KO RT L O P E N D O N D E RW I J S O N D E R Z O E K
Pedagogische kwaliteit
Leerlingen over burgerschapsvorming
Wiel Veugelers Jaap Schuitema
75
LEERLINGEN OVER BURGERSCHAPSVORMING
Wiel Veugelers Jaap Schuitema
CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG Veugelers, W. & Schuitema, J. Leerlingen over burgerschapsvorming / W. Veugelers & J. Schuitema 2009, Amsterdam: Instituut voor de Lerarenopleiding, Universteit van Amsterdam.
ISBN 978-90-7808-019-9
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij electronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, or otherwise, without the prior written permission of the publisher.
Uitgave: Instituut voor de Lerarenopleiding, Universteit van Amsterdam. Spinozastraat 55 1018 HJ Amsterdam Telefoon: 020 525 1288 / 1291 www.ilo.uva.nl Copyright © Instituut voor de Lerarenopleiding, Universteit van Amsterdam., 2009
Dit onderzoek is gefinancierd uit het budget dat het ministerie van OCW jaarlijks beschikbaar stelt aan de LPC ten behoeve van Kortlopend Onderwijsonderzoek dat uitgevoerd wordt op verzoek van het onderwijsveld.
2
Inhoud
Woord vooraf Samenvatting 1 Theoretische oriëntatie 1.1 Het begrip burgerschap: verbreding en verdieping 1.2 Typen burgerschap 1.3 Kennismaken met andere culturen 1.4 De school als oefenplaats 2 Opzet van het onderzoek 2.1 Onderzoeksvragen 2.2 Selectie en kenmerken van scholen 2.3 Interviewleidraad 2.4 Data-analyse 3 Resultaten 3.1 Spontane reacties van leerlingen 3.2 Burgerschapsvorming op verschillende niveaus 3.3 Typen burgerschap 3.4 Leren omgaan met verschillen 3.5 De school als oefenplek 4 Conclusies en discussie 4.1 Conclusies 4.2 Discussie Referenties Publicaties in de reeks ‘De Pedagogische Dimensie
5 7 11 11 13 13 14 17 17 17 19 21 23 23 28 43 49 55 59 59 62 65 69
3
Woord vooraf
Het onderwijs wordt geacht aandacht te besteden aan burgerschapsvorming. Het begrip burgerschap zelf wordt in steeds ruimere mate neergezet: het begrip wordt zowel verbreed als verdiept. Verbreed in de zin dat burgerschap niet meer beperkt blijft tot Nederland, maar ook betrekking heeft op Europees en zelfs op wereldburgerschap. Er is sprake van verdiepingomdat burgerschap niet meer alleen betrekking heeft op het politieke niveau, maar zich ook uitstrekt tot het sociale en het culturele niveau en zelfs tot het interpersoonlijke niveau – hoe mensen met elkaar omgaan. Door deze verbreding en verdieping van het begrip, heeft burgerschap steeds meer betrekking op de identiteit van een persoon. Burgerschapsvorming grijpt in op de identiteitsontwikkeling van jongeren. Het onderwijs heeft altijd een socialiserende werking gehad op personen, veelal via het verborgen curriculum. Door de gevraagde expliciete aandacht voor burgerschapsvorming, staat de aandacht voor de rol van het onderwijs bij de identiteitsontwikkeling weer meer in de belangstelling. Hoe kijken leerlingen zelf aan tegen burgerschapsvorming? Wat willen zij leren over de maatschappelijke voorbereiding? Wat voor inhouden en activiteiten vinden zij zinvol? Waar hebben zij problemen mee en wat voor onderwerpen en activiteiten missen zij in de huidige aandacht voor burgerschapsvorming? Het perspectief van de jongeren op burgerschapsvorming vormt de invalshoek van dit onderzoek. In dit onderzoek laten we jongeren uitgebreid aan het woord en proberen we hun perspectieven zichtbaar te maken. De ideeën van de leerlingen over burgerschapsvorming verdienen zeker aandacht, aangezien in de voorstellen van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het accent wordt gelegd op een ‘actief’ burgerschap: een actieve participatie in het politieke, sociale en culturele domein. Jongeren worden uitgedaagd om een actieve bijdrage te leveren aan de samenleving. Een ander argument om het perspectief van jongeren zichtbaar te maken is het feit dat scholen voor een groot deel zelf een invulling aan burgerschapsvorming kunnen geven. Scholen kunnen vanuit hun pedagogische visie en rekening houdende met de
5
mogelijkheden en interesses van hun leerlingen keuzes maken bij de invulling van burgerschap. Het onderzoek is aangevraagd door het CBOO, maar de thematiek is relevant voor alle scholen. Het onderzoek bouwt voort op eerdere onderzoeken in de ‘pedagogische lijn’ van het kortlopend onderwijsonderzoek en op het PROO-aandachtsgebied ‘De pedagogische functie van het onderwijs’.
6
Samenvatting
Hoe kijken leerlingen uit het voortgezet onderwijs zelf aan tegen burgerschapsvorming? Wat willen zij leren over de maatschappelijke voorbereiding? Wat voor inhouden en activiteiten vinden zij zinvol? Waar hebben zij problemen mee en wat voor onderwerpen en activiteiten missen zij in de huidige aandacht voor burgerschapsvorming? Het perspectief van de jongeren op burgerschapsvorming vormt de invalshoek van dit onderzoek. In dit onderzoek laten we jongeren uitgebreid aan het woord en proberen we hun perspectieven zichtbaar te maken. Uit de interviews met leerlingen bleek dat het begrip burgerschapsvorming in eerste instantie weinig spontane reactie oproept bij leerlingen. Na doorpraten blijkt dat leerlingen bij burgerschapsvorming in eerste instantie denken aan omgangsvormen (normen, morele waarden en discriminatie) en kennis van de politiek (vooral havoen vwo- leerlingen noemen dit). Over de relevantie van burgerschapsvorming is men verdeeld. Leerlingen willen wel graag kennismaken met onbekende werelden buiten school (uitstapjes). Leerlingen vinden het belangrijk dat je leert op een goede manier met andere mensen om te gaan. In het kader van burgerschapsvorming denken de leerlingen bij omgangsvormen het eerste aan respect hebben voor elkaar en aan moreel handelen. Veel leerlingen vinden echter het aanleren van omgangsvormen geen taak van de school. Hoe je moet omgaan met anderen, leer je volgens veel leerlingen vanzelf. Andere leerlingen benadrukken in dit verband de verantwoordelijkheid van de ouders. De meeste leerlingen vinden wel dat de school moet ingrijpen bij pesten of discriminatie. De school moet rechtvaardig handelen. Een kleinere groep leerlingen echter vindt dat je op school wel zou moeten leren hoe je met elkaar moet omgaan. Hierbij zijn volgens enkele leerlingen de schoolcultuur en het klasseklimaat belangrijk. Het is de taak van elke docent van elk vak om leerlingen te leren om te gaan met elkaar. Daarnaast noemen leerlingen samenwerken en stages als goede manieren om omgangsvormen te leren. Leerlingen zeiden over het algemeen weinig over maatschappelijke organisaties en wat je daarover op school zou moeten leren. Er zijn enkele leerlingen die wel wat willen leren over actiegroepen, zoals bijvoorbeeld Greenpeace. Ook het stimuleren van vrijwilligerswerk vinden sommige leerlingen belangrijk. Andere leerlingen ge-
7
ven in dit verband aan meer te willen leren over verschillende religies. Ze denken daarbij aan lessen over religie, maar vooral aan het bezoeken van kerken en moskeeen. Politiek is een onderwerp waarbij de meeste leerlingen vrijwel meteen hele duidelijke ideeën hebben. Leerlingen vinden het heel belangrijk dat je op school over politiek leert; zowel kennis over hoe de democratie staatkundig functioneert, als kennis van waar de verschillende politieke partijen voor staan. Dit onderdeel van burgerschapsvorming lijkt de meeste aandacht te krijgen op scholen, voornamelijk bij maatschappijleer. Daarnaast worden er excursies georganiseerd naar bijvoorbeeld de Tweede Kamer en worden er op school of in de klas verkiezingen gehouden. Een deel van de leerlingen is tevreden met de aandacht die er op hun school wordt besteed aan politiek. Een andere groep leerlingen vindt dat er op school nog wel meer aandacht zou kunnen worden besteed aan politiek (voornamelijk havo en vwo). Er zou met name dieper moeten worden ingegaan op wat politieke partijen concreet willen met het land. Een aantal leerlingen vindt daarbij dat er ook aandacht zou moeten zijn voor meningsvorming. In het algemeen gaven leerlingen aan dat er op school tijdens de lessen met enige regelmaat wereldproblemen aan de orde komen. Dit gebeurt meestal in de reguliere vakken; leerlingen noemen vooral aardrijkskunde, biologie en maatschappijleer. Sommige leerlingen vinden dan ook dat er dieper moet worden ingegaan op de achtergronden en de oorzaken van wereldproblemen. Van de drie typen burgerschap die wij de leerlingen hebben voorgelegd, spreken het aanpassingsgerichte en het individualiserende type de leerlingen het meeste aan. Veel leerlingen lijken niet goed te begrijpen wat kan worden verstaan onder het kritisch-democratisch type. Leerlingen komen uit zichzelf dan ook niet op expliciete pleidooien voor een kritisch-democratisch type burgerschap, maar geven wel voorbeelden als dat je met elkaar rekening moeten houden, dat je je wederzijds moet aanpassen en dat je er samen moet zien uit te komen. Een aantal leerlingen vindt eigenlijk niet dat je kunt zeggen dat het ene type burgerschap belangrijker is dan het andere; alle drie de typen burgerschap benadrukken elementen die belangrijk zijn. Een groot deel van de leerlingen (witte scholen en gemengde scholen) geeft aan dat je omgaan met verschillende culturen vanzelf leert en dat de school daar geen extra aandacht aan hoeft te geven. De leerlingen van een school met alleen allochtone leerlingen, vormen een uitzondering; zij willen meer in contact komen met autochtonen. Sommige leerlingen vinden het belangrijk dat je op school lessen krijgt waar-
8
bij je leert over andere culturen. Andere leerlingen vinden juist dat lessen over andere culturen niet zoveel zin hebben. Je moet dat in de praktijk leren. Op de onderzochte scholen bestaat een leerlingenraad en worden er debatten georganiseerd. In het algemeen vinden leerlingen dat een leerlingenraad wel leerzaam is voor de mensen die er in zitten, maar voor de rest van de school zien zij niet altijd hoe een leerlingenraad kan bijdragen aan burgerschapsvorming. De debatten vinden de leerlingen heel leerzaam, maar ze gaven in sommige gevallen aan daaraan zelf niet deel te nemen. Als een debat georganiseerd wordt buiten de reguliere schooltijd, vormt dit voor veel leerlingen een te hoge drempel om eraan mee te doen. Leerlingen zien burgerschapsvorming als iets dat zich buiten henzelf afspeelt, als kennis die je je al dan niet eigen maakt. In wezen reproduceren zij daarmee ook de wijze waarop burgerschap veelal wordt aangeboden in scholen. Het gaat dan om kennis die moet worden aangeleerd, soms om vaardigheden, maar zelden om identiteitsontwikkeling. Echte kritisch-democratische burgerschapsvorming vraagt echter om een actievere betrokkenheid, een kritischer opstelling, een grotere diversiteit van leerlingen en een sterke democratische gezindheid.
9
1
Theoretische oriëntatie
1.1
Het begrip burgerschap: verbreding en verdieping
Het begrip burgerschap is, zoals al in de inleiding gesteld, verbreed en verdiept. Het traditionele, aan één land gebonden politieke begrip ‘burgerschap’ is verbreed naar nieuwe configuraties als ‘Europees burgerschap’ in de Europese Unie en een meer algemeen begrip als ‘wereldburgerschap’. Het identiteitsbegrip burgerschap is verdiept naar de identiteit op sociaal en cultureel gebied, maar ook naar het alledaagse niveau en naar intermenselijke contacten. Deze verbreding en verdieping van het begrip burgerschap hebben de invulling ervan ruimer, maar ook diffuser gemaakt. Bovendien wordt steeds meer erkend dat een identiteit geen eenheid vormt, maar opgebouwd is uit meerdere culturele oriëntaties. Wij vinden dit inzicht van meervoudige of meerstemmige identiteiten terug in zowel in de psychologische literatuur (Hermans, 2006) als in meer cultuursociologische benaderingen (Banks, 2004). Burgerschapsidentiteiten zijn daarbij een verbinding van vele vormen van participatie. Het begrip burgerschap en de daarmee samenhangende burgerschapspraktijken kunnen veel invullingen krijgen die elkaar deels aanvullen, maar elkaar ook kunnen overlappen of zelfs strijdig met elkaar kunnen zijn. Er is sprake van meervoudige identiteiten van burgerschap. Het traditionele landgebonden politieke begrip burgerschap is door de toegenomen internationalisering verruimd. Nieuwe vormen van politieke organisatie zoals de Europese Unie vragen om een eigen burgerschap met andere inhouden, loyaliteiten en dus identiteiten. Vanuit een kritiek op de koppeling van het begrip burgerschap aan het eigen land, is een meer moreel geïnspireerd kosmopolitisch burgerschap bepleit (Nussbaum, 1997; Suransky & Manschot, 2005) . Het gaat dan om morele waarden die een verantwoording voor de wereld als geheel en al haar bewoners betreft. Een open houding ten opzichte van anderen is daarvan een belangrijk aspect (Hansen, 2008). Recent wordt dit moreel geïnspireerd wereldburgerschap bekritiseerd voor het ontbreken van aandacht voor politieke verhoudingen (zie bijv. Mouffe, 2008; ThayerBacon, 2008). In een onlangs uitgevoerd KLOO-onderzoek hebben we onderzocht hoe docenten momenteel denken over wereldburgerschap (Veugelers, Derriks & De
11
Kat, 2008). In de theoretische oriëntatie werd een onderscheid gemaakt tussen een open wereldburgerschap, een moreel burgerschap en een sociaal-politiek wereldburgerschap. Docenten prefereren als pedagogisch doel een moreel burgerschap, maar zijn zich wel bewust van sociaal-politieke verhoudingen. Het begrip burgerschapsvorming kent zoals gezegd niet alleen een verbreding, maar ook een verdieping. Huidige burgerschapsopvattingen grijpen steeds verder in in de identiteit van personen. Deze aandacht voor verdieping vinden we in de politiek terug door de nadruk op gewenste omgangsvormen, op nationale identiteit en op aandacht voor levensbeschouwingen. De overheid spreekt zich daarbij ook uit over gewenste omgangsvormen, in formele en informele zin. En over de identiteit van het land, door te spreken van ‘cultureel erfgoed’ en ‘canon’. Over levensbeschouwingen, door aan scholen te vragen aandacht te besteden aan kennis van geestelijke stromingen en het ontwikkelen van respect voor andere levensbeschouwingen. Burgerschapsvorming in deze zin grijpt diep in in de identiteit van personen. Overigens gebeurde dit altijd al. Al het onderwijs is doordrenkt van ideologie en werkt door op de identiteitsontwikkeling. Nieuw in de verdieping van deze vorm van burgerschapsvorming is dat erkend wordt dat er diversiteit is in ideologie. Deze diversiteit is lang verborgen geweest onder een schijn van eenvormigheid. Bovendien neemt de diversiteit toe door immigratie, is de internationalisering zichtbaar in de media en komt de burger zelf meer in een gevarieerd buitenland. Ook binnen de wetenschap is de verdieping van het begrip burgerschap zichtbaar. Haste (2004) laat zien hoe identiteiten in verandering zijn en nieuwe vormen van participatie worden beproefd. Burgerschapsvorming is daarmee steeds meer verbonden met morele ontwikkeling (Oser & Veugelers, 2008). In de politiek wordt het accent gelegd op actieve participatie en sociale integratie. In de wetenschap juist vaak op democratie (Gutman, 1987; Giroux, 1989; Parker, 2004; De Winter, 2007) Onderzoeksvraag: hoe denken leerlingen over de verbreding en verdieping van burgerschapsvorming?
12
1.2
Typen burgerschap
Vaak wordt de indruk gewekt dat iedereen hetzelfde verstaat onder burgerschap, dat we weten wat goed burgerschap is. In een groot aantal onderzoeken vonden wij echter dat er verschillend kan worden gedacht over burgerschapsvorming. Wij vonden die verschillen onder docenten, schoolleiders, ouders en ook onder leerlingen. Wij konden drie typen burgerschap onderscheiden: aanpassingsgericht, individualiserend en kritisch-democratisch burgerschap (Veugelers & De Kat, 2005; Leenders, Veugelers & De Kat, 2007; 2008a 2008b). Deze typen burgerschap leggen andere accenten in doelen en hangen samen met andere pedagogisch-didactische praktijken. Methodisch gezien legt het aanpassingsgerichte type het accent op waardenoverdracht en gedragsregulatie, het individualiserende type op zelfstandig leren en kritisch leren denken, en het kritischdemocratische type op samenwerkend leren en kritisch leren denken door middel van onderzoek en dialoog (Leenders & Veugelers, 2004). Westheimer en Kahne (2004) vonden een vergelijkbare driedeling (zie ook Westheimer 2008). Zij spreken van de persoonlijk verantwoordelijke burger, de participerende burger en de op sociale rechtvaardigheid gerichte burger. Onderzoeksvraag: hoe denken leerlingen over de verschillende typen burgerschap?
