Veiligheid en Preventie Activiteitenrapport | 2007
Dit activiteitenrapport is een realisatie van het team interne communicatie van de Algemene Directie Veiligheid en Preventie in samenwerking met de piloten van de diverse dossiers. Voor elke suggestie, opmerking of vraag kunt u zich richten tot: AD Veiligheid en Preventie, Waterloolaan 76, 1000 Brussel T 02 557 33 53 , F 02 557 33 67, e-mail:
[email protected] Het rapport is tevens verkrijgbaar in het Frans. Creatie: www.colorstudio.be, tel. +32 (0)9/225 37 38 Verantwoordelijke uitgever: Jérôme Glorie, Waterloolaan 76, 1000 Brussel
Inhoud Identiteitskaart AD VP
6
Woord vooraf
9
I
De Algemene Directie Veiligheid en Preventie: Opdrachten, personeel, Financiële middelen en Management 11
Inleiding
12
1.
Opdrachten
13
1.1
Adviseren van de Minister van 13
1.2
De ondersteuning van het preventiebeleid
13
1.3
De opvolging van de internationale politiesamenwerking
1.4
Beleid Integrale Veiligheid
23
Inleiding
24
1.
Beleid
25
Kadernota Integrale Veiligheid 2008-2011
25
2.
Geïntegreerde actieplannen en projecten betreffende problematische
Binnenlandse Zaken bij de uitbouw van een geïntegreerd veiligheidsbeleid.
II
13
Wetenschappelijk onderzoek inzake politie en
veiligheidsfenomenen
26
2.1
Veiligheid in het openbaar vervoer
26
2.2
Actieplan “beveiligde parkings” voor de preventie van ladingdiestallen
26
2.3
Veiligheid Zelfstandige Ondernemers
27
2.4
“Binnen zonder kloppen “: Geweld op en door portiers
veiligheid stimuleren, coördineren en evalueren
14
1.5
Waken over de voetbalveiligheid
14
1.6
Opdrachten met betrekking tot de zonale
3.
1.7
Regelgeving van en controle op de sector van de private veiligheid
1.8
14
lokaal integraal veiligheidsbeleid’
29
Buurtinformatienetwerken (BIN)
29
3.3
Harmonisering van de veiligheids- en preventiefuncties
29
3.4
Overleg Arrondissementscommissarissen
30
4.
Het internationaal politiebeleid
31
4.1
Fora voor samenwerking in het kader van de
15
Geschillendossiers aansprakelijkheid personeelsleden federale politie
15
2.
Personeel
16
3.
Financiële middelen
18
4.
Management
20
4.1
De uitvoering en monitoring van het
29
Consultancyproject ‘Implementatie van een
3.2
politieorganisatie en de specifieke processen inzake de geïntegreerde politie
Optimalisering van de bestaande veiligheidsen politiestructuren
3.1
28
Europese Unie
31
5.
Criminografie en analyse
33
5.1
Activiteiten in 2007
33
5.2
Perspectieven voor 2008
33
Wetenschappelijk onderzoek inzake politie
operationeel plan
20
4.2
De interne communicatie
20
6.
4.3
Moderniseringsprojecten (MPM) –
en preventie
34
21
6.1
Afgesloten onderzoeken
34
6.2
Nieuwe onderzoeken in 2007
35
6.3
Perspectieven voor 2008
37
7.
Procesondersteuning
39
7.1
Strategisch waakinstrument voor criminaliteit 39
7.2
Lokale Veiligheidsbarometer
39
7.3
Archivarius
39
7.4
Crime early warning system
39
Implementatie van de resultaten
2
inhoud
III Coördinatie en ondersteuning van het lokale integrale veiligheidsbeleid 41
IV De coördinatie van het veiligheidsgebeuren rond voetbalwedstrijden
65
Inleiding
Inleiding
66
1.
Contractuele dispositieven inzake preventie en/
1.
Coördinatie van het veiligheidsgebeuren
67
of veiligheid
43
1.1
Overlegplatform
67
1.1.
Opdrachten van de Dienst lokale Opvolging 43
1.2
Contacten met de federale politie
67
1.2
Activiteiten in 2007
1.3
Contacten met het lokaal niveau
67
1.4
Vertegenwoordiging van de Minister in
42
43
2.
Actieplan kustcriminaliteit
50
2.1
Het KAP-personeel
50
2.2
Preventieacties
50
3.
De preventie van diefstal en andere criminaliteitsfenomenen
53
3.1
Beveiliging van de burgers tegen diefstal
53
3.4
Beveiliging van zelfstandige ondernemers
58
3.5
Beveiliging van overige typen risicogebouwen 59
3.6
Controlesysteem van indentiteitsdocumenten 61
4.
Perspectieven voor 2008
62
internationale werkgroepen inzake voetbal
68
1.5
Media- en communicatiestrategie
69
1.6
Opvolgen van wetenschappelijke studies
69
1.7
Nieuwe regelgeving
69
2.
Het toepassen van de voetbalwet
72
2.1
Algemeen
72
2.2
De supporters
72
2.3
De organisatoren
73
2.4
De procedure
73
3.
De werking van de Voetbalcel in 2007
75
3.1
Het toepassen van de voetbalwet t.a.v. supporters en clubs.
3.2
75
De geïntegreerde aanpak van het voetbalgeweld - het luik preventie
76
4.
Trends / verwachtingen voor 2008
78
4.1
Het toepassen van de voetbalwet - luik organisatoren en luik supporters
4.2
78
Het verder responsabiliseren en professionaliseren van alle betrokken actoren bij het dossier voetbalveiligheid
4.3
78
Het beschikken over een toegankelijke, geactualiseerde en efficiënte regelgeving inzake de strijd tegen het voetbalgerelateerd geweld.
4.4
78
Preventie, racismebestrijding en het promoten van diversiteit, toegang en onthaal supporters met een handicap en de sociale
4.5
3
inhoud
rol van de clubs
79
Internationale samenwerking
79
V
Regelgeving en controle op de private veiligheidssector 81
Inleiding
82
1.
Activiteiten in 2007
83
1.1
Erkenning en goedkeuring
83
1.2
Controles en inbreuken
1.3
Administratieve sancties
1.4
Processen-verbaal opgesteld ten gevolge
VI Ondersteuning van de lokale politiestructuren en de specifieke processen van de geïntegreerde politie 103
Inleiding
104
83
1.
De financiën van de politiezones
105
85
1.1
De boekhouding van de zone
105
1.2
Automatisering boekhoudkundige gegevens van de politiezones
105
De financieringswet
106
1.4. Het gebouwenfonds
106
van vals alarm
85
1.5
Identificatiekaarten
85
1.3
1.6
Pre-screening
85
1.7
Onderzoeken naar de veiligheidsvoorwaarden 86
1.8
Fonds
90
2.
Belangrijkste wijzigingen in 2007
92
2.1
Wijzigingen in de wet van 10 april 1990
92
2.
2.2 Wijzigingen in de regelgeving met betrekking
opleidingen
108
3.
Het specifiek toezicht op de politiezones
109
3.1
Specifiek toezicht door de gouverneur:
92
(niet-)aanvaarding of vernietiging
109
3.3 Bijkomende opdrachten in het kader van het
93
specifiek toezicht
109
4.
Loopbaan van de hogere politieofficieren
111
4.1
Mandaten
111
Wijzigingen in de regelgeving met betrekking tot de alarmen
109
3.2 Specifiek toezicht door de Minister:
2.3 Wijzigingen betreffende de verplichte 2.4
neemt vaste vorm aan!
(niet-)goedkeuring of schorsing
tot de werkkledij en het embleem van bewakingsagenten
De wet op de geïntegreerde politie: de facelift
94
2.5 Wijzigingen betreffende de regeling van het 96
4.2. Mandaten van de korpschefs van de lokale politie:
betrekking tot het veiligheidsadvies
97
4.3. Aanwijzing van de nieuwe Commissaris-generaal
3.
Projecten in 2007
100
3.1
Polnet
100
3.2
E-loket
100
beroep van privé-detective
aanwijzing ‘en régime’ en hernieuwing
2.6 Wijzigingen inzake de reglementering met
112
en van de twee Directeurs-generaal van de federale politie
113
4.4 Benoeming in de graad van hoofdcommissaris van politie van de commissarissen van politie aangesteld in deze graad, in een gezagsambt of via een mobiliteitsprocedure en van de commissarissen van politie aangewezen als korpschef ‘en régime’ van de lokale politie
113
4.5 Baremische loopbaan: toekenning van de loonschalen O7 en O8
114
4.6 Benoeming van de personeelsleden van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie
4
inhoud
114
5. 5.1
Schakel in de controleketen van de politiewerking
115
Tucht
115
6.
Bevestigende tendensen
6.1
Een toename van het aantal ‘gerechtelijke zaken’
132 132
5.2 Klachten
118
6.2 Lokale politie versus federale politie
132
5.3 Paritaire commissie
118
6.3 Grensoverschrijdend politieoptreden
133
6.
Reglementeringen
120
6.1
Administratieve taken
120
6.2 Bijzondere veldwachters
6.4 Administratief en logistiek personeel van de politiediensten
121
aansprakelijkheid
6.3 Ontwerp van Koninklijk Besluit tot regeling van het secretariaat van de Vaste Commissie van de lokale politie
133
6.5. Erkende expertise op het vlak van de burgerlijke 133
6.6. Deelname aan juridische MPM processen
134
VIII Informatieverspreiding
135
Inleiding
136
1.
De externe communicatiedienst
137
1.1
Informatie voor het lokale beleid, politie en
121
VII Het beheer van de burgerlijke aansprakelijkheid en rechtsbijstand van de federale politie en de AIG 123
preventiediensten
137
Inleiding
124
1.2
Informatie voor de burgers
138
1.
De burgerlijke aansprakelijkheid
126
2.
Overzicht eigen publicaties
139
1.1
Wie valt er onder de
3.
Documentatiecentrum
140
4.
Onze coördinaten
141
aansprakelijkheidsdekking 1.2
126
Wat valt er onder de aansprakelijkheidsdekking
126
2.
Gevolgen voor het personeelslid
127
2.1
De foutkwalificatie
127
2.2 De terugvorderingprocedures
127
3.
De contentieux in 2007
128
3.1
Minnelijke regelingen hebben de voorkeur
128
3.2 De kostprijs en inkomsten van de contentieux 128 3.3 De omvang van de contentieux
129
4.
Advocaten en kosteloze rechtshulp
130
4.1
Aangepaste rechtsbescherming
130
4.2 Advocaten 5.
130
Bijzondere Vergoeding lokale politie (Wet van 1 augustus 1985)
131
5
inhoud
Identiteitskaart Algemene Directie Veiligheid en Preventie Missies 1. Uitwerken, coördineren, ondersteunen en implementeren van het integraal veiligheids- en preventiebeleid van de Minister van Binnenlandse Zaken (op nationaal en internationaal vlak). 2. Ondersteuning van de steden en gemeenten bij de uitwerking van hun beleid inzake veiligheid en preventie, in het bijzonder in het kader van de strategische- en preventieplannen. 3. Opvolging van de evoluties op het vlak van de veiligheid bij voetbalwedstrijden 4. Ondersteuning van de organen van de zonale politie, het uitoefenen van het specifiek toezicht op hun beslissingen en de behandeling van tuchtdossiers. 5. Het beheer van de burgerlijke aansprakelijkheid en rechtsbijstand van de Federale Politie. 6. Het continu evalueren, aanpassen en doen respecteren van het juridisch kader voor de sector van de private veiligheid.
Organisatie Algemene Directie
Steundiensten Directie Beleid Integrale Veiligheid
Directie
Directie
Lokale Integrale
voetbalveiligheid
Veiligheid
(voetbalcel)
Directie Directie
Geschillen en
Directie
Politiebeheer
Juridische
Private Veiligheid
ondersteuning
Een greep uit onze dienstverlening De Minister van Binnenlandse Zaken
•• Uitwerken beleidskader Integrale Veiligheid •• Advies m.b.t. preventie- en veiligheidsbeleid
naar inhoud
6
Identiteitskaart AD VP
•• •• •• •• •• •• •• ••
Strategische en conceptuele opvolging van de veiligheidsfenomenen Opsporen en signaleren disfuncties politielandschap Uitwerken thematische geïntegreerde actieplannen Vertegenwoordiging Europese en internationale werkgroepen Coördinatie wetenschappelijk onderzoek m.b.t. preventie en veiligheid Advies en voorbereiding m.b.t. aanwijzings- en evaluatiedossiers federale en lokale politie Advies en voorbereiding inzake tuchtprocedure hogere politieofficieren Advies en voorbereiding m.b.t. beroepen ingesteld door gemeenten of politiezones tegen beslissingen van de gouverneur
11 Gouverneurs
•• Ondersteuning bij de interpretatie van de regelgeving inzake specifiek toezicht op de politiezones en de behandeling van de beroepsdossiers terzake
•• Ondersteuning op het vlak van de controle van het budget en de rekeningen van de politiezones
•• Het bieden van punctuele steun met betrekking tot veiligheids- en preventie-initiatieven 589 Burgemeesters 196 Korpschefs van de lokale politie
•• •• •• •• ••
Goedkeuringsprocedure zonale veiligheidsplannen Ondersteuning interpretatie regelgeving zonale organen Vorming preventiemedewerkers Ondersteuning bij de uitwerking van strategische- en preventieplannen Behandeling van de tuchtdossiers inzake politieofficieren
15.568 personeelsleden van de Federale politie
•• Afhandeling schade veroorzaakt in de uitoefening van de dienst en het verlenen van rechtsbijstand
198 Bewakingsondernemingen 768 Beveiligingsondernemingen 949 Privé-detectives 103 interne bewakingsdiensten 317 Veiligheidsadviseurs
••Opvolgen evoluties private veiligheidssector ••Afleveren van vergunningen, erkenningen ••Uitreiking identificatiekaart (na screening) ••Controle op de naleving wetgeving ••Eventueel opleggen van administratieve sancties
7
Identiteitskaart AD VP
naar inhoud
KBVB en voetbalclubs van 1ste en 2de afdeling
•• •• •• ••
naar inhoud
Opvolgen van de evoluties inzake voetbalveiligheid Waken over de toepassing van de voetbalwet Controles doen inzake ticketting, stewards en stadioninfrastructuur Mogelijkheid tot het opleggen van administratieve sancties bij overtreding voetbalwet (administratieve geldboete, stadionverbod)
8
Identiteitskaart AD VP
Woord vooraf Met genoegen bied ik u het jaarverslag van de Algemene Directie Veiligheid en Preventie aan. Het geeft een gedetailleerd overzicht van onze werkzaamheden tijdens het voorbije jaar en getuigt bovenal van het engagement en professionalisme van onze medewerkers. In deze jaarlijkse terugblik beperken we ons niet tot een droge opsomming van feiten en cijfers. We brengen vooral het verhaal, de context, achter de vele projecten. Achterom kijken om de toekomst beter te begrijpen. Veiligheid is een voorwaarde voor levenskwaliteit De rode draad doorheen dit jaarverslag is onze overtuiging dat veiligheid een wezenlijk onderdeel vormt van de levenskwaliteit en de vrijheden en rechten van eenieder. We zien het als onze missie om samen met alle partners - federaal, regionaal en lokaal - te timmeren aan een veilige samenleving. We doen dat vanuit een integrale en geïntegreerde benadering van de fenomenen die zich aandienen. Een aanpak die we sinds 2003 gestaag hebben uitgebouwd en waarmee we ondertussen heel wat positieve resultaten mochten boeken. In voorliggend jaarverslag vindt u hiervan tal van voorbeelden terug. Onze diensten beiden een meerwaarde Meerwaarde creëren vormt één van de sleutelwoorden in onze werking en organisatie. We houden onze ogen voortdurend open voor nieuwe evoluties binnen het veiligheidslandschap. Hiertoe is een strategisch waakinstrument op punt gesteld dat het ons mogelijk maakt om nieuwe tendensen tijdig op te sporen. We doen dat onder meer via de geregelde bevraging van burgemeesters, korpschefs en sanctionerende ambtenaren naar de fenomenen en evoluties die hen het meeste verontrusten. Het stelt ons in staat beter in te spelen op de behoeften van het lokale bestuursniveau. Dit jaar starten we trouwens een proefproject tot methodologische ondersteuning van het lokale niveau in de uitbouw van een lokaal integraal veiligheidsbeleid. Hierover ongetwijfeld meer in het jaarverslag 2008. Meerwaarde bereiken we ook door voortdurend in dialoog te treden met alle partners en actoren die betrokken zijn bij de veiligheid. Een mooi voorbeeld hiervan vormt de aanpak van het fenomeen ‘diefstal met list’, waarvan vooral senioren het slachtoffer zijn. We brachten alle overkoepelende seniorenverenigingen rond de tafel en werkten samen met hen een preventiecampagne uit. Eenzelfde aanpak - het opzetten van een overlegplatform - werd toegepast ten aanzien van fenomenen zoals ‘geweld en agressie in het openbaar vervoer’, ‘ladingdiefstallen op parkings langs snelwegen’, ‘onveiligheid bij apothekers, huisartsen en juweliers’, en vele andere projecten die u kan nalezen in dit jaarverslag. Deze methodiek is ondertussen zowat verworden tot ons handelsmerk en - daar ben ik van overtuigd - verleent onze activiteiten een echte meerwaarde. Wij zoeken continu naar verbetering We willen het ons niet gemakkelijk maken. Ook in 2007 werden binnen de Algemene Directie Veiligheid en Preventie - net zoals in de andere entiteiten van de FOD Binnenlandse Zaken moderniseringsprojecten uitgevoerd. Ze zullen in 2008 resulteren in een aantal vereenvoudigde procedures in de sectoren van de private veiligheid, de voetbalveiligheid en het politiebeheer.
9
Woord vooraf
naar inhoud
Het elektronische loket Vigilis, dat is afgestemd op de sector van de private veiligheid, wordt grondig vernieuwd. Veel aandacht gaat hierbij uit naar de ‘usability’ of gebruiksvriendelijkheid. Het voorliggende jaarverslag zal u in vogelvlucht inzicht bieden op onze werkzaamheden in 2007. Een ‘achteruitblik’ die misschien de indruk kan wekken dat we hierbij niets anders hebben gedaan dan antwoorden formuleren op problematische fenomenen. Dat doet evenwel het vele routinematige werk oneer aan. Ook in deze dossiers hebben onze medewerkers er alles aan gedaan om de terecht verwachte kwaliteit en snelheid te realiseren. Ik wens hen hiervoor allemaal te bedanken.
Veel leesplezier.
Jérôme Glorie, Directeur-generaal
naar inhoud
De Algemene Directie Veiligheid en Preventie: Opdrachten, personeel, Financiële middelen en Management
Inleiding 12
Opdrachten 13
Personeel 16
Financiële middelen 18
Management 20
naar inhoud
I
naar inhoud
0
Inleiding De Algemene Directie Veiligheid en Preventie is één van de vijf Algemene Directies van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken. Ze ontstond eind 2002 uit de samensmelting van een aantal diensten van de vroegere Algemene Rijkspolitie met het Vast Secretariaat voor het Preventiebeleid en de Dienst Geschillen Federale Politie.
Een team van gekwalificeerde en gedreven medewerkers staat in voor een brede waaier aan opdrachten binnen het domein van het politioneel veiligheids- en preventiebeleid. Deze opdrachten kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op het algemeen politiebeleid, de internationale politiesamenwerking, de werking en organisatie van de zonale politieorganen, de benoemings- en tuchtprocedures voor hogere politieofficieren, de reglementering van de private veiligheidssector, de veiligheid bij voetbalwedstrijden, de afhandeling van schade veroorzaakt door politieambtenaren in de uitoefening van hun functie,…. Deze taken worden uitgeoefend in nauwe samenwerking en partnerschap met andere federale en regionale overheidsdiensten (zoals o.m. FOD Justitie, Dienst voor Strafrechterlijk Beleid) en de politiediensten (federale politie en lokale politie).
In de verdere tekst wordt de Algemene Directie Veiligheid en Preventie afgekort als AD VP.
Het organigram van de AD VP ziet er als volgt uit:
2 horizontale diensten
•• de algemene steundienst (hoofdstuk 1) •• de dienst Beleid Integrale Veiligheid (hoofdstuk 2) 5 directies:
•• •• •• •• ••
naar inhoud
Directie Lokale Integrale Veiligheid (hoofdstuk. 3) Directie Voetbalveiligheid ‘Voetbalcel’ (hoofdstuk 4) Directie Private Veiligheid (hoofdstuk 5) Directie Politiebeheer (hoofdstuk 6) Directie Geschillen en juridische ondersteuning (hoofdstuk 7)
12
De Algemene Directie, Veiligheid en Preventie
1
Opdrachten De opdrachten van de AD VP richten zich in de eerste instantie tot de verschillende overheden die belast zijn met het veiligheids- en preventiebeleid: de Minister van Binnenlandse Zaken, de gouverneurs en de burgemeesters. Daarnaast werken de medewerkers eveneens ten behoeve van andere doelpublieken, met name de private bewakings- en beveiligingsondernemingen, de privé-detectives en de lokale preventiewerkers. De opdrachten kunnen een beleidsondersteunend, normerend of adviserend karakter hebben. In een aantal domeinen beschikken de medewerkers van de AD VP over een inspectiebevoegdheid en kunnen ze administratieve sancties opleggen. Dat is met name zo in de sector van de private veiligheid en de veiligheid bij voetbalwedstrijden. De kernactiviteiten van de AD VP zijn:
1.1 Adviseren van de Minister van Binnenlandse Zaken bij de uitbouw van een geïntegreerd veiligheidsbeleid. Een prioritaire opdracht voor de AD VP is het voorbereiden, uitwerken en uitvoeren van het integraal veiligheidsbeleid van de Minister van Binnenlandse Zaken. De uitwerking en de opvolging van de Kadernota Integrale Veiligheid vormen in dit opzicht een essentiële taak. De Algemene Directie doet dit onder meer met betrekking tot het ontwerp van nationaal veiligheidsplan en de ontwerpen van zonale veiligheidsplannen. Daarnaast zorgt de AD VP voor de conceptuele en strategische opvolging van de evoluties in het politielandschap en de veiligheidsfenomenen. Als een veiligheidsfenomeen als prioritair en/of zorgwekkend wordt beschouwd, dan wordt in overleg met de partners een geïntegreerd actieplan uitgewerkt en voorgelegd aan de Minister. De AD VP zorgt vervolgens samen met alle betrokken diensten voor de uitvoering en evaluatie van de aldus ontwikkelde actieplannen.
1.2 De ondersteuning van het preventiebeleid De AD VP is belast met het uitwerken en coördineren van het beleid inzake criminaliteitspreventie in België. Deze opdracht valt uiteen in de volgende takenpakketten:
•• De ondersteuning en opvolging van de lokale preventie-initiatieven die in het kader van de strategische veiligheids- en preventieplannen en het kustactieplan worden uitgewerkt. Daarnaast staat de AD VP ook in voor de administratieve en financiële opvolging en de evaluatie van de uitgevoerde projecten.
•• Het professionaliseren van de preventie-actoren door de organisatie van opleidingen, studiedagen, werkgroepen en overleg.
•• Sensibilisering van de bevolking met het oog op de preventie van bepaalde misdrijven (verschillende vormen van diefstal en andere gerelateerde thema’s).
1.3 De opvolging van de internationale politiesamenwerking De AD VP vervult samen met andere diensten een strategische en conceptuele rol binnen het domein van de internationale politiesamenwerking. Zo is de Algemene Directie vertegenwoordigd binnen een aantal werkgroepen in het kader van de Europese Unie. Het gaat dan om de activiteiten binnen de Raad Justitie – Binnenlandse Zaken (JAI), de Werkgroep Politiesamenwerking, de werkgroepen Schengen Evaluatie en Schengen Acquis. De AD VP is tevens belast met de opvolging van de werkzaamheden in de schoot van de Raad van Europa en de Verenigde Naties in het domein van de bescherming van de rechten van de mens in hun relatie tot overheidsdiensten. Tot slot neemt de AD VP deel aan de onderhandelingen en de
13
De Algemene Directie, Veiligheid en Preventie
naar inhoud
evaluaties van de bilaterale akkoorden inzake politiesamenwerking, afgesloten met derde landen, en bereidt ze de parlementaire werkzaamheden tot ratificatie van deze akkoorden voor.
1.4 Wetenschappelijk onderzoek inzake politie en veiligheid stimuleren, coördineren en evalueren Om zijn beleid te ondersteunen en te oriënteren belast de Minister van Binnenlandse Zaken de Belgische universiteiten en wetenschappelijke instellingen jaarlijks met wetenschappelijke onderzoeken rond diverse thema’s inzake veiligheid en preventie. De opvolging, de coördinatie en de evaluatie van deze onderzoeksprojecten gebeurt vanuit de AD VP.
1.5 Waken over de voetbalveiligheid De AD VP staat in voor de beleidsvoorbereiding inzake voetbalveiligheid en de toepassing van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden. Concreet heeft de AD VP de volgende opdrachten met betrekking tot de voetbalveiligheid:
•• Opleggen van administratieve sancties aan toeschouwers en organisatoren die de voetbalwet overtreden
•• Uitvoeren van controles inzake infrastructuur, ticketting en stewarding •• Het coördineren van de fenomeenanalyses die betrekking hebben op de veiligheid inzake voetbal
•• De Minister adviseren inzake de principes die de veiligheid en de ordehandhaving bij voetbal moeten beheersen en inzake het opstellen en het uitvoeren van de normen terzake
•• Fungeren als overlegforum voor de coördinatie en de uitwisseling betreffende de veiligheid en de openbare orde inzake voetbal. Op het overlegforum worden regelmatig alle actoren van het voetbalgebeuren (zoals Voetbalbond, Profliga, federale politie, FOD justitie) rond de tafel gebracht
•• De Minister vertegenwoordigen in de internationale werkgroepen betreffende de veiligheid inzake voetbal
•• Het uitoefenen van een coördinerende functie inzake de preventieve aanpak van voetbalgerelateerd geweld
1.6 Opdrachten met betrekking tot de zonale politieorganisatie en de specifieke processen inzake de geïntegreerde politie De gouverneurs en de lokale besturen zijn cruciale partners van de AD VP. Ze staan immers in de frontlinie van het veiligheidsgebeuren waarin ze een sleutelrol vervullen. De AD VP stelt zich tot taak hen te ondersteunen en te begeleiden bij de uitvoering van hun opdracht. Daarnaast zorgt de AD VP voor de interpretatie van de wetgeving en reglementering inzake de organisatie en werking van de zonale organen. Deze opdracht valt uiteen in de volgende deelopdrachten:
•• Het adviseren van de Minister van Binnenlandse Zaken inzake de beroepen die bij hem worden ingediend door de gemeenten of de politiezones tegen de beslissing van de provinciegouverneur tot niet-goedkeuring of schorsing van hun beraadslagingen betreffende de lokale politie
•• Het behandelen van de aanstellings- en benoemingsdossiers van de hogere officieren van de lokale en de federale politie
•• Het uitoefenen van de tuchtbevoegdheden ten opzichte van de politieofficieren
naar inhoud
14
De Algemene Directie, Veiligheid en Preventie
•• Het ondersteunen van de werking van de politieraden en –colleges (vooral met betrekking tot de interpretatie van de regelgeving)
•• Het analyseren van de rapporten en verslagen van de Algemene Inspectie van de federale en de lokale politie (AIG)
1.7 Regelgeving van en controle op de sector van de private veiligheid De AD VP is belast met de controle op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten en op de privé-detectives. Deze opdracht valt uiteen in de volgende deelopdrachten:
•• Het uitvoeren van controles op de naleving van de wetgeving inzake private veiligheid •• Het afleveren van vergunningen/erkenningen aan de ondernemingen in de private veiligheidssector
•• Het uitreiken van identificatiekaarten aan de beveiligingsondernemingen, interne bewakingsdiensten en privé-detectives (na screening)
•• Het innen van retributies (Op basis van hun omzetcijfer betalen de vergunde en erkende bedrijven jaarlijks een retributie. De opbrengsten hiervan worden gestort op naam van het Fonds voor de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen, de interne bewakingsdiensten en de privé-détectives)
•• De administratiefrechtelijke afhandeling van de processen-verbaal opgesteld door de politiediensten en de eigen inspecteurs
1.8 Geschillendossiers aansprakelijkheid personeelsleden federale politie De AD VP waakt over een vlotte behandeling van schadegevallen veroorzaakt of geleden door de Federale Politie en de AIG en voert de gerechtelijke procedures. De AD VPB treedt hierbij onder meer op als aansprakelijkheidsverzekeraar en dekt de burgerlijke aansprakelijkheid van de personeelsleden voor daden gesteld tijdens de uitoefening van de functie. Zij kent kosteloze rechtshulp toe aan de personeelsleden van de Federale Politie en van de AIG en behandelt de aanvragen tot toekenning van een Bijzondere Vergoeding aan de lokale politieambtenaren die slachtoffer zijn van gewelddaden.
15
De Algemene Directie, Veiligheid en Preventie
naar inhoud
2
Personeel Op 31 december 2007 telde de AD VP 250 medewerkers, waar onder 89 statutairen en 161 contractuelen. Hieronder vallen eveneens de 44 medewerkers aangesteld voor het kustactieplan (1 niveau A, 1 niveau C en 42 niveau D) In 2007 verlieten 13 medewerkers de AD VP om hun beroepsloopbaan elders voort te zetten en werden er 21 personen aangeworven. De doelstelling betreffende stabiliteit en perspectieven voor de ambtenaren werd dit jaar nog voortgezet door de organisatie, samen met SELOR, van een specifiek examen “Dossierbehandelaar Veiligheid en Preventie”. Dankzij het mechanisme van interne mobiliteit, zijn 4 collega’s binnen de AD VP van functie veranderd en hebben 2 andere gebruik gemaakt van een mobiliteit binnen de FOD Binnenlandse Zaken. De AD VP maakt sinds 2007 deel uit van het pilootproject van de FOD Binnenlandse Zaken waarbij de ambtenaren kunnen genieten van één dag telewerk. In 2007 zijn er 12 personen betrokken bij deze nieuwe vorm van arbeidsorganisatie. Naast de afhandeling van recurrente personeelsdossiers, het opstellen en de uitvoering van een personeels- en opleidingsplan, heeft onze cel HRM deelgenomen aan de activiteiten van des différents réseaux gérés par le service d’encadrement P&O (formations, diversité, discipline, bien-être, développement durable, correspondants P&O,…).
Aantal medewerkers Niveau
Aantal medewerkers op 1 januari 2007
Aantal medewerkers op 31 december 2007
A
101
109
B
21
21
C
49
52
D
71
68
242
250
Totaal
Verhouding statutairen/contractuelen (situatie op 31 dec. 2007) Niveau
naar inhoud
Statutair
Contractueel
A
20
89
B
2
19
C
18
34
D
49
19
Totaal
89
161
16
De Algemene Directie, Veiligheid en Preventie
Verhouding Nederlandstaligen/Franstaligen (situatie op 31 dec. 2007) Niveau
Nederlandstalig
Franstalig
58
51
B
6
15
C
31
21
D
62
6
157
93
A
Totaal
Om de professionaliteit van het personeel en de dienstverlening van de AD VP op peil te houden, werden er dit jaar tal van opleidingen georganiseerd: IMAP, verhoortechnieken en opstellen van processen-verbaal en allerlei OFO opleidingen. Daarnaast wordt de norm van 8 dagen opleiding per jaar en per ambtenaar nog steeds opgevolgd door middel van boordtabellen.
17
De Algemene Directie, Veiligheid en Preventie
naar inhoud
3
Financiële middelen FOD Binnenlandse Zaken Sectie 56 – AD VP Allocatie
Vastlegging 2007 (EUR)
Ordonnancering 2007 (EUR)
Vastlegging 2006 (EUR)
Ordonnancering 2006 (EUR)
56 0 Bestaansmiddelenprogramma 1103 Bezoldiging statutairen
3.292
3.292
3.252
3.252
1104 Bezoldiging contractuelen
3.617
3.617
3.594
3.594
577
577
583
583
92
92
92
92
0
0
1201 Werkingskosten 1204 Werkingskosten / informatica 1207 Uitzonderlijke aankopen 7401 Duurzame goederen
47
47
47
47
7404 Investeringen informatica
95
95
95
95
7.720
7.720
7.663
7.663
Totaal 56 1 Algemene administratieve politie Fonds bewaking - saldo op 1 januari - ontvangsten van het lopende jaar - beschikbaar tijdens het lopende jaar 0114 Coördinatie provinciale acties 1109 Personeel fonds bewaking 1221 Internationale politiesamenwerking 1222 Spottersopleiding 1227 Documentatiecentrum AD VP 1228 Veiligheid steden en gemeenten 1250 Werking fonds bewaking 3101 Subsidie ASTRID
7.763 2.195 9.958
7.927 2.777 10.704
551
551
550
550
1.779
1.779
1.656
1.656
15
15
24
24
9
9
9
9
64
64
64
64
463
463
461
461
782
782
729
729
32.984
32.984
22.662
22.662 214
7402 Investeringen fonds bewaking
275
275
214
1110 Onderzoeksprogramma: personeel
154
154
151
151
1241 Onderzoeksprogramma: werking
668
668
493
493
37.744
37.744
27.013
27.013
1104 Personeel anders dan statutair
111
111
110
110
1201 Werkingskosten
41
41
40
40
-
-
150
150
152
152
300
300
17
17
6
6
Totaal 56 2 Verkeersveiligheid
1204 Uitgaven van informatie
Totaal 56 3 Tuchtraad (nieuw programma) 1201 Werkingskosten 1204 Werkingskosten / informatica
2
2
2
2
7401 Investeringen
5
5
5
5
7404 Investeringen informatica
5
5
5
5
1103 Contractueel personeel
-
-
10
10
29
29
28
28
Totaal
naar inhoud
18
De Algemene Directie, Veiligheid en Preventie
56 4 Vaste Commissie van de Lokale Politie 1201 Werkingskosten 1204 Werkingskosten /informatica
809
809
673
673
4
4
4
4
7401 Duurzame goederen 7404 Investeringen informatica
Totaal
3
3
2
2
816
816
679
679
56 5 Voetbalcel 1201 Werkingskosten
40
40
39
39
3301 Subsidie voetbal
99
99
100
100
601201 Honorarium advocaten en experts
492
492
496
496
603401 Betaling schadevergoedingen aan derden voor schade veroorzaakt door leden van de federale politie in de uitoefening van hun functie
919
919
700
700
1.411
1.411
1.196
1.196
56 6 Geschillen Federale Politie
Totaal
56 7 Veiligheid Europese topontmoetingen te Brussel en Observatorium voor de stedelijke veiligheid Organiek fonds - saldo op 1 januari - ontvangsten van het lopende jaar - beschikbaar tijdens het lopende jaar 1104 Bezoldiging contractuelen
591 25.000 25.591 200
591 25.000 25.591 200
200
200
24.800
24.800
25.000
25.000
1103 Bezoldiging statutairen
1.819
1.819
1104 Bezoldiging contractuelen
1.771
1.771
31
31
3.621
3.621
1108 Verbindingsofficier 1201 Werkingskosten 4301 Veiligheid in het kader van de Europese topontmoetingen te Brussel 7401 Duurzame goederen
Totaal
25
25
24.750
24.750
25
25
25.000
25.000
56 8 Directie Lokale Integrale Veiligheid
7401 Duurzame goederen 7404 Investeringen informatica 1230 Werkingskosten
31
31
Totaal 56 9 Politiegebouwen Organiek fonds - saldo op 1 januari - ontvangsten van het lopende jaar - beschikbaar tijdens het lopende jaar 4301 Betaling van het correctiemechanisme aan de gemeenten en politiezones
Totaal
-47 3.964 3.917
1.200 4.699 5.899
6.756
6.059
6.756
6.059
19
De Algemene Directie, Veiligheid en Preventie
naar inhoud
4
Management 4.1 De uitvoering en monitoring van het operationeel plan Het operationeel plan vormt een wezenlijk onderdeel van het management van de AD VP. Het is een leidraad voor de dagelijkse activiteiten en via de koppeling met het managementplan van de Voorzitster van het directiecomité draagt het operationeel plan, samen met de plannen van de andere Algemene Directies, bij tot de uitvoering van de overkoepelende strategieën van de Voorzitster.
4.1.1 Permanente monitoring Het operationeel plan – een bundeling van 99 operationele fiches – omvat naast een opsomming van de basisopdrachten van de Algemene Directie, 72 (verbeter)projecten. Hun realisatie wordt permanent opgevolgd en – indien nodig - bijgestuurd. Voor de basisopdrachten gebeurt de opvolging aan de hand van boordtabellen, waarbij voor iedere opdracht een aantal kritieke succesfactoren zijn vastgesteld. De (verbeter)projecten worden opgevolgd aan de hand van gedetailleerde opvolgingsfiches die in één oogopslag aanduiden of het project al dan niet op schema zit. Tijdige bijsturingen zijn op die manier mogelijk. De indicatoren en opvolgingsfiches worden maandelijks besproken; in eerste instantie binnen de betrokken directie samen met alle medewerkers, vervolgens met de Directeur-generaal. Waar nodig worden bijsturingen en actiepannen uitgewerkt, waarvan de uitvoering op hun beurt opgevolgd wordt tijdens de navolgende vergaderingen.
4.1.2 Geen statisch plan De voortdurende monitoring en bijsturing van het operationeel plan maakt het reeds duidelijk: het operationeel plan is geen statisch managementdocument dat maar eens om de zoveel tijd van onder het stof wordt gehaald. De maandelijkse vergaderingen zorgen voor een blijvende aansluiting van het plan bij de actualiteit. En jaarlijks wordt grote ‘schoonmaak’ gehouden onder alle operationele fiches en projectopvolgingsfiches. De operationeel doelstellingen worden dan getoetst aan de beleidsprioriteiten van de Minister en de Voorzitster en desgevallend bijgestuurd. Uitgevoerde projecten worden geschrapt en nieuwe toegevoegd. De laatste actualisering van het operationeel plan dateert van juli 2007.
4.1.3 Alle medewerkers worden betrokken De uitvoering van een operationeel plan staat of valt met het engagement van de medewerkers die ‘in fine’ het plan moeten uitvoeren. Hun betrokkenheid start bij het aanbrengen van de projectvoorstellen en de opmaak van fiches. Via de maandelijkse vergaderingen participeren ze aan de opvolging en het formuleren van maatregelen om eventuele problemen bij te sturen. En de personeelskrant wijdt geregeld uit over een bepaald aspect uit het operationeel plan.
4.2 De interne communicatie Binnen iedere organisatie vormt de interne communicatie een onontbeerlijke schakel in de motivatie van de medewerkers, de versterking van de groepsgeest en de zingeving van eenieders werk. De interne communicatie bekleedt dan ook binnen het management van de AD VP een centrale plaats. Het speerpunt van de interne communicatie wordt gevormd door een intern communicatieteam met vertegenwoordigers vanuit de verschillende directies. Zij staan in voor de redactie van de maandelijkse elektronische personeelskrant. Voor de snelle berichten zijn er ‘Flashes’, verspreid via de elektronische brievenbus van eenieder.
naar inhoud
20
De Algemene Directie, Veiligheid en Preventie
4.3 Moderniseringsprojecten (MPM) – Implementatie van de resultaten Het doel van een MPM is om de zwakke en sterke punten in de werkprocessen in kaart te brengen en waar nodig verbeteringen aan te brengen.
4.3.1 Korte historiek van de voorbije MPM’s (zie tevens het activiteitenrapport van de diensten van de Voorzitster van het Directiecomité) Een eerste MPM binnen onze Algemene Directie werd begin 2004 opgestart. Dat resulteerde in november 2005 o.m. in een interne reorganisatie met als bedoeling om het concept van de integrale en geïntegreerde veiligheid ingang te doen vinden in onze manier van werken. In de marge van deze MPM werd trouwens met succes een inhaaloperatie afgerond waarbij de achterstand in de financiële vereffening van de contracten volledig kon worden weggewerkt. Bovendien werd een online instrument gelanceerd voor de opvolging en de financiële controle van de veiligheidscontracten en de drugsplannen. Enkele maanden na deze eerste MPM startten de directie SPV en de voetbalcel een MPM rond hun inspectieprocessen. Dat leidde o.m. tot de creatie van een permanente controlecel binnen de directie private veiligheid.
4.3.2 De nieuwe MPM’s vanaf 2006 In september 2006 startten binnen AD VP 4 nieuwe MPM’s. De betrokken directies zijn private veiligheid, voetbalcel, politiebeheer, de dienst geschillen en de juridische cel. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de werkprocessen die hierbij worden onderzocht. Meer informatie over ieder van deze MPM’s vindt u in de hoofdstukken van ieder van de betrokken directies.
MPM
Welke processen worden onderzocht?
1 – Private veiligheid
Vier processen: 1. De behandeling van de dossiers inzake beveiliging en de opleidingsinstellingen. 2. De regulering van de activiteiten van de opleidingsinstellingen 3. De behandeling van de processen-verbaal inzake valse alarmen 4. De integriteit van de private veiligheidssector
2 - Politiebeheer
De processen m.b.t. het specifiek toezicht, de tuchtprocedures en de ondersteuning van de lokale tuchtoverheden
3 - Voetbalcel
Het geheel van de administratieve procedures tegen supporters die een inbreuk plegen op de voetbalwet
4 – Horizonale MPM Juridische processen
Aan deze horizontale MPM nemen alle Algemene directies van onze FOD deel. Hierbij worden alle juridische processen onderzocht. Meer informatie hierover vindt u in het activiteitenrapport van de Diensten van de Voorzitster van het Directiecomité.
