gemeente
\ Barneveld
Nr. 638813
Aan het college van burgemeester en wethouders
Onderwerp: Jeugdbescherming
Gevraagde beslissing: 1. 2.
bijgaand memo Jeugdbescherming vast te stellen; bijgaand memo ter kennisname aan te bieden aan de gemeenteraad (rubriek B)
z
Akkoord/Aantejuéningen secretaris:
^— /
/
Datum:
27-07-2015
Steller: E. Rijssenbeek-van Pijkeren
Afd:
SigXl
ASlïtal bijlagen
1
Afd.hoofd:
Akkoord D F I N • • S i e r kennisname naar de raad Nummer beleidsproduct: ^ o p overzicht Bestaand beleid (website) Collegeleden
Akkoord
Bespreken
B&D/Jur. •
P&O
OR
•
B&D/Com.
DADF
•
Openbaarheid Besluit (voorblad) openbaar: Groentje openbaar: Bijlagen openbaar:
® Ja ® Ja ®Ja
O Nee, zie beslispunt: O Nee, zie beslispunt: O Nee, vermelden op bijlage
Aantekeningen
Burgemeester Wethouder A. de Kruijf Wethouder P.J.T. van Daalen Wethouder G.J. van den Hengel Wethouder E. Fokkema
&
Beslissing burgemeester en wethouders :
1 2 AUB. 2015
Nummer op besluitenlijst:
2>2i l o 2 .
-2-
1. Inleiding In bijgaand memo treft u een overzicht van organisaties betrokken bij jeugdbescherming, hun verantwoordelijkheden en taken. Dit memo is in de raadscommissie van 30 april 2015 door wethouder Hans van Daalen aan de gemeenteraad toegezegd. Omdat er ook vragen naar de praktijk van alledag waren, zijn de Barneveldse procesbeschrijvingen dwang en drang toegevoegd (bijlage 1 en 2).
2. Door de raad gestelde kaders. Beleidsplan positief opvoeden en opgroeien.
3. Effect a) Meetbaar effect nvt b) Maatschappelijk effect nvt
4. Argumenten De jeugdbescherming is een ingrijpende gebeurtenis in het leven van een kind en de ouders. Het is belangrijk dat de gemeenteraad goed op de hoogte is van het complexe proces, wat leidt tot jeugdbescherming, zodat zij in staat is haar kaderstellende en controlerende taak goed in te vullen.
5. Kanttekeningen nvt 6. Uitvoering nvt 7. Risico's, kosten, baten en dekking nvt
Memo
Datum: 15 juni 2015 Onderwerp :
Jeugdbescherming
Ter attentie van:
Gemeenteraad
Afzender:
College van B&W
In dit memo treft u een overzicht aan van organisaties betrokken bij jeugdbescherming, hun verantwoordelijkheden en taken. Dit memo is in de raadscommissie van 30 april 2015 door ons toegezegd. Omdat er ook vragen naar de praktijk van alledag waren, zijn de Barneveldse procesbeschrijvingen dwang en drang toegevoegd (bijlage 1 en 2). Jeugdbescherming per 1 januari 2015 Ketenpartners en hun rol
Gemeente
Veilig Thuis (voorheen: Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling);
Gecertificeerde Instelling voor Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI); Een GI voert een kinderbeschermingsmaatregel uit; Jeugdbescherming Gelderland (voorheen Bureau Jeugdzorg Gelderland);
Instelling voor jeugdhulp;
Raad voor de Kinderbescherming (RvdK);
Rechterlijke macht (RM);
Openbaar Ministerie (OM); Politie.
Gemeente De gemeente is verantwoordelijk voor alle vormen van jeugdhulp en het laten uitvoeren van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Voor kinderbescherming en jeugdreclassering moet een gemeente voorzien in gecontracteerde Gecertificeerde Instellingen (GI’s), die een afdoende aanbod aan ondersteuning en jeugdhulp hebben. De gemeente zet in op preventie in de vorm van laagdrempelige opgroei- en opvoedondersteuning om te voorkomen dat de jeugdige en zijn ouders op een later tijdstip meer gespecialiseerde vormen van jeugdhulp nodig hebben, een jeugdbeschermingsmaatregel noodzakelijk is, dan wel dat de jeugdige in het strafrechtelijke kader terechtkomt.
Naast preventie biedt de gemeente zo nodig voorzieningen voor jeugdhulp. De gemeentelijke gespreksvoerders jeugd (gehuisvest in het CJG) gaan hiertoe het gesprek met betrokkenen aan. Voor de uitvoering van jeugdbescherming heeft de regio FoodValley, en daarmee ook Barneveld, contracten afgesloten met de gecertificeerde instellingen: Leger des Heils, SGJ, William Schrikkergroep en Jeugdbescherming Gelderland. Daarnaast is er een samenwerkingsprotocol vastgesteld met de Raad voor de Kinderbescherming. De gemeente heeft de eindverantwoordelijkheid voor de inzet van jeugdhulp in de hele jeugdketen. Door de gemeente kunnen in de jeugdbeschermingsketen de volgende rollen worden vervuld: indiener verzoek tot onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming; inkoper jeugdhulp die de GI noodzakelijk acht, op basis van gemaakte afspraken; contracterende partij van de GI; opdrachtgever/instandhouder Veilig Thuis; “regisseur” voor een goede aansluiting en/of inbedding van de jeugdbescherming binnen het lokale veld. Veilig Thuis In Veilig Thuis zijn het voormalig Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) geïntegreerd, zodat huiselijk geweld en kindermishandeling in een betere samenhang kunnen worden aangepakt. De Veilig Thuis instellingen voeren de landelijke naam, Veilig Thuis, en hanteren een landelijk telefoonnummer. Veilig Thuis is de instantie waar burgers en professionals die beroepshalve in aanraking komen met situaties waar (mogelijk) kinderen in gevaar zijn, advies kunnen krijgen hoe om te gaan met een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling of een vermoeden van huiselijk geweld en kindermishandeling kunnen melden. Veilig Thuis werkt bovenregionaal. Na een melding van een vermoeden van kindermishandeling voert Veilig Thuis een onderzoek uit. Als Veilig Thuis een melding in onderzoek neemt, wordt zo mogelijk direct hulp ingezet, dan wel bestaande hulp voortgezet, waarbij aansluiting wordt gezocht bij de leefomgeving van het kind en gezin. Als uit onderzoek van Veilig Thuis blijkt dat er sprake is van (een redelijk vermoeden van) kindermishandeling, dan schakelt Veilig Thuis een instantie in die passende