1.3
Kennismaken met andere culturen
Als belangrijk aspect van burgerschapsvorming wordt gezien het kennismaken met andere sociale en culturele groepen. Putnam (2000) wijst erop dat het sociaal kapitaal opgebouwd is uit ‘bonding’ (verbinden en exclusief) en ‘bridging‘(overbruggen en inclusief). Het zich verbinden is voor een persoon sociaal-psychologisch noodzakelijk om ergens bij te horen, zich te handhaven en zich in te voegen in een culturele groep. Het zich verbinden met anderen – Putnam spreekt van ‘overbruggen’ – is in een samenleving nodig om als samenleving te kunnen functioneren, om sociale cohesie te creëren. Dit overbruggen kan nog allerlei vormen krijgen: bijvoorbeeld instrumenteel rekening houden met elkaar, betrokken zijn bij elkaar of onderlinge solidariteit. Aan scholen wordt in het kader van burgerschapsvorming expliciet gevraagd om verschillende groepen jongeren bij elkaar te brengen: om met elkaar ken-
13
nis te maken en om het bevorderen van waardering voor elkaar en het samenwerken tussen groepen. In de sociale psychologie is veel onderzoek verricht naar de condities waaronder het samenbrengen van verschillende groepen meer onderling begrip en waardering bevorderd. Uit deze onderzoeken blijkt dat dergelijke leerprocessen complex zijn en dat uitkomsten niet bijvoorbaat vaststaan. In een onlangs afgerond KLOOonderzoek hebben wij enkele van dergelijke projecten onderzocht (Schuitema & Veugelers, 2008). Uit het onderzoek blijkt dat het belangrijk is dat in deze ontmoetingen gezamenlijk activiteiten plaatsvinden en dat er interactie ontstaat op individueel niveau. Contact tussen leerlingen via uitwisselingsprojecten kan leiden tot een opener houding en tot bewustwording van vooronderstellingen die leerlingen hebben ten opzichte van andere groepen. Onderzoeksvraag: hoe denken leerlingen over het kennismaken met andere culturen?
1.4
De school als oefenplaats
Sociologen laten zien hoe de school via regels en voorbeeldgedrag jongeren probeert te socialiseren, vooral in aanpassende zin (zie bijv. Brint, 2005). Veel psychologen benadrukken de zelfregulatie van jongeren bij het leren, zoals zelfstandig het eigen leerproces kunnen sturen. Een enkele psycholoog, bijvoorbeeld Bandura (1995) en Dieleman & Van der Lans (1999), zien deze zelfregulering als een vorm van identiteitsontwikkeling, als een sturing van het eigen leven. Pedagogen daarentegen leggen meer de nadruk op het leren van sociaal en democratisch gedrag. Pedagogen als Dewey (1916) en De Winter (2007) zien de school als oefenplaats voor burgerschapsvorming. Meer democratische vormen van het organiseren van onderwijs vinden we in de moral education traditie in de Just Community Schools (Power, Higgins & Kohlberg, 1999; Althof, 2003) en in de critical pedagogy in democratic education (Giroux, 1989; Apple & Beane, 1995; Goodman, 2005). Het in de school actief participeren in democratische praktijken zou leerlingen belangrijke leerervaringen opleveren. Bij de metafoor ‘de school als oefenplaats’ wordt vooral gedacht aan de schoolcultuur en aan actieve participatie van leerlingen in organisatorische en beleidsaspecten. In het curriculum zelf kan ook sprake van meer democratische en meer dialogische wijze van communiceren. Schuitema (2008) toonde aan dat een dialogische benade-
14
ring van burgerschapsvorming als integraal onderdeel van het geschiedenisonderwijs leerlingen helpt een doordachte mening te vormen over morele kwesties in de leerstof. Onderzoeksvraag: hoe denken de leerlingen over de school als oefenplaats?
15
2
Opzet van het onderzoek
2.1
Onderzoeksvragen
Het onderzoek wil nagaan hoe leerlingen denken over burgerschapsvorming en wat zij daarvan gewenste invullingen vinden. De volgende onderzoeksvragen zijn geformuleerd: 1) Wat zijn de spontane ideeën van leerlingen over burgerschapsvorming? 2) Hoe denken leerlingen over de verbreding en verdieping van burgerschapsvorming? 3) Hoe denken leerlingen over de verschillen typen burgerschap? 4) Hoe denken leerlingen over het kennismaken met andere culturen? 5) Hoe denken leerlingen over de school als oefenplaats? 6) Hoe denken leerlingen over de specifieke invulling van burgerschapsvorming op hun school? Onderzoeksmethode Omdat nog weinig bekend is over over de vraag hoe leerlingen denken over burgerschapsvorming en omdat we graag de narratieven van leerlingen willen horen, is gekozen voor een exploratief kwalitatief onderzoek waarbij leerlingen mondeling worden bevraagd. De bovengenoemde vragen worden bewerkt tot een interviewleidraad voor de gesprekken. Er is gekozen voor groepsinterviews zodat leerlingen op elkaar kunnen reageren en elkaar kunnen aanvullen.
2.2
Selectie en kenmerken van scholen
In diverse samenwerkingsverbanden stellen wij burgerschapsvorming regelmatig aan de orde. In het kader van dit onderzoek hebben we gevraagd of scholen geïnteresseerd zijn in de mening van leerlingen over burgerschapsvorming. Door deelname aan het onderzoek zouden zij de leerlingen betrekken bij het vormgeven van burgerschapsvorming op hun school. Er was veel belangstelling van scholen om aan het onderzoek mee te werken.
17
Bij het selecteren van de scholen hebben wij gelet op de samenstelling van de leerlingenpopulatie op de school, de aanwezige schooltypen en de verhouding stad en regio. Er deden uiteindelijk vier scholen mee uit Amsterdam en omgeving. Er werden per school twee groepjes leerlingen geïnterviewd: een groepje met vmboleerlingen en een groepje met havo- en/of vwo- leerlingen. Twee van de onderzochte scholen liggen in Amsterdam zelf. De eerste van deze twee betreft een school gelegen in de binnenstad van Amsterdam. Deze school zullen we aanduiden als Neptunus. De school heeft de leerwegen vmbo-t en havo. Daarnaast biedt ze alleen in de onderbouw atheneum aan. De leerlingen op deze school zijn vrijwel allemaal allochtoon. Het eerste groepje leerlingen dat werd geïnterviewd bestond uit drie jongen en twee meisjes uit de vierde klas van vmbo-t. Het tweede groepje bestond uit drie meisjes en twee jongens uit havo vijf. De tweede school in Amsterdam noemen we Apollo en deze ligt in een buitenwijk van de stad. De school heeft vmbo-t, havo en vwo. Apollo is een gemengde school; ongeveer eenderde van de leerlingen is allochtoon. Van deze school interviewden we vijf jongens uit de vierde klas van het vmbo en twee jongen en drie meisjes uit havo vier. De andere twee scholen, die we zullen aanduiden met Pluto en Jupiter, liggen in de omgeving van Amsterdam. Pluto is een scholengemeenschap voor vmbo, havo en vwo. De leerlingen op deze school zijn overwegend autochtoon; een klein deel van de leerlingen, voornamelijk van het vmbo, is allochtoon. Het eerste groepje leerlingen dat we op deze school hebben geïnterviewd bestond uit twee meisjes en drie jongen uit de vierde klas van vmbo-t. Het tweede groepje bestond uit twee jongen uit vwo vijf en drie meisjes uit havo vijf. Jupiter is een school voor vmbo-t, havo en vwo met een overwegend autochtone leerlingenpopulatie. Ook hier is een klein deel van de leerlingen allochtoon, waarvan de meeste op het vmbo zitten. We interviewden drie jongens en drie meisjes uit vmbo vier en eveneens drie jongen en drie meisjes uit vwo vijf.
18
2.3
Interviewleidraad
Uitgaande van de bovengenoemde onderzoeksvragen hebben we een interviewleidraad ontwikkeld voor de gesprekken met de leerlingen. ‘LEERLINGEN OVER BURGERSCHAPSVORMING’ Introductie Scholen moeten aandacht besteden aan burgerschapsvorming, aan het voorbereiden van hun leerlingen op hun maatschappelijk functioneren. Centrale begrippen daarbij zijn ‘actieve participatie’ en ‘sociale integratie’. Het gaat om meedoen in de samenleving, integreren in de samenleving en om bijdragen aan de democratie. Wij willen graag van jullie weten hoe jullie zelf burgerschapsvorming op je school zouden willen invullen. Je mag aangeven wat volgens jou belangrijke inhouden en activiteiten zijn in de school en in de vanuit de school georganiseerde activiteiten. Je mag je oordeel geven over wat de school er nu al aan doet, maar vooral willen we weten hoe jullie dit zouden invullen. 1. Wat zou je school moeten doen aan maatschappelijke voorbereiding/burgerschapsvorming? Waar denken jullie aan? Wat zouden jullie graag zien? (open vraag) 2. Burgerschap heeft te maken met: a. hoe mensen met elkaar omgaan in het dagelijks leven (omgangsvormen) b. hoe je in maatschappelijke organisaties functioneert (clubs, kerken, actiegroepen) c. hoe je politiek bezig bent (lokaal en nationaal) d. hoe je bezig bent met wereldproblemen en met zaken uit andere delen van de wereld (wereldburgerschap). Wat zou je willen leren op de verschillende niveaus (omgangsvormen, organisaties, politiek, wereld)
19
3. Burgerschapsvorming kan verschillend worden ingevuld. Wij onderscheiden een aanpassingsgerichte vorm, een individualiserende vorm en een kritisch-democratische vorm. Wat wil je leren van deze drie typen? a. Aanpassingsgericht legt de nadruk op aanpassen, je goed gedragen. b. Individualiserend legt de nadruk op voor jezelf opkomen c. Kritisch-democratisch legt de nadruk op betrokkenheid bij anderen, bij de samenleving en op het leveren van een actieve, maar kritische bijdrage daaraan. Wat zou jij willen leren van deze drie typen burgerschap en hoe? 4. Bij burgerschapsvorming moet je leren met andere mensen om te gaan. Om hen te begrijpen, te waarderen en ermee samen te leven. Je moet dan kennismaken met andere groepen mensen die je normaal niet tegenkomt. Wat zou jij willen leren op het gebied van kennismaken met anderen? 5. De school zelf is ook een samenleving. Men spreekt van de school als oefenplaats voor de samenleving en van schoolburgerschap. Hoe kun je burgerschap leren binnen de school? 6. Op school verwerf je kennis, vaardigheden en attitudes (hoe je over iets denkt). Wat vind je belangrijk op het gebied van kennis, vaardigheden en attitudes bij burgerschapsvorming? Je hoeft niet alles op te noemen, maar wat is erg relevant bij kennis, vaardigheden en attitudes? 7. Tot slot, bij wijze van afronding: Wat vond je het belangrijkste dat je op school hebt geleerd met burgerschapsvorming?
20
2.4
Data-analyse
De gesprekken zijn opgenomen en van alle gesprekken zijn transcripten gemaakt. De uitgewerkte interviews zijn vervolgens op kwalitatieve wijze geanalyseerd. Per onderzoeksvraag werden de antwoorden van de leerlingen van de verschillende scholen met elkaar vergeleken. Op exploratieve wijze hebben wij daarbij gelet op verschillen tussen vmbo en havo/vwo en op verschillen tussen de scholen.
21
3
Resultaten
3.1
Spontane reacties van leerlingen
Wanneer we aan leerlingen vragen wat de school moet doen aan burgerschapsvorming, komen er in eerste instantie weinig spontane reacties. Het is duidelijk dat het woord ‘burgerschap’ bij leerlingen niet meteen veel associaties oproept. Erover doorpratend komt het accent vooral te liggen op omgangsvormen en kennis van de politiek. Het valt op dat leerlingen vooral voorbeelden van activiteiten kunnen noemen die zij zelf al hebben meegemaakt. Over de relevantie van burgerschapsvorming blijken leerlingen heel wisselend te denken. We zullen nu eerst ingaan op deze spontane reacties. Waar denken leerlingen in eerste instantie zelf aan bij burgerschapsvorming? Omgangsvormen Veel leerlingen denken bij burgerschapsvorming als eerste aan omgangsvormen. Leerlingen denken daarbij aan je aanpassen aan de waarden en normen van de Nederlandse samenleving en verwijzen soms naar inburgering van nieuwkomers. Een groot deel van de leerlingen verwijst bij burgerschapsvorming echter eerder naar een meer universeel perspectief op morele en sociale waarden. Opvallend vaak komt discriminatie ter sprake. Vooral in het vmbo is het tegengaan van discriminatie iets dat leerlingen associëren met burgerschapsvorming. [Meisje Neptunus havo] Nou de Nederlandse taal goed beheersen, uiteraard, leren sociale contacten op te bouwen, zodat dat gemakkelijk gaat, de normen en waarden leren van de Nederlandse cultuur. [Jongens vmbo Neptunus] Inburgering, integratie. [Leerlingen vwo Jupiter] Dat je sociaal bent. Dat je je moet gedragen in de samenleving. Dat je opgroeit in een maatschappij. Dat je ook je bijdrage daaraan
23
levert. Hoe je dingen leert zoals baantjes krijgen en hoe je omgaat met geld. Omgaan met andere mensen. [Leerlingen vmbo Jupiter] Ik denk dan aan respect hebben voor elkaar. Ik denk dat de mensheid moet leren kennis te maken. Dat je elkaar moet leren kennen. Dat je wordt geaccepteerd in de samenleving. Dat ze op school een perfecte leerlinge van je maken. [Leerlingen vmbo Jupiter] Dan denk ik toch wel dat het de discriminatiekant opgaat, want er komt hier nogal veel discriminatie voor. Hier in deze gemeente vooral. Je hebt hier zeg maar de hardcore jongeren, de allochtone jongeren en de hiphop jongeren en zo meer. Echt alle jongeren heb je hier. Op deze school zitten kinderen van verschillende groepen, maar we gaan hier wel veel opener met elkaar om. Op andere scholen is het echt zo van: daar en daar, niet met elkaar praten. Hokjes. Een aantal leerlingen geeft aan dat het in het kader van burgerschapsvorming belangrijk is dat je verschillende groepen mensen leert kennen. De leerlingen van een zwarte vmbo geven aan dat ze graag eens met autochtone leerlingen in contact zouden willen komen. [Jongens vmbo Neptunus] In de eerste klas deed ik wel activiteiten met andere scholen, Topscore heet zoiets, en dan speel je een voetbaltoernooi tegen andere scholen. Maar dat heeft weinig effect, want je bent meer bezig met je eigen wereld. Dan werk je niet echt samen. Er zijn geen gemengde teams. Ja als je die teams gaat mengen, dan kan het wel, weet je. Dan leer je beter mensen kennen. Door schoolfeesten met andere scholen kun je ook andere mensen leren kennen; meer autochtonen. Het politieke Bij burgerschapsvorming denken jongeren, naast aan omgangsvormen, met name ook aan de politieke dimensie. De meeste leerlingen hebben bij maatschappijleer geleerd over politiek en de werking van de democratie en denken bij burgerschaps-
24
vorming dan ook snel aan maatschappijleer. Het zijn vooral de havo- en vwoleerlingen die in eerste instantie de politieke dimensie benadrukken. [Meisje vmbo Pluto] Ik denk dan meer aan gemeentes, ministers, verkiezingen, al die dingen. Meer over ‘later’, als je ouder bent dan 18 en dat je dan mee kunt stemmen. Ik denk er ook aan dat ons nu geleerd wordt hoe we daar later mee moeten omgaan en dat we daar later veel informatie over zouden moeten hebben. Zodat wij ook kunnen integreren, ook al zijn we al geïntegreerd. Maar dat wij ook integreren in het vak burgerschapsvorming. [Jongen vwo Jupiter] Ik denk dat het bij burgerschapskunde of hoe je het ook noemt, dat het vooral belangrijk is te leren hoe onze democratie in elkaar zit en wat onze normen en waarden zijn, dat dat het belangrijkste is en niet zozeer het sociale en het lief zijn voor elkaar en hoe je met geld omgaat. Dat leer je uiteindelijk toch wel. [Meisje havo Pluto] Een soort maatschappijleer of zo. Is dat niet gewoon hetzelfde, daar leer je ook over politiek en wat je moet stemmen? Bestaat het niet gewoon al? [Jongen havo Apollo] Maar bij maatschappijleer heb je ook gewoon dingen over de samenleving. Je leert daar heel erg veel. Ik denk dat je daar ook over culturen kunt spreken, zodat je ook weet van dit is zo en dat is zo. En ook excursies, ik denk dat je daar ook veel van leert, vooral over de politiek en zo. En dingen waarvan je eigenlijk niks weet. [Meisje vmbo Pluto] Ja ik vind maatschappijleer persoonlijk een heel goed vak, ik vind het ook een leuk vak en heel leerzaam. En ik vind het ook een vak waar je niet zoveel tijd aan hoeft te besteden als je ook naar het nieuws kijkt. Want wat ik gemerkt heb, toen ik voor het eerst maatschappijleer had, dat ik ook zelf al heel veel wist. Omdat je zelf naar het nieuws kijkt en weet wat er allemaal gebeurt. Het
25
wordt ook maar één jaar gegeven hier op school. Misschien dat het handig is dat je het twee jaartjes geeft als de regering zo graag wilt dat wij aan burgerschapsvorming gaan doen. Op het nieuws wordt al zoveel gezegd en maatschappijleer, je leert echt heel erg veel. Niet alleen over culturen, maar ook over politieke partijen en over meningen, argumenten, mensen die het niet met elkaar eens zijn, oorlogen, van alles en nog wat. Het is een heel leuk vak, ik heb in één jaar tijd echt heel veel geleerd. Invloed ervaringen Het valt op dat leerlingen vooral voorbeelden van activiteiten kunnen noemen die zij zelf al hebben meegemaakt. De ervaringen die leerlingen opdoen met burgerschapsvorming blijven blijkbaar toch hangen. [Leerlingen vwo Jupiter] In ruil voor studielast kun je bij ons in een bejaardenhuis gaan werken. Je kunt heel veel doen. Je kunt van alles doen waarmee je iets aan de maatschappij toevoegt. Allerlei vrijwilligerswerk. Ik geef trainingen op mijn eigen basisschool. Dat kan ik er ook voor invullen. Als je tekort aan uren hebt doe je maatschappelijk werk. Het hoeft geen maatschappelijk werk te zijn. Maar vaak heeft het er wel mee te maken. Het is wel om jou te laten ontwikkelen tot een betere vwo-leerling [Jongen vwo Jupiter] Ik heb voor de maatschappelijke stages veel dingen uitgezocht over jeugd of Wajong en alles daaromheen. Dat zijn jonge mensen die verstandelijk gehandicapt zijn. Ik ben op hun school geweest en met een begeleider mee geweest. Ik ben bijvoorbeeld bij een meisje gaan kijken die in een restaurant werkt. En om aan de rest van de uren te komen doe ik vrij veel. Ik geef trainingen op de atletiekvereniging en ik zit bij de gemeente nog bij een denktank. Gewenste activiteiten Leerlingen denken heel wisselend over de relevantie van burgerschapsvorming. Sommige leerlingen vinden het wenselijk, veel andere leerlingen vinden het niet zo nodig. Opvallend is dat leerlingen wel graag kennismaken met voor hen onbekende werelden buiten school.
