*14-4051632* 14-4051632 ESO.00013329WDstrt
Raad 16-12-2014 RIB.14.118
Raadsinformatiebrief
raadsinformatiebrief van
: Burgemeester en wethouders
portefeuillehouder
: B. Vostermans
aan
: De leden van de gemeenteraad
datum
: 30 oktober 2014
steller
: T. Heuijerjans
status
: Beantwoording schriftelijke vraag van Sp Fractie, d.d.15 oktober 2014
Beantwoording schriftelijke vraag Onderwerp Vrijkomende agrarische bebouwing in landelijk gebied
Aanleiding 1. In hoeverre is het college van B & W op de hoogte van het genoemd rapport? 2. De SP is van mening dat het rapport op een aantal aspecten belangrijk is voor onze gemeente en vragen om onderzoek te doen naar daadwerkelijke leegstand van agrarische bebouwing in de gemeente Horst aan de Maas en dit in kaart te brengen. Graag een reactie van de wethouder hierop. 3. Is de gemeente voornemens actief beleid te ontwikkelen voor locaties van voormalige boerderijen met de kans om de leefbaarheid in het landelijk gebied te behouden en te versterken?
Beantwoording 1. De problematiek omtrent de leegstand van agrarisch vastgoed in het buitengebied is actueel. Het is een aspect dat speelt bij landelijke provincies. Er zijn al tal van perspublicaties, onderzoeken en dergelijke verschenen. Waaronder ook het rapport van Alterra waarop wordt gedoeld en waarmee wij bekend zijn. Graag willen wij hierbij ook uw aandacht vestigen op het rapport “verstening van het platteland (quick scan naar de effecten van VAB’s op de kwaliteit en kwantiteit van het buitengebied in vijf gemeenten in Noord-en Zuidoost Brabant)“ van 20 mei 2014. 2. Klopt, zie ook het antwoord onder 1. Zo zijn we in de presentaties in de commissie ruimte in juni en december 2013 en in juni 2014 ingegaan op het nieuwe Provinciale Omgevingsplan Limburg dat ook op dit thema ingaat. Als onderdeel op het thema landbouw is een toelichting gegeven op de uitgangspunten en de tendensen in de sector. Het leeg (komen te) staan van agrarische bebouwing is daarvan een van de belangrijkste. Als prominente opgave voor het landelijk gebied is immers uitgesproken: “het behouden c.q. versterken van de dynamiek van de economische dragers (agrarische en toeristische bedrijfstak) en de borging/versterking van de kwaliteit van het landelijke gebied. Kwaliteit wordt daarbij integraal benaderd: zowel landschappelijk/ruimtelijk als milieuhygiënisch”.
Bezoekadres: Wilhelminaplein 6, Horst
Postbus 6005 / 5960 AA Horst
T 077 - 477 97 77
F 077 - 477 97 50
Pag. 2 van 2
In de op te stellen regionale visie voor het landelijk gebied zal daarom prominent aandacht zijn voor deze problematiek. In eerste aanzet hiervoor is de rapportage die beschikbaar is gesteld. Daarnaast komt dit aspect bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan voor het buitengebied zeker ook aan de orde. De tendensen zijn duidelijk, een onderzoek zoals wordt voorgesteld voegt daarom op dit moment niet veel aan toe. Los van het gegeven dat dit een behoorlijke financiële inspanning vraagt zou, nu de problematiek in grote lijnen bekend is, de inzet (zowel qua capaciteit en geld) gericht moeten zijn op het bijdragen aan een oplossing. 3. Er is lokaal al beleid rondom vrijkomende agrarische bebouwing (bijlage 4) en daarnaast komen in het kader van de op te stellen regionale visie en het bestemmingsplan Buitengebied mogelijk andere (financiële) instrumenten naar voren. In het POL worden een aantal thema’s genoemd die een op te stellen visie voor het landelijke gebied in ieder geval moet bevatten. Hieronder is genoemd het ontwikkelen van een strategie ter voorkoming van leegstand en afwegingen voor hergebruik van agrarische gebouwen en kassen. Wij zijn trekker van deze op te stellen regionale visie voor het landelijke gebied, ondersteund door de gemeente Peel en Maas. De kwaliteit en vitaliteit van het landelijke gebied is daarbij erg belangrijk. De economische situatie in vele sectoren van de landbouw maakt dat de kans op verpaupering en verloedering van het platteland op de loer ligt. Waar het gaat om de kwaliteit van het landelijk gebied hebben alle spelers belang bij het in stand houden en verbeteren van die kwaliteit. Het ontwikkelen van instrumenten om de huidige kwaliteit te borgen en waar het gaat te verbeteren is dus een gemeenschappelijk belang.
Bijlagen 0. Vragen SP fractie van 15 oktober 1014 1. Onderzoek van Alterra van maart 2014 naar “Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied” 2. Onderzoek van mei 2014 naar de “Verstening van het platteland, (quick scan naar de effecten van VAB’s op de kwaliteit en kwantiteit van het buitengebied in vijf gemeenten in Noord-en Zuidoost Brabant)” 3. Leegstand agrarisch vastgoed in Horst aan de Maas (afstudeeropdracht van twee studentes) 4. VAB-beleid
2
Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied Maart 2014
Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied
Dit rapport is in opdracht van InnovatieNetwerk opgesteld door: T.J.A. (Edo) Gies W. (Wim) Nieuwenhuizen R.A. (Rob) Smidt (Alterra, Wageningen UR, Team Regionale ontwikkeling en ruimtegebruik) Projectleider InnovatieNetwerk: Ir. N.J. (Nico) Beun Dit rapport valt binnen het domein ‘Natuur, landschap en ruimte’, concept ‘Knooperven’.
Postbus 19197 3501 DD Utrecht tel.: 070 378 5653 internet: www.innovatienetwerk.org Het ministerie van EZ nam het initiatief tot en financiert InnovatieNetwerk. ISBN: 978 – 90- 5059 – 515 – 5 Overname van tekstdelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Rapportnr. 14.2.325, Utrecht, maart 2014.
Voorwoord
Veel boerderijen en stallen in Nederland hebben hun agrarische functie verloren − een proces dat ook de komende decennia zal doorgaan. Op verzoek van InnovatieNetwerk heeft Alterra, kennisinstituut voor de groene leefomgeving, in kaart gebracht hoeveel erven naar verwachting hun agrarische functie verliezen tot 2030. Ook is in kaart gebracht waar ze liggen en om wat voor type bebouwing het gaat. De prognose van de onderzoekers is dat er naar verwachting 24.000 bedrijven zullen stoppen en dat er ook een omvangrijke leegstand zal ontstaan. Tot 2030 wordt verwacht dat gebouwen met een oppervlakte van ten minste 32 miljoen m² hun agrarische functie zullen verliezen. Daarvan zal ongeveer de helft een andere invulling kunnen vinden. De resterende circa 15 miljoen m² zal leegstaan. Deze leegstand is groter dan de verwachte leegstand in 2030 als het gaat om kantoorruimte of winkelruimte in Nederland. De resultaten van dit onderzoek maken duidelijk dat er de komende decennia veel transformaties zullen plaatsvinden van agrarische erven naar woon-, werk- of zorgerven, en dat een groot aantal gebouwen geen nieuwe functie zal kunnen vinden. Vrijkomende boerenerven bieden ruimte aan nieuwe activiteiten in het landelijk gebied. Terwijl deze nieuwe activiteiten decennialang door overheden op diverse niveaus zijn beperkt, is de afgelopen jaren een kentering gaande. Provincies en gemeenten zien vrijkomende locaties in toenemende mate als een kans voor revitalisering van het landelijk gebied. Gezien de omvang van de transformaties en de verwachte leegstand zullen deze kansen ook in de toekomst alleen maar groter en belangrijker worden.
Hergebruik van vrijkomende agrarische gebouwen als middel om het landelijk gebied economisch en sociaal vitaal te houden, zal de komende decennia een belangrijk thema zijn. Beleidsmakers staan voor de vraag of ze op andere dan de gebruikelijke manieren, hergebruik van agrarische gebouwen willen toestaan of zelfs stimuleren. Immers, leegstand op grote schaal zal zowel verlies aan kapitaal als aan cultuurhistorische interessante gebouwen betekenen. Het vraagt ook om innovatieve nieuwe vormen van hergebruik. Daarom ontwikkelt InnovatieNetwerk concepten zoals ‘Knooperven’, die vanuit kwaliteitsperspectief meer mogelijk maken op vrijkomende boerenerven. De ervaringen met het concept ‘Knooperven’ hebben het inzicht opgeleverd dat er veel meer mogelijk – én nodig – is om het landelijk gebied vitaal te houden. De komende jaren zijn meer initiatieven en nieuwe concepten hard nodig. Een uitdaging ook voor al die initiatiefnemers die rondlopen met initiatieven die wel een aantoonbare maatschappelijke toegevoegde waarde bieden maar die nog niet passen binnen het huidige beleid en de gebruikelijke manieren van denken en werken. Dr. G. Vos, Directeur InnovatieNetwerk
Inhoudsopgave Voorwoord 1. Inleiding
1
1.1 Achtergrond 1.2 Wat zijn erftransformaties? 1.3 Materiaal en methode 1.4 Leeswijzer
1 2 2 4
2. Een stille revolutie: meer burgers dan boeren in het landelijk gebied
7
2.1 2.2 2.3 2.4
7 8 9 11
Schaalvergroting landbouw Aantal agrarische erven Bedrijfsbeëindiging is een langzaam proces Aantal stoppers in 2030
3. Aard en omvang vrijkomende agrarische bebouwing 3.1 3.2 3.3 3.4
Ontwikkelingen tot nu toe Prognose omvang tot 2030 Bouwjaar en bedrijfstypen Vergelijking met andere sectoren
4. Ingrediënten erftransformaties 4.1 4.2 4.3 4.4
Ontwikkeling tot nu toe De markt Beleid en rol van de overheid Leegstand of sloop?
15 15 15 18 20
23 23 24 26 27
5. Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 31 5.1 5.2 5.3
Aard en omvang vrijkomende agrarische bebouwing Ingrediënten erftransformaties Aanbevelingen
31 32 33
Bronnen 37 Bijlage 1: Nadere uitwerking cijfers vrijkomende agrarische bebouwing 41
1. Inleiding
1.1 Achtergrond De gestage afname van het aantal landbouwbedrijven in Nederland en de toename van niet-agrarische activiteiten in het buitengebied, hebben al geruime tijd de belangstelling van de landbouwsector, het beleid (van gemeentelijk tot Europees) en de wetenschap. Boeren hadden moeite met de toename van het aantal burgerwoningen. Er ontstonden belangenconflicten, omdat de nieuwe bewoners de ontwikkelruimte van agrarische bedrijven beperkten. Tegelijkertijd maakten overheden zich zorgen over afname van landschappelijke kwaliteiten als gevolg van de erftransformaties (Klijn & Veeneklaas, 2007). Deze zorgen zijn gebaseerd op angst voor aantasting van de intrinsieke waarden van het platteland, zoals rust, ruimte en groen (Daalhuizen, 2004). De vrijkomende agrarische erven bieden letterlijk ruimte aan nieuwe activiteiten in het landelijk gebied. Terwijl deze nieuwe activiteiten decennialang door overheden op diverse niveaus zijn beperkt, is er de afgelopen jaren een kentering gaande. Provincies en gemeenten zien vrijkomende locaties in toenemende mate als een kans voor revitalisering van het landelijk gebied. Veel overheden hebben VAB-beleid ontwikkeld, dat binnen kaders ruimte geeft aan wonen en andere nietagrarische functies op voormalige boerenerven. De vraag rijst hoe deze transformatie van het agrarische gebied zich in de toekomst ontwikkelt. Hoeveel erven komen vrij? Waar liggen die? En om wat voor typen gebouwen gaat het? Is het niet zo dat de mooie historische erven al in bezit zijn van buitenlui en dat de erven die nu
1
2
vrijkomen een heel ander karakter hebben, met grote schuren en zonder de historische kwaliteit van de eerder vrijgekomen bebouwing? Met kennis over de aard en omvang van erftransformaties in de nabije toekomst kunnen provincies en gemeenten gericht beleid ontwikkelen dat bijdraagt aan de vitaliteit van het landelijk gebied. Ze krijgen inzicht in de vraag of hun huidige beleidsinstrumenten aansluiten bij de maatschappelijke opgaven ten aanzien van het landelijk gebied en bij behoeften van de nieuwe, niet-agrarische bewoners van de erven. Het doel van dit onderzoek is de aard en omvang van de te verwachten vrijkomende agrarische bebouwing tot 2030 inzichtelijk te maken, en te bepalen welke factoren daarbij een belangrijke rol spelen.
1.2 Wat zijn erftransformaties? Dit onderzoek gaat uit van de volgende definitie van erftransformatie: Verandering van de functie van een erf, als gevolg van agrarisch functieverlies, waarbij sprake is van verandering in bebouwing en/of ander gebruik van gebouwen en/of inrichting van het erf. Het gaat om de erven waarop de agrarische activiteiten worden gestaakt. De erven die transformeren als gevolg van een verandering van een agrarisch bedrijf, bijvoorbeeld door verbreding of overschakeling naar een andere sector, vallen hier buiten. Verouderde stallen. Bron: www.funda.nl.
1.3 Materiaal en methode De analyse naar de aard en omvang van de te verwachten erftransformaties tot 2030 start met een kwantitatieve analyse van de bestaande situatie. Vervolgens wordt een toekomstscenario geschetst op basis van
de ontwikkelingen uit het verleden. Naast analyse van het beschikbare cijfermateriaal is literatuurstudie gedaan en zijn interviews gehouden.
3
Kwantitatieve analyse De kwantitatieve analyse brengt het aantal erven in het landelijk gebied in beeld, welke van deze erven momenteel in agrarisch gebruik zijn en welke erven met bijbehorende vierkante meters bebouwing op basis van scenario’s tot 2030 vrijkomen. Hiervoor is een combinatie gemaakt van de volgende (geo)databronnen, die tezamen inzicht geven in de situatie in 2012: • Geografische Informatie Agrarische Bedrijven bestand (GIAB), peiljaar 2011 en 2012, • Afbakening buitengebied, 2011 (Alterra), • Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG), 2012, • Kadastrale percelen 2010, uit de Basisregistratie Kadaster (BRK). Door een combinatie te maken van deze (geo)data is het mogelijk om van een erf in het buitengebied de volgende eigenschappen te achterhalen: • Erf in het buitengebied, • Agrarisch of niet-agrarisch erf, • Type bedrijf, • Economische omvang, • Leeftijd bedrijfshoofd, • Opvolgingssituatie, • Type gebouw (woonhuis of overig), • Omvang gebouwen in m2, • Bouwjaar gebouwen. Is er sprake van meerdere bedrijfsregistraties op één locatie, dan zijn de bedrijfsgegevens per locatie (postcode-huisnummercombinatie) bij elkaar gevoegd. De glastuinbouw blijft in deze studie buiten beschouwing. Deze sector kent zijn eigen dynamiek en ruimtelijke ontwikkeling. In de Basisregistratie Adressen en Gebouwen zijn ook kassen opgenomen, maar deze zijn niet als zodanig te onderscheiden. Om toch het onderscheid te maken, zijn de volgende bedrijfstypen volgens de NEG-typologie1 buiten de analyse gehouden: 2111 Glasgroentebedrijven 2121 Snijbloemenbedrijven 2122 Pot- en perkplantenbedrijven 2131 Overige glastuinbouwbedrijven
Interviews Het stoppen van een agrarisch bedrijf betekent niet direct dat er sprake is van een erftransformatie. Niet zelden blijft de stoppende boer wonen in zijn boerderij en verandert er niet veel op het erf. De kans op verandering is groter bij een generatiewisseling of na verkoop van de boerderij. Daarnaast kan de potentie van het erf (voorzieningen in de omgeving, type bebouwing, aantrekkelijkheid van het omliggende landschap) belangrijk zijn. Ook kunnen het gevoerde beleid en het beschikbare beleidsinstrumentarium van invloed zijn op de mogelijkheden voor erftransformaties en het tempo waarin ze zich voltrekken.
1
NEG-typologie: Typering van een agrarisch bedrijf op grond van de landbouwactiviteiten op het bedrijf. In EU-verband is een gemeenschappelijke typologie ontwikkeld op basis van het brutostandaardsaldo. De NEG-typering is de Nederlandse variant daarvan. Hierin worden acht hoofdbedrijfstypen onderscheiden, te weten vijf zogenoemde enkelvoudige hoofdtypen (akkerbouwbedrijven, tuinbouwbedrijven, blijvende teeltbedrijven, graasdierbedrijven en hokdierbedrijven), en drie combinaties (gewassencombinaties, veeteeltcombinaties en gewassen/veeteeltcombinaties). Een bedrijf behoort tot een bepaald bedrijfstype als tweederde of meer van het brutostandaardsaldo van een bepaalde landbouwactiviteit afkomstig is.
4
Al met al bepaalt een samenspel van factoren de mogelijkheden en kansen voor erftransformaties. Dit onderzoek probeert door interviews met deskundigen inzicht te krijgen in de bepalende factoren bij erftransformaties. Om budgettaire redenen is het aantal interviews beperkt tot drie. Daar waar mogelijk hebben we de inzichten uit de interviews onderbouwd met bevindingen uit de literatuur. De geïnterviewde deskundigen dekken de logische volgorde van 1) stoppen van agrarische activiteiten; 2) aanbieden en verkopen van het erf en de gebouwen; 3) realisatie van een nieuwe functie op het erf. De interviews zijn niet integraal uitgewerkt; alleen de belangrijkste bevindingen zijn in deze rapportage verwerkt.
1.4 Leeswijzer Hoofdstuk 2 gaat in op de dynamiek binnen de agrarische sector. Vervolgens wordt in Hoofdstuk 3 beschreven wat deze dynamiek betekent voor de aard en omvang van vrijkomende agrarische bebouwing. Hoofdstuk 4 gaat in op een aantal ingrediënten (kansen en knelpunten) met betrekking tot vrijkomende agrarische bebouwing. Hoofdstuk 5 bevat conclusies en aanbevelingen.
6
2. Een stille revolutie: meer burgers dan boeren in het landelijk gebied
7
2.1 Schaalvergroting landbouw Het aantal agrarische bedrijven in Nederland is tussen 1950 en 2012 met meer dan 80% afgenomen (Figuur 1, bewerking CBS-cijfers). Figuur 1: Tussen 1950 en 2012 is het aantal agrarische bedrijven sterk afgenomen (bron: CBS).
In dezelfde periode nam het areaal cultuurgrond relatief veel minder sterk af dan het aantal bedrijven, namelijk met circa 20% (zie Figuur 2, bewerking CBS-gegevens). De combinatie van de forse afname van het aantal bedrijven met de geringere afname van de cultuurgrond illustreert het proces van schaalvergroting. Stoppende agrariërs verkopen of verpachten hun grond aan agrariërs die hun bedrijf op grotere schaal voortzetten. Terwijl de grond dus veelal een landbouwfunctie houdt, krijgen de erven een andere woon- en/of werkfunctie. Op deze manier zijn al veel niet-agrarische erven in het buitengebied ontstaan.
Figuur 2: De afname van het aantal bedrijven is veel sterker dan die van het areaal cultuurgrond in Nederland (bron: CBS, eigen bewerking Alterra).
2.2 Aantal agrarische erven Met de afname van het aantal bedrijven heeft het platteland zich ontwikkeld tot een gebied dat niet uitsluitend is gebaseerd op de landbouw (Daalhuizen, 2004). De transformatie van boerenerven is het pioniersstadium voorbij. Het agrarische cultuurlandschap verburgerlijkt (Atelier Overijssel, 2007). Het Nederlandse platteland is meer verstedelijkt en het productielandschap ontwikkelt zich tot een multifunctioneel landschap. Hoewel landbouw nog de grootste grondgebruiker is, werken er momenteel meer mensen op het platteland in de dienstensector of handel dan in de landbouw (PBL, 2013). Uit analyse van het aantal erven volgt dat in 2012 in Nederland gemiddeld 1 op de 10 erven in het landelijk gebied nog in agrarisch gebruik is. Dit onderzoek verstaat onder een “erf” een locatie in het landelijk gebied, met een adres en met bijbehorende bebouwing (woonhuis en/of schuren). Indien op het adres een agrarisch bedrijf is gevestigd, dan is sprake van een “agrarisch erf”. Regionaal zijn er verschillen. Figuur 3 toont per gemeente het percentage erven dat momenteel in agrarisch gebruik is. Ondanks dat maar 1 op de 10 erven agrarisch is, staat veel bebouwing in het landelijk gebied op deze (voormalige) agrarische erven. Agrarische bedrijven hebben doorgaans veel schuren voor opslag van agrarische producten, het houden van dieren en het opbergen van machines. In 2002 stond circa 52% van de bebouwing in het landelijk gebied op een agrarisch erf (Gies et al., 2005). Uit de analyse blijkt dit percentage in 2012 te zijn gedaald tot 47%.
Figuur 3: Percentage agrarische erven in het landelijk gebied per gemeente (Bron: GIAB, TOP10-NL, BAG, eigen bewerking Alterra).
2.3 Bedrijfsbeëindiging is een langzaam proces Het proces van bedrijfsbeëindiging gaat niet over een nacht ijs. Het afbouwen van een agrarische onderneming is een proces dat al gauw 3 tot 5 jaar duurt. En wanneer er ingewikkelde procedures en andere betrokken partijen bij komen kijken (bijvoorbeeld een overheid die de gronden wil kopen voor natuurontwikkeling), kunnen deze trajecten zelfs meer dan 10 jaar beslaan. LEI (Geerling-Eiff en Van der Meulen, 2008) becijfert dat ongeveer 85% van de stoppende agrarische ondernemers bewust richting geeft aan beëindiging. De resterende 15% van de ondernemers heeft moeite met het accepteren van de beëindiging. Ze bespreken de situatie vaak te laat met anderen, waardoor er weinig mogelijkheden zijn om het bedrijf economisch rendabel te continueren of op een goede manier te beëindigen. Het is dan bijvoorbeeld de bank die de beslissingen neemt, waardoor de ondernemer nauwelijks nog keuzemogelijkheden heeft.
Verouderde stallen. Bron: www.funda.nl.
Uit het gesprek met vertegenwoordigers van Stichting Zorg om Boer en Tuinder blijkt dat de redenen voor stoppen variëren van privéproblemen tot financiële problemen. Complicerende factoren zijn in beide gevallen het gebrek aan zelfreflectie en realisme over de bedrijfssituatie en de verwachtingen van de nabije omgeving en familie. Problemen zijn vaak niet zichtbaar voor de omgeving en uit schaamtegevoel vragen bedrijfshoofden geen hulp of advies in hun sociale omgeving (familie, vrienden of buren). Degenen die meestal als eerste merken dat het niet goed gaat, zijn de erfbetreders (agrarische adviseurs, leveranciers en afnemers). Ook worden fiscale aspecten bij stoppen regelmatig onderschat (Boerderij, 2012). Ondernemers kunnen de omvang van de fiscale claim vaak niet goed overzien, terwijl er geen nieuwe inkomstenbronnen tegenover staan. Blijven wonen op de boerderij is dan alleen mogelijk als er voldoende financiële middelen zijn. Stichting Zorg om Boer en Tuinder geeft aan dat bij verkeerde keuzes, mensen zich in de schulden moeten steken om de fiscale claim te betalen. Ze geven aan dat het van belang is dat de financiële adviseur van de boeren specifieke kennis heeft van de agrarische sector. Stichting Zorg om Boer en Tuinder ondersteunt, op vrijwillige basis, jaarlijks 250 tot 300 boeren en tuinders met problemen. De stichtingsmedewerkers fungeren als luisterend oor en verwijzen door naar gewenste specialisten. In de Achterhoek hebben ze zich bijvoorbeeld verenigd met de diverse erfbetreders en bundelen ze elkaars kennis om stoppende ondernemers te faciliteren (www.plattelandhuis.nl). Soms gaat het om één gesprek, in andere gevallen begeleiden ze bedrijfshoofden langer dan een jaar. Dit past in het beeld dat bedrijfsbeëindiging doorgaans een kwestie van lange adem is. Agrariërs die besluiten om hun bedrijf te beëindigen, blijven vaak nog jarenlang op het erf wonen en kunnen voor de landbouwtelling in die tijd ook nog steeds geregistreerd staan als agrarisch ondernemer. In die tijd krimpt de bedrijfsomvang door het afstoten van land en dieren (zie Figuur 4). Uit onderzoek in 2004 bleek dat 49% van de bedrijven waarvan de
agrarische activiteiten in de praktijk al waren stopgezet, nog steeds geregistreerd stonden in de CBS-landbouwtelling (Daalhuizen, 2004). De reden is dat de registratie bij de landbouwtelling een aantal voordelen biedt voor de stopper. De agrarische status zorgt er bijvoorbeeld voor dat het erf in de bestemmingsplannen als agrarisch geregistreerd blijft, wat in de praktijk meer planologische ruimte betekent dan zonder deze agrarische bestemming (Daalhuizen, 2004; Nieuwenhuizen et al., 2008).
