Beroepsproduct 1: Burgerschapsvorming
Naam: Eleonora Weima Studentnummer: 1610405 Opleiding: Lerarenopleiding Nederlands 2e- graad Cursusnaam: Beroepsproduct 1 Cursuscode: OAR-H1BERPDT1-12 Docent: Anouk Zuurmond Opdrachtgever: Pieter Snel Expert: Nies van Lindenberg Inleverdatum: 12 april 2013
Inhoudsopgave
Inleiding…………………………………………………………………………………………………………………………….3 Contract met de opdrachtgever…………………………………………………………………………………………4 Plan van aanpak…………………………………………………………………………………………………………………6
Omschrijving van de opdracht…………………………………………………………………………………………….6 Beschrijving van het praktijkprobleem op basis van de oriëntatie......……………………………….6 Relatie tot de kennisbasis……………………………………………………………………………………………………8 Tijdsplanning……………………………………………………………………………………………………………………...9
Productuitvoering……………………………………………………………………………………………………………..11 Procesverslag…………………………………………………………………………………………………………………….12 Ingevulde formulieren……………………………………………………………………………………………………....15 1
Formulier deelbeoordeling 1………………………………………………………………………………………………15 Formulier deelbeoordeling 2………………………………………………………………………………………………16
Bibliografie………………………………………………………………………………………………………………………..17 Bijlagen……………………………………………………………………………………………………………………………..18
Interviewleidraad………..……………………………………………………………………………………………………..18 Materialen van het product…………………………………………………………………………………………………20
Inleiding In jaar 2 moet ik Beroepsproduct 1 maken. Deze cursus beslaat 2 periodes van ongeveer 8 weken. In de eerste periode zorg ik voor een goede opdracht. Deze opdracht wordt mij aangereikt door een opdrachtgever op mijn stageschool, de Uilenhof. Ik stel daarbij een contractformulier op en laat deze ondertekenen. Ook ga ik op zoek naar literatuur die mij helpt bij het verkennen van het onderwerp. Deze literatuur laat ik bekijken door een expert, die mij dan nog enkele tips geeft. Ik maak onder andere ook een koppeling met de kennisbasis en ik houd interviews met twee personen op mijn stageschool. Ik verwerk dit in een dossier. Dit dossier is het resultaat van Beroepsproduct 1, blok 1.
2
Contract met de opdrachtgever Gegevens student(en) Naam: Eleonora Weima Studentnummer: 1610405 Adres: Oudendijk 33 Postcode en plaats: 4285 WH Woudrichem Telefoonnummer: 0183-302809/ 06-49955100 Email:
[email protected] Gegevens opdrachtgever: Naam begeleider: Pieter Snel (opdrachtgever)/ Henny Blom (begeleider) Adres: Oude Hoven 8 (school) Uilenhof- CS de Hoven Nieuwe MAVO/ HAVO junior Postcode en plaats: 4205 AK Gorinchem (school) Telefoon: 0183-610120 (school)
3
Email:
[email protected] (Begeleider Instituut Archimedes neemt contact op in verband met de beoordeling) Beide partijen zijn overeengekomen: dat het probleem / de vraag: Van een schema van activiteiten voor burgerschapsvorming bij het vak Nederlands leerjaar 1, naar een goede uitwerking van elke activiteit. (Nu staan alle activiteiten in een schema, maar wordt niet duidelijk wat de activiteiten precies inhouden en wat er gedaan wordt. Ik maak van alle activiteiten bij het vak Nederlands leerjaar 1, die te maken hebben met burgerschapsvorming, een uitwerking: wat wordt er gedaan bij de activiteit, wat moet bereikt worden, wordt dit op deze manier bereikt, etcetera.
wordt beantwoord door het leveren van het volgende eindproduct: Per activiteit van burgerschapsvorming bij het vak Nederlands leerjaar 1, een precieze uitwerking: wat wordt er gedaan bij de activiteit, wat moet bereikt worden, wordt dit op deze manier bereikt, etcetera. waaraan de volgende eisen worden gesteld (uitvoerig beschrijven): •
De activiteiten moeten volledig uitgewerkt zijn, zodat voor iedere docent meteen duidelijk wordt wat er bij een activiteit gedaan wordt en wat er bereikt moet worden. • De activiteit moet heldere informatie bevatten, zodat in principe iedere docent met de activiteit aan de slag moet kunnen, zonder dat hij of zij daar eerst heel veel informatie over op moet zoeken. • Er moeten per activiteit een helder einddoel en heldere tussendoelen beschreven worden. Begeleiding van de student vindt op de volgende manier plaats: •
De begeleiding gaat door middel van werkoverleg met twee collega’s. (Ik doe met hen samen dit project). Deze collega’s kunnen mij helpen, omdat zij hier al een aantal jaren mee bezig zijn.
Plaats en datum van afsluiting*: (later te bepalen)
*Uitvoering en afsluiting van de opdracht kunnen pas plaatsvinden nadat het plan van aanpak is goedgekeurd door de begeleider van Instituut Archimedes. Het opstellen van het plan van aanpak neemt doorgaans 8 weken in beslag. 4
In tweevoud opgemaakt te (plaats): Gorinchem op (datum): 15 november 2012 Naam opdrachtgever: Pieter Snel Handtekening: *
Naam student: Eleonora Weima Handtekening: *
(*: in verband met digitaal formulier is nu geen handtekening mogelijk.)
Plan van aanpak Omschrijving van de opdracht
Van een schema van activiteiten voor burgerschapsvorming bij het vak Nederlands leerjaar 1, naar een goede uitwerking van elke activiteit. Het is de bedoeling dat ik van de activiteiten die te maken hebben met burgerschapsvorming, een goede en heldere uitwerking maak. De activiteiten staan nu allemaal per vak in een schema, maar er is niet beschreven wat die activiteiten nu precies inhouden. Ik maak, alleen voor het vak Nederlands leerjaar 1, een uitwerking van de activiteiten. Het gaat er dan om dat het duidelijk wordt voor elke collega wat de activiteit inhoudt en wat het doel van de activiteit is. De activiteit moet zo uitgewerkt zijn dat in principe iedere collega met de activiteit moet kunnen werken, dus ook collega’s van andere vakken.
Beschrijving van het praktijkprobleem op basis van de oriëntatie Wat houdt het begrip Burgerschap in?
5
De Nederlandse samenleving stelt hoge eisen aan zijn burgers en inwoners. De Onderwijsraad benoemt burgerschap als: "een formele juridisch-politieke status, inhoudend het samenstel van specifieke rechten en plichten die verbonden zijn aan het hebben van de nationaliteit van een bepaalde staat, het zijn van staatsburger van die staat….Daarnaast betreft burgerschap de bereidheid en het vermogen onderdeel uit te maken van een gemeenschap en daar een actieve bijdrage aan te leveren” (Onderwijsraad, 2003). Het gaat dus om de rechten en plichten die een burger heeft die verbonden zijn aan de nationaliteit van een staat. Burgerschap betreft de bereidheid en het vermogen van burgers/inwoners om onderdeel uit te maken van een gemeenschap en daar een actieve bijdrage aan te leveren. Typen burgerschap “Vaak wordt gedacht dat iedereen hetzelfde verstaat onder burgerschap. Uit een groot aantal onderzoeken is juist gebleken dat er verschillend gedacht wordt over burgerschapsvorming. Deze verschillen bestaan onder docenten, schoolleider, ouders en ook leerlingen. Er zijn drie typen burgerschap te onderscheiden: aanpassingsgericht, individualiserend en kritisch-democratisch burgerschap. Deze typen burgerschap leggen andere accenten in doelen en hangen samen met andere pedagogisch-didactische praktijken. Het aanpassingsgerichte type legt het accent op waarden overdracht en gedragsregulatie. Het individualiserende type legt het accent op zelfstandig leren en kritische leren denken. Het kritisch-democratische type legt de aandacht op samenwerkend leren en kritisch denken door middel van onderzoek en dialoog”. (Veugelers & Schuitema, 2009) Welke functies heeft het onderwijs? “In het onderwijs moeten kwalitatief verschillende doeldomeinen worden onderscheiden. In de onderwijssociologie wordt vaak een onderscheid gemaakt tussen twee functies van het onderwijs: kwalificatie en socialisatie. Kwalificatie heeft te maken met het domein van kennis en vaardigheden. De kwalificatiefunctie is een belangrijk functie en ook een belangrijke reden om onderwijs als een maatschappelijk goed te zien. Onderwijs functioneert niet alleen binnen het domein van kennis en vaardigheden, maar maakt ook dat ‘nieuwkomers’ deel worden van bestaande tradities en praktijken, van bestaande culturele, politieke, sociale maar bijvoorbeeld ook professionele ‘ordes’. Dit is de socialisatiefunctie van het onderwijs. Het onderwijs heeft nog een derde functie en een derde doeldomein. Dit is de functie: ‘subjectification’ dimensie, in het Nederlands subjectiveringsdimensie of individuering of persoonsvorming. Het onderwijs werkt in alle drie de doeldomeinen, van kwalificatie, socialisatie en subjectivering. De reden dat alle drie de domeinen in overweging genomen moeten worden, heeft te maken met het feit dat onderwijs in de drie domeinen ‘werkt”. (Biesta, 2011) Verklaring van de aandacht voor burgerschap in het onderwijs “Onderwijs moet bijdragen aan sociale cohesie, sociale inclusie, de kennissamenleving, levenslang leren, de kenniseconomie, Europees burgerschap, intercultureel respect en begrip, enzovoorts. Dit is een sterk functionalistische visie op onderwijs waarin ‘de samenleving’ en agenda voor het onderwijs opstelt en vervolgens van het onderwijs verwacht dat zij deze agenda uitvoert en alles wat op het verlanglijstje van de samenleving staat realiseert. Deze agenda lijkt vast te staan en wordt niet gezien als iets waar het onderwijs of de leraar een oordeel over zou mogen vellen. Wat ook buiten beeld blijft, is de mogelijkheid dat het onderwijs misschien ook andere belangen heeft”. (Biesta, 2011) Uit het stukje hierboven zou je kunnen stellen dat de aandacht voor burgerschapsvorming in het onderwijs eigenlijk een beetje opgelegd is. Het is namelijk zo dat er vanuit de samenleving wordt gezegd dat onderwijs moet bijdragen aan de vorming van leerlingen, zodat zij later zelfstandig kunnen functioneren in de maatschappij. Het is dus vanuit de samenleving eigenlijk al vastgelegd dat het onderwijs een grote rol speelt in deze burgerschapsvorming. Het onderwijs mag wel zelf bepalen hoe deze burgerschapsvorming wordt ingevuld. 6
