien de lokale overheid had beslist dat de betoging gedurende een zeer korte tijd zou worden getolereerd, werd overgegaan tot het ontzetten van de manifestanten. Dit ging niet zonder duw- en trekwerk. Uiteindelijk kon de rust hersteld worden en bleven verdere incidenten uit.
3.4 Processierupsen Een insect dat letterlijk veel irritatie bezorgde, was de eikenprocessierups. Dit soort rupsen die zich in langgerekte kolonies, in processies als het ware, verplaatst op eiken, irriteert de mensen door contact tussen de huid en de brandhaartjes van de rupsen. Octaaf Pauwels volgde de situatie op de voet: “Het opduiken van deze rupsen is niet nieuw en in de provincies en in vele gemeenten bestonden al plannen ter bestrijding van deze rupsen. Voor het eerst echter nam het fenomeen zo’n omvang aan dat zich vooral in Limburg een gecoördineerde aanpak opdrong op provinciaal niveau. Die plaag woedde vooral in Limburg en Antwerpen, in mindere mate in Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant. Wallonië en WestVlaanderen bleven bijna in hun totaliteit gespaard. In vele gemeenten volstond de inzet van de lokale brandweer om de rupsen te bestrijden, maar op verscheidene plaatsen was de bijkomende inzet nodig van de eenheden van de Civiele Bescherming en van Defensie. Het Crisiscentrum probeerde al snel, via twee bevragingen van de provinciebesturen per dag, een globaal beeld te schetsen van de getroffen gemeenten en van de inzet van de hulpdiensten. Zowel cijfermatig als cartografisch (via het GIS-systeem) werden de getroffen gebieden in beeld gebracht. Zo kon de Minister van Binnenlandse Zaken zich vergewissen van de evolutie van de eikenprocessierupsenplaag om zo nodig tijdig op te schalen naar de federale fase van het crisisbeheer. Dat was uiteindelijk niet nodig omdat de gecoördineerde aanpak op provinciaal vlak voldoende bleek.”
invasie rupsen Geen rupsen Rupsen aanwezig Rupsen sterk aanwezig Rupsen sporadisch aanwezig Geen gegevens
naar inhoud
42
Crisis- en evenementenbeheer
©Belga
Lees meer: www.eikenprocessierups.be
3.5 Verhoogde waakzaamheid in Brussel Sinds 21 december 2007 was in Brussel een verhoogde waakzaamheid van kracht in het kader van een terrorismedreiging. Jaak Raes vat het allemaal nog even samen: “Het Coördinatieorgaan voor de Dreigingsanalyse (OCAD) maakte een evaluatie, die ons noopte ook op bestuurlijk vlak maatregelen te nemen voor plaatsen waar veel mensen samen kunnen zijn. In het bijzonder werd aan de politiediensten in Brussel een verhoogde waakzaamheid gevraagd voor metrostations, de Noord-Zuid-treinverbinding, de kerstmarkten, warenhuizen, winkelstraten, de Grote Markt en de luchthaven. Ook de bevolking werd gevraagd om waakzaam te zijn op plaatsen in Brussel waar veel mensen samenkomen. De maatregelen brachten o.a. met zich mee dat de burgemeester besliste om het vuurwerk op oudejaarsavond in Brussel af te gelasten en dat er een verhoogde politieaanwezigheid was. We wilden niets aan het toeval overlaten: veiligheid primeert! Op 3 januari 2008 werd het dreigingsniveau aangepast. De evaluatie van OCAD stelde dat de ernst behouden bleef, maar de actualiteit van de dreiging was verminderd. De maatregelen bleven nog zichtbaar, maar werden modulair aangepast in functie van de momenten waarop veel mensen aanwezig zijn op publieke plaatsen. Vanaf 7 maart werd het dreigingsniveau verder afgebouwd naar niveau 2 en werden de maatregelen opgeheven.” De inschatting van de dreiging en de veiligheidsmaatregelen ontlokten ook kritische uitspraken van experten en politici. Op 15 januari bogen de controlecommissies I en P, die respectievelijk instaan voor het toezicht op de Inlichtingendiensten en de politiediensten, ©Belga
43
Crisis- en evenementenbeheer
naar inhoud
zich over het dossier. De parlementsleden reageerden positief op de uitleg die onder meer de inlichtingendiensten en het Crisiscentrum gegeven hebben en de manier waarop de verschillende diensten de terreurdreiging in ons land aanpakken. Zo is er breed overleg geweest via een beperkt Ministerieel Comité Inlichting en Veiligheid, onder leiding van de Eerste Minister. Ook de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie namen deel aan dit Ministerieel Comité, tevens voogdijministers van het OCAD. Deze ministers werden bijgestaan door leden van het Federaal Parket, het OCAD, de Federale Politie, de Veiligheid van de Staat, de militaire inlichtingendienst en het Crisiscentrum van de Regering. Daarnaast werden ook verschillende coördinatievergaderingen georganiseerd met o.a. politiediensten en private beveiligingsdiensten. Op geregelde tijdstippen werden persconferenties en interviews gehouden, waarbij een juist evenwicht gezocht werd tussen het informeren van de bevolking enerzijds en het geheim van het onderzoek anderzijds.
3.6 Panne communicatienetwerk Astrid Op zaterdag 20 oktober kende het Astrid-netwerk een storing. Daardoor konden een aantal hulpdiensten hun manschappen niet oproepen via het paging-systeem. Het Crisiscentrum nam contact met Astrid en informeerde o.a. de hulpcentra 100 en 101 van de onderbreking. Astrid is het communicatiesysteem dat de hulpdiensten verbindt, en waarlangs ze dus met elkaar in verbinding staan. Het systeem wordt o.a. door de brandweer ook gebruikt om de eigen manschappen op te roepen. Met dat oproepsysteem liep het dat bewuste weekend fout. Een panne in het digitale paging-systeem zorgde ervoor dat de hulpdiensten hun eigen personeelsleden niet konden oproepen via Astrid. Om in de toekomst de hulpdiensten snel te kunnen informeren van netwerkpannes bij Astrid, werden afspraken gemaakt en werd een modeldocument opgesteld. Bij storingen zal Astrid dit document toesturen aan het Crisiscentrum, zowel bij de aanvang van de storing als bij de herstelling ervan. Vervolgens bezorgt het Crisiscentrum het document aan de hulpcentra 100 en 101, de Federale Politie, de provinciale crisiscentra, de mobiele colonnes en de permanentie van Defensie. Deze procedure werd sindsdien al toegepast bij kleinere storingen en heeft een positieve uitwerking gehad. Lees meer: www.astrid.be
3.7 Illegale straatraces
©Belga
Illegale straatraces kunnen ingedeeld worden in twee strekkingen: de georganiseerde en de niet-georganiseerde. Bij de georganiseerde races gaat het om verschillende Europese races die in 2007 ons land hebben aangedaan. Er waren vier zulke races, waaraan 10 tot 100 wagens deelnamen: de Runball 3000 (in april), de Gumball race (in mei), Bullet run (in juni) en de Cannonball 8000 run (in september). “De politiediensten treden streng op tegen zulke races. In Duitsland schrikt de overheid er niet voor terug om wagens in beslag te nemen, wat volgens de huidige wetgeving in België niet kan. De Belgische politiediensten gaan over tot het onmiddellijk intrekken van rijbewijzen en het laten betalen van geldboetes. Wat in Duitsland gebeurt, heeft wel een afschrikkend effect.
naar inhoud
44
Crisis- en evenementenbeheer
Organisatoren trachten nu officiële toestemmingen te verkrijgen en trachten te bewijzen dat het hen niet gaat om het doelbewust overtreden van de geldende verkeersregels”, weet Willy Heijens. “Het Crisiscentrum heeft zich steeds geïnformeerd over dergelijke races. Deze informatie was vooral afkomstig van de federale politie (onder meer de wegpolitie), die ook op het terrein de races opvolgde. Via contacten met de gerechtelijke overheden werd getracht op gerechtelijk vlak gevolg te geven aan de overtredingen die vastgesteld werden.”
3.8 Expo Da Vinci Van 18 augustus 2007 tot 15 maart 2008 liep in de Basiliek van Koekelberg een tentoonstelling over Leonardo da Vinci. Sommige werken werden voor de eerste keer tentoongesteld en hadden een grote waarde. Veel werken kwamen uit het buitenland (Amsterdam, Frankrijk, Zwitserland, Italië), zowel uit privé-collecties als uit openbare collecties.
©Belga
Een ander type races zijn de niet-georganiseerde straatraces. Veelal gaat het hier om races tussen twee of meerdere wagens op een recht stuk weg of een klaverblad. Deze illegale races worden verreden binnen een minimaal tijdsbestek en de deelnemers zijn dan ook al verdwenen bij aankomst van de politiediensten. Enkel na een ongeval kan het vermoeden ontstaan dat een verongelukte automobilist deelgenomen heeft aan of slachtoffer is van een illegale straatrace. De politiediensten kunnen enkel waakzaam zijn voor het fenomeen.
