Dienst water en milieu Pythagoraslaan 101 Postbus 80300 3508 TH Utrecht Tel. 030-2589111 Fax 030-2583140 http://www.provincie-utrecht.nl
BESCHIKKING van GS van Utrecht
Datum Nummer Uw brief van Uw nummer Bijlage
I
17 oktober 2006 2006WEM003971i 29 oktober 2005 1. Voorschriften 2. Begripsbepalingen 3. Literatuur 4. Kaart met immissiepunten
Sector Referentie Doorkiesnummer Faxnummer E-mailadres Onderwerp
V&H/Branchegericht Robert Bakker 030-258 2437 030-258 3981
[email protected] Wet milieubeheer; revisievergunning; Gert Breeschoten B.V., Bobinestraat 12 te Veenendaal
Beslissing
Gelet op het bepaalde in de Wet milieubeheer, de Algemene wet bestuursrecht, het Provinciaal Milieubeleidsplan 2004–2008, het Vuurwerkbesluit, het Besluit Risico’s Zware ongevallen 1999 en op hetgeen onder hoofdstuk II en volgende wordt overwogen, besluiten wij: • de door Gert Breeschoten B.V. aangevraagde Wet milieubeheer-vergunning als bedoeld in artikel 8.4, lid 1van de Wet milieubeheer voor het veranderen en in werking hebben na die veranderingen van de gehele de inrichting, gelegen aan de Bobinestraat 12 te Veenendaal, te verlenen; • dat de bij dit besluit behorende gewaarmerkte aanvraag deel uitmaakt van dit besluit voor zover de voorschriften en beperkingen niet anderszins bepalen; • aan deze Wet milieubeheer-vergunning de voorschriften en beperkingen te verbinden, zoals die in het bijbehorende voorschriftenpakket zijn opgenomen.
II
De aanvraag
II.A
Beschrijving van de aanvraag
Op 1 november 2005 hebben wij een aanvraag van Gert Breeschoten B.V. (hierna: de aanvrager) ontvangen voor een de gehele inrichting omvattende vergunning krachtens de Wet milieubeheer (hierna: Wm) in verband met een verandering (in de werking) van de inrichting waarvoor al eerder een Wmvergunning werd verleend (Wm, art. 8.4, lid 1). Op 24 november 2005 hebben wij aanvullende gegevens ontvangen. Op 19 mei 2006 is het rapport akoestisch onderzoek gedateerd 28 oktober 2005, nr. JB AK 0510gb4 vervangen door een gewijzigd rapport gedateerd 16 mei 2006, nr. JB AK 0605gb5.
Provincie Utrecht Sector Vergunningen & Handhaving/ Branchegericht
1
Gert Breeschoten B.V. beschikking d.d. 17 oktober 2006, 2006WEM003971i
De inrichting is gelegen aan de Bobinestraat 12 te Veenendaal, kadastraal bekend gemeente Veenendaal, sectie E, nummer 911 gedeeltelijk. De Wm-vergunning wordt gevraagd voor onbepaalde tijd. De aanvraag (zie o.a. 2.2 en 2.3 van het aanvraagformulier) geeft aan dat: - in de inrichting o.a. de volgende activiteiten plaats gaan vinden: o het opslaan van consumentenvuurwerk; o het samenstellen van bestellingen voor detailisten en groothandel. - de inrichting verandert door een andere indeling van bewaarplaatsen en uitbreiding met extra bewaarplaatsen; - de hoeveelheid opgeslagen vuurwerk toeneemt zodat nu totaal 450.500 kg consumentenvuurwerk wordt opgeslagen; - een waterbassin wordt aangelegd; - kantoren, kantine en administratie worden herschikt. Op grond van categorie 3.5a van bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer zijn wij bevoegd gezag voor de inrichting.
II.B
Aanleiding voor het indienen van de aanvraag
Gert Breeschoten B.V. wil meer vuurwerk kunnen opslaan. Hiervoor dienen extra bewaarplaatsen te worden gemaakt. Bouwkundige aspecten en eisen uit het Vuurwerkbesluit (hierna:Vwb) resulteren in een gehele verandering van het voorste deel van de inrichting. Gelet op de complexiteit van de verandering en de onoverzichtelijkheid van de oude vergunningen is een revisievergunning aangevraagd.
II.C. Locatie van de inrichting en het bestemmingsplan De inrichting is gelegen op Industrieterrein Nijverkamp. Van toepassing is het bestemmingsplan Industriewijk IV, part. herz. Momenteel is het voorontwerp “Bestemmingsplan Bedrijventerreinen het Ambacht en Nijverkamp” in voorbereiding.
II.D. Huidige vergunningsituatie Voor de inrichting zijn eerder de in de navolgende tabel genoemde Wm-vergunningen verleend en hebben wij de volgende melding van de aanvrager geaccepteerd. Het complex aan vergunningen resulteert dat tot aan het van kracht worden van deze beschikking totaal 300.500 kg vuurwerk mag worden opgeslagen.
Provincie Utrecht Sector Vergunningen & Handhaving/ Branchegericht
2
Gert Breeschoten B.V. beschikking d.d. 17 oktober 2006, 2006WEM003971i
Soort
Datum
Nummer
Bevoegd gezag
Oprichtingsvergunning
25 januari 1994
94.01357/20486
B&W Veenendaal
93.08542
Inrichting bestemd tot bewaring van vuurwerk
Uitbreidingsvergunning
19 november 1996
B&W Veenendaal
96.06307
Uitbreiding van het aantal kluizen
Intrekking
96.12623/47900
20 juli 2004
2004WEM002938i GS Utrecht
31 mei 2005
2005WEM002138i GS Utrecht
Gedeeltelijke intrekking betreft de opslag en bewerking van professioneel vuurwerk
Melding ex artikel 8.19 Wm Samenvoegen van een aantal bewaarplaatsen. Wijzigen van de plaats van de deuren. Bufferbewaarplaats nu 500 kg.
III
Procedure van de aanvraag om milieuvergunning
III.A De aanvraag III.A.1 Ontvangst van de aanvraag Met betrekking tot het verzoek is de procedure ingevolge afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. De aanvraag om revisievergunning is door ons op 1 november 2005 ontvangen en is door ons ter informatie op 8 november 2005 toegezonden aan betrokken bestuursorganen, te weten: a. het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal; b. de Regionaal inspecteur VROM-inspectie Regio Noord-West te Haarlem; c. het dagelijks bestuur van het Waterschap Vallei & Eem; d. Brandweer Regio Utrechts Land; e. Burgemeester en wethouders van de Gemeente Rhenen; f. BRZO-partner mevrouw C. Kottier-Ensink van Arbeidsinspectie Team Noord-Oost te Arnhem; g. Brandweer Veenendaal. Kennisgeving als bedoeld in Besluit risico’s zware ongevallen 1999 De aanvraag met daarin gegevens conform artikel 5.15a van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, in het bijzonder de gegevens van bijlage 10 van de aanvraag, dient tevens als kennisgeving als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 (BRZO’99). Gelet hierop is de aanvraag verzonden aan mevrouw C. Kottier–Ensink van Arbeidsinspectie Team Noord-Oost te Arnhem.
Provincie Utrecht Sector Vergunningen & Handhaving/ Branchegericht
3
Gert Breeschoten B.V. beschikking d.d. 17 oktober 2006, 2006WEM003971i
III.A.2 Aanvullende gegevens In verband met het ontbreken van de maximale oppervlakten van de deuren van de bewaarplaatsen hebben wij de aanvrager telefonisch op 22 november 2005 gevraagd om de aanvraag aan te vullen. De gevraagde gegevens hebben wij op 24 november 2005 ontvangen. De door ons gegeven beoordeling van het bij de aanvraag gevoegde rapport akoestisch onderzoek gedateerd 28 oktober 2005, nr. JB AK 0510gb4 op inpasbaarheid in het zonemodel heeft er uiteindelijk toe geleid dat op 19 mei 2006 het genoemde rapport vervangen is door een gewijzigd rapport gedateerd 16 mei 2006, nr. JB AK 0605gb5.
III.B Coördinatie Wm-vergunning en Bouwvergunning De gevraagde Wm-vergunning treedt in zijn geheel niet in werking zolang de vereiste bouwvergunning die vereist is voor (een onderdeel) van het initiatief niet is verleend (Wet milieubeheer, art. 20.8).
III.C Coördinatie Wm-vergunning en Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo)vergunning De afvalwaterlozingen duiden niet op Wvo-plichtige lozingen. Het dagelijks bestuur van het Waterschap Vallei & Eem heeft naar aanleiding van de aan hen gezonden aanvraag Wm -vergunning, de aanvrager niet verzocht om een vergunningaanvraag in het kader van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren in te dienen. Coördinatie van de Wm-vergunning met de Wvo-vergunning is in dit geval dus niet aan de orde.