De bijdrage van het onderwijs aan burgerschapsvorming “Bijdragen aan de ontwikkeling van burgerschapscompetenties van leerlingen is een kerntaak van het onderwijs. Het doel van burgerschapsonderwijs reikt naar de mening van de Onderwijsraad verder dan het bevorderen van sociaal gedrag en aanpassing aan de bestaande normen en waarden. - De vrijheid van onderwijs Scholen hebben de vrijheid om zelf vorm te geven aan burgerschapsonderwijs. Daarnaast kent elke school een eigen onderwijscontext. Scholen, de betrokkenen bij de scholen en de omgeving waarin de scholen staan, kunnen sterk van elkaar verschillen. Hierdoor zijn er geen doelen die voor alle scholen van even groot belang zijn. Ook is er geen beste manier waarop scholen vorm kunnen geven aan burgerschapsonderwijs. - Elke school heeft een visie op wat voor gemeenschap zij wil zijn, waar zij voor staat, wat zij wil bereiken voor en met de leerlingen en hoe zij dit wil realiseren. De Onderwijsraad beschouwt de school als een oefenplaats voor burgerschapsvaardigheid en –houdingen Het is aan de school zelf om te bepalen hoe democratische de omgang op school is. Mar ongeacht de keuze voor al of geen ‘democratische rechtsorde’ binnen de school, kan (en moet) elke school leerzame contexten benutten, ontwikkelen en aanbieden”. (Onderwijsraad, 2012) Burgerschapsvorming op de Uilenhof De Uilenhof hanteert de volgende ontwikkeldoelen ten aanzien van burgerschapsvorming: “1. Meer samenhang aanbrengen tussen de onderwerpen bij de verschillende vakken en domeinen (zoals bij grote projecten als Kamp Vught en De martelaren van Gorinchem) 2. Leerlingen nog meer betrekken bij de inrichting van de school en veel meer jongere en oudere leerlingen laten samenwerken (de school als oefenplaats voor burgerschap benutten). 3. De ontwikkeling van een Respect-kalender (maandelijks een of meer activiteiten over het thema respect, met als start: de Dag van respect in november). 4. Leerlingen van de nieuwe brugklassen vanaf de start bij het programma Burgerschapsvorming betrekken (informeren op de startmiddagen). 5. Doelen van de activiteiten in het programma Burgerschapsvorming nog concreter formuleren en jaarlijks alle activiteiten evalueren”. (Les in Burgerschap, 2010) Je kunt zien dat de Uilenhof actief bezig is met Burgerschapsvorming. Ook gebeurt dit niet alleen tijdens de lessen, maar ook daarbuiten. Dit wordt gedaan door middel van verschillende activiteiten. Het probleem op de Uilenhof is, dat de activiteiten niet duidelijk uitgewerkt zijn. De activiteiten zijn vorig jaar (2011-2012) al wel in een schema gezet, om een overzicht te krijgen van de activiteiten op de Uilenhof. Het was namelijk ook nooit helemaal duidelijk welke activiteiten in welk leerjaar gedaan worden. Deze indeling van de activiteiten in een schema is al een hele vooruitgang, maar dit is nog niet toereikend genoeg. Het gaat er namelijk om dat iedereen precies moet weten wat een activiteit inhoudt en welk doel er bereikt moet worden. Het is dus belangrijk dat alle activiteiten op de Uilenhof, per vak en per leerjaar uitgewerkt gaan worden. Op deze manier komt er nog meer structuur in burgerschapsvorming en kan hier nog beter mee gewerkt worden.
Verkregen informatie uit de interviews
Ik ben erachter gekomen dat veel docenten eigenlijk helemaal niet precies weten wat burgerschapsvorming nu eigenlijk inhoudt. Ik vroeg namelijk: ‘wat houdt het begrip Burgerschapsvorming volgens jou in?’ Ik merkte dat geen van beide docenten hier een goed antwoord op kon geven. Zij vinden het namelijk erg lastig om dit begrip te definiëren. Waar ik ook achter kwam, was dat burgerschapsvorming wel een heel grote rol speelt op de Uilenhof. Ik had het idee dat burgerschapsvorming alleen werd gedaan tijdens speciale activiteiten die daarvoor georganiseerd werden. Na het lezen van literatuur en het houden van de interviews, kwam ik erachter dat burgerschapsvorming ook gewoon tijdens de lessen plaats vindt. De docenten zeiden 7
mij ook allebei dat zij niet heel erg bewust met burgerschapsvorming bezig zijn, in de zin van dat het niet op de voorgrond staat. Burgerschapsvorming is zo geïntegreerd in het onderwijs dat je er eigenlijk niet eens meer bij nadenkt tijdens het lesgeven. Het gaat eigenlijk automatisch. Burgerschapsvorming heeft volgens deze docenten veel effect op de leerlingen. De leerlingen hebben eigenlijk niet eens door dat zij ook met burgerschapsvorming bezig zijn tijdens de lessen. Toch merken de docenten dat de leerlingen steeds vaardiger worden in de omgang met elkaar en dat zij steeds beter weten wat wel en niet kan. De docenten zouden allebei eigenlijk niets willen veranderen in de praktijk. Zij zijn tevreden over hoe het gaat tijdens de lessen en bij de speciale activiteiten. Eén van de twee docenten zegt het wel handig te vinden als er echt eens een duidelijke definitie van het burgerschapsvorming komt op de Uilenhof. Zo kun je als docent je doelen voor burgerschapsvorming aanscherpen en de leerlingen bij het proces van burgerschapsvorming nog beter begeleiden.
Relatie tot de kennisbasis
Welke onderdelen van de kennisbasis spelen een rol bij ‘Burgerschapsvorming’? 1. Leren in diverse contexten. Dit leren in diverse contexten gebeurt bij het proces van ‘Burgerschapsvorming’. De leerlingen leren niet alleen uit hun boeken en in de klas, maar zij leren ook buiten het lokaal. Het gaat er op school niet alleen om dat de leerlingen de leerstof bij elk vak leren, maar het gaat er ook om dat leerlingen met elkaar om leren gaan. 2. Communicatie, interactie en groepsdynamica. Uit de Generieke kennisbasis: “We leren in verschillende omgevingen. (…) In het onderwijs leren we vaak in geleide leerprocessen, binnen het klassenverband of op een (leer)werkplaats, tijdens het werkplekleren, een maatschappelijke stage of een baan. (…) Leerlingen leren doordat zij de expliciete socialisatie, zoals bepaalde gedragsregels, ervaren.” Leerlingen leren dus in meerdere omgevingen. Zij leren in de klas en daarbuiten hoe zij met elkaar om moeten gaan en hoe zij goed kunnen functioneren in de samenleving. De leerlingen krijgen te maken met andere leerlingen, docenten, en ander personeel op een school. Bij het proces van ‘Burgerschapsvorming’ leren de leerlingen hoe zij een goede burger kunnen worden in de Nederlandse samenleving. 3. Ontwikkeling van de adolescent. Uit de Generieke kennisbasis: “De school is een belangrijke plek waar jongeren elkaar ontmoeten en heeft een belangrijke functie in de socialisatie en identiteitsontwikkeling van jongeren.” De school is belangrijk in het leven van de leerlingen. Zij leren namelijk niet alleen thuis hoe zij moeten functioneren in de samenleving, maar ook op school. Juist school is zo belangrijk in dit proces, omdat leerlingen zich in de leeftijd van 12-18 jaar ontwikkelen tot wie zij later zullen zijn. Juist in deze levensfase zitten zij veel op school en hebben zij veel contact met leeftijdsgenoten, maar ook met docenten en ander personeel op school. Op school kunnen zij daarom veel leren op het sociaal gebied. 4. Nederlands onderwijssysteem. Uit de Generieke kennisbasis: “De ontwikkelingen van de maatschappij beïnvloeden het onderwijs, zowel qua vorm als qua inhoud.” Het onderwijs is dus onder invloed van de maatschappij. De normen en waarden die i de maatschappij gelden, gelden ook binnen de school. De leerlingen krijgen hierdoor (onbewust) al de goede normen en waarden mee vanuit de school. In niet alle gezinnen gelden dezelfde normen en waarden als in de maatschappij, denk bijvoorbeeld aan buitenlandse gezinnen. De
8
kinderen uit deze gezinnen krijgen op school dan toch de Nederlandse normen en waarden mee. 5. Diversiteit en onderwijs. Uit de Generieke kennisbasis: “Van scholen wordt verwacht dat ze leerlingen toerusten voor participatie in een pluriforme samenleving en dat leerlingen kennis hebben van en kennismaken met verschillende achtergronden en culturen van leeftijdsgenoten.” Het is dus de rol van de school om de leerlingen kennis te laten maken met verschillende culturen en achtergronden. Het is belangrijk dat leerlingen in de maatschappij ook goed om kunnen gaan met verschillende culturen en achtergronden. School is hiervoor de beste oefenplaats, omdat veel scholen multicultureel zijn. Leerlingen leren over elkaars cultuur en achtergrond.
