gemeente
Barneveld
Nr. 613809
Aan het college van burgemeester en wethouders
Onderwerp: Memo "Snel aan de slag"
12-1-2015
RO
FC ww r w. ea
Afd.hoofd:
S j e r kennisname naar de raad Nummer beleidsproduct: •
üp overzicht Bestaand beleid (website) Akkoofd
Bespreken
OR
4
•
BMO/Com.
^ADF
•
P&O
Openbaarheid Besluit (voorblad) openbaar: Groentje openbaar: Bijlagen openbaar:
® Ja ® Ja 0 Ja
O Nee, zie beslispunt: O Nee, zie beslispunt: O Nee, vermelden op bijlage
Aantekeningen
PD
Collegeleden
Aantal bijlagen
BMO/Jur. •
nu an
Akkoord O p i N •
•
Steller: V. Ribbert, S. van Nieuwenhuizen
ce.
Afd:
m
Datum:
y
te!
Akkoord/Aantekeprfigen secretaris:
7 co T
ria
l
Gevraagde beslissing: 1. In te stemmen met de bijgevoegde memo "Snel aan de slag" en de memo voor kennisgeving aan te bieden aan de gemeenteraad via rubriek 'B' van de 'lijst Ingekomen en uitgaande stukken';
Burgemeester
Wethouder A. de Kruijf
Wethouder P.J.T. van Daalen
Wethouder G.J. van den Hengel Wethouder E. Fokkema Beslissing burgemeester en wethouders :
'l b J A N . ^Ulb
Nummer op besluitenlijst:
2\k!5
-2-
1. inleiding Op 1 november 2014 is het 'Besluit tot wijziging van het Besluit omgevingsrecht en diverse andere maatregelen van bestuur' in werking getreden. Met de nieuwe regelgeving is een aantal wijzigingen doorgevoerd waarbij eenvoudiger kan worden afgeweken van het bestemmingsplan en met verruimde mogelijkheden voor vergunningvrij bouwen. Door middel van de bijgevoegde memo willen wij u namens de projectgroep Quickwins op de hoogte brengen van de meest in het oog springende wijzigingen. Nadat u de memo ter kennisgeving heeft aangenomen zal de memo ter kennisgeving worden toegestuurd aan de raads- en commissieleden. Vervolgens zal een persbericht in de Barneveldse Krant worden gepubliceerd met de hoofdlijnen uit de memo om de inwoners en betrokken adviseurs te informeren.
ce.
nu an
ww
PD FC
r w. ea
te!
m
7 co T
ria
l
In navolging van deze memo worden de onderwerpen verder onderzocht en uitgewerkt tot informatiebrochures voor inwoners/adviseurs, ambtelijke werkafspraken en eventuele voorstellen voor beleidsregels. Voor het onderwerp mantelzorg zal in 2015 een apart beleidsvoorstel worden geschreven over hoe om te gaan met vragen van inwoners met betrekking tot een toekomstige zorgbehoefte. Dit beleidsvoorstel is opgenomen in de Langetermijn agenda 2015'. Voor verdere vragen omtrent de wijzigingen kunt u terecht bij een van de projectleiders van het project Quickwins.
ria
l
Memo
Onderwerp:
Snel aan de slag!
7 co T
Datum: 12 januari 2015
College van burgemeester en wethouders
Afzender:
S. van Nieuwenhuizen en V. Ribbert (LEF)
t an e!
Ter attentie van:
m
‘Eenvoudiger afwijken van het bestemmingsplan en vergunningvrij bouwen’
ce.
nu
PD FC
r w. ea
Op 1 november 2014 is het ‘Besluit tot wijziging van het Besluit omgevingsrecht en diverse andere maatregelen van bestuur in werking getreden. De meest in het oog springende veranderingen als gevolg van deze wijziging zijn: 1. Een nieuwe regeling voor omgevingsvergunningen voor het (al dan niet tijdelijk) afwijken van het bestemmingsplan via een reguliere procedure. Het wordt daardoor eenvoudiger en sneller mogelijk om bijvoorbeeld kantoren te transformeren; 2. Het veelal vergunningvrij bouwen van een mantelzorgwoning; 3. Het vergunningvrij bouwen van bijbehorende bouwwerken; In deze memo worden deze drie veranderingen op hoofdlijnen beschreven. In veel publicaties worden deze wijzigingen “quickwins” genoemd.
ww
1. (Tijdelijk) afwijken bestemmingsplan Permanent afwijken De mogelijkheden om via een snelle afwijkingsprocedure het gebruik van bestaande bouwwerken te wijzigen zijn verruimd. Dit kan eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet 2 vergroten. De maximum oppervlaktemaat van 1.500 m die voor dit soort afwijkingen bestond is vervallen en het aantal woningen mag nu toenemen. De wijziging van gebruik geldt niet alleen voor het gebouw maar ook voor het omliggende terrein. Op deze manier kan bijvoorbeeld een (leegstaand) kantoorgebouw sneller permanent worden omgezet naar een woonfunctie. De procedure om dit te realiseren is sterk vereenvoudigd van een bestemmingsplanprocedure (looptijd één jaar) naar een reguliere omgevingsvergunning (looptijd acht weken). Een beperking is dat deze afwijkingsbevoegdheid alleen in de bebouwde kom gebruikt mag worden. Behalve voor het realiseren van een logiesfunctie voor werknemers. Dit mag op grond van deze afwijking ook in een bestaand gebouw in het buitengebied gerealiseerd worden. Deze wijzigingsbevoegdheid is niet beperkt tot het genoemde voorbeeld: elke functie kan veranderen in een andere functie. Het is een zeer breed inzetbaar instrument. Bovendien mag de afwijkingsbevoegdheid voor wijzigen van gebruik gecombineerd worden met de afwijkingsbevoegdheid voor het bouwen of uitbreiden van een bijbehorend bouwwerk. Dit betekent dat het naar woningen om te zetten kantoorgebouw uit het voorbeeld ook nog mag worden uitgebreid. 1
7 co T
ria
l
Tijdelijk afwijken Naast de mogelijkheden voor permanent afwijken zijn ook de mogelijkheden voor tijdelijk afwijken van het bestemmingsplan verruimd. Tot voor kort was de maximale termijn 5 jaar en moest er sprake zijn van een tijdelijke behoefte. De uitgebreide omgevingsprocedure was van toepassing (maximaal 26 weken). De maximale termijn is nu gesteld op 10 jaar en de tijdelijkheid hoeft slechts aannemelijk te worden gemaakt. Bovendien is nu de reguliere procedure van toepassing (acht weken). Het kan zowel om bouwen als om gebruik gaan. Getoetst moet worden of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Een voorbeeld van een plan waaraan met een tijdelijke afwijking kan worden meegewerkt is het plaatsen van een noodwinkel bij een supermarkt tijdens de verbouwing van het oorspronkelijke winkelpand. Voorbeelden en uitgebreidere informatie staan in het artikel “Tijdelijk gebruik en functiewijziging verder verruimd” (bijlage1)
ce.
r w. ea
t an e!
