Productverslag Beroepsproduct 3
Ewald de Kruijf 1112405 31 januari 2014
1
Inhoud
Hoofdstuk 1: Inleiding........................................................................................................................... 4 1.1 Formulering opdracht.................................................................................................................... 4 1.2 Context .......................................................................................................................................... 4 1.3 Onderzoeksvraag voor de verkenning........................................................................................... 5 Hoofdstuk 2: Verkenning ..................................................................................................................... 6 2.1 Literatuurverkenning ..................................................................................................................... 6 2.1.1. Deelvraag 1: Welke leerdoelen heeft de sectie Techniek voor leerlingen in het tweede jaar voor MAVO, HAVO en VWO? .......................................................................................................... 6 2.1.1.1.Wat zijn leerdoelen en wat is het belang daarvan? ............................................................ 8 2.1.1.2.Wat zijn de leerdoelen nu? ................................................................................................. 8 2.1.2 Deelvraag 2: Wat voor lesinhoud en werkvorm sluit aan bij de leefwereld bij leerlingen in het tweede jaar? ........................................................................................................................... 11 2.1.2.1 Wat is een leefwereld? ...................................................................................................... 11 2.1.2.2 Onderzoek naar de leefwereld van jongeren in de leeftijd van 13-14 jaar....................... 12 2.1.2.3 Werkvormen die aansluiten bij leefwereld van jongeren in de leeftijd van 13-14 jaar .... 12 2.1.2.4 Het belang van afbeeldingen voor tekstbegrip ................................................................. 13 2.2 Methode praktijkverkenning ....................................................................................................... 14 2.2.1 Respondenten ...................................................................................................................... 14 2.2.2 Dataverzameling en meetinstrumenten .............................................................................. 14 2.2.2.1. De literatuurstudie ........................................................................................................... 14 2.2.2.2. Het interview met de sectievoorzitter ............................................................................. 15 2.2.2.3. De proef met de serious game ......................................................................................... 15 2.2.2.4.De enquête over het huidige boek en de huidige praktijkopdrachten ............................. 15 2.2.3 Data-analyse ......................................................................................................................... 16 2.3 Resultaten.................................................................................................................................... 18 2.3.1 De enquête over de serious game........................................................................................ 18 2.3.2 De enquête over de lessen Techniek ................................................................................... 18 2.4 Conclusies .................................................................................................................................... 21 Hoofdstuk 3: Ontwikkeling van het product ......................................................................................... 23 3.1 Het huidige boek behouden? ...................................................................................................... 23 3.2 Een nieuw boek: welke eisen worden daar door de sectie aan gesteld? ................................... 23 3.3 Vergelijking van diverse methoden ............................................................................................. 25 3.4 Criteria vanuit de leerlingen ........................................................................................................ 28 2
3. 5 Het advies voor de vervanging van de huidige methode ........................................................... 29 3.6 Voorbeeld les............................................................................................................................... 30 3.6.1 Studiewijzer thema 8 Technologisch .................................................................................... 30 3.6.2 Opmerkingen bij de studiewijzer ......................................................................................... 32 3.6.3 Verwachte tijdsbesteding van de theorie en praktijkopdrachten........................................ 32 3.7 Plan van aanpak........................................................................................................................... 33 Hoofdstuk 4 Evaluatie onderzoek ......................................................................................................... 35 4. 1 Onderzoeksvraag ........................................................................................................................ 35 4.2 Methode ...................................................................................................................................... 35 4.2.1 Respondenten ...................................................................................................................... 35 4.2.2 Dataverzameling en meetinstrumenten .............................................................................. 36 4.2.3 Data-analyse ......................................................................................................................... 36 4.3 Resultaten.................................................................................................................................... 37 4.3.1 Kwaliteit advies: ................................................................................................................... 37 4.3.2 Kwaliteit studiewijzer ........................................................................................................... 38 4.4 Conclusies .................................................................................................................................... 38 4.4.1 Conclusie over de kwaliteit van het advies .......................................................................... 38 4.4.2 Conclusie over de kwaliteit van de studiewijzer .................................................................. 38 Bronnen ................................................................................................................................................. 39
3
Hoofdstuk 1: Inleiding In dit productverslag bespreek ik wat ik voor opdracht ik voor mijn leerwerkplek heb gedaan in het kader van het vak Beroepsproduct 3. Het doel van dit vak was het maken van een product wat gebruikt zou kunnen worden op mijn leerwerkplek. Mijn product behelst een advies voor het aanpassen van het lesprogramma voor het tweede jaar.
Voor ik tot dat advies kom in hoofdstuk 3, verken ik de precieze opdracht eerst in paragraaf 1.1.t/m 1.3. Hier komen enkele onderzoeksvragen uit voort. In hoofdstuk 2 probeer ik antwoord te vinden op deze vragen door middel van literatuurstudie, twee enquêtes en een proef met een serious game. In hoofdstuk 3 geef ik mijn advies. In hoofdstuk volgt een evaluatie van dit advies door de sectie.
1.1 Formulering opdracht Vanuit mijn werkplek heb ik de opdracht gekregen om uit te zoeken hoe de sectie Techniek het lesprogramma voor het tweede jaar zodanig kan aanpassen dat het weer aansluit bij de maatschappij.
De huidige lesmethode van de sectie Techniek is grotendeels gebaseerd op een lesmethode uit 1999, aangevuld met enkele zelf ontwikkelde opdrachten. De methode (Albada Jelgersma e.a., 1999), is dus ouder dan de meeste leerlingen zelf, aangezien het overgrote deel in of na 2000 is geboren. Een van de redenen dat er tot nu toe is vastgehouden aan deze methode is de nadruk op en de bruikbaarheid van het boek voor het doen van praktijkopdrachten. De afbeeldingen in het boek zijn echter inmiddels behoorlijk gedateerd. Mijn ervaring is dat leerlingen deze afbeeldingen niet (meer) verrijkend of informatief lijken te vinden. Soms zelfs lachwekkend. De vraag rijst dan of leerlingen het vak nog serieus nemen als het zo gedateerd overkomt. Belangrijker, een gedeelte van de tekst is inmiddels ook gedateerd. Bijvoorbeeld, internet en mobiele telefonie was in 1999 nog niet zo gewoon als nu en als er dan een hoofdstuk over communicatie behandeld wordt, dan is het verschil tussen 1999 en 2013 behoorlijk groot; sociale media had nog geen enkele rol voor onze doelgroep in 1999, maar is nu niet meer weg te denken bij deze jongeren (Van Rooij en Schoenmakers 2013).
Ook wordt er wel eens gerefereerd zaken die er nu niet meer toe doen of tegenwoordig anders zijn. Een walkman of een discman bijvoorbeeld zal naar alle waarschijnlijkheid niet meer door leerlingen gebruikt worden, als ze het al kennen.
Er is drie jaar geleden wel eens gekeken naar een andere methode, maar dat is op niets uitgelopen omdat het “nogal theoretisch en vaag was”(interview sectievoorzitter). Het willen vervangen van de methode leeft dus al langer binnen de sectie, maar nu is het echt tijd om daar werk van te maken. Dat ik voor mijn studie een Beroepsproduct moet maken komt dus goed uit.
1.2 Context De Amersfoortse Berg is een openbare school voor MAVO, HAVO,VWO en VWO Beta met zo’n 1300 leerlingen. Het vak Techniek wordt op alle niveaus gegeven in het eerste en tweede jaar. In zowel het eerste als het tweede leerjaar zitten ongeveer 225-250 leerlingen. Per schooljaar bedient de sectie dus zo’n 450 tot 500 leerlingen. Het docenten team bestaat uit drie docenten en een TOA (ondergetekende). Er is één vast technieklokaal waar alle
4
lessen techniek gegeven worden. Dit lokaal is in mijn ogen goed geoutilleerd met vier kolomboormachines, twee elektrische figuurzagen, frontaalschuurmachine, kunststofbuiger, tempexsnijder, hoekknipper, zetbank, soldeerbouten, werkbanken, lintzaag, vijf computers, vijf NXT robots en de gebruikelijke gereedschapsborden.
1.3 Onderzoeksvraag voor de verkenning In de verkenningsfase ben ik aan de slag gegaan met de volgende vragen:
Hoofdvraag: Hoe kan de sectie Techniek van de Amersfoortse Berg het lesprogramma van het tweede jaar zo aanpassen dat het weer aansluit bij de maatschappij?
Deelvraag 1: Welke leerdoelen heeft de sectie Techniek voor leerlingen in het tweede jaar? Deelvraag 2: Wat voor lesinhoud en werkvorm sluit aan bij de leefwereld van leerlingen in het tweede jaar? Deelvraag 3: Welke onderdelen van het huidige programma sluiten niet (meer) zo goed aan bij de leefwereld van de doelgroep? Deelvraag 4: Is er een bestaande methode dat in de behoefte van de sectie Techniek kan voorzien, rekening houdend met het lokaal en de beschikbare middelen? Deelvraag 5: Welke aanpassingen kunnen er worden gemaakt aan het huidige lesprogramma om het te laten aansluiten bij de maatschappij?
5
Hoofdstuk 2: Verkenning Om tot een goed antwoord op de hoofdvraag te komen , ben ik het probleem gaan verkennen. Dit heb ik gedaan met behulp van literatuur, een proef met een serious game en een uitgebreide enquête onder leerlingen. Daarnaast en zeker niet onbelangrijk, is er samen met de sectie een lijst met criteria opgesteld waar een nieuwe methode aan zou moeten voldoen. Deze criteria komen terug in hoofdstuk 3. Aan het eind in paragraaf 2.4 trek ik hieruit mijn conclusies. voor het advies wat ik ga geven aan de sectie. Aan de hand daarvan probeer ik deelvraag 4 en 5 te beantwoorden. Die komen aan bod in het advies.Ik start met wat ik heb kunnen vinden in de literatuur.
2.1 Literatuurverkenning De literatuurverkenning heb ik voor de overzichtelijkheid onderverdeeld aan de hand van deelvraag 1 en 2. Eerst wordt dus de literatuur besproken die betrekking heeft op deelvraag 1.
2.1.1. Deelvraag 1: Welke leerdoelen heeft de sectie Techniek voor leerlingen in het tweede jaar voor MAVO, HAVO en VWO? Als je een lesprogramma wil veranderen, is het belangrijk, of zelfs een voorwaarde om goed voor ogen te hebben wat voor doelen je hebt met het programma. Lesgeven doe je immers met een bepaald doel: je wilt leerlingen bepaalde kennis en/of vaardigheden bijbrengen.
Voordat ik het ga hebben over leerdoelen, is het goed om na te gaan wat de algemene doelen zijn voor het vak Techniek. Deze algemene doelen worden kerndoelen genoemd en zijn ontworpen door het Nationaal Expertisecentrum voor Leerplanontwikkeling (2013, p. 2). Deze kerndoelen geven aan wat leerlingen moeten leren, waarbij in de onderbouw een school veel vrijheid heeft om daar invulling aan te geven (Geerts en Van Kralingen 2012, p. 157).
De kerndoelen voor het vak Techniek zijn niet specifiek geformuleerd, maar zijn ondergebracht in het thema Mens en Natuur:
Kerndoelen:
6
Afbeelding 1: Kerndoelen Mens en Natuur uit Karakteristieken en kerndoelen voor de onderbouw
In bijna elk hierboven beschreven leerdoel kan je iets uit halen wat voor het vak Techniek belangrijk is. Op de website van SLO is er een verdere specificering aangebracht ( zie bijvoorbeeld http://ko.slo.nl/vakgebieden/00004/00001/00001/ voor kerndoel 28). Hieruit leid ik de volgende vaardigheden en begrippen af die relevant zijn voor het vak Techniek:
Kerndoel 28: Hierbij gaat het om de vaardigheid van onderzoek doen en de resultaten daarvan te presenteren.
Kerndoel 29: Kennis en inzicht van onder andere de sleutelbegrippen Materie, Energie, Communicatie, Kracht, Beweging en Constructies en het leren verbinden van de begrippen aan de eigen dagelijkse wereld
Kerndoel 30: Hierbij gaat het vooral om de wisselwerking tussen de mens en zijn omgeving en de invloed van de techniek hierop in zowel positieve als negatieve zin.