Tijdsplanning -
Startpunt Wat wil de Uilenhof? De opdrachtgever wil dat ik van de activiteiten voor burgerschapsvorming die bij Nederlands leerjaar 1 plaatsvinden, een uitgebreide uitwerking maak van wat er tijdens deze activiteiten gaat gebeuren en welke doelen bereikt moeten worden met deze activiteit, etc. Welke informatie is er? Ik heb informatie over burgerschapsvorming gekregen van mijn stageschool. Hierin staat beschreven hoe burgerschapsvorming georganiseerd is op de Uilenhof. Ik heb ook van de expert informatie gekregen waar wat algemenere informatie in staat over burgerschapsvorming en de rol van het onderwijs daarbij. Ik heb zelf ook informatie gezocht die mij ook kan helpen bij het verkennen van het onderwerp. Welke docenten werken met burgerschapsvorming en weten zij wat dit inhoudt? In principe werken alle docenten op de Uilenhof met burgerschapsvorming. De ene docent is hier iets bewuster mee bezig dan de andere docent. Ook niet iedere docent weet precies wat burgerschapsvorming inhoudt, of kan het in ieder geval niet goed definiëren. Daarom is het belangrijk dat er wat meer aandacht wordt besteed aan burgerschapsvorming op school. Daarom maak ik dit beroepsproduct.
-
Evalueren/presenteren op school De presentatie van mijn beroepsproduct vindt plaats in de tentamenweek van blok 2, op dinsdag 29 januari 2013. Ik presenteer dan mijn plan van aanpak voor het beroepsproduct. Daarna evalueer ik samen met mijn medestudenten en begeleider het plan van aanpak. Ontwikkelen van het product Dit zal het gehele blok 3 in beslag nemen. Het gaat er namelijk om dat ik aan het eind van blok 3 een product heb gemaakt. Het maken van dit product moet, samen met het voorbereiden (plan van aanpak, literatuuronderzoek, etc.) 140 uur in beslag nemen. De voorbereiding neemt minder tijd in beslag en de ontwikkeling van het product neemt meer tijd in beslag. Dit betekent dus dat ik met de ontwikkeling het gehele blok 3 bezig zal zijn. Uitvoeren van het product De uitvoering van het product zal aan het einde van blok 3 plaats gaan vinden. De precieze datum hiervoor is nog niet vastgesteld, maar ik weet wel dat ik mijn product zal presenteren op mijn stageschool, de Uilenhof. Als opdracht vanuit de scholengroep: CS de Hoven, waar de Uilenhof bij hoort, zal ik mijn product gaan presenteren aan het gehele team, of aan de vaksectie Nederlands. De afspraak hiervoor zal tijdens blok 3 gemaakt worden. Beoordeling opdrachtgever
-
-
-
9
-
-
-
Deze beoordeling zal plaats vinden als ik het gehele product af heb om het in te leveren. De opdrachtgever geeft een oordeel over mijn product, voordat het definitieve oordeel gegeven zal worden door mijn begeleider. Deze beoordeling door de opdrachtgever zal plaats vinden in één van de laatste weken van blok 3. Ik heb dan nog de kans om mijn product eventueel aan te passen, voordat ik het definitief ga inleveren. Opstellen dossier deelbeoordeling 2 Dit zal al gedeeltelijk plaats vinden tijdens blok 3, maar de uiteindelijke versie zal aan het einde van blok 3 klaar zijn om in te leveren. Het opstellen van dit dossier zal deels plaats vinden nadat de opdrachtgever het product beoordeeld heeft. Voorbereiden eindpresentatie Ik zal mijn eindpresentatie voorbereiden als het product goed is gekeurd door de opdrachtgever. Eerder kan dit niet, omdat ik van tevoren niet weet of het product voldoet aan de eisen. Het voorbereiden van de eindpresentatie zal dan ook aan het einde van blok 3 plaatsvinden. Eindpresentatie tentamenweek Deze presentatie zal plaatsvinden in de tentamenweek aan het eind van blok 3. De precieze datum hiervoor is nog niet bekend. Dossier deelbeoordeling 2 tentamenweek Mijn uiteindelijke dossier zal beoordeeld worden door mijn begeleider in de tentamenweek aan het einde van blok 3.
Productuitvoering Dit beroepsproduct ga ik uitvoeren aan de hand van een presentatie met de twee docenten en de stagiaire met wie ik samen werk aan dit onderwerp. Ik heb het product nu nog niet uitgevoerd, want het boekje met alle activiteiten van alle domeinen moet eerst af zijn. Daarna presenteren wij met zijn vieren wat wij gedaan hebben en wat eruit is gekomen: het boekje met alle activiteiten overzichtelijk uitgewerkt. Ik heb daarom nog geen reacties of feedback gekregen.
10
Procesverslag Werkwijze Om er precies achter te komen hoe mijn product er daadwerkelijk uit moest gaan zien, heb ik een bijeenkomst gepland met de twee docenten en de stagiaire. Wij hebben toen besproken wie wat zou gaan doen: ik werk in ieder geval Nederlands uit en daarnaast Duits en het domein Mens en Maatschappij. Voor dit beroepsproduct hebben wij afgesproken dat ik eerst alleen Nederlands zou gaan uitwerken. Wij hebben daarnaast een opzet gemaakt voor een studieochtend over ‘Burgerschapsvorming’. Wij wilden dat bij deze ochtend in ieder geval één docent van elk domein aanwezig is. Wij wilden dan drie groepen maken, waarin een aantal indicatoren behandeld werden voor een domein of een vak. De docenten moeten dan ook iets vertellen over die activiteiten en waarom zij bij een bepaalde indicator passen. Daarna moet elke groep doorschuiven, zodat alle indicatoren bij dat domein of vak aan de orde zijn geweest. Deze studieochtend was gepland, maar omdat er te weinig docenten aanwezig konden zijn, hebben we dit nog even aan de kant gezet. Over een aantal weken willen wij nog een keer proberen om de studieochtend te houden en zo het boekje met activiteiten compleet te maken.
11
Ik heb met mijn opdrachtgever een format opgesteld. Aan de hand van dit format heb ik de activiteiten uitgewerkt. Ik was blij dat wij dit format hadden opgesteld, want daarvoor wist ik niet hoe ik het product moest gaan vormgeven. Ik wist wel wat er van mij verwacht werd, maar niet hoe. Daarna ben ik, om mijn activiteiten uit te kunnen werken, op onderzoek uitgegaan. Ik moest natuurlijk weten wat er bij welke activiteit gedaan wordt. Ik heb met een aantal docenten gesproken over deze activiteiten en ik heb met hen gekeken of de activiteiten echt bij de indicatoren hoorden waarbij zij ingedeeld waren. Ik heb de keuze gemaakt om alleen de activiteiten voor het vak Nederlands uit te werken. Mijn opdrachtgever vroeg mij of ik ook voor andere domeinen de activiteiten uit wilde werken, maar ik heb gezegd dat ik dat pas na het beroepsproduct wilde doen. Dit, omdat ik dacht dat ik het anders niet af zou krijgen voor de deadline. Wat ik de volgende keer anders zou willen doen, is dat ik mijn tijdsplanning nog beter in de gaten houd. De laatste twee, drie weken zat ik toch een beetje in de knel. Ik ben niet iemand die alles voor zich uitschuift, maar voor mij kwamen de andere vakken op nummer één. Misschien komt dit ook wel doordat wij dit blok geen colleges meer hadden, dan ben je toch sneller geneigd om het vak te ‘vergeten’. Begeleiding Mijn begeleiding op de HU was erg goed. Zowel tijdens de lessen als daarna heb ik goede begeleiding gekregen. Ook was mijn contact met de expert, Nies van Lindenberg, heel erg goed. Mijn expert reageerde vrijwel meteen en gaf mij ook zeer goede tips. Ik was heel blij met dit snelle antwoord. Op deze manier kon ik snel verder met mijn literatuurverkenning. De begeleiding vanuit mijn stageschool, de Uilenhof, is ook erg goed geweest. Mijn opdrachtgever heeft mij goed begeleid en sprak mij ook vaak aan over mijn beroepsproduct. Hij vroeg dan bijvoorbeeld wanneer wij even af zouden spreken om alles tot dan toe even door te spreken. Ik vond dit heel fijn, want ik merkte dat hij ook echt graag wilde dat mijn beroepsproduct goed zou zijn. Als ik een vraag had, mocht ik altijd even mailen of, als ik op mijn stage ben, even langslopen.