III.D Ter inzage legging De kennisgeving over de ontwerp-beschikking en bijbehorende stukken is gepubliceerd in een ter plaatse verschijnend regionaal weekblad “de Rijnpost” op 16 augustus2006. Vervolgens heeft de aanvraag, ontwerp-beschikking en bijbehorende stukken gedurende zes weken ter inzage gelegen op het Provinciehuis van de Provincie Utrecht en het gemeentehuis van de gemeente Veenendaal, namelijk van 16 augustus 2006 tot en met 27 september 2006. Naar aanleiding van de ontwerp-beschikking op de aanvraag zijn, binnen de door de wet gestelde termijn, geen zienswijzen of adviezen ingekomen.
IV
Toetsingskaders
IV.A Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (Vogelrichtlijn) en Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (Habitatrichtlijn) De Vogel- en Habitatrichtlijn zijn geïmplementeerd in de Flora- en faunawet en in de Natuurbeschermingswet 1998. Bij de implementatie in de Natuurbeschermingswet is bepaald, dat de wet slechts geldt voor op te richten inrichtingen.
Provincie Utrecht Sector Vergunningen & Handhaving/ Branchegericht
4
Gert Breeschoten B.V. beschikking d.d. 17 oktober 2006, 2006WEM003971i
Voor bestaande inrichtingen dienen wij als bevoegd gezag na te gaan of het in werking zijn van de inrichting significante nadelige gevolgen voor aangewezen Habitat- of vogelrichtlijngebieden heeft. Aangezien sprake is van een bestaande inrichting dient een afweging te worden gemaakt in het kader van de Wet milieubeheer. Binnen de provincie Utrecht is Botshol nabij Abcoude aangewezen als Habitatgebied. Het Eemmeer, de Oostelijke Vechtplassen en het stuk van de Nederrijn tussen Wijk bij Duurstede en Rhenen zijn aangewezen als vogelrichtlijngebied. De inrichting ligt niet in de nabijheid van een van de genoemde gebieden, deze gebieden zijn op meer dan 3 kilometer afstand van de inrichting gelegen. De activiteiten binnen de inrichting hebben geen nadelige gevolgen voor één van deze gebieden. Een vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 is daarom niet nodig.
IV.B Artikel 8.8 tot en met 8.10 Wet milieubeheer IV.B.1 Algemeen De artikelen 8.8 tot en met 8.10 van de Wet milieubeheer omvatten het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. Hierna geven wij aan hoe de aanvraag zich tot het toetsingskader verhoudt. Hierbij beperken wij ons tot die onderdelen van het toetsingskader die ook werkelijk op onze beslissing van invloed zijn. IV.B.2 IPPC-richtlijn/Beste beschikbare technieken Algemeen Richtlijn 96/61/EG van de Raad van de Europese Unie van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging - hierna: de IPPC-richtlijn - verplicht het bevoegd gezag een milieuvergunning op te stellen, die voldoet aan de in deze richtlijn geformuleerde eisen voor nieuwe en bestaande installaties. In de beoordeling van de milieugevolgen wordt de aanvraag getoetst aan de in de IPPC-richtlijn geformuleerde eisen. Dit betekent onder andere dat door de inrichting alle passende preventieve maatregelen (moeten) worden getroffen om verontreiniging van bodem, water en lucht te voorkomen dan wel te beperken door toepassing van de beste beschikbare technieken (BBT), met inbegrip van maatregelen betreffende afvalpreventie en energiebesparing om aldus een hoog niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel te waarborgen. Voor de beoordeling van de aanvraag worden zogenoemde BAT Reference Documents (= BREF's) opgesteld. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen zogenaamde verticale BREF's - deze zijn branche gebonden - en zogenaamde horizontale BREF's die branche overstijgend zijn. Voor een aantal activiteiten zijn deze BREF's in definitieve vorm en moeten dan ook worden toegepast bij de vergunningverlening. De IPPC-Richtlijn is van toepassing op activiteiten die zijn opgenomen in Bijlage I van de Richtlijn. De aangevraagde activiteiten hebben wij getoetst aan de bijlage van de IPPC-richtlijn. De aangevraagde activiteiten worden daarin niet genoemd. Een aanpassing van art. 8.11 van de Wm is op 1 december 2005 in werking getreden, waarmee de IPPCrichtlijn is geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving.
Provincie Utrecht Sector Vergunningen & Handhaving/ Branchegericht
5
Gert Breeschoten B.V. beschikking d.d. 17 oktober 2006, 2006WEM003971i
Beste beschikbare technieken Ingevolge artikel 8.11, derde lid, Wm dienen in het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu aan de vergunning voorschriften te worden verbonden, die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk – bij voorkeur bij de bron – te beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende BBT worden toegepast. Wij hebben aan de hand van bestaande literatuur, de in de Regeling aanwijzing BBT-documenten genoemde Nederlandse informatiedocumenten en kennis van de aangevraagde activiteiten bij het verlenen van de vergunning de beste beschikbare technieken voorgeschreven. Met betrekking tot de aspecten voor de bepaling van de beste bestaande technieken als genoemd in artikel 5a.1, lid 1 onder a tot en met k, van het Ivb merken wij het volgende op: Ad a Toepassing van technieken die weinig afvalstoffen veroorzaken. Dit is niet van toepassing. Het gaat binnen de inrichting om opslag. Er worden geen technieken gebruikt die afvalstoffen veroorzaken. Er komt alleen wat verpakkingsmateriaal vrij. Ad b Toepassing van minder gevaarlijke stoffen De opslag van vuurwerk is een aangevraagde activiteit. De aanwezigheid van vuurwerk kan niet verminderd worden. Ad c Ontwikkeling van technieken voor de terugwinning en het opnieuw gebruiken van de bij de processen in de inrichting uitgestoten en gebruikte stoffen en van afvalstoffen Dit is niet van toepassing. Ad d Vergelijkbare processen, apparaten of wijzen van bedrijfsvoering die met succes in de praktijk zijn beproefd en de ontwikkeling daarvan Dit is niet van toepassing. Ad e Vooruitgang van de techniek en de ontwikkeling van de wetenschappelijke kennis Voor het belangrijkste milieuaspect “Veiligheid” zal vooruitgang van de techniek en de ontwikkeling de wetenschappelijke kennis ongetwijfeld in wijzigingen op het Vuurwerkbesluit worden ingebracht. Dit staat apart van deze vergunning. Ad f Aard, effecten en omvang van de betrokken emissies De aard, effecten en omvang van de emissies zijn in het hierna volgende overwogen in de paragrafen IV.C Lucht en IV.D Geluid. Ad g Data waarop de installaties in de inrichting in gebruik zijn of worden genomen De nieuwe bewaarplaatsen zullen na inwerkingtreding van deze vergunning en na uitvoering van de bouw en nadat aan alle wettelijke bepalingen in bijzonderheid de van toepassing zijnde voorschriften van het Vuurwerkbesluit wordt voldaan, in bedrijf worden genomen. Ad h De tijd die nodig is om een betere techniek toe te gaan passen Betere technieken zijn thans niet aan de orde. Ad i
Het verbruik en de aard van de grondstoffen, met inbegrip van water, en de energieefficiëntie Het verbruik van grondstoffen is marginaal. Ook is er geen watervragend proces. Wel worden enkele energiebesparende maatregelen voorgeschreven ter verhoging van de energie-efficiëntie.
Provincie Utrecht Sector Vergunningen & Handhaving/ Branchegericht
6
Gert Breeschoten B.V. beschikking d.d. 17 oktober 2006, 2006WEM003971i
Ad j
Noodzaak om het algemene effect van de emissies op en de risico’s voor het milieu te voorkomen of tot een minimum te beperken In de overwegingen met betrekking tot de verschillende milieuthema’s komen we hierop terug. Ad k. Noodzaak ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan voor het milieu te beperken Voor de overwegingen met betrekking tot het voorkomen van ongevallen en beperking van de gevolgen daarvan wordt verwezen naar de overwegingen van paragraaf IV.L Externe Veiligheid. Bij ons besluit hebben wij de aanvraag en de door ons voorgeschreven maatregelen ter voorkoming dan wel ter beperking van emissies door toepassing van de beste beschikbare technieken getoetst aan de hand van de volgende informatiedocumenten die zijn opgenomen in tabel 2 van de bijlage bij de Regeling aanwijzing BBT-documenten: Leidraad afval- en emissiepreventie (1996, InfoMil) Circulaire energie in de milieuvergunning (november 1999, VROM/EZ) NeR Nederlandse emissierichtlijn lucht (april 2003, InfoMil) NRB Nederlandse richtlijn bodembescherming bedrijfsmatige activiteiten (juli 2001, InfoMil) De inrichting voldoet - met inachtneming van de aan dit besluit gehechte voorschriften - aan de beste beschikbare technieken (BBT) ter voorkoming van emissies naar de lucht, de bodem, het water, geluidemissies, afvalpreventie, externe veiligheid en energiebesparing. Voor de overwegingen per milieuthema wordt verwezen naar de desbetreffende paragraaf. IV.B.3 Algemene maatregelen van bestuur (artikel 8.44) In deze AMvB's worden direct werkende eisen gesteld. Deze eisen mogen niet in de Wm-vergunning worden opgenomen. In de Wm-vergunning kan alleen van de AMvB worden afgeweken voor zover dat in de AMvB is aangegeven. Indien de aangevraagde activiteiten strijdig zijn met een van deze AMvB's, kan de Wm-vergunning niet worden verleend. De aangevraagde activiteiten vallen binnen de werkingssfeer van het Vwb en het Besluit Risico’s Zware ongevallen 1999 (hierna: BRZO’99). Dit betekent dat voor deze aspecten moet worden voldaan aan de voorschriften in deze besluiten.