26
[Meisje havo Neptunus] Weet ik veel, meer uitstapjes of zo. Want alleen maatschappijleer is niks. Maatschappijleer is echt allemaal tekst en theorie in je hoofd proppen, dat is gewoon te weinig. [Jongen havo Neptunus] Het wordt wel in grote lijnen verteld, maar om dergelijke dingen echt mee te maken lijkt het voor mij van belang om dat in de praktijk te kunnen toepassen. Bijvoorbeeld, als een rechtzaak bezig is dat wij daarheen gaan en kijken hoe dat soort dingen in elkaar zit. We zijn vorig jaar naar de Tweede Kamer geweest, maar daar was helemaal niets, het was gewoon leeg, dus daar heb je ook niet veel aan. [Jongen havo Apollo] Een extra vak. Of met excursies naar bijvoorbeeld de gemeente of het ziekenhuis, zodat je weet hoe het er toegaat en hoe je je zelf er in kan plannen, zeg maar. [Leerlingen vwo Jupiter] Dat hebben we toch al wel bij maatschappijleer gehad, burgerschapsvorming. En met de maatschappelijke stage toch ook. Je discussieert dan en praat dan met de leraar over onderwerpen uit de maatschappij. Ik denk wel dat dat iets bijdraagt. [Meisje vmbo Pluto] We hoefden ook maar één verslag te maken. Dat je naar tv moet kijken en dat je een presentatie moet houden. Alleen in de vierde. Dat kunnen ze misschien wel wat meer doen. Niet alleen in het boek lezen maar meer dat je echt naar het nieuws moet kijken. [Jongen vwo Pluto] Weet je wat ik er van vind? Mag ik dat zeggen? Nou ik vind: kijk, de regering beslist allemaal dingen die je helemaal niet nodig hebt, die allemaal persoonlijke ontwikkeling zijn. Zoals bijvoorbeeld een vak als CKV. Dat is eigenlijk een soort veredelde handvaardigheid. Daarvoor moet je allemaal musea bekijken en dingen en dat is wel
27
leuk, maar je doet in een tijd dat je ook voor jezelf kan besteden en je moet een er een verslag van schrijven en het wordt zo opgeblazen. Het probleem is dat het niet relevant is voor later. […] En als burgerschapsvorming ook op deze manier geleerd gaat worden, dan zeg ik: doe het maar niet, want als je allemaal verslagen moet gaan schrijven over hoe we samenwerken en over multiculturele... Dat slaat niet aan.
3.2
Burgerschapsvorming op verschillende niveaus
Omgangsvormen We vroegen leerlingen wat ze wilden leren op vier verschillende niveaus van burgerschapsvorming: omgangsvormen, maatschappelijke organisaties, politiek en wereldburgerschap. Eerst werden de vier niveaus toegelicht; er werd uitgelegd dat je de verschillende niveaus van deelname aan de samenleving zou kunnen zien als cirkels. In een kleine cirkel gaat het om het omgaan met de mensen om je heen. Het betreft normen en waarden en omgangsvormen. Als je de cirkel wat groter maakt, kom je op het niveau van maatschappelijke organisaties en vervolgens bij politiek. Als je de cirkel nog groter maakt, gaat het om betrokkenheid bij wat er in de wereld gebeurd. Het eerste niveau spreekt veel leerlingen direct aan. Het is ook een van de onderwerpen die leerlingen spontaan noemen als het gaat om burgerschapsvorming. Leerlingen vinden het daarbij ook een belangrijk onderwerp. Op een goede manier met elkaar omgaan moet iedereen leren. Veel leerlingen denken bij het leren van omgangsvormen als eerste aan respect hebben voor elkaar en aan moreel handelen. [Jongen vmbo Apollo] We krijgen bij elke les maatschappijleer wel iets daarover. Hoe je elkaar met respect moet behandelen. [Jongen havo Neptunus] Dan denk ik bijvoorbeeld aan met respect met elkaar omgaan. Je hoeft geen beste vrienden te zijn als je maar met respect met elkaar omgaat.
28
[Meisje vwo Jupiter] Dat je niet andere mensen dingen moet aandoen waarvan je zelf niet wilt dat het jou aangedaan wordt. [Jongen vmbo Pluto] Ja, dat vind ik wel belangrijk, want je kunt niet op straat iemand zomaar kapot slaan. Het leren van omgangsvormen als taak van de school De meeste leerlingen vinden het in eerste instantie moeilijk om te zeggen wat de school zou kunnen doen om omgangsvormen aan te leren. Dat heeft mogelijk te maken met de manier waarop leerlingen aankijken tegen leren en school. Veel leerlingen lijken bij leren op school in eerste instantie te denken aan lessen waarin iets verteld wordt, of aan het leren uit een boek. Een les over omgaan met elkaar vinden leerlingen meestal moeilijk om voor te stellen, evenals het uit een boek leren omgaan met elkaar. [Meisje havo Pluto] Hoe je met elkaar omgaat, tja, daar kan ik me niet zo goed iets bij voorstellen. We weten allemaal wel wanneer je een hand moet geven en ik weet niet of je dat eigenlijk wel kunt leren; hoe je een gesprek met iemand voert. [Jongen vwo Pluto] Want wat voor lessen zou je moeten geven, dan krijg je een boek en daar staat in: je moet zo en zo met mensen omgaan? Een groot aantal leerlingen ziet het leren omgaan met anderen als iets heel vanzelfsprekend. Dat leer je volgens veel leerlingen vanzelf als je opgroeit. Je wordt vanzelf door anderen (ouders, vrienden, docenten) gecorrigeerd en gevormd. [Jongen vmbo Pluto] Ik denk niet dat de school daar echt iets aan kan doen. Dat moet je zelf doen. Je kunt er natuurlijk wel voor gestraft worden. Als je hier bijvoorbeeld op het schoolplein iemand neerslaat, dat je dan aangepakt wordt. Maar voor de rest moet het vooral uit jezelf komen.
29
[Jongen vmbo Apollo] Het moet vanuit jezelf komen of van je ouders, en als je hulp nodig hebt van je mentor en misschien van je vrienden. Als je goede vrienden hebt, dan kunnen ze je misschien ook wel een beetje op het goede pad helpen en misschien ook manieren bijbrengen. Daarnaast zijn er veel leerlingen die vinden dat het aanleren van omgangsvormen voornamelijk de taak van de ouders is. De ouders zijn ervoor verantwoordelijk om hun kinderen te leren hoe ze met elkaar moeten omgaan. [Jongen vwo Jupiter] Ik denk dat de basis, zoals normen en waarden, in een bepaalde samenleving wel naar voren moeten komen en dat er op school ook aan vastgehouden moet worden. Maar voor de rest denk ik dat het meer iets voor bij de opvoeding thuis is. [Leerlingen vwo Pluto] Ik denk dat vooral je ouders een grote rol spelen en moeten bijdragen aan hoe je denkt en hoe je met mensen omgaat. Dat bepaal je zelf en je ouders hebben je daarbij geholpen, want die zeggen als je klein bent: zo doe je dat niet. Er zijn echter ook leerlingen die wel direct aangeven dat het aanleren van omgangsvormen een taak van de school is. [Meisje vmbo Pluto] Op school leer je mensen kennen en daar krijg je vrienden en daar begint het meestal. Dus ik vind dat school er wel veel aan kan doen en dat je op school al vanaf groep één moet leren hoe je met elkaar om kan gaan en dat school dat ook bijhoudt, want als je op de middelbare school komt wordt je wat meer los gelaten en als je bijvoorbeeld in de les elkaar uitscheldt dan zeggen ze daar meestal niks van. Na doorvragen bedenken sommige leerlingen wel dat er misschien ouders zijn die niet goed in staat zijn hun kinderen goede omgangsvormen bij te brengen of dat allochtone ouders hun kinderen andere omgangsvormen leren dan autochtone ouders. Aandacht voor hoe je met elkaar omgaat zou voor die leerlingen dan wel goed zijn.
30
Met name als het gaat om ouders die hun kinderen niet goed kunnen opvoeden, vinden leerlingen dat de school daar iets aan moet doen, maar dat komt dan snel in de sfeer van kinderen met een gedragsprobleem. In dat geval moet de school, de mentor, met de ouders gaan praten. [Meisje vwo Pluto] Maar ik denk ook dat ouders hun kind normen en waarden moeten meegeven en leren hoe ze met elkaar om moeten gaan. Maar dat het misschien voor allochtone ouders weer wat moeilijker is, omdat die weer andere gebruiken hebben dan wij, die hun kinderen dan weer wat anders aanleren en dat je daardoor een verschil zou kunnen krijgen in omgangsvormen. [Jongen vmbo Apollo] Dan heb je speciale scholen en de mentor, die moet dan met je praten De schoolcultuur Een groot deel van de leerlingen denkt bij onderwijs zoals gezegd in eerste instantie aan iets dat door middel van lessen vorm krijgt en denkt daarom snel dat de school op het gebied van het met elkaar omgaan niet zoveel kan doen. Enkele leerlingen zien wel dat het ook te maken heeft met hoe docenten omgaan met leerlingen en dat de docent bijvoorbeeld invloed heeft op het klimaat in de klas. Sommige leerlingen zien het dan ook als een belangrijk taak van de docent om leerlingen te leren hoe ze moeten omgaan met elkaar. Voor het leren van omgangsvormen moet er volgens deze leerlingen geen apart vak komen met lessen over omgangsvormen, maar elke docent van elk vak heeft een verantwoordelijkheid om daaraan aandacht te besteden. Lessen over omgangsvormen zouden dan bijvoorbeeld beter aan de docenten zelf gegeven kunnen worden, zodat die het weer aan de leerlingen kunnen leren. [Meisje havo Pluto] Elke leraar van elk vak moet gewoon zorgen dat die leerlingen goed met elkaar omgaan, dus dat zij misschien nog een cursus krijgen, dan kunnen zij de leerlingen laten zien hoe dat moet. Maar niet een apart vak daarvoor.
31
Sommige leerlingen zien ook duidelijke verschillen tussen verschillende scholen. Enkele leerlingen die ook op een ander school hebben gezeten, merken dat daar een andere cultuur heerst. [Jongen vmbo Jupiter] Nou op deze school zitten wel veel kinderen van verschillende groepen, maar we gaan hier veel opener met elkaar om. Op andere scholen is het echt zo van: daar en daar, niet met elkaar praten. Discriminatie en pesten Sommigen leerlingen spreken in dit verband over discriminatie of over pesten op school. Daar moet de school wel iets aan doen, vinden deze leerlingen. De meeste leerlingen echter leggen in eerste instantie geen verband tussen de opvoeding en de schoolcultuur en zien het ingrijpen bij pestgedrag of discriminatie niet als een wijze van morele vorming. Na uitgelegd te hebben dat burgerschapsvorming ook te maken kan hebben met hoe docenten omgaan met leerlingen, wordt duidelijk dat de meeste leerlingen het wel heel belangrijk vinden dat er bij pesten en discriminatie corrigerend wordt opgetreden door leraren. Na doorvragen over dit onderwerp zijn de meeste leerlingen hier heel duidelijk in: bij pesten of discriminatie moet de school hard ingrijpen. Het lijkt echter dat veel leerlingen dit ingrijpen niet belangrijk vinden omdat het bijdraagt aan de opvoeding, maar veel meer omdat ze vinden dat de school rechtvaardig moet handelen. [Jongen vmbo Apollo] Nou ja, dat je op een goede manier met elkaar omgaat en als je wordt gediscrimineerd, dan voel je je ook niet lekker in het dagelijkse leven en dus moet dat harder worden aangepakt. Gewoon respectvol met elkaar omgaan. [Jongen vmbo Jupiter] Ik vind toch wel dat er iets bijgebracht moet worden over discriminatie, wat het inhoud. Daar wordt hier niet zoveel aandacht aan besteed, wel aan seksuele voorlichting, maar aan discriminatie niet echt, dat hebben we in de eerste gehad en nu zitten wij in de vierde, ik denk dat wij dat allemaal al vergeten zijn. Ik bedoel, in mijn klas komt het regelmatig voor dat de een tegen de ander zegt: ‘kanker Serv’ of zo, omdat hij uit Servië komt. En we hebben een meisje uit Bonaire en daar wordt ‘negerin’ tegen gezegd en zo. Ik
32
denk gewoon dat daarvoor een regel gemaakt moet worden: om de zoveel tijd een voorlichting over discriminatie, maar dan wel met elke keer een ander soort uitgangspunt. [Meisje vmbo Jupiter] Ik vind wel dat als er zoiets gezegd wordt, dan doet de school daar helemaal niks aan. Als iemand zegt: hé kut Marokkaan, dan zeggen ze niks. Dan zeggen ze alleen maar: hou je mond. Maar ook ten aanzien van pesten en discriminatie zijn sommige leerlingen sceptisch over wat de school hier echt aan kan veranderen. [Meisje havo Apollo] Weet ik niet echt, als iemand een verhaaltje voor de klas gaat houden over pesten, ik weet niet of het dan minder wordt. Op welke manier kan de school aandacht besteden aan omgangsvormen? Als leerlingen gevraagd wordt op wat voor manier je op school zou kunnen leren hoe je met anderen moet omgaan, noemen leerlingen naast de schoolcultuur voornamelijk samenwerken: bijvoorbeeld dat je in de klas meer in groepjes moet werken of dat je projecten doet waarbij je moet samenwerken. [Meisje havo Pluto] In groepjes werken is ook wel leuk, dat is ook omgaan met elkaar. Op zich vind ik dat ze dat op de andere vestiging wel veel deden, dat je allemaal in vaste groepjes moest zitten en dat je ook met iemand moest samenwerken. Daar stimuleren ze dat heel erg. Ja, hier doen ze dat ook wel, maar wat minder. [Jongen vwo Jupiter] Dat doen we ook deels bij onze werkweken, dat je spontaan met mensen met wie je nog nooit hebt samengewerkt moet samenwerken. Een vlot moet bouwen bijvoorbeeld.