Tijdsbesteding Allereerst heb ik natuurlijk colleges gehad over het beroepsproduct. Dit is al ongeveer 12 uur. Ik moest een contract opstellen met mijn opdrachtgever. Wij moesten samen eerst de opdracht vaststellen. Dit was makkelijker gezegd dan gedaan. Mijn opdrachtgever had een goed onderwerp, maar de opdracht was nog te complex. We moesten dit dus in een kader gaan plaatsen. Uiteindelijk, na een paar keer overleggen, hadden wij toch een goede opdracht weten te maken. Daarna heb ik thuis literatuur opgezocht en geordend in het literatuurverkenningsschema. Dit waren vrij lange artikelen en ik ben daarom wel een tijdje bezig geweest met het lezen ervan. Op basis van tips van de expert heb ik nog meer literatuur opgezocht en gelezen. Uiteindelijk moest ik van deze literatuur een ‘literatuurverslag’ maken, waarbij ik de belangrijkste dingen beschreef en uitwerkte. Ik heb daarnaast ook de koppeling tot de kennisbasis uitgewerkt, iets wat ik eigenlijk best wel leuk vond. Ook heb ik nog interviews gehouden met twee docenten. Ik heb hen onder andere gevraagd wat zij met ‘Burgerschapsvorming’ doen in hun lessen. Ik heb hun antwoorden uiteindelijk verwerkt in mijn literatuuronderzoek. Om tot een goed ‘samenvattend’ geheel te komen, heb ik toch wel even moeten puzzelen. Ik heb de artikelen wel een aantal keer moeten lezen, voordat ik er echt iets mee kon. Sommige artikelen zijn namelijk erg lang en vrij ingewikkeld geschreven. Uiteindelijk heb ik uit deze artikelen een mooi ‘literatuurverslag’ kunnen maken. Ik ben hier in totaal ongeveer 50 uur mee bezig geweest. 12
Aan de hand van dit literatuuronderzoek, heb ik een presentatie gegeven over wat mijn opdracht was en hoe het uiteindelijke product er uit moet zien. Na mijn presentatie aan het eind van periode B, moest ik mijn opdracht gaan uitwerken. Zoals ik al eerder verteld heb, heb ik een aantal keer met mijn opdrachtgever om de tafel gezeten om te bespreken hoe ik mijn product nu precies ging uitwerken. Ik wist wat ik moest gaan doen, maar nog niet precies hoe er uit moest gaan zien. Wij hebben samen besproken hoe ik dit het beste kon doen en we zijn uiteindelijk op het format uitgekomen. Aan de hand van dit format zou ik de activiteiten ook uit gaan werken. Naast mijn overleg met de opdrachtgever heb ik ook nog twee keer een bijeenkomst gepland met de andere docente en de stagiaire. Ik heb dit geregeld en het was toch nog vrij lastig om een afspraak te maken. Dit kwam doordat de andere docent er nooit is op donderdag, mijn stagedag. Eén van ons moest dus op een andere dag komen om alles even door te spreken. Wij hebben in totaal ongeveer 4 uur met elkaar gesproken over wie wat zou gaan doen en hoe wij de studieochtend in elkaar zouden zetten. Wij hebben daarvoor een tijdsplanning gemaakt en een datum vastgesteld. Naast al deze bijeenkomsten heb ik ook nog samen met de stagiaire gesproken over dit onderwerp. Wij hebben elkaar dus ook nog een beetje geholpen en aangestuurd. Ik heb samen met een aantal docenten Nederlands de activiteiten kort besproken: wat wordt er precies gedaan bij deze activiteit en welke dingen heb je nodig bij het uitvoeren ervan? Uiteindelijk ben ik mijn product helemaal gaan uitwerken aan de hand van het format. Dit was niet altijd even makkelijk. Sommige activiteiten, zoals ‘Aandacht voor de spelregels bij groepswerk’ en ‘Impliciet in het lesgeven: respect, luisteren, becommentariëren, etc.’, zijn best moeilijk te beschrijven. Dit is niet een activiteit die heel zichtbaar is. Natuurlijk is dit erg belangrijk, maar bijvoorbeeld groepswerk gebeurt gewoon in de lessen. Uiteindelijk ben ik er wel uitgekomen en heb ik mijn eigen omschrijving van deze activiteiten kunnen maken. Toen ik het materiaal af had, heb ik het besproken met mijn opdrachtgever. Hij had nog een aantal verbeterpuntjes, zoals het nog scherper opstellen van de doelstellingen bij de activiteiten. Verder vond hij dat ik een mooi product geleverd had. Ik heb aan dit alles ongeveer 60 uur besteed. Ik kom dus uit op een totaal van ongeveer 120 uur, van de twee periodes samen.
Feedback op mij product Zoals ik hierboven al verteld heb, heb ik feedback gekregen op mijn product. Mijn opdrachtgever vond het er heel goed uitzien. Het zag er precies zo uit als hij in gedachten had. Ik vond dit heel erg leuk om te horen. Daarnaast had hij een paar kleine verbeterpuntjes, zoals het scherper opstellen van de doelstellingen bij de activiteiten. Ik moest ze dus eigenlijk SMART gaan formuleren. Iets waar ik eigenlijk niet zo goed in ben. Dit was dus weer een hele uitdaging voor mij. Mijn opdrachtgever had hierbij de tip om vooral te werken met: ‘De leerlingen kunnen…’. Op deze manier is het ‘gedrag’ van de leerlingen ook te toetsen en merk je het sneller op als de leerlingen iets niet kunnen. Competenties Organisatorische competentie Deze competentie is aan de orde gekomen, omdat ik veel heb moeten regelen en organiseren. Ik heb namelijk de bijeenkomsten met de twee docenten en de stagiaire moeten regelen. Dit was best een organisatie, want niet iedereen kon op dezelfde dag. Ook heb ik een aantal keer een ‘bijeenkomst’ moeten plannen met mijn opdrachtgever, zodat wij alles tot dan toe even door konden spreken. Mijn organisatorische competentie is een sterke competentie. Ik ben goed in het organiseren en het uiteindelijk ook uitvoeren. Ik zal pas stoppen, als alles ook echt geregeld is. Een leermoment was dat ik ervan uitging dat ik een afspraak gepland had met mijn opdrachtgever, maar dat ik eigenlijk niet 13
precies had afgesproken waar wij elkaar zouden zien. Ik heb toen wel drie kwartier naar hem gezocht. Uiteindelijk had ik hem gevonden, maar dat was wel zonde van de tijd. Dat is het enige leerpuntje/voornemen bij deze competentie: niet alleen de afspraak maken, maar ook even de locatie vaststellen. Competentie in samenwerken met collega’s Deze competentie is aan de orde gekomen, omdat ik veel heb moeten samenwerken met verschillende collega’s. In de eerste plaats heb ik heel veel samengewerkt met mijn opdrachtgever. Hij heeft mij begeleid bij het uitvoeren van mijn opdracht. Daarnaast heb ik ook samengewerkt met de andere docente en de stagiaire. Wij hebben met zijn vieren de studieochtend opgezet. Wij hebben hiervoor een goede samenwerking getoond en daarom hebben we nu een goed plan. Het enige wat nog moet gebeuren, is dat de studieochtend nog een keer gepland wordt. Ik heb ook samengewerkt met de collega’s die ik heb geïnterviewd en de collega’s die mij hebben geholpen bij het beschrijven van de inhoud van de activiteiten. Ik heb eigenlijk geen leerpunt(en) bij deze competentie. De samenwerking met de collega’s is eigenlijk heel erg soepel verlopen. Ik lig aardig goed in het team, dus iedereen is wel bereid om mij te helpen. Wat ik meeneem naar de volgende keer, is dat ik de samenwerking weer net zo goed wil doen als nu. Competentie in reflectie en ontwikkeling Deze competentie is aan de orde gekomen, omdat ik nu, bij mijn procesverslag, ook moet reflecteren op mijzelf en op wat ik heb gedaan. Het is belangrijk om bij het maken van het product steeds te kijken naar: ‘Is het goed wat ik doe?’, ‘Voldoet dit aan de verwachtingen die gesteld worden?’, etc. Het is dus belangrijk dat ik steeds kritisch naar mijn product kijk en het evalueer. Een leermoment voor mij is dat ik bijvoorbeeld de doelstellingen die ik gesteld heb, nog scherper moet formuleren, want dan kan ik daar ook weer beter op reflecteren. Als ik namelijk doelstellingen niet scherp formuleer, zijn ze moeilijk te toetsen. Daardoor is het ook moeilijk om dan weer te reflecteren op een leerproces. Dit wil ik daarom ook meenemen naar de volgende keer.
