Beleidsvisie SUG 2011‐2015
Beleidsvisie SUG 2011‐2015 De initiële beleidsvisie werd opgesteld door het bestuur van de SUG in 2006: Heleen van Duin Marc Scot Joost Bierens Chris van Velzen Daan Sep Met medewerking van: Nico Hoogerwerf Per Jan Dirven en vele anderen Onder redactie van: Miep Holthuis‐Horstman Fred van Eenennaam Met dank voor de secretariële ondersteuning van Janine Spruit. In januari 2011 heeft er revisie plaats gevonden van dit beleidsstuk door: Ed J. Spoelder Rajen S. Kanhai Marc G. Scot Met ondersteuning van beleidsmedewerker van de NVA, Marloes van Grotel
Januari 2011
Beleidsvisie SUG 2011‐2015
2
Inhoudsopgave 1 Inleiding
4
2
Samenvatting
5
3
Historie van de urgentiegeneeskunde binnen de anesthesiologie
6
4
Missie van de Sectie UrgentieGeneeskunde
7
5
Relaties met anderen
8
1. Interdisciplinaire samenwerking binnen de ziekenhuizen:
8
a.
de samenwerking met de chirurgen
8
b.
de samenwerking met de intensivisten
8
c.
de samenwerking met de artsen op de afdeling Spoed Eisende Hulp
9
d.
de samenwerking met overige specialismen, als gynaecologen, cardiologen, kinderartsen en anderen
6
10
2 Interdisciplinaire samenwerking buiten de ziekenhuizen:
10
a.
de samenwerking met de ambulancezorg
10
b.
Samenwerking met de MMT’s
11
c.
de samenwerking binnen de rampengeneeskunde
12
d.
de samenwerking met Defensie
13
Opleiding in de urgentiegeneeskunde
16
a. de verdiepingsstage urgentiegeneeskunde
16
b.
16
postacademisch onderwijs, cursussen en congressen
7
Wetenschappelijk onderzoek in de urgentiegeneeskunde
19
8
Evaluatie
21
Bijlage 1:
Afkortingen
Dankwoord
22 23
Beleidsvisie SUG 2011‐2015
3
1 Inleiding In 2006 werd er initieel een visiedocument opgesteld waar de urgentiegeneeskunde zich volgens de anesthesiologie naar toe zou moeten begeven. In januari 2011 vond op enkele punten revisie plaats, zonder de kernboodschap te veranderen of af te zwakken. Ontwikkelingen in de anesthesiologie kunnen niet los gezien worden van klinische, wetenschappelijke, onderwijskundige en technische ontwikkelingen. Maar ook economische, politieke en maatschappelijke ontwikkelingen zoals de DBC structuur, de toenemende rol van nurse‐practitioners en het streven naar doelmatige inzet van mensen en middelen in de gezondheidszorg hebben effecten op de anesthesiologische praktijkvoering. De huidige economische situatie dwingt ons vanuit een andere invalshoek onze visie te bezien,al dan niet ingegeven door beslissingen in de politiek. Het primaire doel blijft echter direct beschikbare, adequate en kwalitatief hoogstaande anesthesiologische zorg voor de vitaal bedreigde patiënt. Dezelfde inhoudelijke, economische, politieke en maatschappelijke ontwikkelingen hebben gezorgd voor een toenemend belang van en aandacht voor de acute en niet‐ geplande zorg. Deze ontwikkelingen hebben ook gevolgen voor de anesthesiologie. De concept beleidsvisie is in eerste instantie geschreven om een discussie binnen de beroepsgroep van anesthesiologen op gang te brengen en om de verschillende aspecten van de urgentiegeneeskunde op een samenhangende manier in kaart te brengen. Het doel van de concept beleidsvisie heeft de SUG in staat gesteld zich voor te bereiden op belangrijke ontwikkelingen binnen de urgentiegeneeskunde. In deze beleidsvisie wordt aandacht geschonken aan de volgende aspecten van de urgentiegeneeskunde: 1. Interdisciplinaire samenwerking binnen de ziekenhuizen 2. Interdisciplinaire samenwerking buiten de ziekenhuizen 3. Opleiding 4. Wetenschappelijk onderzoek Hierbij is de volgende opbouw gebruikt: 1. Inventarisatie van de huidige situatie en het formuleren van de probleemstelling 2. Het vaststellen van verbeterpunten en de daarvoor benodigde acties 3. Een tijdspad waarbinnen de verschillende acties ondernomen moeten worden 4. De doelstelling die in 2015 gerealiseerd moet zijn Bestuur van de Sectie UrgentieGeneeskunde (SUG), januari 2011. Marc Scot, voorzitter
Beleidsvisie SUG 2011‐2015
4
2
Samenvatting
In deze beleidsvisie beschrijft de SUG welke rol zij meent dat het vak anesthesiologie in de huidige maatschappij moet spelen binnen de urgentiegeneeskunde. De anesthesioloog is een volwaardig klinisch specialist die een centrale rol vervult binnen de zorg aan de acuut vitaal bedreigde patiënt. Anesthesiologen opereren binnen de huidige acute zorg zowel prehospitaal, veelal in de setting van een MMT, als intramuraal. Daarnaast wordt in deze beleidsvisie de verdere samenwerking binnen en buiten het ziekenhuis nader beschreven. Eveneens wordt er richting gegeven aan wat de SUG meent dat de rol zou moeten zijn van de anesthesioloog in de huidige maatschappij. De anesthesioloog houdt zich binnen zijn reguliere werkzaamheden voornamelijk bezig met monitoren, bewaken en eventueel overnemen van vitale functies. Dit is een gebied dat ook buiten de operatiekamer veelvuldig toegepast zou moeten worden, bijvoorbeeld op straat bij ongevallen of bij rampen. Om deze zorg ook buiten het ziekenhuis goed uit te kunnen voeren is anesthesiologische ondersteuning een must. De SUG meent dat de rol van de anesthesioloog bij de vitaal bedreigde patiënt zo belangrijk is dat de anesthesioloog er naar zou moeten streven om binnen een korte, door de medische staf nader vast te stellen tijd in het ziekenhuis aanwezig te zijn. In afwachting van de komst van een anesthesioloog moet er op een SEH een arts werken die de ademweg gedurende deze tijd kan vrij houden, waarna de definitieve behandeling ten aanzien van de vitale functies kan worden ingezet door de anesthesioloog. Het bewaken van de vitale functies is een vorm van hoogcomplexe en kritieke geneeskunde, die wordt verzorgd door een professional met een hoge mate van expertise binnen de acute geneeskunde. De anesthesioloog vervult een essentiële rol in de opleiding aan SEH artsen. De Nederlandse Vereniging van Anesthesiologie heeft zich hier in de jaarvergadering van 2006 aan gecommitteerd.