professionele hulp kan verlenen. Indien de ernst van de situatie daartoe aanleiding geeft en er sprake is van een bedreigde ontwikkeling van een minderjarige, kan Veilig Thuis ook een verzoek tot onderzoek indienen bij de Raad voor de Kinderbescherming. Veilig Thuis voert overleg met de politie over alle meldingen waarvoor dat relevant is. Het overleg met de politie heeft tot doel om af te stemmen of en zo ja hoe gezamenlijke vervolgacties een grotere kans op een veilige situatie bieden. Door medewerkers van Veilig Thuis worden in de jeugdbeschermingsketen de volgende rollen vervuld: adviseur kindermishandeling voor professionals; uitvoerder triage (beoordeling en prioriteit stellen) naar aanleiding van meldingen; uitvoerder onderzoek; indiener verzoek tot onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming. Gecertificeerde instelling De jeugdbescherming is een ingrijpende gebeurtenis in het leven van een kind. Daarom stelt de overheid extra eisen aan de instellingen die kinderbeschermingsmaatregelen uitvoeren. Alle instellingen die jeugdbescherming uitvoeren moeten een certificaat hebben. Zij moeten daarvoor aan een aantal eisen voldoen, bijvoorbeeld de manier waarop een gezinsvoogd werkt. Alle eisen staan in een document. We noemen dit document het 'normenkader'. Instellingen die het certificaat hebben gehaald, heten 'gecertificeerde instellingen'. De regio FoodValley, en daarmee ook Barneveld, heeft contracten afgesloten met de gecertificeerde instellingen: Leger des Heils (multiproblematiek), SGJ (identiteitgebonden), William Schrikkergroep (verstandelijke beperking) en Jeugdbescherming Gelderland (algemeen). Een gecertificeerde instelling vervult (een aantal van) de volgende wettelijke taken: uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen (voorlopige) onder toezichtstelling en (voorlopige) voogdij als een gezagsbeëindigende maatregel is uitgesproken);
2
uitvoering van jeugdreclassering.
Bij de uitvoering van de jeugdbescherming treden jeugdbeschermers van de GI op als (gezins)voogd. De (gezins)voogden stellen een plan van aanpak op voor de hulpverlening en voeren het casemanagement over de jeugdhulp en ondersteuning. Door medewerkers van een GI kunnen de volgende rollen worden vervuld: jeugdbeschermer (uitvoerder van jeugdbeschermingsmaatregelen); casemanager voor jeugdhulp die in het kader van de kinderbeschermingsmaatregel noodzakelijk is; indiener verzoek tot onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming; adviseur van CJG; verzoeker bij de Rechtbank van verlenging van kinderbeschermingsmaatregelen; zittingsvertegenwoordiger; verweerder bij Rechtbankprocedures; uitvoering van jeugdreclassering. Instellingen voor jeugdhulp (jeugdhulpaanbieders) Een instelling voor jeugdhulp verleent jeugdhulp op basis van een beschikking die door de gemeente wordt gegeven aan een jeugdige. De regio Foodvalley, en daarmee Barneveld, heeft contracten afgesloten met ruim 100 jeugdhulp aanbieders (grote en kleinere) voor alle vormen van jeugdhulp (GGZ, AWBZ, Jeugd- en Opvoedhulp, Jeugdbescherming, Jeugdreclassering). In het overgangsjaar 2015 heeft iedere jongere die hulp ontving op 31 december 2014, in 2015 recht op diezelfde vorm van hulp (tot 31-12-2015, of tot de datum van afloop van de indicatie), om continuiteit van zorg te garanderen. Het Rijk en VNG hebben bepaald dat voor een aantal zogenoemde essentiële functies bovenregionaal samengewerkt moet worden. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld JeugdzorgPlus, residentiële terreinsvoorzieningen (zoals in De Glind) en verblijfsvormen voor jeugdigen met een verstandelijke beperking. De zorgaanbieders die deze vormen van jeugdhulp bieden hebben een werkgebied dat de provinciegrenzen overschrijdt. Door medewerkers van een instelling voor jeugdhulp kunnen de volgende rollen worden vervuld: hulpverlener; casemanager jeugdhulp; indiener verzoek tot onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming; Uitvoerder van door de GI noodzakelijk geachte jeugdhulp op basis van door GI afgegeven verleningsbeschikking. Raad voor de Kinderbescherming De Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) doet onderzoek naar een opvoedingssituatie als er een redelijk vermoeden bestaat dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging of als de veiligheid van een kind in gevaar is en hulp in een vrijwillig kader niet (meer) toereikend is. De RvdK verzoekt de rechter wanneer het onderzoek daar aanleiding geeft, een kinderbeschermingsmaatregel op te leggen (rekestrerende bevoegdheid). Daarnaast heeft de RvdK een wettelijke voorlichtings- en adviestaak naar de kinderrechter/rechtbank in gevallen dat een andere partij dan de RvdK een verzoek tot het opleggen van een kinderbeschermingsmaatregel indient. De RvdK heeft een wettelijke taak tot het toetsen van een besluit van de GI bij het niet verlengen van een “Onder toezicht stelling” (OTS), “Uithuisplaatsing” (UHP) of tussentijdse beëindiging van een UHP en een OTS+UHP die langer dan twee jaar duurt. Verder heeft de RvdK een adviestaak richting de kinderrechter en voert onderzoek uit naar gezagsbeëindiging. Mocht uit onderzoek blijken dat een beschermingsmaatregel niet op zijn plaats is, maar wel aanvullende hulp nodig is, dan verwijst de RvdK ouders in het algemeen naar de gemeente voor jeugdhulp in het vrijwillig kader. Door medewerkers van de RvdK worden in de jeugdbeschermingsketen de volgende taken vervuld:
3
uitvoerder triage (beoordeling en prioriteit stellen), advies, consultatie;
uitvoerder intake/ het beoordelen van een verzoek tot onderzoek;
uitvoerder van onderzoek;
uitvoerder toets kinderbeschermingsmaatregel;
zittingsvertegenwoordiger.