Kerndoel 31: Dit is een te vage omschrijving voor mij om iets uit halen voor het vak Techniek
Kerndoel 32: Is vooral gericht op natuurkunde en scheikunde, al kan elektriciteit,materie (materiaaleigenschappen) en energie zeker ook deel uit maken van een techniekprogramma
Kerndoel 33: hierbij gaat het echt om technische producten en systemen en krijgt ook het ontwerpen van een product een duidelijke plaats
Kerndoel 34: geen relatie met techniek
Kerndoel 35: geen relatie met techniek
7
Elke lesmethode voor het vak Techniek zou dus afgeleid moeten zijn van bovennoemde kerndoelen. In een nieuwe methode zullen deze kerndoelen dus terug moeten komen. Daar kom ik op terug in deelvraag 4 (Is er een bestaand programma dat in de behoefte van de Sectie Techniek kan voorzien, rekening houdend met het lokaal en de beschikbare middelen?). Op basis van deze kerndoelen ontwikkel je leerdoelen voor je vak, of je krijgt ze aangereikt vanuit de methode. Maar wat zijn leerdoelen dan precies?
2.1.1.1.Wat zijn leerdoelen en wat is het belang daarvan? Een leerdoel kan uit concrete kennis bestaan en/of uit waarneembaar gedrag (Molkenboer en Soeting 2012, p. 11). Aan de hand van een leerdoel geef je als docent de lessen vorm en kan je een (praktijk) toets gaan maken. Deze leerdoelen moeten zodanig zijn opgesteld dat een leerling het beoogde niveau aankan in de geplande tijd (Geerts en Van Kralingen, 2012, p. 71). Leerdoelen zijn dus de doelen die gesteld zijn voor een bepaald niveau en een bepaald jaar. Dit is al beduidend specifieker dan de kerndoelen zoals die door SLO zijn geformuleerd.
2.1.1.2.Wat zijn de leerdoelen nu? De leerdoelen zoals ze nu zijn gelden voor alle drie niveaus waar de leerlingen van Amersfoortse Berg les op kunnen krijgen; MAVO, HAVO en VWO. Er is ook nog een kleine club VWO Beta die een iets ander programma krijgen bij de beta vakken, maar niet bij Techniek. Dat alle leerlingen onder de zelfde doelen vallen is op het eerste gezicht vreemd; zoals eerder aangegeven moet een leerling wel het beoogde niveau aankunnen. Toch zijn de doelen nog zo omschreven dat je er nog best veel vrijheid in hebt om het aan te passen aan het niveau en ook welk onderdeel je specifiek gaat behandelen is niet per se vastgelegd. Belangrijk hierbij is wel de vraag of de leerdoelen aansluiten bij de voorkennis van de leerlingen. En ook of leerlingen bijvoorbeeld een bepaalde samenwerkingsvorm aankunnen ( Geerts en Van Kralingen 2012, p. 72). De leerdoelen voor het tweede jaar zijn zoals ze zijn geformuleerd in de docentenhandleiding ( interview sectievoorzitter). We zouden nu kunnen zeggen dat deze er in wezen niet meer toe doen, omdat er waarschijnlijk toch een andere methode komt die wel aan bepaalde criteria moet voldoen, maar niet per se aan onderstaande leerdoelen. Toch kies ik er voor om ze op te sommen en te formuleren. Dit doe ik zodat ik de relatie tussen leerdoelen en lesdoelen een keer beter bekijk en ik ook weer een keer oefen in het formuleren van leerdoelen. De opgesomde en de door mij geformuleerde leerdoelen staan hieronder:
De leerling : -Heeft Inzicht in de rol die communicatiesystemen spelen in de huidige maatschappij - kent de begrippen telecommunicatie en telematica en kan voorbeelden noemen van apparaten die hierbij worden gebruikt - kan voorbeelden noemen van communicatienetwerken waar informatie is te krijgen - heeft inzicht in protocollen bij verschillende vormen informatie-overdracht -heeft inzicht in de verschillen in werking en nauwkeurigheid tussen analoge en digitale informatiegevende systemen - kan op basis van argumenten een standpunt verwoorden over technische ontwikkelingen en hun invloed op de samenleving en het milieu
8
- heeft enige inzicht in de rol van telecommunicatiemiddelen in de zogenaamde ‘informatiemaatschappij’ en kunnen hun eigen interesse en mogelijkheden daarbij aangeven - heeft enig inzicht in de werking van digitale apparaten - kan een vereenvoudigd digitaal communicatiesysteem toepassen in diverse situaties met gegevensoverdracht, een en ander met gebruik van de juiste protocollen - heeft vaardigheden ontwikkeld in binair rekenen - heeft enig inzicht in het verband tussen het aantal bits per byte en de rekenkracht van een computersysteem - heeft enig inzicht in de mogelijkheden van digitale geluidsopnamen en hebben zich een mening gevormd over het gebruik van digitale technieken om geluidsopnamen beter te maken - heeft inzicht in het principe van een A-D omzetter - kan bepalen of een apparaat analoog of digitaal werkt - kan proefondervindelijk de eigenschappen van analoge en digitale apparaten van elkaar onderscheiden en vaststellen -kan aangeven welke invloed moderne besturingstechieken hebben op de verkeersveiligheid en andere aspecten van de samenleving - kan van stuur- en regelsystemen de onderdelen en hun functies aangeven, alsmede de samenhang daartussen. De kernwoorden zijn – signaalinvoer(sensor)- signaalverwerking( mens, elektronische schakeling, computer, PLC) – signaaluitvoer(actuator). -kan het gedrag van een regelsysteem praktisch onderzoeken. - heeft zich een mening gevormd over het effect van automatische regelingen in huis en zij kunnen die mening onderbouwen met goede argumenten.
Daarnaast heb ik nog enkele leerdoelen geëxtraheerd uit de overige opdrachten:
Radio en zoekopdracht De leerling: - kan elektronische componenten aan elkaar solderen m.b.v. messing spijkers en punaises - kan aangeven wat de functie is van een diode, weerstand, transistor, condensator en antenne - Kan een werkstuk maken met behulp van werkinstructies, beschikbare onderdelen en het juiste gereedschap - Aan de hand van opdrachten via het internet diversen de vragen beantwoorden, Weten hoe internet werkt. - Zoekopdrachten kunnen geven en internet sites kunnen bezoeken
9
Stroomkring De leerling: - kan een eenvoudige stroomkring maken met een transformator, lampje, schakelaar en kabels - kan een wisselschakeling maken met een transformator, lampje, schakelaars en kabels - kan een eenvoudige stroomkring tekenen
Technische tekeningen De leerling - kan secuur werken - kan van een voorwerp drie verschillende aanzichten tekenen volgens de Amerikaanse projectie
Eindopdracht De leerling - kan aan de hand van gestelde criteria onderzoek doen op het internet of in boeken - kan inschatten of een bepaalde krachtbron zou kunnen werken - kan een prototype bouwen van eenvoudige materialen om een werkingsprincipe na te bootsen dan wel uit te proberen - kan een ontwerpschets maken voor een prototype - kan een Amerikaanse projectie maken van een zelf ontworpen vaar-, voer- of vliegtuig - kan een onderbouwde keuze maken voor een bepaald werkingsprincipe n.a.v. de prototypes - kan een ontwerpverslag opstellen met daarin een verantwoording van keuzen voor het werkingsprincipe, gebruikte materialen, afmetingen en afwerking - kan reflecteren op het eigen ontwerpproces Ik heb in dit deel de vraag gesteld welke leerdoelen er nu zijn en dat zijn dus de hierboven genoemde. Hiermee heb ik geleerd hoe deze eruit kunnen zien en hoed ze vertaald worden in de praktijk. Zodoende voel ik mij beter in staat om een nieuwe methode te beoordelen op de in de methode gestelde leerdoelen.
10
2.1.2 Deelvraag 2: Wat voor lesinhoud en werkvorm sluit aan bij de leefwereld bij leerlingen in het tweede jaar? De nieuwe methode moet aan sluiten bij de maatschappij. Maar wat is die maatschappij voor de leerlingen? Hoe ziet hun leefwereld eruit? Op die vraag kom ik in 2.1.2.2 terug. Eerst ga ik in op het begrip leefwereld.
2.1.2.1 Wat is een leefwereld? Om te weten wat leerlingen van een bepaalde doelgroep bezighoudt is het derhalve nodig een kijkje te nemen in hun leefwereld. Wat is een leefwereld? Habermas omschrijft de leefwereld als een geheel van impliciete vanzelfsprekendheden, een reservoir van in gesprekken niet nader gethematiseerde overtuigingen betreffende de objectieve, de sociale en de subjectieve wereld (Habermas, geparafraseerd in Van Hoof en Van Ruysseveldt 2001, p. 305-306). Uit deze omschrijving kunnen we twee dingen halen. Ten eerste is de leefwereld een vanzelfsprekendheid voor degenen die er deel van uitmaken. Onderwerpen die voor mensen buiten deze leefwereld bijvoorbeeld vragen zouden oproepen, worden niet gesteld, maar als een gegeven beschouwd. Verder wordt een leefwereld opgebouwd en gevoed door degenen die er deel van uitmaken. Een leefwereld kunnen we dan een sociaal construct noemen. Deze term, een sociaal construct, komt voort uit het sociaal constructivisme. Dit houdt in dat “human beings know the world and human societies as a result of the meanings they assign to its different parts. Things, objects, and persons do not have any intrinsic meaning: they are brought into human society through the frameworks of knowledge in current use” (Billington, Hockey & Strawbridge 1998, p.223). Meer concreet houdt het in dat de mens een sociaal product is, waarbij de mens beïnvloed wordt door wat hij zelf mede heeft geproduceerd, namelijk de samenleving waarvan hij/zij deel uitmaakt (Berger & Luckmann 1966, p.57-58). Kennis hebben van de wereld om je heen is dus een actief proces waarmee ieder voor zich (maar wel beïnvloedt door reeds bestaande, maar ook geconstrueerde kennis) aan de slag gaat met als gevolg verschillende uitkomsten. De kennis die iemand heeft van iets is dus afhankelijk van hoe die persoon die kennis heeft geconstrueerd. Hiermee kan een link gelegd worden met het constructivisme, de stroming in het onderwijs, die ons duidelijk wil maken dat nieuwe kennis “niet kant-en-klaar in de hoofden van leerlingen wordt gegoten” (Geerts & Van Kralingen 2012, p. 49). Nieuwe kennis moet aansluiten bij de voorkennis van leerlingen (ibidem). Het is dan ook nodig om te weten hoe je nieuwe kennis kan koppelen aan de huidige kennis van leerlingen. Het is dan ook weer handig om na te gaan wat die kennis van leerlingen al is en waar leerlingen nieuwe kennis aan kunnen ‘ophangen’. Als je weet wat leerlingen bezig houdt en interessant vinden, dan kan je daar makkelijker nieuwe kennis aan koppelen. Het belang van deze vraag is dan ook dat ik er van overtuigd ben dat nieuwe kennis gekoppeld moet worden aan bestaande kennis.
1
Daarnaast is het belangrijk dat een leerling betekenis kan geven aan de leerstof: waarom moet ik dit leren? Dat is een vraag waar leerlingen erg op gericht zijn (Oomens 2008, p.10). Het leren van een leerling wordt effectiever als een leerling betekenis kan geven aan de lesstof en als de lesstof aansluit bij de voorkennis van een leerling ( Ebbens en Ettekoven 2009, p. 23-25). Het is daarom belangrijk om na te gaan wat een leerling aan de lesstof zou kunnen hebben; wat kan een leerling er mee in zijn/haar dagelijks leven, in zijn/haar leefwereld? Ziet een leerling het nut van het vak of onderdelen daarvan in, dan kan het motiverend werken en kan er een intrinsieke motivatie ontstaan om nieuwe kennis en/of vaardigheden te vergaren (Geerts & Van Kralingen 2012, p. 54). Het is dus belangrijk voor de intrinsieke motivatie van leerlingen om er voor te zorgen dat ze het nut er van in zien en er wat
1
Mijn mening over hoe onderwijs zou moeten worden gegeven is gekleurd door het constructivisme en derhalve is deze deelvraag dat ook. Het zou dan ook kunnen dat anderen deze deelvraag niet zouden hebben gesteld, of minder uitvoerig zouden behandelen.