21
De Algemene Directie, Veiligheid en Preventie
naar inhoud
naar inhoud
Beleid Integrale Veiligheid
Inleiding 24
Beleid 25
II
Geïntegreerde actieplannen en projecten betreffende problematische veiligheidsfenomenen 26
Optimalisering van de bestaande veiligheids- en politiestructuren 29
Het internationaal politiebeleid 31
Criminografie en analyse 33
Wetenschappelijk onderzoek inzake politie en preventie 34
Procesondersteuning 39
naar inhoud
naar inhoud
0
Inleiding In de loop van 2007 werkte Beleid Integrale Veiligheid (BIV) een mission statement uit. Deze omschrijft waarvoor BIV staat: Vanuit een integrale benadering van de onveiligheidsproblematiek onderbouwt en coördineert de dienst “Beleid Integrale Veiligheid” mee het federale veiligheidsbeleid voor de Minister van Binnenlandse Zaken, met als globale doelstelling een veilige en leefbare samenleving te realiseren. Door middel van een intelligent informatiebeheer en het lanceren van een wetenschappelijk onderzoeksprogramma, detecteert en analyseert Beleid Integrale Veiligheid proactief problematische onveiligheids- en overlastfenomenen, alsook lacunes en dysfuncties van de veiligheids- en politiestructuren. Op basis hiervan realiseert Beleid Integrale Veiligheid haalbaarheidsanalyses, actieplannen, projecten, evaluaties of conceptuele modellen, telkens via een projectwerking. Ook neemt de dienst een representatiefunctie op zich voor de Directeur-generaal, de FOD Binnenlandse Zaken en/of de Minister van Binnenlandse Zaken in diverse federale en internationale overlegorganen.
naar inhoud
24
Beleid Integrale Veiligheid
1
Beleid Kadernota Integrale Veiligheid 2008-2011 De kadernota integrale veiligheid, goedgekeurd op de bijzondere ministerraad Justitie en Binnenlandse Zaken van 30-31 maart 2004, loopt eind dit jaar ten einde. De dienst “Beleid Integrale Veiligheid “ heeft de voorbije maanden samen met de FOD Justitie en de FOD Mobiliteit een nieuw ontwerp van de kadernota uitgewerkt. Het werd een strategische nota met een voorstel van prioriteiten voor het veiligheidsbeleid voor de nieuwe regering. Hiertoe heeft de Dienst BIV tal van objectieve bronnen geconsulteerd (criminaliteitscijfers, veiligheidsmonitor, ...). Ook werden alle bij het veiligheidsbeleid betrokken partners bevraagd over wat volgens hen de komende jaren prioritair moet zijn (de FOD Financiën, Grootstedelijk beleid en maatschappelijke integratie, een aantal departementen van de Gemeenschappen en Gewesten, burgemeesters, gouverneurs, ...). Voor wat betreft deze Kadernota zorgde BIV eveneens voor de afstemming en coördinatie van de bijdragen van alle directies van de Algemene Directie Veiligheid en Preventie. Tot slot verzekerde BIV eveneens de coherentie met het Nationaal (politioneel) Veiligheidsplan, dat op 1 februari 2008 werd goedgekeurd en aan de Ministerraad werd voorgelegd. De noodzaak van een dergelijk document, als basis voor het veiligheidsbeleid voor de nieuwe regering, kadert in het nieuwe Nationale Veiligheidsplan. De goedkeuring bij Ministerraad van de toekomstige Kadernota 2008-2011 zou dan ook in de loop van het jaar 2008 moeten plaatsvinden.
25
Beleid Integrale Veiligheid
naar inhoud
2
Geïntegreerde actieplannen en projecten betreffende problematische veiligheidsfenomenen 2.1 Veiligheid in het openbaar vervoer Naar aanleiding van de vastgestelde evoluties met betrekking tot de veiligheid in het openbaar vervoer, werd beslist om een nieuwe aanpak te ontwikkelen. Eén van deze evoluties is de verhoging van de mobiliteit van de reizigers. Een andere evolutie is het aantal geweldsdelicten en agressies tegen de reizigers en het personeel. Bovendien dient er rekening te worden gehouden met de verhoogde impact van de geweldsfenomenen in het openbaar vervoer op het onveiligheidsgevoel. De (over)mediatisering van deze feiten versterkt eveneens dit gevoel. In navolging van het overlegplatform in 2006, waarin alle openbare vervoersmaatschappijen, alsook alle andere relevante partners, waren vertegenwoordigd, werden 2 elementen meer diepgaand uitgewerkt. Enerzijds werd het huidige samenwerkingsmodel in de treinstations onder de loep genomen (formeel vastgelegd in een omzendbrief van 15 april 2002). In de loop van 2008 zal op basis hiervan een aantal pistes ter optimalisatie van deze samenwerking worden uitgewerkt. Anderzijds werd in 2007 de haalbaarheid en opportuniteit van zogenaamde Federaal Administratieve Sancties met toepassing op het NMBS-net, nagegaan. In deze optiek werd nauw samengewerkt met de veiligheidsverantwoordelijken van het Belgische spoorwegennet.
2.2 Actieplan “beveiligde parkings” voor de preventie van ladingdiestallen Sinds 2006 werkt de Algemene Directie aan het verminderen van het aantal diefstallen uit vrachtwagens. Vanuit deze invalshoek, heeft de Dienst BIV een actieplan uitgewerkt met het oog op de beveiliging van de parkings langs de snelwegen, die vaak het mikpunt zijn van georganiseerde bendes. In februari 2006 startte BIV een overlegplatform met o.a. de verenigingen van transporteurs, de FOD Mobiliteit, de gewesten, de Beroepsvereniging voor ondernemingen, de verzekeringssector, de politiediensten, ... Het platform heeft een voorstel van aanpassing aan de bestaande parkings volgens 3 gradaties uitgewerkt en unaniem goedgekeurd. Een eerste reeks parkings zal beveiligd worden door middel van eenvoudige structurele maatregelen en een minimale camerabewaking. Voor een tweede categorie parkings zullen grondige structurele maatregelen getroffen worden en zal er camerabewaking op afstand uitgeoefend worden door de private bewakingssector. De derde categorie omvat maximaal beveiligde parkings die permanent private bewaking krijgen. De transporteurs beslissen zelf, op basis van een risicoanalyse en een kosten-/batenanalyse, welke categorie van parkings ze willen gebruiken. Alle betrokken partijen ondertekenden een intentieverklaring waarmee ze zich engageren het project ten volle te ondersteunen. In 2007 komen er een aantal pilootprojecten, waarvan de uitvoering is toevertrouwd aan de gewestelijke overheden. Bovendien speelt de Algemene Directie met het idee om het project uit te breiden naar de parkings die verder van de snelweg af liggen. Ook wordt gelonkt naar het Europese niveau waar de Europese Commissie heeft opgeroepen om pilootprojecten te ontwikkelen. De Algemene Directie ziet zichzelf dan in de rol van intermediair tussen het gewestelijke en het Europese niveau.
naar inhoud
26
Beleid Integrale Veiligheid
2.3 Veiligheid Zelfstandige Ondernemers Begin 2006 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken een marktonderzoek gelanceerd naar de veiligheid van zelfstandige ondernemers. Het was zijn bedoeling om de Algemene Directie in staat te stellen de preventieve maatregelen af te stemmen op de behoeften van de ondernemers en om effectiever te communiceren naar deze doelgroep. Voor drie risicosectoren werd een specifiek communicatieplan opgesteld en acties ontwikkeld. Dit gebeurde in overleg met de koepelorganisaties. In 2007 kenden deze acties een verdere concrete uitwerking. De doelstelling is niet ad hoc acties op korte termijn te lanceren, wel om een structurele samenwerking en ondersteuning op langere termijn te kunnen voorzien. Huisartsen In samenwerking met de beroepsorganisaties en na feedback van enkele individuele huisartsen werden verschillende initiatieven opgestart. Zo werd een overzicht van mogelijke preventieve maatregelen vanuit de Federale overheidsdiensten Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid verstuurd aan elke individuele huisarts. Een informatievoormiddag specifiek voor huisartsen en hun veiligheid werd georganiseerd, maar uiteindelijk geannuleerd vanwege de beperkte interesse. Een nieuw project werd eind 2007 opgestart, m.n. het elektronisch observatorium via hetwelke huisartsen hun ervaringen met agressies of inbraken kunnen melden. Op basis van deze informatie zal een sensibiliserings- en informatieinstrument, ook hier weer in samenwerking met de FOD Volksgezondheid, gerealiseerd worden. Hiertoe werd een “meldknop” ontwikkeld die op tal van websites (gerelateerd aan de doelgroep van huisartsen) raadpleegbaar is. Met de spreekwoordelijke “druk - op - de - knop” kunnen huisartsen daar, in volledige anonimiteit en via een elektronisch vragenformulier, ons hun ervaringen/opmerkingen/aanbevelingen doorsturen. Deze worden begin 2008 geïnventariseerd en op basis daarvan zal worden gestart met de verdere uitwerking van het project: opstellen van een draaiboek waarin de huisarts tal van preventieve tips en maatregelen zal terugvinden, gekoppeld aan specifieke onveiligheidsituaties en een organisatiewijzer waarin voornamelijk de verantwoordelijken van de lokale huisartsenkringen meer informatie zullen terugvinden over waar preventieve informatie kan worden ingewonnen en hoe men deze kan verspreiden op het terrein. Apothekers In 2007 werd de vruchtbare samenwerking met de APB (Algemene Pharmaceutische Bond), alsook met bepaalde regionale organisaties, voortgezet. Bovendien werd er een Newsletter gemaakt om de apothekers te informeren over de wetswijzigingen, de nieuwigheden inzake preventie of nog over de maatregelen die zij zouden kunnen nemen om hun veiligheid te verbeteren. Om de gegevens van de apothekers die geïnteresseerd zijn om deze elektronische Newsletter te ontvangen, samen te brengen, heeft de Algemene Directie, met de steun van de APB en de NVGV (Algemene Pharmaceutische Bond), aan alle Belgische apothekers de papieren versie gestuurd van het eerste nummer van deze Newsletter. Naar aanleiding hiervan hebben 450 apothekers zich ingeschreven. Zij zullen in 2008 de Newsletter in elektronisch formaat ontvangen.
27
Beleid Integrale Veiligheid
naar inhoud
Juweliers Ook de sector van de juweliers kreeg specifieke aandacht voor hun veiligheidsprobleem. In samenwerking met o.a. Ars Nobilis, UCM en ook de juweliers zelf werden een aantal prioriteiten vastgelegd. Er werd met name een Newsletter opgesteld : dankzij dit systeem worden de juweliers door middel van elektronische brieven geïnformeerd over de bestaande preventieve maatregelen alsook over de reglementering hieromtrent. Tankstationuitbaters De tankstationuitbaters waren oorspronkelijk als risicocategorie in de enquête opgenomen. Uit zowel het onderzoek als uit gesprekken met de sector, blijkt het pijnpunt van benzinestations de grote hoeveelheid cash geld te zijn. Het gebruik en het promoten van de light-CIT (lichte plofkoffer) zou hier een oplossing kunnen bieden. De verantwoordelijken binnen de sector zijn dan ook uitgebreid geïnformeerd over het systeem, regelgeving en procedure van de light-CIT. Daarnaast werd door de Algemene Directie, op verzoek van de federale wegpolitie, een overleg georganiseerd betreffende het fenomeen ‘tanken zonder betalen’. Zowel aan de politiediensten als de sector zelf werd gevraagd alle best-practices te verzamelen om hieraan een zo breed mogelijke verspreiding te geven.
2.4 “Binnen zonder kloppen “: Geweld op en door portiers In 2007 werd een verkennende analyse verricht naar geweld in en rond dansgelegenheden. Het opzet bestond erin om middels kwalitatieve (face-to-face interviews, literatuurstudie) en kwantitatieve (data-analyse) methoden een beeld te vormen van de problematiek. Binnen dit kader werd ook getracht om nieuwe ontwikkelingen te identificeren en zicht te krijgen op de rol van portiers in gans het gebeuren.
naar inhoud
28
Beleid Integrale Veiligheid
Optimalisering van de bestaande veiligheids- en politiestructuren
3
Beleid Integrale Veiligheid zoekt naar een continue verbetering van de bestaande Veiligheidsen politiestructuren in België. Deze mogelijkheden tot verbetering worden in projecten gegoten en in samenwerking met partners uitgewerkt.
3.1 Consultancyproject ‘Implementatie van een lokaal integraal veiligheidsbeleid’ In 2006 heeft de Dienst BIV de handleiding « Naar een lokaal integraal veiligheidsbeleid » gerealiseerd. Doel van dit instrument is om de burgemeesters uit te nodigen om kritisch na te denken over het huidige lokale veiligheidsbeleid en om de burgemeesters te sensibiliseren voor het feit dat een veiligheidsbeleid niet alleen onder de bevoegdheid van de politie valt, maar dat er talrijke andere actoren betrokken moeten worden. Om deze theoretische aanpak concreet vorm te geven en om de implementatie ervan op lokaal vlak te vergemakkelijken, heeft de AD VP beslist om een functie te ontwikkelen ter ondersteuning van de oprichting van een lokaal integraal veiligheidsbeleid. In een eerste fase werden twee pilootgemeenten geselecteerd - Esneux in Wallonië en Halle in Vlaanderen - om na te gaan welke de terreinbehoeften zijn, welke de moeilijkheden zijn die worden ondervonden bij de uitvoering van een lokaal integraal veiligheidsbeleid, welke oplossingen mogelijk zijn, .... Doel is om een methodologie en conceptuele instrumenten (back office) te ontwikkelen om een efficiënte ondersteuning te bieden aan de lokale adviseurs van de Directie Lokale Integrale Veiligheid, die de gemeenten rechtstreeks gaan begeleiden bij de uitvoering van hun beleid.
3.2 Buurtinformatienetwerken (BIN) Het beleidsvoorstel dat normaliter in 2007 zou worden uitgewerkt (modernisering en validatie van het BIN - project gekoppeld aan een uitbreiding van de rol van de AD VP als ankerpunt in de BIN - werking) diende eventjes naar de achtergrond te worden verplaatst wegens knelpunten in het BIN-communicatienetwerk. Dit betekende dat de AD VP, in samenwerking met de betrokken partners, in eerste instantie getracht heeft hiervoor een passende oplossing te zoeken en het lokaal niveau hierin te ondersteunen. Met de start eind 2007 van een nieuw, aangepast communicatiesysteem (“BINfoon.1”), beheerd door de VZW, lijkt dit - momenteel - opgelost, waardoor een verdere invulling en uitbouw van de taken van de AD VP inzake ondersteuning van de lokale BIN’s en verdere beleidsontwikkeling opnieuw kan worden opgestart. Daarnaast was er de evaluatie van de charters van de nieuwe BIN’s. Een zestigtal nieuwe BIN’s kregen een positieve evaluatie. Daarmee telt België ca. 390 BIN’s en 71 BIN’s voor handelaars.
3.3 Harmonisering van de veiligheids- en preventiefuncties De evolutie is reeds een tiental jaren aan de gang. In de publieke sector worden steeds meer nieuwe veiligheids- en preventiefuncties gecreëerd, zonder dat ze allemaal binnen een wettelijk kader vallen. Vaak is er sprake van een bevoegdheidsoverlapping tussen deze functies onderling of tussen deze functies en andere gereglementeerde functies, zoals de private bewakingsagent of de boswachter. Bij de burger creëren de verschillende uniformen en benamingen trouwens alleen maar verwarring en misvattingen over de bevoegdheden die ze al dan niet hebben.
29
Beleid Integrale Veiligheid
naar inhoud
Naar aanleiding van deze vaststelling was het absoluut noodzakelijk en dringend om het geheel van deze functies, binnen één enkel juridisch kader, op elkaar af te stemmen en te reglementeren door ze te groeperen onder één benaming « gemeenschapswacht ». Dit alles werd door de Algemene Directie Veiligheid en Preventie in een nieuwe wet gegoten die in juli 20071 in werking trad. De wet regelt 5 aspecten :
•• het bepalen van het toepassingsgebied, de bevoegdheden, de toetredings- en uitoefeningsvoorwaarden van de gemeenschapswacht ;
•• het voorzien van de oprichting van een dienst voor gemeenschapswachten binnen de gemeenten die deze beambten tewerkstellen ;
•• het organiseren van de functionele relaties tussen deze beambten en de politiediensten ; •• het definiëren van het onderscheid tussen deze beambten en de andere toezichtsfuncties die gereglementeerd worden door andere wettelijke bronnen ;
•• het afstemmen van de gemeenschapswachten op de bepalingen van het artikel 119bis van de Nieuwe Gemeentewet. In het algemeen zal deze reglementering een harmonisatie en standaardisering van de uitoefening van deze functie mogelijk maken, alsook een betere zichtbaarheid bewerkstelligen van deze beambten voor de bevolking, door het dragen van eenzelfde en herkenbaar uniform, dankzij een specifiek logo, met de vermelding « Gemeenschapswacht ». De uitvoeringsbesluiten betreffende de opleiding, het uniform, het embleem en de identificatiekaart moeten nog aangenomen worden.
3.4 Overleg Arrondissementscommissarissen In 2005 startte BIV het Overleg Arrondissementscommissarissen op. Hiermee werd de nood aan de uitbouw van een gestructureerd overleg tussen het federale en provinciale niveau ingevuld. Dit overleg biedt de mogelijkheid onderlinge relaties uit te bouwen, noden en aandachtspunten te kennen te geven, advies in te winnen, acties af te stemmen en informatiestromen te verbeteren. In 2007, werden er 3 vergaderingen met arrondissementscommissarissen georganiseerd, tijdens dewelke talrijke thema’s aan bod kwamen :
•• •• •• •• •• ••
naar inhoud
Uitwerking van de nieuwe kadernota integrale veiligheid en van het nationaal veiligheidsplan Actieplan Senningen voor 2007 en 2008 De nieuwe camerawet Uitleg over BeSafe Bulletin Voorstelling van de huidige politiesituatie op nationaal vlak inzake veiligheid Voorstelling van het stramien van de toekomstige zonale veiligheidsplannen 2009-2011.
30
Beleid Integrale Veiligheid
Het internationaal politiebeleid
4
4.1 Fora voor samenwerking in het kader van de Europese Unie Net zoals vorige jaren stond AD VP ook in 2007 in voor de opvolging van een aantal werkgroepen, die onder de Raad van Ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken van de Europese Unie ressorteren. Hieronder volgt een overzicht van de werkgroepen, alsook een samenvatting van de belangrijkste verwezenlijkingen. Werkgroep Politiesamenwerking (PCWG) Deze werkgroep is samengesteld uit deskundigen van de Ministeries Binnenlandse Zaken en Justitie en de politiediensten van de lidstaten van de EU en dient structurele voorstellen uit te werken om de politiesamenwerking in het kader van de EU te verbeteren. Het gaat met andere woorden in de eerste plaats om een normatieve werkgroep. Daarnaast fungeert de werkgroep ook als forum voor uitwisseling van ervaringen en goede praktijken en informatie-uitwisseling over belangrijke Europese politieacties. In 2007 ging de aandacht van zowel het Duitse als het Portugese voorzitterschap voornamelijk uit naar het voorstel van Oostenrijk tot een Raadsbesluit inzake een verbetering van de samenwerking tussen speciale interventie - eenheden van de verschillende lidstaten in tijden van crisis - situaties. Dit voorstel stelt zich voornamelijk tot doelstelling om een gedegen wettelijke regeling uit te werken voor een grensoverschrijdende samenwerking tussen de verschillende speciale interventie - eenheden. De discussies concentreerden zich voornamelijk op die aspecten inzake aansprakelijkheid, specifieke regelingen inzake bijstand aan een andere lidstaat en de verhouding tot het Prüm - verdrag. Besprekingen omtrent dit voorstel binnen de PCWG zijn momenteel stopgezet. Ook het voorstel van Duitsland tot een Raadsbesluit inzake de toegang van wetshandhavingsdiensten tot EURODAC, een databank waarin vingerafdrukken zijn opgeslagen van asielzoekers, lag ter discussie in 2007. Algemene doelstelling van het voorstel is om de huidige mogelijkheden tot consultatie van EURODAC uit te breiden door enerzijds rechtstreekse toegang tot de databank te verlenen aan wetshandhavingsdiensten en anderzijds door de mogelijkheid te voorzien om bij een positieve link met de databank van ingevoerde gegevens, meer (persoons)informatie te kunnen opvragen bij de andere lidstaten. Dit voorstel zorgde voor heel wat politieke discussie binnen de verschillende lidstaten, waardoor de besprekingen momenteel werden stopgezet. Andere aandachtspunten van het werkingsjaar 2007 waren: opvolging van CEPOL, bewerkstelligen van de samenwerking tussen lidstaten in het kader van openbare orde, ontwikkelen van mogelijke (preventieve) initiatieven inzake voertuigcriminaliteit, bewerkstelligen van de veiligheid van explosieven en het verder optimaliseren van de samenwerking tussen de lidstaten en Interpol in het kader van vermiste personen en niet geïdentificeerde lichamen. De permanente Schengen-commissie In het kader van artikel 132 van de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst heeft het Uitvoerend Comité Schengen van de Europese Unie een permanente Schengen-commissie opgericht, die ermee belast is, enerzijds vast te stellen dat de voorwaarden voor de inwerkingstelling van de Uitvoeringsovereenkomst in de Kandidaat-lidstaten van de EU zijn vervuld, en anderzijds erover te waken dat de Lidstaten het Schengenacquis correct toepassen, in het bijzonder door het
31
Beleid Integrale Veiligheid
naar inhoud
opsporen van problemen en het voorstellen van oplossingen. (Besluit van het Uitvoerend Comité van 16 september 1998 betreffende de oprichting van een permanente Schengencommissie [SCH/Com-ex (98) 26 def.]). België is een actief lid van de Schengen-commissie, onder leiding van de FOD Binnenlandse Zaken, Algemene Directie Veiligheid en Preventie. De werkgroep vergadert viermaal per voorzitterschap en dus achtmaal per jaar voor haar normale werkzaamheden. Het jaar 2007 stond in het teken van de grootste evaluatieoperatie ooit, namelijk de evaluatie van 10 Lidstaten van de EU (Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slowakije, Slovenië en Tsjechië) met het oog op de toepassing van het Schengen acquis. In 2007 werd het evaluatieproces van de bepalingen van de Categorie 2, volgens een door de Raad van de Europese Unie vastgestelde kalender, verder gezet. Na het beantwoorden van een zeer uitgebreide vragenlijst over alle aspecten van de Categorie 2 bepalingen en op basis van een door elke kandidaat lidstaat afgelegde verklaring inzake de staat van voorbereiding, werden de 9 kandidaten onderworpen aan een reeks evaluaties ter plaatse van het grensbeheer aan de landgrenzen, de luchtgrenzen en de zeegrenzen; de politionele samenwerking zoals voorzien in de Schengen Overeenkomst; de bescherming van persoonsgegevens; de uitgifte van visa en de consulaire samenwerking in de ambassades en consulaten en tenslotte de werking van het SISone4ALL systeem. De evaluaties werden uitgevoerd door teams van experten afgevaardigd door de Lidstaten die zitting hebben in de Permanente Schengen Commissie, op basis van een mandaat vastgesteld door het Besluit van het Uitvoerend Comité van 16 september 1998.2 Op basis van de beoordeling van de rapporten van 2006 werd verslag uitgebracht aan de Raad van de Europese Unie. Voor 2007 werd een tweede reeks evaluaties gepland met in eerste instantie de bezoeken aan landen die (nog) niet voldeden aan de vereisten van het Schengenacquis en in de tweede helft van 2007 de evaluatie van het op 1 september klaargestoomde SISone4ALL. In november 2007 werden alle resultaten aan de Raad van de Europese Unie en aan het Europees Parlement voorgelegd. Dat heeft geleid tot 2 Raadsbesluiten:
•• Het Besluit tot vaststelling van de voltooiing van het evaluatieproces met betrekking tot de staat van paraatheid van de 9 betrokken landen;
•• Het Besluit betreffende de volledige toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis in de betrokken landen, met de opheffing van de controles aan de binnengrenzen tot gevolg. Op de Ministerraad van 6 en 7 december 2007 te Brussel, hebben de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie van de Europese Unie beslist de Schengenruimte uit te breiden met 9 nieuwe lidstaten. Dat zijn Malta, Slovenië, Hongarije, Slowakije, de Republiek Tsjechië, Polen, Litouwen, Letland en Estland. Deze beslissing heeft tot gevolg dat op 21 december 2007 de grenscontroles aan de land- en zeegrenzen tussen deze landen en de landen van de Schengenruimte werden opgeheven; de controles aan de luchtgrenzen worden opgeheven op 30 maart 2008. Cyprus zit niet in de groep en heeft de toetreding gepland voor 2009.
naar inhoud
32
Beleid Integrale Veiligheid
Criminografie en analyse
5
Het programma criminografie & analyse ondersteunt het integraal en geïntegreerd veiligheidsbeleid door enerzijds het uitwerken van analyses, adviezen en aanbevelingen en anderzijds het informeren en formuleren van gefundeerde beleidsadviezen in het domein van veiligheid, politie en preventie. Het merendeel van de gerealiseerde beeldvormingen en opgestelde methodologische adviezen worden ontwikkeld op vraag van de betrokken directie in het kader van de ontwikkeling, de implementatie en/of evaluatie van het veiligheids- en preventiebeleid. Hiervoor werkt de Algemene Directie al verschillende jaren nauw samen met de Directie van de operationele politionele informatie van de Federale Politie. In het kader van de uitvoering van de moderniseringsprojecten werd de cel criminografie van het Vast Secretariaat voor het Preventiebeleid sinds november 2005 geïntegreerd in de horizontale dienst Beleid Integrale Veiligheid. Hierdoor is het mogelijk om de (interne) dienstverlening te verzorgen op vraag en op maat van de overige directies.
5.1 Activiteiten in 2007 Criminografie & analyse heeft meegewerkt aan de voorbereiding van volgende specifieke dossiers in het kader van het beleid van de Minister:
•• •• •• •• •• •• •• ••
voertuigcriminaliteit geïntegreerd actieplan openbaar vervoer woninginbraken; enquête Tuchtwet; zakkenrollerij; onderwijsinstellingen; geweld in en rond dansgelegenheden; ziekenhuizen;
In het kader van criminografie en analyse treedt BIV op als vertegenwoordiger van de Algemene Directie en Binnenlandse Zaken in werkgroepen en begeleidingscomités zoals het Nationaal Politioneel Veiligheidsbeeld, netwerk strategische analisten, diefstal met geweld tegen zelfstandigen en kmo’s, ....
5.2 Perspectieven voor 2008 •• de verdere uitwerking van de programmawerking en automatisering van processen en analyseproducten;
33
Beleid Integrale Veiligheid
naar inhoud
6
Wetenschappelijk onderzoek inzake politie en preventie Sinds 1986 ontwikkelt en coördineert de AD VP wetenschappelijke onderzoeksprogramma’s inzake politie en preventie. Voor de onderzoeken wordt een beroep gedaan op de verschillende onderzoeksinstellingen (universiteiten en hogescholen) in het land. De wetenschappelijke, administratieve en budgettaire coördinatie en follow-up wordt verzekerd door de AD VP, die hiervoor beschikt over twee onderzoekscoördinatoren. Elk onderzoek wordt opgevolgd door een begeleidingscomité, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de federale en lokale politiediensten, personen die uit hoofde van hun activiteit vaak geconfronteerd worden met de problematiek in kwestie, deskundigen, wetenschappers, enz. In de loop van één jaar worden voor ieder lopend onderzoek drie vergaderingen gehouden. Het onderzoeksteam doet hierbij verslag van de stand van zaken van het onderzoek. De leden van het begeleidingscomité verstrekken - in functie van hun ervaring - advies, tips en suggesties voor de oriëntatie van de werkzaamheden. Het comité neemt eveneens deel aan de uitwerking van de aanbevelingen, gedaan in het kader van de onderzoeksresultaten. De eindrapporten van de onderzoeken kunnen steeds geraadpleegd worden in het Documentatiecentrum van de AD VP (voor de coördinaten, zie hoofdstuk 8). De onderzoekscoördinatoren van de AD VP volgen tevens de onderzoeken met belang voor politie, veiligheid of preventie in andere departementen op; zij zetelen in het Overlegplatform Justitie en Veiligheid en verschillende andere comités van het federaal wetenschapsbeleid. Hierna volgt een overzicht van de verschillende onderzoeken die in 2007 werden afgerond, voortgezet of opgestart.
6.1 Afgesloten onderzoeken De volgende onderzoeken werden afgesloten in 2007. Wij wijzen erop dat de eindverslagen ervan kunnen geraadpleegd worden in het documentatiecentrum van onze Algemene Directie.
•• Reglementering inzake vals alarm (Universiteit Luik, Instituut van humane en sociale wetenschappen - Prof. Frédéric Schoenaers)
•• Diefstal met geweld bij zelfstandige ondernemers en KMO’s : enquête onder de daders (Universiteit Luik – Departement Criminologie - Prof. André Lemaître)
•• Implementatiestrategieën voor de deontologische code van de politiediensten : een ‘toolbox’ voor een modern integriteitsbeleid bij de politie (Katholieke Universiteit Leuven : Prof. Jeroen Maesschalck en Prof. Frank Hutsebaut)
•• Het ontwerpen van een gestandaardiseerde en uniforme opleiding voor de private en publieke veiligheids- en preventieberoepen (Katholieke Universiteit Leuven in samenwerking met het Expertisecentrum Maatschappelijke Veiligheid : Prof. Johan Deklerck, Prof. Luc De Mey en Prof. Dan Kaminski)
•• Analyse van de crisiscommunicatie (Katholieke Universiteit Leuven : Prof. Geert Bouckaert et M. Dave Gelders. Dit onderzoek werd gevoerd voor rekening van de Algemene Directie Crisiscentrum.)
•• Bestuurlijke sanctioneringsmechanismen (Universiteit Antwerpen : Prof. Joëlle Rozie et Prof. Ingrid)
naar inhoud
34
Beleid Integrale Veiligheid
6.2 Nieuwe onderzoeken in 2007 6.2.1 Burgerparticipatie (KULeuven - Promotor: Prof. dr. Marleen Brans en Co-promotoren: Prof. dr. Jeroen Maesschalck en Prof. dr. Dave Gelders) Centrale vragen:
•• In welke typologie van burgerinitiatieven kunnen projecten van burgerbetrokkenheid inzake veiligheidsbeleid worden ondergebracht?
•• Welke concrete projecten van burgerparticipatie inzake veiligheidsbeleid werden reeds georganiseerd in België?
•• Welke burgerinitiatieven inzake veiligheidsbeleid zijn succesvol? Wat zijn de belangrijkste randvoorwaarden voor succesvolle burgerparticipatie?
•• Hoe kunnen verwachtingen en doelstellingen van overheid en burger op een succesvolle wijze op elkaar worden afgestemd en hoe kan dus een aanpak op maat van alle actoren worden uitgewerkt? Om op deze vragen een antwoord te kunnen formuleren, wordt het onderzoek in de volgende fasen opgedeeld:
•• •• •• ••
In kaart brengen van bestaande inzichten inzake burgerparticipatie en veiligheidsbeleid; Inventarisatie van initiatieven en goede praktijken; Afstemmingskader voor burgerparticipatie op maat van alle actoren; Formuleren en valideren van de onderzoeksresultaten:
6.2.2 Profiel van de korpschef (UGent - Promotor: Prof. Dr. Sofie De Kimpe, Co-promotor : Prof. Dr. Paul Ponsaers) Het onderzoek beoogt de volgende resultaten :
•• Een kwantitatief onderzoek van het huidige profiel van korpschef, zoals het is bepaald in de Wet op de Geïntegreerde Politie en de omzendbrief ZPZ 11 betreffende het profiel van de Belgische korpschef. Beschrijving van de kenmerken van de persoon van de korpschef.
•• Een kwalitatieve beschrijvende analyse van de ‘ideale’ functie van korpschef en van de hierop betrekking hebbende profielvereisten.
•• De optimalisering van de evaluatieprocedure van het mandaat van de korpschefs van de lokale politie in België, wat tot nut kan zijn voor de Directie Politiebeheer van de FOD Binnenlandse Zaken.
6.2.3 Juridische aansprakelijkheid van diverse actoren betrokken bij de organisatie van evenementen in een voetbalstadion (UGent - Promotor : Prof. Dr Ludo Veny) De hier voorgestelde studie heeft tot algemeen doel het in kaart brengen van de verantwoordelijkheden van de verschillende actoren - zowel overheden als private (rechts) personen, met inbegrip van toezichthoudende organen en controlerende instanties - met betrekking tot de organisatie van evenementen in en rond voetbalstadions. Meer specifiek zal worden geïnventariseerd welke verplichtingen inzake veiligheid, preventie en inspectie er worden opgelegd aan de betrokken actoren (met name met betrekking tot infrastructuurvereisten, evacuatie- en noodplannen). Eveneens zal worden onderzocht hoe hierbij de respectieve burger- en strafrechtelijke aansprakelijkheid is geregeld. Hierbij is het belangrijk om te onderzoeken waar de aansprakelijkheid van eenieder vanuit een juridisch standpunt begint en eindigt.
35
Beleid Integrale Veiligheid
naar inhoud
Aan de hand van enkele concrete cases wordt nagegaan in hoeverre de bestaande verplichtingen inzake het nemen van veiligheidsmaatregelen volstaan wanneer zich effectief ‘incidenten’ voordoen. Deze cases worden in overleg met de opdrachtgever geselecteerd. Het zullen personen zijn met expertise of voetbalstadia waar al eerder relevante problemen zijn voorgekomen. Met het oog op het formuleren van aanbevelingen zal specifiek worden onderzocht of het de regelgeving is die lacunes vertoont dan wel of de controle op de naleving ervan tekortschiet.
6.2.4 Diversiteit bij voetbalclubs uit de eerste klassen en de K.B.V.B. (Sociale Hogeschool KATHO- IPSOC - Expertisecentrum Maatschappelijke Veiligheid - prof. dr. Stefaan Pleysier en prof. dr. Leen Van Der Vorst) In het kader van de aanpak van verbaal racistisch geweld en kwetsende spreekkoren enerzijds en onder het motto ‘voetbal een feest’ anderzijds, is het voor de heer Minister van Binnenlandse Zaken van belang om te weten of en hoe de clubs en de Koninklijke Belgische Voetbalbond investeren om te komen tot een beleid dat gebaseerd is op inclusie en zo een dam opwerpt tegen verbaal geweld. Daarnaast is het belangrijk dat de clubs en de Bond inzien dat een goed gevoerd diversiteit- en gelijkekansenbeleid kan bijdragen tot het versterken van de eigen positie. Dit onderzoek zal leiden tot een globaal beeld van het gevoerde diversiteit- en gelijkekansenbeleid binnen de eerste klasse clubs en de Koninklijke Belgische Voetbalbond. Daarnaast zullen er aanbevelingen worden geformuleerd die het verbaal geweld in de stadions tot een minimum moeten herleiden. Om hieraan tegemoet te komen zal men vooreerst op basis van cijfergegevens een inventarisatie opmaken van de diversiteit van de bezoekers en het personeel binnen de clubs van de Belgische eerste klasse en de K.B.V.B. Vervolgens zal op basis van semi-gestructureerde vragenlijsten het gevoerde diversiteit- en gelijkekansenbeleid binnen de verschillende clubs in kaart worden gebracht. De derde onderzoeksfase zal de resultaten uit de twee vorige fasen terugkoppelen aan de praktijk teneinde aanbevelingen te formuleren aangaande de versterking van de positie van clubs als onderneming en inzake de globale aanpak van verbaal racistisch geweld en kwetsende spreekkoren. Tenslotte zullen de onderzoeksresultaten aan de hand van focusgroepen worden voorgelegd aan betrokken beleidsmensen.
6.2.5. De effectiviteit van technopreventief advies (Katholieke Universiteit Leuven, Leuvens Instituut voor Criminologie - Prof. Johan Deklerck) Het verstrekken van technopreventief advies is een belangrijke maatregel in de bestrijding van de problematiek van woninginbraken. Het onderzoek beoogt de kwaliteit en effectiviteit van het technopreventief advies van de technopreventief adviseur te bestuderen. Bovendien zullen aanbevelingen worden geformuleerd teneinde de effectiviteit van het technopreventief advies te verhogen. Het onderzoek omvat een criminologisch- en een communicatiewetenschappelijk luik:
•• In het criminologisch luik staat de relatie tussen het technopreventief advies en het terugdringen van het aantal (pogingen) tot inbraak centraal. Op basis van cijfergegevens en criminologisch bronnenonderzoek moet worden achterhaald of er een verband bestaat tussen inbraakcijfers enerzijds en technopreventief advies anderzijds. Vervolgens wordt onderzoek verricht naar de (on)gewenste (neven)effecten van technopreventief advies en wordt het advies van de technopreventief adviseur gecontextualiseerd binnen een breder spectrum van preventieve- en curatieve maatregelen rond woninginbraak.
•• Het communicatiewetenschappelijke luik beoogt de sterktes en zwaktes van het advies, geleverd door de technopreventief adviseur, alsook de impact hiervan om inbraakbeveiliging in kaart te brengen. Tevens wordt onderzoek gedaan naar een gepast
naar inhoud
36
Beleid Integrale Veiligheid
beleidsinstrumentenmix en naar manieren waarop verschillende doelgroepen het best kunnen worden bereikt. Hiervoor maakt men gebruik van een postenquête.
6.2.6. Explorerend onderzoek naar de aard van essentiële informatiestromen van de lokale politie. Een verkenning van enkele cruciale spanningsvelden. (Centrum voor Politiestudies - prof. dr. Marleen Easton en prof. dr. Sofie De Kimpe) Er zijn heel wat informatiestromen op lokaal niveau aanwezig die zeer bruikbare informatie leveren voor het toezicht, de handhaving en de opsporing, doch zijn deze niet altijd zichtbaar en/of moeilijk hanteerbaar voor de lokale politieorganisatie. Het onderzoek beoogt dan ook een antwoord te bieden op volgende onderzoeksvragen:
•• Welke knelpunten doen er zich volgens politiemensen bij de wijk- en interventiedienst voor bij het beheer van de bestaande informatiestromen?
•• Welke interne en externe belemmerende en bevorderende (rand)voorwaarden doen zich volgens hen voor bij het beheer van die informatiestromen?
•• Hoe gaan zij in de praktijk om met de spanningsvelden die zich voordoen in relatie tot het beheer van informatiestromen?
•• Welke kritische reflecties kunnen in het licht van onze democratische rechtstaat gemaakt worden bij de resultaten op bovenstaande vragen? Het onderzoek wordt gevoerd vanuit een uitvoeringsparadigma waarbij de politiemensen uit de wijk- en interventiediensten als de praktijkprofessionals worden beschouwd. Om een antwoord te kunnen bieden op bovenstaande onderzoeksvragen zal men een literatuurstudie, inclusief grijze literatuur, alsook een kwalitatieve veldstudie verrichten. Op basis van de onderzoeksresultaten zullen in dit verkennend onderzoek beleidsadviezen worden geformuleerd in functie van de optimalisering van de informatiedoorstroming in relatie tot het lokale politiebeleid.
6.2.7 Budget, boekhouding en financiering van de politiezones (Hogeschool Gent, Universiteit Gent, Universiteit Saint-Louis - prof. dr. Carine Smolders) Dit onderzoek heeft tot doel een beter inzicht te verwerven in de ontvangsten en uitgaven van de politiezones. Verder is het gericht op het formuleren van aanbevelingen waardoor de samenhang tussen het lokale veiligheidsbeleid en de begrotingen kan vergroot worden. Tenslotte wil het project uitmonden in een vernieuwd federaal financieringsmechanisme. Teneinde een antwoord te kunnen bieden op de onderzoeksvragen, wordt het onderzoek gesplitst in drie verschillende deelfasen. De eerste fase omvat een kwantitatief onderzoek naar de financiële situatie van de politiezones aan de hand van een data-analyse van de begrotingsen rekeningdata, de jaarrapporten van de politiezones en de zonale veiligheidsplannen. In de tweede deelfase wordt een kwalitatief onderzoek verricht naar best practices inzake resultaatgerichte financiële planning. Tot slot moet de laatste deelfase van het onderzoek resulteren in de constructie van een aangepaste verdeelsleutel voor de federale dotatie.
6.3 Perspectieven voor 2008 •• In de Kadernota Integrale Veiligheid wordt een aanzet gegeven om te komen tot een ‘knowledge based’ en ‘evidence based’ veiligheidsbeleid. Dit noodzaakt een transparant wetenschappelijk onderzoeksbeleid. De onderzoekcoördinatoren zullen de resultaten telkens op kritische wijze evalueren, toezien op hun beleidsrelevantie en de mogelijkheden tot toepassing. Daarom moet elk onderzoek afsluiten met een aantal concrete aanbevelingen naar het beleid van de Minister van Binnenlandse Zaken toe.
37
Beleid Integrale Veiligheid
naar inhoud
•• De AD VP zal haar medewerking aan het overlegplatform Justitie en Veiligheid verder zetten. Een dergelijke interdepartementale coördinatie verzekert immers een degelijke verspreiding van de informatie uit de wetenschappelijke onderzoeken, voorkomt dubbel gebruik en stimuleert een correcte aanwending van de onderzoeksresultaten.
•• De AD VP zal ook prioriteit blijven geven aan de onderzoeken die gericht zijn op de concrete en actuele noden binnen haar verschillende directies. Daartoe kiest ze voor kortlopende onderzoeken (maximum één jaar), aangezien de onderzoeksresultaten hierdoor op korte termijn kunnen worden geïmplementeerd in het beleid.
naar inhoud
38
Beleid Integrale Veiligheid
7
Procesondersteuning 7.1 Strategisch waakinstrument voor criminaliteit Om te beschikken over de meest volledige en actuele informatie met betrekking tot criminaliteitsfenomenen, heeft de AD VP een strategisch waakinstrument voor criminaliteit ontwikkeld. Het gaat om het, op strategische wijze, analyseren en integreren van diverse informatiebronnen, aanwezig binnen de AD VP, maar ook gegenereerd uit parlementaire werkzaamheden en uit persartikelen, om de prioritaire criminaliteitsfenomenen op te sporen, op grond van omvang, herhalend voorkomen, gevaarlijkheid, evolutie, enz.
