COLOFON COLOFON
VERENIGING VOOR VERPLEEGKUNDIGEN RADIOTHERAPIE EN ONCOLOGIE
V.V.R.O. ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT Driemaandelijks tijdschrift vierentwintigste Jaargang September 2007 - Nummer 3 Eindredakteur Myriam Spinnoy Radiotherapie, UZ Brussel
Redaktie Marie-Thérèse Bate
DOELSTELLINGEN Organiseert wetenschappelijke bijscholingen en voordrachten. Bevordert de groei en de belangstelling van de oncologieverpleging. Organiseert de naschoolse opleidingen van verpleegkundigen die werkzaam zijn in de oncologie. Bevordert de uitwisseling van kennis, zowel nationaal als internationaal, betreffende optimale verpleging van kankerpatiënten. Bevordert de erkenning van dit specialisme. Geeft 4x per jaar het oncologisch tijdschrift uit. Werkt internationaal samen met de E.O.N.S. BESTUUR Voorzitter en penningmeester Sven D’haese BESTUURSLEDEN Marie-Thérèse Bate (Gent) Marc Decraemer (Brugge) Stany Gabriels (Turnhout) Gerrit Ponnet (Brussel) Geert Pustjens (Antwerpen) Linda Simons (Antwerpen)
Sabine Goethals
Linda Simons
Verantwoordelijke uitgever VVRO Radiotherapie Vrije Universiteit Brussel 1090 Brussel
Lay-out en typografie Orga-Med Congress Office, Ria Maes Opalfeneweg 3, 1740 Ternat
[email protected] De redaktie is niet verantwoordelijk voor de inhoud van de onder auteursnaam opgenomen artikels. Bovendien is het overnemen van de artikels alleen toegestaan na schriftelijke toestemming van de verantwoordelijke uitgever. Dit tijdschrift wordt geïndexeerd in INVERT
www.vvro.be
SECRETARIAAT Anne Maes UZ Brussel Dienst 34 Laarbeeklaan 101 1090 Brussel Tel.: 02/477 83 87 Fax: 02/477 83 86 E-mail:
[email protected] Maandag en donderdag: 9:00 - 12:00 en 13:00 - 16:00 Werkgroepen Werkgroep Radiotherapie: Paul Bijdekerke Werkgroep Chemotherapie: Jan Van Gaver Werkgroep Kinderoncologie: Johan De Porre Werkgroep Website: Mark Vos Voortgezette opleidingen in de Oncologieverpleging: Guy Vandevelde Nationaal - Vlaamse Verpleegunie (VVU) Internationaal - European Oncology Nursing Society (EONS): Myriam Spinnoy - European Society for Therapeutic Radiology and Oncology (ESTRO): Radiotherapy Technologist’s (RTT) Committee Guy Vandevelde
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT
Geert Pustjens
1
INHOUD INHOUD
EDITORIAAL
3
Vaccinatie tegen baarmoederhalskanker W. Tjalma
4
De aanpak van erectiestoornissen: ook een uitdaging voor verpleegkundigen! L. De Laere
6
Rol van immunotherapie bij prostaatkanker D. Schrijvers
10
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT
Informeren om de angst te reduceren
2
L. De Laere
14
V.V.R.O. VERENIGINGSNIEUWS
20
Opleiding oncologie in Vlaanderen - Stand van zaken mei 2007
28
INTERNATIONALE CONGRESAGENDA
32
EDITORIAAL EDITORIAAL
VIJFENTWINTIGDUIZEND 25000 is het aantal keren dat in 2006 de website www.vvro.be bezocht werd. In 2005 was dit 15000 maal. In totaal werden er in 2005 147000 pagina’s bekeken, in 2006 waren dit er 172000, wat een gemiddelde is van 14300 pagina’s per maand. Ongeveer 80% van de bezoekers surft rechtstreeks naar de website, dus niet via een zoekmachine of via een link op een andere website. Ongeveer 17% van de bezoekers vindt de website via Google. De meest bezochte pagina’s zijn de VVRO-meetings en Heet van de naald. Het belang van de website is dus duidelijk. Daarom trachten we regelmatig informatie te vernieuwen en eveneens de functionaliteiten te verbeteren.
Wat is erbij gekomen? Er is informatie ter beschikking gesteld over de VVU, de sponsors van de VVRO hebben een plaats gekregen op de website, evenals de nieuwe werkgroep ‘Vlaamse borstverpleegkundigen’.
Wat is verdwenen? Het onderdeel Q & A (komt van ‘Question & Answer’ of in het goed Nederlands ‘Vraag en Antwoord’) is verwijderd, daar er het laatste jaar zo goed als geen vragen meer gesteld zijn.
Wat is herschikt? De items VVRO-meetings, Congreskalender en Opleidingen werden aangepast. In het onderdeel Agenda hebben we nu 2 delen: een kalender met de bijscholingen en symposia die gepland zijn. Hier hebben we ook de links bij elkaar gebracht naar de voornaamste websites die internationale congressen aankondigen. Zo ontstaat een beetje een portaal als je op zoek bent naar informatie over geplande vormingsactiviteiten. Het 2e deel is historiek: hier kan je een overzicht terugvinden van de bijscholingen en symposia die de VVRO georganiseerd heeft. Het onderdeel Opleidingen heeft ook een poetsbeurt gekregen: hier hebben we hyperlinks voorzien naar de Hogescholen die Oncologie- en/of Radioprotectie-opleidingen aanbieden. Ook hier dus een vorm van portaal die we jullie aanbieden. En vermits het luik van de oncologie-opleidingen niet altijd even duidelijk is, is er informatie terug te vinden over de huidige stand van zaken.
Vermoedelijk alleen maar goed nieuws. En veel nieuws. Kijk maar bij Heet van de naald. De werkgroep Website die al enkele jaren bestond uit 2 leden krijgt versterking. 2 enthousiaste VVRO-leden hebben laten verstaan dat ze graag actief willen meewerken, wat in dank wordt aangenomen. We zijn gestart met de nodige opleiding voor deze nieuwe webmasters, wat nog enige tijd zal doorgaan. Daarna zullen we nieuwe afspraken maken over de takenverdeling. Heb je trouwens al gezien dat de titels van de pagina’s vernieuwd werden? Een eerste verdienste van een nieuwe webmaster. Met z’n allen hebben we nog een aantal goede ideeën voor de website, maar daarover zullen we later meer informatie verstrekken. En als jullie voorstellen hebben, dan zijn deze natuurlijk altijd welkom via
[email protected].
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT
Wat brengt de toekomst?
3
VACCINATIE TEGEN BAARMOEDERHALSKANKER
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT
W. Tjalma, UZ Antwerpen, Gynaecologie en gynaecologische oncologie, Antwerpen
4
Jaarlijks worden er in België ongeveer 7000 voorloperletsels van baarmoederhalskanker en 700 baarmoederhalskanker gediagnosticeerd. Een infectie met het Humaan Papilloma Virus (HPV) ligt aan de basis van het ontwikkelen van deze letsels. HPV infecties worden gevonden in bijna alle preinvasieve letsels, de zogenaamde cervicale intra-epitheliale neoplasieën en in praktisch alle invasieve carcinomen. HPV infecties kunnen worden opgedeeld in laag risico - en hoog risico infecties. De laag risico types zijn verantwoordelijk voor de genitale wratten en de hoog risico types kunnen kanker veroorzaken. De twee meest voorkomende laag risico types zijn HPV types 6 en 11. Samen zijn ze verantwoordelijk voor ongeveer 90% van alle externe genitale wratten. De twee meest voorkomende hoog risico types zijn HPV 16 en 18. Samen worden ze in meer dan 70% van de baar-moederhalskankers gevonden. Andere hoogrisico types zijn 45, 31 en 33. Deze top 5 types worden in verband gebracht met ongeveer 83% van alle baarmoederhalskankers. In het totaal zijn er 15 zgn. hoog risico types. Al deze HPV types worden seksueel overgedragen. Er is ook overdracht mogelijk via niet-penetrerende seks. Ongeveer 80% van de vrouwen zal ooit worden geinfecteerd door een HPV infectie. Met raakt meestal geïnfecteerd kort na het begin van de seksuele activiteit. Meestal verlopen deze infecties symptoomloos en verdwijnen binnen 6 tot 18 maanden. Echter in iets minder dan 1% kunnen deze infecties leiden tot de ontwikkeling van baarmoederhalskanker. Baarmoederhalskanker ontwikkel je niet van de ene op de andere dag. Het tijdsinterval tussen de initiële infectie en de uiteindelijke invasieve kanker bedraagt minstens 10 tot 15 jaar. Hoe zou je baarmoederhalskanker en zijn
voorloperletsels kunnen voorkomen? Dit kan door de letsels vroegtijdig op te sporen (secundaire preventie) en door een infectie met HPV te voorkomen (primaire preventie).
Secundaire Preventie of uitstrijkje De reductie van mortaliteit en morbiditeit van baarmoederhalskanker is te danken aan de “het uitstrijkje’. Het uitstrijkje is een pijnloos onderzoek en laat toe om asymptomatische precancereuze letsels op te sporen. Maar met het uitstrijkje wordt ook een deel, ongeveer 5% – 40% van de letsels gemist. Het missen is vooral te wijten aan de afname techniek. Het toevoegen van HPV screeningstesten bij de afname van een uitstrijkje zal dit risico op gemiste letsels sterk verminderen, maar nooit tot nul kunnen herleiden. Cytologische screening, al dan niet gecombineerd met HPV tests, is bovendien minder succesvol voor adenocarcinomen. Het is aan te raden dat vrouwen tussen de 25 en 65 eenmaal per drie jaar een uitstrijkje laten nemen. Spijtig genoeg laten slechts 59% van de Belgische vrouwen zich regelmatig screenen.