11
2
mee kunnen in hun dagelijkse praktijk. De lesmethode moet dan wel mogelijkheden hebben om aan te sluiten bij de leefwereld van de betreffende jongeren.
2.1.2.2 Onderzoek naar de leefwereld van jongeren in de leeftijd van 13-14 jaar En, hoe ziet die leefwereld er dan uit voor onze doelgroep? Dè leefwereld van een bepaalde groep jongeren zal moeilijk, zo niet onmogelijk om precies te duiden zijn. Ik kan in dit beroepsproduct geen uitgebreid onderzoek gaan doen naar wat er allemaal speelt in de levens van deze jongeren. Al was het alleen maar omdat de leefwereld van jongens anders is dan meisjes (Heemskerk et al, 2012, p.23). Wat ik wel kan doen is nagaan of er in het algemeen wat te zeggen is over deze doelgroep en via een enquête nagaan wat leerlingen zelf als nuttige en interessante onderwerpen aangeven. Ook tracht ik via dezelfde enquête erachter te komen wat voor werkvorm(en) deze leerlingen aanspreken. Maar we beginnen met wat ik in de literatuur heb kunnen vinden. Aangezien ik bezig ben met het programma voor het tweede jaar, is de leeftijd van de doelgroep hoofdzakelijk 1314 jaar, waarbij er enkele doubleurs zijn die gedurende het jaar 15 worden. Dat betekent dat deze jongeren in de vroeg-adolescentie zitten ( Van der Wal en De Wilde 2011: p. 25). Hoewel het lastig is om de verschillende fasen in de adolescentie nauwkeurig aan te geven is, is adolescentie in westerse samenlevingen toch een “een bestaande en af te bakenen levensfase voor alle jongeren is geworden ( ibidem, p. 28). Ik ga er dan ook vanuit dat wat geldt voor leerlingen in deze fase in het algemeen, ook geldt voor leerlingen van de hier besproken doelgroep op de Amersfoortse Berg. Wat is er te zeggen over deze vroegadolescenten? De hersenen zijn ieder geval nog niet volledig ontwikkeld. Dat proces is pas afgerond als iemand 25 is. Dit heeft enkele gevolgen voor onze doelgroep waar we rekening mee moeten houden bij het beoordelen welke werkvormen geschikt zijn voor onze doelgroep. Waar het bijvoorbeeld nog wel eens misgaat is bij het probleemoplossend vermogen, het overzicht houden en vaak hebben deze jongeren minder vermogen tot abstraheren, plannen, anticiperen en prioriteiten stellen (Nelis en Van Sark 2010, p. 31). Het aanspreken of ontwikkelen van deze competenties is echter geen didactische zonde. Sterker, het is aan te raden om ze te helpen deze competenties te ontwikkelen omdat de prefontale cortex nog goed kneedbaar is, zodat deze competenties goed gevormd kunnen worden ( ibidem, p.76). Een onderdeel van de huidige groep jongeren in de leeftijd van 12 tot 14 jaar is dat ICT een vanzelfsprekend onderdeel is in hun leven (Van Rooij en Schoenmakers 2013). Ze zijn er mee opgegroeid, behendig mee en deze “digitale competentie van jongeren levert voordelen op in een samenleving die steeds meer doordrenkt raakt van digitale technologie” (Duimel en De Haan 2007 p. 23). Het levert ze ook veel plezier op, is handig voor hun 3
sociale contacten en ook voor identiteitsexperimenten (Valkenburg 2006). Digitale communicatietechnieken lijken derhalve een eerste onderwerp dat door leerlingen gewaardeerd zou kunnen worden.
2.1.2.3 Werkvormen die aansluiten bij leefwereld van jongeren in de leeftijd van 13-14 jaar Ook heb ik mij de vraag gesteld wat voor werkvormen aansluit bij deze jongeren. De vraag is of er typische werkvormen van belang zijn voor de ze doelgroep, of dat het we het moeten doen met meer algemene adviezen. Het werken met computers zou aan kunnen sluiten bij de leefwereld van leerlingen. Serious gaming kan leuk zijn voor leerlingen en kunnen daardoor meer leren. Voorwaarde hierbij is wel dat er een context is: de game vormt dus onderdeel van een breder programma. Er moeten daar dan wel de juiste middelen voor zijn (vooral goede 2
Wellicht zijn er meerdere factoren van belang voor de intrinsieke motivatie van leerlingen, maar daar kan ik met mijn huidige kennis geen uitspraken over doen. 3 Nadelen zijn er ook, zoals teveel chatten en gamen, contact met ongewenste personen en allerlei vormen van ongewenste intimidatie (Duimel en De Haan 2007, p. 23).
12
pc’s en de mogelijkheid om die te gebruiken) en de leraren zullen er ook behendig in moeten zijn (Nelis en Van Sark 2010, p. 79-80). Een tweede punt wat ik heb kunnen vinden is dat het maken van een werkstuk door veel leerlingen als leuk gezien worden (Hoevenaars en Last 2012, p. 71). Dat is ook mijn ervaring en dat van mijn vakgenoten. Of dat ook zo is voor mijn doelgroep en op wat voor manier probeer ik met de enquête te achterhalen, voor zover dat kan. Uit de door mij bestudeerde literatuur kan ik echter verder niet echt iets halen over werkvormen die aansluiten bij de leefwereld van mijn doelgroep. Ik ga dat derhalve proberen te achterhalen door middel van vragen hierover in een enquête.
2.1.2.4 Het belang van afbeeldingen voor tekstbegrip Het huidige boek is uit 1999. Dit betekent dat de afbeeldingen uit die tijd zijn of nog ouder. Vrijwel alle leerlingen in de huidige tweede klassen zijn van 1999 of later. Het kan zijn dat leerlingen door dit verschil wat er in de afbeeldingen wordt getoond niet herkennen uit de eigen leefwereld. Maar wat is nu het belang van herkenbare afbeeldingen? Voor antwoord op deze vraag haal ik de dual coding theory erbij. De dual coding theory (DCT) geeft aan dat visuele en verbale informatie als twee afzonderlijke systemen werken. Als je aan een auto denkt dan kan je aan het woord auto denken, of aan een visuele representatie van een auto (Wikipedia 2013b).
Afbeelding 2: De dual coding theory als model getekend
Zoals in de afbeelding hierboven te zien is zijn de systemen wel aan elkaar gerelateerd middels ‘referential connections’(Clark en Pavio 1991, p. 151). Er worden dus tussen de systemen wel allerlei verbanden gelegd. Dankzij deze referantial connections kan er makkelijker een voorstelling gemaakt worden van tekst. Tekst
13
begrijpen gaat dus beter met afbeeldingen erbij (ibidem, p.158). Het is derhalve aannemelijk dat het begrijpen van tekst beter lukt als er afbeeldingen bij zijn die herkenbaar zijn voor leerlingen.
2.2 Methode praktijkverkenning Voordat er een product gemaakt kan worden verken ik op diverse manieren eerst het probleem c.q. de opdracht. Dat doe ik op diverse manieren en met diverse respondenten. Hieronder wordt dit alles besproken.
2.2.1 Respondenten Voor mijn verkenning heb ik naast de literatuurstudie de volgende respondenten gebruikt: 1.een interview met de sectievoorzitter van het vak Techniek. Zij geeft leiding aan drie collega’s. 2. een proef met een serious game bij een 2 atheneum klas van 29 leerlingen, inclusief en één doubleur e
3. een enquête onder 121 van de 188 2 jaars leerlingen. Hiervan zijn 39 leerlingen uit de mavo, 53 uit de havo en 29 uit het atheneum. In de mavo groep zitten vijf doubleurs, in de havo zeven. In de atheneum klas waren geen doubleurs.
2.2.2 Dataverzameling en meetinstrumenten De gehanteerde meetinstrumenten bestaan uit het volgende: 1. Een beschrijvend en definiërend literatuuronderzoek (Van der Donk en Van Lanen 2012, p.150 ) 2. Een gestructureerd interview met de sectievoorzitter. 3. Een proef met een serious game met daarbij een enquête 4. Een enquête
2.2.2.1. De literatuurstudie De literatuurstudie was bedoeld om bepaalde begrippen nader te duiden (operationaliseren) en om aan te geven wat er al bekend was in de literatuur over het onderwerp. Zodoende kon ik een beeld krijgen van de leefwereld van mijn doelgroep voor zover mogelijk en wat ik kon gaan vragen aan de respondenten in mijn doelgroep.
Mijn studie van de literatuur had ongetwijfeld uitgebreider kunnen zijn. Het is dan ook goed mogelijk dat de conclusies die ik trek uit de literatuurstudie onvolledig of ongenuanceerd en wie weet zelfs verkeerd zijn. De betrouwbaarheid van de studie is derhalve betwistbaar. Gezien de opdracht heb ik er echter denk ik genoeg uitgehaald om tot goede vragen in de enquête te komen en daarmee uiteindelijk tot een gefundeerd advies. Daarmee acht ik de literatuurstudie wel valide.
14
2.2.2.2. Het interview met de sectievoorzitter Het interview was vooral bedoeld om de opdracht nader te specificeren.. Ik heb daarvoor de volgende vragen gebruikt:
Is er al eerder gekeken naar een andere methode? Wat sprak je daar in aan, of juist niet? Wat bedoel je precies met het weer laten aansluiten bij de maatschappij? Wat zijn de huidige leerdoelen voor het tweede jaar? Wat zijn je eisen voor een nieuwe of vernieuwde methode? Wat betreft de onderwerpen, heb je daar een voorkeur in? En de werkvorm? Nu is er een roulatieschema, is dat iets wat we zouden moeten houden? Moet de methode voor de MAVO hetzelfde worden als voor HAVO/VWO?
Door dit interview kon ik gerichter aan de slag met mijn beroepsproduct en heb ik een goed begin kunnen maken met het opstellen van productcriteria ( zie hoofdstuk 3). De opzet van het interview is niet eens zo zeer bedoeld om te onderzoeken, als wel om tot een meer gerichte opdracht te komen. Ik verwacht dat een ander persoon met dezelfde antwoorden terug zal komen en het interview vind ik derhalve betrouwbaar.
2.2.2.3. De proef met de serious game De game is een voortvloeisel uit het idee dat dergelijke games voor leerlingen nuttig kunnen zijn, zoals besproken in mijn literatuurstudie. Ik ben daarom op zoek gegaan naar een game over communicatie en dan het liefst iets over mobiele telefonie, GPS of andere digitale communicatietechnieken. Dit omdat ze ten tijde van de verkenning ook met het thema communicatie bezig zijn en daar niet zo enthousiast over lijken te zijn. Gelukkig heb ik die gevonden op www.stimulus.vub.ac.be. In de week na de proef heb ik een enquête hierover afgenomen. Deze enquête is als bijlage bijgevoegd (bijlage 3).
Ik heb de proef en daarmee ook de enquête maar aan één klas kunnen voorleggen en daarmee ook maar op één niveau ( atheneum). Het zou dus kunnen dat een HAVO of een MAVO klas er anders overdenkt. Het is jammer dat ik het niet bij een MAVO of HAVO klas heb kunnen uitproberen, maar het gebrek aan ruimte in de agenda van de computerlokalen maakte dit onmogelijk.
2.2.2.4.De enquête over het huidige boek en de huidige praktijkopdrachten Ik heb een enquête gemaakt om meer te weten te komen wat leerlingen vinden van het huidige boek en de huidige praktijkopdrachten, wat voor werkvormen ze aanspreekt en wat voor onderwerpen ze interessant vinden om meer over te leren.
Ik zag een enquête als enige middel om een grote groep over deze onderwerpen te bevragen. Een andere mogelijkheid zouden interviews zijn geweest, maar ik was er bang voor dat ik vooral sociaal wenselijk antwoorden zou krijgen. Dat bleek ook wel toen ik de enquête aan het maken was: om na te gaan of leerlingen sommige
15
vragen begrepen die ik had gemaakt heb ik die mondeling aan enkele leerlingen voorgelegd. De antwoorden waren veelal in de orde van”Wel oke”, “een beetje”,valt wel mee”, of ik kreeg het antwoord “weet ik niet”. Dat leverde weinig op. Dat was jammer om na te gaan of de vragen die ik aan het maken was begrepen zouden worden, maar het sterkte mij wel dat ik de juiste keuze had gemaakt om een enquête te maken.