IV.C Lucht IV.C.1 Het kader voor de bescherming van de lucht De aangevraagde emissies zijn getoetst aan de Nederlandse emissie Richtlijn-Lucht (NeR-Lucht). Deze richtlijn, die de stand der techniek voor het beperken van luchtemissies beschrijft, wordt landelijk toegepast als toetsingskader voor de beoordeling en regulering van luchtemissies. De gevolgen van de aangevraagde activiteiten voor de kwaliteit van de lucht in de omgeving van het bedrijf zijn door ons beoordeeld. Deze gevolgen alsmede de kwaliteit van de lucht in de omgeving van de inrichting is door ons getoetst aan het Besluit luchtkwaliteit. De aanwezige stookinstallaties hebben een vermogen kleiner dan 900 kW. Overeenkomstig artikel 2 lid 2 b van het Besluit emissie eisen stookinstallaties B (BEES B) is BEES B niet van toepassing op installaties met een vermogen minder dan 900 kW per ketel. IV.C.2 De gevolgen van de aangevraagde activiteiten voor de lucht Uit de aanvraag blijkt dat er vanuit de inrichting emissies naar de lucht plaatsvinden van inert stof, gassen (stikstofoxide en koolstofdioxide) afkomstig van intern transport, bezoekende transportmiddelen en gasgestookte verwarmingsinstallaties.
Provincie Utrecht Sector Vergunningen & Handhaving/ Branchegericht
7
Gert Breeschoten B.V. beschikking d.d. 17 oktober 2006, 2006WEM003971i
IV.C.3 De in de aanvraag opgenomen maatregelen en voorzieningen ter bescherming van de luchtkwaliteit In de aanvraag zijn geen maatregelen opgenomen ter bescherming van de luchtkwaliteit. IV.C.4 Besluit luchtkwaliteit 2005 (Blk) Het Blk bevat grenswaarden voor de luchtkwaliteit die door ons als toetsingscriterium worden gehanteerd. Een grenswaarde geeft een milieukwaliteit aan die op een bepaald tijdstip ten minste moet zijn bereikt en die waar zij aanwezig is, ten minste moet worden in standgehouden. De inrichting stoot een aantal stoffen uit waarvoor in het Blk grenswaarden zijn gesteld, te weten stikstofdioxide en zwevende deeltjes (PM10). Voor zwevende deeltjes (PM10) en stikstofdioxide hebben wij de omgevingswaarden vastgesteld. In onderstaande tabel zijn de grenswaarden, het achtergrondniveau en de bijdrage van het bedrijf aan het achtergrondniveau weergegeven. Stof art Blk
NO2 art 15
PM10 art 20
Grenswaarden Blk 2005
Achtergrond-niveau vastgesteld
Bijdrage aan achtergrond-niveau
40 (jaargemiddelde in µg/m3) uiterlijk in 2010
In 2005: 28 µg/m3 Voorspelling 2010: 25 µg/m3
Kleiner dan 1 µg/m3
40 (jaargemiddelde in µg/m3) en:
In 2005: 25µg/m3
Kleiner dan 1 µg/m3
35 (maximaal aantal dagen per kalenderjaar dat meer dan 50 µg/m3 als vierentwintiguurgemiddelde concentratie is vastgesteld)
In 2005: 23
Het bedrijf heeft de bijdrage van zwevende deeltjes (PM10) en stikstofdioxide naar de omgeving niet onderzocht. Gelet op de lage omgevingswaarden is een onderzoek vanwege de kosten niet redelijk. Het onderzoeksresultaat kan in deze situatie geen gevolgen hebben voor het verlenen van de vergunning. De verwachte bijdrage van de inrichting aan de jaargemiddelde concentratie zwevende deeltjes (PM10) en stikstofoxide zal als gevolg van de aangevraagde uitbreiding en gelet op de bronnen binnen het bedrijf, niet meer dan 1 Pg/m3 bedragen. Wij hebben vastgesteld dat, met de aangevraagde uitbreiding, in de omgeving van het bedrijf de grenswaarden van het Blk voor stikstofdioxide en zwevende deeltjes (PM10) niet worden overschreden. Er zijn geen andere grenswaarden in de vorm van milieukwaliteitseisen in een algemene maatregel van bestuur of in de provinciale milieuverordening vastgesteld die op het onderhavige bedrijf van toepassing zijn. IV.C.5 Beoordeling en conclusie De NeR-Lucht leidt niet tot het opleggen van emissie-eisen.
Provincie Utrecht Sector Vergunningen & Handhaving/ Branchegericht
8
Gert Breeschoten B.V. beschikking d.d. 17 oktober 2006, 2006WEM003971i
Er worden wel voorschriften opgenomen voor de verwarmingsinstallaties aangaande afstelling, onderhoud en veiligheid. Voor geen van de beschouwde stoffen wordt de grenswaarde overschreden. In dit kader worden van Gert Breeschoten B.V. geen aanvullende maatregelen verwacht. De inrichting voldoet aan de eisen uit het Blk.
IV.D Geluid IV.D.1 Het kader voor de bescherming tegen geluidhinder Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) De inrichting is gelegen op het gezoneerde industrieterrein Industriewijk IV. Op grond van de Wet geluidhinder is rondom dit industrieterrein een geluidszone vastgesteld. Ingevolge artikel 8.8 van Wet milieubeheer dient bij de beoordeling van de door de inrichting veroorzaakte geluidsniveaus de zone in acht te worden genomen en moet de benodigde geluidruimte worden getoetst aan de grenswaarden ter plaatse van de binnen de zone gelegen woningen. De inrichting moet op een zodanige wijze geluidruimte vergund krijgen dat de zone en de betreffende grenswaarden niet worden overschreden. De vigerende geluidszone rond Industriewijk IV is in het verleden te krap vastgesteld. Dit heeft voor een aantal bedrijven tot gevolg dat revisie van de vergunning of uitbreiding niet mogelijk is. Ook dit bedrijf heeft bij oprichting een te krappe vergunning gekregen. De gemeente is op dit moment bezig met een bestemmingsplan procedure waarin de geluidszone rond Industriewijk IV word aangepast. Het te zoneren industrieterrein wordt groter en de geluidszone wordt ruimer. Om tot een vergunbare situatie te komen is in deze vergunning vooruitgelopen op deze nieuwe zone rond industrieterrein Nijverkamp. In de nabije omgeving liggen geen geluidsgevoelige bestemmingen en er zijn geen geluidsklachten over het bedrijf bekend. Verder heeft het bedrijf alles gedaan binnen het redelijke om de geluidsuitstraling naar de omgeving toe zo gering mogelijk te laten zijn. Maximale geluidniveaus (LAmax) De maximale geluidniveaus werden in het verleden getoetst aan de grenswaarden in de Circulaire Industrielawaai uit 1979. Deze circulaire is in 1998 vervangen door de “Handreiking Industrielawaai en vergunningverlening” d.d. 21 oktober 1998. In voornoemde handreiking is in paragraaf 1.5 een overgangssituatie beschreven, namelijk: “Zolang een gemeente nog geen beleid voor industrielawaai heeft vastgesteld, kan er nog niet van de hoofdstukken 2 en 3 inzake de gemeentelijke nota industrielawaai en de grenswaarden gebruik worden gemaakt. Wat betreft de grenswaarden voor de geluidnormering bij de Wm-vergunningverlening moet dan nog gebruik worden gemaakt van de normstellingsystematiek zoals die in de Circulaire Industrielawaai was opgenomen.” Deze systematiek is nu geactualiseerd opgenomen in hoofdstuk 4 van de voornoemde handreiking. In dit geval heeft de betreffende gemeente geen beleid inzake industrielawaai vastgesteld, daarom toetsen wij aan de normstelling in hoofdstuk 4 van de Handreiking. In hoofdstuk 4 wordt niet expliciet op de systematiek conform de voormalige circulaire Industrielawaai voor maximale geluidniveaus ingegaan. Daarom sluiten wij aan bij de grenswaarden zoals in hoofdstuk 3 van de Handreiking zijn opgenomen in relatie tot de gemeentelijke nota industrielawaai. Hierbij wordt evenals in de Circulaire Industrielawaai, aangegeven dat er gestreefd dient te worden naar het voorkomen van maximale geluidsniveaus die meer dan 10 dB boven het aanwezige equivalente geluidsniveau uitkomen. In die gevallen waarin niet aan de grenswaarden kan worden voldaan wordt sterk aanbevolen dat de maximale geluidniveaus beperkt blijven tot maximaal 70 dB(A) in de dagperiode, 65 dB(A) in de avondperiode en 60 dB(A) in de nachtperiode.