Ingevulde beoordelingsformulieren DEELBEOORDELING 1 Beroepsproduct 1 Student
Eleonora Weima
Datum Beoordelaar
Anouk Zuurmond (begeleider) Nies van Lindenberg (expert)
Resultaat VOLDOENDE Aspect Contract
Begeleider
Begeleider
Beoordelaars
Plan van aanpak
Criteria Contractformulier met de criteria voor de opdracht is geaccordeerd door de opdrachtgever. Het contractformulier is geregistreerd in de Kennisbank Archimedes. De opdracht van de opdrachtgever is duidelijk omschreven. De student heeft ten minste twee interviews uitgevoerd om het probleem in kaart te brengen
O
V
G
Opmerkingen
VD
VD
X
X
14
volgens een correcte interviewleidraad met duidelijke vragen. De student heeft diverse bronnen (waaronder ook tijdschriftartikelen) geraadpleegd om het probleem te begrijpen (literatuuronderzoek). De student gaat volgens APAregels om met bronnen: de student citeert en parafraseert correct en de student heeft een correcte bibliografie toegevoegd.
Expert
Begeleider
X
Let op de manier waarop je je tekst opbouwt: nu te veel een opsomming.
X
Niet geheel: zie opmerkingen
Op basis van de resultaten van de oriëntatie (literatuuronderzoek en interviews) is het praktijkprobleem helder beschreven. De student heeft beschreven hoe dit product gerelateerd is aan de kennisbasis (generiek en / of vak).
V
De student heeft een realistische tijdsplanning gemaakt.
X
V
Oordeel deelbeoordeling 1: VOLDOENDE Verbetersuggesties bij O:
DEELBEOORDELING 2 beroepsproduct 1 Student
Beoordelaar
Eleonora Weima 1610405 12 april 2013 Aspect
Opdrachtgever
Productuitvoering
Begeleider
Procesver slag
Datum
Beoordelaars
Pieter Snel- opdrachtgever Anouk Zuurmond- begeleider
Resultaat Criteria Het product voldoet aan de criteria zoals vastgesteld in het contract.
O
V
G
Opmerkingen
VD / NVD
De student heeft een procesverslag geschreven waarin werkwijze en begeleiding worden geëvalueerd. De student verantwoordt in het procesverslag hoe hij of zij projectmatig heeft gewerkt De student heeft het projectmatig 15
werken gekoppeld aan één of meerdere bachelorcompetenties.
Begeleider
Oordeel deelbeoordeling 2:
EINDOORDEEL (DEELBEOORDELING 1 EN 2): NB: DE STUDENT KAN ALLEEN EEN VOLDOENDE BEOORDELING KRIJGEN WANNEER DE OPDRACHTGEVER HET BEROEPSPRODUCT ALS ‘VOLDAAN’ HEEFT AFGETEKEND.
Bibliografie Biesta, G. (2011). Het beeld van de leraar: Over wijsheid en virtuositeit in onderwijs en onderwijzen. Tijdschrift voor lerarenopleiders . Les in Burgerschap. (2010). Opgeroepen op januari 25, 2013, van Website van Uilenhof-CS de Hoven: http://uilenhof.csdehoven.nl/nieuws/archief/les-039burgerschap039/les-burgerschap Onderwijsraad. (2012). Verder met burgerschap in het onderwijs. Veugelers, W., & Schuitema, J. (2009). Leerlingen over burgerschapsvorming.
16
Bijlagen Interviewleidraad
Geïnterviewde: … Contactgegevens: … Doel van het interview: Ik wil meer te weten komen over burgerschapsvorming. Daarnaast wil ik de mening van verschillende partijen (docenten en leerlingen) te weten komen. Datum: … Begin- en eindtijd: … Locatie: Uilenhof- CS De Hoven, lokaal … Social talk Hoi, fijn dat je even tijd voor mij vrij hebt kunnen maken. Hoe is je ochtend verlopen? Deden de leerlingen goed mee? Ik heb voor dit lokaal/deze ruimte gekozen, omdat we hier even rustig kunnen zitten en alles goed kunnen bespreken. Zonder dat we last hebben van andere docenten en leerlingen. Inleiding 17
-
-
-
Kader en het doel: Ik heb je al verteld dat dit interview gaat over Burgerschapsvorming, omdat ik daarover mijn Beroepsproduct maak. Het doel van dit interview is dat ik meer te weten wil komen over Burgerschapsvorming en de ervaring die een docent heeft met Burgerschapsvorming. Ik wil ook graag je mening horen over het proces van Burgerschapsvorming binnen de school. Gebruik van informatie: Ik gebruik de informatie uit dit interview als ondersteuning bij het maken van mijn Beroepsproduct. Ik wil naast de literatuur die ik gebruik, ook voorbeelden uit de praktijk aan de orde stellen. Welke onderwerpen komen aan bod: 1. Wat is Burgerschapsvorming? 2. Wat houdt Burgerschapsvorming volgens jou in? 3. Hoe is Burgerschapsvorming georganiseerd op de Uilenhof? 4. Wat heeft dit voor effect op de leerlingen? Dit interview zal 10 tot 15 minuten gaan duren.
Vragen Hoofdvraag • Wat betekent het begrip Burgerschapsvorming? Subvraag • Wat houd Burgerschapsvorming volgens jou in? Hoofdvraag • Hoe is Burgerschapsvorming georganiseerd op de Uilenhof? Subvraag • Wat zie je daarvan terug in de praktijk? • Heeft deze uitvoering in de praktijk effect op de leerlingen? • Wat hebben leerlingen aan Burgerschapsvorming? Hoofdvraag • Zou je iets willen veranderen aan de uitvoering in de praktijk? Subvraag • Wat zou je wel of niet willen veranderen? • Hoe zou dit veranderd kunnen worden? Afsluiting - Samenvatting/conclusie - Ben ik iets vergeten te vragen met het oog op het doel van dit interview: Ik wil meer te weten komen over Burgerschapsvorming. Daarnaast wil ik de mening van docenten en leerlingen horen over Burgerschapsvorming. - Zou je een kopie van het verslag van dit interview willen hebben? - Wil je nog iets kwijt? Wil je zelf nog iets vertellen? Afsluitende social talk Ik wil je hartelijk bedanken voor je tijd en ik ga deze informatie verwerken in mijn Beroepsproduct.
18
Materialen van het product Met behulp van de onderstaande tien indicatoren zijn de activiteiten Burgerschapsvorming op de Uilenhof in beeld gebracht voor alle domeinen en alle vier de leerjaren. 1. Democratie en haar spelregels - In hoeverre is er aandacht voor kennis over de democratie en haar methoden van besluitvorming? 2. Democratische (basis)waarden - In hoeverre wordt er geoefend in het bewust worden en hanteren van waarden voor democratisch samenleven? 3. Participatie: inspraak en medezeggenschap - Welke vormen van inspraak hebben leerlingen in school? 4. Participatie: sociale verantwoordelijkheid
19
-
In hoeverre worden leerlingen uitgedaagd zich in te zetten voor anderen en de maatschappij?
