Verslag werkconferentie ‘Burgerschapsvorming van de Utrechtse jeugd’ Op 12 februari 2014 werd de bijeenkomst ‘Burgerschapsvorming van de Utrechtse jeugd’ georganiseerd door de Utrechtse Onderwijs Agenda. Het programma bestond uit een plenair deel met sprekers over dit thema: Micha de Winter (hoogleraar pedagogiek), Jaap Patist (docent HU) en Leo Pauw (CED-groep en auteur van de notitie). Daarna volgden de workshops in kleinere groepen. De middag werd afgesloten met een terugkoppeling van deze workshops, waarbij een panel bestaande uit Jeroen Kreijkamp (wethouder onderwijs), Caroline Verhoeff (Vreedzame Wijk), Rijk Vlaanderen (POUWER praktijkonderwijs), Sjaan de Vries (Doenja Dienstverlening) en Jaap Patist (HU) reageerden op de uitkomsten. Hieronder vindt u de uitwerking van de workshops en een sfeerverslag van Esha Gowricharn, studente Journalistiek Hogeschool Utrecht.
Uitwerking workshops ‘Burgerschapsvorming’ Tijdens de workshops werden alle deelnemers in acht groepen verdeeld. In elke groep zaten mensen vanuit o.a. welzijn, VVE, primair- en voortgezet onderwijs, het MBO en de Hogeschool Utrecht. Mensen gingen met elkaar in gesprek over hoe we nu al vorm en inhoud geven aan burgerschapsvorming en hoe we de verschillende werkwijzen nog beter op elkaar kunnen laten aansluiten.
Inspiratie: Dit doen we al in Utrecht! De workshop begon met een voorstelronde, waarbij de deelnemers elkaar in 1 minuut vertelden hoe hun organisatie al met burgerschapsvorming bezig is.
“Burgerschap begint bij ons aan de voordeur! We gaan regelmatig het gesprek aan met de bewoners uit de wijk en de wijkagent. We hebben het plan een jongerenraad op te richten.”
“Wij betrekken culturele instellingen binnen onze school, het zijn onze partners waarmee we doelen bepalen en evalueren.”
“We hebben een kinderpanel; we vinden het belangrijk om kinderen/jongeren erbij te betrekken en ze een plek naast de volwassenen te geven.”
“Wij geven ouders trainingen Vreedzaam: hoe los je conflicten op met elkaar? Vorige week hebben ouders de eerste diploma’s ontvangen. Ze waren heel enthousiast!”
“Kinderen mogen zelf bepalen wat er in de speeltuin staat en gebeurt. Dat is voor mij burgerschap.”
Kenmerken burgerschapsvorming Aan de hand van acht kenmerken waaraan burgerschapsvorming normaliter zou moeten voldoen (zie notitie), werd bekeken onder welk kenmerk elke activiteit valt. Wat opviel is dat er al veel gebeurt in Utrecht: bij elk kenmerk werden veel verschillende activiteiten genoemd. Een groep merkte op dat het belangrijk is om met deze opbrengst verder te gaan en dit in een structuur te gieten. De training sociale vaardigheden kwam bij een andere groep vaak naar voren. Uitgangspunt was dat een kind eerst zelf lekker in zijn vel moet zitten, voordat het goed kan deelnemen aan burgerschapsvorming.
Weer een andere groep merkte op dat ze een categorie miste: de invalshoek is erg pedagogisch, er kan meer focus liggen op het leergedrag en de verwachtingen ervan. Burgerschap is ook een diploma halen. Bij groep 3 werden veel activiteiten geschreven onder het kenmerk ‘betrekken van instellingen om de school heen’. Besproken werd dat er gekeken moet worden naar de context waarin activiteiten plaatsvinden. De kwaliteit van de activiteiten moet altijd gewaarborgd blijven, niet alleen maar doen om te doen. De activiteiten moeten wel binnen de leerlijn en binnen de school passen en daarnaast is het belangrijk ouders en eventueel de wijk erbij te betrekken.
