Beroepsproduct 1 Onderzoeksverslag
____________________________________
Student: Bas Fremdt Studentnr.: 1628307 Docent: Mw. A. Brans
1
Inhoudsopgave Inleiding ................................................................................................................................................... 3 Formulering opdracht en onderzoeksvraag ........................................................................................ 3 Aanvullende context: Stanislascollege Westplantsoen ....................................................................... 5 Literatuuronderzoek................................................................................................................................ 6 Methode ................................................................................................................................................ 10 Respondenten ................................................................................................................................... 10 Dataverzameling en meetinstrumenten ........................................................................................... 11 Data analyse ...................................................................................................................................... 12 Resultaten Interviews ............................................................................................................................ 13 Conclusie en discussie ........................................................................................................................... 16 Bijlagen .................................................................................................................................................. 19 Stappenplan (van der Donk & van Lanen, 2012) ............................................................................... 19 Tabel ontwikkeling leidraad .............................................................................................................. 20 Interview Beroepsproduct 1 .............................................................................................................. 21 Logboek ................................................................................................................................................. 22 Bibliografie ............................................................................................................................................ 23
2
Inleiding In dit verslag zal ik ingaan op het onderzoek dat ik op mijn leerwerkplek heb gedaan. Dit zogeheten onderzoeksverslag zal de volgende onderdelen bevatten: Opdrachtformulering, literatuurverkenning, methode, resultaten en conclusie en discussie. Ik wil tevens in deze inleiding graag mijn collega’s en begeleiders op school bedanken voor hun gedane moeite bij het afnemen van de interviews.
Formulering opdracht en onderzoeksvraag Voor de cursus beroepsproduct 1 aan de Hogeschool Utrecht heb ik onderzoek gedaan naar een elektronische opslagruimte voor de sectie natuurkunde op het Stanislascollege te Westplantsoen in Delft. Het onderwerp voor mijn onderzoek werd al duidelijk aan het begin van het schooljaar. De school ging sinds begin dit schooljaar over op een nieuwe elektronische leeromgeving. De afdeling ICT van de school zou de opdracht hebben gekregen om alle mappen met lesmaterialen, toetsen, werkbladen, stencils e.d. over te zetten van de oude elektronische leeromgeving ‘ELO’ naar de nieuwe elektronische omgeving van de school: ‘Moodle’. Toen duidelijk werd dat de ICT-beheerders op de school alle bestanden van de secties hadden overgezet, behalve die van de natuurkundesectie, ontstond een probleem. Dit is niet gedaan wegens het feit dat er te veel bestanden stonden op de oude ELO. Het probleem dat zich vanaf het begin van het jaar voordoet is dat leraren uit deze sectie bestanden missen. Vaak worden belangrijke bestanden aan leerling materiaal of toets materiaal rondgestuurd via de e-mail. Docenten krijgen op een dag relatief veel e-mails binnen, vandaar dat de kans bestaat dat er een belangrijke e-mail over het hoofd wordt gezien. Het gevolg van de overzetting gaf daarom communicatieproblemen tussen de collega’s van de sectie. Uit dit probleem volgt dus dat bestanden gemakkelijk toegankelijk moeten zijn voor alle sectie leden. De nieuwe omgeving zou zichzelf moet leiden om ook docenten over de streep te trekken die weinig tot niets met ICT doen. Er moet een centrale elektronische omgeving komen waar alle lesmateriaal voor leerlingen, toets materiaal, practicum werkbladen en stencils met oefenopgaven gemakkelijk te vinden en te bewerken zijn. Naast het feit dat het probleem leeft onder de leden van de natuurkunde-sectie is de school in het algemeen druk bezig een nieuwe visie te ontwikkelen, zodat iedereen weer met de neus in dezelfde richting staat. Op die manier kunnen wij daar met alle collega’s aan gaan werken. Een van de speerpunten in het programma zijn de laptopklassen. De school is van plan meer met ICT te gaan doen. De elektronische leeromgeving ‘Moodle’ speelt daarbij een belangrijke rol. Ter verkenning van het probleem heb ik een vergadering bijgewoond over laptopklassen en de ontwikkelingen daarbij op dit moment. Ik kan uit de vergadering concluderen dat veel mogelijkheden liggen bij de nieuwe elektronische omgeving en dat wij daar als sectie met het vak natuurkunde goed op in zouden kunnen spelen. In het vakgebied is het ten zeerste van belang begrip van de lesstof visueel herkenbaar te maken, in de belevingswereld van de leerlingen. Moodle heeft de mogelijkheden om bijvoorbeeld quizzen op te zetten, waarbij mobiele telefoons als stemkastje dienen. Dit sluit goed aan bij de vernieuwde visie. Het lijkt er dus op dat de nieuwe elektronische omgeving uitkomst zou bieden voor dit probleem. Toch blijkt na vragen stellen aan collega’s ter verkenning van het praktijkprobleem (van der Donk & van Lanen, 2012) dat niet alle collega’s even tevreden zijn over de toegankelijkheid van de Moodle omgeving. Het zou niet eenvoudig te bewerken zijn en docenten kunnen niet zelf beschikken over het beheren van de omgeving. Dit dient aangevraagd te worden. Andere mogelijke opslagruimten op internet zijn eenvoudiger bereikbaar volgens hen. Tijdens een onderbouw vergadering kwam ter 3
sprake of wij een preferentie hadden voor een synchroniserende omgeving. Dit betekent de computer automatisch updates doorgeeft van bestanden aan alle personen met wie zij verbonden zijn in de elektronische omgeving. (De personen zijn in dit geval de collega’s van de sectie). De meningen waren flink verdeeld. Ik heb mijn begeleider op de leerwerkplek gevraagd of er problemen zijn die op dit moment spelen in de school. Het gesprek liep al snel uit op bovengenoemd probleem omtrent de elektronische omgeving. Samen met mijn begeleider heb ik de opdrachtformulering opgesteld voor het vak beroepsproduct 1 zoals afgesproken met Mw. Brands op de Hogeschool Utrecht. Het probleem doet zich dus voor op school. De opdracht is mij gegeven door dhr. H. Wensveen. Het zou uitkomst bieden als er onderzoek wordt gedaan naar dit probleem en hoe dit het beste opgelost kan worden. De onderzoeksvraag wordt hiermee zowel vergelijkend als ontwerpend. Er bestaan namelijk meer mogelijke elektronische opslagruimten naast de nieuwe Moodle omgeving. Het is zaak de beste omgeving te kiezen volgens meerderheid van de sectie, die past bij het probleem dat aanwezig is. Nadat de omgeving is uitgekozen is het de bedoeling deze omgeving zo duidelijk mogelijk in te delen qua structuur, zodat de grote hoeveelheid aan bestanden gemakkelijk terug te vinden en te bewerken is. De onderzoeksvraag met bijbehorende deelvragen wordt daarmee: Hoe ontwerp je een elektronische omgeving die laagdrempeliger en universeler is om de meerderheid (>50%) van de