Steven De Pelsmaeker: “Om de getoonde stukken te beveiligen, nam de politiezone BrusselWest de veiligheid rond de Basiliek op zich en kreeg daarbij versterking van de federale politie. In de Basiliek zelf werd de veiligheid dag en nacht waargenomen door een private bewakingsonderneming, onder de verantwoordelijkheid van de organisator. Het Crisiscentrum
45
Crisis- en evenementenbeheer
naar inhoud
werd door de politiezone Brussel-West aangezocht om te zorgen voor de coördinatie van de escortes van waardetransporten. De federale politie zorgde voor de escortes.”
4
20 jaar Crisiscentrum 20 jaar! Het Crisiscentrum is nog een jonge organisatie, maar kan toch al bogen op een ruime ervaring. We blikken terug op enkele evenementen die zijn bijgebleven, de rol die het Crisiscentrum daarbij had en de lessen die eruit geleerd werden.
4.1 Volksgezondheid en veiligheid van de voedselketen Zowat in de hele periode van het bestaan van het Crisiscentrum zijn er besmettelijke dierenziektes geweest die een impact kunnen hebben op de voedselketen: de varkenspest (1985, 1990, 1993...), de gekke koeienziekte, Mond- en Klauwzeer (2001), de vogelgriep (2003, 2005, 2006), ... Daarnaast was er ook de dioxinecrisis en de SARS-problematiek die onze aandacht trokken vanuit de optiek van openbare gezondheid. Sinds de eerste epidemie m.b.t. de varkenspest doen de FOD Volksgezondheid en het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) een beroep op het Crisiscentrum om hen bij te staan bij de coördinatie van de acties op het terrein (verspreiding van wetteksten aan de lokale overheden, afsluiten en controle van zones, opvolging van informatie, instellen van een coördinatiecomité, logistieke organisatie, ...). De laatste jaren ligt de klemtoon sterk op de voorbereiding van maatregelen tegen de vogelgriep en een eventuele mutatie van het vogelgriepvirus naar een voor de mens gevaarlijke variant.
4.2 Voetbalkampioenschap Euro 2000 Reeds vier jaar voor de start van het voetbalkampioenschap in België en Nederland, startte het overleg voor de organisatie van de veiligheid ervan. Piet Pieters nam destijds als diensthoofd van de Cel Euro 2000, en onder leiding van de huidige Voorzitster van het Directiecomité, deel aan deze voorbereidingen. Hij kijkt met voldoening terug op die boeiende periode: “Voetbal is bovenal een feest. Maar waar veel mensen samenkomen, moeten nu eenmaal ook een aantal regels gevolgd worden om de veiligheid te kunnen garanderen. In nauwe samenwerking met de organisator, de politiediensten, de lokale besturen, de Nederlandse collega’s, de Raad van Europa, de Europese Unie en de overheden van zowel de deelnemende landen als van de transitlanden, kwam de veiligheidsaanpak tot stand. Ook een dagelijkse briefing aan de pers over de incidenten en de inzet van middelen maakte daar deel van uit. In deze periode kwamen ook een aantal regels tot stand die tot op vandaag worden toegepast. De voetbalcel, zoals we die vandaag nog steeds kennen, werd opgericht, en de voetbalwet werd gestemd in het parlement, gevolgd door een groot aantal uitvoeringsbesluiten en omzendbrieven over de organisatie van de “actieve veiligheid” (steward, spotters, ...) en de “passieve veiligheid” (infrastructuur) bij voetbalwedstrijden. Ook op internationaal niveau kan men vandaag nog steeds instrumenten aantreffen, die geënt werden op de toenmalige
naar inhoud
46
Crisis- en evenementenbeheer
Belgisch-Nederlandse ervaringen, zoals het Europees handboek betreffende de internationale politiesamenwerking rond voetbalwedstrijden, het Raadsbesluit van de EU waarin wordt voorzien in de verplichte creatie van een nationaal informatiepunt voetbal per lidstaat en het Benelux Verdrag inzake grensoverschrijdend politioneel optreden.”
4.3 Invoering van de Euro De omschakeling van de Belgische frank naar de Euro bracht een aantal risico’s met zich mee. Grote waardetransporten zouden immers ons grondgebied doorkruisen en bij grootwarenhuizen, banken, de Post en handelszaken zouden er grotere geldvoorraden aanwezig zijn. “De Euro zou vanaf 1 januari 2002 zijn intrede doen, maar voor het Crisiscentrum begon het al in november 2000. Het Crisiscentrum ontwikkelde een strategie om die omschakeling veilig te laten verlopen. Toen ons land in september 2001 geconfronteerd werd met vrachtwagenblokkades, werd ook een alternatieve strategie opgesteld om de geldtransporten te kunnen organiseren. Er werden kruispunten aangeduid waar helikopters zouden landen, nadat deze tijdelijk werden vrijgemaakt door de politiediensten. Een hele voorbereiding en organisatie die gelukkig niet is toegepast moeten worden. Om de kans op overvallen te reduceren, nam het Crisiscentrum ook het initiatief om ingeruilde Belgische biljetten te perforeren door de financiële instellingen. Deze biljetten konden enkel nog bij de Nationale Bank worden aangenomen.”, vertelt Stéphane Blanchart.
4.4 Militaire aanvang van internationaal conflict in Irak Vanaf begin 2003 werden er transporten georganiseerd door het Amerikaanse leger via de haven van Antwerpen. De eerste transporten kwamen vanuit Duitsland en hadden als eindbestemming vredestroepen in ex-Joegoslavië. Een ander deel van de transporten was bestemd voor Irak. Ook via de luchthaven van Oostende vonden transporten plaats, zij het enkel om te tanken. Al gauw werden de eerste manifestaties aangekondigd. Regelmatig werden ook verdachte personen en voertuigen opgemerkt in de omgeving van de site. Hierop heeft de Minister van Binnenlandse Zaken een dwingende richtlijn uitgevaardigd, gericht aan de burgemeesters, waardoor op het ganse Belgische grondgebied dezelfde maatregelen ten aanzien van manifestanten zouden kunnen genomen worden. Deze richtlijn werd voorbereid door het Crisiscentrum, dat instond voor de communicatie en coördinatie. Op die manier droeg het Crisiscentrum actief haar steentje bij in het uitzetten van de krijtlijnen van het beleid van de Minister waarbij gewaakt werd over een juist evenwicht tussen vrije meningsuitingen het ongehinderd plaatsvinden van de militaire transporten. Het Crisiscentrum werd door de politiediensten voortdurend op de hoogte gehouden van mogelijke inbreuken tegen de richtlijn. Verschillende vergaderingen vonden plaats wanneer zich een grote manifestatie voordeed of indien er informatie was rondeventuele acties. Uiteindelijk kenden we 11 manifestaties tegen de militaire transporten en werden in Brussel 10 manifestaties gehouden tegen de oorlog in Irak. Na maandenlang diplomatiek overleg nam de oorlog in Irak een aanvang. Vanuit het Crisiscentrum werd (samen met de betrokken partners) de situatie nauwlettend opgevolgd in het kader van eventuele terroristische acties op ons grondgebied en verstoring van de
47
Crisis- en evenementenbeheer
naar inhoud
openbare orde. De veiligheid van gebouwen, personen en militaire transporten, alsook de vrijheid van meningsuiting werden gewaarborgd. Daartoe werden in de voorafgaande maanden preventieve maatregelen opgesteld.
4.5 Gasexplosie in Gellingen
©Belga
Op 30 juli 2004 vond in Gellingen een grote gasexplosie plaats, met meerdere dodelijke en zwaargewonde slachtoffers tot gevolg. Christoffel Merckx dist zijn ervaring op: “Het Crisiscentrum bood federale ondersteuning door het verzamelen en verspreiden van informatie aan de gouverneur en aan de federale overheid, door contacten met de aardgasdistributeur en door informatieverlening aan de media. Nadat de nood aan dringende hulpverlening was geminderd, verschoof de klemtoon naar het verkrijgen van een lijst van slachtoffers ten behoeve van enkele burgemeesters en ambassades om de familieleden van de slachtoffers te kunnen informeren. In de dagen volgend op de acute fase was er een technische vergadering over de veiligheid van de pijpleidingen en waren er regelmatige contacten met het lokale crisiscentrum en vergaderingen voor de organisatie van de begrafenis en de problematiek van de verzekeringen. Deze gebeurtenis heeft ertoe geleid dat de hervorming van de civiele veiligheid en een cartografie voor pijpleidingen in een versnelling zijn gekomen.”