11
Figuur 4: Schematische weergave bedrijfsbeëindiging.
2.4 Aantal stoppers in 2030 Voor het inschatten van het aantal stoppers tot 2030 baseert dit onderzoek zich op de beschikbare statistieken en gaat het ervan uit dat een bedrijf dat niet meer geregistreerd staat bij de landbouwtelling, gestopt is. Voor de schatting geeft de dalende trend van de afgelopen decennia het meeste houvast. Het aantal ondernemers dat ermee gestopt is, schommelde tien jaar lang rond de 3 en 3,5% per jaar (Geerling-Eiff en Van der Meulen, 2008). De laatste jaren stabiliseert het percentage zich rond de 2% (CBS, 2013). Er zijn overigens geen signalen die aangeven dat de dalende trend minder of zelf omgebogen wordt. Gezien de liberalisering van de landbouwsector, het wegvallen Vervallen agrarische bebouwing.
12
van het melkquotum en de voortschrijdende technische ontwikkelingen die arbeidsefficiëntie verhogen, blijft schaalvergroting een onomkeerbare trend voor de meeste agrarische bedrijven. In 2012 waren er bijna 64.000 agrarische bedrijven (exclusief glastuinbouwbedrijven) in Nederland. Ten opzichte van het jaar 2000 zijn er in 2012 ruim 22.000 bedrijven gestopt. Trekken we deze trend door naar de toekomst, dan zullen er vanaf nu tot 2030 tussen de 16.000 en 24.000 agrarische bedrijven stoppen (zie Bijlage 1 voor uitsplitsing naar provincies). Voor dit onderzoek is het van belang om deze stoppende bedrijven ook te identificeren, om zo ook de bijbehorende bebouwing in beeld te krijgen. De vraag is dan ook welke agrariërs en welke bedrijven zullen stoppen en welke indicator(en) we daarvoor kunnen hanteren. Daalhuizen (2004) concludeert dat stoppende agrariërs doorgaans ouder zijn dan doorwerkende bedrijfshoofden, vaker geen opvolger hebben en meestal kleiner in omvang zijn (areaal en economisch) dan doorgaande bedrijven. Ook andere studies (Stokkers, 2010; Geerling-Eiff en Van der Meulen, 2008; en Geijzendorffer et al., 2011) bevestigen dat leeftijd, opvolgsituatie en bedrijfsomvang belangrijke indicatoren zijn. In Figuur 5 wordt schematisch weergegeven welke selectie van bedrijven we uiteindelijk toegepast hebben.
Figuur 5: Schematisch weergave selectie potentiële stoppers 2012-2030 (rode kader) op basis van landbouwtellingsgegevens 2012 (bron: CBS, eigen bewerking Alterra).
Van de circa 64.000 bedrijven (exclusief glastuinbouw) zijn er circa 24.000 bedrijven waarvan het jongste bedrijfshoofd ouder is dan 50 jaar en geen opvolger heeft, en circa 19.000 bedrijven met een economische omvang kleiner dan 25.000 euro Standaard Opbrengst. Deels overlappen deze categorieën elkaar, bij elkaar opgeteld gaat het om circa 33.000 bedrijven. Dit zijn potentieel stoppende agrarische bedrijven, maar het aantal van 33.000 is volgens deze werkwijze groter dan de schattingen op basis van de algemene trend. Het is echter aannemelijk dat niet elk bedrijf zonder opvolger en/of met een kleine bedrijfsomvang zal stoppen. Er kan in de toekomst wellicht toch een
opvolger zijn. Of bedrijven blijven doorgaan door zeer langzaam af te bouwen of door te blijven boeren als nevenberoep. De pijlen in Figuur 5 geven dit aan. Hoe groot de omvang van deze uitwisseling is, is vooralsnog onbekend. Om toch verder te komen, gaat deze studie uit van het aantal bedrijfseigenaren ouder dan 50 zonder opvolger om het aantal stoppers tot 2030 te voorspellen. Dit is een goede indicator en het aantal bedrijven komt overeen met het aantal stoppers dat we verwachten op basis van het doortrekken van de trend. In de verdere analyse zullen we aangeven in hoeverre deze keuze van invloed kan zijn bij het inschatten van de aard en omvang van de vrijkomende agrarische bebouwing.
13
3. Aard en omvang vrijkomende agrarische bebouwing 3.1 Ontwikkelingen tot nu toe De afname van bedrijven heeft gezorgd voor een groot aantal nietagrarische erven en gebouwen in het buitengebied. Nieuwe erven komen er nauwelijks bij, omdat gemeenten in bestemmingsplannen voor het buitengebied verdere toename van verspreide bebouwing tegengaan. Enkel ten behoeve van het verplaatsen van agrarisch bedrijven worden soms nieuwe locaties aangelegd (Gies et al., 2007). In de periode 1996-2002 vond weinig sloop plaats van vrijkomende agrarische bebouwing. Daar waar gebouwen werden gesloopt, ging het meestal om transformaties naar woonboerderijen, waarbij overbodige schuren verdwenen. (Gies et al., 2007). In de periode daarna heeft in het kader van de Ruimte-voor-Ruimteregeling wel behoorlijke sloop plaatsgevonden. Uit de evaluatie van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken (RBV) blijkt dat tot 2010 circa 3 miljoen m2 stallen gesloopt is, in de provincies Limburg, Noord-Brabant, Gelderland, Overijssel en Utrecht (Anonymus, 2010).
3.2 Prognose omvang tot 2030 Met behulp van landelijke bestanden zoals de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) en GIAB (agrarische bedrijfsgegevens) wordt op basis van trends uit het verleden het oppervlak vrijkomende agrarische bebouwing in de toekomst ingeschat. Uitgangspunt voor deze analyse
15
16
zijn de 24.000 bedrijven met een bedrijfshoofd ouder dan 50 jaar en zonder opvolger.
Agrarische bebouwing met woon- en bedrijfsmatige functies.
Figuur 6 geeft een overzicht van de oppervlakte bebouwing, uitgesplitst naar functie. Voor het bepalen van de functie zijn we uitgegaan van de beschrijving in de BAG. Voor gebouwen met een woonfunctie hebben we alle gebouwen geselecteerd waar, al dan niet in combinatie met andere functies, een woonfunctie aanwezig is. Dit betekent dat wanneer het woonhuis en de stal of schuur aan elkaar verbonden zijn (wat bij oude agrarische bebouwing vaak het geval is), de stal of schuur tot de gebouwen met een woonfunctie is toegerekend. Bedrijfsgebouwen hebben enkel bedrijfsmatige doelen, bijvoorbeeld stallen en schuren. Figuur 6: Prognose areaal* (m2) vrijkomende agrarische bebouwing 2012-2030 (bron: BAG, GIAB, TOP10-NL, eigen bewerking Alterra). (*) Areaal is gemeten op basis van bouwoppervlakte van het gebouw en kan, in geval er meerdere verdiepingen zijn, lager uitvallen dan de beschikbare vloeroppervlakte.
Figuur 6 laat zien dat circa 24 miljoen m2 aan oppervlakte agrarische bedrijfsgebouwen tussen nu en 2030 zal vrijkomen. Voor deze oppervlakte zal een andere (agrarische) functie gezocht moeten worden. Daar komt nog bij dat bij deze stoppende bedrijven circa 8 miljoen m2 oppervlakte aan gebouwen met een woonfunctie hoort. In totaal gaat het dus om circa 32 miljoen m2 agrarische bebouwing.
17
Figuur 7 geeft de regionale verdeling van de vrijkomende agrarische bebouwing weer. Met name in regio’s in Gelderland, Overijssel, OostBrabant/Noord-Limburg, Noord-Oostpolder en Zuidwest-Friesland komt in feitelijke m2 veel agrarische bebouwing beschikbaar. In de Randstad is dit oppervlak geringer. Figuur 7: Prognose vrijkomende agrarische bebouwing per gemeente tot 2030 in m2 (boven) en % (onder) (bron: BAG, GIAB, TOP10-NL, eigen bewerking Alterra).
18
De relatieve weergave geeft een iets ander beeld. De relatieve afname is vooral groot nabij grote steden en gebieden met weinig agrarisch gebied, zoals langs de kust of op de Veluwe. Opvallend is hier ook weer de Noord-Oostpolder. Gemiddeld komt 26% van de totale agrarische bebouwing tot 2030 vrij. In Bijlage 1 staan de cijfers per provincie weergegeven.
Te koop: karakteristieke agrarische bebouwing in de Noordoostpolder. Bron: www.funda.nl.
3.3 Bouwjaar en bedrijfstypen Als we kijken naar de bouwjaren van de vrijkomende agrarische bebouwing (Figuur 8), dan blijkt dat ongeveer de helft van deze gebouwen dateert uit de periode 1970–2000. Deze periode kenmerkt zich door een sterke rationalisatie en schaalvergroting in de landbouw. De start van het bouwen van ligboxenstallen in de melkveehouderij dateert bijvoorbeeld van 1970 (Bieleman, 2008). Streekgebonden bouwen was in die tijd niet meer aan de orde. Stallen werden op de meest efficiënte en goedkope manier gebouwd. Gebrek aan architectonische kwaliteiten en regionale verschillen maakt dat deze gebouwen een beperkte (cultuur)historische waarde hebben. Figuur 8: Aantal vierkante meter vrijkomende agrarische bebouwing naar bouwjaarperioden (bron: BAG, GIAB, TOP10-NL, eigen bewerking Alterra).
Jonge agrarische bebouwing te koop aangeboden; geschikt voor agrarisch hergebruik. Bron: www.funda.nl.
Verder terug in de tijd (met name voor 1940) blijkt dat het aantal vrijkomende bebouwing afneemt. Daarnaast is het aantal panden met een gecombineerde bedrijfs- en woonfunctie groter. De gebouwen van deze perioden vertonen regionale stijlverschillen en hebben waarschijnlijk grotere cultuurhistorische waarden. Overigens moet worden opgemerkt dat de bebouwing door de jaren heen vaak is aangepast, afhankelijk van de eisen die de bedrijfsvoering stelde, waardoor zich veelal een mix van gebouwen uit verschillende perioden op een erf bevindt. Opvallend is dat ook nog circa 4 miljoen m2 gebouwen van na 2000 zal vrijkomen. Dat zijn gebouwen die doorgaans nog niet afgeschreven zijn. Het is zeer aannemelijk dat deze gebouwen weer voor agrarische doeleinden hergebruikt worden via overname door doorgaande bedrijven. Stichting Zorg om Boer en Tuinder bevestigt dit: bestaande locaties kunnen voor de groeiende ondernemers aantrekkelijker zijn dan nieuwbouw. Vergunningen e.d. zijn dan al geregeld en het kan financieel aantrekkelijker zijn (bijvoorbeeld omdat de schuur gehuurd wordt of omdat er sprake is van een gunstige vraagprijs bij gedwongen verkoop). Figuur 9 laat zien in welke bedrijfstak veel agrarische bebouwing vrijkomt. De graasdierhouderij met haar vele ligboxenstallen springt eruit. In Bijlage 1 staan de tabellen met achterliggende cijfers behorende bij de Figuren 8 en 9. Verder is nog bekeken in hoeverre de gemiddelde bebouwingsoppervlakte van de twee categorieën stoppers van elkaar
20
afwijkt en wat dat voor mogelijke invloed heeft op de bovenstaande cijfers. De gemiddelde oppervlakte bebouwing voor de groep stoppers waarvan het bedrijfshoofd ouder is dan 50 jaar en er geen opvolger is, bedraagt 1300 m2 (woonhuis + bedrijfsgebouwen). Voor bedrijven die doorgaan, is dit 2100 m2.
Figuur 9: Aantal vierkante meter vrijkomende agrarische bebouwing naar bedrijfstypen (bron: BAG, GIAB, TOP10-NL, eigen bewerking Alterra).
3.4 Vergelijking met andere sectoren Voormalige agrarische bebouwing in gebruik voor opslag. Bron: www.funda.nl
In Nederland is een flinke discussie gaande over de toenemende leegstand onder verschillende soorten vastgoed, zoals bedrijventerreinen, kantoren en winkels. In een blog pleit Marinus Biemans (Ruimtevolk,
2013) ervoor om in deze leegstanddiscussie ook de vrijkomende agrarische bebouwing mee te nemen. Om een beeld te krijgen, zijn de leegstandcijfers en -prognoses voor de andere sectoren op een rij gezet. Uiteraard zijn bij deze prognoses en vergelijkingen allerlei mitsen en maren te plaatsen, maar we willen met name de omvang in m2 vergelijken.
21
Over hoe groot de leegstand in de agrarische sector momenteel is, zijn geen cijfers beschikbaar. Deze zijn binnen het tijdsbestek van deze opdracht ook niet te achterhalen. Om een inschatting te maken van leegstand in 2030, is een globale rekensom gemaakt. We hebben daarbij de volgende aannames gedaan: • De vrijkomende 8 miljoen m2 voor woonhuizen tellen we niet mee voor de leegstand. Het merendeel van vrijkomende woonhuizen zal bewoond blijven. Gestopte boeren of familie blijven er wonen, het wordt verkocht aan derden of het wordt (tijdelijk) verhuurd. Van de aan de woonruimtes grenzende bedrijfsruimtes (die ook bij de woonhuizen meegeteld zijn) verwachten we dat deze ook gebruikt zullen worden door de bewoners. • Een deel van de vrijkomende agrarische bebouwing zal hergebruikt worden voor agrarische doeleinden. Dit zullen gebouwen zijn die nog voldoen aan de hedendaagse eisen. Jonge bebouwing zal daar meer aan voldoen. We gaan er daarom van uit dat alle bedrijfsgebouwen van het bouwjaar 2000 en jonger hergebruikt zullen worden. Dit betreft 4 miljoen m2. • Een deel van de bebouwing zal worden gebruikt voor niet-agrarische bedrijvigheid. Als we ons baseren op cijfers uit het verleden, dan veronderstellen we dat circa 20% van de vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen hiervoor gebruikt zal worden. Dit betreft 5 miljoen m2. De totale leegstand in 2030 komt daarmee op 15 miljoen m 2 (32-8-4-5= 15). In Figuur 10 zijn de leegstandcijfers en prognoses voor de toekomst van andere sectoren opgenomen. Niet alles is bekend, maar Figuur 10 laat zien dat de omvang van leegstand in de agrarische sector in de toekomst mogelijk groter zal zijn dan leegstand in andere sectoren. Figuur 10: Agrarische vrijkomende bebouwing in vergelijking met leegstand overige bedrijfsgebouwen (bron: EIB, 2012; Molenaar 2012; fmm.nl, 2012; eigen bewerking Alterra). * Voor landbouw zijn in 2012 geen cijfers over leegstand bekend. ** Voor leegstand productie- en opslagruimte zijn geen prognoses bekend.
22
4. Ingrediënten erftransformaties
23
4.1 Ontwikkeling tot nu toe Dankzij hergebruik van boerderijen heeft het platteland zich ontwikkeld tot een multifunctioneel gebied. Op 12-14% van de voormalige agrarische erven vinden niet-agrarische bedrijfsactiviteiten plaats (Daalhuizen, 2004, Gies et al., 2005). Nieuwvestiging van nietagrarische activiteiten is meestal niet mogelijk als gevolg van beperkende regelgeving. Agrarische bebouwing te koop aangeboden voor niet-agrarische bedrijven, zoals hoveniers, wegenbouw, paardenhouderij of stalling en opslag. Bron: www.funda.nl.
24
Op locaties van voormalige agrarische bedrijven worden nieuwe activiteiten steeds meer gezien als een kans om de leefbaarheid in het landelijk gebied te behouden of versterken. Ze worden daarom door de overheden in beperkte mate toegelaten, binnen kaders die in het bestemmingsplan zijn vastgesteld. Daarnaast vindt nieuw gebruik plaats zonder dat gemeenten daarvan formeel op de hoogte zijn. Het hangt van de handhavingsintensiteit en de coulance van de gemeente af of ze daar actie op onderneemt. Deze activiteiten zijn in eerste instantie veelal kleinschalig van aard. Maar via een sluipend proces van steeds verder uitbreiden, kunnen sommige uitgroeien tot grote activiteiten. Een studie in een aantal gemeenten in Noord-Brabant beschrijft een grote winkel voor kampeerartikelen die is ontstaan op een voormalig erf en in de loop der jaren is uitgegroeid tot een groot bedrijf, dat volgens het beleid van gemeente en provincie op een bedrijventerrein zou thuishoren (Nieuwenhuizen et al., 2008). Toch constateert Daalhuizen (2004) dat de effecten van hergebruik doorgaans niet gepaard gaan met onomkeerbare, negatieve ruimtelijke effecten; vrijkomende agrarische bebouwing wordt onderhouden of zelfs gerenoveerd en hergebruik brengt nieuwe werkgelegenheid met zich mee.
4.2 De markt De NVM geeft in haar rapportage over 2013 (NVM, 2013) aan dat de markt van woon(/werk)boerderijen al jaren zeer matig draait en in vergelijking met 2012 verder is verslechterd. Ten opzichte van 2008, het begin van de financiële crisis, is de prijs van een woonboerderij met 25% gedaald. De verklaring van NVM hiervoor is dat de doelgroep kleiner geworden is. Er zijn zowel minder burgers als minder ondernemers die zich in het landelijk gebied willen vestigen. Er is sprake van veel aanbod – dat bovendien heel lang te koop staat – tegen niet-marktconforme prijzen. Daarnaast is er wisselende medewerking van gemeenten inzake vrijkomende agrarische bebouwing
(VAB) of herbestemming. De moeizame financiering is tevens een argument voor dalende prijzen en vraaguitval, zowel onder burgers als ondernemers.
25
Alfred Groenendijk, rentmeester en makelaar in landelijk vastgoed, geeft in een interview ten behoeve van dit onderzoek aan dat voormalige boerderijen met veel bedrijfsgebouwen niet aantrekkelijk zijn voor particuliere woonbestemming. Particulieren die willen wonen op het platteland hebben doorgaans geen behoefte aan veel grote schuren en zijn niet bereid om deze gebouwen zelf te slopen. Agrarische bebouwing te koop aangeboden voor niet-agrarische bedrijven, zoals hoveniers, wegenbouw, paardenhouderij of stalling en opslag. Bron: www.funda.nl.
Voor andere bedrijfsactiviteiten in voormalige agrarische bebouwing geeft Groenendijk aan dat in de directe nabijheid van steden en grote woonkernen, de markt beter is dan in gebieden daarbuiten. Mensen uit de stad zoeken naar mogelijkheden om wonen en werken te combineren op een locatie in het landelijk gebied, maar dan wel graag binnen bereik van de stad. Ook kunnen stoppende boeren goed inspelen op de ontwikkelingen in de stad, bijvoorbeeld door het huisvesten van tijdelijke werknemers (een ‘Polenhotel’ bijvoorbeeld). Daarnaast constateert hij dat er groeiende interesse is in wonen in stedelijk gebied, omdat daar meer kansen en mogelijkheden zijn voor werk. Hij
26
verwacht dat vooral in het landelijk gebied, in krimpgebieden zoals de Achterhoek, veel leegstand kan ontstaan. In het landelijk gebied in de Randstad denkt hij dat dit minder aan de orde is en er sneller herbestemming zal plaatsvinden.
4.3 Beleid en rol van de overheid De planologische regels voor transformaties werden in het verleden door provincie en gemeenten aangescherpt, als remedie tegen het ontstaan van grote niet-agrarische bedrijven in het buitengebied. De laatste jaren hebben veel provincies en gemeenten VAB-beleid opgesteld. Dit biedt ruimte voor meer activiteiten in vrijkomende agrarische bebouwing. Hiermee wordt een poging gedaan de economie te versterken en de ruimtelijke kwaliteit te behouden. In deze studie is geen nader onderzoek gedaan naar de inhoud van het VAB-beleid; deze verschilt per provincie en gemeenten. Provincies en gemeenten zijn huiverig met het toelaten van niet-agrarische bedrijven door ervaringen uit het verleden, zoals het voorbeeld hier in Noord-Brabant.
Joke Haverkamp (Stichting Zorg om Boer en Tuinder), Alfred Groenendijk (agrarisch makelaar/taxateur) en Henk van Paassen (adviseur erftransformaties) geven aan dat wet- en regelgeving momenteel veel initiatieven in de kiem smoren. Uit onderzoek van Saxion (Lier et al., 2011) in de Achterhoek volgt dat bij herbestemmen bijvoorbeeld minimaal een reductie van 50% van de oppervlakte bestaande gebouwen moet plaatsvinden en dat nieuwbouw verboden is. Deze strikte eisen maken herbestemmen voor veel initiatiefnemers onaantrekkelijk. Stichting Zorg om Boer en Tuinder en Henk van Paassen geven aan dat het VAB-beleid moet kunnen inspelen op de veelheid aan ontwikkelingen en initiatieven die momenteel ontstaan. Het landelijk gebied in Nederland wordt steeds multifunctioneler en diverser. Standaardbeleid van wat wel en niet mag, past daar niet bij. Deze conclusie sluit aan bij een recente studie van PBL (2013). Dat constateert dat de huidige uitvoeringspraktijk van het ruimtelijk beleid,
innovatieve oplossingen in de weg staat. Er is meer ruimte voor lokaal maatwerk nodig. Dit vereist ook een andere opstelling van de overheden. Deze zouden meer ontwikkelingsgericht moeten opereren en het initiatief bij voorbaat een positieve signatuur moeten geven, om vervolgens binnen globale kaders te kijken wat er mogelijk is. Ook andere stakeholders, zoals de omwonenden, de woonkernen, de banken en het bedrijfsleven, moeten in een vroeg stadium bij het initiatief betrokken worden. Dit is ook het beeld dat Alfred Groenendijk schetst aan de hand van een aantal voorbeelden uit de praktijk, zoals mantelzorgwoningen op het erf. Ook hier geldt dat maatwerk nodig is. Niet meteen in regelgeving alles vastleggen, maar samen per situatie bekijken wat mogelijk is. Verder geeft Groenendijk aan dat de opgave ook bovenregionale coördinatie en oplossingen vergt. Het huidige instrumentarium is vooral gericht op het erf, maar niet alles kan op dit niveau opgelost worden. Hij noemt bijvoorbeeld het verplaatsen van bouwrechten van erf binnen eigen of andere gemeente in de regio of het laten ontwikkelen van een nieuwe bouwkavel door de overheid in plaats van door de voormalige boer (voormalige eigenaar heeft dan geen inkomen uit werk en heeft daarmee fiscale voordelen). Overigens blijkt ook dat de mogelijkheden van het huidige instrumentarium niet altijd breed bekend zijn, noch bij de erfeigenaren, noch bij geïnteresseerden (Wing, 2013; med. G. Fikken, gemeente Hellendoorn).
4.4 Leegstand of sloop? Nieuwe agrarische activiteiten en nieuwe andere economische activiteiten zullen leiden tot hergebruik van een deel van de vrijkomende agrarische bebouwing, maar de vraag is of dit voldoende zal zijn om grootschalige leegstand te voorkomen. Leegstand van agrarische bedrijven laat zich in het veld nu nog niet snel herkennen, aldus Henk van Paassen, adviseur erftransformatie. Af en toe vervalt een schuur, maar tot nu toe houden de bewoners doorgaans de schuur in gebruik, bijvoorbeeld als opslagplaats of multifunctionele ruimte. Alfred Groenendijk, agrarische makelaar, beaamt dit en zegt dat veel boeren eigenlijk al gestopt zijn, maar nog een beetje ‘voorthobbelen’. Verloedering ligt op de loer, maar of het een probleem is, vindt hij een subjectieve kwestie. Het zal in ieder geval sluipenderwijs gaan. Oude varkensstallen zijn volgens Stichting Boer en Tuinder niet meer te gebruiken voor andere doeleinden, omdat het gebouwen zijn met veel kleine hokken waar de varkensgeur zich lastig uit laat verdrijven. Verder laten de cijfers zien dat veel vrijkomende schuren na 1970 gebouwd zijn. Dat betekent dat ze vaak visueel niet aantrekkelijk zijn. Bovendien brengt het geschikt maken voor andere functies mogelijk hoge kosten met zich mee. Sloop ligt dus eerder voor de hand dan hergebruik.
27
Verouderde stallen. Bron: www.funda.nl.