7.2 Lokale Veiligheidsbarometer In het kader van de strategische waakfunctie criminaliteit, heeft de Algemene Directie een informatica-instrument ingevoerd met als doel de burgemeesters op periodieke wijze te bevragen over de significante veranderingen van bepaalde criminaliteitsfenomenen, het optreden van nieuwe fenomenen (of van modus operandi) of nog het prioritaire karakter van bepaalde veiligheidsfenomenen op hun entiteit. De Lokale Veiligheidsbarometer werd gelanceerd in december 2007 en deze eerste ervaring is veelbelovend. Deze barometer bevat een lijst met veiligheidsproblemen waarbij de burgemeesters moeten aanstippen welke, op basis van hun waarneming en hun kennis over hun entiteit, de meest prioritaire zijn. De antwoorden worden automatisch geregistreerd en geanalyseerd. Op basis hiervan ziet de dienst BIV de voornaamste trends en vergelijkt ze deze met de prioriteiten van het veiligheids- en preventiebeleid en met de steun die in bepaalde materies wordt geboden aan de steden, om te kijken hoe deze kunnen worden geoptimaliseerd.
7.3 Archivarius Het project tot uitbouw van een gegevensbank startte in 2004. De basisgedachte was om een systeem te creëren voor intensieve inzameling van de informatie met betrekking tot het veiligheidsdomein in de ruime zin. Op deze informatie-inzameling moest een systematische analyse volgen zodat er aanbevelingen konden worden geformuleerd aan de Minister, de FOD Binnenlandse Zaken of nog onze AD. Het idee evolueerde in 2006 van alomvattende databank voor gestructureerde informatie naar een complexe zoekmachine die de bestaande ongestructureerde informatie kan indexeren. Deze indexatie, vergelijkbaar met bijvoorbeeld een google-indexatie, laat toe om heel snel zoektermen terug te vinden in een massa aan documenten. Het gevolg van deze evolutie is dat we BIG als een concept beschouwen, met enerzijds het informatica-instrument Archivarius, en anderzijds een duidelijk gestructureerd proces om een veelheid aan ongestructureerde info te verzamelen (al dan niet online) en deze ‘doorzoekbaar’ te maken. Het project is operationeel sinds midden 2007 en zal uitgebreid worden naar de volledige AD in 2008.
7.4 Crime early warning system Dit nieuwe instrument is een permanente monitoring van fenomenen. Wordt een alarmdrempel bereikt, dan stelt de analist van de AD VP een document3 op, met informatie over het « fenomeen ». Dit systeem, dat berust op een ‘realtime’ analyse van cijfers en informatie, moet de AD helpen nieuwe trends inzake criminaliteit te voorkomen, op te sporen en de nodige maatregelen te nemen (uitwerking van actieplannen, wetgevend werk,...).
39
Beleid Integrale Veiligheid
naar inhoud
1 Wet van 15 mei 2007 tot instelling van de functie van gemeenschapswacht, tot instelling van de dienst gemeenschapswachten en tot wijziging van artikel 119bis van de nieuwe gemeentewet (B.S. van 29 juni 2007) Terug 2 Besluit van het Uitvoerend Comité van 16 september 1998 (SCH/Com-ex (98) 26 def). Als gevolg aan het Verdrag van Amsterdam werd het Uitvoerend Comité dat door de Schengen akkoorden is opgericht vervangen door de Raad van de Europese Unie en werden nieuwe werkgroepen opgericht om de Raad bij het beheer van de Schengen ruimte bij te staan. Terug 3 Enkele voorbeelden: inbraken in tuinhuizen, doodslag, stijgend aantal diefstallen bij opticiens , rusthuizen, verkrachting met modus list, ... Terug
naar inhoud
Coördinatie en ondersteuning van het lokale integrale veiligheidsbeleid
Inleiding 42
Contractuele dispositieven inzake preventie en/of veiligheid 43
Actieplan kustcriminaliteit 50
De preventie van diefstal en andere criminaliteitsfenomenen 53
Perspectieven voor 2008 62
naar inhoud
III
naar inhoud
0
Inleiding De Directie Lokale Integrale Veiligheid (SLIV) is binnen onze Algemene Directie belast met het ontwikkelen en ondersteunen van een integraal en geïntegreerd veiligheidsbeleid inzake criminaliteit op lokaal vlak. De Directie SLIV werkt dan ook nauw samen met de verschillende lokale overheden om advies te geven over hun inspanningen met betrekking tot preventie en deze verder te ontwikkelen. Het jaar 2007 was voor de Directie SLIV op talrijke niveaus een bijzonder jaar. Allereerst hebben wij een grote ‘conceptuele’ evolutie gekend met de oprichting van de nieuwe strategische veiligheids- en preventieplannen voor een periode van 4 jaar vanaf 1 januari 2007. Vervolgens werd, zoals werd gewenst vanaf het begin van het jaar, het communicatieaspect verder ontwikkeld via de regelmatige verspreiding van infoflashes aan onze doelpublieken (technopreventief adviseurs, preventieambtenaren, ...) evenals door de maandelijkse elektronische newsletter ‘Prevue’, gericht aan de terreinactoren en de lokale overheden, te herzien qua vorm en inhoud. Naast de inhoudelijke evolutie heeft de Directie SLIV een interne herstructurering gekend die heeft geleid tot de oprichting van een nieuwe dienst: de Dienst Procesbegeleiding en -ondersteuning. De Directie SLIV omvat 4 diensten:
•• De Dienst Lokale Opvolging is belast met het verzekeren van de opvolging van de strategische veiligheids- en preventieplannen, de conventies inzake Europese Tops, zonale veiligheidsplannen, verkeersveiligheidsovereenkomsten, Provinciale Commissies voor Criminaliteitspreventie, enz.
•• De Dienst Diefstal en Thematische Preventie is belast met het verzekeren van de ontwikkeling van actieplannen met het oog op het bestrijden van de verschillende vormen van diefstal en andere gerelateerde thema’s.
•• De Dienst Financiën is belast met het reglementeren, toepassen en controleren van de subsidies die worden toegekend aan de initiatieven van de steden en gemeenten met een contract, en aan de Gouverneurs en dit in het kader van de projecten van de 2 bovenvermelde diensten.
•• De Dienst Procesbegeleiding en -ondersteuning werd opgericht eind 2007. Deze nieuwe horizontale dienst van de Directie SLIV heeft als doel om een performante administratieve ondersteuning te bieden om de kwaliteit van het werk van de lokale adviseurs te verbeteren. Deze nieuwe dienst is eveneens belast met begrotings-, communicatie- en HRMaangelegenheden van de Directie SLIV.
naar inhoud
42
Coördinatie en ondersteuning van het lokale integrale veiligheidsbeleid
Contractuele dispositieven inzake preventie en/of veiligheid
1
1.1. Opdrachten van de Dienst lokale Opvolging De Dienst Lokale Opvolging bestaat uit lokale adviseurs die een rol spelen van interface en van ondersteuning tussen het lokale niveau (gemeenten, politiezones, provincies ...) en het federale niveau, in het kader van de uitwerking van een lokaal veiligheids- en preventiebeleid. Het betreft met name de volgende taken:
•• het uitwerken van de strategische veiligheids- en preventieplannen door de gemeenten te begeleiden bij de redactie van hun planvoorstellen, maar eveneens bij de analyse van de voorstellen en de onderhandeling met alle partners;
•• het opvolgen en evalueren van de strategische veiligheids- en preventieplannen. In dit kader gaat het erom de gemeenten te begeleiden, met name via terreinbezoeken, bij de uitwerking van het plan, om oplossingen voor te stellen voor de lokale problemen, maar eveneens om de plannen te evalueren aan de hand van een verslag aan de Minister van Binnenlandse Zaken of nog, in het kader van de controle van de bewijsstukken, om een advies te geven aan de Financiële dienst aangaande de opportuniteit van bepaalde uitgaven;
•• het opvolgen en goedkeuren van de zonale veiligheidsplannen; •• het analyseren van de verkeersveiligheidsovereenkomsten; •• het ontwikkelen van nieuwe acties en het overbrengen ervan naar de steden en gemeenten die geconfronteerd worden met gelijkaardige problemen;
•• het omkaderen van het personeel van de plannen (met name door middel van opleidingen) en het bieden van methodologische ondersteuning aan de lokale actoren, enz. Ook meer administratieve taken die gepaard gaan met de uitvoering van de verschillende dispositieven komen aan bod.
1.2 Activiteiten in 2007 1.2.1 Het beleid van de Minister van Binnenlandse Zaken voorbereiden De Directie SLIV heeft meegewerkt aan de voorbereiding van volgende specifieke dossiers in het kader van het beleid van de Minister:
•• Uitvoeren van de beslissingen genomen tijdens de Ministerraad van 30-31 maart 2004 bevestigd en aangevuld door de Federale Beleidsverklaringen van 11 oktober 2005 en 17 oktober 2006 betreffende de strategische veiligheids- en preventieplannen.
•• Opstellen en publiceren van het ministerieel besluit betreffende de invoering van de strategische veiligheids- en preventieplannen 2007-2010 (BS 30/03/2007).
•• Opstellen en publiceren van het Koninklijk Besluit tot bepaling van de toekennings-, aanwendings- en controlevoorwaarden van de financiële toelage van de steden en gemeenten die begunstigde zijn van een strategisch veiligheids- en preventieplan (BS 07/05/2007).
•• Organiseren van informatie-/opleidingssessies in het kader van de Lokale Veiligheidsdiagnostiek.
•• Opstellen en publiceren van het ministerieel besluit betreffende de projecten ActivaStadswachten ‘bijkomend contingent’ en overeenkomsten hieromtrent.
•• Voorbereiden van de uitvoeringsbesluiten betreffende de wet van 15 mei 2007 tot instelling
43
Coördinatie en ondersteuning van het lokale integrale veiligheidsbeleid
naar inhoud
van de functie van gemeenschapswacht, tot instelling van de dienst gemeenschapswachten en tot wijziging van artikel 119bis van de nieuwe gemeentewet.
•• Voorbereiden van het begrotingsconclaaf voor de begroting 2008 in het kader van het beleid betreffende de contracten.
•• Opstellen en publiceren van een Koninklijk Besluit betreffende de subsidies toegekend aan de steden en gemeenten in het kader van de overeenkomsten Europese Toppen. De Directie SLIV heeft het beleid van de Minister ondersteund via de voorbereiding van de antwoorden op de parlementaire vragen, parlementaire interpellaties en vragen van de lokale overheden in verband met de verschillende contractuele dispositieven inzake veiligheid en preventie.
1.2.2 Oprichting van de strategische veiligheids- en preventieplannen 2007-2010 De Superministerraad van 30 en 31 maart 2004 had reeds nieuwe krachtlijnen van de ‘nieuwe contracten’ uitgevaardigd, maar de uitvoering van deze beslissing en de aanwending van deze nieuwe contracten werden uitgesteld tot 1 januari 2007. Sinds 1 januari 2007 hebben de veiligheids- en preventiecontracten en de drugplannen een unieke benaming, met name de strategische veiligheids- en preventieplannen. Deze verandering gaat wel degelijk verder dan een loutere syntactische transformatie; deze nieuwe benaming verbergt een radicale verandering qua structurering en formulering van de verschillende doelstellingen ontwikkeld in het kader van de criminaliteitspreventie. Het ministerieel besluit betreffende de invoering van de strategische veiligheids- en preventieplannen vermeldt namelijk de fenomenen die de begunstigde gemeenten zullen moeten bestrijden. Er zijn 15 heel uiteenlopende fenomenen; het gaat van inbraak tot intrafamiliaal geweld via drugsgerelateerde maatschappelijke overlast of nog zwendel. Dit wil dus zeggen dat een gemeente die eerst over een drugplan beschikte, indien zij dit wenst en indien haar lokale veiligheidsdiagnostiek het bevestigt, andere vormen van preventieve aanpak kan ontwikkelen dan die uitsluitend gericht zijn op het drugsfenomeen. Naast deze fenomenen somt het besluit een reeks strategische doelstellingen op die overeenkomen met de verschillende ‘strategieën’ die de gemeenten zullen moeten nastreven om de fenomenen, weerhouden naar aanleiding van de lokale veiligheidsdiagnostiek, te voorkomen, op te sporen en te beperken. Zo kan een gemeente ervoor kiezen om haar inspanningen te bundelen rond de mogelijke daders van inbreuken, rond de criminogene omstandigheden en de omgeving, rond risicogedragingen of kan ze haar voorkeur laten uitgaan naar een geïntegreerde en integrale aanpak of kan ze alles tegelijk doen. De idee is dus om de verschillende benaderingen ontwikkeld op lokaal niveau een persoonlijke noot te geven door de termen, gebruikt door elk van de betrokken gemeenten, te standaardiseren. Het gaat niet gewoonweg over het ‘standaardiseren om te standaardiseren’ maar eerder over het creëren van een unieke basis om er de essentiële dingen te kunnen uithalen door middel van transversale toekomstige analyses. Naast deze ‘strategische’ dimensie, bestaat een laatste nieuwigheid uit het voorafgaand en concreet bepalen van de drempel voor het bereiken van de verschillende doelstellingen door middel van de verwachte resultaten en indicatoren.
naar inhoud
44
Coördinatie en ondersteuning van het lokale integrale veiligheidsbeleid
Het nagestreefde doel was om de verschillende gemeenten ertoe aan te zetten dat zij zich zouden afvragen wat zij een aanvaardbaar en eervol resultaat vinden na de ontwikkelde acties, maar eveneens om meer in detail de verschillende benaderingen te plannen zodat deze indien nodig kunnen worden bijgestuurd. Deze nieuwe wijze van ‘denken’ over het contractuele beleid inzake criminaliteitspreventie is niet eenvoudig geweest en heeft zowel van de gemeenten als van de lokale adviseurs van de Dienst Lokale Opvolging een grote investering gevraagd in tijd en in energie. De lokale overheden kregen dus een intensieve begeleiding om hen te helpen de strategische plannen zo efficiënt mogelijk op te stellen.
1.2.3 Deelname aan de begeleidingscomités van wetenschappelijke onderzoeken De Directie SLIV heeft actief deelgenomen aan het begeleidingscomité van wetenschappelijke onderzoeken, gecoördineerd door de Dienst Beleid Integrale Veiligheid waaronder met name een studie over de nieuwe veiligheidsberoepen. (zie pagina ...).
1.2.4 Uitvoeren van de financiële controle van de strategische plannen Om de nieuwe structuur van de contracten, die werden ontwikkeld binnen de strategische veiligheids-en preventieplannen, na te leven, heeft de Dienst Financiën van SLIV een toepassing laten maken om deze plannen van vier jaar, online te zetten. Zo wordt de samenhang van de financiële follow-up en controle verzekerd. Dit systeem werd in 2007 verder uitgewerkt en operationeel gemaakt. Aangezien deze strategische plannen voornamelijk mikken op een resultaatsverbintenis, is het voortaan aan de lokale adviseurs om, in talrijke gevallen, te beslissen over de opportuniteit van bepaalde uitgaven, zelfs indien er rekening wordt gehouden met de financiële richtlijnen opgesteld door de Directie SLIV.
1.2.5 Voorbereiden en opvolgen van de maatregelen genomen in het kader van het ‘Fonds Europese Toppen’ Tijdens de Europese Raad van Nice, in december 2000, kreeg Brussel de rol van Europese hoofdstad. Zo zullen voortaan alle Europese Raden in onze nationale hoofdstad worden georganiseerd. In een nota van 13 juni 2002 besloot de Ministerraad middelen vrij te maken om deze nieuwe rol van Europese hoofdstad aan te pakken door, in het kader van de organisatie van de Europese Toppen, specifieke maatregelen te nemen voor de veiligheidsproblematiek te Brussel. Zo maakte hij 12,5 miljoen euro vrij voor het jaar 2003 en een steeds terugkerend bedrag van 25 miljoen euro vanaf het jaar 2004 om deze maatregelen voor de politiezones en Brusselse gemeenten te kunnen financieren. De Directie SLIV heeft in 2007 in dit dossier volgende taken vervuld: Betreffende de steden en gemeenten:
•• Opstellen van het Koninklijk Besluit tot toekenning van een financiële tussenkomst aan de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest om de uitgaven gekoppeld aan de preventie van de criminaliteit in het kader van de Europese toppen en andere initiatieven die gepaard gaan met de internationale functie van de stad Brussel en van de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk gewest te dekken. Er wordt bijzondere aandacht besteed aan het aanbieden van duidelijke en precieze financiële richtlijnen aan de steden en gemeenten.
•• Opstellen van de overeenkomsten met de 19 gemeenten.
45
Coördinatie en ondersteuning van het lokale integrale veiligheidsbeleid
naar inhoud
Betreffende de politiezones:
•• Opstellen van 6 Koninklijke Besluiten betreffende de maatregelen aangaande de bevordering van het hulpkader, de aanwerving in de zones, de taalopleidingen, investeringen in infrastructuur, opdrachten van ordehandhaving en het systeem ASTRID. Wijzen we eveneens op de analyse van de financiële stukken verkregen in het kader van de vorige maatregelen en dit gedeeltelijk in samenwerking met het Crisiscentrum.
1.2.6 Voorbereiden en opvolgen van de dossiers betreffende de actieplannen inzake verkeersveiligheid Sinds 2004 worden de politiezones verzocht om jaarlijks hun voorstel van actieplan op het vlak van verkeersveiligheid in te dienen. De acties worden dan betaald met het geld van het verkeersveiligheidsfonds en moeten zich situeren binnen één of meerdere van de volgende domeinen:
•• •• •• •• •• •• •• •• •• ••
overdreven of onaangepaste snelheid rijden onder invloed van alcohol rijden onder invloed van drugs of andere stoffen goederen- of personenvervoer via de weg gordels en veiligheidsuitrustingen hinderlijk of gevaarlijk parkeren agressief gedrag in het verkeer weekendongevallen 30-zones / veiligheid aan de schoolpoorten diverse
In dit kader geeft de Directie advies over de voorstellen die door de politiezones werden ingediend. Dit advies heeft in het bijzonder betrekking op de mate van samenhang tussen de voorziene verkeersveiligheidsacties en de doelstellingen weerhouden binnen de zonale veiligheidsplannen, alsook op het naleven van de vormvoorwaarden. Tenslotte is het van belang om aan te geven dat deze dossiers vóór alles worden geleid door de FOD Mobiliteit, dewelke eveneens een advies geeft dat specifiek gaat over het aanwenden van de sommen die werden toegekend aan de lokale politiezones en aan de federale politie, alsook ten opzichte van de evaluatie van de gerealiseerde acties. Deze adviezen bereiden de beslissing voor van de Ministers van Binnenlandse Zaken en van Mobiliteit inzake de goedkeuring of afkeuring van deze plannen. Het jaar 2007 was bovendien het jaar waarin het Rekenhof een audit uitvoerde van het verkeersveiligheidsfonds. In deze audit kwamen onder meer de volgende aspecten aan bod: de verdeling van de beschikbare middelen, de coherentie van de financiering in vergelijking met de nagestreefde doelen, de inachtneming van het geplande tijdschema en de goedkeuringsprocedure. Op 5 december 2007 presenteerde het Rekenhof haar eindrapport waarin het aanbevelingen formuleerde. In het komende jaar zal de uitdaging erin bestaan aan deze aanbevelingen tegemoet te komen.
1.2.7 Voorbereiden en opvolgen van de dossiers betreffende de zonale veiligheidsplannen (ZVP) Het ZVP beoogt het plannen van de politionele activiteit in het kader van een integrale en geïntegreerde aanpak van de veiligheid. Het ZVP houdt immers rekening met de verschillende
naar inhoud
46
Coördinatie en ondersteuning van het lokale integrale veiligheidsbeleid
planningsinstrumenten die werden voorzien zowel op federaal vlak (beleidslijnen van de bevoegde ministers, nationaal veiligheidsplan) als op lokaal vlak (beleidslijnen van de burgemeesters, strategische veiligheids- en preventieplannen, plannen grootsteden, preventieen buurtplannen,...). Het ZVP is een strategisch plan dat alle 4 jaar wordt opgesteld. De volgende plannen hebben betrekking op de periode 2009-2012. Deze periode van 4 jaar is nodig om de maatregelen te implementeren die bedoeld zijn om de keuzes van veiligheidsbeleid uit te voeren alsook om een grondige en objectieve evaluatie uit te voeren van de doeltreffendheid van deze maatregelen. Meer concreet bestaat het ZVP uit de volgende elementen:
•• De opdrachten en prioritaire doelstellingen bepaald door de burgemeesters en de Procureur des Konings.
•• De capaciteit van de lokale politie bedoeld om opdrachten van gerechtelijke en bestuurlijke politie uit te voeren.
•• De bijdrage van de lokale politie voor de uitvoering van de opdrachten van federale aard bepaald door dwingende richtlijnen alsook deze voorzien in het geval van federale opvorderingen, dit wil zeggen in geval van rampen, onheil, schadegevallen, oproer, ...
•• De specifieke doelstellingen voor één gemeente van de zone die overeenkomen met een begrotingsinterventie van deze gemeente waarbij de dotatie, die werd afgesproken overeenkomstig artikel 40, derde lid van de Wet van de Geïntegreerde Politie (WGP), wordt overschreden. Het ZVP wordt besproken, voorbereid, opgevolgd en geëvalueerd binnen de zonale veiligheidsraad (ZVR), die is samengesteld uit de burgemeester(s), de Procureur des Konings, de Korpschef van de lokale politie en de bestuurlijke directeur-coördinator van de federale politie of zijn afgevaardigde, alsook uit deskundigen (gerechtelijke Directeur, Preventieambtenaar, enz.) die kunnen worden uitgenodigd om deel te nemen. De Directie SLIV komt tussen op het vlak van de analyse en de goedkeuring van het ZVP. Het ZVP wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie. Verschillende instanties zijn belast met de voorbereiding van de beslissing van de Ministers: de Directie SLIV (FOD Binnenlandse Zaken), Dienst voor Strafrechtelijk Beleid (DSB van de FOD Justitie), Directie van de Relaties met de Lokale Politie (CGL van de federale politie) brengen advies uit met betrekking tot het ZVP voor elk wat betreft hun eigen kringen. Eens het ZVP is goedgekeurd, moet het tenslotte worden vertaald in actieplannen: deze zijn jaarlijks en moeten voortaan jaarlijks kunnen worden aangepast. In 2007 werd bijzondere aandacht besteed aan de voorbereiding van de toekomstige zonale plannen van 2009-2012 met name door de verschillende reglementaire teksten op te stellen met betrekking tot de nieuwe procedure die van toepassing is in dit kader en die vroeger geregeld werd door de omzendbrief PLP 35. Tenslotte dient te worden opgemerkt dat de Directie SLIV over het algemeen zorgt voor de follow-up van de ZVP met name door kennis te nemen van de besluiten en verslagen van de bestuurlijke overheden, van de verslagen van de zonale veiligheidsraad en van het Provinciaal overleg, alsook door deel te nemen aan bepaalde van deze structuren. Het ultieme doel van de Directie SLIV is om een geïntegreerd zicht te hebben op de verschillende veiligheids- en/of preventiedispositieven.
47
Coördinatie en ondersteuning van het lokale integrale veiligheidsbeleid
naar inhoud
1.2.8 Organisatie van de Belgische Prijs voor Veiligheid en Criminaliteitspreventie De Directie Lokale Integrale Veiligheid heeft dit jaar voor de 14de keer de Belgische Prijs voor Veiligheid en Criminaliteitspreventie georganiseerd. Deze niet te missen prijs is dé gelegenheid voor de lokale actoren en de verantwoordelijken die belast zijn met criminaliteitspreventie, om de originele projecten die hieromtrent in België worden verwezenlijkt, bekendheid te geven en te belonen. De projectoproep gelanceerd in juni 2007 was een succes. Van de 26 ingediende projecten werden er 22 voor de wedstrijd geselecteerd. De ontvankelijke projecten werden onderworpen aan een grondige analyse door de jury om een laureaat aan te duiden in elk van de 3 categorieën (slachtoffergerichte preventie, dadergerichte preventie en situationele preventie). Voor de editie 2007 van de prijs werd de provincie Limburg bekroond voor zijn project betreffende het ‘intrafamiliaal geweld: intersectoraal geveld’. Begin 2007 heeft de werkgroep samengesteld binnen de Directie, drie belangrijke wijzigingen aangebracht aan de Prijs. Om de prijs toegankelijker te maken voor de potentiële kandidaten, moesten de thematieken van de deelnemende projecten in eerste instantie aansluiten bij de fenomenen die ontwikkeld worden in de strategische veiligheids- en preventieplannen en met de beperkingen voorzien bij het ministerieel besluit betreffende indiening van deze projecten (zie op onze site : www.besafe.be). Deze fenomenen zijn: inbraak, diefstal van en in auto’s, gauwdiefstal, diefstal door middel van list, fietsdiefstal, winkeldiefstal, afpersing, geweld in het openbaar vervoer, intrafamiliaal geweld, geweld tijdens evenementen en publieke gebeurtenissen, geweld in schoolmilieu, jeugdcriminaliteit, schoolverzuim, druggerelateerde maatschappelijke overlast, sociale overlast. De evaluatieprocedure werd eveneens herzien om een grotere transparantie mogelijk te maken. De derde wijziging had betrekking op de feedback die wordt gegeven aan de deelnemende kandidaten. Door het succes van de Prijs in 2007 kon de nieuwe procedure als voorbeeld aan onze Europese partners worden voorgesteld.
1.2.9 Internationale aspecten In 2007, richtte de internationale actie van de Directie Lokale Integrale Veiligheid zich voornamelijk rond de twee volgende pijlers:
•• Het Europees Netwerk voor Criminaliteitspreventie (EUCPN) waarbinnen de Directie, door de Belgische vertegenwoordiging waar te nemen, heeft bijdragen tot: 1) het bevorderen van de Europese uitwisselingen van goede praktijken; 2) het focussen op het inhoudelijk werk door de hervormingen door te voeren die nodig zijn voor de functionele verbetering van EUCPN; 3) het doen erkennen van het belang van de prioriteiten van EUCPN in de verschillende financiële programma’s van de Europese Commissie. •• De bilaterale relaties dankzij dewelke de Directie gestructureerde en constructieve banden onderhoudt met verschillende administraties belast met criminaliteitspreventie. Onder onze bevoorrechte partners vindt men met name Nederland en het Groothertogdom Luxemburg.
naar inhoud
48
Coördinatie en ondersteuning van het lokale integrale veiligheidsbeleid
Hierna vindt u op niet-uitputtende wijze de voornaamste acties die in 2007 door de Directie werden geconcretiseerd:
•• de ondertekening van een partnerschapskaderovereenkomst met de Europese Commissie waarbij de FOD Binnenlandse Zaken de mogelijkheid krijgt om als subsidie en tot in augustus 2011 projecten inzake criminaliteitspreventie in te dienen;
•• de voorstelling van het Limburgse winnende project van de Belgische Prijs voor Veiligheid en Criminaliteitspreventie aan de Europese Prijs Criminaliteitspreventie (European Crime Prevention Award - ECPA) dat vorig jaar betrekking had op ‘intrafamiliaal geweld’;
•• het sturen van een Europese werkgroep bedoeld om de ontwikkeling te bevorderen van het preventiebeleid in de Zuid-Europese landen van de Europese Unie;
•• de bijdrage aan het Europees verslag ‘strijd tegen de georganiseerde misdaad: een preventieve benadering’;
•• de voorstelling van het Belgische Veiligheids- en Preventiebeleid op de conferentie van Praag met als thema: ‘de preventie van de criminaliteit: de internationale perspectieven’. In fine, door de verschillende synergieën die op internationaal en Europees vlak inzake veiligheid en preventie tot stand zijn gekomen, op te volgen en eraan deel te nemen, vertegenwoordigt de directie haar lokale partners (Steden en Gemeenten, Provincies, Politiezones, ...) en verzekert hen een gestructureerde toegang tot een kwaliteitsvolle informatie over de strategieën en de projecten ontwikkeld in het buitenland.
1.2.10 Beantwoorden van vragen en adviesaanvragen van de gemeenten die geen plan hebben of externe instanties De Directie SLIV luistert naar de noden van de lokale overheden: zij biedt hen haar expertise en haar ondersteuning en adviseert hen bij het ontwikkelen van initiatieven en projecten inzake criminaliteitspreventie. In dit kader wijzen we eveneens op een nieuw initiatief dat werd opgericht in samenwerking met de Dienst Beleid Integrale Veiligheid met als doel om aan de minder geëxperimenteerde gemeenten een methodologische ondersteuning te bieden voor de oprichting van hun lokaal integraal veiligheidsbeleid. Zo werden er in 2007 twee gemeenten uitgekozen om van deze pilootervaring te genieten. (zie p29).
1.2.11 De drugsproblematiek In 2007 heeft de Directie SLIV gewerkt aan de ontwikkeling van methodologische instrumenten die de steden en gemeenten moeten helpen lokale initiatieven te organiseren ter voorkoming van de druggerelateerde openbare overlast in het kader van hun contract. Zo heeft zij bijgedragen tot de realisatie, door het Internationaal Centrum voor Misdaadpreventie, van een specifieke handleiding met als titel: ‘Nuisances publiques liées aux drogues et à la prostitution: Manuel pratique pour l’action locale’. (Drugs- en prostitutiegerelateerde maatschappelijke overlast: Praktische handleiding voor de lokale actie.) Wijzen we eveneens op de redactie van de omzendbrief PREV 30 die als doel heeft om het bevoegdheidsdomein van de FOD Binnenlandse Zaken in het kader van de druggerelateerde maatschappelijke overlast te verklaren (BS 11.06.2007).
49
Coördinatie en ondersteuning van het lokale integrale veiligheidsbeleid
naar inhoud
2
Actieplan kustcriminaliteit Het preventieproject ‘actieplan kustcriminaliteit’ (ook kustactieplan genoemd, verder KAP) werd in 1997 opgestart. De preventieacties van het KAP richten zich voornamelijk op de aanpak van de kleine criminaliteit aan de kust. In dit kader worden veiligheidsbeambten, die ondergebracht zijn bij de lokale preventiediensten, ingezet. Deze zijn in duidelijk herkenbare dienstkledij preventief aanwezig in het straatbeeld en hebben een sensibiliserende, technisch ondersteunende en informatieve functie.
2.1 Het KAP-personeel Eind 2007 waren 44 veiligheidsbeambten actief in de 9 kustgemeenten. Daarnaast zijn er twee veiligheidsbeambten werkzaam in de documentatiedienst van de Algemene Directie Veiligheid en Preventie te Brussel.
2.2 Preventieacties 2.2.1 Lokaal gerichte acties Verkeerspreventie In samenwerking met de provincie West-Vlaanderen werden de veiligheidsbeambten verder betrokken in het sensibiliseringsluik van een aantal projecten zoals de fietscontrolekaart, veilig fietsen, ‘t ligt aan jou, het jongeren-PV en de verkeersklas. Daarnaast waren de veiligheidsbeambten ook actief als gemachtigd opzichter aan de scholen, assisteerden zij de lokale politie bij verkeerslessen en hielpen ze bij de opstelling van fietsbehendigheidsparcours voor scholieren, waarbij ze nadien ook instonden voor de begeleiding. Zij werden eveneens betrokken bij de verkeersbegeleiding van voetgangers en fietsers n.a.v. grote evenementen aan onze kust (zwintriatlon, Nacht van Exclusief, recreatieve fietstochten toerismedienst, enz.). Fietsdiefstalpreventie In elke kustgemeente worden zeer regelmatig data vastgelegd waarop de bewoners en/of toeristen hun fiets kunnen laten graveren. Elke kustgemeente beschikt trouwens over een fietsgraveertoestel, aangekocht binnen het budget van het veiligheids- of preventiecontract. In 2007 werden in de kustgemeenten 10 613 fietsen gegraveerd (in 2004 waren dit er 5 736, in 2005: 7 120 en in 2006: 7 010). Tijdens deze acties werd onze nieuwe folder ‘Geef fietsendieven geen kans’ uitgedeeld. Inbraakpreventie Kustbewoners en/of tweede verblijvers gaan ook wel eens op reis en laten hun woning dan meerdere dagen of weken onbewoond achter. In 2007 voerden de veiligheidsbeambten 9 525 afwezigheids- of vakantietoezichten uit (in 2004 waren dit er 8 754 en in 2005: 9 309 en in 2006: 10 282). Deze dienst wordt ten zeerste gewaardeerd door de bewoners, wat zich o.a. uit in het stijgend aantal aanvragen. Preventieve aanwezigheid in het straatbeeld De KAP-veiligheidsbeambten hebben vooral een informatieve, meldings- en sensibiliseringsfunctie. Ze informeren de bevolking en toeristen en verwijzen hen door, signaleren beschadigingen aan bestrating, straatmeubilair, de beplanting, de bewegwijzering,
naar inhoud
50
Coördinatie en ondersteuning van het lokale integrale veiligheidsbeleid
zwerfvuil en sluikstorten en sensibiliseren de bevolking voor wangedrag (hondenpoep, aanbiedingsgedrag huisvuil, vandalisme, hoffelijkheidgedrag op het openbaar vervoer, enz.).
2.2.2 Specifieke zomeracties (juli-augustus) De opening van het kustseizoen waarop de pers was uitgenodigd vond plaats op 29 juni. De persmap bevatte o.a. de tekst ‘Binnenlandse Zaken stelt haar actieplan kustcriminaliteit 2007 voor’. In meerdere kranten (regionaal nieuws) en ook op Radio 2 werd melding gemaakt van de daarin aangekondigde acties. De anti-verdwaalarmbandjes Dit jaar werden er opnieuw 400 000 armbandjes (meegefinancierd door de Directie SLIV voor 5.500,00 euro) aangemaakt waarvan er 360 000 door de veiligheidsbeambten gedistribueerd werden onder de verdeelpunten op het strand (reddersposten, badkarhouders, Rode Kruisposten) en op de zeedijk (toiletposten, infostanden). De actie was een succes. In totaal raakten over de tien kustgemeenten samen 952 kinderen het spoor van hun ouders of begeleiders kwijt, terwijl dat er vorig jaar in juli en augustus samen 1 288 waren. De merkelijk minder goede zomer van 2007 ten opzichte van diegene van het jaar voordien verklaart de daling van het totaal aantal verloren gelopen kinderen. Jaar na jaar stelt men vast dat doorgedreven communicatie rond het gebruik van de oriëntatiepalen ertoe leidt dat het gebruik van de gratis anti-verdwaalarmbandjes meer en meer ingeburgerd geraakt, en zodoende een significante rol speelt in het relatief beperkt aantal strandbezoekertjes die het noorden kwijtraken. Hierna een overzicht van het aantal verdwaalde kinderen periode 2001 - 2007: Jaar
Juli
Augustus
Totaal
2001
1 286
1.947
3 233
2002
887
1.180
2 067
2003
797
1.283
2 080
2004
654
920
1 574
2005
547
687
1 234
2006
1 048
240
1 288
2007
348
604
952
Preventieacties op de kusttram Uit de analyse van de criminaliteitscijfers blijkt dat tramhaltes zeer populair zijn bij gauwdieven. Om hieraan te verhelpen werden in juli en augustus een viertal gezamenlijke preventieacties ondernomen op de kusttram. Deze acties bestonden erin dat een twintigtal veiligheidsbeambten gedurende een voor- of namiddag continu beurtelings meereisden met de kusttram tussen De Panne en Knokke. Zowel aan de op- en afstapplaatsen als op de tram zelf maakten zij reizigers attent op het gevaar voor gauwdiefstal en deelden zij gericht onze folder ‘Geef gauwdieven geen kans’ uit. Hun sociale aanwezigheid (aanspreekpunt, beantwoorden van vragen, helpen bij in- en uitstappen) werd vooral door de oudere reizigers gewaardeerd. Er werd geen melding gemaakt van verdachte acties.
51
Coördinatie en ondersteuning van het lokale integrale veiligheidsbeleid
naar inhoud
Preventie gauwdiefstallen Op de vele dag- en avondmarkten, muziekfestivals, zeedijkanimatie, braderies, vuurwerken, rommelmarkten, folkloremarkten, enz. waren de veiligheidsbeambten aanwezig om zowel kustbewoners als toeristen hun aandacht te vestigen op de risico’s op gauwdiefstal. Vooral op avondmarkten werd dit criminaliteitsfenomeen extra onder de aandacht gebracht via infostands van de lokale preventiediensten. Autocriminaliteit (parkingwatch acties) Op de stadsrandparkings en andere openbare parkeergelegenheden werden de veiligheidsbeambten ingezet om chauffeurs te sensibiliseren geen waardevolle voorwerpen in de auto achter te laten, de auto op slot te doen, ramen en schuifdak te sluiten, enzovoort. Op 21 juli werd, in het kader van de hotspotcampagne ‘Preventie van diefstal uit voertuigen’, in alle kustgemeenten een speciale actiedag gehouden om diefstal uit wagens te voorkomen. Op diverse hotspots werden ongeveer 4 000 speciale leaflets gericht overhandigd aan de kustbezoekers en werden ongeveer 1100 gadgets uitgedeeld aan de chauffeurs.
2.2.3 Bovenlokale acties in het kader van fietsdiefstalpreventie zie pagina 57 (hoofdstuk 3.3)
naar inhoud
52
Coördinatie en ondersteuning van het lokale integrale veiligheidsbeleid
De preventie van diefstal en andere criminaliteitsfenomenen 3.1 Beveiliging van de burgers tegen diefstal Inbraak blijft één van de grootste criminaliteitsvormen in België. In 2006 werden er 67 550 inbraken geregistreerd (bron federale politie). Daarom poogt de FOD Binnenlandse Zaken om de verantwoordelijkheidszin van de burgers te stimuleren en hen aan te zetten om meer te handelen in termen van preventie. Zijn verantwoordelijkheden nemen is zeker ook bevorderlijk voor het subjectieve veiligheidsgevoel. Om de burgers te overtuigen een actieve rol in te nemen inzake veiligheid, onderneemt de AD VP talrijke projecten:
3.1.1 Belastingvermindering voor de beveiliging van privé-woningen Sinds 1 januari 2007 wordt aan elke eigenaar of huurder die investeert in de beveiliging van een privé-woning tegen inbraak en brand, een belastingvermindering aangeboden. Het bedrag is gelijk aan 50% van de werkelijk gedane uitgaven, waarbij het maximumbedrag 170 euro bedraagt. De werken moeten worden uitgevoerd door een geregistreerde aannemer die a posteriori moet verklaren dat alle werken overeenkomstig de wettelijke voorschriften werden uitgevoerd.
3.1.2 Virtueel huis Met het programma kan de gebruiker een interactieve wandeling maken in en rondom het virtueel huis. Door te klikken op de gevoelige zones van het huis, verschijnen er technische fiches en animaties waarin de burger tips worden aangereikt om de risico’s van inbraak en brand in zijn woning te verminderen.
3.1.3 Toezicht bij afwezigheid en checklist veilig met vakantie Een mogelijke oplossing om het risico op inbraak te verminderen kan met vakantietoezicht; drie kwart van de politiezones organiseert deze dienstverlening. Naast de extra inspanningen die de politie levert, moet elke burger toezien op de veiligheid van zijn woning tijdens zijn periode van afwezigheid. Om hem hierin bij te staan, hebben de Algemene Directie Veiligheid en Preventie en de Algemene Directie Civiele Veiligheid een gezamenlijke campagne gelanceerd ter voorkoming van inbraak en brand. Zij hebben ook een folder ontworpen met daarop een ‘checklist’ bestaande uit een tiental punten die moeten worden gevolgd op vlak van de ‘veiligheid’ (inbraak) en van de ‘bescherming’ (brand).
3.1.4 e-TPA Deze informaticatoepassing, ‘elektronische Technopreventief Adviseur’ genaamd, of ‘e-TPA’ heeft als doel om de burger, aan de hand van een vragenlijst, een bepaald aantal tips te geven om de inbraakrisico’s te verminderen. Door deze tips, die een bepaald aantal soms zeer eenvoudige maatregelen aanbevelen, te volgen, maakt de burger het leven van de potentiële inbreker veel moeilijker en zo zal hij niet meer de moed hebben om in te breken. U weet wel dat een dief die de woning niet kan betreden binnen de drie minuten, het in de meeste gevallen opgeeft.
53
Coördinatie en ondersteuning van het lokale integrale veiligheidsbeleid
naar inhoud
3.1.5 Batibouw De FOD Binnenlandse Zaken was aanwezig op de editie 2007 van de bouwbeurs Batibouw met zijn geïntegreerde boodschap ‘Veilig wonen’. Op de stand zetten de algemene directies Veiligheid en Preventie en Civiele Veiligheid zich in om de burger te sensibiliseren voor de inbraakpreventie in zijn woning en voor de preventie van brand en huiselijke ongevallen. Zowel particulieren als vakmensen konden vragen stellen aan deskundigen in brand- en inbraakpreventie. De bezoekers vonden op de stand niet alleen didactisch materiaal, maar ook folders en brochures met nuttige en praktische tips alsook interactieve zuilen waardoor de geïnteresseerden het virtueel huis konden bezoeken en een eerste veiligheidsdiagnostiek voor hun woning konden ontvangen.
