Beschrijving en theoretische onderbouwing van de ouderparticipatiecrèche de Krakeling in Utrecht.
Universiteit Utrecht, 31-05-2011
Interventiebeschrijving de Krakeling
Inhoudsopgave Voorwoord
3
Samenvatting
4
Deel A. Interventiebeschrijving
4
Deel B. Theoretische onderbouwing
8
Deel C. Overige informatie
Literatuur
13
16
Bijlagen Observatie ouderparticipatiecrèche de Krakeling
Universiteit Utrecht, 2011
19
2
Interventiebeschrijving de Krakeling
Voorwoord Voor u ligt de interventiebeschrijving van de ouderparticipatiecrèche De Krakeling in Utrecht. Deze interventiebeschrijving is gemaakt in het kader van het project ‘Allemaal Opvoeders’ van de Universiteit Utrecht. Het doel van dit project is verkennen hoe de banden tussen gezinnen en hun sociale omgeving versterkt kunnen worden en welke rol het Centrum voor Jeugd en Gezin hierbij kan spelen. In samenwerking met het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) en elf Nederlandse gemeenten is de Universiteit Utrecht een pilot gestart. In deze pilot hebben gemeenten de ruimte om, met ondersteuning van het NJi activiteiten op te zetten die een bijdrage kunnen leveren aan het versterken van deze sociale netwerken. Aangezien zowel in Nederland als in het buitenland veel meer gebeurt om de sociale netwerken van gezinnen te versterken, willen wij ook activiteiten buiten de ‘pilotwijken’ beschrijven. Door te kijken wat de werkzame mechanismen van deze activiteiten zijn, kunnen we leren wanneer dit soort activiteiten al dan niet succesvol zijn. Deze informatie kan vervolgens gebruikt worden bij het opzetten van toekomstige activiteiten en het verbeteren van bestaande activiteiten.
Mayke Schouten Universiteit Utrecht
Voor vragen over deze beschrijving kunt u contact opnemen met de Universiteit Utrecht. De contactpersoon is Marije Kesselring:
[email protected]; 030-2539754
Universiteit Utrecht, 2011
3
Interventiebeschrijving de Krakeling
Samenvatting Ouderparticipatiecrèche de Krakeling is in principe een reguliere kinderopvang, met als verschil dat deze niet wordt gedraaid door gekwalificeerde begeleiders, maar door ouders. De crèche is bedoeld voor alle ouders met een kind tussen de zes maanden en vier jaar, met als doel om bepaalde onderdelen van de ontwikkeling van hun kind van dichtbij mee te maken die je anders mist (zoals het spelen met leeftijdgenootjes) en de verantwoordelijkheid voor hun kind te delen met andere ouders die kinderen hebben in dezelfde leeftijdcategorie.
Deel A. Interventiebeschrijving Naam van de activiteit Ouderparticipatiecrèche de Krakeling. De naam is afkomstig van het woord ‘kraken’. Enkele studenten van de Universiteit Utrecht hebben een pand van de faculteit Diergeneeskunde ‘gekraakt’, dat al jaren leeg stond en zijn hier gestart met de gezamenlijke opvang voor hun kinderen.
Organisator Eén van de ouders van de crèche, Benny Naber, is op dit moment de coördinator. Hij is niet degene die de crèche daadwerkelijk heeft opgericht, maar fungeert momenteel als aanspreekpunt van de Krakeling.
Gemeente waar de activiteit plaatsvindt Utrecht
Locatie van de activiteit Bekkerstraat, Utrecht (eigen locatie)
Aanleiding De crèche is eenendertig jaar gelden begonnen als reactie op het tekort aan passende opvang. Enkele studenten hebben een Universiteitspand van de faculteit Diergeneeskunde gekraakt. Langzamerhand is de crèche steeds meer geprofessionaliseerd. Tegenwoordig komen ouders vaak vanwege de betrokkenheid die er is voor het eigen kind en de mogelijkheid ervaringen over opvoeden en ontwikkeling van je eigen kind te delen met andere ouders.
Doelen Het hoofddoel om naar de participatiecrèche te komen is de betrokkenheid van ouders bij het eigen kind. Je ziet bepaalde dingen van de ontwikkeling van je kind, die je anders zou missen.
Universiteit Utrecht, 2011
4
Interventiebeschrijving de Krakeling
Subdoelen: -
Spelenderwijs leren omgaan met kinderen van anderen (van verschillende leeftijden);
-
Interactie met andere ouders. Er worden veel opvoedvragen besproken. Zo leren de ouders veel van elkaar;
-
Iedereen is eigen baas. De crèche is van jou i.p.v. dat het een vereniging is waar je lid van bent;
-
Iedereen kan zijn eigen inbreng geven in het pedagogische beleid van de Krakeling;
Doelgroep De doelgroep bestaat uit ouders met kinderen tussen zes maanden en vier jaar. Er is gekozen voor een leeftijd vanaf zes maanden omdat de ervaring leert dat ouders het vaak zwaar vinden om met een heel jong kind ook nog de crèche te draaien. Ouders hebben dan nog alle tijd nodig om hun eigen kind te leren kennen en kunnen zich hierdoor te sterk richten op het eigen kind.
Achtergrond deelnemers Ouders die flexibel zijn qua werk. Het gaat vaak om hoogopgeleide ouders, die niet fulltime werken. Beroepen die veel voorkomen zijn: docent op een universiteit of school, freelancer, zelfstandig ondernemer, schrijver, journalist, verpleegkundige et cetera. Internationaal onderzoek laat zien dat ouders uit andere beroepsgroepen vaak wel willen deelnemen aan een participatiecrèche, maar dat de werktijden niet flexibel genoeg zijn om er ook echt werk van te maken (La Ville, 2003). Opvallend is dat er veel ouders met een ‘gemengd huwelijk’ zijn (één van de twee ouders heeft een niet-Nederlandse achtergrond). Het gaat vaak om gezinnen met één of twee kinderen (Voor vijf dagdelen opvang per kind moet je één dagdeel zelf draaien. Met meerdere kinderen zul je voor vijf dagdelen dus meerdere dagdelen zelf moeten draaien. Dit is voor veel ouders met meer dan twee kinderen niet haalbaar). Op dit moment zijn er alleen twee oudergezinnen. Er zijn ook alleenstaande moeders geweest, maar op het moment dat er een tweede kind komt, is de ervaring dat het vaak te zwaar wordt voor deze moeders.