33
Ook stages zijn volgens sommige leerlingen een goede manier om omgangsvormen te leren. [Jongen havo Neptunus] Ik heb stages gelopen bij Het Kruitvat. Het was mijn eerste werkervaring. Ik moest zowel achter de kassa staan als dingen spiegelen en vullen en een soort overzicht houden. Het was voor mij een grote ervaring want je bent niet alleen met school bezig, je leert ook dingen voor later. Dan ben je voorbereid, want dat is wat je gaat doen. Je gaat werken met klanten, met mensen. Dat heeft ook te maken met omgangsvormen, maar dit doe je niet met leerlingen of met vrienden, maar met klanten en je collega’s. Dat is ook een nieuwe ervaring, want je moet met elkaar samenwerken, je hebt elkaar nodig in dit soort situaties. [Jongen vwo Jupiter] Nou bijvoorbeeld door maatschappelijke stages. Dan maak je het echt mee in plaats van dat je het in een boek moet lezen. Maatschappelijke organisaties We vroegen leerlingen wat zij wilde leren op het niveau van participeren in maatschappelijke organisaties. Om deze vraag voor de leerlingen duidelijker te maken, legden we uit dat je in een democratie op meerdere manieren kan deelnemen en je stem kunt laten horen. Dat kan om de zoveel tijd bij verkiezingen, maar ook door bijvoorbeeld lid te zijn van een actiegroep als Greenpeace. Daarmee laat je zien dat je achter de ideeën van die organisatie staat en ook op die manier kun je als burger inspraak hebben. Om het voor leerlingen nog concreter te maken, gaven we een aantal voorbeelden van participatie op dit niveau, zoals vrijwilligerswerk en het lid zijn van verschillende soorten verenigingen als sportclubs en kerken. Over dit onderwerp zeiden leerlingen over algemeen weinig. Blijkbaar is dit niet iets waar leerlingen veel mee bezig zijn of over nadenken. Veel leerlingen weten in eerste instantie niet goed wat je daarover op school zou moeten leren. Een organisatie als Greenpeace kennen leerlingen natuurlijk wel, maar ze vinden in het algemeen dat je je daar zelf in kunt verdiepen als je dat wilt. Hoe je kunt participeren in een sportclub kun je ook leren op die sportclub zelf, vinden leerlingen.
34
[Jongen vmbo Apollo] Nee, op school zou ik dat niet willen leren. Als je daar echt interesse in hebt, kun je dat opzoeken op internet. [Jongen vmbo Pluto] Als je zoiets wilt doen, kun je wel een beetje hier op school gaan informeren, want we hebben een decaan en als je daar naartoe gaat kun je er wel iets over leren. Dat kun je ook zelf een beet je zoeken op internet. [Meisje havo Pluto] Ja, op school kun je wel dingen organiseren, maar verder zou ik er niet zoveel aan doen. Ik denk dat het niet echt nodig is. [Meisje vwo Jupiter] Ik denk dat je dat wel leert op de sportclub bijvoorbeeld. Dat je met bepaalde dingen bezig moet zijn. Zoals is het bij ons bijvoorbeeld verplicht dat als je in de A-jeugd zit, dat je dan ook wedstrijden fluit. Er zijn een paar leerlingen die wel wat willen leren over actiegroepen of vinden dat je daar wel al over leert op school. [Meisje havo Apollo] Misschien over actiegroepen. Ja, weet ik niet, misschien bij maatschappijleer. Of gewoon iets dat je het wel vertelt, dat iedereen het gewoon weet, maar niet dat je elke week twee uur les hebt of zo. Ja, dan ga je er helemaal diep op in en dan wordt het ook gewoon saai en dan is het niet meer leuk. [Jongen vmbo Apollo] Je komt op school wel meer te weten over actiegroepen. Daar heb je geen bepaald vak voor. Ik denk dat je het altijd wel meekrijgt van je leraar. Een andere groep leerlingen gaat bij deze vraag in op het doen van vrijwilligerswerk, bijvoorbeeld in de vorm van een maatschappelijke stage. Deze leerlingen vinden dat de school leerlingen zou kunnen stimuleren om vrijwilligerswerk te doen.
35
Het zou goed zijn voor leerlingen om bijvoorbeeld een keer te helpen in een bejaardenhuis. [Meisje havo Neptunus] Misschien dat de school je kan verplichten tot vrijwilligerswerk. Dat de school je opdracht geeft daarvoor iets te zoeken of zo, daar leer je ook heel veel van. Ik denk niet dat er veel mensen zijn die uit zichzelf bij een bejaardenhuis of het Leger des Heils gaan helpen. [Jongen vwo Jupiter] School heeft wel een taak om leerlingen tenminste één keer te dwingen zoiets te doen. Sommige leerlingen gaan bij deze vraag in op het leren over religies. Zij vinden het belangrijk dat je op school iets leert over maatschappelijke organisaties als kerkgenootschappen. Ze denken daarbij aan het in de les leren over de inhoud van religies, maar vooral aan het bezoeken van kerken en moskeeën. [Meisje havo Neptunus] Dat je naar een kerk gaat of naar de moskee en synagoge. Dat heb ik bijvoorbeeld vorig jaar gedaan, met maatschappijleer. Toen gingen we naar al die kerkgebouwen en daar leer je wel wat van hoor. [Meisje vmbo Neptunus] We kunnen bijvoorbeeld met de hele school een keer naar de moskee gaan en de volgende keer naar een kerk. Dan leer je meer over andere geloven dan wat je al weet over je eigen geloof. Politiek Het derde niveau van burgerschapsvorming dat we met de leerlingen hebben besproken, betrof de politiek. Politiek is een onderwerp waar leerlingen vrijwel onmiddellijk heel duidelijke ideeën bij hebben. In tegenstelling tot andere aspecten van burgerschapsvorming, hebben leerlingen een heel concreet beeld van wat er met politiek bedoeld wordt; mogelijk mede omdat dit onderdeel de meeste aandacht lijkt te krijgen op scholen. Het is dan ook een van de onderwerpen waar ze, naast omgangsvormen, het vaakst spontaan over beginnen. Leerlingen geven in de interviews
36
aan dat ze al veel leren of hebben geleerd over hoe de politiek werkt en welke politieke partijen er zijn. Dat leren leerlingen over het algemeen bij maatschappijleer, maar sommige leerlingen noemen ook geschiedenis of economie. [Jongen vmbo Apollo] Maar daar leer je wel veel van, bij economie en zo. Daar hebben ze het ook constant over de politiek. Bij maatschappijleer ook. [Jongen havo Neptunus] Ja, over politieke partijen, de overheid, Provinciale Staten en de gemeenteraad en dat soort dingen. [Jongen vmbo Jupiter] Ja, hoe ze er allemaal over denken, nieuwe partijen, links, sociaaldemocraten. Leerlingen vinden het heel belangrijk dat je op school over politiek leert; zowel kennis over hoe de democratie staatkundig functioneert, als kennis over waar de verschillende partijen voor staan. [Jongen vwo Jupiter] Ook over de Eerste en Tweede Kamer, dat is ook wel belangrijk. Je kunt niet gaan stemmen als je niet eens weet waar je het over hebt. [Jongen vmbo Apollo] Ja, je moet gewoon een goede kennis van politiek hebben en als je het er veel over hebt, dan leer je er ook veel van en dan weet je welke politicus goed is en welke niet. Verschillende manieren om aandacht te besteden aan politiek Er wordt op de scholen op verschillende wijze aandacht besteed aan politiek. Bij maatschappijleer wordt er tijdens de les ingegaan op het functioneren van de democratie en wordt besproken waar de verschillende politieke partijen voor staan. Een andere manier om leerlingen te stimuleren om na te denken over politiek is door op school of in de klas verkiezingen te houden waarbij leerlingen kunnen stemmen op een politieke partij. Daarnaast worden er soms excursies georganiseerd naar bijvoorbeeld de Tweede Kamer.
37
[Jongen vmbo Jupiter] Ja we gingen ook kijken wat we zelf met de klas zouden stemmen. Ik denk dat het wel voor negentig procent hetzelfde was [Jongen vwo Pluto] Ik weet nog dat we bij maatschappijleer een partij moesten kiezen en toen moesten we echt informatie zoeken en vertellen waar die partij voor stond en daar heb ik veel van geleerd. Dan verdiep je je er echt in. En op zo’n manier ben je wel goed bezig denk ik, om zo politiek te leren. Moet er op school meer aandacht zijn voor politiek dan nu gebeurt? Vrijwel alle leerlingen vinden aandacht voor politiek belangrijk. Een deel van de leerlingen is daarbij tevreden met de aandacht die er op hun school aan wordt besteed. Volgens deze groep leerlingen hoeft er niet meer, of op een andere manier, aandacht te worden besteed aan politiek. Deze opvatting vonden we iets vaker bij vmbo-leerlingen. [Meisje vmbo Pluto] Ik vind dat we er echt al heel veel over leren. Maatschappijleer gaat heel veel over politiek. Ik weet niet wat we er nog meer over zouden moeten leren. [Jongen vmbo Apollo] Daar leer je wel genoeg over, denk ik, daar wordt wel genoeg aandacht aan besteed op school. [Jongen havo Neptunus] Alleen de grote lijnen worden verteld. De details zijn niet echt verteld, maar ik denk ook niet dat de school daar echt tijd voor heeft aangezien wij nog met zeven andere vakken bezig zijn. Dus het is best wel te begrijpen. Ik zeg eerlijk: voor mij is het wel een voordeel als het niet zo vaak is, want anders krijg je dat het vak maatschappijleer er ook nog bij komt. Een andere groep leerlingen vindt dat er op school wel meer aandacht zou kunnen worden besteed aan politiek. Deze groep leerlingen bestond overwegend uit havoen vwo-leerlingen, maar bij een van de onderzochte scholen vonden ook de vmbo-
38
leerlingen dat er meer aandacht voor politiek zou moeten zijn. Er zou met name dieper moeten worden ingegaan op de vraag waar de verschillende politieke partijen precies voor staan. De leerlingen zouden nog meer willen leren over wat politieke partijen concreet willen met het land. Ze leren bij maatschappijleer wel in welke ideologische stroming een partij kan worden geplaatst, maar voor sommige leerlingen is dat te algemeen en te abstract. Ze zouden meer willen weten over de actuele plannen van verschillende partijen. [Jongen havo Neptunus] Er wordt alleen maar gezegd: deze partij is links en deze partij is rechts of sociaaldemocratisch of liberaal, maar er wordt niet gezegd wat die partij echt wil. Er wordt alleen gezegd dat de PvdA gelijke welvaart wil, bijvoorbeeld, maar er wordt niet echt verteld hoe ze dat wil doen. [Jongen vmbo Neptunus] Ja, voor welke mensen ze staan. Ik bedoel, je weet nu wel dat het CDA is voor de rijke mensen of zo. Zo heb ik een beeld daarover. En als je aan de PvdA denkt, dan denk je aan de arbeiders, de allochtonen. Zo denk je daarover. We hebben niet echt een goed beeld van wat ze willen, wat ze echt willen gaan doen. Meningsvorming Een groot aantal leerling vindt het voldoende als je op school leert hoe de politiek werkt en waar de verschillende partijen voor staan; leerlingen kunnen dan zelf bedenken voor welke partij zij zouden kiezen. Een aantal leerlingen vindt echter dat de school ook de taak heeft om leerlingen te helpen bij het vormen van hun mening. Er zou volgens deze leerlingen dus ook aandacht moeten zijn voor meningsvorming, waarbij leerlingen leren hoe je tot een goede keuze komt. Daarvoor moet je goed weten waar de politieke partijen voor staan, maar ook hoe dat past bij wat jij zelf belangrijk vindt. [Jongen vwo Pluto] Je zou wel meer kunnen doen op school, want je leert nu over politieke partijen bij maatschappijleer, maar dan kan je het iets meer van de andere kant bekijken en meer zo uitleggen van: waar jij dan voor zou willen stemmen.
39
[Jongen vwo Jupiter] Nou, er wordt bij ons op school vooral gepraat over wat jij vindt en waar dat bij aansluit. Die kennis die je dan hebt over die partijen en wat jij wil en wat jij vind, daar praat je dan veel over. En dan koppel je dat aan een partij. Dat vind ik wel belangrijk. Misschien wel het belangrijkste van deze punten. Wereldburgerschap Ten slotte vroegen we leerlingen in hoeverre er op school aandacht zou moeten worden besteed aan problemen en zaken die op wereldniveau spelen. Om dit concreter te maken voor de leerlingen, noemden we voorbeelden van wereldproblemen, zoals de kredietcrisis, het milieu, voedseltekorten en energieschaarste. We vroegen de leerlingen of deze onderwerpen op school worden besproken, of leerlingen het belangrijk vinden dat er aandacht wordt besteed aan wereldproblemen en op welke manier dat het beste zou kunnen worden gedaan. In het algemeen gaven leerlingen aan dat er op school met enige regelmaat wereldproblemen aan de orde komen. Dit gebeurt meestal in de reguliere vakken. Zo wordt bij economie aandacht besteed aan de kredietcrisis en bij biologie komt het milieu wel eens ter sprake. Aardrijkskunde wordt door de leerlingen het meest genoemd als vak waar aandacht wordt besteed aan wereldproblemen. Bij aardrijkskunde komen onderwerpen ter sprake als voedseltekorten, energieverdeling en milieu. [Jongen vmbo Apollo] Bij maatschappijleer, daar hebben we het hoofdstuk Mens en milieu, over hoe later zou kunnen worden als we zo doorgaan. [Meisje havo Neptunus] Ja het milieu wel, bij biologie dan weer, maar niet diepgaand of zo. [Jongen vwo Jupiter] Het dumpen van voedseloverschotten, dat wordt allemaal best wel uitgebreid behandeld. [Meisje vwo Jupiter] En de kredietcrisis. Dat krijg je bij economie.
40
[Jongen vmbo Jupiter] Met dat project vorig jaar. Dat hele project ging over milieu. Die film An Inconvenient Truth. [Jongen vmbo Neptunus (over milieu)] Ja, bij aardrijkskunde vooral. Bij aardrijkskunde krijg je ook vaak de kans om dingen te zeggen. De leerlingen in ons onderzoek verschillen van mening over de vraag in hoeverre het een taak van de school is om wereldproblemen te bespreken. Een aantal leerlingen vindt dat het ieders eigen verantwoordelijkheid is om daarvan op de hoogte te blijven. Je kunt zelf naar het nieuws kijken en dan weet je ook wat er gebeurt in de wereld. [Jongen vwo Pluto] Ik vind die wereldproblemen niet zo relevant voor school. Op zich is het wel belangrijk dat je dat soort dingen weet, maar dat kun je ook gewoon in de krant lezen. Ik vind dat je dan zo afdwaalt van wat het doel van school. [Jongen vmbo Pluto] Ja, het nieuws legt al uit wat er allemaal gebeurt. Als er bijvoorbeeld een oorlog is, dan hoor je dat ook gelijk op het nieuws. Een andere groep leerlingen vindt het wel belangrijk dat wereldproblemen op school besproken worden, want, zeggen deze leerlingen, niet iedereen kijkt naar het nieuws. Bovendien begrijpen leerlingen niet altijd de achtergronden van hetgeen in het nieuws aan bod komt. Een aantal leerlingen vindt dat er op school te weinig aandacht is voor wereldproblemen en dat die aandacht te oppervlakkig is. Sommige leerlingen vinden dat er dieper moet worden ingegaan op de achtergronden van wereldproblemen en dat er meer moet worden uitgelegd van wat er nu precies aan de hand is en wat de oorzaken zijn. [Meisje havo Apollo] Als er iets belangrijks gebeurt in het nieuws, ik denk dat we dat soms wel bespreekbaar moeten stellen, zo van: heb je dit gezien en gehoord en dat het bijvoorbeeld een beetje uitgelegd wordt want
41
heel vaak weet je gewoon niet wat er in de wereld gebeurt. Als je geen nieuws kijkt of zo. [Jongen vmbo Jupiter] Ze gaan vaak meteen weer door op iets anders. Wij willen ook weten waardoor komt en hoe het is gebeurt. Enzovoort, enzovoort. Al die vragen zeg maar, maar er wordt hier niet echt gesproken over bijvoorbeeld de kredietcrisis en zo, Op welke manier moet er aandacht worden besteed aan wereldburgerschap Zoals gezegd, komen in de reguliere vakken af en toe wereldproblemen aan de orde. Dat vinden de meeste leerlingen een goede manier om aandacht te besteden aan deze onderwerpen. Er zijn echter ook leerlingen die geen aardrijkskunde of biologie volgen. Sommige leerlingen vinden daarom dat een vak als aardrijkskunde dan maar verplicht moet worden gesteld voor iedereen of dat er een ander verplicht vak moet komen waar dit soort onderwerpen besproken wordt. Andere leerlingen vinden een apart vak geen goed idee, maar prefereren dat wereldproblemen wat meer aan de orde worden gesteld tussen de gewone leerstof door. [Meisje havo Neptunus] Daarom vind ik dat er iets moet komen waar je alles krijgt en wat voor iedereen geldt. Nu heeft zij bijvoorbeeld aardrijkskunde en biologie en ik krijg daar helemaal geen les over. [Meisje havo Neptunus] Ik zou er gewoon een verplicht vak van maken, want als je bijvoorbeeld geen aardrijkskunde hebt, dan kom je dergelijke dingen niet te weten. Dus ik zou maatschappijleer laten vervallen en daarvoor het vak burgerschapsvorming in de plaatst zetten. [Jongen vmbo Jupiter] Nee, dat ook weer niet dan wordt het te veel. Ik vind best wel dat ons ook gezegd mag worden van: daar gaat het er zo aan toe, dus je mag blij zijn dat je hier op school zit. Dat wordt best weinig besproken, ik vind dat dat wel meer mag gebeuren.