Beleidsvisie SUG 2011‐2015
5
3
Historie van de urgentiegeneeskunde binnen de anesthesiologie
Het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie heeft in 1990 een werkgroep Spoedeisende Geneeskunde ingesteld binnen de Sectie Intensive Care en Spoedeisende Geneeskunde. Vervolgens werd door het bestuur van de NVA in 2001 een aparte sectie “urgentiegeneeskunde” opgericht. In een rapport waarin de oprichting van SUG gemotiveerd werd, wordt beschreven dat het noodzakelijk is “een raamwerk te verschaffen voor een sterkere inbreng van anesthesiologen in de spoedeisende geneeskunde op landelijk en regionaal niveau, maar ook in het eigen ziekenhuis” (Zandstra en van Duin sept. 2000). In het rapport wordt gesteld dat: spoedeisende geneeskunde en anesthesiologie nauw met elkaar verweven zijn deze relatie weinig zichtbaar is andere disciplines vaak onvoldoende bekend zijn met de mogelijkheden van de anesthesioloog de beschikbaarheid van de anesthesioloog voor de spoedeisende geneeskunde niet altijd gewaarborgd is de relatie van de anesthesiologie en spoedeisende medische hulp onvoldoende geformaliseerd is de participatie van anesthesiologen in beleidsvormende organen beperkt is, en het tekort aan anesthesiologen tot onvoldoende mogelijkheden leidt om het totale functiepakket naar behoren te vervullen. Zoals uit de komende hoofdstukken zal blijken is er sinds de oprichting van de SUG één en ander bereikt. Er is echter vooral reactief gereageerd op de ontwikkelingen die zich buiten de SUG hebben voorgedaan en er is geen sprake van een eigen beleid geweest. Relevante thema’s waarin de samenwerking tussen anesthesiologen en andere partijen zinvol zouden zijn, zoals reanimaties, traumaopvang, luchtwegmanagement, pijnbestrijding en rampenbestrijding zijn beperkt van de grond gekomen terwijl deze onderwerpen gedurende decennia onderwerpen van discussie zijn geweest. De centrale rol die anesthesiologen hebben bij vitaal bedreigde patiënten is nog steeds onvoldoende bekend bij collega’s van andere specialismen, diverse ketenpartners, ziekenhuizen, raden van bestuur, overheden en de Nederlandse burger. De consequentie hiervan is dat vele belangrijke ontwikkelingen die ook consequenties hebben voor de anesthesiologische praktijkvoering zonder betrokkenheid, en vaak medeweten, van anesthesiologen plaats vinden. Zo moet de rol van anesthesiologen binnen de ontwikkelingen van de traumanetwerken, ambulancezorg, MMT’s en interhospitaal vervoer worden versterkt. Ook wat betreft de opleiding van ambulanceverpleegkundigen en SEH‐artsen met betrekking tot de vitaal bedreigde patiënt, en wetenschappelijk onderzoek op dit thema moet de inhoudelijke inbreng van uit de anesthesiologie worden vergroot. Een andere consequentie van marginale bekendheid van de rol die anesthesiologen hierin spelen is dat er voor deze taken nooit voldoende financiële middelen beschikbaar zijn geweest ten behoeve van de rol van de anesthesioloog in de urgentiegeneeskunde.
Beleidsvisie SUG 2011‐2015
6
4
Missie van de Sectie UrgentieGeneeskunde
"....De anesthesiologie heeft zich ontwikkeld tot een medisch specialisme met een eigen kennisdomein dat de gehele peri‐operatieve zorg, de intensive care, de pijnbestrijding en de prehospitale zorg omvat......." Prof. dr. G.J. Scheffer, Prof. dr. J.J. de Lange, Prof. dr. J. Klein, Prof. dr. J. Damen, Prof. dr. L.H.D.J. Booij, Prof. dr M. Dzoljic, Prof. dr L.P.H.J. Aarts en Prof. dr. J.W. van Kleef, anesthesiologen, Medisch Contact 2005.
De missie van de Sectie UrgentieGeneeskunde van de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie is het bevorderen van de kwaliteit van zorg voor vitaal bedreigde patiënten, zowel intramuraal (op SEH en verpleegafdelingen) als pre‐hospitaal. Het is goed te realiseren dat het opstellen van een beleidsvisie de eerste en noodzakelijke stap is om deze missie met betrekking tot de urgentiegeneeskunde binnen de anesthesiologie verder te ontwikkelen. Andere stappen zijn: het binnen de beroepsgroep van anesthesiologen duidelijk maken dat de anesthesioloog zijn professionele verantwoordelijkheid moet nemen wat betreft de urgentiegeneeskunde; het gaat hierbij uiteindelijk om keuzes of en op welke termijn een anesthesioloog beschikbaar moet zijn voor de vitaal bedreigde patiënt het innemen van duidelijke standpunten met betrekking tot de behandeling van de vitaal bedreigde patiënt door hiertoe niet of nauwelijks opgeleidde hulpverleners zoals traumachirurgen en andere medisch specialisten, SEH‐artsen, nurse‐ practitioners, ambulancezorgverleners en hulpverleners onder rampenomstandigheden het participeren in overlegstructuren, commissies, onderwijsprojecten en onderzoeksprojecten op het gebied van de urgentiegeneeskunde het profileren van de kwaliteit die anesthesiologen inbrengen bij de patiënten die in levensgevaar zijn. Anesthesiologen moeten laten zien wie ze zijn, wat ze doen, waar ze goed in zijn en waar ze beter in zijn dan andere specialisten. Ook de overheid en de Nederlandse burger moeten de anesthesiologen beter leren kennen het ontwikkelen van de financiële en personele randvoorwaarden In de komende hoofdstukken zullen deze stappen verder uitgewerkt worden.
Beleidsvisie SUG 2011‐2015
7
5
Relaties met anderen
Anesthesiologen leven en werken niet op een eiland. Op professioneel vlak hebben anesthesiologen vele contacten en nemen zij een centrale positie in binnen het ziekenhuis. Deze samenwerking heeft belangrijke consequenties voor de urgentiegeneeskunde.
1. a.
Interdisciplinaire samenwerking binnen de ziekenhuizen: de samenwerking met de chirurgen
Huidige situatie vanuit anesthesiologisch perspectief Samenwerking van de anesthesiologen met chirurgen, en in het bijzonder de traumatologen, op het gebied van de urgentiegeneeskunde is sterk in ontwikkeling. Probleemstelling De ontwikkeling van deze relatie behoeft voortdurend onderhoud. De anesthesioloog is een volwaardig gesprekspartner van de traumachirurg binnen de acute zorg, met name aan traumapatiënten. Deze rolverdeling komt vooral tot uiting in de level I en II ziekenhuizen. Daarbuiten is deze rolverdeling nog onvoldoende bestendig. Doelstellingen voor 2015 De opvang van de vitaal bedreigde traumapatiënt is een multidisciplinaire aangelegenheid. De Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie zal zich blijvend moeten inzetten om te komen tot bestendiging van de inzet van anesthesiologen in de rol van teamspeler voor de vitaal bedreigde traumapatiënt, niet alleen in kwalitatief maar ook kwantitatief opzicht door middel van: duidelijker profilering van de anesthesioloog binnen het traumateam onderhoud van de contacten met de Nederlandse Vereniging van Traumatologie het stimuleren van deelname in beleidsvormende , zowel lokaal en regionaal als landelijk het opstellen van protocollen en richtlijnen gericht op samenwerking, in eerste instantie met de chirurgen maar verder met alle specialismen die daar een beroep op doen streven naar 24‐uurs beschikbaarheid van de anesthesioloog binnen een vanuit de zorgbehoefte van de vitaal bedreigde patiënt te definiëren, en door de medische staf vast te stellen termijn in alle centra met een Spoed Eisende Hulpafdeling
b.
