Theoretische onderbouwing Beroepsopdracht: “vastleggen klinimetrie patiënten met lage rugpijn”
Externe opdrachtgever Heliomare te Wijk aan zee: De heer R. Kan Interne opdrachtgever: De heer J. Simons Gemaakt door: Teun Berg Niek van Kingeren Hogeschool van Amsterdam ASHP, opleiding Fysiotherapie Datum:
Amsterdam, 22-06-2010
Inhoudsopgave
Inleiding: ................................................................................................................................................. 2 Literatuur onderzoek ............................................................................................................................... 4 Protocol Ästrand- fietstest ....................................................................................................................... 7 Meettechnische aspecten Ästrand- fietstest........................................................................................... 11 Protocol Prone Instability Test .............................................................................................................. 14 Meettechnische aspecten Prone Instability Test.................................................................................... 16 Protocol voor de gemodificeerde gemodificeerde Schober- test........................................................... 17 Meettechnische aspecten gemodificeerde gemodificeerde Schober- test.............................................. 19 Protocol Vroomen ................................................................................................................................. 20 Vroomen meettechnisch ........................................................................................................................ 25 Protocol Spinal Mouse .......................................................................................................................... 28 Literatuurlijst:........................................................................................................................................ 33
1 Beroepsopdracht “vastleggen klinimetrie patiënten met lage rugpijn”
Voorwoord: Wij zijn hoofdfase studenten aan de opleiding fysiotherapie aan de Hogeschool van Amsterdam. Wij overhandigen hierbij de theoretische onderbouwing van de vijf klinische testen voor patiënten met rugklachten. Wij willen de heer R. Kan, werkend fysiotherapeut te Heliomare, en externe opdrachtgever bedanken voor zijn ondersteuning bij het tot stand komen van dit product. Daarnaast danken wij mevrouw M. Bloem voor het mogelijk maken van het oefenen met de Spinal Mouse. Jan Simons, onze interne opdrachtgever willen wij bedanken voor zijn moeite en ondersteuning van zowel het schriftelijke product als het op film krijgen van de testen. Voor vragen of opmerkingen kunt u contact opnemen via de volgende mail adressen: Teun Berg:
[email protected] Niek van Klingeren:
[email protected] Wij hebben er met veel plezier aan gewerkt en wensen u dan ook veel leesplezier toe!
2 Beroepsopdracht “vastleggen klinimetrie patiënten met lage rugpijn”
Inleiding: ‘Is meten weten?' Dat is een vraag die veel fysiotherapeuten zich stellen. Binnen het revalidatiecentrum Heliomare te Wijk aan Zee lopen de fysiotherapeuten met dezelfde vraag. Uit deze vraag is er een beroepsopdracht gevormd, betreft ‘een vijftal testen voor patiënten met lage rugklachten’. Voor deze testen is er onvoldoende consensus. Om hier wat aan te doen is er gevraagt om een instructie DVD te maken van een vijftal testen voor patiënten met lage rugklachten. Naast deze instructie DVD moeten de testen geprotocolleerd worden. Tevens moete de meettechnische aspecten ook op papier worden gezet. Deze instructie DVD is bedoeld voor zowel de werkzame fysiotherapeuten te Heliomare als studenten fysiotherapie aan de Hogeschool van Amsterdam. De onderbouwing van de testen en de DVD zijn voor de HvA goed te gebruiken als lesmateriaal voor docenten en naslagwerk voor de studenten. We hebben veel voorbereidend werk gedaan voordat we ons bezig konden houden met het filmen. Dit kunt u vinden in ons eerder ingeleverd plan van aanpak en onze schriftelijke onderbouwing. Onze schriftelijke onderbouwing hebben we in twee delen opgesplitst. Eén deel gaat over de gestandaardiseerde manier van uitvoeren van de testen. Het andere deel gaat over de meettechnische aspecten van de testen. Voor het maken van de DVD hebben we een draaiboek gemaakt en dit overlegd met de heer R. Kan, zodat we de testen op de juiste manier vast kunnen leggen.
3 Beroepsopdracht “vastleggen klinimetrie patiënten met lage rugpijn”
Literatuur onderzoek Om te beginnen is er een afspraak gemaakt met onze externe opdrachtgever de heer R. Kan. Tijdens deze afspraak hebben we besproken om welke vijf testen het gaat. Ook hebben we een format gekregen waarin we onze testen moesten protocolleren. We hebben samen met de heer Kan de testen doorgenomen en hij heeft ons verteld hoe hij ze op film wil hebben. Vervolgens zijn we zelfstandig aan de slag gegaan. We zijn op zoek gegaan naar de best evidence informatie om onze schriftelijke onderbouwing van de DVD zo state of the art mogelijk te maken. Omdat het niet over één specifieke test maar over meerdere testen gaat hebben we geen uitgebreid literatuur onderzoek met CAT- analyses kunnen doen. Dit is tijdtechnisch niet mogelijk gezien de hoeveelheid artikelen die wij gebruikt hebben. Hieronder beschrijven we hoe we te werk zijn gegaan: Zoals in het plan van aanpak vermeld is, hebben we gezocht naar de best evidence. Dat wil zeggen literatuur die recent en relevant zijn. Wij hebben een aantal criteria opgesteld waar onze literatuur aan moet voldoen; de artikelen moeten uit het jaar 2000 of recenter zijn. Daarnaast dient het afkomstig te zijn uit een vakgerelateerd tijdschrift, boek of database.
Databases: Wij hebben de artikelen voornamelijk gezocht in de volgende databasen: • Pubmed • Cochrane liberary • Google wetenschappelijk Geschreven literatuur: • Mediatheek HvA • Mediatheek AMC Omdat we voor alle testen, behalve de Spinal Mouse, genoeg informatie hebben kunnen vinden, gebruik makend van deze databasen, hebben wij het hierbij gehouden. Wij zijn ons er wel van bewust dat er meer informatievoorzieningen zijn te vinden die wij niet hebben gebruikt. Om de meest recente en relevante artikelen te verkrijgen over de Spinal Mouse hebben we contact opgenomen met Medi- sure te Nijmegen. Deze praktijk staat voorop op het gebruik en het geven van cursussen over de hanteerbaarheid van de Spinal Mouse. Helaas kon deze instelling ons niet de gewenste informatie opsturen. We besloten het hier niet bij te laten zitten, en zijn in contact gekomen met de ontwerper van de Spinal Mouse, Philipp Eichenberger woonachtig in Zwitserland. Na meerdere keren mail contact te hebben gehad, hebben we 17 artikelen gekregen die zijn gebruikt bij het ontwikkelen van de Spinal Mouse.
4 Beroepsopdracht “vastleggen klinimetrie patiënten met lage rugpijn”
Zoektermen: Om een selectie te maken in de artikelen hebben we deze zoektermen in verschillende combinaties gebruikt. Hieronder vindt u een schematisch overzicht over welke zoektermen we per test hebben gebruikt: Ästrand- fietstest: • Ästrand-Rhyming nomogram • Cycle test • Submaximal • Inspanningstests Prone Instability Test: • Prone instability test • Instability lumbar spine • Low back pain • Validity Schober- test: • Modified modified schober test • Mobility • Lumbar flexion • Tests • Validity • Reliability • Range of motion Testen volgens Vroomen: • Vroomen • Low back pain • Scatia • Lumbo-sacral radicular syndrome • Radiculopathy • Nerve root • Hicks Spinal Mouse: • Mobility • Spinal mouse • Trunk mobility • Spine • Skin surface device • Vertebrae We hebben gebruik gemaakt van MeSH-terms (“MeSH is een geregistreerd handelsmerk van de United States National Libary of Medicine” (Craig et al., 2002)) om de juiste zoekstrategie te hanteren. Hierboven staan de woorden die wij hiervoor gebruikt hebben. Deze hebben we gecombineerd om een gerichte selectie van artikelen te verkrijgen.
