COLOFON COLOFON
VERENIGING VOOR VERPLEEGKUNDIGEN RADIOTHERAPIE EN ONCOLOGIE
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT Driemaandelijks tijdschrift Tweeëntwintigste Jaargang Juni 2005 - Nummer 2 Eindredakteur Sabine Goethals KaHo Sint-Lieven campus HIMM, Sint-Niklaas
Redaktie Myriam Spinnoy Marie-Thérèse Bate Geert Pustjens Verantwoordelijke uitgever VVRO Radiotherapie Vrije Universiteit Brussel 1090 Brussel Lay-out en typografie Orga-Med Congress Office, Ria Maes Opalfeneweg 3, 1740 Ternat
[email protected] De redaktie is niet verantwoordelijk voor de inhoud van de onder auteursnaam opgenomen artikels. Bovendien is het overnemen van de artikels alleen toegestaan na schriftelijke toestemming van de verantwoordelijke uitgever. Dit tijdschrift wordt geïndexeerd in INVERT
BESTUUR Voorzitter Sven D’haese Penningmeester Sven D’haese BESTUURSLEDEN Marie-Thérèse Bate (Gent) Stany Gabriels (Turnhout) Gerrit Ponnet (Brussel) Geert Pustjens (Antwerpen) SECRETARIAAT Anne Maes AZ-VUB Dienst 34 Laarbeeklaan 101 1090 Brussel Tel.: 02/477 83 87 Fax: 02/477 83 86 E-mail:
[email protected] Maandag en donderdag: 9:00 - 12:00 en 13:00 - 16:00 Werkgroepen Werkgroep Radiotherapie: Paul Bijdekerke Werkgroep Chemotherapie: Jan Van Gaver Werkgroep Kinderoncologie: Johan De Porre Werkgroep Website: Mark Vos Voortgezette opleidingen in de Oncologieverpleging: Guy Vandevelde Nationaal - Vlaamse Verpleegunie (VVU) Internationaal - European Oncology Nursing Society (EONS): Myriam Spinnoy
www.vvro.be
- European Society for Therapeutic Radiology and Oncology (ESTRO): Radiotherapy Technologist’s (RTT) Committee Guy Vandevelde
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT
V.V.R.O.
DOELSTELLINGEN Organiseert wetenschappelijke bijscholingen en voordrachten. Bevordert de groei en de belangstelling van de oncologieverpleging. Organiseert de naschoolse opleidingen van verpleegkundigen die werkzaam zijn in de oncologie. Bevordert de uitwisseling van kennis, zowel nationaal als internationaal, betreffende optimale verpleging van kankerpatiënten. Bevordert de erkenning van dit specialisme. Geeft 4x per jaar het oncologisch tijdschrift uit. Werkt internationaal samen met de E.O.N.S.
1
INHOUD INHOUD
EDITORIAAL
3
Radiotherapie en zwangerschap: een medisch en emotioneel dilemma D. De Schepper, E. Van Dijck, G. Pustjens
4
Verpleekundige begeleiding van de patiënt met oppervlakkig recividerende blaastumoren M. Vanheule
V.V.R.O. VERENIGINGSNIEUWS
8
20
Kennis en zelfzorggedrag bij patiënten die chemotherapie toegediend krijgen
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT
Een inleidend vooronderzoek
2
P. Verrando, E. Vanhove, J. Vandesande, M. Vrebos
30
INTERNATIONALE CONGRESAGENDA
40
EDITORIAAL EDITORIAAL
NAAR EEN UNIVERSELE BRUG VOOR GANS VLAANDEREN Reeds jaren richten Hogescholen in Vlaanderen brugprogramma’s in voor gebrevetteerde/gediplomeerde verpleegkundigen die leiden tot het diploma van gegradueerd verpleegkundige (nu ‘bachelor in de verpleegkunde’). Het curriculum en de duur van deze opleiding werd volledig autonoom bepaald door de verschillende instellingen. Het aanbod en de variatie in de studieprogramma’s was dan ook bijzonder sterk uiteenlopend. In het kader van de flexibilisering van het hoger onderwijs en de invoering van competentiegerichte curricula maakten alle Vlaamse hogescholen in april 2005 uniforme afspraken met betrekking tot de studieduur en de procedure voor eerder verworven kwalificaties en/of competenties. Op basis van eerder verworven kwalificaties (EVK) krijgt elke schoolverlater gediplomeerd verpleegkundige een vrijstelling van 60 studiepunten (STP) of het volume van één academiejaar. Gebreveteerde/gediplomeerde verpleegkundigen die menen voldoende competenties te hebben verworven kunnen via een assessmentprocedure hun aanvraag indienen voor het vrijgesteld krijgen van bijkomende credits of studiepunten (max. 60 STP). Alle Vlaamse hogescholen volgen dezelfde procedure of bekwaamheidsonderzoek voor het erkennen van de elders verworven competenties (EVC). Het bekwaamheidsonderzoek bestaat grotendeels uit een interview en het opstellen van een portfolio. Door middel van de portfolio toont de kandidaat-student aan dat hij reeds een aantal competenties uit de opleiding ‘bachelor in de verpleegkunde’ beheerst. Deze doorgedreven samenwerking inzake opleiding en vorming kan alleen maar positief bijdragen tot het afleveren van kwaliteitsvolle verpleegkundigen.
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT
Sabine Goethals
3
RADIOTHERAPIE EN ZWANGERSCHAP: EEN MEDISCH EN EMOTIONEEL DILEMMA D. De Schepper*, E. Van Dyck*, G. Pustjens**; *Verpleegkundige, **Hoofdverpleegkundige, Oncologisch Centrum Antwerpen, Afdeling Radiotherapie ZNA Campus Middelheim
W
Wanneer bij een zwangere vrouw kanker
Een behandeling die levensreddend zou zijn voor
gediagnosticeerd wordt, staat haar behande-
de moeder kan lethaal zijn voor de foetus. Voor
lende arts voor een moeilijke keuze ten
een zwangere met kanker is het ondenkbaar een
aanzien van mogelijke behandelingsopties wegens het
noodzakelijke behandeling met 40 weken uit te stellen.
ontbreken van passende protocols en guidelines met
Dit zou een doodvonnis inhouden voor de aanstaande
aanwijzingen voor een optimale behandeling. Men
moeder zeker in het geval van hooggradige,
vindt in de literatuur enkel geïsoleerde ‘case reports’
aggressieve of metastatische maligniteiten. Anderzijds
terug. Het plaatst de zwangere vrouw zelf voor een
zou een voortijdige verbreking van de zwangerschap
moeilijk dilemma: de baby verliezen om haar eigen
ernstige complicaties kunnen opleveren voor de foetus.
leven te redden OF haar eigen leven compromiteren
Een vroeggeboorte is geen ideale start in het leven en
om haar baby te redden.
evenmin bevorderlijk voor de moeder-kind relatie. Een vroeggeboorte kan slechts overwogen worden na de
Gelukkig is de incidentie van kanker tijdens de
32e week gezien de verhoogde kans op pulmonale-
zwangerschap vrij zeldzaam en bedraagt slechts 1
en CZS complicaties. Bovendien is een Sectio Caesarea
op 1000 van alle zwangerschappen. Hoewel er de
moeilijk bij prematuriteit en zouden bepaalde factoren
laatste jaren een lichte toename is vast te stellen
in de wondheling de tumorgroei stimuleren.
waarschijnlijk omdat het merendeel van de echtparen pas op iets ‘latere leeftijd’ hun kinderwens vervullen.
Wanneer we kijken naar normale zwangerschappen
Soms wordt kanker tijdens de zwangerschap pas laat
van niet-bestraalden zien we:
ontdekt omdat de symptomen gemaskeerd worden
• 15% spontane abortus
door andere lichaamsveranderingen:
• 2 – 4% ernstige misvormingen
• Vergrote borsten maken een diagnose op borst-
• 8 – 10% intra-uteriene groeiachterstand
kanker moeilijker terwijl palpabele klieren soms
• 8 – 10% genetisch bepaalde ziekten
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT
ten onrechte worden gediagnosticeerd als verstopte
4
melkklieren. • Tekens van cervix kanker kunnen ‘vals’ worden
De incidentie van deterministische en stochastische effecten zijn voornamelijk afkomstig uit gegevens
geïnterpreteerd terwijl vaginaal bloedverlies soms
verzameld na de bombardementen op Hiroshima-
ten onrechte wordt geassocieerd als ‘normale’
Nagasaki, de ramp in Tsjernobil en dierproeven.
complicatie bij zwangerschap
RADIOTHERAPIE
EN ZWANGERSCHAP
Deterministische Effecten Tijd na conceptie
Effect
Risicomaat
Nl incidentie
Eerste 3 weken
geen determ. stochastisch effect
-
-
Van 3 tot 8 weken
misvorming van organen
drempel 0,1 Gy
0,06 (1 op 17)
verlaging IQ
drempel 0,1 Gy en 30
0,005
Ernstige mentale retardatie
IQ punten/Gy hersen-
(1 op 200)
Organogenese Van 8 tot 15 weken
dosis. 0,4/Gy (hoge dosis en Dtempo) Van 16 tot 25 weken
verlaging IQ
drempel 0,1Gy
Ernstige mentale retardatie
0,1/Gy(hoge dosis Dtempo)
Stochastische Effecten:
van loden blokken en wiggen te vermijden, de focus
voornamelijk leukemie en solide tumoren
huidafstand zo klein mogelijk te houden, fotonenenergie tussen 4-10 MeV in te stellen, de veldhoeken niet op
❙ Afgeleid van de A- bom, bestraalde patiënten
de pelvis te richten en het gebruik van controlefoto’s
❙ Stochastisch effect vanaf de 4e week van de
evenals EPID’s te beperken. Zo nodig kan men speciale
zwangerschap
loden afschermings koepels of ‘schorten’ gebruiken
❙ 0 – 15 jarige: 6 % sterfterisico per Gy
doch deze zijn meestal erg zwaar, onhandig en tevens
❙ Voor het hele leven: 15% sterfterisico per Gy
vrij duur (al gauw 1000 €).
tegenover een ❙ Spontane incidentie van 2 – 3 per 1000 met een sterfterisico van circa de helft hiervan
Voor de raming van de foetale dosis doen we een proefopstelling op het Aldersonfantoom en/of waterfantoom. Hierbij gaat onze aandacht voornamelijk uit
Als bronnen van indirecte straling noteren we:
naar de fundus uteri, symphysis pubis en de navel.
Strooistraling vanuit de kop van de Linac, externe
Tijdens de in vivo metingen houden we rekening met
scatter van collimators en beammodifiers alsook
de groei van de foetus tijdens de RT en corrigeren zo
interne scatter in de patiënt. Het realtieve belang
nodig op geleide van een echografie.
veldgrootte, diepte van meting, afstand vanaf de
Naar aanleiding van een zwangere vrouw in de
veldgrens en het ontwerp van het toestel.
29e week van de zwangerschap met een T4N1M0 tongcarcinoom welke naar onze afdeling verwezen werd voor postoperatieve radiotherapie, willen we hierna een samenvatting geven van de gekozen behandeling.
Bij de planning van onze radiotherapeutische techniek trachten we dan ook: De velden zo klein mogelijk te houden, het gebruik
ONCOLOGISCH ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT TIJDSCHRIFT
van deze factoren is afhankelijk van: fotonenenergie,
5 5
A R T I K E L S
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT
Bij deze patiënte werd na ruim overleg tussen de geneesheren en fysici gekozen voor een standaard behandelingsschema met 2 opponerende laterale velden en een anterior supraclaviculair veld tot 50Gy in aansluiting met 2 laterale velden tot 66Gy in dagelijkse fracties van 2 Gy. Teneinde scatter te reduceren straalde de Linac aan 6 MeV fotonenergie. Het gebruik van de gemotoriseerde wig en MLC’s werd niet als hinderlijk ervaren aangezien deze zich hoog in de kop van het Elekta toestel bevinden. De behandeling werd gesimuleerd op het Aldersonfantoom aangevuld met een watertank zijnde het abdomen. Er werd een ionisatiekamer in het midden van de watertank geplaatst representatief voor de foetale dosis. Aanvullend meten we de dosis op de centrale as van ieder veld. Als bijkomende referentiemeting werd er ook tijdens iedere behandeling gemeten op een vast punt vanaf de centrale as van het anterior supraclaviculair veld 25 cm naar het abdomen toe zijnde de fundus uteri. De resultaten van de metingen tonen een veronderstelde dosis van 6 cGy op de foetus bij de proefopstelling en een effectief gemeten dosis van 7,3 cGy voor de volledige behandeling. Deze waarden zijn aanvaardbaar en vallen volledig binnen de richtlijnen van het ICRP – 84 protocol dat letterlijk stelt:
6 6
• High fetal doses (10-100 cGy) during late pregnancy are not likely to result in malformations or birth defects since all the organs have been formed • A fetal dose of 10 cGy has a small individual risk of radiation-induced cancer. There is over a 99% chance that the exposed fetus will NOT develop childhood cancer or leukaemia
Samenvattend kunnen we stellen dat: - radiotherapie bij zwangeren een haalbare optie is indien onvermijdelijk, - het mogelijk is de vooropgestelde limietdosis van 10-20 cGy, volgens het ICRP 84 protocol voor de derde trimester van de zwangerschap, niet te overschrijden - voorafgaande raming van de foetale dosis absoluut noodzakelijk is, - deze technieken enkel in gespecialiseerde centra dienen te gebeuren binnen een multidisciplinair team, - dagelijkse in vivo metingen dienen te gebeuren in combinatie met een meting vanop een vast referentiepunt, - men zo nodig extra loden afschermings koepels ontwerpt.