4.6 Bezoek van de President van de Verenigde Staten van Amerika Van 20 tot en met 23 februari 2005 bezocht de Amerikaanse president Bush ons land, in het gezelschap van zijn echtgenote en van de Minister van Buitenlandse Zaken Rice. Het bezoek ging gepaard met een bijzondere EU-Top en een NAVO-top in aanwezigheid van de president. Dit betekende dat er heel wat staatshoofden en regeringsleiders in België aanwezig waren die beschermd dienden te worden. Daarbij had mevr. Bush een apart programma, dat aparte veiligheidsmaatregelen behelsde. Het programma van president Bush omvatte eveneens een
naar inhoud
48
Crisis- en evenementenbeheer
ontmoeting met de Koning op het Koninklijk Paleis, een ontmoeting met de Eerste Minister Verhofstadt, alsook een evenement in de Concert Noble en in het Sheratonhotel. Een voorafgaande coördinatie onder leiding van het Crisiscentrum tussen de verschillende inlichtingen- en veiligheidsdiensten drong zich dus op, o.a. om de verschillende escortes en beschermingsmaatregelen op elkaar af te stemmen. Ook gedurende het bezoek werd op geregelde tijdstippen een beleidsmatige opvolging georganiseerd, waarbij het Crisiscentrum instond voor de coördinatie van de betrokken diensten. Het bezoek van de president en van de andere staats- en regeringsleiders is zonder problemen verlopen. Ook de verkeershinder (als gevolg van het tijdelijk afsluiten van de reisweg van de president gedurende zijn verplaatsingen en een aantal manifestaties) bleef beperkt, omdat hierover via de media werd gewaarschuwd.
4.7 Rellen in Frankrijk ©Belga
Naar aanleiding van de onrust in Frankrijk in november 2005 waren ook in België meerdere onregelmatigheden. Het is echter nooit gekomen tot rellen zoals ze zich in Parijs en in andere Franse steden voordeden. In België ging het telkens om geïsoleerde incidenten. Over een tijdspanne van een tiental dagen werden -verspreid over het hele land- in totaal evenwel 118 voertuigen brandend aangetroffen en waren er tientallen kleinere voorvallen. Wat maakte deze situatie zo bijzonder voor het Crisiscentrum? Bertine Coppens herinnert zich de situatie nog goed als permanentiechef. “Het Crisiscentrum evalueerde dagelijks de gebeurtenissen die ‘s nachts hadden plaatsgevonden. Dankzij de inspanning van de verschillende politie- en brandweerdiensten en de maatschappelijke werkers kon vermeden worden dat de situatie uit de hand liep. De minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Justitie hebben de hoofdredacteurs van alle Belgische media bij elkaar gebracht. Er werd gevraagd om verantwoordelijk journalistiek werk na te streven en om opruiend beeldmateriaal en dito artikelen te vermijden. Dat zou immers een uitbreiding van het imitatiegedrag met zich kunnen meebrengen. Het was dus vooral een kwestie van goede opvolging en afstemming met brandweer, politie en straathoekwerkers. Ook de media hebben een belangrijke rol gehad om de situatie in de juiste context te plaatsen. Ik denk dat we wel kunnen stellen dat de gezamenlijke aanpak haar vruchten heeft afgeworpen. Zo kon het vastgestelde imitatiegedrag beperkt worden en bleven rellen in België uit”.
4.8 Nucleaire transporten Sinds het ontstaan van de kerncentrales en de kernonderzoekscentra, worden radioactieve grondstoffen en nucleair afval vervoerd. Aan de transporten ging telkens een grondige voorbereiding vooraf. Men besprak daarbij o.a. het traject, het tijdschema, de veiligheidsmaatregelen en de kennisgeving aan de betrokken gemeenten. Nucleair afval wordt vervoerd naar Frankrijk, waar het wordt verglaasd. Daarna komt het terug naar België. In Dessel wordt het bewaard in een speciaal daarvoor opgerichte bunker. Voor het
49
Crisis- en evenementenbeheer
naar inhoud
vervoer wordt geopteerd voor transport per trein. Natuurverenigingen hebben jarenlang geprotesteerd tegen dergelijke transporten en de opslag van het verglaasd afval. Zulke protestacties vonden vaak plaats aan het station van Mol. Daar werd de lading overgeladen op een vrachtwagen voor wegtransport naar Dessel. Deze acties namen dikwijls de vorm aan van menselijke of materiele blokkades, zoals het vastketenen aan de sporen. “In 2007 was er één treintransport van Frankrijk naar Nederland, waarvan het traject over ons grondgebied liep. Er waren evenwel geen transporten met nucleair afval richting Mol. 99% van het afval werd immers al naar Mol vervoerd. Tussen 2009 en 2013 zullen echter nog een tiental transporten georganiseerd worden voor het restpercentage. Om deze transporten in goede banen te kunnen leiden, was er in 2007 al een overleg met verschillende betrokken diensten, zoals het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle, de transporteurs en de politie”, vertelt Willy Heijens. “Ondertussen kunnen we wel terugvallen op een jarenlange ervaring en beproefde procedures. Dit betekent dat we het FANC en de spoorwegmaatschappij bevragen naar de uurrooster en deze overmaken aan de betrokken gouverneurs. Ook wordt het kabinet van de Eerste Minister en van Buitenlandse Zaken ingelicht en worden de Permanente Eenheden van de Civiele Bescherming geïnformeerd. De dag van het transport vragen we een laatste situatierapport op het vlak van openbare orde aan de federale politie.”
©Belga
naar inhoud
50
Crisis- en evenementenbeheer
Internationale samenwerking
Benelux - Akkoorden van Senningen 52
Raad voor Justitie en Binnenlandse Zaken 53
EUR-OPA akkoord Zware Risico’s 53
naar inhoud
V
Het Crisiscentrum stemt af met de buurlanden over de voorzieningen en noodplannen die geïnstalleerd zijn in het kader van de Europese Unie en van andere internationale instellingen. Bij noodsituaties met grensoverschrijdende gevolgen hebben deze immers specifieke informatienoden. Bovendien treedt het Crisiscentrum op als contactpunt voor meerdere internationale alarmeringsnetwerken, zoals het MIC, Ecurie, Bichat, IAEA en het Verdrag van Helsinki.
1
Benelux - Akkoorden van Senningen De Benelux-ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken hebben op 1 juni 2006 in Luxemburg de balans opgemaakt van tien jaar beleidsmatige en operationele samenwerking in het kader van het Memorandum van Senningen. Tegelijk werden een aantal denksporen voor de toekomst uitgezet. Binnen de opgerichte werkgroep “Crisisbeheer en Rampenbestrijding” wordt thematisch gewerkt, waarbij het Actieplan 2007-2008 de richting aangeeft. In 2007 werd verder gewerkt aan een verbeterde samenwerking tussen de verschillende crisiscentra van de drie landen. De aandacht ging in het bijzonder naar:
•• risico-identificatie en -lokalisatie: de informatie-uitwisseling over de analyse van de risico’s, met inbegrip van het aanmaken van kaarten daarover.
•• crisiscommunicatie en informatie aan de burger: Op 9 mei 2007 werd door de drie Beneluxstaten de “Benelux-regeling betreffende de informatie aan de bevolking in noodsituaties” ondertekend. Deze regeling heeft als doel het harmoniseren van informatie aan de bevolking wat betreft de afspraken of procedures en de onderlinge contacten tussen de verschillende crisiscentra. Daarmee is deze regeling de eerste die tot stand kwam in toepassing van het Memorandum van Overeenstemming van 2006.
•• informatie-uitwisseling: Het is gebleken dat de aanpak van een noodsituatie met een grensoverschrijdend effect gebaat is bij het feit dat de betrokken ambtenaren elkaar weten te vinden en kennen. Eind 2006 werd het Nederlandse crisiscentrum bezocht. In 2007 stond een bezoek aan het Belgische en het Luxemburgse crisiscentrum op het programma, respectievelijk in mei en oktober.
•• gemeenschappelijke operationele en bestuurlijke oefeningen: In 2007 werd de grondslag gelegd voor het verder verfijnen van het Belgisch-Nederlands samenwerkingsverband in het kader van het nucleaire risico. Deze werkzaamheden zullen in 2008 een concretere vorm krijgen, met het oog op de nucleaire oefening voor de kerncentrale in Doel in 2009. Zowel bij oefeningen als bij reële noodsituaties kan een contactpersoon worden afgevaardigd om de informatiedoorstroming te faciliteren.