5 Beroepsopdracht “vastleggen klinimetrie patiënten met lage rugpijn”
Beoordeling van de kwaliteit: De waarde van de informatie hebben we volgens Cox et al. 2004 bepaald. We hebben dit globaal bepaald door te kijken wat voor soort artikel het was, en er vervolgens een selectie van gebruikt. Hieronder ziet u de hiërarchische niveaus van evidence: 1. systematische reviews of meta-analyse van (kwalitatief goede) RCT’s 2. gerandomiseerde gecontroleerde trials (RCT) 3. gecontroleerde klinische trials (CCT) 4. niet-experimentele (kwalitatief, beschrijvende) studies 5. meningen van deskundigen of ‘algemeen aanvaard’ handelen1
1
Offringa et al., 2000; Taylor, 2000; Gray & Geay, 2002
6 Beroepsopdracht “vastleggen klinimetrie patiënten met lage rugpijn”
Protocol Ästrand- fietstest Hieronder leest u het gestandaardiseerde protocol van de Ästrand- fietstest. Dit protocol is opgesteld met behulp van meerdere naslagwerken en evidence based literatuur. Het doel van een protocol is het standaardiseren van een test om de betrouwbaarheid te waarborgen. Uit de literatuur bleek dat er meerdere protocollen van de Ästrand- fietstest te hanteren zijn. Wij hebben ons aan de richtlijnen volgens Dr. J.A. Vos gehouden, zodat er gebruik van zijn referentiewaarden mogelijk is. Hij heeft veruit de meeste referentie waarden. Dit protocol is geschikt voor personen ouder dan 18 jaar. Doel:
Het voorspellen van het maximale zuurstofopnamevermogen.
Self-reported of performance based:
Performance based.
Omschrijving hulpmiddelen:
• • • • •
Hartslag meter Chronometer Geijkte fiets- ergometer Weegschaal (indien aanwezig een temperatuur en luchtvochtigheid meter)
•
De patiënt eet drie tot vier uur voorafgaande aan de test een lichte maaltijd. De patiënt traint niet op de testdag, voorafgaande aan de meting. Direct voor de test vijf minuten rust nemen De omgevingstemperatuur tussen de 18 en 20 graden Celsius houden. De patiënt mag niet roken en geen koffie of alcohol gebruiken op de testdag voorafgaande aan de test. Het medicijngebruik van de patiënt vastleggen. De patiënt moet sportkleding dragen tijdens de test. Geijkte apparatuur gebruiken. Het ijken van een fietsergometer moet regelmatig gedaan worden door de fabrikant om de precisie en de betrouwbaarheid te waarborgen.
• • • Meetvoorwaarden
• • • •
Ideale locatie is één op één in de behandelkamer. Is dit niet mogelijk voer de test in de oefenzaal uit.
Locatie:
• •
Tijdsduur:
5 minuten rust 6 minuten testen
Training voor fysiotherapeut nodig:
Ja
Aantal herhalingen van de test:
Indien de patiënt in de steady state komt en de hartslag in de laatste 2 minuten tussen de 130-170 ligt, hoeft de test maar één keer uitgevoerd te worden. Is dit niet het geval moet de test voortijdig afgebroken worden en de test op een later tijdstip opnieuw afgenomen worden. N.B.: neem de leeftijd van de oudere patiënten goed in acht, want hun maximale hartfrequentie kan lager dan 170 liggen.
7 Beroepsopdracht “vastleggen klinimetrie patiënten met lage rugpijn”
Uitgangshouding patiënt:
Uitgangshouding fysiotherapeut:
Functies / vaardigheden of combinaties daarvan die door de patiënt worden uitgevoerd:
De uitgangshouding van de patiënt is, op de juiste hoogte ingestelde fiets- ergometer. (de knie moet in lichte flexie staan, ongeveer 170°) De fysiotherapeut staat op een plek waarbij de hartfrequentie en de tijd in de gaten gehouden kan worden en het wattage eventueel aangepast kan worden. Hiervan mag de patiënt geen hinder ondervinden. • • • •
•
• • • • Functies / vaardigheden of combinaties daarvan die door de fysiotherapeut worden uitgevoerd:
•
•
•
• •
Instructie aan de patiënt:
• • • •
De patiënt doet sportkleding aan. De patiënt neemt voorafgaand aan de test in zittende houding vijf minuten rust. De patiënt fietst zes minuten op een rustig tempo 50-55 omwentelingen per minuut. De fysiotherapeut legt goed uit dat het geen maximaal test is, dus dat de snelheid rond de 50-55 RPM moet blijven. De fysiotherapeut stelt enkele vragen over de belastbaarheid en fysieke gesteldheid van de patiënt in het dagelijkse leven. Hiermee wordt de beginwattage bepaald. Voor 20 jarige vrouwen is een wattage van 100 Watt normaal en voor mannen 150 Watt. De fysiotherapeut meet het gewicht van de patiënt. De fysiotherapeut zorgt ervoor dat de patiënt een goed werkende hartslagmeter om heeft. De fysiotherapeut stelt de zadelhoogte van de fietsergometer in. De fysiotherapeut noteert de temperatuur, luchtvochtigheid en de zadelhoogte. De fysiotherapeut stelt in de eerste twee minuten van de test de wattage in. Na die twee minuten mag het wattage niet meer veranderd worden. Indien de HF lager dan 110 is, voert de fysiotherapeut de wattage met stappen van 25 of 50 watt op. Is de HF na de eerste minuut 150 of hoger, dient de test op een later tijdstip opnieuw afgenomen te worden. De fysiotherapeut houdt de hartfrequentie en de tijd in de gaten en noteert de HF op iedere laatste 15 seconden van de minuut. De fysiotherapeut houdt in de gaten dat de HF tussen de vijfde en zesde minuut niet meer dan vijf slagen mag verschillen, in verband met de steady state. (indien dit meer dan vijf is, dient de test op een later tijdstip opnieuw afgenomen te worden). De fysiotherapeut motiveert de patiënt indien nodig om te zorgen dat er op 50- 55 RPM gefietst wordt. De fysiotherapeut rekent het zuurstof opnamevermogen uit. (ml kg¹min¹ VO2 Max) Neem vijf minuten rust om zo de HF tot rust te brengen. Neem plaats op de fiets- ergometer. Trap een paar keer om zo te controleren of de zadelhoogte juist is ingesteld. Blijf op dit tempo gedurende zes minuten fietsen.
8 Beroepsopdracht “vastleggen klinimetrie patiënten met lage rugpijn”
•
Om het reproduceerbaar te maken noteert de fysiotherapeut de temperatuur, luchtvochtigheid, zadelhoogte en het wattage.
Intekenen Ästrand nomogram: • Intekenen Ästrand nomogram:Het gemiddelde HF van de 5e en 6e minuut wordt berekend en ingetekend in de Ästrand nomogram. • Vervolgens wordt het aantal Watt waarmee de patiënt heeft gefietst ingetekend. Waarna er een horizontale lijn wordt getrokken naar de VO2 opname tijdens de test. • Vanuit dat punt wordt er een lijn getrokken naar het ingetekende punt van de gemiddelde HF. • Deze lijn snijdt de lijn van de voorspelde maximale zuurstofopname vermogen. Op dat snijpunt kan afgelezen worden wat de voorspelde VO2-max in L/min is.
Notatie:
Berekenen voorspelde maximale zuurstofopnamevermogen: • Het afgelezen VO2-max staat in l/min. Door met 1000 te vermenigvuldigen wordt er ml/min van gemaakt. • De uitkomst wordt vervolgens gedeeld door het gewicht in kg van de proefpersoon, waardoor de eenheid uiteindelijk ml/kg/min wordt.