Primaire preventie of vaccinatie Het sinds kort ook mogelijk om zich te laten vaccineren tegen HPV, om zo HPV infecties te voorkomen en de ontwikkeling van HPV geassocieerde letsels tegen te gaan. De afgelopen jaren zijn er meerdere prospectieve gerandomiseerde studies gepubliceerd over deze profylactische vaccins. Als deze studies tonen een reductie van 90% en meer tegen HPV infecties en zijn geassocieerde letsels. Op dit moment zijn er 2 vaccins. Het
VACCINATIE TEGEN BAARMOEDERHALSKANKER
Conclusies (1) Baarmoederhalskanker kan je bijna altijd vroegtijdig opsporen door regelmatig een uitstrijkje te laten afnemen. Vrouwen tussen de 25 en 65 jaar wordt geadviseerd om een maal per 3 jaar een en uitstrijkje te laten afnemen. (2) HPV vaccinatie dient te gebeuren voordat men seksueel actief wordt. De ideale leeftijd is tussen de 10 en 12 jaar. (3) Ook als men gevaccineerd is moet men regelmatig een uitstrijkje laten afnemen. Echter de kans dat er een afwijking wordt gevonden en bijkomende onderzoeken nodig zijn is zeer sterk gedaald. (4) Er zou een landelijk registratie systeem moeten komen voor vaccinatie en screening. Vrouwen zouden om de drie jaar automatisch gewaarschuwd moeten worden dat het tijd is voor een uitstrijkje. (5) Door screening en vaccinatie zal baarmoederhalskanker een zeldzame ziekte worden.
ONCOLOGISCH ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT TIJDSCHRIFT
ene vaccin heet Gardasil. Dit is een tetravalent vaccin (HPV 16, 18, 6 en 11) en kan al gekocht worden. Het andere vaccin gaat Cervarix heten. Dit is een bivalent (HPV 16 en 18) vaccine en zal in het najaar van 2007 vermoedelijk op de markt komen. Beide vaccines worden geven via een injectie van drie aparte dosissen gespreid over een periode van 6 maanden. Op te merken valt dat thv van de injectie plaats er sprake kan zijn van pijn, roodheid en zwelling. Echter binnen enkele dagen verdwijnen deze klachten. Het gaat hier om profylactische vaccines. Dat wil zeggen je moet het vaccin geven voordat men seksueel actief wordt. Ideaal zou dit zijn tussen de 10 en 12 jaar. Dit om een drietal redenen: (1) Men is dan quasi zeker dat er nog geen seks heeft plaats gevonden (2) er is een hoge productie van antistoffen (3) op deze leeftijd kan men via de bestaande school structuur bijna iedereen bereiken. Op dit moment kost het vaccin 412 euro en is er een gedeeltelijke terugbetaling voorzien. Deze terugbetaling wisselt van mutualiteit tot mutualiteit. Over de mogelijkheid van een universeel HPV vaccinatie programma in België wordt op dit moment nagedacht. Vaccinatie tegen HPV betekent NIET het einde van het uitstrijke. Je bent alleen beschermd tegen de types waartegen je bent gevaccineerd. Door te vaccineren verminder je de kans om baarmoederhalskanker te krijgen met 75% en de kans om voor loperletsels te krijgen met 50%. Je moet dan ook nog steeds regelmatig een uitstrijkje laten afnemen. Echter de kans dat je letsels ontwikkeld is sterk gereduceerd. Naar de toekomst toe is te verwachten dat het interval tussen de uitstrijkjes groter wordt. Er zou een registratie moet komen voor baarmoederhalskanker preventie. Men zou hier in moeten registeren wie zich laat vaccineren en screenen. Vrouwen zouden eigenlijk om de drie jaar een brief moeten krijgen met de mededeling dat hen geadviseerd wordt om een uitstrijkje te laten afnemen. Enkel op deze manier zal over ongeveer 25 jaar baarmoederhalskanker een zeldzame ziekte worden.
5 5
DE AANPAK VAN ERECTIESTOORNISSEN: OOK EEN UITDAGING VOOR VERPLEEGKUNDIGEN! Luc De Laere - gespecialiseerd prostaatverpleegkundige - AZ Sint-Jan AV te Brugge
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT
Inleiding
6
De vergrijzing van de bevolking neemt toe. De groep senioren wordt steeds groter. En met de stijgende leeftijd ondergaat het lichaam veranderingen. Vrouwen komen in hun menopauze, terwijl mannen geconfronteerd worden met de andropauze. De lichamelijke veranderingen, die ouder wordende mannen en vrouwen ondergaan, hebben dikwijls hun weerslag op hun seksuele mogelijkheden. Zo stijgt bij mannen de kans op erectiestoornissen naarmate ze ouder worden. Ook de ernst van de erectiestoornis neemt toe met de stijgende leeftijd. Aan de basis van deze erectiele disfunctie liggen vele oorzaken. Oudere mannen worden dikwijls geconfronteerd met multipele organische aandoeningen die op hun beurt interfereren met het seksueel functioneren. Cardiovasculaire en metabole stoornissen kennen een hogere prevalentie bij oudere personen en kunnen een belangrijke rol spelen bij de pathogenese van leeftijd gerelateerd seksueel disfunctioneren. Ook neurologische en psychologische factoren kunnen aanleiding geven tot erectiestoornissen. Gebruik van bepaalde medicatie, de levensstijl, relatieproblemen, verminderde interesse in de partner, verminderde interesse van de partner in seksuele activiteiten, … zijn ook potentiële oorzaken van een toename in de prevalentie van erectiestoornissen. Een erectiestoornis is een aandoening waarbij de man geen erectie kan krijgen of zijn erectie niet lang genoeg kan behouden om normale seksuele betrekkingen te hebben. Dit betekent niet dat mannen onvruchtbaar zijn of dat ze geen zaadlozing of orgasme kunnen hebben.
Erectiestoornissen zijn een ernstig probleem Het zelfbeeld van mannen met erectiestoornissen verandert. Ze voelen zich vaak minder man en hun zelfvertrouwen neemt sterk af. Ze worden prikkelbaar. De levenskwaliteit (lichamelijk en psychologisch) vermindert. Er resteert weinig emotionele voldoening. De man voelt zich ongelukkig. Hierdoor komen ze soms in een depressie terecht. Dit kan de relatie met hun partner en de omgeving ondermijnen met soms sociale drama’s tot gevolg. Een eenmalige stoornis kan ook een permanent lijden veroorzaken. Tijdens het volgende intieme contact nemen stress en faalangst toe omdat men de vorige negatieve ervaring nog niet vergeten is. De hormonen die met stress en angst gepaard gaan, veroorzaken op hun beurt dan weer een erectiestoornis. Zo komen de mannen met een erectiestoornis uiteindelijk in een vicieuze cirkel terecht.
Seksualiteit is een belangrijk onderdeel van het leven Seksuele betrekkingen zijn een belangrijk onderdeel van het leven, ook voor ouder wordende mannen en vrouwen. Er wordt geschat dat 30 tot 70% van de mannen boven de 60 jaar nog een seksuele relatie hebben en dat tot 40% van de 70-jarigen nog wekelijks seksueel actief zijn. 94% van de bevolking beweert dat seksuele bevrediging bijdraagt tot de levenskwaliteit, ongeacht de leeftijd. De hoeveelheid aan seksuele intimiteit wordt eveneens gecorreleerd
DE AANPAK VAN ERECTIESTOORNISSEN: OOK EEN UITDAGING VOOR VERPLEEGKUNDIGEN
Taak van de verpleegkundige De erkenning, door alle gezondheidswerkers, dat seksualiteit een belangrijk onderdeel is van de lichamelijke en psychische gezondheid is noodzakelijk voor een geslaagde hulpverlening. De behandeling van erectiestoornissen vereist een multidisciplinaire aanpak. Naast de medische diagnosestelling en behandeling kan ook de verpleegkundige een belangrijke bijdrage leveren in de diagnosestelling van de andropauze en de erectiestoornissen. Hij/zij moet de constellatie van symptomen herkennen en moet bij een vermoeden de patiënt aanmoedigen om medische hulp te zoeken voor zijn problemen. Zowel de vaststelling van de hulpvraag, de motivering om professionele hulp te zoeken en de voorlichting over de therapeutische opties bij erectiestoornissen kunnen onderdeel zijn van het verpleegkundig professioneel handelen. Het voorlichten van de patiënt over het veranderd seksueel functioneren en de mogelijke behandelingen kan ook de taak zijn van de verpleegkundige. Via onderricht kunnen negatieve mythes en stereotypes over seks bij ouderen doorbroken worden en kan er een angstreductie gerealiseerd worden waardoor het zoeken naar medische hulp vlugger zal gebeuren. De patiënt moet het gevoel krijgen dat er naar hem geluisterd wordt en dat hij al de nodige tijd krijgt om zijn problemen te formuleren. Het kan een uitdaging zijn
voor verpleegkundigen om, via een open communicatie en een voorzichtige en gerichte bevraging, het koppel te motiveren om over hun seksuele bezorgdheden te spreken en hiervoor professionele hulp te zoeken. Op deze manier kan de verpleegkundige bijdragen tot het verhogen van de levenskwaliteit van het koppel en kan hij/zij optreden als bemiddelaar van het koppel bij hun zoektocht naar een oplossing. De verpleegkundige kan er tijdens het zorgproces ook op toezien dat de communicatielijnen tussen de partners onderling enerzijds en tussen de partners en de hulpverleners anderzijds openblijven. Hiervoor moet je als hulpverlener de communicatie niet uit de weg gaan en moet je beseffen dat je veelal als eerste deze communicatie op gang moet brengen, want er zijn weinig koppels die zelf over hun seksueel (dis)functioneren zullen beginnen.