Aantal deelnemers Op dit moment zijn er twintig gezinnen. Het maximum is dertig, dus ze kunnen nog wat groeien. Het werven van gezinnen kan echter lastig zijn. Er wordt op dit moment naar oplossingen gezocht om meer ouders te laten deelnemen. Het bereik van de Krakeling is ongeveer twintig tot vijfentwintig gezinnen per jaar. De meeste ouders blijven een paar jaar bij de Krakeling, tot het jongste kind naar de basisschool gaat. Contact tussen de ouders onderling blijft vaak langer.
Universiteit Utrecht, 2011
5
Interventiebeschrijving de Krakeling
Aanpak Opzet van de interventie De activiteit wordt georganiseerd door de Krakeling, een vereniging voor ouders die gezamenlijk verantwoordelijkheid dragen voor de zorg en opvoeding van hun kinderen. Het is een doorlopende activiteit die vijf keer per week plaatsvindt tussen 8.00 en 17.30 uur. De Krakeling werkt met dagdelen. Ieder dagdeel (’s ochtends van 08.00-13.15 en ’s middags van 12.45-17.30) zijn er ten minste twee ouders aanwezig en soms ook vrijwilligers en/of stagiaires. De ouders zijn onderverdeeld in diensten. In de ochtend heb je de vroege dienst (08.00-12.30 uur) en de late dienst (08.30-13.00 uur). Tussen 12.30 uur en 13.00 uur is de overdracht tussen de ochtend draaiouders en de middag draaiouders. ’s Middags is er ook een vroege dienst (12.30 – 17.15 uur) en een late dienst (13.00-17.30 uur). Voor de vrijwilligers geldt in principe dat zij ’s ochtends van 09.0013.00 uur en ’s middags van 13.00-17.00 uur aanwezig zijn. Ouders kunnen hun kind ’s ochtends brengen tussen 08.00 en 09.15 uur en halen tot 13.15 uur en ’s middags brengen tussen 12.45 en 13.30 uur en halen voor 17.30 uur. De eetmomenten voor de kinderen staan ook vast. Om 10.00 uur eten ze gezamenlijk fruit of een fruithapje(afhankelijk van de leeftijd van het kind) met diksap of water, om 11.30 eten ze gezamenlijk brood met melk of water. Om 14.30 eten zij nogmaals brood met melk of water en tot slot om 16.00 weer fruit of een fruithapje met diksap of water.
Setting De Krakeling is gehuisvest in een eigen gebouw aan de Bekkerstraat in Utrecht. De Krakeling bestaat uit meerdere ruimten. De hoofdruimte is een grote, kindvriendelijke ruimte (bijvoorbeeld: hoge deurknoppen, gevaarlijke voorwerpen zoals scharen zijn weggestopt in kasten/hoog neergelegd). Er staat speelgoed waar de kinderen zelf bij kunnen en een speelhuisje met een glijbaan. Verfspullen en dergelijke staan in kasten waar de kinderen niet zelf bij kunnen en alleen mee kunnen spelen met toestemming van de ouders. Daarnaast is er een grote tafel en stoelen voor de ouders, waar koffie/thee klaar staat. Kinderen mogen niet op de grote stoelen zitten. Er staat een bank waar ouders en kinderen samen kunnen zitten en een kleine tafel, waar kinderstoeltjes omheen gezet kunnen worden. De ruimte is grofweg ingedeeld in twee delen; een gedeelte waar fietsjes/trapautootjes mogen komen en een gedeelte waar dit niet mag (waar de tafels en de bank staan). Met een drempel is dit afgeschermd. In de hele ruimte mogen ouders en kinderen geen schoenen aan (er zijn slofjes voor de kinderen en de ouders doen plastic sloffen aan over hun schoenen). Verder zijn er de slaapvertrekken (drie stuks een blauwe, paarse en groene, met zowel grote als kleine bedjes. Als het bedje schoon is, dan staat de matras op zijn kant. Ligt de matras in het bed, dan betekent dit dat het bedje al beslapen is). Er is ook een ‘natte ruimte’ met een kindertoilet een groot toilet, een commode, een wasbak en een wasmachine. Hier liggen ook de slaapzakjes van de kinderen. De keuken zit aan de grote ruimte vast. De keuken heeft een halve deur, zodat de ouders vanuit de keuken naar de kinderen kunnen kijken. In de keuken is een magnetron, een afwasmachine en andere huishoudelijke apparatuur aanwezig. Op de gang is een aantal
Universiteit Utrecht, 2011
6
Interventiebeschrijving de Krakeling
voorraadkasten, voor de knutselspullen, extra kleding en materialen zoals babydoekjes. Er is ook een hok waar de materialen staan voor eventuele onderhoudswerkzaamheden. Achter het gebouw is de Bikkershof, een stadstuin waar de Krakeling gebruik van mag maken.
Inhoud van de interventie Ouderparticipatiecrèche de Krakeling is in principe een reguliere kinderopvang, met als verschil dat deze niet wordt gedraaid door gekwalificeerde begeleiders, maar door ouders. Per dagdeel zijn minimaal twee ouders aanwezig. Zij nemen de dagelijkse verzorging en supervisie van de kinderen op zich. Een dag op de Krakeling lijkt vrij sterk op een dag in de reguliere kinderopvang, alleen de begeleiders zijn ouders van kinderen die op de crèche zitten. Stukje uit de observatie: Als de ouders binnenkomen, zitten veel kinderen nog bij de eigen ouder op schoot. Sommige kinderen spelen met elkaar. De ouders bespreken de vergadering die er gister is geweest over het gebouw waar de Krakeling is gevestigd. De ouders drinken nog een kopje koffie of thee en gaan dan weg. Twee moeders blijven; het is hun draaidagdeel. De moeders bespreken de kinderen (eentje is een beetje ziek, twee kinderen zijn vandaag te gast). Eentje lijkt wat minder goed te luisteren. Dit wordt door de moeders besproken. Er wordt ook gepraat over hoe ze dit aan gaan pakken. Er wordt voorgelezen en geknutseld met de kinderen. Daarnaast spelen de kinderen zelfstandig in het speelhuisje en met de blokken. De kinderen moeten eerst hun eigen speelgoed opruimen, voordat ze mogen schilderen. Een jongen is voor het laatst, daarom wordt er geschilderd. Na een tijdje gaat een aantal kinderen met één moeder naar buiten. Tussendoor gaan enkele kinderen slapen. Samen eten ze fruit. Iedereen zit hierbij aan tafel. Er wordt vers fruit geschild en gepureerd. Tussen de middag eten ze met z’n allen aan tafel een boterhammetje wat ze mee hebben gekregen van thuis. Naast de dagelijkse gang van zaken zijn er verschillende vergaderingen en commissies waarin de ouders participeren, om de crèche draaiend te houden. Een voorbeeld van zo’n commissie is de kindercommissie. Deze commissie spant zich in om het leven op Krakeling voor onze kinderen aangenaam, afwisselend, veilig, vertrouwd en uitdagend te maken (Handboek de Krakeling, 2010). Dit doen ze bijvoorbeeld door vier keer per jaar een vergadering te organiseren voor alle ouders binnen de Krakeling om de ontwikkeling van de kinderen te bespreken.
