BELEIDSVISIE EXTERNE VEILIGHEID LANGEDIJK 2010-2012
Beleidsvisie Externe Veiligheid Langedijk
2010
2
Beleidsvisie Externe Veiligheid Langedijk
2010
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1 2.
Samenvatting.................................................................................................................................5 Samenvattende actiepunten uit de voorliggende nota...............................................................7
Inleiding .........................................................................................................................................9 2.1 Aanleiding ..................................................................................................................................9 2.2 Ambitie, doel en kaders .............................................................................................................9 2.3 Een tweetal basisprincipes ......................................................................................................11 2.4 Voor wie is deze visie bedoeld? ...................................................................................................11 Kader: Plaatsgebonden risico en Groepsrisico
3. 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 4.
Huidige situatie ............................................................................................................................13 Bedrijven ..................................................................................................................................13 Wonen......................................................................................................................................14 Evenementen ...........................................................................................................................14 Transportroutes gevaarlijke stoffen..........................................................................................14 Samenwerking .........................................................................................................................16 Visie en beleid externe veiligheid ................................................................................................17 Gebiedsgericht beleid ..............................................................................................................17
5. 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7
Instrumenten................................................................................................................................19 Inleiding ....................................................................................................................................19 Beschikbare instrumenten .......................................................................................................19 Advies Veiligheidsregio ............................................................................................................19 Maatregelen Omgevingsvergunningen en ruimtelijke ordening ..............................................20 Route gevaarlijke stoffen .........................................................................................................22 Overzichtskaart ........................................................................................................................22 Organisatie gemeente..............................................................................................................23 Kennisopbouw Omgevingsvergunningen Ruimtelijke ordening
5.7.1 Initiatieffase / Startnotitie...............................................................................................24 5.7.2 Definitiefase / Programma van eisen ............................................................................24 5.7.3 Ontwerp / bestemmingsplan .........................................................................................24 5.7.4 Realisatie / uitvoeringsplan ...........................................................................................25 5.7.5 Beheer / beheersplan....................................................................................................25 5.8 De veiligheidsketen ..................................................................................................................25 5.8.1 Pro-actie ........................................................................................................................25 5.8.2 Preventie .......................................................................................................................26 5.8.3 Preparatie......................................................................................................................26 5.8.4 Repressie ......................................................................................................................27 5.8.5 Nazorg...........................................................................................................................27 Bijlage 1.
Lijst van gebruikte begrippen ........................................................................................31
Bijlage 2.
Definities van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.............................................35
Bijlage 3.
Wettelijk kader...............................................................................................................37
Bijlage 4.
Overzichtskaart .............................................................................................................41
3
Beleidsvisie Externe Veiligheid Langedijk
2010
4
Beleidsvisie Externe Veiligheid Langedijk
1.
2010
Samenvatting
De gemeente Langedijk wil haar burgers een veilige leefomgeving bieden. Daarom draagt zij een belangrijke verantwoordelijkheid als het gaat om externe veiligheid. In deze beleidsvisie externe veiligheid (hierna ook EV genoemd) geeft de gemeente aan hoe zij met die verantwoordelijkheid om gaat. Bij externe veiligheid gaat over het beheersen van risico’s die voor de burgers ontstaan, bij het gebruik en de opslag van grote hoeveelheden van gevaarlijke stoffen bij bedrijven, zoals vuurwerk, LPG en chemicaliën en het vervoer daarvan. Hierbij gaat het dus niet om andere brandgevaarlijke situaties. Gemeente Langedijk heeft geen hoog risicoprofiel in algemene zin, er is wel een aantal aandachtspunten die in deze nota benoemd worden. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in landelijke wet- en regelgeving en beleidsnota’s, zoals het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (hierna genoemd Bevi). In het Bevi staan o.a. normen voor afstanden tussen burgers en gevaarlijke stoffen. Het stellen van afstandsnormen heeft gevolgen voor de ruimtelijke inrichting van de gemeente en voor de Omgevingsvergunningverlening. Invulling geven aan deze wettelijke verplichtingen vormt een belangrijk onderdeel van deze beleidsvisie externe veiligheid. In dit document is de visie op de externe veiligheid en de keuzes voor de komende jaren vastgelegd. De uitvoering er van binnen de gemeente en de samenhang met de Veiligheidsregio wordt aangegeven. De uitvoering er van in procedures en een work-flow wordt in het kader van de Wabo-procedures door het college uitgewerkt. Er zijn drie primaire doelen gesteld: − Voldoen aan wettelijke bepalingen. − De kans op incidenten beperken tot een algemeen aanvaard niveau. − Het ontstaan van nieuwe conflicterende situaties voorkomen. Hoofdstuk 2 bevat een toelichting op de nota en een eerste blik op het wettelijk kader. Een uitgebreide samenvatting van het wettelijk kader is in bijlage 3 opgenomen. Hoofdstuk 3 geeft inzicht in de startsituatie. Bedrijven Gemeente Langedijk kent voor wat betreft risicobronnen binnen de EV drie LPG-tankstations. Er zijn bij de LPG-tankstations geen overschrijdingen van het plaatsgebonden risico bij kwetsbare objecten, en geen overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Binnen Langedijk zijn er geen andere bedrijven waar gevaarlijke stoffen in hoeveelheden van meer dan 10 ton zijn opgeslagen. Er zijn 4 vuurwerkverkooppunten aanwezig die beneden de drempelwaarde blijven (minder dan 10 ton in opslag) en daardoor slechts een zeer beperkte extern veiligheidsrisico hebben. Routes Het vervoer van gevaarlijke stoffen binnen of langs de gemeente vindt voornamelijk plaats over de weg. Door de provincie zijn binnen Langedijk de N245 en de N504 aangewezen als route waarover gevaarlijke stoffen mogen worden vervoerd. Buiten en langs de gemeente verder nog het spoor, de N242, N9 en het Noordhollands kanaal. Hierbij bestaan geen risicovolle aandacht- of knelpunten. De gemeente heeft vanaf de provinciale routes een aantal routes gevaarlijke stoffen aangewezen, die leiden naar de bedrijventerreinen en de LPG-tankstations. Er zijn binnen de gemeente géén hogedruk aardgastransportleidingen, of andere buisleidingen met een extern veiligheidsrisico.
5
Beleidsvisie Externe Veiligheid Langedijk
2010
De hoofdstukken 4 en 5 zijn de kern van deze visie. Hoofdstuk 4 geeft de gemeentelijke visie op het EV beleid, en het geeft de beleidskeuzes die nodig zijn voor een consequente uitvoering van het EV-beleid. Die keuzes kunnen worden samengevat in de titel van de Visie en Missie gemeente Langedijk: Ondernemend Samenleven. De gemeente wil een ondernemende samenleving stimuleren en ondernemers mogelijkheden geven. Maar we moeten ook samenleven. Dat betekent risico’s inschatten en beheersen, o.a. door en ruimte te reserveren: • ‘Bevi-bedrijven’ kunnen zich alleen vestigen op bedrijventerrein Breekland. • Overschrijding van de grenswaarde voor het Plaatsgebonden Risoco (PR-waarde) voor kwetsbare objecten is op geen enkele locatie acceptabel. • Overschrijding van de PR-grenswaarde voor beperkt kwetsbare objecten is voor nieuwe situaties in beginsel niet toegestaan, voor bestaande situaties niet wenselijk, en indien mogelijk moet de situatie worden verbeterd. • Het GR moet altijd zo laag mogelijk zijn als redelijkerwijs haalbaar is • Toename van het GR is niet wenselijk, maar acceptabel onder voorwaarden. • Overschrijding van de oriënterende waade van het Groepsrisico (GR-waarde) is binnen de woonbebouwing niet acceptabel, binnen bedrijventerreinen alleen acceptabel onder voorwaarden. • De huidige situatie bij de LPG-tankstations kan gecontinueerd worden. Daarvoor moet dat vastgelegd worden in de Omgevingsvergunning en/of het bestemmingsplan. • De gemeentelijke route gevaarlijke stoffen wordt opgeheven. Hoofdstuk 5 geeft inzicht in de sturingsinstrumenten die de gemeente beschikbaar heeft om de beleidsdoelen te halen, en geeft kort aan hoe het geïmplementeerd wordt. Dat zijn voornamelijk de Wet ruimteljke ordening (het Bestemmingsplan), en de Omgevingsvergunning. In § 1.1 staan alle maatregelen opgenoemd. Bij wijzigingen binnen een zone van 150 m van LPG-tankstations en bij of in de omgeving van de route gevaarlijke stoffen waarbij de Wro of de Wm een rol speelt, wordt altijd overleg gepleegd met de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord. De VrNHN heeft een adviesrol.
6
Beleidsvisie Externe Veiligheid Langedijk
1.1
2010
Samenvattende actiepunten uit de voorliggende nota Verantwoordelijke
Actiepunt
De beleidskeuzes uit hoofdstuk 4 en verder dienen in de gemeentelijke organisatie bekend te worden gemaakt. De gebiedsgerichte beleidskeuzes in de verschillende bestemmingsplannen vastleggen (§ 4.2 en § 5.4). Minimaal een wijzigingsplan vaststellen met de termijnen waarop de aanpassingen zijn gerealiseerd. Onderzoek naar effectiviteit en haalbaarheid venstertijden LPG-levering (§5.4) Drie Omgevingsvergunningen wijzigen door er een LPGdoorzet-limiet in op te nemen (§ 5.4). Onderzoeken hoe de PR-overschrijding bij tankstation Langebalkweg kan worden weggenomen, of onder welke voorwaarden de PR-overschrijding wordt geaccepteerd. Overleg met Heerhugowaard en Provincie over plaatsen borden ‘route gevaarlijke stoffen’ (§ 5.5) . Verzoek aan provincie /VrNHN over gegevens vervoer gevaarlijke stoffen op N504 (§ 5.5). Aanwijzen van een coördinerend contactpersoon EV (§ 5.7). Maken van afspraken in zake het coördineren en toetsen van verantwoordingen GR in het proces Professionalisering Vergunning verlening en Handhaving (§ 5.7). Maken van afspraken met de brandweer en de Veiligheidsregio in zake het toetsen van verantwoordingen GR (§ 5.7 en §5.8). Invoeren van de werkprocessen voor de afdelingen Veiligheid, Vergunningen en Handhaving (VVH), de teams Vergunningen en Veiligheid; en de afdeling Beleid en Projecten team VROM (Verkeer, RO en Milieu) m.b.t. externe veiligheid . (§ 5.7) Opnemen van EV-taken in afdelingsplan en budgetten voor 2011 op te voeren in begroting (§ 5.7)
Termijn BP/vrom-milieu
1 maand na vaststelling
BP/vrom-ro
6 maanden na vaststelling
BP/vrom VVH/vergunningen-milieu BP/vrom BP/vrom BP/vrom BP/vrom
6 maanden na vaststelling 8 maanden na vaststelling 6 maanden na vaststelling 3 maanden na vaststelling 3 maanden na vaststelling 3 maand na vaststelling
VVH
3 maand na vaststelling
BP/vrom-milieu
3 maanden na vaststelling
VVH/vergunningen, VVH/brandweer, VVH/oov, BP/vrom-milieu, BP/vromro
5 maanden na vaststelling
VVH, BP/vrom-milieu
Actueel houden ISOR bestand (§ 5.8).
VVH/brandweer
Actueel houden RRGS bestand (§ 5.8).
VVH/vergunningen-milieu
Opstellen plan voor een passende risicocommunicatie m.b.t. EV (§ 5.8).
VVH/oov, BP/vrom-milieu
Opleiding EV in Regioverband (§ 5.7).