Referenties Braun M, Wassmer G, Klotz T, Reifenrath B, Mathers M, Engelmann U. Epidemiology of erectile dysfunction: results of the ‘Cologne Male Survey’. Int. J Impotence Res. 2000; 12: 305-311. Marwick C. Survey says patients expect little physician help on sex. JAMA. 1999; 281: 2173-2174. Tudiver F, Talbot Y. Why don’t men seek help? Family Physicians’ perspectives on help-seeking behaviour in men. J Fam Pract. 1999; 48: 47-52. Bacon CG et al. Sexual function in men older than 50 years of age: results from the health professionals follow-up study. Ann Intern Med. 2003; 139: 161-168. Kubin M, Wagner G, Fugl-Meyer AR. Epidemiology of erectile dysfunction. Int J Impot Res. 2003; 15: 63-71. Feldman HA et al. Impotence and its medical and psychosocial correlates: results of the Massachusetts Male Aging Study. J Urol. 1994; 151: 54-61.
ONCOLOGISCH ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT TIJDSCHRIFT
aan het bevredigend gevoel over de relatie. De aanpak van de erectiestoornissen zal uiteindelijk niet alleen de man ten goede komen maar ook zijn partner want partners van mannen met erectiestoornissen rapporteren een verbetering van hun levenskwaliteit als de erectiestoornissen van hun man succesvol behandeld werden.
7 7
ROL VAN IMMUNOTHERAPIE BIJ PROSTAATKANKER Dirk Schrijvers, Departement Hematologie-Oncologie Ziekenhuisnetwerk Antwerpen, Middelheim, Antwerpen
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT
Inleiding
10
Ons immuunsysteem beschermt ons tegen agressoren zoals virussen, bacteriën en parasieten. Dit systeem is ook effectief tegen kankercellen en beperkt het ontstaan van invasieve tumoren. Het immuunsysteem omvat verschillende anatomische structuren zoals de milt, de lymfeklieren, het lymfeweefsel thv longen en de gastro-intestinale tractus, de thymus waar T-cellen worden geactiveerd en het beenmerg dat de oorsprong is van B-cellen. De beschermende functie van het immuunsysteem is gebaseerd op twee systemen: de humorale en de cellulaire immuniteit. De humorale immuniteit werkt via de activering van Bcellen. Nadat een invasief agens of een eiwit geïncorporeerd en verwerkt werd door antigeen-presenterende cellen (APC), wordt het antigeen samen met een molecule van het “major histocompatibiliteitscomplex” (MHC)-II aangeboden aan T-helper (Th1) cellen. Deze stimuleren B-cellen tot de aanmaak van antistoffen na blootstelling aan het specifieke antigeen. Bij de cellulaire immuniteit worden eiwitten via het MCH-I aangeboden aan cytotoxische T lymfocyten (CTL), die door andere T-helper lymfocyten (Th2) geactiveerd worden tot celdodende activiteit. Bij de controle van kankercellen door het immuunsysteem speelt de cellulaire immuniteit de belangrijkste rol. Het belang van het immuunsysteem bij de controle van kanker wordt aangetoond door het optreden van bepaalde kankers (bv. lymfomen, anaalcelcarcinomen, huidtumoren) bij patiënten met een verminderde immuniteit door infectie met het humaan immunodeficiëntievirus (HIV) of door immuniteitsonderdrukkende
geneesmiddelen gebruikt bij transplantatiepatiënten om afstoting te voorkomen. Verder zijn geneesmiddelen die de immuniteit stimuleren (bv. interleukine-2) actief bij de behandeling van bepaalde vormen van kanker (vb. niercelkanker, maligne melanoom).
Immuniteit en kanker: waarom werkt het niet? Alhoewel het immuunsysteem een actief tumorcontrolerend systeem is, worden niet steeds alle tumorcellen gedood. Dit heeft meerdere redenen: tumorcellen ontsnappen aan herkenning door celdodende T-lymfocyten door verlies van antigeenexpressie of verlies, vermindering of mutatie van MHC moleculen; of inefficiënte APCs door vermindering of gebrek aan expressie van co-stimulatoire moleculen of cytokinegeïnduceerde blokkade van de maturatie en differentiatie van APCs (vb. interleukine-10 (IL-10), transforming growth factor ß (TGF- ß)). Verder kunnen tumorcellen immuniteitonderdrukkende factoren (vascular endothelial growth factor (VEGF), IL-10, TGF-ß) produceren; veranderingen in T-cel signalen induceren; of een deviatie van het immuunsysteem (Th1,Th2) veroorzaken. Ook kunnen tumorantigenen leiden tot tolerantie of ondersteunt de cytokine-omgeving thv de tumor de T-cel expansie niet. Al deze reacties leiden tot een verminderde immuniteit tegen de kankercellen.
Immunotherapie bij kanker Kanker is een proces dat in verschillende stappen verloopt: sommige van de kankers worden veroorzaakt door virussen en sommige kankers ontwikkelen spe-
ROL VAN IMMUNOTHERAPIE BIJ PROSTAATKANKER
Tabel 1. Specifieke antigenen bij bepaalde kankers Antigeen
Type Antigeen
Kanker
Weefsel-specifiek
Prostaat-specifiek AG
Prostaat
Prostaat-specifiek
Prostaat
Tumor-specifiek
Kankerantigeen
Overexpressie
Tyrosinase
Melanoom
Gp100
Melanoom
Alfa-foetoproteine
Lever
Immunoglobuline idiotype
B-cell NHL, myeloom
TCR
T-cell NHL
Bcr-abl fusie produkt
CML
Mutant p53
Long, colorectaal, hoofd en hals
MAGE-1, MAGE-3
Melanoom, long, colorectaal
NY-ESO-1
Melanoom, borst
Her-2/neu
Borst, long, ovaria
Muc-1
Pancreas, long, colorectaal
cifieke eiwitten (Tabel 1). Dit biedt de mogelijkheid om verschillende immuuntherapiestrategieën te ontwikkelen.
Preventieve vaccins Preventieve vaccins verhinderen de ontwikkeling van kanker door te interfereren met virale infecties. Door de vaccinatie tegen hepatitis B (Engerix B©, Fendrix©, HBvaxpro©) of humaan papillomavirus (Gardasil©) is een blijvende virale infectie niet meer mogelijk en worden de geassocieerde kankers (hepatocellulair carcinoom, cervixcarcinoom) voorkomen. Op dit ogenblik zijn er geen preventieve vaccins voor prostaatkanker.
Therapeutische vaccins Therapeutische vaccins zouden de kankercellen moe-
ten vernietigen. Theoretisch zouden deze vaccins het beste werken bij patiënten met minimale ziekte (bv. adjuvante setting), maar ze worden meestal eerst getest bij patiënten met gemetastaseerde ziekte. Verschillende componenten van kankercellen kunnen gebruikt worden als vaccin. Het vaccin kan bestaan uit specifieke kankerantigenen zoals eiwitten, gangliosiden of immuunglobulines die al dan niet met adjuvantia (= stoffen die de immuniteit stimuleren) worden toegediend. Een meer complexe techniek is de isolatie van APCs, die ook dendritische cellen worden genoemd, uit het bloed; deze buiten de patiënt bloot gesteld worden aan tumoreiwitten of immunoglobulines; lysaten van de tumor of aan DNA of RNA van tumorcellen; en nadien deze gestimuleerde cellen terug aan de patiënt toe te dienen. Verder kunnen ook gemodifieerde of ongemodifieerde
ONCOLOGISCH ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT TIJDSCHRIFT
Membraan Ag
11 11
A R T I K E L S
tumorcellen gebruikt worden: de tumor van de patiënt kan worden gebruikt als vaccin of tumorcellen geïsoleerd en gekweekt kunnen worden gebruikt. Tumorcellen kunnen ook genetisch worden gemanipuleerd om immuunstimulerende geneesmiddelen af te scheiden. Verder kunnen ook DNA alleen of genetisch gemodifieerde virussen, die tumorantigenen dragen, als vaccin worden gebruikt.
peld worden aan toxines of radio-isotopen.
Klinische toepassingen Bij prostaatkanker worden verschillende immuuntherapiestrategieën getest in gerandomiseerde studies omdat in kleinere studies een gunstig effect kon worden aangetoond (Tabel 2). Deze immuuntherapieën worden nog niet in de routine klinische praktijk gebruikt.
Monoclonale antistoffen Cellulaire vaccins Een andere vorm van immuuntherapie is de toediening van monoclonale antistoffen. Hierbij worden antistoffen geproduceerd die bepaalde antigenen op de tumorcellen herkennen. Deze antistoffen kunnen een immuunreactie veroorzaken maar kunnen ook gekop-
Verschillende cellulaire vaccins worden bij patiënten met een gemetastaseerde prostaatkanker getest (Tabel 2).
Tabel 2: klinische studies in prostaatkanker Immunotherapie
Adjuvans
Immunologische respons Klinische activiteit
Provenge
Neen
+
+
DC pulsed met PSMA
Neen
?