sectie natuurkunde te bereiken? -Welke elektronische omgeving past bij de meerderheid van de huidige natuurkunde sectie? -Hoe moet deze elektronische omgeving georganiseerd zijn om ervoor te zorgen dat alle sectieleden toegankelijk en eensgezind werken? Deze onderzoekvraag is samengesteld uit de 5xW+H methode en de richtlijnen voor vraagstelling uit Van der Donk & van Lanen, 2012. Alle zes de vragen worden hieronder behandeld: Wat is het praktijkprobleem? De oude elektronische omgeving is vervangen door een nieuwe omgeving. Bestanden van de natuurkunde sectie zijn niet overgezet. Structuur valt weg. Toegankelijkheid is laag. Collega’s zoeken eigen opslagruimten, werken niet in gezamenlijke ruimten. Dit heeft communicatieproblemen als gevolg. Tijdverspilling is het tweede gevolg aangezien leden van de sectie op zoek moeten naar bestanden; het is niet gemakkelijk vindbaar. Wie heeft te kampen met het probleem? Alle leden van de natuurkunde sectie. Dat komt neer op 8 personen. Wanneer treedt het probleem op? Het probleem is opgetreden sinds het begin van dit schooljaar. De oude elektronische omgeving is niet langer beschikbaar en oude bestanden zijn niet overgezet. Waarom is het een probleem? Dit is een probleem, omdat de sectie meer wil samenwerken. Collega’s willen dezelfde lesstof aanbieden en dat zoveel mogelijk proberen om dat op dezelfde manier te doen. Eensgezindheid is van belang. Lesmateriaal delen is dan een vereiste. Dat laatste wordt flink vermoeilijkt door de nieuwe omgeving. Bestanden zijn niet meer te vinden. Communicatieproblemen doen zich voor onder collega’s. 4
Waar doet het probleem zich voor? Het probleem doet zich voor op het internet, zowel binnen als buiten school. Het betreft de elektronische omgeving om lesmateriaal openbaar te stellen aan elkaar binnen de sectie. Hoe is het probleem ontstaan? De vertrouwde elektronische omgeving is vervangen door een nieuwe ‘Moodle’ omgeving. De ICTbeheerders hebben de bestanden niet overgezet naar de nieuwe omgeving. Leden van de sectie zijn lesmateriaal minder gaan delen, omdat de toegankelijkheid was weggevallen.
Aanvullende context: Stanislascollege Westplantsoen Het onderzoek is uitgevoerd op het Stanislascollege te Westplantsoen. Deze school is de hoofdvestiging van alle Stanislas-scholen in de regio. Er zijn in totaal vijf vestingen inclusief eerstgenoemde. Het niveau op deze school is havo-vwo. Het is een vrij grote school met meer dan 1700 leerlingen. Leerlingen kunnen door de grootte van de school het gevoel krijgen het vijfde wiel aan een wagen te zijn. De school is er daarom extra op gericht iedere leerling het gevoel van herkenning en erkenning mee te geven. Goede omgang met elkaar staat hoog in vaandel. De school kiest qua denominatie voor de rooms-katholieke richting. Levensbeschouwing wordt dan ook als vak aangeboden aan de leerlingen van de school. De school houdt vast aan de gedachten en naleving van dit geloof en wil dat meegeven aan de leerlingen. De school is qua onderwijsvisie altijd vrij traditioneel geweest. Veelal klassikale uitleg, de leerlingen luisteren. De opzet van een les is dan ook vaak: huiswerk nabespreken, uitleg nieuwe lesstof en eventueel werken aan het nieuwe huiswerk. Door de jaren heen is er ook meer aandacht gekomen voor zelfstandig werken. De school heeft daarom beoogd om 50% klassikale uitleg en 50% zelfstandig werken te gaan doen. Het is onduidelijk hoe groot het percentage is van de lessen dat daadwerkelijk gericht is op de visie van de school. De leerlingen zijn vooral gewend uitleg te krijgen in de les en niet om zelfstandig werk te verrichten. Dat blijkt uit het lesgeven dat ik iedere week doe. In vergelijking met mijn vorige leerwerkplek leren de leerlingen dus op een iets passievere manier. De docent heeft meer werk te verrichten tijdens een les dan op mijn vorige stage het geval was. Het docententeam van de school is over het algemeen een vrij hechte groep naar mijn idee. De docenten hebben onderling het vaandel hoog staan als het gaat om samenwerking. De relatie tussen docenten moet zodanig zijn dat het samenwerken en eensgezind zijn mogelijk maakt. Dit zorgt voor de koppeling met het lesmateriaal delen dat wij in de sectie beogen, maar wat helaas niet mogelijk wordt gemaakt door de situatie met de elektronische omgeving.
5
Literatuuronderzoek In deze literatuurverkenning ben ik op zoek gegaan naar verschillende mogelijke elektronische opslagruimten die gebruikt kunnen worden als gezamenlijke internetruimte voor alle leden van de sectie natuurkunde. Ik heb daarvoor gekeken naar wat deze opslagruimten op internet precies inhouden en wat zowel voor- als nadelen van de verschillende mogelijkheden zijn. In deze literatuurverkenning beperk ik mij tot de volgende opslagruimten: Google Drive, Dropbox en de Moodle omgeving. Google Drive en Dropbox heb ik gekozen vanwege het feit dat deze op het internet het meest gebruikt worden om materiaal in op te slaan en te delen met anderen. De Moodle omgeving zit er uiteraard ook bij, omdat dit de omgeving is waar de school mee werkt. Het is de bedoeling in de literatuurverkenning de mogelijkheden van de verschillende opslagruimten tegen elkaar af te wegen. De criteria zijn: opslagcapaciteit, kosten, beveiliging en synchronisatie. Dropbox ‘Dropbox is een clouddienst voor het online opslaan van bestanden. De gebruiker kan met Dropbox bestanden synchroniseren op verschillende apparaten en ze tegelijkertijd delen met door de gebruiker aangewezen personen.’ (watisdropbox.nl, 2013) Dit programma synchroniseert alle bestanden tussen de computer automatisch zodra de betreffende computer verbinding maakt met het internet. Dit kan een nadeel zijn, aangezien inbreken in bestanden van de docent door leerlingen daarmee ook toegankelijker wordt gemaakt. Het voordeel hiervan is dat sectieleden automatisch bestanden kunnen bewerken en delen met elkaar. De toegankelijkheid wordt hiermee aanzienlijk vergroot. Dropbox heeft daarnaast de mogelijkheid bestanden te delen met mensen die geen gebruik maken van Dropbox zelf. Dat kan d.m.v. het gewenste bestand te selecteren en te delen via een bericht op FaceBook, e-mail of WhatsApp. Dat kan handig zijn voor leden van de sectie die weinig gebruik maken van internet of simpelweg niet willen meewerken aan een synchroniserend programma. Het vergroot ten alle tijden de toegankelijkheid. Nadeel hiervan is dat je op deze manier legaliseert dat het ook op deze wijze kan. Het nodigt uit om geen Dropbox aan te maken. Op die manier moeten de bestanden nog steeds rondgestuurd worden via berichten. De universele aanpak is juist wat wij als sectie willen bereiken, dus de mogelijkheid is mooi, maar moet niet als basis worden gezien. Het programma is eenvoudig te downloaden vanaf watisdropbox.nl. Per stap wordt duidelijk aangegeven hoe dat in zijn werk gaat. Ik voorzie geen problemen betreft de installatie van Dropbox. De wijze van uitnodiging is d.m.v. een map of bestand te delen of door een uitnodiging te sturen. Dat laatste kan via dropbox.com/referrals, 2013. U geeft een e-mail adres door ter uitnodiging van Dropbox. De geadresseerde krijgt een e-mail waarin hij/zij moet goedkeuren de bestanden met elkaar te delen en te synchroniseren. Hij/zij moet dan gebruikersvoorwaarden volgens Dropbox aanvaarden. Indien dat geschiedt, synchroniseert het programma vanaf dat moment de bestanden die door beide partijen op de opslagruimten worden gezet. Bestanden op de computer van gebruikers die niet in een Dropbox map staan worden niet gedeeld en/of gesynchroniseerd. Het deelt alleen bestanden die gebruikers in de mappen zetten. Het programma is ten alle tijden bereikbaar na opstarten van de persoonlijke computer. Bestanden worden automatisch gesynchroniseerd. Dat betekent dat beveiliging vrij laag ligt. Op schoolcomputers dient er in- en uitgelogd te worden om deze problemen te voorkomen.