de samenwerking met de intensivisten
Huidige situatie vanuit anesthesiologisch perspectief De intensive care geneeskunde heeft de afgelopen jaren een grote ontwikkeling doorgemaakt, daarin gesteund door een sterke verenigingsstructuur en wetenschappelijke producten. De patiëntengroepen waarbij zowel een anesthesioloog als een intensivist betrokken zijn, kunnen worden onderverdeeld in vijf categorieën: 1. patiënten die vanaf de SEH ofwel rechtstreeks opgenomen worden op een afdeling Intensive Care 2. patiënten die voordien al in het ziekenhuis lagen maar die verslechteren, waardoor ze op de afdeling Intensive Care opgenomen moeten worden 3. postoperatieve patiënten met vooraanmelding 4. postoperatieve patiënten zonder vooraanmelding, met acute problemen in de peri‐operatieve periode 5. instabiele patiënten afkomstig uit een ander ziekenhuis (interhospitaal transport) Probleemstelling Over het te volgen beleid bij deze vitaal bedreigde patiënten bestaan vaak geen duidelijke afspraken tussen de anesthesioloog en de intensivist aangaande opvang, overdracht, verdere behandeling en de
Beleidsvisie SUG 2011‐2015
8
mate waarin van elkaars deskundigheid gebruik kan worden gemaakt. Dat leidt tot vermijdbare problemen. De anesthesiologen werken op lokaal niveau wel samen met de intensivisten, maar de contacten zijn niet structureel van aard. Verbeterpunten Het bevorderen en integreren van de specifieke kennis van de anesthesioloog in de integrale behandeling van de patiënten opgenomen op de afdeling Intensive Care en het aldus komen tot een vruchtbare samenwerking, door middel van: het nastreven, onderbouwen en uitwerken van overlegstructuren het schriftelijk vastleggen van afspraken het streven naar eenduidigheid van behandelprotocollen en richtlijnen.
c.
de samenwerking met de artsen op de afdeling Spoed Eisende Hulp
Huidige situatie vanuit anesthesiologisch perspectief Tot voor een aantal jaren terug was de afdeling Spoed Eisende Hulp (de vroegere EHBO) een chirurgische afdeling waar, in het algemeen, onervaren artsen werkten die geen opleiding kregen in het werken op een afdeling Spoed Eisende Hulp (SEH). Als gevolg van het werktijdenbesluit besloten de chirurgen geen assistenten meer op de afdeling SEH te plaatsen waarna de ziekenhuizen zelf assistenten zijn gaan aannemen. Inmiddels hebben de chirurgen in vele ziekenhuizen voor deze artsen een driejarige opleiding gestart tot SEH‐arts. Binnen de opleiding gaat men er van uit dat SEH‐artsen de verantwoordelijkheid krijgen over vitaal bedreigde patiënten. De SUG heeft actief geparticipeerd in een passend curriculum waarbinnen een aantal basale anesthesiologische vaardigheden zijn gewaarborgd. Probleemstelling Op dit moment participeert de anesthesiologie actief in de opleiding tot SEH‐arts. De Sectie UrgentieGeneeskunde meent echter dat de huidige opleiding tot SEH‐arts onvoldoende waarborgen biedt om vitaal bedreigde patiënten ongesuperviseerd te stabiliseren. Cursussen als ATLS, ACLS en PHTLS zijn absoluut niet voldoende om zonder anesthesiologische ondersteuning vitaal bedreigde patiënten en poly‐ traumapatiënten op te vangen. Verbeterpunten De bijdrage van anesthesiologen in de scholing aan SEH‐artsen moet bestaan uit onderdelen die van belang zijn gedurende de eerste 15 minuten van de opvang van een vitaal bedreigde patiënt. Dit houdt in dat veel aandacht gegeven moet worden aan oxygenatie, vrijhouden van de ademweg en het plaatsen van een intraveneuze toegang. Doelstellingen voor 2015 In de komende periode dient een duidelijke positionering van de anesthesiologie in de opleiding van SEH‐ artsen verder gestalte te krijgen. Hierbij zijn de belangrijkste aspecten: er moet een blijvende participatie zijn van anesthesiologen in de ontwikkeling, de scholing, en het onderwijs aan SEH‐artsen op landelijk en plaatselijk niveau de NVA dient zich uit te spreken welke competenties SEH‐artsen moeten hebben na afronding van hun opleidingsprogramma
Beleidsvisie SUG 2011‐2015
9
d.
de samenwerking met overige specialismen, als gynaecologen, cardiologen, kinderartsen en anderen
Huidige situatie vanuit anesthesiologisch perspectief De betrokkenheid van de anesthesiologie met betrekking tot overige specialismen in het ziekenhuis beperkt zich in het algemeen tot het peri‐operatieve traject. Het gaat hierbij meestal om een consultfunctie bij postoperatieve verslechtering van patiënten op de verpleegafdeling, reanimatieteams, pijnteams en opvang en behandeling van vitaal bedreigde niet‐chirurgische patiënten op de SEH. Probleemstelling Vaak worden anesthesiologen bij vitaal bedreigde patiënten op de verpleegafdelingen of op de afdeling SEH pas laat in consult geroepen. In een aantal gevallen is er dan inmiddels sprake van een (bijna) reanimatiesituatie. Ook wordt te weinig proactief gebruik gemaakt van de kennis en vaardigheden van anesthesiologen op het gebied van de acute pijnbestrijding. Verbeterpunten Het maken van eenduidige afspraken met andere specialismen ten aanzien van vitaal bedreigde patiënten. Het constructief inzetten van teams voor beoordeling van bepaalde, mogelijk vitaal bedreigde patiëntencategorieën op de verpleegafdelingen en de SEH. Inzetten van anesthesiologische expertise op het gebied van (acute) pijnstilling op de SEH. Doelstelling voor 2015 Constructieve samenwerking van anesthesiologen en afdelingsartsen op de verpleegafdelingen en de SEH ten aanzien van vitaal bedreigde patiënten en adequate pijnstilling.
2 a.