Referentiematen:
correctiefactor: wanneer de patiënt ouder is dan 25 jaar of wanneer de maximale HF van de patiënt bekend is wordt de waarde uit het nomogram vermenigvuldigd met de correctiefactor. (zie leeftijdscorrectiemodel onderstaand) Er is uitgebreid referentiemateriaal te vinden in het boek “Ergometrie en trainingbegeleiding” van Dr. Jan A. Vos (inspanningsfysioloog). Deze zijn onderverdeeld in; geslacht, leeftijd, ongetraind of getraind in verschillende niveaus.
9 Beroepsopdracht “vastleggen klinimetrie patiënten met lage rugpijn”
Vos dr. J.A., 2004, Ergometrie en trainingsbegeleiding, 5e druk, Nederlands paramedisch instituut, Amersfoort
10 Beroepsopdracht “vastleggen klinimetrie patiënten met lage rugpijn”
Vos dr. J.A., 2004, Ergometrie en trainingsbegeleiding, 5e druk, Nederlands paramedisch instituut, Amersfoort
11 Beroepsopdracht “vastleggen klinimetrie patiënten met lage rugpijn”
Meettechnische aspecten Ästrand- fietstest
Test
Ästrand- fietstest •
Test- hertest eisen:
Betrouwbaarheid (inter, intra)
•
Vergelijken met de in ons protocol beschreven referentiewaarden. Omgevingsfactoren (temp., luchtvochtigheid, etc.) moeten nagenoeg gelijk zijn.
Intraclass correlation coëfficiënt (ICC) is 0,9433.2 Goed getrainden worden overschat voor wat betreft de VO2 max. Mensen met een slechte conditie worden enigszins ondergewaardeerd met de Ästrand test ten opzichte van de directe VO2max bepaling. Gemiddelde meetfout ligt tussen de 8% tot 10%.
Validiteit
Bij kinderen onder de 18 jaar bedraagt de meetfout 25%. Door aanpassing van het nomogram en de formule is de meetfout weer teruggebracht tot ±10 %.3 4 Na onderzoek over de PAR-Q vragenlijst is gebleken dat bij de Ästrand fietstest van de 130.000 proefpersonen er niet één ernstige complicaties heeft opgelopen.5 • Goedkoop • Kost weinig inspanning voor de patiënt • Weinig ruimte nodig
Risico’s
Uitvoerbaarheid Veiligheid
Conform door het ACSM in 2002 gestelde veiligheidseisen.
Sensitiviteit/specificiteit
n.v.t. Responsiviteit is goed, zowel in de klinische setting als het uitvoeren van grootschalig onderzoek.
Responsiviteit
De Ästrand- fietstest is minder geschikt om de conditie van een individu nauwkeurig te schatten. Het is geschikter om de trainingsvooruitgang te volgen of de conditie van een groep te bepalen, omdat dan de meetonnauwkeurigheden tegen elkaar wegvallen. De Ästrand- fietstest kan uitstekend worden toegepast bij longitudinaal onderzoek van een persoon en het gemiddeld maximaal zuurstofopnamevermogen van een groep mensen.6
2 Macsween A., 2001, The reliability and validity of the Ästrand nomogram and linear extrapolation for deriving VO2max from submaximal exercise data, J Sports Med Phys Fitness. 3 Vos dr. J.A., 2004, Ergometrie en trainingsbegeleiding, 5e druk, Nederlands paramedisch instituut, Amersfoort. 4 Takken dr. T., 2004, Inspanningstest, Elsevier gezondheidszorg, Maarssen. 5 (ACSM, 2002) 6 Vos dr. J.A., 2004, Ergometrie en trainingsbegeleiding, 5e druk, Nederlands paramedisch instituut, Amersfoort.
12 Beroepsopdracht “vastleggen klinimetrie patiënten met lage rugpijn”
Interne consistentie
N.v.t. • • • • •
Contra-indicaties
• • • • •
7
Chronische myocardiale insufficiëntie; Acute, ernstige hartziekten; carditis; acute, ernstige hartritmestoornissen; hartinfarct; Aortaklep stenose; hartwand-aneurysma; Instabiele angina pectoris; Acute en chronische vaatziekten (vooral van ischaemische aard); embolie; Zware pulmonale hypertonie; Labiele diabetes mellitus; Chronische, zware astma of acute astma aanval; zware pulmonale insufficiëntie; Ernstige belemmeringen van het band- en bewegingsapparaat; Acute, met koorts gepaard gaande ziekten;7
Borst E, 2002, studiehandleiding Ästrand fietstest met de lifefitness fiets, Hoge school van Amsterdam.
13 Beroepsopdracht “vastleggen klinimetrie patiënten met lage rugpijn”
Protocol Prone Instability Test De prone instability test is een onderdeel van een cluster van testen met als doel, om aan te tonen of patiënten met lage rugpijn baat hebben bij stabiliteitstraining. Dit cluster bestaat uit leeftijd, SLR, Prone Instability Test, aberrant motions, lumbale hypermobiliteit en angst- ontwijkend gedrag. Dit protocol betreft uitsluitend de Prone Instability Test.
Doel:
Het versterken van vermoedens voor instabiliteit in de lumbale wervelkolom.
Self-reported of perfomance based:
Performance based
Omschrijving hulpmiddelen:
Behandelbank
Locatie:
In de behandelkamer.
Tijdsduur:
Enkele minuten.
Training voor fysiotherapeut nodig:
Ja
Aantal herhalingen van de test:
De test wordt één keer uitgevoerd.
Uitgangshouding patiënt:
De patiënt ligt in buiklig op de bank met de benen vanaf de heup afhangend. Knieën in lichte flexie en de voeten steunend op de grond.
Uitgangshouding fysiotherapeut:
Fysiotherapeut staat naast de patiënt ter hoogte van de bekken/lumbale wervelkolom. •
Functies / vaardigheden of combinaties daarvan die door de patiënt worden uitgevoerd:
• •
• • • Functies / vaardigheden of combinaties daarvan die door de fysiotherapeut worden uitgevoerd:
• •
De patiënt gaat in de juiste uitgangshouding op de bank liggen. De patiënt probeert de lumbale wervelkolom te ontspannen. De patiënt geeft duidelijk aan welk segment of welke segmenten pijnlijk zijn. De fysiotherapeut vertelt de patiënt wat er gaat gebeuren. De fysiotherapeut geeft duidelijke instructies betreffende de uitgangshouding. De fysiotherapeut vraagt de patiënt de lumbale wervelkolom te ontspannen. De fysiotherapeut palpeert de verschillende segmenten (processus spinosi). De fysiotherapeut geeft met zijn pinkmuis PA-druk op de wervels.
Is er een pijnlijk segment of zijn er meerdere pijnlijke segmenten gevonden, dan wordt deze ingetekend met een huidpotlood:
14 Beroepsopdracht “vastleggen klinimetrie patiënten met lage rugpijn”
• •
Instructie aan de patiënt:
De fysiotherapeut palpeert het pijnlijke segment opnieuw en geeft met de pinkmuis PA-druk op dit segment. Terwijl de fysiotherapeut de PA-druk aanhoud op het pijnlijke segment vraagt hij de patiënt om de voeten van de grond te tillen.
Deel 1: • Trek uw broek en shirt uit. • Ga in buiklig op de bank liggen, met de heupen op de rand. • Pak de rand van de bank vast. De benen afhangend en de knieën licht gebogen met de voeten op de grond steunend. • Probeer te ontspannen. • Ik geef langzaam toenemende druk op uw wervelkolom. • Geef aan als het gevoelig of pijnlijk is. Deel 2: Er is een pijn provocatie op een segment • Til uw voeten van de grond maar laat uw bovenlichaam op de bank liggen. • Neemt de pijn toe, af of blijft deze gelijk?