Het zou kunnen dat op een andere school er andere resultaten naar voren komen dan op de Amersfoortse Berg. Het zou bijvoorbeeld kunnen dat leerlingen op een andere school positiever of negatiever over het vak Techniek zijn waardoor bijvoorbeeld er hogere of lagere sores zijnop de vragen over welke onderwerpen ze graag meer zouden willen leren. Ook kan het dat het maken van werkstukken op de Amersfoortse Berg positiever of negatiever wordt beleeft door de leerlingen omdat het goed of juist niet goed aansluit bij leerlingen. Ook de manier waarop de werkstukken worden gemaakt (alleen, met zijn tweeën, de begeleiding van de leerling bij het werkstuk etc.) kon hierop van invloed zijn. Ik beschouw mijn resultaten dan ook niet generaliseerbaar, maar vooral toepasselijk voor de lessen techniek op de Amersfoortse Berg.
2.2.3 Data-analyse
Afbeelding 3: Het merendeel van de enquêtes, klaar voor verwerking
Het interview heb ik uitgewerkt in een apart bestand en opmerkingen over wat ze graag in een nieuwe methode zou willen zien heb ik verwerkt in een lijst met productcriteria.
16
Ik heb twee verschillende enquêtes gehouden. Eén over de proef met de serious game en een over de lessen Techniek. Beide enquêtes zijn in excelsheets ingevoerd, uiteraard zijn de scores wel van elkaar gescheiden. De enquête over de lessen Techniek heb ik eerst per klas ingevoerd. Vervolgens de mavo klassen bij elkaar gevoegd en ook de havo klassen. Vervolgens alle klassen bij elkaar. Zie hieronder voor een screenshot van het betreffende Excel bestand.
De enquêtevragen heb ik genummerd. Daarachter komt de vraag zelf en daarna de kolommen “helemaal mee eens’, ‘mee eens’, etc. Voor ‘helemaal mee eens’ is de score 5, voor ‘heIemaal niet mee eens’ 1. Ditzelfde geldt voor de enquête over de proef met het spel.
In de kolom naast de vraag staat het gemiddelde over alle respondenten. In getoonde figuur is dat voor mavo, havo en vwo bij elkaar. Vraag 1 levert bijvoorbeeld 2,4 op. Dat betekent dat het minder is dan drie. Drie is de score wat aan het antwoord “Niet mee eens, niet mee oneens” stond. De score is dichterbij het antwoord “mee oneens” (score 2). Leerlingen zijn het dus gemiddeld genomen meer “niet eens” met deze stelling dan “niet mee eens/niet mee oneens”.
17
2.3 Resultaten Hieronder geef ik de resultaten weer van de enquêtes. Eerst die van de serious game, daarna de resultaten van de uitgebreide leerling-enquête.
2.3.1 De enquête over de serious game De enquête over de serious game gaf de volgende resultaten: 1 Ik wist vooraf niets van dit onderwerp
2,9
2 Ik vond dit onderwerp moeilijk
2,6
3 Ik vind het nuttig om iets over dit onderwerp te leren
3,6
4 Ik vind het leuk om iets over dit onderwerp te leren
3,5
5 Ik vind het spel een leuke manier om iets nieuws te leren
4,3
6 Ik vind het nuttig om met behulp van zo’n spel iets nieuws te leren
3,9
7 Ik wil vaker met behulp van zo’n spel leren
4,1
8 Ik heb door het spel veel geleerd over dit onderwerp
3,4
9 Ik ben enthousiast over deze manier van leren
3,8
10 Ik vond het spel makkelijk om te spelen
3,7
11 Ik vond dat het spel precies lang genoeg duurde
3,7
12 Ik vond het vermoeiend om het spel te doen
2,2
Alles scores zitten aan de meer positieve kant, op vraag 12 na. Opvallend is de hoge score van vraag 5. De leerlingen zijn er gemiddeld genomen meer dan mee eens dat dit een leuke manier is om iets nieuws te leren. Ook zouden het vaker willen doen ( 4,1) en zijn ze er gemiddeld genomen enthousiast over (3,8).
De ruimte voor op of aanmerkingen werd weinig benut. Eentje noemde het “leuk gedaan!” en een ander zei ”wil ik vaker doen”. De vraag of ze nog wisten waar wat het onderwerp was werd door vrijwel iedereen goed ingevuld, maar aangezien één iemand hardop zei dat het over GSM ging, weet ik niet in hoeverre de leerlingen in staat waren om dat zelf naar voren te halen. Deze vraag kan ik derhalve niet meenemen in de resultaten
2.3.2 De enquête over de lessen Techniek De enquête bestond uit 47 vragen die zijn onderverdeeld in vijf onderdelen:
Deel 1 (vraag 1 t/m 7): het boek en het onderwerp Communicatie Deel 2 (vraag 8 t/m 17): de proefjes en het werkstuk (radio) Deel 3 (vraag 18/ tm 25): werkvormen Deel 4 (vraag 26 t/m 33): het maken van werkstukken Deel 5 (vraag 34 t/m 47): de inhoud van de lessen
18
Ik zou elke vraag nu apart kunnen behandelen, maar ik heb een voorkeur om het per onderdeel te bekijken. Dat is denk ik overzichtelijker.
Deel 1: het boek en het onderwerp Communicatie
Het algehele beeld is behoorlijk negatief. Vraag 3, 4 en 5 halen nog geen score van 2, wat betekent dat gemiddeld genomen de leerlingen het oneens tot zeer oneens zijn met deze stellingen. Leerlingen geven gemiddeld nog wel een score van 2,7 op de vraag of ze begrijpen dat ze wat over dit onderwerp moeten leren, maar ook dat is nog niet positief te noemen. 1 Ik vind de tekst in het boek nuttig
2,4
2 Ik vind de afbeeldingen in het boek nuttig
2,2
3 Ik herken in de afbeeldingen in het boek situaties uit mijn eigen leven
1,7
4 Ik vind dat het boek aansluit bij de huidige maatschappij
1,6
5 Ik vind dat het onderwerp aansluit bij mijn wereld
1,9
6 Ik begrijp dat ik wat over dit onderwerp moet leren
2,7
7 Ik vind het onderwerp interessant
2,1
Van de degenen die een opmerking hebben geplaatst ( 32 stuks) in de daarvoor bestemde ruimte geven ze allemaal iets aan in de bewoordingen van “het boek is gewoon veel te oud”, “de mensen op de plaatjes zijn zoooo e
20 eeuw! ” en “ouderwets”.
Deel 2: de proefjes en het werkstuk (radio)
Dit deel laat een positiever beeld zien van het behandelde onderwerp, al blijven de meeste scores onder de 3. Het maken van een radio valt op een positieve manier op in de zin dat leerlingen het leuk vinden om de radio te maken ( score 4,0). Ze ervaren het ook als redelijk leerzaam (score 3,4) en niet echt als moeilijk (2,6). Over de andere praktijkopdrachten zijn de leerlingen minder positief, waarbij het maken van de stroomkringen er nog redelijk vanaf komt. 8 Portofoon
2,6
9 Stroomkringen maken
3,0
10 A/D omzetter
2,7
11 Telefoonkring aansluiten
2,8
12 Zoekopdracht
2,8
13 Analoge en digitale multimeter
2,8
14 Educom
2,5
15 Ik vond het leuk om een radio te maken
4,0
16 Ik vond het leerzaam om een radio te maken
3,4
17 Ik vond het moeilijk om een radio te maken
2,6
In de ruimte voor opmerkingen is hier wat minder geschreven (23 keer). De opmerkingen hadden vrijwel allemaal betrekking op de radio en waren dan positief.
Deel 3: Werkvormen
19
Wat opvalt in deel drie zijn vrij hoge scores op de vraag of leerlingen graag met hun handen werken (3,8) en of ze graag met een computer of tablet werken in de klas (3,9). Werken uit een boek scoort daarentegen erg laag (1,9), maar dat zou ook aan het huidige boek kunnen liggen. Het bespreken van de stof door de docent (3,5) en met een klasgenoot scoren redelijk (3,2), het bespreken van de stof met een heel groepje weer wat minder ( 2,9) 18 Ik werk heel graag met mijn handen
3,8
19 Ik werk heel graag uit een boek
1,9
20 Ik vind het afwisselen tussen theorie en praktijk prettig
2,8
21 Ik werk heel graag met een computer of tablet in de klas
3,9
22 Ik leer het beste als ik zelfstandig werk uit een boek Ik leer het beste als ik regelmatig met een klasgenoot de leerstof 23 bespreek
2,5
24 Ik leer het beste als ik alle leerstof met een groepje bespreek
2,9
25 Ik leer het beste als de stof door de docent wordt besproken
3,2
3,2
Deel 4: het maken van werkstukken
Bij het maken van werkstukken geven de leerlingen aan dat ze gemiddeld genomen vrij graag willen weten hoe een werkstuk er uit moet komen te zien (3,4) en dat ze zelf veel invloed hebben op hoe het er uit komt te zien (3,9). Het werken volgens precieze instructies scoort hier het slechts (2,7). Ze zouden graag met een computer of tablet werken, maar dat is wellicht een algemene wens. Het zou kunnen dat ze dat dan niet per se bij Techniek zouden willen doen.
In de opmerkingen ruimte wederom wat minder opmerkingen (16 keer) en zijn tien keer in de trant dat ze alleen maar werkstukken willen maken en twee die nooit werkstukken willen maken. Vier willen werkstukken maken waar ze echt wat mee kunnen doen.
26 Ik maak heel graag een werkstuk waarbij ik van te voren al precies weet hoe het eruit komt te zien
3,4
27 Ik maak heel graag een werkstuk waarbij ik moet werken volgens hele precieze instructies
2,7
28 Ik maak heel graag een werkstuk waarbij je zelf eerst iets moet uitzoeken voordat je het gaat maken
2,9
29 Ik maak heel graag een werkstuk waarbij ik weinig begeleid word
3,1
30 Ik maak heel graag een werkstuk waarbij ik zelf veel invloed heb hoe het er uit komt te zien
3,9
31 Ik maak een werkstuk heel graag alleen
3,0
32 Ik maak een werkstuk heel graag met iemand anders Ik maak een werkstuk heel graag met anderen waarbij iedereen een verschillende rol heeft, zoals 33 ontwerper, onderzoeker, uitvoerder, kwaliteitsbewaker etc.
3,3 2,9
Deel 5: de inhoud van de lessen
Vraag 34 en 35 geven hoge scores op de vragen of ze er wat in hun dagelijkse leven mee kunnen:
34 Ik leer heel graag iets over een onderwerp waar ik in mijn dagelijkse leven wat mee kan
3,8
35 Ik leer heel graag iets over een onderwerp waar ik dagelijks mee te maken heb
3,8
36 Ik leer heel graag iets over een onderwerp waar ik nog nooit mee in aanraking ben
2,5
20
gekomen
4
De onderwerpen waar ze wat meer over zouden willen leren heb ik in volgorde van score gezet : Positie
Onderwerp
Score
1
Ontwerpen van producten
3,5
2
Constructie en ontwerpen van huizen
3,5
3
Automatische systemen en robotica
3,3
4
Digitale communicatie (mobiel, gps, internet etc)
3,3
5
Werking van een automotor
2.9
6
Transport en vervoersmiddelen
2,9
7
Elektriciteit in huis
2,8
8
Duurzame energie
2,7
9
Recycling van voorwerpen en materialen
2,6
10
Eigenschappen en toepassingen van verschillende soorten materialen
2,5
11
Werking en onderhoud van een fiets
2,5
Op de vraag over welke onderwerpen leerlingen ook wat zouden willen leren komen vooral i-pod, i-phones en tablets voorbij (in totaal achttien keer). Robots worden ook nog vijf keer genoemd. Over het algemeen wordt er echter weinig tot niets ingevuld.
2.4 Conclusies Uit de probleemverkenning kan ik meerdere conclusies trekken. Deze volgen hieronder.
Uit de literatuurstudie zou ik de volgende conclusies kunnen trekken: dat het belangrijk is om nader te kijken naar de leefwereld van leerlingen om twee redenen: voor de intrinsieke motivatie voor het leren en het aansluiten bij de voorkennis. Ook het belang van afbeeldingen kwam hier naar voren voor het begrijpen van teksten en construeren van kennis.