Rechterlijke macht Een kinderrechter beslist op verzoek van de RvdK of GI over een eventuele (verlenging van de) kinderbeschermingsmaatregel. Bij de beslissing over een kinderbeschermingsmaatregel staat het onderzoeksrapport van de RvdK centraal. Daarnaast hoort de kinderrechter ook zelf het kind en de ouders. Kinderen vanaf 12 jaar worden altijd uitgenodigd om door de kinderrechter te worden gehoord. Jongere kinderen kunnen, wanneer zij in staat zijn tot een redelijke waardering van hun belang, worden opgeroepen of zelf om een gesprek vragen. Bij het uitspreken van de OTS wijst de kinderrechter een door de gemeente gecontracteerde GI aan die de maatregel zal uitvoeren. Binnen de rechterlijke macht vervult de kinderrechter een rol in de keten van de jeugdbescherming. Openbaar Ministerie Naast de RvdK kan ook het OM een kinderbeschermingsmaatregel verzoeken aan de rechter. De officier van justitie heeft zelfstandig de wettelijke bevoegdheid om een kinderbeschermingsmaatregel te verzoeken. Deze bevoegdheid wordt in de praktijk veelal gebruikt als aanvulling op of in de plaats van een sanctie in het kader van het jeugdstrafrecht. Een maatregel kan ook verzocht worden bij andere omstandigheden, bijvoorbeeld in het kader van een strafrechtelijk onderzoek waarbij de ouders zijn gedetineerd en een kinderbeschermingsmaatregel nodig blijkt. Door medewerkers van het Openbaar Ministerie wordt in de jeugdbeschermingsketen de volgende rol vervuld: Aanvrager van een jeugdbeschermingsmaatregel Politie De politie komt in de praktijk regelmatig in aanraking met jeugdigen in zorgwekkende situaties. Dat kunnen direct bedreigende situaties voor de jeugdige zijn waarbij de jeugdige slachtoffer is van mishandeling of verwaarlozing. Daarnaast kan een jeugdige ook getuige zijn van huiselijk geweld, weglopen en/of (mogelijk) in de prostitutie terechtkomen. Wanneer een politieambtenaar een dergelijke situatie signaleert kan deze een zorgmelding in gang zetten. De politie verstuurt een melding naar de door de gemeente aangewezen partij (Veilig Thuis) via het (landelijk verplicht te hanteren) digitale knooppunt Collectieve Opdracht Routeer Voorziening (CORV). De ontvangende partij verwerkt de melding, beoordeelt deze en start zo nodig de jeugdhulp. Welke opvolging de melding krijgt wordt via CORV terug gemeld aan de politie. De politie onderkent de volgende rollen: meldende politieambtenaar;
opsteller/verzender zorgformulier;
adviesvrager Veilig thuis;
melder Veilig Thuis, CJG.
JEUGDBESCHERMINGSMAATREGELEN Jeugdbescherming (en Jeugdreclassering) omvatten het zogenaamd “gedwongen kader” van de jeugdhulp, gezien het verplichtende karakter voor ouders en jeugdigen. Wanneer de veiligheid en ontwikkeling van een jeugdige in het geding zijn, kan een rechter een kinderbeschermingsmaatregel opleggen. Een rechter kan de volgende kinderbeschermingsmaatregelen opleggen:
Ondertoezichtstelling (OTS) De kinderrechter kan op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK), de gemeente, de ouder of degene die het kind verzorgt of opvoedt een jeugdige onder toezicht van een gecertificeerde instelling stellen. Dit gebeurt, wanneer de ontwikkeling van de jeugdige ernstig wordt bedreigd. Indien daar aanleiding toe is, kan een
4
gecertificeerde instelling de jeugdige met een separaat door de kinderrechter verkregen machtiging uit huis plaatsen. Het doel van de onder toezicht stelling is om de bedreigde ontwikkeling van het kind tegen te gaan of weg te nemen. Een GI biedt in eerste instantie de ouders de gelegenheid om een plan op te stellen. Als dat niet lukt of de situatie voor de jeugdige te bedreigend is, stelt de gezinsvoogd een hulpverleningsplan op. De OTS en UHP worden voor maximaal 12 maanden uitgesproken, jaarlijks geëvalueerd en kunnen op verzoek van de GI of de RvdK door de kinderrechter voor maximaal 12 maanden worden verlengd.
Gezagsbeëindigende maatregel. Wanneer een jeugdige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en de ouder niet in staat is om binnen een voor de ontwikkeling van de jeugdige aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen of de ouder het gezag misbruikt, kan een rechter een gezagsbeëindigende maatregel uitspreken. De kinderrechter benoemt de pleegouders, een voogd van de GI of een derde tot voogd van de jeugdige. Het kan ook voorkomen dat de andere ouder het eenhoofdig gezag blijft uitoefenen. Bij het uitvoeren van de gezagsbeëindigende maatregel is er sprake van het voeren van voogdij.
Voorlopige maatregel. In een acute en ernstig bedreigende situatie voor de jeugdige kan de rechter een voorlopige OTS uitspreken of de ouder(s) schorsen in de uitoefening van het gezag. Een voorlopige maatregel wordt voor maximaal 3 maanden uitgesproken.
