Onderzoeksverslag Intakewijzer
Utrecht, januari 2008
Met dank aan: De projectgroep Intakewijzer: Bart van der Dussen Kirsten van de Ruit Marieke de Koning Marlous Bank Martine Klasens Martine van Vliet Melanie de Zeeuw Mikael de Vries Renske Wognum Robert Braam
De re-integratiebureaus: Agens (Den Haag), Agens (Nijmegen), Beekmans, Begeleid werken Flevoland, Calder, Christianen:Visie op Arbeid, Fama/Viataal, Heller, Inclusief/Intervens, Jobstap, Odibaan, Pamijer, Quality Coaching, Reacollege, Rozij Werk, Stam, Sterk in Werk, Sterk voor Werk, Stichting werk II, USG Restart (Ede), USG Restart (Utrecht), VAC, Werkmeester-fourstar, en de Wesseling groep.
2
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
3
Samenvatting
4
Inleiding Projectgroep: de interviewers De respondenten De interviews De analyse
7 7 7 7 7
De vragenlijst vooraf
8
Het interview Algemeen Werkwijze Intakegesprek Succesfactoren
11 11 12 17 20
Conclusie Vervolg Intakewijzer
26 26
Bijlage 1: Vragenlijst die van te voren per mail is verstuurd Bijlage 2: Vragenlijst voor interview
27 27 28 28
3
Samenvatting De respondenten Dit onderzoek is uitgevoerd in het kader van het project Intakewijzer van CNV Jongeren. De Intakewijzer heeft als doel de communicatie tussen Wajongeren en re-integratiebureaus te verbeteren. Voor dit onderzoek zijn 23 re-integratiebureaus geïnterviewd door tien Wajongeren uit de projectgroep van Intakewijzer. De bureaus zijn geselecteerd op basis van lijsten van bureaus die vanuit het UWV gunningen hebben gekregen voor Wajong en bureaus die bij Boaborea bekend staan als bureaus die met Wajongeren werken. Er zijn zowel grote als kleine re-integratiebureaus, en zowel commerciële als non-profit (30%) organisaties geïnterviewd. De meeste geïnterviewden werken als re-integratieconsulent of jobcoach. Negen respondenten zijn leidinggevend of directielid. Alle bureaus hebben een klachtenregeling en hebben tevens een tevredenheidsonderzoek uitgevoerd. Deze zijn niet gebruikt in de analyse. Er zijn een aantal bureaus die zich alleen richten op Wajongeren en de helft van de bureaus heeft minder dan 50% Wajongeren in het cliëntenbestand. De helft van de geïnterviewde bureaus zijn specifiek met één of meerdere doelgroepen (psychisch, verstandelijk of lichamelijk beperkt) aan de slag. Werkwijze re-integratiebureaus Vrijwel alle re-integratiebureaus krijgen cliënten via het UWV. Daarnaast komen ook veel cliënten via hulpverleningsorganisaties en gemeentes binnen. De meeste trajecten starten met een intake en het opstellen van een plan. Het traject zelf bestaat veelal uit begeleidingsgesprekken en, als daar behoefte aan is, cursussen. Een gemiddeld traject duurt tussen de 1 en 1,5 jaar. De bureaus geven aan dat bijna 60% van de Wajongeren na het traject een baan heeft, 10% doet vrijwilligerswerk, 22% heeft een stage of werkervaringplek, 8% doet een opleiding en gemiddeld, 10% valt uit gedurende het traject (bij deze vraag waren meerdere antwoorden mogelijk). Deze trajecten zijn individueel en de cliënt is zelf regisseur over zijn of haar traject. Het maakt hierbij niet uit hoe het traject gefinancierd wordt (gunning of IRO). De meeste cliënten krijgen een vaste consulent. Als een cliënt ontevreden is over de consulent wordt over het algemeen eerst een gesprek aangegaan. Indien dit niks oplevert, bestaat er meestal de mogelijkheid een andere consulent te krijgen. Bij kleinere bureaus is dit uiteraard lastiger. Communicatie UWV De meeste re-integratiebureaus ontvangen een re-integratievisie van het UWV. De bureaus koppelen de volgende informatie terug: plan van aanpak, voortgangsverslagen en een eindrapportage. Vier op de tien respondenten geeft aan regelmatig telefonisch contact te onderhouden met de arbeidsdeskundige van het UWV. Intakegesprek Bijna 2/3 van de ondervraagde bureaus maakt een verschil tussen een intake- en een kennismakinggesprek. Een kennismakingsgesprek is informeel en vrijblijvend. Het intakegesprek is formeler van aard en niet vrijblijvend. Over het algemeen vindt bij cliënten 4
die via een gunning binnenkomen geen kennismakingsgesprek plaats. Het eerste gesprek is dan direct de intake. Het intakegesprek handelt met name over wensen en verwachtingen. Daarnaast wordt vaak gesproken over beperkingen en mogelijkheden van de cliënt. 43% van de ondervraagde bureaus stuurt cliënten van te voren informatiemateriaal op. 23 % doet dit na of tijdens het intakegesprek. De overige bureaus geven alleen mondeling informatie. Jongeren kunnen zich het beste voorbereiden op een intakegesprek door zelfinzicht en zelfreflectie. Concrete tip hiervoor: praten met mensen in je omgeving. Rechten en plichten De meeste respondenten zijn van mening dat het UWV de hoofdverantwoordelijke is om jongeren voor te lichten over hun rechten en plichten. Omdat dit vaak onvoldoende gebeurt, nemen veel bureaus deze taak ook op zich. Van de ondervraagden vindt slechts 10% dat jongeren voldoende zijn voorgelicht. Dit hangt ook samen met het niveau van de jongeren, veel jongeren in de Wajong hebben een verstandelijke beperking. Wajong moeilijk plaatsbaar? Het UWV kwalificeert Wajongeren als zeer moeilijk plaatsbaar. Een aantal bureaus vindt dit terecht of juist zinvol omdat dit extra financiële ruimte oplevert. Plaatsbaarheid hangt volgens een aantal bureaus ook af van de motivatie van de jongeren, van de beperking en van het opleidingsniveau. Werkgevers Bijna alle bureaus geven aan een netwerk te hebben van potentiële werkgevers. Wel wordt er aangegeven dat Wajongeren vaak bij een klein bedrijf geplaatst worden en dat er steeds specifiek gezocht moet worden naar een goede passende werkgever. Alle bureaus vinden het belangrijk dat de toekomstige werkgevers op de hoogte gesteld worden van de beperking van de toekomstige werknemer. Faal- en succesfactoren Er zijn vijf factoren te onderscheiden waarom een traject niet succesvol verloopt, te weten: 1. Oorzaken bij Wajongere die niet te verhelpen zijn: hier gaat het met name om de beperking, maar ook om terugval van de jongeren. Ook gedragstoornis, leeftijd, reistijd en detentie worden genoemd. 2. Oorzaken bij Wajongere die wèl te verhelpen zijn: dit is in twee onderdelen uit te splitsen. Allereerst het gebrek aan medewerking en motivatie van de Wajongere, ten tweede het zelfinzicht en zelfbeeld. Hierbij kun je onder andere denken aan irreële verwachtingen, niet accepteren van handicap en afhaken. 3. Externe factoren op de arbeidsmarkt: hier gaat het onder andere om dat werkgevers Wajongeren niet aannemen, op de reguliere arbeidsmarkt geen plek is voor Wajongeren, werkgevers bang zijn voor (ziekte)uitval en slechte beeldvorming over Wajongeren bij werkgevers. 4. Factoren bepaald door het re-integratiebureau: slechts vijf re-integratiebureaus noemen factoren die bij de bureaus zelf liggen. (Bijvoorbeeld: grote focus op plaatsing en minder op duurzaamheid.)