3.1.6 Technopreventief adviseurs De verschillende genoemde instrumenten zijn zeker nuttig voor het bewust maken en informeren van de burgers betreffende de beveiliging van hun goederen, maar er is niets doeltreffender dan een op maat gemaakte diagnostiek! Een van de pijlers van het preventiebeleid schuilt in de objectieve veiligheidsadviezen die de technopreventief adviseurs verstrekken. Op verzoek geven zij een ieder die dat wenst gratis advies voor het beveiligen van woningen, beroepslokalen of gevoelige industriële gebouwen. De basisopleiding ‘Technopreventie’ wordt georganiseerd door erkende politiescholen die overal in het land terug te vinden zijn. De basisvorming is toegankelijk voor politiemensen en burgerpersoneel. Hiertoe moet er gewezen worden op de realisatie van een erkenningsdossier dat de minimumvoorwaarden bepaalt waaraan de opleidingen van de politiescholen moeten voldoen. Met het oog op het verstrekken van deze opleiding aan burgerpersoneel, kunnen politiescholen subsidies krijgen van de Minister van Binnenlandse Zaken. Het uitbesteden van de basisvorming heeft als doelstelling het contingent van technopreventief adviseurs (TPA’s) verder uit te bereiden. Op die manier kunnen meer burgers, maar ook zelfstandige ondernemers, bereikt worden met de kosteloze diensten van de TPA’s. Vandaag zijn er duizenden adviseurs voor deze taak opgeleid. De specialisatieopleidingen van de technopreventief adviseurs worden georganiseerd door de Directie SLIV die hen de nodige instrumenten biedt om het hoofd te bieden aan de nieuwe uitdagingen van de snelle evolutie in deze materie. Net zoals de vorige jaren heeft het netwerk PREVNET in 2007 veel activiteiten verricht. Dit netwerk bestaat uit de contactpersonen technopreventie binnen de politiezones. De belangrijkste doelstelling van de oprichting van PREVNET is het verbeteren van de informatiedoorstroming vanuit SLIV naar de (erkende) TPA’s op lokaal niveau. Het netwerk biedt ook de mogelijkheid aan TPA’s om de Dienst Diefstalpreventie te contacteren voor het geven van feedback of om vragen te stellen. De informatie wordt elektronisch verspreid en de leden van het netwerk komen twee keer per jaar bijeen om deel te nemen aan informatiedagen. De PREVNET-informatiedagen van 2007 waren gewijd aan de problemen rond de beveiliging van appartementen, het merken van waardevolle voorwerpen, de rondtrekkende dadergroeperingen en het tot stand brengen van synergie tussen de domeinen ‘safety’ en ‘security’. SLIV biedt tevens een materiële ondersteuning aan de technopreventief adviseurs tijdens het uitvoeren van hun adviserende taken. In 2008 krijgen ze volkomen nieuw didactisch materiaal
naar inhoud
54
Coördinatie en ondersteuning van het lokale integrale veiligheidsbeleid
dankzij de levering van de eerste zogenaamde technotrolleys. Het gaat om valiezen op wieltjes die de technopreventief adviseurs zullen gebruiken tijdens hun huisbezoeken of tijdens ‘veiligheidsbeurzen’. De trolley bevat modern kwalitatief demonstratiemateriaal (sloten, cilinders, veiligheidsglas, enz. ) dat wordt aangeboden door volgende gespecialiseerde firma’s: Soliver, Vink, Bekaert, Husquin, Hoberg, Abus, Burg Wächter et Sobinco.
3.1.7 Campagne met het oog op een betere traceerbaarheid van gestolen voorwerpen Het idee van deze campagne is gebaseerd op een indrukwekkende vaststelling: 90% van de teruggevonden gestolen goederen kunnen niet worden terugbezorgd aan hun wettige eigenaar. Enerzijds, omdat slachtoffers bij aangifte van een diefstal vaak een veel te vage beschrijving geven van hun gestolen goederen. Anderzijds, in geval de gestolen voorwerpen werden teruggevonden, is het voor de politie vaak onmogelijk om de rechtmatige eigenaar op te sporen omdat talrijke voorwerpen niet gepersonaliseerd zijn en geen enkel kenmerk vertonen dat naar de eigenaar leidt. Deze voorwerpen zijn daarom bijzonder interessant voor helers. Het eerste luik van de campagne, ‘Save your Numbers’ heeft als doel alle burgers te sensibiliseren voor de ‘goede praktijken’ inzake traceerbaarheid van goederen. Door een inventaris op te maken van de serienummers van hun goederen, kunnen de burgers, die het slachtoffer werden van diefstal, een klacht van betere kwaliteit indienen. Er is ook veel meer kans dat de gestolen goederen kunnen worden terugbezorgd aan hun wettige eigenaars. Gelijktijdig met het meedelen van de ‘goede praktijken’ inzake het inventariseren van de goederen door de burger, wordt een sensibiliseringsactie gevoerd bij de sector van de elektrische huishoudapparatuur. Er werden massaal folders uitgedeeld aan de klanten tijdens de eindejaarsfeesten en de koopjesperiode. Het tweede luik van de campagne noemt ‘Save your pictures’. Het betreft in het bijzonder kunstvoorwerpen, antiek en juwelen. Voor dit soort voorwerpen die geen serienummer hebben, is het nodig een inventaris van de goederen op te maken en er goede foto’s van te nemen. Tijdens de onmisbare beurzen werden er sensibiliseringsacties gevoerd voor de sector kunst en antiek.
3.1.8 Gauwdiefstal Het aantal diefstallen blijft maar toenemen: in 2006 heeft men zo’n 27 0131 feiten geteld op het hele grondgebied, hetzij een toename van bijna 6% in vergelijking met de cijfers van 20052. Deze criminele groei wordt met name verklaard door de onvoorzichtigheid van de slachtoffers, maar ook door het feit dat de gauwdieven weinig te verliezen hebben op strafrechtelijk vlak de gauwdiefstal wordt door het strafwetboek gezien als ‘gewone diefstal’ - die mooie winst oplevert voor de pickpockets. Om tot een coherente aanpak en een optimale doeltreffendheid in het beheer van deze problematiek te komen, heeft de Algemene Directie Veiligheid en Preventie, samen met de verschillende actoren van de veiligheid, het Parket en de politiediensten, een nationaal, integraal en geïntegreerd actieplan ontwikkeld betreffende gauwdiefstal. De integrale aanpak beoogt om de problematiek in een zo ruim mogelijke context en in al zijn aspecten, te behandelen. De grondgedachte is de permanente aandacht die wordt besteed aan zowel preventie en repressie, als de opvolging van de daders en de slachtoffers. Dit veronderstelt het werken met alle actoren van de veiligheidsketen, met name de preventiediensten, de politiediensten en het Parket. De integrale aanpak kan vervolgens een geïntegreerde aanpak met zich meebrengen. De geïntegreerde aanpak zit in de noodzakelijke samenwerking van alle betrokken actoren om te komen tot een gezamenlijke oplossing voor de problematiek.
55
Coördinatie en ondersteuning van het lokale integrale veiligheidsbeleid
naar inhoud
Vooraleer dit actieplan op het gehele grondgebied wordt verspreid, werd een pilootproject preventie van gauwdiefstal gelanceerd in het Brussels Gewest. Deze campagne heeft als eerste doel om de burgers te sensibiliseren voor het aannemen van goede gewoonten teneinde de kans dat zij het slachtoffer worden van een gauwdief te beperken. Deze campagne richt zich rond twee mascottes: een olifant - die de gauwdief voorstelt. Hij gebruikt zijn slurf om goederen te ontvreemden bij zijn slachtoffer - en een kangoeroe die het potentiële slachtoffer speelt en die zijn waardevolle voorwerpen meedraagt in zijn buidel of in zijn handtas. Beide personages beelden verschillende plaatsen uit waarop de mensen het slachtoffer kunnen worden van een gauwdiefstal (het openbaar vervoer, de handelszones, de toeristische plaatsen en plaatsen voor vrijetijdsbesteding). De campagne is zichtbaar in het openbaar vervoer, de post- en de VVV-kantoren, de musea, en tijdens diverse evenementen. Terwijl de mascottes in de beginfase uitsluitend aanwezig waren in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, waren ze in 2007 aanwezig tijdens talrijke evenementen en culturele manifestaties in het hele land. Verschillende steden en gemeenten zijn dan ook geïnteresseerd in de campagne en waren vragende partij om het actieplan te kunnen opzetten.
3.1.9 Diefstal met list De modus operandi bij diefstal met list zijn eenvoudig en slinks. De dader belt aan bij (over het algemeen oudere) personen en geeft zich uit voor politieagent of een bediende van een onderneming van openbaar nut (water, gas, ...). Hij profiteert van het prestige van de valse titel om stiekem een kompaan de woning binnen te laten en zo een diefstal te plegen. Het departement van Binnenlandse Zaken heeft samen met de private en publieke partners een campagne opgezet om ouderen voor deze problematiek te sensibiliseren en om hun preventieve adviezen te verstrekken. De boodschap wordt verspreid in de vorm van een fiche met tips die in de buurt van de voordeur moet worden bewaard. De verspreiding van de fiches wordt verzekerd door de federaties voor thuiszorg en thuisdiensten, de seniorenverenigingen, de gemeentelijke diensten en de TPA. Om de draagwijdte van de campagne nog te vergroten, ontwikkelt de Directie SLIV een preventiespot van 30 seconden om de senioren te sensibiliseren. In 2008 zullen de spots op de verschillende regionale TV-zenders worden getoond.
3.2 Diefstallen in voertuigen De diefstal uit voertuigen gaat sinds maanden in stijgende lijn. De komst van de GPS en andere waardevolle en gegeerde voorwerpen draagt daar zeker toe bij. Ook uit de resultaten van de veiligheidsmonitor blijkt dat de burgers ‘diefstal uit voertuigen’ beschouwen als een ernstig probleem. In antwoord heeft de directie SLIV samen met een aantal publieke en private partners een actieplan voor zgn. ‘hot spots’ ontwikkeld: plaatsen met een verhoogd risico op auto-inbraken, zoals onbewaakte parkings, onverlichte ruimtes op openbare wegen, .... Op deze ‘hot spots’ voerden de lokale preventie- en politiediensten de voorbije zomer gerichte preventieacties. Ze werden hierbij ondersteund door de directie SLIV, die o.m. folders en gadgets ter beschikking stelde. Ook private partners als GPS-producent Tomtom en Carglass steunen de actie met gadgets en bonnen. Na de preventieve actie volgde meestal een ‘herbezoek’ in samenwerking met de politiediensten. Nonchalante chauffeurs ontvangen dan op hun thuisadres een schrijven met een aantal concrete preventietips. In april 2007, heeft de directie SLIV, in samenwerking met het Brussels International Festival of the Fantastic Film, op het Brouckèreplein, op groot scherm een sensibiliseringsspot gedraaid ter preventie van auto-inbraak.
naar inhoud
56
Coördinatie en ondersteuning van het lokale integrale veiligheidsbeleid
3.3 Fietsdiefstal De Directie SLIV blijft continu ter beschikking van gemeenten en diensten allerhande om hen met raad en daad bij te staan inzake: fietsregistratie, fietsidentificatie van gevonden fietsen, fietsparkeerbeleid; en begeleidt preventieprojecten op het terrein. Fietsgraveer drive-in (GDI) In 1999 werd een ministeriële omzendbrief opgesteld die de registratie van fietsen voorstelde via de gravure van het persoonlijk rijksregisternummer. Deze techniek zorgt ervoor dat de politiediensten de eigenaars van teruggevonden gestolen fietsen kunnen identificeren. De bovenlokale acties met de GDI werden dit jaar in goede banen geleid door een team van 8 veiligheidsbeambten-graveerders van het kustactieplan (vier ploegen van twee). Zoals elk jaar was de dienst met de GDI aanwezig op grote manifestaties zoals De Gordel, Flikkendag te Gent, Zomertoeren te Oudenaarde, Pro Velo manifestaties in Brussel en Wallonië, Autoloze Zondagen, Week van de zwakke weggebruiker, VTM-dag te Oostende, Airshow in Koksijde, Vurige Maandagen in Oostende, Vlootdagen te Zeebrugge, Milieufeest te Woluwe, Autovrij Brussel en de Fietshappening te Geel. Door de beschikking over deskundige veiligheidsbeambten-graveerders en twee dienstwagens die elk uitgerust zijn met drie graveertoestellen konden ook in 2007 dubbele aanvragen voor fiets-graveeracties uitgevoerd worden. Op 10 juli en 8 augustus stonden de veiligheidsbeambten in alle kustgemeenten paraat om de fiets van bewoners en toeristen kosteloos te graveren. Deze ‘Dag van de fietsgravering’ werd aan de kust bekendgemaakt via een affichecampagne. In totaal werden er op deze twee speciale actiedagen 1 013 fietsen gegraveerd. In 2007 werden met de GDI 175 acties verzorgd waarbij 17 589 fietsen werden gegraveerd. Het verloop van het GDI-project sedert de start in 1998 is als volgt:
Jaar
Aantal acties (inclusief de RK acties)
Aantal gegraveerde fietsen
1998
61
6 527
1999
211
25 880
2000
162
18 761
2001
115
13 740
2002
70
12 681
2003
126
15 078
2004
150
16 033
2005
177
17 854
2006
188
16 899
2007
175
17 589
De mobiele fietsenstalling (MFS) Het project met de mobiele fietsenstalling kende, zoals in 2006, een relatief succes. Bij een groot evenement dat vele fietsers aantrekt, kan men gratis een beroep doen op de mobiele fietsenstalling van de Directie Lokale Integrale Veiligheid. Maximaal opgesteld biedt
57
Coördinatie en ondersteuning van het lokale integrale veiligheidsbeleid
naar inhoud
deze mobiele fietsenstalling een stallingsmogelijkheid voor 250 à 300 fietsen. De aanhangwagen waarop de mobiele fietsenstalling ordelijk en veilig geladen is, staat geparkeerd te Oostende. De mobiele fietsenstalling dient gratis opengesteld voor het publiek en de organisatie moet minimum één persoon aanduiden om preventief aanwezig te zijn bij de fietsenstalling. De aanhangwagen met mobiele fietsenstalling werd in de periode mei - september 2007 voor een 7-tal acties uitgeleend.
3.4 Beveiliging van zelfstandige ondernemers Naar aanleiding van diverse dramatische gebeurtenissen in het verleden, drongen de zelfstandige ondernemers aan op een grotere ondersteuning van overheidswege bij de structurele aanpak van diefstallen, inbraken en hold-ups. Daaruit is het platform ‘Veiligheid Zelfstandige Ondernemers’ (VEZO) opgericht, waarbij alle belanghebbende partijen, zowel overheid als privé-sector, betrokken werden. Het uitgangspunt hierbij is: een verhoogde samenwerking op nationaal niveau tussen verschillende partners, waarbij publiek-private samenwerkingsverbanden worden aangemoedigd. Het Platform wordt voorgezeten door de Minister van Binnenlandse Zaken. Ook in 2007, vormde dit overleg een prioriteit voor de Minister, met onder meer een vereenvoudiging van de procedure van fiscale aftrek en de samenwerking met de vzw Preventie & Veiligheid. Voor meer informatie over de zelfstandige ondernemers: pagina ... (deel 2, hoofdstuk 2.3). Fiscale aftrek voor de beveiliging van beroepslokalen : vereenvoudigde procedure Zelfstandigen, KMO’s en beoefenaars van vrije beroepen kunnen hun investeringen in de beveiliging van de beroepslokalen ten belope van 20,5% van het totale bedrag fiscaal aftrekken. In fiscale terminologie betreft het een ‘verhoogde’ fiscale aftrek. De procedure om van deze maatregel te kunnen genieten werd als té omslachtig ervaren, reden waarom de maatregel weinig succes kende. Daarom geldt sinds augustus 2007 een vereenvoudigde procedure. Welke investeringen in aanmerking komen, staan opgesomd in een KB verschenen op 30 augustus 2007:
••‘materieel dat de toegang tot beroepslokalen door misdadigers verhindert of vertraagt of hun
naar inhoud
58
Coördinatie en ondersteuning van het lokale integrale veiligheidsbeleid
vlucht na het plegen van een strafbaar feit vertraagt;
•• materieel dat de diefstal van goederen uit de beroepslokalen voorkomt en detecteert; •• materieel dat de diefstal van giraal of chartaal geld of waardepapieren vertraagt of voorkomt;
•• materieel dat de inbraak of gewelduitoefening in beroepslokalen detecteert, verifieert of registreert.’
•• Nieuw is de mogelijkheid om ook voor materiaal ter beveiliging van een bouwwerf een verhoogde fiscale aftrek te bekomen. De geregistreerde aannemers (schrijnwerkers, slotenmakers, installateurs, ...) vervullen een belangrijke rol in de nieuwe procedure. Zij moeten een verklaring afleggen over de kwaliteit van de werken en aantonen dat alles conform de wettelijke voorschriften is gebeurd. Eind september werd een communicatiecampagne gelanceerd. Advertenties in diverse vaktijdschriften, een webpagina, banners op het internet en een folder sensibiliseren zelfstandigen tot het nemen van maatregelen ter beveiliging van hun beroepslokaal. Naast deze directe communicatie werden ook de boekhouders en fiscalisten aangeschreven zodat zij op hun beurt de maatregel kenbaar kunnen maken bij hun klanten. Vzw Preventie en Veiligheid De vzw Preventie en Veiligheid werd opgericht in 1980 onder impuls van het Koninklijk Belgisch Comité voor de Distributie (KBCD) met als doel ondernemingen te helpen het hoofd te bieden aan de problematiek van winkeldiefstallen. Dit gebeurt onder meer door het ter beschikking stellen van vaststellingsformulieren voor winkeldiefstal die gecentraliseerd worden in een databank. Daarnaast ontwikkelt de vzw Preventie en Veiligheid nog andere activiteiten op het gebied van winkeldiefstal, zoals adviesverlening, sensibilisatiecampagnes en de publicatie van gedetailleerde statistieken. Sinds 2006, werd op initiatief van de Minister van Binnenlandse Zaken de Raad van Beheer van deze vzw uitgebreid waardoor voortaan ook de kleine en middelgrote ondernemingen er deel van kunnen uitmaken. Eveneens werden ten aanzien van de FOD BZ twee mandaten toegekend (Directie Private Veiligheid en SLIV) binnen deze Raad van Beheer.
3.5 Beveiliging van overige typen risicogebouwen Naar aanleiding van andere zorgelijke veiligheidsproblemen, werden actieplannen opgezet om een preventieve oplossing aan te dragen.
3.5.1 De beveiliging van bouwwerven Recente enquêtes bij de bouwsector tonen aan dat er in België jaarlijks voor 50 miljoen euro aan bouwmaterieel wordt gestolen (zowel klein materieel als grote machines). Vandalisme op de bouwwerven kost dan weer zo’n 12,5 miljoen euro. Deze misdrijven gebeuren voornamelijk op momenten dat de bouwwerven er verlaten bijliggen, met name ‘s nachts, tijdens het weekend of het bouwverlof. Het departement van Binnenlandse Zaken heeft een werkgroep opgericht, die belast is met het voeren van een preventiecampagne gericht op het sensibiliseren van de gehele bouwsector. Hier zijn meerdere initiatieven uit ontstaan: een speciale stickeractie, bedoelt als geheugensteun om het werfmateriaal veilig op te bergen; en een uniform registratieformulier om bij te dragen tot een betere registratie en dus inventarisatie van het aanwezige materiaal op bouwwerven. In geval van diefstal kan de aangifte dan gedetailleerder en vlotter verlopen en kan de politie gerichter speuren.
59
Coördinatie en ondersteuning van het lokale integrale veiligheidsbeleid
naar inhoud
Dankzij de samenwerking met de federaties van de sector, werden een groot aantal aannemers via mailings en informatiesessies aangesproken.
3.5.2 De beveiliging van ziekenhuizen Een ziekenhuis is misschien niet een plaats die onmiddellijk geassocieerd wordt met criminaliteit, maar blijft door haar open organisatiestructuur zeker niet gespaard. Diefstal, vandalisme en agressie zijn fenomenen waarmee bezoekers, patiënten en vooral het ziekenhuispersoneel dagelijks geconfronteerd worden. Zulke gevallen tasten niet alleen de reputatie van een ziekenhuis aan, maar ook de werksfeer en het veiligheidsgevoel van het personeel, patiënten en bezoekers. In samenwerking met de FOD Volksgezondheid werd een eerste aanzet gegeven voor een geïntegreerde aanpak van ziekenhuiscriminaliteit met de oprichting van een nationale werkgroep in 2005 en met het opstarten van een preventiecampagne in 2006. Aan de lokale actoren werden instrumenten aangereikt om in de ziekenhuizen een veiligheidsbeleid uit te bouwen en om patiënten en bezoekers te sensibiliseren voor de diefstalproblematiek. Ook in 2007 werd deze aanpak verder gezet. In 2007 werd door de Algemene Directie Veiligheid en Preventie en het Directoraat-Generaal Organisatie Gezondheidszorgvoorzieningen een federaal netwerk opgericht. Met de oprichting van dit federaal netwerk willen beide departementen de aandacht vestigen op de veiligheidsproblematiek en de beveiliging van de ziekenhuizen naar een hoger niveau tillen. Dit netwerk richt zich zowel naar de ziekenhuizen (directieleden, securitymanagers en veiligheidsverantwoordelijken), als naar de preventiewerkers, technopreventieve adviseurs, de lokale politie en iedereen die beslissingen moet nemen op het vlak van ziekenhuisveiligheid. Elke partner kan vanuit zijn perspectief een meerwaarde aan het netwerk bieden.
3.5.3 De beveiliging van gemeentehuizen Jaarlijks verdwijnen uit gemeentehuizen heel wat stempels en documenten zoals identiteitskaarten, paspoorten en rijbewijzen. Om zulke diefstallen te voorkomen, is het belangrijk dat gemeentehuizen preventieve maatregelen nemen, te beginnen met het aanstellen van een veiligheidsverantwoordelijke. Om deze veiligheidsverantwoordelijke de juiste kennis van zaken mee te geven, organiseerde onze directie in januari en juni een opleiding. Deze opleiding kadert in een ruimer actieplan ‘beveiliging gemeentehuizen’, met als doelstelling de gemeenten oplossingen aan te reiken om diefstal van gevoelige officiële documenten te voorkomen. In een eerste fase werd gewerkt met 8 pilootgemeenten, vervolgens werd het project uitgebreid naar de rest van het land met onder meer de handleiding: ‘Beveilig uw gemeentehuis’ die alle burgemeesters in 2006 in de bus kregen.
3.5.4 De beveiliging van schoolgebouwen Een school is een droomlocatie voor potentiële dieven: amper beveiligde gebouwen en een geringe toegangscontrole, zeker na de lesuren of tijdens de vakanties. Het hoeft dan ook geen verbazing dat jaarlijks ongeveer 10 000 feiten van diefstal en 2 500 gevallen van inbraak met geweld in schoolgebouwen worden gemeld. Daarmee positioneren de scholen zich in de top 10 van de misdrijven tegen eigendommen. Een weinig benijdenswaardig palmares waaraan SLIV een halt wil toeroepen. In het voorjaar startte een pilootproject dat scholen wil sensibiliseren voor het probleem én hen ondersteunt bij de uitbouw van een efficiënt veiligheidsbeleid. In een eerste fase liep het project in 5 scholen. Het is de bedoeling om de ervaringen van het project in 2008 uit te breiden naar alle scholen. Experts, aangesteld door directie SLIV, onderwierpen de 5 pilootscholen aan een veiligheidsdiagnostiek. Hun vaststelling klonk unisono: een gestructureerd veiligheidsbeleid was nagenoeg onbestaand binnen de onderzochte schoolgemeenschappen. De schooldirecties en personeelsleden stonden helemaal niet stil bij de risico’s en hadden een foutief beeld van de
naar inhoud
60
Coördinatie en ondersteuning van het lokale integrale veiligheidsbeleid
problematiek. De pilootscholen waren weliswaar meestal uitgerust met een alarmsysteem, maar er ontbrak steevast een ‘sleutelplan’, het waardebeheer was onvoldoende uitgewerkt en de toegangscontrole bleef beperkt. Met een aantal eenvoudige maatregelen valt nochtans heel wat te bereiken. Sensibilisatie en attitudevorming is dan ook de belangrijkste aanbeveling van de expertengroep. Daarnaast moet de nodige aandacht worden besteed aan veilig hang- en sluitwerk en een optimale verlichting. Het veiligheidsrapport dat begin juli werd voorgesteld aan de pilootscholen, gaf hen een eerste reeks richtlijnen over de beveiliging van hun school. Op termijn zal dit rapport uitgroeien tot een ‘schoolveiligheidsplan’ dat door iedere school in België kan worden gebruikt bij de uitbouw van een adequaat veiligheidsbeleid. In oktober konden de directies hun ervaringen, problemen en vragen aan de experten voorleggen. Hierdoor kon het veiligheidsadvies worden aangepast op maat van de betrokken pilootschool. Een eindevaluatie is voorzien voor begin 2008.
3.6 Controlesysteem van indentiteitsdocumenten In sommige commerciële transacties spelen de identiteitspapieren een belangrijke rol. Denk maar aan de bedrijven die auto’s verhuren. Maar hoe kan de ondernemer zich ervan vergewissen dat er geen problemen zijn met het aangeboden identiteitsdocument, dat het document bijvoorbeeld is vervallen, gestolen of verloren? Tot op heden kan hij dat niet. In 2007 startte onze AD samen met de AD Instellingen en Bevolking en de federale politie een project dat dergelijke verificatie voor iedereen mogelijk moet maken. Het project zal een portaalsite realiseren waarbij iedereen aan de hand van het nummer van een identiteitsdocument te weten kan komen of het document in de diverse overheidsdatabanken al dan niet gesignaleerd staat. Over de aard van het probleem komt de bevrager vanzelfsprekend niets te weten. Met het project hoopt men tevens de diefstal en handel in identiteitspapieren te ontmoedigen. Momenteel werkt de AD Instellingen en Bevolking aan de technische ontwikkeling van de portaalsite. De lancering is voorzien in de loop van 2008.
61
Coördinatie en ondersteuning van het lokale integrale veiligheidsbeleid
naar inhoud
4
Perspectieven voor 2008 Activering van een adviesfunctie op lokaal vlak Zie pagina (Deel II, hoofdstuk 3.1) Een eerste stap naar de evaluatie van de strategische veiligheids- en preventieplannen Er zal een ministerieel besluit worden gepubliceerd waarin onder andere de planning wordt vastgelegd voor de jaren 2008, 2009 en 2010 van de procedure betreffende de evaluatie van de nieuwe plannen. Maar naast louter een programma zal er tevens een comité worden opgericht dat bestaat uit federale partners en gefedereerde entiteiten en dat belast is met het evalueren van het bereiken van de in het kader van het plan vastgelegde doelstellingen. In 2008 zal er ook aandacht worden besteed aan de begeleidingsbezoeken van de lokale adviseurs binnen de steden en gemeenten om hen een methodologische ondersteuning te bieden bij de opvolging en de evaluatie van hun plan 2007-2010 aan de hand van specifieke instrumenten zoals de boordtabellen. Lokale Veiligheidsdiagnostiek (LVD): eerste balans In het eerste trimester van 2008 zal aandacht besteed worden aan de organisatie van de internationale studiedag over de eerste conclusies met betrekking tot het werk uitgevoerd door de steden en gemeenten in het kader van de opstelling van hun LVD. Er zal tevens van de gelegenheid gebruik gemaakt worden om diverse Europese en internationale partners samen te brengen om een eerste balans op te maken en om buitenlandse ervaringen uit te wisselen. Analyse van de nieuwe zonale veiligheidsplannen Logischerwijze zouden de nieuwe zonale veiligheidsplannen 2009-2012 ingediend moeten worden tegen september 2008. Dit betekent dat de Directie SLIV de verschillende documenten die in dit kader werden opgesteld, zal moeten analyseren, in samenwerking met de Dienst Strafrechtelijk Beleid van de FOD Justitie en de Directie van de Relaties met de Lokale Politie (CGL van de federale politie). Een uitvoerige geïnformatiseerde verwerking Het informatiseringsproces van de verwerkingsprocedures die gepaard gaan met de verschillende contractuele preventie- en veiligheidsdispositieven, zal in 2008 uitgebreid worden. Zo zullen de gemeenten met een strategisch veiligheids- en preventieplan, de verschillende wijzigingen die zij willen aanbrengen, ‘online’ kunnen invoeren en bespreken. Inbraakpreventie De vaststelling is duidelijk : het aantal inbraken in woningen is verontrustend. De strijd tegen dit fenomeen vereist acties waarbij alle actoren van de veiligheidsketen betrokken worden. Daarom zal er in 2008 een bijzondere aandacht aan het fenomeen worden besteed. Criminaliteit ten aanzien van senioren De meeste Westerse landen kennen het fenomeen van de vergrijzing van de bevolking.
naar inhoud
62
Coördinatie en ondersteuning van het lokale integrale veiligheidsbeleid
De leeftijdspiramide toont dat er steeds meer bejaarden zijn. Zij vormen een bijzonder kwetsbaar publiek voor criminele gewelddaden. In 2008 zal de Directie SLIV meerdere acties voeren om een oplossing te kunnen bieden voor de criminaliteitsgerelateerde problemen ten aanzien van de vergrijzende bevolking. Geweldspreventie De dramatische gebeurtenissen van de laatste jaren hebben gewezen op de noodzaak om zich te wijden aan het voorkomen van de verschillende geweldsvormen door aan de lokale actoren instrumenten aan te reiken om het fenomeen te bestrijden. Daarom stelt de Directie SLIV hen een omkadering voor in de vorm van goede praktijken, opleidingen en ateliers rond verschillende geweldsvormen. Jongeren als specifieke doelgroep De enorme aandacht voor recente geweldsdaden bij jongeren toont aan dat jeugddelinquentie wordt ervaren als een belangrijk maatschappelijk probleem. Zowel jongeren als slachtoffer, als jongeren als dader vragen een specifieke aanpak. Vanuit de strategische veiligheids- en preventieplannen werden er op het lokaal niveau voor deze doelgroep reeds verschillende projecten uitgewerkt. Naast de verderzetting van deze ondersteuning, wil de Directie SLIV in 2008 ook nieuwe actiepunten omtrent deze problematiek uitbouwen. De ontwikkeling van permanente overlegstructuren Tenslotte zullen, in een globaler perspectief, permanente overlegstructuren ontwikkeld worden tussen de verschillende machtsniveaus (federaal, regionaal, communautair) om de acties die door de overheden werden gelanceerd, beter op elkaar af te stemmen.
1 Bron: de federale politie
Terug
2 In 2005 heeft men 25 518 gauwdiefstallen geregistreerd.
Terug
63
Coördinatie en ondersteuning van het lokale integrale veiligheidsbeleid
naar inhoud
naar inhoud
De coördinatie van het veiligheidsgebeuren rond voetbalwedstrijden
Inleiding 66
Coördinatie van het veiligheidsgebeuren 67
Het toepassen van de voetbalwet 72
IV
De werking van de Voetbalcel in 2007 75
Trends / verwachtingen voor 2008 78
naar inhoud
naar inhoud
0
Inleiding Voetbal is en blijft een sport die in vele landen een belangrijke plaats inneemt in het sociaal en economisch leven van elke dag. Ook de voetbalstadions in België lokken elke week duizenden toeschouwers waarvan velen de wedstrijd willen bijwonen met vrienden of familie in een ontspannen en veilige sfeer. Het is aan de Voetbalcel om in eerste instantie zowel de clubs als de supporters te informeren en te sensibiliseren opdat voetbal echt een feest wordt en de toeschouwers in alle veiligheid hun wedstrijd kunnen bijwonen. Gelet op het aantal mensen die geïnteresseerd zijn in de voetbalsport, is de veiligheid bij voetbalwedstrijden een item dat steeds de nodige aandacht van het brede publiek geniet. De veiligheid bij voetbalwedstrijden is in dat kader sinds het Heizeldrama nooit uit de actualiteit verdwenen. In de beginfase na het Heizeldrama zijn er door zowel de (lokale) overheid, de politiediensten als de clubs een hele reeks maatregelen genomen om de veiligheid van de toeschouwers te waarborgen. In 1998 werd de wet betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden (hierna voetbalwet) gestemd (21 december 1998, B.S., 03/02/1999). De voetbalwet kent grosso modo twee luiken. Ten aanzien van de organisatoren worden een aantal verplichtingen opgelegd (en uitgewerkt via Koninklijke besluiten), in het bijzonder betreffende infrastructuur, noodplanning, evacuatie, stewards, camerabewaking, veiligheidsverantwoordelijke en lokale adviesraad, alsook ticketbeleid. Aan deze verplichtingen is een administratiefrechtelijk sanctiesysteem (geldboetes) gekoppeld dat wordt beheerd door de Voetbalcel. Ten aanzien van de toeschouwers bevat de voetbalwet een aantal sanctioneerbare gedragingen zoals het gooien en schieten van voorwerpen, het beklimmen van omheiningen, het betreden van het speelveld, het aanzetten tot haat en woede, slagen en verwondingen en het bezit en gebruik van pyrotechnische voorwerpen. De voetbalwet en haar uitvoeringsbesluiten hebben de laatste jaren hun nut meer dan bewezen, maar anderzijds dringt een verdere responsabilisering, sensibilisering en professionalisering van de politiediensten, de referentiemagistraten voetbal, de clubs en de overkoepelende sportbonden zich op. De nadruk ligt op sensibilisering en overleg met in hoofdzaak de clubs, de Koninklijke Belgische Voetbalbond, de Liga Beroepsvoetbal, de politiediensten, de preventiewerkers én de supporters. De Voetbalcel gaat uit van een geïntegreerde aanpak met een luik repressie en een luik preventie. De coördinatie van het veiligheidsbeleid bij voetbalwedstrijden berust via de Minister van Binnenlandse Zaken bij de Voetbalcel van onze Algemene Directie.
naar inhoud
66
De coördinatie van het veiligheidsgebeuren rond voetbalwedstrijden
Coördinatie van het veiligheidsgebeuren
1
1.1 Overlegplatform Het overlegplatform voetbalveiligheid kwam in 2007, gelet op de verkiezingen en de langdurige regeringsvorming, niet bijeen in zijn voorziene samenstelling. Het Overlegplatform bestaat, normaalgezien, onder voorzitterschap van de Minister van Binnenlandse Zaken, uit vertegenwoordigers van de Liga Beroepsvoetbal, de Koninklijke Belgische Voetbalbond (KBVB), de Liga Tweede Nationale, de FOD Justitie (Dienst Strafrechtelijk Beleid), de cel Integrale Voetbalveiligheid van de federale politie, de preventiewerkers en de Supportersfederatie Profclubs. Op dit overlegplatform worden alle items besproken die van belang zijn voor de veiligheid rond voetbalwedstrijden. Op de bijeenkomsten wordt normaal een overzicht gegeven van de werkzaamheden op nationaal niveau rond voetbalveiligheid. Daarnaast wordt overleg gepleegd inzake actuele problemen en wordt indien nodig een advies voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken. Gelet op de politieke situatie in 2007, werd gekozen voor een schriftelijke communicatie omtrent de behaalde resultaten en een ganse reeks van bilaterale of multilaterale contacten tussen de Voetbalcel en diens partners.
1.2 Contacten met de federale politie Binnen de federale politie werd de cel Integrale Voetbalveiligheid belast met de coördinatie van het politioneel informatiehuishouden rond voetbalwedstrijden, alsook met het aansturen van de spotterswerking en een ondersteuning bij het verbaliseringsbeleid op basis van de voetbalwet. Het spreekt voor zich dat de cel Integrale Voetbalveiligheid een cruciale partner is voor de Voetbalcel in zijn dagdagelijkse werkzaamheden. In dat kader bestaat er een quasi dagelijks contact tussen beide diensten om de werkzaamheden zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen, informatie uit te wisselen, een coherent en gecoördineerd optreden te verzekeren en de feedback naar het lokale niveau zoveel als mogelijk te verzekeren. Ook op internationaal vlak verlopen alle contacten in gezamenlijk overleg tussen de Voetbalcel en de cel integrale Voetbalveiligheid. De permanente contacten met de cel Integrale Voetbalveiligheid dragen bij tot een steeds meer gestructureerde aanpak van het voetbalgerelateerd geweld, en zijn van prioritair belang om de positieve tendensen die steeds meer waarneembaar zijn in het dossier voetbalveiligheid verder te kunnen bestendigen. Naarmate de aanpak zich steeds verder professionaliseert, worden deze contacten steeds belangrijker. Communicatie, coördinatie en samenwerking zijn ook hier de sleutelbegrippen. Samen met de Cel Integrale Voetbalveiligheid werden in 2007 de spottersopleidingen verder gezet. Er werden eveneens verschillende seminaries met commandanten ordedienst, spotters en dossierbeheerders georganiseerd. De in 2004 opgerichte “Werkgroep dossierbeheerders” zette haar werkzaamheden in 2007 verder (bespreken van verschillende deelthema’s in het dossier voetbalveiligheid).
1.3 Contacten met het lokaal niveau Het spreekt voor zich dat voetbalveiligheid vooreerst een zaak is van diegenen die ermee worden geconfronteerd op het terrein. De lokale veiligheidsverantwoordelijken bij de clubs, de dossierbeheerders en spotters bij de lokale politie zijn diegenen die op het terrein het vastgelegde beleid op nationaal en lokale niveau dienen uit te voeren. Zij spelen een cruciale rol in het veiligheidsgebeuren, terwijl het tevens van belang is om zo uniform mogelijk te werken, zodat supporters weten waar ze zich dienen aan te houden. De contacten met het
67
De coördinatie van het veiligheidsgebeuren rond voetbalwedstrijden
naar inhoud
lokale niveau zijn dan ook van groot belang voor een goede werking van het algemene veiligheidsapparaat rond voetbalwedstrijden. In dat kader worden de nodige bijeenkomsten belegd met de vertegenwoordigers van het lokale niveau. Deze contacten uiten zich ook steeds meer in bijeenkomsten met supporters, hetzij overkoepelende organisaties, hetzij supportersfederaties.
1.4 Vertegenwoordiging van de Minister in internationale werkgroepen inzake voetbal Na Euro 2000 heeft België in het kader van het voorzitterschap van de Europese Unie een aantal initiatieven ontplooid betreffende voetbalveiligheid. Ook in het kader van de Raad van Europa werd door België een voortrekkersrol gespeeld bij het uitwerken van nieuwe afspraken in de strijd tegen het voetbalgerelateerd geweld. Deze voortrekkersrol werd ook in 2007 verder gezet. Samen met Groot-Brittannië, Duitsland en Nederland vormt België het hart van de zogenaamde “International Think Tank”, een officieuze werkgroep die goede praktijken uitwisselt en initiatieven voorbereidt binnen het kader van de Europese Unie en de Raad van Europa. Via deze werkgroep werden aanpassingen voorbereid aan het Besluit van de Europese Unie inzake de veiligheid bij voetbalwedstrijden en aan het Europees handboek inzake de internationale politiesamenwerking bij voetbalwedstrijden. Deze aanpassingen werden in 2007 door de Europese Unie goedgekeurd. Daarnaast werd actief samengewerkt met het Portugees Voorzitterschap inzake het uitwerken van een werkprogramma rond voetbalveiligheid (te realiseren doelstellingen voor de komende jaren), goedgekeurd door de Europese Ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken eind 2007. Tevens leverde de Think tank de nodige imput bij de High level conference van de Europese Commissie in november 2007 rond voetbalveiligheid. De werkzaamheden van de Think tank kunnen via volgend schema worden verduidelijkt: JHA European Council of Ministers - Decision or Resolution
EU Police Cooperation Working Party & Article 36 Committee
UEFA Security & Safety Experts
Thematic Sub Group
UEFA Regulations & Practices
Council of Europe Recommendation
Standing Committee on Spectator Violence PCWP FOOTBALL EXPERTS GROUP
EUROPEAN FOOTBALL EXPERTS THINK TANK
Thematic Sub Group
Thematic Sub Group
Standing Committee Safety Experts
Thematic Sub Group
Membership of thematic groups drawn from all sources of expertis & all EU Member States
naar inhoud
68
De coördinatie van het veiligheidsgebeuren rond voetbalwedstrijden
Daarnaast speelt België een voortrekkersrol bij de werkzaamheden van het Permanent Comité van de Raad van Europa inzake de bestrijding van geweld bij sportwedstrijden. Zo was een Belgisch expert aanwezig bij een raadgevend bezoek aan Italië, naar aanleiding van enkele ernstige incidenten inzake voetbalgeweld in het Calcio. Tenslotte heeft België een belangrijke helpende hand gegeven aan Zwitserland en Oostenrijk in de voorbereiding van het EK 2008, de eerste dubbelorganisatie van een EK na Euro 2000. België maakte ook deel uit van een kleine groep experten die aan beide bevoegde Ministers een evaluatierapport overhandigde betreffende de voorbereidingen op het EK inzake veiligheid.
1.5 Media- en communicatiestrategie De veiligheid rond voetbalwedstrijden staat steeds in de belangstelling van de media. Clubs, politiediensten en goede supporters dringen er op aan dat er voldoende wordt gecommuniceerd over het veiligheidsbeleid rond voetbalwedstrijden, in het bijzonder betreffende de reden waarom bepaalde veiligheidsmaatregelen worden genomen, alsook betreffende de gevolgen die werden gegeven aan voetbalgerelateerd geweld. In dat kader stelt de Voetbalcel op regelmatige basis een perscommuniqué op dat een overzicht geeft van de gedane werkzaamheden, in het bijzonder wat betreft het aantal ontvangen processen-verbaal tegen supporters, het aantal opgelegde sancties en het aantal stadionverboden. Daarnaast werden volgende items eveneens belicht in de media:
•• •• •• ••
De strijd tegen racisme; Het fairplaykrediet De aanpassing van de voetbalwet Daling van de politie-inzet tijdens voetbalwedstrijden.
Deze perscommuniqués worden steeds in grote mate overgenomen door de media. Daarnaast neemt de media op geregelde tijdstippen contact op met de Voetbalcel om verduidelijking te bekomen bij bepaalde items.
1.6 Opvolgen van wetenschappelijke studies In 2006 werd door de Voetbalcel de wetenschappelijke studie opgevolgd betreffende het politioneel concept rond voetbalwedstrijden. Deze studie (uitgevoerd door Otto Adang van de Nederlandse Politieacademie, expert op dit vlak) gaf, op basis van terreinonderzoek en gesprekken met diverse belanghebbenden, een overzicht van de huidige werkwijze inzake de politionele aanpak van voetbalveiligheid. Belangrijke aanbevelingen werden opgesteld teneinde te komen tot een nieuw politioneel concept, gebaseerd op gastheerschap, interactie en communicatie met de supporters, verzamelen van bewijslast, etc. (low profile policing). De conclusies van dit onderzoek worden meegenomen in het beleid dat wordt gevoerd betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden.