42
Inzameling Op een van de scholen wordt aandacht besteed aan problemen elders in de wereld door het organiseren van een inzameling voor een goed doel. Dit spreekt niet alle leerlingen aan. Een aantal leerlingen vraagt zich af of ze daarmee echt met het probleem bezig zijn of dat het eigenlijk meer voor het imago van de school zelf is. [Meisje vwo Jupiter] Ja, ieder jaar met kerst wordt er geld ingezameld voor een goed doel. [Jongen vwo Jupiter] Ik vind niet dat de Kerst-in daaraan bijdraagt, het inzamelen voor een goed doel. Je weet vaak helemaal niet waarvoor je het doet. Je doet het, maar je bent niet echt bezig met het wereldprobleem volgens mij. Ik denk dat je er meer aan hebt qua burgerschapsvorming dat je het er gewoon over hebt en beseft wat er aan de hand is. Dat hebben we vooral bij aardrijkskunde gedaan. [Jongen vwo Jupiter] Het is vooral ook reclame voor de school. [Meisje vmbo Jupiter] Ik denk dat ze je willen leren dat je geld inzamelt voor iemand die het niet kan, om voor anderen te zorgen. [Jongen vmbo Jupiter] Volgens mij is het ook wel een beetje een promotie voor de school, dat ze ook iets goeds doen, voor de kinderen die volgend jaar hier op school komen, zo van: wij doen ook iets voor anderen. Maar weet je, wij moeten de werkjes doen. Dat is dan ook wel zo. Je doet dan ook wel iets goeds. Maar of we het nou voor de school doen of voor die organisatie, dat weet ik niet echt.
3.3
Typen burgerschap
We vroegen aan leerlingen hoe zij denken over verschillende typen burgerschap en wat zij daarover willen leren. Wij onderscheiden drie typen burgerschap: aanpas-
43
singsgericht (A), individualiserend (B) en kritisch-democratisch burgerschap (C). Over het algemeen spreekt het aanpassingsgerichte en het individualiserende type de leerlingen het meest aan. Mogelijk doordat ze bij deze twee burgerschapstypen direct een concreet beeld hebben. Zij geven aan dat aanpassing aan regels noodzakelijk is. Zij verwachten dat vooral van anderen, maar realiseren zich ook dat zijzelf zich soms ook moeten aanpassen. Leerlingen hechten erg veel belang aan het individualiserende type. Zij willen graag zelfstandig zijn en een eigen mening formuleren. Veel leerlingen begrijpen niet goed wat onder een kritisch-democratisch type moet worden verstaan. Zij kunnen zich er geen goed beeld van vormen. Elementen van een kritisch-democratisch type, met de nadruk op sociale betrokkenheid, democratie en een kritische distantie, worden door hen veel minder nadrukkelijk genoemd. Leerlingen zijn ook wat minder gericht op betrokkenheid bij anderen, op het bijdragen aan een algemeen belang en op het gezamenlijk tot oplossingen komen. Soms geven ze wel aan dat je er samen moet zien uit te komen. Aanpassingsgericht burgerschap We geven wat voorbeelden van hoe leerlingen het aanpassingsgericht burgerschap zien. Leerlingen geven aan dat het zich houden aan regels nodig is voor een ordentelijk verloop van de samenleving. Leerlingen beseffen heel goed dat groepen en samenlevingen niet zonder regels kunnen. [Jongen havo Neptunus] Ik denk dat aanpassen toch nodig is. Ja, want als iedereen iets anders doet, krijg je chaos in het verkeer. [Jongen vmbo Neptunus] Ik vind eigenlijk alle drie belangrijk, maar A vind ik toch het belangrijkst. Regels zijn toch het belangrijkst. Als je je aan de regels houdt, gaat de rest ook goed. [Jongen vwo Jupiter] Ik denk dat A wel heel erg belangrijk is. Dat mensen weten: hier geef je een hand als je binnenkomt en je zegt dag als je gaat en je neemt niet ondertussen de spullen van een ander mee.
44
[Jongen havo Apollo] Ik vind dat je je ook moet aanpassen. Sommige mensen passen zich niet aan. Bijvoorbeeld mensen die niet zo goed zijn op school, dan gaan ze stelen en zo. [Criminelen, bedoel je dat?] Nee, niet helemaal, gewoon dat andere culturen zich moeten aanpassen en dat jij jezelf ook moet aanpassen, misschien dat je gaat samenwerken. Individualiserend burgerschap Zelfstandigheid en een eigen mening vormen vinden vrijwel alle leerlingen erg belangrijk. Individualiserend burgerschap betekent voor de leerlingen ook opkomen voor jezelf en het tegengaan van onderdrukking. De school moet volgens hen ook mogelijkheden bieden om deze kwaliteiten te ontwikkelen. [Jongen havo Apollo] Ik zou zeggen B, als je een mening hebt, kun je ook voor jezelf opkomen. [Meisje vmbo Apollo] Ik vind B ook belangrijk, voor jezelf opkomen en je eigen mening hebben. Zo sta je ook sterker in de samenleving. [Jongen vmbo Apollo] Je moet wel goed kunnen zeggen wat je vindt, dus dat je vertelt wat jou standpunt is en dat kun je het beste leren door te discussiëren met andere mensen. [Meisje vwo Pluto] Ik vind een eigen mening hebben belangrijker eigenlijk. Zoals bij Nederlands, daar leer je dat te onderbouwen, een betoog schrijven, beargumenteren, discussiëren. Daar ben je dan heel erg mee bezig. Een duidelijk voorbeeld van hoe individualiserend burgerschap voor leerlingen ook een persoonlijke emancipatie is, blijkt uit de volgende conversatie. [Leerlingen vmbo Jupiter] Meisje 1: Als je meer voor jezelf leert opkomen, komen er denk ik wel meer ruzies en zo.
45
Jongen 1: Nee, er komen niet meer ruzies als je voor jezelf leert opkomen. Jongen 2: Nee, als je normaal voor jezelf opkomt, komen er echt geen ruzies. Jongen 1: Nou, dan komen er maar meer ruzies, maar er komt minder slavernij dan. Meisje 2: Wat heeft dat nou met slavernij te maken? Jongen 1: Nee, ik bedoel het niet zo, maar gewoon je hebt wel eens van die jongens die denken: ‘Hij is jonger dan ik en durft niet voor zichzelf op te komen, dus ik ga lekker misbruik van hem maken en laat hem dat maar doen’. Jongen 2: Nou, ik vind individualiserend, want ik vind dat je je eigen mening moet kunnen geven. En als je dat goed doet, komen er echt niet meer ruzies, en anders is die ander persoon echt gewoon debiel om dat soort dingen niet te begrijpen. Kritisch-democratisch burgerschap Leerlingen komen uit zich zelf niet op expliciete pleidooien voor een kritischdemocratisch type burgerschap, maar geven wel voorbeelden zoals dat je rekening moeten houden met elkaar, dat je je wederzijds moet aanpassen en dat je er samen moet zien uit te komen. [Jongen havo Neptunus] Een collectieve mening. Jij komt bijvoorbeeld met een paar standpunten die op een mening gebaseerd zijn en ik kom met standpunten die op een mening gebaseerd zijn en dan neem je van elk pakje een beetje en maak je er een of enkele regels van en dan heb je er van iedereen zijn ideeën in verwerkt en dan heb je collectieve regels. [Meisje vmbo Pluto] Ja, want als iemand heel stom tegen je doet of je slaat, dan moet je voor jezelf opkomen. Dat is niet het enige wat je moet zeggen, je moet ook leren hoe je dat kunt oplossen. Want als je alleen dat zegt, doet iedereen dat op zijn eigen manier. En de een is heel agressief, de een doet het non-verbaal de ander doet het verbaal. Dat hangt er vanaf hoe je bent. Ik vind dat iedereen moet leren praten over de
46
problemen die je hebt en dat je die moet oplossen. Het is natuurlijk ook heel moeilijk als iemand je slaat dat je niet terugslaat. Ik vind dat je dat moet leren. Niet alleen op de middelbare school, maar ook op de basisschool. Hoe je voor jezelf moet opkomen en hoe je met elkaar moet omgaan. [Meisje havo Apollo] Misschien als je over culturen leert, over het geloof enz.. Dat is toch beter misschien dat je je dan een beetje kan aanpassen aan hen. En als zij dan over onze cultuur leren, dan leren zij zich aanpassen aan ons. [Leerlingen vwo Jupiter] Jongen 1: Ik denk dat als je met een opleiding bezig bent, dat je al individualiserend bezig bent. Jongen 2: Ja maar aan de andere kant heb je elkaar ook nodig op een opleiding. De meeste mensen gaan het niet redden op school als ze nooit met anderen werken. Kijk, jij sluit je toevallig wel af tijdens een les en dan leer je alles in je eentje. Meisje 1: Soms moet je gewoon samenwerken en ik denk dat het wel goed is dat je dat leert. Meisje 2: Ik vind het ook wel interessant te weten wat anderen vinden. Een combinatie van de drie typen burgerschapsvorming Een aantal leerlingen vindt eigenlijk niet dat je kunt zeggen dat het ene type burgerschap belangrijker is dan het andere. Alle drie de typen burgerschap benadrukken elementen die belangrijk zijn. Zo vinden veel leerlingen dat het zich houden aan de regels en het zich een eigen mening kunnen vormen beide belangrijk zijn. Ook zien sommige leerlingen dat wanneer je teveel nadruk op het ene legt, dit ten koste kan gaan van het andere. [Jongen vmbo Apollo] Ik vind ze alle drie eigenlijk best wel belangrijk. Ik vind dat je aanpassen, dat soort dingen, dat hoort erbij en individualiseren vind ik ook belangrijk
47
[Meisje vwo Pluto] Ik denk dat het belangrijk is dat mensen hun mening vormen zodat ze misschien ook betere regels kunnen bedenken. [Jongen vwo Pluto] Ja maar dat is wel de bedoeling volgens mij. Ik denk wel dat A goed is. Je hebt zeg maar een standaard en daar hoor je je aan te houden, daar hoor je binnen te blijven. En ook over die regels moet de mogelijkheid zijn om te discussiëren en degenen die die regels opstellen, moeten ook de discussie durven aangaan met andere mensen. Ik kan er echt niet tegen als een leraar iets tegen mij heeft, als ik het heb over zijn vak bijvoorbeeld, en dat hij dan zegt: dat moet je gewoon weten. Dat is toch geen antwoord, zeg maar. Tijdens de volgende dialoog benadrukt een van de leerlingen dat te veel aandacht voor het vormen van een eigen mening ten koste kan gaan van de onderlinge solidariteit. [Leerlingen vwo Jupiter] Jongen 1: B is ook wel belangrijk, dat je voor je zelf leert opkomen. Dat je je eigen mening kan en mag vormen. Jongen 2: Ik denk dat Nederland best wel een individualistisch karakter heeft, liberalistisch ook. Jongen 1: Vrijheid van meningsuiting… Jongen 2: Ja, maar ook dat je wel heel erg met jezelf bezig bent. Ik weet niet of dat gunstig is voor sociaal aspecten, want als je heel erg voor jezelf bezig bent, krijg je wel een beetje een solomaatschappij. Iedereen is in deze samenleving vooral met zichzelf bezig. Meisje: Maar daar wordt ook wel de nadruk op gelegd. Jongen 2: Ja, dat is aan de ene kant goed, maar het botst wel met andere dingen. Een prachtig inzicht in de samenhang van de drie typen wordt door de volgende leerling gegeven.
48
[Jongen vwo Pluto] Het is allemaal wel goed, maar bij al die dingen zit wel een zwakke plek. Bij A is de zwakke plek dat mensen zich niet altijd aan de regels willen houden. Bij B is de zwakke plek, dat je te veel je eigen mening vormt, dus dat je te weinig regels hebt en dat het te veel vrij is en dat je niet echt een duidelijke structuur hebt. En bij C is de zwakke plek dat je te veel op elkaars lip zit en dat je elkaar te veel beoordeelt als je te kritisch bent op elkaar.
3.4
Leren omgaan met verschillen
Een belangrijk onderdeel van burgerschapsvorming is het leren omgaan met diversiteit. Het gaat dan om het begrijpen en waarderen van andere sociale en culturele groepen in de samenleving. Dit kunnen mensen zijn met een andere culturele achtergrond, mensen uit andere leeftijdsgroepen, of mensen met een ander academisch niveau. We vroegen leerlingen of zij het belangrijk vinden dat je op school leert hoe je moet omgaan met verschillen tussen mensen. Dit onderdeel van burgerschapsvorming ligt in het verlengde van het onderdeel ‘omgangsvormen’ bij vraag twee en levert voor een deel dan ook soortgelijke antwoorden op. Ook bij deze vraag gaf een groot deel van de leerlingen aan dat je omgaan met anderen vanzelf leert en dat de school daar geen extra aandacht aan hoeft te besteden. [Jongen vmbo Apollo] Je krijgt het wel mee als je gewoon in de samenleving bent. Niet op school, ik denk dat je het niet uit de theorie maar in de praktijk moet leren. [Jongen vwo Pluto] Ik vind gewoon dat het dingen zijn die je wel leert als je werkt. Het wordt nou zo van: wat is nou handig als je dat vast weet. [Jongen havo Apollo] Het komt gewoon van jezelf. Op school leer je vrienden maken en ermee omgaan. Natuurlijk ben je wel verlegen in het begin, maar later gaat dat gewoon weg.
49
[Meisje vmbo Jupiter] Nou ik denk dat we het allemaal wel weten hoe je met anderen om moet gaan. Meer gemengde scholen Een aantal leerlingen gaf aan dat het belangrijk is dat scholen etnisch heterogeen zijn samengesteld, zodat je op school kunt leren over elkaars culturele achtergrond. Er lijken op dit punt verschillen te zijn tussen leerlingen van de verschillende scholen. Het zijn voornamelijk de leerlingen van Neptunus, een school met alleen allochtone leerlingen, die het belangrijk vinden dat je op school leert omgaan met andere culturen. De leerlingen van deze school vinden dat ze te weinig in contact komen met autochtonen. Hierdoor kunnen ze minder goed Nederlands leren en leren ze evenmin hoe autochtonen met elkaar omgaan. Een gemengde school zou volgens deze leerlingen daarom veel beter zijn. [Jongen vmbo Neptunus] Ik vind dat school meer gemengd moet zijn met allochtone en autochtone leerlingen. Het moet wel een beetje gemengd zijn, zodat je ook met autochtonen om kunt gaan. Dan leer je ook de taal spreken en hun gewoontes. [Jongen havo Neptunus] Ja, men leert pluralisme, heb ik dat goed? Dat je de identiteit van de ander ook leert kennen. Bijvoorbeeld hier in Nederland is het vooral in groepen. Je hebt bijvoorbeeld moslims en je hebt bijvoorbeeld Nederlanders. De moslims hebben hun eigen cultuur en de Nederlanders hebben hun eigen cultuur; denk aan stamppot eten en wij eten bijvoorbeeld couscous. Wij hebben andere feesten en Nederlanders hebben andere feesten, maar als wij meer sociale contacten met elkaar zouden hebben, ik zeg eerlijk ik heb niet veel contacten met Nederlanders, dan denk ik dat de integratie toch beter zou gaan dan wanneer wij gescheiden blijven. Een meisje dat eerst op een zwarte school zat en nu op een gemengde school, ziet heel duidelijk het verschil. Zij vindt het belangrijk dat scholen gemengd zijn.