De Jeugdwet beoogt dat de ouders de regie hebben over de opvoeding van hun kinderen en deze regie zo lang de veiligheid van de kinderen dat toelaat houden. Wanneer ouders de regie niet kunnen of willen voeren, past de oplegging van een beschermingsmaatregel. De ouders met gezag van een jeugdige waarover een OTS is uitgesproken, behouden het wettelijk gezag. De ouders behouden zo veel mogelijk de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding. Waar nodig zet de gezinsvoogd (verplichte) jeugdhulp of een uithuisplaatsing in. Na gezagsbeëindiging ligt het gezag volledig bij de voogd en woont de jeugdige in de regel niet meer thuis. Alle jeugdhulp, óók die in het gedwongen kader, is gericht op het versterken van de eigen kracht van de ouders, de kinderen en de sociale omgeving. De hulp in het gedwongen kader is bij voorkeur tijdelijk en maakt als zodanig deel uit van een groter en vrijwillig hulpverleningskader. Wanneer de veiligheid van de jeugdige weer is gegarandeerd wordt de maatregel tussentijds opgeheven of niet meer verlengd. De gemeente, een Gecertificeerde Instelling of Veilig Thuis, verzoeken de RvdK tot het uitvoeren van een onderzoek naar de noodzaak van een kinderbeschermingsmaatregel. In acute en ernstig bedreigende situaties kan de RvdK een onderzoek instellen naar aanleiding van een melding van een andere partij dan één van de voornoemde partijen. Als formeel beginpunt voor de beschrijving van de jeugdbeschermingsproces wordt het verzoek tot onderzoek (VTO) van de gemeente/GI/Veilig Thuis aan de RvdK gehanteerd.
5
Bovenstaande figuur geeft een overzicht van de (mogelijk) te doorlopen stappen binnen de jeugdbeschermingsketen. AMHK ZOF NIFP OM ZM OTS GI UHP
advies en meldpunt kindermishandeling en huiselijk geweld (=Veilig Thuis) zorgmeldingen politie Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie openbaar ministerie zittende magistratuur (= rechterlijke macht) ondertoezichtstelling gecertificeerde Instelling uithuisplaatsing
VEILIGHEIDSHUIS Gemeenten, openbaar ministerie (OM), politie, reclassering en Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) en zorgpartners werken samen in het Veiligheidshuis. Doel is de aanpak rond veiligheid effectiever en efficiënter op te zetten en maatschappelijk probleemgedrag terug te dringen. De aanpak verbindt zorg en straf met elkaar. Het veiligheidshuis is ook een informatieknooppunt. Instroom van casussen komt uit diverse bronnen: politie, OM, gemeenten, screeningsoverleg huiselijk geweld, partners, ZSM en lokaal bestuur. De instroom wordt getoetst aan de criteria voor complexe problematiek. Het veiligheidshuis zorgt dat alle benodigde informatie in kaart wordt gebracht. Er zijn vier doelgroepen waarop het Veiligheidshuis zich richt: veelplegers, ex-gedetineerden, risicojeugd en daders en slachtoffers van huiselijk geweld. Het Veiligheidshuis beperkt zich tot top x casuïstiek. Het veiligheidshuis zoekt aansluiting bij de gemeentelijke gespreksvoerders, omdat dit een nieuwe bron van instroom zal worden. De lokale teams kunnen ervoor kiezen om met complexe casussen naar het veiligheidshuis te gaan. De lokale teams kunnen hierbij optreden als casusregisseur. Het veiligheidshuis kan hierbij optreden als procesregisseur. Het is van belang dat er voor het op- en afschalen van casussen één centraal aanspreekpunt per gemeente is. Dat zijn bij ons de gespreksvoerders, gehuisvest in het CJG. Alle casuïstiek wordt door het Veiligheidshuis gemeld bij het team gespreksvoerders.
6
COB (casusoverleg beschermen) Wekelijks wordt een regulier Casusoverleg Beschermen (COB) op regionaal niveau georganiseerd, in het veiligheidshuis in Ede, onder voorzitterschap van een van de regiogemeentes (Ede/2015) door alle betrokken partijen, inclusief het adviesteam van de RvdK en de gecertificeerde instellingen, gesproken wordt over de noodzaak van de inzet van het gedwongen kader in door de gemeenten voor dit overleg ingebrachte gezinnen. Over de wijze van aanmelding bij het COB zijn in het convenant met de RvdK afspraken gemaakt. De instelling die een zaak niet-anoniem inbrengt in het Casusoverleg, informeert ouders/eventuele verzorgers en kinderen ouder dan 12 jaar hierover voordat het overleg plaatsvindt, tenzij het vooraf informeren in verband met de veiligheid van het kind niet mogelijk is. De instelling die de zaak heeft ingebracht in het COB informeert de ouders in dat laatste geval achteraf alsnog over de inbreng in het COB.
.