1.7 Nieuwe regelgeving In 2007 verscheen een belangrijke aanpassing van de voetbalwet (wet diverse bepalingen van 25 april 2007, B.S. 8 mei 2007, inwerkingtreding 18 mei 2007). De belangrijkste wijzigingen aan de Voetbalwet zijn de volgende: Wat betreft de organisatoren van voetbalwedstrijden
••mogelijkheid om ook stewards in te zetten bij wedstrijden in derde klasse of op andere
69
De coördinatie van het veiligheidsgebeuren rond voetbalwedstrijden
naar inhoud
voetbalevenementen (zoals het indoortornooi in Gent, het EK voetbal voor -17 jarigen in 2007 in België, etc.);
•• de verplichting voor de voetbalclubs uit eerste en tweede klasse om een noodplan uit te werken en dit periodiek te testen met alle betrokken partners;
•• het invoeren van strenge regels om de vlotte evacuatie van supporters te verzekeren; •• het verhogen van de minimale sancties ingeval de organisatoren van voetbalwedstrijden bepaalde essentiële verplichtingen niet nakomen (bijvoorbeeld verplichtingen inzake het vrijhouden van evacuatiewegen, het cameragebruik, het niet hebben van een behoorlijk gemandatereerde veiligheidsverantwoordelijke, het aantal stewards, etc.);
•• het creëren van de mogelijkheid voor de burgemeester om de veiligheidscapaciteit van het stadion te beperken wanneer de organisator van een voetbalwedstrijd zijn verplichtingen niet naleeft;
•• de mogelijkheid voor de lokale verantwoordelijken om in samenspraak tussen club, politie en burgemeester, en na een grondige risico-analyse, de scheiding van supporters op te heffen voor bepaalde wedstrijden zonder risico;
•• het verstevigen van de functie van de stewards en de veiligheidsverantwoordelijken en het beschermen van deze personen bij de uitvoering van hun functie; Wat betreft de toeschouwers
•• het uitbreiden van het toepassingsgebied van de wet van het stadion en een perimeter van 5 kilometer errond tot groepsincidenten op het ganse grondgebeid van 24 uur voor tot 24 uur na de wedstrijd, en dit voor wedstrijden waaraan een ploeg deelneemt uit eerste, tweede of derde klasse, alsook internationale wedstrijden;
•• het verhogen van de minimumsanctie ingeval van fysiek of verbaal geweld tegen de veiligheidsverantwoordelijke, stewards of leden van de hulpdiensten;
•• het sanctioneren van toeschouwers indien deze zonder gerechtvaardigde reden de richtlijnen van de stewards, die worden gegeven in het belang van de veiligheid of de uitvoering van hun functie, niet opvolgen
•• het verhogen van de minimumsanctie bij het betreden van het speelveld (2 jaar stadionverbod en 1000 euro geldboete);
•• het verhogen van de sanctie ingeval van het niet-respecteren van het stadionverbod (minimum 1 jaar bijkomend stadionverbod en 1000 euro geldboete);
•• het sanctioneren van personen die materiële hulp geven aan personen bij het nietrespecteren van hun stadionverbod;
•• het invoeren van een aanmeldingsplicht op het politiekantoor voor personen die hun stadionverbod niet respecteren, gekoppeld aan een mogelijke gevangenisstraf indien een persoon meermaals deze aanmeldingsplicht niet respecteert;
•• het invoeren van de mogelijkheid om naast een stadionverbod ook een perimeterverbod op te leggen (verbod zich in de omgeving van het stadion te bevinden);
•• het invoeren van de mogelijkheid om bij ernstige feiten of ten aanzien van recidivisten een uitreisverbod op te leggen indien de ploeg van betrokkene in het buitenland speelt, en dit naar Brits en Duits voorbeeld;
•• een verscherping van het sanctiesysteem ten aanzien van buitenlandse supporters, onder meer door — de politiediensten de mogelijkheid te geven over te gaan tot een onmiddellijke inning van 250 euro ingeval van inbreuken op de voetbalwet; — het verlengen van de duur van het stadionverbod zolang een opgelegde geldboete niet wordt betaald;
naar inhoud
70
De coördinatie van het veiligheidsgebeuren rond voetbalwedstrijden
— het communiceren aan andere landen van de pgelgde sancties, zodat de opgelgde sanctie in het land van deze supporter eventueel kan worden overgenomen; Algemeen
•• de mogelijkheid voor de politiedensten om de persoonsgegevens van een toeschouwer mee te delen aan de organisator, zodat deze zelf kan overgaan tot het opleggen van een burgerrechtelijke uitsluiting;
•• het creëren van een fotobestand van personen met een stadionverbod, teneinde de controles en de pakkans ingeval van het overtreden van een stadionverbod te verhogen. Een gecoördineerde versie van de Voetbalwet is beschikbaar bij de Voetbalcel en op de website van de Algemene Directie www.besafe.be (rubriek ‘onze publicaties’ - Voetbal).
71
De coördinatie van het veiligheidsgebeuren rond voetbalwedstrijden
naar inhoud
2
Het toepassen van de voetbalwet 2.1 Algemeen De voetbalwet beoogt van voetbalwedstrijden opnieuw een veilig, aangenaam, familiaal feest te maken. Hiertoe voorziet de voetbalwet in een aantal verplichtingen voor zowel de supporters als de organisatoren. In dat kader kan de Voetbalcel administratieve sancties opleggen aan de supporters en de organisatoren die de wet overtreden. De procedure moet worden afgerond 6 maanden na de feiten en de sancties voor de supporters kunnen gaan van 250 tot 5000 euro en/of een stadionverbod van 3 maanden tot 5 jaar. Met de recente wetswijziging kan nu ook een perimeterverbod, een aanmeldingsplicht op een politiekantoor en een uitreisverbod opgelegd worden en wordt de minimumsanctie voor bepaalde inbreuken verhoogd. De sancties die aan de organisatoren kunnen opgelegd worden gaan van 500 euro tot 250.000 euro (voor sommige inbreuken geldt wel een verhoogde minimale sanctie van 2500 of 5000 euro).
2.2 De supporters De volgende gedragingen van supporters kunnen aanleiding geven tot een administratieve boete en/of een stadionverbod:
•• met voorwerpen gooien of schieten in het stadion (art. 20) of in de perimeter (art. 20bis); •• het stadion onrechtmatig betreden of pogen te betreden, t.t.z.: — in overtreding met een administratief of gerechtelijk stadionverbod of een stadionverbod als beveiligingsmaatregel; — als de toegang werd ontzegd door de stewards (art. 21);
•• het overtreden van een administratief of gerechtelijk perimeterverbod (art. 21); •• het niet respecteren in het stadion of de perimeter van de richtlijnen of bevelen gegeven door de veiligheidsverantwoordelijke, door een steward of een lid van de politie- of hulpdiensten (artikel 21bis);
•• het bewust aanreiken van materiële hulp aan iemand om diens stadionverbod te overtreden (artikel 21ter);
•• zonder gerechtvaardigde reden zones van het stadion betreden of pogen te betreden zonder in het bezit te zijn van een geldig toegangsbewijs voor deze zone of plaatsen die voor het publiek niet toegankelijk zijn, betreden of pogen te betreden. Als plaatsen die voor het publiek niet toegankelijk zijn worden onder meer beschouwd: — het speelveld; — de muren, omheiningen of andere middelen bestemd tot het scheiden van de toeschouwers (art. 22);
•• het alleen of in groep aanzetten in het stadion tot slagen en verwondingen, haat of woede ten opzichte van één of meer personen (art. 23);
•• het alleen of in groep aanzetten in de perimeter tot slagen en verwondingen, haat of woede ten opzichte van één of meer personen (art. 23bis, eerste lid);
•• het in groep aanzetten op het ganse Belgische grondgebied tot slagen en verwondingen, haat of woede ten opzichte van één of meer personen (art. 23bis, tweede lid);
•• het binnenbrengen of pogen binnen te brengen of het in bezit zijn van pyrotechnische voorwerpen bedoeld om licht, rook of lawaai te maken (art. 23ter).
naar inhoud
72
De coördinatie van het veiligheidsgebeuren rond voetbalwedstrijden
In geval van overtreding van deze artikelen kan de ambtenaar met minstens rang 13 een administratieve geldboete van 250 tot 5000 euro opleggen en/of een administratief stadionverbod van 3 maanden tot 5 jaar. Met de recente wetswijziging kan nu ook een perimeterverbod, een aanmeldingsplicht op een politiekantoor en een uitreisverbod opgelegd worden, en wordt de minimumsanctie voor bepaalde inbreuken verhoogd. Ten aanzien van minderjarigen kan enkel een stadionverbod worden opgelegd. De verbaliserende politiedienst kan weliswaar een onmiddellijk stadionverbod opleggen aan de personen lastens wie een inbreuk werd vastgesteld. Deze veiligheidsmaatregel kan voor ten hoogste 3 maanden bevestigd worden door de Voetbalcel. Deze onmiddellijke sanctie is erop gericht recidive te vermijden in de periode voor het nemen van een effectieve administratieve beslissing. Indien de procureur des Konings van het arrondissement waar het feit plaatsvond een gerechtelijke vervolging instelt, moet hij dit binnen de 30 dagen na ontvangst van het procesverbaal meedelen aan de Voetbalcel. In dat geval wordt de administratieve procedure stopgezet.
2.3 De organisatoren De processen-verbaal lastens de clubs en de overkoepelende sportbonden kunnen zowel door de politiediensten als door de ambtenaren van de Voetbalcel opgesteld worden. De medewerkers van de cel bezoeken dan ook regelmatig het stadion. Ter plaatse zien zij toe op de naleving van de voetbalwet, het Koninklijk besluit infrastructuur en de Koninklijke besluiten ticketing, stewarding en bewakingscamera’s. Indien de club in overtreding is, kan de ambtenaar met minstens graad 13 de clubs een administratieve sanctie opleggen die kan gaan van 500 tot 250.000 euro (voor sommige inbreuken geldt wel een verhoogde minimale sanctie van 2500 of 5000 euro) en/of de termijn bepalen waarbinnen de inbreuk dient verholpen te worden.
2.4 De procedure Tijdens het verloop van de procedure heeft de supporter of de organisator de mogelijkheid verweermiddelen in te dienen. Indien hij dat verkiest kan hij ook worden gehoord. Dit dient expliciet aangevraagd te worden. De administratieve beslissingen dienen binnen de 6 maanden na de feiten genomen te worden. Zo kan er kort op de bal worden gespeeld. Tegen een beslissing van de Voetbalcel kan in beroep worden gegaan bij de politierechtbank. Dit beroep werkt schorsend. De uitspraak van de politierechtbank is bindend, behoudens cassatieberoep. Voor minderjarigen is de jeugdrechtbank bevoegd. Opvolging van de beslissingen Indien de supporter of de organisator niet in beroep gaat, wordt de beslissing uitvoerbaar na 30 dagen na de kennisgeving ervan. Bij het opleggen van een stadionverbod, perimeterverbod, aanmeldingsplicht of uitreisverbod worden de verschillende instanties die belast zijn met de controle op de naleving van de opgelegde sancties hiervan op de hoogte gesteld. De Voetbalcel beheert de bestanden inzake de administratieve sancties. In het bestand met stadionverboden worden ook de gerechtelijke stadionverbonden opgenomen. De Voetbalcel staat ook in voor de controle op de betalingen van de administratieve geldboetes. Zij stuurt terzake een herinnering, en in laatste instantie doet zij beroep op een gerechtsdeurwaarder.
73
De coördinatie van het veiligheidsgebeuren rond voetbalwedstrijden
naar inhoud
Onmiddellijke heffing Indien de overtreder, en daarmee wordt enkel de supporter bedoeld, in België woonplaats noch hoofdverblijfplaats heeft, kan met zijn instemming onmiddellijk een som van 250 euro worden geheven door een ambtenaar van de Voetbalcel of een officier van gerechtelijke of bestuurlijke politie. De onmiddellijke betaling van de som doet de mogelijkheid vervallen de overtreder nog een bijkomende administratieve geldboete op te leggen.
naar inhoud
74
De coördinatie van het veiligheidsgebeuren rond voetbalwedstrijden
3
De werking van de Voetbalcel in 2007 3.1 Het toepassen van de voetbalwet t.a.v. supporters en clubs. Vanaf het seizoen 2001 - 2002 is de Voetbalcel seizoensmatig statistische gegevens beginnen verzamelen, om het maken van vergelijkende studies te vergemakkelijken. Voor het jaar 2007 kan dan ook het volgende gesteld worden:
3.1.1 Wat betreft de supporters: •• 1736 PV’s werden ontvangen, beduidend meer dan voorgaande jaren (voor 2006 1138 en voor 2005 911);
•• in 2007 werden 1409 beslissingen genomen tegen supporters (sommige PV’s werden opgesteld in 2006). In 1282 gevallen werd een stadionverbod opgelegd;
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
Genomen beslissingen
184
245
367
914
711
1180
1409
Opgelegde stadionverboden
141
153
295
845
600
997
1282
Totaal opgelegde boetes
119.360 euro
63.770 euro
157.600 euro
315.550 euro
277.675 euro
493.275 euro
723 300 euro
•• steeds meer politiediensten kiezen voor een consequent verbaliseringsbeleid ten aanzien van hun harde kern, hoewel ook hier, in bepaalde steden, nog de nodige vooruitgang kan worden geboekt;
•• vooral provocatie en het aanzetten tot slagen en verwondingen, haat en woede ten opzichte van andere personen en het gebruik van pyrotechnische voorwerpen komen voor als vastgestelde inbreuk;
•• de hoogst oplopende sanctie bedroeg 4 jaar en 3000 euro geldboete; •• in 104 gevallen werd een dossier overgemaakt aan een deurwaarder; •• de overtreders zijn hoofdzakelijk tussen de 21 en 30 jaar. 3.1.2 Wat betreft de clubs: •• in 2007 werden 34 controles uitgevoerd inzake ticketing, stewarding en cameragebruik, 18 controles inzake infrastructuur en 16 informatiebezoeken. De informatiebezoeken betreffen in hoofdzaak stadions in derde klasse en bezoeken voor de bespreking van plannen voor nieuwe stadions;
•• in 2007 werden 58 beslissingen genomen tegen clubs. De hoogst opgelegde boete bedroeg 12.500 euro;
•• in 3 gevallen werd geen sanctie opgelegd. In totaal werd 723 300 euro geldboete opgelegd voor de supporters en de clubs samen. In 2003 werd gekozen om in eerste instantie te werken met het opleggen van termijnen waarbinnen de inbreuk door de club dient verholpen te worden, waarbij bij een herhaling dan een geldboete opgelegd wordt. Deze werkwijze heeft zijn vruchten afgeworpen aangezien er in 2004 weinig herhalingen werden genoteerd. Deze trend bevestigt zich niet in dezelfde mate in
75
De coördinatie van het veiligheidsgebeuren rond voetbalwedstrijden
naar inhoud
2007. Sommige clubs zijn zich er nog altijd niet van bewust dat het opleggen van termijnen een gunstmaatregel is en dat een herhaling hen duur kan komen te staan. In de meeste stadions evolueert de situatie echter nog altijd gunstig, doch zijn er nog altijd enkele clubs die in dit dossier achterop blijven hinken. De informatie- en adviesbezoeken worden verder gezet voor clubs die naar tweede klasse stijgen of clubs die hun stadion aanpassen, om in gezamenlijk overleg met alle betrokken actoren preventief een zo veilig mogelijke situatie te garanderen in het stadion.
3.2 De geïntegreerde aanpak van het voetbalgeweld - het luik preventie In 2007 heeft de Voetbalcel volop geschreven aan het tweede deel van het handboek “Best practices - Preventie van voetbalgeweld”. Dit tweede deel speelt in op de belanghebbende relatie en partnerschap tussen de club en de (lokale) gemeenschap. Er worden dan ook een aantal algemene kenmerken van “Football in the Community”-projecten aangehaald, alsook voorbeelden van maatschappelijke projecten rond het voetbal in België1, Groot-Brittannië, Nederland, individuele spelers... Met dit handboek wil de Voetbalcel zich verder profileren op het preventief maatschappelijk vlak, zowel in binnen- als buitenland. De omzendbrief OOP 40 van 14 december 2006 houdende richtlijnen aangaande kwetsende, racistische en discriminerende uitlatingen en spreekkoren naar aanleiding van voetbalwedstrijden, werd begin 2007 verspreid. In het protocol voor 2007 tussen de Voetbalcel van de Algemene Directie Veiligheid en Preventie en het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding (Centrum) werd opgenomen dat deze richtlijnen gecommuniceerd dienden te worden. Dat is gebeurd door middel van een seminarie voor de politiediensten en opleidingen voor veiligheidsverantwoordelijken, scheidsrechters, stewards en expert-stewards. Deze laatste zijn stewards die specifiek plaats nemen in die vakken waar de meeste spreekkoren vandaan komen. Ook zijn zij opgeleid om mensen met een beperking in de beste omstandigheden op te vangen. Clubs die een individuele aanpak vergden kregen een stappenplan voorgelegd. Zij hebben in 2007 een intentieverklaring goedgekeurd door het bestuur opgesteld en een actieplan op papier gezet. In 2007 was er heel wat commotie rond racisme in de lagere reeksen en bij jeugdwedstrijden. Om de ernst van de situatie te kunnen inschatten en gericht te kunnen reageren werd eind 2007 een monitoring gehouden door het Centrum bij verschillende provinciale wedstrijden. Aan de hand van de resultaten daarvan, kunnen mogelijke pistes naar voor geschoven worden. De conventie met het Centrum bestond verder ook nog uit het ontwikkelen van een DVD en pedagogisch project tegen racisme en discriminatie in het voetbal en voor diversiteit. Eind 2007 werd een contract ondertekend met de gekozen filmstudio die voor de uitwerking van de DVD zal instaan. Daarnaast maakt de Voetbalcel deel uit van de jury van Open stadion en is zij lid van de interdisciplinaire werkgroep “Toegankelijk van voetbalstadions”. Met deze laatste werkgroep werd een aanzet genomen om de een toegankelijkheidsonderzoek te houden bij de clubs uit eerste klasse. In het kader van het Generatiepact en de versterking van de maatregelen tegen de jeugdwerkloosheid werden er in 2007 in totaliteit 18 startbaners tewerkgesteld binnen de voetbalclubs uit eerste en tweede klasse. Hun werkzaamheden concentreerden zich rond het helpen van de veiligheidsverantwoordelijke, het opknappen van klusjes en secretariaatswerk. Ook het Fairplaykrediet bestaat uit een financiële ondersteuning en wil daarbij de voetbalclubs en de overkoepelende sportbonden een positieve impuls geven. Het Fairplaykrediet voorziet een jaarlijks krediet van 100.000 euro ter bevordering van de door de voetbalwereld
naar inhoud
76
De coördinatie van het veiligheidsgebeuren rond voetbalwedstrijden
gelanceerde projecten die een positieve invloed hebben op de veiligheid bij voetbalwedstrijden. In de eerste helft van 2007 werden enkele winnende projecten uit de eerste editie bezocht en werd een brochure “Fairplaykrediet - beste praktijken” onder de clubs verspreid en op de website van de AD VP gezet. Eind 2007 duidde een selectiecommissie de laureaten van de tweede editie van het Fairplaykrediet aan waaraan in totaal 15 clubs met in totaal 19 projecten meedongen. Acht projecten kregen samen een subsidie van 63.250 euro2. Opvallend is dat heel wat ingediende projectvoorstellen gebruik maken van de beste praktijken van de winnende projecten uit de eerste editie van het Fairplaykrediet en laat dat nu juist één van de doelstellingen van het Fairplaykrediet zijn.
77
De coördinatie van het veiligheidsgebeuren rond voetbalwedstrijden
naar inhoud
4
Trends / verwachtingen voor 2008 4.1 Het toepassen van de voetbalwet luik organisatoren en luik supporters Absolute prioriteit wordt ook in 2008 gegeven aan de toepassing van de voetbalwet. De afgelopen jaren is immers gebleken en bewezen dat het doorgedreven verbaliserings- en sanctiebeleid het aantal incidenten ernstig doet afnemen. Daarnaast blijft de veiligheid van het stadion, in het bijzonder vanuit het standpunt van de infrastructurele voorzieningen, uiteraard cruciaal om de veiligheid van de toeschouwers te garanderen.
4.2 Het verder responsabiliseren en professionaliseren van alle betrokken actoren bij het dossier voetbalveiligheid Deze doelstelling zal verwezenlijkt worden door met alle partners in voldoende mate in overleg te treden, om hen zoveel als mogelijk te sensibiliseren, te betrekken bij de werkzaamheden, te responsabiliseren, te ondersteunen en te informeren. In 2008 zal de Voetbalcel dan ook verder werken aan een efficiënt systeem van informatie-uitwisseling tussen alle partners. Daarnaast zal de Voetbalcel ook instaan voor het uitwisselen van beste praktijken zowel uit binnen- als buitenland. De Voetbalcel zal ook verder in overleg treden met de supporters voornamelijk door het blijven bezoeken van supportersavonden op initiatief van de supportersfederaties. Het betrekken van de supporters bij de beleidsvoorbereiding blijft een belangrijke nieuwigheid in de werkzaamheden van de Voetbalcel. Het is echter wel van belang om een blijvende structuur aan te brengen in de supporterswereld. Specifieke projecten voor 2008 inzake professionalisering zijn de volgende:
•• het uitschrijven van een gewijzigd politioneel concept rond voetbalwedstrijden (aanpassing OOP 40);
•• het uitwerken van een handboek voor de politiediensten inzake de voetbalwet - luik supporters;
•• opleiding politiediensten op alle niveaus aangaande voetbalveiligheid; •• het opstellen van standaard checklists, te gebruiken door de veiligheidsverantwoordelijke voor en na de wedstrijd;
•• onderzoek naar de versteviging van het statuut van de veiligheidsverantwoordelijke; •• wetenschappelijk onderzoek naar de mogelijkheden betreffende de verbetering van de stewardwerking.
4.3 Het beschikken over een toegankelijke, geactualiseerde en efficiënte regelgeving inzake de strijd tegen het voetbalgerelateerd geweld. Over de jaren heen is heel wat wet- en regelgeving uitgebracht om voetbalgerelateerd geweld tegen te gaan. Ook zijn er heel wat omzendbrieven daaromtrent verschenen. Dit leidt er toe dat deze wet- en regelgeving niet voor iedereen op het terrein even toegankelijk is, waarbij een correcte toepassing van de regelgeving op de helling kan komen te staan. In 2008 zal overgegaan worden tot het schrijven van een allesomvattende omzendbrief inzake de toepassing van de voetbalwet.
naar inhoud
78
De coördinatie van het veiligheidsgebeuren rond voetbalwedstrijden
Bovendien zullen in 2008 de nodige uitvoeringsbesluiten geschreven worden naar aanleiding van de wetswijziging in 2007, terwijl ook het KB infrastructuur grondig zal worden herzien.
4.4 Preventie, racismebestrijding en het promoten van diversiteit, toegang en onthaal supporters met een handicap en de sociale rol van de clubs In 2008 zal de vertaling, zowel naar het Frans als naar het Engels, als de druk van het tweede deel van het handboek “Best practices - preventie van voetbalgeweld” gebeuren. In de tweede helft van 2008 kan dan gestart worden met de verspreiding van dit tweede deel. De Voetbalcel wil niet enkel sensibiliseren maar zal in 2008 een werkgroep oprichten die moet nagaan in hoeverre en op welke manier het hebben van een supporters-/sociaal project verplicht kan gesteld worden via de licenties. Begin 2008 hebben heel wat clubs laten weten dat ze verder gaan met hun startbaner(s). De Voetbalcel zal dus verder instaan voor de opvolging en zal enkele projecten bezoeken. Net zoals in 2007 zullen de winnende projecten Fairplaykrediet bezocht worden en zullen de beste praktijken wederom opgenomen worden in een brochure. In 2008 krijgen de clubs voorlopig verder de kans om startbaners aan te werven en zullen de clubs opnieuw projectvoorstellen kunnen indienen in het kader van het Fairplaykrediet. Daarnaast zal het Fairplaykrediet een evaluatie ondergaan alwaar van zal afhangen wat de toekomst voor deze vorm van subsidieverlening zal brengen. In 2008 beschikt de Voetbalcel niet langer over een protocol met het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding. Het beleid rond het bestrijden van racisme en discriminatie en het promoten van diversiteit zal door de Voetbalcel verder uitgewerkt worden, evenwel zal in deze materies nog nauw samen gewerkt worden met het Centrum. Zo zal iemand van het Centrum verder mee de stappenplannen opvolgen en zal de release van de DVD verder door het Centrum opgevolgd worden. Verder zal de Voetbalcel beroep doen op het Centrum voor het geven van de opleidingen voor de veiligheidsverantwoordelijken, de stewards en de expert-stewards en de scheidsrechters. Wat betreft dit dossier rekent de Voetbalcel ook in 2008 op de OOP 40, doch zal het beleid meer gericht worden op diversiteit, hetgeen een meer positieve invalshoek heeft. Daartoe heeft de Voetbalcel een wetenschappelijk onderzoek lopen die de diversiteit bij voetbalclubs uit eerste klasse en de voetbalbond dient te meten. Bovendien wil de Voetbalcel via dit onderzoek te weten komen hoe de clubs via het voeren van een goed diversiteits- en gelijke kansenbeleid hun posities als ondernemingen kunnen versterken. De voetbalcel rekent op een volledige medewerking van de voetbalclubs in de strijd tegen racisme en discriminatie en het promoten van diversiteit en gelijkheid.
4.5 Internationale samenwerking Aangezien het EK 2008 een dubbelorganisatie betreft, zal de Voetbalcel zijn expertise opgedaan tijdens Euro 2000 blijvend ter beschikking stellen van Oostenrijk en Zwitserland. Daarnaast wenst België een voortrekkersrol te blijven spelen bij de redactie van internationale regelgeving inzake voetbal (Raad van Europa - Europese Unie), in het bijzonder inzake preventie, internationale politiesamenwerking en responsabilisering van de organisatoren van voetbalwedstrijden (onder meer via een geïntensifieerde samenwerking met UEFA).
79
De coördinatie van het veiligheidsgebeuren rond voetbalwedstrijden
naar inhoud
1 Beste praktijken winnaars Openstadionfonds 2006. Terug 2 Alles over het Fairplaykrediet kan u vinden op www.besafe.be.
naar inhoud
Terug
80
De coördinatie van het veiligheidsgebeuren rond voetbalwedstrijden
Regelgeving en controle op de private veiligheidssector
Inleiding 82
Activiteiten in 2007 83
Belangrijkste wijzigingen in 2007 92
V
Projecten in 2007 100
naar inhoud
81
De coördinatie van het veiligheidsgebeuren rond voetbalwedstrijden
naar inhoud
0
Inleiding Tijdens de voorbije decennia kende de private veiligheidssector een exponentiële groei. Er zijn een aantal duidelijke factoren voor die groei. Ze houden enerzijds verband met de toename van de specifieke vormen van criminaliteit gericht tegen privé-personen en eigendommen (bijvoorbeeld ramkraken, bedrijfscriminaliteit, wagendiefstal, inbraak, agressie tegen kleine zelfstandigen, ...) en anderzijds met een groeiend gevoel van onveiligheid bij de bevolking. Sinds de jaren ‘80 werd de vraag naar de preventieve bescherming van privé-personen en -eigendommen steeds groter (elektronische beveiliging van woningen, toezicht in winkels, controle van personen in voor het publiek toegankelijke privé-plaatsen,...). In eerste instantie behoort veiligheid tot een opdracht die voorbehouden is aan de overheid. Het is dan ook niet de taak van de politie te beantwoorden aan de vraag naar preventieve bescherming van privé-personen en -eigendommen. Daardoor moet men wel een beroep doen op de private sector. Heel wat private bewakings- en veiligheidsondernemingen voeren immers ‘semi-politionele’ activiteiten uit. De overheid die goed besefte dat de opmars van de private veiligheidssector toch niet te stuiten viel, heeft vanuit een bekommernis voor de bescherming van de privacy en de grondrechten van de burgers, geoordeeld dat de activiteiten van de private veiligheidssector strikt gereglementeerd en gecontroleerd moesten worden. Op 10 april 1990 zag de bewakingswet het licht. Deze wet onderwerpt de beveiligingsondernemingen, de bewakingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten aan een strikte en specifieke reglementering. De wet op de privé-detectives, die op 19 juli 1991 werd uitgevaardigd, onderwerpt de toegang tot het beroep van privé-detective aan strenge voorwaarden en reglementeert het uitoefenen ervan. De private veiligheidssector is bovendien in constante evolutie. Bijgevolg moet de geldende reglementering permanent geëvalueerd en bijgestuurd worden. Daartoe wordt regelmatig overleg gepleegd met de betrokkenen uit de sector (vakbonden, werkgevers, politiediensten, vertegenwoordigers van beroepsorganisaties,...) via de Commissies, Ronde Tafels, ... Binnen de Algemene Directie Veiligheids- en Preventiebeleid, is de Directie Private Veiligheid (afgekort Directie SPV, wat staat voor Sécurité Privée/Private Veiligheid) belast met het uitreiken van vergunningen en erkenningen van bewakings- en beveiligingsondernemingen, interne bewakingsdiensten, opleidingsinstellingen, veiligheidsadviseurs en privé-detectives. De Directie SPV overhandigt eveneens de identificatiekaarten aan de bewakingsagenten, het personeel van beveiligingsondernemingen en aan de privé-detectives. Deze Directie is tevens belast met de retributie die de vergunde en erkende ondernemingen jaarlijks dienen te betalen. Tenslotte zorgen de beëdigde ambtenaren van de Directie voor de controle op de correcte naleving van de reglementering op het terrein. De administratieve opvolging en de sanctiebehandeling van de vastgestelde inbreuken gebeurt binnen de Directie Private Veiligheid. Dit deel van het jaarrapport is meer gedetailleerd en bevat de rapportering aan het parlement zoals voorzien in artikel 14 van de wet van 10 april op de private veiligheid.
naar inhoud
82
Regelgeving en controle op de private veiligheidssector
1
Activiteiten in 2007 1.1 Erkenning en goedkeuring De Directie Private Veiligheid (SPV) onderzoekt de aanvragen voor vergunning en erkenning die afkomstig zijn van bewakings- en beveiligingsondernemingen, interne bewakingsdiensten, privé-detectives, veiligheidsadviseurs en instellingen die zich kandidaat stellen om opleidingen te geven in de private veiligheidssector. Daarnaast behandelt de Directie SPV alle vrijwillige aanvragen tot intrekking. De vergunningen en erkenningen worden door de Minister afgeleverd voor een periode van 5 jaar en kunnen voor eenzelfde periode (bewakingsondernemingen, interne bewakingsdiensten, ondernemingen voor veiligheidsadvies, opleidingscentrum) of een dubbele periode verlengd worden (privé-detectives, beveiligingsondernemingen). Onderstaande tabel geeft een overzicht van de activiteit van de Directie SPV met betrekking tot de vergunningen en de erkenningen.
1e goedk./ erkenning
goedk./ erkenning verlengd
goedk./ erkenning ingetrokken
goedk./ erkenning geweigerd 4
Bewakingsonderneming
11
12
3
Interne bewakingsdienst
3
4
1
-
Beveiligingsonderneming
52
123
6
-
Privé-detectives
28
34
3
1
Opleidingsinstelling
22
-
-
1
Veiligheidsadviseurs
44
-
-
9
160
173
13
15
TOTAAL
1.2 Controles en inbreuken De controle op de correcte naleving van de reglementering met betrekking tot de private en bijzondere veiligheid en de privé-detectives wordt, naast controles door de politiediensten, uitgeoefend door beëdigde agenten van de Directie Private Veiligheid. In 2006 werd binnen de Directie Private Veiligheid de permanente inspectiecel opgericht en volledig operationeel uitgebouwd. Gevolg van deze oprichting is een permanente aanwezigheid van een aantal inspecteurs op het terrein sinds september 2006. Zo zijn de door de Minister beëdigde agenten in de drie gewesten permanent aanwezig op het terrein en zien zij toe op de naleving van de wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid en de wet tot regeling van het beroep van privé-detective en hun respectievelijke uitvoeringsbesluiten. De politiediensten worden regelmatig betrokken bij de organisatie van controles, in het bijzonder bij grootschalige acties. Het netwerk Polnet, met vertegenwoordigers van iedere Belgische politiezone (zie infra) speelt hierbij een belangrijke rol. Het controlebeleid is prioritair gericht op inbreuken die een schending opleveren van de rechten en vrijheden van de burgers, risico’s voor de bevolking en de onveiligheid in het algemeen. Naast het nastreven van een correcte naleving van de wet, willen de door controles beleidsrisico’s identificeren en lacunes in de regelgeving detecteren. Het doel van de controles is immers zowel reactief (optreden tegen ongewenste situaties) als proactief (het vermijden van ongewenste situaties).
83
Regelgeving en controle op de private veiligheidssector
naar inhoud
De vaststellingen van de beëdigde agenten van de Directie Private Veiligheid tijdens de controles op het terrein of van de dossiers, worden neergeschreven in processen-verbaal. De inbreuken zelf worden bestraft met administratieve of strafrechtelijke boetes. De Minister van Binnenlandse Zaken kan ook een procedure opstarten met het oog op de schorsing of intrekking van de vergunning of de erkenning. In 2007 verrichtten de leden van deze cel op 616 plaatsen controles. Alleen al voor de bewaking werden hierbij circa 1000 bewakingsagenten gecontroleerd. Samen met de inbreuken die administratief werden vastgesteld leidde dit tot 764 processen-verbaal; dit komt overeen met een verhoging van 303,2 % ten opzichte van 2006. Daarnaast maakten de politiediensten 405 processen-verbaal op, hetzij 17,4 % minder dan in 2006. De controles bleven, net als in 2006, voornamelijk gericht op de drie volgende situaties: (1) personen of bedrijven die zonder vergunning of erkenning activiteiten uitoefenen; (2) inbreuken waarvoor klacht werd ingediend door burgers of bedrijven; (3) inbreuken die een rechtstreekse invloed hebben op de openbare orde, de veiligheid en het privé-leven van de medeburgers. Onderstaande tabel geeft de aard en het aantal inbreuken weer die in 2007 werden vastgesteld:
Aard inbreuk
Frequentie
Door ondernemingen Illegale onderneming of interne dienst in de sector van: - bewaking - beveiliging - veiligheidsadvies
121 5 2
Specialiteitsbeginsel
7
Werken voor de overheid zonder de toestemming van de minister
17
Activiteiten uitvoeren zonder de nodige voorzorg vanwege het leidinggevend personeel
7
Niet overmaken van activiteitenverslag
46
Inbreuk op identificatiekaarten (niet aanvragen)
106
Niet-respecteren screeningsprocedure
7
Inzake personeel Werken zonder opleiding
152
Werken zonder conforme werkkledij
5
Inbreuken identificatiekaart
666
Inzake middelen Inbreuken voertuigen
7
Inbreuken infrastructuur
4
Inbreuken wapenkamer
2
Inzake methodes Fouille
29
Fooien
16
Identiteitscontrole
10
Wapens
11
Honden
21
Door klanten Beroep doen op illegale onderneming
naar inhoud
29
84
Regelgeving en controle op de private veiligheidssector
1.3 Administratieve sancties Ten aanzien van het geheel van de hierboven weergegeven inbreuken werd volgend gevolg gegeven: Waarschuwing
29,7 %
Minnelijke schikking
52,6 %
Onmiddellijke boeteprocedure
17,7 %
Aan hen die een minnelijke schikking werd voorgesteld, aanvaardden 38,6 % de minnelijke schikking en 61,4 % aanvaardden ze niet, hetgeen in het laatste geval leidde tot het inleiden van boeteprocedure. In 2007 werden er 280 geldboetes opgelegd.
1.4 Processen-verbaal opgesteld ten gevolge van vals alarm In 2007 stuurden de politiediensten 883 processen-verbaal met betrekking tot het KB van 19 juni 2002 naar de Directie Private Veiligheid. De meeste processen-verbaal worden opgesteld tegen alarmcentrales (bewakingsondernemingen die instaan voor het beheer van alarmsystemen en -centrales). Binnen de Directie wordt hierop nagegaan of de feiten vervat in het proces-verbaal een inbreuk op de reglementering vormen of niet. Indien dit het geval is wordt een sanctieprocedure opgestart.
1.5 Identificatiekaarten De Directie SPV vervaardigt en verspreidt de identificatiekaarten voor de bewakingsagenten, het personeel van de beveiligingsondernemingen en de privé-detectives. Deze identificatiekaarten zijn een wettelijke vereiste voor het uitoefenen van deze activiteiten. Zij worden afgeleverd aan de onderneming dewelke een aanvraag richt aan de Directie voor hun uitvoerend en leidinggevend personeel na het doorlopen van een strikt gereglementeerde procedure. In 2007 werden in totaal 8 744 identificatiekaarten afgeleverd voor de onderscheiden bewakings- en beveiligingssector. Voor de sector van de privé-detectives werden 124 kaarten afgeleverd.
1.6 Pre-screening Deze procedure maakt het mogelijk voor de ondernemingen, diensten en instellingen van de sector om in het kader van hun wervingsprocedures, de bevoegde ambtenaar te vragen of hij onderzoek naar de veiligheidsvoorwaarden overweegt betreffende een kandidaat die zij wensen aan te werven. Het antwoord van de bevoegde ambtenaar stelt de onderneming, dienst of instelling in staat te weten of de kandidaat een eventueel veiligheidsrisico inhoudt en te beslissen of zij deze persoon al dan niet wenst aan te werven. In het geval een onderzoek naar de veiligheidsvoorwaarden is voorzien, wordt de onderneming, dienst of instelling geïnformeerd dat de identificatiekaart waarschijnlijk pas zal worden afgegeven nadat een onderzoek zal zijn uitgevoerd en op voorwaarde dat deze een gunstige uitkomst kent. De Directie Private Veiligheid heeft in 2007 9 309 aanvragen behandeld betreffende kandidaten, wat het nut van dit systeem aantoont. Ter vergelijking: in 2005 waren er 4 613 raadplegingen volgens deze procedure, in 2006 was dit reeds gestegen tot 7 225 raadplegingen.
85
Regelgeving en controle op de private veiligheidssector
naar inhoud
Voor het merendeel van de kandidaten, heeft de bevoegde ambtenaar geantwoord dat er geen onderzoek naar de veiligheidsvoorwaarden voorzien was. De afgifte van een identificatiekaart zou voor deze kandidaten dus geen enkel probleem moeten vormen, op voorwaarde dat zij ook aan de andere wettelijke uitoefeningsvoorwaarden voldoen en dat de administratie in tussentijd geen kennis van nieuwe elementen heeft gekregen. De bevoegde ambtenaar heeft zo in 83% van de gevallen geantwoord dat er geen reden bestond om een onderzoek naar de veiligheidsvoorwaarden te vragen. In 17% van de gevallen heeft hij dus geantwoord dat hij de uitvoering van een onderzoek naar de veiligheidsvoorwaarden in overweging nam. De grafiek hieronder geeft deze cijfers weer: Overzicht van de aanvragen tot pre-screening in 2007 en de antwoorden hierop van de bevoegde ambtenaar Onderzoek naar de veiligheidsvoorwaarden gepland 17% of 1579
Geen onderzoek naar de veiligheidsvoorwaarden gepland 83% of 7730
1.7 Onderzoeken naar de veiligheidsvoorwaarden De wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid onderwerpt de uitoefening van een functie binnen een onderneming, dienst of instelling van de sector aan de naleving van de veiligheidsvoorwaarden. De personeelsleden moeten ten alle tijde voldoen aan de veiligheidsvoorwaarden en geen feiten gepleegd hebben die, zelfs als ze niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een strafrechtelijke vervolging, een ernstige tekortkoming van de beroepsdeontologie uitmaken en daarom raken aan het vertrouwen in de betrokkene (artikelen 5 en 6, eerste lid, 8°, van de wet van 10 april 1990). Aanvragen tot onderzoeken naar de veiligheidsvoorwaarden Het onderzoek naar de veiligheidsvoorwaarden gebeurt op initiatief van de door de Minister van Binnenlandse Zaken aangewezen ambtenaar. Hij vraagt een onderzoek naar de veiligheidsvoorwaarden slechts aan nadat hij heeft vastgesteld dat betrokkene bekend is bij de politiediensten, de Veiligheid van de Staat of de beëdigde ambtenaren van de Directie Private Veiligheid voor feiten of handelingen die een ernstige tekortkoming van de beroepsdeontologie uitmaken en daarom raken aan het vertrouwen in de betrokkene.
naar inhoud
86
Regelgeving en controle op de private veiligheidssector
In de loop van het jaar 2007 werden 755 nieuwe aanvragen tot onderzoeken ingediend door de bevoegde ambtenaren van de Directie Private Veiligheid. Onderzoeken werden gevraagd in de volgende gevallen:
•• in het kader van de aanvragen van identificatiekaarten; •• wanneer de administratie kennis heeft gekregen van nieuwe feiten die een ernstige tekortkoming van de beroepsdeontologie kunnen uitmaken en die de opschorting of intrekking van de identificatiekaart kunnen rechtvaardigen. De grafiek hieronder vergelijkt het totale aantal aanvragen voor kaarten ingediend in 2007 met het aantal aanvragen tot onderzoeken dat werd ingediend in 2007 naar aanleiding van aanvragen voor identificatiekaarten. Uit deze gegevens blijkt dat het aantal dossiers waarbij zich een probleem voordeed op het vlak van de veiligheidsvoorwaarden relatief laag is. Desalniettemin is het aantal gevraagde onderzoeken naar de veiligheidsvoorwaarden elk jaar vrij hoog. Verhouding vragen naar onderzoeken in vergelijking met het totale aantal aanvragen voor kaarten
Onderzoeken 6% of 755
Geen onderzoeken 94% of 9172
Advies van de ‘Commissie onderzoeken naar de veiligheidsvoorwaarden’ Na afloop van het onderzoek naar de veiligheidsvoorwaarden, stelt de politieambtenaar die het onderzoek heeft uitgevoerd een onderzoeksverslag op. Het dossier wordt vervolgens voor advies aan de ‘Commissie onderzoeken naar de veiligheidsvoorwaarden’ voorgelegd. Deze ‘Commissie onderzoeken naar de veiligheidsvoorwaarden’ heeft in de loop van 2007 703 dossiers behandeld. Zij heeft een gunstig advies uitgebracht voor 467 dossiers die haar werden voorgelegd en een negatief advies voor de 236 andere dossiers. Hieruit volgt, zoals de onderstaande grafiek weergeeft, dat 66% van de dossiers waarvoor een onderzoek naar de veiligheidsvoorwaarden werd gevoerd, tot een gunstig advies van de Commissie leidt.