Sociale plaatsing De Krakeling ziet ook enkele sociaal maatschappelijke taken voor zichzelf weggelegd. Er is binnen de Krakeling bijvoorbeeld de mogelijkheid van sociale plaatsing, waarbij ouders niet of minder hoeven te betalen (Handboek de Krakeling, 2010). De Krakeling heeft op dit moment bijvoorbeeld een jongetje uit laag sociaaleconomisch milieu. Zijn oma heeft gevraagd of hij bij de Krakeling mag komen, zodat hij leert om met andere kinderen te spelen in de crèche en hierdoor leert wachten, delen, luisteren et cetera. De oma van het jongetje draait één dagdeel, om zo te voldoen aan de ‘plichten’ van de Krakeling. Deze sociale plaatsing komt overeen met de participatiecrèches die eind jaren ’80 in Frankrijk
Universiteit Utrecht, 2011
7
Interventiebeschrijving de Krakeling
werden opgericht in achterstandsbuurten, met behulp van de Franse organisatie l’Association des Collectives Enfants-Parents (l’A.C.E.P.P.), die ouders hulp biedt bij het opzetten van ouderparticipatiecrèches. Deze crèches worden gezien als overbruggend kapitaal voor ouders. Daarnaast komen ouders van verschillende (etnische) groepen zo gemakkelijker met elkaar in contact (Combes, 1998).
Stagiaires en vrijwilligers Er zijn zowel stagiaires als vrijwilligers aanwezig op de Krakeling. De Krakeling is tot nu toe de enige Nederlandse ouderparticipatiecrèche die werkt met vrijwilligers en stagiaires. Zij doen dit vanuit een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Mensen die op een bepaalde manier niet of nauwelijks functioneren in de maatschappij, leren zo (opnieuw) deelnemen aan de samenleving aldus een ouder van de Krakeling. Er zijn ook voordelen voor de ouders van de Krakeling. Allereerst hebben zij zo extra ‘handen’ per dagdeel, zonder dat de kosten hoog oplopen. Daarnaast lijken vrijwilligers een andere mate van betrokkenheid te hebben dan bijvoorbeeld betaalde medewerkers van kinderdagverblijven. Zij willen graag een actieve bijdrage leveren aan de opvoeding en ontwikkeling van kinderen, zonder daarvoor een financiële beloning te ontvangen (Meijs, Roza, Metz, van Baren & Hoogervorst, 2011). De rol van de vrijwilligers en stagiaires is in principe hetzelfde als die van de ouders. In de praktijk spelen ze echter vaak voornamelijk met de kinderen. ‘Het is in principe niet nodig, maar het is toch fijn om een extra schoot te hebben voor de kleintjes’, aldus een ouder van de Krakeling. De vrijwilligers doen vaak weinig huishoudelijke taken. De stagiaires verrichten wel af en toe huishoudelijke taken, maar dit is meer iets wat de ouders zelf doen. Belangrijk binnen de Krakeling is dat de ouders de eindverantwoordelijkheid hebben en niet de vrijwilligers of stagiaires.
Beschikbare materialen Er zijn geen beleidsstukken voor handen van de Krakeling. Wel is er een handboek, dat voor alle ouders van de Krakeling toegankelijk is. Verder kan iedereen die geïnteresseerd is informatie vinden op de website van de Krakeling (http://www.kdvdekrakeling.nl/) en zijn er flyers beschikbaar. Extra informatie over ouderparticipatiecreches is te vinden op de site van stichting OOK; Opvang door Ouders voor Kinderen (http://www.ookkinderopvang.nl/links.html).
Deel B. Theoretische onderbouwing Analyse van de situatie Ouderparticipatiecrèche de Krakeling is eenendertig jaar geleden opgericht omdat er een tekort was aan passende opvang. Dit tekort zorgde ervoor dat ouders samen de opvang gingen regelen. In de loop der jaren is deze opvang steeds meer geprofessionaliseerd. Op dit moment zijn er uiteenlopende redenen voor ouders om te kiezen voor een ouderparticipatiecrèche zoals de Krakeling, in plaats van de reguliere opvang. Allereerst lijkt het financiële aspect van belang. De kosten van de Krakeling zijn een stuk lager dan die van de reguliere opvang (45, - euro per maand voor één dagdeel per week opvang
Universiteit Utrecht, 2011
8
Interventiebeschrijving de Krakeling
voor één kind. Omgerekend is dit ongeveer 2, - euro per uur), wat het voor ouders aantrekkelijk zou kunnen maken om voor een ouderparticipatiecrèche te kiezen in plaats van de reguliere opvang. Toch zijn hoger opgeleide tweeverdieners oververtegenwoordigd bij de Krakeling. Hiervoor is een aantal verklaringen denkbaar. Hoger opgeleide ouders lijken in het algemeen vaker gebruik te maken van georganiseerde kinderopvang dan laag opgeleide ouders. Voornamelijk laag opgeleide moeders blijven vaker thuis om zelf voor de kinderen te zorgen (Cloïn, Plantenga & Keuzenkamp, 2010). Als laag opgeleide moeders wel werken maken zij vaker gebruik van onbetaalde opvang door familie en vrienden (Te Riele, 2006). Ouders van de Krakeling geven zelf aan dat betrokkenheid en het hebben van meer inspraak in de gang van zaken van de Krakeling, dan bij een regulier kinderdagverblijf, doorslaggevende factoren zijn bij de keuze om naar de Krakeling te gaan. Ouderbetrokkenheid lijkt vaker voor te komen bij ouders met een hogere sociaaleconomische status (Arnold, Zeljo, Doctoroff & Ortiz, C., 2008). Daarbij vinden sommige ouders dat het niveau van de reguliere kinderopvang te wensen overlaat, wat slecht zou kunnen zijn voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van hun kind. Uit onderzoek van de Nederlands Consortium Kinderopvang (NCKO) blijkt inderdaad dat de pedagogische kwaliteit van de kinderopvang en de vroegkinderlijke ontwikkeling samenhangen (Kruijf, 2007). Of er verschillen zijn in pedagogische kwaliteit tussen reguliere kinderopvang en ouderparticipatiecrèches wordt op dit moment onderzocht door de Universiteit van Amsterdam. In Frankrijk geven ouders aan dat, naast financiële voordelen, voornamelijk de positieve ontwikkeling van kinderen als reden om gebruik te maken van een participatiecrèche (La Ville, 2003). In Nederland leek in 1994 iets meer dan een kwart van de ouders pedagogische redenen te hebben om geen gebruik te maken van de reguliere opvang (Van Dijke, Terpstra & Hermans, 1994). Voorbeelden van deze redeneren zijn ‘een kind hoort thuis bij haar/zijn eigen moeder/vader te zijn’ maar er waren ook ouders die zich niet konden vinden in de sfeer van de reguliere opvang.