Uit de enquête blijkt dat leerlingen het boek te oud vinden. Leerlingen herkennen in de afbeeldingen geen situaties uit hun eigen leven, vinden dat het boek niet aansluit bij de maatschappij en geven ook aan dat het onderwerp niet aansluit bij hun wereld. Dat laatste is opvallend te noemen, want communiceren is iets wat ze zeker wel doen, op allerlei manieren. Hoe dan ook, de eerste conclusie is dat zowel de sectie als de leerlingen het boek te oud vinden. Er zal een nieuwe methode uitgekozen moeten worden.
4
Bij gelijk score heb ik naar twee cijfers achter de komma gekeken. Of dat een significant verschil is, is natuurlijk de vraag, dus ik beschouw de scores verder als gelijk.
21
Het maken van de radio krijgt de hoogste score van alle vragen. Dit werkstuk hoeft wat dat betreft niet uit het programma gehaald te worden. De andere praktijkopdrachten scoren niet per se slecht, maar ook niet goed. De Educom scoort hierbij het slechtst en misschien dat daar wel een vervanging voor gezocht moet worden, aangezien dit apparaat ook in het boek behandeld wordt. Dit natuurlijk alleen in het geval het thema communicatie in het programma blijft.
De wens van de sectie om er veel werkstukken in te houden sluit aan bij de vrij hoge score van de leerlingen op de vraag of ze graag met hun handen werken. Werken met een tablet of computer lijken ze volgens de enquête ook graag te willen. In de literatuur werd hier al op gewezen en de proef met de serious gamel lijkt dit te bevestigen, althans voor het VWO niveau.
Bij het maken van werkstukken willen leerlingen graag zien hoe het eruit komt te zien, maar tegelijk zelf veel invloed willen hebben hoe het eruit komt te zien. Dat lijkt mij tegenstrijdig. Wellicht is het echter zo dat leerlingen graag voorbeelden hebben, om daar dan vervolgens een eigen versie van te maken. Maar dat kan ik niet concluderen aan de hand van de vragen uit de enquête.
Leerlingen geven aan dat ze vooral iets willen leren over iets waar ze dagelijks mee te maken hebben en kunnen gebruiken. De redenen daarvoor zijn uit de enquête niet te achterhalen, maar verbazen mij niet. Onderwerpen waar ze al mee te maken hebben (gehad) zorgen voor meer begrip van deze onderwerpen en waarschijnlijk weten zij er dan al wat meer vanaf. Ze zullen het nut er van inzien ( goed voor de intrinsieke motivatie) en zorgt voor meer begrip van hun wereld die als vroegadolescent snel verandert. Wat de redenen ook zijn, het is bij deze aan te raden om qua onderwerp aan te sluiten bij wat leerlingen bezighoudt.
Over de lijst met meer en minder favoriete onderwerpen kan ik niet veel concluderen. De lijst is de conclusie zelf lijkt mij en zal rechtstreeks als advies gelden bij keuze van de onderwerpen.
22
Hoofdstuk 3: Ontwikkeling van het product Voor mijn advies keer ik eerst weer terug naar de hoofdvraag van dit Beroepsproduct. Die is: Hoe kan de sectie Techniek van de Amersfoortse Berg het lesprogramma van het tweede jaar zo aanpassen dat het weer aansluit bij de maatschappij?
Als antwoord op deze vraag zijn er in wezen twee antwoorden mogelijk: het huidige boek behouden en het lesprogramma aanpassen of een nieuw boek kiezen. Hieronder zal ik aangeven dat het eerste antwoord geen goede optie zal zijn.
3.1 Het huidige boek behouden? The textbook is an instrument which creates the conditions for indepedent and more efficiënt learning, rather than simply a file of selected content. The textbook is the organising body of the conditions and content of learning ( Antic, Ivic en Pesikan 2013, p. 46).
Met het citaat hierboven heb ik willen aangeven dat het boek de spil in een lesprogramma vormt. Dit gaat zeker ook op voor het vak Techniek op de Amersfoortse Berg. Hier wordt namelijk gewerkt met een roulatieschema, waarbij leerlingen in groepjes aan allerlei opdrachten werken. Hoewel er een uitgebreide introductie is van de behandelde onderwerpen en individuele begeleiding en groepsinstructies zeker ook onderdeel zijn van de lessen, vormt het boek de basis van waaruit de leerlingen moeten werken. Ze gebruiken het bij het maken van theorie- en praktijkopdrachten en om terug te grijpen op de behandelde stof.
Waar het huidige boek dus de basis zou moeten zijn, vormt het nu echter de zwakste schakel. In de literatuurstudie heb ik onder andere duidelijk willen maken dat het belangrijk is om aan te sluiten bij de leefwereld van leerlingen en het huidige boek lijkt dat niet te doen, vooral vanwege de gedateerde afbeeldingen. Ook heb ik duidelijk willen maken dat het afbeeldingen belangrijk zijn voor het begrijpen van tekst. Uit de resultaten van de enquête die is gehouden onder de leerlingen blijkt dat zij het huidige boek op geen enkele manier meer zien zitten. Niet qua tekst, niet qua afbeeldingen, het is in de woorden van veel leerlingen “gewoon te oud”. Niet in de laatste plaats vindt de sectie het zelf ook nodig tijd voor een nieuw boek. Het huidige boek behouden en het programma aanpassen is dus geen optie
3.2 Een nieuw boek: welke eisen worden daar door de sectie aan gesteld? Als het huidige boek niet meer voldoet, dan moet er een nieuwe komen. Vanuit de sectie zijn er productcriteria opgesteld waar een nieuw boek aan zou moeten voldoen. Niet elk criterium is daarbij even belangrijk. Om dat inzichtelijk te maken gebruik ik de MoSCoW methode. Dit is een methode die in eerste instantie voor softwareprogramma’s werd gebruikt, maar hij is ook toepasbaar bij andere projecten waarbij verschillende soorten eisen worden gesteld. MoSCoW is samengesteld uit de eerste letters van Must, Should, Could en Won’t (Wikipedia 2013). Deze laatste Won’t heb ik veranderd in Wish. Dat past mijns inziens beter bij dit project. Hieronder staat aangegeven welke vertaalslag ik heb gemaakt van deze ‘begrippen’.
23
Must: Als er niet aan een must wordt voldaan, valt het boek meteen af Should: Is niet strikt noodzakelijk, maar zou wel moeten. Is soms ook met een aanpassing te behalen Could: Hiermee kunnen we zonder, maar is wel handig als het er is. Hangt ook van de eventuele meerkosten af Wish: Fijn als het kan, maar telt niet mee voor de beoordeling van het boek
Must: - Een nieuwe methode is een logisch vervolg op het programma uit het eerste jaar. Dat betekent dat er geen/weinig herhaling in zit en ook dat er niet allerlei voorkennis vereist is om het onderwerp te behandelen in het tweede jaar. - Veel praktijkopdrachten. De leerling is minimaal de helft van de tijd bezig met praktijkopdrachten. Aandacht voor goed gebruik van gereedschap is hierbij belangrijk. - Beperkt natuur- en scheikunde, of eenvoudig over te slaan (met eenvoudig wordt bedoeld dat dan niet het hele onderwerp in het water valt). De eventuele natuur- en scheikunde die gedoceerd moet worden staat ten dienste van het vak Techniek - De methode stimuleert oplossingsgericht te denken. De opdrachten zijn derhalve niet allemaal voorgekauwd, maar doen regelmatig een beroep op het probleemoplossend vermogen van de leerling. De opdracht moet echter wel duidelijk zijn, maar de oplossingen worden niet gegeven. - De methode voorziet in de kerndoelen zoals opgesteld in het Thema Mens & Natuur, voor zover van toepassing op Techniek - De methode wordt nog actief door de uitgever ondersteund
Should - Er wordt nu gewerkt met een roulatiesysteem voor de meeste van de lessen. Dat geniet ook de voorkeur voor de nieuwe methode omdat wordt verwacht dat je moeilijk met zijn allen tegelijk een praktijkopdracht kan doen. - Methode moet minimaal van na 2010 zijn, het liefst zo recent mogelijk. Anders is de methode wederom snel verouderd - Nieuwe methode moet qua materiaalkosten voor de praktijkopdrachten vergelijkbaar zijn met de huidige opdrachten. Max 10 % meer - Het boek is bijvoorkeur geschikt voor alle niveaus, maar een gescheiden methode voor mavo en havo/vwo is mogelijk. Overigens niet qua onderwerp, alleen qua niveau. Anders ben je met teveel onderwerpen tegelijk bezig - De methode heeft mogelijkheden tot differentiëren naar niveau in een klas. - Inclusief instructies voor het maken van proefopstellingen, speciaal gereedschap e.d. (indien van toepassing)
24
Could - Praktijkopdrachten met weinig aanpassingen uit te voeren in het huidige lokaal en met het huidige gereedschap. - Nieuwe methode moet qua boeken ongeveer hetzelfde kosten als de huidige methode. - Een digibord heb je er niet per se bij nodig. Dit omdat een digibord misschien snel beschadigd vanwege alle activiteiten in het lokaal
Wish - Inclusief toetsen
3.3 Vergelijking van diverse methoden Nu er een overzicht is van welke eisen er worden gesteld aan een nieuwe methode en wat het belang is van elke eis, is het nu tijd om de verschillende methoden die er zijn te gaan beoordelen aan de hand van dit overzicht. In dit overzicht zijn niet alle bestaande methoden opgenomen. Ik heb eerst een quickscan gedaan aan de hand van enkele criteria die makkelijk na te gaan waren. De eerste was jaar van uitgave. Dat is een criterium met een ‘should- gewicht’ en is gesteld op 2010. Dit houdt in dat de methode in 2010 of later uitgeven zou moeten zijn. Het is geen must, maar zou eigenlijk wel moeten. Daarnaast heb ik gekeken of ik het idee kreeg of de methode nog door uitgever ondersteund wordt. Dat weet uiteindelijk alleen de uitgever zelf, maar ik ben wel overtuigd dat ik er een goed idee van kon krijgen. Een voorbeeld: Malmberg heeft twee methoden voor Techniek. Kijk op techniek en Sensor. De eerste is vooral gericht op techniek, Sensor is een combinatie met NASK. Hoewel ‘Kijk op techniek’ meer gericht op techniek lijkt, is deze methode uit 2003. Dat is inmiddels al aardig gedateerd. Ook is er op de website te zien dat de veel hierin gerelateerd producten uitverkocht zijn (Malmberg 2013). Dat waren voor mij geen goede indicatoren; ik kreeg hierdoor sterk het idee dat het een methode is die Malmberg laat doodbloeden. Daarmee zou deze methode ook niet voldoen aan het Must criterium dat de methode nog actief ondersteunt wordt door de uitgever. Ik beschouw het als weinig nuttig om alle bestaande methode uit den treuren na te lopen op alle productcriteria. Ik heb daarom eerst gekeken of er aan de ‘must’ criteria werd voldaan en toen een tussenbalans opgemaakt. Als er dan al methoden afvallen dan hoef ik er ook verder niet meer naar te kijken. Die tussenbalans na de eerste criteriaronde volgt na elk overzicht. Ik begin met de Must criteria. Nogmaals, als een methode niet aan een must – criterium voldoet dan valt hij af.
De in paragraaf 3.2 genoemde criteria zijn hieronder in een tabel weergegeven, met daarnaast aangegeven in hoeverre de kandidaatmethode er aan voldoet. Groen betekent dat het boek er aan voldoet, bij rood niet. Oranje betekent dat het boek er niet helemaal aan voldoet. De methoden zijn in alfabetische volgorde gerangschikt.
25
MUST
Batech
Bekijk het!
Radar
Sensor
Techniek Totaal
Technologisch
Helft van de tijd is Twijfel te gebruiken voor praktijkopdrachten
Komt alleen met proefjes. Huidige opdrachten kunnen meegenomen worden, indien voor dezelfde onderwerpen wordt gekozen
Is haalbaar, zeker als sommige opdrachten uit het huidige programma worden meegenomen; de onderwerpen zijn namelijk grotendeels hetzelfde
Veel proefjes, enkele werkstukken
Twijfel
Is haalbaar, zeker als sommige opdrachten uit het huidige programma worden meegenomen; de onderwerpen zijn namelijk grotendeels hetzelfde. Volgens de auteurs is 75% haalbaar
Sluit aan bij het 1e jaar
Ja
Ja
ja
ja
ja
Ja
Beperkt Nask?