EN ZWANGERSCHAP
Reklame Bristol Myers Squibb
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT
RADIOTHERAPIE
7
VERPLEEGKUNDIGE BEGELEIDING VAN DE PATIENT MET OPPERVLAKKIG RECIDIVERENDE BLAASTUMOREN Vanheule Martine, Verpleegkundige, EZ-HHK, dagziekenhuis Sijsele
Inleiding en probleemstelling
W
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT
Wanneer een patiënt met recidiverende oppervlakkige blaastumoren zich aanmeldt wordt deze door de uroloog geïnformeerd en wordt de behandelfrequentie voorgeschreven. Een afspraak voor de eerste behandeling wordt meegegeven door de verpleegkundige van het dagziekenhuis. Een gebrek aan informatieverstrekking is er echter voor de informatienoden die ontstaan tijdens de behandeling. De voorzorgsmaatregelen die voor de patiënt en/of familie belangrijk zijn en de emotionele impact krijgen geen extra aandacht. De patiënt ontvangt bij diagnose geen mondelinge informatie of brochure om na te lezen. In dit artikel gaan we in op de behandelingswijze van oppervlakkige recidiverende blaastumoren en meer bepaald op het intravesicaal toedienen van cytostatica via blaaskatheterisatie, een toevertrouwde medische handeling. We gaan tevens dieper in op de begeleiding van de betrokken patiënten..
8
vorm van overgangsepitheel. In West-Europa maakt tumor in het overgangsepitheel (TCC of transitioneelcelcarcinoma) met 95% de grootste groep van epitheliale blaastumoren uit. Van alle TCC zijn 75% oppervlakkig (Oosterlinck, 2002). Tumor in situ(Tis) is beperkt tot het slijmvlies, dat enkel boven het basale membraan is aangetast. In ongeveer 30% van de nieuw gediagnosticeerde blaascarcinomen is de blaas op verschillende plaatsen aangetast, meestal door Tis. Hoewel Tis kan voorkomen zonder macroscopische kwaadaardige letsels, begeleidt het toch meestal een agressieve ziekte. Er kunnen in TCC 2 types onderscheiden worden. ❙ Ta: meestal papillaire tumorgroei dat tot het epitheel of blaasslijmvlies beperkt is en boven het basale membraan. Dit type komt in 80% van de gevallen voor en recidiveren frequent maar zijn meestal niet invasief en/of metastaseren meestal niet.
Recidiverende oppervlakkige blaastumoren
❙ T1: tumorgroei in het subepitheliale bindweefsel of steunweefsel, maar boven de muscularis propria gelegen. Dit type komt in 20% van de gevallen voor, is een agressieve ziekte en met een sterke neiging tot metastaseren.
De blaaswand bestaat uit een buitenste, middelste en binnenste laag. De binnenste laag bestaat uit een laag bindweefsel met daarin bloedvaten, de binnenzijde is bekleed met een dekweefsel in de
De kans op het ontwikkelen van een recidief of evolutie naar een invasief groeiende blaastumor wordt bepaald door een aantal prognostische factoren, hier gerangschikt van meest naar minder belangrijk:
VERPLEEGKUNDIGE
BEGELEIDING VAN DE PATIENT MET OPPERVLAKKIG RECIVIDERENDE BLAASTUMOREN
❙ aantal tumoren op moment van diagnose
Figuur 1: Risicofactoren
❙ aantal recidieven tijdens het voorbije jaar ❙ grootte van de tumor
❙ Toenemende leeftijd.
❙ anaplasiegraad
❙ Geslacht: komt 3 tot 4x meer bij mannen voor.
❙ Tumor met laag maligne potentieel is een solitair letsel, G1, met diameter kleiner dan 3 cm. Het recidiveert in 20% van de gevallen maar ontwikkelt zelden tot een invasieve tumor. ❙ Tumor met hoog maligne potentieel zijn T1G3, multifocale letsels, die snel recidiveren, tumor in situ(Tis). Er bestaat 20 tot 50% kans op evolutie naar invasiviteit binnen 5 jaar. Tumoren met laag maligne potentieel zijn alle andere tumoren van meer dan 3 cm diameter zoals Ta, T1 en G1-2. Histologische gradering(G) geeft de mate van kwaadaardigheid van de tumor aan. Bij blaaskanker loopt de gradering van G, goed gedifferentieerd, G2, matig gedifferentieerd tot en met G3, slecht gedifferentieerd. Hoe hoger de gradering, hoe kwaadaardiger de tumor en hoe sneller deze groeit. Het probleem dat zich bij de behandeling van oppervlakkige blaaskankergezwellen vaak stelt, is dat ze op meerdere plaatsen tegelijk voorkomen en gemakkelijk terugkeren. Een groot deel van het blaasslijmvlies, waar zich geen gezwel bevindt bestaat uit afwijkende cellen, die geneigd zijn een nieuw gezwel te vormen. Er werd aangenomen dat tijdens de chirurgische ingreep blaaskankercellen losraken en zich enten op wondjes in het slijmvlies. Onderzoek toonde aan dat tumorcellen zich enten op intact blaasslijmvlies, door de aanwezigheid van een bepaald soort plakeiwit (E-Cadherine). De blokkade van dit plakeiwit zou een mogelijkheid zijn om de enting van tumorcellen op blaasepitheel te verhinderen (Rebel, 2003).
Risicofactoren De oorzaak voor het ontstaan van blaaskanker is onbekend. Er zijn wel factoren die het risico op blaaskanker doen toenemen (Figuur 1).
❙ Roken: bij 30 à 40 % zou roken de belangrijkste oorzaak zijn. ❙ Blootstelling aan bepaalde aromatische amines (benzidine, betanaftylamine en aniline in kleurstof, leer, rubber en organische chemicaliën). ❙ Industriële carcinogenen (Roodhouse, 2000) ❙ Na radiotherapie op het bekken is het risico 2 tot 4x hoger. ❙ Langdurige irritatie van de blaas door chronische infecties, blaasstenen, katheter. ❙ Medicatie die fenacetine bevat. ❙ Patiënten die met bepaalde cytostatica behandeld werden (vb: cyclofosfamide). ❙ Langdurig gebruik van zoetstoffen, op basis van cyclamaten en koffie. ❙ Familiaal voorkomende blaaskanker. Er is een erfelijke vorm van blaaskanker, die soms voorkomt met onder meer darmtumoren (Lynchsyndroom).
Incidentie Blaaskanker staat op de zesde plaats van meest voorkomende vormen van kanker. De incidentie is sterk afhankelijk van het leefgebied en wordt vaker gezien in geïndustrialiseerde gebieden.
Symptomen Blaaskanker geeft in het beginstadium vrijwel geen klachten. In 75% van de gevallen is hematurie zonder pijnklachten het eerste teken. In 30% van de gevallen presenteert het blaascarcinoom zich met symptomen van blaasirritatie zonder zichtbare spoortjes bloed. Meestal is er dan sprake van Tis. Pijnlijke en/ of bemoeilijkte urinelozing (strangurie of dysurie) en veelvuldige urinelozing (pollakisurie) kunnen optreden als gevolg van blaaskanker. Soms treedt pollakisurie op als door de tumor de blaascapaciteit verkleind is. Bij doorgroei van het blaascarcinoom kunnen
ONCOLOGISCH ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT TIJDSCHRIFT
Om de kans op evolutie van oppervlakkig naar invasief blaascarcinoom in te schatten worden oppervlakkige blaastumoren in groepen ingedeeld.
9 9
A R T I K E L S
passage problemen van faeces, tenesmen (valse stoelgangdrang), pijn in het bekken of onderbuik en oedeem in de benen ontstaan.
Diagnostische middelen Volgende diagnostische middelen spelen een rol ◗ Urineonderzoek: sediment, cytologie, kweek. ◗ Cytologie: voor diagnose van Tis (niet voor tumoren met laag maligne potentieel) (IKL, 1999) ◗ Bloedonderzoek: bezinkingssnelheid, erytrocyten, hemoglobine, hematocriet, leukocyten en creatinine. ◗ Cystoscopie met biopsie. ◗ Aanvullende diagnostische onderzoeken zijn IVP, CT of MRI en RX thorax. ◗ De Bladder Tumor Antigen (of BTA)-test: Blaastumoren scheiden enzymen uit die het basale membraan aantasten en daardoor wordt de tumor invasief. Brokstukken van het basale membraan, die Bladder Tumor Antigen genoemd worden, komen in de urine terecht en kunnen met deze test opgespoord worden. (Conn, Crocker, Wallace,1987).
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT
Behandeling
10 10
Een positief cytologisch urineonderzoek wordt gevolgd door een transurethrale resectie of TUR. Dit gebeurt met diepe biopten t.h.v. de implantatieplaats van de tumor, om na te gaan of er detrusorinvasie of ingroei in de blaasspierwand aanwezig is. Een agressieve behan-deling met cystectomie of inwendige bestraling dient zich aan als er detrusorinvasie aangetoond wordt (Kerckhaert et al., 2003). Voor urotheliale papillaire tumoren met laag maligne potentieel kan de arts voor TUR kiezen. Indien een laattijdig papillair recidief voorkomt, kan de arts be-slissen om na de TUR onmiddellijk een éénmalige blaasinstillatie toe te dienen (Neyns, De Grève, 1999). Blaasinstillatie kan pas 10 tot 14 dagen na een TUR gestart worden omdat er voldoende heling van het slijmvliesoppervlak moet zijn (Games,1996). Het aantal recidieven vermindert met 50 % indien een éénmalige intravesicale toediening met Epirubicine of Mi-
tomycine C binnen de 6u na TUR wordt toegediend, behalve wanneer een blaasperforatie wordt vermoed (Oosterlinck, Kurth, Schroder, Bultinck, Hammond, Sylvester,1993). Tumoren met laag maligne potentieel worden klassiek behandeld met 4 tot 8 weken intravesicale chemotherapie. Hiervoor wordt gebruikgemaakt van Mitomycine C 40 mg, Epirubicine 50 mg of Doxorubicine 50 mg. Tumoren met hoog maligne potentieel worden na TUR behandeld met intravesicale immunotherapie, die superieur is aan intravesicale chemotherapie. De evolutie van het blaascarcinoom kan ingedeeld worden in 3 in elkaar overvloeiende vormen die een verschillende behandeling vragen (Neyns, De Grève, 1999): ◗ Superficiële of oppervlakkige blaastumor of stadium 0-I ziekte: Intravesicale chemo- en immunotherapie vormen na TUR de behandeling. ◗ Invasieve ziekte (T1-4,N0,M0) of stadium II ziekte met spierlaaginvasie: chemotherapie gecombineerd 0 met radiotherapie of heelkunde in studieverband. ◗ Metastatische ziekte (N1-2,M1) of stadium III ziekte: gecombineerde chemotherapie-radiotherapie of een radicale cystectomie. Patiënten die snel hervallen of met therapie-resistente tumoren kunnen met 2 nieuwe technieken behandeld worden: ◗ Fotodynamische therapie: Bij deze experimentele therapie wordt eerst een fotosensitieve stof ingespoten die geen werking heeft. Wanneer echter licht wordt gericht op het weefsel dat deze stof bevat, wordt het geactiveerd en het weefsel wordt vernietigd. Door zorgvuldig richten van de lichtstraal kan men selectief te werk gaan. Nevenwerkingen zijn blaasirritatie, verlies van blaascapaciteit, huidgevoeligheid tot ernstige zonverbranding. ◗ Synergo is een behandeling waarbij de blaaswand gelijkmatige verwarmd wordt tot 42.5- 45.5°C door het gebruik van een katheter. De patiënt krijgt gelijktijdig een blaasinstillatie met Mitomycine C voor 1 uur gedurende 8 keer per week.