Interdisciplinaire samenwerking buiten de ziekenhuizen: de samenwerking met de ambulancezorg
Huidige situatie vanuit anesthesiologisch perspectief De samenwerking met de ambulancezorg heeft op verschillende manieren plaatsgevonden. Tot voor kort kreeg dit gestalte via (1) actieve deelname en advisering met betrekking tot de Landelijke Protocollen Ambulancezorg en de Landelijke Standaard Meldkamer Ambulancezorg, en (2) door samenwerking met anesthesiologen die als Medisch Manager Ambulancezorg (MMA) betrokken zijn bij één van de 23 Regionale Ambulance Voorzieningen (RAV) in Nederland. Echter, na de reorganisatie binnen Ambulancezorg Nederland is deze betrokkenheid veranderd, met name door het verdwijnen van stichting Landelijke Ambulance en Meldkamer Protocllen (st. LAMP). Hierdoor vindt geen structureel overleg meer plaats tussen de anesthesiologie en de ambulancezorg. Probleemstelling De samenwerking met de ambulancezorg vindt reactief plaats naar aanleiding van vragen vanuit de ambulancezorg met betrekking tot bepaalde handelingen of protocollen. Slechts in de eindfase van het tot stand komen van nieuwe protocollen is er sporadisch overleg, en alleen dan wanneer dit wordt geïnitieerd door de betreffende RAV. Daarnaast vind kortstondig overleg plaats als de SUG naar aanleiding van vragen uit het pre‐hospitale veld, door bijvoorbeeld MMT’s of individuele ambulanceverpleegkundigen, wordt geattendeerd of gevraagd hierin te participeren. Er is geen structureel overleg met, en samenwerking tussen, de anesthesiologen die MMA zijn en de SUG. Er is geen structurele samenwerking met Ambulancezorg Nederland, het Nederlands Ambulance Instituut (NAI) of met de Beroeps Vereniging Ambulancezorg (BVA). Deze werkwijze laat het niet altijd toe dat de inhoudelijke argumenten van anesthesiologen voor bepaalde onderdelen van de protocollen ook daadwerkelijk wordt geïncorporeerd in de protocollen. Ook
Beleidsvisie SUG 2011‐2015
10
bestaat er onvoldoende inzicht in de wijze waarop de protocollen worden uitgevoerd en wat de gevolgen er van zijn. Een langlopend discussiethema is de vraag onder welke voorwaarden ambulanceverpleegkundigen mogen intuberen. Verbeterpunten De SUG dient op een gestructureerde manier betrokken te zijn het opstellen van protocollen die te maken hebben met vitaal bedreigde patiënten en pijnbestrijding, en deel te nemen aan het overleg hierover tussen Ambulancezorg Nederland, de BVA, het NAI en de sectie Medisch Managers Ambulancezorg. Tevens dient de SUG actief te participeren in de scholing van de ambulanceverpleegkundigen, de SOSA, voor de pre‐hospitale opvang van de vitaal bedreigde patiënt. Verschillende anesthesiologen die de functie van Medisch Manager Ambulancezorg vervullen kunnen als bruggenbouwers tussen de anesthesiologie en de pre‐hospitale wereld fungeren. Doelstellingen voor 2015 Het maken van procedure afspraken over de samenwerking en de wijze waarop de adviezen van de NVA, met input van de SUG, worden opgenomen in de landelijke ambulanceprotocollen. Contacten aangaan met de vertegenwoordigers van de BVA en het NAI om tot een formele samenwerking te komen over de scholing en functie van de anesthesiologische aspecten van de ambulancezorg. Het formeren van een taskforce uit de (bestuurs)leden van de SUG en de anesthesioloog‐MMA’s om de anesthesiologische hulpverlening in kaart te brengen en te verbeteren. Dit kan onder andere via een vaste vergadercyclus van 2 tot 4 maal per jaar voor het bespreken van de specifieke anesthesiologische aspecten in de pre‐hospitale fase tussen de SUG, Ambulancezorg Nederland, de BVA en het NAI. Op deze wijze kan de borging van de pre‐hospitale acute hulpverlening door formele samenwerking tussen deze partijen qua scholing, protocol ontwikkeling en de implementatie worden bewerkstelligd. Deelnemen in de SOSA‐scholing en opleiding door anesthesiologen, voor waarborging van de anesthesiologische aspecten van de ambulancezorg. Via de organisatie van een congres/symposium op het gebied van de anesthesiologische aspecten van de pre‐hospitale zorg voor de vitaal bedreigde patiënt kan dit gezamenlijk worden uitgedragen en vormgegeven, voor zowel publiek als politiek.
b.
Samenwerking met de MMT’s
Huidige situatie vanuit anesthesiologisch perspectief De kerntaak van het MMT is het overnemen, stabiliseren en bewaken van vitale functies. Momenteel wordt circa 80% van de MMT artsen gevormd door anesthesiologen. In de overige gevallen participeren traumachirurgen als MMT arts. Dit geeft kernachtig weer wat de rol van de anesthesioloog binnen de acute zorg is. Het Mobiel Medisch Team is ingesteld ter ondersteuning van de ambulancezorg in Nederland bij de pre‐hospitale zorg van de gecompliceerde vitaal bedreigde patiënten. Daarbij richten MMT’s zich niet alleen op instabiele poly‐traumapatiënten maar tevens op iedere patiënt met een complexe bedreiging van de vitale functies. Er bestaan zowel primaire als secundaire inzetcriteria. Deze inzetcriteria worden thans door een landelijke vertegenwoordiging vanuit de MMT’s in overleg met het RIVM nader bestudeerd. Doel hiervan is om te komen tot een efficiënter gebruik van MMT’s. Probleemstelling Ofschoon de inhoudelijke taak van het MMT vooral ligt op anesthesiologisch gebied hebben de anesthesiologen geen directe beleidsbepalende rol bij de ontwikkelingen met betrekking tot het MMT. Wat betreft de financiële aspecten is men afhankelijk van de wijze waarop het traumacentrum met de gelden omgaat. Daarnaast zijn er grote verschillen van invulling van een MMT per traumacentrum en zijn er grote regionale verschillen in de sfeer van samenwerking tussen MMT en ambulancezorg. Er zijn tevens grote regionale verschillen tussen direct aansturende Meldkamers Ambulancezorg (MKA’s) en overige MKA’s wat betreft hantering van de inzetcriteria. Zo kan het voorkomen dat voor dezelfde indicatie, een
Beleidsvisie SUG 2011‐2015
11
direct aansturend MKA een MMT oproept voor een acuut vitaal bedreigde patiënt, waarbij een andere MKA centralist geen gebruik maakt van deze voorziening. Dit betekent dat de individuele centralist een bepalende factor is voor het al dan niet inzetten van een MMT. Verbeterpunten MMT‐artsen dienen op het niveau van een ervaren anesthesioloog competent te zijn op het gebied van vitale functies en pijnbestrijding wat betreft de patiëntenpopulatie van pasgeborene tot hoogbejaarde. Artsen die vanuit hun basisspecialisatie niet over deze competenties beschikken en MMT‐arts willen worden dienen een aanvullende scholing in de anesthesiologie te volgen om dit niveau te bereiken. Deze scholing kan gevolgd worden in de level 1 traumacentra. Daarnaast dient de MMT‐arts aanvullende competenties te ontwikkelen om te kunnen worden ingezet bij rampen. In afwachting van een thans lopend onderzoek naar landelijke inzetcriteria voor MMT’s kan de SUG op dit moment geen standpunt innemen. Wel is de SUG van mening dat landelijke inzetcriteria leidend zouden moeten zijn voor iedere MKA centralist, zonder dat er sprake is van individuele variabiliteit. Dit dient vanuit overheidswege te worden ondersteund. Doelstelling voor 2015 Het verkrijgen van politieke bewustwording van de anesthesiologische meerwaarde voor een MMT.
c.