VVH/oov
3 maanden na vaststelling 1 maand na vaststelling 1 maand na vaststelling 1 maand na vaststelling 3 maanden na vaststelling
7
Beleidsvisie Externe Veiligheid Langedijk
2010
8
Beleidsvisie Externe Veiligheid Langedijk
2. 2.1
2010
Inleiding Aanleiding
Enkele rampen en incidenten zoals de vuurwerkramp in Enschede hebben aangetoond dat een maatschappij zonder risico’s niet bestaat. Maar zulke incidenten onderstrepen ook dat we die risico’s tot op zekere hoogte kunnen en moeten beheersen. Vanuit die ontwikkeling is ‘externe veiligheid’ een belangrijk landelijk thema geworden. Toepassing van landelijk EV-beleid en wet- en regelgeving vraagt om kennis, capaciteit, vaardigheid en niet in de laatste plaats om integraal werken: EV-beleid brengt de disciplines milieu en ruimtelijke ordening bij elkaar. Uitvoering van de EV-taken vraagt om een professionele inbreng van de volgende taakvelden: • ruimtelijke ordening • milieu • brandweer • openbare orde & veiligheid • verkeer & vervoer • communicatie • economische zaken In deze visie wordt aangegeven hoe veilig we willen zijn. Alleen door risico’s tijdig te identificeren, bronmaatregelen te treffen en vervolgens voldoende afstand tussen risicobron en burgers te creëren, kan de veiligheid worden verhoogd. Daarom moet geïnvesteerd worden in kennisvergaring en uitwisseling binnen de gemeentelijke organisatie en met de veiligheidsregio. Om voldoende afstand te creëren moeten keuzes worden gemaakt over de locaties van woningen, scholen, winkels, kantoren en recreatie in relatie tot risicovolle vormen van transport en bedrijvigheid. Voor het proces om te komen tot een Beleidsvisie externe Veiligheid is financiële steun gegeven vanuit de Veiligheidsregio NoordHolland Noord.
2.2
Ambitie, doel en kaders
In de gemeentelijke Nota Duurzame Veiligheid is aangegeven dat deze Beleidsvisie op de externe veiligheid een belangrijk punt is. Met deze nota wordt daar invulling aan gegeven. De Visie en Missie gemeente Langedijk is een algemene leidraad voor het beleid. De visie en missie geeft aan dat het in Langedijk moet gaan om ondernemen, èn dat we er kunnen samenleven. Ook samenleven met risico’s. Het is de ambitie van de gemeente om door middel van het optimaal combineren van bedrijvigheid en ruimtelijke ontwikkeling, een verantwoord niveau van fysieke veiligheid voor de samenleving binnen de gemeentegrenzen te behouden. Het doel van dit rapport is om beleid te formuleren dat deze ambitie mogelijk maakt. Daarbij is het de bedoeling om de veiligheid te handhaven en te voorkomen dat nieuwe onveilige situaties ontstaan. Kaders van het Rijk Vanuit het besef dat er altijd veiligheidsrisico’s zullen bestaan, maar dat er wel een grens gesteld moet worden aan de grootte van de risico’s, heeft de Rijksoverheid een pakket wettelijke maatregelen vastgesteld. Zo zijn met het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi) in 2004 risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot opslag, gebruik en verplaatsing van gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO-1999) stelt eisen aan de meest risicovolle bedrijven in Nederland ten aanzien van de preventie en de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. Ten aanzien van transportrisico’s zijn de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RNVGS) en de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen verschenen en is een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) externe veiligheid transport gevaarlijke stoffen in voorbereiding. 9
Beleidsvisie Externe Veiligheid Langedijk
2010
Beleidsvrijheid Naast het feit dat vanuit de Rijksoverheid algemene risiconormen zijn gesteld, laat de wet- en regelgeving ruimte aan gemeenten en provincies om eigen veiligheidsambities te formuleren. De gemeenten en provincies hebben de vrijheid om, binnen kaders, voor de bescherming van groepen burgers (groepsrisico) eigen beleid vast te stellen. Duidelijkheid voor burgers en bedrijven! Het veiligheidsbeleid is primair gericht op het beschermen van burgers in de gemeente. De overheid heeft daarom een communicatieplicht betreffende de risico’s die burgers lopen. Afstemming en sturing: binnen en buiten! Het beheersen van veiligheidsrisico’s is een multidisciplinair proces, waarbij verschillende partijen nodig zijn. Zowel partijen binnen de gemeentelijke organisatie als daarbuiten. Het is voor de beheersing van veiligheidsrisico’s van groot belang dat er voor alle betrokken partijen duidelijkheid bestaat over het externe veiligheidsbeleid van gemeente Langedijk.
Binnen de gemeente zijn de volgende disciplines betrokken bij het besluitvormingsproces: BP/vrom - Ruimtelijke Ordening => besluitvorming volgens Wro en bij het opstellen van de Structuurvisie. O.a. bestemmingsplannen vaststellen of wijzigingen en vrijstellingen verlenen. VVH/vergunningen- Bouw- en woningtoezicht => specifieke besluiten op basis van de Wet algemene bepaling omgevingsrecht (verder Wabo) en de Woningwet. VVH/milieu => bij het verlenen van een Omgevingsvergunning voor in het Bevi aangewezen bedrijfscategorieën. VVH/oov => Afstemming met andere veiligheidskaders doordat het Externe Veiligheidsbeleid valt onder het ruimere kader van ‘Duurzame Veiligheid’. Indien in de hierboven genoemde besluitvormingsprocessen sprake is van inrichtingen met gevaarlijke stoffen dient door de initiatiefnemer een ‘kwantitatieve risicoanalyse’ (QRA) te worden gemaakt, uitgedrukt in het plaatsgebonden risico met daarbij horende afstandscriteria voor kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en daarnaast een bepaling en een verantwoording van het groepsrisico. De gemeente moet bij het vaststellen van ruimtelijke besluiten (o.a. krachtens de Wro) en bij verlenen van Omgevingsvergunningen (krachtens de Wm) rekening houden met de externe veiligheidregelgeving. In het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is het Vuurwerkbesluit vastgesteld. Dat geeft regels voor de op- en overslag van vuurwerk.
Buiten de gemeente geldt dat de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord conform artikel 12, lid 3 en artikel 13, lid 3 van het Bevi bij bovengenoemde besluiten om advies moet worden gevraagd. Dit advies betreft met name de verantwoording van het groepsrisico. Vergelijkbare risicoafwegingen dient het college te maken voor het bouwen en ruimtelijk ontwikkelen in de directe omgeving van routes gevaarlijke stoffen. Alle genoemde besluiten werken met risicoafwegingen voor het gebruik van gevaarlijke stoffen in relatie tot omwonende burgers.
10
Beleidsvisie Externe Veiligheid Langedijk
2.3
2010
Een tweetal basisprincipes
Binnen het EV-beleid draait het om risico’s. Risico’s worden uitgedrukt in een plaatsgebonden risico (PR) en een groepsrisico (GR). In § 2.5 en in bijlage 1 zijn deze termen gedefinieerd. Bovendien is in de bijlage het wettelijk kader aangegeven. Voor het PR gelden grenswaarden. Dat zijn afstandscriteria tussen burger en gevaarlijke stof, waaraan wettelijk verplicht moet worden voldaan. Bij overschrijding van die normen geldt voor kwetsbare objecten een wettelijke saneringsplicht. Alleen bij overschrijding van de PR-contour bij beperkt kwetsbare objecten heeft de gemeente een beperkte beleidsvrijheid. Het GR geeft veel meer beleidsvrijheid, omdat de wet alleen een oriënterende waarde geeft. Het GR moet zolaag mogelijk worden gehouden. De oriëntatiewaarde mag worden overschreden, mits het GR kan worden verantwoord. In Langedijk is vooral voor het groepsrisico deze beleidsvisie van belang. Dat is uitgewerkt in hoofdstuk 4.
2.4
Voor wie is deze visie bedoeld?
De beleidsvisie is gemaakt om de gemeente een duidelijk kader te geven voor het omgaan met externe veiligheid. De visie geeft aan waar ontwikkelingen mogelijk zijn en onder welke voorwaarden. Die informatie is niet alleen voor bestuurders van belang, maar ook voor het ambtelijk apparaat. De ambtenaren binnen de gemeente geven uitvoering aan het beleid en kunnen met de visie in de hand duidelijk communiceren richting burgers en bedrijven hoe gemeente Langedijk omgaat met risico’s en veiligheid. Daarnaast wordt ook externe partijen zoals de provincie, de veiligheidsregio en de buurgemeenten inzicht geboden in het lokale externe veiligheidsbeleid.
11
Beleidsvisie Externe Veiligheid Langedijk
2.5
2010
Plaatsgebonden Risico en Groepsrisico
Het externe veiligheidsbeleid in Nederland rust op twee kwantitatieve pijlers: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Plaatsgebonden Risico (PR) Het plaatsgebonden risico geeft per locatie de berekende kans per jaar aan dat een persoon op die plaats overlijdt, als rechtstreeks gevolg van een calamiteit veroorzaakt door een risicovolle activiteit, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. In het plaatsgebonden risico zijn in het kort twee verschillende kansen verwerkt: de kans dat een ramp, zoals het ontsnappen van een gevaarlijke stof, plaatsvindt; de kans dat een persoon daadwerkelijk overlijdt als gevolg daarvan. -6
Deze kans mag maximaal 1 op een miljoen (10 ) per jaar zijn. Deze norm geldt bij kwetsbare objecten als grenswaarde, die niet mag worden overschreden, en bij beperkt kwetsbare objecten als richtwaarde. Rondom een bedrijf of transportroute vormen de plaatsen met hetzelfde risico een risicocontour die op de kaart gezet wordt. Groepsrisico (GR) Het Groepsrisico is wezenlijk anders. Het geeft inzicht in de kans dat door een ongeval bij een activiteit met gevaarlijke stoffen, een groep mensen die niet rechtstreeks bij die activiteit is betrokken, tegelijkertijd omkomt. Anders gezegd geeft het groepsrisico weer wat de kans is op het overlijden van een groep personen ten gevolge van een ongeval bij een bedrijf. Voor het groepsrisico is geen grenswaarde vastgesteld. Wel is er de zogeheten oriëntatiewaarde, deze wordt door de gemeente of provincie, in het kader van de vergunningverlening gehanteerd bij de overwegingen over het groepsrisico. Grenzen voor het groepsrisico beogen sociale ontwrichting te voorkomen. Ongevallen met grotere gevolgen zorgen voor een onevenredig grotere ontwrichting. Daarom wordt gesteld dat een n-maal groter gevolg dan tien doden moet corresponderen met een n-kwadraat maal kleinere kans op dat ongeval (Fncurve). De Fn-curve ziet er als volgt uit:
De Fn-curve is een grafiek, waarin is aangegeven het verband tussen de logaritme van de omvang van de gevolgen van de zware ongevallen, uitgedrukt in aantallen dodelijk getroffenen buiten de inrichting, en de logaritme van de kans op het zich voordoen van deze ongevallen; op de horizontale as van de grafiek wordt de logaritme van het aantal dodelijk getroffenen uitgezet; op de verticale as wordt de logaritme van de cumulatieve kans per jaar op het zich voordoen van de voorvallen met tenminste die omvang uitgezet. Ondanks dat voor het groepsrisico geen wettelijke norm is vastgesteld, maar een oriëntatiewaarde, wordt deze richtwaarde door sommige overheden gebruikt als maatstaf.
12
Beleidsvisie Externe Veiligheid Langedijk
3.