m
2. Mantelzorgwoningen De Rijksoverheid heeft ingezet op de participatiemaatschappij. Een van de doelstellingen daarbij is dat mensen meer mogelijkheden moeten krijgen om zo lang mogelijk zelfstandig thuis te kunnen blijven wonen. Om hieraan bij te dragen is het Besluit omgevingsrecht aangepast om vergunningvrije mogelijkheden te bieden voor het plaatsen van mantelzorgwoningen. Mantelzorg is intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voorvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
nu
ww
PD FC
In of bij een woning mag vergunningvrij een zelfstandige wooneenheid worden gerealiseerd zodat een zorgbehoevende kan worden verzorgd. Doordat de zorgbehoevende dichtbij (een van) de verzorgers komt te wonen kan er een wisselwerking plaatsvinden waarbij zorg en ondersteuning wordt gegeven zodat de zorgbehoevende langer thuis kan blijven wonen. De mogelijkheden voor een mantelzorgwoning bij een bestaande woning zijn de volgende: - Mantelzorgwoning binnen de bestaande woning met evt. uitbouw; - Mantelzorgwoning in een bestaand bijbehorend bouwwerk (zoals een garage); - Nieuw te bouwen mantelzorgwoning binnen toegestane oppervlakte bijgebouwen; - Nieuw te bouwen verplaatsbare mantelzorgwoning van 100 m² bovenop de toegestane oppervlakte bijgebouwen (alleen voor buitengebied). Aan het realiseren van een mantelzorgwoning zijn wel enkele voorwaarden verbonden. Zo mag een mantelzorgwoning alleen worden gerealiseerd als er op dit moment sprake is van een actuele behoefte aan mantelzorg. Daarnaast zal bij beëindiging van de mantelzorgbehoefte het gebouw weer als bijgebouw moeten worden omgebouwd, of als gebruik is gemaakt van de 100 m² mantelzorgwoning, moeten worden verwijderd. In veel gevallen zal een mantelzorgwoning vergunningvrij mogen worden gerealiseerd, waardoor toetsing door de gemeente pas achteraf plaats kan vinden als het is gerealiseerd. Aangezien bij het vergunningvrij realiseren van de mantelzorgwoning aan verschillende voorwaarden moet worden voldaan willen we als gemeente graag vooraf adviseren over de mogelijkheden van de mantelzorgwoning.
2
ria
l
Mocht bij een situatie van een te realiseren mantelzorgwoning niet kunnen worden voldaan aan de voorwaarden voor vergunningvrij bouwen, met name voor wat betreft maatvoering of locatie dan zijn er soms mogelijkheden via het aanvragen van een omgevingsvergunning. Voorbeelden en uitgebreidere informatie staan in het artikel ”Vrije mantelzorg voor versterken participatiemaatschappij” (bijlage 2) De mantelzorgwoning die met deze nieuwe wetgeving mogelijk is gemaakt biedt echter geen oplossing voor situaties waarbij wordt geanticipeerd op een toekomstige mantelzorgsituatie. Doordat ook behoefte zal bestaan om te anticiperen op een mantelzorgsituatie wordt dit jaar apart een beleidsvoorstel voor de gemeenteraad geschreven waarin wordt onderzocht hoe zo mogelijk in deze behoefte kan worden voorzien (Langetermijn agenda, onderwerp “Beleidsnotitie mantelzorg incl. evaluatie”).
ce.
r w. ea
t an e!
m
7 co T
3. Vergunningvrij bouwen De regeling voor omgevingsvergunningvrij bouwen is flink gewijzigd. De nieuwe regeling voor vergunningvrij bouwen gaat uit van een ‘totaalbenadering’. Afhankelijk van de grootte van het te bebouwen gebied van een perceel mag een oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken op een perceel worden gebouwd tot een maximum van 150 m². Onder bijbehorende bouwwerken wordt daarbij verstaan, alle vergunde of vergunningsvrije bouwwerken als een garage, een aanbouw, een erker en/of tuinhuis. Om te bepalen of een nieuwbouwplan voor bijvoorbeeld een garage of aanbouw mag worden gerealiseerd zal eerst gekeken moeten worden wat er maximaal gebouwd mag worden minus hetgeen er al is gebouwd.
nu
PD FC
Voorheen was het mogelijk om binnen de 2,5 meter zone vanaf het oorspronkelijke hoofdgebouw een bijbehorend bouwwerk te realiseren, deze zone is verruimd tot een 4 meter zone. Daarnaast is de mogelijkheid tot het bouwen van 30 m² vergunningsvrij bijbehorend bouwwerk opgenomen in de te bebouwen oppervlakte bijbehorende bouwwerken die, afhankelijk van de grootte van het perceel, maximaal 150 m2 bedraagt.
ww
De wijzigingen die zijn aangebracht kunnen een verruiming zijn van de voorgaande mogelijkheden. Met name bij woningen op een groot perceel zoals in het buitengebied, mag een grotere oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken worden gebouwd. Alleen zal dit niet in alle gevallen nog mogelijk zijn. Zo wordt bij een (niet) agrarisch bedrijf de agrarische bedrijfswoning aangemerkt als ‘bijbehorend bouwwerk’ waardoor de oppervlakte van de woning eerst in mindering moet worden gebracht op hetgeen er gebouwd mag worden. Zo kan het voorkomen dat vóór 1 november nog een aanbouw aan de bedrijfswoning mocht worden gebouwd, maar dat dat met de nieuwe regeling niet meer mogelijk is. Kortom, in sommige gevallen kan het een verruiming van de mogelijkheden zijn, maar voor andere gevallen kan het ook een vermindering zijn ten opzichte van de voorgaande mogelijkheden. Dit is per geval verschillend geworden. Voorbeelden en uitgebreidere informatie over vergunningvrij bouwen staan in het informatieblad “Bij een hoofdgebouw behorende bouwwerken” van de Rijksoverheid (bijlage 3) Vergunningvrij, maar niet regelvrij. Omgevingsvergunningvrij bouwen betekent niet dat bouwen regelvrij is geworden. Het Bouwbesluit (met onder meer regels voor (brand)veiligheid en gezondheid) en het burenrecht uit het Burgerlijk Wetboek gelden echter wel. Burgers en bedrijven die gaan (ver)bouwen moeten er zelf voor zorgen dat ze aan deze regels voldoen
3
10
Bouwregels in de praktijk | oktober 2014
Tijdelijk gebruik en functie wijziging verder verruimd VERGUNNINGVRIJ BOUWEN
Tekst mr. drs. Hans Damen en ir. Hajé van Egmond
ce.
ua
ww
PD
FC
r w.n ea
t e n !
7 com T ria
l
Per 1 november 2014 treedt alsnog het Besluit behorende bij het permanent maken van de Crisis- en herstelwet (Staatsblad 2014, 333) in werking. In dit artikel gaan we in op de tijdelijke vergunningen en functiewijzigingen van bestaande bouw. Elders in dit nummer komen de mantelzorgwoning en het vergunningvrij bouwen aan de orde.
Foto: Ariel Huber, Diogene
W
at tijdelijk is bedoeld (of als zodanig is ‘verkocht’ aan de omgeving) blijkt soms behoorlijk permanent. De wetgever heeft vaak voorzien in een korte/lichte procedure voor tijdelijke vergunningen, vrijstellingen en ontheffingen. Denk aan artikel 17 WRO en artikel 3.22 Wro. De bestuursrechter heeft zich bij het gebruik van dit soort regelingen behoorlijk kritisch opgesteld ten opzichte van het mogelijk oneigenlijk gebruik van
dit soort procedures. Bij de invoering van de Wabo is ervoor gekozen om voor tijdelijke omgevingsvergunningen de uitgebreide Wabo-procedure van toepassing te verklaren. Voor deze tijdelijke omgevingsvergunningen geldt echter niet het wettelijke vereiste van een goede ruimtelijke onderbouwing. Deze keuze heeft de populariteit van de tijdelijke vergunning een behoorlijke dip gegeven. Het procedurele voordeel was immers weg en de lichtere inhoudelijke eisen waren
praktisch nihil, aangezien op grond van de jurisprudentie niet de wettelijke regeling maar de ruimtelijke impact bepalend is voor de motiveringsvereisten. De behoefte aan procedurele versnelling voor tijdelijke vergunningen blijft echter bestaan. In de huidige economische omstandigheden is deze behoefte alleen maar sterker geworden. Dit speelt bij gebiedsontwikkeling in de vorm van tijdelijke functies voor braakliggende terreinen, zoals tijdelijk agrarisch ge-
11
BIM Media | www.bouwregelsindepraktijk.nl
2
ce.
ua
ww
FC
PD
Functiewijziging bestaand bouwwerk Ook de bestaande afwijkingsmogelijkheid om de functie van een bestaand bouwwerk te wijzigen (artikel 4 lid 9 Bor Bijlage II) wordt behoorlijk verruimd. Ook voor deze afwijkingsbevoegdheid geldt de reguliere Wabo-procedure. De regeling wordt nu nog beperkt door een maximale oppervlaktemaat van 1.500 m2. De oppervlaktebeperking is in de nieuwe regeling geheel geschrapt. Ook de beperking dat door toepassing van de afwijkingsbevoegdheid het aantal woningen niet mag worden uitgebreid is komen te vervallen. Hiermee kan dus bijvoorbeeld
3 1
ie artikel 4 lid 11, Bijlage II Besluit Z omgevingsrecht. Zie bijvoorbeeld ABRvS 9 januari 2013, zaaknr. 201203737/1.