Aanbevelingen burgerschapsvorming Aan het einde van de workshops zijn alle groepen aan de slag gegaan met de volgende opdracht: Schrijf een aanbeveling zodat burgerschapsvorming van de Utrechtse jeugd (0 – 18 jaar) een mooie doorgaande leerlijn wordt. Hier kwamen veel aanbevelingen uit. Hieronder staan ze per thema geclusterd. Doorgaande leerlijn (continuïteit) - Bespreek binnen de organisatie met het team wat er allemaal gebeurt aan burgerschapsvorming en bekijk of je daar met elkaar een geheel van kan maken. Maak het niet te ingewikkeld of te moeilijk, probeer er wel een lijn van te maken. Creëer bewustzijn, inventariseer en hang dit onder de kerndoelen. - Leeractiviteiten in verschillende stadia moeten op elkaar aansluiten.
-
-
Expliciteer je waarden continu, dit is belangrijk. Dit kan door een uitwisseling tussen bijvoorbeeld het primair- en het voortgezet onderwijs: hoe werkt de ander? Het is belangrijk om een (pedagogisch) kader te hebben waarin je dezelfde taal spreekt. Onderhoud warm contact met elkaar en geef adviezen aan elkaar hoe maatwerk te leveren. Betrek het Voortgezet Onderwijs actief bij de Kinderraad.
Pedagogisch/didactische aanpak - Bepaal met elkaar de visie (van de school): pedagogisch handelen. Wanneer is dit goed? Hoe doen we dit als school/organisatie? Wat doen de professionals om dit te verwezenlijken? Het begint bij het expliciteren van waarden, kennis van (de psychologie) van het kind, professioneel handelen. Passief, reflectief, actief burgerschap aanleren. - Deskundigheidsbevordering voor docenten in pedagogisch-didactisch handelen t.b.v. 0 – 18 jarigen. - Laat (vreedzaam-)gedrag van docenten en pedagogische medewerkers een voorbeeld zijn voor de leerlingen van een school en de ouders. - Zorg ervoor dat jong en oud elkaar ontmoeten en samenwerken tijdens de activiteiten. Gebruik de talenten van elkaar! Wissel ideeën uit onder de kapstok van bijvoorbeeld de ‘Vreedzame School’. Heb aandacht voor diversiteit. - Geef leerlingen het gevoel dat ze er toe doen. Als ze de mogelijkheid krijgen besluiten te nemen en mee te denken, zorg dan ook voor implementatie. Kies onderwerpen die leerlingen belangrijk vinden. Werk opbrengstgericht: ga uit van wat een leerling kan. Spreek met de leerling (en ouder), niet over de leerling. - Bij mediation: laat mensen in conflict zelf over de oplossing nadenken en het probleem oplossen. Zet mediation in VO breder in als instrument via 1 lijn en structuur. - Digitaal actief burgerschap: blijft onderbelicht, waar ligt de verantwoordelijkheid? Sociale media is in een stroomversnelling gekomen, hoe geef je hier vorm aan. Internet kun je niet filteren, je kunt wel kinderen een filter aanreiken.
-
-
Betrek ook probleemkinderen/zorgkinderen hierbij à aanpak zorgleerlingen moet burgerschapsvormend zijn en niet zoals het nu gebeurt op een afhankelijke en hulpbehoevende manier. Zorg ervoor dat de buitenwereld in beeld blijft (vooral van pubers). Probeer het ‘wij-gevoel’ te creëren zonder de uniciteit van het individu uit het oog te verliezen. Bij een open dag helpt het om dit samen met de leerlingen te organiseren, zij voelen zich dan eigenaar en zijn trots.
Afstemming/samenwerking - Zorg voor verbinding tussen de school, de ouders en de omgeving (wijk/organisaties/andere scholen): o Bepaal eerst (en stel vast) met elkaar waar de verantwoordelijkheid van de ouders stopt en waar die van de school/organisatie begint. Hoe haken die zo goed mogelijk in elkaar? o Betrek bij het opstellen en het ontwikkelen van leerlijnen omtrent burgerschap ook geëngageerde partners: werkgevers, kunstenaars, instellingen, etc. o Zorg ervoor dat wat kinderen op school leren (vreedzaam) ook buiten de school wordt toegepast. o Zorg voor een uitwisseling tussen leerlingen en leerkrachten van scholen onderling en tussen de wijken: talenten delen met andere scholen (het andere leven leren kennen, bevordert empathie). o Vorm een zo breed mogelijk draagvlak voor burgerschap door meer samenwerking tussen instellingen. - Maak een pool van ouders op alle vlakken en laat ze het goede voorbeeld geven. Wat doen zij aan burgerschapsvorming: voedselbank, mantelzorg, etc. Vraag of ze hun kinderen meenemen naar het stemlokaal. - Nodig medewerkers van bedrijven uit om te vertellen op school/binnen de organisatie.