•• Het Akkoord van Senningen voorziet de mogelijkheid voor veiligheidsagenten van een Lidstaat om hun beschermingsopdracht verder te zetten op het grondgebied van een andere partij aan het Akkoord. Het Crisiscentrum is voorzitter van de werkgroep ‘bescherming van personen’. Een procedure en contactpunten werden gedefinieerd. Lees meer: www.benelux.be
naar inhoud
52
Internationale samenwerking
Raad voor Justitie en Binnenlandse Zaken
2
Het Crisiscentrum neemt het voorzitterschap en de coördinatie waar van de delegatie van de Terrorism Working Group (TWG). De TWG is één van de werkgroepen die de werkzaamheden voorbereidt van de Raad voor Justitie en Binnenlandse Zaken. De Raad werkt rond thematische dossiers en volgt ook de internationale actualiteit op in het domein van terrorisme. De samenwerking tussen de politie- en inlichtingendiensten is één van de grote assen van de Europese strategie voor terrorismebestrijding. Dit weerspiegelt zich in de Belgische delegatie, die samengesteld is uit het OCAD en het Crisiscentrum. In 2007 heeft het Duitse voorzitterschap zich geconcentreerd op het dossier “check the web”. Dit project betrof de samenwerking tussen de verschillende lidstaten, om samen het internet te onderzoeken en illegale inhoud ervan te bestrijden. Het project schrijft zich in in het Europese actieplan ter bestrijding van de radicalisering en van de rekrutering van terroristen. Daarbij worden bestrijdingsmaatregelen aanbevolen tegen het gebruik van het internet voor terroristische doeleinden. Het Portugese voorzitterschap heeft zich geconcentreerd op de problematiek van de radicalisering van jongeren en op de thematiek van chemisch, biologisch, radiologisch en nucleair terrorisme (CBRN) en meer in het bijzonder op bioterrorisme. In het kader van het Europees netwerk voor de bescherming van personaliteiten, opgericht bij een beslissing van de Europese Raad van 28 november 2002, waarborgt het Crisiscentrum de rol van contactpunt en neemt het deel aan de vergaderingen van het netwerk, dat faciliterend optreedt ten aanzien van de verplaatsingen van personaliteiten en van hun bescherming binnen de Europese Unie. Lees meer: http://www.europol.europa.eu/publications/EU_Terrorism_Situation_and_Trend_Report_TESAT/TESAT2007.pdf
EUR-OPA akkoord Zware Risico’s
3
Het terugdringen van rampen staat sinds 1987 op het programma van de Raad van Europa. De Raad heeft toen het initiatief genomen om een regionale samenwerkingsstructuur op te zetten tussen de landen van het noorden en het zuiden van de Middellandse Zee en Oost-Europa: het EUR-OPA Akkoord Zware Risico’s. Het EUR-OPA Akkoord Zware Risico’s is een open partieel akkoord van de Raad van Europa, dat als doel heeft de samenwerking tussen de lidstaten ervan te versterken inzake preventie, bescherming en organisatie van de hulpverlening tegen zware natuurlijke en technologische risico’s en om tussen de lidstaten een samenwerkingsplatform op te richten voor de uitwisseling van ervaringen en van goede praktijkvoorbeelden. Het plan op middellange termijn (2007-2011) vormt de routekaart voor de komende jaren. Tijdens die periode richt het Akkoord zijn activiteiten op een beperkt aantal prioriteiten:
•• het beleid, de wetgeving en de institutionele inrichtingen versterken om de risico’s te verminderen en voor het beheer van noodsituaties;
•• een risicocultuur vestigen, door op school de mensen bewust te maken voor risico’s en door een impuls te geven aan opleidingen op universitair en beroepsmatig niveau;
53
Internationale samenwerking
naar inhoud
Verantwoordelijke uitgever: C. BREYNE – FOD Binnenlandse Zaken – Leuvenseweg – 1000 Brussel. - 10/2007 – Gedrukt op milieuvriendelijk papier.
• de wetenschappelijke en technische samenwerking verhogen door onderzoek, inschatting van de risico’s, vroegtijdige detectie en vermindering van risicofactoren aan te moedigen;
• het niveau van voorbereiding en de effectieve respons bij een noodsituatie aanmoedigen door de samenwerking bij crisissen te vergemakkelijken en door psychologische bijstand te geven aan de slachtoffers van rampen. •
Laat de kinderen op school
Of surf naar www.seveso.be.
Het Crisiscentrum vertegenwoordigt België in het Akkoord als lid van het Comité van Permanente Correspondenten en als directeur van het Hoger Instituut voor de Noodplanning (HIN), dat erkend is als een gespecialiseerd centrum van het Akkoord. Wil je graag nog wat meer informatie ? Contacteer dan : • jouw gemeentebestuur • de Informatiedienst van de FOD Binnenlandse Zaken op 02 500 20 51 of via
[email protected]
•
•
Sluit ramen en deuren
•
Telefoneren kan wachten
Luister radio of kijk tv
Lees meer: http://www.coe.int/T/DG4/MajorHazards/centres/default_en.asp www.seveso.be
Seveso-alarm ? Geen paniek, volg de vijf Seveso-regels !
•
Ga binnen
Seveso-alarm ? Dan is je huis je beste bescherming !
naar inhoud
54
Internationale samenwerking
Kennisbeheer
Wetenschappelijk onderzoek 57
Oefenbeleid 61
naar inhoud
VI
In de lijn van het Strategisch Plan van de FOD Binnenlandse Zaken wil het Crisiscentrum uitgroeien tot de motor van het onderzoek en de ontwikkeling in het kader van de noodplanning. Het Hoger Instituut voor de Noodplanning (HIN) stelt zich tot ambitie die opdracht multidisciplinair in te vullen. Het Hoger Instituut voor de Noodplanning wil bijdragen tot de kennis in het domein van noodplanning. Om deze taken te vervullen, richt het Instituut zich op het bevorderen van onderzoek, het uitwerken van handleidingen en het organiseren van vormingsactiviteiten. Koen De Budt geeft uitleg bij de voornaamste activiteiten die in 2007 werden ondernomen:
• In samenspraak met de provinciegouverneurs werden informatiedagen georganiseerd voor alle burgemeesters per provincie over het KB m.b.t. de nood- en interventieplanning en over de verantwoordelijkheid die daaruit voortvloeit.
• In 2007 werd de laatste hand gelegd aan een “Noodplangids voor leidingen voor transport en transit van gassen en vloeistoffen in België”. Deze zal medio 2008 beschikbaar zijn.
• Het Crisiscentrum werkte eveneens een “Leidraad Crisiscommunicatie” uit en stelde die ter beschikking van de gemeenten en provincies. Deze leidraad kan hen helpen bij de redactie van hun monodisciplinair interventieplan voor informatie aan de bevolking. Daarbij aansluitend werden 27 opleidingssessies georganiseerd voor de lokale overheden.
Monodisciplinair interventieplan voor informatie aan de bevolking
Leidraad crisiscommunicatie
• Eind oktober nam ik met een collega deel aan de derde Europese Rampenbeheerconferentie in Bonn: een Europese beurs waarbij een ruime groep sprekers dieper inging op de problematiek van het beheer van rampsituaties in de EU. Onderwerpen die daarbij aan bod kwamen, waren een pandemie en epidemie, de bescherming van kritische infrastructuur, de klimaatsverandering en de gevolgen voor rampenbeheer in de EU en enkele toekomstperspectieven voor crisisbeheer in Europa. In november werd in samenwerking met Elia en de FOD Economie ook een informatiesessie georganiseerd over het risico van een elektrische black-out. De gevolgen van een stroomonderbreking op grote schaal treffen immers niet alleen de huisgezinnen en ondernemingen, maar ook het spoor- en luchtverkeer, verkeerslichten en lantaarnpalen, telefooncentrales,... Kortom de openbare orde zal verstoord worden en er zal veel vraag zijn naar tussenkomst van de interventiediensten. “De voorbereiding op een dergelijke noodsituatie (en in voorkomend geval het crisisbeheer) vereist een multidisciplinaire samenwerking, waarin alle direct betrokken openbare en privé-actoren gegroepeerd zijn. De infosessie had als hoofddoel om de verschillende actoren samen te brengen om denksporen op te zetten over de aanpak van deze problematiek. Het Crisiscentrum en Elia hebben hun samenwerking versterkt door het op poten zetten van specifieke procedures voor informatie-uitwisseling en alarmering”, betoogt Koen.
naar inhoud
56
Kennisbeheer
Wetenschappelijk onderzoek
1
Het Crisiscentrum beheert jaarlijks één wetenschappelijk onderzoek ter ondersteuning van de noodplanning. Ook andere interessante onderzoeksprojecten m.b.t. noodplanning worden opgevolgd, zoals het onderzoek “Psychosociale ondersteuning van de verwanten van het personeel dat deelneemt aan crisisoperaties” (RUG). In het voorjaar van 2007 werd een bijeenkomst georganiseerd om relevante experts en onderzoeksgroepen, actief op diverse risicoterreinen, in kaart te brengen.