CHV-terrein Noordkade Veghel, Servicebioscoop Industry, nieuwe functie voor industrieel erfgoed.
l
met een reguliere Wabo-procedure een flink kantoorpand worden omgezet naar een appartementengebouw, buiten het bestemmingsplan of de beheersverordening om. De regeling bevat ook een beperkte verruiming van de bouwmogelijkheden op grond van deze afwijkingsbevoegdheid. In de huidige regeling zijn alleen inpandige bouwactiviteiten toegestaan. Op grond van de nieuwe regeling zijn ook gevelaanpassingen en andere verbouwingen mogelijk, mits de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet wordt vergroot. Dit biedt bijvoorbeeld soelaas bij het omzetten van een bedrijfspand naar een supermarkt, waarbij een nieuwe winkelentree wenselijk is of bij grootschalige renovatie waarbij een geheel nieuwe gevel wordt geplaatst. Ook voor het aansluitende terrein rondom het bestaande vastgoed bevat de regeling een verruiming. Onder de huidige regeling blijft het betrokken perceel buiten de toegestane afwijking. Hier blijft dus de oude bestemming van toepassing, waardoor gebruik van deze gronden voor de nieuwe functie in principe niet mogelijk is. In de nieuwe regeling wordt afwijkend gebruik voor het aansluitend terrein wel toegestaan, zodat het gehele perceel voor de nieuwe functie kan worden gebruikt. Indien dus via deze bevoegdheid een winkel wordt toegestaan in een schoolgebouw, dan mag het schoolplein worden benut voor het parkeren van het winkelend publiek. De regeling biedt in principe geen directe bouwmogelijkheden ten behoeve van de nieuwe functie. De meegenomen functiewijziging van het aansluitend terrein betekent echter ook dat op deze gronden vergunningvrije bijbehorende bouwwerken – ten dienste van de nieuwe functie – mogelijk zijn (conform artikel 2 Bijlage II Bor). Tevens kan nog de eventuele ruimte in het bestemmingsplan worden benut voor de nieuwe functie (conform artikel 3 Bijlage II Bor), zonder dat hiervoor een vergunningsplicht voor de activiteit
7 com T ria
Tijdelijke bouwwerken Het besluit Quickwins bevat ook een nieuwe regeling voor en een definitie van tijdelijk vergunde bouwwerken3. Bij het bepalen van de van toepassing zijnde voorschriften uit Bouwbesluit 2012 geldt op grond van de aan artikel 1.1 van Bouwbesluit 2012 toegevoegde definitie een beoogde instandhoudingsperiode van vijftien jaar als ‘tijdelijk’. Hiermee wordt afgeweken van de tien jaar die artikel 4 van bijlage II van het Bor als ‘tijdelijk’ noemt. De reden hiervoor lijkt economisch van aard: tijdelijke (woon)units hebben hiermee een langere afschrijvingsduur en zijn rendabeler dan bij een maximale periode van tien jaar. Opgemerkt wordt dat in geval van tijdelijke bouw voor meer dan tien jaar geen sprake meer is van een ‘kruimelgeval’ maar van de uitgebreide procedure. De regeling kent verder de mogelijkheid om aan omgevingsvergunningen voor tijdelijke bouwwerken het voorschrift te verbinden, dat na de vergunde termijn van maximaal vijftien jaar de voordien (legaal) bestaande toestand te herstellen4. Voorts is aan Bouwbesluit 2012 een regeling toegevoegd, waaruit volgt dat indien een tijdelijk bouwwerk na de vergunde periode permanent aanwezig blijft, het in overeenstemming moet worden gebracht met de eisen voor nieuwbouw5.
r w.n ea
Langere periode, soepelere toetsing, kortere procedure De nieuwe regeling komt behoorlijk tegemoet aan deze behoefte in de praktijk1. In de eerste plaats wordt de maximale termijn van een tijdelijke omgevingsvergunning verdubbeld van vijf naar tien jaar. Hoewel een dergelijke termijn erg lang is als je het koppelt aan wat in het normale taalgebruik onder tijdelijk wordt verstaan, sluit deze termijn wel goed aan bij de huidige nauwelijks te voorspellen praktijk. Indien een tijdelijke functie een langere instandhoudingstermijn dan tien jaar kent, dan is het wel mogelijk om deze te vergunnen maar dan op basis van een goede ruimtelijke onderbouwing en met de uitgebreide Wabo-procedure. De tweede verruiming is het loslaten van het criterium dat de tijdelijke functie moet voorzien in een tijdelijke behoefte. Dit ‘tijdelijke behoefte criterium’ is in de jurisprudentie strikt toegepast, waardoor een tijdelijke vergunning bij functies waarvan de behoefte naar hun aard permanent is (onderwijs, winkels, wonen) erg problematisch was2. In de nieuwe regeling komt dit criterium niet meer terug. Tijdelijke vergunningen zijn nu dus ook mogelijk voor permanente (maatschappelijke) behoeftes. Hierbij geldt natuurlijk wel dat het tijdelijke karakter van het vergunde project voldoende aannemelijk moet zijn. De derde verruiming betreft de procedure. Voor de tijdelijke omgevingsvergunning geldt per 1 november 2014 niet langer de uitgebreide, maar de reguliere Waboprocedure. Dit betekent een versnelling van de doorlooptijd van 26 naar 8 weken. De praktijk zal de komende periode verder vorm moeten geven aan de tijdelijke omgevingsvergunning. De aanvrager zal bijvoorbeeld aannemelijk moeten maken dat na de vergunde periode de tijdelijke functie wordt beëindigd. Het bevoegd gezag kan dit ook vastleggen in vergunningvoorschriften op grond van het nieuwe artikel 2.23a Wabo. Hoewel geen formele ‘goede ruimtelijke onderbouwing’ noodzakelijk is, zal de vergunning wel moeten
worden gebaseerd op een belangenafweging en een afdoende motivering. In het afwegen van belangen kan het tijdelijke karakter een grote rol spelen (‘de hinder is maar tijdelijk’). Indien dit een belangrijk onderdeel is van de afweging, ligt het vanuit het oogpunt van rechtszekerheid voor de hand dat het bevoegd gezag dit ook borgt.
t e n !
bruik, tijdelijke zonnepanelen, tijdelijke horeca- of recreatieve voorzieningen. Bij herstructureringen van bestaande stedelijke gebieden spelen allerlei min of meer tijdelijke functies. Denk hierbij aan pop-up stores, tijdelijke horeca, tijdelijke creatieve functies.
4 5
Artikel 1.1 lid 1 Bouwbesluit 2012 (nieuw) bevat een begripsbepaling van tijdelijk bouwwerk. Artikel 5.16 Besluit omgevingsrecht (nieuw). Artikel 1.14 lid 2 Bouwbesluit 2012 (nieuw).
12
Bouwregels in de praktijk | oktober 2014
Exploitatieplan?
l
7 com T ria
MER-plicht?