+
GVAX
Neen
+
+
Oncyvax-P
Bacillus
+
+
rV-PSA/rF-PSA
Neen
+
+
rV-PSA/rF-PSA
IL-2+GM-CSF
+
+
Dendritische cellen
Tumorcelvaccin
Pokkenvirusvaccin
Monoclonale antistoffen
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT
J591 (anti-PSMA)
12 12
111In
+
90Y
+
177L
+
PSMA : prostate specific membrane antigen ; IL-2 : lage dosis interleukine ; GM-CSF : granulocyte macrophage colony stimulating factor
ROL VAN IMMUNOTHERAPIE BIJ PROSTAATKANKER
Vaccins gebaseerd op dendritische cellen hebben als voordeel dat ze het antigeen goed presenteren aan het immuunsysteem en dat ze een actieve immuunrespons opwekken. Het is echter een moeilijke techniek met een aferese en in vitro manipulatie die duur is en veel tijd vraagt; de technologie is niet overal aanwezig en er zijn problemen met de regelgeving voor deze geïndividualiseerde behandelingen. Vaccins met hele tumorcellen hebben als voordeel dat ze vele tumor-geassocieerde antigenen bevatten, een actieve immuunrespons opwekken en dat immuunmodulatoire genen (cytokines, co-stimulatoire moleculen) kunnen worden toegevoegd. Nadelen zijn dat de specifieke immunologische responsen moeilijk te meten zijn, en dat verschillende antigenen in competitie kunnen treden voor een immuunrespons.
(virussen), die een actieve immuniteit kunnen genereren en waar immunomodulatoire genen kunnen worden ingebouwd; nadelen zijn het gelimiteerde aantal tumor-geassocieerde antigenen dat kan gebruikt worden en dat de tumor de specifieke gebruikte antigenen in de vector moet exprimeren.
A-cellulaire vaccins
Anti-kankervaccins zijn een nieuwe vorm van behandeling voor patiënten met prostaatkanker. De eerste resultaten lijken veelbelovend maar de activiteit dient in gerandomiseerd onderzoek worden aangetoond.
Monoclonale antistoffen kunnen gebruikt worden om een lethaal agens (radio-isotoop, toxine) aan een antigeen te koppelen; nadelen zijn dat het gaat om een passieve immuunrespons en dat enkel oppervlakte antigenen worden herkend.
Besluit
ONCOLOGISCH ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT TIJDSCHRIFT
Bij a-cellulaire vaccins worden geen volledige cellen toegediend. Eén mogelijkheid is de toediening van vaccins op basis van genetisch gemodifieerde vectoren
Monoclonale antistoffen
13 13
INFORMEREN OM DE ANGST TE REDUCEREN
Luc De Laere – gespecialiseerd prostaatverpleegkundige AZ Sint-Jan AV Brugge
Inleiding Vroeger werd de QOL na een radicale prostatectomie gecorreleerd aan de aanwezigheid of afwezigheid van progressie van de ziekte. Co-morbiditeiten zoals incontinentie en erectiele disfunctie kwamen zelden of niet aan bod. Nu wordt er, naast de aandacht voor de ziekte, ook veel aandacht besteed aan de neveneffecten van de diverse prostaatkankerbehandelingen. Tijdens de pre - en postoperatieve voorlichting zullen deze co-morbiditeiten dan ook voldoende ruim toegelicht worden. Ook zal een blijvende voorlichting en support van de patiënt en zijn omgeving ertoe bijdragen dat het herstel van de patiënt en zijn omgeving vlotter zal verlopen.
Preoperatieve bezorgdheden 1. Om de diagnose van prostaatkanker te kunnen stellen, dienen er verschillende onderzoeken te worden uitgevoerd. Het wachten op de resultaten van deze onderzoeken brengt heel wat angst en spanning met zich mee. Daarom moet deze periode zo kort mogelijk gehouden worden.
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT
2. Omgaan met de diagnose van prostaatkanker is niet gemakkelijk en de aanvaarding ervan vraagt tijd en gebeurt in verschillende fases. De diagnose komt altijd als een donderslag bij heldere hemel. Het meedelen van het nieuws aan de partner en de familieleden gebeurt soms niet direct. Dit moeten we respecteren.
14
3. De keuze voor een bepaalde therapie is niet altijd gemakkelijk en soms laten de patiënten de keuze over aan de uroloog. Andere patiënten gaan zich verdiepen in de materie (boeken, internet) en spreken erover met de huisarts, een andere uroloog (second opinion), de partner, vrienden, andere mannen met prostaatkanker (lotgenoten), … Veel
mannen willen zo vlug mogelijk de kanker uit hun lijf. Vooral mannen die iemand persoonlijk kennen die aan prostaatkanker overleden is, kiezen voor een chirurgische behandeling en liefst zo vlug mogelijk.
Postoperatieve bezorgdheden 1. De angst voor het onbekende is het grootst direct postoperatief. Wat kan ik verwachten? De meeste mannen worden ontslagen met een verblijfsonde ter plaatse. Deze sonde kan klachten geven zoals pijnlijke blaasspasmen, rectale pijn, hematurie, urineweginfecties, … De patiënt en zijn partner moeten hiervan op de hoogte zijn en moeten weten dat veel van bovenvermelde gebeurtenissen een normaal onderdeel zijn van de postoperatieve periode. De patiënt krijgt het best een schriftelijke handleiding mee naast de verkregen verbale informatie. Zo kan hij alles nog eens nalezen op zijn eigen tempo en wanneer het hem past. De technische zorg aan de sonde wordt het best aangeleerd in het ziekenhuis en in het bijzijn van de partner of één van de kinderen. Het betrekken van de directe omgeving in de uitvoering van de technische zorg zal ook bij deze mensen een angstreductie teweeg brengen. 2. Veel mannen schrikken van de hoeveelheid urine die ze verliezen wanneer de sonde verwijderd wordt. Ze moeten hiervan voldoende op de hoogte zijn gebracht. Met de preoperatieve bekkenbodemkinesitherapie zal de patiënt een middel hebben om de incontinentie geleidelijk aan onder controle te krijgen. Een goede voorlichting over de beschikbare incontinentiematerialen is eveneens een onderdeel van het zorgplan. De incontinentie is een onmiddellijke bezorgdheid van de patiënt maar deze is van korte duur zeker wanneer de patiënt voelt dat hij controle kan krijgen over deze toestand.
INFORMEREN OM DE ANGST TE REDUCEREN
4. Angst voor het onbekende, angst om te sterven, angst voor herval, angst voor de adjuvante therapie, … Het informeren en geruststellen van de patiënt stopt dus niet. Mannen die geen progressie van de ziekte hebben en dus ‘genezen’ zijn zullen een grotere draagkracht hebben en beter kunnen omgaan met de co-morbiditeiten. Oudere patiënten zullen toleranter zijn dan de jongere patiënten.
Informatie Er is een duidelijke correlatie tussen de hoeveelheid verkregen begrijpelijke informatie en de tevredenheid over de behandeling, de houding tegenover de behandeling (frustratie, hulpeloosheid, …), de therapietrouw, de angstreductie, de rapportage van de neveneffecten, de zelfzorgzaamheid, het zelfbeeld, de symptoomcontrole, … De diagnose, de behandeling en de postoperatieve morbiditeiten worden beter verwerkt wanneer de patiënt voldoende hierover geïnformeerd werd en
wanneer de patiënt kon rekenen op een blijvende (telefonische) professionele support. De timing van de verkregen informatie wordt als belangrijk ervaren. Zo moet de hoeveelheid informatie tijdens het bespreken van de diagnose beperkt worden omdat de patiënt ervaart dat na de diagnosemededeling er niet veel meer meegedragen wordt van alle bijkomende informatie. De informatie wordt gegeven op het moment dat de patiënt en zijn omgeving dit willen. De nood aan informatie is afhankelijk van het stadium van de ziekte. De informatie moet begrijpelijk zijn en dat moet gecontroleerd worden via dialoog (communicatie). Er is zeer dikwijls een discrepantie in wat de patiënt zegt wat hij verstaan heeft en wat de professionele gezondheidswerker denkt dat de patiënt verstaan heeft. Veel informatie dient vertaald te worden in gedragingen en daarom moet de patiënt de informatie goed begrijpen. Het informeren tijdens stressperiodes moet vermeden worden daar de cognitieve functies bij stress het laten afweten. Je moet als gezondheidswerker dus altijd nagaan in welk verwerkingsstadium de patiënt zich bevindt. De informatie moet gegeven worden in functie van de draagkracht van de patiënt en zijn omgeving. Het beoogde doel is de angstreductie en niet het creëren van onrust. De patiënt zal zelf aangeven hoeveel informatie hij wil. Intern georiënteerde mannen zullen meer informatie willen en zullen de dingen bij naam noemen. Extern georiënteerde mannen zullen hun lot overdragen aan de behandelende artsen en zullen liever eufemismen gebruiken dan wel de dingen bij naam te noemen. Het informeren van deze laatste groep is de grootste uitdaging. De informatie houdt rekening met de culturele achtergrond van de patiënt en zijn omgeving. Wat betekent de ziekte binnen deze cultuur? Wat kan er voorgesteld worden als behandeling? De informatie wordt niet alleen verbaal gegeven (met extra visuele ondersteuning – powerpoint) maar moet
ONCOLOGISCH ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT TIJDSCHRIFT
3. De bezorgdheid op latere termijn is deze voor de erectiele disfunctie (ED). De man voelt zich geen man meer. Sommige mannen gaan irrationeel denken (de man verwijt b.v. de partner dat deze een verhouding heeft – anderen voelen zich schuldig over het feit dat ze hun partner niet meer het gewenste seksueel genot kunnen verschaffen). Veel mannen zitten duidelijk verveeld met het probleem maar durven hiervoor geen hulp te zoeken. Anderen doen dit wel maar volharden dikwijls niet in de therapie (ICI). De kennis dat er iets bestaat om de erectiestoornis te verhelpen is soms geruststellend genoeg en voor de behandeling wacht men dan nog wat. Je moet dus nagaan welke de bezorgdheid is van de man en welke de betekenis is van de ED voor de man. De partner van de man met prostaatkanker zal soms haar man stimuleren om hulp te zoeken voor zijn erectiestoornissen. Ze doet dit omdat ze bezorgd is voor het zelfbeeld die haar man heeft of omdat ze voor de diagnose prostaatkanker een goede seksuele relatie hadden. Je moet dus ook nagaan wat de betekenis is van de ED voor het koppel.