Werkzame mechanismen Gedeelde opvoedingsverantwoordelijkheid De Krakeling is gebaseerd op de bereidheid van ouders om de opvoedingsverantwoordelijkheid te delen. Als ouders niet bereid waren de zorg voor andere kinderen op zich te nemen en anderen voor hun kinderen te laten zorgen, zou er immers geen participatiecrèche bestaan. Een belangrijk aspect hierbij is dat de verantwoordelijkheid bij de ouders ligt. Ouders van de Krakeling geven aan dat zijzelf de verantwoordelijkheid dragen en niet de stagiaires en vrijwilligers. Frans onderzoek laat ook zien dat de nadruk bij de participatiecrèches ligt op de verantwoordelijkheid die je als ouder neemt voor de zorg voor je kind en die van anderen (La Ville, 2003). De gedeelde overtuiging om te investeren in elkaars kinderen lijkt een positief effect te hebben op de ontwikkeling van kinderen (Mannes, Roehlkepartain & Benson, 2005; Sampson, Morenoff & Earls, 1999). Coleman (1988) geeft aan dat het hierbij van belang is dat er consensus bestaat over wat ‘goed’ is voor de ontwikkeling van kinderen. Door middel van vergaderingen en een pedagogisch handboek waarin alle ouders inspraak hebben, probeert
Universiteit Utrecht, 2011
9
Interventiebeschrijving de Krakeling
de Krakeling gezamenlijk consensus te bereiken over het pedagogisch handelen. Op het moment dat consensus ontbreekt, lijkt een participatiecrèche niet te werken. Ouders van de Krakeling geven zelf aan dat het hebben van onverenigbare pedagogische inzichten een belangrijke reden is waarom sommige ouders relatief snel stoppen met de participatiecrèche.
Onderling vertrouwen Naast consensus over de juiste manier van pedagogisch handelen, lijkt ook vertrouwen noodzakelijk voor het goed functioneren van de ouderparticipatiecrèche. Ouders hebben bepaalde verwachtingen over hoe de andere ouders een actieve bijdrage kunnen leveren aan de opvoeding van hun kinderen (Sampson et al., 1999). Zij moeten ervan op aan kunnen dat anderen, op momenten dat dit nodig is, de juiste pedagogische handelingen verrichten. Er is vertrouwen nodig om je kind over te laten aan een niet gekwalificeerde ‘non-related adult’ (Benson, Leffert, Scales & Blyth, 1998). Deze vertrouwensbasis is volgens de ouders van de Krakeling het belangrijkste werkzame mechanisme binnen de participatiecrèche. Deze vertrouwensband is volgens de ouders vanaf het begin voelbaar, maar wordt steeds sterker naarmate je langer bij de Krakeling betrokken bent. In het begin kun je de reikwijdte van de gemeenschap nog niet inschatten, aldus een ouder van de Krakeling. Bij reguliere kinderopvang, zou er ook een vertrouwensband moeten ontstaan tussen de ouders en de begeleidsters. Onderzoek uit Frankrijk geeft echter aan dat deze vertrouwensband bij participatiecrèches gemakkelijker ontstaat. De onderzoekers geven aan dat dit waarschijnlijk verklaard kan worden door de speciale band tussen de ‘aanbieder’ en de doelgroep. Deze zijn bij een participatiecrèche in feite hetzelfde (La Ville, 2003). Daarnaast wordt ook vertrouwdheid als belangrijk mechanisme genoemd. Het gaat hierbij om meerdere vormen van vertrouwdheid, die vertaald kunnen worden in de twee van de drie acties binnen de definitie van pedagogische civil society zoals geformuleerd binnen het project ‘Allemaal Opvoeders’; onderlinge steun (vertrouwdheid tussen ouders) en intergenerationeel contact (vertrouwdheid tussen ouders en andermans kinderen). De laatste actie die wordt beschreven in de pedagogische civil society is informele sociale controle. Deze lijkt ook een rol te spelen in de Krakeling. Hieronder worden deze drie mechanismen verder uitgewerkt.