1.1 Analyse van de coördinatiemechanismen In het kader van het EUR-OPA Akkoord (Raad van Europa) voert het Hoger Instituut voor de Noodplanning een studie uit over de rol van lokale en regionale overheden in het beheer van zware risico’s. De deelname aan dit Akkoord voedt de globale reflectie over een betere coördinatie tussen de overheden betrokken bij het KB van 16 februari 2006 betreffende de nood- en interventieplanning, en ook over de betrokkenheid van de Gewesten bij het beheer van zware risico’s. Het Eur-Opa-Akkoord Zware Risico’s beoogt op Euro-Mediterraan vlak de uitwisseling van ervaringen en goede praktijkvoorbeelden in verband met het beheer van zware natuurlijke en technologische risico’s. In 2006 heeft de ministeriële zitting een aanbeveling aangenomen, waarbij de Lidstaten werden opgeroepen om “op nationaal vlak de geschikte juridische en administratieve procedures te onderzoeken over de vermindering van risico’s op rampen en over het beheer van noodsituaties, om in te schatten of er correct wordt omgegaan met de rol van de lokale en regionale collectiviteiten, om zo nodig de coördinatie van de nationale, regionale en lokale overheden te verbeteren in hun respectieve bevoegdheidsdomeinen”. Die aanbeveling staat centraal in het vijfjaarlijkse activiteitenprogramma 2007-2011 van het Akkoord, legt Alexandra Sonck uit: «De lokale overheden zijn een belangrijke schakel tussen het nationale niveau en de bevolking: zij kennen de eigenheden van hun grondgebied en kunnen snel de gepaste acties ondernemen. Het is dus belangrijk dat ze goed voorbereid zijn. De buitenlandse ervaringen kunnen ons helpen om de bestaande samenwerking te verbeteren. In 2006 heeft het Hoger Instituut voor de Noodplanning een eerste onderzoek verricht bij de vertegenwoordigers van de 25 Lidstaten bij het Eur-Opa-Akkoord. Een eerste werkdocument1 behandelt hun rol in elke fase van het beheer van zware risico’s (identificatie, preventie, voorbereiding, beheer, herstel en getrokken lessen). Het document zal jaarlijks aangevuld worden met bevindingen uit onderzoek in minstens één land naar de rol van de gemeenten, naar de knelpunten waarmee ze worden geconfronteerd, naar de ondersteuning door de hogere overheid. De Lidstaten ontvingen daartoe een vragenlijst. België was in 2007 het eerste studievoorwerp. In 2008 zullen we de besluiten ervan ter beschikking stellen aan onze partners. Nog in 2007 werd in Boekarest (Roemenië) een rondetafelconferentie georganiseerd en werden contacten gelegd met Frankrijk en Marokko.”
1.2 Risico-identificatie op lokaal niveau Het KB van 16 februari 2006 betreffende de nood- en interventieplannen vraagt de lokale overheden een veiligheidscel op te richten. Deze veiligheidscel is onder andere belast met het opmaken van de risico-inventarisatie en -analyse voor hun grondgebied. Met het project ‘Glimmer’ wil het Crisiscentrum de lokale overheden een operationeel werkinstrument aanbieden om hen daarbij te helpen.
57
Kennisbeheer
naar inhoud
Yngvild Ingels weet er meer over: “Glimmer staat voor Global-Local Information Merging for Maturing Emergency Response en wordt uitgevoerd in opdracht van het Crisiscentrum door de onderzoekseenheid Spiral (Scientific and Public Involvement in Risk Allocations Laboratory) van de Universiteit van Luik en door het Crisis & Emergency Management Centre (Cemac). Het project bestrijkt verschillende jaren. De eerste fase van het project liep over negen maanden en werd afgerond in 2007. Ze bestond uit vijf stappen: 1. Aanpassing van de APELL-methode (Awareness and Preparedness for Emergencies at local level) van de UNEP (United Nations Environmental Programme) aan de Belgische context 2. Empirische analyse van de behoeften 3. Op punt stellen van gestandaardiseerde fiches per risico 4. Ontwikkeling van referentieschema’s 5. Ontwerp van handboek
Risico
Voor de uitwerking van het project werd gestart met enkele pilootgemeenten en provincies. Het gaat over Zele, Kortessem, Leuven, Brussel-Hoofdstad, Watermaal-Bosvoorde, Welkenraedt, Aubange, Mons en de provincies West-Vlaanderen en Waals-Brabant. Samen met de onderzoeksploeg werden de risico’s op hun grondgebied geïdentificeerd. Daarbij werd ook gekeken naar de criteria die ze hanteren om iets als een risico te beschouwen. Aan de hand van hun bevindingen werden risicofiches ontworpen die ter beschikking worden gesteld van alle lokale overheden. Er werd voor gekozen om de resultaten van het eerste deel van de methodologie al te verspreiden in 2008, in afwachting van de integrale methodologie.”
naar inhoud
Het KB van 16 februari 2006 trekt het begrip “risico” open en spreekt ook over “nieuwe risico’s”. Maar wat moeten we daar nu onder verstaan? Monique Bernaerts verheldert de terminologie: “De wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming vertrekt vanuit de definitie ‘rampspoedige gebeurtenissen, catastrofen of schadegevallen’. Al in de jaren ‘80 en ‘90 bleek dat de operationele invulling ervan soms niet volledig de lading dekte. Denken we maar aan het Heizeldrama, de terroristische dreiging, de varkenspest, de gekke koeienziekte, Mond- en Klauwzeer. Het KB betreffende de nood- en interventieplanning hanteert het begrip ‘noodsituatie’, waarbij een ruimere omschrijving wordt gebruikt. De maatschappij en de risico’s zijn veranderd, dus werd ook de structuur aangepast, mét behoud van de multidisciplinaire aanpak. Het onderscheid tussen politionele en burgerlijke veiligheid wordt bijvoorbeeld kleiner, vanuit een optiek van geïntegreerde aanpak. Zo wordt bijvoorbeeld de operationele leiding waargenomen door een brandweerofficier, maar de mogelijkheid bestaat om een leidinggevende van de meest betrokken discipline aan te duiden.”
58
Kennisbeheer
1.3 Crisiscommunicatie De Katholieke Universiteit Leuven voerde in 2007 het onderzoek ‘Analyse van de crisiscommunicatie’. De onderzoeksmethodologie stoelde op een literatuurstudie, documentenen inhoudsanalyse, individuele interviews en groepsinterviews. Uit de literatuurstudie bleek dat investeren in crisiscommunicatie bij noodsituaties onontbeerlijk is. Crisissen worden vaak verergerd door een onaangepaste communicatie. Het primaire doel van crisiscommunicatie is de bevolking te waarschuwen, en te informeren over (de evolutie van) de situatie, de genomen maatregelen door de overheid en de eventueel te ondernemen acties door de bevolking. Het onderzoek kwam tot de vaststelling dat de afgelopen jaren een hoger voorbereidingsniveau op het vlak van informatie aan de bevolking werd nagestreefd. Het belang van communicatie bij noodsituaties is daarmee ingebouwd in het crisisbeheer. Met de verschillende bestuursniveaus wordt werk gemaakt van de uitbouw van structuren, netwerken en informatiekanalen. Om de informatie aan de bevolking bij noodsituaties verder vorm te geven, werden in het onderzoeksproject een aantal actiepunten voorgesteld. Deze aanbevelingen situeren zich onder andere op het vlak van personeelsbezetting en performante communicatiekanalen. Om de zelfredzaamheid van de burger bij noodsituaties te bevorderen, werd ook een voorstel voor risicocommunicatie geformuleerd.
1.4 Interne noodplannen In 2007 heeft het Crisiscentrum zich gebogen over de interne noodplannen van bedrijven en instellingen en hoe ze gecoördineerd zijn of kunnen worden met de externe noodplannen van de lokale overheden (nood- en interventieplannen van de gemeentelijke en provinciale overheden). De overgang van het interne naar het externe plan is immers belangrijk voor het beheer van een noodsituatie. Deze situatie moet duidelijk zijn, opdat elke hulpverlener weet wat zijn opdrachten zijn. De noodzaak van dit onderzoek wordt beklemtoond sinds de afkondiging van het Koninklijk Besluit van 16 februari 2006 betreffende de nood- en interventieplannen, dat de interne noodplannen aanhaalt als een onderdeel van de noodplanning. Een intern noodplan wordt erin gedefinieerd als “een document op het niveau van het bedrijf en/of instelling, dat erop gericht is de schadelijke gevolgen van een noodsituatie te beperken door het uitwerken van aangepaste materiële en organisatorische noodmaatregelen, opgesteld door het betrokken bedrijf of de betrokken instelling.” “Het KB stelt geen enkele verplichting voor de bedrijven of instellingen op het vlak van interne plannen. Er wordt enkel vastgesteld dat ze bestaan. De vermelding ervan heeft veel vragen met zich meegebracht, zowel vanwege bedrijven als vanwege overheden. Hoewel het er niet uitdrukkelijk zo staat, lazen velen er een verplichting in”, zegt Angélique Gérard. “In eerste instantie wil het onderzoek de draagwijdte verduidelijken van de verplichting om een intern noodplan op te stellen. Hoe gebeurt vervolgens de samenwerking/coördinatie tussen de ondernemingen en de overheden, die externe plannen uitwerken? Die vraag is belangrijk, want ze maakt het mogelijk de verdeling van de verantwoordelijkheden te omschrijven tussen de exploitant en de overheden bij een noodsituatie. Zodra de wettelijke en reglementaire teksten geanalyseerd zijn, wordt naar de praktijk gekeken, om er lessen uit te trekken en om richtlijnen te bepalen, zodat de neuzen van de exploitanten en van de lokale overheden maximaal dezelfde kant opwijzen.”