7
Bijlage 1
Factsheet bescherming /Dwang
2 april 2015
Wat is het doel van de Raad voor de Kinderbescherming? De Raad voor de Kinderbescherming komt op voor de rechten van het kind, van wie de ontwikkeling en opvoeding wordt bedreigd. De Raad schept voorwaarden om die bedreiging op te heffen of te voorkomen. De RvdK zet zich daarnaast in voor het terugbrengen van recidive onder jongeren; de raad doet onafhankelijk onderzoek, adviseert in juridische procedures en kan maatregelen of sancties voorstellen. Wat is de taak van de RvdK? De rvdk is een onafhankelijk onderzoeksinstelling met een neutrale positie. De RvdK doet alleen onderzoek op verzoek van een professionele partner of op verzoek van de rechtbank. Meldingen komen binnen via het Casusoverleg Beschermen (COB) of de rechtbank. Wanneer betrek je de RvdK? Als in een gezin een ondersteuningsplan in combinatie met een veiligheidsplan (incl. risicotaxatie) is opgesteld om de veilige ontwikkeling van de kinderen te bewaken en ouders houden zich daar niet aan en de veiligheid van de kinderen komt in het gedrang. Dit bespreek je multidisciplinair en met een vertegenwoordiger van het gemeentelijke team gespreksvoerders. Samen maak je de afweging of de RvdK geconsulteerd/betrokken moet worden. Het gaat om een zorgvuldig proces dat goed wordt gedocumenteerd en beargumenteerd. Je betrekt de RvdK als: • er een ernstige bedreiging is van de veiligheid en de ontwikkeling van het kind; • de noodzakelijke zorg voor het wegnemen van deze bedreiging door het kind en/of één van de ouders niet of onvoldoende wordt geaccepteerd; • ouders niet in staat zijn om onder eigen regie oplossing te vinden (of gebrek aan vertrouwen hebben in betrokken hulpverlening). Kun je de RvdK ook om advies vragen? Als je twijfelt dan kan je de RvdK op verschillende manieren om advies vragen: 1. telefonisch consult: 026-32 26 555 van 9-12 (na 12 uur spoedzaken en bereikbaarheidsdiensten); 2. anoniem consult; 3. de RvdK vragen om aan te schuiven bij overleg (met ouders) om mee te denken, vragen te stellen en een plan te formuleren (beschermingstafel); 4. je kunt een zaak ook voordragen bij het Casusoverleg Beschermen (COB); 5. de Rvdk kan ook zelf verzoeken om in overleg te gaan met lokale professionals van een lokaal team bijv. vanwege scheiding en omgang of een strafzaak. Er zijn zorgen, maar nog niet direct voor gedwongen kader. Dan wordt verwezen naar een lokaal team (afschaling). Wat is een jeugdbeschermingstafel? Een van de consultmogelijkheden van de RvdK is een jeugdbeschermingstafel. Dit is een multidisciplinair overleg met de ouders en andere betrokken professionals waar ook de RvdK bij aanschuift. Dit overleg heeft ten doel om ouders te motiveren om aan de voorgestelde hulp mee te werken en daarmee te voorkomen dat er een ondertoezichtstelling (OTS) volgt. Ouders wordt hiermee in een vroeg stadium duidelijk gemaakt wat de consequenties zijn als zij niet meewerken aan het veiligheidsplan. Wat is het Casusoverleg bescherming / casusoverleg beter beschermd (COB)? Als de veiligheid niet genoeg is verbeterd en ondernomen stappen hebben te weinig resultaat dan kan een casus in het Casusoverleg beschermen worden ingebracht. Het COB is een laatste filter om te toetsen of er voldoende gronden zijn voor een raadsonderzoek. Het COB bestaat uit vertegenwoordigers van de RvdK (medewerker adviesteam en gedragsdeskundige), VT, JBGLD, de melder, secretariële ondersteuning en een gemeentelijk voorzitter. De professional die bij een kind betrokken is (de melder), brengt zijn casus in op basis van een vaste format. Deze format kan bij het secretariaat worden opgevraagd. De ingebrachte casus wordt multidisciplinair besproken. Daaruit volgt of er gegevens moeten worden aangevuld, of er 8
reden tot raadsonderzoek is of dat nog andere stappen gewenst zijn. Een kwalitatief hoogwaardige melding is van belang en komt een doelmatige bespreking ten goede. In het COB worden ook afspraken gemaakt over de verantwoordelijkheid van de partijen. Dit wordt ook vastgelegd in de notulen. De voorzitter heeft als rol om de afspraken in het COB te bewaken. De besluiten die in het COB worden genomen zijn bindend. Hoe wordt de informatie aangeleverd aan de RvdK? Om te kunnen agenderen voor het COB vraag je aan het secretariaat een format op via het volgende emailadres: doorlopen.ede@jbgld . Dit is een bindende format die in CORV (justitieel routeersysteem) wordt ingelezen. Wat moet je doen voordat je een zaak in het COB inbrengt? • Besluit om een zaak te melden bij de Raad of consult in te winnen moet multidisciplinair genomen worden in een lokaal team of basisteam van de GI. • Openheid en transparant werken is belangrijk: de zorgen en de visie op wat nodig is moet open met de cliënten besproken zijn, net als het voornemen om te melden bij de Raad. • Goede onderbouwing van groot belang Welke informatie heb je nodig om een raadsmelding te kunnen doen? Uit het ondersteuningsplan en het veiligheidsplan moet in ieder geval op basis van actuele informatie blijken: -dat er een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van een kind is en waar dat uit blijkt (obv. risicotaxatie) -dat ouders niet bereid of in staat zijn om hulp te aanvaarden of daar al eerder aantoonbaar niet aan meewerkten. -dat alle andere middelen om deze bedreiging op te heffen zullen falen, en waar dat dan uit blijkt. -Welke acties zijn ondernomen om de bedreiging op te heffen en waarom deze geen effect hebben gehad? -dat er toestemming is om info van derden te gebruiken in de raadsmelding /rapport -wat ouders willen en wat de visie is van de melder op wat er nodig is Wanneer is het COB? Het COB vindt 1 keer per 2 weken plaats op donderdagmiddag van 13:00-15:00 in het Veiligheidshuis in Ede, gebouw de vleugel, Raadhuisstraat 117 Ede. Een casus moet de maandag ervoor vóór 13:00 uur bij het secretariaat COB zijn aangeleverd in een vaste format. Deze format is op te vragen bij het secretariaat van het COB:
[email protected] Wat is een VTO? Een VTO is een verzoek tot onderzoek aan de Rvdk naar een onveilige situatie. De Rvdk gaat op basis van de VTO starten met een raadsonderzoek. De format die ten behoeve van het COB is ingevuld door de melder is de basis voor de VTO. De VTO wordt via een beveiligde lijn verstuurd aan de RvdK. Dit gebeurt via CORV. Wie mogen een VTO aanvragen bij de RVdK? Een VTO mag worden aangevraagd door een gecertificeerde medewerker van Veilig Thuis (VT), Gecertificeerde Instelling (GI), Jeugdzorgorganisatie (J&O) of het College van B&W (of een gemandateerde van het College van B&W). Hoe zijn de verantwoordelijkheden tijdens een raadsonderzoek? De lokale professional is ook tijdens het onderzoek van de RvdK verantwoordelijk voor het monitoren van de veiligheid van de kinderen. De lokale professional moet zelf besluiten nemen en aanvullende hulp inzetten daar waar nodig. Dat komt ook in het ondersteuningsplan. Van belang is dat er steeds opnieuw getaxeerd wordt hoe het met de veiligheid van de kinderen is. Als tijdens een onderzoek de veiligheid (acuut) te veel onder druk komt te staan en een crisis ontstaat dan betrek je de spoedeisende zorg voor uitvoering van hulpverlening en overleg je met de Raad over te nemen stappen. Hoe verhoudt drang /dwang zich tot het uitgangspunt van 1 gezin 1 regisseur? Het heeft de voorkeur dat de medewerker van de GI die het drangtraject doet, ook de VTO doet en 9
uiteindelijk ook de dwangmaatregel als deze wordt opgelegd. In sommige gevallen zal dit niet zo zijn, indien uit onderzoek blijkt dat het gezin behoort tot specifieke doelgroep Willam schrikker Jeugdbescherming, Stichting Gereformeerde Jeugdbescherming of het Leger des Heils. Met uitzondering van de JB GLD is het (nog) niet mogelijk om drangtrajecten te laten uitvoeren door deze GI’s, aangezien de financiering hiervan (nog) niet is geregeld. Wanneer doe je een beroep op de GI en wanneer ga je naar de RvdK? Als je overweegt om eerst een drangtraject in te zetten dan wordt eerst de GI geconsulteerd. Als er gedacht wordt aan een VTO dan kan de RvdK geconsulteerd worden en wordt samen afgestemd of een beschermingstafel wenselijk is of dat het wenselijk is om de casus in te brengen in het COB. Wat te doen als er een nieuwe zwangerschap /baby is in een gezin dat onder toezicht staat? Als moeder opnieuw zwanger raakt of er ontstaat een nieuw samengesteld gezin. -Bespreek in het lokale team of er gronden zijn om de ongeborene te melden bij de RvdK -Doorslaggevend is of er systeemfactoren zijn die hebben geleid /leiden tot de OTS van de andere kinderen. -Het ondersteuningsplan moet heel duidelijk afspraken omvatten. NB de gezinsvoogd is niet volledig verantwoordelijk voor alles wat er in een gezin gebeurt als er een OTS is. Formeel alleen op het kind / de kinderen waar de OTS is . Een gezagsbeëindigende maatregel is in principe definitief. Kan hersteld worden, maar dan moet de ouder er zelf om vragen. Wanneer wordt er gekeken naar een gezagsbeëindigende maatregel? Na 2 jaar wordt er bij een OTS met UHP standaard gekeken naar een gezagsbeëindigende maatregel. Na 2 jaar toetst de RvdK bij een verlenging van de machtiging OTS en machtiging uithuisplaatsing opnieuw of een gezagsbeëindigende maatregel noodzakelijk is. Als er een dusdanige zorgelijke situatie is kan het ook zo zijn dat direct een gezagsbeëindigende maatregel wordt geadviseerd aan de kinderrechter. Waaruit bestaat een raadsonderzoek? • De raad betrekt in haar onderzoek de cliënten (ouders en de minderjarige(n)), hun netwerk en betrokken instanties (bijvoorbeeld school, hulpverleners). • De raad neemt in haar overwegingen mee welke mogelijkheden er nog zijn in het netwerk of binnen de vrijwillige hulpverlening • Het raadsonderzoek mag maximaal 6 weken in beslag nemen Wat gebeurt er na een raadsonderzoek? -RvdK adviseert de kinderrechter om een ondertoezichtstelling (OTS) op te leggen eventueel in combinatie met een machtiging uithuisplaatsing (MUHP). Indien er sprake is van een MUHP dan vraagt de Raad een verleningsbeslissing bij de verantwoordelijke gemeente. -Rvdk verwijst met een onderbouwing terug naar de melder (maakt afspraken met hulpverleners) -Als het college van B&W het niet eens is met het advies van de RvdK om na een raadsonderzoek niet naar de kinderrechter te gaan dan heeft de burgemeester de bevoegdheid om op basis van aanvullende analyse op het raadsonderzoek de raad te verzoeken het advies alsnog aan de rechter voor te leggen. Wordt het advies van de RVdK altijd door de rechter opgevolgd? -de kinderrechter kan het advies van de RvdK overnemen. -De kinderrechter kan ook anders besluiten dan het advies van de RvdK. De RvdK zorgt in deze gevallen voor overdracht/terugkoppeling aan het lokale veld. Moeten ouders altijd worden betrokken / geïnformeerd? Er kan geen melding bij de RvdK gedaan worden zonder dat ouders geïnformeerd zijn (met hele grote uitzonderingen met het oog op veiligheid). -vragen die aan de RvdK worden gesteld, worden geregistreerd. Daarom is het van belang dat ouders daarvan op de hoogte zijn. Zij krijgen daar ook een brief van, omdat de gegevens worden opgenomen in het systeem van de RvdK. 10
-Bij anoniem consult wordt de vraag geregistreerd (incl. de gegevens van de instelling), maar niet de gegevens van het gezin in kwestie. -De melder die een zaak inbrengt in het COB koppelt het resultaat van het overleg terug aan ouders. Ouders krijgen een brief van de raad nadat op basis van een VTO is besloten dat er onderzoek door de raad gaat plaatsvinden. Hoe kan ik de Raad voor de Kinderbescherming bereiken? Telefoonnummer bureaudienst RVDK dagelijks bereikbaar voor telefonisch constult op nr 026-3226555 Iedere ochtend van 9.00-12.00 (en bij spoed ook in de middag) Contactgegevens medewerkers Adviesteam Raad voor de Kinderbescherming voor de regio Foodvalley Yvonne van der Doelen tel 0623356576 email:
[email protected] werkdagen maandag t/m donderdag Anouk Gommers tel 06-83254661 email:
[email protected] werkdagen maandag t/m woensdag André Hartman tel 06-12660816 email:
[email protected] werkdagen: maandag t/m vrijdag
11
Bijlage 2
Factsheet Drang Wat doe je als ouders /kind(eren) zich niet aan de afspraken in het veiligheidsplan houden en de veiligheid van kinderen in het gedrang komt? Wat is drang? Bij drang wordt in de contacten met de ouders/jongere door middel van beïnvloeding/druk aangedrongen op gedragsverandering. Hoewel ouders/kind formeel gezien zelf nog keuze hebben wordt toch aangestuurd op één optie, nl meewerken. Drang kan op verschillende manieren worden vorm gegeven: informatie: schetsen van vervolgtrajecten en de consequenties van niet meewerkenpsychologisch: inspelen op gezamenlijk belang; ieder wil het beste voor het kind.