Onderlinge steun Allereerst moeten de ouders zich vertrouwd voelen bij elkaar. Binnen Allemaal Opvoeders wordt onderlinge steun onderverdeeld in drie categorieën, namelijk praktische steun (zoals oppassen en halen/brengen), ervaringen uitwisselen en het geven van tips en advies (Kesselring, Schouten, Horjus & De Winter, 2010). Ouders passen binnen de Krakeling op elkaars kinderen, maar dit is niet de enige steun die ouders binnen de Krakeling ondervinden. De interactie met andere ouders wordt als belangrijk gezien. In het handboek van de Krakeling (2010) staat bijvoorbeeld dat ouders op elkaar kunnen rekenen als steun en aanspreekpunt rond het opvoeden van hun kind en op deze manier van elkaar kunnen leren. Opvoedvragen waar iedereen mee worstelt worden vaak besproken. Terugkomende
Universiteit Utrecht, 2011
10
Interventiebeschrijving de Krakeling
thema’s zijn bijvoorbeeld gezonde voeding en straffen en belonen. Op deze manier kunnen ouders van elkaar leren. Deze onderlinge ondersteuning van ouders kan een positief effect hebben op het opvoedgedrag van ouders (Andresen & Telleen, 1992). De onderlinge steun die ouders binnen een participatiecrèche aan elkaar geven, lijkt een grotere bijdrage te leveren aan het emotionele welzijn van ouders dan de steun die zij ontvangen van begeleiders op een regulier kinderdagverblijf. Uit onderzoek blijkt dat ouders meer steun halen uit het uitwisselen van ervaringen met andere ouders, dan uit de emotionele ondersteuning die professionals bieden (Santelli, Turnbull, Marquis & Lerner, 2005). Deze sociale steun halen ouders meestal uit hun sociale netwerk (Harknett, 2006). Uit Frans onderzoek blijkt dat ouderparticipatiecrèches een positieve bijdrage leveren aan sociale netwerken van ouders (Verhegge, 2007). Ouders met een sociaal netwerk waaruit ze sociale steun ontvangen, lopen minder risico om in een sociaal isolement terecht te komen. Ouders die sociaal geïsoleerd zijn, lijken meer opvoedstress te ervaren dan ouders met een sociaal netwerk (Harknet, 2006). Door de intensieve samenwerking tussen ouders binnen de Krakeling en de sociale netwerken die hierdoor ontstaan, krijgen ouders veel mogelijkheden om met elkaar over kinderen en opvoeden te praten. Als ouders elkaar onderling ondersteunen, lijken ook de kinderen hiervan te profiteren. Als ouders sociale steun ontvangen lijkt dit prosociaal gedrag bij de kinderen te bevorderen. De achterliggende theorie is dat ouders die minder stress ervaren en meer mensen hebben om op terug te vallen, vaker sensitief zouden reageren naar hun kinderen. Daarnaast lijken zij een stabielere omgeving te creëren doordat zij emotioneel stabieler zijn (Ryan, Kalil & Leininger, 2009).
Intergenerationeel contact Naast de mogelijk positieve effecten van onderlinge steun, lijkt ook ‘intergenerationeel contact’ van invloed op de positieve ontwikkeling van kinderen. Voor kinderen is het hebben van ‘non related’ rolmodellen belangrijk, omdat zij op deze manier positief gedrag kunnen overnemen van andere volwassenen dan alleen hun ouders (Benson et al., 1998). Deze rolmodellen zijn er in principe ook in de reguliere opvang. Wel zijn er een aantal verschillen tussen de professionele begeleiders als rolmodel en andere ouders als rolmodel. Ouders binnen de Krakeling geven aan vaak ook buiten de Krakeling contact met elkaar te onderhouden. Kinderen komen de ouders hierdoor niet alleen tegen in de rol van begeleider, maar ook in andere situaties. Hierdoor ontstaat er een hecht netwerk van ‘nonrelated adults’ om de kinderen heen (Benson et al., 1998). Door Sampson en collega’s (1999) wordt dit omschreven als ‘intergenerational closure’, wat een positief effect lijkt te hebben op de ontwikkeling van kinderen. Ouders lijken ook baat te hebben bij meervoudige relaties met andere ouders. In de Krakeling kunnen meervoudige relaties ontstaan, omdat ouders elkaar kennen als ouder van de vriendjes/vriendinnetjes van hun kind, maar ook in een semizakelijke relatie van het gezamenlijk draaien van een onderneming. Door deze meervoudige relaties met andere ouders, kunnen de ouders over bepaalde hulpbronnen beschikken die hen in staat stellen doelen te bereiken die zij zonder deze relaties niet hadden kunnen realiseren. Een voorbeeld hiervan is dat als de ouders
Universiteit Utrecht, 2011
11
Interventiebeschrijving de Krakeling
van twee bevriende kinderen elkaar kennen en met elkaar omgaan, dit de ouders sociaal kapitaal oplevert die ze kunnen benutten bij de opvoeding (Coleman, 1988). Een ander verschil tussen begeleiders in de reguliere opvang en in de Krakeling is dat kinderen in de Krakeling structureel te maken krijgen met mannelijke pedagogisch medewerkers, de vaders van andere kinderen. Een recente maatschappelijke discussie wijst naar het ontbreken van identificatiemogelijkheden voor jongetjes door een tekort aan mannelijke rolmodellen. Door de oververtegenwoordiging van vrouwen in de kinderopvang zouden jongens hun mannelijke identiteit minder goed kunnen ontwikkelen. Daarnaast zouden zij gefrustreerd kunnen raken doordat ze te weinig bewegingsvrijheid krijgen van vrouwelijke begeleidsters die vaak veel waarde hechten aan orde, rust en regelmaat, wat ervoor kan zorgen dat jongetjes helemaal niet meer luisteren (Timmerman & Schreuder, 2005). Ondanks recente gebeurtenissen waarbij mannelijke pedagogisch medewerkers onzedelijke handelingen verrichtten met jonge kinderen, blijven de ouders van de Krakeling ervan overtuigd dat mannelijke rolmodellen belangrijk zijn. Daarnaast laat onderzoek naar de redenen van ouders om gebruik te maken van een ouderparticipatiecrèche zien dat de actieve rol die vaders meestal spelen in de participatiecrèches als belangrijk wordt gezien (Combes, 1998). Er is regelmatig discussie over het aanstellen van mannelijke vrijwilligers in de Krakeling. In principe krijgen de kinderen al te maken met mannelijke rolmodellen door de draaivaders, dus zijn mannelijke vrijwilligers niet noodzakelijk als mannelijke rolmodellen voor de kinderen. Onderling vertrouwen is ook bij dit soort vraagstukken een erg belangrijk aspect van de Krakeling. Tot slot geven ouders van de Krakeling zelf aan dat zij er voldoening uit halen om voor elkaars kinderen te zorgen, wat goed te gebruiken is bij het opvoeden van de eigen kinderen. ‘Omgaan met andermans kinderen is vaak gemakkelijker dan omgaan met je eigen kinderen en kan op deze manier heel leerzaam zijn,’ aldus een ouder van de Krakeling.
Informele sociale controle De derde actie die in de definitie van de pedagogische civil society naar voren komt is informele sociale controle. Doordat de ouders van de Krakeling veel onderling contact hebben, zullen zij het gedrag van de kinderen veel met elkaar bespreken. Op deze manier leren ouders hoe hun kind zich gedraagt in verschillende omstandigheden (Sampson et al., 1999) en blijven ouders op de hoogte van de ontwikkelingen van hun kind. Deze sociale controle door andere ouders voorziet niet alleen de ouders van informatie, maar lijkt ook goed te zijn voor de ontwikkeling van het kind. Het monitoren van spelende kinderen lijkt bijvoorbeeld belangrijk om sociale vaardigheden bij kinderen aan te leren (Sampson, Raudenbush & Earls, 1997). Sociale controle kan ook tussen ouders van belang zijn. Ouders zullen door middel van sociale controle ook minder normoverschrijdend gedrag laten zien, zoals kindermishandeling (De Winter, 2011).