Er vindt wel sloop plaats, vaak ondersteund met een regionale subsidieregeling (zoals o.a. in Midden-Limburg in 2012) en Ruimte-voorRuimteregelingen. Ruimte-voor-Ruimte kenmerkt zich door het bouwen van één of enkele woningen op het erf of op daarvoor aangewezen locaties, in ruil voor sloop van de bedrijfsgebouwen. Gezien de huidige crisis op de woningmarkt is de interesse in woningen beperkt, temeer omdat ze vaak tot een duurder prijssegment behoren. Alfred Groenendijk geeft aan dat momenteel vaak de baten van een Ruimtevoor-Ruimtebenadering niet opwegen tegen de kosten. Daardoor stagneert deze ontwikkeling. Kosten voor sloop, leges en advisering kunnen oplopen tot 100.000 euro. Daar komt vaak nog bij dat in dergelijke projecten de baten als inkomsten uit arbeid gezien worden en er ook nog inkomstenbelasting over betaald dient te worden. Henk van Paassen geeft aan dat de recessie zeker weerslag heeft op de functieveranderingen, maar dat er wel mondjesmaat huizen verkocht worden (o.a. ook op nieuw te ontwikkelen landgoederen). Daarnaast zijn initiatiefnemers bezig hun plannen te wijzigen om de woningen goedkoper te maken. Stichting Zorg om Boer en Tuinder geeft aan dat voor een goede sloopregeling (zoals VIV) zeker veel animo zal zijn,
maar dat zo’n regeling niet één op één gekoppeld moet worden aan een financieringsmodel via nieuwbouw van extra woningen. Bij een vastzittende woningmarkt is de behoefte aan extra woningen namelijk gering. In de wetenschap dat – naast leegstand – schaalvergroting en nieuwbouw van stallen op de overblijvende agrarische bedrijven gewoon doorgaan, groeit het besef dat verdere verstening de open ruimte in het landelijk gebied laat dichtslibben (Gies et al., 2007) en daarmee de ruimtelijke kwaliteit aangetast wordt. Sloop draagt dan bij aan het behoud van het karakter van het landelijk gebied. De vraag is alleen: wie betaalt de sloopkosten? Voormalige agrariërs zullen, gegeven de hoge kosten en geringe opbrengsten, niet snel overgaan tot sloop. Daarnaast hopen ze wel de gebouwen een andere economische functie te kunnen geven. Onderzoek naar de toekomst van Twentse erven (Wing, 2013) geeft aan dat het huidige instrumentarium ten behoeve van ruimtelijke kwaliteit vooral gericht is op financiering via nieuw rood, en dat deze werkwijze aan kracht verliest voor kwaliteitsverbetering van vrijkomende agrarische bebouwing. Ze geven aan dat er nagedacht moet worden over aanvullende en/of nieuwe strategieën gericht op omgaan met sluipende verwaarlozing, zorgdragen voor tijdelijke kwaliteit en inspelen op lokale kansen.
29
30
5. Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
5.1 Aard en omvang vrijkomende agrarische bebouwing De centrale vraag in dit onderzoek was wat we in de nabije toekomst aan vrijkomende agrarische bebouwing kunnen verwachten. Tot 2030 zullen naar verwachting tussen de 16.000 en 24.000 agrarische bedrijven in Nederland stoppen. Veel van deze bedrijven hebben geen opvolger. De grond van de stoppers wordt overgenomen door de groeiende boeren en op vrijkomende erven vindt er een erftransformatie plaat naar wonen en/of werken. Bij de stoppende boeren komen tot 2030 circa 24 miljoen m2 bedrijfsgebouwen en 8 miljoen m2 gebouwen met een woonfunctie beschikbaar. Ongeveer de helft van de vrijkomende agrarische gebouwen dateert uit de periode 1970-2000. Deze periode kenmerkt zich door een sterke rationalisatie en schaalvergroting in de landbouw. Stallen werden op de meest efficiënte en goedkope manier gebouwd. Gebrek aan architectonische kwaliteiten en regionale verschillen maakt dat deze gebouwen een beperkte (cultuur)historische waarde hebben. Vooral in de graasdierhouderij (met name melkveehouderij) komen veel gebouwen (ligboxenstallen) beschikbaar. In regio’s in Gelderland, Overijssel, Oost-Brabant/Noord-Limburg, Noord-Oostpolder en Zuidwest-Friesland komt in absolute getallen veel agrarische bebouwing beschikbaar. In de Randstad is dit in geringere mate het geval.
31
32
In hoeverre vrijkomende agrarische bebouwing ook daadwerkelijk leeg komt te staan, is nog lastig te bepalen. Cijfers over huidige leegstand zijn er niet. Leegstand is momenteel ook niet goed zichtbaar. Wel is het vermoeden dat er de komende jaren veel gebouwen leeg komen te staan. Tot nu kwamen vooral kleinere agrarische erven vrij, vaak met historische bebouwing, die voor stedelingen aantrekkelijke woonbestemmingen vormden. De verwachting is dat na dit ‘laaghangend fruit’ vooral erven vrijkomen die minder aantrekkelijk zijn, door jongere bebouwing en veel grotere oppervlakten aan schuren. De hoeveelheid vrijkomende bebouwing na 1970, met een geringe cultuurhistorische waarde, is daar een indicatie voor. Ervan uitgaande dat de gebouwen met woonfunctie in gebruik blijven voor wonen, een deel van de vrijkomende stallen weer hergebruikt wordt door boeren die doorgaan en een deel gebruikt wordt voor nieuwe economische activiteiten, komt circa 15 miljoen m2 echt leeg te staan.
5.2 Ingrediënten erftransformaties Op locaties van voormalige agrarische bedrijven worden nieuwe activiteiten gezien als een kans om de leefbaarheid in het landelijk gebied te behouden of te versterken. Het overgrote deel van de bewoners in het landelijk gebied is overigens niet als agrariër actief. In Nederland is gemiddeld 1 op de 10 erven nog in agrarisch gebruik. Het transformatieproces is een proces van de lange adem. Boeren bouwen langzaam af (stoten vee af, verhuren grond) en blijven er vaak nog wonen na het bedrijf te hebben beëindigd. Mocht een locatie op de markt aangeboden worden, dan staat die lang te koop. De prijzen zijn ten opzichte van 2008 met een kwart gedaald. De doelgroep voor het kopen van woon(/werk)boerderijen is kleiner geworden. Locaties met veel bedrijfsgebouwen zijn niet in trek bij particulieren en locaties dichtbij woonkernen zijn aantrekkelijker voor herbestemmen dan verafgelegen locaties. Verouderde stallen. Bron: www.funda.nl.
33
Het landelijk gebied wordt multifunctioneler en diverser. Wet- en regelgeving voor erftransformaties anticipeert daar te weinig op. Dit is in overeenstemming met wat het Planbureau voor de Leefomgeving concludeert: ruimtelijk beleid biedt onvoldoende ruimte voor innovatieve ontwikkelingen en oplossingen vanuit de maatschappij. Overheden zouden meer ontwikkelingsgericht moeten opereren en het initiatief bij voorbaat een positieve signatuur moeten geven, om vervolgens binnen globale kaders te kijken of er iets mooiers van te maken is. Dit kunnen ze overigens niet alleen, ook andere stakeholders zoals omwonenden, banken en het bedrijfsleven, moeten in een vroeg stadium bij het initiatief betrokken worden. Naast erftransformaties ligt sloop van lege bedrijfsgebouwen ook voor de hand. De Ruimte-voor-Ruimteregeling is een geschikt instrument om de sloopkosten te financieren. Omdat sloop voornamelijk gekoppeld is aan de mogelijkheid om een nieuwe woning terug te bouwen, levert de Ruimte-voor-Ruimteregeling, gezien de huidige crisis op de woningmarkt, te weinig resultaat in slopen van gebouwen. Nieuwe strategieën en oplossingen om de sloop van agrarische bebouwing te kunnen financieren, zijn wenselijk.
5.3 Aanbevelingen De studie heeft laten zien dat er een grote transformatie in landelijk gebied zal plaatsvinden en dat daarbij veel leegstand van agrarische bebouwing zal ontstaan. Een volgende generatie strategieën en instrumentarium lijkt noodzakelijk om de sociaal-economische, ruimtelijke kwaliteiten en leefbaarheid in het landelijk gebied te behouden. De analyse uit deze studie biedt daar, zonder volledig te zijn, een aantal aanknopingspunten voor: • Wat betreft de omvang in m2 is deze groter dan de leegstand in andere sectoren zoals bedrijfsterreinen, winkels en kantoren. We stellen voor om in de huidige leegstanddiscussie in de laatstge-
34
•
•
•
•
• •
noemde sectoren ook de vrijkomende agrarische bebouwing mee te nemen. Niet alleen vanwege het feit dat de omvang van leegstand in de sector groter is, maar vooral omdat een integrale benadering kansen biedt om nieuwe economische functies voor de voormalige agrarische bebouwing te vinden. Voor overheden is het van belang dat er sprake is van een positieve grondhouding ten opzichte van het initiatief dat zich aandient. Niet beginnen met alleen kijken naar de vergunningsvoorwaarden, maar de initiatiefnemers bevragen over hun plannen en ambities, om vervolgens in een gezamenlijke dialoog te verkennen of de plannen passen of aangepast kunnen worden. Dit betekent maatwerk op lokaal niveau. Ruimtelijke kwaliteit en beeldkwaliteit zijn daarbij een belangrijk aandachtspunt. Het past de overheden ook om te opereren op een actieve, uitnodigende manier en om de mogelijkheden voor vrijkomende agrarische bebouwing goed te verkennen. De mogelijkheden zijn namelijk niet altijd breed bekend. Dit kan door partijen (in vroeg stadium) bij elkaar te brengen en te inspireren. Maak gebruik van de energieke samenleving en koppel initiatieven aan potentiële locaties. Ook meer integraal denken past daar bij. Bijvoorbeeld als een zorginstelling wil uitbreiden, kijk dan niet alleen naar de mogelijkheden van uitbreiding op huidig terrein, maar verken wat de mogelijkheden binnen leegstaande gebouwen zijn. Niet voor alle leegstand zal een nieuwe functie gevonden worden. Sloop van onaantrekkelijke stallen zal onvermijdelijk zijn. Het huidige instrumentarium daarvoor (Ruimte-voor-Ruimteregeling) werkt alleen bij een florerende vastgoedmarkt. Nu de groei daar uit is, is het van belang dat marktpartijen en initiatiefnemers nieuwe verdienmodellen ontwikkelen om leegstand te voorkomen en sloop te bekostigen. Zorg daarbij voor maatschappelijke meerwaarde waarbij de ruimtelijke kwaliteit en vitaliteit van het landelijk gebied gewaarborgd blijven. Houd in de strategie rekening met regionale verschillen. Niet elke locatie heeft hetzelfde potentieel tot ontwikkeling. Dichtbij de stad zijn meer mogelijkheden dan in verder weg gelegen gebieden. Ook het type vrijkomende bebouwing biedt bepaalde mogelijkheden, of beperkt deze. Een nadere en meer regionale analyse van de huidige dataset kan daarin meer inzicht geven. Naast maatwerk op lokaal niveau zijn (boven)regionale oplossingen nodig. Denk aan samenwerking tussen stedelijk en landelijk gebied of samenwerking tussen regio’s om voor lokale problemen regionale oplossingen te bedenken (bijvoorbeeld via verevening). Ten slotte is van belang dat we van elkaar blijven leren. Leegstand is een probleem dat zich in andere sectoren al heeft gemanifesteerd. Mogelijk zijn oplossingen die daar al bedacht zijn ook effectief voor de agrarische bebouwing. Daarnaast is het, gezien de grote hoeveelheid belanghebbenden, van belang dat kennis over hoe om te gaan met dit vraagstuk op een goede manier met elkaar gedeeld zal worden.
36
Bronnen
Literatuur • Agricola, H.J.; F.R. Veeneklaas, C.M.L. Hermans, (2008). Waar • • • • • • • •
•
gebeurt het? Over hot-spotgebieden, transitiegebieden, luwtegebieden en agrarische gebieden in Nederland Wageningen. Alterra, (Alterrarapport 1622), p. 55. Anonymus (2010). De fluisterrevolutie op het platteland. Tien jaar na het pact van Brakkestein. Atelier Overijssel (2007). Cahier d’atelier; Levende Erven. Zwolle, juli 2007. Bieleman, J. (2008). Boeren in Nederland. Geschiedenis van de landbouw 1500-2000. Uitgeverij Boom, Amsterdam. Boerderij (2012). Bedrijfsbeëindiging is een worsteling. Goede voorbereiding ontbreekt vaak. Boerderij 98, no. 7 (13 november 2012). Daalhuizen, F.B.C. (2004). Vrijgekomen agrarische bebouwing: beleid en effecten/ Nieuwe bedrijven in oude boerderijen: de keuze voor een voormalige boerderij als bedrijfslocatie. Proefschrift, Universiteit Utrecht, Utrecht. EIB (2012). Landelijke samenvatting kantorenmonitor. Fontein, R.J., B.C. Breman, W. Kuindersma, J. Westerink (2012). Gemeenten en Krimp, uitnodigingsplanologie als perspectief, ROM Magazine 30 (7/8)., p. 33-36. Geijzendorffer, I.R., T. Hermans, H. Naeff & I. Staritsky (2010). Duurzaam agrarisch ruimtegebruik; ruimtelijke analyse van de stoppers en blijvers in de veehouderij in Nederland in de periode 19972006 en gevolgen voor de toekomst. Wageningen, Alterra (niet gepubliceerd). Geerling-Eiff, F.A., H.A.B. van der Meulen (2008). Bedrijfsbeëindiging in de land- en tuinbouw: op een kruispunt en dan? Den Haag: LEI, 2008 (rapport/LEI 2008-001) - ISBN 9789086152414, 104 p.
37
38
• Gies, E., L. Groenemeijer, W. Meulenkamp, R. Smidt, H. Naeff,
• • • •
• • • • •
M. Pleijte & M. van Steekelenburg (2005). Verstening en functieverandering in het landelijk gebied, Een onderzoek naar de aard en omvang van verstening in het landelijk gebied ten behoeve van het monitoring- en evaluatieprogramma van Nota Ruimte. Alterra, Wageningen. Lier, G., K. Bugge, L. Eijsink en N. Schuerink (2011). Nieuwe melkkoeien in de stal. Onderzoek beleid vrijkomende agrarische bebouwing en nieuwe economische functies. Saxion. Gies, T.J.A, L.M.G. Groenemeijer, R. Hoogduijn, H. Agricola, I. Salverda, W.J.H. Meulenkamp, H.S.D Naeff (2007). Verstening en verglazing in vijf landelijke gebieden: Omvang, Oorzaken en Oordelen. Wageningen, Alterra, Alterra-rapport 1588. Klijn, J.A., F.R. Veeneklaas (2007). Anticiperend landschapsbeleid. Deel 1: drijvende krachten. Alterra Wageningen UR, Wageningen. Nieuwenhuizen, W., M. Pleijte, R.P. Kranendonk, W.J. de Regt (2008). Ruimte voor bouwen in het buitengebied: de uitvoering van de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) in de praktijk. Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu, WOt-rapport 32, Wageningen. Molenaar, C. (2012). Een op de drie winkels verdwijnt. www.nu.nl Planbureau voor de Leefomgeving (2013). Leren van het energieke platteland. Lokale en regionale coalities voor duurzame plattelandsontwikkeling. Den Haag, augustus 2013. Stateline.cbs.nl Stokkers, R., R.W. van der Meer, H.B. Schoorlemmer, V.J.C. Hendriks-Goossens (2010). Opvolgers gezocht voor het boerenbedrijf. Den Haag: LEI Wageningen UR, 2010 (rapport Lei Wageningen UR 2010-042), ISBN 9789086154326, 72 p. Wing, 2013. Toekomst van Twentse erven. Kansen en knelpunten bij herbestemming van vrijkomende agrarische erven in NoordoostTwente. Rapport 1304.
Gesprekken • Alfred Groenendijk, NVM; agrarisch makelaar/taxateur Ditters • • •
Makelaars Veenendaal Joke Haverkamp, Stichting Zorg om Boer en Tuinder (www.zorgomboerentuinder.nl/) Henk van Paassen, adviseur landelijk gebied bij Amer RO en bij www.dorpenlandadvies.nl Wim Verbeek, Stichting Zorg om Boer en Tuinder (www.zorgomboerentuinder.nl/)
40
Bijlage 1: Nadere uitwerking cijfers vrijkomende agrarische bebouwing
2000
2012
blijvers 2030
stoppers 2012-2030
bandbreedte
bandbreedte
Drenthe
4748
3581
2734
2359
847
1222
Flevoland
2207
1738
1306
1115
432
623
Friesland
7025
5543
4326
3786
1217
1757
Gelderland
15742
11226
8116
6737
3110
4489
Groningen
4098
3187
2471
2153
716
1034
Limburg
6096
4248
3003
2451
1245
1797
Noord-Brabant
15935
11404
8184
6756
3220
4648
Noord-Holland
5630
4115
2970
2462
1145
1653
Overijssel
11204
8350
6162
5192
2188
3158
Utrecht
3595
2749
2065
1762
684
987
Zeeland
4088
3126
2397
2074
729
1052
Zuid-Holland
5951
4444
3411
2953
1033
1491
Nederland
86319
63711
47081
39800
16630
23911
41
Tabel 1: Aantal agrarische bedrijven (exclusief glastuinbouwbedrijven) naar provincies voor peiljaar 2000, 2012 en een bandbreedte van de te verwachten stoppers en blijvers op basis van doortrekken trend schaalvergroting. Bron: CBS Statline, eigen bewerking Alterra.
Tabel 2: Aantal agrarische bedrijven (exclusief glastuinbouwbedrijven) naar provincies op basis van selectie bedrijven met bedrijfshoofd ouder dan 50 zonder opvolger. Bron: GIAB, eigen bewerking Alterra.
Aantal bedrijven
Aantal stoppers
Percentage stoppers
Drenthe
1400
37%
Flevoland
515
29%
Friesland
2079
35%
Gelderland
4926
39%
Groningen
1218
36%
Limburg
1497
34%
Noord-Brabant
4283
34%
Noord-Holland
1512
37%
Overijssel
3276
35%
Utrecht
1090
38%
Zeeland
912
33%
Zuid-Holland
1716
37%
Nederland
24424
36%
woonhuizen
bedrijfsgebouwen
Totaal
vrijkomend 2
totaal
vrijkomend
abs. (x miljoen m )
abs. (x miljoen m )
%
abs. (x miljoen m )
abs. (x miljoen m2)
%
Drenthe
1,9
0,6
31%
4,0
1,0
24%
Flevoland
0,6
0,2
27%
3,7
1,2
32%
Friesland
4,0
1,1
27%
5,7
1,3
23%
Gelderland
4,3
1,5
35%
16,6
4,7
28%
Groningen
2,5
0,8
30%
3,4
0,8
24%
Limburg
2,1
0,7
32%
8,1
1,7
21%
Noord-Brabant
4,2
1,3
31%
22,2
5,0
23%
Noord-Holland
1,7
0,5
31%
5,9
1,5
25%
Overijssel
3,4
1,0
30%
12,1
2,9
24%
Utrecht
1,0
0,3
35%
3,8
1,1
28%
Zeeland
0,6
0,2
30%
3,4
0,8
23%
Zuid-Holland
1,7
0,5
30%
6,3
1,7
27%
Nederland
28,1
8,7
31%
95,3
23,5
25%
Tabel 3: Prognose vrijkomende agrarische bebouwing 2012-2030 per provincie in m2 en als percentage huidige m2 uitgesplitst naar woonhuizen en bedrijfsgebouwen (exclusief glastuinbouw). Bron: BAG, GIAB, TOP10-NL, eigen bewerking Alterra.
2
2
Oppervlakte (in miljoen m 2)
Aandeel van totale agrarische bebouwing (%)
woonhuizen
bedrijfsgebouwen
totaal
woonhuizen
bedrijfsgebouwen Totaal
ouder dan 1900
1,4
0,6
2,1
34%
29%
32%
tussen 1900-1940
3,0
2,2
5,2
34%
32%
33%
tussen 1940-1970
2,1
5,1
7,2
30%
30%
30%
tussen 1970-2000
1,8
11,8
13,6
28%
24%
25%
na 2000
0,4
3,8
4,2
24%
18%
19%
Totaal
8,7
23,5
32,2
31%
25%
26%
Tabel 4: Prognose vrijkomende agrarische bebouwing 2012-2030 naar bouwperiode, uitgesplitst naar woonhuizen en bedrijfsgebouwen (exclusief glastuinbouw). Bron: BAG, GIAB, TOP10-NL, eigen bewerking Alterra.
Oppervlakte (in miljoen m 2)
Aandeel van totale agrarische bebouwing (%)
Woon-huizen
Bedrijfs-gebouwen
totaal
woonhuizen
bedrijfsgebouwen totaal
Akkerbouw
1,8
4,4
6,2
38%
33%
34%
Blijvende teelten/ Tuinbouw
0,6
2,4
3,0
30%
22%
24%
Graasdierhouderij
5,3
11,5
16,8
30%
26%
27%
Hokdierhouderij
0,5
3,7
4,2
24%
18%
19%
Gemengde bedrijven
0,5
1,5
2,0
28%
21%
23%
Totaal
8,7
23,5
32,2
31%
25%
26%
Tabel 5: Prognose vrijkomende agrarische bebouwing 2012-2030 naar bedrijfstype, uitgesplitst naar woonhuizen en bedrijfsgebouwen (exclusief glastuinbouw). Bron: BAG, GIAB, TOP10-NL, eigen bewerking Alterra.