50
[Meisje vmbo Pluto] U weet wel wat spreidingsbeleid is toch? [Gelach.] Ja dat hebben we pasgeleden geleerd. Dat vind ik belangrijk. Ook bij scholen, dat ze een bepaalde hoeveelheid Turken, Marokkanen, Nederlanders en Surinamers moeten aannemen op een school, zodat een school niet vol zit met alleen autochtonen of allochtonen. Je moet wel met elkaar te maken krijgen. Uitwisselingsprojecten Een aantal leerlingen, met name van de zwarte school in ons onderzoek, vindt zoals gezegd dat het beter is als scholen gemengd zijn omdat je dan leert omgaan met andere culturele groepen. De leerlingen begrijpen daarbij over het algemeen ook wel dat het niet gemakkelijk is om te zorgen dat scholen meer gemengd worden. Een alternatief om toch meer in contact te komen met leerlingen van met een andere culturele achtergrond, zijn uitwisselingsprojecten. [Meisje havo Neptunus] Vorig jaar hadden we zo’n project. Gingen we met een andere school werken en dat was echt zo’n typische autochtone school, alleen maar Hollanders. En dat was toch anders, dan ga je toch weer met andere kinderen werken. Iedereen van deze school heeft ongeveer dezelfde gedachtes en die anderen zijn toch weer andere kinderen. Zij zien alles anders, want ik ging bijvoorbeeld met hen mee naar een moskee en voor hen was dat echt van: wow wat is dit. Niemand van hen was ook gelovig, dus voor hen was het ook allemaal nieuw en dat is toch belangrijk, dat je ziet hoe anderen erover denken. Op de meer gemengde school en de overwegend witte scholen wordt het leren omgaan met andere culturele groepen vaker gezien als iets wat je vanzelf moet leren. Zo ook op het vwo van de overwegend witte school Jupiter. Op het vwo van deze school zitten niet veel allochtonen, maar volgens de leerlingen leer je die ook wel kennen als je bijvoorbeeld een bijbaantje hebt.
51
[Jongen vwo Jupiter] Ik denk dat het makkelijker is als je dat in het echte leven leert. Als je dat tegenkomt moet je er mee leren omgaan en als je er niet mee leert omgaan bij je eerste baan, dan leer je dat wel bij je tweede baan. Eén van de geïnterviewde vwo-leerlingen is het daar niet mee eens. Hij heeft ook op het vmbo gezeten en denkt dat ze op het vmbo beter leren omgaan met verschillen, omdat daar meer allochtonen zitten. [Jongen vwo Jupiter] Ik denk dat dat op een mavo beter geleerd wordt dan op het vwo. Op een mavo zie je veel meer verschillende mensen. Na nog wat doorvragen over dit onderwerp, gaven deze vwo-leerlingen aan dat er bij hen op school reeds aandacht wordt besteed aan het omgaan met diversiteit in de vorm van een internationaliseringproject. Meisje vwo Jupiter Ik zit nu in een project, waarbij we internationaliseren en ik vind wel dat je dan in contact komt met mensen van een andere cultuur. Dat zijn mensen uit Letland, Duitsland, Hongarije, Spanje, Italië. Dat is een vrijwillig project. Wij doen daar wel aan mee, maar zij dan weer niet. We vroegen de vwo-leerlingen van deze school hoe ze tegenover een uitwisseling stonden met verschillende culturele groepen in Nederland, bijvoorbeeld met een school in Amsterdam Zuid-Oost. Hierop reageerde de leerlingen afwijzend. Deze leerlingen blijken het verschil met bepaalde etnische groepen in Nederland als zeer groot te ervaren. [Jongen vwo Jupiter] Dat wordt echt totaal helemaal niks. Dat verschil is denk ik te groot. [Meisje vwo Jupiter] Ik denk dat dat te extreem is.
52
[Meisje vwo Jupiter] Dat verschil is denk ik wel heel groot hoor. Het is best wel moeilijk om daar serieus mee om te gaan. Misschien ook omdat we meer vooroordelen over andere Nederlanders hebben dan over bijvoorbeeld Letten. Lessen over andere culturen Sommige leerlingen vinden het belangrijk dat je op school leert over andere culturen. Behalve tijdens uitwisselingsprogramma’s waarbij leerlingen in de praktijk leren over verschillende culturen, vinden sommige leerlingen dat ze ook in de les meer zouden kunnen leren over andere culturen. [Jongen vmbo Pluto (over leren over andere culturen)] Jawel, want dan kun je elkaar ook beter respecteren. Als je niks van iemand weet, dan gedraagt die zich zo en dan denk je ook van: wat is er aan de hand? [Meisje havo Apollo] Misschien is het ook wel interessant om iets te leren over religie. Wij hebben hier bijvoorbeeld veel moslims of van een ander geloof. Ja het is wel goed om te weten waarom een meisje een hoofddoek draagt. [Meisje vwo Neptunus] Ja over godsdienst of zou. Bijvoorbeeld hier op school zitten er geen joodse mensen, misschien leer je er bij godsdienst wel over. Er zitten ook joodse mensen in de maatschappij, dus daar moet je ook wat van weten. Andere leerlingen vinden juist dat lessen over andere culturen niet zoveel zin hebben. [Jongen vmbo Apollo] Maar ik denk niet dat als je les krijgt en er staat iemand voor de klas die vertelt hoe andere culturen leven en dat het niet echt interessant is, dat is nutteloos.
53
[Jongen vmbo Apollo] Je moet het zelf hebben meegemaakt. Als je er niet bij bent geweest, kun je ook geen goed beeld krijgen en dan krijg je een vooroordeel en een vooroordeel is niet altijd goed, kan ook kwaad zijn. Dus ik zeg dat je het zelf mee moet hebben gemaakt. Integratie van allochtonen Een enkeling gaat bij dit onderwerp in op de integratie van groepen mensen van niet-Nederlandse afkomst. [Jongen vmbo Jupiter] Dat is echt niet lullig bedoeld, ik ben geen racist, ik ben niet iemand die dat soort mensen haat, maar ik vind toch dat ze anders functioneren in de samenleving. Ze houden zich niet aan de normen en waarden van het land. [Meisje vmbo Pluto] Ik denk dat het beter is dat ze bepaalde thema’s uitbreiden. Als je kijkt naar waarom er allemaal ruzies veroorzaakt zijn en waarom mensen vermoord worden, dan zie je dat dat te maken heeft met verschillende culturen. Ik ben zelf Marokkaans, maar ik vind dat mensen moeten integreren, dat mensen hier in Nederland aan de normen en waarden van de Nederlanders moeten voldoen. En dat ze hun eigen cultuur moeten thuishouden. Maar andere groepen moeten dat van elkaar accepteren en respecteren. Als iemand om 8 uur eet en jij om 6 uur, dan hoef je daarvoor iemand niet in elkaar te slaan. Dat hou je gewoon thuis. Leren omgaan met verschillen in academisch niveau De meeste leerlingen vinden niet het nodig dat ze op school leren hoe ze moeten omgaan met leerlingen van een ander academisch niveau. In het algemeen komen leerlingen van vbmo, havo en vwo elkaar op school tegen. De meeste leerlingen zien geen problemen als het gaat om omgaan met leerlingen van een ander niveau. Op Pluto echter is het vmbo gescheiden van havo/vwo. Ze hebben gescheiden pauzes en komen elkaar dus (bijna) nooit tegen. De vwo-leerlingen vinden dat het beter zou zijn als dat wat meer gemengd zou zijn.
54
[Jongen vwo Pluto[ Je hebt ook vmbo-pauze en havo/vwo-pauze, dat vind ik ook een beetje raar, want als die bij elkaar zouden zijn, zou je ook wat meer in contact komen met het vmbo. [Meisje havo Pluto] Ik heb op de andere vestiging gezeten en daar waren onze pauze gewoon gemengd. Het was daar natuurlijk veel kleiner, maar op zich vond ik wel dat ze allemaal wel goed met elkaar omgingen. En toen ik hier kwam, merkte ik wel heel goed het verschil tussen vmbo en havo. Je ziet dat vmbo toch veel drukker is en dat ze zich anders kleden en anders praten en dat er ook meer allochtone leerlingen zitten. Het verschil daar was minder en het viel ook minder op, vind ik, ik kon niet echt aanwijzen: die is van havo en die is vmbo. Dat kan ik hier wel veel meer. Niet alleen op uiterlijk, maar ook het gedrag.
3.5
De school als oefenplek
Burgerschapsvorming kan op verschillende manieren worden vormgegeven in het onderwijs. Bij de hierboven besproken onderwerpen kwamen naast verschillende doelen ook een aantal verschillende manieren aan de orde waarop leerdoelen voor burgerschapsvorming gerealiseerd kunnen worden. Een andere manier die hierbij nog niet aan de orde is geweest en waar leerlingen niet snel uit zichzelf aan denken, is de school inrichten als een oefenplaats voor burgerschap. De school kan een oefenplaats voor burgerschap worden door elementen in te brengen waarbij leerlingen burgerschapscompetenties in de praktijk kunnen ontwikkelen. Een voorbeeld hiervan is het instellen van een leerlingenraad, waar leerlingen meebeslissen over bepaalde zaken binnen de school. De leerlingenraad kan bijvoorbeeld democratisch gekozen worden. waardoor leerlingen in de praktijk kunnen leren hoe een democratie werkt. We vroegen de leerlingen wat er op hun school op dit gebied al is gedaan. Op alle scholen in ons onderzoek bestaat een leerlingenraad. Op een aantal scholen worden ook verkiezingen gehouden en kunnen de leerlingen bepalen wie er in de leerlingenraad komt. Sommige leerlingen die wij interviewden gaven echter aan niet zoveel te merken van de activiteiten van de leerlingenraad.
55
[Jongen vwo Jupiter ] Je hoort af en toe over nieuwe verkiezingen en verder hoor je niet echt wat ze doen. [Meisje vwo Jupiter] Als ze echt iets zouden doen voor de leerlingen, dan heeft het denk ik wel zin om erop te stemmen en dan denk ik dat het ook nut heeft omdat je leert ergens voor te kiezen. Maar als je geen idee hebt wat het doet of dat het wel iets doet, dan heeft het geen zin. [Jongen vmbo Neptunus] Ja we hebben hier wel een leerlingenraad. Er wordt hier niet veel, maar ook niet te weinig aandacht aan besteed. Er wordt genoeg aandacht aan besteed. In het algemeen vinden leerlingen dat een leerlingenraad wel leerzaam is voor de mensen die er in zitten, maar ze zien voor de rest van de school niet altijd hoe het bestaan van een leerlingenraad kan bijdragen aan burgerschapsvorming. [Jongen vmbo Neptunus] Ja, dat is bij die leerlingenraad, zeg maar. Dat is zo’n groepje dat bij elkaar komt en serieus is en dat gaat praten met de coördinator en dan vragen stelt. Daar leer je wel wat van: gedachtes van iemand anders. En je eigen mening natuurlijk. [Meisje havo Pluto] Je hebt hier een leerlingenraad, je hebt een klankboordgroep, je hebt een medezeggenschapsraad, en nog wel meer,. Daar zou je ook in kunnen gaan, als jij dat graag wil, daar krijg je ook cursussen. Maar als jij dat niet wil, krijg je ook die cursussen niet. Dus ik denk dat in dat geval het ook je eigen keuze is. Want daar leer je ook iets, want daar krijg je een cursus hoe je om moet gaan met mensen. Leerlingen vinden het vaak wel belangrijk dat zij inspraak hebben rond bepaalde zaken binnen de school, al geven sommige leerlingen aan het niet nodig te vinden om over alles mee te beslissen.
56
[Meisje havo Apollo] Nou. de school moet die dingen zelf beslissen. Niet dat ze alle kleine dingen aan ons gaan vragen. Misschien voor een aantal dingen of zo, maar niet echt. Een andere manier waarop de scholen leerlingen een kans kunnen bieden om burgerschap in de praktijk te oefenen, is door het organiseren van debatten. Op de scholen in ons onderzoek worden met enige regelmaat debatten georganiseerd waar leerlingen op vrijwillige basis aan kunnen meedoen. Leerlingen vinden deze debatten leerzaam, maar geven in sommige gevallen aan daaraan zelf niet deel te nemen. Als een debat georganiseerd wordt buiten de reguliere schooltijd, vormt dit voor de veel leerlingen een te hoge drempel om eraan mee te doen. [Meisje havo Apollo] We hebben ook zo’n debat soms en dan komen er mensen van de politiek. Dat is dan in de kantine en dan mag iedereen komen. [Jongen vmbo Apollo (over de debatten georganiseerd door de leerlingenraad; de leerlingen gaan hier nooit naartoe)] Ja, want soms is het tot na half vijf en dan heb je ook je eigen dingen te doen. Ik denk als je dat bijvoorbeeld van 13.10 tot 14.30 uur doet, dat er dan wel veel mensen komen. Als je het na school gaat doen, ga je toch liever achter je computer zitten of naar je voetbalclub. Een aantal leerlingen gaf aan dat het niet nodig is om de school bewust in te richten als oefenplaats. De school is volgens deze leerlingen nu al een oefenplaats voor burgerschap. [Jongen vmbo Jupiter] Ik denk dat alles wat je hier op school doet een oefening voor de samenleving is. Alles. Ik bedoel dit interview is ook een oefening voor de samenleving. Als je in een vergadering zit, weet je dat je je klep moet houden. [Jongen vwo Jupiter] Elke soort organisatie of waar mensen bijeenkomen als groep is een kleine samenleving. School en sportverenigingen, dat zijn eigenlijk
57
allemaal kleine samenlevingen waar je dat kunt leren. Dat is ook een oefenplaats en dan moet je ook gecorrigeerd worden als je iets niet goed doet. Maar ook hier vind ik niet dat je puntsgewijs moet gaan uitleggen hoe je met elkaar om moet gaan. Als je als leidinggevende op school ziet dat iemand iets niet goed doet, moet je het corrigeren. Sommige leerlingen noemen ook nog andere activiteiten die zij goed zouden vinden voor burgerschapsvorming. [Jongen vmbo Apollo] Ik vind het wel belangrijk dat het gebeurt, het heeft me wel geholpen. Bijvoorbeeld sollicitatietraining of een brief schrijven. [Meisje vmbo Pluto] Ja, u komt nu iets vertellen over burgerschapsvorming, maar er zijn ook andere mensen die op de universiteit zitten. Dat die iets komen vertellen hierover. Twintig minuten of zo.
58
4
Conclusies en discussie
4.1
Conclusies
Spontane reacties van leerlingen Uit de interviews met leerlingen bleek dat het begrip burgerschapsvorming in eerste instantie weinig spontane reactie oproept bij leerlingen. Leerlingen hebben geen duidelijk beeld bij dit onderwerp. Na doorpraten blijkt dat leerlingen bij burgerschapsvorming in eerste instantie denken aan omgangsvormen ( normen, morele waarden en discriminatie) en kennis van de politiek (vooral havo- en vwo- leerlingen noemen dit). Over de relevantie van burgerschapsvorming is men verdeeld; sommige leerlingen vinden het belangrijk, anderen vinden het niet zo noodzakelijk. Leerlingen willen wel graag kennismaken met onbekende werelden buiten school (uitstapjes).