Notatie:
Er wordt genoteerd of de test positief of negatief is.
Referentiematen:
De test is positief als de pijn in ontspannen uitgangshouding wel aanwezig is, en bij het heffen van de benen niet meer aanwezig is.
15 Beroepsopdracht “vastleggen klinimetrie patiënten met lage rugpijn”
Meettechnische aspecten Prone Instability Test Test
Prone Instability Test (PIT)
Betrouwbaarheid (inter, intra)
Validiteit
De betrouwbaarheid is zeer goed (k=0,87) voor het meten van instabiliteit.8 De betrouwbaarheid voor het meten van segmentale mobiliteit is slecht, wanneer de fysiotherapeut beoordeelt of er hyper- dan wel hypomobiliteit is. Echter voor het meten van pijnprovocatie is het beter. De fout die op kan treden bij een uitspraak van pijnprovocatie kan zijn; het fout benoemen van de spinale ‘level’ dat wordt onderzocht.9 Verder onderzoek naar de validiteit van de PIT is nodig. Zeker met het oog op de hoge betrouwbaarheid voor lage rug instabiliteit. Het probleem is dat er geen standaard externe referenties of criteria zijn waaraan de definitieve diagnose voor lage rug instabiliteit gemeten kan worden. Een mogelijkheid kan zijn het meten bij mensen die positief op een lumbaal stabilisatie programma reageren, uitgaande van het feit dat de proef hoog responsief is. Dergelijk onderzoek heeft echter nog niet plaatsgevonden.10
Risico’s
Indien er geen contra-indicaties zijn, zijn de risico’s nihil. • • •
Uitvoerbaarheid
Goedkoop Snel uitvoerbaar Weinig ruimte nodig
Sensitiviteit/ specificiteit
De sensitiviteit is 0,72 en specificiteit is 0,58 voor het significant voorspellen succes van stabilisatie training.11.
Responsiviteit
Geen studie naar gedaan, zoals boven is aangegeven.
Interne consistentie
N.v.t.
Contra-indicaties
• • • • • • •
LWK klachten met uitstraling tot onder de knie Zwangerschap Eerder chirurgisch ingrijpen Patiënten met rode vlaggen Onstabiele spondylolisthesis Stenose Scoliose groter dan 20°
8 Hicks Gregory E. et al, 2003, Interrater Reliability of Clinical Examination Measures for Identification of Lumbar Segmental Instability, Arch Phys Med Rehabil. 9 Schneider Michael, DC et al, 2008, Spinal palpation for lumbar segmental mobility and pain provocation: an interexaminer reliability study, National University of Health Sciences. 10 Hicks Gregory E. et al, 2003, Interrater Reliability of Clinical Examination Measures for Identification of Lumbar Segmental Instability, Arch Phys Med Rehabil. 11 Hicks Gregory E. et al. 2005, Preliminary Development of a Clinical Prediction Rule for Determining Which Patients With Low Back Pain Will Respond to a Stabilization Exercise Program, Arch Phys Med Rehabil Vol 86,,P.1758
16 Beroepsopdracht “vastleggen klinimetrie patiënten met lage rugpijn”
Protocol voor de gemodificeerde gemodificeerde Schober- test De Schober- test is twee keer opnieuw beschreven. Het hieronder beschreven protocol betreft gemodificeerde gemodificeerde Schober test. Doel:
Het meten van de mobiliteit in de lumbale wervelkolom in flexie richting.
Self-reported of performance based:
Performance based. • •
Omschrijving hulpmiddelen:
Meetlint Huidpotlood
Locatie:
De test wordt uitgevoerd in de behandelkamer.
Tijdsduur:
Enkele minuten
Training voor fysiotherapeut nodig:
Ja
Aantal herhalingen van de test:
De test wordt één keer uitgevoerd.
Uitgangshouding patiënt:
De patiënt staat in neutrale houding met gestrekte knieën.
Uitgangshouding fysiotherapeut:
De fysiotherapeut staat achter de patiënt.
De patiënt gaat in de neutrale houding staan met gestrekte knieën. De knieën blijven gestrekt terwijl de patiënt de lumbale Functies / vaardigheden of wervelkolom maximaal flecteert zonder dat de pijn erger wordt. combinaties daarvan die door de Dit wordt drie keer achter elkaar gedaan. Bij de derder keer patiënt worden uitgevoerd: probeert de patiënt deze houding enkele seconden vast te houden zodat er een goede meting kan worden gedaan. • •
Functies / vaardigheden of combinaties daarvan die door de fysiotherapeut worden uitgevoerd:
• •
• •
Instructie aan de patiënt:
• • • •
De fysiotherapeut vertelt de patiënt wat er gaat gebeuren. De fysiotherapeut palpeert in stand de spinae iliaca posterior superior en zet een streep wat de twee punten verbindt. De fysiotherapeut houdt de meetlint op de proc. Spinosus (S2) welke het lijntje kruist. De fysiotherapeut strijkt het meetlint af tegen de huid op de wervelkolom tot 15.0 cm daarboven en zet daar horizontaal streepje. De fysiotherapeut vraagt de patiënt de knieën gestrekt te houden en drie keer maximaal naar voren te buigen. De fysiotherapeut kan oordeel geven aan de gemeten afstand. Trek uw broek en shirt uit. Kom staan met de rug naar mij toe. Probeer u te ontspannen. Houdt uw knieën gestrekt en buig drie keer zo ver
17 Beroepsopdracht “vastleggen klinimetrie patiënten met lage rugpijn”
•
mogelijk naar voren. Houdt bij de derde keer deze positie even vast dan meet ik de afstand tussen de streepjes.
Notatie:
De notatie is in millimeters.
Referentiematen:
Als normaal wordt een toename van 50% gerekend.
18 Beroepsopdracht “vastleggen klinimetrie patiënten met lage rugpijn”
Meettechnische aspecten gemodificeerde gemodificeerde Schober- test Test
Gemodificeerde gemodificeerde Schober Test De inter- en intra- beoordelaars betrouwbaarheid zijn uitstekend te noemen. De intra- beoordelaars betrouwbaarheid heeft een ICC van 0,95. De inter- beoordelaars betrouwbaarheid heeft een ICC van 0,91.12
Betrouwbaarheid (inter, intra)
De reproduceerbaarheid van de Gemodificeerde gemodificeerde Schober Test is goed. De ‘Coëfficiënts of Variation’ is 6.3% voor inter- beoordelaars reproduceerbaarheid en 6.6% voor intrabeoordelaars reproduceerbaarheid. Echter de bewijskracht is niet hoog want de drie Schober tests zijn te dicht op elkaar uitgevoerd in de studie van Williams Renee et al.1993.13
Validiteit
Voor acceptabel klinisch gebruik moet de corralation coëfficiënt groter zijn dan 0,8. Bij de Schober test is die echter 0,67. 14
Risico’s
Indien de test uitgevoerd wordt bij patiënten met aspecifieke lage rugklachten zijn de risico’s nihil. • • • •
Uitvoerbaarheid
Goedkoop Snel uitvoerbaar Weinig ruimte nodig Eenvoudig
Veiligheid
N.v.t.
Sensitiviteit/specificiteit
Uit literatuur kunnen we concluderen dat er niet genoeg bewijskracht is om de specificiteit en sensitiviteit te benoemen, wanneer de test wordt uitgevoerd voor het meten van sacroiliacaal en lumbaal dysfunctioneren.15
Responsiviteit
Minimal detectable change moet groter zijn dan 1,0 cm. 16
Interne consistentie
N.v.t.
Contra-indicaties
Deze test is beschreven voor patiënten met aspecifieke lage rugklachten. De test kan ook uitgevoerd worden bij patiënten met specifieke lage rugklachten. Daar is echter geen onderzoek naar gedaan.