Aniek Jochems & Milou Brouwers
12 juni 2014
AFSTUDEERRAPPORT LEEGSTAND AGRARISCH VASTGOED
COLOFON
Afstudeerrapportage
Onderzoeksrapportage Leegstand agrarisch vastgoed e 4 jaars Tilburg, 12 juni 2014
Auteurs
Aniek Jochems (Studentnummer 2040135) Milou Brouwers (Studentnummer 2039718)
Opleiding
Bouwmanagement & Vastgoed e 2013 – 2014 (4 jaars)
Instituut
Avans Hogeschool Tilburg Academie voor Bouw en Infra (AB&I) Marc van Dun Bart van Berkel
In samenwerking met
Aelmans Adviesgroep Afdeling Ruimte, Omgeving en Milieu Kerkstraat2 6095 BE Baexem Dhr. M.P.H. Pouls MSc Adviseur ruimtelijke ontwikkeling / Juridisch adviseur
2 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
VOORWOORD Voor u ligt het afstudeeronderzoek, welke wij hebben uitgevoerd ter afronding van onze studie Bouwmanagement & Vastgoed aan Avans Hogeschool te Tilburg. Het afstudeeronderzoek beslaat de laatste fase van de bachelor opleiding, en omvat het onderwerp ‘Leegstand agrarisch vastgoed’. Het onderzoek is uitgevoerd in samenwerking met Aelmans Adviesgroep, afdeling Ruimte, Omgeving en Milieu, locatie Baexem. Het onderwerp ‘Leegstand agrarisch vastgoed’ is gekozen omdat de agrarische sector in combinatie met vastgoed ons erg aanspreekt. Beide zijn we afkomstig van het platteland, waarbij Aniek woonachtig is op een agrarisch bedrijf. In onze schoolcarrière is het onderwerp ‘leegstand’ vaak aan bod gekomen op het gebied van kantoren- en winkelvastgoed. Omdat het onderwerp in de agrarische sector steeds actueler wordt en er nauwelijks onderzoek naar is uitgevoerd, is het een extra uitdaging om met onze opgebouwde kennis onderzoek te doen naar de leegstand van agrarisch vastgoed. Wij willen graag van de gelegenheid gebruik maken om een aantal personen te bedanken voor het advies en steun bij het tot stand komen van dit rapport. Allereerst willen we graag de agrariërs bedanken uit de verschillende gemeenten die meegewerkt hebben aan de interviews. Zij hebben voor ons hun kostbare tijd vrijgemaakt om een indruk te geven van de praktijk. Daarnaast willen we de medewerkers van Aelmans Adviesgroep bedanken voor de inhoudelijke begeleiding van het onderzoek. Ook hebben zij iedere week tijd en plek beschikbaar gesteld. In het bijzonder hierbij willen we Giel Pouls bedanken, onze bedrijfsbegeleider, voor zijn tijd en energie die hij voor ons beschikbaar stelde en de goede begeleiding en adviezen die hij gegeven heeft. Verder willen we de drie gemeenten (Horst aan de Maas, Deurne en Zundert) bedanken voor hun medewerking aan de interviews en het beschikbaar stellen van benodigde informatie voor het onderzoek. Als laatste willen we onze begeleiders vanuit school (Marc van Dun en Bart van Berkel) bedanken voor de begeleiding op proces en de tussentijdse feedback op het onderzoek en het rapport. Milou Brouwers & Aniek Jochems Tilburg, 12 juni 2014
3 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
SAMENVATTING Het afstudeeronderzoek is gebaseerd op de omgang met leegstand van agrarisch vastgoed. In dit onderzoek is gekeken naar de leegstandcijfers van drie gemeenten, de factoren die een rol spelen bij leegstand van agrarisch vastgoed, het provinciaal en gemeentelijk beleid wat gevoerd wordt en de knelpunten en behoeften van agrariërs omtrent het onderwerp en de functionaliteit van het gemeentelijk beleid. De centrale vraagstelling van het afstudeeronderzoek luidt als volgt: “Welke elementen spelen een rol bij de invulling van leegkomend/leegstaand agrarisch vastgoed, en op welke manier kan, rekening houdend met die elementen, de beste invulling gegeven worden aan leegkomend/leegstaand agrarisch vastgoed.” Het afstudeeronderzoek is uitgevoerd voor drie gemeenten: gemeente Horst aan de Maas, gemeente Deurne en gemeente Zundert. In het onderzoek wordt duidelijk antwoord gegeven op het eerste deel van de centrale vraagstelling. De vraag hoe het beste invulling gegeven kan worden aan het leegkomend/leegstaand agrarisch vastgoed, wordt niet beantwoord. Het doel van dit onderzoek is aangeven hoe met het vastgoed omgegaan kan worden. In het onderzoek zijn als eerste de leegstandcijfers van de drie gemeenten onderzocht. Om hier iets over te kunnen zeggen zijn eerst de algemene cijfers van agrarische bedrijven in de drie gemeenten aangedragen. Hieruit komt duidelijk naar voren dat geen enkele instantie leegstandcijfers/algemene vastgoedcijfers van agrarisch vastgoed helder in beeld heeft. Daarom is er op verschillende manieren een indicatie gemaakt van de leegstand van agrarisch vastgoed in de drie gemeenten. Aan de hand van deze indicatie is een prognose gemaakt van de leegstand in de agrarische sector. Deze prognose laat zien dat er in 2020 in de gemeente Deurne 97 bedrijven leeg staan. In gemeente Zundert staan 125 bedrijven leeg en in gemeente Horst aan de Maas 110. Dit komt in gemeente Deurne overeen met 153ha, in gemeente Zundert 211ha en in gemeente Horst aan de Maas met 228ha aan agrarisch bouwvlak. Deze aantallen zullen in werkelijkheid niet allemaal leeg staan omdat er in de loop van de jaren bijvoorbeeld is herbestemd, opgekocht of is gesloopt. Wanneer er gekeken wordt naar de factoren die een rol spelen, bij deze leegstand en waarom er gestopt wordt met de agrarische bedrijfsvoering, komt naar voren dat er vooral politiek/juridische, economische en demografische factoren een rol spelen. Deze factoren komen naar voren uit de actualiteit en andere onderzoeksrapporten. De politiek/juridische factor wordt uitgebreid behandeld, de demografische factor komt niet aan bod omdat hier moeilijk invloed op uit te oefenen is en de economische factor valt buiten dit onderzoek. In het tweede deel van het onderzoek wordt het provinciaal en gemeentelijk beleid op het gebied van agrarisch vastgoed geanalyseerd. Er wordt gekeken over welke instrumenten ze beschikken en hoe er wordt omgegaan met leegstaand agrarisch vastgoed. Hieruit blijkt dat de provincie Noord-Brabant een strakker afgekaderd beleid voert met meer regels dan het beleid dat provincie Limburg voert. Het beleid van provincie Limburg geeft gemeenten meer vrijheid voor eigen invulling. Op gemeentelijk niveau is beleid opgesteld wat van toepassing is op een bepaald gebied. Wat in de analyse van het gemeentelijk beleid sterk naar voor komt is dat gemeenten weinig inspelen op de beperkingen die zij opleggen aan de ene kant en de kansen die gebieden bieden aan de andere kant. Om het praktijkdeel van het onderzoek in kaart te brengen zijn er interviews gehouden met verschillende agrariërs en ambtenaren in de drie gemeenten. Hieruit komen de knelpunten en behoeften van de agrariërs die te maken hebben, of te maken hebben gehad, met leegstaand agrarisch vastgoed duidelijk naar voren. Deze knelpunten en behoeften liggen op politiek/juridisch, economisch en demografisch vlak en komen dus overeen met de factoren die een rol spelen op landelijk gebied. Een duidelijk knelpunt wat naar voor komt is onder andere dat het gemeentelijk/provinciaal beleid belemmeringen bied bij de ontwikkeling van de agrarische locatie. Een behoefte die vaak naar voor komt is de behoefte aan ruimte in het beleid en een bepaalde sloopregeling. Uit de interviews met de gemeenten, maar zeker ook met de agrariërs, komt de functionaliteit van het gemeentelijk beleid naar voren. De conclusie die daaruit getrokken kan worden is dat er weinig ruimte is in het beleid en dat procedures vaak lang duren en nadelige financiële gevolgen hebben. De functionaliteit van het beleid is getoetst aan de hand van twee verschillende casussen. Deze casussen zijn opgesteld aan de hand van onderzoeksresultaten en bevindingen. Met deze casussen zijn de bevindingen over het beleid bevestigd.
4 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
De aanbevelingen die gedaan zijn aan de hand van dit onderzoek zijn belangrijk voor Aelmans Adviesgroep (het adviesbureau waarvoor dit afstudeeronderzoek uitgevoerd wordt) maar ook voor de drie gemeenten waar mee samen gewerkt is. De belangrijkste aanbevelingen die gegeven worden, zijn de ruimte en de omgang van het gemeentelijk beleid, er kan beter ingespeeld worden op de ontwikkelingen die zich voor doen bij het leegstaand agrarisch vastgoed. Adviesbureaus kunnen hierin de agrariërs adviseren en mogelijkheden aandragen. Een andere aanbeveling is dat er op economisch/financieel gebied dieper onderzoek gedaan moet worden.
5 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
SUMMARY This study investigates how to deal with vacancy of agricultural property. The purpose of this study is to describe the vacancy rates of three municipalities, factors that are related to vacancy of agricultural property, provincial and municipal policies, the bottlenecks, and the farmer’s desire regarding to the subject and the policies. This study aims to examine the following research questions: ‘Which are the elements that play a role in the interpretation of becoming vacant/vacant argricultural property, and how can, taking these elements into account, be given the best filling to (becoming) vacant agricultural property?’ This study was carried out for three municipalities, namely ‘Horst aan de Maas’, ‘Deurne’, and 'Zundert’. This paper presents the result on the first part of the research question and how to deal with the property. First the vacancy rates of the three communities were studied. In order to be able to study the vacancy rates, there had to be knowledge about the overall figures on farms in the three municipalities. It was clearly observed that none of these farms have a clear image of vacancy figures/general real estate figures of agricultural property. Therefore there was chosen to make in several ways an indication of the vacancy of agricultural property. This indication resulted in a forecast of the vacancy in the argricultural sector in the future. Which indicated that in 2020 ‘Deurne’ will have 97 empty companies, for ‘Zundert’ this will be 125 companies and for ‘Horst aan de Maas’ this will be 110 companies. This is in line with the hectares of agricultural land in the different municipalities, namely ‘Deurne’ 153ha, ‘Zundert’ 211ha, and ‘Horst aan de Maas’ 228ha. These numbers were estimations, and there is a strong possibility that not all the places will be vacant, because of for example the farms can be rezoned, bought or demolished in the course of the years. When this study examined the factors that are related to vacancy and the reasons for stopping with the farm, it appeared that these are mainly political/legal, economic and demographic factors. These factors were constructed from current affairs and other research reports. In This study was only included the political/legal factor. The demographic factors were not explored in this study, because these are difficult to influence. Further the economic factors were not within the scope of this study. The second part of this study analyzes the provincial and municipal policy in the field of agricultural property. It was examined what tools are available and how there is dealt with vacant agricultural property. It was found that the province of ‘Noord-Brabant’ has a tighter executive policy with more rules, than policy in the province of ‘Limburg’. The Policy of Limburg gives their municipalities more freedom for personal interpretation. What was observed in analyzing the municipally policy, it significantly occurred that municipalities little respond to the restriction they impose on the one hand and to the given opportunities in areas on the other hand. For the purpose of mapping the practical part of the research, there were held interviews with several farmers and officials in the three municipalities. These interviews clearly indicated the bottlenecks and the needs of the farmers, who have to deal, or had to deal with vacant agricultural property. These bottlenecks and needs occurred in the political/legal, economic and demographic field, and are in accordance with the factors that play a key role in the rural areas. A clear problem what emerged is among others municipal/provincial policies, that barriers the development of the agricultural location. A need that often occurred is the need for space in the policy and a specific scrappage scheme The interviews with municipal, but certainly also with the farmers, resulted in information about the functionality of the municipal policy. The conclusions that can be drawn are that there is little room in the policy and that procedures take too long time, and have adverse financial consequences. The functionality of the policy was assessed on the basis of two different cases. These cases were prepared on the basis of other research results and findings. In these cases, the findings on the policy were confirmed. This study suggested some recommendation. These recommendations are important for ‘Aelmans Adviesgroep’ (the consultancy for which this graduate research is performed), but also for the three municipalities with which we have collaborated. The main recommendations which is suggested relates to the space and how to deal with the municipal policy. There have to be better anticipated on the developments that occur in vacant agricultural property. Further consultants need to be used to advise the farmers about the developments, and putting forward the possibilities they have. Another recommendation is that future research should focus more on the economic/financial field.
6 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
INHOUDSOPGAVE VOORWOORD .............................................................................................................................. 3 SAMENVATTING ........................................................................................................................... 4 SUMMARY .................................................................................................................................. 6 INHOUDSOPGAVE ........................................................................................................................ 7 INLEIDING ................................................................................................................................ 10 Aanleiding ...................................................................................................................................... 10 Afbakening gebied ......................................................................................................................... 10 Doel onderzoek ............................................................................................................................. 10 Deelonderzoeksvragen .................................................................................................................. 10 Onderzoeksmethode ..................................................................................................................... 11 Organisatorische context .............................................................................................................. 11 Leeswijzer ...................................................................................................................................... 12 DEEL 1
INVENTARISATIE ...................................................................................................... 13
DEEL 1.1
INVENTARISATIE LEEGSTANDSPROBLEMATIEK .......................................................... 13
HOOFDSTUK 1
GEMEENTEN IN CIJFERS......................................................................................... 13
1.1
Algemeen........................................................................................................................... 13
1.2
Agrarische bedrijven gemeenten ...................................................................................... 15
1.3
Te koop cijfers ................................................................................................................... 19
1.4
Gemiddelde leeftijd agrariërs ............................................................................................ 20
HOOFDSTUK 2
VERGELIJKINGSINFORMATIE ................................................................................. 22
2.1
Benaderde partijen ............................................................................................................ 22
2.2
Onderzoeksrapport “Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied” ......... 22
HOOFDSTUK 3
LEEGSTAND ........................................................................................................... 24
3.1
Stoppers per jaar ............................................................................................................... 24
3.2
Leegstaande bedrijven op dit moment ............................................................................. 25
HOOFDSTUK 4 4.1
DESTEP Methode ............................................................................................................... 26
HOOFDSTUK 5 DEEL 1.2
FACTOREN............................................................................................................. 26
CONCLUSIE DEEL 1.1.............................................................................................. 28
BELEID PROVINCIAAL EN GEMEENTELIJK ................................................................... 30
HOOFDSTUK 6
PROVINCIE NOORD-BRABANT .............................................................................. 30
6.1
De transitie van stad en platteland, een nieuwe koers ..................................................... 30
6.2
Structuurvisie Ruimtelijke Ordening ................................................................................. 31
6.3
Verordening Ruimte 2014 ................................................................................................. 33 7
Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
6.4
Zorgvuldige veehouderij .................................................................................................... 35
6.5
Ruimte voor Ruimte regeling ............................................................................................ 36
6.6
Conclusie ........................................................................................................................... 36
HOOFDSTUK 7
PROVINCIE LIMBURG ............................................................................................ 37
7.1
Provinciaal Omgevingsplan Limburg ................................................................................. 37
7.2
Limburgs Kwaliteitsmenu .................................................................................................. 38
7.3
Conclusie ........................................................................................................................... 39
HOOFDSTUK 8
GEMEENTE HORST AAN DE MAAS ........................................................................ 40
8.1
Structuurvisie Horst aan de Maas ..................................................................................... 40
8.2
Bestemmingsplannen buitengebied Horst aan de Maas .................................................. 41
8.3
Glas voor Glasregeling ....................................................................................................... 45
8.4
Beleid plattelandswoningen .............................................................................................. 46
8.5
Conclusie ........................................................................................................................... 46
HOOFDSTUK 9
GEMEENTE DEURNE ............................................................................................. 47
9.1
Structuurvisie Deurne........................................................................................................ 47
9.2
VAB-beleid ......................................................................................................................... 49
9.3
Bestemmingsplan buitengebied Deurne ........................................................................... 49
9.4
Overig ................................................................................................................................ 51
9.5
Conclusie ........................................................................................................................... 52
HOOFDSTUK 10
GEMEENTE ZUNDERT .......................................................................................... 53
10.1
Structuurvisie Landschap 2025.......................................................................................... 53
10.2
Bestemmingsplan Buitengebied Zundert .......................................................................... 53
10.3
Beleidsnota Ruimte voor Ruimte gemeente Zundert ....................................................... 55
10.4
Beleidsnota plattelandswoning ......................................................................................... 56
10.5
Nota economisch beleid .................................................................................................... 56
10.6
Conclusie ........................................................................................................................... 56
HOOFDSTUK 11
GEBIEDEN EN LEEGSTAND................................................................................... 58
11.1
Gemeente Deurne ............................................................................................................. 58
11.2
Gemeente Zundert ............................................................................................................ 59
11.3
Gemeente Horst aan de Maas ........................................................................................... 59
HOOFDSTUK 12 CONLUSIE DEEL 1.2 .............................................................................................. 61 DEEL 2
ANALYSE .................................................................................................................. 63
HOOFDSTUK 13 INTERVIEWS ......................................................................................................... 63 13.1
Inleiding ............................................................................................................................. 63 8
Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
13.2
Knelpunten agrarische sector............................................................................................ 65
13.3
Behoeften agrarische sector ............................................................................................. 67
13.4
Andere input interviews .................................................................................................... 69
13.5
Functionaliteit beleid......................................................................................................... 69
HOOFDSTUK 14
CASESTUDIE ......................................................................................................... 72
14.1
Inleiding ............................................................................................................................. 72
14.2
Situatie 1 ............................................................................................................................ 72
14.3
Situatie 2 ............................................................................................................................ 74
EINDCONCLUSIE ......................................................................................................................... 76 AANBEVELINGEN ........................................................................................................................ 79 BEGRIPPENLIJST ......................................................................................................................... 81 LITERATUURLIJST........................................................................................................................ 84
9 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
INLEIDING In de inleiding zijn de aanleiding, de afbakening van het te onderzoeken gebied, de doelstelling van het onderzoek met daarbij de onderzoeksvragen beschreven. Daarnaast is de methode van het onderzoek beschreven. Aan het einde van deze inleiding wordt de organisatorische context van het onderzoek toegelicht.
Aanleiding De leegstandsproblematiek in Nederland komt veel aan bod. Zo wordt er veel aandacht besteed aan de leegstandsproblematiek rondom kantoren, winkels en woningen. Een gebied waar de leegstandsproblematiek nog niet zo bekend is, is de agrarische sector. Toch speelt de leegstandsproblematiek in de agrarische sector in veel gebieden. Uit de actualiteit komt onder andere naar voren dat de leegstand van vastgoed op het platteland de komende jaren gaat toenemen tot circa 30 miljoen vierkante meter aan bedrijfsoppervlak. (Bron: Leegstand buitengebied neemt toe, De Boerderij, 2013). Dit vormt de aanleiding en het onderwerp van dit afstudeeronderzoek.
Afbakening gebied De insteek van het onderzoek is om drie gemeenten in twee verschillende provincies met elkaar te vergelijken op het gebied van de leegstandproblematiek in de agrarische sector. De insteek is hierbij niet om een samenwerking aan te gaan met gemeenten die representatief zijn voor heel Nederland. Wel moeten de gemeenten voldoende te maken hebben met de problematiek. Er is gekozen voor provincie Noord-Brabant en Provincie Limburg. Deze twee provincies zijn buurprovincies waarbinnen de agrarische sector een belangrijke rol speelt. De drie gemeenten hierbinnen zijn gemeente Horst aan de Maas (provincie Limburg), gemeente Deurne en gemeente Zundert (Provincie Noord-Brabant). Deze drie gemeenten zijn zeer agrarische gemeenten en krijgen, of hebben, te maken met de leegstandsproblematiek van de agrarische sector. Gemeente Horst aan de Maas en gemeente Deurne zijn in deze ook buurgemeenten met verschillende visies. Gemeente Zundert is in dit onderzoek betrokken als vergelijkingsgemeente. Door juist te kiezen voor zeer agrarische gemeenten wordt het probleem daar onderzocht waar het waarschijnlijk het meest gevoeld wordt.
Doel onderzoek Met de doelstelling wordt de richting van het afstudeeronderzoek aangegeven. De doelstelling van het onderzoek is om een adviesrapport aan te leveren waarin de leegstandproblematiek van gemeente Deurne, gemeente Zundert en gemeente Horst aan de Maas in de agrarische sector kwantitatief wordt vastgesteld. Daarnaast het in kaart brengen welke factoren een rol spelen bij de leegstandproblematiek in deze gemeenten en sector. Waarna er een inventarisatie en beschrijving gemaakt wordt van de instrumenten/beleid op provinciaal en gemeentelijk niveau. Met de inzichten die opgedaan zijn met dit vooronderzoek, wordt er een praktijkanalyse gemaakt die een koppeling vormt tussen de theorie en praktijk. Waarna aanbevelingen gedaan kunnen worden. Vanuit de aanleiding en het doel van het onderzoek is de volgende centrale vraagstelling voortgevloeid: ‘Welke elementen spelen een rol bij de invulling van leegkomend/leegstaand agrarisch vastgoed, en op welke manier kan, rekening houdend met die elementen, de beste invulling gegeven worden aan leegkomend/leegstaand agrarisch vastgoed.’
Deelonderzoeksvragen De deelonderzoeksvragen geven vorm aan het onderzoek en leiden tot het beantwoorden van de centrale vraagstelling. Het onderzoek zal worden uitgesplitst in twee fasen (inventarisatie en analyse) waarbij verschillende deelonderzoeksvragen gesteld worden.
Inventarisatie 1.
2.
Wat is de omvang (in aantallen/m²) van de leegstandsproblematiek van agrarisch vastgoed in gemeente Deurne, gemeente Zundert en gemeente Horst aan de Maas? Welke factoren zijn hierbij van grote invloed? Over welk beleid/instrumenten beschikt de provincie/gemeenten voor het beheersen van leegstaand/leegkomend agrarisch vastgoed? Hoe wordt dit toegepast?
10 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Analyse
Waar liggen de ‘knelpunten en behoeften’ van de betrokken partijen, in gemeente Deurne, gemeente Zundert en gemeente Horst aan de Maas, met betrekking tot het beheersen van leegstaand/leegkomend agrarisch vastgoed? De betrokken partijen zijn hierbij: a. Gemeenten Deurne, gemeente Zundert en gemeente Horst aan de Maas; b. Agrariërs met betrekking tot de situatie; Wat is de functionaliteit van de beschikbare instrumenten/beleid voor het beheersen van leegstaand/leegkomend agrarisch vastgoed in de praktijk?
Onderzoeksmethode Het afstudeeronderzoek bestaat uit een bureau- en veldonderzoek. De doelstelling van het onderzoek is meer dan het leveren van enkel kennis en informatie. De verkregen informatie uit de inventarisatie wordt in het analyserende deel van het onderzoek getoetst aan de praktijk en verwerkt tot een eindproduct. De centrale vraagstelling is een open vraag omdat niet vast staat wat de uitkomst zal zijn. (Bron: Basisboek methoden en technieken, Ben Baarda, 2012)
Het eerste deel van de inventarisatie, het vaststellen van de grootte van de leegstandsproblematiek, is een kwantitatief beschrijvend onderzoek. Bij dit onderzoek wordt aan de hand van informatie onderzocht wat de frequentie is van de leegstandsproblematiek in gemeente Deurne, gemeente Zundert en gemeente Horst aan de Maas. Er wordt gebruik gemaakt van bestaande gegevens van de gemeenten, deze worden vergeleken met tellingen die zelf uitgevoerd worden. (Bron: Dit is een onderzoek, Ben Baarda, 2009). Bij het vaststellen van de factoren die een rol spelen bij de leegstandsproblematiek wordt gebruik gemaakt van een kwantitatief explorerend onderzoek. Hierbij wordt verder gegaan dan alleen het vaststellen van de cijfers, er wordt ook vastgesteld welke factoren hierbij een rol spelen. (Bron: Basisboek methoden en technieken, Ben Baarda, 2012)
Het tweede deel van de inventarisatie, het inventariseren van het bestaande beleid, is een kwalitatief verkennend onderzoek. Bij dit deel van het onderzoek is als doel gesteld het verkrijgen van nieuwe inzichten van mogelijkheden binnen het beleid/instrumenten. Er wordt hierbij gebruik gemaakt van de bestaande beleidsstukken, hierdoor komt het overeen met een literatuuronderzoek. (Bron: Dit is een onderzoek, Ben Baarda, 2009). De methode van dataverzameling die toegepast gaat worden bij de inventarisatie, is het gebruik maken van informanten, dit zijn personen bij wie informatie opgevraagd wordt. Ook wordt er gebruik gemaakt van bestaande gegevens, zoals rapporten, artikelen en beleidsstukken. (Bron: Dit is een onderzoek, Ben Baarda, 2009). De analyse bestaat uit een kwantitatief toetsend onderzoek. De gegevens van het kwalitatief vooronderzoek (inventarisatie) worden getoetst aan de praktijk. Aan de hand van een evaluatieonderzoek (dit is een vorm van toetsend onderzoek) wordt bekeken of het ontwikkelde beleid en instrumenten van de gemeenten het gewenste effect hebben op de leegstandsproblematiek. (Bron: Dit is een onderzoek, Ben Baarda, 2009). Er wordt vanuit verschillende invalshoeken bekeken wat dit effect is. Dit wordt op de volgende manieren gedaan: Er worden twee scenario’s uitgewerkt waarmee de werking van het gemeentelijk beleid/instrumenten wordt getoetst. Dit wordt gedaan aan de hand van een casestudie. Er wordt bekeken wat de functionaliteit is van de gebruikte instrumenten. Verschillende partijen die te maken hebben, of te maken hebben gehad met het beleid worden naar een mening gevraagd hierover. Dit wordt gedaan aan de hand van interviews. Personen die worden geïnterviewd zijn: o Ambtenaren van de gemeente Horst aan de Maas, gemeente Deurne en gemeente Zundert die dagelijks met dit onderwerp te maken hebben. o Agrariërs die in aanraking zijn geweest of in aanraking komen met het probleem
Organisatorische context Het onderzoek wordt uitgevoerd in samenwerking met Aelmans Adviesgroep te Baexem, afdeling Ruimte, Omgeving en Milieu. Daarnaast is een samenwerking aangegaan met gemeente Deurne, gemeente Zundert en gemeente Horst aan de Maas in de vorm van informatie verstrekking vanuit de gemeenten. Het advies wat voortvloeit uit het onderzoeksrapport is geschreven voor Aelmans Adviesgroep, maar daarnaast zal het advies ook deels voor de gemeenten van toepassing zijn.
11 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Leeswijzer Het onderzoek bestaat uit twee delen. Het eerste deel omvat de inventarisatie, in deel 1.1 wordt de leegstand van agrarisch vastgoed geïnventariseerd. Hiervoor worden eerst algemene cijfers onderzocht in hoofdstuk 1, zoals het oppervlak van de gemeenten, het aantal agrarische bedrijven en de verdeling per bedrijfstak. In hoofdstuk 2 worden deze cijfers vergeleken met antwoorden van benaderde partijen en een onderzoeksrapport wat in maart 2014 gepubliceerd is. Daarna wordt in hoofdstuk 3 op verschillende manieren een indicatie gegeven van de leegstand in de drie gemeenten. In het laatste hoofdstuk van deel 1.1 wordt ingegaan op de factoren die een rol spelen bij leegstand van agrarisch vastgoed, dit wordt gedaan aan de hand van de DESTEP methode. In deel 1.2 van dit onderzoek wordt het provinciaal en gemeentelijk beleid geanalyseerd. Als eerste komt het beleid van provincie Noord-Brabant en provincie Limburg aan bod, wat gevolgd wordt door het beleid van gemeente Horst aan de Maas, gemeente Deurne en gemeente Zundert. Als laatste wordt er een link gelegd tussen de leegstaande bedrijven en de gebieden (voortkomend uit beleid) waar deze bedrijven in gevestigd zijn. Deel twee van het onderzoek omvat de analyse. Voor deze analyse zijn eerst interviews gehouden met agrariërs en ambtenaren, deze zijn verwerkt in hoofdstuk 13. In hoofdstuk 14 wordt het gemeentelijk beleid getoetst aan de hand van twee verschillende casestudies. Er wordt geprobeerd een link te leggen tussen al het onderzochte. Aan het einde van dit onderzoek worden conclusies en aanbevelingen gegeven richting Aelmans adviesgroep.