De verruimde mogelijkheden zouden er ook toe kunnen leiden dat er sprake is van een m.e.r. of een m.e.r.-beoordeling. De regering heeft daarom in artikel 5 lid 6 bijlage II Bor bepaald, dat de genoemde bevoegdheden niet van toepassing zijn voor activiteiten die zijn genoemd in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r.. Omdat hier wordt verwezen naar de kolom activiteiten uit de genoemde bijlage bij het Besluit m.e.r., gelden de ondergrenzen uit de kolom ‘gevallen’ niet. Dit betekent dat voor relatief kleinschalige activiteiten die vallen te scharen onder bijvoorbeeld ‘ stedelijke ontwikkelingsprojecten’ de regeling niet van toepassing is. De regering heeft daarmee optimaal aangesloten op het EU-recht, maar de vraag of bij dit soort activiteiten wel of niet gebruik kan worden gemaakt van deze regeling voor tijdelijke vergunningen of functiewijziging neergelegd bij het betrokken bevoegd gezag (meestal B&W) en uiteindelijk de bestuursrechter. Dit is een potentieel procedure- en afbreukrisico bij projecten waar een m.e.r.- of m.e.r.-beoordelingsplicht niet bij voorbaat kan worden uitgesloten.
Motivering en luchtkwaliteitstoets Hoewel voor de tijdelijke omgevingsvergunning of de omgevingsvergunning voor functieverandering niet het vereiste van een ‘goede ruimtelijke onderbouwing’ geldt, moet er wel sprake zijn van een motivering die het besluit kan dragen (artikel 3:46 Awb). Hierbij is van belang dat op grond van artikel 2.12 Wabo de activiteit niet in strijd mag zijn met een goede ruimtelijke ordening. De ruimtelijke impact van de activiteit is bepalend voor de eisen die gesteld moeten worden aan de motivering. In ieder geval dient sprake te zijn van een beoordeling van de gevolgen voor de luchtkwaliteit. Dit volgt expliciet uit het nieuwe artikel 2.8 Bor.
ww
PD
FC
Conclusie De nieuwe regeling voor tijdelijke vergunningen en functiewijziging biedt veel mogelijkheden om snel in te spelen op veranderende behoeftes: feitelijk is alleen bij geheel nieuwe ontwikkelingen de uitgebreide Wabo-procedure nog van toepassing. Bestaand vastgoed dat niet meer voor de oorspronkelijke functie wordt gebruikt kan via een snelle procedure van functionele kleur verschieten. Ook tijdelijke functies en tijdelijke bouwwerken zijn zonder veel proceduretijd nu mogelijk. Een en ander leidt wel tot een belangrijke nuancering van het bestemmingsplan als planologisch kader en daarmee ook voor de rechtszekerheid en voorspelbaarheid van mogelijke ontwikkelingen in de omgeving. Gemeenten kunnen hierin een nieuwe balans aanbrengen, door beleid te maken over het toepassen van de nieuwe bevoegdheden. Dit lijkt ons ook raadzaam bij het beperken van ‘waan van de dag’ besluitvorming zonder inzicht of de toegestane ontwikkeling ook consequenties heeft voor de rest van de stad of de gemeente. Een eenmaal toegestane functie op de ene locatie kan het beleid om in een ander gebied een vergelijkbare ontwikkeling te krijgen frustreren. Behoefte aan nieuwe kantoren, winkels
ua
r w.n ea
bouwen geldt. Tot slot biedt artikel 4 lid 1 Bijlage II Bor nog de mogelijkheid om met een omgevingsvergunning voor bouwen in afwijking van het bestemmingsplan bijbehorende bouwwerken te bouwen. Via deze drie mogelijkheden is daarmee ook uitbreiding van het bouwvolume voor de nieuwe functie mogelijk. Een belangrijke beperking van deze regeling is dat deze alleen geldt binnen de bebouwde kom, met één uitzondering: de regeling bevat de mogelijkheid om buiten de bebouwde kom logiesfuncties voor werknemers te realiseren in bestaande gebouwen.
ce.
voorzieningen, zoals leslokalen in kant-en-klare units.
t e n !
Het onderwijs maakt ook vaak gebruik van tijdelijke
De verruimde regeling voor tijdelijke vergunningen en functiewijziging kan ertoe leiden dat sprake is van verplicht kostenverhaal overeenkomstig afdeling 6.4 Wro. Of dit het geval is volgt uit de lijst ‘aangewezen bouwplannen’ in artikel 6.2.1 Bro1. De pChw heeft om deze reden aan artikel 6.12 lid 2 ook de omgevingsvergunning waarbij op basis van een AMvB (lees: bijlage II Bor) wordt afgeweken van een bestemmingsplan toegevoegd aan de besluiten waarbij een exploitatieplan moet worden vastgesteld. Uitzonderingen op deze verplichting zijn ‘verzekering anderszins’ (bijvoorbeeld een anterieure overeenkomst) en de bagatelregeling van artikel 6.2.1a Bro. Een en ander kan ertoe leiden dat bij een omgevingsvergunning op basis van een reguliere Waboprocedure ook een exploitatieplan moet worden opgesteld. Wij verwachten dat dit een theoretische situatie betreft. Indien er sprake is van verhaalbare kosten en de aanvrager van de vergunning zou hierover geen afspraken willen maken in een overeenkomst, dan kan de gemeente namelijk besluiten om niet mee te werken aan de ontwikkeling en de vergunning te weigeren om de economische uitvoerbaarheid niet is aangetoond. Het lijkt ons wel raadzaam om bij verlening van omgevingsvergunningen voor tijdelijke projecten en voor functiewijziging, waarbij sprake is van een aangewezen bouwplan, maar kostenverhaal anderszins is verzekerd dan wel sprake is van de bagatelregeling, expliciet te besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen. Hierbij is het wel van belang dat de gemeenteraad zijn bevoegdheden ten aanzien van het exploitatieplan voor omgevingsvergunningen heeft gedelegeerd aan B&W. Deze delegatiemogelijkheid is te vinden in artikel 6.12 lid 3 Wro.
1 O p deze lijst van aangewezen bouwplannen staan onder andere de bouw van een woning of een hoofdgebouw, de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen indien meer dan 10 woningen worden gerealiseerd of voor meer dan 1500 m2 functiewijziging mogelijk wordt gemaakt.
of woningen is er al nauwelijks. Op een gegeven moment is ook de behoefte aan atelierwoningen, creatieve functies, studentenkamers en stadsstranden toch echt op. Verder is het gewenst dat initiatieven voor herontwikkeling of tijdelijk gebruik passen in de ontwikkelstrategie voor een gebied en daarmee als aanjager kunnen dienen. Los van deze oproep om vooraf als gemeente na te denken over de toepassing, zien wij de nieuwe mogelijkheden wel als een welkome uitbreiding van het planologisch gereedschap. De huidige dynamiek in de fysieke leefruimte van hollen en stilstaan vraagt om instrumenten die hiermee kunnen omgaan.
Mr. drs. Hans Damen is clustermanager omgevingsrecht bij Rho adviseurs voor leefruimte.
[email protected]. Tel. 010-2018649. www.rho.nl Ir. Hajé van Egmond is adviseur bij Geregeld BV.
[email protected]. Tel. 06-24230136. www.geregeld.eu.
13
BIM Media | www.bouwregelsindepraktijk.nl
Vrije mantelzorg voor versterken participatiemaatschappij VERGUNNINGVRIJ BOUWEN
Tekst Wico Ankersmit
D
ce.
ua
ww
PD
FC
r w.n ea
t e n !