BEGELEIDING VAN DE PATIENT MET OPPERVLAKKIG RECIVIDERENDE BLAASTUMOREN
Verpleegkundige aanpak bij blaasinstillatie Blaasinstillatie is een techniek, waarbij een katheter via de urethra in de blaas wordt gebracht. Na lediging van de blaas wordt het cytostaticum ingespoten en de katheter wordt verwijderd. De voorbereiding bestaat uit een intiem toilet, ontsmetten van de urethrale streek en het gebruik van een glijmiddel. Om spatten van het cytostaticum te voorkomen wordt gevraagd dat de patiënt zittend plast en nadien het onderlichaam wast. Er werden schriftelijke richtlijnen gepubliceerd die aan de patiënt kunnen aangeboden worden, om zo de gegeven mondelinge informatie te ondersteunen. (Moore, Newton, Grant,1993) (Figuur 2):
Figuur 2: Richtlijnen voor de patiënt behandelt met blaasinstillatie ◗ Informeer uw arts bij abnormale urinekleur of geur, bij koorts of hematurie. ◗ Drink minstens 6 tot 8 glazen water per dag. Vermijd cafeïne (droogt het lichaam uit) en alcohol, thee en kruiden (irriteren de blaas). ◗ Ga plassen als je aandrang voelt. ◗ Voor vrouwelijke patiënten: ga steeds plassen nadat je betrekking had. ◗ Vermijd geparfumeerd badschuim en zeep. ◗ Draag katoenen ondergoed dat transpiratie goed opneemt. ◗ Hou een vochtbalans bij: hoeveel vloeistof je drinkt en het aantal keren je urineert. ◗ Beperk vloeistofinname gedurende 8 uur vóór blaasinstillatie. ◗ Drink veelvuldig nadat de blaasinstillatie voorbij is. ◗ Gebruik anticonceptie omdat cytostatica misvormingen van de ongeboren vrucht kunnen veroorzaken. Condoomgebruik is aangewezen. Seksuele onthouding kan aangewezen zijn in de periode die onmiddellijk op de behandeling volgt. In Nederland wordt blaasinstillatie thuis toegediend. Het Transmuraal Zorgprogramma bundelde in 2000 de voorwaarden.
Algemene voorwaarden ◗ De thuisbehandeling kan pas aanvangen wanneer bekend is hoe de patiënt op de behandeling reageert. De eerste blaasinstillatie vindt in het ziekenhuis plaats. ◗ Bij de patiënt en verzorger dient de wens te bestaan de behandeling thuis uit te voeren. ◗ De huisarts dient akkoord te gaan met thuisbehandeling. ◗ De patiënt en/of verzorger dienen zorgvuldig geïnformeerd te worden over de behandeling, de risico’s en eventuele complicaties. Eventueel door het ondertekenen van een formulier verklaart hij/ zij de informatie te hebben begrepen en zich bewust te zijn van de consequenties van thuisbehandeling (informed consent). ◗ Alle betrokken hulpverleners dienen geïnformeerd te zijn over de thuisbehandeling, de noodzakelijke interventies, de materialen en de zorgorganisatie. ◗ Afspraken over de behandeling worden vastgelegd, bijvoorbeeld in een zorgdossier. ◗ De patiënt en/of verzorger heeft thuis een overzicht van de namen en de wijze van telefonische bereikbaarheid van de betrokken hulpverleners intra- en extramuraal. ◗ Indien tijdens de behandeling blijkt dat aan één van de voorwaarden niet kan worden voldaan, wordt de thuisbehandeling gestaakt en voortgezet in het ziekenhuis. Voorwaarden op het gebied van materialen en medicatie ◗ Een recept met de dosering en toedieningswijze. ◗ Het cytostaticum wordt door de (ziekenhuis) apotheker bereid en gevuld in een toedieningssysteem met luerlock-aansluiting. ◗ Bij de medicatie moet een bijsluiter gevoegd zijn. ◗ Het cytostaticum wordt op een veilige manier vervoerd zodat risico op morsen zo gering mogelijk is. ◗ Het cytostaticum moet thuis onder vastgestelde condities bewaard worden. ◗ De blaaskatheter is voorzien van een luerlockaansluiting.
ONCOLOGISCH ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT TIJDSCHRIFT
VERPLEEGKUNDIGE
11 11
A R T I K E L S
Voorwaarden op het gebied van deskundigheid ◗ Het bereiden van het voorgeschreven cytostaticum in een toedieningssysteem. ◗ Het informeren van patiënt en/of verzorger over de blaasspoelingen thuis. ◗ Urinecontrole met een urinestick + beoordelen van de urinestick ◗ Het inbrengen van een blaaskatheter, het aanen afkoppelen van het toedieningssysteem aan de katheter. ◗ Het toedienen van de instillatievloeistof. ◗ Het controleren van het effect van de blaasinstillatie en de mogelijke bijwerkingen. ◗ Het verwijderen van de katheter en toedieningssysteem. ◗ Het geven van instructie voor uitplassen, reinigen van het genitale gebied en toiletgebruik. ◗ Het controleren op bijwerkingen en complicaties. ◗ De instructie van de patiënt en/of verzorger geschiedt zowel mondeling als schriftelijk.
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT
Voorwaarden op het gebied van de zorgorganisatie
12 12
De behandelende specialist blijft primair verantwoordelijk. Deze verplicht zich ertoe om de behandeling over te nemen zodra niet meer aan de voorwaarden voor veilig en verantwoorde thuisbehandeling wordt voldaan. Hij garandeert bereikbaarheid en legt de beslissing tot thuisbehandeling en de afspraken schriftelijk vast in het zorgdossier. Hij delegeert de handelingen aan de specialistische verpleegkundige van de thuiszorg. De huisarts is thuis als eerste aanspreekbaar bij problemen. Hij consulteert zo nodig en volgens afspraak de uroloog. Hij legt de afspraken over de behandeling vast in het zorgdossier. De huisarts stelt bij afwezigheid zijn waarneemgroep op de hoogte van de thuisbehandeling. De (ziekenhuis)apotheker draagt zorg voor de bereiding van de instillatievloeistof in een toedieningssysteem met luerlock-aansluiting. Hij draagt zorg voor
aflevering van de medicatie en materialen (inclusief noodset) bij de patiënt thuis. De thuiszorg of de hulpverlener begeleidt de patiënt en/of verzorger zodat de techniek van blaasinstillatie gekend is. De patiënt en/of verzorger kan bij problemen gedurende de thuisbehandeling steeds beroep doen op een hulpverlener. De hulpverlener is bij de patiënt aanwezig gedurende de katheterisatie, tot en met het verwijderen van de katheter. de afspraken over de handelingen worden in het zorgdossier vastgelegd. De hulpverlener van de thuiszorg treft de beschermende maatregelen bij het toedienen van een blaasinstillatie. De patiënt en/of verzorger zorgt er voor dat de behandeling onder goede hygiënische omstandigheden en ongestoord kan worden uitgevoerd. Hij zorgt er voor (eventueel met een hulpverlener) dat de genees-middelen, materialen en hulpmiddelen aanwezig zijn. Wat betreft de financiering kan de thuisbehandeling pas beginnen wanneer de zorgverzekeraar bevestigd dat de kosten van de thuisbehandeling worden vergoed. In België is blaasinstillatie, toegediend buiten het ziekenhuis opgenomen in de nomenclatuur, onder artikel 8, waarin zorgen door verpleegkundigen toegediend, omschreven staan (KB 23 april 1997, in werking gebracht op 1 juni 1997). De verstrekkingen worden vergoed als ze door een geneesheer worden voorgeschreven. De meerwaarde voor de Belgische verpleegkundige is dat het belangrijk is te weten dat in Nederland het toedienen van een thuisblaasinstillatie een onderdeel is van de totale behandeling van de patiënt. Er is steeds een gedeelte klinisch, poliklinisch en de thuisbehandeling. Intra- en extramurale hulpverleners zijn in Nederland betrokken bij het toedienen van de blaasinstillatie. Dit samenwerkingsverband steunt op een nauwkeurig omschreven en toepasbare zorgorganisatie.
BEGELEIDING VAN DE PATIENT MET OPPERVLAKKIG RECIVIDERENDE BLAASTUMOREN
Belevingswereld van de patiënt met blaaskanker Informatie door de arts/verpleegkundige bij diagnose: de acute fase Ik vergelijk de omschrijving in de Nederlandse Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst met het KB van 22 augustus 2002, die beide handelen over patiëntenrechten. In de Nederlandse Wet behoort de medische informatie, de diagnose en behandelingsmogelijkheden tot de deskundigheid van de arts. De patiënt wordt betrokken in de besluitvorming over de behandeling. Deze wet omschrijft dat het autonome deel van het deskundigheidsgebied van verpleegkundigen, het begeleiden is van patiënten of de patiënt ondersteunen in de bewustwording van de diagnose. De Belgische wetgever laat toe dat de arts zich beroept op een ruimere interpretatie van de omschrijving van de patiëntenrechten. De arts kan oordelen dat informatie over de gezondheidstoestand aan de patiënt niet meegedeeld moet worden. De mededeling van de diagnose kan een bedreiging voor de gezondheid van de patiënt inhouden. Dit betekent dat de arts niet verplicht is de diagnose van kanker mee te delen aan de patiënt, maar wel aan een vertrouwenspersoon. De communicatie moet gebeuren in een voor de patiënt duidelijke en begrijpelijke taal. In principe wordt de informatie mondeling verschaft maar een schriftelijke neerslag kan gevraagd worden. De periode na de diagnose en vóór de start van de behandeling ervaren de meeste patiënten als bijzonder stressvol. Terwijl ze de diagnose verwerkt moet worden, staan ze ook voor belangrijke beslissingen betreffende de behandeling. Deze periode wordt gekenmerkt door angst, onzekerheid en boosheid. Onderzoek toont aan dat verpleegkundigen tekortschieten bij de begeleiding van emoties van chemotherapiepatiënten (Van De Pasch, 2000). ◗ De belangrijkste emoties zijn onzekerheid, angst en hoop. ◗ Vele kankerpatiënten ervaren dat naast hun
◗
◗
◗
◗
fysieke problemen, het bespreken van de emotionele behoeften, niet zonder problemen verloopt. Patiënten beleven het moeilijkste moment bij het voeren van het eerste gesprek over de diagnose en behandelingsmogelijkheden. Verpleegkundigen denken dat het moeilijkste moment ligt in de wachtperiode tot aan dit gesprek. In het tweede gesprek wil de zorgverlener praten over de komende behandeling, terwijl de patiënt wil praten over de toekomst NA de chemotherapie. Verpleegkundigen leggen de nadruk bij informatieverstrekking vooral op de medisch-technische aspecten en hebben minder aandacht voor de gevoelsmatige kanten. Zelden is een zorgverlener aanwezig bij het eerste gesprek, nochtans speelt de verpleegkundige in de periode erna een belangrijke rol. De aanwezigheid van de oncologieverpleegkundige bij het eerste diagnosegesprek kan belangrijk zijn voor de verdere communicatie.
De ervaring van oncologieverpleegkundigen leert dat tijdens een eerste opname een grote hoeveelheid mondelinge informatie verloren gaat. In Nederland werd een project voorgesteld om patiënten gerichter te informeren om zo onwetendheid en onzekerheid te verminderen, bijwerkingen te verkomen en het zelfzorgvermogen te vergroten (Does, Geerlings, 2002). De patiënt krijgt via informatiekaarten alleen informatie over de bijwerkingen die op grond van de samenstelling van cytostatica te verwachten zijn. De informatie is uniform en controleerbaar en bedoeld ter ondersteuning van de mondelinge informatie. De gerichte schriftelijke patiënteninformatie is geëvalueerd door de patiënten en het verpleegkundig team aan de hand van een drietal vragenlijsten. De verpleegkundigen ervaarden de patiënteninformatie als ondersteunen vonden het systeem goed hanteerbaar en een verbetering van de zorgkwaliteit. Uit de evaluatie door patiënten werd gesuggereerd om de patiënteninformatie al op de polikliniek te geven.