12 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
DEEL 1
INVENTARISATIE
In het eerste deel van het onderzoek (Deel 1 Inventarisatie) wordt een bureaustudie gedaan naar de leegstand in het agrarisch vastgoed van de gemeenten. Daarnaast wordt er gekeken wat gemeenten en provincies doen om dit probleem aan te pakken. Deel 1 is opgebouwd uit twee delen (deel 1.1 Inventarisatie leegstandsproblematiek en deel 1.2 beleid provinciaal en gemeentelijk) welke ieder een eigen deelvraag beantwoorden. De volgende deelvragen worden beantwoord in deel 1 van het onderzoek: 1. Wat is de omvang (in aantallen/m²) van de leegstandsproblematiek van agrarisch vastgoed in gemeente Deurne, gemeente Zundert en gemeente Horst aan de Maas? Welke factoren zijn hierbij van grote invloed? 2. Over welk beleid/instrumenten beschikt de provincie/gemeenten voor het beheersen van leegstaand/leegkomend agrarisch vastgoed? Hoe wordt dit toegepast?
DEEL 1.1
INVENTARISATIE LEEGSTANDSPROBLEMATIEK
In dit deel van het onderzoek wordt een vooronderzoek gedaan naar de leegstandsproblematiek in de drie gemeenten (Deurne, Zundert en Horst aan de Maas). Dit onderzoek wordt gedaan om te kunnen vaststellen hoe groot het probleem is of gaat worden in de gemeenten. Bij dit deel van het onderzoek hoort de volgende deelvraag: Wat is de omvang (in aantallen/m²) van de leegstandsproblematiek van agrarisch vastgoed in gemeente Deurne, gemeente Zundert en gemeente Horst aan de Maas? Welke factoren zijn hierbij van grote invloed? Om de deelvraag te kunnen beantwoorden wordt er als eerste de gegevens van de gemeenten in kaart gebracht. Dit wordt op verschillende manieren gedaan en vanuit verschillende invalshoeken. Daarna wordt er gekeken wat er over het onderwerp geschreven wordt in de actualiteit en wordt er gekeken naar de mening van derde partijen. Als derde wordt geprobeerd om aan de hand van onderzochte informatie een oordeel te vellen over de leegstand in de gemeenten. Als laatste wordt ingegaan op de factoren die hierin een rol spelen. Hiervoor wordt een analyse aan de hand van de DESTEP methode gemaakt. Deze wordt gemaakt aan de hand van informatie die verkregen is in het vooronderzoek.
HOOFDSTUK 1
GEMEENTEN IN CIJFERS
Hoofdstuk 1 is een eerste kennisgeving van de kwantitatieve cijfers van de drie gemeenten die worden betrokken bij het afstudeeronderzoek. In de eerste paragraaf wordt een indruk gegeven van de omvang van de drie gemeenten. Als tweede wordt specifieker ingegaan op de agrarische sector en wordt het aantal bedrijven in deze sector weergegeven. Als derde in dit hoofdstuk wordt een indruk gegeven van de te koop staande agrarische bedrijven in de drie gemeenten. Als laatste wordt er ingegaan op de leeftijd van de agrariër.
1.1
Algemeen
De omvangcijfers zijn op een rij gezet om een goede vergelijking te kunnen maken van de gemeenten. De cijfers die getoond worden hebben enkel betrekking op het buitengebied van de drie gemeenten. Als eerst wordt een korte algemene omschrijving van iedere gemeente gegeven. Daarna wordt ingegaan op de oppervlakte van het buitengebied van de gemeenten. Deze cijfers zijn nodig om later mede de leegstand van agrarische bedrijven in het buitengebied van de gemeenten te kunnen bepalen.
1.1.1 Omschrijving gemeenten Gemeente Horst aan de Maas De gemeente Horst aan de Maas is een gemeente in provincie Limburg. Per 1 januari 2010 is er een nieuwe gemeente Horst aan de Maas ontstaan, dit als gevolg van een fusie tussen de voormalige gemeente Horst aan de Maas, gemeente Sevenum en uit de gemeente Meerlo-Wanssum de dorpen Meerlo, Swolgen en Tienray. Hierdoor telt de gemeente Horst aan de Maas nu 41.732 inwoners verdeeld over de volgende 16 kernen: America, Broekhuizen, Broekhuizenvorst, Evertsoord, Griendtsveen, Grubbenvorst, Hegelsom, Horst, Kronenberg, Lottum, Meerlo, Melderslo, Meterik, Sevenum, Swolgen en Tienray. (Bron: Algemene informatie gemeente Horst aan de Maas, gemeente Horst aan de Maas, 2014)
13 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Gemeente Deurne De gemeente Deurne is een gemeente gelegen in het oosten van de provincie Noord-Brabant, tegen de Limburgse grens. De gemeente Deurne bestaat al meer dan 75 jaar en bestaat uit de kernen Deurne, Liessel, Vlierden, Neerkant en Helenaveen. Met deze kernen samen telt de gemeente Deurne een inwonersaantal van 32.000 inwoners. (Bron: Algemene informatie gemeente Deurne, gemeente Deurne, 2014)
Gemeente Zundert De gemeente Zundert is gelegen in het zuiden van provincie Noord-Brabant tegen de Belgische grens. In 1997 is de gemeente heringedeeld, de gemeente Rijsbergen en de gemeente Zundert zijn toen samengegaan. De gemeente Zundert bestaat nu uit 5 kernen: Achtmaal, Klein Zundert, Rijsbergen, Wernhout en Zundert met een inwonersaantal van 21.404 inwoners. Het grootste deel van de beroepsbevolking is werkzaam in de agrarische sector. (Bron: Algemene informatie gemeente Zundert, gemeente Zundert, 2014)
1.1.2
Oppervlakten gemeenten
Door de oppervlakte van de drie gemeenten naast elkaar te zetten, is snel een indruk te verkrijgen van de grootte van een gemeente en te vergelijken met andere gemeenten. Gemeente Gemeente Horst aan de Maas Gemeente Deurne Gemeente Zundert
Totaal oppervlak gemeente 19.195 hectare, waarvan 18.863 hectare land 11.902 hectare 12.012 hectare, waarvan 11.988 hectare land
Totaal oppervlak buitengebied Ca. 16.807 hectare
Totaal oppervlak buitengebied in % 89,1%
Ca. 10.223 hectare Ca. 11.563 hectare
85,9% 96,5%
Tabel 1: Oppervlakte gemeenten Bron Horst aan de Maas: Structuurvisie Horst aan de Maas, gemeente Horst aan de Maas, 2013 Horst aan de Maas in cijfers, bodemgebruik, CBS, 2010 Bron Deurne: Sociaal economische analyse, gemeente Deurne, 2013 Bestemmingsplankaart Bestemmingsplan buitengebied Deurne, gemeente Deurne, 2013 Bron Zundert: Algemene informatie gemeente Zundert, gemeente Zundert, 2014 Bestemmingsplankaart Bestemmingsplan buitengebied Zundert, gemeente Zundert, 2012
Tabel 1 laat te totale oppervlakte van de gemeenten zien in hectare en de totale oppervlakte van het buitengebied van de gemeenten in hectare. Uit de tabel kan geconcludeerd worden dat gemeente Horst aan de Maas de grootste gemeente is en het grootste buitengebied tot haar beschikking heeft. Als men kijkt naar de verhouding (%) heeft gemeente Zundert te maken met het grootste buitengebied. In tabel 2 is specifieker op de agrarische sector geselecteerd. Deze tabel laat zien hoeveel hectare van de gemeenten gebruikt wordt voor agrarische doeleinden. In de laatste kolom van de tabel wordt weergegeven hoeveel hectare er in het buitengebied van de gemeenten wordt aangewezen als agrarisch bouwvlak. Bouwvlak wil hierbij zeggen, de ruimte waarop een agrarisch bedrijf agrarische voorzieningen (o.a. bedrijfsbebouwing en bijbehorende bouwwerken) mag vestigen. Voor gemeente Horst aan de Maas zijn er geen cijfers beschikbaar voor het bepalen van het aantal hectare wat aangewezen is als bouwvlak. In gemeente Deurne is 8,4% van het agrarische grondgebruik aangewezen als bouwvlak. Voor gemeente Zundert is dit 8,9%. Met deze twee cijfers wordt er een inschatting gemaakt voor gemeente Horst aan de Maas. Het percentage aan bouwvlak is geschat op 8,6%. Wanneer men dit terug rekent naar hectare van het agrarisch grondgebruik is dit 1.144 hectare aan bouwvlak.
14 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Gemeente Gemeente Horst aan de Maas Gemeente Deurne Gemeente Zundert
Totaal oppervlak agrarisch grondgebruik 13.305 hectare
Totaal oppervlak agrarisch bouwvlak Ca. 1.144 hectare
Totaal oppervlak agrarisch bouwvlak % 8,6 %
7.556 hectare 9.700 hectare
Ca. 631 hectare Ca. 862 hectare
8,4% 8,9%
Tabel 2: Oppervlak agrarische sector Bron oppervlak agrarisch grondgebruik: Bron agrarisch bouwvlak Deurne: Bron agrarisch bouwvlak Zundert:
1.2
Landbouw; gewassen, dieren en grondgebruik naar gemeente, CBS, 2014 Oppervlakten agrarische bouwvlakken bestemmingsplan, gemeente Deurne, 2013 Rapportage bestemmingsplankaart buitengebied Zundert, gemeente Zundert, 2012
Agrarische bedrijven gemeenten
In deze paragraaf wordt uiteen gezet hoeveel agrarische bedrijven iedere gemeente telt en in welke bedrijfstak van de agrarische sector de bedrijven actief zijn.
1.2.1
Agrarische bedrijven
In tabel 3 zijn het aantal agrarische bedrijven per gemeente weergegeven. De cijfers zijn afkomstig van het CBS en een telling vanaf de bestemmingsplankaarten van de betreffende gemeenten. De cijfers van de twee bronnen zijn naast elkaar gezet.
Horst aan de Maas Deurne Zundert
CBS (2013) 552 399 510
Bestemmingsplankaart* 891 (2009) 556 (2013) 779 (2012)
* inclusief Vrijkomende Agrarische Bebouwing (VAB) Tabel 3: Aantal bedrijven Bron: Landbouw; gewassen, dieren en grondgebruik naar gemeente, CBS, 2014 Bestemmingsplankaarten buitengebied Horst aan de Maas, Zundert, deurne.
Het cijfer van het CBS zijn de aantallen landbouwbedrijven, hier valt bij het CBS onder: grondgebruik, akkerbouw, tuinbouw open grond, tuinbouw onder glas, tuinbouw overig, grasland en groenvoedergewassen, graasdieren en hokdieren. (Bron: Landbouw; gewassen, dieren en grondgebruik naar gemeente, CBS, 2014) Op de bestemmingsplankaarten van het buitengebied van de desbetreffende gemeente zijn het aantal agrarische bouwvlakken geteld. (Bron: bestemmingsplankaarten buitengebied gemeente Zundert, Deurne en Horst aan de Maas). De cijfers verschillen nogal van elkaar. Dit kan de volgende reden hebben: De cijfers van het CBS zijn afkomstig van de landbouwtelling die ieder jaar opnieuw moet worden ingevuld door agrariërs. (Deze landbouwtelling is bij wet verplicht en dus een zeer betrouwbare bron). Voor het bepalen van cijfers van de bestemmingsplankaarten zijn het aantal agrarische locaties geteld. Het kan zo zijn dat één bedrijf op meerdere locaties zit en dus meerdere bouwvlakken heeft. Niet alle cijfers zijn uit hetzelfde jaar. Zoals te zien in afbeelding 1 neemt het aantal bedrijven af in de loop van de jaren. Bij de cijfers van de bestemmingsplankaarten zijn de bedrijven meegeteld die als “Agrarisch-VAB” bestemd zijn. Dit zijn voormalige agrarische bedrijven. Deze worden bij de cijfers van CBS niet meegeteld. Wanneer op een locatie de bedrijfsvoering gestopt is, is dit bedrijf wel meegeteld als locatie op de bestemmingsplankaart, maar wordt dit bedrijf niet meer meegeteld in de landbouwtelling. Bij de bovengenoemde redenen zijn geen aantallen bekend. Er kan dus niet gezegd worden dat de cijfers precies overeenkomen wanneer met deze redenen rekening wordt gehouden. In het rapport wordt verder uitgegaan van de CBS cijfers bij het aantal bedrijven, en van de telling op bestemmingsplankaart als er gesproken wordt over het aantal agrarische locaties.
15 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Afbeelding 1: Aantal agrarische bedrijven per gemeente Bron: Landbouw; gewassen, dieren grondgebruik naar gemeente, CBS, 2014
en
In de grafiek op afbeelding 1 zijn het aantal agrarische bedrijven in de loop van de jaren weergegeven aan de hand van de cijfers van het CBS. Hieruit blijkt dat Horst aan de Maas de meeste agrarische bedrijven heeft en Deurne de minste. Ook blijkt, door de jaren naast elkaar te zetten, dat het aantal agrarische bedrijven elk jaar afneemt. Ter vergelijking is het landelijk aantal bedrijven in afbeelding 2 weergegeven. In afbeelding 2 kan men zien dat ook landelijk het aantal agrarische bedrijven afneemt. Tussen 1950 en 2012 is het landelijk aantal agrarische bedrijven afgenomen met 80%. Er kan dus geconcludeerd worden dat de landelijke trend van afnemend aantal agrarische bedrijven zich ook voordoet in alle drie de gemeenten.
Afbeelding 2: Aantal agrarische bedrijven landelijk Bron: Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied, Innovatie Netwerk, 2014
Zoals te zien in afbeelding 2 is het aantal bedrijven landelijk tussen 1950 en 1990 het sterkste gedaald. Dit had o.a. de volgende redenen: Het aandeel van de landbouw in de economie daalde sterk. Het bruto binnenlands product nam af van een aandeel van 15% in 1950 naar een aandeel van ca. 4% in 1990. Deze afname werd vooral veroorzaakt doordat de prijzen van landbouwproducten sterk daalden. Andere reden was de schaalvergroting in die tijd. Door fusies en overnames konden prijzen gedrukt worden. Bron: landbouw, Centraal planbureau, 2006
Te zien is dat de afname van bedrijven de laatste jaren stabiel is gebleven. Dit heeft volgens de Europese Unie de volgende reden: het is waarschijnlijk een gevolg van de economische crisis. De agrarische sector biedt zekerheid op het gebied van werkgelegenheid. Er zijn minder alternatieve banen beschikbaar (Bron: Crisis tempert afnamen agrarische bedrijven, Melvee.nl, 2013). De agrarische sector is de enige commerciële sector die is gegroeid sinds in 2009 de crisis uitbrak. (Bron: Boerderij zoekt (jonge) boer, NOS, 2014)
16 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
1.2.2
Aandeel per bedrijfstak
Er is een onderscheid gemaakt in de verschillende soorten bedrijfstakken in de agrarische sector. Dit is gedaan door middel van het CBS en door de telling die gedaan is aan de hand van de bestemmingsplankaarten van het buitengebied van de verschillende gemeenten.
CBS De agrarische sector is onderverdeeld in verschillende bedrijfstakken: akkerbouw, tuinbouw, glastuinbouw, intensieve veehouderij en veehouderij. In tabel 4 is aangegeven wat er volgens het CBS allemaal onder de bedrijfstakken valt. Akkerbouw
Tuinbouw
Glastuinbouw
Aardappelen Akkerbouwgroenten
Bloembollen en –knollen Bloemkwekerijgewassen
Granen Graszaden
Boomkwekerijgewassen en vaste planten Fruit open grond
Bloemkwekerijgewassen Boomkwekerijgewassen en vaste planten Fruit onder glas
Handelsgewassen
Tuinbouwgroenten
Peulvruchten Suikerbieten Overige akkerbouwgewassen Braak
Bollenbroei Paddenstoelenteelt Wiltloftrek
Glasgroenten
Intensieve veehouderij Varkens Kippen
Veehouderij
Kalkoenen
Geiten
Slachteenden
Paarden en pony’s
Rundvee Schapen
Overig pluimvee Konijnen Edelpelsdieren
Tabel 4: Onderverdeling bedrijfstakken a.d.h.v. CBS Bron: Landbouw; gewassen, dieren en grondgebruik naar gemeente, CBS, 2014
In de cirkeldiagrammen (afbeelding 3,4 en 5) zijn het aantal bedrijven per bedrijfstak weergegeven volgens de cijfers van het CBS. De aantallen zijn weergegeven in percentages.
Afbeelding 3: Cirkeldiagram aantal bedrijven gemeente Horst aan de Maas 2013, aan de hand van cijfers van het CBS Afbeelding 4: Cirkeldiagram aantal bedrijven gemeente Deurne 2013, aan de hand van cijfers van het CBS Afbeelding 5: Cirkeldiagram aantal bedrijven gemeente Zundert 2013, aan de hand van cijfers van het CBS. Bron: Landbouw; gewassen, dieren en grondgebruik naar gemeente, CBS, 2014
17 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Afbeelding 6: Cirkeldiagram aantal bedrijven Nederland 2013, aan de hand van cijfers van het CBS. Bron: Landbouw; gewassen, dieren en grondgebruik naar gemeente, CBS, 2014
Wanneer men de cirkeldiagrammen vergelijkt, kan men zien dat Gemeente Horst aan de Maas en gemeente Zundert veel afwijken van het gemiddelde in Nederland (afbeelding 6). Gemeente Deurne komt wel goed overeen met het gemiddelde van Nederland. Zij wijken alleen af van het gemiddelde als het gaat om de intensieve veehouderij.
Bestemmingsplankaarten buitengebeid Op de bestemmingsplankaarten van het buitengebied van de gemeente Deurne en gemeente Zundert wordt er onderscheid gemaakt in de bedrijfstak van het agrarisch bedrijf. Deze telling is ook weergegeven in cirkeldiagrammen, deze zijn hieronder weergegeven (afbeelding 7 en 8).
Afbeelding 7: Cirkeldiagram aantal bedrijven gemeente Deurne Bron: Bestemmingsplankaart buitengebied Deurne, gemeente Deurne, 2013
18 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Afbeelding 8: Aantal bedrijven gemeente Zundert Bron: Bestemmingsplankaart buitengebied Zundert, gemeente Zundert, 2012
De fusie van de gemeente Horst aan de Maas is nog niet verwerkt in een nieuw bestemmingsplan. De bestemmingsplannen en de bestemmingsplankaarten bestaan in gemeente Horst aan de Maas nog uit drie verschillende bestemmingsplannen. Alleen bij het bestemmingsplan van Meerlo wordt er geen onderscheid gemaakt in de agrarische bedrijven, hierbij worden alleen de agrarische locaties aangegeven. Bij de andere twee bestemmingsplankaarten wordt dit wel gedaan. Hierdoor kan er voor deze gemeente geen onderscheid worden gemaakt in de agrarische bedrijven. Ook zijn er drie verschillende regels en toelichtingen over drie verschillende buitengebieden. Hierdoor zijn ze ook moeilijk te vergelijken. Uit de cirkeldiagrammen van beide bronnen komt naar voren dat in gemeente Deurne de meeste agrarische bedrijven, veehouderij bedrijven zijn. Tuinbouw bedrijven komen hier bijna niet voor. In gemeente Zundert is het grootste gedeelte van de agrarische bedrijven juist tuinbouwbedrijven en komen de veehouderijbedrijven minder voor. In de gemeente Horst aan de Maas is het iets meer verdeeld onder de bedrijfstakken. Maar ook hier vertegenwoordigen de tuinbouwbedrijven en akkerbouwbedrijven de grootste rol.
1.3
Te koop cijfers
In deze paragraaf wordt een indruk gegeven van het aantal te koop staande bedrijven in de verschillende gemeenten. Dit gegeven is bepaald om te kunnen kijken of bedrijven die te koop staan ook werkelijk leegstaan. Het aantal te koop staande agrarische bedrijven in de drie gemeenten is achterhaald via www.fundalandelijk.nl (Bron: Funda landelijk, Funda Real Estate BV, 2014), en het raadplegen van verschillende regionale makelaars. In tabel 5 is weergegeven van hoeveel bedrijven bekend is (openbaar) dat deze te koop staan. Bij dit gegeven moet vermeld worden dat niet alle bedrijven die te koop staan ook openbaar bekend zijn. Gemeente Horst aan de Maas Deurne Zundert
Te koop staande agrarische bedrijven. Ca. 19 agrarische bedrijven Ca. 13 agrarische bedrijven Ca. 16 agrarische bedrijven
Tabel 5: Aantal te koop staande agrarische bedrijven Bron: Funda landelijk, Funda Real Estate BV, 2014
19 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Voor iedere gemeenten is op adresniveau opgezocht welke bedrijven te koop staan. Op afbeelding 9, 10 en 11 is per gemeente te zien waar de te koop staande bedrijven gevestigd zijn in de gemeente.
Afbeelding 9: Te koop bedrijven Zundert Afbeelding 10: Te koop bedrijven Horst aan de Maas Afbeelding 11: Te koop bedrijven Deurne
De te koop staande bedrijven liggen redelijk verspreid over de gemeente, zoals te zien op afbeelding 9, 10 en 11. Men moet zich er van bewust zijn dat niet alle leegstaande bedrijven te koop staan (zoals eerder vermeld) en niet alle bedrijven die te koop staan ook leeg staan. Verschillende makelaars in iedere gemeente zijn gecontacteerd met de vraag hoelang agrarische bedrijven gemiddeld te koop staan voor ze verkocht worden. Uit de reacties komt naar voor dat agrarische bedrijven gemiddeld minimaal 1 jaar en langer te koop staan. Reacties zijn weergegeven in bijlage 1 van het bijlagendocument. Uit de actualiteit komt naar voor dat vrijkomende agrarische bebouwing moeilijk te verkopen is. In 2013 waren er minder transacties en de transacties die er waren, lagen op een lager prijsniveau. (Bron: Diverse lichtpuntjes in matig jaar agrarische vastgoedmarkt, NVM, 2014). De gemiddelde verkoopprijs van een woonboerderij daalde sinds 2008 van 520.000 naar zo’n 370.000 euro. (Bron: Forse waardeval lege boerderijen, Nieuwe Oogst, 2014)
1.4
Gemiddelde leeftijd agrariërs
Uit actualiteiten komt naar voren dat de gemiddelde leeftijd van agrariërs erg hoog ligt. ‘Slechts 4 procent van alle boeren in Nederland is jonger dan 35 jaar’. (Bron: Boerderij zoekt (jonge) boer, NOS, 2014). Voor de gemeentes Deurne, Zundert en Horst aan de Maas geldt dit ook. In tabellen 6, 7 en 8 komt naar voren dat bijna de helft van de agrariërs 55 jaar of ouder is. Zundert kent bij de varkensbedrijven minder dan 20 bedrijven met een bedrijfshoofd van 55 jaar of ouder, deze zijn buiten beschouwing gelaten.