Wanneer zet je drang in? Als ouders zich niet houden aan de afspraken in het ondersteunings- en veiligheidsplan (incl. risicotaxatie) en de veiligheid van de kinderen in het gedrang komt, dan kun je op verschillende manieren drang inzetten: 1. Je kunt zelf drang inzetten door strengere eisen te stellen 2. je kunt een drangtraject van een Gecertificeerde Instelling inzetten. Dit kan door middel van een consult of door de aanvraag van een drangtraject. Op dit moment is alleen consult en drang ingekocht bij Jeugdbescherming Gelderland (JBGLD). Deze factsheet gaat met name over deze laatste vorm van drang. Wat is het verschil tussen drang en dwang? Het onderscheid tussen dwang en drang ligt in de mate van keuzevrijheid die ouders /kind hebben om mee te werken aan hulpverlening. Drang zijn alle activiteiten die je in vrijwillig kader onderneemt om ouders mee te laten werken aan het opgestelde veiligheidsplan om de veiligheid van de kinderen te waarborgen. Drang is op basis van vrijwilligheid. Dwang start op het moment dat een kinderrechter een gedwongen maatregel oplegt aan een gezin. Dwang is door de rechter opgelegd en is NIET vrijwillig. Welke instelling kun je benaderen om te consulteren dan wel om drang bij een gezin in te zetten? Op dit moment is de inzet van drang expertise alleen ingekocht bij Jeugdbescherming Gelderland. Voor welke verschillende expertise op het gebied van drang kan JBGLD worden ingezet? Voorheen waren taken in de toeleiding naar vrijwillige en gedwongen zorg belegd bij Bureau Jeugdzorg. Dit is in de nieuwe wet veranderd. De gemeente heeft die taken gekregen Bureau Jeugdzorg is een Gecertificeerde Instelling (GI) geworden en mag alleen nog jeugdbescherming en jeugdreclassering uitvoeren. Bureau Jeugdzorg mag volgens de wet geen hulp verlenen. Omdat het van belang is dat de kennis van (voorheen) Bureau jeugdzorg wordt overgedragen aan lokale professionals kan in ieder geval in het overgangsjaar 2015 nog gebruik gemaakt worden van de aanwezige expertise. Medewerkers JBGLD kunnen worden ingezet om hun expertise over te dragen door middel van: 1. advies en consultatie (kortdurend); 2. drangtraject (langdurend); 3. verzoek tot onderzoek (VTO) door de Raad voor de Kinderbescherming of consult. 1. Advies en consultatie De lokale professional maakt samen met het gezin een ondersteuningsplan. Als de veiligheid van de kinderen in het geding komt, dan wordt naast het ondersteuningsplan ook met de ouders en kind(eren) een veiligheidsplan gemaakt. Als ouders/kind(eren) zich niet aan de afspraken houden die in dat plan zijn gemaakt en de veiligheid niet verbetert dan kan het wenselijk zijn om advies te vragen aan JBGLD over de vervolgstappen of over inzet van een drangtraject. Stappenplan: - de medewerker heeft een ondersteuningsplan gemaakt samen met het gezin; 12
-
als blijkt dat de situatie in het gezin om redenen onveilig is voor de kinderen dan wordt aanvullend een veiligheidsplan opgesteld samen met het gezin; de lokale professional geeft een signaal af in de verwijsindex en informeert ouders hierover; als de veiligheid van de kinderen zich ondanks de gemaakte afspraken niet lijkt te verbeteren dan agendeert de lokale professional de zaak in het multidisciplinair overleg (casusoverleg) van het lokaal team; daarnaast kan ook overlegd worden met de medewerkers die vanuit de GI zijn aangesloten bij het het team gespreksvoerders; als er in het casusoverleg geen aanvullende oplossingen worden aangereikt of als wordt geconcludeerd dat het te onveilig is/ wordt, dan kan worden besloten drang in te zetten; de medewerker informeert ouders dat een drangtraject wordt gestart. Dit wordt ook opgenomen in het ondersteuningsplan (dit is van groot belang, omdat dit de onderbouwing is die de medewerker drang zal gebruiken als ingang bij het gezin); de gespreksvoerder neemt contact op met de GI en legt de casus voor. De hulpverlener moet een duidelijke vraag hebben voor de GI voordat er contact opgenomen wordt; de GI stuurt op basis van het ondersteuningsplan en het verzoek om advies en consultatie een bevestiging naar de gemeente (ook ten behoeve van facturatie); de GI geeft tips om verder te kunnen in de casus. Mogelijk wordt er besloten over te gaan tot een drang traject.
Duur: De duur van een consult/advies varieert van een aantal minuten tot 3 uur. Het team gemeentelijke gespreksvoerders houdt de regie. Er worden geen cliëntgegevens geregistreerd door de GI, wel de gegevens van de professional van het team gemeentelijke gespreksvoerders. 2. Drangtraject Doel van het traject: Vermindering van de ontwikkelingsbedreiging, stabilisering van de veiligheid, motivatie om zorg te accepteren, voorkomen van gedwongen hulpverlening. Wanneer drang? Als onvoldoende vooruitgang wordt geboekt in een casus waarbij de veiligheid van de kinderen wordt bedreigd dan kan er een drang traject aangevraagd worden bij de GI. De medewerker van het lokaal team heeft al een ondersteunings- en veiligheidsplan gemaakt met het gezin. Hieruit moet duidelijk blijken wat er allemaal is geprobeerd om verandering te realiseren. Het kan bijvoorbeeld zijn dat ouders of de jongere niet meer mee willen werken maar er wel grote zorgen zijn. Of de veiligheid van een kind is dusdanig in het geding dat een drang traject noodzakelijk is om ouders mee te laten werken. De GI maakt op basis van het ondersteunings- en veiligheidsplan samen met de lokale professional de afweging of een drangtraject passend is. Deze documenten zijn een voorwaarde voordat een drangtraject kan starten. Stappenplan: - vanuit een casusoverleg of vanuit een consult met de GI wordt besloten om een drang traject aan te vragen bij de GI; - de GI wordt geïnformeerd op basis van afspraken in het ondersteunings- en veiligheidsplan. De afspraken in het ondersteunings- en veiligheidsplan met ouders dienen als opdracht aan de GI. Dit is een voorwaarde en dient ook als basis waarnaar de medewerker van de GI zal verwijzen; - het drangtraject wordt gestart als de GI de opdracht aangenomen heeft. De GI stuurt een bevestigingsbrief aan de gemeente als het traject start (tbv registratie en facturatie). De gemeente stuurt GEEN bevestiging aan het gezin en ook niet aan de GI; - er wordt een afspraak met het gezin gemaakt door de lokale professional en de medewerker drang. De medewerker drang en de lokale medewerker trekken samen op in het gezin om de expertise van de GI medewerker over te dragen; - er is een doorlooptijd van 4 maanden (50 uur) en de GI professional scherpt binnen vier weken (in samenwerking met de medewerker) het ondersteuningsplan verder aan. Er worden duidelijke (aanvullende) afspraken gemaakt met het gezin, waaruit blijkt wat de consequenties zijn als zij niet meewerken en de veiligheid niet verbetert. Ook worden duidelijke afspraken gemaakt over de 13
-
verantwoordelijkheden van betrokken professionals. De lokale professional is de coördinator van de zorg; er wordt een signaal afgegeven in de verwijsindex.