6
De opslagcapaciteit van Dropbox is bij start: 2 GB. Men kan een aangemaakte map delen door uitnodigingen te sturen naar andere personen. Per nieuw aangemeld persoon ontvangt de gebruiker gratis 0,5 GB extra t/m een maximum van 18 GB. Dat betekent in de praktijk dat 16 GB extra ontvangen kan worden door 32 mensen aan te melden bij dezelfde groep. De sectie bestaat uit 8 personen. In totaal deel je dus met 7 anderen. Een simpele rekensom leert dat de sectie een opslagruimte van 5,5 GB kan creëren op basis van geen gemaakte kosten. Tegen betaling is een opslagruimte van 100 GB mogelijk voor $9,99. 200 GB kost $19,99. Google Drive Google Drive komt erg overeen met de mogelijkheden die Dropbox biedt. Google Drive is net als Dropbox een internet storage. Dat is een ruimte waar bestanden gedeeld en gemaakt kunnen worden (googleblog.blogspot.in, 2012). Het verschil zit in het synchronisatie proces. Dropbox doet dit automatisch bij verbinding maken met het internet. Google Drive is een programma waar je bestanden mee deelt op het internet, maar het wordt pas bekend gemaakt wanneer de gebruiker ervoor kiest om naar Google Drive te gaan op internet. De gebruiker krijgt na inloggen de gedeelde mappen te zien. Hij/Zij heeft de mogelijkheid om ook bestanden te creëren binnen Google Drive. Dat kan d.m.v. de zogeheten onderdelen: Google Docs, Presentaties of Spreadsheets. Google Docs kan o.a. gebruikt worden als tekstverwerker. Bijkomend voordeel is dat de bestanden die binnen deze onderdelen gepubliceerd worden in Google Drive geen opslagruimte in beslag nemen. Op die manier kun je langer met de opslagruimte doen. Bij volledig gebruik hiervan is de opslagruimte dus oneindig groot. Nadeel hiervan is dat de tekstverwerker niet zoveel mogelijkheden biedt als Microsoft Word. Het voordeel van Google Drive is dat het toegankelijk is vanaf iedere computer. De gegevens staan op internet. Het nadeel heeft echter ook met het voordeel te maken, namelijk: de bestanden worden op internet gedeeld. De gebruiker is afhankelijk van het internet. Bij een slechte verbinding of helemaal geen verbinding kan er niet gewerkt worden aan de bestanden in de gedeelde mappen (seniorweb.nl, 2012). Dit geldt uiteraard ook voor Dropbox. De opslagcapaciteit van Google Drive is bij start 5 GB en is daarmee in startcapaciteit groter dan Dropbox (2 GB). Men kan de opslagcapaciteit vergroten door een maandabonnement te nemen. Zo kost 100 GB $4,99 per maand. Dit bedrag loopt geleidelijk op tot een maximum van 16 TB. Dit zou $799,99 kosten. Nadelig is het feit dat grote opslagcapaciteiten op het internet geld kosten. Het budget van de school is niet groot op deze school, aangezien het veel last heeft van de bezuinigingen. Het zou dus een reden kunnen worden om af te zien van Dropbox of Google Drive in het geval dat de beschikbare opslagruimten te klein blijken te zijn. De beveiliging van Google Drive is ongeveer hetzelfde als Dropbox. Men dient in te loggen met een gebruikersnaam en wachtwoord op een computer. Belangrijk is wel dat men uitlogt na gebruik. Wanneer men de browser afsluit staat de gebruiker nog ingelogd op de computer. Eventueel misbruik door onbevoegden is dan niet uitgesloten. De gebruiker dient dus ten alle tijden uit te loggen na gebruik te hebben gemaakt van Google Drive om nare toestanden omtrent privacy te voorkomen. Moodle omgeving Deze elektronische omgeving is een van de mogelijke elektronische leeromgevingen die door een school gebruikt kan worden. Moodle is een vernieuwde versie van de oude ELO omgeving. Een definitie van een elektronische leeromgeving komt uit Droste, 2000: 7
‘Een elektronische leeromgeving is het geheel van technologische voorzieningen (computer hard- en software, infrastructuur en netwerken van telecommunicatie) die via de digitale weg het leerproces, de communicatie ten behoeve van het leren en de organisatie van het leren ondersteunen.’ Moodle biedt meer mogelijkheden m.b.t. het leren voor leerlingen. Het biedt docenten meer didactische mogelijkheden tijdens lessen of buiten de lessen om. Elektronische leeromgevingen zoals Moodle worden veelal ingezet voor de volgende zaken: roostering, instructie, begeleiding, toetsing, presentatie, communicatie en samenwerking (zowel synchroon als asynchroon). Moodle kan zowel synchroon als asynchroon ingezet worden. Dat is een bijzonder voordeel aangezien docenten bij Dropbox en Google Drive afhankelijk zijn van het gegeven dat beide programma’s synchroniserend werken. Wegens privacy redenen zou het kunnen zijn dat collega’s daarop tegen zijn. Moodle heeft wat dat betreft een voorsprong. Moodle heeft een aantal voordelen. Een voordeel daarvan in het bijzonder is van belang voor dit onderzoek: ‘een elektronische leeromgeving kan de docent, na initiële tijdsinvestering, tijdwinst opleveren doordat materiaal kan worden hergebruikt en ook makkelijker kan worden uitgewisseld met collega’s.’ (kennisnet.nl, 2012) Een belangrijk punt, aangezien dat is wat de sectie wil bereiken. Tijdwinst is dus van belang. Enig nadeel is dat in aanvang van werken met de elo relatief veel tijdsinvestering zit. De beveiliging van Moodle werkt hetzelfde als bij Dropbox en Google Drive. Alle partijen vragen om in te loggen met gebruikersnaam en wachtwoord. Het verschil met de internetopslagruimten is dat Moodle de gebruiker uitlogt wanneer de browser wordt gesloten. Dat is voordeliger wat betreft de veiligheid om bestanden op te slaan. De opslagcapaciteit op Moodle is niet exact genoemd. Het is aannemelijk dat de opslagcapaciteit groter zal zijn dan de 2 GB die Dropbox biedt of de 5 GB die Google Drive biedt. Moodle brengt geen bijkomende kosten met zich mee. Samenvattend in een tabel komt dat voor de drie elektronische omgevingen op het volgende neer:
Opslagcapaciteit
Beveiliging
Kosten Synchronisatie
Google Drive Start: 5 GB
Dropbox Start: 2 GB
Moodle Onbekend
Uitnodigingen: geen extra opslagcapaciteit Gebruikersnaam en wachtwoord
Uitnodigingen: 0,5 GB p.p. t/m een maximum van 18 GB Gebruikersnaam en wachtwoord
Gebruikersnaam en wachtwoord
Na sluiten browser: ingelogd blijven Voor 100 GB: $4,99 Synchroniserend bij opstarten Google Drive
Na sluiten browser: ingelogd blijven Voor 100 GB: $9,99 Synchroniserend bij verbinding internet
Na sluiten browser: uitgelogd Geen Wel of niet synchroniserend naar keuze
8
Uitkomst literatuuronderzoek Uit het vergelijkende literatuuronderzoek mag geconcludeerd worden dat Moodle de meest voordelige optie is voor dit probleem. Het biedt de beste uitkomsten op de vier criteria, ondanks de onbekende opslagcapaciteit. Vooral de kosten en beveiliging zijn in het voordeel van Moodle. Moodle brengt geen kosten met zich mee bij grotere benodigde opslagcapaciteit, waar Google Drive afgerond 5 dollar voor 100 GB vraagt en Dropbox 10 dollar voor 100 GB. De beveiliging is vrijwel hetzelfde, maar heeft een zeer belangrijk voordeel omtrent Moodle. Het komt in de praktijk veelal voor dat docenten een computer onbeheerd achter laten of vergeten uit te loggen. Bij opstarten van een computer kan een willekeurig persoon de Google Drive of Dropbox beheren. Dit zal bij Moodle niet gebeuren, aangezien na sluiting van de internetbrowser de gebruiker niet meer ingelogd is.
9
Methode In het onderdeel ‘methode’ zal besproken worden welk meetinstrument is gekozen, waarom deze is gebruikt en om welke respondenten het gaat in dit onderzoek.
Respondenten Het meetinstrument voor dit onderzoek is het interview. Ik heb voor dit interview drie respondenten gevraagd mee te werken aan het onderzoek. Het gaat om de volgende personen: dhr. H. Wensveen, dhr. M. Bessems en dhr. U. Koote. In de tabel hieronder worden relevante gegevens vermeld over de desbetreffende personen. Respondent
H. Wensveen
M. Bessems
U. Koote
Werkzaam Algemene functie op school sinds: 1981 Senior natuurkunde onderbouw 1996 Senior natuurkunde sectie algemeen 1994 Senior informatica sectie
Docent vak 1
Docent vak 2
Docent natuurkunde onderbouw
Docent informatica onderbouw
Docent natuurkunde onderbouw/bovenbouw
--
Docent natuurkunde onderbouw
Docent informatica onderbouw/bovenbouw
Voor dit onderzoek heb ik gekeken naar hoe lang de personen werkzaam zijn op deze school aangezien ervaring een belangrijke factor zou kunnen spelen met de organisatie binnen de sectie. Ik heb daarom gevraagd of Dhr. Wensveen mee wilde werken aan het interview. Dhr. Wensveen is al langere tijd werkzaam op het Stanislascollege, sinds 1981. Dit houdt verband met de aspectenmethode (Van der Donk & van Lanen, 2012). Hij geeft naast het vak natuurkunde ook informatica. Beide vakken geeft hij les in de onderbouw. Ook onderbouw of bovenbouw is een criteria om respondenten te vragen of juist niet te ondervragen, aangezien het probleem het grootst in de onderbouw is. Juist het lesmateriaal voor de onderbouw werd als ‘te veel’ bestempeld en werd daarmee niet overgezet. Ik vond het interessant om collega’s te ondervragen die kennis hebben genoten van de ICT op de school, vandaar dat ik geselecteerd heb op personen die het liefst ook informatica geven. Als het gaat om de vakken natuurkunde en informatica, kom je uit bij dhr. Wensveen en dhr. Koote. Dhr. Koote is tevens senior van de informatica sectie. Op deze manier bevraag ik mensen met bepaalde reputatie. Om deze reden heb ik dan ook geselecteerd op de reputatiemethode (Van der Donk & van Lanen, 2012). Ik heb als derde respondent dhr. Bessems gekozen, omdat dhr. Bessems leider van de natuurkunde sectie is. Hij heeft een goed overzicht van wat zich afspeelt binnen de sectie en heeft een brede visie wat betreft de ICT voor zowel onder- en bovenbouw.