7 com T ria
l
De Rijksoverheid zit met een probleem. Dat probleem heeft weinig te maken met onderwerpen die u normaliter in het blad Bouwregels in de praktijk leest. Het probleem is namelijk de onbetaalbaarheid van de zorg in de toekomst. Eén van de oplossingsrichtingen die de rijksoverheid voorstelt is het versterken van de participatiemaatschappij en dan in dit artikel met name de mantelzorg. De bedoeling is hierbij dat zorg wordt verleend buiten zorginstellingen, in, bij of aan eigen woning of op eigen erf. Bij de aankomende wijzigingen vergunningvrij bouwen die per 1 november in werking treden is het onderwerp Mantelzorg dan ook een belangrijk onderwerp.
e komende jaren krijgt Nederland te maken met een toenemende vergrijzing, inwoners die daarbij ook steeds ouder worden en huishoudens die steeds minder gezinsleden tellen. Hierdoor wordt het betaalbaar houden van goede zorg, zowel voor ouderen als andere hulpbehoevenden, in de komende jaren een steeds groter pro-
bleem. Het toverwoord is ‘participatie’. In Zuid-Europese culturen is het vanzelfsprekend dat ouderen binnen de familie worden opgevangen, verzorgd, en worden gekoesterd in hun eigen leefomgeving tot hun dood. In onze cultuur doen we als kinderen ons best om voor onze ouders op een bepaalde leeftijd een mooie plek te regelen in een verzorgingstehuis, waar zij
hun laatste levensjaren zo goed als mogelijk worden verzorgd. Maar als er straks meer mensen zorg nodig hebben dan dat er in ons land nog werken om de zorgkosten te kunnen dragen, is het ook een eenvoudige rekensom om te concluderen dat er iets zal moeten veranderen.
14
Bouwregels in de praktijk | oktober 2014
Veel discussie zou kunnen ontstaan of dan een ‘mantelzorgwoning’ geen huisnum-
Nieuw onderdeel in artikel 2 Onderdeel 22 geeft vervolgens nog aan dat
ce.
ww
PD
Huisvesting in verband met mantelzorg ‘Huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.’
ua
FC
r w.n ea
t e n !
Deze begripsbeschrijving verduidelijkt dat het kan gaan om zorgbehoevenden die bij zorgverlenenden komen wonen, of dat het kan gaan om zorgverlenenden die komen wonen bij een zorgbehoevende. Hier dient wel te worden gezien op het maximaal aantal personen. Als praktijkvoorbeeld kan het voorkomen dat opa en oma bij hun kinderen komen te wonen in een omgebouwde garage achter op het erf. Stel dat oma mantelzorgbehoevend is, maar opa niet: als oma eerder komt te overlijden dan zou opa, indien hij nog geen zorgbehoevende is vanaf dat moment, illegaal kunnen komen te wonen. De gemeente zou dan hiertegen dienen op te treden.
Eisen aan huisvesting In de regeling wordt zelf een aantal mogelijkheden geboden voor het realiseren van de huisvesting in verband met mantelzorg. In de regeling zelf is in artikel 2, onderdeel 3 aangegeven dat op een afstand van meer dan vier meter van het hoofdgebouw een bijbehorend bouwwerk dat wordt gebruikt voor mantelzorg ook mag worden gebruikt ten dienste van het hoofdgebruik. Hiermee is er dus voor het mantelzorgen geen onderscheid tussen de zone van binnen de vier meter en buiten de vier meter van het hoofdgebouw. Een gebouw mag dus ten dienste van mantelzorg ook deels binnen- en buiten de zone van vier meter van het hoofdgebouw zijn gesitueerd. Qua vierkante meters bebouwing is hier begrensd dat de oppervlakte voor mantelzorg niet groter kan zijn, dan het op dit artikel toegestane aantal vierkante meters aan bijbehorend bouwwerk dat normaliter als ondergeschikt aan het hoofdgebouw kan worden gebouwd. Doordat dit in het buitengebied vaak zou betekenen dat er dan geen mogelijkheden meer zijn om mantelzorg te realiseren, omdat in het buitengebied vaak het maximale aantal vierkante meters voor bebouwing op grond van het bestemmingsplan, of in strijd met het bestemmingsplan op basis van artikel 2, onderdeel 3 al is bereikt, is een nieuw artikel 7, onderdeel 2 toegevoegd. Dit nieuwe artikel laat het toe om in het buitengebied nog extra 100 m2 aan mantelzorgbebouwing toe te voegen als deze maar in zijn geheel of in delen verplaatsbaar is. Dit biedt dus de mogelijkheid om ten behoeve van mantelzorg op een erf in het buitengebied nog een woonunit neer te zetten of om bijvoorbeeld een stacaravan te plaatsen tot maximaal een oppervlakte van 100 m2.
Deze begripsbeschrijving geeft aan dat het bevoegd gezag bij twijfel een verklaring kan vragen. Dit is echter duidelijk bedoeld voor het repressieve toezicht. De activiteit is namelijk vergunningvrij, dus vooraf is een indicatie niet nodig, en het melden dat mantelzorg zal plaatsvinden evenmin. Het enige signaal dat de gemeente in de regel zal ontvangen is dan ook een verhuismutatie of inschrijving in het bevolkingsregister. Verder is duidelijk dat het niet moet gaan om zorg waaraan wordt verdiend, maar zorg op basis van een sociale relatie in een toch wel brede vorm.
ook ieder bestaand bijbehorend bouwwerk voor de huisvesting in verband met mantelzorg in aanmerking komt. Het bouwwerk dient dan uiteraard wel te gaan voldoen aan de voorschriften voor wonen uit het Bouwbesluit. Maar hier geldt dan wel het ‘bestaand niveau’, en zeker geen nieuwbouweisen. Een bestaande oude schuur kan dus zonder meer vergunningvrij worden omgebouwd met onder andere artikel 2.7 (aanbrengen ramen en deuren) en artikel 3.8 (inpandige wijzigingen die de draagconstructie en de brandcompartimentering niet wijzigen) tot mantelzorg-huisvesting. Als deze gaat voldoen aan de minimale voorschriften voor bestaande bouw, kan het gebouw nog vele jaren dienst doen voor het huisvesten van zorgbehoevenden. En dit alles voor een optimale participatiemaatschappij.
l
Mantelzorg ‘Intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaalmedisch adviseur kan worden aangetoond.’
mer moet krijgen, een aparte OZBaanslag, onder de BAG als woning moet worden geregistreerd, et cetera. Hiervoor is een nieuw artikel 1, onderdeel 4 in de regeling opgenomen die verduidelijkt dat huisvesting in verband met mantelzorg wordt aangemerkt als functioneel met het hoofdgebouw verbonden. Het vormt hiermee een gebruiksdeel van de woning, en kan niet als apart hoofdgebouw zijnde een aparte woning worden aangemerkt. Het is dan ook geen mantelzorgwoning, maar blijft een bijbehorend bouwwerk dat tijdelijk mag worden ingericht en gebruikt in verband met het verlenen of ontvangen van mantelzorg.
7 com T ria
Mantelzorg in bijlage II Bor Om mantelzorg vergunningvrij te regelen is er in Bijlage II van het Besluit Omgevingsrecht onder de Wabo een tweetal nieuwe begripsbeschrijvingen opgenomen: ‘Mantelzorg’ en ‘Huisvesting in verband met mantelzorg’.
Wico Ankersmit is naast directeur vereniging BWT Nederland, adviseur en docent op het gebied van de Wabo en het vergunningvrij bouwen.
Informatieblad
7 com T ria
l
Bij een hoofdgebouw behorende bouwwerken
t e n !
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen, mantelzorgwoningen, carports, serres, plantenkassen
ce.
Wanneer vergunningvrij, wanneer omgevingsvergunning nodig
ua
ww
FC
r w.n ea
Een grotere woonkamer door een aanbouw. Een schuur, garage of plantenkas in de tuin, een carport op de oprit voor uw auto. Of een mantelzorgwoning voor een familielid dat uw zorg nodig heeft. Er zijn vele varianten denkbaar om een woonhuis uit te breiden. In het Besluit omgevingsrecht, waar de wettelijke regels over omgevingsvergunningvrij bouwen zijn opgenomen, vallen al deze bouwwerken onder de noemer: ‘bijbehorende bouwwerken’. Het bouwen van bijbehorende bouwwerken op het erf bij een woning of ander hoofdgebouw kan vergunningvrij zijn. Wel moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Dit om de veiligheid van uzelf en van omwonenden te waarborgen en om rekening te houden met een goede ruimtelijke inpassing in de omgeving. Deze brochure geeft u hierover meer informatie.