87
Regelgeving en controle op de private veiligheidssector
naar inhoud
Overzicht van de adviezen uitgebracht door de Commissie onderzoeken naar de veiligheidsvoorwaarden
Negatief advies 34% of 236
Positief advies 66% of 467
Het uitgebrachte advies wordt vervolgens overgemaakt aan de bevoegde ambtenaar. Indien de bevoegde ambtenaar van mening is dat de betrokkene aan de veiligheidsvoorwaarden voldoet, stelt hij hem hiervan schriftelijk in kennis. Indien de bevoegde ambtenaar van mening is dat de betrokkene niet aan de veiligheidsvoorwaarden voldoet, wordt de procedure tot weigering van de afgifte van de identificatiekaart of de procedure tot opschorting/intrekking van de identificatiekaart opgestart. Procedure tot weigering/opschorting/intrekking van de identificatiekaart De betrokkene wordt in dit geval bij een ter post aangetekende brief in kennis gesteld van alle feiten die hem ten laste worden gelegd en van zijn recht om verweermiddelen over te maken. Na beoordeling van het dossier en analyse van de eventuele verweermiddelen, zal de Minister beslissen of de betrokkene al dan niet aan de veiligheidsvoorwaarden voldoet. De grafiek hieronder geeft de beslissingen weer die in 2007 genomen werden met betrekking tot de dossiers waarvoor een procedure tot weigering/opschorting/intrekking van de kaart werd opgestart. Uit deze grafiek blijkt dat in 33% van de gevallen, de Minister van Binnenlandse Zaken na afloop van de procedure heeft vastgesteld dat de betrokkene niet aan de veiligheidsvoorwaarden voldeed. In 16% van de gevallen, heeft de onderneming of de dienst die de kaart heeft aangevraagd, de administratie op de hoogte gebracht dat zij haar aanvraag voor een identificatiekaart die zij tevoren had ingediend, wil intrekken. In 6% van de gevallen heeft de betrokkene in de tussentijd het voorwerp uitgemaakt van een in kracht van gewijsde gegane gerechtelijke veroordeling als bedoeld in artikel 5 of 6, eerste lid, 1°, van de wet van 10 april 1990. Hij voldoet derhalve niet meer aan de wettelijke uitoefeningsvoorwaarden en de afgifte van de kaart wordt hem automatisch geweigerd. In 45% van de gevallen, is de eindbeslissing gunstig uitgevallen. Er werd vastgesteld dat de
naar inhoud
88
Regelgeving en controle op de private veiligheidssector
betrokkene voldeed aan de veiligheidsvoorwaarden en dat de identificatiekaart kon worden afgeleverd (of dat er niet zal worden overgegaan tot de intrekking van de identificatiekaart). Eindbeslissingen van de bevoegde overheid na afloop van de procedure tot weigering of intrekking van de identificatiekaart.
Positief advies 45% of 92
Negatief advies 33% of 65
Stopzetting procedure 16% of 32
Weigering op basis van artikel 5,1°/6, 1° 6% of 11
Dossiers waarvoor een onderzoek werd uitgevoerd en die konden worden afgesloten in 2007 De grafiek hieronder toont het aantal dossiers waarvoor een onderzoek naar de veiligheidsvoorwaarden lopende was en die konden worden afgesloten in 2007. Vastgesteld kan worden dat 62% van de afgesloten dossiers een gunstige beslissing hebben gekregen na grondige analyse van de feiten waarvoor de betrokkene bekend was bij de politiediensten en bij de gerechtelijke instanties. In 10% van de gevallen, heeft de betrokkene het voorwerp uitgemaakt van een gerechtelijke veroordeling waardoor hem ambtshalve de toegang tot de sector werd ontzegd of ontnomen krachtens artikel 5/6, eerste lid, 1°. In 7% van de gevallen heeft de Minister van Binnenlandse Zaken geoordeeld dat de betrokkene duidelijk niet voldeed aan de veiligheidsvoorwaarden en een ernstige tekortkoming van de beroepsdeontologie heeft gepleegd wat raakt aan het vertrouwen in de betrokkene. In 21% van de gevallen heeft de onderneming of dienst besloten zijn aanvraag niet verder te zetten.
89
Regelgeving en controle op de private veiligheidssector
naar inhoud
Dossiers in onderzoek die werden afgesloten in 2007
Negatief advies 7% of 66
Positief advies 62% of 564
Weigering op basis van artikel 5,1°/6, 1° 10% of 87
Stopzetting procedure 21% of 186
1.8 Fonds De opbrengst van de retributies, die aan de ondernemingen worden aangerekend, zijn bestemd voor het fonds voor de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen, de interne bewakingsdiensten en de privé-detectives. Op zijn beurt spijst het fonds de kosten verbonden aan de uitvoering van de wet en het toezicht op de betrokken sectoren. De totale inkomsten van de Directie Private Veiligheid bedroegen in 2007 3,30 miljoen euro. De totale som vastgestelde rechten bedroeg 4,75 miljoen euro. Dit is merkelijk meer dan de voorbije jaren. De situatie van de rechten van de staat tot betaling op het fonds in verhouding tot de uitgaven van de Directie evolueert als volgt:
naar inhoud
90
Regelgeving en controle op de private veiligheidssector
Bovenstaand schema toont aan dat de Directie Private Veiligheid doorheen de jaren telkens minder kosten te vergoeden had dan de opbrengsten die aan haar verschuldigd waren. Deze opbrengsten zijn bestemd voor het fonds voor de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen, de interne bewakingsdiensten en de privé-detectives wat op haar beurt de kosten dient te dekken voor de de administratie, controle en toezicht, nodig voor de toepassing van de wet en de uitvoeringsbesluiten. In 2007 overschrijden de uitgaven voor het eerst de inkomsten. Dit omwille van het feit dat de grote reserve, opgebouwd doorheen de jaren, van het totaalsaldo van het bewakingsfonds aangewend worden voor (grotere) investeringen ten gunste van de sector van de private en bijzondere veiligheid. Zo bedroeg dit totaalsaldo van het bewakingsfonds op 1 januari 2007 10.032.606,98 EUR. De investeringsuitgaven kaderen in hoofdzaak binnen de informatisering van de Directie, het nieuwe alarmbeleid en kleinere projecten binnen de sector van de private en bijzondere veiligheid. Met betrekking tot het verder inzetten van deze som zal de administratie voorstellen uitwerken van uitgaven die kunnen gerealiseerd worden. Deze voorstellen zijn echter beperkt doordat op juridisch vlak de aanwendingsmogelijkheid van de middelen van het fonds enkel dienen gebruikt te worden voor “de administratie, controle en toezicht, nodig voor de toepassing van de wet en de uitvoeringsbesluiten”.
91
Regelgeving en controle op de private veiligheidssector
naar inhoud
2
Belangrijkste wijzigingen in 2007 2.1 Wijzigingen in de wet van 10 april 1990 De wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid werd in 2007 éénmaal gewijzigd. Zo was er de wijziging van de artikelen 5 en 6 door de programmawet van 1 maart 2007 (B.S. 14 maart 2007). Deze wijziging betrof aanpassingen en toevoeging van onverenigbaarheden in de uitoefeningsvoorwaarden voor leidinggevend en uitvoerend personeel.
2.2 Wijzigingen in de regelgeving met betrekking tot de werkkledij en het embleem van bewakingsagenten Op 15 juni 2007 verscheen in het Belgisch Staatsblad het ministerieel besluit van 8 juni 2007 tot bepaling van de werkkleding en het embleem van bewakingsagenten1. Werkkledij Waar de Minister van Binnenlandse Zaken vroeger zijn specifieke goedkeuring moest geven voor de ingebruikname van elk nieuwe kledingstuk door bewakingsondernemingen, interne bewakingsdiensten of veiligheidsdiensten, is met dit ministerieel besluit geen specifieke toestemming van de Minister van Binnenlandse Zaken meer vereist. Het ministerieel besluit zet de normen uit waaraan werkkledij dient te voldoen. Wel met de opmerking dat enkel uniforme werkkledij, met andere woorden enkel kledij waarvan de kleur, de vorm, de opschriften of de tekeningen voor alle bewakingsagenten van een onderneming gelijk is, onder deze nieuwe regelgeving valt. Elke onderneming kan naar eigen goeddunken de vorm en kleur van haar werkkledij bepalen, op voorwaarden dat hieronder vermelde bepalingen in acht worden genomen:
•• De kleuren van de onderdelen van de werkkledij mogen uitsluitend zwart, wit, geel of rood zijn. Tevens is werkkledij, uitsluitend samengesteld uit een mengeling van deze kleuren, ook toegestaan. Met andere woorden, meng zwart en wit en je bekomt grijs, zodoende is grijze werkkledij ook toegelaten;
•• De werkkledij mag geen onderdelen, versierselen of elementen bevatten, zoals metalen knopen, kepies of schouderstukken, die verwarring kunnen doen ontstaan met de werkkleding van militairen of agenten van de openbare macht;
•• Behoudens de naam, het kenteken van de betrokken onderneming en het vigilis-embleem en eventueel de woorden “SECURITY”, SECURITE” of “VEILIGHEID” mag de werkkledij geen andere emblemen, tekeningen of opschriften bevatten. De veiligheids- en bewakingsagenten kunnen enkel de werkkleding dragen van de onderneming waartoe ze behoren. Zo kan een bewakingsagent bijvoorbeeld tijdens een evenement niet het T-shirt van het betreffende evenement dragen, maar moet de werkkledij van de eigen onderneming dragen worden. Een bewakings- of veiligheidsagent die zijn/haar activiteiten bij een onderneming definitief heeft beëindigd is wettelijk verplicht om zijn/haar werkkledij binnen de vijf werkdagen terug aan de onderneming over te maken. Wel wordt er een overgangsmaatregel voorzien zodat de huidige werkkleding van de ondernemingen, die niet voldoet aan de bepaling betreffende de kleur (zwart - wit - geel - rood of een mengeling hiervan), tot uiterlijk 15 juni 2010 nog gebruikt mag worden. Deze overgangsmaatregel geldt enkel indien de werkkledij van de onderneming reeds voor 15 juli
naar inhoud
92
Regelgeving en controle op de private veiligheidssector
2007 in gebuik werd genomen én de betreffende werkkledij voordien een specifieke goedkeuring van de minister van Binnenlandse Zaken heeft bekomen. Emblemen Artikel 6 van het reeds vernoemde ministerieel besluit van 8 juni 2007 legt de verplichting op dat de werkkledij van elke bewakings- of veiligheidsagent moet voorzien zijn van een specifiek embleem. Dit embleem meet 6 bij 5 cm en heeft de vorm van een “V” waarin het woord ‘vigilis’ is verwerkt. Dit vigilis-embleem bestaat uit rode, witte en grijze kleuren. De ondernemingen kunnen deze emblemen bestellen bij de Directie Private Veiligheid. De bedoeling van dit vigilis-embleem is de herkenbaarheid van de bewakingsagenten en veiligheidsagenten te verhogen. Deze emblemen dienen verplicht op de rechtervoorzijde, bovenaan, van alle zichtbare bovenstukken van de werkkledij gestikt te worden. Dit houdt meteen in dat plaats en methode van bevestiging van het embleem vastgelegd zijn. Dit om eenvormigheid na te streven. Vigilis-emblemen die niet langer door de bewakings- of veiligheidsagent worden gebruikt, moeten door de onderneming vernietigd worden. Tevens moeten de vigilis-emblemen verwijderd worden van alle werkkledij waarvan een onderneming zich definitief ontdoet. Ook hier is een overgangsmaatregel voorzien. Werkkledij van de onderneming die reeds vóór 15 juli 2007 in gebuik werd genomen én specifiek werd goedgekeurd door de minister van Binnenlandse Zaken dient uiterlijk tegen 15 juni 2010 voorzien te zijn van een vigilis-embleem. Voor de huidige werkkledij is ook een overgangsmaatregel voorzien. De huidige werkkledij die voldoet aan de hierna volgende voorwaarden dient uiterlijk drie jaar na de publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad (dd 15 juni 2007) voorzien te zijn van het vigilis-embleem:
•• reeds in gebruik genomen op datum van 15 juli 2007; •• én goedgekeurd door de minister van Binnenlandse Zaken.
2.3 Wijzigingen betreffende de verplichte opleidingen Een nieuwe reglementering heeft het opleidingslandschap van de bewakingssector grondig hervormd. Het betreft het koninklijk besluit van 21 december 2006 betreffende de vereisten inzake beroepsopleiding en -ervaring, de vereisten inzake psychotechnisch onderzoek voor het uitoefenen van een leidinggevende of uitvoerende functie in een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst en betreffende de erkenning van de opleidingen (B.S. 18.01.2007). Hoewel de meerderheid van de artikelen sinds 18.03.2007 van kracht zijn, is het bijzondere van dit besluit dat de artikelen betreffende de nieuwe opleidingen, ter vervanging van de oude uit het koninklijk besluit van 30 december 19992, geleidelijk in werking treden. Dit om te zorgen voor een soepele overgang, zowel op het niveau van de overheid als op het niveau van de erkende opleidingscentra. Vanaf 1 januari 2008 kon worden begonnen met de eerste nieuwe opleiding “algemeen bekwaamheidsattest bewakingsagent”. Deze opleiding omvat 132 lesuren en is een vermenging van de oude basisopleiding voor het uitvoerend personeel (66 lesuren) en de oude opleiding persoonscontrole (58 lesuren). Met ingang van 1 januari 2008 kunnen deze twee opleidingen niet meer gegeven worden. Vanaf deze datum mag enkel de nieuwe opleiding van 132 lesuren nog worden gegeven. Indien de kandidaten in de toekomst een nieuwe gespecialiseerde opleiding wensen te volgen (bijv. mobiele bewaking, bescherming van personen, cafés en dansgelegenheden, gewapende
93
Regelgeving en controle op de private veiligheidssector
naar inhoud
opdrachten, winkelinspecteur, enz.), moeten zij eerst het “algemeen bekwaamheidsattest bewakingsagent” behalen. Dit geldt niet voor de opleidingen “operator alarmcentrale” en “erfgoedbewaker”. Op 1 maart 2008 werden reeds zeven opleidingscentra erkend door de Minister van Binnenlandse Zaken om de opleiding te verstrekken gericht op de afgifte van “het algemeen bekwaamheidsattest bewakingsagent”. Het voornoemd koninklijk besluit van 21 december 2006 en de lijst met erkende instellingen zijn beschikbaar op de website van de Directie Private Veiligheid: www.vigilis.be
2.4 Wijzigingen in de regelgeving met betrekking tot de alarmen Met het Koninklijk Besluit van 25 april 2007 tot vaststelling van de voorwaarden voor installatie, onderhoud en gebruik van alarmsystemen en beheer van alarmcentrales onderging de vigerende regeling een fundamentele aanpassing. De oorspronkelijke regelgeving werd om een aantal reden gewijzigd:
•• Er was een geschil met de Europese Commissie: in 2004 werd de Belgische staat door de Europese Commissie in gebreke gesteld voor wat betreft een aantal voorwaarden vermeldt in het KB van 19/06/2002 tot vaststelling van de voorwaarden voor installatie, onderhoud en gebruik van alarmsystemen en beheer van alarmcentrales;
•• Het opstarten van de provinciale Communicatie en Informatie Centra (CIC) van de federale politie. Waar men voorheen als men het noodnummer 101 belde bij de lokale politie terecht kwam, komt men nu als men het noodnummer 101 /112 belt, automatisch bij de provinciale CIC’s terecht;
•• Interne alarmdiensten werden opgenomen in de nieuwe regelgeving; •• Het opnemen in de reglementering van de persoonsalarmsystemen. Het Koninklijk Besluit verandert een groot aantal zaken. De voornaamste wijzigingen worden navolgende verduidelijkt: Toepassingsgebied Met het nieuwe KB wordt ook het gebruik van drukknoppen geregeld. Het KB zal van toepassing zijn op:
•• Goederenalarmsysteem: alarmsysteem bestemd om misdrijven tegen goederen te voorkomen of vast te stellen (klassiek inbraakalarm);
•• Persoonsalarmsysteem: alarmsysteem bestemd om misdrijven tegen personen te voorkomen of vast te stellen (hold-upknoppen). Het besluit is niet van toepassing op:
•• Alarmsystemen die niet voorzien zijn van een buitensirene, buitenlicht of een meldsysteem. •• Goederenalarmsystemen die niet geïnstalleerd zijn in een onroerend goed. Installatie & onderhoud Installatie Wanneer een particulier zijn eigen alarmsysteem installeert, is deze niet meer verplicht het alarmsysteem te laten controleren door een erkende beveiligingsonderneming, alvorens zijn systeem onder spanning te zetten. Wanneer deze particulier zijn systeem niet zelf installeert, moet dit steeds geplaatst worden door een erkende beveiligingsonderneming.
naar inhoud
94
Regelgeving en controle op de private veiligheidssector
Onderhoud: De gebruiker is er verantwoordelijk voor dat zijn alarmsysteem jaarlijks wordt onderhouden. Hij kan dit zelf doen, indien hij het niet zelf doet moet hij beroep doen op een erkende beveiligingsonderneming. Indien het onderhoud gebeurt door een erkende beveiligingsonderneming, geeft deze een attest af. Het jaarlijks onderhoud blijft bestaan, maar er is geen wettelijke verplichting meer om een contract af te sluiten dat voorziet in een jaarlijks onderhoud door een erkende beveiligingsonderneming. Interne alarmdiensten Een dienst die door een natuurlijke persoon of een rechtspersoon ten eigen behoeve wordt georganiseerd voor het uitoefenen van de activiteit beheer van alarmcentrales. Dit zijn bijvoorbeeld banken, supermarkten,.... Wanneer deze interne alarmdiensten voldoen aan de functionele, technische en organisatorische minimumvoorwaarden die gelden voor een vergunde alarmcentrale beschikken zij over dezelfde uitvoeringsvoorwaarden (verificaties, rechtstreeks noodnummer) als de vergunde alarmcentrale. Installateurscode De beveiligingsonderneming maakt bij oplevering van het systeem de installateurscode zonder bijkomende kosten over aan de eigenaar van het alarmsysteem. Alarmmeldingen Goederenalarm:
•• Enkel indien het alarmsignaal het gevolg is van een ongeoorloofde binnendringing of poging daartoe.
•• Telefonisch aan het noodnummer (101 / 112) en niet naar het nummer van de Lokale Politie. •• Vergunde alarmcentrales en door de minister erkende interne alarmdiensten melden een alarm via een rechtstreeks noodnummer na een door de minister goedgekeurde verificatie .
•• Rechtstreekse alarmmelding voor goederenalarmen zijn verboden, enkel een uitzondering voor politiecommissariaten of de zetels van de Nationale Bank. Persoonsalarm:
•• Een alarmmelding van een persoonsalarm gebeurt enkel door een erkende alarmcentrale of een interne alarmdienst en enkel aan het rechtstreekse noodnummer na een door de minister goedgekeurde verificatie.
•• Rechtstreekse alarmmelding voor persoonsalarmen kunnen niet rechtstreeks aan het noodnummer worden gericht. Uitgestelde behandeling alarmoproepen De beheerder van het noodnummer kan besluiten de alarmmeldingen die niet voldoen aan de wettelijke vereisten en de verplichte inlichtingen niet zijn medegedeeld op een uitgestelde wijze behandelen.
95
Regelgeving en controle op de private veiligheidssector
naar inhoud
Meldpunt alarmsystemen (aangifte alarminstallatie) Een gebruiker van een alarmsysteem (zowel goederen- als persoonsalarmsystemen), die niet aangesloten is bij een erkende alarmcentrale, dient binnen de 10 dagen na de ingebruikstelling van zijn alarmsysteem, dit aan te melden bij het meldpunt alarmsystemen. Hij moet alle verplichte informatie overmaken aan het meldpunt alarmsystemen. Ook wijzigingen van de informatie dienen binnen de 10 dagen te worden medegedeeld. Voor een gebruiker (zowel goederen- als persoonsalarmsystemen) die aangesloten is bij een erkende alarmcentrale, doet de alarmcentrale de aangifte. De minister bepaalt de data waarop de meldingen voor het eerst moeten worden verricht. Persoonsalarmen Situatieschets: op vrijwillige basis kan er een situatieschets van het pand waar het vast persoonsalarmsysteem is geïnstalleerd bij de verplichte informatie mee overgemaakt worden. Deze situatieschets omvat de aanduidingen van toegangen, vensters, plaats van persoonsalarmdetectoren, en de opstellingsplaats van eventuele camera’s. Indien een situatieschets is overgemaakt, neemt de beheerder van het noodnummer de nodige maatregelen opdat de interventie van de politiediensten in geval van misdrijven tegen personen kunnen worden geoptimaliseerd (vb interventieplan). Plaatsing camera’s: de vaste persoonalarmsystemen, geïnstalleerd in publiek toegankelijke plaatsen die na de datum van inwerkingtreding van het KB worden geïnstalleerd of worden vernieuwd moeten uitgerust worden met een systeem dat visuele verificatie mogelijk maakt.
2.5 Wijzigingen betreffende de regeling van het beroep van privé-detective Wetswijziging De detectivewet uit 1991 zal aan een globale herziening worden onderworpen. Uit evaluatie blijkt immers dat het passend is de detectivewet te moderniseren. De beoogde modernisering houdt onder meer in dat deze wet in overeenstemming moet worden gebracht met de hedendaagse opvattingen over de bescherming van de grondrechten van de medeburgers. Dit betekent dat in een vernieuwde wetgeving de middelen en de methodes die de privédetective mag aanwenden moeten vastgelegd worden. Dit thema is in de huidige wetgeving immers onvoldoende uitgewerkt. Het is noodzakelijk de wet tot regeling van het beroep van privé-detective te evalueren, vanuit de verschillende maatschappelijke risico’s die aan de uitoefening van dit beroep verbonden zijn. De wijze waarop de privé-detective zich kan inmengen in het privé-leven van medeburgers zal de hoofdaandacht krijgen. Zo kan, zonder de efficiëntie van het onderzoek te schaden, voorzien worden in voor het detectivedomein aangepaste rechten voor de onderzochte persoon. De regels moeten ook garant staan voor meer transparantie en een grotere controleerbaarheid van het werk van de detective, zowel door de betrokken burgers, als door de toezichthoudende overheid en de rechter aan wie de bevindingen van de privé-detective worden voorgelegd.
naar inhoud
96
Regelgeving en controle op de private veiligheidssector
Er wordt tevens geopteerd een einde te stellen aan de discussies en de rechtsonzekerheid door de betwiste verhouding van de detectivewet tot de wet verwerking persoonsgegevens. In 2006 werden de besprekingen gevoerd met de respectievelijke beroepsorganisaties met betrekking tot de voornoemde krachtlijnen. De resultaten van deze besprekingen werden verwerkt in een eindverslag, dat voor informeel advies werd overgemaakt aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Beroepsorganisaties privé-detectives Beroepsvereniging van verzekeringsdetectives (BVVD): hoofdzakelijk leden van de verzekeringssector. Unie Belgische detectives (UBD): samengesteld uit zelfstandige, meestal nederlandstalige all-round detectives. Zij zijn vertegenwoordigd in de Hoge Raad voor de Middenstand. Union professionelle nationale des detectives privés en Belgique (UPNDP): samengesteld uit zelfstandige, meestal Franstalige all-round detectives) Corporate Fraud Investigators Belgium (CFIB): is een organisatie van interne diensten van private opsporing van grote bedrijven. Opleiding privé-detectives Het ligt in de bedoeling het koninklijk besluit van 14 september 1992 betreffende de uitreiking van het certificaat voor het uitoefenen van het beroep van privé-detective en de erkenning van de instellingen gemachtigd om dit certificaat af te leveren, te wijzigen, rekening houdend met de Richtlijn 2005/36/EG van het Europees parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties naar Belgisch recht. De omzetting heeft onder meer betrekking op de vrijheid van dienstverrichting betreffende de uitoefening van de werkzaamheden bedoeld in de wet van 19 juli 1991 tot regeling van het beroep van privé-detective.
2.6 Wijzigingen inzake de reglementering met betrekking tot het veiligheidsadvies Het is de bedoeling dat ook de ondernemingen voor veiligheidsadvies in de toekomst een standaard activiteitenrapport overmaken aan onze diensten. In de loop van 2007 zijn er verschillende besprekingen met de sector geweest, onder meer met betrekking tot het opstellen van dit activiteitenrapport voor veiligheidsadviseurs. Met het oog hierop werd reeds in december 2006 een vragenlijst verstuurd aan de respectievelijke vergunde veiligheidsadviseurs teneinde hun takenpakket beter te kunnen bepalen.
97
Regelgeving en controle op de private veiligheidssector
naar inhoud
De resultaten hiervan werden verwerkt in 2007, wat het volgende resultaat geeft: Activiteiten van ondernemingen voor advies
Soorten beveiligingsactiviteiten
Beroepsverenigingen Instituut voor Security Adviseurs (ISA) is de beroepsorganisatie voor natuurlijke en rechtspersonen die activiteiten uitoefenen bestaande uit het verstrekken van advies ter voorkoming en/of beperking van de gevolgen van strafbare en/of kwaadwillige daden tegen personen, organisaties, materiële en immateriële eigendom (goederen, informatie, imago,....) Bij brief van 18 januari 2005 werd ISA erkend als beroepsvereniging met rechtspersoonlijkheid gerechtigd tot het richten van een verzoek, zoals bedoeld in artikel 17bis van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid.
naar inhoud
98
Regelgeving en controle op de private veiligheidssector
Opleiding Vooral door de beroepsvereniging ISA opgeworpen dat de afwezigheid van opleiding, de kwaliteit naar beneden haalt. Het ligt dan ook in de bedoeling naar de toekomst toe een voor veiligheidsadviseurs aangepaste opleiding uit te werken. Kwaliteitslabel Met betrekking tot het bekomen van de vergunning voor het uitvoeren van activiteiten als veiligheidsadviseur zijn de vergunningsvoorwaarden lichter dan in andere sectoren. Nochtans wil men een minimale kwaliteit garanderen. Het is de bedoeling dat een certificatieorganisme, aangeduid door de Minister van Binnenlandse Zaken de kwaliteitsvoorwaarden bepaalt waaraan een onderneming voor veiligheidsadvies dient te voldoen. Dit organisme toetst de concrete situatie van de onderneming aan de kwaliteitsnormen, zoals deze worden goedgekeurd door de Minister van Binnenlandse Zaken, op voordracht van de aangeduide beroepsorganisatie voor veiligheidsadvies. Heffing Net zoals in de andere sectoren zal een heffing worden voorzien voor ondernemingen die activiteiten als veiligheidsadvies uitoefenen. Het bedrag hiervan, en de wijze waarop deze zal berekend worden, moet nog worden bepaald. Overleg De sector vraagt op geregelde tijdstippen een overleg te plannen met de administratie. De administratie is voorstander van het beleggen van een structureel overleg met een frequentie van 3 à 4 x per jaar. Identificatiekaart Het koninklijk besluit van 12 oktober 2006 tot vaststelling van het model van de identificatiekaart, bedoeld in de wet van 10 april 1990 tot regeling van de bijzondere en private veiligheid voorziet de vermeldingen voor de kaart voor het personeel van ondernemingen voor veiligheidsadvies. In de loop van 2008 zullen de eerste identificatiekaarten worden uitgereikt.
99
Regelgeving en controle op de private veiligheidssector
naar inhoud
3
Projecten in 2007 3.1 Polnet De lokale politie doet meer en meer beroep op de administratie met vragen rond de interpretatie van de regelgeving en de voorbereiding van controleacties. Anderzijds wordt aan de lokale politie vaker de medewerking gevraagd in het kader van de uitvoering van de ministeriële richtlijn MFO 4. De toename van de activiteiten van ondernemingen werkzaam in de sector van de private veiligheid en het delicate karakter van sommige opdrachten die ze uitvoeren, vergt ook op lokaal vlak een strikte politiële opvolging. Teneinde de wisselwerking tussen de Directie Private Veiligheid bij de FOD Binnenlandse Zaken en de lokale politie te optimaliseren, werd een netwerk van contactpersonen uit de lokale politie opgericht. Dit netwerk, Polnet SPV, legt zich specifiek toe op aangelegenheden inzake private veiligheid. Voor het netwerk worden informatiesessies georganiseerd rond nieuwe of bestaande regelgeving. Zo werden de leden van Polnet voor het vierde opeenvolgende jaar in het najaar van 2007 uitgenodigd voor een informatiedag over de wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid. Deze studiedag werd zoals steeds ingericht rond een aantal actuele thema’s gepresenteerd door medewerkers van de Directie Private Veiligheid. Zo bestond de editie 2007 uit een uiteenzetting van de wijzigingen in de reglementering sinds het vorige seminarie met bijzondere aandacht voor de nieuwe alarmwetgeving. Deze laatste werd ondermeer verduidelijkt door de Alarmcentrale Associatie (ACA). Een ander thema dat grondig werd uiteengezet was de nieuwe camerawetgeving. Ook werden de resultaten en werking van de permanente inspectiecel en de nieuwe camerawetgeving uiteengezet. In dit kader werden richtlijnen en raadgevingen gegeven met het oog op een goede samenwerking tussen de Directie Private Veiligheid en de politiediensten met betrekking tot de organisatie, uitvoering en afhandeling van controles. In de namiddag werd er traditiegetrouw een activiteit georganiseerd die de politieambtenaren kennis laat maken met een bepaald aspect van private veiligheid. Daar waar vorig jaar een interactieve kennismaking met de taken van een veiligheidsadviseur plaatsvond, was er deze editie een begeleid bezoek voorzien aan het Communicatie & Informatiecentrum (CIC) van de federale politie, gevestigd te Leuven. De dag werd afgesloten met een vragenronde. Het netwerk Polnet blijft een groot succes: momenteel zijn er 162 van de 196 politiezones toegetreden tot Polnet. In totaal zijn er 178 contactpersonen, waaronder ook contacten bij de federale politie, de AIG en het parket, in het bezit van een ambtenarentoken dat hen toelaat om via de beveiligde pagina’s van de website van de Directie Private Veiligheid beveiligde informatie betreffende de private veiligheidssector te raadplegen.
3.2 E-loket Teneinde de informatiedoorstroming van de overheidsdienst Directie Private Veiligheid naar externen toe en de interactie en contacten met de doelgroepen in het kader van de dossierbehandeling te verbeteren, bestaat er sinds juni 2004 een website en e-loket, Vigilis genaamd. Het publiek van deze internetsite zijn de ondernemingen die een vergunning/erkenning wensen te bekomen (of hier reeds over beschikken); de instellingen die in deze sector opleidingen geven; politiediensten; burgers; overlegpartners en klanten die een beroep wensen te doe op de diensten in de sector van de private veiligheid.
naar inhoud
100
Regelgeving en controle op de private veiligheidssector
Voor de opbouw van de structuur van de website werd enerzijds uitgegaan van de verschillende profielen of klanten (ingedeeld als volgt: onderneming, personeelslid, klant, burger, opleidingsinstelling, politiedienst of betrokkene in overleg) en anderzijds van de materie waarover deze klant informatie wenst te bekomen. De 4 grote rubrieken hierin zijn: bewaking, beveiliging, opsporing en veiligheidsadvies. Het grote voordeel is dat men steeds informatie op maat krijgt aangeboden. Daarnaast kan de klant, afhankelijk van het gekozen profi el en na zich geauthentificeerd te hebben, ook actief met de administratie communiceren en bepaalde vragen stellen, het jaarlijks activiteitenrapport invullen, .... Om de communicatie met de politiediensten op gestructureerde wijze te laten verlopen werd POLNET SPV opgericht, waarbij één persoon per politiezone werd aangeduid die via het loket een aantal handelingen kan stellen, bijvoorbeeld modellen van processen-verbaal downloaden, detailinformatie over ondernemingen consulteren, ... Sinds december 2005 is het ook mogelijk voor de politiediensten om via een speciaal voor hen ontwikkeld forum deel te nemen aan discussies m.b.t. onderwerpen gerelateerd aan de private veiligheidssector. In 2007 ontving de website www.vigilis.be dagelijks meer dan 152 bezoeken, wat een stijging is ten opzichte van 2006 waar er gemiddeld 125 bezoekers per dag geteld werden. Over de gehele periode werd de website maandelijks gemiddeld 4 620 keer bezocht. 17% ervan zijn regelmatige bezoekers. Opmerkelijk is dat de internationale bezoeken 30% uitmaken van het totale aantal.
101
Regelgeving en controle op de private veiligheidssector
naar inhoud
1 Ministerieel Besluit van 08 juni 2007 tot bepaling van het model van de werkkleding en het embleem van bewakingsagenten (B.S. 15.06.2007). Terug 2 Koninklijk besluit van 30 december 1999 betreffende de vereisten inzake beroepsopleiding en ervaring, de vereisten inzake medisch en psychotechnisch onderzoek voor het uitoefenen van een leidinggevende of een uitvoerende functie in een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst en betreffende de erkenning van de opleidingen (B.S. 12.01.2000). Terug
naar inhoud
102
Regelgeving en controle op de private veiligheidssector
Ondersteuning van de lokale politiestructuren en de specifieke processen van de geïntegreerde politie
Inleiding 104
De financiën van de politiezones 105
VI
De wet op de geïntegreerde politie: de facelift neemt vaste vorm aan! 108
Het specifiek toezicht op de politiezones 109
Loopbaan van de hogere politieofficieren 111
Schakel in de controleketen van de politiewerking 115
Reglementeringen 120
naar inhoud
naar inhoud
0
Inleiding De Directie Politiebeheer verleent ondersteuning voor het beheer van de 196 politiezones in het kader van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus. Zij staat in voor het beheer van diverse materies met betrekking tot de goede werking van deze zones, zoals: (1) de wetgeving m.b.t. de financiering en de boekhouding, (2) de procedures voor aanstelling en evaluatie van de korpschefs, (3) de benoemings- en ontslagprocedures voor hogere officieren en (4) de tuchtprocedures ten opzichte van de korpschefs en de hogere officieren. De Directie beschikt eveneens over bevoegdheden ten opzichte van bepaalde leden van de federale politie en van de algemene inspectie van de federale en van de lokale politie. Daarnaast oefent de Directie Politiebeheer namens de Minister het specifiek toezicht uit op de besluiten van de politiezones door toe te zien op de naleving van de bepalingen van de wet op de geïntegreerde politie (WGP) of van haar uitvoeringsbesluiten. De provinciegouverneurs oefenen het eerstelijnstoezicht uit, de Directie het tweedelijnstoezicht. Zij behandelt de beroepen die door de politiezones bij de Minister worden ingediend tegen de besluiten van de gouverneurs. De Directie Politiebeheer houdt zich tevens gericht bezig met meer specifieke materies zoals de vermindering van de administratieve taken uitgevoerd door de leden van het operationeel kader, de bijzondere veldwachters, enz.
naar inhoud
104
Ondersteuning van de lokale politiestructuren en de specifieke processen van de geïntegreerde politie
De financiën van de politiezones
1
1.1 De boekhouding van de zone Na goedkeuring door de ministerraad kreeg de Minister van Binnenlandse Zaken de goedkeuring om een openbare aanbesteding uit te schrijven met het doel een geavanceerde loonmotor te ontwerpen specifiek gericht op de politie. Verschillende firma’s schreven zich in. De federale politie wees de aanbesteding uiteindelijk toe aan één consortium. In het verleden investeerde de Algemene Directie Veiligheid en Preventie in een doorlichting van de problematiek m.b.t. de loonverwerking door een auditbureau. De Directie Politiebeheer nam in deze ganse problematiek de waakfunctie op en volgde de problematiek langs de zijlijn op. Het doel van de loonmotor is een correcte berekening van de lonen van de werknemers van de lokale politiezones en dit zowel voor het heden als het verleden. Een correcte loonverwerking draagt ertoe bij dat de rekeningen kunnen afgesloten worden en dat de boekhouding een zo goed mogelijk waarheidsgetrouw beeld geeft van de financiële situatie van een lokale politiezone. In de schoot van de Vaste Commissie van de lokale politie werd een subcommissie ‘loonmotor’ opgericht. De Directie Politiebeheer neemt deel aan de vergaderingen van deze subcommissie. Door deze vergadering werd de Directie op de hoogte gesteld van de problemen die er zijn tussen de verschillende partijen. De Directie Politiebeheer moet dan ook proberen om in de toekomst alle neuzen in dezelfde richting te brengen om het doel te bereiken en de rekeningen op een zo correct mogelijke manier af te sluiten zodat de zones optimaal kunnen functioneren en het toezicht haar taken kan uitvoeren.
1.2 Automatisering boekhoudkundige gegevens van de politiezones Om de lokale politiezones te ondersteunen in het voeren van hun boekhouding en de toezichthoudende overheid te ondersteunen bij het uitvoeren van haar taken werd een controlemodule ter beschikking gesteld aan de politiezones en provincies. De controlemodule zorgt voor een kwaliteitsverbetering. In de controlemodule werden essentiële en waarschijnlijkheidscontroles ingebouwd. Deze controles zorgen ervoor dat politiezones een precontrole kunnen uitvoeren alvorens hun boekhoudkundige gegevens1 over te maken aan de dienst ‘Toezicht’ van hun provincie. Voor de provincie zorgt deze automatische elektronische aanlevering met een eerste precontrole ervoor dat deze diensten van de gouverneur vlotter hun taken kunnen uitvoeren. Kortom een win-win situatie voor alle partijen. Momenteel gebeurt het inlezen van de boekhoudkundige gegevens in de controlemodule manueel. Het is dan ook onvermijdelijk dat in deze manuele handeling fouten sluipen. Om dit risico te reduceren en de politiezones en de toezichthoudende overheid te ontlasten, maakt de Directie Politiebeheer werk van een automatische inlezing van de boekhoudkundige gegevens. Hierbij zal gebruik gemaakt worden van een flat file en een conversietabel. De flat file zal worden ontwikkeld door de verschillende softwareleveranciers, waarop de lokale politiezones beroep doen, voor de levering en het onderhoud van hun boekhoudpakket. De conversietabel moet ervoor zorgen dat de boekhoudkundige gegevens uit de flate file ingelezen worden in de controlemodule. In een eerste fase, die dit jaar plaatsvond, werden de 196 politiezones bevraagd. Aan de zones werd gevraagd op welke softwareleverancier zij beroep doen. In een volgende fase, die begin 2008 zal plaatsvinden, zullen de verschillende
105
Ondersteuning van de lokale politiestructuren en de specifieke processen van de geïntegreerde politie
naar inhoud
softwareleveranciers worden uitgenodigd om te onderhandelen over het protocol waaraan de flate file moet voldoen.
1.3 De financieringswet In 2007 werd er met succes een nieuwe openbare aanbesteding uitgeschreven. De opdracht werd in november toegewezen aan een conglomeraat van 3 onderzoeksinstellingen. De scoop van het onderzoeksproject werd, in vergelijking met het vorige project, gevoelig uitgebreid. Er werd van uitgegaan dat er eerst een inventaris moest worden gemaakt van alle bestaande dotaties aan de politiezones, onder welke vorm dan ook. Daarnaast moet men ook weten hoeveel de actuele politie eigenlijk kost. Aangezien dit kan verschillen van zone tot zone, moet er dus een inventaris per zone worden opgemaakt. Op die manier wordt er een totaalbeeld verkregen van de financiële situatie per zone. Nieuw is ook dat de financiële impact van de veiligheidsplannen wordt betrokken in de studie. Anders dan ten tijde van de KUL-norm zijn er momenteel concrete boekhoudkundige cijfers beschikbaar van de 196 zones en dit over de periode 2002-2006. Door meerdere jaren op te nemen, wordt vermeden dat er pieken worden gemeten, die de onderzoeksresultaten zouden vertekenen. Tenslotte zal ook nog de KUL-norm worden geëvalueerd en zal worden nagegaan of een actualisatie aangewezen is, dan wel dat er een nieuw of een aangepast systeem wordt voorgesteld. De eindresultaten van het onderzoek worden verwacht tegen november 2008. Aansluitend zal dan nagegaan worden in welke mate de resultaten kunnen worden vertaald in een wetgevend initiatief.
1.4. Het gebouwenfonds Sinds 1 januari 2006 is de Directie Politiebeheer belast met het beheer van het gebouwenfonds. Met het oog op een gelijke behandeling van de zones werd een correctiemechanisme voorzien, beheerd door het gebouwenfonds. De betalingen aan en door de politiezones kunnen pas uitgevoerd worden na de publicatie van het Koninklijk Besluit dat de definitieve verbeterde bedragen vastlegt. De totstandkoming van dit Koninklijk Besluit liep vertraging op omwille van diverse betwistingen en aanvragen tot afwijking door gemeenten en politiezones en procedures die hieruit voorvloeien. In het Koninklijk Besluit van 27 april 2007 (B.S. 12 december 2007)2 werden de definitieve verbeterde bedragen vastgelegd. De vertraging had een weerslag op zowel de betalingen aan de rechthebbenden als op de betalingen van de meergemeentepolitiezones of gemeenten. Om te vermijden dat de betalende overheden, politiezones, gemeenten en federale overheid, de achterstallige bedragen van 2003, 2004, 2005 en 2006 hoeften te betalen werd door de
naar inhoud
106
Ondersteuning van de lokale politiestructuren en de specifieke processen van de geïntegreerde politie
Ministerraad op het begrotingsconclaaf 2006 (31 maart 2006) beslist dat de looptijd van het gebouwenfonds op 20 jaar wordt gehouden, maar met ingang van het begrotingsjaar 2006 in plaats van 2003.3 Eind 2007 werden de betalingen van het correctiemechanisme, voor het begrotingsjaar 2006, aan de rechthebbende meergemeentepolitiezones of gemeente verricht. De meergemeentepolitiezones of gemeenten die het bedrag van het correctiemechanisme aan het gebouwenfonds verschuldigd zijn, werden aangemaand tot betaling. In de bedragen van het correctiemechanisme werden eveneens de onbetaalde huurprijzen aan het gebouwenfonds opgenomen.