12 Tousignant M. et al., 2005, The Modified – Modified Schober Test for range of motion assessment of lumbar flexion in patients with low back pain: A study of criterion validity, intra- and inter-rater reliability and minimum metrically detectable change, Disability and Rehabilitation 13 Williams Renee et al, 1993, Reliability of the Modified-Modified Schober and Double Inclinometer Methods for Measuring Lumbar Flexion and Extension, Physical Therapy 14 Tousignant M. et al., 2005, The Modified – Modified Schober Test for range of motion assessment of lumbar flexion in patients with low back pain: A study of criterion validity, intra- and inter-rater reliability and minimum metrically detectable change, Disability and Rehabilitation 15 Mangen J., Vasiliki Folia, 2006, Validity of clinical tests for sacroiliac and lumbar joint dysfunction: A systematic review of the literature.,European School of Physiotherapy, Hogeschool van Amsterdam, Tafelbergweg 51, Amsterdam, The Netherlands 16 Tousignant M. et all., 2005, The Modified – Modified Schober Test for range of motion assessment of lumbar flexion in patients with low back pain: A study of criterion validity, intra- and inter-rater reliability and minimum metrically detectable change, Disability and Rehabilitation
19 Beroepsopdracht “vastleggen klinimetrie patiënten met lage rugpijn”
Protocol voor het aantonen van lumbo- sacraal radiculair syndroom. Op basis van de testen volgens Vroomen We spreken hier niet van één specifieke test, maar het herkennen van een aantal symptomen en verschijnselen die kunnen duiden op een lumbo- sacraal radiculair syndroom. Hierbij wordt een anamnese afgenomen en een lichamelijk onderzoek uitgevoerd. Allereerst worden er anamnestische gegevens uitgevraagd. In de anamnese wordt gevraagd naar personalia, de ziekteperiode 15-30 dagen, waarbij de pijn in het been ten opzichte van de rug ernstiger is. De patiënt heeft last van dermatomere pijn en toename van uistralende pijn bij drukverhogende momenten in het ADL als hoesten, niezen, persen. Daarnaast klagen patiënten vaak ook over dermatomere koudesensaties. Bij het onderzoek komen de volgende klinische verschijnselen naar voren die een voorspellende waarde hebben voor de aanwezigheid van een lumbo- sacraal radiculair syndroom; er is sprake van spierzwakte of parese in de onderste extremiteit en de vinger- vloer afstand is groter dan 25 cm. Aspecten in het onderzoek, die volgens Vroomen geen toegevoegde waarde geven, maar vaak gedaan worden zijn; de Straight Leg Raise en het testen van de reflexen.
20 Beroepsopdracht “vastleggen klinimetrie patiënten met lage rugpijn”
Anamestische gegevens Doel:
Het uitvragen van specifieke verschijnselen en symptomen die in relatie staat tot lumbo- sacraal radiculair syndroom.
Self-reported of perfomance based:
Proformance based
Omschrijving hulpmiddelen:
Anamnese kaart of computer
Locatie:
In de behandelkamer
Tijdsduur:
Enkele minuten
Training voor fysiotherapeut nodig:
ja
Aantal herhalingen:
Één keer
Uitgangshouding patiënt:
Tijdens de anamnese zit de patiënt op een stoel tegenover de fysiotherapeut. (indien dit niet mogelijk is door de pijn in het been staat de patiënt).
Uitgangshouding fysiotherapeut:
Tijdens de anamnese zit de fysiotherapeut schuin naar de computer en naar de patiënt gericht.
Functies / vaardigheden of combinaties daarvan die door de patiënt worden uitgevoerd: Functies / vaardigheden of combinaties daarvan die door de fysiotherapeut worden uitgevoerd:
Vragen aan de patiënt:
De patiënt geeft zo duidelijk en helder mogelijk antwoord op de vragen van de fysiotherapeut. De fysiotherapeut neemt een volledige anamnese af, en stuurt deze door specifieke vragen te stellen • • • • • • •
Hoe oud bent u? Hoelang heeft u al last van de klachten? Hoe uitten de klachten zich? Heeft u meer last van de rug of meer van het been? Kunt u mij vertellen welke delen van het been het meeste pijn doen? Zijn er activiteiten waarbij de pijn erger wordt? Zo ja welke? (hoesten, niezen, persen). Voelt u wel eens koudesensaties in het been?
Notatie:
De uitkomsten uit de anamnese wordt op een anamese kaart ingevuld.
Referentiematen:
N.v.t.
21 Beroepsopdracht “vastleggen klinimetrie patiënten met lage rugpijn”
Straigt Leg Raise Doel volgens Vroomen:
Deze test is geen voorspeller voor zenuw wortelcompressie, maar is een indicator voor zenuw wortel spanning of irritatie.
Self-reported of perfomance based:
Preformance based
Omschrijving hulpmiddelen:
Behandelbank
Locatie:
In de behandelkamer
Tijdsduur:
Enkele minuten
Training voor fysiotherapeut nodig:
ja
Aantal herhalingen van de test:
Één keer
Uitgangshouding patiënt:
Ruglig
Uitgangshouding fysiotherapeut:
De fysiotherapeut staat tijdens de Straight Leg Raise naast de behandelbank ter hoogte van de knie van de patiënt, op zo’n manier dat er oogcontact is.
Functies / vaardigheden of combinaties daarvan die door de patiënt worden uitgevoerd:
Bij de Straight Leg Raise ontspant de patiënt zich en geeft de patiënt zelf aan als de herkenbare pijn optreedt.
Functies / vaardigheden of combinaties daarvan die door de fysiotherapeut worden uitgevoerd:
Instructie aan de patiënt:
De fysiotherapeut heft het been van de patiënt voorzichtig waarbij de knie in extensie wordt gehouden. De fysiotherapeut stopt als de patiënt aangeeft dat de herkenbare scherp schietende pijn gevoeld wordt.. • • • •
Trek uw broek en shirt maar uit Kom op de rug liggen. Ontspant u zich dan beweeg ik uw been. Patiënt geeft pijn aan; is dit de herkenbare pijn?.
Notatie:
Er wordt genoteerd bij hoeveel graden flexie heup de herkenbare pijn gevoeld wordt.
Referentiematen:
N.v.t.
22 Beroepsopdracht “vastleggen klinimetrie patiënten met lage rugpijn”
Vinger vloer afstand Doel:
Het meten van de afstand van de vingers tot de vloer.
Self-reported of perfomance based:
Preformance based
Omschrijving hulpmiddelen:
Meetlint
Locatie:
In de behandelkamer
Tijdsduur:
Enkele minuten
Training voor fysiotherapeut nodig:
Ja
Aantal herhalingen van de test:
Één keer
Uitgangshouding patiënt:
Uitgangshouding fysiotherapeut: Functies / vaardigheden of combinaties daarvan die door de patiënt worden uitgevoerd: Functies / vaardigheden of combinaties daarvan die door de fysiotherapeut worden uitgevoerd: Instructie aan de patiënt:
Voor het meten van de vinger- vloer afstand staat de patiënt voor de fysiotherapeut en flecteert zo ver mogelijk met gestrekte knieën. Tijdens het flecteren staat de fysiotherapeut naast de patiënt om te controleren dat de knieën gestrekt blijven. Bij het meten zit de fysiotherapeut op de hurken voor de patiënt. De patiënt moet de uiterste flexie stand van de wervelkolom enkele seconden vast kunnen houden.(zodat de fysiotherapeut met een meetlint de afstand kan meten). De fysiotherapeut vraagt de patiënt om maximaal te flecteren en meet met een meetlint de vinger- vloer afstand. Kom staan en buig zo ver mogelijk naar voren afrollend met de kin op de borst. De knieën blijven gestrekt terwijl u moet proberen de vloer aan te raken. Blijf even in deze positie staan zodat ik de meting kan uitvoeren.