PD
Wat is een bijbehorend bouwwerk? Het begrip ‘bijbehorend bouwwerk’ wordt gehanteerd als verzamelterm voor uitbreidingen, zoals aan- en uitbouwen, maar ook voor bijgebouwen, overkappingen en andere soorten bouwwerken met een dak bij een hoofdgebouw. Hierbij gaat het nadrukkelijk niet over dakkapellen, dakramen, erf- of perceelafscheidingen, speeltoestellen, vlaggenmasten en (schotel) antennes. Voor deze categoriën gelden specifieke voorwaarden voor vergunningvrij bouwen. Voor een aantal hiervan is een aparte brochure gemaakt. Via de vergunningcheck op www.omgevingsloket.nl kunt u online zien of hiervoor een omgevingsvergunning nodig is.
Wanneer kunt u vergunningvrij bouwen? Belangrijk is waar u op het erf wilt bouwen. Vergunningvrije bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan op het voorerf en het zijerf dat in een hoeksituatie langs openbaar toegankelijk gebied ligt. Er mag alleen gebouwd worden in het achtererfgebied.
1 | Informatieblad Bij een hoofdgebouw behorende bouwwerken
Achtererfgebied In onderstaand kader is de omschrijving van het begrip ‘achtererfgebied’ opgenomen.
7 com T ria
l
Achtererfgebied: erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen (zie onderstaande tekening voor voorbeelden waarbij het groen gearceerde gedeelte als achtererfgebied geldt).
Om de precieze begrenzing van het achterfgebied te bepalen wordt gewerkt met een denkbeeldige lijn. Die lijn loopt door het hoofdgebouw op 1 meter achter de voorgevel. De lijn komt bij de zijgevel (op 1 meter achter de voorgevel) uit het hoofdgebouw en loopt dan verder over het erf evenwijdig aan het openbaar toegankelijk gebied. Het al dan niet bebouwde gedeelte van het perceel bij het hoofdgebouw dat is gelegen achter die lijn, is het achtererfgebied.
ce.
ua
ww
PD
FC
r w.n ea
t e n !
Let er in hoeksituaties op dat de lijn het hoofdgebouw niet opnieuw mag doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw mag komen. Het kan betekenen dat in hoeksituaties de lijn niet evenwijdig met het openbaar gebied kan lopen, maar langs de zijgevel en het verlengde daarvan naar achteren loopt. Het erf dat recht achter het hoofdgebouw is gelegen, is altijd achtererfgebied. In onderstaande tekening is een aantal situaties weergegeven van de ligging van het achtererfgebied.
2 | Informatieblad Bij een hoofdgebouw behorende bouwwerken
Belangrijke aandachtspunten
Bebouwingsgebied
ce.
ua
r w.n ea
t e n !
7 com T ria
l
1. De actuele omvang van het hoofdgebouw en de actuele omvang van het perceel bepalen de grootte van het achtererfgebied. 2. Het hoofdgebouw is het gebouw, of gedeelte daarvan, dat gelet op de bestemming uit het bestemmingsplan het belangrijkst is. Bij een woonbestemming is dat de woning met alle daarbinnen opgenomen ruimten, zoals de woonkamer, slaapkamers, keuken, bergruimte en bijkeuken. Een aangebouwde garage of berging, ook al is deze toegankelijk vanuit de woning, maakt geen onderdeel uit van het hoofdgebouw als deze in bouwkundig opzicht is af te splitsen. Alleen als een garage of bergruimte geheel binnen de architectuur van de woning is geïntegreerd en niet bouwkundig kan worden afgezonderd, wordt deze gerekend tot het hoofdgebouw. 3. In bijzondere situaties kan een deel van een omvangrijk kadastraal perceel in het bestemmingsplan een andere bestemming hebben die niet hoort bij het hoofdgebouw en die het verbiedt deze gronden te gebruiken en in te richten ten dienste van het hoofdgebouw (bijvoorbeeld als er op het perceelsgedeelte een natuur-, bos,- of agrarische bestemming rust). Het kan zijn dat zo’n perceelsgedeelte daarom niet als erf kan worden aangemerkt waardoor er dus ook niet vergunningvrij kan worden gebouwd. 4. Het achtererfgebied ligt achter de lijn die loopt op 1 m achter de voorkant van het hoofdgebouw. Als voorkant geldt de voorgevel. Dit is de gevel aan de voorzijde die bepalend is voor de hoofdmassa van het hoofdgebouw. Aan- of uitbouwen aan de voor- of zijgevel, zoals een erker of serre, blijven buiten beschouwing bij het bepalen van de voorgevel. 5. De voorzijde van een gebouw is meestal de naar de weg gelegen zijde. Meestal is daar de voordeur of hoofdingang gesitueerd. 6. Kelders blijven buiten beschouwing bij het bepalen van het achtererfgebied.
ww
PD
FC
Onder meer uit planologisch oogpunt mag een achtererf niet helemaal volgebouwd worden. Om de toelaatbare oppervlakte van een vergunningvrij te bouwen bijbehorend bouwwerk te bepalen, wordt uitgegaan van een zogenoemde ‘nulsituatie’. Vanuit die nulsituatie mag een bepaalde hoeveelheid vierkante meters worden bebouwd. Voor die nulsituatie wordt uitgegaan van het hoofdgebouw zoals dat indertijd volgens de vergunning is opgeleverd. Bij dit oorspronkelijk hoofdgebouw mag in het achtererfgebied een bepaalde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken worden gebouwd. Om de precieze oppervlakte te bepalen wordt gewerkt met het begrip ‘bebouwingsgebied’. In onderstaand kader is de omschrijving van het begrip ‘bebouwingsgebied’ opgenomen.
Bebouwingsgebied: achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw.
Het bebouwingsgebied bestaat uit het achtererfgebied en daarbij opgeteld de delen van het hoofdgebouw (aan- of uitbouwen of andere uitbreidingen die niet tot het oorspronkelijke hoofdgebouw behoren) die naderhand aan het oorspronkelijke hoofdgebouw zijn toegevoegd. De grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw telt dus niet mee. Met de oppervlakte van het bebouwingsgebied wordt met bebouwingspercentages over gedeelten van het bebouwingsgebied bepaald welke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken maximaal bij het oorspronkelijk hoofdgebouw gebouwd mag worden. In onderstaande tabel staat welk maximaal toelaatbaar bebouwingspercentage geldt voor het desbetreffende gedeelte van het bebouwingsgebied.
3 | Informatieblad Bij een hoofdgebouw behorende bouwwerken
Oppervlakte per gedeelte van het bebouwingsgebied
Bebouwingspercentage
gedeelte bebouwingsgebied tot en met 100 m
50% van die oppervlakte
2 2
gedeelte bebouwingsgebied vanaf 100 m tot en met 300 m
20% van die oppervlakte
gedeelte bebouwingsgebied vanaf 300 m2 tot en met 900 m2
10% van die oppervlakte
gedeelte bebouwingsgebied vanaf 900 m
0% van die oppervlakte
2
2
7 com T ria
l
Met behulp van de bebouwingspercentages in de tabel is te berekenen hoeveel er totaal aan oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken in het bebouwingsgebied aanwezig mag zijn of nog gebouwd mag worden.
t e n !