Duur: Na 4 maanden wordt door de GI professional in overleg met de lokale coördinator van zorg en het gezin besloten of de lokale professional alleen verder gaat of dat er een VTO traject gestart gaat worden door de GI-medewerker. Bij twijfel kan ook de RvdK geconsulteerd worden (zie factsheet dwang). Gedurende de 4 maanden blijft de verantwoordelijkheid bij het CJG. 3. Verzoek tot onderzoek (VTO) door de Raad voor de Kinderbescherming of consult Wanneer kan een VTO traject worden ingezet? Als het lokale team/CJG van mening is dat de ontwikkeling van het kind zodanig bedreigd wordt en het vrijwillig kader ontoereikend is om de veiligheid te verbeteren dan kan er een verzoek tot onderzoek (VTO) aangevraagd worden bij de Raad voor de Kinderbescherming. Het casusoverleg Bescherming (COB) beslist of de RvdK een onderzoek start. Het COB vindt eens in de twee weken plaats (zie factsheet dwang). Twee routes: 1. in het casusoverleg wordt geconcludeerd dat verbetering met drang niet te verwachten is en een VTO gewenst is, dan benadert de lokale professional de GI om op basis van het ondersteunings-en veiligheidsplan een VTO op te stellen; 2. vanuit het drangtraject bij de GI wordt geconcludeerd dat een VTO noodzakelijk is. Het format wordt gezamenlijk opgesteld en ingebracht door de GI bij het COB. Consult/verzoek tot bindend advies RvdK / Beschermingstafel Het is ook mogelijk om in plaats van een verzoek tot onderzoek een consult aan te vragen bij de RVdK. Dit kan door een casus in te brengen in het COB en om advies te vragen of door middel van een telefonisch consult of door middel van een beschermingstafel met de medewerker GI, de lokale professional, het gezin en de betrokken hulpverleners. In alle gevallen wordt het gezin geïnformeerd over deze stappen. Verantwoordelijkheid Tot dat er een beschermingsmaatregel is uitgesproken blijft de lokale hulpverlener regiehouder en verantwoordelijk. Wat is een gecertificeerde instelling (GI)? Jeugdbescherming en jeugdreclassering zijn ingrijpende maatregelen voor een kind. Daarom stelt de overheid extra eisen aan de instellingen die kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering uitvoeren. Alle instellingen die jeugdbescherming willen blijven uitvoeren moeten een certificaat halen. Zij krijgen dat certificaat als zij aan alle eisen uit het landelijk vastgestelde normenkader voldoen. De nieuwe naam van de organisaties die jeugdbescherming en jeugdreclassering mogen uitvoeren is : Gecertificeerde Instelling (GI). In de nieuwe Jeugdwet is dit de expliciete taak van de GI’s. Zij mogen volgens de wet geen hulp verlenen. Welke GI’s zijn er en wat zijn hun doelgroepen?
1 . 2 .
GI Jeugdbescherming Gelderland (JBGLD) 0318 - 691252 William Schrikker Groep (WSG) 088 52 60 00 0
Doelgroep Algemeen -jongeren IQ 70 - 85 + ernstige bijkomende problematiek -Jeugdigen met een verstandelijke beperking IQ < 70 - Jeugdigen met een lichamelijke beperking, die hindernissen ondervinden in hun ontwikkeling naar zelfstandigheid.. - Jeugdigen met een zintuiglijke beperking: -Meervoudig Complex Gehandicapte Jeugdigen (M.C.G.) 14
3 .
Het Leger des Heils (LdH) 088-0901000
4 .
Stichting Gereformeerde Jeugdbescherming (SGJb) 033 422 6900 NIDOS 030 239 1200
5 .
-Jeugdigen in de leeftijd van nul tot zes jaar met een verhoogd medisch risico op een blijvende beperking. Bijvoorbeeld omdat tijdens de zwangerschap sprake was van misbruik van drugs of alcohol. -Jeugdigen met een ernstig lichamelijke, chronische of progressieve ziekte. Te denken valt aan een stofwisselingsziekte, aids, cystic fybrose, leukemie. Jeugdigen van wie de ouders een beperking hebben, waardoor specialistische hulp noodzakelijk is complexe gezinssystemen, gezinnen die zich verplaatsen over regio- en landsgrenzen, ouders met een gebrek aan een sociaal netwerk en een marginale maatschappelijke positie. Vaak resulteert deze positie in problemen op meerdere leefgebieden, zoals financiën en schulden, verslaving, verwaarlozing, psychiatrische problemen, opvoedproblemen en contacten met politie en justitie De meeste cliënten behoren tot een van de protestants christelijke kerkgenootschappen. Alleenstaande minderjarige asielzoekers /vluchtelingen
15