2010
Huidige situatie
Inleiding In deze paragraaf wordt in hoofdlijnen ingegaan op een beschrijving van gemeente Langedijk. Achtereenvolgens betreft dit: bedrijven, wonen, evenementen en transportroutes. Bij de volgende afdelingen ligt informatie over: - Routes gevaarlijke stoffen VVH/milieu (ontheffingen) - Bevi-bedrijven VVH/milieu (vergunningverlening) - RRGS VVH/milieu (vergunningverlening) - ISOR VVH/bw (brandweer, gebruiksvergunningen) - Provinciale risicokaart VVH/oovr
3.1
Bedrijven
Bedrijventerreinen Afgezien van LPG-tankstations, zijn er momenteel in Langedijk géén bedrijven waar Externe Veiligheid een rol speelt (geen Bevi-bedrijven). Maar, in principe zijn nu op alle bedrijventerreinen Bevi-bedrijven mogelijk, want ze zijn niet in de bestemmingsplannen uitgesloten. Indien een Bevi-bedrijf zich wil vestigen, dient het een Kwantitatieve Risico Analyse (verder QRA) te maken, om te kunnen beoordelen of er geen risico’s worden genomen die strijdig zijn met deze visie.
LPG In Langedijk zijn drie LPG-tankstations. Deze LPG-tankstations zijn in de nabijheid van woonwijken gevestigd. Om vast te stellen of dat knelpunten met zich meebrengt is in 2008 een QRA (kwantitatieve risicoanalyse) opgesteld. Het veiligheidsrisico bij LPG ontstaat vooral bij het vullen van het reservoir door een tankauto. Indien door een externe oorzaak een brand ontstaat bij de tankauto, of als er een scheur in de tank ontstaat, kan de LPG gaan koken, en daardoor de tankauto ontploffen (BLEVE). Door allerlei voorschriften en wettelijke maatregelen aan de tankauto’s is die kans heel klein, maar als het gebeurt, is het effect potentieel heel groot. Bij een inventarisatie van de LPG-doorzet in 2008 is geconstateerd dat de doorzet bij de LPGtankstations minder is dan 500m³ per jaar. De doorzet is in de Omgevingsvergunning niet gelimiteerd; dus in beginsel kunnen de tankstations voor wat betreft hun LPG-omzet groeien naar een situatie dat er wel een veiligheidsknelpunt ontstaat. Binnen de bebouwde kom is de toelevering van LPG in de regel van 7 – 19 uur. Dit mede in verband met het geluid dat de tankautopomp maakt, bij het onder druk verpompen van de LPG. Voor het LPG-tankstation aan de Spoorstraat in Noord-Scharwoude geldt dat voldaan wordt aan de PR-contour, en voor het groepsrisico onder de oriënterende waarde gebleven wordt (Fn-curve). In augustus 2009 heeft de firma LP Gas, namens Autobedrijf Tesselaar aangegeven dat op basis van de omzetontwikkelingen over de jaren 2006 t/m 2008 de doorzet valt tussen de 1000m³ en 1500m³ per jaar. Het LPG-tankstation aan de Langebalkweg in Zuid-Scharwoude heeft een aandachtspunt vanwege de aanwezigheid van een kantine/opslaggebouw op de begraafplaats, op een afstand van ± 17m van het vulpunt. Daarmee valt het binnen de PR contour. Dit gebouw is een beperkt kwetsbaar object. Het is daar gerealiseerd na de inwerkingtreding van de Bevi. Het groepsrisico zit onder de oriënterende waarde.
13
Beleidsvisie Externe Veiligheid Langedijk
2010
Het LPG-tankstation aan de Hornweg in Broek op Langedijk past binnen de PR contour. De GR waarde zit onder de oriënterende waarde. Hierbij is de situatie met uitbreiding van kantoorpersoneel en de ontwikkelingen bij Winkelcentrum Broekerveiling al meegenomen.
3.2
Wonen
In gemeente Langedijk zijn een aantal grootschalige woningbouwlocaties gepland. In de tabel staat dat aangegeven: Afstand tot lpg Afstand tot huidige route gevaarlijke stoffen Broek op Langedijk: Ontwikkeling Winkelcentrum Broekerveiling: 1600m² winkeloppervlak en 175 woningen. Broek op Langedijk / Zuid-Scharwoude: Woonwijk Westerdel. Ongeveer 670 woningen. Noord-Scharwoude: Veilingterrein, omvorming in een woonwijk met circa 180 woningen. Noord-Scharwoude: Spoorstraat, ontwikkeling van ± 20 woningen Oudkarspel: Nijverheidsstraat, ontwikkeling van maximaal 8 woningen In de structuurvisie uit 2000 staat aangegeven dat woningbouw mogelijk is in een strook ten westen van Noord- en Zuid Scharwoude.
3.3
170 m
130m
400 m
50 m
170 m
60 m
220 m
30m
730 m
30 m
950 m
30 m (N504)
Evenementen
Evenementen in Langedijk die in dit kader van belang kunnen zijn, zijn er niet. Alle evenementen zoals de jaarlijkse kermissen, de beddenrace, het Indian Summerfestival en Lichtjesavond zijn buiten de GR-contour van 150 m van de LPG-tankstations gelegen. Voor de toekomst is het wel van belang hoe de activiteiten bij Winkelcentrum Broekerveiling zich gaat ontwikkelen, omdat een deel van het parkeerterrein binnen de GR-contour van 150m van het LPGtankstation Hornweg ligt.
3.4
Transportroutes gevaarlijke stoffen
In deze paragraaf zijn de huidige routes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen aangegeven. Provinciale route gevaarlijke stoffen De provincie heeft alle provinciale wegen aangewezen als Route gevaarlijke stoffen. Dat zijn in Langedijk de N245 en de N504. Langs de gemeente liggen de RijkswegN9 en de N242. De N504 vergt extra aandacht omdat deze tussen en door de bebouwde kommen van Oudkarspel en Noord-Scharwoude loopt. Bij de provincie zijn geen adequate gegevens bekend hoeveel transport gevaarlijke stoffen er over deze provinciale wegen gaan. De provincie Noord-Holland wil in 2010 een risico-inventarisatie uitvoeren voor het vervoer gevaarlijke stoffen over de provinciale wegen. Broek op Langedijk. Vanaf de provinciale route voor gevaarlijke stoffen gaan er routes naar de LPG stations en de Bedrijventerreinen: - Vanaf de N245 via de Nauertogt naar Zuiderdel en de Hornweg (ook Zuiderdel). - Het gehele bedrijventerrein Zuiderdel is aangewezen als route gevaarlijke stoffen.
14
Beleidsvisie Externe Veiligheid Langedijk
2010
Het is mogelijk dat er vrachtauto’s met routeplichtige gevaarlijke stoffen komend uit de richting Heerhugowaard (Zandhorst) en/of vanaf de N242 via de Uitvalsweg naar bedrijventerrein Zuiderdel rijden. Dit is niet gewenst en op grond van de gemeentelijke aanwijzing van routes voor gevaarlijke stoffen, ook niet toegestaan. Zuid-Scharwoude. Vanaf de N242 gaat een route gevaarlijke stoffen naar het LPG-tankstation aan de Langebalkweg. Noord-Scharwoude Vanaf de N504 is het wegennet op de bedrijventerreinen De Mossel en De Wuyver aangewezen als route gevaarlijke stoffen. Oudkarspel Vanaf de N504 is het wegennet op Breekland aangewezen als route gevaarlijke stoffen. Bebording route gevaarlijke stoffen De bebording van de routes gevaarlijke stoffen in Langedijk is niet adequaat. Bijvoorbeeld niet aangegeven is dat de Uitvalsweg niet gebruikt mag worden als route voor gevaarlijke stoffen; er staan borden, terwijl er geen bedrijven meer zijn; de route-borden stoppen waador niet duidelijk is hoe de route verder gaat. Ontheffingen route gevaarlijke stoffen Ontheffingen van de route gevaarlijke stoffen worden verleend door de afd. VVH. Dit gebeurt voor vuurwerktransport in december en propaantransport: - Bas Watersport, Dijk 10, Broek op Langedijk via Westelijke Randweg en Dijk (zuidkant), - Tuincentrum Life & Garden, Potjesdam 1, Zuid-Scharwoude, via Langebalkweg en Oostelijke Randweg; - Horticoop, vestiging Noord-Scharwoude, Veilingweg 14, Noord-Scharwoude; - Vuurwerk Joh. Stoop, Dorpsstraat 694, Noord-Scharwoude via Voorburggracht, doorsteek tussen Voorburggracht en Dorpsstraat, ter hoogte van Dorpsstraat 705. - Camping De Oude Boomgaard, Provinciale weg 5a, Oudkarspel (propaan). - Eén agrarisch bedrijf in het buitengebied (propaan). Spoorzone Langs de gemeenten ligt het spoortrace van Alkmaar naar Heerhugowaard. Voor zover bekend worden er geen gevaarlijke stoffen over dit traject vervoerd. Er is dan ook geen veiligheidszone. Op dit moment ligt er op deze lijn geen reservering van ProRail voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Waterwegen Langs de gemeente ligt het Noordhollands kanaal en het Kanaal Omval-Kolhorn. Hierover vindt momenteel geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Buisleidingen In de gemeente liggen géén buisleidingen met transport van gevaarlijke gassen en vloeistoffen en ook geen midden- en hogedruk aardgasleidingen Risicokaart De provincie zorgt voor actualisatie van het bestand via de provinciale risicokaart. De gemeente (afd. VVH) heeft het beheer over de gegevens van de provinciale risicokaart.
15
Beleidsvisie Externe Veiligheid Langedijk
3.5
2010
Samenwerking
De gemeenten binnen de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord hebben in 2005 met elkaar afgesproken er voor te zorgen, dat uiterlijk in 2009 de brandweerzorg en de voorbereiding op rampen etc. op een adequaat niveau zal zijn. De gemeenteraad heeft op 14 oktober 2008 het gemeentelijk Rampenplan voor de periode 2008-2012 vastgesteld zoals is vereist in de Wet rampen en zware ongevallen. Het plan wordt doorlopend actueel gehouden en aangepast aan gewijzigde omstandigheden. Wanneer daar voldoende aanleiding voor is worden de mutaties in het rampenplan opgenomen. De verwachting is dat bij het aflopen van het huidige gemeentelijke Rampenplan er een Regionaal Crisisbeheersingsplan beschikbaar is dat voldoet aan de eisen uit de Wet op de Veiligheidsregio’s (2010). Ten aanzien van de Brandweerzorg Langedijk wordt in 2010 een Brandweerbeleidsplan opgesteld. Risico-inventarisatie In deel A van het gemeentelijke rampenplan is een risico-inventarisatie opgenomen. Door de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord wordt in 2010, vooruitlopend op de Wet op de Veiligheidsregio’s, een regionale risico-inventarisatie gehouden. Risicokaart De risicokaart is een interactief communicatie-instrument dat via het internet informatie geeft over de aard en omvang van de risico’s in de leefomgeving. De risicokaart bevat een actuele weergave van de resultaten van de gemeentelijke risico-inventarisatie en de risico-analyse. Zie: http://geo.noord-holland.nl/risicokaartpub/ De kaart laat zien welke risicobronnen in een bepaald gebied aanwezig zijn. Op deze wijze kan de risicokaart bij burgers en organisaties het bewustwordingsproces over veiligheid in de leefomgeving versterken. De provincie Noord Holland is verantwoordelijk voor het produceren en beheren van de risicokaart. De gemeente is verantwoordelijk voor het aanleveren van gegevens. Als coördinator van de risicokaart is het team VVH/oovr aangewezen. De daadwerkelijke invulling en het actualisatie wordt gedaan door VVH/bw (brandweer). Het lokale RRGS (Register Risicosituaties Gevaarlijks Stoffen) is ook ingevuld. Het RRGS wordt actueel gehouden door VVH/v (milieu). Omdat sommige gegevens uit het RRGS niet op de provinciale website staan, zal worden uitgezocht of er een bij de provincie een koppeling ontbreekt Het ISOR (InformatieSysteem Overige inrichtingen) (lijst met kwetsbare objecten) is actueel, en wordt bijgehouden door VVH/bw (brandweer).