Voorbeelden: In een bebouwingsgebied met een omvang van bijvoorbeeld 80 m2, mag 50% worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken. Er mag in die situatie dus 40 m2 aan bijbehorende bouwwerken bij het oorspronkelijk hoofdgebouw aanwezig zijn. Bij een bebouwingsgebied van bijvoorbeeld 220 m2 mag dat de volgende oppervlakte zijn: (50% van 100 m2=50 m2) + (20% van 120 m2=24 m2) = 74 m2. Bij een bebouwingsgebied van bijvoorbeeld 660 m2 mag er een oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken aanwezig zijn van: (50% van 100 m2=50 m2) + (20% van 200 m2=40 m2) + (10% van 360 m2=36 m2) = 126 m2. Zolang de oppervlakte van de in het bebouwingsgebied aanwezige bijbehorende bouwwerken de berekende limiet niet overschrijdt, kan er nog worden bijgebouwd.
ce.
ua
ww
PD
FC
r w.n ea
Stapsgewijs kan de toegelaten oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken als volgt worden berekend: 1. In stap één wordt vanuit de actuele omvang van het hoofdgebouw en de actuele omvang van het erf, het achtererfgebied bepaald. 2. In stap twee wordt het bebouwingsgebied bepaald. Dit is het achtererfgebied en de grond onder de niet tot het oorspronkelijk hoofdgebouw behorende gedeelten van het hoofdgebouw. De grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw behoort niet tot het bebouwingsgebied. 3. In de volgende stap wordt met de oppervlakte van het bebouwingsgebied en de gegeven bebouwingspercentages, de maximaal toelaatbare oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken berekend. Het gaat hier om de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken die totaal in het bebouwingsgebied (bij het oorspronkelijk hoofdgebouw) aanwezig mag zijn. Om te bepalen hoeveel er nog mag worden bijgebouwd, dient de reeds aanwezige oppervlakte aan (al dan niet met vergunning gebouwde) bijbehorende bouwwerken in het bebouwingsgebied van dit maximum te worden afgetrokken. De oppervlakte die dan overblijft kan nog worden bijgebouwd.
4 | Informatieblad Bij een hoofdgebouw behorende bouwwerken
Voorwaarden voor bijbehorende bouwwerken
7 com T ria
l
In bijlage II van het Besluit omgevingsrecht zijn de eisen geformuleerd waaraan een vergunningvrij bijbehorend bouwwerk moet voldoen. In het onderstaande kader treft u de belangrijkste eisen, die zijn opgenomen in artikel 2, onderdeel 3, van de bijlage. Daarin treft u ook de al toegelichte begrippen ‘achtererfgebied’ en ‘bebouwingsgebied.
3. een op de grond staand bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan in achtererfgebied, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: a. voor zover op een afstand van niet meer dan 4 m van het oorspronkelijk hoofdgebouw, niet hoger dan: 1º. 5 m, 2º. 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, en 3º. het hoofdgebouw,
ce.
ua
r w.n ea
t e n !
b. voor zover op een afstand van meer dan 4 m van het oorspronkelijk hoofdgebouw: 1º. indien hoger dan 3 m: voorzien van een schuin dak, de dakvoet niet hoger dan 3 m, de daknok gevormd door twee of meer schuine dakvlakken, met een hellingshoek van niet meer dan 55°, en waarbij de hoogte van de daknok niet meer is dan 5 m en verder wordt begrensd door de volgende formule: maximale daknokhoogte [m] = (afstand daknok tot de perceelsgrens [m] x 0,47) + 3, 2º. functioneel ondergeschikt aan het hoofdgebouw, tenzij het betreft huisvesting in verband met mantelzorg,
FC
c. op een afstand van meer dan 1 m vanaf openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn,
ww
d. de ligging van een verblijfsgebied als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012, in geval van meer dan een bouwlaag, uitsluitend op de eerste bouwlaag,
PD
e. niet voorzien van een dakterras, balkon of andere niet op de grond gelegen buitenruimte,
f. de oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken in het bebouwingsgebied bedraagt niet meer dan: 1°. in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m2: 50% van dat bebouwingsgebied, 2°. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m2, 3°. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m2: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m2, tot een maximum van in totaal 150 m2, g. niet aan of bij: 1º. een woonwagen, 2º. een hoofdgebouw waarvoor in de omgevingsvergunning voor het bouwen daarvan is bepaald dat de vergunninghouder na het verstrijken van een bij die vergunning aangegeven termijn verplicht is de voor de verlening van de vergunning bestaande toestand hersteld te hebben, 3º. een bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf door één huishouden.
5 | Informatieblad Bij een hoofdgebouw behorende bouwwerken
Belangrijke aandachtspunten
ce.
ua
ww
PD
FC
r w.n ea
t e n !
7 com T ria
l
1. Vergunningvrij bouwen is niet toegestaan op, aan of bij een bouwwerk dat illegaal gebouwd is of gebruikt wordt. 2. Bijbehorende bouwwerken moeten op de grond worden gebouwd. Dat betekent dat er vergunningvrij geen kelders of souterrains kunnen worden gebouwd en er niet bovenop bestaande aan- of uitbouwen wordt gebouwd. Kruipruimten zijn wel toegestaan. 3. Er is een onderscheid in de maximaal toelaatbare bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 4 meter vanaf het oorspronkelijk hoofdgebouw en daarbuiten. De hoogte binnen een afstand van 4 meter moet aansluiten bij de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw (maximaal 30 cm boven de hoogte van de vloer van de eerste verdieping). Binnen deze afstand mag het bouwwerk niet hoger zijn dan het hoofdgebouw en ook nooit hoger dan 5 meter. Voor bijbehorende bouwwerken buiten een afstand van 4 meter van het hoofdgebouw die hoger zijn dan 3 meter, moet de daknok worden gevormd door tenminste twee schuine dakvlakken. De dakvoet (het laagste punt van het schuine dak) mag niet hoger zijn dan 3 meter. De hellingshoek van de dakvlakken mag niet meer zijn dan 55°. De hoogte van de daknok mag niet meer zijn dan 5 meter, waarbij verder voldaan moet worden aan de volgende formule: maximale daknokhoogte [m] = (afstand daknok tot de perceelsgrens [m] x 0,47) + 3. 4. Binnen een afstand van 4 meter van het hoofdgebouw, mag het gebruik gelijkwaardig zijn aan dat van het hoofdgebouw. Bij een woning betekent dat er binnen 4 meter bijvoorbeeld een keuken, bijkeuken, serre of uitbouw van de woonkamer mag worden gebouwd. Buiten een afstand van 4 meter van het hoofdgebouw, mag de aanbouw alleen gebruikt worden voor bijvoorbeeld een berging, garage of plantenkas.
6 | Informatieblad Bij een hoofdgebouw behorende bouwwerken
Mantelzorg
7 com T ria
l
Huisvesting in verband met mantelzorg kan onder voorwaarden ook vergunningvrij zijn. In een woning of in een bestaand bouwwerk bij een woning mag iemand (met zijn of haar levenspartner) wonen die zorg verleent aan de bewoner van de woning of zorg ontvangt van de bewoner van de woning. Dit is alleen onder voorwaarden toegestaan (zie onderstaand kader). De gemeente kan daarom vragen om een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere instantie waarmee de medische behoefte aan zorg wordt onderbouwd. In onderstaand kader zijn de omschrijvingen opgenomen van ‘mantelzorg’ en ‘huisvesting in verband met mantelzorg’.
Huisvesting in verband met mantelzorg: huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.
ce.
r w.n ea
t e n !
Mantelzorg: intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
ua
FC
Om bewoning in een mantelzorgsituatie mogelijk te maken mag een bestaand bouwwerk bij een woning aangepast worden door woonvoorzieningen aan te brengen, zoals een keuken, badkamer en sanitaire voorzieningen. Na beëindiging van de mantelzorgbehoefte moeten de voorzieningen weer worden verwijderd.
ww
PD
Er mag ook een mantelzorgvoorziening in het achtererfgebied worden gebouwd. Daarbij moet voldaan worden aan alle eerder genoemde voorwaarden voor bijbehorende bouwwerken. Alleen de eis dat het gebruik van een bijbehorend bouwwerk (buiten een afstand van 4 meter van het oorspronkelijk hoofdgebouw) functioneel ondergeschikt moet zijn aan de woning vervalt als sprake is van huisvesting in verband met mantelzorg. Buiten de bebouwde kom is ook de eis voor de maximaal toelaatbare oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet van toepassing. Voorwaarde is dan wel dat het dan gaat om een geheel of in delen verplaatsbare mantelzorgvoorziening die niet groter is dan 100 m2. Na de beëindiging van de mantelzorgbehoefte moet de verplaatsbare mantelzorgvoorziening weer worden verwijderd.