5
5. Overige factoren. Hier kwamen zaken naar voren als gebrek aan financiële prikkel voor de jongeren, jongeren is nog niet toe aan werk of de volgende stap, te kort traject, et cetera. Wat kan een Wajongere zelf doen? Er is aan de re-integratiebureaus gevraagd naar suggesties voor verbetering, heel specifiek wat kunnen jongeren doen om het eigen traject te verbeteren/versoepelen. Opvallend was dat een aantal re-integratiebureaus dit niet als de taak van de Wajongeren zien, niet iets is waar ze zelf wat aan kunnen doen. Er zijn een aantal suggesties gedaan, die Wajongeren zelf op kunnen pakken. Die liggen op het gebied van: 1. Zaken die de Wajongere actief kan doen 2. De houding van de Wajongere tijdens het traject 3. Zaken waar de Wajongere vóór het traject over zou moeten nadenken Op deze vlakken is een hele rij met concrete tips geformuleerd (zie bladzijde 22). Succesvolle re-integratie? Re-integratiebureaus definiëren succes enerzijds in termen op het gebied van de uitkomst van het traject, anderzijds op het gebied van het verloop ervan. Daarom zijn de antwoorden als volgt kort in te delen: 1. Het resultaat (10 bureaus) 2. De kwaliteiten van het re-integratiebureau/re-integratieconsulent (10 bureaus, +/- 30 verschillende punten) 3. De combinatie van het re-integratiebureau en de Wajongere (6 bureaus) 4. De bijdrage van de Wajongere zelf (4 bureaus). Conclusie Er zijn door de re-integratiebureaus veel tips aangedragen voor verbetering van het reintegratietraject. Zo kunnen Wajongeren een proactieve houding aannemen en zullen werkgevers bereid moeten zijn Wajongeren in dienst te nemen. Ook van belang is dat de reintegratieconsulent ervaring heeft met Wajongeren. Dit is een specifieke doelgroep die om specifieke aandacht en specialisatie vraagt. Tot slot is het een punt van aandacht dat weinig jongeren op de hoogte zijn van hun rechten en plichten met betrekking tot re-integratie.
6
Inleiding CNV Jongeren is in januari 2007 gestart met het project Intakewijzer. Met dit project wil CNV Jongeren de arbeidsmarktpositie van Wajongeren verbeteren. CNV Jongeren werkt voor en met jongeren samen aan projecten. Daarom is er een projectgroep met jongeren met een (arbeids)beperking samengesteld die een groot deel van de uitvoering van het onderzoek en de ontwikkeling van de Intakewijzer op zich neemt. Het project Intakewijzer bestaat uit verschillende fasen. In het eerste deel van het traject heeft de projectgroep een onderzoek opgezet onder Wajongeren en re-integratiebureaus. Dit rapport is een weergave van het onderzoek onder de re-integratiebureaus. De uitkomsten van de onderzoeken zullen in een discussiebijeenkomst met de projectgroep en professionals uit de re-integratiewereld worden besproken. Uitkomsten van deze bijeenkomst zullen als basis dienen voor de ontwikkeling van de uiteindelijke Intakewijzer.
Projectgroep: de interviewers De projectgroep bestaat uit tien jongeren. Alle deelnemers hebben een (arbeids)beperking. Het is een gemêleerde groep. Zowel qua opleidingsniveau, leeftijd, woonplaats, beperking als dagbesteding. Een aantal volgen nog een opleiding, lopen stage, werken (parttime) of hebben op dit moment geen dagbesteding. De leeftijd varieert van 18 tot 31 jaar.
De respondenten De respondenten zijn medewerkers van 23 re-integratiebureaus. De medewerkers zijn in de meeste gevallen mensen die direct met Wajongeren werken, vooral in de functie van reintegratieconsulent, maar in een aantal gevallen ook als job-coach. De bureaus zijn geselecteerd op basis van lijsten van bureaus die vanuit het UWV gunningen hebben gekregen voor Wajong en bureaus die bij Boaborea bekend staan als gespecialiseerd in Wajong.
De interviews De projectgroep heeft vanaf de zomer tot half november interviews afgenomen bij de reintegratiebureaus. De jongeren hebben de interviews voornamelijk in groepjes van twee gedaan, zodat er gewisseld kon worden in rol van interviewer en notulist. Enkele interviews zijn door jongeren alleen afgenomen.
De analyse De projectgroep heeft zelf ook de analyse van het onderzoek gedaan. Met de projectgroep is gekeken hoe je kunt analyseren. De vragenlijst is vervolgens in stukjes geknipt en verdeeld onder de projectgroep. Vanuit CNV Jongeren zijn de eindconclusies getrokken en is een samenvatting geschreven.
7
De vragenlijst vooraf Het onderzoek bestond uit twee vragenlijsten. De eerste lijst is van te voren opgestuurd en ingevuld voordat het interview plaatsvond. De tweede lijst werd als handleiding gebruikt tijdens het daadwerkelijke interview. Een deel van de vragen is vooraf opgestuurd om de interviewers de mogelijkheid te geven zich goed voor te bereiden. Ook waren de vragen meer gericht op feiten als de grootte van het re-integratiebureau en de doelgroep. Vraag 1 Hoeveel vestigingen heeft uw re-integratiebureau? 1 2 (lees: 2 bureaus hebben één vestiging) 2 1 (lees 1 bureau heeft twee vestigingen) 3 3 5 2 8 2 23 1 24 2 38 1 -De volgende bureaus hebben niet het aantal vestigingen aangegeven: **1 bureau geeft werkt landelijk en geeft niet aan hoeveel vestigingen het heeft. **1 bureau heeft 1 hoofdvestiging in Groningen en 8 oproeplocaties in de 3 noordelijke provincies. **1 bureau heeft een hoofdkantoor in Groningen en daarnaast teams in Groningen, Friesland en Drenthe. Gemiddelde: 148 vestigingen 14 ingevuld Gemiddelde = 10,6 Dit is exclusief de bureaus met een ** Conclusie De meeste bureaus (10) hebben 1 tot 8 vestigingen. Er zijn 4 bureaus die meer dan 20 vestigingen hebben.