16
Beleidsvisie Externe Veiligheid Langedijk
4.
2010
Visie en beleid externe veiligheid
Het gemeentebestuur is eerst aangewezen, uiteraard binnen de kaders van de wet, om keuzes te maken over het gewenste niveau van veiligheid voor haar burgers. Op basis van die keuzes kunnen dan weer besluiten worden genomen op algemene vragen zoals: • Laten we nieuwe gevaarlijke bedrijven binnen de gemeente toe? • Is het bouwen van woonwijken voor de gemeente belangrijker dan de uitbreidingsmogelijkheden van een bedrijf dat met gevaarlijke stoffen werkt? Deze keuzes hoeven niet voor de hele gemeente hetzelfde te zijn. Op de ene plek wordt gekozen voor wonen, op de andere ligt het accent op bedrijvigheid. Daarom is gekozen voor een algemeen - en gebiedsgericht beleid, waarin genuanceerd en met inachtneming van lokale aspecten wordt omgegaan met externe veiligheid. Algemeen beleid De keuzevrijheid binnen het Besluit externe veiligheid inrichtingen wordt vertaald in het wel of niet accepteren van een overschrijding of toename van het groepsrisico of het wel of niet toestaan van beperkt kwetsbare objecten binnen de plaatsgebonden risicocontour. De gemeente Langedijk hanteert daarbij het volgende algemene beleid: - De overschrijding van de PR-grenswaarde voor kwetsbare objecten (o.a. woonwijk, scholen) is op geen enkele locatie acceptabel (dit is een wettelijke eis). - De overschrijding van de PR-grenswaarde voor beperkt kwetsbare objecten (bedrijfswoningen, kleinere bedrijven) is voor nieuwe situaties in beginsel niet toegestaan, maar alleen onder zwaarwegende motivering mogelijk; voor bestaande situaties niet wenselijk, en indien mogelijk moet de situatie worden verbeterd. - Het GR moet altijd zo laag mogelijk zijn als redelijkerwijs haalbaar is. - Toename van het groepsrisico is niet wenselijk, maar acceptabel onder voorwaarden. - De overschrijding van de ‘oriënterende waarde groepsrisico’ is binnen de woonbebouwing niet acceptabel, binnen bedrijventerreinen alleen acceptabel onder voorwaarden. Gebiedsgericht beleid De gemeente Langedijk kan grofweg worden ingedeeld in de deelgebieden: woonkernen, lintbebouwing, bedrijfsterreinen, natuur- en recreatiegebieden en agrarische gebieden. Daarnaast zijn er in het kader van externe veiligheid nog transportzones. Door het gemeentebestuur is per gebied beleid geformuleerd voor het plaatsgebonden risico (PR) en voor het groepsrisico (GR). Dit beleid is samengevat in tabel 1 (volgende pagina). Hieronder wordt per deelgebied het voorgestane EV-beleid omschreven. De bestemmingsplannen dienen in overeenstemming te zijn met het beleid zoals beschreven. Woonkernen: De gemeente wil haar burgers een zo veilig mogelijke woonomgeving bieden. In woonwijken worden daarom geen bedrijven toegelaten die een extern veiligheidsrisico veroorzaken. In de vigerende bestemmingsplannen worden langs de huidige Westelijke Randweg in Noord- en Zuid-Scharwoude geen nieuwe Bevi-inrichtingen toegestaan. Dit beleid wordt voortgezet. Buitengebied: In het buitengebied is de bevolkingsdichtheid lager dan in de woonkernen. Ook is de mogelijkheid om snel van een risicobron vandaan te komen daar meestal groter. Toch is het voorstel om voor het buitengebied bij het groepsrisico dezelfde ambitie als voor woonkernen te hanteren. Bedrijventerreinen: Het is beleid van de gemeente Langedijk is om een ondernemende gemeente te zijn. Om het ondernemers van ‘Bevi-bedrijven’ mogelijk te maken zich in Langedijk te vestigen, wordt bedrijventerrein Breekland aangewezen als gebied waar Bevi-bedrijven onder voorwaarden zijn toegestaan. Iedere 17
Beleidsvisie Externe Veiligheid Langedijk
2010
nieuwe vestiging van een Bevi-bedrijf zal de PR-contour en de GR-oriënterende waarde moeten verantwoorden, door middel van een QRA-onderzoek en rapportage. Omdat ook personeel van bedrijven recht heeft op bescherming ten opzichte van gevaarlijke stoffen, zijn bepaalde bedrijfsfuncties, zoals grootschalige kantoren gecategoriseerd als kwetsbaar object. Maar ook perifere detailhandel, waar veel bezoekers komen, worden als (beperkt) kwetsbaar object gezien en hebben dus invloed op de vestigingsmogelijkheid van Bevi-bedrijven. In afwijking van het uitgangspunt dat de GR zo laag mogelijk moet zijn, zal een overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico op bedrijventerrein mogelijk moeten zijn, om een realistische en gezonde economische ontwikkeling ook in de toekomst te waarborgen. Dit moet altijd worden onderbouwd in een QRA, en het planontwerp moet worden geoptimaliseerd voor een zo laag mogelijk groepsrisico. Ook op de andere bedrijventerreinen (Zuiderdel, De Wuyver, De Mossel, Eecen en Kramer) zou op juridische gronden de Bevi-bedrijven wel een plaats gegeven kunnen worden, mits ze voldoen aan de PR-contour en de GR-oriënterende waarde. Maar voorgesteld wordt dat de gemeente Langedijk op die bedrijventerreinen het vestigen van Bevi-bedrijven niet mogelijk maakt, in verband met de concentratie aan kwetsbare objecten. Voor deze terreinen dienen de bestemmingsplannen hierop te worden aangepast.
Tabel 1 Gebiedsgerichte beleid met betrekking tot externe veiligheid Overschrijding grenswaarde PR -6 (10 ) voor kwetsbare objecten
Overschrijding grens-6 waarde PR (10 ) voor beperkt kwetsbare objecten
Overschrijding orienterende waarde (OW) Groepsrisico
Toename Groepsrisico
wettelijke saneringsplicht
Beperkte beleidsvrijheid
Beleidsvrijheid
Beleidsvrijheid
Nieuw: niet acceptabel
Woonkernen
Buitengebied
niet acceptabel
Bestaand: Niet wenselijk, indien mogelijk situatie verbeteren Nieuw: Slechts acceptabel onder voorwaarden (zwaarwegende redenen)
niet acceptabel Bestaand: Niet wenselijk, indien mogelijk situatie verbeteren
Bedrijventerreinen
niet acceptabel
Slechts acceptabel onder voorwaarden (zwaarwegende redenen)
Niet wenselijk. Beleidskeuze: Niet acceptabel
Niet acceptabel boven OW. Resteffecten meewegen
Niet wenselijk. Beleidskeuze: Niet acceptabel
Niet acceptabel boven OW. Resteffecten meewegen
Acceptabel onder voorwaarden. Planontwerp optimaliseren
Acceptabel onder voorwaarden. Planontwerp optimaliseren
Acceptabel onder voorwaarden. Planontwerp optimaliseren
Acceptabel onder voorwaarden. Planontwerp optimaliseren
Nieuw: niet acceptabel
Route gevaarlijke stoffen e.d.
niet acceptabel
Bestaand: Niet wenselijk, indien mogelijk situatie verbeteren
18
Beleidsvisie Externe Veiligheid Langedijk
5. 5.1
2010
Maatregelen externe veiligheid Inleiding
Het in hoofdstuk 4 geformuleerde beleid kan alleen gerealiseerd worden als daarvoor de goede maatregelen genomen worden en het juiste instrumentarium aanwezig is. In dit hoofdstuk wordt uiteengezet op welke wijze de visie en het beleid van gemeente Langedijk worden omgezet in acties. Voor het behouden van het gewenste veiligheidsniveau (zie hoofdstuk 4, tabel 1) moet een aantal maatregelen worden getroffen. Zo moeten bestaande, uit de risico-inventarisatie bekende knelpunten worden aangepakt en moet ervoor worden gezorgd dat in toekomstige situaties geen nieuwe knelpunten worden veroorzaakt. Dit is uitgewerkt in §5.4. Er zal echter altijd een restrisico blijven bestaan. Daarom is het van groot belang dat, in het geval dat er toch een calamiteit plaatsvindt, de rampenbestrijdingsorganisatie goed is voorbereid en uitgerust om een ramp te bestrijden (§5.8).
5.2
Beschikbare instrumenten
De gemeente heeft een aantal instrumenten om te zorgen voor een veilige leefomgeving, waarin toch een effectieve economische ontwikkeling mogelijk is. • Voor regulering van bedrijfsvestiging en veiligheid aan de bron dient onder meer de Wet milieubeheer en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht . In het Bevi genoemde bedrijven zijn en blijven Omgevingsvergunningplichtig. • Door routering van gevaarlijke stoffen over de weg kunnen ernstige risico’s binnen het gemeentelijke grondgebied worden beheerst. • Bedrijfsvestiging kan niet alleen vanuit de Wet milieubeheer en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht worden gereguleerd. Daarvoor zijn ook instrumenten uit de Wet op de Ruimtelijke Ordening nodig. Hier heeft de gemeente diverse sturingsmogelijkheden. • Al deze instrumenten resulteren in een situatie, die een bepaald restrisico kent. Dat restrisico is mede afhankelijk van de invulling van de veiligheidsketen.
5.3
Advies Veiligheidsregio
De Veiligheidsregio Noord-Holland noord heeft in 2009 een risicoanalyse voor de LPG-tankstations opgesteld (door Prevent adviesgroep). Uit die analyse komen de hier onder staande adviezen naar voren, over maatregelen op het gebied van de Omgevingsvergunning en de ruimtelijke ordening. In §5.4 wordt nader ingegaan hoe in het gemeentelijk beleid met die adviezen wordt omgegaan. Advies VR-NHN ten aanzien van LPG tankstation Hornweg 4, Broek op Langedijk
-
-
Milieu In de Omgevingsvergunning de LPG-doorzet beperken tot 1000m³/jaar Venstertijden voor het lossen van LPG op te nemen: niet lossen in de (verlengde) dagperiode (tussen 7.30 en 21.00 uur) Ruimtelijke ordening Aanpassing van het bestemmingsplan “Landelijk gebied Zuiderdel 1971” in verband met het groepsrisico. Advies om de bedrijfswoning bij het tankstation te bestemmen als ‘bedrijfswoning behorend bij het LPG-tankstation”.
19
Beleidsvisie Externe Veiligheid Langedijk
2010
Advies VR-NHN ten aanzien van LPG tankstation Langebalkweg 30, Zuid-Scharwoude
-
-
Milieu In de Omgevingsvergunning de LPG-doorzet beperken tot 1000m³/jaar Ruimtelijke ordening Verplaatsen of gebruik aanpassen van het kantine-opslaggebouw op de begraafplaats. Dit ook opnemen in het bestemmingsplan; danwel verplaatsen van het vulpunt.
Advies VR-NHN ten aanzien van LPG tankstation Spoorstraat 136, Noord-Scharwoude
-
Herberekening van het groepsrisico in de QRA.