Provincie Utrecht Sector Vergunningen & Handhaving/ Branchegericht
9
Gert Breeschoten B.V. beschikking d.d. 17 oktober 2006, 2006WEM003971i
Verkeersaantrekkende werking De Afdeling rechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat het verkeer op de openbare weg op of buiten het gezoneerd industrieterrein niet hoeft te worden getoetst omdat hierdoor het speciale regime en vergunningstelsel voor bedrijven op een gezoneerd industrieterrein worden doorkruist. IV.D.2 De gevolgen van de aangevraagde activiteiten voor geluidhinder De dagelijkse geluidsuitstraling die vanuit de inrichting optreedt, wordt vooral veroorzaakt door: vrachtwagen- en heftruckbewegingen op het buitenterrein. Uitgaande van de in de aanvraag beschreven activiteiten heeft Van den Bos Milieuadvies op 16 mei 2006 een akoestisch rapport opgesteld met kenmerk JB AK 0605gb5. Dit rapport maakt deel uit van de aanvraag. Daar de afzet van consumentenvuurwerk door detaillisten in Nederland gelimiteerd is conform artikel 2.3.2. van het Vuurwerkbesluit tot enkele dagen aan het eind van het jaar, heeft het bedrijf geen organisatorische mogelijkheden om de afzet te spreiden over de rest van het jaar. De geluidsbelasting op de omgeving is echter dusdanig dat niet gevreesd hoeft te worden voor onacceptabele hinder voor de omgeving. In noordelijke en oostelijke richting bevinden zich op enige afstand woningen. De geluidsbelastingen op deze dichtsbijgelegen woningen aan de Veenweg 5 en 10 overschrijden de streefwaarde voor een landelijke omgeving van 40 dB(A) etmaalwaarde niet. IV.D.3 De te verwachten ontwikkelingen Toekomstige ontwikkelingen zijn nog niet bekend. IV.D.4 De in de aanvraag opgenomen maatregelen en voorzieningen ter bescherming tegen geluidhinder Het bedrijfsterrein is dusdanig ingedeeld dat er voor geluid al een redelijk optimale situatie ontstaat. Het laden en lossen vindt dicht bij de deuren plaats waardoor de heftrucks zo kort mogelijk buiten aanwezig zijn. De heftrucks zijn verder geluidsarm uitgevoerd. Omdat de vrachtwagens van derden zijn, is het stellen van eisen aan de bronniveau’s niet mogelijk. Voor de brandweer zijn maatregelen in de overdracht (schermen) niet acceptabel. IV.D.5 Beoordeling en conclusie Het bij de aanvraag gevoegde akoestisch rapport hebben wij beoordeeld. Met de uitgangspunten en de resultaten van dit rapport kunnen wij instemmen. Uit het akoestisch rapport blijkt dat de huidige zone (Industriewijk IV) wel gefrustreerd wordt , maar de in procedure zijnde toekomstige geluidszone (Nijverkamp) niet wordt gefrustreerd en de inrichting in een representatieve bedrijfssituatie kan voldoen aan de normstelling zoals hiervoor is genoemd. De geluidsgrenswaarden zijn opgenomen in voorschrift 2.1.1 en 2.1.2. Ten behoeve van de handhaafbaarheid van de Wm-vergunning zijn in de voorschiften 2.1.1 en 2.1.2 geluidsgrenswaarden gesteld op referentiepunten nabij de inrichting. Binnen de inrichting zijn en worden maatregelen en voorzieningen getroffen ter beperking van de geluidsproductie. Bij het opstellen van de voorschriften hebben wij rekening gehouden met die voorzieningen. Gelet op het feit dat de inrichting in de dag-, avond- en nachtperiode in werking is, vergunnen wij in al deze perioden geluidruimte.
Provincie Utrecht Sector Vergunningen & Handhaving/ Branchegericht
10
Gert Breeschoten B.V. beschikking d.d. 17 oktober 2006, 2006WEM003971i
IV.E. Trillingen Gelet op de activiteiten die zijn aangevraagd hebben wij vastgesteld dat de te verwachten hinder als gevolg van de aangevraagde activiteiten in voldoende mate beperkt / nagenoeg afwezig is. Een onderzoek naar trillingen in nabij gelegen gebouwen waarin zich personen kunnen bevinden, achten wij daarom niet nodig.
IV.F Bodem Het (nationale) preventieve bodembeschermingbeleid is vastgelegd in de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB) bedrijfsmatige activiteiten. Het ministerie van VROM heeft de NRB in overleg met vergunningverleners, onderzoeksinstellingen en bedrijfsleven opgesteld. Deze richtlijn is ontwikkeld om vergunningvoorschriften te uniformeren en harmoniseren. Met de NRB kunnen (voorgenomen) bodembeschermende maatregelen en voorzieningen binnen inrichtingen worden beoordeeld en kan de besluitvorming met betrekking tot een optimale bodembeschermingstrategie worden gestuurd. De NRB beperkt zich tot de normale bedrijfsvoering en voorzienbare incidenten. Bodembescherming t.b.v. calamiteiten wordt in NRB-kader niet behandeld. Een eventuele calamiteitenopvang echter wel. De activiteiten die zijn aangevraagd vormen nauwelijks een potentiële bedreiging voor de kwaliteit van de bodem. Gelet op de Bodemrisico checklist van de NRB is voor op- en overslag van vaste stoffen (vuurwerk) in enmballage een kerende ondergrond, frequent toezicht en adequaat handelen in geval van lekkages afdoende om een verwaarloosbaar bodemrisico te realiseren.
IV.G Afvalwater V.G.1 Het kader voor de bescherming tegen verontreiniging door lozing van afvalwater De aangevraagde activiteiten zijn niet Wvo-vergunningplichtig. Dit houdt in dat in de Wm-beschikking naast voorschriften ter bescherming van de doelmatige werking van het gemeentelijk riool en het verwijderen van slib uit dit riool, tevens voorschriften voor de doelmatige werking van de rioolwaterzuiveringsinstallatie van Waterschap Vallei en Eem en het oppervlaktewater waarop deze rioolwaterzuiveringsinstallatie haar effluent loost, opgenomen dienen te worden. IV.G.2 De te verwachten ontwikkelingen Er zijn redelijkerwijs geen nieuwe ontwikkelingen te verwachten. IV.G.3 De in de aanvraag opgenomen maatregelen en voorzieningen ter bescherming tegen verontreiniging door lozing van afvalwater Er wordt huishoudelijk afvalwater, afkomstig van keuken en toilet geloosd. Tevens wordt hemelwater van het dak geloosd. Aangezien dit huishoudelijkafvalwater en hemelwater niet afkomstig is van particuliere huishoudens heet het bedrijfsafvalwater. Voor de lozing van dit bedrijfsafvalwater zijn in de aanvraag geen maatregelen en voorzieningen ter bescherming van het milieu opgenomen. IV.G.4 Beoordeling en conclusie Gelet op de samenstelling van het bedrijfsafvalwater biedt de in de voorschriften opgenomen vangnetbepaling een voldoende beschermingsniveau. Het is niet noodzakelijk dat voorzieningen getroffen moeten worden dan wel maatregelen genomen moeten worden.
Provincie Utrecht Sector Vergunningen & Handhaving/ Branchegericht
11
Gert Breeschoten B.V. beschikking d.d. 17 oktober 2006, 2006WEM003971i
In de aanvraag is een lozing van niet-verontreinigd hemelwater op het gemeentelijk gemengd afvalwaterriool opgenomen. Aandachtspunt bij lozing van dergelijke niet-verontreinigde hemelwaterstromen is de hydraulische capaciteit van het gemeentelijk gemengd afvalwaterriool. Gelet op de omvang van lozing in relatie tot deze hydraulische capaciteit bestaat er geen bezwaar tegen deze lozing.
IV.H Energie De Circulaire Energie in de milieuvergunning (InfoMil, oktober 1999) is als uitgangspunt genomen bij de beoordeling van het aspect energie. Uit de aanvraag blijkt dat het jaarlijkse energieverbruik van aanvrager nu minder is dan 50.000 kWh of 25.000 m3 aardgas. Door de uitbreiding van de inrichting is niet te verwachten dat het jaarlijkse energieverbruik van aanvrager meer wordt dan 50.000 kWh of 25.000 m3 aardgas. Daarom zal aan de vergunning uitsluitend een voorschrift verbonden worden waarin van aanvrager wordt verlangd dat hij jaarlijks rapporteert over het energiegebruik. IV.I
Mobiliteit
IV.I.1 Het kader voor het aspect mobiliteit De publicatie “De Wet milieubeheer en vervoersmanagement” (VNG, 2000) is als uitgangpunt genomen voor de beoordeling van het aspect mobiliteit. In deze publicatie worden o.a. de volgende ondergrenzen genoemd: • Meer dan 100 werknemers en/of; • Meer dan 500 bezoekers per dag en/of; • Meer dan 1 miljoen eigen transportkilometers per jaar. Vastgesteld is dat de genoemde grenswaarden niet worden overschreden. IV.I.2 Beoordeling en conclusie Aanvrager behoeft niet te onderzoeken of er besparingsmogelijkheden zijn.