Vraag 2 Hoeveel medewerkers (in FTE) zijn binnen uw vestiging werkzaam als reintegratieconsulent? Totaal FTE: 323 1 tot 10 FTE: 8 bureaus 10 tot 20 FTE: 3 bureaus 20 tot 30 FTE: 2 bureaus 40 FTE of meer: 3 bureaus
8
Gemiddelde: 323: 17 = 19 FTE per bureau. Vraag 3 Hoeveel procent van uw cliënten is Wajonggerechtigd? 10-29% 6 bureaus 30-49% 1 bureau 50-69% 3 bureaus(incl. bureau met antwoord 60-80%) 70-89% 4 bureaus (incl. bureau met antwoord 60-80%) 90-100% 3 bureaus Eén geeft als antwoord 400 Wajongeren, maar vermeldt niet wat de verhouding is tot het totale bestand. Conclusie Er zijn 3 bureaus die bijna alleen maar Wajongeren helpen. Het klantenbestand van 6 bureaus bestaat uit minder dan de helft Wajongeren. Het is redelijk 50-50 wat betreft Wajongeren in het klantenbestand. Vraag 4 Hoe lang duurt een gemiddeld re-integratietraject voor een Wajongere? Gemiddeld tussen 1 en 1,5 jaar. Het is vaak afhankelijk van factoren. Bijvoorbeeld wat is de doelgroep, hoe snel vind je een baan. Of het traject inclusief nazorg en begeleiding is, speelt ook een rol. Vraag 5 Wat doen Wajongeren na afronding van een re-integratietraject? Vrijwilligerswerk: 10,1% Stage/werkervaringplek: 22,3% Baan: 58% Uitval: 10,2% Opleiding: 8,4% Anders: 14,6% Conclusie Een (reguliere) baan is het belangrijkste einddoel. Alle 17 bureaus vulden daar een percentage in. Eén bureau vulde 100% in bij ‘baan’. 10 bureaus gaven bij ‘baan’ 50% of meer aan. Een stage of werkervaringplek is na ‘baan’ doelstelling nummer 2; ruim 22%. Een relatief hoog percentage (ruim 10%) van de Wajongeren valt uit. Als reden wordt o.a. gegeven: door ziekte, geen werkplaats krijgen. ‘Vrijwilligerswerk’ is door 9 bureaus ingevuld. Dit lijkt een minder belangrijk einddoel te zijn. Vraag 6 Werkt u voor een specifieke doelgroep? (beperking) In totaal hebben wij 17 reacties gekregen, waarvan 1 niks heeft ingevuld. Van de 16 reintegratiebureaus werken er 8 niet doelgroep specifiek, dit komt neer op 50%. De overige 50% beantwoordde bevestigend. Hierin was nog veel verschil in doelgroepen. Psychisch: 6x (zij geven allemaal aan o.a. te werken met ASS, Autisme Spectrum Stoornis). Verstandelijk: 6x
9
Lichamelijk: 3x (waarvan 1x auditief) Overige problematiek:1 (sociaal emotionele problematiek) 75% van de re-integratiebureaus die doelgroepspecifiek werkt, werkt met mensen met een psychische beperking, 75% werkt ook met verstandelijk beperkten, 38% houdt zich bezig met lichamelijke beperkingen en 13% houdt zich ook bezig met doelgroepen met een andere problematiek. Vraag 7 Heeft u een klachtenregeling? Alle respondenten geven aan een klachtenregeling te hebben. Vraag 8 Heeft u een tevredenheidsonderzoek uitgevoerd onder uw cliënten? Alle respondenten hebben een tevredenheidsonderzoek uitgevoerd. Vraag 9 Bent u een commerciële of non-profit instelling? 5 van de 17 respondenten geven zelf aan te werken op non-profit basis en 11 op commerciële basis. (1 re-integratiebureau gaf geen antwoord op deze vraag) Dit komt erop neer dat 30% op non-profit basis werkt, 65% werkt op commerciële basis en van 5% is dit niet bekend.
10
Het interview Algemeen Vraag 1 Wat is uw functie? Van de 23 respondenten hebben er 9 een duo-functie. Hieronder blijkt dat de jobcoach de meest genoemde functie is. Jobcoach
12
37,5%
Re-integratieconsulent Teamleider/ Manager
6 6
18,8% 18,8%
Loopbaanbegeleider Directeur Trainer/ Cursusleider Senior Mobiliteits Coach
3 3 1 1
9,4% 9,4% 3,1% 3,1%
32 100,0%
Vraag 2 Hoe komen cliënten bij u binnen? Aantal gem.per ri-bedrijf totaal UWV
22
95,7%
33,8%
Hulpverleningsorganisaties
12
52,2%
18,5%
Gemeentes
10
43,5%
15,4%
Cliënten nemen zelf contact op
10
43,5%
15,4%
Scholen
6
26,1%
9,2%
Bedrijven
5
21,7%
7,7%
65
23
100,0%
Bijna bij alle reïntegratiebureaus komen cliënten via het UWV (aanbesteding, gunningen, IRO) binnen. Verder krijgt het reïntegratiebureau cliënten binnen via hulpverleningsorganisaties, met name via MEE en GGZ instellingen.
11
Werkwijze Vraag 3 Stel, ik kom binnen en wil graag een re-integratietraject bij jullie volgen. Wat gebeurt er dan? Het traject zal beginnen met een intake of oriënterend kennismakingsgesprek. (Zie voor specificatie vraag 15 e.v.). Negen van de 21 respondenten geeft aan dat er een plan opgesteld wordt. Vijf respondenten kijken eerst naar de financiën. Bijvoorbeeld of iemand recht heeft op Wajong en op die manier het traject gefinancierd kan krijgen. Hierbij is belangrijk te vermelden dat drie bureaus aangeven te beginnen met het traject voordat de goedkeuring van het UWV binnen is. Zij willen hier niet op wachten. Noemenswaardig is verder dat drie bureaus bij de klant thuis komen en twee bureaus geven aan eerst te bekijken of de cliënt wel bij hen aan het juiste adres is of niet beter naar een ander (gespecialiseerd) bureau kan gaan. Vraag 4 Hoeveel invloed heeft een cliënt op zijn/haar traject? De antwoorden die de respondenten geven, lijken veel op elkaar, namelijk dat cliënten veel invloed hebben op hun traject. Cliënten zijn regisseur, de consulenten begeleiden. Er wordt samen een trajectplan opgesteld. Indien nodig worden kleine stappen in het traject genomen. Anderen gaan vanaf het begin al kijken of iets realistisch is en niet mee met de wensen van de cliënt zoals boven beschreven. één respondent geeft aan dat er veel gesprekken zijn in de eerste 3 maanden als cliënt nog niet weet wat hij/zij wil gaan doen. één respondent geeft aan dat als jongeren drank en drugs blijven gebruiken, ze bijna niet te begeleiden zijn naar werk. één respondent geeft aan dat het voor de cliënt belangrijk is om te weten wat hij/zij wil en wat hij van het re-integratiebureau verwacht. Vraag 5 Welke soorten trajecten kunnen cliënten bij u volgen? De meeste trajecten zijn individueel en één op één. Vier bureaus hebben een standaard traject. Een aantal bureaus hebben een aantal verschillende trajecten, afhankelijk van hoe de cliënt binnen komt: via UWV (aanbestedingen), IRO of werkgevers. Eén bedrijf heeft zelf een eigen methode ontwikkeld. Vraag 6 Kunt u de trajecten beschrijven? Naast begeleiding geven twaalf respondenten aan dat er mogelijkheden zijn voor cursussen of trainingen. Dit varieert van een cursus Microsoft Word tot assertiviteitstraining. Eén respondent geeft specifiek aan geen trainingen of cursussen aan te bieden. Negen respondenten geven aan met jobcoaching te werken en vijf bureaus werken met een stage om werkervaring op te doen. Noemenswaardig: één respondent geeft aan vrijwilligerswerk in te zetten in het traject om ervaring op te doen.