de samenwerking binnen de rampengeneeskunde
Huidige situatie vanuit anesthesiologisch perspectief In Nederland houdt de GHOR‐organisatie (Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen) zich bezig met de gezondheidsaspecten van rampen. De GHOR organisatie is verdeeld in 24 regio’s. Per regio wordt aan de organisatie leiding gegeven door de Regionaal Geneeskundig Functionaris. Zijn taak is op dit moment vooral de extramurale zorgketen voor te bereiden op de geneeskundige zorg tijdens rampen. Tijdens een ramp geeft de RGF leiding aan de geneeskundige kolom. Dit houdt in dat de RGF ook invloed kan hebben op de prioriteitstelling en behandelingskeuzes van de anesthesioloog in het Medisch Mobiel Team (MMT) dat op het ramp terrein actief is. In zorginstellingen (zoals ziekenhuizen) bestaat een commissie die verantwoordelijk is voor de intramurale voorbereiding op rampen. Deze commissie geeft leiding in geval de zorginstelling bij een ramp betrokken is. Ofschoon het aantal vitaal bedreigde patiënten bij de meeste rampen maar een klein deel betreft van alle gewonden, zijn dit wel de patiënten die de meeste problemen geven door de tijdsdruk en zorgintensiteit. De bottlenecks liggen bij triage, stabilisatie op de afdeling Spoed Eisende Hulp, capaciteit van operatiekamers en intensive care, en het intrahospitaal en interhospitaal transport. Bij al deze bottlenecks zijn anesthesiologen actief betrokken. Probleemstelling Ofschoon de anesthesioloog door zijn competenties een spilfunctie heeft wat betreft de zorg aan de meest vitaal bedreigde, ernstig gewonde patiënten tijdens rampen, is de anesthesioloog op een zeer beperkte wijze formeel betrokken bij de verschillende rampenorganisaties. Hierdoor ontberen deze organisaties inzicht in de problematiek wat betreft logistiek, zorgprocessen en zorginhoud van de meest ernstig gewonde patiënten. Op het rampterrein kan er een conflict ontstaan als gevolg van de discrepantie tussen de hiërarchische verhouding en verschil in klinische competenties tussen RGF en anesthesioloog in het MMT. Ofschoon de routine en ervaring van de meeste anesthesiologen garant zal staan voor een optimale opvang tijdens rampen, zijn de anesthesiologen hierop onvoldoende voorbereid. Het gaat hierbij om de politiek‐bestuurlijke dimensies waar mee ze te maken kunnen krijgen, de plaats binnen de landelijke structuur van rampenopvang, en om specifieke kenmerken van de klinische problematiek tijdens rampen waarmee men onder dagelijkse omstandigheden niet te maken krijgt, zoals bijvoorbeeld bij terrorisme, nucleaire, chemische en bacteriologische rampen. Verbeterpunten Structurele samenwerking op landelijk niveau met de GHOR organisatie is gewenst om de gemeenschappelijke verantwoordelijkheden beter af te stemmen. Hierbij zou tevens gedacht kunnen
Beleidsvisie SUG 2011‐2015
12
worden aan een formele carrière van een of meerdere anesthesiologen die expertise en competenties hebben op het gebied van de problematiek van vitaal bedreigde patiënten bij rampen. In iedere veiligheidsregio en in ieder ziekenhuis dient er naar gestreefd te worden dat anesthesiologen vertegenwoordigd zijn in de relevante commissies en dat er goede contacten zijn tussen RGF en de artsen van het MMT. Gestimuleerd moet worden dat één of meerdere anesthesiologen de rol van RGF op zich nemen; dit zouden bijvoorbeeld MMT‐artsen met veel ervaring kunnen zijn . De anesthesioloog dient in het rampenopvangplan van de ziekenhuizen benoemd te zijn, niet noodzakelijkerwijs als coördinator, maar zeker wel als degene die de ernstig gewonde T1‐T2 patiënten moet triëren en stabiliseren. Tevens dienen de anesthesiologen te participeren in de voorbereiding en uitvoering van rampenoefeningen. Binnen de opleiding tot anesthesioloog dient structureel aandacht besteed te worden aan de rol die de anesthesioloog moet spelen tijdens rampen of crisissituaties. Dit kan ook door anesthesiologen een aanvullende master opleiding te laten volgen in Crisis and Disaster Management (MCDM). Samen met de Nederlandse Vereniging voor Traumatologie kan de SUG de samenwerking en communicatie met de GHOR verbeteren en zorgdragen voor gestructureerde opleiding voor (para)‐medische hulpverleners en voor multidisciplinaire oefeningen. Doelstellingen voor 2015 Met de GHOR en de RGF‐en heeft de SUG namens de anesthesiologen een structureel landelijk beraad over de formele samenwerking en de aspecten die hierbij een rol kunnen spelen. Door middel van artikelen in het Nederlands Tijdschrift voor Anesthesiologie is de aandacht gevestigd op de rol van de anesthesioloog binnen de rampenbestrijding. Dit zal tijdens de landelijke wetenschappelijke anesthesiologendagen verder vorm gegeven worden. Op het gebied van nascholing in de rampengeneeskunde zal aan anesthesiologen standaard meer onderwijs verzorgd worden, zoals Emergo Train System (ETS) en Major Incident Medical Management and Support (MIMMS). Dit zal anesthesiologen meer faciliteren om ze op te leiden voor functies binnen de GHOR, en als RGF. De rol van de anesthesioloog in de rampenplannen van ziekenhuizen is verbeterd waardoor de anesthesioloog is opgenomen in de rampenplannen en rampenoefeningen van alle Nederlandse ziekenhuizen.
d.