Universiteit Utrecht, 2011
12
Interventiebeschrijving de Krakeling
Deel C. Overige informatie Randvoorwaarden voor uitvoering en kwaliteitsbewaking Randvoorwaarden voor de activiteit Om een ouderparticipatiecrèche op te richten zijn de volgende zaken minimaal nodig: -
Ouders die willen deelnemen en hun kinderen (Er zijn tussen de twintig en dertig ouderparen nodig om de crèche draaiende te houden);
-
Inkomsten. De creche krijgt zijn inkomsten door het geld dat de ouders betalen. Dit punt hangt dus samen met het eerste punt. De inkomsten zijn nodig voor betalingen zoals huur van het pand, onderhoud, cadeautjes bij verjaardagen en Sinterklaas, fruit en drinken;
-
Altijd minimaal twee ouders aanwezig op maximaal dertien kinderen.
Eisen ten aanzien van opleiding Alle ouders binnen de Krakeling moeten in het bezit zijn van een kinder EHBO certificaat en een verklaring omtrent gedrag (VOG).
Eisen ten aanzien van overdracht en implementatie van de activiteit Er een uitgebreide intake procedure die beschreven wordt in het handboek van de Krakeling. Er is een commissie die zich bezig houdt met de intake van nieuwe ouders, de intake commissie. Deze commissie informeert, werft, selecteert en begeleidt nieuwe ouders vanaf het eerste moment van kennismaking, tot het laatste moment van evaluatie, zes weken na de startdatum (Handboek de Krakeling, 2010). Na een aanmelding (telefonisch of via de site) is er een face-to-face gesprek met de nieuwe ouders waarin informatie wordt gegeven over de rechten en plichten van de Krakeling, met aansluitend een rondleiding. Er wordt door de intake commissie gekeken of de nieuwe ouders geschikt zijn voor de Krakeling, en of ze bijvoorbeeld in het huidige ouderteam passen. Nieuwe ouders wordt de gelegenheid geboden twee maal een willekeurig dagdeel proef te draaien. Na deze proefdagen, wordt er zowel vanuit de nieuwe ouders als het huidige ouderteam gekeken of van beide kanten aan de verwachtingen wordt voldaan. Vervolgens komen de nieuwe ouders in het rooster. Er volgt hierna nog wel een aantal contactmomenten. Op contactmoment vier worden ouders geïnformeerd over ouderbijdrage, commissies, vergaderingen et cetera. Zes weken na de officiële startdatum vindt een evaluatiegesprek plaats op basis van gesprekken die leden van de intakecommissie hebben gevoerd met de nieuwe ouders en het huidige ouderteam. Naar aanleiding van dit gesprek wordt gekeken of er een structurele bijdrage van de nieuwe ouders aan de Krakeling komt. Bij twijfel volgt een verlengde intakeperiode van maximaal zes weken.
Financiering van de activiteit In plaats van geld betalen ouders voornamelijk in de vorm van een tijdsinvestering. Elke ouder moet één dagdeel draaien om zijn/haar kind vijf dagdelen weg te mogen brengen. Daarnaast moet van ieder ouderpaar minimaal één ouder in een commissie zitten.
Universiteit Utrecht, 2011
13
Interventiebeschrijving de Krakeling
Per kind wordt verder €45, - per maand betaald voor één dagdeel per week opvang (dit komt neer op ongeveer 2, - euro per uur). Deze kosten zijn aanzienlijk lager dan de reguliere opvang, waarvoor gemiddeld €6,10 per uur wordt betaald (http://www.kinderopvanginnederland.nl/tarieven/). De Krakeling ontvangt geen subsidie van de overheid en draait geheel op eigen kracht.
Rol van het Centrum voor Jeugd en Gezin bij deze activiteit Het Centrum voor Jeugd en Gezin is niet betrokken bij deze activiteit.
Relatie met andere opvoedactiviteiten De Krakeling staat in nauwe verbinding met de Bikkershof (een ecologische stadstuin die wordt onderhouden door de buurtbewoners) die achter het gebouw van de Krakeling ligt. De ouders en kinderen van de Krakeling hebben hier gebruikersrecht. In ruil daarvoor stellen zij hun gebouw ter beschikking als de Bikkershof binnenactiviteiten wil organiseren. Op buurtfeesten zijn de ouders en kinderen van de Krakeling ook vaak aanwezig. Zij delen flyers uit en organiseren activiteiten voor kinderen zoals schminken. In de toekomst willen de ouders het gebouw van de Krakeling eventueel beschikbaar stellen voor het geven van zwangerschapsyoga. Dit kan gelijk een eerste kennismaking met de Krakeling zijn voor ouders die deelnemen aan zwangerschapsyoga. Daarnaast is de Krakeling verbonden met stichting OOK (Opvang door ouders voor kinderen), een overkoepelende organisatie die opkomt voor de belangen van ouderparticipatiecrèches. Deze stichting is te vergelijken met de Franse stichting l’A.C.E.P., die ouders helpt bij het opzetten van ouderparticipatiecrèches in Frankrijk (Verhegge, 2007).
Onderzoek naar de activiteit Tot op heden is er nog geen onderzoek gedaan naar de werkzaamheid van ouderparticipatiecrèches in het algemeen en de Krakeling in het bijzonder. Op dit moment is een masterstudente van de Universiteit van Amsterdam bezig met een onderzoek naar het effect van ouderparticipatiecrèches op de ontwikkeling van kinderen. Haar hoofdvraag luidt 'Is er een verschil in de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen wanneer ze naar een reguliere kinderopvang gaan of naar een ouderparticipatiecrèche?' De studente voert haar onderzoek uit vanuit Stichting OOK en neemt in haar onderzoek zes participatiecrèches mee (vier in Utrecht, twee in Amsterdam). Door middel van vragenlijsten wordt de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen gemeten. De vragenlijsten worden ingevuld door draaiouders die zelf kinderen op de crèche hebben. De resultaten hiervan zullen worden vergeleken met een al eerder uitgevoerd onderzoek naar de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen op reguliere crèches. Op deze manier is het mogelijk om een uitspraak te doen over eventuele verschillen.