12
Vraag 7 Zijn de trajecten doelgroepspecifiek? Ja 14 60,9% Geen mening 2 8,7% Nee 7 30,4% 23 100,0% Voor deze vraag is het moeilijk echt ja of nee te antwoorden. Omdat het er bij ieder reïntegratiebureau eigenlijk op neer komt dat het traject wordt aanpast op hun cliënten. Maar bij de meeste reïntegratiebureaus zijn de trajecten doelgroepspecifiek. Dat betekent dat ze gericht zijn op een bepaalde doelgroep. Vraag 8 en 9 Hoe zien de trajecten eruit als u cliënten krijgt aangedragen vanuit het UWV met gunningen, respectievelijk via een IRO? Alle bureaus, op een na, hebben dezelfde trajecten voor IRO’s en gunningen. Het komt voor dat bureaus geen gunningen krijgen (6 bureaus) of geen IRO doen (4 bureaus). Conclusie: De manier van trajectfinanciering heeft geen gevolgen voor de cliënt. Vraag 10 Werkt u individueel of in groepen? 21 respondenten geven aan individueel te werken met cliënten. Waarbij een aantal aangeven wel in groepsverband trainingen te geven. De terminologie binnen de bedrijven is anders (werkgroep, workshop, cursus etc.), maar voorbeelden van trainingen die gegeven worden zijn sollicitatietraining, sociale vaardigheden, assertiviteit, Libermann, omgaan met schulden etc. Verdere kanttekeningen die geplaatst worden, zijn dat er juist met Wajongeren alleen individueel gewerkt wordt. Als er wel in groepsverband gewerkt wordt, moet de groep bij elkaar passen wat betreft hulpvraag, IQ, problematiek etc. Eén respondent geeft aan dat ze soms specifiek mensen matchen die van elkaar kunnen leren als een soort vakman en leerling. Vraag 11 Krijgt een cliënt een vaste consulent? 21 respondenten geven aan dat er gewerkt wordt met een vaste begeleider/consulent. 1 respondent geeft aan dat ze met een duo werken als hoofdbegeleider en een tweede begeleider. 1 geeft aan dat dit tot de plaatsing wel zoveel mogelijk is, maar dat daarna meestal wel een switch is naar een jobcoach en dat het werken met vaste consulent geen eerste prioriteit heeft binnen de organisatie. Verder wordt er door een aantal respondenten opgemerkt dat door externe factoren soms vaste begeleiding niet mogelijk is (zoals zwangerschap, ernstige ziekte, uitdiensttreding van de consulent). Dit geldt uiteraard voor alle ondervraagden. 1 respondent geeft aan voor een vaste vervanger te zorgen. 13
2 respondenten geven aan eventueel na de intake nog te wisselen als een consulent specifieke ervaring of kennis niet in huis heeft en een collega wel. 1 respondent geeft aan dat er een match moet zijn tussen consulent en cliënt. 1 respondent geeft aan dat er na een jaar een evaluatie is en er eventueel gewisseld wordt. 1 respondent geeft aan dat sommige onderdelen bijvoorbeeld een groepstraining, door een ander gegeven kan worden. Vraag 12 Wat zijn de mogelijkheden als de cliënt ontevreden in met de consulent? Zeven respondenten geven aan dat er binnen hun bedrijf een officiële klachtenregeling is, maar uit de vragenlijst van te voren blijkt dat alle bedrijven een klachtenregeling hebben. De ondervraagde respondenten geven aan dat er vaak wel een mogelijkheid is voor de cliënt dat er van consulent gewisseld kan worden. Eén respondent geeft aan dat jongeren met een licht verstandelijke beperking of met gedragsproblemen vaak roepen dat ze ontevreden zijn. Ze gaan niet gelijk in op de ontevredenheid. Als er een goede reden is kan er gewisseld worden. Twee respondenten geven aan dat soms vanuit speciale problematiek (bijv. meisje met incestverleden) of geloofsovertuiging er voorkeur kan zijn voor het geslacht van de consulent. In het algemeen kan gesteld worden dat veel respondenten eerst met de cliënt in gesprek gaan en de mogelijkheid bestaat om te wisselen van consulent. Eén respondent geeft aan dat er binnen hun bedrijf maar twee consulenten zijn en dat er dus niet veel keus is. Een ander geeft aan dat een cliënt al 4 keer een andere consulent heeft gekregen en dat dit dus ook niet altijd de oplossing is. Drie respondenten geven aan dat er nog nooit een cliënt een klacht heeft ingediend. Eén respondent geeft aan als antwoord op de vraag dat de mogelijkheden legio zijn. Dat er een klik moet zijn en dat je in een team (consulent/cliënt) het beiden moet zien zitten. Vraag 13 Welke informatie ontvangt u van het UWV over uw cliënten? 18 respondenten geven aan een re-integratievisie te ontvangen van het UWV. 1 respondent geeft aan niets te ontvangen. 1 respondent geeft aan hier nog geen ervaring mee te hebben, omdat ze geen gunningen hebben. 1 respondent geeft aan alleen het Wajong formulier te ontvangen. 1 respondent geeft aan dat het aan de arbeidsdeskundige ligt wat ze binnen krijgen. 1 respondent geeft aan dat alle relevante stukken worden opgevraagd. Conclusie: iets meer dan 75 procent ontvangt een re-integratievisie van het UWV. Verder geven de respondenten het volgende aan: 8 respondenten geven aan dat ze weinig of te beknopte informatie ontvangen. Men vindt dat er te weinig informatie staat in de re-integratievisie. 6 respondenten geven aan dat ze meer informatie opvragen bij het UWV of bij andere instellingen. Ook kan er onderzoek gedaan worden in het sociale netwerk van de cliënt. Hiervoor vragen ze eerst toestemming van de cliënt.
14
3 respondenten geven aan zo min mogelijk te doen met de gegevens die ze binnen krijgen. De redenen hiervoor zijn verschillend. 1 respondent geeft aan uit te willen gaan van de mogelijkheden van de cliënt. Een ander geeft aan zo veel mogelijk aan de cliënt zelf te willen vragen om zo een vertrouwensrelatie op te bouwen. De derde reden is om zo blanco mogelijk het gesprek in te gaan. 2 respondenten geven aan van andere instanties meer informatie te ontvangen. Bijvoorbeeld via MEE of de gemeente. 2 respondenten geven aan dat als iemand met een IRO binnenkomt, ze weinig tot geen informatie krijgen. 1 respondent geeft aan ook een geneeskundig rapport te ontvangen. Conclusie: 33 % van de respondenten vindt dat ze te weinig informatie ontvangen. Van deze acht respondenten vraagt 50% meer informatie aan. De meeste bureaus krijgen een re-integratievisie van de arbeidsdeskundige. Hier staat niet genoeg in en daarom worden er vaak andere gegevens opgevraagd. Bijvoorbeeld een functiemogelijkheden lijst of testuitslagen. In de re-integratievisie staat weinig persoonlijke informatie over de cliënt. Ook de medische gegevens staan er niet in vermeld. Toch was er een bureau bij dat wel medische gegevens binnen kreeg. Normaal gesproken is dat niet gebruikelijk. Een aantal bureaus vind dit lastig, omdat het voor hen onduidelijk is wat een cliënt wel of niet kan. Vraag 14 Welke informatie koppelt u terug naar het UWV? Deze vraag is lastig te analyseren, omdat er heel veel verschillende antwoorden zijn. Ook gebruiken re-integratiebureaus veel verschillende namen voor hun plan om een Wajongere te plaatsen. Dit varieert van trajectplan, plaatsingsplan, re-integratieplan, arbeidsreintegratieplan, projectplan tot het persoonlijk ondersteuningsplan (dit laatste plan wordt geschreven wanneer een Wajongere nog niet aan een traject toe is). Voordat de bureaus met re-integratie kunnen beginnen moeten ze eerst een plan van aanpak indienen. Hier staat in hoe ze de Wajongere aan het werk gaan helpen. Wat ook kan is dat een re-integratiebureau een Wajongere krijgt die ze nog niet kunnen begeleiden. Dan moet dat ook teruggekoppeld worden naar het UWV. Daarnaast is er een verschil in een IRO-aanvraag of een Wajongere die door het UWV aangemeld is. Rapportages vinden plaats om de 6 maanden, maar bij een IRO om de drie maanden. Sommige bureaus geven aan om de 3 maanden rapportages te sturen, het is dan niet duidelijk of het om een IRO gaat. In het algemeen worden de volgende zaken naar het UWV gecommuniceerd: 1. Plan van aanpak (dit moet goedgekeurd worden door het UWV) 2. Voortgangsverslagen (om de zes maanden, bij IRO om de drie maanden) 3. Eindrapportage/plaatsingsrapportage. Deze rapportage kan ook een aanvraag bevatten voor een vervolg (bijvoorbeeld jobcoaching)of indien een cliënt niet geplaatst is een vervolgadvies. 4. Of een cliënt wel of niet op komt dagen en zich aan de afspraken houdt. 5. Als er van een plan afgeweken moet worden is er ook extra contact. 6. Velen hebben daarnaast ook nog telefonisch contact. Dit is optioneel.