Notatie:
De vinger- vloer afstand wordt gemeten in cm op 1 decimaal.
Referentiematen:
Niet bekend.
23 Beroepsopdracht “vastleggen klinimetrie patiënten met lage rugpijn”
Reflexen testen Doel:
Testen of de reflexbogen van de knie -en achillespees nog intact zijn.
Self-reported of perfomance based:
Preformace based
Omschrijving hulpmiddelen:
Behandelbank Rol Reflexhamer
Locatie:
In de behandelkamer
Tijdsduur:
Enkele minuten
Training voor fysiotherapeut nodig:
ja
Aantal herhalingen van de test:
Tien keer Bij het testen van de kniepees reflex zit de patiënt op de bank met de benen afhangend.
Uitgangshouding patiënt:
Uitgangshouding fysiotherapeut: Functies / vaardigheden of combinaties daarvan die door de patiënt worden uitgevoerd:
Functies / vaardigheden of combinaties daarvan die door de fysiotherapeut worden uitgevoerd:
Instructie aan de patiënt:
Bij het testen van de achillespees reflex ligt de patiënt in buiklig met een rol onder het diatale uiteinde van het onderbeen Bij het testen van de kniepees reflex staat de fysiotherapeut voor de patiënt. Bij het testen van de achillespees reflex staat de fysiotherapeut naast de behandelbank ter hoogte van de voeten van de patiënt. De patiënt moet tijdens het onderzoek de instructie opvolgen van de fysiotherapeut. Kniepeesreflex: De fysiotherapeut palpeert met de vingertoppen de kniepees. De fysiotherapeut slaat tien keer op verschillende plaatsen in de breedte op de pees. Achillespeesreflex: De fysiotherapeut palpeert met de vingertoppen de achillespees. De fysiotherapeut duwt de voet een klein beetje in dorsaalflexie en slaat tien keer op verschillende plaatsen in de breedte op de pees. Voor reflexonderzoek van de kniepees; Ga op de rand van de bank zitten ontspan de benen en kijk vooruit. Voor reflexonderzoek van de achillespees; Ga op de buik liggen en ontspan.
Notatie:
Er wordt genoteerd of er sprake is van hyporeflexie aan de symptomatische zijde.
Referentiematen:
N.v.t.
24 Beroepsopdracht “vastleggen klinimetrie patiënten met lage rugpijn”
Cluster van tests in relatie tot aanwezigheid lumbosacraal radiculair syndroom volgens Vroomen. In onderstaand tabel zijn er onderdelen die niet allemaal horen in het cluster van tests van Vroomen, maar zijn wel onderzocht door Vroomen en meegenomen in dit hoofdstuk. Het cluster van tests van Vroomen houdt in: Een aantal specifieke anamnese vragen, meten spierkracht en de vinger -vloer afstand. Er is een goede inter-beoordelaars betrouwbaarheid voor het aantonen van verminderde spierkracht en sensibiliteitsstoornissen. Kappa = 0.57 tot 0.82.
Test
Betrouwbaarheid (inter, intra)
Er is een redelijke betrouwbaarheid voor reflex veranderingen. Kappa = 0.42 tot 0.53. De SLR and XSLR waren het meest consistent. Een betrouwbaarheid van hoger dan 0.66. Kappa > 0,66. 1718
Validiteit
Onder deze tabel wordt uitgelegd wat volgens Vroomen tot zijn cluster van testen behoort en daarbij trekt hij ook een aantal conclusies.
Risico’s
N.v.t. • • •
Uitvoerbaarheid
Goedkoop Snel uitvoerbaar Weinig ruimte nodig
Veiligheid
N.v.t.
Sensitiviteit/specificiteit
Het gehele model volgens Vroomen heeft een sensitiviteit van 0.72 en een specificiteit van 0.80.19
Responsiviteit
De oppervlakte onder de ROC-curve is voor de symptomen uit de geschiedenis alleen 0,80. Dit vergroot naar 0.83 wanneer ook bevindingen vanuit het lichamelijk onderzoek wordt toegevoegd.
Interne consistentie
N.v.t.
Voorspellende waarde
De positieve voorspellende waarde bij het volledig uitvoeren van het cluster van tests van Vroomen is 62,5 %.20
17 Windt van der et al, 2010, Physical examination for lumbar radiculopathy due to disc herniation in patients with low-back pain, The Cochrane collaboration, Cochrane library 18 Vroomen PC, et al, 2000, Consistency of history taking and physical examination in patients with suspected lumbar nerve root involvement, Department of Neurology, Maastricht University Hospital 19 Vroomen P.C.A.J. et al, 2002, diagnostic value of history and physical examination in patients suspected of lumbsacral nerve root compression, j. neuro neurosurg pysiatrie, Maastricht. 20 Vroomen P.C.A.J. et al, 2002, diagnostic value of history and physical examination in patients suspected of lumbsacral nerve root compression, j. neuro neurosurg pysiatrie, Maastricht.
25 Beroepsopdracht “vastleggen klinimetrie patiënten met lage rugpijn”
Uit onderzoek is gebleken dat er een relatie bestond tussen zenuwwortel compressie, te zien op de MRI en drie algemene patiënt gegevens: leeftijd, geslacht, en het uitvoeren van werk met een dominantie in staan, lopen, of til activiteiten. Ook bleek dat MRI geassocieerd kon worden met drie symptomen: typische dermatomische pijn, koudheid in het been, en verergering van pijn bij hoesten, niezen, persen. Als derde bleek dat fysieke onderzoek onderdelen discriminatief waren: parese, de vinger- vloer afstand van meer dan 25 cm, afwezigheid van knie- en enkelpees reflex en de straight leg raise. Echter, bij het diagnosticeren van zenuwwortel compressie zijn klinische bevindingen niet afzonderlijk beschouwd, maar in combinatie. Dit wordt weerspiegeld in multipele logistische regressie-modellen, die de berekening maken van de onafhankelijke voorspellende waarde over de patiënt karakteristieken en de klinische kenmerken. Volgens Vroomen kan het best aan de volgende onderdelen voldaan worden om de aanwezigheid van lumbo- sacraal radiculair compressie aan te tonen; Twee algemene patiënt gegevens, vier symptomen uit de geschiedenis en twee tekenen bij fysiek onderzoek geven een onafhankelijke voorspeller voor radiculaire pijn. Algemene patiënt gegevens; • Leeftijd • tijdsduur van ziekte (15 tot 30 dagen) Symptomen uit de geschiedenis; • scherp schietende pijn • meer pijn in been dan in rug • typische dermatomische uitstraling • pijn wordt erger bij hoesten, niezen, perzen Fysiek onderzoek; • vinger- vloerafstand meer dan 25 cm • parese De symptomen uit de geschiedenis van de patiënt is het belangrijkste onderdeel om uitstraling in het been, veroorzaakt door een discus hernia, aan te tonen. Fysieke tekenen voegen weinig nuttige informatie of resultaten toe als er op basis van de geschiedenis een diagnose gesteld kan worden. Volgens Vroomen: “De straight leg raise is geen voospeller voor zenuw wortel compressie. Het kan een aanwijzing zijn voor zenuw wortel irritatie of spanning, maar niet noodzakelijk compressie”. Ook het testen van reflexen zijn volgens vroomen geen voorspeller voor zenuw wortel compressie. Maar wordt wel vaak gedaan bij een mogelijk radiculair syndroom. 21
21 Vroomen P.C.A.J. et al, 2002, diagnostic value of history and physical examination in patients suspected of lumbosacral nerve root compression, j. neuro neurosurg pysiatrie, Maastricht.