ONCOLOGISCH ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT TIJDSCHRIFT
VERPLEEGKUNDIGE
13 13
A R T I K E L S
Aanbieden van psychische steun tijdens de verwerkingsfase
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT
Veel mensen hebben het idee dat ze tegen de tijd dat ze lichamelijk hersteld zijn, ook weer psychisch hersteld zouden moeten zijn. Het is echter zo dat het psychologische verwerkingsproces achter loopt op het lichamelijke herstel. Dit betekent dat de grootste klap in psychologisch opzicht pas komt als men er lichamelijke juist weer bovenop komt. Dit is voor de patiënt en voor de anderen verwarrend. Ontkenning krijgt steeds meer aandacht binnen de oncologie. In de Verenigde Staten werd een onderzoek gedaan naar de verschillen tussen verpleegkundigen en artsen in de benadering van ontkenning bij oncologische patiënten (Ross, Peteet, Medeiros, Walsh-Burke, Rieker, 1992). Uit beschrijvingen van oncologen en verpleegkundigen komt naar voren dat zij een aanzienlijk r klap ieen aectn hebben voor debehoefstr van patiëntena(an ontkennin. T)3gmelijkr tijdnzien de raenijn,dpan ontkenning een r klap oordestoeomsk(andwz)19.9arsbomel.naarklad(oor)]TJT*.10604Tw[gkunnen(z)19.9(o)0(r)10gvulndig(enijdividu(eelgderacht)9.8 en dte tijdgen motioneleteunad(oot)960ga(als st )]TJT*-0.0001 Tc-0.0340 Tw[(degme(egeheid om st)960(.)-0.1(spr)15pa)5.1(r) v a n m e e e l i j h e i d s t e s s p r e g e ( r ) 1 0 v e 3
14 14
BEGELEIDING VAN DE PATIENT MET OPPERVLAKKIG RECIVIDERENDE BLAASTUMOREN
beroepsgroepen het meest noemen, is de vraag of patiënten die ontkenning gebruiken en toch blijven lijden, wel voldoende informatie hebben gekregen, vooral over de risico’s en voordelen van experimentele chemotherapie in de terminale fase van hun ziekte. Artsen en verpleegkundigen hebben een complementaire rol in de patiëntenzorg. Communicatie tussen de leden van het behandelteam is dus essentieel; dat betekent ook dat degenen die veel tijd met de patiënt doorbrengen, verpleegkundigen dus, de gelegenheid geboden wordt hun mening te geven over de behoefte van de patiënt aan meer informatie. Een aantal aandachtspunten voor hulpverleners in de omgang met kankerpatiënten worden hier geformuleerd (Brunklaus,1997). ◗ De patiënt betrekken bij het plannen van de behandeling met respect voor het denken en het volgtempo van de patiënt kan veel goed doen. ◗ Oprechte belangstelling en betrokkenheid. De patiënt heeft het moeilijk om vanuit zijn ondergeschikte rol waarin hij zich soms plaatst als eerste over zijn onzekerheid en zorgen te praten en apprecieert het dat de hulpverlener hier de eerste stap zet. Het is soms moeilijk te praten maar door geduldig luisteren van de verpleegkundigen kunnen de gevoelens van de patiënt loskomen. ◗ In een crisis zijn er afwisselend momenten waarop iemand zich afsluit of meer openstelt voor zijn gevoelens. In een kort moment kan je met een enkel woord of gebaar veel oproepen en steun geven. Iemand mag naar aanleiding daarvan alleen en in stilte verdrietig zijn of angstig. Als je als verpleegkundige er letterlijk en figuurlijk voor gaat zitten kunnen enkele minuten echt contact vaak wezenlijker zijn dan een lang gesprek. Niet elk contact hoeft daarom tot een dieper gesprek te leiden. Met een vragende houding toont de verpleegkundige respect voor het territorium van de patiënt en als verpleegkundige versterk je bij de patiënt het besef dat hij zelf kan kiezen. ◗ Een stilte in het gesprek kan functioneel zijn en hoeft niet meteen opgevuld te worden. ◗ Patiënten hebben behoefte aan concrete informatie.
Er kan nagedacht worden om hiervoor contact te leggen met andere personen zoals de arts, de partner of mensen van een patiëntenvereniging. ◗ Luisteren naar patiënten valt soms moeilijk, soms wil je gewoon werken, heb je schuldgevoelens. De hulpverlener wordt ook met zichzelf geconfronteerd. Om als verpleegkundige goed te kunnen luisteren naar patiënten is het vooral ook belangrijk dat je naar je eigen gevoelens luistert. ◗ Een patiënt kan zich vanuit zijn situatie afreageren op de verpleegkundige. Het is steeds mogelijk dat je hierop verdedigend reageert of dat het je in verlegenheid brengt. Het is belangrijk dat je dit bespreekbaar stelt. ◗ Er wordt aangeraden om een collega uit te kiezen waarbij je je veilig voelt en waarbij je je gevoelens kwijt kunt. ◗ De voortdurende confrontatie van de verpleegkundige met deze patiënten laat hem/haar ook niet koud. Er moet een bevredigende balans zijn tussen emotionele betrokkenheid enerzijds en voldoende afstand anderzijds. Patiënten op een oncologieafdeling zullen andere kankerpatiënten ontmoeten. (Steen Isaksen, Gjengedal, 2000). Terwijl sommige patiënten het fijn vinden om veelvuldig en close met elkaar om te gaan, zijn anderen wat sceptischer over een dergelijk contact en zullen dit juist uit de weg gaan. Onderzoek dat zich concentreerde op de onderlinge relaties tussen kankerpatiënten in ondersteuningsgroepen toont aan dat dergelijke relaties een positief effect hebben op patiënten. Wederzijds contact, begrip en een nuttige uitwisseling van ervaringen kunnen bijvoorbeeld resulteren in een betere overlevingstrategie en een hoger aanpassingsniveau. Hoewel het nut van de ondersteuningsgroepen goed gedocumenteerd is in de literatuur, laten sommige onderzoeken ook de negatieve ervaringen zien, zoals stress tengevolge van wederzijdse verplichtingen en van verkeerde reacties. Follow-up: de chronische fase Hoewel kanker steeds vaker te behandelen is, blijft de uitkomst in het bijzonder op lange termijn erg onzeker. Helaas steekt na een ziektevrije periode de ziekte toch
ONCOLOGISCH ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT TIJDSCHRIFT
VERPLEEGKUNDIGE
15 15
A R T I K E L S
vaak de kop weer op. Vaak impliceert een dergelijk recidief een wending in prognose en behandelingsperspectief van curatie naar palliatie. Deze fundamentele verandering heeft uiteraard zijn weerslag op de psychische gesteldheid van de patiënt. Een van de belangrijkste vormen van hulpverlening in de follow-up is het geven van informatie. De problemen waarmee de patiënt in de verschillende fasen te maken krijgt, vragen echter om meer dan informatie alleen. Patiënten hebben naast inhoudelijke informatie ook behoefte aan advisering, aanwijzingen hoe ze kennis kunnen vertalen in daden of beslissingen. De verpleegkundige zorg voor een patiënt met blaaskanker is zowel gericht op de preventie en behandeling, de complicaties van de behandeling en op het anticiperen en reageren op psychosociale behoeften. Patiënten dienen advies te krijgen over een gezonde levenswijze met betrekking tot voeding en het stoppen met roken. Het verbeteren van de seksuele gezondheid is een ander belangrijk aspect. De patiënt en zijn partner dienen voorlichting, advies en vervolgzorg te krijgen met betrekking tot het seksuele functioneren en de seksuele activiteit (Roodhouse, 2002).
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT
Discussie
16 16
Een aantal vragen blijven voor mij onbeantwoord. De omschrijving van patiëntenrechten voorziet een wettelijk kader. ◗ Is de boodschap, waarin de diagnose verborgen zit, door de patiënt begrepen? ◗ Is het tijdstip van het diagnose- en behandelingsgesprek goed gekozen, zodat zonder tijdsdruk alle patiëntenvragen kunnen beantwoord worden? ◗ Kan een tweede moment afgesproken worden om bijkomende vragen te beantwoorden? Vaak blijven mensen met het psychologisch verwerken alleen achter, want dit valt na de periode van chemobehandeling. Misschien kan een voorstel gedaan worden tot grotere alertheid en doorverwijzing naar de ziekenhuispsychologe of de cheques voor begeleiding, die ter beschikking gesteld worden. De vraag blijft of intravesicaal toedienen van cytostatica op een daghospitalisatie thuishoort. Er is geen
nomenclatuur voorzien in België om thuisblaasinstillatie met cytostatica zoals in Nederland, te realiseren. Kan het nuttig zijn met thuisblaasinstillatie van de Belgische patiënt de betrokkenheid tot de behandeling en de verzorging van oppervlakkige blaastumoren te stimuleren en zo de gezondheidskosten te beperken? Is het nuttig dat de patiënt na het inspuiten van het product onder toezicht van de verpleegkundige in het ziekenhuis blijft? Hiervoor bestaat voorlopig geen éénvormigheid. Er is geen protocol voorzien waarin blaasinstillatie per cytostaticum wordt uitgewerkt en de specifieke richtlijnen naar verpleegkundige handelingen worden omschreven.
Besluit Er is wel duidelijk een taak weggelegd voor de verpleegkundige. De oncologische verpleegkundige kan aanwezig zijn bij het eerste gesprek door de arts rond diagnose en behandeling, dit bevordert de communicatie met de patiënt. Ze kan de patiënt informeren over de blaasinstillatie en een luisterend oor betekenen voor zijn emoties. De patiënt kijkt vooral uit naar de periode na de blaasinstillatie, naar de toekomst, die hij/zij zelf weer in handen kan nemen Het blijft een uitdaging voor alle betrokkenen om de eigen procedures, werkwijzen en gewoontes blijvend in vraag te stellen en alternatieven voor ogen te houden. Een vergelijking van deze zaken tussen bvb. België en Nederland leveren al een aantal opvallende verschillen. Artsen en verpleegkundigen hebben een complementaire rol in de patiëntenzorg. Communicatie tussen de leden van het behandelteam is dus essentieel; dat betekent ook dat degenen die de meeste tijd met de patiënt doorbrengen, verpleegkundigen dus, de gelegenheid geboden wordt hun mening te geven over de behoefte van de patiënt aan meer informatie.
VERPLEEGKUNDIGE
BEGELEIDING VAN DE PATIENT MET OPPERVLAKKIG RECIVIDERENDE BLAASTUMOREN
Bronvermelding Tijdschriftartikels - Enzlin,M.,(2000). Verpleegkundige op stoel van de arts: het belang van de waarheid. Verpleegkunde Nieuws,14,(2),30-31. - D’Hallewin, M.A., Baert, L. (1996). Niet-invasieve Follow-up en diagnose van oppervlakkig blaascarcinoom: Bestaat er een alternatief voor de urinecytologie? Tijdschrift voor Geneeskunde, 52, ( 3) 182-184. - Does, A., Geerlings, H. (2002). Gericht informeren. Oncologica, 19, (1) ,39-40. - Games, J. (1996). Nursing implications in the management of superficial bladder cancer. Seminars in Urologic Oncology, 14, (1), 36-40. - Kelly, L.P., Miaskowski, C. (1996). An overview of bladder cancer: treatment and nursing implications. Oncology Nursing Forum, 23, (3), 459-468. - Kerckhaert, W., Oosterlinck, W. (2003). Intravesicale BCG-instillaties voor oppervlakkige blaastumoren: een samenvatting voor de huisarts. Tijdschrift voor Geneeskunde,59,(14),915-919. - Neyns, B., De Grève, J.(1999). Systemische chemotherapie bij de behandeling van het blaascarcinoom. Oncologisch Tijdschrift,4, 11-13. - Njinoui,B., Dardenne, B., Darimont, M.,Wese,F.X.,Van Cangh,P.J.(1999). Behandeling van blaastumoren. Urobel Magazine,5,(1),12-18. - Oosterlinck,W., (2002). The managment of superficial bladder cancer. Urobel Magazine,6,(2),14-18. - Roodhouse, A.(2002). De behandeling van blaaskanker : verpleegkundige aspecten. Verpleegkundig Perspectief, 18, (4), 4-11. - Van De Pasch, T.(2000). Begeleiden van kankerpatiënten kan beter : emoties en chemotherapie. Tijdschrift voor Verpleegkundigen,110, (13), 414-417. - De Jong, F., van Roode, K., (1994). IKA training ‘Communiceren in de oncologie: crisisinterventie door verpleegkundigen’ sluit aan bij praktijk. Oncologica,11, (3), 28-30. - Ross, D., Peteet, J., Medeiros, C., Walsh-Burke, K.,Rieker, P. (1992). Verschillen tussen verpleegkundigen en artsen in de benadering van ontkenning bij oncologische patiënten. Verpleegkundig Perspectief, 9, (5), 35-46. - Steen Isaksen, A., Gjengedal, E., (2000). De betekenis van lotgenotencontact voor de kankerpatiënt: wat kunnen verpleegkundigen doen? Cancer Nursing, 23, (5), 382-390.
Boeken: - Bosma, E.S., (red.). (2000) Transmuraal Zorgprogramma Blaasinstillatie, KwaliteitsInstituut voor Toegepaste ThuisZorgvernieuwing. - De Haes,J., (red.).(2001) Psychologische patiëntenzorg in de oncologie. - Bruncklaus, O., (1996) Luisteren naar mensen met kanker: een handreiking voor verpleegkundigen.
Internetbronnen: - Gijsen, B., (red) (1999). Richtlijn diagnostiek en behandeling urologische tumoren. Integraal Kankercentrum Limburg, 1-21. http://www.ikc.nl/ikl/richtlijnen/blaastumoren.pdf - Rebel (J.M.J.).(19 april 2003), Nieuwe aangrijpingspunten behandeling blaaskanker http://www.kanker-actueel.nl http://www.kanker-actueel.nl - http://www.Kankerregister.org - http://www.uroweb.org/files/uploaded_files/bladdercancer.pdf - http://www.webweaver.be/nkr/www/fiches1998/urinewegen.pdf
ONCOLOGISCH ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT TIJDSCHRIFT
- Zeegers (M.).(26 juni 2003),Roken belangrijkste oorzaak blaaskanker,
17 17
18
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT
Wij innoveren voor u. Wereldwijd zijn er 30.000 ziekten bekend. Voor drie vierden ervan bestaat nog steeds geen geneesmiddel of behandeling, aldus de Wereldgezondheidsorganisatie. Samen staan we dus voor een belangrijke uitdaging. En net zoals u maatschappelijk een cruciale rol vervult, zo neemt ook Janssen-Cilag haar verantwoordelijkheid op. Door het ontwikkelen van nieuwe medicijnen. Door het verbeteren van bestaande therapieën. Door continu innovatief op te treden. De vruchten van die aanpak zijn geneesmiddelen die in het verleden reeds bekroond
werden met de Galenusprijs: Eprex en Nizoral. Maar denkt u ook aan recentere farmaceutische doorbraken zoals Durogesic, Topamax, Risperdal, Pariet en Reminyl. Of aan het inzetten van nieuwe informatiekanalen en servicetechnologieën, die u toelaten om op ons een beroep te doen wanneer u dat wenst, op de wijze die u verkiest. Zodat u zich optimaal kunt wijden aan datgene waar uw patiënten een gouden belang aan hechten: hun gezondheid.