15 15
A R T I K E L S
ook schriftelijk worden meegegeven aan de patiënt en/of zijn omgeving. Deze informatie mag geen onrust veroorzaken (CAVE patiënten die in een ontkenningsfase zitten). Er moet nagegaan worden of de patiënt kan lezen. Er moet een blijvende support zijn (telefonisch vanuit het ziekenhuis – eerstelijnszorg: huisarts, thuisverpleegkundige, kinesist) van de patiënt en zijn omgeving. Deze support is het meest intensief tijden de eerste drie maanden na de behandeling. Er moet ook geëvalueerd worden hoe de patiënt en zijn omgeving omgaan met de diagnose en dat in functie van de tijd. Er zijn socio-economische factoren die bepalend kunnen zijn voor het verkrijgen van de informatie. Kan de patiënt gebruik maken van de bestaande voorzieningen?
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT
Voor veel patiënten zijn de gezondheidswerkers een betrouwbare bron voor het verkrijgen van informatie en het is dan ook de taak van deze gezondheidswerkers om er die bepale 1.8ezan de inf2rmaerkerkpalnenjden de
16 16
U hebt oog
voor uw patiënt.
Janssen-Cilag heeft oog voor u. Gáán voor Gezondheid www.janssen-cilag.be
Easypump£ Elastomeric Infusion Devices
At Home or in the Hospital
Mobile & Discreet Due to the unique soft-shell design the pump reduces in size during infusion. Available with a discreet carry case.
Safe Stress tests have proven that the pump withstands weights up to 250 kg.
Large Range Many sizes & flow rates available, to suit most treatment regimes.
Making drug administration easier than ever before!
For more information, please contact our Customer Services Tel. 02/725.82.58
[email protected]
Ic_j^iC[Z_YWbD[Z[hbWdZ8$L$ EdhiWjh&'+!*')%68GdhbVaZc I (&%,(*'-*%*% ; (&%,(*'&'((+ cZYZgaVcY5hb^i]h"bZY^XVa#Xdb
lll#hb^i]h"bZY^XVa#Xdb
Ic_j^iC[Z_YWb8[b]_kcD$L$ :mXZah^dgaVVc&(7jh+!&.(%OVkZciZb I ('%',%)).%% ; ('%','%))() WZa\^jb5hb^i]h"bZY^XVa#Xdb
*ÀÌ >Ì
Á
/
iÀiÊÃÊÞÊi
c[jh^dcEjbeh
8699"AZ\VXn
VERENIGINGNIEUWS VERENIGINGNIEUWS
24e JAARCONGRES V.V.R.O. 17 NOVEMBER 2007, KAHO SINT-LIEVEN, SINT-NIKLAAS RADIOTHERAPIE
HEMATOLOGIE
ONCOLOGIE
KINDERONCOLOGIE
9u - 9u45
9u - 9u45
9u - 9u40
Werking van de borstkliniek
Geschiedenis van de behande-
Nieuwe classificatie bij behande-
Hematologische aandoeningen bij kinderen:
K. Paridaens, AZ St Lucas, Brugge
ling van borstkanker
ling NHL
9u - 9u40
Nieuwe trends in de borstbestraling
L. Uvin, Secr. VBV
R. de Bock,
Inleiding
ZNA Middelheim, Antwerpen 9u10 - 9u50
9u45 - 10u15 Brachytherapie
V. Vandeputte, AZ St-Maarten, Duffel
9u45 - 10u30
9u40 - 10u30
Aplastische anemie
Adjuvante behandeling bij
Urgenties in de hematologie
B. De Moerloose, UZ Gent
borstkanker
F. Trullemans, UZ Brussel 9u50 - 10u30
E. Everaert, AZ Nikolaas, Sint-Niklaas
10u15 - 10u45
10u30 - 11u : PAUZE
Trombopenie en ITP
A. Van Damme, UZ Brussel
IMRT 10u30 - 11u : PAUZE
S. Vanderkam, ZNA Middelheim
11u - 11u40 10u30 - 11u : PAUZE
Minitransplant
Antwerpen 10u45 - 11u15 : PAUZE
11u - 11u45
H. De Samblanx,
Nieuwe moleculen en de
ZNA Middelheim, Antwerpen
Neutropenie
pers-pectieven in oncologie
A. Bols, AZ St Jan, Brugge
11u15 - 11u45
11u - 11u40
J. Verlooy, UZ Gent
11u40 - 12u30 Hemofilie
Intraoperatieve RT
A. Vantilborgh, UZ Gent
11u45 - 12u30
R. Weytjens, St Augustinus, Wilrijk
11u40 - 12u30
Erfelijkheid en kanker
Hemofilie en Stollingsfactoren
11u45 - 12u15
W. Lybaert,
C. Van Geet, UZ Leuven
Geschiedenis van de behandeling
AZ Nikolaas, Sint-Niklaas
BORST-
van borstkanker
VERPLEEGKUNDE
L. Uvin, AstraZeneca, Destelbergen
13u30 - 14u15
SPECIALE TECHNIEKEN
Wondzorg en borstkanker
ALGEMEEN
ONCOLOGIE
KINDERONCOLOGIE
IN DE RADIOTHERAPIE
F. Meuleneire, AZ St Elisabeth, Zottegem
13u45 - 14u15
13u45 - 14u30
13u45 - 14u30
14u00 - 14u30
Tomo Therapie
Seksuele verandering bij
Preventie en behandeling
Ontwikkeling en productie
P. Bijdekerke, UZ Brussel
man/vrouw na behandeling
van oedeem bovenste
van stollingsfactoren
P. Enzlin,
lidmaat bij borstkanker
B. Santoni, Brussel
UZ Gasthuisberg, Leuven
C. Smeets, Virga-Jesse,
14u15 - 14u45 Brachy Therapie
Hasselt
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT
De vrees voor het follow-up bezoek: guidelines
J. Botterman, AZ St Lucas, 14u30 - 15u15
Gent 14u45 - 15u15
A. Lambrecht,
14u30 - 15u15
AZ Groeninge, Kortrijk
Ethiek: rol van de verpleeg-
14u30 - 15u15
dachtspunten bij hemofilie
Na behandeling:
kundige
Zowel aërosol als zuurstof is
B. Leenders, Ukzkf, Brussel
nieuw perspectief of onheil-
14u45 - 15u15
T. Quaeghebeur
medicatie
Cone Bean CT
KaHo Sint Niklaas
D. Schuermans, UZ Brussel
15u15 - 15u45
W. Rombouts,
Getuigenis
UZ St. Pieter, Leuven
15u15 - 16u
15u15 - 16u
Huidtoxiciteit
WHO pijnladder en toepass-
Stereotaxie
S. Segaert, UZ St Rafaël,
ing
L. Van der Voort
J. Menten,
Leuven
E. Vanduynhove,
HH Roeselaere
Verpleegkundige aan-
T. Boterberg, UZ Gent
20
14u15 - 14u45
15u15 - 15u45
UZ Gasthuisberg, Leuven
AZ Sint-Augustinus, Wilrijk
spellend “zwart gat”
Mevr. Janssens
15u15 - 16u15 Kinderwens en sexualiteit
M. Van de Wiele KHK Geel
INSCHRIJVINGEN
voor 27/10/2007
na 01/11/2007
Lid:07
45 Euro
55 Euro
Student:
40 Euro
50 Euro
Niet-lid:
65 Euro
75 Euro
Inschrijvingsgeld, inclusief koffie, lunch, receptie en verslagboek
Inschrijven gebeurt via het secretariaat V.V.R.O. Bij het terugsturen van de onderstaande antwoordstrook, ontvangt U een vraag naar betaling en een overschrijvingsformulier. Enkel na betaling kan uw inschrijving worden bevestigd. Deze bevestiging wordt pas kort voor het congres samen met een wegomschrijving toegestuurd! Na 12/11/2007 betaalt u contant op het congres. Informatie: Secretariaat VVRO • tel.: 02/477 83 87 • Fax:02/477 83 86 • E-mail: [email protected]
# INSCHRIJFSTROOK 24E JAARCONGRES Naam: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Lidnummer: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Adres: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Telefoonnummer:. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Ziekenhuis - dienst: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Terugsturen of faxen naar secretariaat VVRO, Laarbeeklaan 101, 1090 Brussel tel.: 02/477 83 87 • fax: 02/477 83 86 • [email protected]
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT
E-mail: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
21
2ESPONSIBLE EDITOR ! (UBERT !MGEN .OV
$RAMATICALLY IMPROVING PEOPLES LIFES
de
nd
l ge Sin
rla
Pl ez an tst ra at
Stat ions stra at
Ne
Grote Markt
Be
n
N70
Campus Waas
raat erst k n A
v
e er
Park Ho
Sint-Niklaas Pa r
k la
sp
ita
als t
De Witte Molen raa t
an
Br ug sk en
Tunnel
d lan s a Wa pping Sho ter Cen
N70 er Lok
en
-765,7134
N16 Hos pita alstr Hoofdingang aat
ingang leveranciers (aanbellen)
Toegang g studentenverblijf s n i g ga kin nhu n i ar e p iek t z aa str d e lan alt er sh o u b M
Afrit 14-15 Sint-Niklaas
E17 Gent
Afrit 14 Hulst-Hamme
Antw
erpen
Afrit 15 St.-Niklaas Afrit 15 Temse
Temse - Brussel
Campus Waas Hospitaalstraat 23 9100 Sint-Niklaas tel. 03 776 43 48
Routebeschrijving Met de wagen is Sint-Niklaas vlot bereikbaar via de Expresweg (Antwerpen - kust) - de E 17 - Oude baan Gent – Antwerpen (N49) - Gewestweg Breendonk - Temse Sint-Niklaas (N16). Neem E17, afrit St.-Niklaas centrum (14-15).