5. Identiteit: persoonlijke en levensbeschouwelijk - In hoeverre is er aandacht voor de persoonlijke en de levensbeschouwelijke ontwikkeling van leerlingen? 6. Identiteit: omgaan met diversiteit en de multiculturele samenleving - In hoeverre is er bewust aandacht voor diversiteit en diverse culturen en levensbeschouwingen? 7. Identiteit: aandacht voor nationale identiteit, Europees burgerschap en wereldburgerschap - In hoeverre spelen de nationale en mondiale aspecten van burgerschap een rol op school? 8. De school als oefenplaats - In hoeverre is de school een samenleving in het klein waarin openheid en betrokkenheid is ten aanzien van elkaar en leerlingen leren verantwoordelijkheid te dragen? 9. Aandacht voor sociale competenties - In hoeverre wordt er op school geoefend in sociale vaardigheden en omgangsvormen? 10. Signaleren radicalisering - Wat doet een school met radicale opvattingen en gedragingen van leerlingen? Uit: Burgerschapsvorming in het vmbo, een uitgave van de Besturenraad, april 2009
Voor elk domein is er een tabel met indicatoren (horizontaal) en leerjaren (verticaal). In het schema (hieronder) staan alle activiteiten of werkvormen die binnen het vak Nederlands plaatsvinden, ingedeeld bij de tien indicatoren. Niet elke activiteit of werkvorm dekt alle indicatoren, maar slechts 1, 2 of 3 indicatoren. Er zijn ook indicatoren die ‘ongebruikt’ blijven. Deze indicatoren komen bij activiteiten van andere domeinen wel aan de orde. 1 2 3 4 5 Impliciet in het 1 Aandacht Oefenen Project: lesgeven respect, voor de taalgebruik, “Afblijven” “spelregels” luisteren, mondeling en becommentariëren, schriftelijk bij etcetera groepswerk onder andere i.v.m. de leerlingenraad Maatschappelijke Project: “Kamp Oefenen Impliciet in het 2 Aandacht stage Vught” taalgebruik, lesgeven respect, voor de mondeling en “spelregels” luisteren, becommentariëren, schriftelijk bij onder andere etcetera groepswerk i.v.m. de leerlingenraad 3 Aandacht Impliciet in het Oefenen Project: voor de lesgeven respect, taalgebruik, “Schrijver op
20
“spelregels” bij groepswerk 4
1 2 3 4
Aandacht voor de “spelregels” bij groepswerk
6 Project: “Afblijven”
luisteren, mondeling en becommentariëren, schriftelijk etcetera onder andere i.v.m. de leerlingenraad Impliciet in het Oefenen lesgeven respect, taalgebruik, luisteren, mondeling en becommentariëren, schriftelijk etcetera onder andere i.v.m. de leerlingenraad 7
8
Project: “Kamp Vught” Project: “Schrijver op school”
school”
Sectorwerkstuk Da Vinci college, Gorinchem Boekkeuze fictiedossier
9 10 Boekbespreking met (powerpoint)presentatie door de leerlingen Boekbespreking met (powerpoint)presentatie door de leerlingen Boekbespreking met (powerpoint)presentatie door de leerlingen Boekbespreking met (powerpoint)presentatie door de leerlingen
Beschrijving van activiteiten en doelen Het is de bedoeling dat er naast het schema van activiteiten ook een korte uitwerking/beschrijving van alle activiteiten of werkvormen wordt gegeven. Op deze manier kan men in één oogopslag zien wat de activiteit of werkvorm inhoudt, wat de doelstellingen zijn, etcetera. Voor elke activiteit worden de volgende punten beschreven: • Naam activiteit • Leerjaar activiteit • Tijdstip (maand) activiteit • Inhoud activiteit en werkvormen • Benodigde methoden, materialen, etcetera • Doelstelling(en) • Toetsing doel(en)
21
Activiteit of werkvorm: 1 • • • •
Naam activiteit Aandacht voor de “spelregels” bij groepswerk. Leerjaar 1 t/m 4 Tijdstip (maand) activiteit Het gehele jaar. Groepswerk vindt namelijk het gehele jaar plaats. Inhoud activiteit en werkvormen Bij deze activiteit/werkvorm is het belangrijk dat leerlingen in groepen samenwerken. Dit kunnen groepen van 2 tot 4 leerlingen zijn, maar ook van 6 tot 8 leerlingen. Het gaat er hierbij om dat de leerlingen leren samenwerken en leren verantwoordelijk te zijn voor elkaar. Het is daarbij belangrijk dat de leerlingen weten wat de “spelregels” zijn bij groepswerk. Deze regels kunnen het best worden uitgelegd tijdens de lessen, voorafgaand aan het samenwerkingsproces.
22
•
•
•
Je kunt bij deze activiteit heel veel samenwerkingsvormen gebruiken, zoals de werkvormen die bij ‘Activerende didactiek’ genoemd worden. Voorbeelden van werkvormen zijn: Checkin-duo’s, Genummerde hoofden tezamen, Placemat-methode, Expertgroepen, etcetera. Benodigde methoden, materialen, etcetera Voor dit groepswerk kunnen alle methoden van alle vakken gebruikt worden. Voor sommige vormen van ‘Activerende didactiek’ is materiaal nodig. Een voorbeeld is de Placematmethode. Hierbij is een groot vel (A3) papier nodig dat verdeeld moet worden in 4 vakken. Doelstelling(en) Indicator 1: Democratie en haar spelregels in hoeverre is er aandacht voor kennis over de democratie en haar methoden van besluitvorming? -De leerlingen moeten kunnen vertellen hoe een democratie in elkaar zit. -De leerlingen moeten keuzes kunnen maken binnen een democratie. (voorkennis vak geschiedenis) -De leerlingen moeten keuzes kunnen maken binnen een (samenwerkings)groep. -De leerlingen kunnen hun keuzes motiveren. Toetsing doel(en) Je kunt de kennis van de leerlingen toetsen door hen te vragen hoe zij een besluit of keuze moeten maken binnen een (samenwerkings)groep. Als de leerlingen nog niet voldoende kennis hebben van dit proces, is het belangrijk om de leerlingen vaak samen te laten werken. Op deze manier worden de leerlingen ‘getraind’ in het samenwerken.
Activiteit of werkvorm: 2 •
• • •
Naam activiteit Impliciet in het lesgeven: -Respect -Luisteren -Becommentariëren Leerjaar activiteit 1 t/m 4 Tijdstip (maand) activiteit Het gehele jaar. De leerlingen moeten namelijk het gehele jaar oefenen met respect, luisteren, becommentariëren, etcetera. Inhoud activiteit en werkvormen Het is bij deze ‘activiteit’ belangrijk dat de leerlingen onder andere leren: Respect 23
• •
De leerlingen moeten leren om respect te hebben voor elkaar. Dit kunnen zij doen door elkaar in hun waarde te laten en naar elkaar te luisteren. Het respect hebben voor elkaar kan geoefend worden in de klas, bijvoorbeeld als een leerling iets vertelt. De andere leerlingen moeten hem of haar dan in zijn of haar waarde laten en niet iets stoms gaan zeggen over wat de andere leerling net verteld heeft. Luisteren De leerlingen moeten leren luisteren naar elkaar. Er is een boekje: ‘Zakboek Vaardigheden’ van Ed de Boer, waarmee gewerkt kan worden. Hierin staan verschillende onderdelen, zoals: leren, samenwerken, onderzoek doen en presenteren. Voor luisteren geldt voor de leerlingen het volgende: 1. Let op je houding. Neem dezelfde houding aan. 2. Kijk de ander aan. Als iemand met jou over een probleem wil praten of jou iets leuks wil vertellen, dan heeft hij meer het idee dat je luistert als je hem aankijkt. 3. Laat merken dat je luistert. a. Knikken b. ‘O ja?’ ‘Goh…’ ‘Hm, hm…‘ c. Laat iemand uitpraten d. Laat stiltes vallen e. Kom niet met je eigen verhaal f. Doe niet alsof het onbelangrijk is 4. Vraag verder a. Herhaal de laatste woorden b. Merk een gevoel op Commentaar geven Leerlingen moeten op een goede manier ‘kritiek’ kunnen geven op hun medeleerlingen. Zij moeten leren dat zij dit op een positieve manier doen, zodat de andere leerling zich niet gekwetst voelt. Voor ‘kritiek’ geven geldt het volgende: 1. Vertrouwen Geef alleen commentaar als er een sfeer van vertrouwen is en als je denkt dat de ander er iets mee zal doen. 2. Geef commentaar op wat de ander doet Zeg alleen wat je de ander ziet doen en wat hij eventueel kan veranderen, zeg niet wat jij daarvan vindt. 3. Verwacht niet dat de ander meteen zijn of haar gedrag veranderd Het is ieders goed recht om commentaar naast zich neer te leggen. Vraag nooit waarom iemand niets met jouw commentaar gedaan heeft. Commentaar ontvangen Het is ook belangrijk dat de leerlingen commentaar op een goede manier leren ontvangen. Hiervoor geldt het volgende: 1. Verdedig je niet Ga ervan uit dat iemand je commentaar geeft om je te helpen. Als je iets niet goed gedaan hebt, hoef je je niet te gaan verdedigen. Jij hebt recht op je eigen manier. 2. Vraag uitleg van het commentaar Iemand zal vaak voorzichtig commentaar leveren. Vraag of hij wat meer wil uitleggen wat hij bedoelt. Benodigde methoden, materialen, etcetera Bij deze ‘activiteit’ is in principe geen methode of materiaal nodig. Je kunt de leerlingen deze vaardigheden leren tijdens het lesgeven. Doelstelling(en) 24
•
Indicator 2: Democratische (basis)waarden in hoeverre wordt er geoefend in het bewust worden en hanteren van waarden voor democratisch samenleven? Respect -De leerlingen kunnen uitleggen wat waarden zijn. -De leerlingen moeten respect voor elkaar kunnen hebben. -De leerlingen kunnen elkaar in hun waarde laten. -De leerlingen kunnen luisteren naar elkaar. Luisteren -De leerlingen moeten kunnen luisteren naar elkaar. -De leerlingen kunnen elkaar tijdens het luisteren in hun waarde laten. Commentaar geven -De leerlingen kunnen elkaar op een positieve manier feedback geven. Commentaar ontvangen -De leerlingen kunnen uitleggen wat zij met feedback gaan doen (feedforward). Toetsing doel(en) Dit doel kun je ‘toetsen’ door de leerlingen te observeren in hun gedrag: -hebben de leerlingen respect voor elkaar/hoe gaan de leerlingen met elkaar om? -luisteren de leerlingen naar elkaar? -kunnen de leerlingen elkaar op een goede manier verbeteren/bekritiseren? Als de leerlingen nog niet voldoende kennis hebben van deze processen, kun je hen tips geven hoe zij dit kunnen verbeteren, zoals: probeer eens feedback te geven op een klasgenoot, oefen eens met het proces van feedback geven. Je kunt eventueel ook les of een deel van een les wijden aan de sociale vaardigheden van de leerlingen. Als docent ben je namelijk niet alleen bezig met het overbrengen van je vak, maar ook met het leren van sociale vaardigheden aan je leerlingen.