26 Beroepsopdracht “vastleggen klinimetrie patiënten met lage rugpijn”
Deze tabel geeft een overzicht van de sensitiviteit en specificiteit van onderdelen van het onderzoek die door Vroomen wordt gehanteerd.22 Sensitiviteit Specificiteit (0,95% CI) Gemiddelde van aantal (0,95% CI) studies Vinger vloer afstand 0.45 (0.37 tot 0.74 (0.65 tot 0.81) Vroomen 0.53) Sensory loss: 0.28 (0.21 tot 0.66 (0.56 tot 0.74) Vroomen hypaesthesia 0.36) Sensory loss: 0.17 (0.12 tot 0.84 (0.77 tot 0.90) Vroomen hypalgesia 0.24) SLR Leg pain 0.64 (0.56 tot 0.57 (0.47 tot 0.66) Vroomen 0.71) Paresis 0.27 (0.20 tot 0.93 (0.88 ? 0.97) Vroomen 0.37) Absence tendon 0.15 (0.09 tot 0.93 (0.88 tot 0.97) Vroomen reflexes 0.21) Straight Leg Raise 0,64 (0,56 tot 0,57 (0,47 tot 0,66) 5 studies 0,71) range: range: 0,37 tot 1,00 0,35 tot 0,81 Parese of 0,27 (0,20 tot 0,93 (0,88 tot 0,97) 7 studies spierzwakte 0,37) range: range: 0,50 tot 0, 89 0,29 tot 0,62 Sensoriek tekort 0.28 (0.21 tot 0.66 (0.56 tot 6 studies 0.36) range: 0.74) range: 0.42 tot 0.26 tot 0.67 0.69 Verminderde 0.15 (0.09 tot 0.93 (0.88 tot 7 studies reflexes 0.21) range: 0.97) range: 0.60 tot 0.31 tot 0.62 0.89
22 Windt van der et al, 2010, Physical examination for lumbar radiculopathy due to disc herniation in patients with low-back pain, The Cochrane collaboration, Cochrane library
27 Beroepsopdracht “vastleggen klinimetrie patiënten met lage rugpijn”
Protocol Spinal Mouse De Spinal Mouse is bedoeld voor het meten van de mobiliteit van de wervelkolom algemeen en van de segmenten onderling. Hieronder is het gebruik van de Spinal Mouse geprotocolleerd en zijn de meettechnische aspecten in kaart gebracht. Doel:
Beoordeling van de mobiliteit van de wervelkolom algemeen en van de segmenten onderling.
Self-reported of performance based:
Performance based
Omschrijving hulpmiddelen:
• • • • •
Locatie:
Behandelkamer
Tijdsduur:
Enkele minuten
Training voor fysiotherapeut nodig:
Ja
Aantal herhalingen van de test:
Één keer.
Uitgangshouding patiënt:
Spinal Mouse Computer met software beeldscherm Huidpotlood Bleutooth adapter
- Neutrale positie in stand. Ontspannen, gefocust op een punt op ooghoogte, met voeten op schouderbreedte, knieën gestrekt en armen afhangend langs lichaam - Maximale flexie in stand. Gestrekte benen, wervelkolom vanuit cervicaal zover mogelijk afrollen. Daarbij wordt geprobeerd het hoofd tussen de knieën te krijgen. Handen pakken de dorsale zijde van de onderbenen voor stabiliteit, indien nodig. Hierbij blijven de knieën gestrekt - Maximale extensie in stand. Gestrekte knieën, armen langs het lichaam laten hangen, kin op de borst, romp naar achter buigen zover als mogelijk is Neutrale houding in zit: ontspannen, gefocust op een punt op oog hoogte, voeten plat op de grond, armen afhangend naast het lichaam Maximale flexie in zit: voeten plat op de grond, bekken fixeren op de bank en vanuit de cervicale wervelkolom zover mogelijk afrollen Maximale extensie in zit: voeten plat op de grond, kin op de borst en zover mogelijk naar achter buigen
Uitgangshouding fysiotherapeut:
Niet van toepassing
Functies / vaardigheden of combinaties daarvan die door de
•
De patiënt voert ter oefening één keer elke positie uit.
28 Beroepsopdracht “vastleggen klinimetrie patiënten met lage rugpijn”
patiënt worden uitgevoerd: • • • • • •
• • • Functies / vaardigheden of combinaties daarvan die door de fysiotherapeut worden uitgevoerd:
In neutrale positie in zit de Spinal Mouse van c7 tot de anal crease aan de rechter zijde van proc. Spinosi In maximale flexie in zit de Spinal Mouse van c7 tot de anal crease aan de rechter zijde van proc. Spinosi In maximale extensie in zit de Spinal Mouse van c7 tot de anal crease aan de rechter zijde van proc. Spinosi
Mathias test: • • • • • •
Bij de Mathias test vraagt de fysiotherapeut of de patiënt in de neutrale houding wil gaan staan. De fysiotherapeut vraagt of de patiënt zijn armen kan strekken en deze op schouderhoogte vast wil houden. De fysiotherapeut gaat met de Spinal Mouse van c7 tot de anal crease aan de rechter zijde van de proc. Spinosi. Daarna geeft de fysiotherapeut de patiënt een gewicht in de handen. De fysiotherapeut vraagt of de patiënt deze met gestrekte armen 30 sec vast kan houden. De fysiotherapeut gaat met de Spinal Mouse van c7 tot de anal crease aan de rechter zijde van de proc. Spinosi.
•
De fysiotherapeut leest de meetresultaten van alle standen van de wervelkolom en trekt hier een conclusie uit. (dit wordt besproken met de patiënt)
•
Trek uw broek en shirt uit en kom met uw rug naar mij toe staan. Kijk recht naar voren, en laat uw handen langs het lichaam hangen. Blijf zo even staan dan voer ik de meting uit. Buig nu zo ver mogelijk naar voren, zorg ervoor dat de knieën gestrekt blijven. Als u dit niet volhoud mag u ook de achterzijde van uw benen vastpakken. Blijf zo even staan dan voer ik de meting uit. Kom maar weer rechtop staan. Buig nu zover mogelijk naar achter, de armen langs het lichaam laten hangen, en de kin op de borst drukken. houd hierbij ook de knieën gestrekt.
•
Instructie aan de patiënt:
Computer en Spinal Mouse opstarten (zie handleiding) Landmarks (c7 en s3) palperen en intekenen De fysiotherapeut geeft de patiënt instructies In neutrale positie de Spinal Mouse van c7 tot de anal crease aan de rechter zijde van proc. Spinosi In maximale flexie de Spinal Mouse van c7 tot de anal crease aan de rechter zijde van proc. Spinosi In maximale extensie de Spinal Mouse van c7 tot de anal crease aan de rechter zijde van proc. Spinosi
• • • • • •
29 Beroepsopdracht “vastleggen klinimetrie patiënten met lage rugpijn”
• • • • •
• • • •
Notatie:
Referentiematen:
Blijf even zo staan dan voer ik de meting uit. Kom op de lange kant van de bank zitten, met de armen langs het lichaam en de voeten op de vloer. Kijk recht naar voren. Blijf even zo zitten dan voer ik de meting uit. Buig nu zo ver mogelijk naar voren, zorg ervoor dat het bekken op de bank gedrukt blijft, zodat u alleen vanuit de rug buigt. Blijf even zo zitten dan voer ik de meting uit. Kom maar weer rechtop zitten. Buig nu zover mogelijk naar achter, de voeten blijven op de grond staan. Blijf even zo zitten dan voer ik de meting uit.