Kan ontweken worden, maar de stof wordt dan wat mager
Kan ontweken worden, maar de stof wordt dan wat mager
Nask is vrij beperkt en kan vermeden worden
Leunt sterk op Nask
Beperkt
Nask is beperkt en wat is er is kan makkelijk vereenvoudigd of weggelaten worden indien nodig.
Stimuleert oplossingsgericht denken bij het maken van werkstukken
Veel practica, werkstukken zijn allemaal uitgeschreven. Variatie erop is echter niet uitgesloten
Geen werkstukken beschreven
Bij elk werkstuk is eigen inbreng van de leerling vereist. De opdrachten zijn nooit helemaal uitgeschreven
Beperkt
Beperkt. Kleine en weinig inspirerende opdrachten
Bij elk werkstuk is eigen inbreng van de leerling vereist. De opdrachten zijn nooit helemaal uitgeschreven
Sluit aan bij de kerndoelen
Productontwerpen Kan, afhankelijk Ja, met veel mist grotendeels van je aandacht voor (kerndoel 33) onderwerp techniek keuze
Ja, maar qua techniek ook niet meer dan strikt nodig is. Ja
Productontwerpen Ja, met de meeste mist grotendeels aandacht voor (kerndoel 33) techniek
Actief ondersteunt Ja door de uitgever
Twijfel
Valt onder het concern van dezelfde uitgever als Technologisch die recenter is en in 2013 een niewe versie voor VMBO heeft gekregen. Sterfhuisconstructie voor Radar?
Ja
Ja, marktleider
Tussenbalans: De Sensor methode laat ik vallen want die leunt te sterk op NASK. Het maken van werkstukken komt hierbij dan ook weinig aan bod. Bij Batech en Bekijk het! is NASK ook aanwezig maar daar is wellicht nog wel een weg in te vinden. Bekijk het! laat ik echter ook vallen, want het maken van werkstukken en het stimuleren van oplossingsgericht denken komt niet goed naar voren. Batech wankelt op zoveel punten dat ik hem ook niet mee meeneem naar de volgende ronde. Ook omdat er in ieder geval twee goede kandidaten overblijven. Techniek Totaal gaat ook mee, met wel een flinke achterstand op Radar en Technologisch. Wat mij wel een beetje zorgen baart is dat de uitgever van Radar (Wolters Noordhoff) onder hetzelfde concern valt als de uitgever Technologisch (EPN). Gaan ze beide methoden behouden, of laten ze één van de methoden doodbloeden? Op de website van Noordhoff (2014) staan beide methoden onder elkaar waarbij staat dat Technologisch de enige actuele lesmethode voor Techniek is. Dat belooft weinig goeds voor Radar. Radar is ook
26
weer twee jaar ouder dan Technologisch en er is in 2011 nog een nieuwe versie voor het VMBO gekomen. Ook is EPN marktleider met Technologisch. Technologisch lijkt in ieder geval niet te verdwijnen voorlopig. SHOULD SHOULD
Radar
Techniek Totaal
Technologisch
Roulatie-systeem is mogelijk
Ja, vmbo boek en havo/vwo boek. Onderwerpen zijn hetzelfde
Is door het gebrek aan opdrachten wat lastig
Is sterk gericht op het zelfstandig werken van de leerling, met afwisseling tussen theorie, opdrachten en werkstukken
Uitgave van 2010 of later
2006 - 2007
2010, maar wel veel oude afbeeldingen en in het zwart/wit/blauw dus het komt eerder als 1995 over. Er wordt daarmee amper beeldende context aangeboden.
2008 - 2009 herdrukken 20092012, VMBO 2011
Materiaalkosten praktijkopdrachten maximaal 10% meer
Bij hetzelfde aantal opdrachten als nu is het allemaal heel vergelijkbaar
Niet nagegaan
Bij hetzelfde aantal opdrachten als nu is het allemaal heel vergelijkbaar.
Boek voor alle niveaus vmbo-t en havo/vwo boek. geschikt Onderwerpen zijn hetzelfde
Lijkt vooral op het VMBO gericht
Ja, vmbo-t/havo en havo/vwo boek. Onderwerpen zijn hetzelfde
Mogelijk tot differentiëren in een klas
Er zitten extra opdrachten bij
Niet nagegaan
Er zitten extra opdrachten bij
Inclusief instructies voor proefopstellingen e.d. (indien van toepassing)
Ja
Niet nagegaan
Ja
Opvallend aan deze tabel is dat de jongste uitgave de meest oudste uitziende afbeeldingen heeft. Zie hieronder voor twee voorbeelden.
Afbeelding 4 en 5 Twee voorbeelden van de gedateerde afbeeldingen in het Techniek Totaal boek
27
Techniek Totaal valt hiermee af. Dit soort oude afbeeldingen in het huidige boek was nu juist één van de redenen dat er naar een nieuw boek gekeken moest worden. Na deze ronde blijven alleen Radar en Technologisch over. Zij voldoen aan alle eisen, behalve die voor ‘Jaar van uitgave’. COULD COULD Huidige gereedschap en lokaal is afdoende voor de meeste praktijkopdrachten
Radar Ja
Technologisch Ja
Kosten boek vergelijkbaar met de huidige methode (44,95 en 46,29, niet de 38% huurprijs, prijs werkboeken ?)
Het boek wel (45,75 per leerjaar) maar met de 2 activiteitenboeken van 12,75 p.s. erbij duurder.
Twee keer 25,05 per leerjaar (leerboek) + 2x 10,95 (werkboek). Bij afname van 1 leer- en werkboek (in het tweede jaar goed mogelijk) is de methode een stuk goedkoper. Anders is Technologisch duurder.
Digibord is niet per se nodig
Nee
Nee
Aan de kosteneis voldoen beide methoden misschien wel, maar misschien ook niet. Vanuit de sectie is het niet precies duidelijk hoeveel meer het boek zou mogen kosten en ook de keuze voor het programma heeft invloed of Technologisch duurder of goedkoper uitvalt.
WISH WISH
Radar
Technologisch
Komt met toetsen
Ja
Ja
Beide methoden voldoen aan deze wens
3.4 Criteria vanuit de leerlingen Er is vanuit de sectie geen criterium opgesteld waarin wordt aangegeven dat wensen vanuit leerlingen meegenomen moeten worden in de eindbeslissing. Echter, omdat leerlingen met het boek moeten gaan werken, is het verstandig om na te gaan wat leerlingen voor wensen hebben. Deze wensen leid ik af uit de enquête over de lessen techniek en over de serious game. Deze wensen zijn de volgende:
Leerlingen: - werken graag met hun handen, - maken graag iets waar ze in het dagelijks leven iets mee kunnen - hebben graag zelf invloed op hoe een werkstuk er uit komt te zien. Ze zien wel graag een voorbeeld van hoe het eruit kan komen te zien - vinden het maken van de radio leuk
28
- vinden een serious game een leuke manier om iets nieuws te leren - geven de volgende voorkeur in onderwerpen aan (uit een lijst van onderstaande onderwerpen) 1
Ontwerpen van producten
3,5
2
Constructie en ontwerpen van huizen
3,5
3
Automatische systemen en robotica
3,3
4
Digitale communicatie (mobiel, gps, internet etc)
3,3
5
Werking van een automotor
2.9
6
Transport en vervoersmiddelen
2,9
7
Elektriciteit in huis
2,8
8
Duurzame energie
2,7
9
Recycling van voorwerpen en materialen
2,6
10
Eigenschappen en toepassingen van verschillende soorten materialen
2,5
11
Werking en onderhoud van een fiets
2,5
3. 5 Het advies voor de vervanging van de huidige methode Na het vergelijken van de aanvankelijk zes methoden bleven er na twee ronden ( Must en should) twee methoden over. In de twee ronden daarna scoren deze methoden in het overzicht gelijk. Dit zou dus een moeilijke keuze kunnen worden. Toch is mijn advies helder. Om het lesprogramma weer te laten aansluiten bij de maatschappij adviseer ik het invoeren van de methode Technologisch van EPN. Dit om de volgende redenen: - Meeste aandacht voor Techniek: aandacht voor techniek is waar de sectie warm voor loopt. NASK kan een nuttig onderdeel zijn van het programma voor het vak Techniek, maar het de sectie Techniek geeft graag les in Techniek en niet in NASK. Bij Technologisch draait het sterk om techniekonderwijs. - Meeste aandacht voor het maken van werkstukken: er wordt veel ruimte vrijgemaakt in het programma voor het maken van werkstukken. Het lezen en verwerken van tekst hoort er ook bij en de werkstukken kunnen daar aan bijdragen, maar de werkstukken kunnen het belangrijkste onderdeel gaan vormen voor het lesprogramma. Volgens de auteurs kunnen leerlingen tot 75% van de tijd praktisch bezig zijn (Baken e.a. 2010 , p. 6). - Meeste aandacht voor inbreng van leerlingen bij het maken van werkstukken: bij de werkstukken wordt altijd een kader gegeven waarbinnen een leerling moet werken, maar daarbinnen hebben leerlingen altijd ook een eigen inbreng. De competentie ontwerpen wordt van alle methoden hier het meest aangesproken. Dit wordt stapsgewijs opgebouwd. In het begin van de brugklas zijn de opdrachten nog vrij eenvoudig, maar later in het jaar worden er steeds meer eisen gesteld en wordt er een steeds groter beroep gedaan op het ontwerpen
29
- Sluit het beste aan bij de huidige onderwerpen. De onderwerpen in het eerste en tweede jaar vertonen grote overeenkomst met de huidige onderwerpen. Dit maakt een overgang naar een andere methode makkelijker omdat er al veel ervaring is met de onderwerpen. Zodoende is al grotendeels bekend waar de knelpunten liggen bij leerlingen voor wat betreft deze onderwerpen. - Sluit het beste aan bij hoe er les gegeven wordt: er wordt nu veel gewerkt in een roulatiesysteem waarbij leerlingen veel in groepjes bezig zijn met opdrachten. De methode Technologisch is hiervoor geschreven (Baken e.a. 2010, p. 8). In paragraaf 3.6 geef ik een voorbeeld van hoe een lessenserie er uit zou kunnen komen te zien. Zodoende kan ik laten zien of het klopt dat leerlingen grotendeels zelfstandig in een groepje veelal praktisch bezig kunnen zijn. - Meest recent en overzichtelijk qua vormgeving: dit is uiteraard subjectief, maar ik het wil het wel meegegeven aan de sectie dat daar ook naar gekeken kan worden bij het uiteindelijke oordeel. - De onderwerpen die in de top tien op plaats 2, 3, 4, en 6 worden behandeld in het boek voor het tweede jaar. Hierbij moet het onderwerp communicatie wel sterk gericht worden op moderne communicatiemiddelen. Het onderwerp ‘productontwerpen’ die op nummer 1 staat komt niet als specifiek onderwerp aan bod, maar is wel in elk hoofdstuk verweven in de werkstukken. Het bovenstaande is allemaal tekst. Het is mijn dringende advies om de boeken van de methode erbij te pakken om er een completer beeld van te krijgen.
3.6 Voorbeeld les In de opdracht voor dit Beroepsproduct is opgenomen dat ik ook een voorbeeldles zou maken. Ik vond het echter beter om een voorbeeld te geven van hoe een hele periode er met de nieuwe methode uit zou kunnen gaan zien. Dit geeft mijns inziens een beter inzicht in wat het gaat betekenen om met deze methode te werken. Vooral om te laten zien dat de huidige manier van werken heel goed te combineren is met mijn geadviseerde methode. 5
Hiervoor heb ik een eenvoudige studiewijzer gemaakt.