de samenwerking met Defensie
Huidige situatie vanuit anesthesiologisch perspectief Defensie heeft naast een klein ziekenhuis, het Centraal Militair Hospitaal, met het Noodhospitaal in en bij het UMCU, een samenwerkingsverband met 12‐15 ziekenhuizen in Nederland. In deze Relatie Ziekenhuizen worden chirurgische teams gefinancierd, die een verplichting aangaan met Defensie. Ook de militair anesthesiologen zitten in een dergelijke constructie. In totaal zijn circa 45 anesthesiologen op deze manier verbonden aan Defensie. De taakstelling van de anesthesioloog bij defensie is met name bij uitzendingen de anesthesiologie in de brede zin van het woord: 1. participeren in, aansturen van ‐ en onderwijs geven aan militairen in de pre‐hospitale zorg 2. consulting, aansturen en onderwijs op de militaire equivalent van de SEH 3. anesthesiologie tijdens ingrepen 4. beheer en medische eindverantwoordelijke van de IC, alwaar de patiënt enkele dagen moet kunnen verblijven alvorens te worden geëvacueerd. 5. het vervullen van de positie van medisch directeur (medisch eindverantwoordelijke) en medisch adviseur aan de commandant. 6. enkele anesthesiologen houden zich daarnaast bezig met krijgsmacht specifieke onderdelen als repatriëring, Helikopter Emeregency Medical Systems (HEMS),duikgeneeskunde, trainingen met mobiel hospitaal 7. wetenschappelijk onderzoek op gebied van anesthesiologie/Urgentiegeneeskunde,
Beleidsvisie SUG 2011‐2015
13
8. waarbij Defensie een belanghebbende kan zijn, is een braakliggend terrein. De kracht van de samenwerking is een potentiële win‐win situatie: daar waar de hierin geïnteresseerde anesthesioloog de gelegenheid krijgt de anesthesiologie in volle omvang in een ander tempo, in een totaal andere omgeving uit te oefenen, krijgt Defensie de benodigde anesthesiologische expertise. De eerste 4 producten worden tijdens uitzendingen en oefeningen samen met de overige teamleden (1 chirurg, 2 omloop, 1 anesthesiemedewerker) 7*24 uur geleverd. De uitvoering van de taak kenmerkt zich door het met beperkte middelen, beperkte logistiek en support en dus relatief vaak geïmproviseerd een product leveren. Uitzendingen en oefeningen zijn in toenemende mate multinationaal, zodat een open mind voor andere oplossingen van andere partijen een voorwaarde is. Ook de status en positie van de anesthesioloog is anders: een militaire oplossing kan anders zijn dan wat civiel gebruikelijk is. Geneeskundig handelen kan secundair zijn, en niet de hoogste prioriteit hebben. Geïnteresseerde anesthesiologen dienen zich daarvan bewust te zijn. De anesthesioloog in het uitzendgebied is militair en dient zich als zodanig te gedragen. Probleemstelling Defensie zoekt volledige chirurgische teams voor uitzendingen. Het is uitzonderlijk als in een ziekenhuis alle partijen (chirurgen, anesthesiologen, OK medewerkers en directie ) allemaal enthousiast zijn het product. Andere geïnteresseerde anesthesiologen worden zo onvoldoende bereikt. Binnen defensie wordt gekeken naar verbetering van de constructie met de relatieziekenhuizen om meer anesthesiologen te kunnen interesseren. Hoewel financieel aantrekkelijk voor maatschappen en directie zijn er historisch gezien beperkte, maar wel wezenlijke, persoonlijke risico’s. Conform de opleiding van SEH‐artsen, als boven beschreven, dient er betrokkenheid te zijn van de anesthesioloog bij de opleiding van de Algemeen Militair Arts, AMA. Na de opleiding wordt er van de AMA verwacht zelfstandig een medische post te bemannen, en initiële spoedeisende geneeskunde te bedrijven. In het curriculum is hiertoe 6 maanden SEH‐tijd opgenomen. Hierin zit echter niet het structureel vitale kenmerken beoordelen en bijsturen. Daarnaast heeft Defensie een aantal artsen in opleiding tot SEH‐ arts. Voor deze populatie geldt onverkort het onder betreffende hoofdstuk geschrevene. Er is geen structureel plan waarbij de NVA defensie aangeeft wat de minimum eisen zijn in opleiding en training op gebied van vitale functies in de acute geneeskunde voor de Algemeen Militair Arts, en de militaire SEH‐arts. Een militaire anesthesioloog dient volledig traumatologisch en spoedeisend geneeskundig onderlegd te zijn. Deze kennis en vaardigheden moeten courant zijn. Veel anesthesiologen hebben te weinig blootstelling aan deze specifieke materie door het beperkte aanbod van deze patiënten categorie in Nederland. Verbeterpunten De bal ligt primair bij Defensie, maar de NVA zou een advies kunnen opstellen t.a.v. de eisen, verlangens en beperkingen t.a.v. de scholing en training van de AMA en SEH‐artsen. De NVA kan samen met defensie een curriculum opstellen voor de anesthesiologische aspecten van de acute geneeskunde, en zou dan via de SUG kunnen participeren in het opstellen van zo’n document, en het actief ondersteunen van het onderwijs, al dan niet in de relatie ziekenhuizen. Hierbij moet de SUG meer gebruik maken van de anesthesiologen met een militaire binding of interesse, als klankbordvoor inhoudelijke discussie. Doelstelling in 2015 Alle anesthesiologen en assistenten in opleiding die een relatie hebben met Defensie, of belangstelling hebben voor defensietaken, zijn middels een inventarisatie geïdentificeerd en hebben plaats genomen in een SUG werkgroep, met als speciaal onderwerp het militair georiënteerde anesthesiologisch pakket. De SUG heeft de eisen op het gebied van de vitale functies in de acute zorg, die worden gesteld aan militaire medisch personeel tijdens uitzendingen geïnventariseerd, en een daarbij passend
Beleidsvisie SUG 2011‐2015
14
De SUG is partner van Defensie in zijn vragen, onderwijs en toetsen van de kennis en kunde aangaande de urgentiegeneeskunde, met name voor de vitaal bedreigde patiënt. De SUG kan geïnteresseerde anesthesiologen met Defensie in contact brengen.
Beleidsvisie SUG 2011‐2015
15
6 a.
Opleiding in de urgentiegeneeskunde de verdiepingsstage urgentiegeneeskunde
Huidige situatie vanuit anesthesiologisch perspectief Momenteel heeft het curriculum voor de opleiding tot anesthesioloog zich veranderd. Sinds 2003 wordt een vernieuwd curriculum gehanteerd, waarin ook plaats is voor een erkende verdiepingsstage urgentiegeneeskunde in het laatste jaar van de opleiding. Het doel is om tijdens deze verdiepingsstage de aankomende anesthesioloog kennis en vaardigheden op te laten doen met diagnostische, therapeutische en organisatorische aspecten van de zorg aan patiënten met bedreigde vitale functies binnen de hele hulpverleningsketen. Maar deze stage is als zodanig nooit goed van de grond gekomen. De eerste anesthesioloog van het nieuwe curriculum is reeds in 2008 afgeleverd. Probleemstelling Over het algemeen is er in het huidige capaciteitsmodel weinig plaats voor extra stages buiten de afdeling anesthesiologie, maar voor een stage urgentiegeneeskunde is er binnen een level 1 traumacentrum weinig meer waarde te behalen voor een AIOS anesthesiologie indien deze tijdens de werkzaamheden op het gebied van de urgentiegeneeskunde, zoals trauma opvang, shockroom opvang en reanimaties, voldoende directe supervisie en begeleiding van een ervaren anesthesioloog krijgt. Indien de AIOS anesthesiologie buiten de afdeling anesthesiologie stage is gaan lopen is hiervoor wel extra opleidingscapaciteit nodig. Hoewel dit extra geld zal gaan kosten, geeft het op termijn een kwaliteitsverhoging op het gebied van de urgentiegeneeskunde door de aanwezigheid van getrainde anesthesiologen(‐opleider) en AIOS anesthesiologie op de SEH. Daartoe zou er een begroting vastgesteld moeten worden en extra gelden moeten worden gevonden. Verbeterpunten Op plaatselijk niveau dient de begeleiding en directe supervisie van de AIOS anesthesiologie tijdens de werkzaamheden op het gebied van de urgentiegeneeskunde worden verzorgd door anesthesiologen die zich voor een belangrijk hebben bekwaamd en verdiept in de aspecten van de urgentiegeneeskunde Doelstellingen voor 2015 Tijdens de werkzaamheden op het gebied van de urgentiegeneeskunde wordt elke AIOS anesthesiologie direct gesuperviseerd en begeleid door een ervaren anesthesioloog die bekwaam en ervaren in het aandachtsgebied urgentiegeneeskunde.