Gáán voor Gezondheid
VERENIGINGNIEUWS VERENIGINGNIEUWS
22e JAARCONGRES V.V.R.O. 10 DECEMBER 2005, UZA ANTWERPEN ZAAL 1
ONCOLOGIE
ZAAL 2
HEMATOLOGIE
09:00 - 09:45
Hormonale therapie
09:00 - 10:00
Schimmelinfekties
Dr. An Vandenbroeck, AZ-Middelheim
09:45 - 10:45
10:45 - 11:15 11:15 - 12:15
Nieuwe doorbraak bij hersentumoren
Dr. Jan Van Droogenbroeck, AZ St. Jan Brugge AV
Dr. Bart Neyns, AZ-VUB
10:00 - 10:30 10:30 - 11:15
Pauze Small cell/non small cell tumoren Prof. Dr. Johan Vansteenkiste,
Pauze Groeifaktoren in de preventie van mucositis
11:15 - 12:00
Stollingsproblematiek
Prof. Dr. Lucien Noens, UZ Gent Dr. Peter Verstraeten, O.L.V. Aalst
UZ Gasthuisberg Leuven
12:15 - 13:30 13:30 - 14:30 14:30 - 15:30
Lunch Aansprakelijkheid Meester Jan Vande Moortele
Lunch Kathetherzorg Drs. Tom Van Boxtel,
Verpleegkundige en euthanasie
UCM Utrecht, Nederland
Mevr. Michèle Van Laere, O.L.V. Aalst
ZAAL 3 09:00 - 09:45
12:15 - 13:30 13:30 - 14:30
14:30 - 15:30
Naaldloos werken Dhr. Gerrit Ponnet, AZ-VUB, Jette
RADIOTHERAPIE Pathologie en behandeling longtumoren Dr. Yves Mentens, AZ St. Elisabeth Herentals
09:45 - 10:15
Beeldfusie Mevr. Sally Ghysbrechts, AZ St. Elisabeth Turnhout
10:15 - 10:45 10:45 - 11:15
Pauze Integratie van de PET scan in de behandeling van long tumoren dmv IMRT Dhr. Samuel Bral, UZ Gent
11:15 - 12:00
Respiratory gating Prof. Dirk Verellen, AZ-VUB Jette
12:15 - 13:30 13:30 - 14:30
Lunch Biochemie van de pijn
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT
Prof. Dr. Marc Mareel, UZ Gent
20
14:30 - 15:30
Neuropathische pijn in de oncologie Dr. Guy Hans, UZA Wilrijk
15:45
UITREIKING PRIJZEN EN RECEPTIE
INSCHRIJVINGEN Inschrijvingsgeld, inclusief koffie, lunch, receptie en verslagboek
voor 20/11/2005
na 20/11/2005
Lid:
45 Euro
55 Euro
Niet-lid:
65 Euro
75 Euro
Student:
40 Euro
50 Euro
Inschrijven gebeurt via het secretariaat V.V.R.O. U hoeft het inschrijvingsgeld pas te betalen na ontvangst van de factuur. Doe dit uitsluitend met de mededeling die op de factuur staat vermeld. De ontvangst van uw factuur is voor u het bewijs dat uw inschrijving is geregistreerd. Na 04/12/2005 betaalt u contant op het congres. Informatie: Secretariaat VVRO • tel.: 02/477 83 87 • Fax: 02/477 83 86 • E-mail:
[email protected]
" INSCHRIJFSTROOK 22E JAARCONGRES Naam: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Lidnummer: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Adres: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Telefoonnummer: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
E-mail: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Terugsturen of faxen naar secretariaat VVRO, Laarbeeklaan 101, 1090 Brussel tel.: 02/477 83 87 • fax: 02/477 83 86 •
[email protected]
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT
Ziekenhuis - dienst: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
21
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT
2ESPONSIBLE EDITOR ! (UBERT !MGEN .OV
$RAMATICALLY IMPROVING PEOPLES LIFES
22
Lid worden… Zegt het je wat? De Vereniging voor Verpleegkundigen Radiotherapie en Oncologie, kortweg VVRO, bestaat reeds meer dan 20 jaar en is in de loop der jaren een referentie geworden binnen de oncologische verpleegkundige zorg. De vereniging is uitgegroeid tot een breed netwerk van mensen werkzaam in de oncologie in al zijn deelaspecten. DOELSTELLING ® Bijdragen aan een optimale professionele verpleegkundige zorg voor de kankerpatiënt en zijn familie. ® Bijdragen aan de professionalisering en deskundigheid van de oncologisch verpleegkundigen. ® Het ontwikkelen van de oncologische verpleging als een bijzondere deskundigheid. Zij ® ® ® ® ®
tracht deze doelstellingen te bereiken door: Het organiseren van wetenschappelijke bijscholingen en voordrachten. Het organiseren van het jaarcongres, symposia, cursussen… . Het opbouwen van een netwerk van werkgroepen en stuurgroepen Betrokkenheid bij de organisatie en inhoudelijke invulling van opleidingen voor verpleegkundigen. Het uitwisselen van informatie door het onderhouden van een website en het uitgeven van het Oncologisch Tijdschrift. ® Samenwerking met nationale en internationale organisaties (VVU, VLK, Federatie Palliatieve Zorg, EONS, ERTED) en contacten met de overheid. ® Het ontwikkelen van projecten in samenwerking met de farmaceutische industrie. ® Wetenschappelijke projecten binnen de werkgroepen van de vereniging. HOE LID WORDEN Dit kan u doen door bijgevoegd inschrijvingformulier terug te sturen naar het secretariaat of door u in te schrijven via de website (www.vvro.be). Het lidmaatschap bedraagt 30 Euro. Voordelen van het lidmaatschap: ® Gratis abonnement op het ‘Oncologisch Tijdschrift’. ® Abonnement op ‘EONS Newsletter’ gratis op aanvraag. ® Toegang tot het afgesloten ledensegment op de website. ® Op de hoogte blijven van actuele ontwikkelingen in de oncologie. ® Interessante contacten met collega’s uit het werkveld. ® Mogelijkheid om te participeren in de werkgroepen. ® Mogelijkheid om mee te werken aan de organisatie van activiteiten. ® Belangrijke reductie op alle activiteiten georganiseerd door VVRO. ® Belangrijke reductie op internationale congressen.
" IK WIL LID WORDEN VAN VVRO !
Titel of diploma: ……………………………………………………
Instelling: …………………………………………………………… Afdeling: .………………………………………………….............. Thuisadres: ……………………………………………………………………………………………………………………………………….. Tel: ……………………………………….. Fax: …………………………………… E-mail: …………….................…........…………... Datum:………………………………………………………………. Handtekening: ………………………………………………………
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT
Naam: ………………………………………………………………
23
Radiotherapie
WERKGROEP
BIJSCHOLINGSAVOND ‘KWALITEITSCONTROLE BIJ HET POSITIONEREN VAN PATIENTEN’ 13 OKTOBER 2005, AZ ST. MAARTEN, CAMPUS DUFFEL Auditorium Polyvalente zaal, Rooienberg 25 – 2570 Duffel
ON- EN OFFLINE CORRECTIEPROTOCOLS
AANVANG: 18.45 u SPREKERS: Dr. Ph Spaas (AZ. St. Maarten) Dr. P. Barbier (AZ. St. Maarten) Prof. dr. D. Verellen (AZ. VUB.) Dr. V. Vandeputte (AZ. St. Maarten) EINDE:
21.30 u
INSCHRIJVINGEN: tel: 015/304644 e-mail: luc.van.loock@emmaüs.be KOSTPRIJS: 2,50 Euro voor leden
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT
5,00 Euro voor niet-leden
24
WERKGROEP
Chemotherapie
Uit alle hoeken van het Vlaamse land komen ze alle twee maanden samen, de leden van de chemotherapie werkgroep. Place to be ? Het VUB ziekenhuis te Jette, alwaar men zich buigt over alle mogelijke problemen die te maken hebben met cytostatica. De leuze is: ’de patiënt centraal’, maar ook aan de veiligheid voor de verpleegkundigen en het milieu wordt steeds gedacht. De aanpak rond de problemen van de chemotherapie zien we zo breed mogelijk, te beginnen bij de bereiding en de toediening, over de begeleidende medicatie, de groeifactoren, tot en met ijskappen en nagelkoelers… Maar we denken en werken ook mee aan de psychische opvang en ondersteuning van onze patiënten en we vergaderen jaarlijks eenmaal rond een of meerdere palliatieve thema’s. Stof genoeg dus om de vijf vergaderingen te vullen! Ook voor nieuwe ontwikkelingen zijn we niet onverschillig en aan bepaalde trends proberen we een blijvender karakter te geven. Zo is de werkgroep chemo mee de drijvende kracht achter het ontstaan van een nieuwe werkgroep rond katheter zorg, die eerstdaags zal geconsacreerd worden binnen de VVRO. Je zal er nog van horen!! Maar wat deden we nu concreet vorig jaar en waar zijn we momenteel mee bezig? Voor 2004 realiseerden we een geslaagde bijscholingsnamiddag in het Stuyvenberg ziekenhuis te Antwerpen. De thema’s immuniteit, sepsis in de oncologie en nieuwe perspectieven in de chemotherapie werden door de aanwezigen gewaardeerd. Ook het voting-system viel erg in de smaak. In april brachten we een bezoek aan het palliatief dagcentrum ‘Het Pond‘ te Bonheiden en we verrichtten met zijn allen heel wat leeswerk voor de VLK patiëntenbrochure. In het najaar gaven we support voor het jaarlijkse congres en we besloten 2004 door het hoofd koel te houden; de bijscholing over scalpcoolers was interessant. Ten slotte probeerden we op elke vergadering een antwoord te vinden voor de vele vragen die via de web site in onze richting werden gestuurd.
Jan Van Gaver Voorzitter werkgroep chemo
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT
In 2005 spendeerden we een werkvergadering aan de EORTC- guidelines for the use of ESP in anemic. Maw werden we optimaal geïnformeerd over het gebruik van erythropoetine in de oncologie. De bijscholingstweedaagse (extra module hemato) op 28 en 29/04 bleek weerom een schot in de roos. De juiste onderwerpen, goede sprekers en 81 gemotiveerde verpleegkundigen, zorgden ervoor dat het iets te kleine leslokaal gonsde van enthousiasme! De overige werkvergaderingen van dit jaar zullen gebruikt worden om de CD rom cytostatica verder uit te breiden en ‘up to daten’. Sinds de laatste drie jaar zijn er vele nieuwe producten bijgekomen, en het is de bedoeling dat ook de monoclonale antistoffen (Mabthera, Herceptine..) en de thyrosinekinaseremmers (glivec..) aan de lijsten worden toegevoegd. In de marge dient nog te worden vermeld dat de groep op het einde van het jaar zal worden blootgesteld aan aromatherapie (relaxeren van patiënten) en als we dat overleven gaan we met een delegatie naar het ECCO congres in Parijs. Wij zien dat wel zitten!!
25
Humaan normaal immunoglobuline van de vierde generatie
Het Evenwicht
p Halfwaardetijd: 36 dagen* p Laag IgA-gehalte p Zeer weinig bijwerkingen (0,53%)** p Fysiologische IgG-subclassen verdeling p Intacte molecule: superieure Fc-functie p Hoog monomeer-/dimeergehalte p Verpakking: 2,5g - 5g - 10g *
Gebruiksklare oplossing Bewaren op kamertemperatuur Dubbele virusinactivering
Pharmacokinetics of total IgG and IgG Subclasses in Patients with Primary Immunodeficiency Syndromes Treated with Octagam (Scherrmann J.M. et al., 14th Meeting of the BHS, abstr. 50 p 127, Feb. 1999)
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT
** Pharmacovigilance Study ‘95-’98 (data on file)
Octapharma N.V. De Frélaan 269/4 B-1180 Brussel Tel. (32 2) 373 08 90 Fax (32 2) 374 48 35
26
B E S T E L A D R E S : N.V. Pharmalogistics S.A. Demeurslaan 71 1654 Huizingen Tel. (32 2) 363 15 70 Fax (32 2) 360 30 85
Veiligheid en optimaal gebruik van plasma
De nieuwe standaard voor het flushen van I.V. katheters
BD Saline Spuiten TM
(NaCl 0,9%)
Onderhoud en bescherming bij vasculaire toegang
De nieuwe standaard: - geen naalden, glazen flessen of ampullen meer; - minder handelingen en een minimale voorbereidingstijd. BD™ Saline is beschikbaar zowel voor het werken op als buiten steriele velden.