Universiteit Utrecht, 2011
14
Interventiebeschrijving de Krakeling
Methode om ouders te bereiken De werving van ouders gaat meestal via mond op mond reclame. Daarnaast zorgt de intakecommissie voor de werving van nieuwe ouders. Dit doen zij op verschillende manieren zoals op strategische plekken affiches ophangen en flyeren op buurtfeesten. Daarnaast zijn er regelmatig opendagen in de Krakeling. Ook kunnen belangstellende ouders de Krakeling op afspraak komen bekijken op maandagochtend.
Universiteit Utrecht, 2011
15
Interventiebeschrijving de Krakeling
Literatuur Andresen, P. A. & Telleen, S. L. (1992). The relationship between social support and maternal behaviors and attitudes: A meta-analytic review. American Journal of Community Psychology, 20, 751-774.
Arnold, D. H., Zeljo, A., Doctoroff, G. L. & Ortiz, C. (2008). Parent involvement in preschool: predictors and the relation of involvement to preliteracy development. School psychology review, 37, 74-90.
Benson. Pl. L., Leffert, N., Scales, P. C. & Blyth, D. A. (1998). Beyond the ‘Village’ Rhetoric: Creating Healthy Communities for Chidlren and Adolescents. Applied Developmental Science, 2, 138-159. Cloïn, M., Plantenga, J. & Keuzenkamp, S. (2010). Het werken waard. Het arbeidsaanbod van laagopgeleide vrouwen vanuit een economisch en sociologisch perspectief. Proefschrift. Den Haag: Textcetera. Coleman, J. S. (1988). Social capital in the creation of human capital. American Journal of Sociology, 94, 95-120. Combes, J. (1998). Parental involvement in pre-school education in France. In: Children and Families at risk: new issues in integrating services. By Centre for Educational Research and Innovation, Organisation for Economics.
Dijke, A. van, Terpstra, L. & Hermans, J. (1994). Ouders over kinderopvang. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut.
Harknett, K. (2006). The relationship between private safety nets and economic outcomes among single mothers. Journal of Marriage and Family, 68, 172-191.
Kassa, (2009). Kosten kinderopvang in 2009. Verkregen op 20-04-2011 van http://www.kinderopvanginnederland.nl/tarieven/.
Kesselring, M. C., Schouten, M. A., Horjus, B. & Winter, M. de (2010). Allemaal Opvoeders, webpublicatie 2: Voorlopige resultaten van de meting onder ouders uit de pilotgemeenten. Verkregen op 30-12-2010 van http://www.allemaalopvoeders.nl.
Krakeling, de (2010). Handboek kinderdagverblijf de Krakeling. Utrecht: de Krakeling.
Universiteit Utrecht, 2011
16
Interventiebeschrijving de Krakeling
Kruif, R. E. L. de & Vermeer, W. M., Fukkink, R. G., Riksen-Walraven, J. M. A., Tavecchio, L.W.C., IJzendoorn, M. H. & Zeijl, J. van (2007). De nationale studie pedagogische kwaliteit kinderopvang. Eindrapport project 0 en 1. Amsterdam: NCKO.
La Ville, J-L. (2003). Childcare and welfare mix in France. Annuals of Public and Cooperative Economics, 74, 591-629.
Mannes, M., Roehlkepartain, E. C. & Benson, P. L. (2005). Unleashing the power of community to strengthen the well-begin of children, youth and families: an assetbuilding approach. Child Welfare League of Africa, LXXXIV, 233-250.
Meijs, L., Roza, L., Metz. J. Hoogervorst, N. & Baren, E. van (2011). It takes a village to raise a child: Een onderzoek naar de toegevoegde waarde van vrijwilligers en vrijwilligerswerk binnen de pedagogische civil society. Rotterdam: Erasmus University.
Ryan, R. M., Kalil, A. & Leininger, L. (2009). Low-income mothers’ private safety nets and children’s socio-emotional well-being. Journal of Marriage and Family, 71, 278-297.
Sampson, R. J., Morenoff, J. D. & Earls, F. (1999). Beyond social capital: spatial dynamics of collective efficacy for children. American Sociological Review, 64, 633-660.
Sampson, R. J., Raudenbush, S. W. & Earls, F. (1997). Neighborhoods and violent crime: A multilevel study of collective efficacy. Science, 277, 918-924.
Santelli, B., Turnbull, A. P., Marquis, J. G. & Lerner, E. P. (1995). Parent to parent programs: A unique form of mutual support. Infants and Young Children, 8, 48-57.
Timmerman, G. & Schreuder, P. (2005). Pedagogische professionaliteit in de kinderopvang: een genderkwestie? Pedagogiek, 25(3), 159-175. Te Riele, S. (2006). Sociaal-economische trends, 3e kwartaal 2006. Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Verhegge, K. (2007). Een kwestie van kwaliteit (red.). In: Vermeulenbroecke, L., Crombrugge, H. van & Gerris, J. Gezinspedagogiek Deel I: Actuele thema’s in onderzoek en praktijk. Antwerpen/Apeldoorn: Garant.
Winter, M. de (2011). Verbeter de wereld, begin bij de opvoeding. Vanachter de voordeur naar democratie en verbinding. Amsterdam: SWP.