-
Milieu In de Omgevingsvergunning de LPG-doorzet beperken tot 1000m³/jaar Venstertijden voor het lossen van LPG op te nemen: vanwege de relatieve nabijheid van woningen en een hotel, niet lossen in de avond en nachtperiode (tussen 18.30 en 7.30 uur)
-
5.4
Ruimtelijke ordening Advies om de bedrijfswoning bij het tankstation te bestemmen als ‘bedrijfswoning behorend bij het LPG-tankstation”. Bij herziening van bestemmingsplan “Industrieterrein De Wuyver 1977” rekening te houden met de aanwezigheid van het LPG-tankstation.
Maatregelen Omgevingsvergunningen en ruimtelijke ordening
In deze paragraaf staan de maatregelen en activiteiten die gemeente Langedijk neemt om het gewenste veiligheidsniveau te handhaven. Deze maatregelen zijn o.a. gebaseerd op de adviezen van de VR-NHN en de risico-analyse (QRA) die de gemeente door DHV heeft laten uitvoeren. QRA De quantitatieve risico-analyses (QRA) voor de drie LPG-tankstations zijn geactualiseerd. Venstertijden Venstertijden voor de toelevering van LPG door een tankauto zijn een goed middel om het GR verder te verlagen. De VR-NHN adviseert venstertijden toe te passen bij de LPG-tankstations aan de Hornweg en de Spoorstraat. Echter, op basis van het advies van DHV bij de QRA-LPG-tankstations, en naar aanleiding van de zienswijzen van de LPG-tankstationhouders, zal gemeente Langedijk géén venstertijden opleggen: - Venstertijden zijn niet noodzakelijk, maar hebben het doel het Groepsrisico verder te verlagen; - Binnen de bebouwde kom is normaliter de toelevering van LPG overdag, van 7 – 19 uur. Dit mede in verband met het geluid dat de tankautopomp maakt, bij het onder druk verpompen van de LPG. - Het hebben van venstertijden veroorzaakt meer transportbewegingen, wat indruist tegen het streven van de rijksoverheid het aantal LPG-transportbewegingen te verminderen om daardoor de veiligheid te vergroten. - Venstertijden beperken de bedrijfsvoering, zijn kostprijsverhogend, en daarmee prijsopdrijvend. Dat zal de concurrentiepositie van de LPG-pomphouders in een markt met kleine marges, verslechteren. - Bovendien zullen er door de venstertijden meer transportbewegingen van LPG-tankauto’s zijn. Dat gaat in tegen het streven van de rijksoverheid het aantal transportbewegingen te verminderen om daardoor de veiligheid te vergroten.
Omgevingsvergunning Nieuwe vestiging van Bevi-bedrijven en wijzigingen of uitbreidingen van bestaande zijn onderworpen aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Via de vergunningvoorschriften kunnen eisen worden gesteld aan veiligheidsvoorzieningen. Uitgangspunt daarbij is de stand der techniek (BBT).
20
Beleidsvisie Externe Veiligheid Langedijk
2010
Tevens dient in de considerans van de vergunning een verantwoording voor het GR te worden opgenomen. Het bedrijf dient de verantwoording GR op te stellen. Deze GR-verantwoording wordt getoetst en ter advies aangeboden aan de Veiligheidsregio.
LPG-doorzet Uit die QRA’s komt naar voren dat in de huidige situatie het LPG-tankstation aan de Hornweg moet te worden gelimiteerd tot 1000m³/jaar. Dit is nodig omdat bij een grotere doorzet de PR-contour wordt overschreden. Ook voor het LPG-tankstation Langebalkweg wordt een limitering van de LPG-doorzet van 1000m³/jaar voorgesteld. Dat is op deze locatie een maatregel om de GR zo laag mogelijk te krijgen, zonder het bedrijf in haar bedrijfsvoering te beperken. In de Omgevingsvergunning wordt de LPGdoorzet gelimiteerd op 1000m³/jaar. Voor het LPG-tankstation Spoorstraat wordt, in afwijking van het advies van de VR-NHN, een doorzet van 1500m³/jaar voorgesteld. Uit de QRA blijkt dat dat mogelijk is zonder een overschrijding van de GR-richtwaarde. Op basis daarvan wordt in de Omgevingsvergunning de LPG-doorzet gelimiteerd op 1500m³/jaar.
Ruimtelijke ordening - In de bestemmingsplannen wordt de LPG-zone aangegeven (een straal van 150m van het vulpunt), en wordt de PR-contour (straal van 35m van het vulpunt) aangegeven. - In de bestemmingsplanvoorschriften wordt opgenomen dat bij uitbreiding van kwetsbare en beperkt kwetsbare functies in de zone van 150m er een kwantitatieve risicoanalyse gemaakt moet worden. - De bedrijfswoningen en andere bedrijfspanden binnen de PR-contour worden bestemd als bedrijfswoning c.q. bedrijfspand behorend bij het LPG-tankstation. - In de bestemmingsplannen van bedrijventerreinen wordt opgenomen dat alleen op bedrijventerrein Breekland Bevi-bedrijven zijn toegestaan, en op de andere bedrijventerreinen worden uitgesloten. Deze wijzigingen zullen worden doorgevoerd op het moment dat de bestemmingsplannen worden geactualiseerd.
Kantine-opslaggebouw begraafplaats Zuid-Scharwoude De kantine/opslagruimte van begraafplaats Zuid/Scharwoude valt binnen de PR-contour van het vulpunt Langebalkweg. De Veiligheidsregio adviseert om het kantine-opslaggebouw te verplaatsen, of een ander gebruik te geven (bijvoorbeeld alleen opslag), of het vulpunt van de LPG/tank te (laten) verplaatsen. De kantine/opslagruimte is een beperkt kwetsbaar object in de zin van het Bevi. Het plaatsgebonden risico voor beperkt kwetsbare objecten is een richtwaarde, geen grenswaarde. Het in 2008 gerealiseerd, zonder dat daarvoor een procedure voor de externe veiligheid is gevoerd. Het is niet opgenomen op de bestemmingsplankaarten. Formeel moet het dan ook gezien worden als een nieuw object. Maar feitelijk is het een bestaand gebouw, waar medewerkers per dag steeds een korte tijd vertoeven. De gemeente gaat onderzoeken hoe de overschrijding van het plaatsgebonden risico kan worden weggenomen, of onder welke voorwaarden het kan worden geaccepteerd.
Evenementen De huidige evenementen lopen geen risico op grond van het externe veiligheidsbeleid. Indien door nieuwe ontwikkelingen evenementen binnen 150m van een LPG-vulpunt worden georganiseerd, wordt hierover advies gevraagd aan de Veiligheidsregio.
21
Beleidsvisie Externe Veiligheid Langedijk
5.5
2010
Route gevaarlijke stoffen
Rijkswegen en de provinciale wegen zijn transportaders waarover gevaarlijke stoffen mogen worden vervoerd. Dit zijn de N9, N242, N245, N504. Aan weerszijden van deze wegen geldt een veiligheidszone van 30 m vanaf de kant van de weg. Binnen die zone dient bij nieuwbouw van kwetsbare objecten een risicoanalyse te worden gemaakt voor de PR en de GR contour. Dit geldt met name voor de N504, want die doorsnijdt de bebouwde kom van Noord-Scharwoude, en gaat langs Oudkarspel. Het is wenselijk dat routering over provinciale wegen, vooral als zij door gemeentelijke kernen lopen, in nauw overleg met de gemeente plaatsvindt. Het Rijk en de provincies zijn momenteel bezig om een basisnet vervoer gevaarlijke stoffen te ontwikkelen, waarin het beleid voor de komende jaren wordt vastgelegd. Zoals in §3.4 is aangegeven. Opheffen route vervoer gevaarlijke stoffen In hoofdstuk 3 staan de provinciale- en gemeentelijke routes gevaarlijke stoffen aangegeven. De aanwijzing van een route is nodig als er specifieke doorgaande routes, of alternatieve routes noodzakelijk zijn. Dat is in Langedijk niet het geval. Er is daarom geen noodzaak om de gemeentelijke routering gevaarlijke stoffen te handhaven. De reden hiervoor is dat de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, in de situatie van Langedijk, een sluitende regeling heeft, waardoor het aanwijzen van een specifieke route niet nodig is. Op grond van de Wet geldt al dat het vervoer van gevaarlijke stoffen altijd zoveel mogelijk buiten de bebouwde kom blijft en waar nodig via de kortste route naar het bestemmingsadres wordt vervoerd. Vanaf de provinciale routes gevaarlijke stoffen is er in de langedijkse situatie voor de vervoerders maar één kortste route, die de bebouwde kom zoveel mogelijk mijdt naar de afzonderlijke bedrijventerreinen en LPG-tankstations. Uitvalsweg Een aandachtspunt dat momenteel niet ondervangen wordt, is de mogelijkheid van vervoer van gevaarlijke stoffen vanuit Heerhugowaard (N242) over de Uitvalsweg. Daarvoor dienen er in samenwerking met de gemeente Heerhugowaard en de provincie borden nabij de kruising N242 – Broekerweg te worden geplaatst. Spoor Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met de ontwikkeling van het zogenaamde basisnet, een landelijk project. Hierin worden op basis van prognoses veiligheidsproblemen nu en in de toekomst gedetecteerd. Voor de Kop van Noord-Holland is in die prognoses geen relevante toename van gevaarlijke stoffen over het spoor opgenomen. Transportrisico’s buisleidingen Voor buisleidingen geldt de Circulaire Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen van het Ministerie van VROM uit 1984. Door Langedijk lopen geen hogedruk aardgastransportleidingen. Water Langs de gemeente ligt het Noordhollands kanaal en het kanaal Omval-Kolhorn. Hierover vindt momenteel geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats.
5.6
Overzichtskaart
In bijlage 4 wordt een kaart van gemeente Langedijk bijgevoegd. Op die kaart wordt aangegeven de LPG-tankstations met bestemmingsplan zone, de Vuurwerkverkopende detailhandel, de provinciale routes gevaarlijke stoffen en het aangewezen bedrijventerrein waar Bevi-bedrijven mogelijk zijn.