BD Medical Medical Surgical Systems POB 13 Erembodegem-Dorp 86 B-9320 Erembodegem Tel. 053 72 02 11 Fax 053 72 02 00
www.bdeurope.com/safety
[email protected]
Postbus 757 NL-2400 AT Alphen a/d Rijn Tel. 020 582 94 16 27 Fax 020 582 94 21
BD/FL012/12.04/2004
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT
BD en BD logo zijn handelsmerken van Becton, Dickinson and Company. © 2004 BD
Gebruiksklare, voorgevulde spuiten voor het eenvoudig, zeker en snel flushen van I.V. katheters.
VLAAMSE VERPLEEGUNIE
NIEUWSBRIEF 1, MEI 2005
◗ Uitklaren van de functie van zorgkundige en de voorwaarden ter uitoefening ervan;
Massaal verpleegkundig ongenoegen schept kansen voor nieuw totaalproject
◗ Omschrijven en valoriseren van de functie van hoofdverpleegkundige en het verder ontwikkelen van zijn/haar competenties
Het sociaal akkoord dat op 26 april 2005 voor “de witte sector” werd gesloten tussen werkgevers, vakbonden en overheid veroorzaakte dermate veel ongenoegen bij verpleegkundigen in heel Vlaanderen dat de Vlaamse Verpleegunie de petitie “Dit is geen wit akkoord” lanceerde om hieraan uiting te geven. Vanuit alle settings (thuiszorg, ziekenhuizen, ouderenzorg, psychiatrie,…) kwamen
als beheerder en organisator; ◗ Hervormen van de evaluatie van toestand van de patiënt; ◗ Verbeteren van de levenskwaliteit van de verpleegkundigen; ◗ Verhogen van de kwaliteit van de verpleegkundige zorg; ◗ Doorzetten en zelfs uitbreiden van de
de handtekeningen binnen gerold. Tot op vandaag
financiering van de geïntegreerde diensten voor
verzamelden we 1662 handtekeningen, we laten de
thuisverpleging;
actie verder lopen tot in september.
◗ Erkennen van de verpleegkundige thuiszorgpraktijken;
De Raad van Bestuur besliste op 18 mei tot volgende verdere strategie:
◗ Aanpassen van de verpleegkundige vertegenwoordiging zowel op nationaal als op lokaal vlak;
I. Opbouwende gesprekken voeren met de vakbonden, nadien met werkgevers. - Doelstelling: sociaal akkoord 2011 reeds voorbereiden. - Inhoud: goed voorbereid het sociaal akkoord 2005 toetsen aan de Gezondheidsdialogen en de reële professionele behoeften van de verpleegkundigen.
◗ Voorbereiden en initiëren van een overleg met de Gemeenschappen rond de toekenningsvoorwaarden van de titel van verpleegkundige en vroedvrouw, van specifieke professionele kwalificaties en de erkenning van langs ervaring verkregen competenties; ◗ Voeren en financieren van een echte politiek van permanente vorming in alle gezondheidsinstellingen met inbegrip van vormingsverlof
Uit de Gezondheidsdialogen die de Minister van
(kredieturen) zowel in de privé- als in de
Sociale zaken en Volksgezondheid met de sector
openbare sector.
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT
gevoerd heeft in 2004 waren immers volgende
28
prioriteiten naar voor gekomen in de sector van
In haar Memorandum ‘De toekomst van de ver-
de verpleegkundigen en vroedvrouwen thuis en in
pleegkunde in België en ook in Europees perspectief’,
instellingen:
opgesteld naar aanleiding van de toekenning van de
◗ Verbeteren van de arbeidsvoorwaarden en de
Prijs Prof. Dr. J.M. Heymans op 12.05.2005, verwoordt
verpleegkundige omkadering;
mevrouw Anita Simoens-DeSmet het als volgt:
“Het betrekken van de syndicale middens in het verbeteren van de werkomstandigheden en
in OECD countries” wordt ondermeer gesteld dat: ◗ “De “human resources” een essentiële factor
– voorwaarden, en de beroepsverenigingen in het
zijn voor het verstrekken van gezondheidszorg.
bevestigen van de waarde van de professionele
Deze factor beïnvloedt direct de performantie van
ontwikkelingen in een breder perspectief. Dit zal
de gezondheidszorgsystemen;
leiden tot een betere recrutering en retentie van
◗ Een toegankelijke gezondheidszorg vergt o.m.
personeel maar ook tot het verstrekken van een
een verpleegkundig korps met een adequaat
betere gezondheidszorg aan de bevolking; (…)
aantal beoefenaars die bovendien in staat zijn
Het recente sociaal akkoord voorziet in een aantal
om veilige en hoog technologische- en
omkaderingsvoorwaarden, betere werkvoorwaar-
kwaliteitszorg te verstrekken zowel op het
den voor het personeel van de federale gezond-
verpleegkundig als medisch vlak;
heidszorgsector, meer koopkracht voor de werk-
◗ Er wordt een belangrijke kloof vastgesteld
nemers en kwaliteitszekerheid voor de patiënten.
tussen vraag en aanbod van verpleegkundig
Een soortgelijk overleg en afstemming met de
personeel. Deze kloof zal nog toenemen
vertegenwoordigers van de beroepsverenigingen
gelet op de stijgende vraag naar verpleegkundig
voor verpleegkundigen, over de toekomstige profes-
personeel veroorzaakt door de verouderende
sionele ontwikkelingen zou zeer complementair
bevolking, de technische vooruitgang en de
kunnen zijn en is dringend noodzakelijk.
hogere verwachtingen van de bevolking.
Pas dan is er sprake van een ethisch verantwoorde
Het aanbod zal anderzijds dalen of zeer traag
benadering van de beroepsuitoefening.”
groeien (voor zover er geen acties gevoerd worden) als gevolg van maatschappelijke trends
II. Gefundeerd dossier
naar een dalend aantal werkuren, de veroudering van het medisch- en verpleegkundig korps en de
De beoefenaars van de verpleegkunde anno 2010
trends naar vroegtijdige pensionering of partiële
samenstellen rond onze visie op verpleegkunde en
uittreding uit het beroep;
positionering Vlaamse Verpleegunie in het totale
◗ Aan de hand van een analyse van adequate
zorglandschap
beleidsvoering wordt de effectiviteit aangetoond
- Doelstelling: toekomstgerichte promotie van het
van bepaalde management interventies
beroep. - Inhoud: alle essentiële topics en reeds uitge-
(A.Simoens-DeSmet, o.c., p. 8) De Vlaamse Verpleegunie wil aldus als samen-
voerde studies (Belimage, Next, Functie-
werkingsverband tussen verpleegkundige beroeps-
differentiatie, Clinical Leadership, Magneet-
organisaties mee aan de kar trekken voor een
ziekenhuizen,…).
vooruitstrevende benadering van het beroep. We
- Werkwijze: alle verpleegkundige beroepsgroepen
houden u op de hoogte.
en experts erbij betrekken. een vacuüm maar binnen een context van sociale, politieke en economische veranderingen,
De petitie “Dit is geen wit akkoord” kan nog tot september ondertekend worden via onze website www.vvro.be
een efficiënte kosten-batenanalyse en nieuwe tendensen in de gezondheidszorg. Dit is trouwens niet een louter Belgisch fenomeen. In de studie van de OESO uit 2005 “Tackling nurse shortages
Secretariaat Vlaamse Verpleegunie: P/A Pelletierstraat 95, 1030 Brussel • Tel.nr.: 02/737.97.87 of 02/737.97.83
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT
- Motivatie: Verpleegkunde speelt zich niet af in
29
KENNIS EN ZELFSZORGGEDRAG BIJ PATIENTEN DIE CHEMOTHERAPIE TOEGEDIEND KRIJGEN. EEN INLEIDEND VOORONDERZOEK
Verrando Pierino, Vanhove Ellen, Vandesande Johan en Vrebos Marc, Verpleegkundigen Projectgroep Cytostatica Zorgtraject, UZ Gasthuisberg Leuven
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT
1. Inleiding
30
Chemotherapie heeft in het laatste decennium een snelle ontwikkeling doorgemaakt. Maar toch gaat een behandeling van kanker met chemotherapie nog steeds gepaard met nevenwerkingen. Cytostatica veroorzaken schade aan kankercellen en aan gezonde cellen. Sneldelende cellen zoals deze in het beenmerg, slijmvlies van het maagdarmkanaal, huidcellen, haarcellen en gonaden worden aangetast door de meeste van deze producten. Verder komt bij veel patiënten misselijkheid en braken voor, doordat cytostatica invloed hebben op het braakcentrum in de hersenen. Bepaalde soorten cytostatica zijn toxisch voor specifieke organen zoals het hart, de lever, de nieren, de longen en/of het zenuwstelsel. Door deze nevenwerkingen moet de behandeling soms uitgesteld, de curatieve dosis verminderd worden of helemaal gestopt worden. Dit hypothekeert het uiteindelijk resultaat omdat de patiënt niet optimaal behandeld kan worden. Verpleegkundigen moeten nevenwerkingen van chemotherapie adequaat en alert evalueren omdat de contacttijd met de patiënt alsmaar korter word. Ook het
subtiele verschil tussen een verwachte nevenwerking van de therapie of een toxische reactie, vereist van de verpleegkundige specifieke kennis en kunde. Een nevenwerking is niet altijd een verpleegprobleem. Het is belangrijk om een onderscheid te maken tussen het voorkomen van een symptoom en het ongemak dat daarvan ervaren wordt (zie KADERARTIKEL 1). Wanneer een patiënt een bepaalde nevenwerking dikwijls ervaart, maar aangepaste zelfzorgacties ontwikkelt, zijn slechts minimale verpleegkundige interventies vereist. Indien de patiënt echter geen of onvoldoende aangepaste zelfzorgacties ontwikkelt zijn verpleegkundige interventies wel noodzakelijk.
2. Onderzoeksvraag Kan de introductie van gepersonaliseerde begeleiding en de ChemoWijzer (zie KADERARTIKEL 2) de zelfzorgkennis en het zelfzorggedrag van de patiënt die chemotherapie toegediend krijgt positief veranderen?
3. Methodologie en steekproef Na interdisciplinair overleg werd geopteerd deze onderzoeksvraag voor twee patiëntengroepen uit te
EN ZELFZORGGEDRAG BIJ PATIËNTEN DIE CHEMOTHERAPIE TOEGEDIEND KRIJGEN
werken: patiënten met een gemetastaseerd maligne melanoom die het DTIC-Cisplatinum toegediend krijgen en patiënten die het CHVmP-BV schema als eerste lijn chemotherapie voor intermediair of hooggradig maligne Non-Hodgkin lymfoom ondergaan. De keuze voor deze patiëntengroep was eerder pragmatisch; arts supervisor stelde voor om bij deze patiëntengroepen nieuwe verpleegbladen te ontwikkelen en in de periode voor dit project werden regelmatig nieuwe opnames uit deze patiëntengroepen genoteerd. Door te kiezen voor specifieke patiëntengroepen is het steekproefaantal eerder beperkt.
4. Onderzoeksopzet 4.1. Enquêtevragen Voor men een juiste zelfzorghandeling kan stellen is er nood aan basiskennis over chemotherapie. Daarom werd gekozen om ook kennisvragen te stellen. Je kan een onderscheidt maken tussen ‘foute’ en ‘juiste’ zelfzorghandelingen. Een juiste zelfzorghandeling zal er voor zorgen dat een nevenwerking voorkomen of bestreden kan worden. Een foute zelfzorghandeling zal een nevenwerking verergeren of mogelijk in de hand werken. Er werd gekozen om de kennisvragen af te wisselen met zelfzorgvragen (Zie figuur 1, pag 32) 4.2. Voormeting en Nameting De voormeting en nameting verlopen niet tegelijkertijd. De patiënten uit beide metingen zijn niet dezelfde. Zowel in de voormeting als in de nameting worden dezelfde vragen gesteld. • Voormeting De voormeting liep in mei en juni 2004. Bij 13 patiënten, 7 patiënten met het CHVmP-BV schema en 6 met het DTIC-Cisplatinum schema, wordt na uitleg en schriftelijke toestemming, een vragenlijst afgeven. 3 Patiënten kregen reeds eerder chemotherapie toegediend. De overige 10 patiënten zaten minstens in de derde cyclus van het chemotherapeutische behandeling. Tijdens de voormeting krijgen de patiënten routine informatie door arts en verpleegkundigen. Deze informatieverstrekking verschilt van zorgverstrekker
tot zorgverstrekker en is afhankelijk van de mondigheid van de patiënt. Zo kan het zijn dat een verpleegkundige de patiënt informeert dat er geen haaruitval zal optreden tijdens de therapie, terwijl een andere verpleegkundige bij diezelfde patiënt spreekt over haarverdunning en soms haaruitval. Een mondige patiënt zal meer informatie krijgen dan een patiënt die niets vraagt. De patiënt krijgt meestal de informatiebrochure Chemotherapie overhandigd door de verpleegkundige. Deze brochure geeft een overzicht van veel voorkomende nevenwerkingen en bevat ook nuttige telefoonnummers van diensten binnen het ziekenhuis. Er wordt de patiënt gezegd dat hij bij bijkomende vragen steeds bij de verpleegkundigen of arts terecht kan. • Nameting De nameting verliep van oktober tot december 2004. Tijdens de nameting werden de patiënt persoonlijk geïnformeerd aan de hand van de ChemoWijzer door één van projectverpleegkundigen. Dit gesprek werd getimed. De gemiddelde duur van het informatief gesprek was 45 minuten. De patiënt werd gevraagd om het dagboek in te vullen. Bij iedere nieuwe opname werd de patiënt bezocht door de projectverpleegkundige. De vragenlijst werd ingevuld bij de opname voor de tweede cyclus chemotherapie. Voor de nameting werden 13 patiënten geïncludeerd. 6 Patiënten namen om uiteenlopende redenen niet deel aan de evaluatie: ziekteprogressie (3), overlijden (2), ander ziekenhuis (1). In totaal vulden 7 patiënten het evaluatieformulier in. 5 Patiënten die het CHVmPBV schema toegediend kregen, 2 patiënten die met het DTIC-Cisplatinum schema behandeld werden. Net zoals in de voormeting kregen de meeste patiënten voor de eerste maal chemotherapie toegediend.