Universiteit Utrecht, 2011
17
Interventiebeschrijving de Krakeling
Websites: http://www.kdvdekrakeling.nl/ http://www.ookkinderopvang.nl/links.html
Universiteit Utrecht, 2011
18
Interventiebeschrijving de Krakeling
Bijlage Observatielijst activiteiten “Allemaal Opvoeders” ID-code observant: MASC3LD 2011
Datum: 1-04-
ACTIVITEIT 1. Naam en locatie activiteit Ouderparticipatiecrèche, Utrecht, vrijdagochtend. 2. Omschrijving van de ruimte (Wat valt op aan de inrichting etc) Het is een grote, kindvriendelijke ruimte (lees: hoge deurknoppen, alles wat niet kindvriendelijk is weggestopt in kasten/hoog neergelegd). Er staat speelgoed waar de kinderen zelf bij kunnen en een speelhuisje met een glijbaan. Verfspullen e.d. staan in kasten waar de kinderen niet zelf bij kunnen. Ze kunnen dit aan de ouders vragen. Daarnaast is er een grote tafel en stoelen voor de ouders, waar koffie/thee klaar staat. Kinderen mogen niet op de grote stoelen zitten. Er staat een bank waar ouders en kinderen samen kunnen zitten en een kleine tafel, waar kinderstoeltjes omheen gezet kunnen worden. De ruimte is grofweg ingedeeld in twee delen; een gedeelte waar fietsjes/trapautootjes e.d. mogen komen en eentje waar dit niet mag (waar de tafels en de bank staan). Met een drempel is dit afgeschermd. In de zaal mogen ouders en kinderen geen schoenen aan (er zijn slofjes voor de kinderen en de ouders kunnen sloffen aan over hun schoenen). Verder zijn er de slaapvertrekken (drie stuks een blauwe, paarse en groene, met zowel grote als kleine bedjes. Als het bedje schoon is, dan staat de matras op zijn kant. Ligt de matras in het bed, dan betekent dit dat het bedje al beslapen is). Er is ook een ‘natte ruimte’ met een kindertoilet een groot toilet, een commode, een wasbak en een wasmachine. Hier liggen ook de slaapzakjes van de kinderen. De keuken zit aan de grote ruimte vast. De keuken heeft een halve deur, zodat de ouders vanuit de keuken naar de kinderen kunnen kijken. In de keuken is een magnetron, een afwasmachine e.d. aanwezig. Op de gang zijn een aantal voorraadkasten, voor de knutselspullen, extra kleding, voor de babydoekjes e.d. Er is ook een hok waar alle klusjes gedaan kunnen worden. Achter het gebouw is de Bikkershof een stadstuin, waar de Krakeling gebruik van mag maken. 3. Beschrijving van de start/ introductie (Wordt de activiteit ingeleid? Zo ja, hoe? En door wie? Wat wordt er gezegd over de doelen?) Ouders komen binnen en de meesten blijven even hangen om met elkaar te praten (over een vergadering die is geweest). Er blijven 2 ouders ‘over’. Dit zijn de draaiouders van de ochtend. 4. Beschrijving van de afsluiting (Wordt de activiteit afgesloten? Zo ja, hoe? En door wie? Wat wordt er gezegd over een eventueel vervolg? Wordt er gevraagd naar de tevredenheid/ ervaringen van de deelnemers? Zo ja, wat valt op aan die reacties?) NVT
Universiteit Utrecht, 2011
19
Interventiebeschrijving de Krakeling
DEELNEMERS 1. Aantal deelnemers (zowel volwassenen als kinderen) Er zijn 2 moeders en 9 kinderen aanwezig. 2 kinderen zijn ‘te gast’. Hun ouders draaien niet mee in de Krakeling. Zij komen uit Kanaleneiland (andere wijk in Utrecht) en zijn vandaag aanwezig omdat de ouderparticipatiecrèche in Kanaleneiland nog niet kon starten door problemen met de brandveiligheid van het gebouw waar de crèche moet komen. 2. Achtergrond deelnemers (geslacht, etniciteit) Er zijn twee Nederlandse moeders aanwezig (moeders lijken tussen de 30 en 40). De kinderen hebben verschillende achtergronden (een is half-Spaans, een kind is half surinaams, twee kinderen zijn Marokkaans). 3. Rol deelnemers (Denk aan: inzet, inbreng, enthousiasme, actief/ passief) Beide moeders zijn actief betrokken bij de kinderen. Ze lezen de kinderen voor, knutselen met de kinderen, gaan met ze naar buiten en regelen praktische zaken zoals luiers verschonen, het regelen van een fruithapje tussendoor en kinderen naar bed brengen. Ook de ouders die geen ‘draaidag’ hebben, maar even binnenkomen/aanwezig zijn, helpen mee en zijn betrokken bij de kinderen. 4. Interactie deelnemers (Contact/ uitwisseling tussen ouders?) De ouders kletsen met elkaar over de kinderen (een kind is ziek, de dokter kan elk moment bellen wat er aan de hand is). Een moeder die gister gedraaid heeft vertelt aan de moeder van het jongetje dat hij zich gister goed gehouden heeft. Vandaag lijkt het jongetje zieker dan gister. Daarnaast wordt de vergadering van gister besproken. Ouders geven elkaar en elkaars partner complimenten over hun optreden gister. 1. Aantal aanwezige professionals en hun functie Er zijn geen professionals aanwezig. 2. Zijn er vrijwilligers aanwezig? (Zo ja, hoeveel en wat is hun rol?) Er is 1 vrijwilliger aanwezig. Zij speelt vooral met de kinderen. Daarnaast zit zij erbij tijdens het eten, helpt de kinderen met het eten en fungeert als ‘extra schoot’. 3. Rol professionals (Denk aan: Opstelling professional als deskundige of meer op de achtergrond? Hoe betrekt/ activeert de professional de deelnemers? Besteedt de professional expliciet aandacht aan onderling contact tussen ouders/ uitwisseling van ervaringen/ informele steun etc?) NVT
ALGEMENE INDRUK Algemene beschrijving van de activiteit. Wat zie je? Wat valt je op?
Universiteit Utrecht, 2011
20
Interventiebeschrijving de Krakeling
Als de ouders binnenkomen, zitten veel kinderen nog bij de eigen ouder op schoot. Sommige kinderen spelen met elkaar. De ouders bespreken de vergadering die er gister is geweest over het gebouw waar de Krakeling is gevestigd. De ouders drinken nog een kopje koffie of thee en gaan dan weg. 2 moeders blijven. Het is hun draaidagdeel. De moeders bespreken de kinderen (eentje is een beetje ziek, twee kinderen zijn vandaag te gast. Eentje lijkt wat minder goed te luisteren. Dit wordt door de moeders besproken. Er wordt ook gepraat over hoe ze dit aan gaan pakken. Er wordt voorgelezen en geknutseld met de kinderen. Daarnaast spelen de kinderen zelfstandig in het speelhuisje en met de blokken. De kinderen moeten eerst hun eigen speelgoed opruimen, voordat ze mogen schilderen. Een jongen is voor het laatst, daarom wordt er geschilderd. Na een tijdje gaan een aantal kinderen met 1 moeder naar buiten. Tussendoor gaan enkele kinderen slapen. Samen eten ze fruit. Iedereen zit hierbij aan tafel. Er wordt vers fruit geschild en gepureerd. Tussen de middag eten ze met z’n allen aan tafel een boterhammetje wat ze mee hebben gekregen van thuis.
Universiteit Utrecht, 2011
21
Interventiebeschrijving de Krakeling
Universiteit Utrecht, 2011
22