10
Dataverzameling en meetinstrumenten Het interview is een zeer geschikte methode voor dataverzameling voor dit onderzoek, omdat hetgeen dat gekozen moet worden als elektronische omgeving en hoe dat dusdanig ingevuld wordt volledig afhankelijk is van wat collega’s uit de sectie vinden. Het doel is om de meerderheid van de collega’s te laten werken met een en dezelfde elektronische omgeving, zodat de kans op communicatieve misverstanden aanzienlijk worden verkleind. Dit wordt alleen kenbaar als ernaar gevraagd wordt d.m.v. een gestructureerd interview. Het zorgt daarnaast voor structuur qua organisatie van het lesmateriaal. De school heeft eensgezindheid hoog in vaandel staan en is bezig de onderwijsvisie te vernieuwen aan de hand van wat alle medewerkers vinden. Op deze manier data verzamelen zorgt er gewoon voor dat ook deze visie in stand wordt gehouden. Ik zal nu een beschrijving geven betreft de leidraad van het interview: Het interview is praktisch opgedeeld in twee delen. Op deze manier is er structuur in de vragen, maar ook qua opbouw voor het onderzoek, want je moet eerst weten welke omgeving je kiest, voordat je deze gaat organiseren. Het interview bevat daarom negen vragen, waarvan vraag 1 t/m 5 horen bij de omgeving. Vraag 6 t/m 9 zijn vragen over de structuur binnen de omgeving. Het interview is dus het overkoepelende geheel van de twee deelvragen van de onderzoeksvraag. Zoals inmiddels bekend is de deelvraag over de omgeving beantwoord middels het literatuuronderzoek. De eerste vraag is dan ook bedoeld als terugkoppeling op het probleem en de onderzoeksvraag daarbij. Er kan dan gekeken worden of het probleem en de opgestelde deelvragen van toepassing zijn. De criteria waarop de elektronische omgevingen vergeleken zijn in de literatuurverkenning komen terug in de vragen 2 t/m 5, aangezien er gekeken moet worden naar wat collega’s zeggen en wat de beste uitkomst is vanuit literatuur. Op deze manier ontstaat een zo breed mogelijke en vooral complete visie op dit onderzoek. Juist dat laatste is belangrijk, omdat het doel is om zoveel mogelijk collega’s te laten werken met dezelfde omgeving. De vier criteria zijn: synchronisatie, beveiliging, kosten en opslagruimte. De invulling van de omgeving wordt bevraagd vanaf vraag 6. Hierbij moet gedacht worden aan benodigde onderdelen, zoals: PowerPoint lessen, practicum werkbladen, stencils met informatie, toetsen, diagnostische toetsen etc. Hier wordt naar gevraagd aangezien altijd onderdelen vergeten kunnen worden waar andere collega’s wel waarde aan hechten om dat op te nemen als onderdeel in de omgeving. Op deze manier kunnen alle bestanden zoveel mogelijk opgedeeld worden in mappen. Losse bestanden komen het overzicht niet ten goede. Een gevoelige kwestie is natuurlijk of gezocht moet kunnen worden naar lesmateriaal van docenten apart. De kans bestaat namelijk dat docenten geen lesmateriaal willen delen met elkaar, ondanks dat, is het wel nodig de vraag te stellen aangezien een meerderheid met de omgeving moet gaan werken. De neuzen moeten in dezelfde richting staan. Een zoekfunctie wordt behandeld in vraag 6, omdat het de snelheid en daarmee de toegankelijkheid zou vergoten. Het is daarom interessant om voor te leggen bij de respondenten. Als laatste vraag leg ik een mogelijke opzet van de omgeving voor aan de respondent, waar de respondent zijn mening op kan geven. Dit heb ik expres verwerkt om te kijken of ik qua structuur in de goede richting zit en om de respondent een idee te geven van hoe het eruit kan komen te zien. Een dergelijk voorbeeld maakt op zijn beurt ook weer ideeën los bij de respondenten. Op deze manier kan ik de beste ideeën uit gaan werken tot een ontwerp. Het interview is betrouwbaar, omdat ik heb afgesproken met ondervraagden om op een stille plek te gaan zitten tijdens het interview. Alle drie de interviews zijn uiteindelijk in een klaslokaal gehouden tijdens een tussenuur van de collega of een pauze. Op die manier kon de respondent niet gestoord worden. Het interview is daarmee onverhinderd afgenomen. Er mag dan ook gesproken worden over een valide interview. Het is een geldig interview, aangezien de respondent ongestoord de vragen kon 11
beantwoorden op een rustige plek. De vragen sloten aan bij het probleem, zo blijkt ook na het interview. Het interview is tot stand gekomen a.d.h.v. het stappenplan uit: van der Donk & van Lanen, 2012. Dit acht-delige stappenplan en bijbehorend ingevulde tabel ‘ontwikkeling leidraad’ is terug te vinden in de sectie: bijlagen.
Data analyse De data die ik verzamel moet uiteindelijk opgenomen in dit onderzoeksverslag. Ik heb daarom gekozen om het gesprek op te nemen, zodat ik geen belangrijke informatie mis tijdens het gesprek. Uiteraard is dit gedaan onder goedkeuring van de respondenten. Voor gemoedsrust is dit ruim van te voren vermeld. Tijdens het interview heb ik pen en papier bij de hand om de belangrijkste punten op te schrijven van de antwoorden. Op deze manier kon ik ook gemakkelijk interpreterende vragen stellen als ik graag verdiepend in wilde gaan op de gegeven antwoorden. Ik gaf een interpreterende samenvatting van wat de respondent vertelde. Op die manier bleef het gesprek ook gaande. Voor verslaglegging zal ik de data analyseren per vraag. Op deze manier vergelijk ik de antwoorden van de drie respondenten het gemakkelijkst. Het overzicht blijft op deze wijze bewaard. Ik zal de belangrijkste punten uitlichten per persoon. De uitkomsten per vraag zullen van vraag 2 t/m 5 bijeen worden genomen om daar een gezamenlijke uitkomst van te kunnen maken. Dit resultaat zal vergeleken worden met de uitkomst van het literatuuronderzoek. Vanaf hier is het mogelijk een conclusie te trekken welke omgeving het best past bij de meerderheid van de sectie natuurkunde. De uitkomsten per vraag zullen van vraag 6 t/m 9 bijeen genomen worden om later tot een conclusie te kunnen komen. Het gaat er om hoe deze elektronische omgeving toegankelijk gestructureerd moet worden om ervoor te zorgen dat de meerderheid van de collega’s van de sectie gaat werken met dezelfde omgeving. Van alle mogelijke antwoorden wordt een compromis gesloten dat aansluit bij de meerderheid van de ondervraagden.