5. Resultaten Bij de scoren van de zelfzorg- en kennisvragen werd geopteerd om deze te turven. Een goede zelfzorghandeling stellen of het niet stellen van een slechte zelfzorghandeling werd als ‘juist’ geturfd. Een goede zelfzorghandeling niet stellen of het stellen van een slechte zelfzorghandeling werd als ‘fout’
ONCOLOGISCH ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT TIJDSCHRIFT
KENNIS
31 31
A R T I K E L S
Figuur1: Enquêtevragen en mogelijke antwoorden 1. Mijn chemotherapieschema is als volgt opgebouwd: O Ik word elke drie weken in het ziekenhuis verwacht om mijn chemotherapie te krijgen. (Juist bij DTIC-Cisplatinum) O Eén cyclus bestaat uit twee opnames in het ziekenhuis. (JUIST bij CHVmP-BV) O Als ik zes keer in het ziekenhuis ben geweest en mijn chemotherapie gekregen heb, dan heb ik zes cycli achter de rug. (Juist bij DTIC-Cisplatinum) O Als ik vier keer in het ziekenhuis ben geweest en mijn chemotherapie gekregen heb, dan heb ik twee cycli achter de rug. (JUIST bij CHVmP-BV) 2. Als ik misselijk ben tijdens of na mijn chemotherapie, O probeer ik toch minstens 1,5 tot 2 liter vocht te drinken. (JUIST) O probeer ik toch te eten, ook al moet ik mij daartoe forceren. (FOUT) O dan vraag ik bijkomende medicatie. (JUIST) O weet ik dat mijn therapie goed werkt. (FOUT) 3. Door aantasting van het beenmerg ten gevolge van mijn chemotherapiebehandeling, O zijn mijn witte bloedcellen gedaald, waardoor ik vlugger moe ben. (FOUT) O zijn mijn witte bloedcellen gedaald, waardoor ik vatbaarder ben voor infectie. (JUIST) O zijn mijn bloedplaatjes gestegen, waardoor ik meer kans maak op blauwe plekken. (FOUT) O zijn mijn rode bloedcellen gedaald, waardoor ik vlugger moe word. (JUIST) 4. De chemotherapie heeft ook invloed op mijn haar. Mijn haar zal… O onmiddellijk uitvallen na het toedienen van de eerste chemotherapie. (FOUT) O enkele weken na het starten van chemotherapie uitvallen. (JUIST) O terug beginnen groeien 4 à 5 maanden na het stoppen van de chemotherapie. (FOUT) O terug beginnen groeien 2 à 3 maanden na het stoppen van de chemotherapie. (JUIST) 5. Chemotherapie zal ook invloed hebben op mijn mondslijmvlies, daarom… O verwijder ik na het eten steeds de etensresten met een tandenstoker. (FOUT) O poets ik minstens twee maal daags mijn tanden. (JUIST) O eet ik citrusfruit zoals sinaasappel en kiwi. (FOUT) O controleer ik dagelijks mijn mond om blaasjes of andere pijnlijke plekjes op te sporen. (JUIST) 6. Welke specifieke nevenwerkingen kunnen optreden bij uw chemotherapieschema? O Obstipatie (darmverstopping) (JUIST bij CHVmP-BV) O Verkleuring van de urine (JUIST bij CHVmP-BV) O Koorts met grieperig gevoel (Juist bij DTIC-Cisplatinum) O Oorsuizingen en vermindering van het gehoor (Juist bij DTIC-Cisplatinum)
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT
7. Als ik thuis ben na mijn chemotherapie toediening, O moet ik geen speciale voorzorgsmaatregelen respecteren. (FOUT) O kan mijn urine nog een week lang giftig zijn. (JUIST) O kan mijn urine nog enkele uren giftig zijn. (FOUT) O maak ik afspraken met mijn huisgenoten over het gebruik van het toilet. (JUIST)
32 32
8. Na mijn chemotherapie verwittig ik dezelfde dag nog mijn (huis)arts als… O mijn temperatuur stijgt boven de 38°C. (JUIST) O ik een branderig gevoel of pijn heb bij het plassen. (JUIST) O ik ongerust ben over iets. (JUIST) O ik keelpijn heb. (JUIST)
KENNIS
EN ZELFZORGGEDRAG BIJ PATIËNTEN DIE CHEMOTHERAPIE TOEGEDIEND KRIJGEN
gescoord. Als een vraag volledig open bleef werd aangenomen dat de patiënt hierop het antwoord niet wist, dus een volledige ‘fout’ score. Zo komt er per vraag een verhouding ‘juist/fout’. De gecorrigeerde verhouding ‘juist/fout’ van de voormeting geeft de verhouding aan alsof 7 patiënten de vragen zouden beantwoord hebben. De bekomen cijfers van de voormeting werden vermenigvuldigd met het quotiënt van de deling 7:13 (0,53846), zodat er een eenvoudige visuele vergelijking kan gemaakt worden met de 7 patiënten van de nameting. Dit maakt het interpreteren van de verhouding ‘juist/fout’ tussen de voor- en de nameting eenvoudiger. Eerlijkheid gebied te zeggen dat dit niet erg wetenschappelijk is. Maar dit was ook niet de ambitie van deze toetsing (tabel 1). De algemene tendens wijst op een lichte verbetering van de zelfzorgkennis en zelfzorggedrag tussen voormeting en nameting. In het volgende overzicht wordt elke vraag afzonderlijk besproken.
• Misselijkheid of braken tijdens of na de cytostatische behandeling Tijdens de voormeting werden meer foutieve zelfzorghandelingen gesteld dan tijdens de nameting. • Invloed van de chemotherapie op het beenmerg. Bij dit item is geen wijziging merkbaar tussen de voormeting en de nameting. Mogelijk is dit te verklaring door de moeilijkheid van de materie. Rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes werden vaak door patiënten verward. • Haarverlies tijdens de chemotherapie is vaak emotioneel belastend. In de voormeting waren minder patiënten op de hoogte over wanneer precies het haarverlies optreedt en wanneer het jaar terug begint te groeien posttherapie. • Invloed van de therapie op het mondslijmvlies. Slechts een lichte verbetering merkbaar tussen voor- en nameting. • Schema gerelateerde nevenwerkingen. Het lijkt
Tabel 1: Resultaten enquête zelfzorgkennis en zelfzorggedrag VOORMETING
NAMETING
Zelfzorgkennis-Zelfzorggedrag
‘Juist’/’Fout’
Gecorrigeerd ‘Juist’/’Fout’
‘Juist’/’Fout’
Misselijkheid en Braken
15/37
8.08/19.92
15/13
door chemotherapie
20/32
10.77/17.23
10/18
Haaruitval
16/36
8.62/19.38
21/7
Mucositis (mondslijmvliesdefecten)
30/22
16.15/11.85
19/9
0/52
0/28
15/13
arts verwittigen?
15/37
8.08/19.92
10/18
Opbouw van de chemotherapie
26/26
14/14
23/5
behandelingsschema
10/42
5.38/22.62
16/12
TOTAAL
132/284
71.08/152.92
129/95
Aantasting van het beenmerg
Omgaan met restafval van chemotherapie thuis
Specifieke nevenwerkingen van het
ONCOLOGISCH ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT TIJDSCHRIFT
Wanneer moet ik onmiddellijk mijn
33 33
A R T I K E L S
erop dat patiënten in de nameting iets beter op de hoogte zijn van specifieke nevenwerkingen bij het chemotherapieschema dat ze toegediend krijgen. • Omgaan met restproducten van de chemotherapie in de thuissituatie In de voormeting was geen van de patiënten op de hoogte van mogelijke giftige uitwerking van urine post-chemotherapie. In de nameting geven enkele patiënten aan dat zij wel rekening hielden met het potentieel schadelijk effect van urine tot een week na chemotherapie. • Reden om onmiddellijk een arts te verwittigen. Geen opvallende verschillen tussen voor- en nameting. Patiënten zijn meestal op de hoogte dat bij koorts boven 38°C onmiddellijk de arts verwittigd moet worden. Bij andere tekens van infectie zoals keelpijn, pijnlijk plassen is dit niet evident.
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT
Besluit
34 34
Van patiënten die chemotherapie krijgen, wordt verwacht dat zij zelfzorgactiviteiten ontwikkelen om hun gezondheid te bewaken en om mogelijke nevenwerkingen van de behandeling te voorkomen of te bestrijden. Dit gebeurt niet van zelf. Chemotherapiepatiënten missen meestal wezenlijke informatie over hun behandeling. Goed geïnformeerde kankerpatiënten blijken beter te reageren op nevenwerkingen dan niet geïnformeerde patiënten. Patiënten moeten tot zelfzorg gestimuleerd worden met het oog op de voorbereiding op de thuissituatie tussen de behandelingen. Zelfzorg zal de patiënt meer comfort bieden, zijn zelfstandigheid blijft behouden en hij krijgt meer controle over zijn behandeling. De kwaliteit van leven tijdens en na een chemotherapie zal hierdoor verhogen. Verpleegkundigen kunnen patiënten en familie aanleren om mogelijke nevenwerkingen tijdig te signaleren, maar kunnen hen ook zelfzorgacties aanleren om nevenwerkingen te voorkomen of te bestrijden. Het vereist van de verpleegkundigen een grote creativiteit en flexibiliteit om de educatie van patiënten die chemotherapie krijgen te
individualiseren. Om verpleegkundigen een leidraad te bieden moet op de eerste plaats duidelijke informatie aanwezig zijn over de nevenwerkingen van chemotherapie en de doeltreffendheid van daar bij aansluitend zelfzorggedrag. Een goede communicatie tussen patiënten enerzijds en verpleegkundigen en artsen anderzijds speelt een belangrijke rol in het verminderen van de last van de nevenwerkingen van chemotherapie. Hoe beter de communicatie wordt met de patiënten, des te groter de kans dat een patiënt als individu benaderd wordt en minder als deel uitmakend van een groep chemotherapiepatiënten waarover men algemene denkbeelden heeft. De vrees dat patiënten, die op de hoogte zijn van mogelijke nevenwerkingen, deze meer gaan ontwikkelen, blijkt ongegrond te zijn. Als oncologisch interdisciplinair team blijft het belangrijk om stil te staan bij de wijze waarop patiënteninformatie word aangeboden. Het herbevragen van de patiënt, speelt een belangrijke rol in de communicatie tussen gezondheidswerker en patiënt. Daarom is het belangrijk om de aangeboden informatie en het herbevragen te integreren in het zorgtraject voor patiënten. Hoewel onze cijfers geen wetenschappelijke besluitvorming mogelijk maken, zijn er toch en-kele tendensen waar te nemen. Patiënten die een gepersonaliseerde begeleiding krijgen en de ChemoWijzers krijgen, lijken meer goede zelf-zorghandelingen te stellen dan patiënten die het normale informatiecircuit van het ziekenhuis volgen.
Tot slot Wij willen alle medewerkers van eenheid 632, 633, 636 en 616 van UZ Gasthuisberg danken voor hun medewerking en kritische reflectie.