107
Ondersteuning van de lokale politiestructuren en de specifieke processen van de geïntegreerde politie
naar inhoud
2
De wet op de geïntegreerde politie: de facelift neemt vaste vorm aan! In 2007 kreeg het hervormingsproject betreffende de wet op de geïntegreerde politie (hierna WGP genoemd) steeds vastere vorm. Ter herinnering, dit project beantwoordt aan de regionaliseringsbeweging die zich sinds de goedkeuring van de WGP in 1998 heeft afgetekend. Op dat moment had de staatshervorming immers de gewesten (nog) niet de bevoegdheid toegekend om de regels vast te stellen betreffende de samenstelling, de organisatie, de bevoegdheid en de werking van de gemeentelijke instellingen. Bij de uitoefening van deze bevoegdheid, hebben de gewesten hun eigen ‘Nieuwe Gemeentewet’ goedgekeurd, wat niet zonder directe gevolgen voor de toepassing zelf van de WGP is. Zij verwijst voor de organisatie van de beheerstructuren van de lokale politie binnen de meergemeentezones naar artikelen van de nieuwe gemeentewet (toen ‘unitair’) die nu een inhoud hebben gekregen die varieert van gewest tot gewest. De WGP steunt overigens, in de eengemeentepolitiezones, op de gemeentelijke structuren en hun organisatiemodaliteiten om er het beheer van de lokale politie te verzekeren. Ook hier heeft de regionaliseringsbeweging tot gevolg gehad de structuren soms te wijzigen (het voorzittersschap van de Gemeenteraad in Vlaanderen bijvoorbeeld), vaak de wijze waarop zij hun activiteiten organiseren. Hieruit volgt een andere bron van bewezen of potentiële ongelijkheid voor het beheer van de lokale politie volgens de gewestelijke norm die van kracht is. De kern van het probleem schuilt in het feit dat, hoewel de organisatie van de lokale politie de bevoegdheid is gebleven van de federale overheid, de structuren en normen die zij heeft gekozen voor het organiseren van het beheer van de eengemeentepolitiezone voortaan, sinds de Lambermontakkoorden, tot de bevoegdheid van het gewest behoren, wat zorgt voor een onevenwicht tussen één- en meergemeentezones. In het ontwerp worden twee oplossingen voorgesteld. De eerste is het bevriezen van de begrippen in de WGP die systematisch verwijzen naar de nieuwe gemeentewet waarnaar zij verwees en dit in hun ‘unitaire’ versie. De tweede oplossing zou erin bestaan binnen de eengemeentezone een politieraad op te richten als afzonderlijke structuur ten opzichte van de gemeenteraad. Hierin zal de burgemeester de bevoegdheden van het politiecollege in een meergemeentezone toegekend krijgen. Met andere woorden, de geplande hervorming kent de eengemeentezones rechtspersoonlijkheid toe. Met als gevolg dat er geen onderscheid meer wordt gemaakt tussen de beheerstructuren van de een- of meergemeentezones voor wat betreft de politieraad.
naar inhoud
108
Ondersteuning van de lokale politiestructuren en de specifieke processen van de geïntegreerde politie
Het specifiek toezicht op de politiezones
3
De WGP geeft aan de Minister van Binnenlandse Zaken, de provinciegouverneurs en de gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad de bevoegdheid om een specifiek bijzonder en algemeen toezicht uit te oefenen op de naleving van de wettelijke en reglementaire bepalingen door de lokale politieoverheden.
3.1 Specifiek toezicht door de gouverneur: (niet-)goedkeuring of schorsing De gouverneurs wordt gevraagd om volgende materies te onderzoeken met het oog op een goedkeuring (bijzonder toezicht): (1) de wettelijkheid van de beraadslagingen van de gemeenteraden of politieraden over het personeel; (2) het budget en de wijzigingen ervan; (3) de financiële bijdrage van de gemeenten aan de meergemeentezone en de wijzigingen ervan; (4) de rekeningen en (5) het herschikken van de schulden. De gouverneurs ontvangen tevens een lijst met een overzicht van alle beraadslagingen van de politieraden of gemeenteraden met betrekking tot de lokale politie. De beraadslagingen die niet zouden overeenstemmen met de wettelijke voorschriften kunnen door de gouverneur worden geschorst (algemeen toezicht).
3.2 Specifiek toezicht door de Minister: (niet-)aanvaarding of vernietiging Indien een gemeente of politiezone niet akkoord gaat met de beslissing van de gouverneur kan ze een beroeps- (niet-goedkeuring) of rechtvaardigingsbesluit (schorsing) indienen bij de Minister van Binnenlandse Zaken. De Directie Politiebeheer onderzoekt dit en zal aan de Minister een besluit ter ondertekening voorleggen waarin hij zich uitspreekt over de ontvankelijkheid en de toelaatbaarheid van de aangehaalde argumenten. Het beroeps- of rechtvaardigingsbesluit moet betrekking hebben op de wettelijkheid en niet op de opportuniteit van de niet-goedgekeurde of geschorste lokale besluiten. Het ministerieel besluit zal dan het lokaal besluit: 1. aanvaarden door bevestiging van de beslissing 2. niet-aanvaarden door bevestiging van de beslissing van de gouverneur 3. vernietigen door bevestiging van de beslissing van de gouverneur
3.3 Bijkomende opdrachten in het kader van het specifiek toezicht Naast de hierboven vermelde opdracht levert de Directie Politiebeheer zijn bijdrage inzake het:
•• uitwerken en interpreteren van de regelgeving met betrekking tot het toezicht; •• ondersteunen van de diensten van de gouverneurs door: — snel en correct te antwoorden op alle mondelinge en/of schriftelijke vragen gesteld door de toezichthoudende diensten van de gouverneurs; — de verschillende partijen betrokken bij het uitoefenen van het specifiek toezicht (federaal) en het gewone toezicht (Gewest) op de politiezones, bijeen te roepen bij het onderzoeken van een besluit van een zone dat kan leiden tot een tegenstrijdige stellingname tussen de partijen (samenwerkingsakkoord).
109
Ondersteuning van de lokale politiestructuren en de specifieke processen van de geïntegreerde politie
naar inhoud
3.3.1 Cijfergegevens inzake beroepen ingediend bij de Minister In 2007 behandelde de Directie Politiebeheer 8 beroepen ingesteld bij de Minister. In één oogopslag merken we dat de dalende evolutie sinds 2002 zich verder zet, met één enkele uitschieter in 2005. Zoals reeds vermeld in vroegere rapporten is deze daling hoofdzakelijk te wijten aan de afname van het aantal beroepen m.b.t. de gemeentelijke dotatie. In 2003 waren dit er 9, in 2006 nog 2 en in 2007 geen meer. Deze evolutie bevestigt dat het KB houdende de nadere regels inzake de berekening en de verdeling van de gemeentelijke dotaties in de schoot van een meergemeentepolitiezone (KB 60-20-20) wordt aanvaard als verdeelsleutel. Op basis van een onafhankelijke toetsing van de elementen werden de volgende uitspraken gedaan door de Minister: 3 maal een vernietiging en 2 maal een niet-aanvaarding. 1 beroep was niet-ontvankelijk wegens een overschrijding van de termijn. In 2 gevallen werd de gouverneur niet in zijn betoog gevolgd.
Soorten beroepen
3.3.2 Overlegplatform specifiek toezicht In de vorige activiteitenrapporten kon u lezen dat één van de uitlopers van het Overlegplatform de oprichting was van een ‘databank toezicht’. De ontwikkeling van de databank gebeurt door een externe partner en kadert in het informaticaproject dat werd opgezet ten behoeve van onze Algemene Directie. Meer concreet wordt de databank een onderdeel van het luik Toezicht (binnen de Directie Politiebeheer) op de nieuwe Website van de Algemene Directie. De databank is zo goed als voltooid, maar de ter beschikking stelling aan onze partners (met name de gouverneurs) loopt nog enige vertraging op omwille van softwareproblemen. Zodra deze uit de wereld zijn geholpen zal onze online aanwezigheid een feit zijn. De databank zal een positieve weerslag hebben op de uniformiteit in de concrete toepassing en interpretatie van de wetgeving.
naar inhoud
110
Ondersteuning van de lokale politiestructuren en de specifieke processen van de geïntegreerde politie
Loopbaan van de hogere politieofficieren
4
4.1 Mandaten Binnen de diensten van de federale en van de lokale politie, heeft de wetgever ervoor gezorgd een reeks nieuwe functies te creëren die toegekend worden per mandaat. Deze functies zijn die van korpschef van de lokale politie, van commissaris-generaal, van directeur-generaal, van bestuurlijke directeur-coördinator (Dirco), van gerechtelijke directeur (Dirju) en van directeur binnen een algemene directie van de federale politie, van inspecteur-generaal of van adjunctinspecteur-generaal bij de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie. De Directie Politiebeheer is bevoegd voor de bestuurlijke voorlegging van de dossiers van bepaalde mandaten4 met het oog op het bekomen van een beslissing van de Koning, maar ook voor de begeleiding van de politiezones op het niveau van de procedures voor het mandaat van korpschef van de lokale politie. Deze konden worden hergegroepeerd in drie grote opeenvolgende fasen sinds de hervorming van de politiediensten: de ‘primo-benoeming’ van de 196 korpschefs van de lokale politie, de tussentijdse evaluatie van de 120 commissarissen primo-mandaathouders met het oog op hun bevordering in de graad van hoofdcommissaris, de hernieuwing van hun mandaat of aanwijzing ‘en régime’ van hun opvolger voor het mandaat van korpschef van de lokale politie.
De functies voor een mandaat van vijf jaar Lokale politie
Korpschef van de lokale politie
Federale politie
Commissaris-generaal van de federale politie
Directeur-generaal van de federale politie
Bestuurlijke directeur-coördinator (Dirco)
Gerechtelijke directeur (Dirju)
Inspecteur-generaal
Adjunct-inspecteur-generaal bij de algemene inspectie van de federale politie.
Algemene Inspectie
Schema van de procedure voor het mandaat van de korpschefs
5 jaar “Primo-benoeming” van de 196 korpschefs
Tussentijdse evaluatie van de primo-benoemde korpschefs
Hernieuwing (eindvermelding voldoende) Aanwijzing en régime
Vrijwillig ontslag Vervroegde stopzetting van het mandaat door de Koning
111
Ondersteuning van de lokale politiestructuren en de specifieke processen van de geïntegreerde politie
naar inhoud
4.2. Mandaten van de korpschefs van de lokale politie: aanwijzing ‘en régime’ en hernieuwing 4.2.1 Eindevaluatie In 2007 heeft de Directie Politiebeheer zich toegelegd op het afronden van de cyclus tot hernieuwing van de mandaten van de ‘primo-benoemde’ korpschefs van de lokale politie, begonnen in 2006, die geleidelijk het einde van de eerste mandaattermijn van vijf jaar bereiken en, indien dit niet het geval is, de procedure voor de aanwijzing ‘en régime’ van hun opvolger op te starten. Voor de verlenging van zijn lopende mandaat, moet de korpschef vooraf slagen voor zijn eindevaluatie die voor het einde van de mandaattermijn van vijf jaar plaatsvindt. De eindevaluatie wordt uitgevoerd door een onafhankelijke en specifiek samengestelde eindevaluatiecommissie. Indien de mandaathouder niet slaagt voor zijn eindevaluatie of hij gewoonweg geen verlenging wenst van zijn lopende mandaat (of pensionering), dan wijst de politiezone een nieuwe korpschef van de lokale politie ‘en régime’ aan.
4.2.2 Voortijdig beëindigen van het mandaat naar aanleiding van een vrijwillig ontslag Een korpschef van de lokale politie kan beslissen om zijn mandaat vrijwillig voortijdig te beëindigen na goedkeuring van de bevoegde overheid en mits naleving van een opzeggingstermijn van één maand.
4.2.3 Schema van de aanwijzingen ‘en régime’ en van de hernieuwingen van de korpschefs van de lokale politie 2006 Aanwijzing ‘en régime’
Wallonië
Brussel-Hoofdstad
5
-
-
Hernieuwing
84
43
2
Totaal
89
43
2
Vlaanderen
Wallonië
Brussel-Hoofdstad
Aanwijzing ‘en régime’ naar aanleiding van een voortijdige beëindiging
5
1
1
Hernieuwing
16
21
3
Totaal
19
22
4
2007
naar inhoud
Vlaanderen
112
Ondersteuning van de lokale politiestructuren en de specifieke processen van de geïntegreerde politie
4.3. Aanwijzing van de nieuwe Commissaris-generaal en van de twee Directeurs-generaal van de federale politie Ingevolge de hervorming van de federale politie door de wet van 20 juni 2006, kreeg de Directie Politiebeheer de taak de administratieve dossiers tot aanwijzing van de nieuwe Commissaris-generaal en van de twee Directeurs-generaal van de federale politie voor te bereiden. Tijdens de aanwijzing van de nieuwe Commissaris-generaal van de federale politie, werd de Directie Politiebeheer belast met de opvolging van de procedure sinds de publicatie van de vacantverklaring in het Belgisch Staatsblad op 20 november 2006 tot het effectieve aanwijzingsbesluit van de heer Fernand KOEKELBERG van 25 februari 2007. Er werd een strikte timing voor de administratieve behandeling van het dossier opgelegd, omdat de aanwijzing van de nieuwe Commissaris-generaal moest plaatsvinden vóór 1 maart 2007, datum waarop de hervorming van de federale politie in werking trad. De Directie Politiebeheer heeft vervolgens gezorgd voor de coördinatie en organisatie van de selectieprocedure voor de twee vacante mandaten van directeur-generaal van de bestuurlijke politie en van de directeur-generaal van de ondersteuning en van het beheer van de federale politie. De vacantverklaring en de oproep tot kandidaatstelling werden gepubliceerd op 1 maart 2007 en de heren Olivier LIBOIS en Jean-Marie VAN BRANTEGHEM werden op 27 april 2007 respectievelijk aangewezen als directeur-generaal van de bestuurlijke politie en directeurgeneraal van de ondersteuning en van het beheer.
4.4 Benoeming in de graad van hoofdcommissaris van politie van de commissarissen van politie aangesteld in deze graad, in een gezagsambt of via een mobiliteitsprocedure en van de commissarissen van politie aangewezen als korpschef ‘en régime’ van de lokale politie De artikelen 34 tot 37 van de wet van 15 mei 2007 op de Algemene inspectie en houdende diverse bepalingen betreffende de rechtspositie van sommige leden van de politiediensten (ook bekend als Vesalius ter) scheppen nieuwe rechtsgronden voor de benoeming tot hoofdcommissaris van politie van bepaalde personeelsleden. De Directie Politiebeheer kreeg de opdracht de nodige koninklijke besluiten op te stellen voor de benoemingen van de betrokken leden van de lokale politie, van de Algemene inspectie en van het Comité P.
4.4.1 De hoofdcommissarissen van politie aangesteld in een gezagsambt Overeenkomstig artikel 34 van de wet Vesalius ter, worden de hoofdcommissarissen van politie aangesteld krachtens artikel XII.VII.26 RPPol voor het uitoefenen van gezagsfuncties in het raam van de proportionele verdeling van de gezagsambten bij de inplaatsstelling van de federale politie en van de respectieve korpsen van de lokale politie benoemd tot hoofdcommissaris van politie omdat zij dit ambt drie jaar of meer hebben bekleed en nog steeds bekleden en omdat zij een gunstige evaluatie hebben gekregen conform de ministeriële omzendbrief GPI 11 (eindvermelding ‘goed’).
4.4.2 De hoofdcommissarissen van politie aangesteld via mobiliteit De commissarissen van politie die krachtens respectievelijk de artikelen XII.VI.9 of XII.VII.9 bis en XII.VII.25 RPPol, via een mobiliteitsprocedure zijn aangewezen voor een ambt en aangesteld in de graad van hoofdcommissaris, worden ook benoemd als hoofdcommissaris van politie. De benoemingen worden aan deze laatsten verleend indien zij reeds ten minste drie jaar in de graad van hoofdcommissaris van politie zijn aangesteld en indien zij een gunstige evaluatie
113
Ondersteuning van de lokale politiestructuren en de specifieke processen van de geïntegreerde politie
naar inhoud
krijgen. Deze benoemingen zullen terugwerkende kracht kunnen hebben tot op de datum waarop aan de vereiste van 3 jaar aanstelling in de graad van hoofdcommissaris van politie is voldaan.
4.4.3 De commissarissen van politie aangewezen als korpschef ‘en régime’ van de lokale politie Krachtens artikel 36 van de wet Vesalius ter, worden de commissarissen van politie die werden aangewezen als korpschefs ‘en régime’ in de lokale politiezones van categorie 1 of 2 tot hoofdcommissaris van politie benoemd na afloop van het derde jaar van de uitoefening van hun mandaat vermits zij geen ongunstige evaluatie hebben gekregen.
4.5 Baremische loopbaan: toekenning van de loonschalen O7 en O8 Het statuut van de politie geeft de hoofdcommissarissen van politie de mogelijkheid automatisch, na enkele jaren van anciënniteit en positieve evaluaties, over te gaan naar loonschaal O6. Daarentegen, indien een hoofdcommissaris van politie O6 een verhoging wil in de baremische loopbaan naar loonschaal O7 of O8, moet hij worden voorgesteld door de nationale selectiecommissie voor hogere officieren. Deze commissie stelt een lijst op van kandidaten die aan het gewenste profiel beantwoorden en die worden aanbevolen voor een overgang naar loonschaal O7 of O8. In 2007 vonden de selecties plaats voor het controlejaar 2004 en 2005. Net als voor de benoemingen tot hoofdcommissaris, gebeurt de overgang naar een hogere loonschaal bij Koninklijk Besluit. Het is dan ook aan de Directie Politiebeheer te controleren of de lijst van kandidaten aanbevolen door de nationale selectiecommissie conform de bestaande reglementering werd opgesteld en om de ontwerpen van koninklijke besluiten voor te bereiden.
4.6 Benoeming van de personeelsleden van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie Overeenkomstig de artikelen 60 en 61 van het Koninklijk Besluit van 20 juli 2001 betreffende de werking en het personeel van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie gebeuren de benoemingen van de leden van de Algemene inspectie op voordracht van de inspecteur-generaal respectievelijk de Koning voor de betrekking voor officier of voor een personeelslid van niveau A en door de Minister van Binnenlandse Zaken voor de andere functies. De voordracht geschiedt na een proefperiode van drie maanden binnen dewelke de inspecteur-generaal de laureaat beoordeelt op zijn functioneren binnen de Algemene inspectie. Het is aan de Directie Politiebeheer om te controleren of alle wettelijke bepalingen betreffende de benoeming van de kandidaten werden nageleefd en om de ontwerpen van ministeriële of koninklijke besluiten voor te bereiden. Voor 2007 heeft de Directie Politiebeheer zich toegelegd op de hernieuwing van de aanwijzing van twee betrekkingen van adjunct-inspecteur-generaal van de federale politie en van de lokale politie bekleed door de heren Roger TRILLET en Guido VAN WYMERSCH. Verder werden twee Franstalige en twee Nederlandstalige benoemingsdossiers behandeld.
naar inhoud
114
Ondersteuning van de lokale politiestructuren en de specifieke processen van de geïntegreerde politie
5
Schakel in de controleketen van de politiewerking 5.1 Tucht In het kader van haar tuchtbevoegdheid is de Directie Politiebeheer belast met het opstarten van een onderzoek inzake tekortkomingen van personeelsleden van de lokale politie, van de federale politie en van de Algemene inspectie, met inbegrip van de verhoren van de betrokkene en/of de getuigen. De Directie bereidt ten behoeve van de Minister van Binnenlandse Zaken de ontwerpbesluiten voor betreffende de eventuele sancties. De tuchtstraffen worden onderverdeeld in lichte en zware straffen: Lichte straffen
Zware straffen
Waarschuwing
Inhouding van wedde
Blaam
Schorsing bij tuchtmaatregel van maximum 3 maanden Terugzetting in weddeschaal Ontslag van ambtswege Afzetting
Vanuit haar expertise, neemt de Directie Politiebeheer deel aan tal van reflecties die in het kader van de wijziging van de tuchtwet worden georganiseerd. Zij speelt eveneens een ondersteunende rol in de werking en in het bestuur van de Tuchtraad: analyseren van het jaarverslag, ondersteuning bij de oprichting van de databank, aanwijzen van de leden van de Raad, budgettair beheer van de gebouwen, enz. Bevoegdheid van de Minister van Binnenlandse Zaken De wet van 13 mei 1999 houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten. In de artikelen 19 en 20 bepaalt de wet dat de Minister van Binnenlandse Zaken de gewone tuchtoverheid of de hogere tuchtoverheid is wat betreft bepaalde leden van de lokale en federale politie en van de Algemene inspectie (soms gezamenlijk met de Minister van Justitie). MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN Gewone tuchtoverheid Lokale politie
Hogere tuchtoverheid Korpschef Hogere officieren
Federale politie
Commissaris-generaal Directeurs-generaal
Commissaris-generaal Directeurs-generaal Leden van het officierskader / personeelsleden van niveau 1
Algemene inspectie
Inspecteur-generaal Leden van het officierskader / personeelsleden van niveau 1
Alle personeelsleden
115
Ondersteuning van de lokale politiestructuren en de specifieke processen van de geïntegreerde politie
naar inhoud
5.1.1 Tuchtdossiers In 2007 heeft de Directie Politiebeheer 14 tuchtdossiers behandeld.
Wat de verdeling van de dossiers betreft tussen de lokale politie en de federale politie, hadden 2 dossiers betrekking op de leden van de federale politie (2 FR en 0 NL) en 12 dossiers op de leden van de lokale politie (9 FR en 3 NL). Van deze 14 dossiers werden er 4 geseponeerd, er werd 1 zware straf uitgesproken en er zijn nog 9 dossiers in behandeling in 2008. Er werd geen verzoekschrift tot heroverweging ingediend bij de Tuchtraad. De voorlopige schorsing Op grond van artikel 59 van de tuchtwet, is de Minister van Binnenlandse Zaken bevoegd om een personeelslid van de federale politie tegen wie een tuchtprocedure of een gerechtelijk onderzoek loopt of een strafvervolging werd ingesteld, en wiens aanwezigheid bij de federale politie onverenigbaar is met het belang van de dienst, bij ordemaatregel voorlopig te schorsen. In 2007 heeft de AD VP 2 dossiers van voorlopige schorsing behandeld (2 FR en 0 NL).
5.1.2 Studiedagen ‘Tucht bij de politie: een aanzet tot verduidelijking’ In juni 2006 heeft de Directie Politiebeheer een enquête georganiseerd bij de 196 politiezones om zicht te krijgen op de problemen waarmee de politiezones te maken krijgen bij het toepassen van het tuchtstatuut en om hun ondersteuningsbehoeften op dit vlak te bepalen. De resultaten van deze enquête hebben aangetoond dat 75% van de zones problemen ondervinden door de complexiteit van de procedure en het gebrek aan expertise bij de interpretatie van de reglementering. 77% van de zones hebben nood aan ondersteuning in deze materie; deze vraag om ondersteuning is nog het grootst binnen de kleine zones. Er werden vier belangrijke ondersteuningsbehoeften naar voren gebracht:
•• de noodzaak om bepaalde wetgevende en reglementaire wijzigingen aan te brengen aan het tuchtstatuut;
naar inhoud
116
Ondersteuning van de lokale politiestructuren en de specifieke processen van de geïntegreerde politie
•• de organisatie van voortgezette of specifieke opleidingen; •• de oprichting van een gespecialiseerde ondersteuningsdienst, buiten de politiezones; •• het ter beschikking stellen van een gegevensbank administratieve jurisprudentie. Om hieraan tegemoet te komen, zal de Directie Politiebeheer een studiedag organiseren in elke Vlaamse en Waalse provincie. Deze cyclus loopt van oktober 2007 tot juni 2008, elke maand een andere provincie. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zal een specifiek project gehouden worden in 2008. Deze sensibiliseringscampagne is niet enkel gericht op de korpschefs en dossierbehandelaars binnen de politiekorpsen, maar ook op de burgemeesters gelet op de belangrijke rol die zij in de tuchtprocedures spelen. De nagestreefde doelstellingen van dit initiatief zijn enerzijds om tucht te gebruiken als een managementtool voor het beheren van een individuele disfunctie, en anderzijds voor het ermee vertrouwd maken van de politiezones die een beperkte kennis van dit instrument hebben. Deze campagne wordt op provinciaal niveau gevoerd om bekendheid te geven aan de ondersteunende rol van de Directie Politiebeheer en om zo goed mogelijk tegemoet te komen aan de noden van de politiezones. In dit opzicht omvat het programma van elke studiedag meerdere uiteenzettingen door zowel de korpschefs van de provincie als door experts van het federale niveau. Er worden systematisch drie workshops voorgesteld aan de deelnemers om concreet tegemoet te komen aan hun behoeften. Hoewel de Directie Politiebeheer piloot van het project is, kan zij het niet enkel als haar eigen verdienste beschouwen. Deze sensibiliseringscampagne had niet gerealiseerd kunnen worden zonder de actieve medewerking van verschillende federale instanties die belast zijn met tucht: federale politie, Algemene inspectie en vaste commissie van de lokale politie. Deze spelen ontegenzeggelijk een hoofdrol, net als de gouverneurs en de arrondissementscommissarissen die tijdens deze campagne hun natuurlijke rol van tussenpersoon bij de politiezones en de burgemeesters volledig vervuld hebben. In de loop van 2008 zal de Directie Politiebeheer een specifiek project betreffende ondersteuning in tuchtmateries uitwerken om tegemoet te komen aan de moeilijkheden die de politiezones en lokale overheden van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ondervinden.
De Tuchtraad
5.1.3 Tuchtraad De tuchtraad is een adviesorgaan dat werd ingesteld door het tuchtstatuut. De personeelsleden van de politiediensten die een zware straf kregen opgelegd kunnen een verzoek tot heroverweging van de straf indienen bij dit orgaan. Al naar gelang de taalrol van het personeelslid, zal de Nederlandstalige of Franstalige kamer het dossier bestuderen en een advies uitbrengen m.b.t. de procedure en de door de tuchtoverheid opgelegde sanctie. Aangezien dit advies niet bindend is, staat het de hogere tuchtoverheid vrij dit advies al dan niet op te volgen.
Het jaarverslag De analyse van het jaarverslag van de Tuchtraad geeft een goed beeld van de activiteiten van de tuchtoverheden en van de problemen inzake de interpretatie van het tuchtstatuut binnen de lokale en federale politie. Men merkt zo onder andere op dat het aantal straffen sterk gestegen is sinds 2005 (700 in
117
Ondersteuning van de lokale politiestructuren en de specifieke processen van de geïntegreerde politie
naar inhoud
2004, 695 in 2005, 786 in 2006) en dat de meeste nalatigheden nog steeds tijdens de dienst worden gepleegd, zowel aan Nederlandstalige als Franstalige kant. Wat de verdeling van de straffen betreft op grond van hun ernst, kan een onderverdeling worden gemaakt in 532 lichte straffen en 254 zware straffen. Onder de feiten die het meest werden gepleegd, zijn vier categorieën van belangrijkste nalatigheden:
•• alcohol: alcoholgebruik tijdens de dienst zonder een dienstvoertuig te besturen, gebruik voor het aanvangen van de dienst, rijden onder invloed - buiten de dienst
•• uren: onregelmatige afwezigheid, niet naleven van de uurroosters, verlaten of onderbreken van de dienst
•• de kwaliteit van het werk: weigeren, nalaten of vertraging hebben in het opstellen van gerechtelijke stukken (PV, apostilles, onmiddellijke inningen, ...), gebrek aan kwaliteit of slordigheid, weigering of niet uitvoering van een opgedragen dienst, valsheid in geschrifte in administratieve verslagen / registers / rittenbladen / prestatieuren / onkosten.
•• de communicatie en interne procedures: afwezigheden om gezondheidsredenen (niet naleven van de procedures), gehoorzaamheidsplicht (weigering van een bevel, insubordinatie), respecteren van de hiërarchie (niet communiceren van inlichtingen, niet naleven van richtlijnen inzake procedureregels / interne reglementeringen). Deze gegevens werden verzameld na de publicatie van het activiteitenrapport 2004, als gevolg van de laatste binnenkomende dossiers, Activiteitenrapport van de Tuchtraad 2005, p. 78 e.v.)
5.2 Klachten Zoals de voorgaande jaren, heeft de Directie Politiebeheer de opvolging van klachten van burgers betreffende de werking van de politiediensten verdergezet. Deze klachten worden systematisch overgemaakt aan de Algemene Inspectie van de federale politie en van de lokale politie, behalve wanneer de directie bij de analyse ervan vaststelt dat het voorwerp van de klacht geen politieman of politiekorps is. Vervolgens voert de Algemene inspectie een onderzoek uit en stelt een ontwerp van antwoord op gericht aan de klager ter ondertekening van de Minister. In 2006 werden 18 klachten naar de Algemene inspectie doorgestuurd. De Directie Politiebeheer analyseert de klachten bestemd voor de Minister en de bijgaande verslagen en formuleert aanbevelingen die zij nuttig acht aan de Minister. Dit is steeds het geval wanneer de klacht een personeelslid van de politiediensten betreft waarvoor de Minister de tuchtoverheid vormt.
5.3 Paritaire commissie De politiekandidaten die, op het einde van de selectieprocedure, geweigerd worden omwille van hun gedrag dat niet als onberispelijk wordt beschouwd, kunnen een verzoekschrift indienen bij de Minister van Binnenlandse Zaken. In dit kader is de paritaire commissie, die werd ingesteld bij de AIG, belast met het uitbrengen van een advies en wordt een aanvraagdossier overgemaakt aan de Minister, opdat deze laatste een eindbeslissing kan nemen. Samenstelling van de paritaire commissie ingesteld bij de AIG
naar inhoud
Voorzitter
De inspecteur-generaal
Bijzitters
Een afgevaardigde van elke representatieve vakbondsorganisatie Personeelsleden afkomstig van de geïntegreerde politie
Secretaris
Een lid van de AIG
118
Ondersteuning van de lokale politiestructuren en de specifieke processen van de geïntegreerde politie
Het verzoeksdossier van de kandidaat bevat een aanbevelingsnota van de inspecteur-generaal, het proces-verbaal van de paritaire commissie, een ontwerp van brief over de beslissing gericht aan de Directeur van de werving en van de selectie van de federale politie en het origineel dossier van de kandidaat. De Directie Politiebeheer moet het aanvraagdossier van de kandidaat aan de Minister voorstellen. Deze voorstelling bestaat uit een analyse van het dossier om te bepalen of het advies van de paritaire commissie door de Minister kan worden opgevolgd. Het advies van de paritaire commissie is immers een belangrijke indicatie, maar de Minister is niet verplicht om dit advies te volgen.
2004
2005
2006
2007
FR
dossiers verstuurd door de paritaire commissie
2
7
2
/
NL
5
8
2
1
TOTAAL
7
15
4
1
119
Ondersteuning van de lokale politiestructuren en de specifieke processen van de geïntegreerde politie
naar inhoud
6
Reglementeringen 6.1 Administratieve taken In het verlengde van de politiehervorming, versterkt het regeerakkoord van juli 2003 de concepten ‘buurtpolitie’ en ‘integrale en geïntegreerde veiligheid’ door een bijzondere aandacht te schenken aan de verhoging van de operationele capaciteit. Hiertoe werden verschillende benaderingen bestudeerd, waaronder het verminderen van het aantal administratieve taken voor het operationeel personeel, samen met de overdracht van een deel van deze taken naar het burgerpersoneel. De omzendbrief van 1 december 20065 is een van de instrumenten voorgesteld aan alle korpschefs om de operationele capaciteit op efficiënte wijze in te zetten. Deze heeft als uitgangspunt (1) de Calogisering, en vervolgt (2) met een rationalisering van de administratieve opdrachten die momenteel bij wet worden bepaald, maar ook (3) het afsluiten van overeenkomsten met andere actoren binnen de gerechtelijke en bestuurlijke zuilen van ons land, zoals de magistratuur, de gerechtsdeurwaarders en bestuurlijke overheden en eindigt met (4) de herverdeling van bepaalde taken aan externe partners. De omzendbrief benadrukt tevens de noodzaak een stappenplan uit te werken met als doel het structureren en zichtbaar maken van de acties die tot nu toe ondernomen werden en die in de toekomst zullen worden gevoerd. Deze overweging moet het mogelijk maken het kader van de omzendbrief aan de lokale specifiteiten aan te passen. Verder hebben de Ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken aangedrongen op initiatieven die de federale politieraad en de FOD Binnenlandse Zaken moeten nemen om tegemoet te komen aan de terechte verwachtingen waaraan nog niet voldaan werd door de omzendbrief. Deze initiatieven kaderen in een proces van permanente evaluatie en evolutie van de omzendbrief. Tot op vandaag werden al verschillende acties opgezet. De interpretatie van de administratieve taken via onze website: www.besafe.be (rubriek Politiebeheer / bijzondere reglementering) Sinds de inwerkingtreding van de omzendbrief, heeft onze Directie zich ingezet om alle toepassings- en interpretatievragen rond de omzendbrief te beantwoorden. De vragen en antwoorden die bijkomende elementen van uitleg voor de politiezones kunnen vormen, worden op grotere schaal verspreid via de F.A.Q. Ook andere problematieken die niet in de richtlijnen werden opgenomen, zoals de goede praktijken van de politiezones en de parketten ter zake, worden via dit communicatiemiddel meegedeeld. Dit was met name het geval voor de protocolakkoorden tussen politiezones en parket. De analyse van de stappenplannen Zoals hierboven vermeld, was elke politiezone verplicht ons een stappenplan over te maken ten laatste drie maanden na de inwerkingtreding van de omzendbrief. Er werd echter een zekere flexibiliteit in het overmaken van de stappenplannen toegekend. In november 2007 hadden wij 177 afgesloten dossiers en 9 bijna afgeronde dossiers in ons bezit. Deze plannen hebben ons in staat gesteld om enerzijds een vergelijking tussen de richtlijnen en de werkelijke toepassing van de omzendbrief te maken, en anderzijds het accent te leggen op de gesignaleerde problemen in de volgende domeinen: (1) het CALogiseringsproces, (2) de rationalisering van de administratieve taken die momenteel bij wet worden bepaald en (3) het afsluiten van overeenkomsten met de gerechtelijke overheden. De responsgraad onderstreept de uitstekende medewerking en de duidelijke steun van veel politiekorpsen met betrekking tot het beleid ‘Meer blauw op straat’. Deze observatie kon ook
naar inhoud
120
Ondersteuning van de lokale politiestructuren en de specifieke processen van de geïntegreerde politie
bevestigd worden door de protocolakkoorden tussen ‘politiediensten-parket’ of ‘politiediensten-gerechtsdeurwaarders’ die ons werden toegestuurd. Er blijven echter problemen bestaan en er zullen dan ook acties worden ondernomen met betrekking tot deze vaststellingen in de loop van 2008.
6.2 Bijzondere veldwachters Het Koninklijk Besluit tot regeling van het statuut van de bijzondere veldwachters werd begin 2006 gepubliceerd. Deze bepaalt de nadere regels inzake de wijze van aanstelling, de opleiding, het uniform, de kentekens, de legitimatiekaart, de bewapening, de leeftijdsvoorwaarden, de onverenigbaarheden en de nationaliteitsvoorwaarde van de bijzondere veldwachter. In 2007 heeft de Directie Politiebeheer een ontwerp van ministerieel besluit opgesteld tot uitvoering van het Koninklijk Besluit van 8 januari 2006. Ter voorbereiding van dit ministerieel besluit heeft de Directie een werkgroep opgericht bestaande uit de arrondissementscommissarissen van de provincies, vertegenwoordigers van de Gewesten en van bijzondere veldwachtersverenigingen. Het ministerieel besluit bevat nadere bepalingen omtrent de opleiding en het uniform van de bijzondere veldwachters. Tevens werd voorzien in de oprichting van een opleidingscommissie, die de kwaliteit van de gegeven opleiding moet bewaken. De Raad van State heeft echter in haar advies geoordeeld dat dergelijke bepalingen bij koninklijk besluit dienen geregeld te worden. Bijgevolg heeft de Directie Politiebeheer in 2007 een ontwerp van koninklijk besluit uitgewerkt tot wijziging van het KB van 8 januari 2006 waardoor de bepalingen omtrent de opleidingscommissie, de examencommissie en de verkorte opleiding voor de reeds erkende en aangestelde veldwachters konden ingevoegd worden. Begin 2008 werden beide besluiten in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd.
6.3 Ontwerp van Koninklijk Besluit tot regeling van het secretariaat van de Vaste Commissie van de lokale politie Het Koninklijk Besluit betreffende de Vaste Commissie van de lokale politie werd op 7 december 2006 door de Koning getekend. De leden van deze nieuwe Vaste Commissie zullen aan de hand van verkiezingen worden aangeduid. Om zowel een geografische spreiding als een brede vertegenwoordiging van alle types korpsen te bekomen, werden twee verdeelsleutels gehanteerd. De eerste betreft de opdeling van de politiezones volgens het Gewest waartoe ze behoren. De andere verdeelsleutel baseert zich op de categorieën van zones. Op die manier ontstaan er zowel in het Vlaamse als Waalse Gewest drie groepen: groep I (mandaten categorie 1), groep II (mandaten categorie 2 en 3) en groep III (mandaten categorie 4 en 5). Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vormt één groep. Het kiescollege wordt op dezelfde manier opgedeeld. Een Vlaamse korpschef die het mandaat categorie 2 bekleedt, kan dus enkel voor een Vlaamse korpschef behorende tot groep II kiezen. In totaal werden er 16 korpschefs gekozen: voor het Vlaams Gewest acht korpschefs (twee van groep I, vier van groep II en twee van groep III), voor het Waals Gewest zes korpschefs (één van groep I, drie van groep II en twee van groep III) en voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest twee korpschefs. De verkiezingen vonden plaats in februari 2007, zodat tegen 19 april 2007 de nieuwe Vaste Commissie geïnstalleerd werd.
121
Ondersteuning van de lokale politiestructuren en de specifieke processen van de geïntegreerde politie
naar inhoud
In tweede instantie werd de goedkeuringsprocedure van een Koninklijk Besluit tot regeling van de oprichting van het secretariaat van de Vaste Commissie van de lokale politie gestart. Aangezien het secretariaat is samengesteld uit gedetacheerde leden van de lokale politie, houdt dit ontwerp rekening met de reglementering inzake structurele detacheringen. In 2007 werd het ontwerp Koninklijk Besluit betreffende het secretariaat van de Vaste Commissie van de lokale politie tot wijziging van het Koninklijk Besluit van 26 maart 2005 tot regeling van de structurele detacheringen van de personeelsleden van de politiediensten en van soortgelijke toestanden en tot invoering van verschillende maatregelen gefinaliseerd en de procedure van de administratieve en begrotingscontrole aangevat.