15
Verdere conclusies: Negen respondenten geven aan regelmatig contact te hebben met het UWV (meestal een arbeidsdeskundige). Twee van de negen geven daarnaast nog extra aan dat het contact met het UWV goed is. Zes respondenten geven aan dat de cliënt alles wat gerapporteerd wordt moet ondertekenen. Vijf respondenten geven aan dat ze het moeten melden wanneer een cliënt zich niet aan de afspraken houd of meerdere keren niet komt opdagen op een gesprek. Conclusie De re-integratiebureaus zijn verplicht om een plan van aanpak naar het UWV te sturen. Krijgen ze goedkeuring voor hun plan, dan kan het traject starten. Om de 6 maanden moeten ze melden hoe het er met hun plan (en cliënt) voorstaat. Als er wijzigingen zijn in het plan moeten ze dit ook doorgeven. Daarnaast is het per bureau erg verschillend hoeveel contact ze met het UWV hebben. Ongeveer 39 procent heeft regelmatig telefonisch contact met een arbeidsdeskundige van het UWV. Slechts een aantal bureaus gaven specifiek aan wat er in hun verslagen komt. Tot slot opvallend: Eén respondent gaf aan dat wanneer een cliënt niet tevreden is met de informatie die naar het UWV gestuurd wordt, hij zelf een brief toe mag voegen. Deze wordt dan weer door de consulent ondertekend.
16
Intakegesprek Vraag 15 Maken jullie onderscheid tussen een kennismakingsgesprek en een intakegesprek ? Zo ja, wat is het verschil? Nee, er is geen verschil: 2 bureaus Soms: 2 bureaus Ja, bij IRO informeel/ vrijblijvend. Bij aanbesteding/UWV geen kennismakingsgesprek niet vrijblijvend: 7 bureaus Ja, kennismakingsgesprek informeel, Intakegesprek formeel: 6 bureaus Overig: 5 bureaus. Conclusie 59% van de bureaus maakt zeker verschil tussen een kennismakings- en een intakegesprek. De kennismaking is informeel en vrijblijvend van aard (27%), wat ook bij een IRO het geval is (32%). Een intakegesprek is formeel/ niet vrijblijvend (27%). Bij een aanbesteding via het UWV is er geen kennismakingsgesprek en is het intakegesprek bindend (32%). In vijf van de gevallen is het onduidelijk in welke categorie ze vallen. 9% van de bureaus zegt geen onderscheid te maken tussen een kennismaking en intake. Vraag 16 Hoe verloopt een intakegesprek? Waar wordt over gesproken? Antwoord categorieën: Wederzijdse wensen en verwachtingen 7 keer genoemd = 30% Algemene gegevens, beperking/ mogelijkheden 4 keer genoemd = 17% Bovenstaande samen 7 keer genoemd = 30% Afhankelijk van IRO of aanbesteding UWV 2 keer genoemd = 10% Overig; niet elders onder te brengen 3 keer genoemd = 13% Conclusie Een gelijk aantal bureaus geeft aan ‘wederzijdse verwachtingen en wensen’ en ‘ algemene gegevens, beperkingen/ mogelijkheden’ samen met de cliënt te bespreken tijdens het intakegesprek. Beide zijn 30% van het totaal. Hierbij is de invulling van de algemene gegevens zeer breed (ook opleiding, werkervaring, interesses/hobby’s etc. vallen onder deze noemer). 2 bureaus maakten onderscheid tussen een IRO en aanbesteding van het UWV. Van drie antwoorden kon niet worden opgemaakt in welke categorie ze vallen: ‘een intakegesprek is dieper’ of ‘veel specifieker, met plan van aanpak’. Vraag 17 Krijgen jongeren schriftelijk voorlichtingsmateriaal voordat ze een intakegesprek hebben? Zo ja, waarover? Mogen we een setje meenemen? 43 procent van de re-integratiebureaus stuurt van te voren informatiemateriaal op. De reintegratiebureaus zijn erg verschillend in het geven van voorlichtingsmateriaal. Van hele informatiepakketten tot alleen maar een klachtenreglement.
17
Overige bureaus: Er zijn zes bureaus die tijdens of na het gesprek nog een folder/brochure meegeven. Eén bureau geeft tijdens het gesprek een agenda aan de cliënt voor alle afspraken. Van de drie respondenten die geen voorlichtingsmateriaal opsturen, stuurt één bureau wel een formulier toe vóór het gesprek. Een van de bureaus, die alleen mondelinge toelichting geeft, geeft de cliënt wel een klachtenreglement mee. Conclusie Drieënveertig procent van de ondervraagde bureaus sturen voor het intakegesprek een voorlichtingspakketje. Na of tijdens het intakegesprek geeft nog eens 23 procent van de ondervraagden een pakketje of brochure aan hun cliënt. Dertien procent geeft alleen mondelinge voorlichting. Vraag 18 Zijn jongeren op de hoogte over hun rechten en plichten? Ja, altijd: 1 bureau Ja, vaak: 1 bureau Soms wel, soms niet (verstandelijk beperkt+moeilijk lerend niet): 6 bureaus Niet altijd: 8 bureaus Nee: 4 bureaus Overig: 3 bureaus Conclusie Het merendeel van de cliënten is niet voldoende op de hoogte van hun rechten en plichten. Dit hangt ook samen met het niveau van de cliënten (verstandelijke beperking of moeilijk lerend). Wanneer het UWV ze hiervan op de hoogte stelt, blijkt het veel te ingewikkeld te worden uitgelegd. Als er gekeken wordt naar de volgende vraag (19) kan er geconcludeerd worden dat het UWV de voorlichting betreffende de regel- en wetgeving voor een grote groep Wajongeren dient te vereenvoudigen. Vraag 19 Wiens taak is het om de cliënten voor te lichten over regels, rechten en plichten? UWV: 8 bureaus Re-integratiebureau: 7 bureaus Gedeelde verantwoordelijkheid van UWV en re-integratiebureau: 3 bureaus Formeel taak UWV, maar door tekort schieten ook re-integratiebureau: 4 bureaus Overig: 2 bureaus Conclusie Door iets meer dan de helft (54%) van de ondervraagden wordt het UWV (formeel) gezien als het verantwoordelijke uitvoeringsorgaan om voorlichting te geven aan hun cliënten, maar door onvoldoende informatievoorziening, wordt in de praktijk de wet- en regelgeving ook nog door het re-integratiebureau besproken. Bijna 1/3 (32%) vindt dat het re-integratiebureau de taak heeft haar cliënten voor te lichten over de wet- en regelgeving.
18
Daarnaast is er nog een deel (14%) dat vindt dat er een gedeelde verantwoordelijkheid is van het UWV, re-integratiebureaus en in sommige gevallen overige instanties (zoals de wetgever of het ministerie van Sociale Zaken). Vraag 20 Hoe kunnen Wajongeren zich voorbereiden op het eerste gesprek bij een reintegratiebureau? Het meest gegeven antwoord op deze vraag is: ‘Van te voren nadenken over wat de wensen, doelen, mogelijkheden en beperkingen van de Wajongeren zijn’. Het wordt soms iets anders geformuleerd, maar het hebben van zelfinzicht en zelfreflectie wordt door 12 bureaus (67%) als goede voorbereiding genoemd. Ook ‘nadenken over verwachtingen (zowel over traject, als bureau, als toekomst)’ werd daarnaast 5 keer genoemd. Er zijn een aantal dingen die Wajongeren concreet kunnen doen: • Praten met omgeving/ouders/vrienden/begeleiders (over jezelf, kwaliteiten en beperkingen, wensen, doelen, werk): 5 keer gegeven als tip • Website bekijken/op internet lezen over het bureau: 4 keer • Briefje maken met vragen en opmerkingen: 2 keer • Volledig CV maken (zelfreflectie opschrijven): 2 keer • Verschillende bureaus vergelijken/spreken: 2 keer • Iemand meenemen naar intake: 1 keer • Open en eerlijk zijn tijdens intake: 1 keer • Advertenties zoeken: 1 keer In het algemeen werd nog aangegeven dat een Wajongere zichzelf ‘serieus moet nemen’ (2 x) en ‘niet meteen met elk bureau in zee moet gaan’ (3 x). Ook moeten Wajongeren soms formulieren meenemen (zoals kopie ID, opleiding, ingevulde vragenlijsten) (3 x). ‘Kennis over rechten en plichten’ werd 1 x genoemd als handig ter voorbereiding. In elk geval niet ‘blanco instappen’ en ‘afwachtend zijn uit onwetendheid’ (beide 1 x genoemd, maar dat is ook de tegenhanger van de 12 opmerkingen over nadenken/zelfreflectie). De vraag is ook een aantal keer verkeerd opgevat of niet beantwoord met concrete tips ter verbetering van de voorbereiding. Hieronder vielen de antwoorden: ‘Geen speciale voorbereiding nodig, intake is juist om zaken te verhelderen’ (5 maal), en ‘we verwachting medewerking’ (1 x).