EN ZELFZORGGEDRAG BIJ PATIËNTEN DIE CHEMOTHERAPIE TOEGEDIEND KRIJGEN
KADERARTIKEL 1
KADERARTIKEL 2
Nevenwerkingen uiten zich door tekens, symptomen en ongemak • Tekens zijn observeerbaar door anderen en soms door de patiënt zelf (b.v. gele oogbindvliezen). Symptomen zijn subjectieve fenomenen die zich bij de patiënt uiten (b.v. jeuk). Sommige nevenwerkingen uiten zich zowel als teken en als symptoom (b.v. koorts). In de dagelijkse praktijk wordt weinig onderscheid gemaakt tussen symptomen en tekens. Toch is dit belangrijk. Voor verpleegkundigen is het moeilijker zich een oordeel te vormen over symptomen dan over tekens. Symptomen zijn niet te observeren door verpleegkundigen wanneer deze niet gepaard gaan met waarneembare tekens, tenzij deze door de patiënt gerapporteerd worden. • De volgende symptomen worden in verband gebracht met chemotherapie: moeheid, slapeloosheid, onrust, concentratieproblemen, stemmingsveranderingen, verminderde seksuele belangstelling, haaruitval, verandering van uiterlijk, gewichtsveranderingen, misselijkheid, kokhalzen, braken, verminderde eetlust, verandering van de ontlasting, mondproblemen, smaakveranderingen, geurveranderingen, pijn, temperatuurschommelingen, jeuk, tintelingen, bloedingneiging, duizeligheid, hoesten, kortademigheid, tranende ogen. • Sommige symptomen komen in een cluster voor, zoals pijn, vermoeidheid en slapeloosheid. Het verminderen van de last van één van de symptomen heeft een positief effect op andere symptomen binnen de cluster. • Ongemak is het mentale of lichamelijke lijden ten gevolge van het voorkomen van een symptoom. Ongemak kan een reactie zijn ten opzichte van elk van de opgesomde symptomen afzonderlijk, maar kan ook wijzen op een globale ervaring van ongemak ten gevolge van ziekte en/of behandeling.
Multidisciplinair Project: Cytostatica Zorgtraject (CYZTRA) Dienst Gezwelziekten, UZ Gasthuisberg, Leuven Sinds februari 2004 loopt op de dienst gezwelziekten van het UZ Gasthuisberg te Leuven het project ‘Cytostatica Zorgtraject’ of kortweg CYZTRA. De visie achter het project is dat ook volwassen patiënten die chemotherapie toegediend krijgen, recht hebben op een multidisciplinaire intramurale en extramurale zorgcontinuïteit. In het eerste jaar van het project werden de krijtlijnen getrokken voor een verkennend onderzoek, verbetering van de informatiekanalen en implementeren van enkele klinische paden per therapieschema. Uit het verkennend onderzoek blijkt dat de informatie over de cytostatische behandeling duidelijk aan verbetering toe is (zie onderstaand artikel). Dit resulteerde in een viertal werkinstrumenten, ChemoWijzers genoemd. De ChemoWijzer Algemeen geeft meer informatie over wat kanker en chemotherapie zijn. Ze bespreekt de meest voorkomende nevenwerkingen en geeft informatie over de dienstverlening in het ziekenhuis. ChemoWijzer per chemotherapieschema bevat specifieke uitleg over het chemotherapieschema dat de patiënt toegediend krijgt. We behandelen er vragen in zoals: hoe ziet de chemotherapie eruit? Welke nevenwerkingen kan ik verwachten? ChemoWijzer Dagboek biedt de patiënt de mogelijkheid om persoonlijke aantekeningen bij te houden over nevenwerkingen. In het Dagboek zijn bovendien een aantal pagina’s voorzien waarop het thuiszorg team aantekeningen kan noteren. ChemoWijzer Agenda is een therapie planner, zodat de patiënt precies zijn behandeling in toekomstperspectief kan stellen. Natuurlijk blijft het persoonlijk overleg met de arts en de andere zorgverleners zeer belangrijk. De ChemoWijzers kunnen het aangaan van een gesprek vergemakkelijken. Informatieverbetering kan tegenwoordig niet enkel gebeuren op papier. Daarom werken wij ook aan duidelijke, betrouwbare website met aandacht voor zelfzorgtips. Sinds 20 mei 2005 kan onze website bezocht worden op www.chemotherapie.be .
ONCOLOGISCH ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT TIJDSCHRIFT
KENNIS
35 35
A R T I K E L S
Bibliografie • Dodd, M.J. (1984) Measuring information intervention for chemotherapy knowledge and self-care behavior, Research in Nursing and Health, 7(1), 43-50. • Given et al. (2004) Effect of a cognitive behavioral intervention on reducing symptom severty during chemotherapy, Journal of Clinical Oncology, 22 (3), 507-516 • Goodmann, M. (1989) Managing the side effects of chemotherapy, Sem. in Onology Nursing, 5(2/1), 29-52. • Nail et al. (1991) Use and percieved efficacy of self-care activties in patients receiving chemotherapy, Oncology Nursing Forum, 18(5), 883-887. • Nair et al. (2000) Sources of information used by patient about chemotherapy side effects, Journal of Cancer Education, 15(1), 19-22. • Tanghe, A. (1997) De beoordeling van symptomen en ongemak na chemotherapie: een vergelijking van percepties van patiënten, verpleegkundigen en artsen, Katholieke Universiteit Leuven, Proefschrift Faculteit Geneeskunde, Departement Maatschappelijke Gezondheidszorg, pp.130 • Williams, SA et al. (2004) The effect of education in managing side effects in women receiving chemotherapy for treatment of breast cancer, Oncology Nursing Forum, 31(1), E16-23.
&Haartechnieken
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT
Haarprothesen
AALST
Thuis- en ziekenhuisbezoek mogelijk. www.haarcenter.be of www.haarpech.be e-mail:
[email protected] Voor meer info bel ons gratis telefoonnummer:
0800-62266 AALST
ANTWERPEN
BRUSSEL
Erwin Driesen Coiffure Marinette O.-L.-Vrouw Hadewych Roelants AZ-VUB Esplanadeplein 9 AZ Middelheim, Lindendreef 1 Ziekenhuis Laarbeeklaan 101 9300 Aalst Moorselbaan 164 2020 Antwerpen 36 1090 Brussel Tel.: 053-21 25 64 9300 Aalst Tel.: 03-280 34 75 Tel.: 02-477 54 37 Tel.36 053-72 41 11 Gsm: 0479-498 871
GERAARDSBERGEN
GENT
ST. - NIKLAAS
Haar Noevoo Christine Clement Haar Center UZ Gent Lydia Caelen Oudenaardsestraat 291 9500 Geraardsbergen De Pintelaan 185 Regentieplein 3 9000 Gent Tel.: 054-41 37 72 9100 Sint-Niklaas Tel.: 09-240 58 25 Tel.: 03-776 50 07 Gsm: 0497-575 912
NIEUWE OPLEIDING Master in Verpleegkunde en Vroedkunde Monique Michiels, coördinator studiegebied gezondheidszorg KaHo St-Lieven, St.-Niklaas
Op 17 september 2004 tekende KaHo Sint-Lieven,
programma kan ook deeltijds worden gevolgd, indien
samen met de K.U.Leuven en zeven andere hoge-
de student studie en werk wil combineren.
scholen in Vlaanderen de samenwerkingsovereenkomst betreffende de gezamenlijke organisatie van een
Het diploma geeft toegang tot kwaliteitsbevorderende
masteropleiding in Verpleegkunde en Vroedkunde.
en leidinggevende jobs in alle sectoren van de gezondheidszorg: verpleegkundig specialist, kwaliteits-
De opleiding start met een schakelprogramma van
coördinator, hoofdvroedvrouw, hoofdverpleegkundige,
60 studiepunten en wordt gevolgd door een acade-
onderzoeksverpleegkundige, stafmedewerker, enz.
mische master van eveneens 60 studiepunten. Het schakelprogramma is gemeenschappelijk voor ver-
De organisatie van de masteropleiding in verpleegkunde
pleegkundigen en vroedvrouwen en slaat de brug
en vroedkunde moet gezien worden in het licht van
tussen de bachelor- en de masteropleiding.
Europa. In het kader van een grotere mobiliteit van
In de masteropleiding worden twee afstudeerrichtingen
patiënten en zorgverleners binnen Europa, worden
aangeboden: verpleegkunde en vroedkunde. Het
hoge eisen gesteld aan de kwalificatie van de
programma biedt door zijn modulaire opbouw
verpleegkundige en van de vroedvrouw. Europese
de mogelijkheid tot verdere specialisatie in acute
accrediteringssystemen van zorginstellingen staan
zorg aan volwassenen, ouderenzorg, geestelijke
aan onze grenzen en stellen hun criteria. Europa ziet
gezondheidszorg, moeder- en kindzorg, preventieve
duidelijk twee niveaus van verpleegkundigen en van
gezondheidszorg, kinderverpleegkunde en ziekenhuis-
vroedvrouwen: een bachelor en een master. Europa
hygiëne.
zal de maat bepalen en beslissen of de aangeboden
De opleiding bereidt voor op leidinggevende en
opleidingen aan de noodzakelijke voorwaarden zullen
innovatieve functies in de gezondheidszorg. De
voldoen om volwaardig mee te spelen.
is noodzakelijk om de snelle ontwikkeling van de
De Associatie K.U.Leuven maakt een duidelijke
gezondheidszorg te kunnen bijhouden en tevens mee
keuze voor kwaliteit. De uiteindelijke toetssteen voor
vorm te geven. Via opleidingsonderdelen rondom
kwaliteit blijft de patiënt. Studies tonen aan dat er
leiderschap worden de nodige leiderschapsvaardigheden
onmiskenbare evidentie bestaat voor een verband
verworven om veranderingen in de huidige praktijk te
tussen verpleegkundige bestaffing (zowel aantallen en
realiseren en de kwaliteit van de verpleegkundige
kwalificatie) en het resultaat van de zorg.
of vroedkundige zorg voortdurend te verbeteren.
De samenwerking tussen de universiteit en de
Via hoorcolleges, begeleide zelfstudie, opdrachten,
verschillende hogescholen gaat duidelijk nieuwe
bespreking van casussen en klinische lessen wordt
wegen op en draagt op deze manier bij tot een betere
een stimulerend onderwijspakket aangeboden. Het
patiëntenzorg. ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT
sterke wetenschappelijke vorming in de opleiding
37
Easypump£ Elastomeric Infusion Devices
For more information, please contact our Customer Services Tel. 02/725.82.58
[email protected]
38
At Home or in the Hospital
39
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT
CONGRESAGENDA INTERNATIONALE CONGRESAGENDA
2005 • 11th World Conference on lung cancer
• Ögro 2005
Barcelona, Spain, 3-6 July, 2005
Salzburg, Austria, 16-17-December, 2005
Info: www.2005worldlungcancer.org
info: www.oegro2005salzburg.at
Tel.: +1 770 751 7332 • Fax: +1 770 751 7334
Brussels, Belgium, 11-15 September, 2005
Het 24 ste VvOV congres 4 november 2005 wordt georganiseerd door de VvOV ism het Universitair Medisch Centrum Utrecht(UMCU) en het Integraal Kanker Centrum Midden Nederland (IKMN)
Info: www.isrs2005.com
Meer info over het programma kunt u terug vinden op
Tel. +32 2 779 59 59 • E-mail:
[email protected]
de website van de VvOV. Het zal ook weer mogelijk
• ISRS 2005, 7th International Stereotactic Radiosurgery Society Congress
zijn om via het insturen van een abstract een eigen • 63rd Meeting of the EORTC Radiotherapy Group
presentatie te houden tijdens het congres. Vanaf april
Cologne, Germany, 22-24 September 2005
kunnen de abstracts worden ingestuurd.
Info: http://groups.eortc.be/radio/
Plaats: Jaarbeurs te Utrecht, Nederland
• 8th Biennal ESTRO Meeting on physics and radiation technology for clinical radiotherapy Lisboa, Portugal, 24 - 29 September, 2005
2006 • 3rd International Conference on Translational
Info:Estro Office, tel. +32 2 775 93 40,
Research and Pre-Clinical Strategies in
fax: +32 2 779 54 94 • E-mail:
[email protected]
Radiation Oncology
www.estro.be
Lugano, Switzerland, 12-15 March, 2006 info: www.iosi.ch/ictr2006.html
• XIII Congreso AERO 2005 Cadiz, Spain, 4-7 October 2005 Info: www.aero.diariodecongresos.com
• EBCC 5, 5th European Breast Cancer Conference Nice, France, 21-25 march 2006 Info: www.fecs.be
• ASTRO Annual Meeting Denver, USA, 16-20 October 2005 Info: www.astro.be • ECCO 13 The European Cancer Conference Paris, France, 30 October - 3 November, 2005 Info: Tel.: +32 (0)2 775 02 01 Fax: + 32 (0)2 775 02 00
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT
www.fecs.be/conferences/ecco13
40
E-mail:
[email protected]
• EONS 5, 5th EONS SPring Convention Dresden, Germany, 20-22 April, 2006 Info: www.fecs.be • ESTRO 25 Leipzig, Germany, 8 - 12 October, 2006 Info:Estro Office, tel. +32 2 775 93 40, fax: +32 2 779 54 94 • E-mail:
[email protected] www.estro.be • 13th European Society of Surgical Oncology
• SFRO Annual Meeting
Conference (ESSO 13)
Paris, France, 7-9 December, 2005
Venice, Italy, 29 November- 2 December, 2006
Info: www.sfro.org
Info: www.fecs.be