59
Kennisbeheer
naar inhoud
1.5 Bevoegdheden Gemeenschappen en Gewesten Noodplanning en crisisbeheer zijn federale bevoegdheden, maar noodsituaties kunnen een link hebben met de bevoegdheidsdomeinen van de gemeenschappen en gewesten. Het Crisiscentrum ondervond al meerdere malen de noodzaak om een overleg en samenwerking met de gemeenschappen en gewesten op het vlak van crisismanagement op te bouwen. Deze noodzaak werd concreet vertaald in een onderzoeksproject naar de rol van de gemeenschappen en de gewesten inzake noodplanning en crisisbeheer. Het wetenschappelijk onderzoek Cortecs (Communities and Regions Training for Emergency and Crisis Situation) werd in de loop van 2006 uitgevoerd door de Universiteit van Luik in opdracht van het Crisiscentrum. In de eindconclusie van de studie werden vijf categorieën opgelijst van mogelijke samenwerking tussen de federale staat en de ©Belga deelstaten op het vlak noodplanning en crisisbeheer. De vertegenwoordiger van de Vlaamse overheid in het begeleidingscomité was opgetogen over de initiatieven van het Crisiscentrum in deze materie. Ook de Vlaamse Minister-President had in april 2006 de opdracht gegeven om bij alle Vlaamse departementen en agentschappen een interne bevraging te organiseren over het huidige crisismanagement binnen de bevoegdheden van de Vlaamse overheid. Het Cortecs-onderzoek en de interne bevraging binnen de Vlaamse overheid hebben geleid tot een nota aan de leden van de Vlaamse regering betreffende het crisismanagement tussen de federale en de Vlaamse overheid en binnen de Vlaamse overheid. Deze nota werd goedgekeurd door de Vlaamse Minister-President op 14 september 2007. Een werkgroep moet het overleg over de samenwerking tussen de federale en Vlaamse overheid met betrekking tot noodplanning en crisisbeheer opstarten en de nodige afspraken maken. Na overleg heeft het Crisiscentrum een aantal sectoren geïdentificeerd waarin de komende jaren vooruitgang kan worden geboekt en waarbij de samenwerking met de deelstaten onontbeerlijk is. In november was hierover een vergadering met de Vlaamse Overheid, maar het spreekt voor zich dat de behandeling van de voorgestelde thematieken zich niet enkel zal beperken tot de Vlaamse overheid en dat ook de andere deelstaten betrokken zullen worden. 5 domeinen van mogelijke samenwerking: 1. De operationalisering van het ‘nationaal noodplan overstromingen en hoog water’
Het noodplan werd goedgekeurd door Minister Dewael en verstuurd aan de Ministerspresidenten van de deelstaten op 12 maart 2007. Het nationaal noodplan moet geoperationaliseerd worden en daarvoor is overleg en samenwerking met de deelstaten nodig.
2. Harmonisatie van de provinciale bijzondere nood- en interventieplannen betreffende Seveso
naar inhoud
In 2008 start een project om de Seveso-noodplannen te harmoniseren, in lijn met het KB van 16 februari 2006 betreffende de nood - en interventieplannen. De federale overheden
60
Kennisbeheer
en de Gemeenschappen en Gewesten kunnen al steunen op het samenwerkingsakkoord ter zake en op de begeleidingscommissie als overlegplatform. 3. Nucleaire oefening van grote omvang rond de kerncentrale in Doel (oktober 2009)
Voor het eerst in de organisatie van oefeningen in het kader van het nucleair en radiologisch noodplan voor het Belgische grondgebied, zal het aspect Westerschelde en haven van Antwerpen aan bod komen. Daarbij zijn afspraken met de Vlaamse Overheid nodig en kan in het scenario van de oefening een rol weggelegd worden voor de Kustwacht. Het nationaal noodplan voorziet de mogelijkheid van vertegenwoordiging van gewestelijke Ministers of hun gemachtigden in de beleidcel, dus ook dit aspect kan geoefend worden.
4. Cartografie
Het Crisiscentrum wenst samen te werken met de Vlaamse overheid voor wat betreft het Geografisch Informatie Systeem (GIS). Vlaanderen beschikt immers over luchtfoto’s die gebruikt zouden kunnen worden bij het uitvoeren van federale opdrachten en bevoegdheden.
5. Rolverduidelijking op het vlak van Genetisch Gemodificeerde Micro-organismen (GGM)
Op 4 augustus 2005 is een Ministeriële omzendbrief verschenen over het bijzonder noodplan voor hulpverlening betreffende het ingeperkt gebruik van genetisch gemodificeerde micro-organismen. Er is echter ook de regionale wetgeving hieromtrent. Het blijkt dat deze wetgeving gedeeltelijk overlappend is en dat er dus afspraken gemaakt moeten worden over ieders rol in deze materie.
2
Oefenbeleid Doorheen het jaar worden er verschillende noodplanoefeningen georganiseerd door verschillende instanties. De rol van het Crisiscentrum is verschillend naargelang het scenario van de specifieke oefeningen. Het kan gaan van louter geïnformeerd worden, over het testen van bepaalde taakaspecten tot het daadwerkelijk bijeenroepen van één of meer crisiscellen. In het kader van de noodplanning en het crisisbeheer is het houden van oefeningen een noodzakelijk aspect om voorbereid te zijn op reële noodsituaties. Oefeningen dragen bij tot het zich eigen maken van de nodige kennis. Via oefeningen kan men de eigen werking testen, de procedures analyseren en knelpunten detecteren. Nadien kunnen waar nodig verbeterpunten uitgevoerd worden, met het oog op een doeltreffende hulpverlening en crisisbeheer.
2.1 Oefenmethodologie In uitvoering van het Nucleair en Radiologisch noodplan voor het Belgische grondgebied worden jaarlijks noodplanoefeningen georganiseerd voor de kerncentrales en tweejaarlijks voor de andere Belgische installaties waarop het plan van toepassing is. De oefeningen hebben tot doel:
•• de werking te testen van bepaalde aspecten van de noodplanregelingen die op de verschillende niveaus werden opgesteld;
•• aan de deelnemende instanties en disciplines de mogelijkheid te bieden om hun optreden in geval van potentiële nucleaire noodsituaties op een geïntegreerde manier te oefenen.
61
Kennisbeheer
naar inhoud
Hans De Neef en Frédéric Vanoutrive zijn binnen het Crisiscentrum de drijvende krachten achter deze methodologie: “De oefeningen worden voorbereid door vertegenwoordigers van de verschillende overheden: de federale cellen (evaluatiecel, meetcel, federaal coördinatiecomité en informatiecel), de federale noodplanningsdiensten van de betrokken Gouverneurs en de nucleaire installaties. Tijdens deze besprekingen worden de oefendoelstellingen bepaald, op basis waarvan de nucleaire uitbaters een ongevalscenario uitwerken. Tijdens de oefening volgen observatoren nauwgezet het verloop van de oefening. Worden de procedures correct gebruikt? Zijn ze gekend? Wordt er tijdig gereageerd? Deze bevindingen worden na afloop geëvalueerd, samen met de analyse van de deelnemers en volgens de vooraf bepaalde oefendoelstellingen. Deze analyse is voornamelijk gericht op het opsporen van verbeterpunten in de noodplanregelingen, waarvoor verbeterfiches worden uitgewerkt. Er wordt ook een jaarverslag over de nucleaire noodplanoefeningen opgesteld.”
2.2 Nucleaire noodplanoefeningen 2.1.1 Beperkte oefeningen In 2007 werden vier beperkte oefeningen georganiseerd, waarbij de klemtoon lag op de interactie tussen de uitbating en de evaluatiecel. Tijdens de oefening op 23 maart werd het nationaal nucleair noodplan getest voor de site van Belgoprocess in Dessel. De jaarlijkse noodplanoefening voor de site Doel vond plaats op 2 mei 2007 en voor de site Tihange op 8 november. De evaluatiecel evalueerde de situatie en formuleerde beleidsadviezen voor het crisisbeheer. Ze baseerde zich daarbij o.a. op de gegevens van de uitbater. Door de informatie-uitwisseling tussen experten onder de loep te nemen konden meer technische aspecten worden uitgediept. Het Crisiscentrum voerde een communicatietest uit met de diensten betrokken bij de uitvoering van het nucleair noodplan. De globale oefendoelstellingen waren:
•• alarmering in werkelijke tijd van alle betrokken entiteiten •• mobilisering in werkelijke tijd van de evaluatiecel •• werking van en interactie tussen de deelnemende entiteiten De oefening voor de site Belgonucleaire vond plaats op 11 december 2007. De oefening bleef beperkt tot een interactie tussen de exploitant en de evaluatiecel. Er was geen alarmering voorzien voor de leden van de federale crisiscellen door het Crisiscentrum.