Activiteit of werkvorm: 3 • • • •
Naam activiteit Maatschappelijke stage Leerjaar activiteit 2 Tijdstip (maand) activiteit Oktober t/m mei Inhoud activiteit en werkvormen De leerlingen uit klas 2 lopen in de periode oktober t/m april 20 uur stage. Deze 20 uur mag dus verdeeld worden over de gehele periode. Voor deze stage moeten de leerlingen vrijwilligerswerk doen. Zij mogen dus niets met hun stage verdienen. Het gaat er bij een maatschappelijke stage onder andere om dat de leerlingen leren samenwerken met anderen. Ook gaat het erom dat de leerlingen leren wat vrijwilligerswerk inhoudt: je kunt ook wat voor anderen doen zonder daar zelf iets voor terug te willen. Ook leren de leerlingen verantwoordelijk zijn voor zichzelf, anderen en de spullen waarmee zij werken. 25
Eind april gaan de leerlingen bij het vak Nederlands werken aan hun stageverslag. Hierin beschrijven zij de volgende punten: 1. Korte informatie over je stageplek 2. Wat heb je gedaan op je stageplek; werkzaamheden? 3. In welke periode heb je stage gelopen en op welke dagen? (zie logboek) 4. Beschrijf minimaal 5 geoefende vaardigheden en noem voorbeelden 5. Wat ben je te weten gekomen over vrijwilligerswerk, ben je er anders over gaan denken? 6. Wat heb je geleerd? De leerlingen krijgen voor dit verslag een cijfer dat meetelt bij het vak Nederlands. Benodigde methoden, materialen, etcetera Voor deze activiteit is geen methode nodig. Het materiaal dat nodig is, is het stageboekje. Hierin staat het contract dat de leerlingen hebben met hun werkgever en de school. Daarnaast staat in dit boekje ook precies wat de leerlingen wel en niet mogen tijdens hun stage en hoe zij een logboek bij moeten houden. • Doelstelling(en) Indicator 4: Participatie: sociale verantwoordelijkheid in hoeverre worden leerlingen uitgedaagd zich in te zetten voor anderen en de maatschappij? -De leerlingen kunnen een verslag schrijven van wat zij onder andere gedaan en geleerd hebben tijdens hun stage. -De leerlingen kunnen zelf hun verbeterpunten noemen en beschrijven. -De leerlingen kunnen goed onderbouwd en goed samenhangend uitleggen wat hun stage voor hen zelf betekende. -De leerlingen kunnen goed onderbouwd en goed samenhangend uitleggen wat de stage voor anderen betekende (vrijwilligers van de organisatie, clienten of doelgroep(en) van de organisatie) • Toetsing doel(en) De leerlingen maken aan het eind van de maatschappelijke stage een ‘stageverslag’ bij het vak Nederlands. Hierin vertellen zij wat zij hebben gedaan tijdens hun stage en wat zij geleerd hebben. Bij het niet behalen van de stagepunten, moet de leerling zijn of haar stage het volgende leerjaar overdoen.
Activiteit of werkvorm: 4 • • • •
•
Naam activiteit Sectorwerkstuk Da Vinci college, Gorinchem Leerjaar activiteit 4 Tijdstip (maand) activiteit November t/m maart Inhoud activiteit en werkvormen De leerlingen uit klas 4 maken een sectorwerkstuk op het Da Vinci college in Gorinchem. Zij voeren daar in groepjes verschillende opdrachten uit binnen hun sector. De leerlingen gaan in totaal 2 middagen naar het Da Vinci college om hun opdrachten uit te voeren. Daarna verwerken zij alle opdrachten en de indrukken die zij hebben opgedaan in een presentatie. Deze presentatie wordt dan in maart gegeven aan de ouders en docenten van deze leerlingen. Benodigde methoden, materialen, etcetera 26
•
•
Voor deze activiteit is geen methode nodig. Er zijn wel stencils met opdrachten nodig en de materialen die nodig zijn bij het uitvoeren van de opdrachten. Doelstelling(en) Indicator 4: Participatie: sociale verantwoordelijkheid in hoeverre worden leerlingen uitgedaagd zich in te zetten voor anderen en de maatschappij? -De leerlingen kunnen samenwerken in een groepje. -De leerlingen kunnen zich inzetten voor elkaar. -De leerlingen zijn verantwoordelijk voor elkaar. Toetsing doel(en) Het doel kan getoetst worden door middel van de presentatie: hebben de leerlingen de opdrachten en presentatie goed uitgevoerd? Ook kan er gekeken worden naar het leerproces van de leerlingen: hebben de leerlingen goed samengewerkt en heeft iedereen evenveel gedaan? Bij onvoldoende punten kunnen de leerlingen hun sectorwerkstuk aanpassen. (Dit moet wel per werkstuk of groepje leerlingen bekeken worden.)
Activiteit of werkvorm: 5 • • • •
•
Naam activiteit Project: “Afblijven” Leerjaar activiteit 1 Tijdstip (maand) activiteit Februari/maart Inhoud activiteit en werkvormen De leerlingen kijken de film: “Afblijven”. Daarbij maken zij opdrachten. Deze opdrachten gaan onder andere over de film “Afblijven” en de schrijfster van het boek: Carry Slee. Daarnaast kijken de leerlingen naar een informatieve uitzending van het Klokhuis over alcohol en maken zij hun eigen alcoholvrije drankje. Bij dit project gaat het erom dat de leerlingen leren dat zij het ook gezellig kunnen hebben zonder alcohol (en drugs). Benodigde methoden, materialen, etcetera 27
•
•
-Film “Afblijven” -Uitzending Klokhuis over alcohol -Bronnenboekje (met teksten) -Opdrachtenboekje -Verschillende soorten sappen (cola, sinas, vruchtensap en aanmaak) -Fruit (om het fruitstokje mee te maken) Doelstelling(en) Indicator 5: Identiteit: persoonlijk en levensbeschouwelijk in hoeverre is er aandacht voor de persoonlijke en de levensbeschouwelijke ontwikkeling van leerlingen? -De leerlingen kunnen deze opdrachten in groepjes uitvoeren. -De leerlingen kunnen vertellen welke factoren van invloed zijn op (hun) keuzes in alcoholgebruik -De leerlingen kunnen uitleggen welke argumenten in campagnes over verantwoord alcoholgebruik worden gebruikt -De leerlingen kunnen uitleggen waarop deze argumenten een appèl doen. Indicator 6: Identiteit: omgaan met diversiteit en de multiculturele samenleving in hoeverre is er bewust aandacht voor diversiteit en diverse culturen en levensbeschouwingen? -De leerlingen kunnen vertellen hoe verschillende culturen en geloven aankijken tegen alcoholgebruik. Toetsing doel(en) De leerlingen schrijven zelf een informatief artikel over alcohol, dat zogenaamd in de jeugdkrant: “7 days” komt. Hiervoor krijgen de leerlingen ook een cijfer. De leerlingen mogen dit niet herkansen, zij moeten dus hun best doen om een voldoende te halen. Dit is belangrijk, want op deze manier zijn de leerlingen nog bewuster met het onderwerp bezig.
Activiteit of werkvorm: 6 • • • •
Naam activiteit Project: “Kamp Vught” Leerjaar activiteit 2 Tijdstip (maand) activiteit April Inhoud activiteit en werkvormen De leerlingen uit klas 2 lezen een boek dat te maken heeft met de Tweede Wereldoorlog en/of concentratiekampen. Ook brengen de leerlingen samen met een aantal docenten van onder andere de vakken Geschiedenis en Nederlands een bezoek aan Kamp Vught. De informatie die de leerlingen hebben verzameld, wordt verwerkt in een gezamenlijke eindopdracht met de vakken Geschiedenis en Nederlands. Deze opdracht is dus vakoverstijgend.