22
Beleidsvisie Externe Veiligheid Langedijk
5.7
2010
Organisatie gemeente
Instrumenten hebben slechts optimaal rendement, indien de gemeentelijke organisatie daarop is ingesteld. Omdat de gemeente op korte termijn de organisatie rondom de invoering van de WABO gereed moet hebben, is er voor gekozen om het organisatieaspect, na - en apart van- de vaststelling van deze beleidsvisie, op te stellen. Enerzijds moet er voor uitvoering van de externe veiligheidstaken voldoende personele capaciteit en kwaliteit en financiële middelen beschikbaar zijn. Anderzijds is het aantal ontwikkelingen en de schaal van de externe veiligheidsaspecten, waarbij externe veiligheid een expliciet aandachtspunt is, beperkt. Daarom kan dit binnen de bestaande formatie uitgevoerd worden. Voor specifieke onderzoeken wordt kennis ingehuurd. Binnen de Veiligheidsregio is deskundigheid beschikbaar voor het coördineren en toetsen (adviseren) van verantwoordingen van het groepsrisico (GR). Kennisopbouw over externe veiligheid Gezien het specialistisch gehalte van kennis, en de beperkte frequentie waarin berekeningen worden uitgevoerd, is binnen de gemeente alleen globale kennis van het berekenen van PR-contouren en het vaststellen van het GR nodig. Die kennis moet vooral bij BP/vrom of VVH/vergunningen worden opgebouwd. Daarnaast is het van belang dat alle betrokkenen bij RO en brandweer in ieder geval voldoende basisinzicht hebben in de materie. Om die reden zullen medewerkers van het team BP/vrom deelnemen aan de basistrainingen, veelal om niet aangeboden door de Veiligheidsregio. Omgevingsvergunningen Vergunningverlening op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt uitgevoerd binnen de afdeling VVH. Hiervoor dient afstemming plaats te vinden met het team VVH/Openbare orde en Veiligheid, de Veiligheidsregio en de afdeling BP/vrom. Met name het toetsen van de verantwoording van het groepsrisico (GR) dient in samenspraak te worden uitgevoerd. Ruimtelijke ontwikkeling Om ongewenste situaties in de toekomst te vermijden is door de Vr-NHN beoordeeld in hoeverre in de huidige bestemmingsplannen het bouwen van kwetsbare objecten in de directe omgeving van risicobronnen mogelijk is. Dit heeft geleid tot het advies zoals dat in §5.3 is verwoord. Om ongewenste ontwikkelingen op basis van het bestemmingsplan te voorkomen, dienen de bestemmingsplannen van Zuiderdel en Oudkarspel feitelijk te worden herzien. Het bouwen van kwetsbare objecten binnen het aandachtsgebied voor het Groepsrisico dient op basis van deze beleidsnota in ieder geval ten stelligste te worden ontraden. Het tegenhouden van nieuwe risicobronnen, dat zijn bedrijven met gevaarlijke stoffen te dicht op kwetsbare objecten, kan deels via de Omgevingsvergunning worden gerealiseerd. Echter is het aan te bevelen ook hiervoor de bestemmingsplannen aan te passen. Door een creatieve invulling van nieuwe plangebieden of het creatief vormgeven van inbrei-locaties kan effectief worden omgegaan met het gebiedsgerichte beleid met betrekking tot externe veiligheid uit hoofdstuk 4. Binnen een ruimtelijk plan dient gelet te worden op: • De aard van het risico. • Afstanden van kwetsbare objecten ten opzichte van risicobronnen. • De toename van het groepsrisico. • De zelfredzaamheid van de aanwezige populatie. • De bereikbaarheid van hulpverlening in geval van calamiteiten. • Bluswatervoorzieningen. Om te garanderen, dat de externe veiligheid aspecten effectief worden meegewogen dient het onderwerp in elke fase van de planontwikkeling te worden ingebed en in de werkprocessen te worden opgenomen. In Langedijk wordt daarvoor de RASCI-methode gebruikt. Vanuit een volledig regulier plan23
Beleidsvisie Externe Veiligheid Langedijk
2010
proces onderscheiden we de onderstaande stappen. In dit hoofdstuk is een volledig planproces als casus gebruikt om het principe te schetsen. Bij het nemen van alleen een “principebesluit” of bij het doorlopen van een wijzigings- of vrijstellingsprocedure geldt een vergelijkbare aanpak. Ook bij dergelijke processen dient tijdig rekening te worden gehouden met het in deze visie geschetste beleid. Figuur 1. initiatief
Het regulier planproces definitie
ontwerp
realisatie
beheer
Elke fase kent een min of meer tastbaar product. Startnotitie
5.7.1
Programma van eisen
BestemmingsUitvoeringsBeheersplan *) plan plan *) of stedenbouwkundig plan, ruimtelijke onderbouwing etc.
Initiatieffase / Startnotitie
In de initiatieffase dienen de externe veiligheidkansen en de externe veiligheidbeperkingen van het plan ten opzichte van zijn omgeving te worden vastgelegd. Daarmee wordt voorkomen, dat initiatieven in een later stadium gestaakt of drastisch gewijzigd moeten worden. Er dient kennis te zijn genomen van bijvoorbeeld de risicokaart, waarop externe veiligheidrelevante risicobronnen en kwetsbare objecten inzichtelijk zijn gemaakt. In deze fase dient te worden vastgesteld, of het voornemen uitvoerbaar is met betrekking tot externe veiligheid, bijvoorbeeld als kwetsbare objecten worden geprojecteerd binnen de PR-contour van een Bevi-bedrijf of een route gevaarlijke stoffen. In dat geval is het plan niet haalbaar, en wordt als zodanig niet verder in behandeling genomen. De toename van het groepsrisico zal in deze fase slechts globaal worden gememoreerd. Van belang is wel, of er sprake is van het toevoegen van specifiek kwetsbare groepen (bijvoorbeeld verpleeghuizen, ziekenhuizen) in het invloedsgebied van een risicobron. Een eerste externe veiligheidsafweging kan al in deze fase leiden tot het wijzigen van de eerste ruwe vlekkenschema’s, waardoor in een later stadium wordt voorkomen, dat dure plantekeningen moeten worden herzien. Door een creatieve ruimtelijke indeling van het plan kan ongewenste toename van risico’s in bepaalde situaties worden vorkomen. Het is verstandig in deze fase al externe partijen, waaronder de (regionale) brandweer en de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord te informeren over de ruimtelijke plannen. Vroegtijdige afstemming kan voorkomen dat in een later stadium nadere eisen (moeten) worden gesteld door de (regionale) brandweer.
5.7.2
Definitiefase / Programma van eisen
Om dezelfde reden van planvertraging of uiteindelijke stagnatie dient het programma van eisen een aantal randvoorwaarden te bevatten, waarin de ambities uit deze externe veiligheidnota terug te vinden zijn. De randvoorwaarden zijn de vertaling van de besluitenmatrix in hoofdstuk 4. De partijen die uiteindelijk het plan definiëren, zoals een projectontwikkelaar of stedenbouwkundig bureau maar ook de interne projectorganisatie dienen op de hoogte te zijn van de wettelijke randvoorwaarden en de externe veiligheidambities van de gemeente. In het Programma van Eisen moeten ook de in de vorige fase aangedragen veiligheidseisen van de (regionale) brandweer meegenomen worden.
5.7.3
Ontwerp / bestemmingsplan
In het bestemmingsplan of de ruimtelijke onderbouwing dienen alle voorwaarden, om te voldoen aan risicocontouren voor het plaatsgebonden risico en de verantwoording van het groepsrisico, te worden opgenomen.
24
Beleidsvisie Externe Veiligheid Langedijk
2010
Er zijn diverse “schadebeperkende” maatregelen in de sfeer van ruimtelijke ordening mogelijk, zoals het schuiven met personendichtheden (hogere bebouwingsdichtheden verder van de bron af) of het projecteren van de beperkt kwetsbare objecten binnen het plangebied dichter bij de bron.
5.7.4
Realisatie / uitvoeringsplan
In deze fase zijn de randvoorwaarden voor EV definitief vastgelegd en dient bij de projectuitvoering gelet te worden op de daadwerkelijke implementatie van de randvoorwaarden. In de dagelijkse praktijk worden in het veld wijzigingen aangebracht omdat dit om diverse redenen vereist is. Die wijzigingen dienen te voldoen aan de gestelde eisen ten aanzien van EV. 5.7.5
Beheer / beheersplan
Indien het groepsrisico kan worden verantwoord door in het plan bijvoorbeeld specifieke verkeerskundige voorzieningen te treffen, dan dienen die voorzieningen voor de toekomst geborgd te worden. Dit geldt ook voor alle specifieke maatregelen, die in het plan zijn opgenomen, zoals bluswatervoorzieningen en de bereikbaarheid in algemene zin. Verder dient periodiek te worden beoordeeld, in hoeverre de bevolkingsdichtheid zodanig wijzigt, dat wellicht aanpassingen in de veiligheidsketen noodzakelijk zijn.
5.8
De veiligheidsketen
Alle voorzorgsmaatregelen kunnen niet voorkomen, dat er calamiteiten optreden. Geen enkel veiligheidsbeleid kan zo effectief zijn, dat er geen risico’s meer overblijven. Echter een gedegen veiligheidsbeleid verlaagt het risico zo ver als mogelijk en zorgt voor een effectieve aanpak bij een calamiteit. Die effectieve aanpak wordt vormgegeven in de veiligheidsketen, zoals hieronder aangegeven. Figuur 2 Veiligheidsketen De fasen uit bovenstaand schema worden kort toegelicht.
5.8.1
Pro-actie
Pro-actie is gericht op het op een structurele wijze voorkomen van situaties, waarbij sprake is van onaanvaardbare veiligheidsrisico’s oftewel knelpunten. Hier ligt dus de belangrijke rol voor de ruimtelijke ordening zoals beschreven. Aandachtpunten zijn zelfredzaamheid en ontruimingsmogelijkheden. Voorlichting over risicovolle bedrijven en alarmeringsprocedures zijn daarbij instrumenten die de gemeenten inzetten elders in de keten. Bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen vindt afstemming plaats met de hulpverleningsdiensten (brandweer, politie, GHOR).
25
Beleidsvisie Externe Veiligheid Langedijk
5.8.2
2010
Preventie
Wordt bij pro-actie ingezet op het voorkomen van knelpuntsituaties door het ruimtelijk scheiden van risicobron en gevoelige bestemmingen, bij preventie wordt ingezet op het voorkomen van de directe oorzaken van calamiteiten en het beperken van de gevolgen daarvan. Vergunningverlening en handhaving zijn geschikte instrumenten in het kader van preventie.
5.8.3
Preparatie
Met de voorgaande stappen zetten de gemeenten in op het zoveel mogelijk verkleinen van de kans dat zich een calamiteit voordoet (risicobeheersing). Vanuit de gedachte dat een calamiteit nooit helemaal te voorkomen is zal ook moeten worden ingezet op een degelijke voorbereiding op de bestrijding van een dergelijke calamiteit. Onderstaande instrumenten dienen optimaal te worden benut binnen het EV-beleid. Regionaal beheersplan rampenbestrijding Op 17 februari 2006 is een Regionaal Beheersplan Rampenbestrijding Noord-Holland Noord vastgesteld. Dit plan bevat de bestuurlijke koers voor de komende vier jaar om de kwaliteit van de multidisciplinaire rampenbeheersing meetbaar en herkenbaar te verbeteren. Op grond van de Wet op de Velige heidsregios’s, die in voorbereiding is, en momenteel door de 1 Kamer is vastgesteld, zal er een regionaal crisisbeheersplan worden opgesteld. Deze zal voor een deel de rampenplannen vervangen. Rampenplan Gemeente Langedijk beschikt over een, door het college van B&W vastgesteld gemeentelijk rampenplan. Het rampenplan wordt minimaal eens in de vier jaar geactualiseerd, of zoveel eerder als noodzakelijk is. Op grond van een vastgesteld gemeentelijk opleidings- en oefenplan oefent de gemeente periodiek (ten minste eenmaal per jaar) het rampenplan. Aanbevelingen uit de evaluaties van oefeningen worden doorgevoerd in het rampenplan aan wanneer daartoe aanleiding bestaat. Rampbestrijdingsplannen Voor bedrijven die op grond van het Besluit rampbestrijdingsplannen inrichtingen (Bri) hiervoor zijn aangewezen wordt een rampbestrijdingsplan vastgesteld. Bedrijven die vallen onder het BRZO 1999 dienen een veiligheidsrapport (VR) en/of preventiebeleid zware ongevallen te maken. Dergelijke bedrijven zijn er niet in Langedijk. Het college van B&W heeft daarom geen specifiek ramptype of inrichting aangewezen waartoe een rampbestrijdingsplan moet worden opgesteld. Risicocommunicatie De Wet rampen en zware ongevallen (Wrzo) verplicht de gemeente de burgers te informeren over de risico’s binnen de gemeente. Artikel 10b Wrzo, bepaalt dat het college er voor moet zorgen dat de bevolking op passende wijze informatie wordt verschaft over rampen en zware ongevallen die de bevolking en het milieu kunnen treffen. Het gemeentelijke beleid ten aanzien van risicocommunicatie zal worden beschreven in een voorlichtings- en communicatieplan Brandweer. Dit document is in voorbereiding. In het gemeentelijke communicatiemedium (Langedijk Informeert) is jaarlijks uitgebreid aandacht voor het thema rampenbestrijding. Op 6 januari 2010 zijn de risico’s die aanwezig zijn in de gemeente Langedijk aan bod gekomen en hebben alle huishouden een officiële rampeninstructiekaart ontvangen. Tevens is eind 2009 een actie gehouden ten aanzien van de aanschaf van een noodpakket. Via de risicokaart kunnen burgers een beeld krijgen van de risico’s in hun omgeving. www.risicokaart.nl
26
Beleidsvisie Externe Veiligheid Langedijk
2010
Beheer van de risicokaart De provincies maken en beheren de risicokaart. Zij doen dit met de gegevens over risico’s, zoals deze door gemeenten, provincies, waterschappen en rijk worden geleverd. De risicokaart bestaat uit twee onderdelen: de Registratie Risico’s Gevaarlijke Stoffen (RRGS) en het Informatie Systeem Overige Ramptypen (ISOR). Het beheer en actueel houden van RRGS-gegevens gebeurt door de afd VVH/vergunningen. Voor de ISOR-gegevens coördineert VVH/brandweer dit. De ISOR-gegevens zijn afkomstig van verschillende organisatieonderdelen. Voor deze aspecten is vastgesteld, dat genoemde partijen ook het onderhoud doen van de informatie op de kaart, zodat besluitvorming plaatsvindt op basis van actuele informatie. Dit gebeurt tenminste 1x per jaar. 5.8.4 Repressie Repressie is de actie zelf. Het redden van slachtoffers, het blussen van branden, het verlenen van hulp, het meten van gevaarlijke stoffen en het beschermen van het milieu. Optimale repressie is mede afhankelijk van het creëren van een zodanige ruimtelijke situatie, dat hulpverlening hierdoor niet onnodig wordt belemmerd. Dit aspect dient in het planvormingsproces gestalte te krijgen en wordt toegelicht in de verantwoording voor het groepsrisico. 5.8.5 Nazorg De laatste schakel in de veiligheidsketen is de nazorg. Men spreekt wel van “de ramp na de ramp” als de nazorg niet goed is geregeld. Het gaat hier om zorg voor slachtoffers en hulpverleners, zodat de geestelijke schade na wat men heeft doorgemaakt beperkt blijft. Maar nazorg betreft ook het herstellen van de normale situatie. Onder nazorg wordt ten slotte verstaan het evalueren van de inzet van de hulpverleners, om te leren van de ervaringen.