19
Succesfactoren Vraag 21 Niet voor alle Wajongeren is een re-integratietraject succesvol. Hoe komt dit? Er zijn vijf hoofdfactoren te onderscheiden waarom een traject niet succesvol verloopt, te weten: 1. Oorzaken bij Wajongere, die niet te verhelpen zijn 2. Oorzaken bij Wajongere, die wèl te verhelpen zijn 3. Externe factoren op de arbeidsmarkt 4. Factoren bepaald door het re-integratiebureau 5. Overige factoren. Uitwerking hoofdfactoren: 1: Bij factoren die bij de Wajongeren horen, maar niet door henzelf of door anderen te verhelpen zijn, wordt ‘een te grote beperking’ het meest genoemd (6 keer). Ook ‘terugval’ is een veel genoemde factor (4 maal). Daarnaast werden ‘leeftijd’ en ‘combinatie leeftijd en handicap’, ‘gedragsstoornis’, ‘detentie’ en ‘reistijd’ allemaal 1 maal genoemd. 2: Bij factoren die wel te verhelpen zijn door Wajongeren (of anderen), wordt ‘gebrek aan motivatie’ het meest genoemd (9 keer). Dit was de meest genoemde reden voor het mislopen van het re-integratietraject. ‘Irreële verwachtingen’ werd ook vaak genoemd (6 keer). Het ‘niet accepteren handicap’ werd net als ‘afhaken/verdwijnen/verhuizen’ (3 keer) genoemd. Daarnaast werden nog genoemd: ‘niet nakomen van afspraken’, ‘angst voor werk’, ‘verkeerde vrienden/puberaal gedrag’, ‘het ontbreken van tweerichtingsverkeer tussen bureau en Wajongere’ en ‘slecht zelfbeeld’ (alles 1 keer). Nog korter samengevat: ‘gebrek aan medewerking en motivatie’ werd 16 keer genoemd, en ‘slecht zelfinzicht en -beeld’ werd 11 keer genoemd. 3: Bij arbeidsmarktfactoren werd ‘werkgevers nemen Wajongeren niet aan’ het meest genoemd (3 maal). ‘Er zijn te weinig banen’ werd 2 keer als reden genoemd. Verder werd aangegeven dat ‘er geen plek is voor Wajongeren op de reguliere arbeidsmarkt’, ‘bedrijven de nadruk leggen op de moeilijkheden’, ‘werkgevers bang zijn voor ziekte’, ‘werkgevers soms weigeren een contract aan te bieden’, ‘er slechte beeldvorming is over Wajongeren bij werkgevers’ en ‘er maatwerk nodig is, want er zijn geen leuke banen voor Wajongeren en dan houden ze het werk niet vol’. Al die specificaties werden 1 keer gegeven. Samenvattend werden arbeidsmarktfactoren 11 maal genoemd als reden voor het mislukken van het traject. 4: Re-integratiebureau-factoren werden in totaal 6 oorzaken genoemd, alles 1 maal: ‘geen klik met de jobcoach’, ‘commerciële bureaus zijn niet klaar voor Wajongeren’, ‘te veel gefocust zijn op het plaatsen, niet op duurzaamheid’, ‘slecht doorvragen tijdens intake/voortraject’, ‘niet kijken wat past bij cliënt’, en ‘bureau strijkt extra geld op door de moeilijk plaatsbaarheidsstatus van de Wajongeren, maar doet dan daarna geen moeite meer voor Wajongeren’. Overigens waren er maar 5 re-integratiebureaus die factoren noemden die bij de bureaus zelf liggen.
20
5: Bij overige factoren werden 15 dingen genoemd die slecht elders onder te brengen zijn. Het meest werd genoemd: ‘gebrek aan financiële prikkel’, ‘Wajongere is nog niet toe aan werk/volgende stap’ en ‘er is een andere uitkomst dan werk (o.a., school, onbetaald werk of werkervaringsplaats)’ (alle drie 3 maal). Verder werden ‘traject is te kort, verlenging nodig’, ‘te hoge verwachtingen/inschatting van het UWV’ en ‘gebrek aan werkervaring en basisvaardigheden’ alle drie 2 maal genoemd. Ten slotte werden nog genoemd: ‘privésituatie’, ‘samenloop van omstandigheden’, ‘gebrek aan scholing’, ‘geen steun van het sociaal netwerk’, ‘te veel wetten en regels rond Wajongeren’, ‘gebrek aan positieve verhalen’, ‘gebrek aan maatwerk van het UWV’, ‘er is geluk nodig bij het vinden van een baan’, en ‘werken of plaatsen is niet haalbaar’ (alles 1 keer).