IV.J
Preventie
IV.J.1 Het kader voor het aspect preventie Afval- en emissiepreventie is het voorkomen of beperken van het ontstaan van afval en emissies of de milieuschadelijkheid ervan, door reductie aan de bron of door intern hergebruik. Extern hergebruik of recycling van afval, maar ook nageschakelde “end of pipe”- technieken, zoals afvalwaterzuivering of luchtzuivering, vallen buiten “preventie”. Voor de beoordeling van de aanvraag op dit aspect maken gebruiken wij de leidraad “Afval- en emissiepreventie in de milieuvergunning” (Den Haag, 1996 Infomil) IV.J.2 De gevolgen van de aangevraagde activiteiten voor het aspect preventie Uit de aanvraag blijkt dat er binnen de inrichting geen sprake is van een aanwezig preventiepotentieel. IV.J.3 De te verwachten ontwikkelingen Er zijn geen redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen.
Provincie Utrecht Sector Vergunningen & Handhaving/ Branchegericht
12
Gert Breeschoten B.V. beschikking d.d. 17 oktober 2006, 2006WEM003971i
IV.K Afvalstoffen IV.K.1 Het kader voor de bescherming van het milieu met betrekking tot afval Op grond van artikel 10.4 van de Wm zijn preventie en afvalscheiding hoofddoelstellingen van het afvalstoffenbeleid. Voor wat betreft het aspect preventie wordt verwezen naar hetgeen wij daarover in paragraaf IV.J van deze considerans hebben overwogen. Met betrekking tot afvalscheiding is in het LAP als uitgangspunt opgenomen dat bedrijven, afhankelijk van het type afvalstroom voor zover dat redelijkerwijs van hen kan worden gevergd, verplicht zijn alle afvalstoffen te scheiden, gescheiden te houden en gescheiden af te geven. Uit de aanvraag blijkt dat binnen de inrichting de afvalstoffen “papier en karton en kunststof folie” gescheiden worden bewaard. IV.K.2 Beoordeling en conclusie De afvalstoffen “Papier en karton en kunststof folie” worden gescheiden bewaard. Gelet hierop hebben wij aan deze vergunning alleen algemene voorschriften voor het bewaren van afvalstoffen verbonden.
IV.L Externe Veiligheid IV.L.1 Het kader voor externe veiligheid Besluit risico’s zware ongevallen 1999 (BRZO’99) Het BRZO’99 is een vertaling van de Europese Seveso-II-richtlijn (1997) en heeft tot doel om het risico van grote ongevallen met gevaarlijke stoffen bij bedrijven zo klein mogelijk te maken. Dit BRZO’99 heeft een rechtstreekse werking. De aangevraagde hoeveelheid vuurwerk 450,5 ton (135,2 ton ontplofbare stof) overschrijdt de lage drempelwaarde 50 ton (kolom 2) voor categorie 4 ontplofbare stoffen uit Bijlage I van het BRZO’99. Dat betekent dat het BRZO’99 op het bedrijf van toepassing is. Daarom moet het bedrijf een beleid ontwikkelen om zware ongevallen te voorkomen, het preventiebeleid zware ongevallen (PBZO). Het beleid moet worden vastgelegd in een document, dat de overheid kan opvragen. Ter uitvoering van dit beleid moet een Veiligheidsbeheerssysteem (VBS) opgesteld en geïmplementeerd worden. De hoge drempelwaarde 200 ton (kolom 3) voor categorie 4 ontplofbare stoffen uit Bijlage I van het BRZO’99 wordt niet overschreden. Het bedrijf hoeft geen veiligheidsrapport (VR) op te stellen. Een Kwantitatieve Risico Analyse (QRA) noodzakelijk voor een VR is derhalve niet opgesteld. Vwb In het Vwb zijn technische maatregelen opgenomen om de interne- en externe veiligheid te waarborgen. Hierbij is uitgegaan van een effectgerichte- i.p.v. risicobenadering. Het Vwb bevat rechtstreeks werkende voorschriften betreffende de opslag van vuurwerk. Daarnaast geeft artikel 4.2 lid 3 van het Vwb aan dat Gedeputeerde Staten de in bijlage 3 van het Vwb gestelde afstanden in acht nemen bij de verlening of wijziging van een vergunning op grond van de Wm. Aangezien het Vwb uitgaat van een effectgerichte benadering kan gesteld worden dat de eisen gesteld in het Vwb tot toepassing van Best Beschikbare Techniek leidt. Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) Vuurwerkinrichtingen zijn uitgesloten in het BEVI.
Provincie Utrecht Sector Vergunningen & Handhaving/ Branchegericht
13
Gert Breeschoten B.V. beschikking d.d. 17 oktober 2006, 2006WEM003971i
IV.L.2 De gevolgen van de aangevraagde activiteit voor externe veiligheid De opslag van vuurwerk houdt het risico van het ontstaan van een brand in. IV.L.3 De verwachten ontwikkelingen Er zijn geen redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen. IV.L.4 De in de aanvraag opgenomen maatregelen en voorzieningen voor externe veiligheid BRZO’99 / BEVI /Vwb Zoals eerder vermeld dient ingevolge BRZO’99 geen QRA te worden opgesteld. Vuurwerkinrichtingen zijn uitgesloten in het BEVI zodat ook hiervoor geen QRA noodzakelijk is. De QRA betreft een kans maal effect benadering. De risicoanalyse in het Vwb, die op de inrichting van toepassing is gaat uit van een effectbenadering. Toepassing van het Vwb, aanhouden van vaste genormeerde veiligheidsafstanden, betekent dat vanuit de effectoptiek behoudens op een deel van de openbare weg voor de Bobinestraat 12 buiten de erfgrens geen overlijdensrisico aanwezig is. De risico’s die als conclusie van een QRA-beoordeling naar voren kunnen komen zijn ondergeschikt vanwege de effectbenadering van het Vwb. De uitkomst van deze effectbenadering is bepalend voor de inrichting. Vwb Veiligheidsafstanden Artikel 4.2 lid 3 van het Vwb geeft aan dat Gedeputeerde Staten de in bijlage 3 van het Vwb gestelde afstanden in acht nemen bij de verlening of wijziging van een vergunning op grond van de Wet milieubeheer. Ingevolge artikel 4.4 van het Vwb geldt dat veiligheidafstanden naar de kwetsbare objecten van de naastgelegen bedrijven, gemeten moeten worden tot aan de bestemmingsgrens in dit geval de eigendomsgrens. Beoordeling van de aanvraag levert op dat voor de bufferbewaarplaats en al de bewaarplaatsen geldt dat aan de veiligheidsafstanden gesteld in bijlage 3 van het Vwb wordt voldaan. Ter borging van de parameters waar van uit gegaan is bij de toetsing aan het voldoen aan de externe veiligheidsafstanden uit het Vwb, zijn in de bijlage van deze vergunning de voorschriften 2.1 tot en met 2.5 opgenomen die de totale maximale hoeveelheid opgeslagen vuurwerk, de transportgevarenklasse van het onverpakt- en verpakt vuurwerk, de hoeveelheid opslag van vuurwerk per bufferbewaarplaats en de deurgrootte van de bewaarplaatsen vastleggen. Vwb direct werkende voorschriften / extra voorschriften Het Vwb bevat diverse voorschriften met betrekking tot de opslag en herverpakken van consumentenvuurwerk. Onder andere aangaande de volgende onderwerpen: Constructie van een bewaarplaats en van een bufferbewaarplaats Gebruik van een bewaarplaats en van een bufferbewaarplaats Automatische sprinklerinstallatie Afstanden tot objecten binnen de inrichting. Ten aanzien van veiligheid zijn in de vergunning enkele aanvullende voorschriften opgenomen.
Provincie Utrecht Sector Vergunningen & Handhaving/ Branchegericht
14
Gert Breeschoten B.V. beschikking d.d. 17 oktober 2006, 2006WEM003971i
Een bijzonderheid van de inrichting is dat er een stallinggarage aanwezig is. De ventilatie wordt al geregeld in de bouwvergunningprocedure op grond van het Bouwbesluit 2003. Het Bouwbesluit 2003 geeft onder “overige gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen” een ventilatiecapaciteit van 3 dm3 /s per m2 gebruiksoppervlak aan. Om de risico’s van de stalling van voertuigen in de stallinggarage voor de omgeving te beheersen hebben wij voorschrift 3.5.1 opgenomen. In dit voorschrift wordt het niet toegestaan dat auto’s voorzien van LPG-installatie en vorkheftrucks voorzien van LPG-installatie zich in de stallingarage bevinden. Naast de in deze vergunning opgenomen voorschriften dient de inrichting aan het gestelde in het Vwb, met name de voorschriften met betrekking tot bovenstaande onderwerpen, te voldoen. Het kunnen naleven van deze voorschriften uit het Vwb is geen feit dat wij in acht dienen te nemen bij onze beslissing op de aanvraag. Desalniettemin hebben wij de aanvraag globaal getoetst aan het gehele Vwb. De toetsing levert op dat het mogelijk is om de inrichting conform het Vwb in werking te laten zijn. IV.L.5 Beoordeling en conclusie De voorschriften gesteld in het Vwb zijn BBT. Aangezien de veiligheidsafstanden conform het gestelde in het Vwb zijn en de voorschriften uit het Vwb aangevuld met voorschriften in deze vergunning een afdoende veiligheidsniveau creëren, is de aangevraagde situatie vergunbaar. IV.M Toekomstige ontwikkelingen Er zijn geen redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen met betrekking tot de inrichting bekend. Er zijn geen redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen met betrekking tot het gebied waar de inrichting is gelegen bekend. Er zijn geen redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen op het gebied van Ruimtelijke Ordening bekend behoudens het in voorbereiding zijnde voorontwerp “Bestemmingsplan het ambacht en Nijverkamp”.