12
Resultaten Interviews 1. Wat is volgens u het probleem met de elektronische leeromgeving? Dhr. Wensveen: Sinds dit jaar is er een compleet nieuwe ELO. Dit is gepaard gegaan met weinig samenspraak, daarom is de organisatie niet goed. Alles is op de schop gegaan, dat is vrij frustrerend. Het bewerken van de ELO is een belangrijk gegeven. Er zijn cursussen voor geweest, maar het was vanwege ongunstige tijdstippen niet mogelijk om hier aan deel te nemen. Het kunnen bewerken van de ELO is daarom vermoeilijkt; structuur aanbrengen wordt dan lastig. Dhr. Bessems: Vanwege de omzetting van de oude ELO naar Moodle moesten veel bestanden overgezet worden. Structuur is weggevallen, 2e en 3e klassen scheikunde en natuurkunde zitten nu gescheiden, terwijl een gezamenlijke groep niet zou misstaan. Een pagina per jaar laag zou handiger zijn, maar lastig te bewerkstelligen op de huidige elektronische leeromgeving. Dhr. Koote: Op zich kost het niet veel moeite om met de elektronische leeromgeving te werken. De problemen die nu spelen, vinden hun oorsprong bij de omzetting van bestanden van de ELO omgeving naar de Moodle omgeving. Het kost veel tijd om alle bestanden daarvandaan te halen en deze weer te uploaden naar de nieuwe omgeving. 2. Moet de elektronische omgeving buiten de school toegankelijk zijn? Dhr. Wensveen: Niet van heel groot belang. Veiligheid is een belangrijk nadelig aspect bij deze, aangezien lekken kunnen ontstaan. Leerlingen zouden ook van buitenaf gemakkelijker bij deze gegevens kunnen komen. Dhr. Bessems: Ja, het is prettig als zowel docenten als leerlingen thuis kunnen werken. Dhr. Koote: Ja, documenten t.b.v. de lessen kunnen zo ’s avonds afgerond worden en direct erna beschikbaar gemaakt worden voor de leerlingen. 3. Heeft u voorkeur voor een synchroniserende? Waarom wel of niet? Dhr. Wensveen: Om ordelijk te kunnen werken is synchroniseren nodig. Dhr. Bessems: Een lastige vraag, aangezien een docent zijn bestand op de omgeving plaatst en anderen kunnen deze bestanden dan veranderen zonder dat je daar misschien achter staat. Het kan wel, maar dan is het absoluut nodig om afspraken te maken met elkaar van tevoren. Dhr. Koote: Als hiermee bedoeld wordt dat een document die op de ELO-server opgeslagen is gesynchroniseerd wordt met het document die voor de leerlingen beschikbaar is, zodat zij dus altijd beschikking hebben over het nieuwste document, dan is het antwoord instemmend. Als dit betekent dat de ELO server synchroniseert met een bepaalde map op een pc, zoals dropbox, dan stem ik tegen, aangezien dat gevaar oplevert omtrent privacy redenen. 4. Op een schaal van 1 tot 10; hoeveel belang hecht u aan een hoge opslagcapaciteit voor de sectie natuurkunde en waarom? Zou u een minimaal vereiste opslagcapaciteit kunnen noemen? Dhr. Wensveen: Een waarde schatten op een schaal van 1 tot 10 is vrij lastig, maar de opslagcapaciteit hoeft niet heel groot te zijn, omdat het voornamelijk Word-, pdf-, of Excelbestanden zijn. De ELO kan ontzien worden aangezien de meeste filmpjes en ICT toepassingen ook 13
via URL-adres kunnen worden bereikt. Het is mogelijk dat YouTube in de toekomst betaald moet worden voor service, maar daar moet later rekening mee worden gehouden. Wij zitten nog niet in de fase om daar naar te kijken. Dhr. Bessems: Waarde 8; er is wel wat aan opslagruimte nodig, omdat veel bestanden van collega mw. C. Mevis ingesproken PowerPoint bestanden zijn. Deze bestanden hebben draagvlak gekregen in de afgelopen jaren. Docenten maken met plezier gebruik van dit lesmateriaal. Dit materiaal neemt enige ruimte in beslag, waarschijnlijk ongeveer 4 MB per PowerPoint bestand. Dhr. Koote: Waarde 8; er zijn verschillende Java-applets, video’s en PowerPoints beschikbaar op het internet die zinvol zijn om te gebruiken tijdens de natuurkunde lessen. De ervaring leert dat dergelijke materialen niet tot in de eeuwigheid beschikbaar blijven op het internet. Bijvoorbeeld sinds YouTube is overgenomen door Google zijn een aantal animaties die gebruikt werden tijdens de informatica lessen niet meer beschikbaar. 5. Mogen er kosten verbonden zijn aan de elektronische omgeving? Dhr. Wensveen: Er mogen wel kleine kosten zijn. Deze kosten mogen dan verrekend worden met het budget. Je mag dan denken aan de kosten voor bijvoorbeeld de 100 GB opslagruimte. Dhr. Bessems: In het sectiebudget is hier eventueel wat ruimte voor, alhoewel de directie van de school daar niet heel blij mee zou zijn. Zij zullen liever aansturen op Moodle, aangezien de school al betaald voor deze elektronische omgeving. Dhr. Koote: Ja, alleen deze moet verrekend worden met de school. Het zou ronduit belachelijk zijn dat docenten moeten betalen om hun lessen zo goed als mogelijk en aangepast aan de ‘moderne leerling’ te kunnen geven. 6. Moet de elektronische omgeving een zoekfunctie hebben? Waarom wel of niet? Dhr. Wensveen: Dit zou handig zijn, tenzij de omgeving heel goed georganiseerd is. In dat geval is het niet nodig, geen vereiste. Een bijkomend nadeel is dan dat de naamgeving goed gestructureerd moet zijn. Dat zou in de praktijk nog wel eens lastig kunnen zijn. Alle docenten moeten zich dan aan deze afspraken maken. Iedere docent heeft daarnaast zijn eigen manier van naamgeven. Het is lastig deze gewenning om te zetten. Dhr. Bessems: Handig, maar de naam zegt ook niet altijd alles. Afspraken maken over de naamgeving is dan verplicht. Dhr. Koote: Ja, het vinden van documenten wordt hiermee vergemakkelijkt. Daarbij moet het een zoekfunctie zijn die naar woorden in een bestand kan zoeken en waarbij je aan kan geven waar er gezocht moet worden. 7. Welke onderdelen naast volgend genoemden verdienen een aparte map in de omgeving? Denk aan theorielessen, practica, projecten, stencils, diagnostische toetsen, toetsen e.d. Dhr. Wensveen: Geen aanvulling nodig, alles is aanwezig. Dhr. Bessems: Misschien ondersteunend materiaal, zoals: filmpjes en applets. Verder is het compleet. Dhr. Koote: Aanvullende mappen zouden ‘Video’ en ‘Applets’ kunnen zijn. 14
8. Moet het mogelijk gemaakt worden dat op lesmateriaal van een bepaalde docent gezocht kan worden? Dat zou betekenen dat alle lesmateriaal niet alleen bij elkaar toebehorend wordt ingedeeld, maar ook apart per docent. Dhr. Wensveen: Geen ‘must-have’. De omgeving wordt dan zeer uitgebreid. Dhr. Bessems: Liever een grote verzameling; eventuele theorielessen zelf aanpassen, maar niet in een aparte docent map. Structuur is er zal zonder deze map. Het belangrijkst is, dat er per onderwerp onderscheid gemaakt wordt. Dhr. Koote: Nee, docenten hebben de eigenschap om op hun eigen eiland te zitten, namelijk onderwerpen die zij belangrijk vinden zeer uitvoerig te behandelen en minder aandacht te schenken aan de onderwerpen die met de sectie zijn afgesproken. Hierdoor krijgen leerlingen van een en dezelfde afdeling van een en dezelfde jaar laag een te groot verschil in kennis en kennisniveau. Iedere docent mag natuurlijk een beetje bewegingsruimte hebben in de lesstof, maar dit moet zeer zeker beperkt blijven, daarom ook geen aparte ELO pagina. 9. Zie het voorbeeld hieronder voor een mogelijke structuur van de elektronische omgeving, kunt u zich hier in vinden? Waarom wel/niet? Kunt u eventueel een aanbeveling doen? Dhr. Wensveen: Het is nog niet helemaal compleet; het zou misschien verstandig zijn eerst de methode te kiezen en dan de klassen. Differentiatie tussen havo en vwo moet ook mogelijk zijn. Als laatste is het nodig om onderscheid te kunnen maken tussen de verschillende hoofdstukken. Deze zou ik plaatsen voor ‘lesmateriaal keuze’. Dhr. Bessems: ‘Methode’ is goed geplaatst. Na ‘lesmateriaal keuze’ zou een onderwerp verdeling mogen komen, bijv. H1, H2 etc.. Het onderdeel ‘docent’ zou weg mogen. Liever een duidelijke naamgeving van de desbetreffende docent er in. Dhr. Koote: Niet geheel, de stap tussen ‘klas’ en ‘methode’ lijkt mij overbodig. Namelijk elk leerjaar is al gebonden aan een methode. In ons geval onderbouw → Nu voor Straks en Bovenbouw → Newton