27
Beleidsvisie Externe Veiligheid Langedijk
2010
28
Beleidsvisie Externe Veiligheid Langedijk
2010
Bijlagen
29
Beleidsvisie Externe Veiligheid Langedijk
2010
30
Beleidsvisie Externe Veiligheid Langedijk
Bijlage 1.
2010
Lijst van gebruikte begrippen
Aanvalsplan Een aanvalsplan is bedoeld voor de brandweer. Daardoor zijn bij een brand of een ongeval direct de belangrijkste gegevens bij de hand. Een aanvalsplan geeft informatie over de plaats van gevaarlijke stoffen en installaties, over vluchtwegen en toegangen, over brandscheidingen, e.d.. Bestaande situaties Een op het tijdstip van inwerkingtreding van het Bevi: geldende Wm-vergunning; vastgesteld bestemmingsplan of vrijstellingsbesluit op grond waarvan de bouw of vestiging van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten is toegelaten; aanwezige kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Zie ook nieuwe situaties. Best Beschikbare technieken (BBT) Het toepassen van technieken die naar de stand van de techniek het meest doeltreffend zijn en die tegelijk uit economisch oogpunt voor de gebruiker haalbaar zijn. Bevi Besluit externe veiligheid inrichtingen. Dit besluit moet individuele en groepen burgers een basisbeschermingsniveau garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen.Het besluit verplicht gemeenten en provincies rekening te houden met de externe veiligheid als ze een Omgevingsvergunning verlenen of een bestemmingsplan maken.Het Bevi bevat veiligheidsnormen voor bedrijven met gevaarlijke stoffen die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Bevoegd gezag Het bevoegd gezag is de overheidsorganisatie die verantwoordelijk is voor de naleving van bepaalde wetgeving. BRZO-inrichting In het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO 1999) staan criteria die aangeven welke bedrijven een risico van zware ongevallen hebben. Dit hangt samen met de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen. Er wordt binnen de groep BRZO-bedrijven nog onderscheid gemaakt tussen een zware en een lichtere categorie. De lichtere categorie bedrijven worden ook wel PBZO (preventiebeleid zware ongevallen)-bedrijven genoemd. Voor bedrijven van de zware categorie geldt dit ook, maar deze moeten tevens een risicoanalyse uitvoeren en een veiligheidsrapport (VR) opstellen. Die bedrijven worden daarom ook wel VR(plichtige)bedrijven genoemd. Effectgebied Het effectgebied van een risicobron geeft aan tot op welke afstand er directe gezondheidseffecten kunnen zijn als er een ernstig ongeval bij de risicobron plaatsvindt. De kans dat een ongeluk gebeurt, is in het effectgebied niet verrekend. Dat is het belangrijkste verschil met risicocontouren. Geprojecteerd object Nog niet aanwezig object dat op grond van het vigerende bestemmingsplan toelaatbaar is. Gevaarlijke stoffen Gevaarlijke stoffen zijn stoffen waarvan het gebruik, het transport of de opslag, risico’s met zich meebrengt. Het kan gaan om explosiegevaar, brand, giftigheid of radioactiviteit. De gevaren zijn vaak de keerzijde van nuttige eigenschappen van die stoffen. Het kan ook om afvalstoffen gaan.
31
Beleidsvisie Externe Veiligheid Langedijk
2010
Grenswaarde Grenswaarde als bedoeld in artikel 5.1 van de Wet milieubeheer. Van een grenswaarde mag niet worden afgeweken. Groepsrisico (GR) Cumulatieve kansen per jaar dat tenminste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is. Anders gezegd geeft het groepsrisico weer wat de kans is op het overlijden van een groep personen ten gevolge van een ongeval bij een bedrijf. Voor het groepsrisico is geen grenswaarde vastgesteld. Wel is er de zogeheten oriëntatiewaarde, deze dient door het bevoegde gezag (de vergunningverlener, zijnde de provincie of de gemeente) te worden gehanteerd bij de overwegingen omtrent het groepsrisico. Deze oriëntatiewaarde is de kans op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-5 per jaar, met de kans op een ongeval met 100 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-7 per jaar en met de kans op een ongeval met 1000 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-9 per jaar. Informatie Systeem Overige Inrichtingen (ISOR) Overige gegevens in de risicokaart op te nemen met betrekking tot onder andere kwetsbare objecten, tunnels, vliegvelden, overstromingen, etcetera. Inrichting Het woord inrichting komt onder andere uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Het betreft bedrijven die vallen onder bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht. Invloedsgebied Gebied waarin volgens bij regeling van de minister vast te stellen regels personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. Het invloedsgebied voor het groepsrisico bij bedrijven is het gebied tot de 1% letaliteitsgrens, behalve voor LPG-tankstations, waar de grens van het invloedsgebied op 150 meter is gesteld. Deze 1%-letaliteitgrens geeft de afstand aan van de risicovolle inrichting of transportroute tot een punt waarbij een daar aanwezige persoon nog een kans van 1% heeft om te overlijden ten gevolge van een ongeval binnen die inrichting. Het invloedsgebied voor het groepsrisico langs transportroutes is 200 meter rondom de weg, het water en het spoor en 30 meter rondom de ondergrondse aardgasleiding. Kwantitatieve risicoanalyse Afgekort als QRA. Een methode om risico’s in de omgeving van mogelijk risico-opleverende inrichtingen te berekenen. Kwetsbaar object of beperkt kwetsbaar object Zie bijlage 2. Nieuwe situaties Het betreft situaties na inwerkingtreding van het Bevi (27 oktober 2004): het oprichten van een inrichting; het veranderen van een bestaande inrichting waarvoor een Omgevingsvergunning nodig is en waarbij de verandering nadelige gevolgen heeft voor het Plaatsgebonden Risico; een bestemmingsplan dat wordt vastgesteld of herzien (inclusief de goedkeuring ervan); een vast te stellen wijzigings-, uitwerkings- of vrijstellingsbesluit en de in verband daarmee af te geven verklaring van geen bezwaar; besluiten die betrekking hebben op vervangende nieuwbouw en opvulling van gaten binnen aaneengesloten bebouwing in bestaand stedelijk gebied. Zie ook bestaande situaties.
32
Beleidsvisie Externe Veiligheid Langedijk
2010
Oriënterende waarde Betreft een toetsingswaarde (die het karakter heeft van een oriënterende waarde), waarvan het bevoegd gezag gemotiveerd mag afwijken. Een oriënterende waarde heeft in tegenstelling tot een grensen richtwaarde geen juridische status. Plaatsgebonden Risico (PR) Het plaatsgebonden risico is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. In het plaatsgebonden risico zijn in het kort twee verschillende kansen verwerkt: de kans dat een ramp, zoals het ontsnappen van een gevaarlijke stof, plaatsvindt; de kans dat een persoon daadwerkelijk overlijdt als gevolg daarvan. -6 -6 Deze kans mag maximaal 1 op een miljoen (10 ) per jaar zijn. De norm van 10 /jr geldt ten aanzien van kwetsbare objecten als grenswaarde, die niet mag worden overschreden, en ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten als richtwaarde. Rondom een inrichting of transportmedium bestaat op sommige plaatsen hetzelfde risico. Deze plaatsen kunnen als een lijn (een risicocontour) op een kaart gezet worden. QRA Kwantitatieve Risico analyse. Zie daar. Rampbestrijdingsplan In een rampbestrijdingsplan legt een gemeente vast welke voorbereidingen zijn getroffen voor de bestrijding van een specifieke ramp of een specifieke soort ramp. De gemeente moet een beleid hebben waarin is bepaald voor welke overige gevallen een rampbestrijdingsplan wordt gemaakt. Het gaat erom dat er een rampbestrijdingsplan komt voor rampen en zware ongevallen waarvan de plaats, de aard en de gevolgen voorzienbaar zijn. Voor sommige risicosituaties is een rampbestrijdingsplan direct wettelijk verplicht. In een rampbestrijdingsplan moet de afstemming met aangrenzende gemeenten en aangrenzende gebieden in buurlanden zijn gewaarborgd. Rampenplan Elke gemeente moet een rampenplan hebben. Het rampenplan somt op wat er in een gemeente voor de rampenbestrijding in het algemeen geregeld moet zijn. Het is het 'masterplan' voor de gemeentelijke rampenbestrijding. Register risicosituaties gevaarlijke stoffen Het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS) is een centraal landelijk register met gegevens over risicosituaties die in Nederland bestaan rond het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Deze gegevens worden beheerd door het RIVM en via internet op een risicokaart gepresenteerd. Daarnaast worden deze gegevens gebruikt in plaatselijke risicokaarten die ook andere risicosituaties tonen. Richtwaarde Richtwaarde als bedoeld in artikel 5.1 van de Wet milieubeheer ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico. Van een richtwaarde mag om gemotiveerde redenen worden afgeweken. Risicobron De plaatsen waar risico's vandaan (kunnen) komen, worden risicobronnen genoemd. Het betreft hierbij: bedrijven waar gevaarlijke stoffen worden gemaakt, gebruikt of opgeslagen; routes en pijpleidingen waarover of -door gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Risicocontouren Een risicocontour geeft aan hoe hoog in de omgeving de overlijdenskans is door een ongeval met een risicobron. Deze contourlijnen kan men vergelijken met de gewone hoogtelijnen op een kaart: binnen de contour is het risico groter, buiten de contour is het risico kleiner.