V
Bekendmaking ontwerp-beschikking
V.A
Zienswijzen
Naar aanleiding van de ontwerp-beschikking op de aanvraag zijn, binnen de door de wet gestelde termijn geen zienswijzen ingekomen. V.B
Gedachtewisseling
Naar aanleiding van de ontwerp-beschikking op de aanvraag is geen verzoek om een gedachtewisseling bij ons ingekomen. V.C
Adviezen
Naar aanleiding van de ontwerp-beschikking op de aanvraag zijn, binnen de door de wet gestelde termijn geen adviezen ingekomen.
Provincie Utrecht Sector Vergunningen & Handhaving/ Branchegericht
15
Gert Breeschoten B.V. beschikking d.d. 17 oktober 2006, 2006WEM003971i
V.D
Wijzigingen ten opzichte van de ontwerp-beschikking
Ten opzichte van de ontwerp-beschikking zijn geen wijzigingen aangebracht. V.E Afschriften Het origineel van deze beschikking te zenden aan: Gert Breeschoten B.V., t.a.v. de heer G. Breeschoten, Bobinestraat 12, 3903 KG Veenendaal en een afschrift te zenden aan: - burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal, Bureau Milieuzaken, t.a.v. de heer A. Burer, Postbus 1100, 3900 BC Veenendaal; - burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal, Afdeling Bouwvergunningen, Postbus 1100, 3900 BC Veenendaal; - VROM-Inspectie, Regio Noord-West, Postbus 1006, 2001 BA Haarlem; - het dagelijks bestuur van het Waterschap Vallei & Eem, t.a.v. mevrouw E. van Bokhorst, Postbus 330, 3830 AJ Leusden; - Brandweer Regio Utrechts Land, t.a.v. de heer R. van Miltenburg, Postbus 3154, 3502 GD Utrecht; - burgemeester en wethouders van de Gemeente Rhenen, Afdeling VROM, t.a.v. mevrouw L. Kok, Postbus 201, 3910 AE Rhenen; - Arbeidsinspectie Team Noord-Oost, t.a.v. mevrouw C. Kottier–Ensink, Postbus 9018, 6800 DX Arnhem; - Brandweer Veenendaal, Industrielaan 18, 3903 AC Veenendaal. Tevens hebben wij deze beschikking openbaar gemaakt op het internetdomein van de provincie Utrecht: http:\\www.provincie-utrecht.nl.
VI
Conclusie
Gelet op bovenstaande overwegingen ten aanzien van de gevolgen voor het milieu die de inrichting kan veroorzaken, bestaat er voor ons geen aanleiding de gevraagde vergunning in het belang van de bescherming van het milieu te weigeren. De mogelijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden voorkomen dan wel tot een acceptabel niveau worden beperkt door de aan deze vergunning verbonden voorschriften. Wij hebben derhalve besloten als weergegeven onder I.
VII
Termijn waarvoor de Wm-vergunning wordt verleend
In dit geval verlenen wij de aangevraagde Wm-vergunning voor onbepaalde tijd.
Gedeputeerde Staten van Utrecht, namens hen,
drs. J.W. Strookappe, hoofd sector Vergunningen en Handhaving/Branchegericht (wnd)
Provincie Utrecht Sector Vergunningen & Handhaving/ Branchegericht
16
Gert Breeschoten B.V. beschikking d.d. 17 oktober 2006, 2006WEM003971i
Beroepsmogelijkheid Tegen dit besluit kan binnen zes weken na de dag van ter inzage legging beroep worden ingesteld bij de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het beroep kan overeenkomstig het bepaalde in Awb art 8:1 jo art 7:1 worden ingesteld door belanghebbenden die tijdig hun zienswijze over het ontwerpbesluit naar voren hebben gebracht of door belanghebbenden die geen zienswijze naar voren hebben gebracht maar die dat redelijkerwijs niet kan worden verweten of door belanghebbenden die zich niet kunnen vinden in de wijzigingen ten opzichte van het ontwerpbesluit. Het beroep staat open voor belanghebbenden. Het beroepschrift moet worden ondertekend en moet ten minste de volgende gegevens bevatten: 1. de naam en het adres van de indiener; 2. de dagtekening; 3. een omschrijving van de beschikking waartegen het beroep is gericht; 4. de gronden van het beroep. Bij het beroepschrift moet zo mogelijk een afschrift van de beschikking waarop het geschil betrekking heeft, worden overgelegd. Het beroepschrift moet in tweevoud worden gezonden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage. Voor indiening van een beroepschrift is € 141,- griffierecht verschuldigd voor een natuurlijke persoon en € 281,- voor een rechtspersoon. Indien beroep is ingesteld tegen deze beschikking kan ook om een voorlopige voorziening worden gevraagd indien onverwijlde spoed dat vereist. Het verzoek moet worden gedaan bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak. Daarbij is hetzelfde griffierecht opnieuw verschuldigd.
Provincie Utrecht Sector Vergunningen & Handhaving/ Branchegericht
17
Gert Breeschoten B.V. beschikking d.d. 17 oktober 2006, 2006WEM003971i
INHOUDSOPGAVE BIJLAGEN behorende bij de Wet milieubeheer-vergunning van Gert Breeschoten B.V. te Veenendaal d.d. 17 oktober 2006, nr. 2006WEM003971i
BIJLAGE 1: VOORSCHRIFTEN .............................................................................................................................2 1.
ALGEMENE VOORSCHRIFTEN....................................................................................................................2
2.
MILIEUASPECTEN EN -COMPONENTEN ..............................................................................................2 2.1 2.2 2.3. 2.4 2.5
3.
GELUID...........................................................................................................................................................2 BODEMBESCHERMING ....................................................................................................................................3 AFVALWATER ................................................................................................................................................3 ENERGIE .........................................................................................................................................................4 AFVALSTOFFEN ..............................................................................................................................................4
SPECIFIEKE BEDRIJFSONDERDELEN/ACTIVITEITEN ........................................................................4 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
OPSLAG VAN VUURWERK EN LADEN EN LOSSEN ............................................................................................4 HEFTRUCK .....................................................................................................................................................5 LADEN VAN ACCU'S ........................................................................................................................................6 VERWARMINGS-/STOOKINSTALLATIE (VERMOGEN KLEINER DAN 130 KW OP BOVENWAARDE) .....................7 STALLINGGARAGE ..........................................................................................................................................7 MILIEULOGBOEK ............................................................................................................................................8
BIJLAGE 2: BEGRIPSBEPALINGEN ....................................................................................................................9 BIJLAGE 3: LITERATUUR....................................................................................................................................10 BIJLAGE 4: IMMISSIEPUNTEN...........................................................................................................................11
Provincie Utrecht Sector Vergunningen & Handhaving/ Branchegericht
1
Gert Breeschoten B.V. beschikking d.d. 17 oktober 2006, 2006WEM003971i
BIJLAGE 1: Voorschriften 1.
Algemene voorschriften
1.1
De aangevraagde verandering moet in overeenstemming zijn met de bij deze vergunning behorende bescheiden, tenzij de aan deze vergunning verbonden voorschriften anders bepalen.
1.2
De inrichting moet schoon worden gehouden en in een goede staat van onderhoud verkeren.
1.3
In de inrichting moet tijdens de werktijden altijd ten minste één verantwoordelijk persoon aanwezig zijn, die ter zake kundig is en bekend is met de bestaande veiligheidsmaatregelen, om in geval van een onveilige situatie direct de vereiste maatregelen te treffen.
1.4
De in de inrichting werkzame personen moeten zodanig zijn geïnstrueerd dat zij de aan hen opgedragen werkzaamheden kunnen verrichten conform deze beschikking; een kopie van de bij deze beschikking behorende voorschriften moet daartoe altijd op het bedrijf en op een aan betrokkenen bekende plaats ter inzage aanwezig zijn.
1.5
Degene die de inrichting drijft is, voor zover dit tot zijn verantwoordelijkheid kan worden gerekend, gehouden in de directe omgeving van de inrichting hinder veroorzaakt door komende en vertrekkende transportvoertuigen te voorkomen of te beperken.
2.
Milieuaspecten en -componenten
2.1
Geluid
2.1.1
Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) geproduceerd door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en plaatsvindende activiteiten, mag op een hoogte van 5 meter boven het plaatselijke maaiveld, op de volgende immissiepunten niet meer bedragen dan: Immissiepunt
Rijksdriehoekcoördinaten
401 zonegrens Nijverkamp 414 referentiepunt ZW 415 referentiepunt NO 416 referentiepunt NW
168519,77; 446225,19
Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) [dB(A)] Dagperiode Avondperiode Nachtperiode 07.00-19.00 19.00-23.00 uur 23.00-07.00 uur uur 23 19 13
167988,00; 446184,51 168071,84; 446288,95 167992,57; 446274,91
47 47 52
44 43 48
37 36 42
de immissiepunten staan aangegeven op de bij dit voorschrift behorende situatietekening in bijlage 4.