15
Conclusie en discussie De onderzoeksvraag die beantwoord diende te worden was: Hoe ontwerp je een elektronische omgeving die laagdrempeliger en universeler is om de meerderheid (>50%) van de sectie natuurkunde te bereiken? -Welke elektronische omgeving past bij de meerderheid van de huidige natuurkunde sectie? -Hoe moet deze elektronische omgeving georganiseerd zijn om ervoor te zorgen dat alle sectieleden toegankelijk en eensgezind werken? Om antwoord te geven op de onderzoeksvraag, zullen eerst de deelvragen beantwoord moeten worden. Eerst de deelvraag over welke omgeving bij de meerderheid van de sectie past: Afgegaan op de vier opgestelde criteria bleek uit het literatuuronderzoek dat de Moodle omgeving de beste optie was, aangezien er geen kosten mee gemoeid zijn, de synchronisatie gekozen kan worden en de beveiliging het hoogst is van de drie. Uit de interviews met de drie respondenten bleek dat eventuele kosten geen probleem zijn, mits het betaald wordt van sectiebudget. Alle drie de ondervraagden waren het hier over eens. Om deze reden is de opslagruimte geen belangrijke voorwaarde meer, aangezien een vrij grote opslagcapaciteit op internet $5,- bedraagt voor 100 GB op Google Drive. Indien men voldoende opslagruimte heeft aan 5 GB, kost het de sectie niets. De synchronisatie bleek een punt ter discussie. De meningen zijn sterk verdeeld: dhr. Koote is fel tegen het synchroniseren van mappen op een persoonlijk computer wegens privacy redenen. Dhr. Bessems en dhr. Wensveen zijn voor een ruimte die synchroniseert, omdat dit de toegankelijkheid tamelijk bevordert. Uit het literatuuronderzoek bleek dat beveiliging van Moodle beter was dan van zijn algemene concurrenten. Na de interviews met de respondenten bleek opvallend genoeg dat bij het sluiten van de browser de gebruiker daarmee ook uitlogde. We praten dan over zowel Dropbox als Google Drive. Indien de gebruiker niet aan vinkt ‘ingelogd’ te willen blijven, zal bovenstaande zich voordoen. De beveiliging is daarmee hoger dan gedacht. De redenen om voor Moodle te kiezen als elektronische omgeving blijven daarmee niet overeind. Google Drive en Dropbox blijven over. Ik kan vanuit hier concluderen dat Google Drive aansluit bij de meerderheid van de sectie natuurkunde, omdat Google Drive alleen op internet de mappen synchroniseert en niet automatisch bestanden update in de persoonlijke computer. Het is een compromis dat aansluit bij de wensen van alle drie de respondenten. Het is daarmee de meerderheid van de respondenten in dit onderzoek. Een bijkomend voordeel is dat het voordeliger is wanneer men een opslagcapaciteit van 100 GB wil aanschaffen. Per maand scheelt dat $5,- vergeleken met Dropbox. Het feit dat Google Drive 0,5 GB minder gratis opslagruimte biedt is een verwaarloosbaar feit, omdat dit verschil relatief klein is en de andere criteria van groter belang werden gevonden door de respondenten. Als tweede deelvraag de conclusie over hoe de elektronische omgeving gestructureerd moet worden om toegankelijk te zijn voor de meerderheid van de sectieleden om zo eensgezind te gaan werken. Uit de vragen 6 t/m 9 uit de drie gehouden interviews is gebleken dat de structuur in de toekomstige Google Drive omgeving er zo uit komt te zien: 16
Methode
Klas
Nu voor straks, Newton, etc.
1e, 2e, 3e, etc.
Lesmateriaal keuze Het betreffende document
Theorielessen, toetsen, video’s, applets, practicum werkbladen, etc.
Opleidingsniveau havo/vwo
Onderwerp H1, H2, H3, etc.
Ik heb geconcludeerd uit de vragen 6 t/m 9 van de drie afgenomen interviews dat de structuur in Google Drive zal worden ingedeeld als volgt: methode klas opleidingsniveau onderwerp lesmateriaal keuze betreffende document. Uit vraag 6 kan geconcludeerd worden dat alle drie de respondenten het eens zijn dat een zoekfunctie handig zou zijn. Daarentegen kwamen dhr. Wensveen en dhr. Bessems met het feit dat er hele duidelijke afspraken gemaakt moeten worden over de naamgeving van documenten. De conclusie die door beide heren werd getrokken is dat dit in de praktijk niet altijd wordt nageleefd. Een ongestructureerde omgeving zou op deze manier wederom kunnen ontstaan, vandaar dat ik concludeer dat de zoekfunctie niet nodig is. Dit betreft dan ook de meerderheid van de ondervraagden. Uit vraag 7 kan geconcludeerd worden dat de verschillende onderdelen vrij compleet was, maar dat deze uitgebreid mag worden met ‘Video’s’ en ‘Applets’. Dit wordt duidelijk aan de antwoorden van dhr. Bessems en dhr. Koote. Het is daarmee wederom een meerderheid. Het blijkt uit vraag 8 dat het niet nodig is om een aparte map aan te maken voor docenten apart. Alle drie de respondenten zijn het daar over eens. Vanuit vraag 9 ontstonden meerdere ideeën per respondent om de volgorde en structuur aan te passen. De aanbevelingen zijn verwerkt zoals zij zijn gegeven door dhr. Wensveen, dhr. Bessems en dhr. Koote. Op één punt spraken de aanbevelingen elkaar tegen. Dhr. Koote en dhr. Bessems zijn het niet eens over het onderdeel ‘methode’. Volgens dhr. Koote is de methode al bij aanvang van onderbouw of bovenbouw duidelijk. Vanwege het feit dat de onderbouw op korte termijn overgaat op een nieuwe methode is gekozen deze schakel aanwezig te laten en daarmee af te gaan op het advies van dhr. Bessems. Na het onderdeel ‘klassen’ is ‘het opleidingsniveau’ toegevoegd op aanraden van dhr. Wensveen. Op aanbeveling van dhr. Bessems en dhr. Wensveen is nog een ontbrekende schakel toegevoegd: ‘onderwerp’. Dit onderscheid komt volgens beiden het overzicht ten goede. 17
Als ik terugkijk op dit onderzoek en de getrokken conclusie ben ik zeer tevreden en ben ik van de veronderstelling dat dit antwoord afdoende is. De reden is dat ik het onderzoek bij voorbaat heb opgesplitst in een vergelijkend en ontwerpend deel. In mijn opinie precies datgeen dat aansluit en overkoepelend is bij het probleem. Hoewel ik vind dat ik gedegen onderzoek gedaan heb en vooral objectief ben gebleven, kan het zijn dat de uitkomst niet helemaal kloppend zal zijn. Het literatuuronderzoek was natuurlijk vergelijkend en objectief. De uitkomst zal dan ook juist zijn. Bij de interviews is dat anders, omdat je vooral met subjectiviteit te maken hebt. Ik zocht een oplossing waar alle drie de respondenten zich in zouden kunnen vinden. Dat is naar mijn mening goed gelukt, al blijft het in sommige vraagstukken een compromis. Het verschilt natuurlijk of een respondent dan gelukkig is met de uitkomst. Het laatste punt ter discussie is in dit geval het aantal respondenten. Ik heb nu gesproken met drie collega’s, terwijl ik de ideale elektronische (ingedeelde) omgeving wilde ontwerpen voor de meerderheid van de sectie natuurkunde. Door drie personen te interviewen ben ik nog niet op de helft van het aantal leden van de sectie. Het zou handiger zijn geweest als ik achteraf meer interview had afgelegd. Op die manier had ik de kans vergroot dat de meerderheid zich zou kunnen vinden in het resultaat uit mijn onderzoek.