4.1.1
Burgerschapsvorming op verschillende niveaus
Omgangsvormen Leerlingen vinden het belangrijk dat je leert op een goede manier met andere mensen om te gaan. In het kader van burgerschapsvorming denken de leerlingen bij omgangsvormen het eerste aan respect hebben voor elkaar en aan moreel handelen. Veel leerlingen vinden echter het aanleren van omgangsvormen geen taak van de school. Lessen in omgangsvormen kunnen veel leerlingen zich niet goed voorstellen. Hoe je moet omgaan met anderen, leer je volgens veel leerlingen vanzelf. Andere leerlingen benadrukken in dit verband de verantwoordelijkheid van de ouders. De meeste leerlingen vinden wel dat de school moet ingrijpen bij pesten of discriminatie. De school moet rechtvaardig handelen. Een kleinere groep leerlingen echter vindt dat je op school wel zou moeten leren hoe je met elkaar moet omgaan. Hierbij zijn volgens enkele leerlingen de schoolcultuur en het klasseklimaat belangrijk. Het is de taak van elke docent van elk vak om leer-
59
lingen te leren om te gaan met elkaar. Daarnaast noemen leerlingen samenwerken en stages als goede manieren om omgangsvormen te leren. Maatschappelijke organisaties Leerlingen zeiden over het algemeen weinig over maatschappelijke organisaties en wat je daarover op school zou moeten leren. Blijkbaar is dit geen onderwerp waar leerlingen veel mee bezig zijn. In het algemeen vinden leerlingen dat je je hier zelf in kunt verdiepen als je dat wilt. Er zijn enkele leerlingen die wel wat willen leren over actiegroepen, zoals bijvoorbeeld Greenpeace. Ook het stimuleren van vrijwilligerswerk vinden sommige leerlingen belangrijk. Andere leerlingen geven in dit verband aan meer te willen leren over verschillende religies. Ze denken daarbij aan lessen over religie, maar vooral aan het bezoeken van kerken en moskeeën. Politiek Politiek is een onderwerp waarbij de meeste leerlingen vrijwel meteen hele duidelijke ideeën hebben. Leerlingen vinden het heel belangrijk dat je op school over politiek leert; zowel kennis over hoe de democratie staatkundig functioneert, als kennis van waar de verschillende politieke partijen voor staan. Dit onderdeel van burgerschapsvorming lijkt de meeste aandacht te krijgen op scholen, voornamelijk bij maatschappijleer. Daarnaast worden er excursies georganiseerd naar bijvoorbeeld de Tweede Kamer en worden er op school of in de klas verkiezingen gehouden. Een deel van de leerlingen is tevreden met de aandacht die er op hun school wordt besteed aan politiek. Een andere groep leerlingen vindt dat er op school nog wel meer aandacht zou kunnen worden besteed aan politiek (voornamelijk havo en vwo). Er zou met name dieper moeten worden ingegaan op wat politieke partijen concreet willen met het land. Een aantal leerlingen vindt daarbij dat er ook aandacht zou moeten zijn voor meningsvorming. Wereldburgerschap In het algemeen gaven leerlingen aan dat er op school tijdens de lessen met enige regelmaat wereldproblemen aan de orde komen. Dit gebeurt meestal in de reguliere vakken; leerlingen noemen vooral aardrijkskunde, biologie en maatschappijleer. Een aantal leerlingen vindt dat het je eigen verantwoordelijkheid is om op de hoogte te blijven van wat er in de wereld gebeurt. Een andere groep leerlingen vindt het wel belangrijk dat wereldproblemen op school besproken worden, want niet alle leerlingen kijken bijvoorbeeld naar het nieuws. Bovendien begrijpen leerlingen niet altijd wat de achtergronden zijn van gebeurtenissen die in het nieuws komen. Sommige
60
leerlingen vinden dan ook dat er dieper moet worden ingegaan op de achtergronden en de oorzaken van wereldproblemen. Typen burgerschap Van de drie typen burgerschap die wij de leerlingen hebben voorgelegd, spreken het aanpassingsgerichte en het individualiserende type de leerlingen het meeste aan. Veel leerlingen lijken niet goed te begrijpen wat kan worden verstaan onder het kritisch-democratisch type. Leerlingen komen uit zichzelf dan ook niet op expliciete pleidooien voor een kritisch-democratisch type burgerschap, maar geven wel voorbeelden als dat je met elkaar rekening moeten houden, dat je je wederzijds moet aanpassen en dat je er samen moet zien uit te komen. Een aantal leerlingen vindt eigenlijk niet dat je kunt zeggen dat het ene type burgerschap belangrijker is dan het andere; alle drie de typen burgerschap benadrukken elementen die belangrijk zijn. Omgaan met verschillen Een groot deel van de leerlingen (witte scholen en gemengde scholen) geeft aan dat je omgaan met verschillende culturen vanzelf leert en dat de school daar geen extra aandacht aan hoeft te geven. De leerlingen van Neptunus, een school met alleen allochtone leerlingen, vormen een uitzondering; zij willen meer in contact komen met autochtonen. Sommige leerlingen vinden het belangrijk dat je op school lessen krijgt waarbij je leert over andere culturen. Andere leerlingen vinden juist dat lessen over andere culturen niet zoveel zin hebben. Je moet dat in de praktijk leren. De school als oefenplek Op alle scholen bestaat een leerlingenraad en worden er debatten georganiseerd. In het algemeen vinden leerlingen dat een leerlingenraad wel leerzaam is voor de mensen die er in zitten, maar voor de rest van de school zien zij niet altijd hoe een leerlingenraad kan bijdragen aan burgerschapsvorming. De debatten vinden de leerlingen heel leerzaam, maar ze gaven in sommige gevallen aan daaraan zelf niet deel te nemen. Als een debat georganiseerd wordt buiten de reguliere schooltijd, vormt dit voor veel leerlingen een te hoge drempel om eraan mee te doen.
61
4.2
Discussie
Visie op leren en ontwikkeling Leerlingen zien leren als het zich eigen maken van kennis en het opdoen van nieuwe ervaringen. Leerlingen zien leren niet als een vorm van identiteitsontwikkeling waarin zij ook attitudes ontwikkelen en inzichten over zichzelf en de wereld uitdiepen en verder articuleren. Identiteitsontwikkeling zien zij als een sterk naturalistisch proces waaraan zij hoogstens zelf enige sturing geven. Deze naturalistische visie op leren komt ook doordat zij moraliteit en bijvoorbeeld rechtvaardigheid in de samenleving zien als iets vanzelfsprekends, iets wat niet expliciet ontwikkeld hoeft te worden. Alleen bij een verstoring van deze ontwikkeling, zoals bij discriminatie, vinden leerlingen ingrijpen van de school wel wenselijk. Voor een effectievere burgerschapsvorming die een sterkere relatie legt tussen de morele en persoonlijke ontwikkeling van leerlingen en hun maatschappelijke participatie, is het wenselijk dat hun visie op leren en ontwikkeling wordt verruimd zodat zij identiteitsontwikkeling als een leerproces gaan zien. Deze oriëntatie op leren en ontwikkeling vormt als het ware de basis van burgerschapsvorming en zou een permanent aandachtspunt dienen te zijn (Veugelers, 2008). Horizonverruiming en meerdere perspectieven Als leerlingen zelf aangeven wat ze zouden willen leren bij burgerschapsvorming, gaat het veelal over het verruimen van hun kennis en hun ervaringswereld. Zij willen ervaringen opdoen buiten school en kennismaken met nieuwe terreinen, vooral op het gebied van politiek en cultuur en soms op het gebied van andere levensbeschouwingen. Leerlingen hebben interesse in wat er verder in de wereld gebeurt en vinden kennis en ervaring daarvan nodig om in de samenleving te kunnen functioneren. Burgerschap als kennis van samenlevingen beperkt zich voor hen ook niet tot de nationale staat (zie ook Leenders, Veugelers & De Kat, 2008a; 2008b). Een onderdeel van deze horizonsverruiming is het kennismaken met verschillende perspectieven op een bepaalde thematiek. Dit wil niet zeggen dat leerlingen openstaan voor alle onbekende en nieuwe kennis, maar juist op dit inhoudelijke terrein van schoolvakken en buitenschools leren liggen belangrijke mogelijkheden voor burgerschapsvorming. Docenten zouden nog alerter kunnen zijn op welke inhouden aansluiten bij de interesses van de leerlingen en welke leerinhouden deze interesse kunnen opwekken.
62
Binding in de samenleving en democratie Leerlingen erkennen het belang van het zich houden aan regels en van aanpassend gedrag, zeker voor anderen. De school dient leerlingen daarop ook aan te spreken. Leerlingen onderstrepen eveneens het belang van zelfstandigheid en een eigen mening; zij vinden dit erg belangrijk en ze koesteren hun autonomie. Leerlingen zien echter veel minder het belang van gezamenlijkheid, van overeenkomsten tussen mensen, van het algemeen belang en het op zorgvuldige wijze met elkaar oplossen van problemen in het sociale en politieke domein. Uit het onderzoek kunnen we niet concluderen dat leerlingen niet sociaal betrokken of geïnteresseerd zijn, maar het lijkt hen te ontbreken aan een meer overkoepelend begrip van samenleven, van een ‘democratic way of life’: dat democratie moet worden gemaakt, permanent opnieuw moet worden gecreëerd en dat je democratie moet leren (Veugelers, 2007). Meer aandacht voor democratie als wijze van samenleven en niet als een politieke institutie, is wenselijk. Het kennismaken met en leren over sociale en culturele verschillen Leerlingen geven veelvuldig aan dat zij, ook in het onderwijs, vooral opgesloten blijven binnen hun eigen sociale en culturele groep en dat zij weinig in aanraking komen met andere groepen. En de wens daartoe bestaat wel degelijk. Met name leerlingen van de ‘zwarte’ scholen gaven aan dat zij vrij weinig in contact kunnen komen met autochtone Nederlanders en zij vragen om meer mogelijkheden tot integratie. Die gescheiden werelden zijn er zowel voor culturen als voor sociale klassen. Vmbo-leerlingen komen ook weinig in contact met havo- en vwo-leerlingen. In de brede scholengemeenschappen komen deze groepen elkaar al vaker tegen, maar ook daar wordt gepleit voor meer gezamenlijke activiteiten. Uit eerder onderzoek van ons blijkt dat juist het ondernemen van activiteiten waaraan beide groepen een aandeel hebben, een positieve invloed kan hebben op kennis van en soms ook waardering voor elkaar (Schuitema & Veugelers, 2008). De school als oefenplaats School is een afspiegeling van de samenleving. De school kan sterk aanpassend en conformerend georganiseerd zijn. Ook kan de school erg individualiserend zijn en gericht op persoonlijk verantwoording. De school kan echter ook democratischer zijn en als een levendige gemeenschap functioneren. In elk type school leren de leerlingen verschillende burgerschapsrollen. Als de samenleving leerlingen wil opvoeden tot democratische burgers, zou de school meer moeten worden gezien als een oefenplaats voor democratie.
63
Leerlingen denken bij de school als oefenplaats voor democratie vooral aan de leerlingenraad. Formele inspraak maar ook veel informeel overleg op alle niveaus, kan bijdragen aan een meer democratische schoolcultuur. Actieve participatie in allerlei taken binnen de school kan bijdragen aan een minder passieve en consumerende rol en een meer sociaal participerende wijze van het deelnemen aan onderwijs. Ook binnen de schoolvakken kan een meer dialogische wijze van leren bijdragen aan meningsvorming en het komen tot overeenstemming (Schuitema, 2008). Leerlingen willen graag praten over politiek en wereldproblemen, zij vinden dat hiervoor meer aandacht moet komen in de reguliere lessen. Het naar binnen keren van burgerschapsvorming Leerlingen zien burgerschapsvorming als iets dat zich buiten henzelf afspeelt, als kennis die je je al dan niet eigen maakt. In wezen reproduceren zij daarmee ook de wijze waarop burgerschap veelal wordt aangeboden in scholen. Het gaat dan om kennis die moet worden aangeleerd, soms om vaardigheden, maar zelden om identiteitsontwikkeling. Het beeld dat leerlingen schetsen van de burgerschapsvorming op hun school illustreert dat zij eigenlijk goede leerlingen burgerschapsvorming zijn, althans in de manier waarop deze nu vorm krijgt in het onderwijs: zij willen zichzelf aanpassen, zij willen nieuwe kennis en ervaringen opdoen en zij willen dat naar hen wordt geluisterd. Echte kritisch-democratische burgerschapsvorming vraagt echter om een actievere betrokkenheid, een kritischer opstelling, een grotere diversiteit van leerlingen en een sterke democratische gezindheid. Wij zagen dat ervaringen die leerlingen opdoen van grote invloed zijn op hun ideeën over burgerschapsvorming. Laten wij hen die meer kritisch-democratische ervaringen dan ook meer aanbieden.
64
Referenties
Althof, W. (2003). Implementing ‘Just and Caring Communities’ in Elementary Schools: An Deweyan Perspective. In: Veugelers, W. & Oser, F.K. (Eds.) Teaching in Moral and Democratic education in Secondary Schools. (153-172). Bern / New York: Peter Lang. Apple, M.A. & Beane, J.A. (1995). Democratic Schools. Alexandria: ASCD. Bandura, A. (ed.) (1995). Self-Efficacy in Changing Societies. Cambridge: Cambridge University Press. Banks, J. A. (eds. ) (2004). Diversity and Citizenship Education. San Francisco: Jossey-Bass. Brint, S. (2005). Multiculturalism as an Element in the Socialization Practices of American Primary Schools. In: Rupp, J.C.C. & Veugelers, W. (red.). Moreelpolitieke heroriëntatie in het onderwijs (137-156). Antwerpen / Apeldoorn: Garant. Dewey, J. (1923). Democracy and Education. New York: Macmillan. Dieleman, A. & Lans, J. van der (eds.) (1999). Heft in eigen handen. Zelfsturing en sociale betrokkenheid bij jongeren. Assen: Van Gorcum. Giroux, H. A. (1989). Schooling for Democracy. London: Routledge. Gutman, A. (1987). Democratic Education. Princeton: Princeton University Press. Haste, H. (2004). Constructing the citizen. Political Psychology, 25, 3, 413-440. Hermans, H.J.M. (2006). Dialoog en misverstand. Soest: Uitgeverij Nelissen. Leenders, H. & Veugelers, W. (2004). Waardevormend onderwijs en burgerschap. Pedagogiek, 24, 4, 361-375. Leenders, H., Veugelers, W. & Kat, E. de (2008a). Teachers; Views on Citizenship in Secondary Education in the Netherlands. Cambridge Journal of Education, 38, 2, 155-170. Leenders, H.., Veugelers, W. & Kat, E. de (2008b). In: Oser, F.K. & Veugelers, W. (eds.) Getting Involved. Citizenship Education and Sources of Moral Values. (5774). Rotterdam/Taipeh: SensePublishers. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2004). Onderwijs, integratie en burgerschap. Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2005). Wetsvoorstel 29959 ‘Bevordering actief en burgerschap en sociale integratie’. Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Mouffe, C. (2008). Over het politieke. Kampen. Uitgeverij Klement.
65
Nussbaum, M. (1997). Cultivating Humanity. Cambridge MA: Harvard University Press. Oser, F. & Veugelers, W. (eds.). (2008). Getting Involved. Global Citizenship Development and Sources of Moral Values. Rotterdam/Taipeh: SensePublishers. Parker, W. (2004). Teaching Democracy. New York: Teachers College Press. Power, F.C., Higgins, A. & Kohlberg, L. (1989). Lawrence Kohlberg’s Approach to Moral Education. New York: Columbia University Press. Putnam, R.D. (2000). Bowling Alone. New York: Simon and Schuster. Schuitema, J. (2008). Teaching Values. Amsterdam: Instituut voor de Lerarenopleiding. Schuitema, J. & Veugelers, W. (2008). Multiculturele contacten in het onderwijs. Kortlopend Onderwijsonderzoek. Pedagogische Kwaliteit, nr. 72. Amsterdam: Instituut voor de Lerarenopleiding. Suransky, C. & Manschot, H. (2005). Patriottisme of kosmopolitisme? Tijdschrift voor Humanistiek, 6, 21, 62-72. Thayer-Bacon, B. (2008). Beyond Liberal Democracy in Schools. New York: Teachers College Press. Torney-Purta, J. (2002). Patterns in the civic knowledge, engagement, and attitudes of European adolescents: The IEA Civic Education Study. European Journal of Education 37, 2, 129-141. Veugelers, W. (2006). Democratie leren. Pedagogische Studiën, 83, 156-166. Veugelers, W. (2007). Creating Crtical-Democratic Citizenship Education: Empowerinh Humanity and Democracy in Dutch Education. Compare, 37, 1, 105-119. Veugelers, W. (2008). Youngsters in Transformative and Reproductive Processes of Moral and Citizenship Education. In: Tirri, K. (ed.). Moral Sensibilities in Urban Education. (79-91). Rotterdam/Taipeh: SensePublishers. Veugelers, W. , Derriks, M. & Kat, E. de (2005). Actieve participatie leerlingen en burgerschapsvorming. De pedagogische Dimensie, nr. 41. Amsterdam: ILO Universiteit van Amsterdam. Veugelers, W., Derriks, M. & Kat, E. de (2008). Mondiale vorming en wereldburgerschap. Kortlopend Onderwijsonderzoek. Pedagogische Kwaliteit, nr. 72. Amsterdam: Instituut voor de Lerarenopleiding. Veugelers, W. , Derriks, M. , Kat, E. de & Leenders H. (2006). Burgerschapsvorming in het Algemeen Bijzonder onderwijs. De pedagogische Dimensie, nr. 42. Amsterdam: ILO Universiteit van Amsterdam. Veugelers, W. & Kat, E. De (2005). Identiteitsontwikkeling in het openbaar onderwijs. Antwerpen/Apeldoorn : Garant.