Vraag 22 Heeft u suggesties voor verbetering? Wat kan een wajongere doen om zijn eigen traject te verbeteren/versoepelen? Er werden door de re-integratiebureaus opmerkingen gemaakt, die niet tot de taak van de Wajongeren behoren, of waar ze niets aan kunnen doen. Er werden echter ook een aantal suggesties gedaan, die Wajongeren wel op kunnen pakken. Die liggen op het gebied van: 1. Zaken die de Wajongere actief kan doen 2. De houding van de Wajongere tijdens het traject 3. Zaken waar de Wajongere vóór het traject over zou moeten nadenken Alle suggesties omgezet in concrete, uitvoerbare tips: 1. Dingen die de Wajongere actief kan DOEN: • Zoek uit wat je rechten en plichten zijn (3 maal genoemd) • Kies zelf voor een re-integratietraject, vraag een IRO aan (2 x) • Zoek zelf een bureau uit dat gespecialiseerd is in je beperking (1 x) en dat bij je past (3 x) • Vergelijk bureaus door websites te bekijken en door gesprekken met anderen (1 x) • Werk aan je sociale vaardigheden (1 x) • Bouw je eigen netwerk op (1 x) • Zorg voor een goed beeld van jouw mogelijkheden op de arbeidsmarkt (1 x) • Zorg voor een stabiele basis: ‘geen drugs en drank, vaste verblijfplaats, normaal dagen nachtritme’ (2 x) • Bereid je goed voor op de intake (1 x) • Neem, als je dat hebt, je portfolio mee tijdens de intake (1 x) • Geef, tijdens het gesprek, aan wat je beperking voor gevolgen heeft voor allerlei situaties (1 x) 2. Over de houding van de Wajongere tijdens het traject, zeiden 17 bureaus iets. De volgende zaken werden genoemd: • Communicatieve instelling hebben (5 maal genoemd) • Niet bang zijn om te falen: ‘durf te proberen en te leren, leg de lat niet te hoog, wees tevreden met (kleine) deelresultaten, stapje terug - stap vooruit’ (5 x) • Gemotiveerd zijn (5 x) • Stel je actief op tijdens het re-integratietraject (4 x) • Neem je verantwoordelijkheid (4 x)
21
• • • • • •
Houd de regie in eigen handen (4 x) Sta open voor andere mogelijkheden, voor andere beroepen (3 x) Betrouwbaar zijn, afspraken nakomen, eerlijk zijn (2 x) Meewerkend, samenwerkend opstellen, zelf investeren in traject (2 x) Laat je goed informeren, neem zelf initiatief (2 x) Niet afwachtend (vrijblijvend) opstellen, laat je niet pushen (1 x)
3. Er werden veel zaken genoemd die liggen op het gebied van het hebben van zelfinzicht en in staat zijn tot zelfreflectie. Om dit concreet te maken heb ik het ‘vertaald’ naar dingen waar een Wajongere, vóór de start van het traject over zou moeten nadenken. Een aantal van deze dingen zorgt voor de houding van de Wajongere die bureaus graag zouden zien en een aantal dingen vormt een voorbereiding voor de dingen die de Wajongere kan gaan doen. • Breng je mogelijkheden in kaart (o.a. je mogelijkheden op de arbeidsmarkt, maar ook je kwaliteiten op persoonlijk vlak, denk na over wie je bent). • Breng je beperkingen in kaart (denk na over wat je niet kunt door je handicap, kijk wat je beperking voor gevolgen heeft in verschillende situaties en kijk wat je nodig hebt om te kunnen functioneren). • Breng je wensen en verlangens in kaart (denk na over wat je wilt, wat je dromen zijn, wat je hoopt, hoe je je toekomst ziet). • Breng je vaardigheden in kaart (o.a. je sociale vaardigheden, denk na over wat je kunt en wat je al bereikt en gedaan hebt in je leven). • Breng je verwachtingen in kaart (concreet vertalen van wensen naar wat je hoopt met het traject te bereiken, denk na over waarom je het traject wilt, en waarom bij dit bureau en waarom nu, etc). • Denk over deze 5 punten na, zorg voor een realistisch beeld en breng je inzichten over jezelf in tijdens het intakegesprek. Eigenlijk is het verkrijgen van een goed beeld over jezelf de beste voorbereiding voor een intake, en de beste garantie voor een succesvol re-integratietraject. Al deze zaken werden 1 maal genoemd, vaak niet eens zo concreet. De overkoepelende noemer ter verbetering van het traject was vooral ‘heb inzicht in jezelf zoals je bent’ en ‘wees in staat om naar jezelf te kijken en daar verandering in te brengen’. Vraag 23 Het UWV kwalificeert Wajongeren als zeer moeilijk plaatsbaar. Wat vindt u hiervan? 5 bureaus zijn het hiermee eens. 7 bureaus zijn het hier niet mee eens. 11 bureaus zijn gematigd. Hiervan neigen 4 naar oneens en 2 naar eens. De overige 5 geven aan redenen te kennen die de stelling bekrachtigen en vice versa. 7 bureaus geven aan dat de kwalificatie positief is omdat er dan meer financiën beschikbaar zijn (bijvoorbeeld voor een uitgebreider traject). Opvallend: 3 bureaus geven aan dat de plaatsing makkelijker is naar mate de Wajongere gemotiveerder is.
22
3 bureaus geven aan dat plaatsbaarheid ook afhangt van de beperking. 2 bureaus geven aan dat het opleidingsniveau belangrijk is voor de plaatsbaarheid. Vraag 24 Heeft u de beschikking over een netwerk van werkgevers waar u makkelijk Wajongeren kunt plaatsen? In de interviews geven 20 van de 23 re-integratiebureaus aan een netwerk te hebben van werkgevers waar Wajongeren makkelijk geplaatst kunnen worden. Het netwerk bestaat vaak uit contacten van de consulent. Bijvoorbeeld een werkgever waar al eerder een cliënt is geplaatst en collega’s die andere werkgevers kennen. Er is één bureau onderdeel van een internationale organisatie, hierdoor ontstaat er een groot netwerk. Er zijn 3 bureaus die geen netwerk hebben. Deze bureaus hebben net als de andere goede contacten met de bedrijven waar al eerder een cliënt is geplaatst. Eén van de bureaus zonder netwerk geeft aan werkplekken te zoeken via acquisitie. Bureaus met en zonder netwerk geven aan dat jongeren vaak bij een klein bedrijf worden geplaatst. Er zal dan per plaatsing gezocht moeten worden naar nieuwe bedrijven. Een groot netwerk wil niet per definitie zeggen dat het makkelijk plaatsen is, want er moet altijd naar goede werkplek gezocht worden. Niet iedere plek is geschikt. Het plaatsen van Wajongeren is maatwerk. Vraag 25 Als u een cliënt voorstelt aan een potentiële werkgever, wat vertelt u dan over de beperking van de cliënt? Het vertellen over de beperking wordt erg belangrijk gevonden. 20 bureaus doen dit in overleg met de cliënt. Hierbij wordt wel gekeken wat relevant is voor de functie en/of werkplek. Vanuit de bureaus wordt geadviseerd om hier open en eerlijk in te zijn. Een aantal stimuleren dat de cliënt het zelf vertelt. Eén van de bureaus legt de nadruk op de belang van de werkgever en niet specifiek op de privacy cliënt. Als de cliënt niet wil dat erover de beperking wordt gesproken, dan proberen de meeste bureaus de persoon er van te overtuigen dat het beter is om wel te doen. Eén bureau geeft aan dat, ondanks dat de visie van de cliënt anders kan zijn, de werkgever wel geïnformeerd wordt over de relevante informatie. Dit kan direct zijn, of indirect met bijvoorbeeld een opmerking. Vraag 26 Een werkgever kan diverse kortingen en premies en ondersteuning ontvangen wanneer zij een Wajongere in dienst neemt. In hoeverre helpt u de werkgever hierbij? Over de regelingen en dergelijke wordt voorlichting gegeven door 21 van de 23 bureaus. Van de andere twee is dit niet bekend. We kunnen er vanuit gaan dat nagenoeg alle bureaus dit doen. Per bureau is het verschillend hoe dit gedaan wordt. Dit kan alleen een informatiepakketje zijn, maar vaak gebeurt dit in een gesprek. Veel bureaus helpen met regelen waar nodig. Dit is vaak het geval bij loondispensatie, dit kost redelijk wat tijd en het aanvragen kan lastig zijn.