Provincie Utrecht Sector Vergunningen & Handhaving/ Branchegericht
2
Gert Breeschoten B.V. beschikking d.d. 17 oktober 2006, 2006WEM003971i
2.1.2
Het maximale geluidsniveau (LAmax) veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en plaatsvindende activiteiten, gemeten in de meterstand "fast", mag op de volgende immissiepunten niet meer bedragen dan: Immissiepunt
Rijksdriehoekcoördinaten
414 referentiepunt ZW 415 referentiepunt NO 416 referentiepunt NW
167988,00; 446184,51 168071,84; 446288,95 167992,57; 446274,91
Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) [dB(A)] Dagperiode Avondperiode Nachtperiode 07.00-19.00 19.00-23.00 uur 23.00-07.00 uur uur 67 67 67 67 67 67 72 72 72
de immissiepunten staan aangegeven op de bij dit voorschrift behorende situatietekening in bijlage 4. 2.1.2
Het meten en berekenen van de geluidsniveaus alsmede het beoordelen van de meetresultaten moet plaatsvinden overeenkomstig de “Handleiding meten en rekenen industrielawaai” (uitgave 1999, Ministerie van VROM).
2.1.3
Verbrandingsmotoren die niet zijn voorzien van deugdelijke geluidsdempers mogen in de inrichting niet in werking zijn.
2.1.4
Gedurende het laden en/of lossen mag de motor van een transportvoertuig niet in werking zijn, tenzij dit noodzakelijk is voor het gebruik van de laad- en losapparatuur van het voertuig.
2.1.5
De muziekinstallatie van de inrichting, alsmede een eventueel in werking zijnde muziekinstallatie van een transportvoertuig, moet zodanig zijn afgesteld dat deze buiten de inrichting niet hoorbaar is.
2.2
Bodembescherming
2.2.1
De opslag en het gebruik van bodembedreigende stoffen binnen de inrichting moet zodanig geschieden dat geen verontreiniging van de bodem optreedt.
2.3.
Afvalwater
2.3.1
Bedrijfsafvalwater mag uitsluitend in een openbaar riool worden gebracht, als door de samenstelling, eigenschappen of hoeveelheid ervan: a. de doelmatige werking niet wordt belemmerd van een openbaar riool, een door een bestuursorgaan beheerd zuiveringstechnisch werk, de bij een zodanig openbaar riool of zuiveringstechnisch werk behorende apparatuur, en; b. de verwerking niet wordt belemmerd van riool- en zuiveringsslib, verwijderd uit een openbaar riool of door een bestuursorgaan beheerd zuiveringstechnisch werk, en; c. de nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater zoveel mogelijk worden beperkt.
Provincie Utrecht Sector Vergunningen & Handhaving/ Branchegericht
3
Gert Breeschoten B.V. beschikking d.d. 17 oktober 2006, 2006WEM003971i
2.4
Energie
2.4.1
Het jaarlijkse energiegebruik moet per jaar worden geregistreerd; hierbij moet het energiegebruik per energiedrager electriciteit en aardgas worden bijgehouden.
2.5
Afvalstoffen
2.5.1
Afvalstoffen mogen niet langer dan één jaar in de inrichting worden opgeslagen.
2.5.2
Als de opslag van afvalstoffen gevolgd wordt door nuttige toepassing mag in afwijking van het voorgaande voorschrift de opslag plaatsvinden gedurende ten hoogste drie jaar.
2.5.3
Het bewaren van afvalstoffen moet op ordelijke en nette wijze geschieden binnen de inrichting; van afvalstoffen afkomstige geur, stof of percolaat mag zich niet buiten de inrichting kunnen verspreiden; gemorste of gelekte stoffen moeten zo spoedig mogelijk worden opgeruimd.
3.
Specifieke bedrijfsonderdelen/activiteiten
3.1
Opslag van vuurwerk en Laden en lossen
3.1.1
Binnen de inrichting mag in totaal niet meer dan 450.500 kg consumentenvuurwerk worden opgeslagen.
3.1.2
Het in de bewaarplaatsen opgeslagen verpakte vuurwerk dient te voldoen aan de transportgevarenklasse (VLG) 1.4S of 1.4G.
3.1.3
In de bufferbewaarplaats mag niet meer dan 500 kg (on)verpakt consumentenvuurwerk worden opgeslagen; onverpakt consumentenvuurwerk is afkomstig uit verpakking geclassificeerd als 1.4S of 1.4G.
3.1.4
De grootte van de deuropening van de bewaarplaatsen mag niet meer dan 4 m2 bedragen.
3.1.6
De voorschriften van deze vergunning zijn ook van toepassing op het laden en lossen van goederen. Wegtransportmiddelen maken, gedurende de tijd dat zij in de inrichting zijn, deel uit van de inrichting.
3.1.7
Het laden en lossen van goederen dient onmiddellijk aansluitend op het betreffende transport en, voor zover het gaat om vuurwerk, op het terrein van de inrichting plaats te vinden.
3.1.8
Het opslaan van vuurwerk in vrachtwagens op het terrein van de inrichting en de directe overslag van vrachtwagen naar vrachtwagen is niet toegestaan.
Provincie Utrecht Sector Vergunningen & Handhaving/ Branchegericht
4
Gert Breeschoten B.V. beschikking d.d. 17 oktober 2006, 2006WEM003971i
3.1.9
Er dient een inzichtelijk registratie systeem te worden bijgehouden, waarin, vanaf het van kracht worden van de vergunning, ten minste de volgende zaken zijn opgenomen: a de per bewaarplaats aanwezige voorrraad; b de hoeveelheid vuurwerk die op enig moment is afgevoerd of aangevoerd. Het registratiesysteem moet te allen tijde beschikbaar zijn voor inzage door een door het bevoegd gezag aangewezen toezichthouder.
3.2
Heftruck
3.2.1
Een verbrandingsmotor van een heftruck moet zodanig zijn afgesteld dat de uitlaatgassen nagenoeg roet- en rookloos zijn.
3.2.2
Het verwisselen van het brandstofreservoir van een heftruck met een LPG-gestookte verbrandingsmotor mag alleen in de buitenlucht geschieden; het is verboden een LPG-reservoir in de inrichting te vullen.
3.2.3
Als het LPG-brandstofreservoir verwisselbaar is, moet het deugdelijk aan de heftruck zijn bevestigd; er moeten voldoende (ten minste 2) passende klemmen of beugels permanent aan de heftruck zijn bevestigd.
3.2.4
De klemmen en beugels waarmee het LPG-brandstofreservoir is bevestigd moeten evenals de delen van de heftruck, die als ondersteuning dienen van het LPG-brandstofreservoir zodanig met vilt, leer of kunststof zijn bekleed, dat het LPG-brandstofreservoir de heftruck niet metallisch raakt; de juiste stand van het LPG-brandstofreservoir moet op het LPG-brandstofreservoir door middel van een onuitwisbaar merkteken zijn aangegeven.
3.2.5
Het LPG-brandstofreservoir en de daarop bevestigde appendages en leidingen moeten zodanig zijn aangebracht, dat deze zo goed mogelijk tegen aanrijding zijn beschermd en niet door het laden of het verschuiven van de lading kunnen worden beschadigd.
3.2.6
De op het LPG-brandstofreservoir bevestigde appendages en leidingen moeten onder alle omstandigheden gemakkelijk bereikbaar zijn, eventueel na het openen van het deksel van een appendagekast of na het wegnemen van een beschermkap.
3.2.7
Een LPG-brandstofreservoir waarvan de goedkeuring door een door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid erkende instantie of een ingevolge de EEG-kaderrichtlijn 76/767/EEG aangewezen instantie niet of blijkens de ingeponste datum meer dan 10 jaar geleden heeft plaatsgevonden, mag niet in de inrichting aanwezig zijn.
3.2.8
Het LPG-brandstofreservoir mag voor ten hoogste 80% met vloeistof zijn gevuld.
Provincie Utrecht Sector Vergunningen & Handhaving/ Branchegericht
5
Gert Breeschoten B.V. beschikking d.d. 17 oktober 2006, 2006WEM003971i
3.2.9
Een beschadigd en/of lek LPG-brandstofreservoir moet onmiddellijk in de buitenlucht worden gebracht en worden gemerkt met het woord "defect", onderscheidenlijk "lek"; de nodige maatregelen moeten worden getroffen om brand- en ontploffingsgevaar te voorkomen; van een en ander moet de (plaatselijke) brandweer terstond in kennis worden gesteld; het personeel moet hieromtrent zijn geïnstrueerd; een beschadigd of lek LPG-brandstofreservoir moet ten spoedigste aan de leverancier worden teruggezonden.