“Men denkt dat we alles zelf moeten oplossen. We kunnen ook meer samenwerken: als je met je school aan de slag gaat om zo’n plan te maken, zouden we meer moeite moeten doen om samenhang met externe instanties te krijgen. Denken buiten de kaders. Zouden we zaken of bedrijven kunnen benaderen en daar een inventarisatie van kunnen maken?
Samen op naar burgerschap! Sfeerverslag door Esha Gowricharn, studente Journalistiek Hogeschool Utrecht.
“Burgerschapsvorming” moet woensdag 12 februari wel het meest genoemde woord zijn geweest. Docenten van het primaire en voortgezet onderwijs, het MBO en HBO, maar ook welzijn en kinderopvang waren aanwezig tijdens de werkconferentie ‘Burgerschapsvorming van de Utrechtse Jeugd: Op weg naar een gezamenlijke aanpak!’ om het samen over deze term te hebben. “Wat doen jullie er aan?” en “wat kunnen we van elkaar leren?” waren de belangrijkste kernvragen tijdens de conferentie, die werd georganiseerd door de Utrechtse Onderwijs Agenda. Een foto van een grote hoeveelheid blokjes lego, die door elkaar zijn gegooid, moet laten zien hoe het staat met burgerschapsvorming in Nederland. “Iedereen doet er wat aan, maar uiteindelijk ziet het er zo uit. Als één onsamenhangend terrein.” Jaap Patist, docent geschiedenis aan de Hogeschool Utrecht, wijst naar de foto die staat afgebeeld op een groot wit scherm, terwijl hij het belang van burgerschapsvorming duidelijk maakt aan het publiek. In het auditorium zitten er zo’n 70 betrokkenen die aandachtig naar hem luisteren. Eerder heeft Micha de Winter, hoogleraar Pedagogiek, het woord al gevoerd. Terwijl Patist het vooral heeft over de essentie van burgerschapsvorming, waarschuwde De Winter het publiek ook voor het gevaar hiervan. “Burgerschapsvorming is nauw verbonden met de democratie, maar het kan mensen ook buitensluiten.” De Winter spreekt uit eigen ervaring: “Ik kom zelf uit een Joodse familie en in de Tweede Wereldoorlog speelde uitsluiting natuurlijk een pregnante rol.” Hij plaatst de term “burgerschapsvorming” hiermee in een persoonlijk context. “Men moet erkennen dat mensen verschillend van elkaar zijn.” Nadat spreker Leo Pauw, projectleider van De Vreedzame School, het publiek wakker schudt met het feit dat Nederland het minst van Europa aan burgerschapsactiviteiten doet, is het tijd voor het publiek om zelf aan de slag te gaan. Verdeeld over een aantal groepen, gaan docenten, gemeenteambtenaren en andere betrokkenen met elkaar in gesprek over burgerschapsvorming. Tijdens deze workshop leggen zij ideeën voor aan de rest van de groep waardoor het proces van burgerschap bevorderd kan worden.
Na de workshops presenteert elke groep in het auditorium zijn aanbevelingen aan een vijfhoofdig panel, waaronder wethouder Jeroen Kreijkamp van gemeente Utrecht (Onderwijs.) Zij geven opmerkingen over de ideeën die door de groepsvertegenwoordigers worden gepresenteerd. Veel tijd voor een discussie is er echter niet. De groepen worden in een vlot tempo afgewerkt, waardoor sommigen niet veel tijd hebben om hun verhaal af te ronden. Medeorganisator en docent van Hogeschool Utrecht Harun Guven is eigenlijk wel blij dat de conferentie niet op een bepaalde manier is afgerond. “Ik zie dit niet als het einde van de conferentie, maar het begin van iets nieuws. En wie weet is zo’n conferentie dan over vijftig jaar niet meer nodig.” Wellicht dat de legoblokken waar Jaap Patist het over had in die tijd netjes op elkaar gestapeld liggen.