23
Vraag 27 Wat maakt, volgens u, een re-integratietraject succesvol? Re-integratiebureaus definiëren succes enerzijds in termen op het gebied van de uitkomst van het traject, anderzijds op het gebied van het verloop ervan. Daarom zijn de antwoorden als volgt kort in te delen: 1. Het resultaat (10 bureaus) 2. De kwaliteiten van het re-integratiebureau/re-integratieconsulent (10 bureaus, +/- 30 verschillende punten) 3. De combinatie van het re-integratiebureau en de Wajongere (6 bureaus) 4. De bijdrage van de Wajongere zelf (4 bureaus) Het geheel overziend, zou geconcludeerd kunnen worden dat volgens de re-integratiebureaus de Wajongere erg weinig invloed heeft op het succesvol verlopen van zijn of haar eigen traject en dat het resultaat vooral afhangt van de competenties van degene die de Wajongere begeleidt. Er werden door slechts 4 bureaus opmerkingen gemaakt over wat de jongeren zelf kunnen doen, en dan werd ook nog regelmatig hetzelfde gezegd. Aan de andere kant werd categorie 2 strikt gesproken door slechts 10 bureaus naar voren gebracht, maar daar werden zeer veel verschillende dingen over gezegd. Opvallend is dat bureaus succes veel vaker aan zichzelf toeschrijft en minder aan factoren die Wajongeren zelf kunnen beïnvloeden. Omdat er zo veel verschillende dingen gezegd werden, en bovenstaande indeling wel heel grof is, een verdere uitwerking: 1. Resultaat is in de eerste plaats betaald werk, maar daarnaast ook onbetaald bezig zijn (in welke vorm dan ook) en persoonlijke groei. Resultaat werd door 8 bureaus gedefinieerd als ‘betaald werk’, en door 3 (van die 8) ook als ‘onbetaald werk, scholing, werkervaringsplaats’. Door 5 re-integratiebureaus (3 ervan horen bij de eerder genoemde 8, 2 zeiden het los van betaald werk) werd echter ook ‘iets leren, ervaring rijker zijn, persoonlijke groei, ontwikkeling van Wajongere, positiever zelfbeeld’ genoemd als een positief resultaat. Echter, wanneer een re-integratiebureau in het interview onbetaald werk of persoonlijke groei als positief resultaat aanmerkte, werd er door 3 van de 7 bureaus die dat deden, ook aangegeven dat dit strijdig was met de definitie van positief resultaat van het UWV. Eén bureau merkte zelfs op dat dit wel het einde van het reintegratietraject betekende, en dat zij er dan mee ophielden. 2. Bij deze categorie werden zeer veel zaken genoemd (>25 punten), die te onderscheiden zijn in opmerkingen die betrekking hebben op de werk- en zienswijze van het reintegratiebureau, en opmerkingen die meer refereerden aan de kwaliteiten en competenties van de consulent die de Wajongere begeleidt. Over competenties van de consulent werden door 10 bureaus opmerkingen gemaakt, maar daarbij werden veel verschillende dingen genoemd. Bijvoorbeeld: ‘positieve houding hebben’, geconcretiseerd als: ‘samen successen vieren, al zijn ze nog zo klein’, ‘kijken naar iemands kwaliteiten en wat daarbij past’, ‘blij met kleine dingen zijn, want dat is voor iemand al een hele vooruitgang’. ‘Er altijd zijn’, geconcretiseerd door een ander bureau als ‘telefonische bereikbaarheid, vragen van cliënt nu beantwoorden en niet morgen’.
24
Verder worden genoemd: ‘inleven’, ‘aansluiten’, ‘de cliënt serieus nemen’, ‘flexibiliteit’, ‘cliënt goed leren kennen’, ‘vertrouwen opbouwen’, ‘goede communicatie’ et cetera. Over de werkwijze van de re-integratiebureaus werden door 5 van de bovenstaande 10 nog specifieke dingen genoemd, als ‘geen eind-, maar tussendoelen stellen en die dan formuleren als uitdagende leer- en niet prestatiedoelen’ en ‘bedrijven langsgaan en werkplek aanpassen’ en ‘intensieve coaching, niet alleen van de Wajongere, maar ook van de werkgever en de andere werknemers’ en ‘eerlijke voorlichting geven naar zowel de Wajongere als naar de werkgever’ en ‘gespecialiseerd zijn, oog hebben voor doelgroep en niet te snel willen scoren’. 3. De combinatie tussen de Wajongere en de consulent is niet goed verder te verdelen. Hier werden zaken genoemd als: ‘klik tussen coach en cliënt’, ‘een oud-cliënt die zo dankbaar is dat ‘ie na een tijdje opbelt om te zeggen hoe het gaat’, ‘samenwerken’, ‘openheid van beide kanten’, en ‘wederzijds vertrouwen’. Een aantal van deze dingen werden herhaaldelijk genoemd in diverse bewoordingen. 4. De bijdrage van de Wajongere zelf aan zijn of haar eigen re-integratietraject is volgens de bureaus niet zo groot. Er zijn maar 4 bureaus die hier iets over zeggen en dan worden zaken genoemd als: ‘gemotiveerd zijn’ (3 van de 4), ‘open en eerlijk zijn’ en ‘reëel zijn en uitgaan van je mogelijkheden en beperkingen en niet alleen je wensen als eisen op tafel leggen’. Los van de bovenstaande 4 categorieën, die nog enigszins duidelijk en concreet zijn, was er nog een antwoord dat regelmatig terugkwam, maar niet duidelijk te categoriseren is. Er werd 6 maal gezegd dat een traject succesvol is, wanneer de cliënt tevreden is. Waar die tevredenheid dan op is gebaseerd, of wat het concrete resultaat is of waarom cliënt tevreden is, werd echter niet duidelijk aangegeven.
25
Conclusie Uit de analyse van de interviews zijn vele conclusies te trekken. Wij beperken ons hier tot de hoofdconclusies en aandachtspunten. Voorlichting Uit het onderzoek komt duidelijk naar voren dat jongeren onvoldoende op de hoogte zijn van hun rechten en plichten met betrekking tot re-integratie. Dit wordt gezien als taak van het UWV die zij onvoldoende uitvoert. Als gevolg hiervan nemen een aantal re-integratiebureaus deze taak zelf op zich. Gesteld kan worden dat dit een punt van aandacht is. Arbeidsmarkt Wajongeren aan een baan helpen is maatwerk. De re-integratiebureaus geven aan unieke bedrijven te zoeken voor unieke jongeren. Hierbij lopen een aantal re-integratiebureaus aan tegen een onwelwillend bedrijfsleven. De markt lijkt niet klaar te zijn voor Wajongeren. Er is veel angst en onwetendheid. Niettemin weten een aantal re-integratiebureaus wel een goed netwerk van enthousiaste werkgevers op te bouwen. Hieruit blijkt ook dat dit een vak apart is. Wajongeren Een belangrijke succesfactor in een re-integratietraject is de motivatie van de cliënt. Een jongere moet zelf graag willen en een proactieve houding aannemen. Dus niet achteroverhangen en het traject over je heen laten komen maar zelf hier in sturen. Zelfinzicht en zelfreflectie zijn belangrijke factoren hiervan. Re-integratiebureaus Opvallend is dat de re-integratiebureaus weinig verschil in werkwijze kennen. De basisopzet voor een traject voor Wajongeren is overal hetzelfde: individueel, de cliënt is regisseur en heeft een vaste consulent. Hieruit volgt dat de kwaliteit van die vaste consulent cruciaal is voor het slagen van een traject.
Vervolg Intakewijzer Naar aanleiding van dit onderzoek en het onderzoek onder Wajongeren, wordt een brainstormbijeenkomst georganiseerd waarin jongeren van de projectgroep samen met een aantal medewerkers van re-integratiebureaus over de uitkomsten in gesprek gaan. Het verslag van de brainstormbijeenkomst zal als basisdocument dienen voor de uiteindelijke intakewijzer. Dit zal een concrete ‘tool’ worden voor Wajongeren en re-integratiebureaus dat bij (de aanvang van) het re-integratietraject gebruikt kan worden.
26
Bijlage 1: Vragenlijst die van te voren per mail is verstuurd
! " #
#
" $
% ! &
'
#
)
#
$
%
"
(
*+
"
( ,
#
.
#
/
! 01 01 01 01 01 01
3
-
!
!
%
! 4 4
"
%
# % 4 4
:
# % 4 6 4 6 < 4 4
( ( (
2
9
;
"
"
5 6 4 4 7 4
5
!
( 6
8 8
6
(
-
(
( -
"
(
%
"
%
(
%
27
Bijlage 2: Vragenlijst voor interview #
000 %
000006 "
! !
#
"
" "
!
#
$
%
' !
%
) # =! 6
( -
( % 60
, > 6
"
!
( . #
%
-
2
/ !
(
-
3 ? !
(
( (<
%
9 5
% (
: #
-
; #
(!
(
=! (
-
'4 !
%
'' ?
-
') !
@A(
( ( -
', !
%
'. !
%
(
=!
-
(
=! (
28
'/ B 6
(5 (
'3 #
(!
'9 ?
(
% (5
6
(B
(
': 5
(
'; !
-
)4 #
6
(
!
" (
)'
!
"
)) # %
(! 2
), #
#
=!
%
!
(
!
). # % !
(
!
(
(
)/ C
-
-
6
- ( )3 + ! 8
(
2% %
)9 !
6
6
"
(
!""""
29