33
Beleidsvisie Externe Veiligheid Langedijk
2010
Risicokaart De informatie uit het RRGS en via ISOR worden in computersystemen ingegeven, waarna de informatie zichtbaar wordt op een electronische kaart, die formeel onder beheer staat van de provincie’s. De kaart is voor i3edereen opvraagbaar via het internet. Een risicokaart laat zien waar risicobronnen liggen. Route gevaarlijke stoffen Via de Wet vervoer gevaarlijke stoffen is bepaald, dat aandacht geschonken moet worden aan de risico’s van vervoer van specifieke stoffen over de weg. Achtereenvolgends het rijk, de provincie en de gemeente kunnen bepalen, waar in hun gebied vervoer van die stoffen mag plaatsvinden en waar niet. Alle rijkswegen (enkele tunnels onder belangrijke vaarwegen daargelaten) en de meeste provinciale wegen zijn aangewezen als route voor gevaarlijke stoffen. Gemeenten mogen voor de zogenaamde routeplichtige stoffen gemeentelijke wegen binnen hun grenzen aanwijzen waarover deze gevaarlijke stoffen mogen worden vervoerd (en daarbuiten dus niet). Redenen voor routering zijn bijvoorbeeld kwetsbare situaties, zoals dichte bebouwing, de aanwezigheid van een ziekenhuis of de ligging van een waterwingebied. De gemeente kan vervolgens ook vrijstelling verlenen aan bedrijven als deze hiertoe een verzoek indienen. Veiligheidsrapport De meest gevaarlijke bedrijven die vallen onder het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO 1999), moeten een veiligheidsrapport opstellen. In het veiligheidsrapport moet onder andere worden aangetoond dat: een preventiebeleid en een veiligheidsbeheerssysteem zijn ingevoerd; gevaren zijn geïdentificeerd en doeltreffende maatregelen zijn genomen; de installatie en de bedrijfsvoering voldoende veilig en betrouwbaar zijn. Zelfredzaamheid Zelfredzaamheid geeft aan in welke mate de aanwezigen in staat zijn om zich op eigen kracht in veiligheid te brengen. De zelfredzaamheid kan positief beïnvloed worden door: a. de voorzieningen in het gebied waarmee vluchten mogelijk wordt gemaakt (infrastructurele mogelijkheden); b. de fysieke mogelijkheden van de aanwezige populatie om te vluchten; c. de mate waarin men is voorbereid op de eventuele noodzaak om te vluchten of hiertoe tijdig instructies ontvangt (mentale mogelijkheden).
34
Beleidsvisie Externe Veiligheid Langedijk
Bijlage 2.
2010
Definities van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten
De volgende objecten worden in het Bevi als beperkt kwetsbaar en kwetsbaar aangemerkt: Kwetsbaar object a. Woningen, niet zijnde verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare of dienst- en bedrijfswoningen van derden; b. Gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals: a) ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen; b) scholen; c) gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen; c. Gebouwen waarin grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn, zoals: 2 a) kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m per object; b) complexen, waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloer2 oppervlak meer dan 1000 m bedraagt, en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van 2 meer dan 2000 m per object, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd; d. Kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen van het jaar. Beperkt kwetsbaar object a. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare; dienst- en bedrijfswoningen van derden; 2 b. Kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van minder of gelijk aan 1500 m per object; c. Restaurants, voor zover hierin geen grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn; 2 d. Winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van minder of gelijk aan 2000 m , voor zover zij geen onderdeel uitmaken van een complex waarin meer dan vijf winkels zijn gevestigd, waarvan het ge2 zamenlijk bruto oppervlak meer dan 1000 m bedraagt en waarin een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd; e. Sporthallen, zwembaden en speeltuinen; f. Sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet bestemd zijn voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen; g. Bedrijfsgebouwen, voor zover het geen gebouwen zijn waarin grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn zoals: 2 a) kantoorgebouwen en hotels met een bruto oppervlak van meer dan 1500 m per object; b) complexen, waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk vloeropper2 2 vlak meer dan 1000 m bedraagt, en winkels met een totaal oppervlak van meer dan 2000 m per object, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd; h. Objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn; i. Objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
35
Beleidsvisie Externe Veiligheid Langedijk
2010
36
Beleidsvisie Externe Veiligheid Langedijk
Bijlage 3.
2010
Wettelijk kader
De directe aanleiding voor de onderhavige beleidsvisie ligt in een aantal wettelijke ontwikkelingen. De belangrijksten worden hier kort toegelicht. Besluit Externe veiligheid inrichtingen In 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen van kracht geworden (Staatsblad 250 – 2004). Op basis van het besluit (Bevi) is het bevoegd gezag verplicht, om bij besluiten in het kader van de Wm of de Wro expliciet rekening te houden met de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen. Voor een gedetailleerde omschrijving wordt verwezen naar de Handleiding externe veiligheid inrichtingen van Infomil (juni 2004). Risico’s worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico (PR) of als groepsrisico (GR). Het groepsrisico is afhankelijk van een groot aantal factoren. Voor het groepsrisico zijn geen grenswaarden geformuleerd. Wel geeft de landelijke overheid een oriëntatiewaarde (zie figuur 1). Het bevoegd gezag moet het toelaatbaar geachte groepsrisico kunnen verantwoorden. De overheid geeft wel randvoorwaarden waaraan zo’n verantwoording moet voldoen en ten aanzien van de juiste bepaling van het GR. De Veiligheidsregio Noord-Holland Noord dient om advies te worden gevraagd t.a.v. de opgestelde verantwoording. Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen In augustus 2004 is de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen gepubliceerd. Deze circulaire is een verdere uitwerking van het vastgestelde beleid inzake vervoer van gevaarlijke stoffen. Dit vervoersbeleid is eerder vastgelegd in de Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, behandeld in de Tweede Kamer in 1995/1996. De circulaire geeft een verdere uitwerking voor het operationaliseren van het gewenste beleid. Ten gevolge van de circulaire wordt het bevoegd gezag in geval een vervoersbesluit en bij een omgevingsbesluit verplicht een risicoanalyse te maken. Dat betekent dat afstanden moeten worden bepaald voor het plaatsgebonden risico en dat een verantwoording moet worden opgesteld voor het groepsrisico. De circulaire zoekt in deze direct aansluiting bij het Bevi. Vuurwerkbesluit In 2004 is het Vuurwerkbesluit van kracht geworden. Dit besluit, voornamelijk gebaseerd op de Wet milieubeheer, en sinds 2010 op het Besluit omgevingsrecht, maar met een directe relatie met onder meer de Wet milieugevaarlijke stoffen, regelt de opslag van en de handel in consumentenvuurwerk en de opslag, verwerking en handel in professioneel vuurwerk. Het besluit stelt eisen aan onder meer: - Het in bezit mogen hebben van vuurwerk - De opslag van vuurwerk - De tijd waarin vuurwerk zich op bepaalde plaatsen mag Bevinden. - Daarnaast kent dit besluit, vergelijkbaar met het Bevi, afstandscriteria, waarmee bij ruimtelijke besluiten rekening moet worden gehouden. Aanvullende regelgeving In samenwerking tussen de ministeries van VROM en Binnenlandse Zaken is de Handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico ontwikkeld. Deze handreiking is in augustus 2004 in concept gepubliceerd. Het document bevat onder meer: - richtwaarden voor een aan te houden invloedsgebied (in afstanden tot een inrichting), - richtwaarden voor een acceptabele personendichtheid binnen een invloedsgebied, afhankelijk van de specifieke situatie.
37
Beleidsvisie Externe Veiligheid Langedijk
2010
Als aanvulling op het Bevi is de Regeling externe veiligheid inrichtingen (REVI) vastgesteld, waarin regels zijn vastgelegd met betrekking tot de berekening van het PR en met afstanden voor het PR.
Uitwerking van de verplichtingen De gemeente is wettelijk gehouden om bij het vaststellen van ruimtelijke besluiten (o.a. krachtens de Wro) en bij het verlenen van Omgevingsvergunningen (krachtens de Wm) rekening te houden met de EV-regelgeving. In concreto dient bij onderstaande besluitvorming rekening te worden gehouden met EV: - besluitvorming volgens Wro (onder meer ex art. 10, 11, 15, 17, 19, 28) dus o.a. bestemmingsplannen vaststellen of wijzigingen - specifieke besluiten op basis van de Woningwet art. 11 en de Tracéwet art. 15, lid 1 (De minister van V&W is samen met de minister van VROM bevoegd gezag) - Wm-vergunningen voor inrichtingen, genoemd in het Bevi. Indien in voornoemde besluitvorming sprake is van beïnvloeding door inrichtingen met gevaarlijke stoffen dient een veiligheidsanalyse te worden gemaakt, uitgedrukt in het plaatsgebonden risico met daarbij horende afstandscriteria voor kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een bepaling en een verantwoording van het groepsrisico. De Veiligheidsregio Noord-Holland Noord dient conform artikel 12 en 13, lid 3 van het Bevi bij bovengenoemde besluiten om advies te worden gevraagd. Dit advies betreft met name de verantwoording van het groepsrisico. Dit advies dient in te gaan op: - De mogelijkheden om het groepsrisico zoveel mogelijk te beperken; - De cumulatie van het groepsrisico; - Bereikbaarheid en bluswatervoorziening ter plaatse.
38
Beleidsvisie Externe Veiligheid Langedijk
2010
Opstellen van een GR-verantwoording Het groepsrisico dient te worden berekend en tevens dient een verantwoording te worden geschreven, waarmee een bepaalde ontwikkeling volgens het bestuur kan worden gerealiseerd. In die verantwoording dient aan een aantal elementen aandacht te worden besteed. Uit verschillende publicaties volgt onderstaande aanpak (tabel). Conform de Handreiking verantwoordingsplicht Groepsrisico (concept) van het ministerie van VROM dienen in ieder geval onderstaande elementen in een verantwoording te worden betrokken. Verantwoording GR 1. Aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied van de betrokken inrichting • Functie-indeling • Gemiddelde personendichtheid (totaal en per functie/locatie) • Verblijfsduurcorrectie • Verschil tussen nieuwe en bestaande situaties 2. De omvang van het groepsrisico • • • • 3. 4. 5. • • • • 6. 7. 8.
GR voor het besluit De omvang GR na het van kracht worden van het besluit Verandering t.g.v. het besluit GR-curve t.o.v. oriëntatiewaarde De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico bij de betrokken inrichting(en) De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in het ruimtelijke besluit De mogelijkheden tot voorbereiding op en bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval Pro actie Preventie Preparatie Repressie / zelfredzaamheid De mogelijkheden van personen die zich in het invloedsgebied van de inrichting bevinden om zichzelf in veiligheid te brengen De voor- en nadelen van andere mogelijkheden tot ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico De mogelijkheden en voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst
9. De voorschriften die het bevoegd gezag voornemens is te verbinden in geval van het afgeven van een oprichtingsvergunning, in geval deze verhogend werkt op het groepsrisico van het betrokken gebied.
1
2
√
√
√
√
√
√ √
√
√
√
√ √ √
√
1 = Oprichtingsvergunning conform artikel 8.1, 1e lid sub a van de Wm of veranderingsvergunning conform hetzelfde lid sub b 2 = Vaststelling van een bestemmingsplan of verlening van vrijstelling daarvan
39
Beleidsvisie Externe Veiligheid Langedijk
2010
40
Beleidsvisie Externe Veiligheid Langedijk
Bijlage 4.
2010
Overzichtskaart
Zie http://geo.noord-holland.nl/risicokaartpub/
41