3.6.1 Studiewijzer thema 8 Technologisch Op de volgende pagina staat de studiewijzer
5
Een uitgebreidere studiewijzer bevat bijvoorbeeld ook nog leerdoelen en een rubric voor de te maken werkstukken
30
Studiewijzer Thema 8: Communicatie Groep 1: naam leerlingen Groep 2: Groep 3: Groep 4: Voorkennis: kennis van een eenvoudige stroomkring, het begrip systeem, ervaring met het meeste gereedschap in het technieklokaal, bekend met de veiligheidsregels in het technieklokaal, basiskennis solderen Werkschema 1 2 3 4
Week 1 Intro/start roulatie
Week 2 Radio / podium
Week 3 Radio / podium
Week 4 Radio / podium
Week 5 Serious game
Week 6 8.1 t/m 8.6
Week 7 8.7 en 8.8
Radio / podium 8.1 t/m 8.6
Radio / podium 8.7 en 8.8
Serious game Serious game
8.1 t/m 8.6 Radio / podium
8.9 t/m 8.13 Radio / podium
8.1 t/m 8.6
8.9 t/m 8.13
Radio / podium 8.9 t/m 8.13 + samenvatting 8.7 en 8.8 samenvatting
Week 8 8.9 t/m 8.13 + samenvatting 8.7 en 8.8 samenvatting Radio / podium
Serious game
Radio / podium
Radio / podium
Radio / podium
Radio: er zijn instructiekaarten beschikbaar voor het maken van de radio. Podium: op blz 51 in het werkboek staat aangegeven hoe je aan de slag moet gaan met het maken van een podium. Uiteraard maak je hierbij eerste een ontwerp met afmetingen, materiaalkeuze en bevestigingswijze. Zonder ontwerp geen materiaal! 8.1 vraag 2: je kan er ook twee bedenken i.p.v op te zoeken 8.2 vraag 5: vraag de docent of TOA om de benodigdheden. Fenolftaleïne wordt echter vervangen door thymolftaleïne 8.4 vraag 9. Vraag de docent of TOA om afbeeldingen 8.7 vraag 16 t/m 21 Vraag de docent of TOA om de benodigdheden. Wees extra voorzichtig met de prisma’s! 8.8 vraag 25 t/m 28 Vraag de docent of TOA om de benodigdheden. Je kan alleen de liniaal gebruiken die voor vraag 28 is bedoeld. Geen andere uit het lokaal dus!
31
3.6.2 Opmerkingen bij de studiewijzer Er kan voor gekozen worden om de radio mee te nemen uit het huidige programma naar het nieuwe programma, of te kiezen voor het werkstuk ‘het podium’ wat in de nieuwe methode staat. De leerlingen een keuze geven tussen deze werkstukken is ook een optie Voor de opdrachten bij 8.7 en 8,8 zijn materialen nodig die niet voor elke leerling tegelijk beschikbaar kunnen worden gesteld. Daarom komt het goed uit dat ze ook niet tegelijk behandeld hoeven te worden. Serious game De serious game is een mooie aanvulling op dit onderwerp (zie ook 2.2.2.3). Hierbij wordt de werking van mobiele telefonie uitgelegd en allerlei zaken die erbij horen (trillingen, vacuüm, snelheid van geluid etc). Deze game is echter niet noodzakelijk voor een juist begrip van de stof, maar kan sommige onderwerpen wel meer beeldend weergeven. Ik heb de game nu in het midden van de periode gezet, omdat mij dat een mooie afwisseling is, maar hij kan in elke week ingepland worden na de introductie in week 1. Ik heb tijdens de proef die ik heb gedaan met deze game bij een 2Atheneum klas bijgehouden hoe lang leerlingen erover deden. Dit is zonder een korte introductie en het opstarten van de pc’s, wat al gauw 10 minuten kost. Ook waren enkele antwoorden op sommige vragen al gegeven, om er zeker van et zijn dat iedereen op tijd klaar zou zijn.
Verstreken tijd in min. 40 45 50 55 60 65 70 75
Leerlingen klaar sinds vorige meting 1 1 4 8 7 4 2 2
Cumulatief 1 2 6 14 21 25 27 29
Voor leerlingen die het boek al hebben doorgenomen op dat moment zullen sommige delen uit de game wat makkelijker oppakken en dus eerder klaar zijn. Dat geldt ook voor leerlingen die overal maar snel doorklikken. Echter, als je de inhoud van de game onderdeel laat vormen van de toets (en dat mededeelt) dan zal het gros al gauw een ruim klokuur bezig zijn met de game.
3.6.3 Verwachte tijdsbesteding van de theorie en praktijkopdrachten Ik heb een overzicht gemaakt van de tijd dat leerlingen naar mijn verwachting met vragen bezig zijn. In het groen zijn de vragen waarbij een proefje gedaan moet worden. Bij deze indicatie ben ik er van uit gegaan dat leerlingen de tekst doorscannen.
Paragraaf:
Vraagnummers:
Tijd per vraag (in min.)
8.1 Transport van informatie 8.2 Communicatiesystemen 8.3 1-weg en 2- weg communicatie 8.4 Massacommunicatie 8.5 Telecommunicatie 8.6 Signaal en medium 8.7 Communicatie met licht 8.8 Communicatie met geluid
1, 2 3,4,5,6 7 8,9 10,11 12, 13, 14 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30
7, 3 5,3,5,15 5 5, 10 3,3 5,15,5 5,5,5,5,5,5, 5, 3 3,3, 7, 7, 5, 3, 5, 10
Tijd totaal per paragraaf (in min.) 10 28 5 15 6 25 38 43
32
8.9 Analoog en digitaal 8.10 Opslaan en omzetten 8.11Te veel communicatie 8.12 In beeld 8.13 In praktijk Totaal
31,32,33,34 35,36,37,38 39 40, 41 42
7,5,5,7 7,5,5,5 7 10, 5 5
24 22 7 15 5 243 (110) minuten
Als extra opdracht, naast die uit het boek, kan er een GPS zoektocht ingezet worden. Het maken van een telefoonkring met de ouderwetse telefoons kan ook nog. Dat vinden veel leerlingen, ondanks dat ze de hele dag met hun mobieltjes bezig, een leuke opdracht. Dit geldt ook voor de opdracht met de portofoons. Uit ervaring wordt ervoor het maken van de radio 3 blokuren uitgetrokken. Het maken van het podium zelf kost minder tijd, maar het maken van een ontwerp heft het verschil waarschijnlijk op.
3.7 Plan van aanpak Hoewel de Technologisch methode inhoudelijk en praktisch goed aansluit bij de huidige onderwerpen en manier van werken, zal de invoering van een nieuwe methode tijd kosten. Om dit proces soepel en efficiënt te laten verlopen is het handig om een plan van aanpak te maken. Ik vind dat de precieze invulling van zo’n plan van aanpak door de sectie als geheel opgesteld met worden. Echter, ik kan hiervoor wel een opzet geven. Hieronder heb ik een aantal stappen aangegeven die sowieso genomen moeten worden. Het staat nu in een tijdsvolgorde die mij logisch lijkt. - Boeken bestellen/ docentenhandleiding: een docentenhandleiding verschaft veel informatie over hoe de methode opgezet is. Dat scheelt veel zelf uitzoeken. Ook is het noodzakelijk om wat extra boeken te hebben zodat elke docent al het een en ander uit kan gaan proberen. Zie ook in enkele vervolgstappen hieronder. - Jaarprogramma op hoofdlijnen maken: Keuze uit de onderwerpen maken. Leerdoelen vaststellen - De praktijkopdrachten en werkstukken maken: de docenten maken zelf een keer alle opdrachten om knelpunten, materiaalgebruik en benodigd gereedschap vast te stellen - Theorievragen maken: indicatie van de tijd die een leerling met de vragen bezig is. Ook om na te gaan of elke vraag gemaakt moet worden. - Terugkoppeling naar leerdoelen: na het inventariseren welke vragen en opdrachten gemaakt moeten worden is het goed om na te gaan of dit goed aansluit bij de leerdoelen. -Toetsen maken/aanpassen: de methode komt met toetsen, maar het kan natuurlijk best zo zijn dat sommige onderdelen niet of anders worden behandeld, of dat er juist andere zaken aan het eigen programma zijn toegevoegd. - Lesopzetten eerste periode: nieuwe methode, dus nieuwe lesopzetten. Uiteindelijk zal elke docent die voor zichzelf moeten maken, maar als er voor elk thema al lesopzetten zijn, dan kunnen alle docenten daar uit putten.
33
- Proefopstellingen: Voor het maken van enkele opdrachten zijn (indien ze gedaan gaan worden) enkele eenvoudige proefopstellingen nodig. Die zullen gekocht of gemaakt moeten worden.
- Gereedschap bestellen/aanpassen: het huidige gereedschap voldoet voor de meeste werkstukken uit Technologisch. Een paar uitbreidingen zijn waarschijnlijk nodig, maar dat hangt er ook van af of welke keuze in werkstukken er gemaakt gaat worden. - Lokaal aanpassen: misschien dat een andere indeling van de gereedschapsborden en herschikking van de machines wenselijk is. - Materialen bestellen: al het materiaal voor de werkstukken moet, zoals elk jaar, besteld worden.
Omdat er voor volgend jaar geen nieuwe methoden besteld mogen worden (zie onderstaande e-mail) heb ik geen precieze tijdsplanning opgesteld.
Afbeelding 6: E-mail met de mededeling dat er voor het schooljaar 2014-2015 geen nieuwe methoden besteld mogen worden.
Het is waarschijnlijk handig om bij de invoering het eerste jaar tijd in te ruimen om elke week en later in een thema om de 2 a 3 weken met de sectie kort te overleggen hoe het gaat en tips en trucs uit te wisselen. Het goed invoeren van een methode zal waarschijnlijk beter gaan als de docenten leren van elkaars ervaringen
34
Hoofdstuk 4 Evaluatie onderzoek Het beroepsproduct behelst een advies over de vernieuwing van het lesprogramma voor het tweede jaar, met daarbij een voorbeeld van hoe een periode met de geadviseerde methode eruit komt te zien. Dit aan de hand van een studiewijzer. Over deze twee onderdelen, het advies en de studiewijzer met de daarbij behorende uitleg, zal een evaluatie gehouden worden.
Over de kwaliteit van het advies zal ten eerste de opdrachtgever, de sectievoorzitter, een oordeel moeten geven. Daarnaast is het wenselijk dat ook de andere twee leden van de sectie hun oordeel kunnen geven over de kwaliteit van het advies. Ik heb geprobeerd hen bij het proces te betrekken en zij hebben daarmee ook inzicht in waaruit het advies opgebouwd is.
4. 1 Onderzoeksvraag De onderzoeksvraag voor deze evaluatie is de volgende: In hoeverre is mijn advies en studiewijzer van goede kwaliteit?
4.2 Methode Om een antwoord te krijgen op mijn onderzoeksvraag heb ik een onderzoek uitgevoerd. Hieronder geef ik aan hoe ik dat onderzoek heb opgezet.
4.2.1 Respondenten e
Voor een uitgebreide en ideale evaluatie zou het goed zijn om een hele lessencyclus met een 2 klas te doorlopen aan de hand van de geadviseerde methode. Dit is echter praktisch niet haalbaar omdat het slecht in te e
passen is in het onderwijsjaarrooster van de 2 klassen. Ook zouden er dan nu al boeken en waarschijnlijk ook ander lesmateriaal moeten worden aangeschaft en lessen en toetsen worden geschreven. Dit zou veel te veel tijd kosten.
Ik kies er dan ook voor om het advies en het voorbeeld van een studiewijzer te laten beoordelen door de sectieleden. Zij hebben allemaal genoeg ervaring om daar een gefundeerd oordeel over te kunnen geven. De respondenten bestaan derhalve uit de sectievoorzitter en twee docenten Techniek, allen werkzaam op de Amersfoortse Berg en hebben allen minstens tien jaar ervaring met de huidige methode.
Omdat één collega docent Techniek na ruim drie weken en herhaaldelijke verzoeken de evaluatie nog niet heeft ingevuld heb ik besloten om de evaluatie zonder zijn input te doen. Anders zou ik geen tijd meer hebben om de evaluatie goed uit werken.