28
•
•
•
Er is bij dit bewust aandacht voor de verschillende culturen en geloven binnen de Nederlandse samenleving. Hierbij gaat het vooral om het Jodendom. De leerlingen leren dat de joden tijdens de Tweede Wereldoorlog naar concentratiekampen zijn gebracht en daar werden vermoord. Zij leren dat het Jodendom toen door bepaalde personen niet geaccepteerd werd binnen de samenleving. Zij brengen het bezoek aan Kamp Vught, om te zien en te horen welke verschrikkelijke dingen daar tijdens de oorlog gebeurd zijn. De leerlingen moeten leren dat zij iedereen moeten accepteren, ongeacht zijn of haar achtergrond of overtuiging. Benodigde methoden, materialen, etcetera In ieder geval: -Een boek over de Tweede Wereldoorlog en/of concentratiekampen -Een stencil met de eindopdracht Doelstelling(en) Indicator 5: Identiteit: persoonlijk en levensbeschouwelijk in hoeverre is er aandacht voor de persoonlijke en de levensbeschouwelijke ontwikkeling van leerlingen? -De leerlingen kunnen vertellen wat het belang is van herdenken van de Tweede Wereldoorlog. -De leerlingen kunnen uitleggen welke lessen we kunnen trekken uit wat er de Tweede Wereldoorlog is gebeurd. -De leerlingen kunnen uitleggen op welke wijze zij zelf herdenken en vieren op 4 en 5 mei. Indicator 6: Identiteit: omgaan met diversiteit en de multiculturele samenleving. in hoeverre is er bewust aandacht voor diversiteit en diverse culturen en levensbeschouwingen? -De leerlingen kunnen actuele voorbeelden noemen van onverdraagzaamheid. Toetsing doel(en) De doelen worden getoetst door middel van de eindopdracht. De leerlingen leren bij het vak Nederlands hoe zij de eindopdracht vorm moeten geven. Dit kan door middel van een verslag. Bij Geschiedenis wordt gekeken naar de inhoudt van de opdracht. Hieruit komt een gezamenlijk cijfer. Bij deze opdracht is geen mogelijkheid tot herkansing.
Activiteit of werkvorm: 7 • • • •
Naam activiteit Project: “Schrijver op school” Leerjaar activiteit 3 Tijdstip (maand) activiteit -(dit project wordt niet ieder jaar gehouden. Ook het moment van plaatsvinden kan verschillen) Inhoud activiteit en werkvormen Voor dit project wordt een bekende Nederlandse schrijver/schrijfster op school uitgenodigd. Iedere keer is dit een andere schrijver/schrijfster. De schrijver/schrijfster vertelt over zijn of haar boeken. Dit wordt gedaan om de leerlingen nieuwsgierig te maken naar zijn of haar boeken. Dit wordt ook gedaan om de leerlingen enthousiast te maken voor het lezen van jeugdboeken in het algemeen. Veel leerlingen vinden het niet leuk om te lezen, omdat zij 29
•
•
•
denken dat alle boeken saai zijn. Daarnaast zien zij het nut er niet van in om te lezen. Deze leerlingen zullen er door dit project achter komen dat lezen toch heel nuttig en vooral leuk is. De leerlingen mogen ook vragen stellen aan de schrijver. De schrijver/schrijfster toont zijn of haar maatschappelijke betrokkenheid door middel van de boeken die hij of zij schrijft. Benodigde methoden, materialen, etcetera -Een informatieboekje over het project: “Schrijver op school” -De leerlingen hebben van tevoren een aantal vragen gemaakt die zij kunnen stellen aan de schrijver of schrijfster. Doelstelling(en) Indicator 5: Identiteit: persoonlijk en levensbeschouwelijk in hoeverre is er aandacht voor de persoonlijke en de levensbeschouwelijke ontwikkeling van leerlingen? -De leerlingen kunnen met enkele voorbeelden vertellen over de maatschappelijke betrokkenheid van de schrijver. -De leerlingen kunnen verband leggen tussen actuele maatschappelijke discussies en thema’s in de boeken van de schrijver. -De leerlingen kunnen eigen opvattingen over zo’n thema schriftelijk en mondeling verwoorden. Indicator 6: Identiteit: omgaan met diversiteit en de multiculturele samenleving in hoeverre is er bewust aandacht voor diversiteit en diverse culturen en levensbeschouwingen? -De leerlingen kunnen een gesprek voeren met elkaar over verschillende opvattingen over een thema bij verschillende culturen en levensbeschouwingen. Toetsing doel(en) De leerlingen moeten een opdracht maken naar aanleiding van het bezoek van de schrijver of schrijfster aan de school.
Activiteit of werkvorm: 8 • • • •
Naam activiteit Boekkeuze bij fictiedossier Leerjaar activiteit 3 en 4 Tijdstip (maand) activiteit Het gehele jaar 3 en een gedeelte van jaar 4 Inhoud activiteit en werkvormen De leerlingen moeten boeken lezen voor hun fictiedossier. Aan de hand van dit fictiedossier wordt bij elke leerling door de docent Nederlands een mondeling afgenomen. Dit mondeling is een officieel tentamen, waarvoor de leerlingen ook een cijfer krijgen dat weer mee telt voor het centraal examen. Het is belangrijk dat de leerlingen jeugdliteratuur lezen. Zij mogen dus niet zomaar een boek kiezen dat hen leuk lijkt, het boek moet onder de categorie jeugdliteratuur vallen. 30
• •
•
Benodigde methoden, materialen, etcetera De leerlingen hebben boeken nodig die zij gaan lezen. Doelstelling(en) Indicator 5: Identiteit: persoonlijk en levensbeschouwelijk in hoeverre is er aandacht voor de persoonlijke en de levensbeschouwelijke ontwikkeling van leerlingen? -De leerlingen kunnen mondeling en schriftelijk uitleggen op welke manier een verhaal of boek uit de jeugdliteratuur hen aanspreekt. -De leerlingen kunnen uitleggen hoe andere jongeren over een thema uit het verhaal of boek denken. -De leerlingen kunnen vertellen welke kennis zij hebben opgedaan tijdens het lezen. -De leerlingen kunnen een voorbeeld van een kort verhaal of gedicht over persoonlijke of levensbeschouwelijke identiteit bespreken. Toetsing doel(en) Dit doel wordt getoetst door bij elke leerling een mondeling af te nemen aan de hand van het fictiedossier. Hier wordt niet alleen over het verhaal gepraat, maar ook over wat de hoofdpersoon bijvoorbeeld doet en of dit misschien is speciaals kan betekenen. Er wordt dus dieper op bepaalde passages ingegaan, om de algemene kennis van de leerlingen te testen.
Activiteit of werkvorm: 9 • • • •
Naam activiteit Boekbespreking met (powerpoint)presentatie door de leerlingen Leerjaar activiteit 1 t/m 4 Tijdstip (maand) activiteit Jaar 1 t/m 3: ± april Jaar 4: in het eerste halfjaar Inhoud activiteit en werkvormen De leerlingen houden een boekbespreking over een door hen gelezen boek. In het eerste jaar mag dit in tweetallen. In jaar 2 t/m 4 moet iedere leerling dit alleen doen. De leerlingen maken bij deze presentatie een powerpoint. De gehele presentatie moet aan een aantal eisen voldoen.
31
• •
•
In het boekje: ‘Zakboek vaardigheden’ van Ed de Boer staat ook informatie over het geven van een presentatie. De volgende onderdelen worden hierin beschreven: 1. Voorbereiding 2. Stemgebruik 3. Lichaamsgebruik 4. Contact houden Zoals bij activiteit 2 wordt ook in dit boekje beschreven hoe de leerlingen moeten luisteren naar elkaars presentatie en zij moeten elkaar ook feedback/commentaar geven over de presentatie. Hierover staat het volgende: Luisteren 1. Let op je houding. 2. Kijk de ander aan. 3. Laat merken dat je luistert. 4. Vraag verder Commentaar geven 1. Vertrouwen 2. Geef commentaar op wat de ander doet 3. Verwacht niet dat de ander meteen zijn of haar gedrag veranderd Commentaar ontvangen Het is ook belangrijk dat de leerlingen commentaar op een goede manier leren ontvangen. Hiervoor geldt het volgende: 1. Verdedig je niet 2. Vraag uitleg van het commentaar Benodigde methoden, materialen, etcetera -Het gelezen boek -Een powerpoint Doelstelling(en) Indicator 9: aandacht voor de sociale competenties in hoeverre wordt er op school geoefend in sociale vaardigheden en omgangsvormen? -De leerlingen kunnen een presentatie geven die voldoet aan de van tevoren gestelde eisen. -De leerlingen kunnen naar elkaars presentatie luisteren zonder de presentator daarmee onzeker te maken. -De leerlingen kunnen elkaar op een positieve manier feedback geven op de presentatie. -De presentator kan de feedback ontvangen zonder zich te verdedigen en feedforward verwoorden (d.w.z. wat gaat de presentator doen met de feedback?). Toetsing doel(en) De presentatie is ook meteen de toetsing over het boek: Kun je merken dat de leerling zijn of haar boek echt gelezen heeft?, Heeft de leerling zijn of haar best echt gedaan om de powerpoint te maken?, etcetera.
32
33