De campus bevindt zich te voet op 10 minuten van de Grote Markt en op 15 minuten van het station. Hij is van daaruit ook te bereiken met stadsbus nr. 2 en 4.
Op de Parklaan volg je de richting ‘Ziekenhuizen’. Via de Moerlandstraat kom je in de Hospitaalstraat waar de campus op je linkerzijde ligt.
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT
KaHo Sint-Lieven
23
Benaming: Zometa 4 mg poeder en oplosmiddel voor oplossing voor infusie. Samenstelling en vorm: Een injectieflacon bevat 4 mg zoledroninezuur (watervrij), wat overeenkomt met 4,264 mg zoledroninezuur-monohydraat. Indicatie: Preventie van “skeletal related events” (pathologische botfracturen, compressie van het ruggenmerg, radiotherapie of chirurgie van het bot, of tumor-geïnduceerde hypercalciëmie) bij patiënten met gevorderde, kwaadaardige tumoren met aantasting van het bot. - Behandeling van tumor-geïnduceerde hypercalciëmie (TIH). Dosering: Zometa dient alleen te worden gebruikt door artsen die ervaring hebben met de toediening van intraveneuze bisfosfonaten. Preventie van botcomplicaties bij patiënten met gevorderde, kwaadaardige tumoren met aantasting van het bot : Volwassenen en bejaarden : De aanbevolen dosis bij de preventie van botcomplicaties bij patiënten met gevorderde, kwaadaardige tumoren met aantasting van het bot bedraagt 4 mg bereide en verder verdunde Zometa oplossing voor infusie (verdund met 100 ml 0,9 % g/v natriumchloride- of 5 % g/v glucose-oplossing), toegediend als een minstens 15 minuten durend intraveneus infuus om de 3 tot 4 weken. Aan de patiënten moet bovendien dagelijks een oraal calciumsupplement van 500 mg en 400 IE vitamine D worden toegediend. Behandeling van TIH : Volwassenen en bejaarden : De aanbevolen dosis bij hypercalciëmie (albumine-gecorrigeerde serumcalciumspiegel ≥ 12,0 mg/dl of 3,0 mmol/l) bedraagt 4 mg bereide en verder verdunde Zometa oplossing voor infusie (verdund met 100 ml steriele 0,9 % g/v natriumchloride- of 5 % g/v glucose-oplossing), toegediend in niet minder dan 15 minuten als een eenmalig intraveneus infuus. Patiënten dienen in een goede vochttoestand gehouden te worden zowel vóór als na de toediening van Zometa. Herbehandeling van TIH : Beperkte gegevens met betrekking tot herbehandeling van patiënten met TIH zijn beschikbaar. Nierinsufficiëntie : TIH: Een behandeling met Zometa bij patiënten met TIH die tevens een ernstige nierinsufficiëntie hebben, mag enkel worden overwogen na beoordeling van de risico’s en baten van een behandeling. In de klinische studies werden patiënten met serumcreatinine > 400 μmol/l of > 4,5 mg/dl uitgesloten. Er is geen dosisaanpassing noodzakelijk voor patiënten met TIH met serumcreatinine < 400 μmol/l of < 4,5 mg/dl. Preventie van botcomplicaties bij patiënten met gevorderde, kwaadaardige tumoren met aantasting van het bot: Wanneer een behandeling met Zometa wordt gestart bij patiënten met multipel myeloom of metastatische botlaesies van vaste tumoren, moeten serumcreatinine en creatinineklaring (CrCl) worden bepaald. CrCl wordt berekend uitgaande van serumcreatinine met behulp van de Cockcroft-Gault formule. Zometa wordt niet aanbevolen bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie vóór de start van de therapie, dat voor deze populatie gedefinieerd is als CrCl < 30 ml/min. In klinische studies met Zometa werden patiënten met serumcreatinine > 265 μmol/l of > 3,0 mg/dl uitgesloten. Bij patiënten met botmetastasen met milde tot matige nierinsufficiëntie vóór de start van de therapie, dat voor deze populatie gedefinieerd is als CrCl 30–60 ml/min, wordt de dosis Zometa als volgt aanbevolen: Basislijn creatinineklaring (ml/min):°> 60, °°50–60, °°°40–49, °°°°30–39; Aanbevolen dosis Zometa*: °4,0 mg, °°3,5 mg*, °°°3,3 mg*, °°°°3,0 mg*. *De doses zijn berekend uitgaande van een beoogde AUC van 0,66 (mg•uur/l) (CrCl=75 ml/min). Er wordt verwacht dat met de gereduceerde doses voor patiënten met nierinsufficiëntie dezelfde AUC wordt bereikt als bij patiënten met creatinineklaring van 75 ml/min. Na de start van de therapie moet serumcreatinine worden gemeten vóór elke dosis Zometa en mag een behandeling niet worden ingesteld als de nierfunctie is verslechterd. In het klinische onderzoek wordt een verslechtering van de nierfunctie op de volgende manier gedefinieerd: - voor patiënten met normale basislijn serumcreatinine (< 1,4 mg/dl of < 124 μmol/l), een stijging van 0,5 mg/dl of 44 μmol/l; - voor patiënten met een abnormale basislijn creatinine (> 1,4 mg/dl of > 124 μmol/l), een stijging van 1,0 mg/dl of 88 μmol/l. In de klinische studies werd de behandeling met Zometa slechts hervat wanneer de creatininespiegel was teruggekeerd tot beneden 10 % boven de basislijn. De behandeling met Zometa moet worden hervat met dezelfde dosis als die vóór de onderbreking van de behandeling. Instructies voor het klaarmaken van gereduceerde doses Zometa: Onttrek een geschikt volume van de bereide oplossing (4 mg/5 ml) zoals nodig: 4,4 ml voor 3,5 mg dosis; 4,1 ml voor 3,3 mg dosis; 3,8 ml voor 3,0 mg dosis. Voor informatie betreffende de bereiding en verdunning van Zometa, zie volledige SKP. Het gebruik van Zometa bij kinderen is niet onderzocht. Zometa mag niet gebruikt worden in deze patiëntenpopulatie totdat verdere gegevens beschikbaar zijn. Contra-indicaties: Het gebruik van Zometa poeder voor oplossing voor infusie is gecontraïndiceerd bij zwangerschap, bij vrouwen die borstvoeding geven, bij patiënten met een klinisch significante overgevoeligheid voor zoledroninezuur, andere bisfosfonaten of een van de hulpstoffen in de samenstelling van Zometa. Bijwerkingen : De frequenties van de bijwerkingen met Zometa 4 mg zijn hoofdzakelijk gebaseerd op gegevens verzameld bij chronische behandeling. De bijwerkingen van Zometa zijn vergelijkbaar aan deze gerapporteerd voor andere bisfosfonaten en kunnen verwacht worden op te treden bij ongeveer één derde van de patiënten. Intraveneuze toediening werd regelmatig geassocieerd met een griepachtig syndroom bij ongeveer 9 % van de patiënten, met inbegrip van botpijn (9,1 %), koorts (7,2 %), vermoeidheid (4,1 %) en spierstijfheid (2,9 %). Incidentele gevallen van arthralgie en myalgie werden gerapporteerd bij ongeveer 3 %. Er is geen informatie beschikbaar over de omkeerbaarheid van deze bijwerkingen. Frequent gaat de daling van de renale calciumexcretie gepaard met een daling van de serumfosfaatspiegel (bij ongeveer 20 % van de patiënten), wat asymptomatisch is en geen behandeling vereist. De serumcalciumspiegel kan dalen tot asymptomatische hypocalciëmische niveaus bij ongeveer 3 % van de patiënten. Gastro-intestinale reacties, zoals misselijkheid (5,8 %) en braken (2,6 %), werden gemeld na intraveneuze infusie van Zometa. Af en toe werden eveneens lokale reacties op de plaats van de infusie, zoals roodheid of zwelling en/of pijn, waargenomen bij minder dan 1 % van de patiënten. Bij 1,5 % van de patiënten behandeld met Zometa 4 mg werd anorexie gemeld. Een enkel geval van rash of pruritus is waargenomen (minder dan 1 %). Zoals bij andere bisfosfonaten zijn er gevallen van conjunctivitis (ongeveer 1 %) gerapporteerd. Er zijn enkele gevallen van nierinsufficiëntie gerapporteerd (2,3 %), hoewel de etiologie in vele gevallen van meerdere factoren afhankelijk lijkt te zijn. Op basis van de analyse van