20 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Aandeel bedrijven met 55-plusser als bedrijfshoofd Deurne Horst aan de Maas
Varkensbedrijven 38,1% 32,4%
Tabel 6: Bedrijfshoofd ouder dan 55 jaar, varkensbedrijven
Aandeel bedrijven met 55-plusser als bedrijfshoofd Zundert Deurne Horst aan de Maas
Akkerbouwbedrijven 63,2% 55,6% 50,8%
Tabel 7: Bedrijfshoofd ouder dan 55 jaar, akkerbouwbedrijven
Aandeel bedrijven met 55-plusser als bedrijfshoofd Deurne Horst aan de Maas Zundert
Land- en tuinbouwbedrijven 47,2% 46,9% 45,2%
Tabel 8: Bedrijfshoofd ouder dan 55 jaar, land- en tuinbouwbedrijven. Bron: Waar zitten de meeste 55-plus varkenshouders, Boer en Business, 2014
Voorgaande tabellen bevestigen wat er in de actualiteit vaak geschreven wordt. Een groot deel (gemiddeld de helft) van de bedrijfshoofden van een agrarisch bedrijf is ouder dan 55 jaar. Bij de akkerbouwbedrijven ligt dit percentage hoger dan bij de varkensbedrijven. Dit kan te verklaren zijn doordat akkerbouwers veelal hobbyboeren zijn of de akkerbouw er als nevenactiviteit bij doen. Van alleen akkerbouw kan een agrariër vaak niet rondkomen. Het lage percentage bij de varkensbedrijven heeft waarschijnlijk te maken met de varkenspest en MKZ. Tijdens deze epidemieën zijn strengere regels opgesteld omtrent de intensieve veehouderij, waardoor agrariërs voor de keuze stonden of te investeren of te stoppen. Agrariërs die geïnvesteerd hebben waren waarschijnlijk jonge boeren of boeren die een opvolger hadden. De hoge leeftijd van agrariërs kan een probleem zijn als er geen opvolging is. Als er opvolging is wordt de bedrijfsvoering van het bedrijf voortgezet. Als er geen opvolging is, en de agrariër komt op de leeftijd van stoppen, komt het bedrijf leeg te staan. Over de mogelijkheid tot opvolging in de drie gemeenten zijn geen cijfers beschikbaar. Het bestemmingsplan buitengebied Horst geeft aan: ‘De opvolgingssituatie is voor ruim de helft van de bedrijven gewaarborgd. Dit betreft vooral bedrijven met een ondernemer jonger dan 40 jaar (48%). Voor 38% van de bedrijven is nog niet bekend of een opvolger het bedrijf in de toekomst voortzet.’ Deze cijfers zijn gedateerd omdat het bestemmingsplan uit 2008 afkomstig is. Voorgaand stuk is een aanname van redenen. Deze aanname zijn gebaseerd op eigen inzichten en uiteenzettingen.
21 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
HOOFDSTUK 2
VERGELIJKINGSINFORMATIE
Het volgende hoofdstuk is een aanvulling op hoofdstuk 1. In dit hoofdstuk worden gegevens weergegeven die gebruikt worden voor het bepalen van de leegstandcijfers in de verschillende gemeenten, maar welke geen kwantitatieve cijfers zijn. Het gaat hier om reacties van partijen die benaderd zijn en gegevens uit een onderzoeksrapport “Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied” wat in maart 2014 is verschenen (Bron: Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied, InnovatieNetwerk, 2014).
2.1
Benaderde partijen
De benaderde partijen hebben antwoord gegeven op de vraag of zij beschikken over actuele leegstandcijfers van de betreffende gemeenten. Deze reacties zijn terug te lezen in bijlag 1 van het bijlagendocument. Uit de reacties is goed te concluderen dat er maar weinig actuele leegstandcijfers beschikbaar zijn. De cijfers die beschikbaar zijn, zijn inschattingen en aannames. Gesproken partijen vinden het daarom ook moeilijk om goede inschattingen te maken voor de leegstandcijfers van de betreffende gemeenten.
2.2
Onderzoeksrapport “Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied”
In maart 2014 is er een onderzoek naar vrijkomende agrarische bebouwing in het buitengebied gepubliceerd door InnovatieNetwerk. (Bron: Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied, InnovatieNetwerk, 2014). Het onderzoek is op landelijk niveau uitgevoerd en heeft veel raakvlakken met dit onderzoek. In het onderzoek ‘Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied’ worden een aantal conclusies getrokken en cijfers benoemd die gebruikt kunnen worden in dit onderzoek. Daarom is aan het onderzoek ‘Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied’ een aparte paragraaf gewijd. In het rapport ‘Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied’ wordt gesteld dat het aantal agrarische bedrijven tussen 1950 en 2012 met meer dan 80% is afgenomen. Het areaal cultuurgrond nam in die tijd veel minder af, namelijk met 20%. Hieruit komt het proces van schaalvergroting naar voren. “Uit een analyse van het aantal erven volgt dat in 2012 in Nederland gemiddeld 1 op de 10 erven in het landelijk gebied nog in agrarisch gebruik is. Onder ‘erf’ wordt een locatie in het landelijk gebied verstaan.” Er zijn echter wel regionale verschillen. In afbeelding 12 is per gemeente het percentage erven dat momenteel in agrarisch gebruik is weergegeven. In Horst aan de Maas is dit 10-14% en in Deurne en Zundert is dit meer dan 14%. Deze gemeenten zijn omcirkeld in afbeelding 12. Afbeelding 12: Percentage agrarische erven Bron: Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied, InnovatieNetwerk, 2014
22 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Het rapport stelt dat het aantal ondernemers dat ermee gestopt is, landelijk tien jaar lang schommelde rond de 3 en 3,5% per jaar, dit percentage is in de laatste jaren gestabiliseerd rond de 2%. “In 2012 waren er bijna 64.000 agrarische bedrijven (exclusief glastuinbouwbedrijven) in Nederland. Ten opzichte van het jaar 2000 zijn er in 2012 ruim 22.000 bedrijven gestopt. Trekken we deze trend door naar de toekomst, dan zullen er vanaf nu tot 2030 tussen de 16.000 en 24.000 agrarische bedrijven stoppen.” Om een indicatie van de potentiële stoppers in de periode 2012-2030 te krijgen, gaat het rapport uit van het aantal bedrijfseigenaren wat ouder is dan 50 zonder opvolger, dit zijn er landelijk 24.000 gelijk aan gemiddeld 1300m2 bebouwingsoppervlak. Dit is volgens het rapport een goede indicator en het aantal bedrijven komt overeen met het aantal stoppers dat verwacht wordt op basis van het doortrekken van de trend. In dit afstudeeronderzoek kunnen deze aannamen niet gehanteerd worden omdat het aantal bedrijven zonder opvolger niet bekend is. De verwachte 24.000 stoppers en de BAG en GIAB zijn uitgangspunten voor de prognose leegkomend agrarisch vastgoed van nu tot 2030. Hieruit komt naar voren dat circa 24 miljoen m² aan oppervlakte agrarische bedrijfsgebouwen tussen nu en 2030 vrijkomt. Bij deze stoppende bedrijven komt nog eens 8 miljoen m² oppervlak aan gebouwen met een woonfunctie. Onder een woonfunctie wordt verstaan: alle gebouwen waar, al dan niet in combinatie met andere functies, een woonfunctie aanwezig is. Dit betekent dat wanneer het woonhuis en de stal of schuur aan elkaar verbonden zijn, de stal of schuur tot de gebouwen met een woonfunctie is toegerekend. In totaal is dit dus 32 miljoen m² agrarische bebouwing. Ook deze leegkomende agrarische bebouwing is weer regionaal verdeeld. In de afbeeldingen 13 en 14 is de regionale verdeling te zien. In Horst aan de Maas, Deurne en Zundert komt 150.000-300.000 m² agrarische bebouwing leeg. Dit is 30-40% van de totale agrarische bebouwing. De drie gemeenten zijn weer omcirkeld in de afbeeldingen 13 en 14.
Afbeelding 13 en 14: Leegkomende agrarische bebouwing Bron: Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied, InnovatieNetwerk, 2014
Het rapport stelt dat 4 miljoen m² gebouwen van ná 2000 in verkoop zullen komen. Deze gebouwen zullen vrijwel zeker voor agrarische doeleinden hergebruikt worden omdat deze gebouwen doorgaans nog niet afgeschreven zijn, vergunningen e.d. zijn dan al geregeld, en het kan financieel aantrekkelijker zijn. Deze gebouwen kunnen voor groeiende ondernemers aantrekkelijker zijn dan nieuwbouw. ‘Op 12-14% van de voormalige agrarische erven vinden niet-agrarische bedrijfsactiviteiten plaats.’ Uit het rapport komt duidelijk naar voor dat de leegstand in de komende jaren in veel gebieden een probleem wordt. In het volgende hoofdstuk (hoofdstuk 3, Leegstand) wordt hier verder op ingegaan.
23 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
HOOFDSTUK 3
LEEGSTAND
In dit hoofdstuk zijn nieuwe gegevens en gegevens uit hoofdstuk 1 en 2 samengevoegd om te komen tot een indicatie van het leegstandcijfer in de betreffende gemeenten. Op verschillende manieren is geprobeerd de cijfers te achterhalen. Deze manieren zijn in dit hoofdstuk verder uitgelegd.
3.1
Stoppers per jaar
Het rapport ‘Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied’ beschrijft dat het jaarlijks stoppende agrarische ondernemers landelijk rond het percentage van 2% is gestabiliseerd. De onderzoekers geven in het rapport ‘Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied’ aan dat vanaf nu tot 2030 tussen de 16.000 en 24.000 agrarische bedrijven stoppen. In de bijlage van het rapport wordt een uitsplitsing gemaakt naar provincie. Hieruit komen de volgend cijfers: Provincie Noord-Brabant Limburg
Aantal bedrijven 2012 volgens CBS 11.404 4.248
Stoppers 2012 -2030 (Bandbreedte) 3.220 1.245
4.648 1.797
Tabel 9: Aantal stoppende ondernemers in de periode 2012-2030 per provincie Bron: Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied, InnovatieNetwerk, 2014. (En eigen bewerking)
Om een indicatie te krijgen van het aantal stoppende ondernemers per gemeente is er contact gelegd met verschillende partijen. Deze gesprekken hebben niets opgeleverd voor het bepalen van dit gegeven. Om toch een indicatie te kunnen geven van het aantal stoppende agrarische ondernemers hebben we de volgende berekening gemaakt aan de hand van de cijfers die gegeven zijn in het onderzoeksrapport ‘Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied’. De glastuinbouwbedrijven zijn bij de cijfers in het onderzoeksrapport (Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied, InnovatieNetwerk, 2014) niet mee gerekend.
Noord-Brabant Gemiddeld stoppen er 3.934 (gemiddelde van 3.220 en 4.648) agrarische ondernemers in de looptijd tussen 2012 en 2030. Deel dit aantal door de 18 jaar waarover dit gerekend is, zijn dit ca. 219 bedrijven per jaar in heel Noord-Brabant. Deze 219 agrarische ondernemers is in percentage 1,9% van het totaal aantal bedrijven (11.404) in Noord-Brabant. Wanneer er dan 1,9% van het totaal aantal agrarische bedrijven in gemeente Deurne berekend wordt, zijn dit ca. 8 stoppende agrarische ondernemers per jaar in de gemeente. Voor gemeente Zundert zijn dit ca. 10 stoppende agrarische ondernemers per jaar in de gemeente.
Limburg Voor de gemeente Horst aan de Maas is dezelfde berekening gemaakt met de bijbehorende cijfers uit Limburg. Gemiddeld stoppen er 1.521 (gemiddelde van 3.220 en 4.648) agrarische ondernemers in de looptijd tussen 2012 en 2030. Deel dit aantal door de 18 jaar waarover dit gerekend is, zijn dit ca. 85 bedrijven per jaar in heel provincie Limburg. Deze 85 agrarische ondernemers is in percentage 2% van het totaal aantal bedrijven (11.404) in provincie Limburg. Wanneer er dan 2% van het totaal aantal agrarische bedrijven in gemeente Horst aan de Maas berekend wordt, zijn dit ca. 11 stoppende agrarische ondernemers per jaar in de gemeente. Wanneer men terug kijkt naar het landelijk percentage (2%) eerder vernoemd in deze paragraaf, komen de percentages waarmee het aantal stoppende agrarische ondernemers per gemeente per jaar is berekend, heel goed overeen. Hieruit kan dus de conclusie getrokken worden dat de indicatie die hier gegeven is, dicht bij de prognose ligt op landelijk gebied. Om een conclusie te kunnen geven is er ook gekeken naar het “Bestand veehouderij bedrijven” (BVB) van provincie Noord-Brabant en provincie Limburg. Dit bestand laat zien hoeveel ingetrokken bedrijven er zijn bij veehouderijbedrijven (incl. intensieve veehouderij) van de afgelopen jaren. Dit wil dus zeggen dat de akkerbouw-, tuinbouw- en glastuinbouw bedrijven buiten beschouwing zijn gelaten. Tabel 10 laat zien hoeveel ingetrokken bedrijven er zijn per gemeente per jaar.
24 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Gemeente Horst aan de Maas Deurne Zundert
Totaal ingetrokken bedrijven (periode 2000-2013) Onbekend 177 187
Totaal ingetrokken bedrijven per jaar (afgerond) Onbekend Ca. 14 Ca. 14
Tabel 10: Ingetrokken bedrijven per gemeente Bron: Web-BVB bestand veehouderij bedrijven, provincie Noord-Brabant, 2014
Het aantal stoppende ondernemers berekend aan de hand van het onderzoeksrapport ‘Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied’ is een prognose naar de toekomst. Het aantal berekend aan de hand van het BVB bestand is gericht naar het verleden. Omdat bij de cijfers van het BVB bestand alleen de veehouderij wordt meegerekend kunnen de cijfers niet goed vergeleken worden. Wel kan er gesteld worden dat de prognose uit het onderzoeksrapport ‘Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied’ aan de lage kant geschat is voor de gemeente Deurne, gemeente Zundert en gemeente Horst aan de Maas. Dit omdat de stoppende agrarische ondernemers lager is dan de gemiddeld ingetrokken veehouderijbedrijven per jaar. Er kan dus bedacht worden dat er de komende jaren meer agrarische bedrijven gaan stoppen dan de prognose laat zien.
3.2
Leegstaande bedrijven op dit moment
Het is moeilijk aan te geven hoeveel agrarisch bedrijven er op dit moment leeg staan in de onderzochte gemeenten (Deurne, Zundert en Horst aan de Maas). Deze ondervinding wordt ook nog eens bekrachtigd met het feit dat gemeenten en provincies geen cijfers hebben over de actuele leegstand. Ook belangenorganisaties, ZLTO en LLTB, en makelaars uit de gemeenten kunnen geen indicatie geven van de leegstandcijfers op dit moment. De reacties die deze partijen gegeven hebben zijn verwerkt in bijlage 1 van het bijlagendocument. In het onderzoeksrapport ‘Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied’ wordt het volgende beschreven over de actuele leegstand: “Over hoe groot de leegstand in de agrarische sector momenteel is, zijn geen cijfers beschikbaar”. Dit bekrachtigd nogmaals hoe moeilijk het is om achter deze cijfers te komen. Om toch een zo goed mogelijk beeld te verkrijgen van de actuele leegstand in de verschillende gemeenten, is er in elke gemeenten rond gereden om te kijken hoeveel bedrijven er leegstaan op dit moment. Men moet er wel bij vermelden dat hierbij moeilijk te zien is wanneer de agrarische bedrijfsvoering gestopt is op een agrarisch bedrijf en wanneer dit bedrijf zijn agrarische functies heeft verloren. In tabel 11 is aangegeven de hoeveelheid agrarische bedrijven waar vanaf de buitenzijde te zien is dat deze agrarische bedrijven haar agrarische functie hebben verloren. Ook is er gesproken met buurtbewoners uit de gemeenten, voor het aanwijzen van leegstaande agrarische bedrijven in de gemeenten. (In bijlage 3 van het bijlagendocument is een verdere uitwerking bij ieder bedrijf te zien). Gemeente Horst aan de Maas Deurne Zundert
Aantal leegstaande bedrijven momenteel Ca. 44 Ca. 31 Ca. 53
Tabel 11: Aantal leegstaande bedrijven
Wanneer de telling vergeleken wordt met het totaal aantal bedrijven zoals vermeld door het CBS (paragraaf 1.2.1) komen we tot de volgende conclusie. Bij gemeente Horst aan de Maas staat ca. 1 op de 13 agrarische bedrijven leeg. Bij gemeente Deurne is dit ook ca. 1 op de 13 bedrijven en bij gemeente Zundert is dit ca. 1 op de 10 agrarische bedrijven. Bij dit gegeven moet bedacht worden dat niet ieder bedrijf bezichtigd is en dat niet altijd vanaf de buitenzijde te zien is of een bedrijf leegstaat of niet.
25 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
HOOFDSTUK 4
FACTOREN
In dit hoofdstuk komen de factoren die een rol spelen bij de leegstand van agrarisch vastgoed naar voren. Aan de hand van de DESTEP methode worden de factoren die voort komen uit de actualiteit en reacties van benaderde partijen (Gemeenten, LLTB, makelaars, Provincie) onderverdeeld. Hierbij worden de factoren benoemd die uit de actualiteit naar voren komen en factoren die volgens de benaderde partijen een rol spelen. Deze vastgestelde factoren zijn weergegeven in bijlage 2 van het bijlagendocument. De DESTEP methode is bedoeld om een beeld te geven van de externe invloeden waarmee een bedrijf te maken krijgt en is onderdeel van een marktonderzoek (Bron: DESTEP analyse, Intermarketing, 2014). Met de DESTEP methode is geprobeerd een koppeling te maken tussen factoren die veelvuldig voortkomen in de actualiteit en factoren die beschreven zijn in voorgaande hoofdstukken. Via deze weg wordt er vastgesteld welke factoren het meest van invloed zijn. Bij de DESTEP methode wordt er gekeken naar factoren die op de volgende gebieden spelen: Demografisch; Economisch; Sociaal/cultureel; Technisch; Ecologisch; Politiek/Juridisch.
4.1 DESTEP Methode Demografisch De factoren die naar voren komen op demografisch gebied zijn vooral de leeftijd van de agrariërs. Het probleem wat hierdoor ontstaat, is dat er geen opvolging is. Uit de cijfers van dit onderzoek komt naar voren dat gemiddeld de helft van de bedrijfshoofden van agrarische bedrijven ouder is dan 55 jaar. De actualiteit zegt dat ‘slechts 4 procent van alle boeren in Nederland jonger is dan 35 jaar’. Het wordt jonge boeren moeilijk gemaakt om boer te worden, hierdoor is er minder opvolging. Voor jonge boeren is het heel duur om te beginnen, de investering is hoog en de opbrengsten zijn in het begin erg laag. Hierdoor kan het zijn dat de ‘oude’ agrariër langer bedrijfshoofd blijft omdat het voor de ‘jonge’ boer financieel nog niet haalbaar is. Ook is het proces van bedrijfsovername een slopend proces, het is een jarenlang proces waarbij vermogen langzaam wordt opgebouwd. Een andere factor die een rol speelt is dat er tegenwoordig minder particulieren in het buitengebied willen wonen. Hierdoor zullen veel minder boerderijen verkocht worden omdat de vraag minder is, en hierdoor zullen de prijzen van de boerderijen weer dalen.
Economisch Bij de economische factor van de DESTEP methode komen een aantal belangrijke en beslissende factoren naar voor. Zo blijkt uit de actualiteit dat de stroeve financieringsmogelijkheden een belangrijke rol speelt bij investeringen die noodzakelijk zijn voor het goed kunnen voeren van het agrarisch bedrijf. Deze factor speelt ook een grote rol bij de financiering voor de aankoop van een agrarisch bedrijf. Bedrijven blijven langer te koop staan (vooral intensieve veehouderijbedrijven) en de markt komt hierdoor vast te zitten. Wat hier ook in mee speelt zijn de lage rendementen die behaald worden in de agrarische sector. De onzekere tijden die hierdoor de kop opsteken in de sector weerhouden de banken van financiering. Er zijn weinig jonge boeren die starten met een eigen agrarisch bedrijf. Dit omdat het vaak te duur is voor deze groep. Er moeten hoge investeringen gedaan worden, voor een deel met eigen geld, en de opbrengsten zijn laag. Zoals ook al eerder benoemd. Nog een factor die een grote rol speelt bij leegstaand agrarisch vastgoed is dat slopen over het algemeen een dure onderneming is. Dit komt doordat er bij de sloop van oude/overtollige bebouwing van agrarische opstallen, vaak asbest in het spel is. Vaak kost het slopen van de opstallen meer dan de kavel. Dit weerhoudt agrariërs ervan de opstallen te slopen waardoor deze leeg komen te staan. Een andere trend die plaatsvindt, is die van schaalvergroting. Het aantal bedrijven neemt af, maar de bedrijven worden wel steeds groter. De kleine bedrijven worden bijna gedwongen om te groeien of te stoppen omdat ze niet meer kunnen concurreren tegen de grote bedrijven. Een voorbeeld hiervan is de boomkwekerij. Sinds 2000 is het aantal boomkwekerijen met 28% gedaald tot 2.4000 in 2013 in Nederland. Maar daar tegenover staat dat deze bedrijven in 2010 34% minder aan hectare landbouwgrond in gebruik hadden dan in 2013. (Bron: boomkwekerijen groeide gemiddeld flink, Nieuwe Oogst, 2014).
26 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Sociaal/cultureel De discussie over de ‘plofkippen’ en ‘megastallen’ doet de sector geen goed. Doordat de sector negatief in beeld wordt gezet daalt de vraag naar producten en de prijs van die producten. Hierdoor zullen de rendementen van de bedrijven dalen.
Technologisch De leegstaande bedrijven beschikken veelal over verouderde bebouwing. Hierdoor zijn er minder mogelijkheden met de bebouwing en blijft het leeg staan. Ook biedt de inrichting van de bebouwing vaak weinig mogelijkheden. Met de bovengenoemde schaalvergroting gaat een mechanisatie gepaard. Voor de grote bedrijven is een mechanisatie noodzakelijk omdat al het werk niet meer met mankracht gedaan kan worden, dit kost veel tijd en geld (denk hierbij aan voerrobots, melkrobots, en inpakmachines). Voor de kleinere bedrijven is de mechanisatie vaak veel te duur omdat het daar nog wel met mankracht gedaan kan worden. Hierdoor zullen de kleine bedrijven achterblijven op de grote bedrijven.
Ecologisch Onder andere door de commotie over de geurhinder, plofkippen en megastallen zijn de milieu eisen aangescherpt. Hierdoor zullen veel boeren moeten investeren om aan deze eisen te voldoen. Voor een aantal boeren is dit geen probleem, maar voor een groot deel is dit wel een probleem. Zij hebben er de middelen niet voor om te investeren en zullen moeten stoppen. Ook zullen de boeren op leeftijd niet snel meer gaan investeren, alleen als ze opvolging hebben. In Brabant geldt de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij, hierin wordt aangegeven aan welke milieu/duurzaamheids eisen voldaan moet worden voordat ze mogen uitbreiden. In het provinciale en gemeentelijk beleid is het buitengebied opgedeeld in verschillende gebieden. Dit om natuurgebieden en dergelijke te beschermen en agrarische bedrijven te concentreren in bepaalde gebieden. Hierdoor hebben bedrijven in deze beschermde gebieden geen mogelijkheden meer om uit te breiden, ze zullen moeten verplaatsen of stoppen. Bovengenoemde beleidsstukken zullen in het volgende deel van dit onderzoek verder besproken worden.
Politiek/Juridisch Vooral in de media worden veel politiek/juridische factoren opgenoemd als veroorzakers van de leegstand in de agrarische sector. Zo komt naar voor dat bestemmingsplannen in Nederland vaak niet voldoende ruimte bieden om de leegstandsproblematiek tegen te gaan. Deze bestemmingsplannen zorgen er weer voor dat vergunningen moeilijk te verkrijgen zijn omdat plannen niet voldoende ondersteuning krijgen in de beleidsdocumenten. Deze belemmeringen werken niet alleen op gemeentelijk niveau maar ook op provinciaal niveau. Vanuit verordeningen en structuurvisies worden eisen gesteld aan het beleid wat een gemeente moet voeren. Uit bovenstaande DESTEP analyse spelen naar onze mening de politiek/juridische, economische en demografische factoren de grootste rol bij het leegstaand agrarisch vastgoed. Dit is gebaseerd op het feit dat de factoren die bij deze gebieden benoemd worden het meest voorkomen in de actualiteit. Ook worden deze factoren veelvuldig benoemd door partijen die in het kader van het onderzoek ondervraagd zijn. Verder komen deze factoren ook het beste naar voor uit het onderzoek wat in voorgaande hoofdstukken beschreven is. Dit wil niet zeggen dat de ander beschreven factoren van de DESTEP methode niet van grote invloed zijn op de leegstand in de agrarische sector. Zoals in de beschrijving van de DESTEP te zien vinden veel onderwerpen vaak een overlap in meerdere factoren van de DESTEP methode, maar komen ze het sterkst naar voren op de politiek/juridisch, economisch en demografische gebied.