2.1.2 Methodologisch begeleide oefening Op 25 oktober 2007 werd in het Studiecentrum voor Kernenergie in Mol een methologisch begeleide oefening georganiseerd. Voorafgaand werd op 11 oktober een alarmeringstest op federaal niveau uitgevoerd. De oefening had als doel het testen van het interne noodplan van het SCK.CEN en het noodplan van de overheden. Hierbij werd o.a. de werking van elk van de deelnemende partijen en hun onderlinge interacties bekeken. De oefening werd methodologisch begeleid door experts. Op voorziene tijdstippen gaven ze input aan de
naar inhoud
62
Kennisbeheer
deelnemers en waakten eveneens over het goede verloop van de oefening. Ze observeerden ook het reactiepatroon van de deelnemers in functie van de oefendoelstellingen en de procedures. De maatregelen werden enkel op papier uitgevoerd, met uitzondering van de interventies van de hulpverleningsoperaties (discipline 1) en de medische en psychosociale hulpverlening (discipline 2). De zichtbaarheid van de oefening bleef beperkt tot deze twee interventiediensten. Om eventuele ongerustheid te vermijden, werden de inwoners in de omgeving van het SCK.CEN vooraf op de hoogte gebracht. Op 22 november werd het verloop van de oefening geëvalueerd. Op 3 december werden de bevindingen besproken met de Regionale Nucleaire Coördinatiecel, waarin ondermeer de burgemeesters van Mol en Retie en vertegenwoordigers van de industrie in de omgeving van de site een plaats hebben. De voornaamste bevindingen waren:
•• De combinatie van het ongevalscenario (beheer in gemeentelijke fase) en een nucleair incident (beheer in federale fase) schept andere verwachtingen naar het crisisbeheer en de informatie aan de bevolking.
•• De perceptie van een aantal maatregelen en de communicatie erover blijft een heikel punt. Zo blijft bijvoorbeeld de maatregel ter bescherming van de voedselketen (en zodoende voor de mens) op onbegrip stuiten.
•• De omschrijving van de zone waarbinnen maatregelen van kracht zijn, sluit onvoldoende aan bij de beleving ter plaatse. Het Crisiscentrum leidt momenteel een pilootproject over de indeling van de nucleaire interventiezone van de kerncentrale in Tihange, zodat de verschillende crisiscellen en bestuurlijke niveaus dezelfde uitgangspunten hanteren. Een gelijkaardig project zou nadien ook voor de site van het SCK opgevat kunnen worden.
•• Een ontsporing in het scenario (plotse foute meetwaarde) was nefast voor de motivatie. Enkele deelnemers besloten vroegtijdig te vertrekken, wegens de indruk van een onrealistisch scenario en tegenstrijdige maatregelen. In de toekomst zal de oefenmethodologie verfijnd worden om zulke situaties te vermijden.
63
Kennisbeheer
naar inhoud
Er is dus een duidelijke vraag naar standaard-responsscenario’s die de lokale autoriteiten en disciplines in een vroeg stadium van een reële noodsituatie toelaten inzicht te verwerven in wat van hen verwacht kan worden. Deze standaard-responsscenario’s vormen echter slechts een leidraad, die het Crisiscentrum in 2008 verder zal ontwikkelen op basis van getrokken lessen. Anderzijds wordt op lokaal niveau een tendens vastgesteld om zelfs bij een licht scenario de maatregelen op te tuigen. Er dient bijgevolg bekeken te worden hoe de verhouding tussen het lokale en het federale niveau beter op elkaar kan afgestemd worden.
2.3 Communicatieoefeningen Onmiddellijk na het Tsjernobyl-ongeval (26 april 1986) hebben de Europese Commissie en het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie (IAEA) systemen opgesteld om lidstaten vroegtijdig te verwittigen in het geval van nucleaire noodgevallen. Het ECURIE-systeem (European Community Urgent Radiological Information Exchange) verschaft informatie over radiologische metingen en voorspelde waarden, meteorologische data van de site en genomen beslissingen (tegenmaatregelen). Een lidstaat die abnormaal hoge radiologische waarden detecteert of denkt tegenmaatregelen te nemen, moet onmiddellijk een notificatie zenden naar de Europese Commissie. Deze stuurt elk bericht (zowel de initiële notificatie als alle daaruit volgende berichten) door naar alle ECURIE-contactpunten. Het Crisiscentrum is voor de EU aangeduid als Belgisch nationaal contactpunt bij stralingsgevaar. ECURIE kent 4 types van oefenniveaus:
•• Bij Level 0 genereert het systeem automatisch een test, om na te gaan of alle stations actief zijn;
•• Level 1-oefeningen worden gebruikt om na te gaan of de nationale contactpunten onmiddellijk reageren op een notificatie;
•• Level 2-oefeningen behoeven een antwoord van de bevoegde autoriteit; •• Level 3-oefeningen voorzien in het oefenen van de gehele informatiestructuur door een echt ongeval te simuleren. Er waren in 2007 drie Level 1- oefeningen en één Level 3-oefening. Lees meer: http://ec.europa.eu/energy/nuclear/radioprotection/emergency_en.htm
naar inhoud
64
Kennisbeheer
Infrastructuur voor crisisbeheer
Integratie van functies 66
Geografisch Informatie Systeem 66
Regetel 67
Videoconferentiesysteem 69
naar inhoud
VII
Een multidisciplinaire coördinatie en crisisbeheer vereisen een infrastructuur die het mogelijk maakt de betrokkenen rond de tafel te brengen, snel informatie te ontvangen en te versturen en de beleidsnemers de middelen te bieden kennis te nemen van de situatie aan de hand van analyses, cartografie, performante communicatielijnen, ... Die infrastructuur wordt permanent operationeel gehouden en aangepast aan nieuwe technologieën en technische mogelijkheden.
1
Integratie van functies Voor een maximale efficiëntie is het cruciaal dat het Crisiscentrum alle ontvangen informatie zo snel en doeltreffend mogelijk kan behandelen. Om de informatiestromen te beheren, beschikt het Crisiscentrum over verschillende communicatiekanalen en gegevensbanken. De behoefte werd vastgesteld om de verscheiden toepassingen te koppelen en aldus een maximaal rendement te halen uit de beschikbare informatie. “Om te vermijden dat de bestaande toepassingen op technologisch vlak achterhaald raken en de informatie onvoldoende ontsloten is, worden verschillende modules gedefinieerd, aangepast aan de functionele noden en opdrachten van het Crisiscentrum, zoals:
•• •• •• ••
het beheer van contacten, personen en organisaties; het beheer van verzendbewijzen en verzendingsproblemen; het versturen van e-mail en andere informatie; het genereren van permanentieverslagen en situatierapporten.
Vanuit diezelfde optiek werd in 2007 een interne audit uitgevoerd om het informaticapark voor de medewerkers te analyseren en over te gaan tot het vervangen van een reeks verouderde computers. Ook de toestand van het netwerk werd geanalyseerd om de capaciteit en de snelheid ervan te optimaliseren. Het Crisis Management Software Network werd in een nieuw kleedje gestoken en gebruiksvriendelijker gemaakt. Het flashrapport, een intern rapport met een actuele situatieschets op het vlak van ordehandhaving, rampspoedige gebeurtenissen en andere vitale informatie, werd in een andere vorm geconcipieerd zodat de informatie makkelijker kan worden geconsulteerd.”, licht Alain Baré toe.
2
Geografisch Informatie Systeem Het Geografisch Informatiesysteem (GIS) vervult bij noodsituaties een voorname rol bij het nemen van beslissingen op het Belgische grondgebied, maar het heeft het ook mogelijk gemaakt de kennis uit te diepen van de grensoverschrijdende risico’s. “Via de werkgroep Grensoverschrijdende risico’s Benelux kon een lijst worden opgesteld voor een gemeenschappelijke interpretatie van risico’s met potentiële
naar inhoud
66
Infrastructuur voor crisisbeheer
grensoverschrijdende gevolgen. Daarbij werd het belang duidelijk aangetoond van een gemeenschappelijke of compatibele aanpak, benaming en symboolgebruik van risico’s. Een gelijkaardige afspraak met Frankrijk en Duitsland is wenselijk. Binnen Benelux-verband werd goedkeuring gegeven aan ontwerpprotocollen voor de uitwisseling van gegevens om de integratie van gegevens in de verschillende nationale GIS-systemen te integreren. Omdat die gegevens gevoelig en vertrouwelijk zijn, staat een transnationale cartografie momenteel echter niet op de agenda. Het spreekt voor zich dat het verzamelen en regelmatig actualiseren van de gegevens permanent teamwerk is, dat ook geconcentreerd is op het verwerven van nieuwe gegevens dankzij onder andere de partners van het Crisiscentrum”, aldus Gilles Lebon.