b.
postacademisch onderwijs, cursussen en congressen
Huidige situatie vanuit anesthesiologisch perspectief Onderwijs in de urgentiegeneeskunde is op dit moment beperkt tot korte cursussen waarin een aantal vaardigheden op een gestructureerde manier onderwezen worden. Ook binnen de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie komen de onderwijs en opleidingsaspecten van de urgentiegeneeskunde slecht sporadisch aan de orde, zoals in de periodieke wetenschappelijke bijeenkomsten van de secties UrgentieGeneeskunde, Kinderanesthesiologie, Obstetrische Anesthesie en Neuro Anesthesiologie. Andere voorbeeld is de parallelsessie van de SUG tijdens de anesthesiologendagen, welke altijd zeer druk bezocht en bovengemiddeld beoordeeld wordt. Anesthesiologen worden regelmatig uitgenodigd om een inhoudelijke bijdrage te leveren aan (korte) cursussen en congressen van andere wetenschappelijke verenigingen en organisaties, zoals bijvoorbeeld de APLS, ATLS, EMSB, ICET, MIMMS, PHTLS, Toegang tot de luchtweg (bijzondere intubatietechnieken en detubatiestrategieën van het Wenckebach Instituut Groningen) en de Traumadagen van de Nederlandse Vereniging voor Traumatologie. Een groot aantal anesthesiologen neemt hierbij deel als cursist, docent, course‐director of bestuurslid. In het buitenland zijn er diverse initiatieven ontplooid om de anesthesiologische inbreng in de urgentiegeneeskunde te vergroten, zoals bijvoorbeeld ATACC
Beleidsvisie SUG 2011‐2015
16
(Anesthesia Trauma And Critical Care) de ITACCS (International Trauma Anesthesia and Critical Care). Deze beide organisaties hebben hun eigen cursussen ontwikkeld. Daarnaast is de European Trauma Course (ETC) vanuit de European Resuscitation Council (ERC) ontwikkeld vanuit de daarbij betrokken anesthesiologen die op zoek waren naar een multidisciplinaire traumacursus waarbij de nadruk ligt op teamwork en communicatie. De Sectie UrgentieGeneeskunde hecht grote waarde aan de betrokkenheid van anesthesiologen bij ledenvergaderingen, anesthesiologendagen, de wetenschapsdag, cursussen en wetenschappelijke bijeenkomsten. Daadwerkelijke inbreng vanuit de SUG wordt gestimuleerd, en is de laatste jaren ook gerealiseerd. Dat neemt niet weg dat de SUG nog veel braakliggend terrein op het gebied van de acute zorg voor zich ziet waarin de anesthesiologie nog onvoldoende, of zelf niet, is vertegenwoordigd, en waar de komende jaren veel energie in gestoken moet worden. Probleemstelling De wetenschappelijke vergaderingen van de Sectie UrgentieGeneeskunde worden nog te weinig bezocht door opleiders, stafleden en AIOS anesthesiologie van de level 1 en level 2 traumaziekenhuizen. Verbetering hiervan zou een positief effect kunnen geven op de samenhang en kennisontwikkeling op het gebeid van de urgentiegeneeskunde in Nederland. Er is te weinig samenwerking tussen de verschillende secties met raakvlakken op urgentiegeneeskundig gebied. Op de anesthesiologendagen wordt in plenaire sessies weinig tot geen aandacht besteed aan de urgentiegeneeskunde waardoor in meer brede zin de ontwikkelingen op het gebied van de urgentiegeneeskunde buiten het zichtveld van een groot deel van de Nederlandse anesthesiologen blijft. Verder is er weinig tot geen internationale samenwerking of informatie‐uitwisseling met de buitenlandse beroepsverenigingen en hun initiatieven op het gebied van de urgentiegeneeskunde, en bestaat er in Nederland geen congres urgentiegeneeskunde. Verbeterpunten De SUG staat een totaal postacademisch onderwijspakket voor waarbij een actieve rol van anesthesiologen in het algemeen, en van de NVA in het bijzonder een bijdrage kan leveren aan verdere kwaliteitsverbetering van de urgentiegeneeskunde en aan de positie van de anesthesioloog als expert op het gebied van de vitale functies in de urgentiegeneeskunde. meer deelname van anesthesiologen en anesthesiologen i.o. aan de wetenschappelijke vergaderingen van de SUG als spreker en/of toehoorder door een actieve benadering van met name de traumacentra samenwerking en overleg tussen de verschillende secties van de NVA op het gebied van de urgentiegeneeskunde bewerkstelligen tijdens de plenaire sessies van de anesthesiologendagen aandacht besteden aan de ontwikkelingen op het gebied van de urgentiegeneeskunde het creëren van een beroepsspecifieke, urgentiegeneeskundige cursus zoals in het buitenland reeds plaats vindt meer deelname van anesthesiologen als cursist en opleider op het gebied van de organisatorische, logistieke en bestuurlijke aspecten van de urgentiegeneeskunde internationale samenwerking bewerkstelligen met de buitenlandse collega’s via hun beroepsverenigingen, congressen en cursussen organisatie van een multidisciplinair congres urgentiegeneeskunde Doelstellingen voor 2015 Opstellen van een conceptplan voor onderwijs en een beroepsspecifieke cursus in de urgentiegeneeskunde (inhoudelijk en financieel). Samenwerking met de besturen van verschillende secties van de NVA formaliseren op het gebied van scholing en onderwijs wat de urgentiegeneeskundige aspecten van de verschillende secties betreft. Binnen elke afdeling anesthesiologie van de medische centra dient een staflid verantwoordelijk te
Beleidsvisie SUG 2011‐2015
17
Aantrekkelijke inhoud van de wetenschappelijke vergaderingen samenstellen om zo een groter publiek te trekken, en actief werven onder anesthesiologen (i.o.) voor de wetenschappelijke vergaderingen. Plenaire voordracht organiseren het gebied van de urgentiegeneeskunde tijdens de anesthesiologendagen. Internationale samenwerking met de verschillende buitenlandse beroepsverenigingen is geformaliseerd. Er bestaat een periodiek anesthesiologisch congres urgentiegeneeskunde.