27 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
HOOFDSTUK 5
CONCLUSIE DEEL 1.1
De deelvraag die beantwoordt wordt bij het eerste deel van het onderzoek is: Wat is de omvang (in aantallen/m²) van de leegstandsproblematiek van agrarisch vastgoed in gemeente Deurne, gemeente Horst aan de Maas en gemeente Zundert? Welke factoren zijn hierbij van grote invloed? Deze deelvraag wordt beantwoord aan de hand van onderstaande conclusie. Het eerste wat uit het onderzoek naar voren komt is dat cijfers over leegstand van agrarisch vastgoed niet of nauwelijks te verkrijgen zijn. Gemeenten weten vaak niet wat er in de eigen gemeente afspeelt omtrent het agrarisch vastgoed. Ze hebben niet in beeld hoeveel agrarische bedrijven er nu precies zijn en welke bedrijfsvoering er zich afspeelt op het bedrijf. Het is hierdoor ook moeilijk door een gemeente weer te geven welke en hoeveel locaties in de gemeente leeg staan. Ook bij de branchegerelateerde organisaties zijn geen cijfers bekend. In maart 2014 is het rapport ‘Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied’ verschenen. In dit rapport worden uitspraken gedaan over de leegstand van agrarisch vastgoed in Nederland. In dit rapport worden veel aannames gedaan en worden ook geen concrete cijfers gegeven. Ook in het rapport wordt aangegeven dat er geen concrete cijfers beschikbaar zijn over de agrarische leegstand in Nederland. In het onderzoek is gekeken naar de verschillende takken in de agrarische sector die aanwezig zijn in de gemeenten. Door de cijfers die hierbij vernoemd zijn is de conclusie te trekken dat bepaalde takken in de agrarische sector in een gebied sterker naar voren komen dan andere agrarisch sectoren. Als gekeken wordt naar gemeente Zundert, is gemeente Zundert in de Verordening Ruimte 2014 aangewezen als Teeltgebied Zundert. Uit de cijfers in het cirkeldiagram in paragraaf 1.2.2 komt dit ook duidelijk naar voren, de tuinbouw en bomenteelt bedrijven hebben de overhand in de agrarische sector (43% volgens het CBS). Uit het cirkeldiagram van gemeente Deurne kan geconcludeerd worden dat de intensieve veehouderij samen met de veehouderij het grootste aandeel hebben in de agrarische sector (samen 59% volgens het CBS). In gemeente Horst aan de Maas springt geen bepaalde agrarische sector naar voren, hier is een diversiteit aan bedrijfstakken in de agrarische sector. Wanneer een bepaalde bedrijfstak in de agrarische sector sterker naar voren komt in een gemeente kan dit nadelig zijn voor de andere agrarische sectoren in die gemeente, omdat de focus waarschijnlijk ligt op de sector die het sterkst naar voren komt. Gemeente Zundert is aangewezen als teeltgebied, de focus ligt dus op de teeltsector en kan nadelig zijn voor andere bedrijfstakken. Of deze gedachtegang klopt, of dit voor gemeente Deurne ook geldt en of het invloed heeft op de leegstand, wordt verder onderzocht in de volgende delen van dit onderzoek. Aan de hand van de indicatie die gemaakt is van het aantal te koop staande agrarische bedrijven per gemeente kan geconcludeerd worden dat niet alle leegstaande bedrijven te koop staan en ook niet alle te koop staande bedrijven staan leeg. Er is dus geen direct verband te leggen tussen de leegstaande bedrijven en de te koop staande bedrijven. Wel kan er gesteld worden dat een aantal leegstaande bedrijven in verkoop komen of staan. Een ander conclusie is doordat vrijkomende agrarische bebouwing moeilijk te verkopen is en er veel minder transacties plaatsvinden, de prijzen van de vrijkomende agrarische bebouwing dalen. Een conclusie die getrokken kan worden op basis van de cijfers uit de actualiteit, is dat er veel leegstand is, er stoppen steeds meer agrariërs en er zijn minder agrarische bedrijven, daar tegenover staat dat de bedrijven die blijven bestaan wel steeds groter worden. Er is dus sprake van een schaalvergroting. Wel is de agrarische sector de enige sector die groeit/nagenoeg gelijk blijft op dit moment, dit speelt dan vooral bij de schaalvergroting. Het aantal bedrijven wordt minder maar de productie blijft gelijk of stijgt. Ook in het rapport ‘Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied’ komt de schaalvergroting naar voren. Daarnaast geeft het rapport een indicatie van de leegstand aan de hand van ontwikkelingen in het verleden, deze cijfers zijn doorgetrokken naar de toekomst. Voor dit onderzoek is op gemeentelijk niveau dezelfde berekening gemaakt. Hieruit komt naar voren dat er in gemeente Deurne gemiddeld 8 agrariërs per jaar stoppen, in gemeente Zundert zijn dit er 10 en in gemeente Horst aan de Maas 11. Ter vergelijking is er gekeken naar het Bestand Veehouderij Bedrijven (BVB). Aan de hand van dit bestand is berekend hoeveel veehouderijbedrijven er gemiddeld ingetrokken zijn per jaar, het gaat enkel en alleen om veehouderijbedrijven. In gemeente Deurne en gemeente Zundert gaat het om gemiddeld 14 veehouderijbedrijven per jaar. In gemeente Horst aan de Maas zijn hiervan geen cijfers bekend. Omdat het bij het onderzoek aan de hand van het BVB alleen gaat om veehouderijbedrijven en bij de berekening aan de hand
28 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
van het onderzoek ‘Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied’ gaat om alle agrarische bedrijven, kan er geconcludeerd worden dat de cijfers van de berekening volgens het onderzoek ‘Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied’ te laag zijn geschat. Als kanttekening moet hierbij vermeld worden dat de cijfers van het BVB zijn gebaseerd op het verleden en de berekening aan de hand van het rapport is een prognose naar de toekomst. Om de leegstand van dit moment te bepalen is er een indicatie gemaakt van het aantal leegstaande bedrijven door middel van het rijden door de gemeenten. Hier moet bij opgemerkt worden dat niet alle bedrijven zijn gezien en dat het een indicatie is vanaf de buitenzijde van een agrarisch bedrijf. Het aantal bedrijven wat er momenteel leegstaan volgens deze indicatie zijn in gemeente Deurne ca. 31, in gemeente Zundert ca. 53 en in gemeente Horst aan de Maas ca. 44. Wanneer deze cijfers vergeleken worden met het totaal aantal agrarische bedrijven in die gemeente, wil dit zeggen dat er in gemeente Deurne 1:13 agrarische bedrijven leeg staan, in gemeente Zundert 1:10 en in gemeente Horst aan de Maas 1:13. Het is lastig om al deze cijfers te vergelijken omdat de cijfers niet op dezelfde manier zijn berekend en omdat bij sommige cijfers niet alle agrarische sectoren zijn meergenomen. Wel kan er geconcludeerd worden dat de leegstand hoger is dan in het rapport ‘Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied’ wordt aangegeven, dit omdat de cijfers die zelf berekend zijn beide hoger uitkomen. Op basis van alle cijfers die verzameld zijn in dit deel van het onderzoek kan geconcludeerd worden dat er in gemeente Deurne in 2020 97 bedrijven leeg staan, in gemeente Zundert 125 en in gemeente Horst aan de Maas 110. Deze prognose naar de toekomst is bereken door het gemiddelde tussen het cijfer van het BVB en de berekening volgens het rapport ‘Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied’ elk jaar op te tellen bij het aantal wat er op dit moment leeg staat, voor gemeente Horst aan de Maas is alleen het cijfer wat aan de hand van de berekening van het rapport ‘Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied’ is berekent gebruikt omdat hiervoor geen cijfer van het BVB beschikbaar is. Omdat eerder geconcludeerd is dat de leegstand waarschijnlijk groter is dan aangegeven wordt in het rapport ‘Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied’, zal de prognose van gemeente Horst aan de Maas op deze manier aan de lage kant zijn. De aantallen van de prognose zullen niet allemaal leeg staan omdat het herbestemd kan worden, gesloopt of er wordt een nieuw agrarisch bedrijf gevestigd. Wanneer deze prognose van het aantal leegstaande bedrijven in 2020 omgerekend wordt naar aantal hectare (ha) komt er in gemeente Deurne 153ha, in gemeente Zundert 211ha en in gemeente Horst aan de Maas 228ha aan bouwvlak leeg. Dit is berekend door het totaal oppervlak agrarisch bouwvlak in een gemeente te delen door het totaal aantal agrarische bedrijven in een gemeente, hieruit komt het gemiddelde hectare bouwvlak per agrarisch bedrijf. Dit getal is vermenigvuldigd met het prognosegetal wat hierboven berekend is. Ook bij deze getallen wil het niet per definitie zeggen dat dit het werkelijke aantal hectare is wat leeg komt. Dit omdat er van deze hectare een aantal herbestemd of gesloopt kan worden of er kan een ander agrarisch bedrijf gevestigd worden. Zoals zojuist al is aangegeven wordt er veel geschreven over dit onderwerp in de actualiteit. In artikelen worden veel factoren aangehaald die een rol spelen bij de leegstand van agrarisch vastgoed. Deze factoren zijn verwerkt in de DESTEP methode. De conclusie die getrokken kan worden aan de hand van de DESTEP methode is dat er vooral politiek/juridische, economische en demografische factoren een belangrijke rol spelen. Bij deze factoren moet gedacht worden aan beleidsstukken die weinig mogelijkheden bieden, er zijn hoge investeringen nodig en de leeftijd van de agrariërs ligt hoog. De hoge investering, slechte opbrengsten, de leeftijd en de ontwikkelmogelijkheden volgens het beleid zijn vooral redenen/factoren die spelen om te stoppen met de agrarische bedrijfsvoering. Dat er weinig mogelijkheden zijn in het beleid speelt mee in de leegstand, daardoor blijven agrarische bedrijven leeg staan. Ook financiële redenen spelen hier een rol, er moet een te hoge investering gedaan worden om de functie te veranderen, te slopen of überhaupt om te kunnen starten als jonge agrariër. De demografische factoren (leeftijd, geen opvolging) zijn feiten die spelen, deze factor kan moeilijk worden beïnvloed. Door juist op de andere factoren (financieel, politiek/juridisch) in te spelen kan het aantrekkelijker worden voor een jonge agrariër om een agrarisch bedrijf over te nemen. De financiële factor wordt voor een deel (subsidies) meegenomen in dit onderzoek, het andere deel (bank en economie) wordt niet verder onderzocht omdat dit buiten het onderzoek valt. De politiek/juridische factor wordt in het volgende deel (deel 1.2) uitgebreid aangehaald. Deze factoren, die voortkomen uit de DESTEP methode, worden verderop in de analyse (deel 2) van dit onderzoek vergeleken met de factoren die voortkomen uit de praktijk.
29 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
DEEL 1.2
BELEID PROVINCIAAL EN GEMEENTELIJK
In dit deel van het onderzoek wordt er ingegaan op het politiek/juridische deel van het onderzoek. Het politiek/juridische deel houdt in dat er ingegaan wordt op het beleid wat gevoerd wordt voor het beheersen van het agrarisch vastgoed in Nederland. Aan de hand hiervan wordt de volgende deelvraag beantwoord: Over welk beleid/instrumenten beschikt de provincie/gemeenten voor het beheersen van leegstaand/leegkomend agrarisch vastgoed? Hoe wordt dit toegepast? Net als in het eerste deel van het onderzoek wordt in dit deel alleen ingegaan op provincie Noord-Brabant en provincie Limburg met daarbij de gemeenten Deurne, Zundert en Horst aan de Maas. Bij iedere provincie en gemeenten wordt getoond welk beleid dit overheidsorgaan tot zijn beschikking heeft voor het goed kunnen beheersen van de ruimtelijke ordening in dit gebied. Per beleidsstuk wordt een korte beschrijving gemaakt en verteld wat het beleidsstuk doet. In de eerste twee hoofdstukken wordt ingegaan op het beleid van de provincies. De drie hoofdstukken daarna worden gebruikt om een verdieping te maken naar het beleid van de gemeenten. In hoofdstuk 11 wordt ingegaan op de relatie van gebieden die aangewezen worden in het beleid en de leegstand. Per hoofdstuk wordt er een korte deelconclusie gemaakt om aan het einde van dit deel van het onderzoek de totale conclusie te kunnen verduidelijken.
HOOFDSTUK 6
PROVINCIE NOORD-BRABANT
In dit hoofdstuk wordt het provinciaal beleid beschreven van provincie Noord-Brabant. Het beleid wat hier besproken wordt heeft betrekking op leegstaand agrarisch vastgoed of heeft er een raakvlak mee. Als eerst wordt de ‘transitie van stad en platteland’ besproken, daarna wordt er ingegaan op de provinciale ‘Structuurvisie Ruimtelijke Ordening’ en de ‘Verordening Ruimte 2014’. Als laatste wordt er ingegaan op de ‘zorgvuldige veehouderij’. Bij al deze beleidsstukken wordt een korte uitleg gegeven van het stuk.
6.1
De transitie van stad en platteland, een nieuwe koers
(Bron: De transitie van stad en platteland, een nieuwe koers, Provincie Noord-Brabant, 2011).
Provincie Noord-Brabant heeft een nieuwe koers beschreven (De transitie van stad en platteland, een nieuwe koers. Vastgesteld december 2011) voor de aanpak van het landelijk gebied in relatie met de steden. Brabant wil werken naar een mooi en vitaal landelijk gebied. Dit wil zij doen door verschillende partijen beter samen te laten werken bij goede initiatieven. De nieuwe koers gaat uit van vier principes: 1. Versterken van de samenhang; Bij de nieuwe aanpak wordt er gestuurd op een balans tussen economie, ecologie en leefbaarheid & gezondheid. De aanpak gaat uit van een samenhang en niet ieder aspect apart. 2. Participatie en betrokkenheid; Het denken en handelen van burgers en ondernemers is het vertrekpunt voor beleidsontwikkeling. De overheid ondersteunt waar nodig met regels en geld. Dit leidt tot betere initiatieven. 3. Overheid stuurt op proces, vanuit visie met randvoorwaarden; De overheid doet een stapje terug. Zij beschrijven de gewenste ontwikkeling globaal, en laten hiermee meer ruimte voor creativiteit van ondernemers en burgers. Hierdoor staat de kwaliteit voorop. Niet meer groot-groter-grootst maar goed-beter-best. 4. Ruimte voor initiatieven particulieren en bedrijfsleven, via lokaal maatwerk; Regels vanuit overheid kunnen particulieren initiatieven soms in de weg staan. Op deze regels kan een uitzondering gemaakt worden wanneer een initiatief een groot maatschappelijke meerwaarde heeft. Vaak leiden deze initiatieven tot activiteiten die: a. De ecologische kwaliteit en de leefbaarheid van het gebied verhogen; b. De cultuur van de lokale gemeenschap stimuleren; c. Of aan de gezonde leefomgeving bijdragen.
6.1.1
Aanpak
De nieuwe koers die de provincie beschrijft in de transitie stimuleert de samenwerking tussen burgers, ondernemers, maatschappelijke organisaties en de overheden. Ondernemers en burgers worden gestimuleerd om te innoveren, te produceren en te participeren. De ondersteunende rol is hierbij weggelegd voor de maatschappelijke partijen die erbij betrokken zijn. De overheid heeft bij het samenwerken de rol van
30 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
gebiedsautoriteit. Zij voeren de wet uit. De nieuwe koers moet anders denken te weeg brengen. Van de provincie wordt verwacht dat zij niet meer gaan afvinken van criteria die gesteld worden in de wet, maar dat zij gaat toetsen op maatschappelijke meerwaarden van ontwikkelingen op het platteland. De ondernemer op het platteland moet niet meer kijken naar een kwantitatieve benadering maar naar een kwalitatieve benadering. Hij moet gaan kijken wat de meerwaarde is voor het bedrijf in combinatie met het landelijk gebied. In het koersdocument zijn dus de visie en de strategie voor het landelijk gebied in Noord-Brabant uitgewerkt. De provincie moet er voor gaan zorgen dat de ingeslagen koers in de transitie verder wordt uitgewerkt en tot een succesvolle realisatie leidt. Dit wil de provincie doen door het koersdocument verder te vertalen in de ‘Structuurvisie Ruimtelijke Ordening’ en de ‘Verordening Ruimte’ (deze worden hierna besproken). Deze provinciale documenten werken weer door op het gemeentelijke beleid waarna het uitgewerkt moet worden door alle partijen (burgers, ondernemers, overheden, en overige partijen). De transitie werkt niet rechtstreeks door aan burgers en ondernemers maar wordt doorgevoerd in bestemmingsplannen en gemeentelijke beleidsnota’s zodat het wel uitgevoerd moet worden door burgers en ondernemers.
6.1.2
Vrijkomende agrarische bebouwing
In het rapport wordt ook ingegaan op de aanpak voor het leegstaand en vrijkomend agrarisch vastgoed. In het rapport wordt een visie gegeven over de aanpak hiervan. Het rapport beschrijft letterlijk het volgende: “De gesignaleerde afname van het aantal bedrijven in de veehouderij en glastuinbouw vraagt om een actief beleid ten aanzien van vrijkomende bedrijfslocaties en alternatieve economische ontwikkelingen. Het is denkbaar dat het huidige beleid voor vrijkomende agrarische bedrijfslocaties hier niet op is toegesneden. In dat geval ontwikkelt de provincie, samen met de gemeenten en bedrijfsleven een andere (regionale) aanpak die er op gericht is deze kansen te benutten voor het versterken van de economische vitaliteit, de leefbaarheid en de ruimtelijke kwaliteit. Daarbij gaat het vooral om het organiseren van arrangementen tussen verschillende sectoren en het bieden van lokale oplossingen. Het herontwikkelen van vrijkomende locaties krijgt specifieke aandacht in provinciale projecten en programma’s (zoals breedband, gebiedsopgaven). Het is van belang dat die kansen gepakt worden om daarmee verpaupering tegen te gaan, om daarmee kansen aan ondernemers te bieden en om daarmee de leefbaarheid van het landelijk gebied te vergroten.”(Bron: De transitie van stad en platteland, een nieuwe koers, Provincie Noord-Brabant, 2011).
6.2
Structuurvisie Ruimtelijke Ordening
(Bron: Structuurvisie Ruimtelijke Ordening, Provincie Noord-Brabant, 2014)
De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening is geschreven aan de hand van de koers die de provincie uitgezet heeft in ‘De transitie van stad en platteland, een nieuwe koers’. Met de structuurvisie Ruimtelijke Ordening geeft Brabant haar visie voor de ruimtelijke invulling. In de structuurvisie wordt het ruimtelijk beleid tot 2025 in hoofdlijnen weergegeven met een doorkijk tot 2040. De visie die in de structuurvisie wordt beschreven is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. De structuurvisie laat ook zien hoe de provincie instrumenten inzet die geboden worden in de Wet ruimtelijke ordening van het Rijk. De provincie wil met de structuurvisie onder andere ingaan op de autonome ontwikkelingen in het landelijk gebied (meer ruimte bieden, met aandacht voor versterking van landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten). De provincie wil ruimte bieden aan (nieuwe) ontwikkelingen en functies, als die bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit, leefbaarheid en biodiversiteit.
6.2.1
Gebieden
De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening heeft heel Noord-Brabant opgedeeld in structuren. Met de structuren geeft de Provincie een hoofdkoers aan voor dat gebied. Bij deze structuren zijn ambities geformuleerd waar de provincie naar streeft. Bij iedere structuur zijn ook weer deelgebieden onderscheiden. Deze deelgebieden en structuren zijn weer terug te vinden in de Verordening Ruimte (deze wordt in de volgende paragraaf besproken). De structuurvisie geeft een visie over deze gebieden en de Verordening Ruimte zorgt ervoor dat de gebieden opgenomen worden in de bestemmingsplannen op gemeentelijk niveau. In tabel 12 zijn de structuren met daarbij de ambitie van deze structuren en deelgebieden weergegeven. Structuren
Ambitie
Deelgebieden
Groenblauwe Structuur
1. 2. 3.
Een positieve ontwikkeling van de biodiversiteit Een robuuste en veerkrachtige structuur De natuurlijke basis en landschappelijke contrasten versterken
Kerngebied groenblauw De groenblauwe mantel Waterbergingsgebied
31 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Het landelijk gebied
Stedelijke structuur
De infrastructuur
4. 1. 2. 3. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 1. 2.
De gebruikswaarde van natuur en water verbeteren Ruimte voor een breed georiënteerde plattelandseconomie Ruimte duurzame agrarische ontwikkeling Versterking van het landschap Concentratie van verstedelijking Inspelen op demografische ontwikkelingen Zorgvuldig ruimtegebruik Meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteit Betere verknoping van stedelijke ontwikkelingen aan de infrastructuur Versterking van de economische kennisclusters Betere verknoping van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkelingen Bevorderen bereikbaarheid
Gemengd landelijk gebied Accent agrarische ontwikkeling
Stedelijk concentratiegebied Kernen in het landelijk gebied
(Hoofd)wegennet Spoorwegennet Vaarwegennet Luchthavens
Tabel 12: Gebieden Structuurvisie Ruimtelijke Ordening Bron: Structuurvisie Ruimtelijke Ordening, Provincie Noord-Brabant, 2014
In het rapport van de structuurvisie wordt bij de deelgebieden beschreven welke functies wel en niet wenselijk zijn in dat gebied. Hieronder zijn de belangrijkste deelgebieden beschreven.
Groenblauwe mantel In de groenblauwe structuur is de groenblauwe mantel het belangrijkste deelgebied waar het meeste agrarisch vastgoed te vinden is. In de groenblauwe mantel is de agrarische sector een grote en belangrijke grondgebruiker. Dit moet volgens de provincie in dit gebied versterkt worden met in gedachten dat de belevingswaarde en de recreatieve waarde van het landschap toeneemt. De structuurvisie beschrijft letterlijk het volgende: “Recreatieve ontwikkelingen, met name op bestaande locaties (bijvoorbeeld vrijkomende agrarische bedrijfslocaties) zijn mogelijk, zeker als daarmee een bijdrage wordt geleverd aan de versterking van natuur, water en landschap.” De agrarische sector moet in dit gebied nauw samen gaan met de natuur en landschap. Intensivering van agrarische bedrijven (alsook intensieve recreatie) is in dit gebied dan ook niet wenselijk, en er worden hieraan dan ook bijna geen ontwikkelingsmogelijkheden gegeven.
Gemengd landelijk gebied In het gemengd landelijk gebied biedt de provincie de meeste ruimte voor agrarische bedrijven en de ontwikkeling van niet-agrarische functies. Wel moeten de functies die ten koste gaan van de ruimte voor agrarisch gebruik geweerd worden uit die gebieden. In deze gebieden ontstaat er een gemengde plattelandseconomie. Multifunctioneel gebruik binnen het gemengd landelijk gebied is daarom ook het uitgangspunt van de provincie. Aan intensivering wordt onder voorwaarde ruimte geboden binnen het gemengd landelijk gebied, dit geld zowel voor intensieve veehouderij als voor intensieve recreatie. De ontwikkeling van niet-agrarische functies is in eerste instantie mogelijk op vrijkomende locaties in het gebied.
Accent agrarische ontwikkeling De provincie heeft in de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening vier accentgebieden agrarische ontwikkeling aangewezen waar zij meer ruimte wil bieden voor het verduurzamen en versterken van de agrarische sector. Deze accentgebieden zijn de zeeklei, de rivierklei, de Peelstreek en de omgeving van Zundert, Rijsbergen en Achtmaal. In de Verordening Ruimte worden deze gebieden verder omschreven. Het is de bedoeling van de provincie dat de in dat gebied aanwezige agrarische sector verder uitgebreid wordt en een meer dominante positie gaat innemen. Ook functies die aan de dominante sector gekoppeld zijn, zijn wenselijk in dit gebied. Verder gelden binnen dit gebied de visie die de provincie beschreven heeft in het gemengd landelijk gebied met daarbij ruimere mogelijkheden. Deze gebieden worden ook wel de accentgebieden genoemd.
6.2.2
Werking
In de structuurvisie Ruimtelijke Ordening richt de provincie zich tot de partijen die te maken hebben met vraagstukken van ruimtelijke ordening in Noord-Brabant en tot de bestuurders die daar beslissingen over nemen. Zij lezen in de visie welke doelen en ambities de provincie heeft voor de ruimtelijke inrichting van Noord-Brabant en hoe de provincie dit wil realiseren. In de praktijk werkt de visie die de provincie formuleert in
32 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening niet rechtstreeks door op de ontwikkelingen die burgers en ondernemers te weeg brengen. De structuurvisie geeft richtlijnen die in de Verordening Ruimte verder zijn uitgewerkt. De gemeente die een bestemmingsplan opstelt of beleid wil ontwikkelen zal zich moeten houden aan de richtlijnen die in de Verordening Ruimte worden gegeven.