Voldoet u niet aan deze eisen? Dan kan uw bouwwerk toch nog vergunningvrij zijn, of u heeft slechts een omgevingsvergunning nodig voor strijdigheid met het bestemmingsplan. Als de uitbreiding van het hoofdgebouw of het bijgebouw niet binnen voorgaande randvoorwaarden valt, kan het nog steeds zijn dat geen vergunning voor het bouwen nodig is op grond van artikel 3 van de bijlage (zie kader). In dat geval moet echter wel voldaan worden aan het bestemmingsplan. Als het bouwwerk in strijd is met het bestemmingsplan is een vergunning nodig waarmee toestemming wordt verleend om af te wijken van het bestemmingsplan.
7 | Informatieblad Bij een hoofdgebouw behorende bouwwerken
Voorwaarden een op de grond staand bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan in achtererfgebied, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
7 com T ria
l
a. niet hoger dan 5 m, b. op een afstand van meer dan 1 m vanaf openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn, c. de ligging van een verblijfsgebied als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012, in geval van meer dan een bouwlaag, uitsluitend op de eerste bouwlaag, en d. niet voorzien van een dakterras, balkon of andere niet op de grond gelegen buitenruimte.
Doe de online vergunningcheck
ce.
t e n !
De planologische regelgeving (bestemmingsplan of beheersverordening) geeft de regels voor de ruimtelijke ordening die bindend zijn voor u als burger. In een bestemmingsplan of beheersverordening staat welke bestemming de grond heeft en welk gebruik is toegestaan. Bijvoorbeeld woningbouw, industrie, winkels, recreatie of kantoren. Die verschillende bestemmingen zijn op een plankaart weergegeven en in de planvoorschriften zijn de daarbij bijbehorende regels voor het bouwen en het gebruik gegeven. U moet voldoen aan die bouw- en gebruiksregels, tenzij het bouwen en gebruiken vergunningvrij is of u een omgevingsvergunning hebt om af te wijken van het bestemmingsplan.
FC
Vergunningvrij, maar niet regelvrij
ua
r w.n ea
Wilt u een bijbehorend bouwwerk bouwen? Ga dan zelf na of u zonder omgevingsvergunning mag bouwen en doorloop de stappen van de vergunningcheck op www.omgevingsloket.nl. Bij vragen kunt u contact opnemen met uw gemeente.
ww
PD
De informatie in deze brochure gaat over de voorwaarden voor vergunningvrij bouwen. Voldoet uw bouwplan aan de voorwaarden voor vergunningvrij bouwen, dan kunt u zonder omgevingsvergunning bouwen. De planologische regels uit het bestemmingsplan en redelijke eisen van welstand uit de gemeentelijke welstandsnota zijn in dat geval niet van toepassing. Het Bouwbesluit (met onder meer regels voor veiligheid en gezondheid) en het burenrecht uit het Burgerlijk Wetboek gelden echter wel. Als u gaat (ver)bouwen moet u er zelf voor zorgen dat u aan deze regels voldoet.
Uitzondering voor monumenten en door het Rijk aangewezen beschermde stads- of dorpsgezichten en illegale bouw of gebruik Vinden de werkzaamheden plaats aan een monument of in een door het Rijk aangewezen beschermd stads- of dorpsgezicht dan geldt als hoofdregel dat voor al het bouwen een omgevingsvergunning nodig is. Slechts in een beperkt aantal gevallen kan toch vergunningvrij worden gebouwd. Neem hiervoor contact op met uw gemeente of doe de vergunningcheck op www.omgevingsloket.nl. Vergunningvrij bouwen is niet toegestaan op, aan of bij een bouwwerk dat illegaal gebouwd is of gebruikt wordt.
Welstand In de welstandsnota legt de gemeente vast waaraan het uiterlijk van gebouwen en andere bouwwerken moet voldoen. Vergunningvrije bouwwerken hoeven niet te voldoen aan deze eisen. Wel kan de gemeente optreden als het uiterlijk van een bouwwerk ‘in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand’. Om vooraf zoveel mogelijk duidelijkheid te geven, moet de gemeente in een welstandsnota hierover zo concreet mogelijke welstandseisen aangeven.
8 | Informatieblad Bij een hoofdgebouw behorende bouwwerken
Bouwbesluit: hoe te bouwen
Rekening houden met buren
7 com T ria
l
Waar u bij het bouwen of verbouwen aan moet voldoen, staat in het Bouwbesluit. Daarin staan de minimumeisen op technisch gebied die voor heel Nederland gelden. Ze staan garant voor uw veiligheid en gezondheid en houden rekening met het milieu en het gebruikscomfort. Of u nu volgens een omgevingsvergunning of vergunningvrij bouwt: uw bouwwerk moet altijd voldoen aan het Bouwbesluit. Daarvoor draagt u zélf de verantwoordelijkheid. Uw gemeente, aannemer of bouwadviseur kan u hierover meer informatie geven.
Bij het bouwen heeft u ook te maken met het burenrecht uit het Burgerlijk Wetboek. De regels in het burenrecht kunnen u (wettelijk) houvast geven als u er met de buren niet uitkomt. Het belangrijkste advies is om eerst met uw buren te overleggen en ze in te lichten over uw bouwplannen. In veel gevallen wordt u het eens - wellicht na een kleine aanpassing van uw plan.
t e n !
Toch een omgevingsvergunning nodig?
FC
Vraag het uw gemeente
ce.
ua
r w.n ea
Voldoet u niet aan de voorwaarden zoals genoemd in deze folder dan is uw bouwwerk niet vergunningvrij en heeft u een omgevingsvergunning nodig voordat u mag bouwen. Hiervoor moet u bij de gemeente een aanvraag indienen. Ook als u een formeel oordeel wilt hebben over de vergunningplicht van uw bouwplannen dan kunt u een aanvraag omgevingsvergunning indienen. Als voor het bouwplan waarvoor u vergunning heeft gevraagd geen vergunning nodig is, zal dat als besluit op die aanvraag bekend worden gemaakt. Tegen dit besluit kunnen belanghebbenden (bijvoorbeeld uw buren) een bezwaarschrift indienen.
ww
PD
Naast een omgevingsvergunning voor het bouwen kunt u bij het (ver)bouwen ook te maken krijgen met andere toestemmingen. Zo heeft u wellicht geen omgevingsvergunning nodig voor het bouwen, maar bijvoorbeeld wel een omgevingsvergunning voor het kappen van een boom, het maken van een inrit of moet u een melding doen voor het slopen van een bestaand gebouw. Ook heeft u in sommige gevallen geen omgevingsvergunning nodig, maar wel een andere vergunning of ontheffing. Zo heeft u bijvoorbeeld toestemming nodig van het Waterschap, als u op of bij een dijk, rivier, kanaal of waterloop bouwt. Het is daarom verstandig bij twijfel altijd contact op te nemen met uw gemeente. Ook via het Omgevingsloket online kunt u nagaan of u voor andere activiteiten een omgevingsvergunning nodig heeft.
Meer informatie Deze folder is er één uit een serie folders over veelvoorkomende bouwwerken. Informeer ernaar bij uw gemeente, kijk op de website van de rijksoverheid (www.rijksoverheid.nl/bouwregelgeving) of ga naar het Omgevingsloket online (www.omgevingsloket.nl) en doe de vergunningcheck.
9 | Informatieblad Bij een hoofdgebouw behorende bouwwerken