placebo-gecontroleerde studies werd ernstige anemie (Hb < 8,0 g/dl) gerapporteerd bij 5,2 % van de patiënten die Zometa 4 mg kregen toegediend versus 4,2 % voor placebo. In het geval van TIH is de frequentie van bijwerkingen met de 8 mg herbehandelingsdosis vergelijkbaar met de chronische toediening van 4 mg met uitzondering van nierinsufficiëntie (3,1 %) en hypocalciëmie (6 %) die een weinig hoger zijn, wat verklaard kan worden door andere misleidende factoren die frequent zijn in deze ernstig zieke patiëntenpopulatie. De volgende bijwerkingen werden verzameld uit de klinische studies na hoofdzakelijk chronische behandeling met zoledroninezuur: Bijwerkingen worden gerangschikt naar frequentie, met de meest frequente eerst, en met de volgende definities: zeer vaak (≥ 1/10), vaak (≥ 1/100, < 1/10), soms (≥ 1/1.000, < 1/100), zelden (≥ 1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden (< 1/10.000), met inbegrip van meldingen van geïsoleerde gevallen. Bloed- en lymfestelselaandoeningen: Vaak: anemie. Soms: trombocytopenie, leukopenie. Zelden : pancytopenie. Zenuwstelselaandoeningen: Vaak: hoofdpijn. Soms: duizeligheid, paresthesie, smaakstoornis, hypoesthesie, hyperesthesie, beven. Psychische stoornissen: Soms: angst, slaapstoornissen. Zelden: verwardheid. Oogaandoeningen: Vaak: conjunctivitis. Soms: onscherp zicht. Zeer zelden: uveitis, episcleritis Maagdarmstelselaandoeningen: Vaak: misselijkheid, braken, anorexie. Soms: diarree, constipatie, buikpijn, dyspepsie, stomatitis, droge mond. Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen: Soms: dyspnoe, hoest. Huid- en onderhuidaandoeningen: Soms: pruritus, rash (inclusief erythemateuze en maculaire rash), verhoogd zweten. Skeletspierstelsel-, bindweefsel- en botaandoeningen: Vaak: botpijn, myalgie, arthralgie. Soms: spierkrampen. Cardiovasculaire aandoeningen: Soms: hypertensie. Zelden: bradycardie. Nier- en urinewegaandoeningen: Vaak: nierinsufficiëntie. Soms: acuut nierfalen, hematurie, proteïnurie. Immuunsysteemaandoeningen : Soms: Overgevoeligheidsreacties. Zelden: angioneurotisch oedeem Algemene aandoeningen en en toedieningsplaatsstoornissen: Zeer vaak: koorts, griepachtig syndroom (inclusief vermoeidheid, spierstijfheid, malaise en flushing). Soms: asthenie, perifeer oedeem, reacties ter hoogte van de injectieplaats (inclusief pijn, irritatie, zwelling, verharding), pijn in de borststreek, gewichtstoename Laboratoriumabnormaliteiten Zeer vaak: hypofosfatemie. Vaak: Verhoogd creatinine en ureum in het bloed, hypocalciëmie. Soms: hypomagnesiëmie, hypokaliëmie. Zelden: hyperkaliëmie, hypernatriëmie. Post-marketing ervaring: Gevallen van osteonecrose (voornamelijk van de kaakbeenderen) werden gerapporteerd, voornamelijk bij kankerpatiënten behandeld met bisfosfonaten, inclusief Zometa. Vele van deze patiënten vertoonden tekenen van lokale infectie, waaronder osteomyelitis, en het merendeel van deze gevallen heeft betrekking op kankerpatiënten volgend op een tandextractie of een andere tandheelkundige ingreep. Osteonecrose van de kaakbeenderen heeft verschillende, goed gedocumenteerde risicofactoren, waaronder een diagnose van kanker, concomitante therapieën (b.v. chemotherapie, radiotherapie, corticosteroïden) en co-morbide omstandigheden (b.v. anemie, coagulopathieën, infectie, voorafbestaande mondaandoeningen). Hoewel de causaliteit niet is bepaald, is het verstandig om tandheelkundige ingrepen te vermijden aangezien het herstel kan worden vertraagd. In zeer zeldzame gevallen werden de volgende voorvallen gerapporteerd: hypotensie leidend tot syncope of circulatoire collaps, voornamelijk bij patiënten met onderliggende risicofactoren, slaperigheid, bronchoconstrictie. Registratiehouder en registratienummer: Novartis Europharm Limited - Wimblehurst Road – Horsham - West Sussex RH12 5AB - Verenigd Koninkrijk – EU/1/01/176/001-003. Aflevering: op medisch voorschrift. Datum van herziening van de tekst: 04.06.07 ZOM-06-06/07-4154 07/07
PRIJZEN 24e Jaarcongres VVRO KaHo Sint-Lieven, 17 november 2007
V.V.R.O. AWARD Waarde: 250 Euro Gaat naar het beste eindwerk postgraduaat oncologie 2005 - 2006 Deadline artikel: 02/11/2007
AMGEN POSTER AWARD Waarde: 250 Euro Een poster of artikel over een verpleegkundig oncologisch onderwerp. Deadline abstract: 02/11/2007
Inlichtingen en criteria: Secretariaat VVRO, AZ VUB, Dienst 34, Laarbeeklaan 101, 1090 Brussel Tel: 02/477.83.87 • Fax: 02/477.83.86 • E-mail: [email protected] Richtlijnen voor posterpresentaties en auteurs zijn te vinden op www.vvro.be
De werken worden bij voorkeur elektronisch opgestuurd naar het VVRO-secretariaat. De ingezonden artikels worden in aanmerking genomen voor publicatie in het Oncologisch Tijdschrift.
Werkgroep Radiotherapie organiseert:
Bijscholingsavond met als thema:
Positie verificatie en -correctie.
Di 16/10/2007 AZ Sint-Maarten Campus Rooienberg. Polyvalente zaal verpleegsterschool.
(bewegwijzering vanuit centrale inkomhal ziekenhuis.)
18.30u: Onthaal met koffie & broodjes 19.00u: Ervaringen AZ Sint-Maarten: Dr. Paul Barbier. 19.40u: Ervaringen UZ Gasthuisberg: Dhr. Jan Verstraete. 20.20u: Ervaringen UZ Gent: Dhr. Geert Pittomvils 21.00u: Vraagstelling. 21.20u: Einde.
Prijs: Leden: € 10 Niet-leden € 15
Info en inschrijvingen: Tot 08 Oktober 2007
Secretariaat VVRO e-mail: [email protected] tel. 02 477 83 87
Ma en do (09u00 - 16u30)
fax. 02 477 83 86
Tweedaagse Specialisatiemodule
Oncologie
Woensdag 9 januari 2008
WWW.VVRO.BE
V.V.R.O. Werkgroep Chemotherapie
Donderdag 10 januari 2008
• 09 uur – 10.15 uur:
• 09 uur – 10.30 uur
Nieuwe cytostatica
Sarcomen
Dr. L. Dirix, Sint-Augustinus Antwerpen
Prof. P. Schöffski, UZ Leuven
Koffiepauze • 10.30 uur – 11.30 uur
• 10.45 uur – 11.45 uur
Huidtoxiciteit bij EGFR-inhibitoren, preventie en behandeling?
Erfelijkheid en borst- en ovariumkanker
Mevr. L. Lemmens, UZ Leuven
Dr. K. Leunen, UZ Leuven
• 11.30 uur – 12.30 uur
• 11.30 uur 12.30 uur
Katheters in oncologie
Cyztra; educatie chemopatiënt en verpleegkundige
Dhr. K. Boeykens, AZ Nikolaas
Mevr. A. Coolbrandt, UZ Leuven
Lunchpauze • 13.30 uur – 14.30 uur
• 13.30 uur – 15 uur
Tyrosine kinase inhibitoren
Vaccinatie en baarmoederhalskanker
Dr. D. Schallier, UZ Brussel • 14.30 – 15.30 uur
Antidotum na extravasatie met anthracyclines Dhr M. Westen
Locatie UZ Leuven campus Gasthuisberg, onderwijs en navorsing (ingang via ziekenhuis, bordeaux pijl volgen)
Prof. W. Tjalma, UZA
Informatie & Inschrijving Secretariaat VVRO Tel 02 / 477 83 87 Fax 02 / 477 83 86 E-Mail : [email protected] Maandag en Donderdag (09u00 - 16u30) (www.vvro.be) Lid VVRO : 80 euro Niet-lid VVRO : 95 euro Enkel voor de 2 dagen samen. Inclusief lunch en koffie WWW.VVRO.BE
OPLEIDING ONCOLOGIE IN VLAANDEREN STAND VAN ZAKEN MEI 2007
VOOK (Vlaams Overleg Opleiding Kankerverpleegkunde) is een overlegorgaan waarin zowel de hogescholen als de VVRO vertegenwoordigd zijn. Het doel van dit overlegorgaan is komen tot een kwalitatief hoogstaande opleiding oncologie die voldoet aan de regelgeving en de noden in het werkveld. Op 24 mei 2007 was er een vergadering van VOOK, waarbij de huidige stand van zaken is opgemaakt.
Waar wordt op dit ogenblik opleiding oncologie georganiseerd?
-
KaHo Sint-Lieven Sint-Niklaas Katho Roeselare KHBO Brugge HIVSET Turnhout KH Leuven
Voor meer informatie, kijk op www.vvro.be bij opleidingen.