1 De bedoelde boekhoudkundige gegevens zijn de gegevens uit de begrotingsboekhouding en uit de proef- en saldibalans.
Terug
2 Koninklijk Besluit van 27 april 2007 tot regeling van de eigendomsoverdracht van administratieve en logistieke gebouwen van de Staat naar de gemeenten of meergemeentepolitiezones en tot wijziging van het Koninklijk Besluit van 24 augustus 2005 tot regeling van de eigendomsoverdracht van administratieve en logistieke gebouwen van de Staat naar de gemeenten of meergemeentepolitiezones (B.S. 18 juni 2007). Terug 3 Koninklijk Besluit van 29 november 2007 tot wijziging van het Koninklijk Besluit van 9 november 2003 tot regeling van de voorwaarden en modaliteiten van de eigendomsoverdracht van administratieve en logistieke gebouwen van de Staat naar de gemeenten of meergemeentepolitiezones en de bepaling van de correctiemechanismen en tot regeling van de principes inzake de tenlasteneming door de gemeenten of meergemeentepolitiezones van de huurkosten (B.S. 12 december 2007). Terug 4 Korpschef van de lokale politie, commissaris-generaal, directeur-generaal van de federale politie, inspecteur-generaal, adjunct-inspecteurgeneraal bij de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie. Terug 5 De omzendbrief van 1 december 2006 houdende de richtlijnen tot het verlichten en vereenvoudigen van sommige administratieve taken van de lokale politie (B.S., 29 december 2006). Terug
naar inhoud
122
Ondersteuning van de lokale politiestructuren en de specifieke processen van de geïntegreerde politie
Het beheer van de burgerlijke aansprakelijkheid en rechtsbijstand van de federale politie en de AIG
Inleiding 124
De burgerlijke aansprakelijkheid 126
Gevolgen voor het personeelslid 127
De contentieux in 2007 128
Advocaten en kosteloze rechtshulp 130
VII
Bijzondere Vergoeding lokale politie (Wet van 1 augustus 1985) 131
Bevestigende tendensen 132
naar inhoud
naar inhoud
0
Inleiding De Dienst Geschillen Federale Politie werd opgericht na de demilitarisering van de Rijkswacht in 1991. Zij behandelt alle aansprakelijkheidsgeschillen (minnelijke en rechterlijke) waarin de personeelsleden van de federale politie en de Algemene Inspectie van de federale politie en van de lokale politie (AIG) partij zijn, hetzij als eiser, hetzij als verweerder. De dienst is daarnaast bevoegd voor de toekenning van kosteloze rechtshulp aan de politieambtenaren van beide korpsen, de foutkwalificatie, en de terugvorderingsprocedures. Tot slot behandelt de dienst voor de lokale politie alle aanvragen voor een Bijzondere Vergoeding (Wet 1 augustus 1985). De Dienst Geschillen Federale Politie heeft zes grote opdrachten : 1. Burgerlijke aansprakelijkheidsverzekeraar (algemene aansprakelijkheidsregels van art. 1382 - 1386 Burgerlijk Wetboek, Hoofdstuk V van de Wet van 5 augustus 1992 op het politieambt : de dienst dekt de burgerlijke aansprakelijkheid van de leden van de) Federale Politie en van de AIG, zowel politieambtenaren als administratief en logistiek personeel (CALOG), n.a.v. daden gesteld tijdens de uitoefening van hun functie. 2. WAM-verzekeraar (Art. 10 van de Wet van 21 november 1989 op de Verplichte Aansprakelijkheidsverzekering voor Motorrijtuigen) : de dienst dekt als eigen verzekeraar de burgerlijke aansprakelijkheid van de dienstvoertuigen van de federale politie, ongeacht de hoedanigheid van de bestuurder van het voertuig. Voertuigen die toebehoren aan de Staat worden immers ontslagen van de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen. Ook de burgerlijke aansprakelijkheid van alle paarden en honden, vaartuigen, vliegtuigen en helikopters van de federale politie worden door de dienst gedekt als eigen verzekeraar. 3. Verdedigen van de belangen van de Belgische Staat: deze opdracht houdt het verdedigen van de leden van de federale politie, de Belgische Staat, de Schatkist : m.a.w. de belastingbetaler in. Dit houdt onder meer in dat bij derde-aansprakelijken vergoeding gevorderd wordt voor geleden schade, zoals materiële schade aan dienstvoertuigen, maar ook lichamelijke schade in geval van gewonden (Hoofdstuk III van de Wet van 3 juli 1967 betreffende de arbeidsongevallen in de overheidssector). Overeenkomstig de vereisten van het Rekenhof doet de dienst al het mogelijke voor de terugvordering van de geleden schade. 4. De dienst beslist ook over het al dan niet toekennen van kosteloze rechtshulp die door individuele politieambtenaren wordt aangevraagd (Hoofdstuk V van de Wet op het politieambt). Zij staat de politieambtenaren daarnaast met raad en daad bij in hun geschillen, zowel strafrechtelijke als burgerlijke, die voortvloeien uit het uitoefenen van hun functie. 5. De dienst beschikt over de beslissingsbevoegdheid om uitspraak te doen over de kwalificatie van de persoonlijke fout van de personeelsleden van de federale politie en van de AIG ingevolge aansprakelijkheidsdossiers waarin derden zijn betrokken, en voert de terugvorderingprocedures in geval van lichte gewoonlijk voorkomende, zware en opzettelijke fout, en onterecht toegekende rechtshulp (art. 48 en 49 van de Wet op het politieambt). 6. Tot slot is er nog een buitenbeentje: de aanvragen Bijzondere Vergoeding (Wet 1 augustus 1985) voor de lokale politie. Hierover verder meer.
naar inhoud
124
Het beheer van de burgerlijke aansprakelijkheid en rechtsbijstand van de federale politie en de AIG
In de praktijk vertaalt deze bevoegdheid zich in volgende werkzaamheden en principes: 1. Het samenstellen van aansprakelijkheidsdossiers, organiseren van tegensprekelijke technische en medische expertises, doorstroming informatie van en naar de Parketten, correspondentie met de verzekeringsmaatschappijen, voeren van minnelijke en gerechtelijke procedures, aanstellen van advocaten, opvolging dossiers en betalingen. Dit alles gebeurt in goede samenwerking met de betrokken diensten van de federale politie. 2. Dominus litis : beheer van dossier en geding; studie dossier, rechtspraak, conclusies en arresten; nemen van richtinggevende en eindbeslissingen. 3. Bonus Pater Familias : belangen van de Schatkist vrijwaren (als eisende en als verwerende partij), door economisch zo efficiënt mogelijk te werken en nutteloze kosten te vermijden. Het Rekenhof verplicht terugvorderingen, maar wel volgens het principe van de goede huisvader. 4. Belangenverdediging van de Belgische Staat, de federale politie en de AIG en hun respectieve personeelsleden. 5. Adviserende en bijstandsfunctie, studiewerk : DIV(erse) en P(rincipe) dossiers voor allerhande personen en instanties; voorbeelden : foutkwalificatie van politieambtenaren, subrogatievorderingen en BA-verzekeringen in het buitenland; opzoekingen noodzakelijk voor de behandeling van een dossier, alsmede het opvolgen van wetgeving, rechtspraak en doctrine, teneinde up to date te blijven m.b.t. jurisprudentiële en legislatieve evoluties. 6. Administratieve procedures : foutkwalificatie personeelsleden (lichte en zware fout) en terugvorderingprocedures, met inachtneming van de wettelijke vereisten (openbaarheid van bestuur, motiveringsplicht en de rechten van verdediging). De Dienst Geschillen Federale Politie beheert het aansprakelijkheidsgeschil dat rijst uit een schadelijk feit in goede samenwerking met, maar in volledige onafhankelijkheid van, de federale politie. De dienst beschikt over eigen begrotingsmiddelen om de slachtoffers te vergoeden en over eigen middelen om de kosten voor advocaten en deskundigen bij een eventueel gerechtelijk geschil te dragen. Anderzijds treedt deze Dienst ook op als kosteloze rechtbijstand voor de personeelsleden van de federale politie voor het geval zij in rechte gedagvaard worden of voor het geval zij zelf het slachtoffer worden van aansprakelijkheidsincidenten. De dienst zorgt zowel voor het schadeloosstellen, op efficiënte wijze, van de burgers die het slachtoffer kunnen worden van een schadelijke daad begaan door personeelsleden van dit korps, als voor een optimale rechtsbescherming voor deze laatsten.
125
Het beheer van de burgerlijke aansprakelijkheid en rechtsbijstand van de federale politie en de AIG
naar inhoud
1
De burgerlijke aansprakelijkheid 1.1 Wie valt er onder de aansprakelijkheidsdekking De Dienst Geschillen dekt de burgerlijke aansprakelijkheid van de politieambtenaren en het administratieve personeel van de federale politie en de AIG. Zij is tevens aansprakelijkheidsverzekeraar van de dienstvoertuigen, honden, paarden, vliegend materiaal en vaartuigen.
1.2 Wat valt er onder de aansprakelijkheidsdekking De aard van de aansprakelijkheidsdossiers bestaat uit een waaier van kleine en grote gevallen, gaande van verkeersongevallen, beschadigingen van goederen, schadegevallen met politiepaarden, diensthonden, vaartuigen en helikopters, tot gerechtelijke opdrachten, valse bommeldingen, repatriëringen, vuurwapenincidenten en talloze ‘slagen en verwondingen’. Helaas komen hierbij soms politieambtenaren of burgers om, of geraken er mensen zwaargewond. Dergelijke voorvallen hebben een belangrijke impact, zowel op politiek gebied als in de media. Naast het menselijke leed hebben deze gevallen ook een enorme budgettaire impact. Veel aansprakelijkheidsdossiers hebben betrekking op schadedossiers n.a.v. een politioneel optreden. Politieambtenaren mogen immers geweld gebruiken, zowel ten aanzien van personen (denk bijvoorbeeld maar aan het handboeien van een opstandig persoon) als van goederen (bv. het forceren van een deur om zich toegang te verschaffen in het kader van een huiszoeking). Het gebruik van geweld is indrukwekkend en houdt aanzienlijke risico’s in. Dat daarbij soms enige schade wordt berokkend is helaas onvermijdelijk : de opstandeling kan gewond raken of de eigenaar van de woning ziet zijn deur beschadigd. Niet alleen ‘al te overijverige’ politieambtenaren kunnen aansprakelijk gesteld worden voor fouten in de uitvoering van hun taken. Hoewel politiewerk per definitie berust op een middelenverbintenis (de politiediensten trachten steeds al het mogelijke te doen om hun opdrachten degelijk uit te voeren) kan ook nalatigheid of onthouding in hoofde van de politiediensten soms aanleiding geven tot aansprakelijkheidsvorderingen.
naar inhoud
126
Het beheer van de burgerlijke aansprakelijkheid en rechtsbijstand van de federale politie en de AIG
Gevolgen voor het personeelslid
2
2.1 De foutkwalificatie Een politieambtenaar is in principe slechts aansprakelijk voor schadegevallen wanneer hij een fout heeft begaan die in oorzakelijk verband staat met die schade. De erkenning van deze aansprakelijkheid houdt in principe in dat aan de betrokkene een, weliswaar lichte, fout wordt toegekend. De bijzondere omstandigheden, eigen aan het politieambt, rond het schadegeval kunnen echter aanleiding geven om aan een politieambtenaar geen persoonlijke fout toe te kennen. De zware fout is elke niet opzettelijke fout die zo ernstig, zo excessief is, dat ze niet begrepen kan worden van een redelijk persoon. Er is sprake van een zware fout wanneer de dader zich ervan bewust was of moest zijn dat zijn gedrag schade zou veroorzaken. De meest voorkomende voorbeelden van zware fouten zijn dronkenschap achter het stuur en opzettelijke slagen en verwondingen. Zware fouten komen net als opzettelijke of lichte gewoonlijk voorkomende fouten gelukkig weinig voor. De onafhankelijkheid van de dienst geschillen t.o.v. de federale politie staat garant voor een onafhankelijke evaluatie.
2.2 De terugvorderingprocedures Op financieel gebied geniet het betrokken personeelslid van aansprakelijkheidsimmuniteit. Het slachtoffer kan voor vergoeding van schade ingevolge foutief optreden terecht bij de Dienst Geschillen Federale Politie. Wanneer de betrokkene daarentegen een opzettelijke, een zware of een gewoonlijk voorkomende lichte fout heeft begaan waarbij zijn persoonlijke aansprakelijkheid in het gedrang komt, dan kan de overheid die daardoor rechtstreeks of onrechtstreeks (door uitbetaling van schadevergoedingen aan derde slachtoffers) schade heeft geleden, van het verantwoordelijke personeelslid een geldsom terugvorderen ter grootte van een deel van het nadeel. Het betreft een tamelijk zware en tijdrovende procedure, gebonden aan vormvereisten (o.a. hoorzitting van de betrokkene). De financiële en beroepsmatige gevolgen voor de betrokkene zijn navenant. De persoonlijke financiële inbreng dient om de betrokken politieambtenaar bewust te maken van de door hem begane foutieve daad, en de gevolgen ervan. Het is echter niet de bedoeling de betrokken politieambtenaar plotseling te laten opdraaien voor de schadevergoeding die zich voordeed binnen de uitoefening van de functie, en die al naargelang erg omvangrijk kan zijn. Het kan evenmin opgevat worden als een ‘financiële sanctie’. Deze (burgerlijke) terugvorderingprocedure bestaat naast de strafrechtelijke en de tuchtrechtelijke procedure. De drie procedures zijn in principe onafhankelijk van elkaar, maar kunnen wel een zekere invloed op elkaar uitoefenen. In 2007 werden er vijf terugvorderingprocedures afgerond. Momenteel lopen er nog zes procedures tegen personeelsleden. Sinds de Wet van 10 februari 2003 kennen alle overheidspersoneelsleden een dergelijk regime van foutkwalificatie en mogelijkheid tot terugvordering.
127
Het beheer van de burgerlijke aansprakelijkheid en rechtsbijstand van de federale politie en de AIG
naar inhoud
3
De contentieux in 2007 3.1 Minnelijke regelingen hebben de voorkeur Een van de hoofdtaken van een juridische dienst houdt het behandelen van geschillen in. De Dienst Geschillen Federale Politie is een instantie die speciaal met dat doel voor ogen werd opgericht. Er ontstaat slechts een geschil wanneer twee partijen het over een bepaalde materie niet eens zijn met mekaar. Dit houdt niet noodzakelijk in dat de ene partij het bij het rechte eind heeft, en de andere niet. Het kan ook voorvallen dat ofwel beide partijen een deel van ‘het gelijk’ aan hun kant hebben, ofwel dat het onmogelijk is te bepalen wie er gelijk heeft en wie niet. De Dienst Geschillen Federale Politie heeft steeds getracht om de aansprakelijkheidsdossiers op minnelijke basis af te handelen, gelet op de enorme besparing die men doet in vergelijking met gerechtelijke procedures. Informatisering, aanwezige know-how, een rationele organisatie en een pragmatische aanpak, time-management, interactiviteit, autonomie, eigen aanpak, Self-Development trachten garant te staan voor een efficiënte behandeling van de aansprakelijkheidsdossiers. De cijfers bewijzen dat de dienst hierin goed slaagt : amper één tiende van het jaarlijks aantal dossiers evolueert uiteindelijk in een gerechtelijke procedure. Een minnelijke regeling lukt helaas niet altijd. Op het eerste zicht ‘eenvoudige’ dossiers kunnen toch aan complexiteit winnen doordat er bv. betwisting bestaat over de omvang van de schade, of doordat de tegenpartij plotseling overgaat tot dagvaarding. Indien de tegenpartij zijn ‘vrijwillige medewerking’ weigert dan kan de dienst niet anders dan een advocaat onder de arm te nemen en zich tot de gerechtelijke instanties te wenden, wil het zijn schade nog vergoed zien. Dergelijke ‘dwingende maatregelen’ vormen het sluitstuk van de contentieux. Hoewel een gerechtelijke procedure soms onafwendbaar is, wordt hiertoe nochtans slechts overgegaan als laatste redmiddel. Het gebruik ervan is immers niet echt aan te raden daar dezen erg lang kunnen duren, vaak aan complexiteit winnen, en bovendien een behoorlijk kostenplaatje dragen. Het voeren van een contentieux vereist dan ook een feeling voor economie en het beheersen van de wetgeving en rechtspraak. Het is vaak subtiel balanceren. Gekneld tussen dit juridische en economische keurslijf tracht de Dienst Geschillen Federale Politie zijn taak naar goed behoren uit te voeren.
3.2 De kostprijs en inkomsten van de contentieux Het uitbetalen van schadevergoedingen en het voeren van een contentieux om de belangen van de Belgische Staat te vrijwaren, hebben natuurlijk zo hun prijskaartje. Enerzijds dient men alle schadevergoedingen uit te betalen die werden veroorzaakt door de personeelsleden in uitoefening van hun functie. Anderzijds dient men een budget te voorzien om alle kosten die verband houden met het voeren van een contentieux, zoals advocatenkosten, gerechtskosten, deurwaarderskosten en eventuele medische en technische experts, te dekken. Daarbij moet men ook nog de kosten voegen om de politieambtenaren, overeenkomstig de voorwaarden van de Wet op het politieambt, van kosteloze rechtshulp te voorzien.
naar inhoud
128
Het beheer van de burgerlijke aansprakelijkheid en rechtsbijstand van de federale politie en de AIG
Inkomsten en uitgaven 2007 Uitgaven Schadevergoedingen :
€ 789.225,83
Gerechtskosten (advocaten, e.d.)
€ 306.548,66
Ontvangsten excl. ontvangsten via Domeinen
€ 1.323.641,12
Let wel, de ‘ontvangsten’ zijn geen winst in de strikte zin van het woord, aangezien de Dienst Geschillen alles in het werk stelt, weliswaar door een beroep te doen op advocaten, wat een budgettaire uitgave vormt, om de verliezen die de Belgische Staat geleden heeft ingevolge schade veroorzaakt door derden, te recupereren. Met andere woorden, het zou niet volstaan zich te beperken tot een eenvoudige aftrek van kosten en opbrengsten. Anderzijds worden de gemaakte kosten aangewend om hetzij die ‘inkomsten’ te kunnen bekomen, hetzij om de aanspraken van de tegenpartijen op schadevergoedingen te beperken. Soms zelfs worden er kosten gemaakt zonder enig voordeel voor de FOD Binnenlandse Zaken. Het zijn kosten die gemaakt worden om te voldoen aan de verplichtingen die door de Wet worden opgelegd (bv. ten laste nemen van de rechtshulp van politieambtenaren). Door zijn know-how en zijn onvermoeibare streven naar regelingen op minnelijke basis, slaagt de dienst hierin meer en meer. De burgerlijke aansprakelijkheid is echter geen handelsmarkt en bovendien moet de tegenpartij uiteraard ook mee willen.
3.3 De omvang van de contentieux Met het vooropgestelde budget dient de Dienst Geschillen Federale Politie een contentieux te voeren waarvan de omvang en aard niet te onderschatten zijn. Hiermee worden immers alle aansprakelijkheidsgeschillen van een compleet politiekorps en tevens, sinds de wet van 15 mei 2007, van de personeelsleden van de Algemene Inspectie van de federale politie en van de lokale politie (AIG) afgehandeld, met alles wat daarbij hoort, d.w.z. zowel in de hoedanigheid van rechtsbijstandverzekeraar als in die van aansprakelijkheidsverzekeraar. De opdrachten van de dienst vertonen daarbij een specifiek en risicovol karakter, en vereisen aldus een afdoende aansprakelijkheidsdekking (de Wet verplicht overigens het dekken van de burgerlijke aansprakelijkheid). Daarmee vormen deze geschillen bijna een contentieux sui generis. Met dit budget wordt een zeer omvangrijk contentieux gevoerd, die zijn gelijke niet vindt in de privésector, noch qua omvang, noch wat de aard betreft, en zeker niet wat het budget betreft. Een eenvoudige vergelijking kan dit zeer duidelijk illustreren. Indien men de burgerlijke aansprakelijkheid en rechtsbijstand van een compleet politiekorps, zijnde het volledige bestand aan personeel, materiaal en dieren met een dergelijk verhoogd risico aan een verzekeringsmaatschappij zou toevertrouwen dient men hiervoor een jaarlijkse verzekeringspremie te betalen, die de kostprijs van de huidige contentieux fors zou overschrijden. Eigen verzekeraar zijn kan dus nog winstgevend zijn.
129
Het beheer van de burgerlijke aansprakelijkheid en rechtsbijstand van de federale politie en de AIG
naar inhoud
4
Advocaten en kosteloze rechtshulp 4.1 Aangepaste rechtsbescherming Politieambtenaren worden regelmatig gedwongen om buitengewone risico’s te nemen. Zij dienen om te gaan met extreme en risicovolle situaties, situaties waarin hun eigen fysieke integriteit (en die van anderen!) ernstig bedreigd kan worden. Het handhaven van de openbare orde brengt het nemen van dergelijke risico’s met zich mee. Bovendien hebben zij een wettelijk monopolie op het gebruik van materieel en fysiek geweld. Het gebruik van geweld brengt wederom uitzonderlijke risico’s met zich mee. Daarnaast lopen de politieambtenaren ook meer het risico op klachten en vervolgingen. Indien de Wet hen verplicht om dergelijke risico’s te nemen, is het van belang hen voor de gevolgen van deze risico’s te beschermen en de schade die hieruit voortvloeit te vergoeden. Deze wettelijke verplichting tot bescherming en risico-aanvaarding verplicht de overheid tot het organiseren van een aangepaste contentieux, met de bijbehorende (budgettaire) middelen. Derhalve werd door de Wet op het politieambt een aangepaste rechtsbescherming in het leven geroepen : de kosteloze rechtshulp. Een politieambtenaar die in rechte wordt gedagvaard of tegen wie een strafvordering wordt ingesteld wegens daden gesteld in de uitoefening van zijn functies, heeft recht op rechtshulp van een advocaat ten laste van de Staat. Dit is eveneens het geval voor een politieambtenaar die, hetzij omwille van zijn hoedanigheid van politieambtenaar en in de uitoefening van zijn functies, slachtoffer is van een daad die arbeidsongeschiktheid heeft veroorzaakt, of die omwille van zijn loutere hoedanigheid van politieambtenaar het slachtoffer is van een ingrijpende wraakactie. De taak van de Dienst Geschillen beperkt zich hierbij niet tot het bekostigen van de kostenstaat van de advocaat. Politieambtenaar en raadsman worden met raad en daad bijgestaan in hun geschil met derden en de dienst stelt zijn jarenlange ervaring graag ten dienste van het betrokken personeelslid.
4.2 Advocaten In 2007 werden 77 dossiers toevertrouwd aan een advocaat. Het kan evenwel voorkomen dat in één dossier meerdere advocaten optreden, of dat in één dossier één advocaat meerdere partijen vertegenwoordigt. Zo vertegenwoordigden deze advocaten in totaal 96 partijen. Er werd aan 32 politieambtenaren kosteloze rechtshulp toegekend. In 41 gevallen heeft een raadsman de belangen van de Belgische Staat behartigd. De politieambtenaren hebben in de aanstelling van een raadsman de keuze tussen een vrij gekozen advocaat, en een advocaat hen toegewezen door de FOD Binnenlandse Zaken. Van de 32 aanvragen kosteloze rechtshulp gaven 13 politieambtenaren de voorkeur aan een zelf gekozen advocaat. In 2007 werden er 839 aansprakelijkheidsdossiers afgesloten. Er werden 56 gerechtelijke procedures gevoerd. Het departement heeft 39 zaken gewonnen en 6 zaken verloren. In de overige zaken hebben de rechtbanken besloten tot een gedeelde aansprakelijkheid of hebben geen beslissing kunnen nemen.
naar inhoud
130
Het beheer van de burgerlijke aansprakelijkheid en rechtsbijstand van de federale politie en de AIG
Bijzondere Vergoeding lokale politie (Wet van 1 augustus 1985)
5
Wanneer een politieambtenaar ingevolge een opzettelijke gewelddaad of een reddingsoperatie van personen wiens leven in gevaar is, wegens lichamelijke ongeschiktheid genoodzaakt is de dienst definitief te verlaten of in geval van overlijden dan kan een Bijzondere vergoeding worden toegekend (art. 42 van de Wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen). Voor de leden van de lokale politie dienen de aanvragen voortaan bij de Dienst Geschillen Federale Politie ingediend te worden. De aard van de bevoegdheid brengt met zich mee dat het hier gevoelige dossiers betreft, zowel op menselijk als op budgettair vlak (anno 2007 kwam men al aan een geïndexeerd bedrag van € 74.490,64 voor de bijzondere vergoeding). De interpretatie van de wettelijke voorwaarden heeft nog heel wat voeten in de aarde. Er bestaat overigens nauwelijks rechtspraak ter zake. De interpretatie van wat ‘een reddingsoperatie van personen in levensgevaar’ is, is bijzonder controversieel. De gasontploffing bij Ghislenghien waarbij o.a. 5 brandweerlieden en een agent van de lokale politie omkwamen, toont het belang van deze bevoegdheid aan. In dit kader hebben, in de loop van juni 2007, alle families van de slachtoffers van de ramp bij Ghislenghien de bijzondere vergoeding gekregen en, in voorkomend geval, een bijkomende vergoeding. In perfecte samenwerking met de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid, heeft de Dienst Geschillen Federale Politie het onderzoek naar het verzoek ingediend door de rechthebbenden van een lokale politieambtenaar die op 30 juli 2004 met dienst bevolen was in de industriële zone van Ghislenghien, tot een goed einde kunnen brengen. Er dient opgemerkt te worden dat de Belgische Staat deze vergoedingen niet zonder meer ten laste neemt. De Wet voorziet immers uitdrukkelijk in een subrogatiebepaling die stelt dat de Staat zich voor deze uitgekeerde bedragen kan keren tegen de aansprakelijke. De dienst onderneemt dan ook de nodige stappen om deze uitkeringen teruggevorderd te krijgen. In het dossier Ghislenghien, is de FOD Binnenlandse Zaken van plan dit soort beroep in te dienen tegen de verschillende medeverantwoordelijken, van zodra, na een lang onderzoek, de oorzaak zal kunnen worden vastgesteld door de bevoegde rechtbank. In de tussentijd echter is de grootste (financiële) nood van de slachtoffers geledigd.
131
Het beheer van de burgerlijke aansprakelijkheid en rechtsbijstand van de federale politie en de AIG
naar inhoud
6
Bevestigende tendensen 6.1 Een toename van het aantal ‘gerechtelijke zaken’ Reeds in 2001 voorspelde de dienst een toename van het aantal ‘gerechtelijke dossiers’. Met de Politiehervorming werden de leden van de Gerechtelijke Politie overgeheveld naar de federale politie. Samen met de leden van de voormalige BOB vormen zij de Gerechtelijke Diensten van de Federale Politie (GDA). Hoewel hun gerechtelijke opdrachten onder de vleugels van de Parketten vallen, kan hun individuele optreden schade veroorzaken, waarvoor de Staat aansprakelijk kan gesteld worden. Maar dergelijke gevallen zijn doorgaans zeer complex, en vallen ook nog eens onder het geheim van het strafonderzoek. Bovendien vereisen zij de samenwerking met het Parket en de FOD Justitie. Daar komt nog eens bij dat er wel eens klacht of dagvaarding wordt ingediend tegen de gerechtelijke onderzoekers teneinde het strafonderzoek te vertragen of in diskrediet te brengen.
6.2 Lokale politie versus federale politie De WGP veroorzaakte in 1998 een totale hervorming in het politielandschap. Die bracht met name een doorgedreven samenwerking tussen de verschillende politiekorpsen met zich mee. De burgerlijke aansprakelijkheid bij deze gemengde opdrachten vormt een echt juridisch kluwen. Men mag immers niet vergeten dat de lokale politiezones over aparte rechtspersoonlijkheid beschikken, en het is niet ondenkbaar dat de geschillen tussen federale en lokale politie (met daarachter hun private aansprakelijkheidsverzekeraar) voor de rechter dienen uitgevochten te worden. Het is hierbij niet steeds duidelijk wie nu de burgerlijke aansprakelijkheid dient te dekken en wie de toegekende kosteloze rechtshulp ten laste moet nemen, in geval van detachering of terbeschikkingstelling van personeelsleden van een korps naar een ander. Een aanverwante problematiek is die van de regeling van schadegevallen tussen de federale en de lokale politie, zoals bv. de beschadiging en het verlies van materiaal. De laatste tijd merkt de dienst ook een verhoging van het aantal terugvorderingen van de verzekeringsmaatschappijen van de lokale politiezones, op basis van art. 47 van de Wet op het politieambt. En tot slot is er de kwestie van de dekking van de burgerlijke aansprakelijkheid van de voertuigen van de federale politie die worden uitgeleend aan de lokale politie. De dienst probeert deze problemen te kanaliseren en tracht een ‘guerre des polices’ te voorkomen. Want hoewel de wet spreekt van een geïntegreerde politie is er nog altijd sprake van een gescheiden aansprakelijkheidsregeling. Nu de politiehervorming op het terrein alsmaar meer zichtbaar wordt, en het aantal ‘gezamenlijke opdrachten’ toeneemt, moet voorkomen worden dat de zwarte piet van de aansprakelijkheid wordt doorgeschoven. Meer en meer gaat de Dienst Geschillen Federale Politie paradoxaal genoeg de burgerlijke aansprakelijkheid van de lokale politie dekken. Dat komt enerzijds door het verhoogde aantal gemengde opdrachten waarbij de federale politie de verantwoordelijkheid heeft (en dus eventueel aansprakelijk kan gesteld worden). Anderzijds voeren de lokale politiezones meer en meer opdrachten van ‘federale aard’ uit. Indien er zich aansprakelijkheidsincidenten voordoen, dan kunnen zij hun uitgaven verhalen op de Staat (art. 47, in Wet op het politieambt). Recente dossiers tonen aan dat de politiezones
naar inhoud
132
Het beheer van de burgerlijke aansprakelijkheid en rechtsbijstand van de federale politie en de AIG
(en met name de verzekeringsmaatschappijen achter deze zones) hiervan (soms onterecht) meer en meer gebruik maken. Tot nu toe tevergeefs overigens.
6.3 Grensoverschrijdend politieoptreden De Dienst Geschillen draagt zijn steentje bij aan het uitklaren van het Benelux-Verdrag van 8 juni 2004 inzake grensoverschrijdend politieel optreden, meer bepaald m.b.t. het luik burgerlijke aansprakelijkheid. In een adviesnota werd reeds uit de doeken gedaan dat deze materie niet zo eenvoudig is als op het eerste gezicht lijkt. De dienst werd daarna gevraagd om de juridische werkgroep hieromtrent te versterken. De Dienst Geschillen Federale Politie werkt mee aan de uitwerking van het burgerrechtelijke luik van een Wet die deze internationale verdragen moet omzetten naar nationaal recht.
6.4 Administratief en logistiek personeel van de politiediensten Sinds 2007 wordt het Administratief en Logistiek kader van de politiediensten voor wat betreft de toepassing van Hoofdstuk V van de Wet op het politieambt gelijkgesteld met de operationele politieambtenaren. Dat wil zeggen dat zij enerzijds onder hetzelfde aansprakelijkheidsregime met dezelfde burgerlijke aansprakelijkheidsimmuniteit vallen. Anderzijds kunnen zij voortaan ook kosteloze rechtshulp genieten. Het zogenaamde CALOG-personeel volgt hiermee het overige overheidspersoneel dat sinds de Wet van 10 februari 2003 een dergelijk regime van foutkwalificatie en rechtsbijstand kent.
6.5. Erkende expertise op het vlak van de burgerlijke aansprakelijkheid Zowel binnen als buiten de FOD Binnenlandse Zaken, wordt de Dienst Geschillen steeds vaker om advies gevraagd betreffende zaken in verband met de burgerlijke aansprakelijkheid. Zo heeft de dienst in oktober een advies uitgebracht betreffende de burgerlijke aansprakelijkheid van de « call takers » in de communicatie- en informatiecentra van de federale politie. In samenwerking met de federale politie, heeft de Dienst Geschillen het luik « burgerlijke aansprakelijkheid » opgesteld van de omzendbrief GPI 56 van 12 april 2007. Sindsdien belast de omzendbrief de Dienst Geschillen met de behandeling van de dossiers burgerlijke aansprakelijkheid van bepaalde politieambtenaren in het kader van detacheringen soortelijke toestanden. Midden augustus ontving de Dienst Geschillen een zeer bijzondere vraag. Via de FOD Binnenlandse Zaken heeft de Griekse ambassade uitleg gevraagd over ons wettelijke systeem inzake rechtsbescherming van politieambtenaren die het slachtoffer zijn geworden van een geweldsdaad of van een aanval. De Griekse politiediensten zijn namelijk het slachtoffer geweest van een reeks vechtpartijen en geweldsdaden door studenten. Het antwoord van de Dienst Geschillen heeft hen verduidelijking gegeven betreffende de toepassing van de in het strafrecht geldende wetsbepalingen, van de wet op het politieambt en de wet van 1 augustus 1985 betreffende een bijzondere vergoeding in geval van aanvallen op politieambtenaren.
133
Het beheer van de burgerlijke aansprakelijkheid en rechtsbijstand van de federale politie en de AIG
naar inhoud
6.6. Deelname aan juridische MPM processen De Dienst Geschillen heeft in 2007 haar bijdrage geleverd aan de horizontale MPM “juridische processen”. Deze MPM brengt alle juridische processen binnen de FOD Binnenlandse Zaken in beeld en heeft niet enkel de verbetering tot doel, maar vooral de samenwerking tussen de juridische cel, de dienst coördinatie en ondersteuning en de juridische diensten van de verschillende algemene directies van de FOD Binnenlandse Zaken. De resultaten van deze MPM zullen vanaf 2008 zichtbaar zijn. De Dienst Geschillen Federale Politie zal samensmelten met onze huidige juridische cel onder de benaming : DIRECTIE GESCHILLEN EN JURIDISCHE ONDERSTEUNING.
naar inhoud
134
Het beheer van de burgerlijke aansprakelijkheid en rechtsbijstand van de federale politie en de AIG
Informatieverspreiding
VIII
Inleiding 136
De externe communicatiedienst 137
Overzicht eigen publicaties 139
Documentatiecentrum 140
Onze coördinaten 141
naar inhoud
naar inhoud
0
Inleiding Binnen de AD VP zijn twee diensten actief in het domein van de informatieverspreiding, zij het elk vanuit een eigen en zeer verschillende opdracht. Er is enerzijds de externe communicatiedienst. Zij verspreiden informatie naar de verschillende doelpublieken van de AD VP: vakliteratuur en campagnemateriaal voor preventieacties naar het lokale beleidsniveau en de preventie- en politiediensten bestemd voor de burger. Anderzijds is er het documentatiecentrum of bibliotheek die informatie binnen het ruime domein van veiligheid inventariseert en beheert via alle mogelijke publicaties (kranten, vakbladen, Belgisch Staatsblad, ...) . Hun collectie is ter ondersteuning van zowel de opdrachten van het eigen personeel als externe bezoekers.
naar inhoud
136
Informatie verspreiding
De externe communicatiedienst
1
Aangezien deze dienst de verschillende directies van de AD VP ondersteunt bij het uitwerken van hun communicatie-acties, worden bijna alle projecten die door deze dienst ondersteund worden, besproken in de hoofdstukken betreffende deze directies. Daarom verwijzen onderstaande projecten voor het merendeel naar de pagina’s van het activiteitenrapport die hierover meer informatie verstrekken. Website Een dynamische organisatie heeft ook een dynamische website. Met dit uitgangspunt werd in 2006 ook een website project opgestart. In samenwerking met een onafhankelijk onderzoeksbureau werd een onderzoek gestart naar zowel de interne als externe behoeften en verwachtingen betreffende onze online aanwezigheid. Op basis van deze resultaten heeft de AD VP een strategie opgesteld die ons in de loop van 2008 een nieuwe site zal opleveren. De nieuwe URL is makkelijk te onthouden: www.besafe.be. Voorlopig komt u via dit webadres nog op onze actuele site eind 2008 wordt de nieuwe site verwacht. Huisstijl In 2006 heeft de Algemene Directie Veiligheid en Preventie een huisstijl ontwikkeld voor haar publicaties. In 2007 werd deze nieuwe visuele identiteit aangepast en vervolgens toegepast op alle documenten van de FOD Binnenlandse Zaken. Nu bestaat er dus eenvormigheid in de brochures, het briefpapier, faxpapier, visitekaartjes, affiches, newsletter, enz. binnen de FOD Binnenlandse Zaken.
1.1 Informatie voor het lokale beleid, politie en preventiediensten 1.1.1 Vakliteratuur De AD VP biedt haar doelpubliek een aantal publicaties. Sommige werden zelf ontwikkeld, andere aangekocht. In 2007 waren dit: De elektronische nieuwsbrief voor de burgemeester Sinds maart 2005 kregen de burgemeesters die zich hiervoor inschreven, op regelmatige basis deze elektronische nieuwsbrief in hun mailbox. In 2007 ontvingen zij:
•• •• •• ••
‘Is uw gemeentehuis goed beveiligd?’ - januari 2007 ‘Maak uw burgers alert voor diefstal met list’ - februari 2007 ‘Op vertrouwd terrein: voetbal als positieve kracht in uw gemeente’ - april 2007 ‘Van barbecue tot ‘boom car’: hoe houdt u de zomer gezellig?’ - mei 2007
Een analyse van de reacties van de burgemeesters aangaande deze elektronische nieuwsbrief, heeft aangetoond dat zij op een andere manier wilden geïnformeerd worden. Daarom werd besloten het concept te wijzigen en de elektronische nieuwsbrief te vervangen door een papieren publicatie met de naam: ‘Besafe Bulletin’. Deze verschijnt elke twee maanden. Het eerste nummer is verschenen in november 2007 rond de thema’s overlast, alcoholmisbruik en gauwdiefstal.
137
Informatie verspreiding
naar inhoud
Prevue Prevue, bestemd voor preventiewerkers op het terrein en lokale overheden, is 12 keer uitgebracht in 2007. Deze nieuwsbrief wordt gratis via elektronische weg aan dit doelpubliek verspreid. Politiejournaal & Politieofficier De AD Veiligheid en Preventie biedt de burgemeesters dit tijdschrift gratis aan omdat zij ervan overtuigd is dat de informatie in dit blad nuttig kan zijn bij de uitoefening van het ambt. Wetenschappelijk onderzoek Hieronder volgt een overzicht van de onderzoeken waarvan in 2007 een samenvatting werd gepubliceerd door de AD Veiligheid en Preventie:
•• •• •• •• ••
Jongeren en het openbaar vervoer Gemeentelijke Administratieve Sancties De nieuwe veiligheidsfuncties Woninginbraak Valse alarmen
Voor meer informatie over deze onderzoeken: zie hoofdstuk 2.6
1.1.2 Evenementen Colloquium voor burgemeesters: ‘Veiligheid en burgerparticipatie’ 77 Waalse deelnemers en 82 Vlaamse deelnemers kwamen op respectievelijk 17 september (Namen) en 19 september (Gent) bijeen ter gelegenheid van een colloquium betreffende veiligheid en burgerparticipatie. Zij kregen verschillende ‘best practices’ betreffende de aanpak van dit fenomeen voorgeschoteld. Het volgende colloquium voor burgemeesters wordt georganiseerd in september 2008. Colloquium ‘Tucht’ Zie hoofdstuk 6
1.2 Informatie voor de burgers •• Veiligheid zelfstandige ondernemers (zie hoofdstuk 2.3) •• Belastingvermindering voor de beveiliging van woningen tegen inbraak en brand (zie hoofdstuk 2),
•• •• •• •• ••
naar inhoud
Fiscale aftrek voor de beveiliging van beroepslokalen (zie hoofdstuk 2) Preventie van gauwdiefstal (zie hoofdstuk 2) Inbraakpreventie (zie hoofdstuk 2), Preventie van diefstal in wagens (zie hoofdstuk 2) Enz.
138
Informatie verspreiding
Overzicht eigen publicaties
2
Hieronder volgt een overzicht van de publicaties opgesteld onder redactie van de AD VP. Ze kunnen worden aangevraagd bij de dienst ‘Publicaties’, Waterloolaan 76, 1000 Brussel, per fax 02/557.35.22 of per mail:
[email protected]. Alle brochures kunnen ook ‘online’ geconsulteerd en besteld worden op www.besafe.be/onze publicaties Activiteitenverslag van de Algemene Directie Veiligheids- en Preventiebeleid 2006 Brochure - Buurtinformatienetwerken: opstartprocedure Folder - Buurtinformatienetwerken - zelfstandige ondernemers Folder - Betrouwbaar 2de hands Folder - Voorkom diefstal uit je auto! Brochure - Car-jacking Boorddocumentenhouder Map ‘Veilig zelfstandig ondernemen’ Folder / affiche- ‘Save your numbers’ - folder registratie waardevolle voorwerpen Registratieformulier / affiche - ‘Save your pictures - voor kunstwerken, antiquiteiten en juwelen Brochure / affiche - Campagne ‘Ziekenhuiscriminaliteit’ Sticker ‘Beveilig uw bouwwerf’ Brochure ‘Beveilig uw bouwwerf’ Brochure ‘Naar een lokaal integraal veiligheidsbeleid’ Brochure ‘Beveilig uw gemeentehuis’ Postkaarten / affiche - Campagne ‘Pickpockets’ Pancarte - Diefstal met list - ‘Wie belt aan? Let op voor listige dieven!’ Nieuwigheden 2007 Folder - Checklist vertrek Brochure - U bouwt… beveilig uw woning! Folder - Veilig wonen Folder - Beveilig uw woning en bespaar 170 € Folder - Geef fietsdieven geen kans! Fietshanger - Aarzel niet! Laat uw fiets graveren! Folder - Laat je motorfiets niet stelen Folder - Er bestaan andere manieren om uw beroepslokalen te beschermen Folder - Hoe voelt het om uw klanten te helpen minder belastingen te betalen? Brochure - Fairplaykrediet 2006-2007 Brochure - De voetbalwet anno 2007 Brochure - Wetenschappelijk onderzoek ‘Jongeren en Openbaar vervoer’ Brochure - Wetenschappelijk onderzoek ‘Gemeentelijke Administratieve Sancties’ Brochure - Wetenschappelijk onderzoek ‘Veiligheidsfuncties”
139
Informatie verspreiding
naar inhoud
3
Documentatiecentrum Het documentatiecentrum is doorheen de jaren uitgegroeid tot één van de meest complete informatiebestanden in ons land in de vakdomeinen veiligheid, preventie, politie en criminologie. Het team van het documentatiecentrum bestaat uit twee personen die de verschillende taken van de dienst op zich nemen: het documentatiebeheer, het onthaal van bezoekers en het beantwoorden van vragen. Op regelmatige basis worden er actuele themadossiers samengesteld. Tweewekelijks wordt er een Vps-Flash opgemaakt die een selectie van recente aanwinsten van het Documentatiecentrum voorstelt. De nieuwe aanwinsten opgenomen in het databanksysteem Cardbox, worden onderverdeeld in zeven rubrieken: monografieën, artikelen, rechtspraak, reglementering, wetsvoorstellen, parlementaire vragen en interpellaties. Deze databank kan online geconsulteerd op www.besafe.be Het centrum is geabonneerd op een 70-tal tijdschriften. Het beschikt over meer dan 4.875 monografieën en 19.900 tijdschriftartikels, allen met referenties en abstract in Cardbox. De andere rubrieken omvatten: 2.200 arresten en vonnissen, 7.500 reglementaire teksten, 4.800 wetsvoorstellen, 6.500 parlementaire vragen en 5.400 interpellaties. Alle documenten zijn ingevoerd met trefwoorden die het mogelijk maken om snel en eenvoudig een uitgebreide bibliografie over allerlei onderwerpen op te stellen. In 2007 werden 2.400 aanvragen behandeld. Dit cijfer omvat zowel bezoekers, telefonische oproepen, brieven, faxen en e-mails. Hoewel de meeste van deze aanvragen afkomstig zijn van het personeel van de Algemene Directie Veiligheids- en Preventiebeleid, wordt ook aandacht besteed aan de noden van de externe bezoekers, zoals studenten en politiediensten. Het documentatiecentrum, gevestigd in de Waterloolaan 76, is elke werkdag open van 9 u tot 12 u 30 en van 13 u 30 tot 16 u 45. De medewerkers kunnen zowel telefonisch (02/557.35.06 - 02/557.35.08 - 02/557.35.16), per fax (02/557.35.25), als per mail (
[email protected]) bereikt worden.
naar inhoud
140
Informatie verspreiding
Onze coördinaten Adres:
Waterloolaan 76, 1000 Brussel
Bezoekers:
Aanmelden bij het onthaal op het gelijkvloers.
U komt met de wagen?
De parking situeert zich op het Poelaertplein tegenover het Justitiepaleis
U komt met het openbaar vervoer? Ons gebouw ligt vlak bij halte Louiza: - Metrolijn 2 Delacroix - Simonis - Bus 34 - Tram 91-92-93-94
Algemene Directie Veiligheid en Preventie T 02/557.33.99 F 02/557.33.67
[email protected] Dienst Beleid Integrale Veiligheid T 02/557.35.14 F 02/557.35.21
[email protected]
Directie Private Veiligheid T 02/557 34 43 F 02/557 34 90
[email protected]
Directie Lokale Integrale Veiligheid T 02/557.35.55 F 02/557.35.88
[email protected]
Directie Politiebeheer T 02/557.34.22 F 02/557.34.37
[email protected]
Directie Voetbalveiligheid (Voetbalcel) T 02/557.34.05 F 02/557.34.11
[email protected]
Directie Geschillen en juridische ondersteuning T 02/557.33.78 F 02/557.33.80
[email protected]
Documentatiecentrum T 02/557.35.81 F 02/557.35.22
[email protected] Open: elke werkdag van 9u00 tot 17u00
www.besafe.be Website Algemeen webadres: www.besafe.be Specifiek voor de private veiligheidssector: www.vigilis.be
141
Informatie verspreiding
naar inhoud