3.2.10 De appendages zoals de vulklep, het maximum-niveau-kraantje, de inhoudsmeter, de veiligheidsklep en de vloeistofafnamekraan moeten gekeurd zijn door een door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid erkende instantie. 3.2.11 De verdamper/drukregelaar, onderscheidenlijk drukregelaar moet op een veilige plaats en trillingvrij zijn bevestigd. 3.2.12 Als op het open terrein van de inrichting, dan wel per verdieping of deel van een gebouw, dat is gescheiden van de rest van het gebouw door wanden, vloeren of plafonds met een brandwerendheid van ten minste 60 minuten, meer dan twee LPG-wisselreservoirs aanwezig zijn, moeten deze LPG-wisselreservoirs worden bewaard of zijn opgesteld in een kast, een kluis, een opslaggebouw of een open opslag- of opstelplaats, als bedoeld in richtlijn PGS 15.
3.3
Laden van accu's
3.3.1
Het laden van de accu’s dient te geschieden op de in de vergunningaanvraag aangegeven plaats “onder de overkapping achter”.
3.3.2
Op de plaats van het laden van de accu’s dient voldoende ventilatie gewaarborgd te zijn.
3.3.3
In de laadruimte mogen buiten de laadinstallatie geen voorwerpen of stoffen aanwezig zijn die geleidend zijn en/of het brand- en explosiegevaar verhogen.
3.3.4
In de laadruimte mag niet worden gerookt en mag geen vuur aanwezig zijn.
3.3.5
In een ruimte, waarin een rookverbod van kracht is moet op een van de ingang(en) of goed zichtbare plaats met duidelijk leesbare letters hoog, ten minste 5 cm, het opschrift zijn aangebracht "ROKEN EN VUUR VERBODEN" of een overeenkomstig veiligheidsteken, zoals aangegeven in de norm NEN 3011.
3.3.6
In de laadruimte mag geen ander kunstlicht worden gebruikt dan elektrisch licht; de elektrische installatie moet voldoen aan de voorschriften, die gelden voor ruimten met beperkt gasontploffingsgevaar, zoals aangegeven in de normen NEN-EN-IEC 60079-14 en NEN 1010.
3.3.7
Reparaties aan accu's mogen niet geschieden in de ruimte waarin de accu's worden geladen.
3.3.8
Het aan- en afkoppelen van de aansluitdraden van accu's mag slechts geschieden als de stroom is uitgeschakeld.
Provincie Utrecht Sector Vergunningen & Handhaving/ Branchegericht
6
Gert Breeschoten B.V. beschikking d.d. 17 oktober 2006, 2006WEM003971i
3.3.9
Een accu-oplader moet zodanig ten opzichte van de accu's zijn geplaatst dat zich in de accuoplader geen waterstofgas kan verzamelen; tevens moet de accu-oplader zijn geaard.
3.3.10 Een accu-oplader en een accu of accubatterij moeten overzichtelijk zijn opgesteld en te allen tijde goed bereikbaar zijn.
3.4
Verwarmings-/stookinstallatie (vermogen kleiner dan 130 kW op bovenwaarde)
3.4.1
Verwarmings- en stooktoestellen moeten zodanig zijn afgesteld dat een optimale verbranding plaatsvindt; binnen een inrichting mogen geen andere brandstoffen dan aardgas, propaangas, butaangas of gasolie bedrijfsmatig worden verstookt of verbrand.
3.4.2
Aan een verwarmings- of stooktoestel en een verbrandingsgasafvoersysteem moet ten minste eenmaal per kalenderjaar onderhoud worden verricht; beoordeling, afstelling, onderhoud en reparaties moet geschieden door: a. een voor die activiteit of activiteiten gecertificeerde natuurlijke persoon of rechtspersoon, of b. een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon die over aantoonbare gelijkwaardige deskundigheid beschikt voor die activiteit of activiteiten; beoordeling, afstelling, onderhoud en reparaties moet zodanig worden uitgevoerd dat roet, stof of ander vuil zich daarbij niet buiten de inrichting kan verspreiden.
3.4.3
Afsluiters in vaste gasleidingen moeten goed bereikbaar zijn en zijn aangebracht: a. direct voor of na binnenkomst van de leiding in een gebouw; b. aan het einde van elk aftakking van een vaste leiding naar een gebruikstoestel, en c. in de leidingen op plaatsen waar de leiding geheel of gedeeltelijk kan worden gespoeld met een inert gas, en d. zodanig dat zij onder alle omstandigheden te bedienen zijn.
3.4.4
Brandstofleidingen moeten tegen mechanische beschadiging zijn beschermd of zodanig zijn aangebracht dat niet voor mechanische beschadiging behoeft te worden gevreesd.
3.5
Stallinggarage
3.5.1
Auto’s voorzien van LPG-installatie en vorkheftrucks voorzien van LPG-installatie mogen zich niet in de garagage bevinden.
Provincie Utrecht Sector Vergunningen & Handhaving/ Branchegericht
7
Gert Breeschoten B.V. beschikking d.d. 17 oktober 2006, 2006WEM003971i
3.6
Milieulogboek
3.6.1
Binnen de inrichting moet een milieulogboek bijgehouden worden; het milieulogboek moet tenminste bevatten: a. een exemplaar van de vigerende milieuvergunningen met bijbehorende voorschriften; b. een registratie van de afgevoerde afvalstoffen; c. een registratie per jaar van het verbruik van water; d. een opgave van de datum, de duur, de aard en de wijze van beperken of ongedaan maken van de gevolgen van alle storingen en calamiteiten die zich hebben voorgedaan en aanleiding hebben gegeven tot ongewone emissies van verontreinigde lucht, stank, afvalwater, geluid of afvalstoffen; e. de op schrift gestelde bevindingen c.q. resultaten van de in deze vergunning voorgeschreven interne metingen, werkzaamheden c.q. controles, registraties overeenkomstig de voorschriften 2.4.1, 3.1.9 en 3.4.2; f. tevens moet hierbij de datum van uitvoering en de naam van uitvoerende persoon/instantie te worden aangegeven; g. afschriften van alle installatie- en keuringscertificaten, onderzoeksrapporten en meet- en / of analyseresultaten die in deze vergunning worden genoemd; het milieulogboek moet ten minste wekelijks worden geactualiseerd; het milieulogboek moet te allen tijde aan het bevoegd gezag kunnen worden getoond.
Provincie Utrecht Sector Vergunningen & Handhaving/ Branchegericht
8
Gert Breeschoten B.V. beschikking d.d. 17 oktober 2006, 2006WEM003971i
BIJLAGE 2: Begripsbepalingen In deze beschikking wordt verstaan onder: Bewaarplaats: besloten ruimte, bestemd voor het bewaren van verpakt consumentenvuurwerk; Bufferbewaarplaats: besloten ruimte, waarin verpakt consumentenvuurwerk uit de transportverpakking wordt genomen voor het samenstellen van vuurwerkpakketten of bestellingen voor een klant en het aansluitend bewaren van onverpakt consumentenvuurwerk, al dan niet tezamen met verpakt consumentenvuurwerk.
Provincie Utrecht Sector Vergunningen & Handhaving/ Branchegericht
9
Gert Breeschoten B.V. beschikking d.d. 17 oktober 2006, 2006WEM003971i
BIJLAGE 3: Literatuur PGS 15
Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen(PGS) 15, getiteld: "Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen", VROM, 28 juni 2005.
NEN 1010
Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties (incl. correctieblad en aanvullingen).
NEN 3011
Geeft voorschriften voor veiligheidskleuren en ontwerpprincipes voor het voorkomen van ongevallen, brandbestrijding, informatie over gevaren voor de gezondheid en evacuatie bij noodgevallen. Deze norm geeft het voorbeeld voor de veiligheidstekens op werkplekken en in de openbare ruimte. Deze norm is van toepassing op alle soorten ruimten en andere locaties, vooral openbare ruimten en de werkomgeving, en alle ruimten waar het nodig is om veiligheidsinformatie kenbaar te maken door veiligheidsborden, zoals bepaald in ISO 7010.
NEN-EN-IEC 60079-14
Elektrisch materieel voor plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen.
N.B. Voor zover een DIN-, NEN-, NEN-EN-, of NEN-ISO-norm, of een NVN, CP-bladen waarnaar in een voorschrift verwezen wordt, betrekking heeft op de uitvoering van constructies, toestellen en apparaten, wordt bedoeld de voor de datum, waarop deze vergunning van kracht is geworden, laatst uitgegeven norm met de daarop tot die datum uitgegeven aanvullingen of correctiebladen dan wel - voor zover het op voornoemde datum reeds bestaande constructies, toestellen en apparaten betreft - de norm die bij de aanleg en/of installatie van die constructies, toestellen en apparaten is toegepast, tenzij in het voorschrift anders is bepaald
Provincie Utrecht Sector Vergunningen & Handhaving/ Branchegericht
10
Gert Breeschoten B.V. beschikking d.d. 17 oktober 2006, 2006WEM003971i
BIJLAGE 4: Immissiepunten
Provincie Utrecht Sector Vergunningen & Handhaving/ Branchegericht
11
Gert Breeschoten B.V. beschikking d.d. 17 oktober 2006, 2006WEM003971i
Provincie Utrecht Sector Vergunningen & Handhaving/ Branchegericht
12
Gert Breeschoten B.V. beschikking d.d. 17 oktober 2006, 2006WEM003971i