18
Bijlagen Stappenplan (van der Donk & van Lanen, 2012)
19
Tabel ontwikkeling leidraad Doel van het interview Na afloop van dit interview heb ik data waaruit blijkt welke elektronische omgeving gewenst is en hoe deze ingevuld dient te worden.
Kernbegrip Probleem & onderzoeksvraag
Deelaspecten
Elektronische omgeving
Synchronisatie Kosten Toegankelijkheid
Opslagcapaciteit
Structuur omgeving
Zoekfunctie
Verschillende onderdelen
Zoeken op docent
Voorbeeld structuur; aanvullende ideeën
Vragen Wat is volgens u het probleem met de elektronische leeromgeving? Heeft u de voorkeur voor een synchroniserende omgeving? Mogen er kosten verbonden zijn aan de elektronische omgeving? Moet de elektronische omgeving buiten de school toegankelijk zijn? Hoeveel belang hecht u aan een hoge opslagcapaciteit voor de sectie natuurkunde en waarom? Vervolg: Zou u een minimaal vereiste opslagcapaciteit kunnen noemen? Moet de elektronische omgeving een zoekfunctie hebben? Waarom wel of niet? Welke onderdelen naast volgend genoemden verdienen een aparte map in de omgeving? Denk aan: theorielessen, practicum werkbladen, projecten, stencils, toetsen en D-toetsen. Moet het mogelijk gemaakt worden dat op lesmateriaal van een bepaalde docent gezocht kan worden? Zie het voorbeeld voor een mogelijke structuur van de elektronische omgeving, kunt u zich hier in vinden? Waarom wel of niet? Vervolg: Kunt u eventueel een aanbeveling doen?
20
Bas Fremdt 1628307
Interview Beroepsproduct 1 Docent: A. Brands Leerwerkplek: Stanislas College Westplantsoen Plaats: Delft OMGEVING 1. Wat is volgens u het probleem met de elektronische leeromgeving? 2. Moet de elektronische omgeving buiten de school toegankelijk zijn? 3. Heeft u de voorkeur voor een synchroniserende omgeving: ja/nee, waarom?
4. Op een schaal van 1 tot 10; hoeveel belang hecht u aan een hoge opslagcapaciteit voor de sectie natuurkunde en waarom? Zou u een minimaal vereiste opslagcapaciteit kunnen noemen? 5. Mogen er kosten verbonden zijn aan de elektronische omgeving?
STRUCTUUR 6. Moet de elektronische omgeving een zoekfunctie hebben? Waarom wel/niet? 7. Welke onderdelen naast volgend genoemden verdienen een aparte map in de omgeving? Denk aan theorielessen, practica, projecten, stencils, diagnostische toetsen, toetsen e.d. 8. Moet het mogelijk gemaakt worden dat op lesmateriaal van een bepaalde docent gezocht kan worden? Dat zou betekenen dat alle lesmateriaal niet alleen bij elkaar toebehorend wordt ingedeeld, maar ook apart per docent. 9. Zie het voorbeeld hieronder voor een mogelijke structuur van de elektronische omgeving, kunt u zich hier in vinden? Waarom wel/niet? Kunt u eventueel een aanbeveling doen?
Klas
Methode
Lesmateriaal keuze
1e, 2e, 3e, etc.
Nu voor straks, Newton, etc.
Toetsen, practicum werkbladen, powerpoint lessen, etc.
Het betreffende document
Docent Wenh, Besm, Kamw, etc. Einde interview, bedankt voor uw medewerking!
21
Logboek Datum Week 1, ma Week 1, di Week 2, ma Week 3, ma 14-12-2013 Week 5, ma Week 5, di Week 5, wo 9-12-2013 28-12-2013 11-1-2014 11-1-2014 22-1-2014
Wat gedaan? Contacturen HU: introductie onderzoeksvraag Maken opdrachtformulering op leerwerkplek met begeleider Contacturen HU: gesprek of opdracht-formulering toepasselijk en bruikbaar is Contacturen HU: feedback literatuuronderzoek bespreken Interview maken Interview doorgenomen met mw. Brans Interviews afnemen Interview afnemen Inleiding + literatuuronderzoek gedaan en uitgetypt Interviews verwerken, resultaten en conclusie geschreven Stukje aanvullende discussie geschreven Procesverslag geschreven Beoordelingsadvies gesprek dhr. Wensveen
Tijdsduur 1,5u 1,5u 1,5u 1,5u 1u 2x 0,75u 0,75u 8,5u 9u 0,5u 4u 0,5u
22
Bibliografie Elektronische leeromgeving. Geraadpleegd op 9-12-2013, van http://www.kennisnet.nl/themas/elektronische-leeromgeving/vraag-en-antwoord/wat-is-een-elo/ Google Drive. Geraadpleegd op 9-12-2013, van http://www.seniorweb.nl/artikel/29462/google-drive Opslagcapaciteit. Geraadpleegd op 9-12-2013, van https://www.google.com/settings/storage?hl=nl van der Donk, C., & van Lanen, B. (2012). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Couthino. Wat is het. Geraadpleegd op 9-12-2013, van http://www.watisdropbox.nl/
23