35
4.2.2 Dataverzameling en meetinstrumenten Ik wil zowel het advies als de studiewijzer aan de hand van een vragenlijst evalueren. Hierbij stel ik mijn collega’s vragen waarbij ze in hun eigen bewoordingen aan kunnen geven wat ze van dat onderdeel vinden. Ik heb hiervoor de volgende vragen gebruikt:
Kwaliteit advies:
Is het advies duidelijk omschreven? In hoeverre is duidelijk geworden waar het advies op gebaseerd is? Is het advies in de praktijk haalbaar? Voldoet het advies aan de productcriteria, voor zover dat mogelijk is? Ben je voldoende betrokken geweest in de totstandkoming van het advies? Aanvullende opmerkingen over de kwaliteit van het advies:
Kwaliteit studiewijzer
In hoeverre is de studiewijzer toepasbaar? In hoeverre is de studiewijzer compleet? Is de studiewijzer duidelijk? Aanvullende opmerkingen over de kwaliteit van de studiewijzer?
Deze vragen heb ik de respondenten met het productverslag meegegeven. Nadat ze het advies en de studiewijzer hadden gelezen en de vragen hadden beantwoord op papier of in een word document heb ik hun antwoorden kort doorgenomen. Zodoende kon ik goed nagaan of ik hun op en aanmerkingen goed heb begrepen.
4.2.2.1 Betrouwbaarheid en validiteit van het meetinstrument Om er voor te zorgen dat de resultaten betrouwbaar en valide zijn moet ik ervoor zorgen dat de ik de resultaten niet beïnvloed worden door omstandigheden en dat het instrument meet wat ik wil meten. Hiervoor is het belangrijk dat de respondenten de tijd krijgen om de vragen in te vullen. Niet teveel druk op zetten dus, want dat zou tot minder specifieke antwoorden kunnen leiden bijvoorbeeld. Ook heb ik even gewacht met de evaluatie toen bleek dat er voor volgend jaar geen nieuwe methode geïntroduceerd mocht worden. Dat nieuws werd als een domper ontvangen en ik denk dat ik als de evaluatie snel had gedaan mijn collega’s een evaluatie niet als erg nuttig hadden beschouwd. Eenvoudig gezegd zou de stemming er niet naar zijn geweest om de evaluatie dan in te vullen en dat zou ten koste kunnen zijn gegaan van de betrouwbaarheid.
Voor de validiteit is het goed om te kijken naar hoe ik de vragen heb gesteld. Ik zou niet goed kunnen onderbouwen dat deze vragen valide zijn, maar aangezien ik de respondenten wel vrij goed ken kan ik wel spreken van een goede indrukvaliditeit. Ofwel, ik heb er vertrouwen in dat mijn collega´s de vragen op die manier lezen zoals ik ze bedoeld heb (Wikipedia 2014).
4.2.3 Data-analyse De antwoorden op de vragen zullen gebruikt worden om tot een conclusie te komen over de kwaliteit van het advies en de studiewijzer. Indien er antwoorden tussen hadden gestaan die heel anders overkomen dan men zou verwachten op basis van de vragen, dan had ik deze weggelaten. Dit heb ik niet gedaan want de antwoorden (de data) zijn voor mij helder.
36
4.3 Resultaten De antwoorden op de vragen en de aanvullende opmerkingen worden weergegeven per respondent. Hoewel dit ruwe data zijn, vind ik dit overzichtelijker dan deze antwoorden te verwerken. Vooral vanwege het beperkte aantal respondenten en het beperkte aantal vragen vind ik het niet nodig om de data anders weer te geven dan ze zijn aangeleverd.
4.3.1 Kwaliteit advies: Antwoorden sectievoorzitter: “De leerlingen en de leden van de sectie hebben n.a.v. een enquête en gesprekken hun visie op het vak techniek gegeven en hun wensen geuit. De belangrijkste wensen zoals actualiseren van de methode, het praktisch werken en het werken in groepen, zijn belangrijke aspecten en zijn serieus behandeld en onderzocht. De must, should, could, wish methode gaf een goed beeld hoe de keuze tot stand is gekomen. Het hele onderzoek is goed theoretisch onderbouwd en heeft geleid tot een methode die bij de manier van werken van onze sectie aansluit. Als sectie voorzitter ben ik content met de manier waarop het onderzoek is opgebouwd en erg tevreden met het resultaat.”
Antwoorden collega: Is het advies duidelijk omschreven? Ja. In hoeverre is duidelijk geworden waar het advies op gebaseerd is? Het advies is gebaseerd op criteria die door de sectie zijn gesteld. Met de gekozen methode( MoSCoW) wordt duidelijk welke boeken zo afvallen en welke mogelijk bruikbaar zijn. Is het advies in de praktijk haalbaar? Technologisch wordt door heel veel scholen gebruikt, het lijkt mij dat het op de Amersfoortseberg ook inzetbaar moet zijn. Voldoet het advies aan de productcriteria, voor zover dat mogelijk is? Alleen niet aan de eis van de “leeftijd” (uitgegeven in 2010 of later) van de methode. Ben je voldoende betrokken geweest in de totstandkoming van het advies? Ja. Aanvullende opmerkingen over de kwaliteit van het advies: Ewald heeft zich zeer verdiept in de verschillende methodes en heeft veel ondernomen om tot een goed advies te komen. In zijn verslag meldt hij het bezoek van een vertegenwoordiger van de uitgever niet. Toch heeft Ewald geregeld dat die vertegenwoordiger de methode aan de sectie kwam toelichten.
37
4.3.2 Kwaliteit studiewijzer Antwoorden sectievoorzitter: “Het is goed dat er gekozen is voor een werkwijze, die overeenkomt met de manier van werken die de sectie nu hanteert. Zodoende kan je goed vergelijken of Technologisch een methode is die geïmplanteerd kan worden en het advies haalbaar is. Dat laatste is zeker het geval. Of de voorbeeld les compleet is vind ik moeilijk te zeggen, door er samen met de leerlingen aan te werken zullen we dat ervaren en zo nodig bijschaven.”
Antwoorden collega: In hoeverre is de studiewijzer toepasbaar? Ik denk dat deze studiewijzer goed toepasbaar kan zijn, maar volgens deze studiewijzer zijn steeds 2 groepjes (max 15 ll per 2 groepjes) leerlingen bezig met het maken van de radio/het podium. Dat kan wel eens lastig worden i.v.m. het aantal werkplekken.(max10 soldeerplekken) In hoeverre is de studiewijzer compleet? Naar mijn idee is deze studiewijzer compleet genoeg als eerste aanzet. Zoals Ewald al aangeeft moeten de leerdoelen en eventuele rubrics nog aangevuld worden. Is de studiewijzer duidelijk? Ja. Aanvullende opmerkingen over de kwaliteit van de studiewijzer? Prima gedaan, verder geen opmerkingen.
4.4 Conclusies In deze laatste paragraaf ga ik in op de conclusies op de vraag of het advies en de studiewijzer van een goede kwaliteit zijn geweest. Dit doe ik eerst voor het advies en daarna over de studiewijzer.
4.4.1 Conclusie over de kwaliteit van het advies De opdrachtgever is erg tevreden met het resultaat, zo blijkt uit de evaluatie. Mijn advies wordt beschouwd als goed onderbouwd vanuit de theorie en de enquêtes. De MoSCoW methode is heel goed ontvangen en bleek een duidelijk overzicht te geven. De geadviseerde methode sluit goed aan bij de manier van werken van de sectie en voldoet ook aan de belangrijkste andere eisen van de sectie.
4.4.2 Conclusie over de kwaliteit van de studiewijzer De studiewijzer wordt positief ontvangen, want het geeft een goed beeld van hoe zo’n periode er uit gaat zien met de geadviseerde methode. Beide respondenten verwachten dat de studiewijzer toepasbaar is in de praktijksituatie, al verwachten beide respondenten dat er nog wat aangevuld op of bijgeschaafd zal moeten worden als er daadwerkelijk mee aan de slag gegaan wordt. Dit is ook mijn verwachting. Ik heb het hele programma op de minuut nagelopen, maar een les die je nog niet eerder hebt gedaan loopt toch vaak anders dan je had gepland.
38
Bronnen -
Albada Jelgersma, H.E. e.a.,1999, Techniek voor de basisvorming, SMD: Leiden
-
Antic, S., Ivic, I. & Pesikan, A. (2013) Textbook quality : a guide to textbook standards. Göttingen: V&R Unipress
-
Baken, N. e.a. (2010) Technologisch 1thv handleiding. Houten: EPN
-
Berger, P. L. & Luckmann, T. (1966) The social construction of reality. New York: Doubleday
-
Billington, R., Hockey, J. & Strawbridge, S. (1998) Exploring self and society. Basingstoke: Palgrave
-
Clark, J.M. & Paivio, A. (1991) Dual coding theory and education. Educational psychology review, 3(3) 1991, 149-210.
-
Donk, C. Van der & Lanen, B. van (2012) Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Coutinho
-
Duimel, M. & Haan, J. de (2007) Nieuwe links in het gezin. De digitale leefwereld van tieners en de rol van hun ouders. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau
-
Ebbens, S. & Ettekoven, S. (2009) Effectief leren. Basisboek. Groningen: Noordhoff
-
Geerts, W. & Kralingen, R. van (2012) Handboek voor leraren. Bussum: Coutinho
-
Heemskerk, I, Eck, E. van, Kuiper, E. & Volman, M. (2012) Succesvolle onderwijsaanpakken voor jongens in het vo. Amsterdam: Kohnstamm instituut
-
Hoevenaars, R. & Last, T. (2012) Maken. In I. Frederik & G. van Dijk (red) Techniekdidactiek (pp 70102). Leiden: Microwebedu
-
Hoof, J. van & Ruysseveldt, J. van (red) (2001) Sociologie en de moderne samenleving. e
Maatschappelijkeveranderingen van de industriële revolutie tot in de 21 eeuw. Amsterdam:Boom -
Interview sectievoorzitter (2013), afgenomen 3 oktober 2013. Uitwerking ter inzage bij de auteur. Malmberg (2013) Geraadpleegd 12 november 2013 via http://www.malmberg.nl/Voortgezetonderwijs/Webshop/Exacte-vakken/techniek/Kijk-op-Techniek-2003.htm
-
Molkenboer, H. & Soeting, J. (2012) Toetsontwikkeling in de praktijk. Hoe maak ik goede vragen en toetsen? Nijkerk: Van Hout
-
Nationaal Expertisecentrum voor Leerplanontwikkeling (2013) SLO in het kort Geraadpleegd op 28 september 2013 via http://www.slo.nl/downloads/documenten/slo-corporate-folder.pdf/
-
Nationaal Expertisecentrum voor Leerplanontwikkeling (2013, 2) Karakteristieken en kerndoelen voor de onderbouw Geraadpleegd op 28 september 2013 via http://www.slo.nl/voortgezet/onderbouw/kerndoelen/
-
Nelis, H. & Sark, Y. van (2010) Puberbrein binnenstebuiten. Wat beweegt jongeren van 10 tot 25 jaar? Utrecht/Antwerpen: Kosmos
-
Noordhoff (2014) Onze methode voor Techniek Opgeroepen 28 januari 2014 via http://www.noordhoffuitgevers.nl/wps/portal/wnvo/voortgezet_onderwijs/docenten/docent/onze_methode
-
Oomens, M. (2008) Inventariserend onderzoek havo didactiek voor beta en techniekonderwijs. Den Haag: Platform Bèta Techniek
-
Rooij, A.J. van & Schoenmakers, T.M. (2013) Het (mobiele) gebruik van sociale media en games door jongeren. Geraadpleegd op 28 oktober via http://www.ivo.nl/UserFiles/File/Publicaties/201301%20Factsheet%20Social%20media%20en%20gamen.pdf
-
Valkenburg, P.M. (2006) ‘Jongeren en hun identiteitsexperimenten op internet’. In: J. de Haan en C. van ’t Hof (red), Jaarboek van ICT en samenleving 2006. De digitale generatie (p. 47- 58). Amsterdam: Boom
-
Wikipedia (2013) MoSCoW method Geraadpleegd op 5 oktober 2013 via http://en.wikipedia.org/wiki/MoSCoW_Method
39
-
Wikipedia (2013) Allan Paivio Geraadpleegd 4 november 2013 via http://en.wikipedia.org/wiki/Allan_Paivio
-
Wikipedia (2014) Face validity. Geraadpleegd 28 februari 2014 via http://en.wikipedia.org/wiki/Face_validity
40