Bij de Matthias test: • Kom maar staan, met de rug naar mij toe. • Hef de armen horizontaal, en op schouderhoogte vasthouden. • Blijf even zo staan dan voer ik de meting uit. • Kom maar weer ontspannen staan. • Dan geef ik u nu een gewichtje. Houdt u deze op schouderhoogte gedurende 30 seconden . • Blijf even zo staan dan voer ik de meting uit. • Kleedt u zich maar weer aan dan nemen we daarna de uitslag door. Er wordt per wervel weergegeven of er gelodrodiseerd of gefyphosiseerd wordt. Ten opzichte van de normwaarde en ten opzichte van de wervels onderling. Als er een verschil tussen de wervels wordt gevonden van 7 gr spreken we van mogelijke hypermobiliteit. Als de mobiliteit tussen de wervels onderling 1 of minder is spreken we van mogelijke hypomobiliteit. Dit wordt gedaan voor alle uitgangshoudingen. De normwaarden/ referentiewaarden staan al in het programma uitgewerkt. Bij de analyse kun je goed zien hoe het met de mobiliteit staat in alle bewegingsrichtingen.
30 Beroepsopdracht “vastleggen klinimetrie patiënten met lage rugpijn”
Test
Spinal Mouse
Test- hertest eisen:
• •
Uitgangshouding hetzelfde Zelfde landmarks hanteren
Metingen binnen 24 uur zijn betrouwbaar voor alle parameters in staande (ICC>0,74) en zittend (ICC>0,83) positie. Metingen tussen dagen (1-2dagen) waren ook betrouwbaar in staande (ICC>0,74) en zittend (ICC>0,84) met uitzondering van de volledige flexie van de thoracale flexie. De totale bewegingsuitslagen (ROM) waren significant hoger in staande positie dan in zittende positie. Alleen de absolute waarden voor thoracale en lumbale waren hetzelfde in beide posities.23 Betrouwbaarheid (inter, intra)
Voor het meten van intersegmentale ROM is de Spinal Mouse niet betrouwbaar. (0,22) 24 Intra-beoordelaars betrouwbaarheid gemeten in verschillende dagen is goed te noemen (ICC>0,8). Inter-beoordelaars betrouwbaarheid heeft een ICC van 0,61. De ICC was voor 2 van de 17 vertebrale levels hoger dan 0,8 en tussen een ICC van 0,7 en 0,8 waren er maar drie levels aan te wijzen.
Validiteit Risico’s
Uitvoerbaarheid
Kortom de Spinal Mouse is betrouwbaar voor het meten van globale delen van de wervelkolom. Echter voor het meten van de inter-segmentale mobiliteit is hij niet betrouwbaar te noemen.25 Om de mobiliteit voor een deel van de wervelkolom te meten is de Spinal Mouse redelijk valide. Echter wanneer de mobiliteit inter-segmentaal moet worden bepaald is die niet valide. Geen risico’s aan verbonden. • • • • •
Eenvoudig uit te voeren Brengt geen risico’s met zich mee Tijdrovend door software opstarten Duur Analyseren van resultaten is moeilijk
23 Keller S., Mannion A., Grob D, 2000, Reliability of a new measuring device (Spinal Mouse) in recording the sagittal profile of te back,European spine journal, Vol. 9 No. 4
24
Post R.B., Leferink V.J.M. 2004, Spinal mobility: sagittal range of motion measured with the SpinalMouse, a new non-invasive device, Arch Orthop Trauma Surg 25
Mannion A.F., et al, 2003, A new skin-surface device for measuring the curvature and global and segmental ranges of motion of the spine: reliability of measurements and comparison with data reviewed from the literature, European Spine Journal
31 Beroepsopdracht “vastleggen klinimetrie patiënten met lage rugpijn”
Sensibiliteit/specificiteit
N.v.t.
Responsiviteit
In de software staan normwaarden beschreven. Echter in de literatuur is geen onderzoek naar de responsiviteit gedaan.
Reproduceerbaarheid
Geen specifiek onderzoek naar gedaan. Kan daardoor geen oordeel over vellen.
Interne consistentie
N.v.t.
Contra-indicaties
•
Hernia nucleus pulposus
32 Beroepsopdracht “vastleggen klinimetrie patiënten met lage rugpijn”
Literatuurlijst:
•
Borst E, 2002, studiehandleiding Ästrand fietstest met de lifefitness fiets, Hoge school van Amsterdam.
•
Hicks Gregory E. et al. 2005, Preliminary Development of a Clinical Prediction Rule for Determining Which Patients With Low Back Pain Will Respond to a Stabilization Exercise Program, Arch Phys Med Rehabil Vol 86,,P.1758
•
Hagenaars KN, Khater J en Mostert S., “Welk meetinstrument is het meest geschikt om het aërobe vermogen te meten bij patiënten die bètablokkers gebruiken”, Rehab Five, Zaltbommel en Hoge school van Amsterdam.
•
Hicks Gregory E. et al, 2003, Interrater Reliability of Clinical Examination Measures for Identification of Lumbar Segmental Instability, Arch Phys Med Rehabil.
•
Keller S., Mannion A., Grob D, 2000, Reliability of a new measuring device (Spinal Mouse) in recording the sagittal profile of te back,European spine journal, Vol. 9 No. 4
•
Luijsterburg Pim A. J. et al. 2007, Effectiveness of conservative treatments for the lumbosacral radicular syndrome: a systematic review, European spine journal
•
Mangen J., Vasiliki Folia, 2006, Validity of clinical tests for sacroiliac and lumbar joint dysfunction: A systematic review of the literature.,European School of Physiotherapy, Hogeschool van Amsterdam, Tafelbergweg 51,Amsterdam, The Netherlands
•
Macsween A., 2001, The reliability and validity of the Ästrand nomogram and linear extrapolation for deriving VO2max from submaximal exercise data, J Sports Med Phys Fitness.
•
Mannion A.F., et al, 2003, A new skin-surface device for measuring the curvature and global and segmental ranges of motion of the spine: reliability of measurements and comparison with data reviewed from the literature, European Spine Journal
•
Morree de J.J., 2006, Inspanningsfysiologie, oefentherapie en training, Bohn Stafleu van Loghum, Houten
•
Post R.B., Leferink V.J.M. 2004, Spinal mobility: sagittal range of motion measured with the SpinalMouse, a new non-invasive device, Arch Orthop Trauma Surg
•
Schneider Michael, DC et al, 2008, Spinal palpation for lumbar segmental mobility and pain provocation: an inter- examiner reliability study, National University of Health Sciences
•
Tousignant M. et al., 2005, The Modified – Modified Schober Test for range of motion assessment of lumbar flexion in patients with low back pain: A study of criterion validity, intra- and inter-rater reliability and minimum metrically detectable change, Disability and Rehabilitation
33 Beroepsopdracht “vastleggen klinimetrie patiënten met lage rugpijn”
•
Takken dr. T., 2004, Inspanningstest, Elsevier gezondheidszorg, Maarssen
•
Vos dr. J.A., 2004, Ergometrie en trainingsbegeleiding, 5e druk, Nederlands paramedisch instituut, Amersfoort
•
Vroomen PC, et al, 2000, Consistency of history taking and physical examination in patients with suspected lumbar nerve root involvement, Department of Neurology, Maastricht University Hospital
•
Vroomen P.C.A.J. et al, 2002, diagnostic value of history and physical examination in patients suspected of lumbsacral nerve root compression, j. neuro neurosurg pysiatrie, Maastricht
•
Vroomen P.C.A.J. et al., 2008, Richtlijn Lumbosacraal Radiculair Syndroom, Nederlandse Vereniging voor Neurologie
•
Williams Renee et al, 1993, Reliability of the Modified-Modified Schober and Double Inclinometer Methods for Measuring Lumbar Flexion and Extension, Physical Therapy
•
Windt van der et al, 2010, Physical examination for lumbar radiculopathy due to disc herniation in patients with low-back pain, The Cochrane collaboration, Cochrane library.
34 Beroepsopdracht “vastleggen klinimetrie patiënten met lage rugpijn”