66
Westheimer, J. & J. Kahne (2004). What kind of citizen? The politics of education of democracy. American Educational Research Journal, 41, 2, 237-269. Westheimer, J. (2008). On the relationship between political and moral engagement. In: Oser, F. & Veugelers, W. (eds. ). (2008). Getting Involved. Global Citizenship Development and Sources of Moral Values. (17-30). Rotterdam/Taipeh: SensePublishers. Winter, M. de (2007). Opvoeding, onderwijs en jeugdbeleid in het algemeen belang; de noodzaak van een democratisch pedagogisch offensief. In: Lieshout, P. A. H. van, Meij, M. S. S. van der & Pree, J. C. I. de (red. ) Bouwstenen voor een betrokken jeugdbeleid (225-270). Amsterdam: Amsterdam University Press.
67
Publicaties in de reeks ‘De Pedagogische Dimensie 1
Roede, E. (1999). Geweld, wat kan de school? De Pedagogische Dimensie, nr 1, Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut, UvA. Roede, E., Klaassen, C., Veugelers, W., Derriks, M. & Schouten, C. (1999). Andere kwaliteiten van de school. De Pedagogische Dimensie, nr 2 , Amsterdam: SCOKohnstamm Instituut, UvA. Derriks, M. & de Kat, E. (1999). Mij maakt het niets uit, Homo- en vrouwonvriendelijk gedrag in het voortgezet openbaar onderwijs. De Pedagogische Dimensie, nr 3, Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut, UvA. Klaassen, C., Schouten, C. & Leeferink, H. (1999). Werken aan de School alsGemeenschap. Ontwerp voor een pedagogisch en levensbeschouwelijk schoolbeleid voor scholen voor voortgezet onderwijs. De Pedagogische Dimensie, nr 5, Nijmegen: Sectie Onderwijs en Educatie, KUN. Klaassen, C., Theunissen, M., van Veen, K. & Sleegers, P. (1999). Het is bijna je Hoofdtaak. De Pedagogische Dimensie, nr 6, Nijmegen: Sectie Onderwijs en Educatie, KUN. Vogel, L. Klaassen, C., Dam, G. ten & Veugelers, W. (1999). Pedagogische waarden in het basisonderwijs. De Pedagogische Dimensie, nr 7, Amsterdam: Instituut voor de Lerarenopleiding, UvA.
1
De verschillende publicaties zijn alleen te verkrijgen bij de betreffende uitvoerende instelling, namelijk: ◦ SCO-Kohnstamm Instituut, UvA: tel. 020 5251201; http://www.scokohnstamminstituut.uva.nl ◦ Sectie Onderwijs en Educatie, KUN: 024 3612585; http://www.socsci.kun.nl/ped/owk/index.html ◦ Instituut voor de Lerarenopleiding, UvA: tel. 020 5251291; http://www.ilo.uva.nl (t/m deel 55)
69
Veugelers, W. & Kat, E. de. (2000) De ideale leraar. Leerlingen als spiegel voor het pedagogisch handelen. De Pedagogische Dimensie, nr. 8, Amsterdam: Instituut voor de Lerarenopleiding, UvA. Veugelers, W. (1999). De waarde van een mentor-mentee relatie. De Pedagogische Dimensie, nr 9, Amsterdam: Instituut voor de Lerarenopleiding, UvA. Leeferink H. & Klaassen C. (2000). De waardevolle leerling. Leerlingen van katholieke scholen over waarden, levensbeschouwing en opvoeding op school. De Pedagogische Dimensie, nr 10. Nijmegen: Sectie Onderwijs en Educatie, KUN. Klaassen C. & Schouten C.(2000). Leerlingen over het nieuwe leren. Een onderzoek door leerlingen naar de beleving van het studiehuis. De Pedagogische Dimensie, nr. 11. Nijmegen: Sectie Onderwijs en Educatie, KUN. Roede E. & Derriks M. (2000). Dat maak ik zelf wel uit.Ontwikkelen van zelfbeschikking bij seksuele vorming in het onderwijs. De Pedagogische Dimensie, nr 12. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut, UvA. Roede E., Derriks M. & Klaassen C. (2000). Montessori Gemeten? De Pedagogische Dimensie, nr 13. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut, UvA. Vogel L. & Veugelers W. (2000). Culturele en kunstzinnige vorming als vak in havo en vwo. Ervaringen van docenten en leerlingen met CKV 1. De Pedagogische Dimensie, nr 14. Amsterdam: Instituut voor de Lerarenopleiding, UvA. Veugelers, W & Kat, E. de (2001). De Pedagogische Opdracht van het Studiehuis. De Pedagogische Dimensie nr 15. Amsterdam: Instituut voor de Lerarenopleiding, UvA. Roede, E., Bijstra, J.O., Derriks, M. & Moorlag, H. (2001). Cool-down en RAM; Twee programma’s voor het verminderen van agressie bij kinderen. De Pedagogische Dimensie, nr 16. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut, UvA. Leeferink H. (2001). Waarden op school, een onderzoek onder ouders en docenten. De Pedagogische Dimensie, nr 17. Nijmegen: Sectie Onderwijs en Educatie, KUN.
70
Veugelers, W. & Kat, E. de (2001). De pedagogische identiteit van de openbare en algemeen toegankelijke school, een verkenning van relevante elementen en procedures. De Pedagogische Dimensie, nr 18. Amsterdam: Instituut voor de Lerarenopleiding, UvA. Derriks, M. & Roede, E. (2001).Observeren & registreren, invoering en gebruik van het Montessori kindvolgsysteem. De Pedagogische Dimensie, nr 19. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut, UvA. Klaassen, C., Tolsma, B. & Veugelers, W. (2002). "Hier is de start van je toekomst”. Een onderzoek naar de relatie tussen jeugdcultuur en zelfsturing in het onderwijs op ROC Drenthe-College. De Pedagogische Dimensie, nr. 20. Nijmegen: Sectie Onderwijs en Educatie, KUN. Roede, E. & Gijtenbeek, J. (2002). Zelfstandigheid en mondigheid; ook op islamitische basisscholen. De Pedagogische Dimensie, nr 21. Amsterdam: SCOKohnstamm Instituut, UvA. Veugelers, W. & Zwaans, A. (2002). Pedagogisch handelen van docenten en waardenontwikkeling van leerlingen. De Pedagogische Dimensie, nr. 22. Amsterdam: Instituut voor de Lerarenopleiding, UvA. Klaassen, C. & Linden, P. van der. (2002). De pedagogische schoolleider; schoolleiders basisonderwijs over het pedagogische beleid. De Pedagogische Dimensie, nr. 23. Nijmegen: Sectie Onderwijs en Educatie, KUN. Derriks, M., Roede, E. & Veugelers, W. (2002). Samenwerkingsscholen,van richtingenbundeling tot verantwoorde identiteit. De Pedagogische Dimensie, nr 24. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut, UvA. Roede, E., Derriks, M. & Veugelers, W. (2003). De inbedding van waarden in de school. De Pedagogische Dimensie, nr 25. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut, UvA. Klaassen, C. & Linders, W. (2003). Religie op school, een exploratief onderzoek naar het functioneren van docenten godsdienst/levensbeschouwing in het voortgezet onderwijs. De Pedagogische Dimensie, nr. 26. Nijmegen: Sectie Onderwijs en Educatie, KUN.
71
Klaassen, C. (2003). Het beroepsethos van de docent. De Pedagogische Dimensie, nr. 27. Nijmegen: Sectie Onderwijs en Educatie, KUN. Veugelers, W., Kat, E. de & Roede, E. (2003). Het beoordelen van waarden en normen. De Pedagogische Dimensie, nr. 28. Amsterdam: Instituut voor de Lerarenopleiding, UvA. Roede, E. (2003). Emoties van leerlingen en de rol van de school. De Pedagogische Dimensie, nr 29. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut, UvA. Derriks, M., Roede, E. & Veugelers, W. (2003). Betekenisvol leren in het lwoo. De Pedagogische Dimensie, nr 30. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut, UvA. Veugelers, W., Derriks, M. & Kat, E. de. (2004). Onderwijs en ingrijpende maatschappelijke gebeurtenissen; 11 september en het onderwijs. De Pedagogische Dimensie, nr. 31. Amsterdam: Instituut voor de Lerarenopleiding, UvA. Roede, E. (2004). De ontwikkeling van respect bij dove leerlingen, wat kan een leraar op school? De Pedagogische Dimensie, nr 32. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut, UvA Klaassen, C. (2004). Waardengestuurd handelen van docenten. De Pedagogische Dimensie, nr. 33. Nijmegen: Sectie Onderwijs en Educatie, KUN. Veugelers, W., Derriks, M. & Kat, E. de. (2004). Aandacht voor geestelijke stromingen in het openbaar basisonderwijs. De Pedagogische Dimensie, nr. 34. Amsterdam: Instituut voor de Lerarenopleiding, UvA. Derriks, M.& Roede, E. (2004). Sociaal leren in praktijk. De Pedagogische Dimensie, nr 35. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut, UvA. Klaassen, C. (2005). Identiteit en diversiteit. Een onderzoek naar de pedagogische, levensbeschouwelijke en interculturele identiteit van een school. De Pedagogische Dimensie, nr. 36. Nijmegen: Sectie Onderwijs en Educatie, KUN. Klaassen, C. (2005). Leren in een waarde(n)volle schoolcontext. De Pedagogische Dimensie, nr. 37. Nijmegen: Sectie Onderwijs en Educatie, KUN.
72
Klaassen, C. & Moll, B. (2005). Kwaliteitsbeleid montessori onderwijs. Uitgangspunten, kenmerken, procedures. De Pedagogische Dimensie, nr. 38. Nijmegen: Sectie Onderwijs en Educatie, KUN. Emans, B.& Roede, E. (2005). Hoe katholiek zijn katholieke scholen? Specifiek katholieke accenten in beleid, praktijken en activiteiten op katholieke scholen. De Pedagogische Dimensie, nr 39. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut, UvA. Blok, H., Derriks, M. & Kat, E. de. (2005). Werken aan een veilige school; vereisen homodiscriminatie en antisemitisme afzonderlijk beleid? De Pedagogische Dimensie, nr. 40. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut, UvA. Veugelers, W., Derriks, M. & Kat, E. de. (2005). Actieve participatie leerlingen en burgerschapsvorming. De Pedagogische Dimensie, nr. 41. Amsterdam: Instituut voor de Lerarenopleiding, UvA. Veugelers, W., Derriks, M., Kat, E. de & Leenders H.. (2005). Burgerschapsvorming in het algemeen bijzonder onderwijs. De Pedagogische Dimensie, nr. 42. Amsterdam: Instituut voor de Lerarenopleiding, UvA. Klaassen, C. & Huwaë, S. (2006). Scholen die werken aan burgerschap. Een verkenning van inspanningen en leerlingvolgsystemen. De Pedagogische Dimensie, nr. 43. Nijmegen: Sectie Onderwijs en Educatie, KUN. Klaassen, C. & Van der Linden, W. (2006). Waardengericht Onderwijs in Authentieke Contexten. De Pedagogische Dimensie, nr. 44. Nijmegen: Sectie Onderwijs en Educatie, KUN. Emans, B. & Roede, E.. (2006). Sanctioneren of argumenteren? Onderzoek naar de beleving van schoolregels en normoverschrijdend gedrag op school. De Pedagogische Dimensie, nr. 45. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut, UvA. Veugelers, W. (2006). Docenten en waardenvormende dialogen. De Pedagogische Dimensie, nr. 46. Amsterdam: Instituut voor de Lerarenopleiding, UvA.
73
Boogaard, M. & Roede, E. (2006). Het meten van waarden en normen in interculturele context. De Pedagogische Dimensie, nr. 47. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut, UvA. Klaassen, C. (2007). Morele moed. Een onderzoek onder ROC-docenten.. De Pedagogische Dimensie, nr. 48. Nijmegen: Sectie Onderwijs en Educatie, KUN. Klaassen, C. (2007). Pedagogische opvang. Een studie naar pedagogische aspecten van de buitenschoolse opvang.. De Pedagogische Dimensie, nr. 49. Nijmegen: Sectie Onderwijs en Educatie, KUN. Veugelers, W., Derriks, M. & Kat, E. de. (2007). Gevoel van erkenning en binding bij leerlingen. Leerlingen en leraren over school en de identiteitsontwikkeling van leerlingen. De Pedagogische Dimensie, nr. 50. Amsterdam: Instituut voor de Lerarenopleiding, UvA. Veugelers, W., Derriks, M., Kat, E.de & Leenders, H. (2007). Dimensies van morele ontwikkeling. De Pedagogische Dimensie, nr. 51. Amsterdam: Instituut voor de Lerarenopleiding UvA. Veugelers, W., & Klaassen, C. (2007). Burgerschapsvorming in het basisonderwijs. De Pedagogische Dimensie, nr. 52. Amsterdam: Instituut voor de Lerarenopleiding UvA. Derriks, M. & Kat, E. de. (2007). Leerlingen de baas; beginnende vrouwelijke docenten en orde in de klas. De Pedagogische Dimensie, nr. 53. Amsterdam: SCOKohnstamm Instituut, UvA. Roede, E.. (2007). Tijdig signaleren van gevaarlijk gedrag. Mogelijkheden voor leraren. De Pedagogische Dimensie, nr. 54. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut, UvA. Veugelers, W (2008). Levensbeschouwing en onderwijs, nieuwe ontwikkelingen en consequenties voor docenten godsdienst/levensbeschouwing. De Pedagogische Dimensie, nr. 55. Amsterdam: Instituut voor de Lerarenopleiding UvA.
74
Roede, E.. & Derriks, M. (2008). Zijn Montessori scholen toekomstbestendig ingericht? De Pedagogische Dimensie, nr. 56. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut, UvA. Veugelers, W., Derriks, M. & Kat, E. de (2008) Mondiale Vorming en Wereldburgerschap De Pedagogische Dimensie, nr. 702. Amsterdam: Instituut voor de Lerarenopleiding, UvA. Klaassen, C. (2008). Scholen op weg naar educatief partnerschap met ouders. De Pedagogische dimensie nr. 71. Nijmegen: Radboud Universiteit, sectie Onderwijs en Educatie. Schuitema, J. & Veugelers, W. (2008). Multiculturele Contacten in het onderwijs. Pedagogische Kwaliteit, nr.72. Amsterdam: Instituut voor de Lerarenopleiding, UvA. Klaassen, C. (2009). Begeleiden van waardegericht onderwijs. Pedagogische kwaliteit nr. 73. Radboud Universiteit, sectie Onderwijs en Educatie Derriks, M. & Kat, E. de (2009). Maatjesaanpak in een Jenaplan school. Pedagogische Kwaliteit, nr. 74. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut.
2
De nummers 57 t/m 69 bestaan niet. De nieuwe nummeringssystematiek begint bij deel 70.
75
Leerlingen over burgerschapsvorming Hoe kijken leerlingen uit het voortgezet onderwijs zelf aan tegen burgerschapsvorming? Wat willen zij leren over de maatschappelijke voorbereiding? Wat voor inhouden en activiteiten vinden zij zinvol? Waar hebben zij problemen mee en wat voor onderwerpen en activiteiten missen zij in de huidige aandacht voor burgerschapsvorming? Het perspectief van de jongeren op burgerschapsvorming vormt de invalshoek van dit onderzoek. We laten jongeren uitgebreid aan het woord en proberen hun perspectieven zichtbaar te maken. Uit de interviews met leerlingen bleek dat het begrip burgerschapsvorming in eerste instantie weinig spontane reactie oproept bij leerlingen. Na doorpraten blijkt dat leerlingen bij burgerschapsvorming in eerste instantie denken aan omgangsvormen (normen, morele waarden en discriminatie) en kennis van de politiek (vooral havo- en vwo- leerlingen noemen dit). Over de relevantie van burgerschapsvorming is men verdeeld. Leerlingen willen wel graag kennismaken met onbekende werelden buiten school (uitstapjes). Van de drie typen burgerschap die wij de leerlingen hebben voorgelegd, spreken het aanpassingsgerichte en het individualiserende type de leerlingen het meeste aan. Veel leerlingen lijken niet goed te begrijpen wat kan worden verstaan onder het kritisch-democratisch type. Leerlingen komen uit zichzelf dan ook niet op expliciete pleidooien voor een kritisch-democratisch type burgerschap, maar geven wel voorbeelden als dat je met elkaar rekening moeten houden, dat je je wederzijds moet aanpassen en dat je er samen moet zien uit te komen. Leerlingen zien burgerschapsvorming als iets dat zich buiten henzelf afspeelt, als kennis die je je al dan niet eigen maakt. In wezen reproduceren zij daarmee ook de wijze waarop burgerschap veelal wordt aangeboden in scholen. Het gaat dan om kennis die moet worden aangeleerd, soms om vaardigheden, maar zelden om identiteitsontwikkeling. Echte kritisch-democratische burgerschapsvorming vraagt echter om een actievere betrokkenheid, een kritischer opstelling, een grotere diversiteit van leerlingen en een sterke democratische gezindheid.