Beleidsvisie SUG 2011‐2015
18
7
Wetenschappelijk onderzoek in de urgentiegeneeskunde
Huidige situatie vanuit anesthesiologisch perspectief Vanwege de korte historie van de urgentiegeneeskunde binnen de anesthesiologie wordt nog weinig onderzoek gedaan. Overigens is er ook in breder Europees perspectief geen onderwijstraditie of samenhangend onderwijsbeleid. De Sectie Urgentiegeneeskunde wil, met hulp en steun van de NVA, het wetenschappelijke aspect van de urgentiegeneeskunde in de breedste zin van het woord stimuleren en faciliteren. Probleemstelling Door de korte periode dat de urgentiegeneeskunde in Nederland bestaat en de afwezigheid van ondersteunende wetenschappelijke staf, verloopt het ontwikkelen van onderzoekslijnen op het gebied van de urgentiegeneeskunde relatief langzaam. Hierdoor blijven enerzijds een aantal relevante thema’s wachten op een wetenschappelijk onderzoek, anderzijds komen de anesthesiologische aspecten van onderzoeksthema’s (bijvoorbeeld in het kader van MMT’s en ambulancezorg) in wetenschappelijk onderzoek weinig aan de orde. Het proefschrift van dr. B.M. Gerritse 1 is hiervan een zeer welkome en zeer gewaarde uitzondering. Door dit beperkte onderzoek zijn er ook maar een beperkt aantal AIOS anesthesiologie die aan wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de urgentiegeneeskunde kan deelnemen. Verbeterpunten De Sectie Urgentiegeneeskunde zal via de Anesthesiologendagen en de Wetenschapsdagen voor assistenten meer aandacht besteden aan de noodzaak van wetenschappelijk onderwijs op het gebied van de urgentiegeneeskunde. Het is verstandig om de onderzoeksprojecten aan te laten sluiten bij de klinische activiteiten van anesthesiologen op het gebied van de urgentiegeneeskunde. Binnen iedere afdeling anesthesiologie van medische centra dient minstens één staflid zich bezig te houden met de organisatie van de (directe) supervisie van de AIOS en het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de urgentiegeneeskunde. Om het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de urgentiegeneeskunde te stimuleren en uit te bouwen, dient er een Wetenschappelijke Commissie Urgentiegeneeskunde ingesteld te worden binnen de Sectie, bestaande uit vertegenwoordigers uit het Concilium van de NVA, de onderzoekscommissie van de NVA, de SUG, en vertegenwoordigers van belanghebbende beroepsgenoten in de Spoedeisende Geneeskunde, met de volgende uitgangspunten: de commissie heeft overzicht over alle lopende onderzoeken in Nederland ondersteunt, waar nodig, de samenwerking en communicatie tussen de diverse onderzoekers ondersteunt het verkrijgen van financiën geeft aan welk onderzoek zinvol en noodzakelijk geacht wordt benadrukt het belang van wetenschappelijk onderzoek intern, maar ook extern bij andere beroepsverenigingen en de Overheid ziet erop toe dat de voortgang wordt vastgelegd in een jaarverslag ziet erop toe dat alle lopende en afgeronde onderzoeken gepresenteerd worden op de jaarlijkse wetenschapsdag en/of de anesthesiologendagen streeft er naar om vertegenwoordigers uit hun midden plaats te laten nemen in andere wetenschappelijke commissies, zoals de Wetenschappelijke Raad van de NVT Tevens kan meer aandacht besteed worden aan de methodologie van wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de urgentiegeneeskunde. Dit zou bijvoorbeeld kunnen door het opzetten van aparte cursussen of het uitnodigen van een buitenlandse wetenschapper voor een sabbatical leave. Verder moet er aansluiting worden gezocht bij buitenlandse zuster organisaties voor uitwisseling,
1 Prehospital medical care in children by a Helicopter Emergency Medical Service. From incident to outcome
Beleidsvisie SUG 2011‐2015
19
eventuele aansluiting bij daar lopende onderzoekslijnen en om mogelijkheden tot verdere samenwerking te onderzoeken. Dit kan ook in EU verband. Doelstellingen voor 2015 Het aanstellen/benoemen van 1 staflid als aanspreekpunt per afdeling anesthesiologie van een opleidingskliniek die zich bezig houdt met de supervisie van de AIOS en de wetenschappelijke aspecten van de urgentiegeneeskunde Het instellen van een Wetenschappelijke Commissie Urgentiegeneeskunde. Opstellen van een inhoudelijk en financieel plan voor een research opleiding in de urgentiegeneeskunde , en het streven om 15 % van alle AIOS anesthesiologie een wetenschappelijk onderwerp op het gebied van de urgentiegeneeskunde te laten onderzoeken. Een samenhangend onderzoeksbeleidsvisie is beschikbaar, gebaseerd op onderzoeksinitiatieven die levensvatbaar blijken te zijn, met ondersteuning van de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie, de afdelingen Anesthesiologie van de verschillende opleidingsinstituten en de persoonlijke ambities van belangstellende anesthesiologen. Per opleidingskliniek is er een anesthesioloog bezig met een proefschrift met een urgentiegeneeskundig thema. Minstens 3 landelijke wetenschappelijke onderzoeken worden door anesthesiologen uitgevoerd die vallen binnen landelijke of Europese onderzoeksprojecten.
Beleidsvisie SUG 2011‐2015
20
8
Evaluatie
Evaluatie van deze beleidsnotitie dient plaats te vinden conform afspraken vastgelegd binnen het Bestuur van de Sectie Urgentiegeneeskunde. De jaarlijks de vorderingen worden beoordeeld en nieuwe activiteiten voor het volgende jaar worden vastgesteld. Twee jaar voor het bereiken van de einddatum van dit beleidsvisie, 2013, start het bestuur van de SUG een projectgroep op om een volgende versie voor te bereiden.
Beleidsvisie SUG 2011‐2015
21
Bijlage 1: Afkortingen ACLS AIOS APLS ATACC ATLS BVA BZK DBC EMSB ERC ETC GHOR HEMS ICET IDR ITACCS MCDM MIMMS MKA MMA MMT NAI NVA NVT PHTLS RGF SEH‐ SOSA St. LAMP SUG VUmc
Advanced Cardiac Life Support Arts In Opleiding tot Specialist Advanced Pediatric Life Support Anesthesia Trauma And Critical Care Advanced Trauma Life Support Beroeps Vereniging voor Ambulancezorg Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ministerie van‐) Diagnose Behandel Combinatie Emergency Management of Severe Burns European Resuscitation Council European Trauma Course Grootschalige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen Helicopter Emergency Medical System International Centre for Emergency Techniques Instituut samenwerking Defensie en Relatieziekenhuizen International Trauma Anesthesia and Critical Care Master of Crisis and Disaster Management Major Incident Medical Management and Support MeldKamer Ambulancezorg Medisch Manager Ambulancezorg Mobiel Medisch Team Nederlands Ambulance Instituut Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie Nederlandse Vereniging voor Traumatologie Pre‐Hospital Trauma Life Support Regionaal Geneeskundig Functionaris Spoed Eisende Hulp ‐(arts, afdeling etc.) Stichting Opleidingen Scholing Ambulancehulpverlening Stichting Landelijke Ambulance en Meldkamer Protocollen Sectie UrgentieGeneeskunde Vrije Universiteit medisch centrum
Beleidsvisie SUG 2011‐2015
22
Dankwoord Een woord van dank gaat uit naar een ieder die, op welke wijze dan ook, heeft bijgedragen aan het tot stand komen van dit beleidsvisie, hetzij door interviews, brainstorms, redactionele bijdragen of becommentariëring van de vele conceptversies. Het bestuur van de Sectie Urgentiegeneeskunde is speciale dank verschuldigd aan collega Holthuis‐Horsmans, die veel van haar tijd heeft besteed aan het tot stand komen van de initiële beleidsvisie, welke in januari 2011 is gereviseerd naar de huidige stand van zaken en inzicht.
Beleidsvisie SUG 2011‐2015
23