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT
Wettelijk kader en evoluties:
28
1. Wet van 21 maart 2003 (publicatie Staatsblad op 25 april 2003): Zorgprogramma voor oncologische basiszorg en Zorgprogramma voor oncologie
In deze wet wordt oa beschreven waaraan verpleegkundigen dienen te voldoen, oa voor toediening van chemotherapie. In een basiszorgprogramma dient dit te gebeuren onder toezicht van verpleegkundigen die erkend zijn voor of in opleiding zijn voor de bijzondere beroepsbekwaamheid van verpleegkundige in de oncologie, of die ten minste 5 jaar ervaring hebben in de verzorging van patiënten met oncologische aandoeningen. In een zorgprogramma voor oncologie gebeurt de toediening van chemotherapie uitsluitend door verpleegkundigen die erkend zijn voor of in opleiding zijn voor de bijzondere beroepsbekwaamheid van verpleegkundige in de oncologie of die ten minste 5 jaar ervaring hebben in de verzorging van patiënten met oncologische aandoeningen. Er wordt maw gesproken over een bijzondere beroepsbekwaming die niet officieel bestaat. Bijkomend zijn de normen voor toediening van chemotherapie totaal verschillend, afhankelijk van het zorgprogramma. 2. Het VVU heeft een advies verstrekt aan de minister van volksgezondheid over de bijzondere beroepsbekwamingen en de beroepstitels. Hierin was oncologie opgenomen als een bekwaming en radiotherapie als een beroepstitel. De minister heeft dit advies niet gevolgd. 3. KB beroepstitels Op 24/10/2006 is een KB in het Staatsblad ver-
OPLEIDING ONCOLOGIE IN VLAANDEREN - STAND VAN ZAKEN MEI 2007
4. Opleiding in Wallonië: in Wallonië bestaat er reeds langer een opleiding voor oncologie, en dit onder de vorm van een 4e jaar verpleegkunde. Voor Radiotherapie is geen specifieke opleiding voorzien. Oncologieverpleegkundigen worden zowel op diensten oncologie / dagziekenhuis als op Radiotherapie ingezet. 5. Vraag van de Nationale Raad voor Verpleegkunde. Er is een ontwerptekst ter beschikking over de beroepstitel oncologie, die gebaseerd werd op de tekst van Spoed en InZo. De Nationale Raad voor Verpleegkunde heeft onlangs aan de VVRO advies gevraagd om de inhoud van de opleiding voor deze beroepstitel vorm te geven. Dit advies is geformuleerd op 29/03/2007 en dit in overleg met de Franstalige collega’s. Het advies is zodanig geformuleerd dat de opleiding oncologie kan georganiseerd worden met een gemeenschappelijk deel, en 2 specifieke delen: verdieping chemotherapie en radiotherapie. 6. De huidige geldende normen voor Radiotherapie zijn meer dan 20 jaar oud. Reeds verschillende jaren is men bezig om voorstellen te formuleren om de normen te actualiseren. Dit gebeurt in overleg met artsen, fysici, verpleeg-
kundigen, en dit zowel met de Nederlands- als met de Franstalige collega’s. In de huidige ontwerpteksten staat vermeld dat de meerderheid van het personeel de beroepstitel oncologie dient te hebben. 7. Opleiding Radiotherapie In samenwerking tussen EHSAL en VVRO is een opleidingsprogramma opgemaakt voor verpleegkundigen Radiotherapie en technologen medische beeldvorming (zoals in de omliggende landen). Dit komt overeen met een 4e jaar opleiding (na 3 jaar opleiding verpleegkunde/ medische beeldvorming). De opleiding is niet gestart omwille van te laag aantal inschrijvingen. Heden tracht men een nieuwe opleiding radiotherapie te organiseren in EHSAL (modulair opgebouwd van 150 uren) – inclusief radioprotectie. Deze opleiding zal normaal in februari 2008 van start gaan.
Samenvatting van problemen:
ü De vereiste kwalificaties voor toediening van chemotherapie zijn totaal verschillend in een Zorgprogramma voor oncologisch basiszorg en in een Zorgprogramma oncologie. ü In de wet op de zorgprogramma’s oncologie is sprake van bijzondere beroepsbekwaming. Heden bestaat er geen bijzondere beroepsbekwaming oncologie, maar wel een beroepstitel oncologie. Er zijn nog geen uitvoeringsbesluiten. ü Regelgeving (over normen, opleiding, …) in België geschiedt enerzijds door de federale overheid en anderzijds door de Vlaamse overheid.
Guy Vandevelde Mark Vos
ONCOLOGISCH ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT TIJDSCHRIFT
schenen met daarin de lijst van nieuwe beroepstitels (zie bijlage): oa verpleegkundige in de oncologie is vanaf dat ogenblik een beroepstitel. Eveneens verpleegkundige in de medische beeldvorming. Over radiotherapie is geen sprake in dit KB. Tot op heden zijn er nog geen uitvoeringsbesluiten ter beschikking; deze worden wel binnenkort verwacht. Er is een prioriteitenlijst opgesteld voor de 1e 3 beroepstitels, oncologie staat mee in de prioriteitenlijst. Beroepstitels en –bekwamingen worden actief opgevolgd door VVU.
29 29
ÒÊ->i
,"
-«iV>>ÊÌÜÀ«iÊÛÀÊ
iÌÊyÕÃ
iÊÛ>Ê6>Ì
iÌiÀÃ
i«}Ê>Ê«i«i ÛiÊ
i>Ì
ÞÊÛiÃ
ÊiÊ Ê}ÊâÊ
>`iÃiÀiÊÛ>Ê iVÌ]Ê VÃÊ>`Ê «>Þ°Ê^ÊÓääxÊ °
"«Ì>>Ê`iÀ
Õ`ÊÛ>ÊÌÀ>Û>ÃVÕ>ÀiÊ>Ì
iÌiÀð ÕÃ
iÊÃÊiiÊVÀÕV>>Ê`iÀ`iiÊÊ
iÌÊÌi}>iÊ
Õ`iÊÛ>Ê`iÊ6>Ì
iÌiÀ°ÊÊ "`iÀâiIÊÌÌÊiV
ÌiÀÊ>>Ê`>ÌÊn¯ÊÛ>Ê`iÊyÕÃ
ëÕÌiÊ`iÊ>ÕiiÊLiÀi`ÊÜÀ`iÊ«ÊÊ `iÊ>v`i}]Ê}iVÌ>iiÀ`ÊÃ°Ê iÊ ÒÊ->iÊÛÀ}iÛÕ`iÊëÕÌÊ > Êä]¯®ÊÃÊëiV>>Ê ÌÜÀ«iÊÛÀÊ
iÌÊyÕÃ
iÊÛ>Ê6>Ì
iÌiÀÃ\ UÊÊ iÊÛiÃÌvL>>ÊÃÊÃÌiÀiÊiÊ`>âÊ`iÊëiV>>Ê}ÀÌiÀiÊÌ«V>«ÊÜÀ`ÌÊÊ
iÌÊÀÃVÊ«ÊVÌ>>ÌiÊ`ÀÊ>>À>}Ê>>âiÊÛiÀ`iÀ`°Ê UÊÊiÌÊÕiiÊ`iÃ}ÊÛ>Ê`iÊÃÌ>«iÀÊâÀ}ÌÊÛÀÊiiÊÃ}wV>ÌiÊÀi`ÕVÌiÊÛ>ÊÀiyÕÝ° UÊÊiÊÛÕiÃÊÎ]ÊxÊiÊ£ä®Ê
iLLiÊiiÊ`>iÌiÀÊÛ>ÊiiÊ£äÊëÕÌÊÊ Ü>>À`ÀÊiiÊ«Ì>iÊ`ÀÕÊ}i}iiÀiiÀ`ÊÜÀ`Ì°Ê ÌÊÛÀÌÊLiÃV
>`}}ÊÛ>ÊÊ `iÊ>Ì
iÌiÀÊiÉvÊÛ>Ê
iÌÊLi`Û>Ì° UÊÊ ÀÊ
iÌÊ`Õ`iÊ
iÀiL>ÀiÊiÌiÌÊÜÀ`ÌÊÊ
iÌÊÀÃVÊ«Êi`V>ÌiÊvÕÌiÊÛÀi° ÒÊ->iÊÃÊLiÃV
L>>ÀÊâÜiÊÛÀÊ}iLÀÕÊ«Ê>ÃÊLÕÌiÊ
iÌÊÃÌiÀiÊÛi`° 7iÃÌÊÕÊ>>ÛÕi`iÊvÀ>Ìi]ÊVÌ>VÌiiÀÊ`>Ê`iÊ Ê ÕÃÌiÀÊ-iÀÛVi° I >«ÊÓäää®
Êi`V>
ÀiL`i}i À«ÊnÈ ÎÓäÊ ÀiL`i}i /\ʳÎÓÊxÎÊÇÓÊäxÊxÓ \ʳÎÓÊxÎÊÇÓÊäxÊxn *ÃÌLÕÃÊÇxÇ Ó{ääÊ/Ê«
iÊ>É`Ê, /\ʳΣÊÓäÊxnÓÊ{ÊÓä \ʳΣÊÓäÊxnÓÊ{ÊÓ£ ÜÜÜ°L`iÕÀ«i°VÉÃ>viÌÞ Ã>viÌÞÚLJiÕÀ«i°L`°V
CONGRESAGENDA INTERNATIONALE CONGRESAGENDA
2007 • ECCO 14, the European Cancer Conference 23 - 27 september 2007, Barcelona, Spain Info: ECCO 14 Secretariat Federation of European Cancer Societies, Avenue Mounier 83, B-1200 Brussels, Belgium Tel.: +32 2 775 02 01 • Fax: +32 2 775 02 00 E-mail: [email protected]
2008 • 6th EONS Spring Convention 27 - 29 March 2008, Geneva, Switzerland Info: EONS-6 Conference secretariat Federation of European Cancer Societies, Avenue Mounier 83, B-1200 Brussels, Belgium Tel.: +32 2 775 02 05 • Fax: +32 2 775 02 00 E-mail: [email protected]
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT
• EBCC•6, European Breast Cancer Conference 15 - 19 april 2008, Berlijn, Germany Info: EBCC-6 Secretariat Federation of European Cancer Societies, Avenue Mounier 83, B-1200 Brussels, Belgium Tel.: +32 2 775 02 01 • Fax: +32 2 775 02 00 E-mail: [email protected]
32
• EACR, 19th Meeting of the European Association for Cancer Research 5 - 8 july 2008, Lyon, France Info: EACR 19 Conference Secretariat Federation of European Cancer Societies, Avenue Mounier 83, B-1200 Brussels, Belgium Tel.: +32 2 775 02 01 • Fax: +32 2 775 02 00 E-mail: [email protected]