3
Regetel De overheid beschikt sinds 1992 over een onafhankelijk telecommunicatienetwerk dat eind 2006 werd uitgebreid met een Voice-over-IP-netwerk (spraak via internet). REGETEL (Telecommunicatienetwerk van de Regering) omvat twee pijlers: een federaal netwerk en een crisisnetwerk. Het beveiligde REGETEL-netwerk past in het totaalpakket van alternatieve communicatiesystemen dat bij crisis, maar ook daarbuiten, beschikbaar wordt gesteld door de federale overheid.
67
Infrastructuur voor crisisbeheer
naar inhoud
3.1 Crisisnetwerk Dit volledig digitale telecommunicatienetwerk laat onder andere toe dat alle provinciale crisiscentra, de permanente eenheden van de Civiele Bescherming en de centrales voor medische en politionele noodoproepen (100 en 101) ononderbroken bereikbaar zullen zijn. Dit draagt bij tot de veiligheid voor de bevolking. Dat vraagt om een woordje uitleg van projectleider Johan Gyssels. “Het REGETEL-netwerk is maximaal afgeschermd van de mobiele en vaste telefonienetwerken (Virtual Private Network). De belangrijkste crisislijnen beschikken nu ook over een toegang voor publieke telefoonnummers. Zo blijven bijvoorbeeld de 100-centrales altijd bereikbaar voor het publiek. Eind 2007 waren 62 sites verspreid over het nationale grondgebied uitgerust met VoIPverbindingen en de bijhorende telefoons, faxen en draagbare computers. Daardoor hebben ze toegang tot de netwerken en databanken van het Crisiscentrum van de Regering. De aansluitingen naar andere belangrijke crisiscentra zoals het Maritiem Reddings- en Coördinatiecentrum (MRCC) in Oostende, het Maritiem Informatie Kruispunt (MIK) in Zeebrugge, de belangrijkste sites van Fluxys en Eandis zijn gerealiseerd. De aansluitingen van o.a. de Communicatie- en Informatiecentra (CIC), de dispatchings van het Rode Kruis, het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle, het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en het KMI zijn gepland of in uitvoering.” Betrouwbaarheid en continuïteit in de werking zijn de uitgangspunten. “De gebruikers kunnen tegelijk spraak- en datacommunicatie toepassen. Bovendien worden de belangrijke crisisverbindingen elke 60 seconden gecontroleerd en kan er 24u/24 gereageerd worden op storingen. Dit betekent dat er proactief kan worden gewerkt en een volledige operationaliteit gegarandeerd kan worden. Van zodra de verbinding naar een toestel onderbroken wordt, worden onmiddellijk technici verwittigd. Men kan van op afstand de oorzaak opsporen en doelgericht herstellingen laten uitvoeren. De tijd dat iemand eerst moest gaan kijken naar een bepaalde site, is voor REGETEL dus voorbij”, zegt projectleider Johan Gyssels.
3.2 Federaal netwerk Het federaal netwerk is geconcentreerd in Brussel. Het is volledig autonoom met eigen spraakservers, eigen kabels en verdelers. Het netwerk bestaat uit een configuratie van 60 km koperkabel en aparte aansluitingen via glasvezel. Iedere aansluiting is redundant verbonden via lussen. Alle federale overheidsgebouwen zijn aangesloten op het netwerk. Administraties die ondergebracht zijn in gehuurde gebouwen, worden via breedbandverbindingen rechtstreeks op
naar inhoud
68
Infrastructuur voor crisisbeheer
de REGETEL-servers aangesloten. De servers zorgen voor alle mogelijke moderne digitale toepassingen (ISDN, VoIP,...). Dit netwerk verbindt alle federale beleidscellen, federale overheidsdiensten, het Parlement en de Koninklijke paleizen (Paleis van Brussel, Laken, Stuyvenberg en Belvédère). Er zijn ongeveer 450 gebruikers aangesloten. In 2007 werden de Algemene Directies Crisiscentrum, Civiele Veiligheid, Instellingen & Bevolking en Vreemdelingenbeleid van de FOD Binnenlandse Zaken onderling verbonden via glasvezelkabels. Dit project zet de poorten wijd open voor betere en snellere uitwisseling van datacommunicatie tussen de directies en vooral de mogelijkheid om de nieuwe ontwikkelingen op vlak van informatica toe te passen. Om de verschillende sites met elkaar te kunnen verbinden, was het noodzakelijk om uitgebreide graafwerken uit te voeren rond het Paleis der Naties. De werken maken deel uit van een groter project: dubbele aansluiting van elke directie (dual access) in een ring-netwerk, zodat er steeds een redundante verbinding beschikbaar is. Wordt de verbinding via de eerste route om de een of andere reden onderbroken, is er nog altijd onmiddellijk een andere route beschikbaar. Deze nieuwe configuratie moet de operationele beschikbaarheid van de kern van het REGETELcrisisnetwerk optimaal garanderen. De servers zullen een soort van permanente back-up van de data organiseren (mirroring). Dit betekent concreet dat indien de server op locatie A uitvalt, de server op locatie B onmiddellijk overneemt, zonder dat de gebruikers hiervan iets merken. Het Projectbureau REGETEL wordt onmiddellijk verwittigd. Bovendien zal de intensiteit van de datatrafiek, op zowel de primaire als de secundaire verbinding, voortdurend gecontroleerd en evenredig verdeeld worden. Hierdoor wordt vermeden dat één van beide circuits overbelast geraakt (load balancing). Lees meer: www.regetel.be
Videoconferentiesysteem
4
Het Crisiscentrum stelt zijn infrastructuur ter beschikking, die aangepast is aan de behoeften voor een modern crisisbeheer. De infrastructuur wordt continu operationeel gehouden om aan de gebruikers een performante infrastructuur aan te kunnen bieden. Het Crisiscentrum beschikt bijvoorbeeld over een videoconferentiesysteem met vijf permanente stations en twee mobiele stations die ingezet kunnen worden volgens de noodwendigheden. Hiermee kan een noodsituatie worden gecoördineerd in rechtstreeks contact met de Federale Politie, met de Directeur-Coördinator van Brussel en met de Lokale Politie van Brussel-Elsene. Ook de elf gouverneurs en de kerncentrales beschikken over een eigen infrastructuur voor videoconferentie. Alain Baré: “Het is mogelijk om op afstand de hele configuratie van die posten te beheren en om multi-conferenties met zestien simultane verbindingen op te zetten.
69
Infrastructuur voor crisisbeheer
naar inhoud
Om reisonkosten en reistijd te besparen, doen ook partners steeds meer een beroep op de infrastructuur en het videoconferentiesysteem om internationale (multi-point) vergaderingen te organiseren. Op technisch vlak wordt ernaar gestreefd om draadloze technieken te implementeren binnen de bestaande configuratie om de videoconferentie beschikbaar te maken voor draagbare apparaten zoals PDA’s en geavanceerde mobiele telefoons.”
naar inhoud
70
Infrastructuur voor crisisbeheer
Coördinaten Algemene Directie Crisiscentrum Hertogsstraat 53, 1000 Brussel Tel.: 02/506 47 11 - Fax : 02/506 47 09
[email protected] RAES, J. (N), directeur-generaal Secretariaat: Tel. 02/506 47 59
Geïntegreerd Crisis- en Evenementenbeheer LEFEVRE, A. (F), directeur Secretariaat: Tel. 02/506 48 14
Noodplanning BERNAERTS, M. (F), directeur Secretariaat: Tel. 02/506 48 16 Secr. Hoger Instituut v.d Noodplanning: Tel. 02/506 47 87
Projectbureau Regetel GYSSELS, J. (N), directeur Secretariaat: Tel. 02/506 47 53
Commissie voor Nationale Vraagstukken inzake Verdediging COLLINS, D. (F), Kolonel Secretariaat: Tel. 02/506 47 06
Structuur Kustwacht RAES, J.,voorzitter beleidsorgaan VANHESSCHE, U. (N) Tel. 059/25 54 70 DEPOORTER, P. (N) Tel. 059/25 54 71
Rallycommissie RAES, J. (N), voorzitter HEIJENS, W. (N), dossierbeheerder
Tel. 02/506 47 73
U wil een medewerker contacteren?
[email protected]
www.crisiscentrum.be
naar inhoud