6.3
Verordening Ruimte 2014
(Bron: Verordening Ruimte, provincie Noord-Brabant, 2014)
Op 19 maart 2014 is de nieuwe Verordening Ruimte in werking getreden. De Verordening Ruimte 2014 vervangt de Verordening Ruimte 2012. De Verordening is een verdere uitwerking van de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening zoals eerder beschreven (paragraaf 6.2). In de Verordening zijn regels opgenomen waaraan gemeenten zich moeten houden bij het opstellen van ruimtelijke besluiten (bestemmingsplannen). Dit in tegenstelling tot de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening die alleen de provincie zelf bindt. De verordening is een instrument waarmee de provincie de doelen uit de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening kan verwezenlijken. Om te weten waar welk gebied ligt die worden benoemd in de Verordening Ruimte, heeft de provincie kaarten aan de Verordening toegevoegd waarop te zien is waar gebieden liggen. In de volgende paragraven worden aan de hand van de structuren de belangrijkste regels behandeld die gevolgen hebben voor het leegstaand agrarisch vastgoed.
6.3.1
Structuren
In de Verordening Ruimte 2014 komen de structuren zoals besproken bij de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening aan bod. In de Verordening zijn bij ieder van deze structuren de belangrijkste regels die doorgevoerd moeten worden in bestemmingsplannen beschreven. Deze regels beschrijven wat wel en niet gewenst is in de gebieden. Hieronder zijn alleen de belangrijkste regels per structuur behandeld die betrekking hebben op agrarisch vastgoed.
Stedelijke structuur Bij deze structuur is alleen artikel 4.11 in de Verordening van belang. Dit artikel beschrijft dat er binnen de stedelijke structuur géén ontwikkelmogelijkheden zijn voor agrarische doeleinden.
Ecologische hoofdstructuur Binnen deze structuur gaat het vooral om het beschermen van ecosystemen en het realiseren van goede leefgebieden voor de biodiversiteit. Deze structuur geeft weinig ontwikkelingsmogelijkheden voor de agrarische sector. In deze structuur is daarom artikel 5.1 in de Verordening van belang. Dit artikel beschrijft het volgende: “De Verordening respecteert wat in geldende bestemmingsplannen is geregeld. Dit betekent dat de ontwikkelmogelijkheden van een agrarisch bedrijf, een recreatiewoning en een niet-agrarisch bedrijf die zijn opgenomen in een geldend bestemmingsplan in stand blijven. Het betekend ook dat er geen nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden geschapen mogen worden door een bestemmingsplan te herzien of door verlening van een omgevingsvergunning”.
Groenblauwe mantel De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw. De structuur biedt ruimte voor ontwikkeling voor landbouw en recreatie mits deze functie bijdraagt aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap. In de groenblauwe mantel is het beleid met name gericht op functies die de groene waarden in de omgeving ondersteunen. Dat betekent dat functies die geen binding hebben met de groene omgeving minder ontwikkelingsruimte krijgen. Artikel 6.1 in de Verordening is er voor om de groenblauwe mantel te beschermen en de ontwikkeling van dit gebied. Ook beschrijft dit artikel de ontwikkelingsmogelijkheden van functies in dit gebied. Bij deze structuur worden er een aantal specifieke artikelen beschreven bedoeld op een sector. Hierin wordt bepaald wat de ontwikkelkansen of de uitsluitingen voor deze sector is. Voorbeeld hiervan is artikel 6.3 en 6.4 Veehouderijen. Hierin wordt beschreven dat ontwikkelkansen moeten worden verdiend (‘zorgvuldige veehouderij’, wordt in paragraaf 6.4 besproken). Verder wordt er in dit gebied een mogelijkheid geboden om een voormalige bedrijfswoning om te zetten naar burgerwoning onder voorwaarden (artikel 6.7). In artikel 6.10 wordt bepaald dat niet-agrarische functies in de groenblauwe mantel zich alleen kunnen vestigen op een bestaand perceel. In artikel 6.8 wordt er beschreven dat woningen die gerealiseerd worden aan de hand van de Ruimte voor Ruimte regeling alleen mogen geplaatst worden binnen een bebouwingsconcentratie in de groenblauwe mantel.
33 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Gemengd landelijk gebied Zoals verteld bij de structuurvisie Ruimtelijke Ordening is het gemengd landelijk gebied vooral bedoeld voor de ontwikkeling van landbouw met daarnaast andere vormen van bedrijvigheid, natuur, landschap, recreatie en wonen. In de Verordening Ruimte 2014 is een belangrijke wijziging doorgevoerd tegenover de Verordening Ruimte 2012. De Verordening schrijft hierover het volgende: “In de oude Verordening werd een onderscheid gemaakt tussen “extensiveringsgebieden”, “verwevingsgebieden” en “landbouwontwikkelingsgebieden”. De ontwikkelruimte van bestaande intensieve veehouderij was afhankelijk van het type gebied. Deze indeling was ontleend aan de zonering in de Reconstructiewet concentratiegebieden (voorts: 'Reconstructiewet') en vertaald in de reconstructieplannen die op 22 april 2005 door Provinciale Staten zijn vastgesteld. In de oude Verordening (2012) is de zonering overgenomen, maar niet vastgesteld. De juridische basis vloeide dan ook direct voort uit de reconstructieplannen. Provinciale Staten hebben bij besluit van 22 maart 2012 besloten de reconstructieplannen in te trekken. Vanwege de uitspraak van de Raad van State van 27 november 2013 is dit besluit vernietigd. Daarom is op 7 februari 2014 een gecorrigeerd besluit tot intrekking van de reconstructieplannen genomen. In deze Verordening is genoemd onderscheid in typen gebieden (zonering) vervallen. De ontwikkelruimte van bestaande veehouderijen is in de eerste instantie afhankelijk van de ligging binnen de geldende structuur. Daarnaast kent deze Verordening de aanduiding “Beperking veehouderij” (artikel 25.1). In deze gebieden geldt dat er in beginsel geen uitbreidingsmogelijkheden zijn voor een veehouderij, tenzij het bedrijf over voldoende grond beschikt om (een deel van) de kringlopen te sluiten. Met deze aanduiding wordt het bestaande beleid in extensiveringsgebied feitelijk voortgezet. De regels binnen het gebied beperkingen veehouderij zijn er op gericht om een ongewenste intensivering van de veehouderij in dit gebied te voorkomen.” In deze structuur wordt verder meer ruimte geboden voor het mengen van functies voor een sterke plattelandseconomie. Er worden meer ontwikkelingsmogelijkheden geboden op het platteland. Voor veehouderijen hangen de ontwikkelingsmogelijkheden samen met de transitie zorgvuldige veehouderij. Deze wordt later in het hoofdstuk verder toegelicht. Voor de glastuinbouw is een nieuwe lijn uitgezet (artikel 7.5 glastuinbouwbedrijven). De nieuwe lijn moet de concentratie van het glas in bepaalde gebieden gaan bevorderen. Voor niet agrarische functies binnen de structuur geldt dat er ontwikkelingsmogelijkheden zijn indien er spraken is van vestiging op een bestaand bouwperceel (artikel 7.10 Niet-agrarische functies). Verder biedt deze structuur voor recreatieve bedrijven meer ruimte dan in de groenblauwe mantel (artikel 7.13 afwijkende regels voor recreatieve bedrijven). Naast deze regels zijn er nog andere artikelen opgenomen die bevestigen dat in het landelijk gebied meer ontwikkelingsruimte is.
6.3.2
Aanduidingen
Bij de aanduidingen zijn regels opgenomen die alleen gelden voor het gebied dat binnen de aanduiding ligt. De aanduidingen liggen altijd over de structuren heen. De regels van de aanduiding werken als aanvulling op de regels van de structuren of in afwijking van. De belangrijkste aanduidingen die betrekking hebben op agrarisch vastgoed worden hieronder benoemd.
Artikel 25 aanduiding beperkingen veehouderij Dit artikel is zoals eerder vermeld in de plaats gekomen van het extensiveringsgebied en het verwevingsgebied. De regels binnen deze aanduiding gelden voor alle veehouderijbedrijven. Het doel van de aanduiding is om een verdere intensivering in de veehouderij in de aangeduide gebieden tegen te gaan. Bij de aanduiding is geen vestiging, uitbreiding of omschakeling ten behoeve van een veehouderij mogelijk. Daarbij mag er geen toename van de bestaande bebouwing plaatsvinden.
Artikel 29 aanduiding teeltgebied Zundert De aanduiding geeft aan dat de provincie het teeltgebied in Zundert ondersteund en de verdere ontwikkeling hiervan. Het gebied wat met deze aanduiding wordt aangeduid wordt voorzien in verruimde ontwikkelingsmogelijkheden voor de teeltsector in Zundert. De ontwikkelingsmogelijkheden liggen hiermee op provinciaal niveau vast.
34 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
6.3.3
Werking
In de praktijk moeten gemeenten de van toepassing zijnde regels van de Verordening Ruimte verwerken bij het opstellen van een bestemmingsplan. Op deze manier kan de provincie de visie die zij gesteld hebben in de Structuurvisie Ruimte tot uitwerking brengen. Wat sterk naar voor komt is dat provincie Noord-Brabant bijna precies heeft afgekaderd wat wel en niet mag in een gebied. Dit heeft zij gedaan doormiddel van artikelen op te nemen in de Verordening Ruimte die bijna letterlijk overgenomen kunnen worden door gemeenten in bestemmingsplannen.
6.4
Zorgvuldige veehouderij
(Bron: Op weg naar een zorgvuldige veehouderij 2020, provincie Noord-Brabant, 2013)
Vanuit de Verordening Ruimte is er beleid gemaakt voor een zorgvuldige veehouderij. Noord-Brabant streeft naar een zorgvuldige veehouderij in 2020. De verhouding tussen de verschillende belangen van de sector en de maatschappij staat behoorlijk onder druk. Provincie Noord-Brabant wil dit herstellen. Dit willen ze doen door het systeem van vergunningverlening aan te passen voor de veehouderijsector. In de Verordening ruimte 2014 zijn de regels opgesteld voor deze zorgvuldige veehouderij. De Verordening ruimte 2014 bepaalt dat een veehouder pas een vergunning tot uitbreiding kan aanvragen als hij zijn plannen besproken heeft met zijn omgeving (dialoog) en als hij een voldoende BZV-score (Brabantse zorgvuldigheidsscore, zie paragraaf 6.4.1) behaald heeft. De provincie wil alleen nog ontwikkelingsruimte bieden aan die veehouderijen die zich verduurzamen en bewust bezig zijn met de omgeving. De provincie roept hierbij een rem op de groei van veehouderijen zoals men deze de laatste decennia kenden. Wanneer een boer over gaat tot een vergunningaanvraag gaat de gemeente alles toetsen. Gemeente toetst de gesprekken met de buurt, de ingevulde BZV en of de plannen voldoen aan bestaande wetten zoals bestemmingsplannen, Verordening ruimte en milieumelding. Wanneer dit allemaal akkoord bevonden wordt krijgt de boer toestemming om door te gaan met zijn ontwikkelingen.
6.4.1
BZV
(Bron: Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij, provincie Noord-Brabant, 2014)
BZV wil zeggen: Brabantse zorgvuldigheidsscore. De BZV meet of een veehouderijbedrijf zorgvuldig is. De BZV biedt een objectief kader om de zorgvuldigheid van een veehouderijbedrijf te meten binnen drie thema’s: Volksgezondheid Dierenwelzijn en gezondheid Leefomgeving Zo kunnen boeren meteen zien waar ze alles op orde hebben of waar ze nog verbeteringen aan moeten brengen. Als de boer zich alleen houdt aan de wettelijke verplichtingen dan scoort hij een 6. Vanaf 7 punten is het genoeg om uit te mogen breiden. BZV baseert de scores op bestaande bronnen, hoofdzakelijk certificaten en vergunningen. De BZV gaat uit van geen onnodige regeldruk (aansluiten bij certificaten van de sector), de verbinding met de omgeving herstellen en innovatie van de ondernemer stimuleren.
6.4.2
Dialoog
(Bron: Op weg naar een zorgvuldige veehouderij 2020, provincie Noord-Brabant, 2013)
In Noord-Brabant worden urgentiegebieden aangewezen. Dit zijn gebieden waar kwaliteit van de woonomgeving en/ of de gezondheidssituatie onder de maat zijn doordat er een te hoge belasting is met geur of fijn stof. De gemeenten zorgen ervoor dat er voor deze urgentiegebieden verbeterplannen komen en worden uitgevoerd. Dit moeten zij samen doen met de boeren, burgers en andere partijen in die gebieden. De urgentiegebieden zijn tot op heden nog niet aangewezen. Dit bepalen gemeenten zelf samen met hun inwoners. Medio september 2014 worden de urgentiegebieden aangewezen door de gemeenten. Een boer die wil uitbreiden moet eerst in gesprek (dialoog) met de gemeente en de bewoners in de buurt. Door dit gesprek denkt Noord-Brabant dat er minder oponthoud is in het proces en hierdoor ook kostenbesparend is. De resultaten van de gesprekken kunnen weer meegenomen worden bij het invullen van de BZV. De boer laat dan zien dat hij rekening houdt met de omgeving. De gesprekken met de omgeving moeten door de veehouder vastgelegd worden in een verslag. De gemeenten kijkt deze na.
6.4.3
Praktijk
Om de BZV te toetsen en te kijken hoe deze precies werkt is er een casus genomen. Aan de hand van deze casus is de BZV ingevuld en gekeken wat hiervan de score is. Dit is gedaan om te kijken welke score er behaald kan worden bij een bestaande situatie die niet veel extra’s doet op het gebied van duurzaamheid. Als casus is
35 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
genomen Eendenkooistraat 12 in Achtmaal (gemeente Zundert). Dit is een melkveehouderijbedrijf met +/- 75 melkkoeien en +/- 60 stuks aan jongvee. Het resultaatblad van het rekenmodel is te bekijken in bijlage 4 van het bijlagendocument. De score die uit de BZV komt is een 7,3. Dit wil dus zeggen dat op deze locatie wel uitgebreid mag worden met de situatie hoe die nu is. De BZV is ingevuld op basis van de bestaande situatie. Op het resultaatblad van het rekenmodel is duidelijk te zien aan welke factoren er nog gewerkt moet of kan worden.
6.5
Ruimte voor Ruimte regeling
(Bron: Nadere regels Ruimte voor Ruimte 2006, provincie Noord-Brabant, 2014)
De Ruimte voor Ruimte regeling is een regeling die is opgenomen als artikel in de Verordening Ruimte. De regeling is in bijlage 1 van de Verordening Ruimte 2014 uitgebreid opgenomen. De Ruimte voor Ruimte regeling houdt het volgende in: “Het doel van de regeling is om de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren door in ruil voor de sloop van agrarische bedrijfsgebouwen de bouw van woningen op een passende locatie toe te staan.” (bron: Verordening Ruimte, 2014) “De regeling Ruimte voor Ruimte biedt de mogelijkheid om, in ruil voor de sloop van agrarische bedrijfsgebouwen, die in gebruik zijn of waren voor de intensieve veehouderij, de bouw van woningen op passende locaties toe te staan in afwijking van de programmering voor de woningbouw, of indien nodig, in afwijking van de beleidslijnen voor zuinig ruimtegebruik of de beleidslijn dat geen burgerwoningen mogen worden toegevoegd aan het buitengebied.” (bron: regeling Ruimte voor Ruimte, 2006). In de regeling is opgenomen dat de voorwaarde voor het realiseren van een woning is dat per woning aangetoond tenminste 1000m² aan agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt moeten worden en dat op die locatie een milieuwinst is bereikt. Een ander onderdeel van de regeling houdt in dat er subsidie verleend werd aan de sloop van leegkomende stallen. De provincie had de mogelijkheid om de financiering van deze subsidie terug te verdienen door de ontwikkeling van de uit te geven woningbouwkavels (Ruimte voor Ruimte kavels). Een agrariër die op een ander wijze al subsidie of vergoeding heeft ontvangen voor de sloop van zijn bedrijfsgebouwen kan niet meer in aanmerking komen voor de Ruimte voor Ruimte regeling. Op de locatie waar de agrarische bedrijfsgebouwen hebben gestaan is het niet de bedoeling dat er nieuwe bedrijfsgebouwen gevestigd worden. In de regel is daarom opgenomen dat er een passende andere bestemming op de locatie moet komen die past bij de omgeving en die de herbouw van de gebouwen voorkomt.
6.6
Conclusie
In de beleidsstukken die hierboven besproken zijn komt sterk naar voren dat provincie Noord-Brabant vooral stuurt op het samenwerken tussen alle partijen (ondernemers, burgers, overheid). Ze willen dit zo goed mogelijk stimuleren. Dit komt vooral terug in de ‘transitie van stad en platteland’ en ‘de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening’. Provincie Noord-Brabant denkt met dit stimuleren van samenwerking een betere kwaliteit en betere initiatieven in het buitengebied te realiseren. De ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied is voor de provincie dan ook een belangrijk doel om na te streven. Het belangrijkste beleidsstuk van provincie Noord-Brabant is de Verordening Ruimte 2014. De Verordening Ruimte 2014 is geschreven op basis van de koers die de provincie opgesteld heeft (transitie) en de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening. De Verordening is het instrument waar deze beleidsstukken verder worden uitgewerkt en die de gemeenten regels oplegt waar ze zich aan moeten houden bij het maken van bestemmingsplannen. Op deze manier kan de provincie gemeenten verplichten iets te doen aan de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied. De algemene indruk die het beleid van provincie Noord-Brabant achter laat is dat alles strak is vastgelegd. Er is bijna geen ruimte voor eigen invulling door gemeenten. Dit kan goed zijn, maar kan ook ontwikkelingen tegenhouden. Daarnaast zijn de regeling Ruimte voor Ruimte en de Zorgvuldige veehouderij belangrijke beleidsstukken die specifiek te maken hebben met het agrarisch vastgoed. Deze regelingen vloeien voort uit de Verordening Ruimte 2014. De regelingen werken op hun beurt ook weer rechtstreeks door aan de burgers van de provincie. Met de Zorgvuldige veehouderij heeft de provincie de indruk gewekt dat ze een bouwstop heeft opgelegd bij veehouderijbedrijven. Alleen als zij voldoen aan de eisen zoals besproken in paragraaf 6.4 kunnen zij ontwikkelen. Met het praktijkvoorbeeld wordt getoond dat het bestaand veehouderijbedrijf mag uitbreiden zonder extra maatregelen te treffen. De vraag die hierbij gesteld kan worden is of dit ook bij ieder veehouderijbedrijf zo is, of dat voor intensieve veehouderijbedrijven de score anders bepaald wordt. Ook is hierin het dialoog met omgeving niet meegenomen. De Ruimte voor Ruimte regeling biedt intensieve veehouderijen de kans om de stallen te saneren met daarbij specifieke regels. Voor bedrijven in de teelt sector zijn geen specifieke regelingen bekend buiten de regels die gesteld worden in de Verordening Ruimte 2014.
36 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
HOOFDSTUK 7
PROVINCIE LIMBURG
In het volgende hoofdstuk wordt het provinciaal beleid beschreven van provincie Limburg. Het beleid wat hier besproken wordt heeft betrekking op leegstaand agrarisch vastgoed of heeft er een raakvlak mee.
7.1
Provinciaal Omgevingsplan Limburg
(Bron: Voor de kwaliteit van Limburg, concept POL 2014/ontwerp POL 2014, provincie Limburg, 2014)
Het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) is een visie waarin centraal staat wat er nodig is om de kwaliteit van de omgeving te verbeteren. In dit hoofdstuk gaat het over het POL2014, dit is een vervanging van de POL2006. Het POL2014 is echter nog een concept, in oktober 2014 wordt deze vastgesteld. Het POL2014 heeft vier wettelijke functies: structuurvisie (Wet ruimtelijke ordening), provinciaal milieubeleidsplan (Wet milieubeheer), regionaal waterplan (Waterwet), provinciaal verkeer- en vervoersplan (Planwet verkeer en vervoer). Deze POL2014 is nog niet doorgevoerd in het gemeentelijk beleid. Bij een herziening van bestemmingsplannen moet de POL2014 wel worden gehanteerd. De punten die van belang zijn voor dit onderzoek zijn uitgelicht, de rest van de punten zijn buiten beschouwing gelaten.
7.1.1
Accenten per zone
Het landelijk gebied is heel divers, er komen veel verschillende landschapstypen, gebruiksvormen en structuren voor. Hierdoor worden er een viertal zones onderscheiden: Goudgroene natuurzone, Zilvergroene natuurzone, Bronsgroene landschapszone en buitengebied. Goudgroene natuurzone: hier komen natuur en natuurontwikkeling op de eerste plek. Het natuurareaal wordt uitgebreid (natuurcompensatie verplichtingen worden hiervoor ingezet), recreatief medegebruik is mogelijk en de milieubelasting wordt teruggedrongen. Er wordt gestuurd op de belangrijkheid van agrarisch natuurbeheer voor de kwaliteit van omliggende natuurgebieden. Zilvergroene natuurzone: landbouwgebieden waar grote kansen liggen voor ontwikkeling van natuurwaarden en waar het benutten van kansen voor de natuur centraal staan (ook hier worden natuurcompensatie verplichtingen ingezet). Agrarisch natuurbeheer wordt in deze gebieden gestimuleerd door subsidies. De ontwikkeling van grondgebonden landbouw is mogelijk, beheer en ontwikkeling van de flora en fauna en recreatief medegebruik is mogelijk. Bronsgroene landschapszone: heeft een grote variatie aan functies en is in hoge mate bepalend voor het beeld van het Limburgs Landschap. Het stimuleren van de aanleg van natuur- en landschapselementen speelt een belangrijke rol. De ontwikkelingen in de landbouw moeten in balans zijn met de omgeving, de kernkwaliteit moet behouden blijven. De kwaliteit en het functioneren van het watersysteem is belangrijk, de kernkwaliteiten landschap en cultuurhistorie worden versterkt en recreatief medegebruik is weer mogelijk. Buitengebied: alle andere gronden in het landelijk gebied, vaak met een agrarisch karakter. Hier ligt de ruimte voor doorontwikkeling van bestaande en nieuwe agrarische bedrijven, wordt de milieubelasting voor de landbouw teruggedrongen en is de kwaliteit en functioneren van de ondergrond belangrijk.
7.1.2
Bevorderen innovatie
De overheid wil de samenleving meer uitnodigen om initiatief te nemen en kwaliteit tot stand te brengen, de overheid wordt dus meer ondersteunend. Ambities en gebiedsdoelen zijn het uitgangspunt, niet de regels: “niet vinken maar vonken.” In de agrarische sector is het belangrijk dat de sector en de overheden samen werken aan het vergroten van maatschappelijk verantwoord ondernemerschap. Dit moet bijvoorbeeld naar voren komen doordat ondernemers extra maatregelen nemen om de effecten op de omgeving te reduceren. De algemene regel is dat ontwikkelruimte geboden wordt als er integrale kwaliteitsverbetering van de omgeving plaatsvindt, bijv. een duurzame ondernemer. Voorlopers krijgen nadrukkelijk de aandacht. Op deze manier werkt het inspirerend voor andere bedrijven.
7.1.3
Vrijkomende agrarische bebouwing
De POL2014 schrijft letterlijk het volgende over vrijkomende agrarische bebouwing: “Er wordt de komende jaren een hausse aan vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing verwacht. Het proces van functieverlies speelt al langere tijd, maar het aanbod van leegstaand vastgoed blijft toenemen en de vraag blijft achterwege. We streven ernaar dat vrijkomende agrarische bebouwing zoveel mogelijk wordt hergebruikt door de landen tuinbouw, ter voorkoming van verdere verstening in het buitengebied. Als dat niet lukt, is mogelijk benutting voor alternatieve economische activiteiten aan de orde. Als daar tenminste, gelet op de leegstand in de
37 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
betreffende sectoren behoefte aan is, en de functie geen belemmeringen voor bestaande functies met zich meebrengt. Dit zal leiden tot hergebruik van een deel van de vrijkomende agrarische bebouwing. Zeker hergebruik van monumentale en beeldbepalende objecten is van belang. Maar het is zeker niet te verwachten dat alle leegstand zo kan worden opgelost. In dat geval is sloop (bv van verouderde stallen, loodsen en overige voorzieningen) gewenst, om leegstand, verval en mogelijk ook illegaal gebruik voorkomen. De aanpak voor leegstand en herbruik dient te worden uitgewerkt in de regionale visie. Afstemming over sectoren heen is noodzakelijk en vormt tevens kans om te leren van elkaar.” De meeste boeren zullen hun stallen nog willen hergebruiken om het economisch aantrekkelijk te maken. Dit is ook belangrijk voor de vitaliteit van het platteland. Maar het bieden van ruimte kan ook leiden tot aantasting van de ruimtelijke kwaliteit en overlast in de omgeving. Het kan ook spanning opwekken met bijvoorbeeld bedrijventerreinen. De oplossing is dus om een goede middenweg te vinden en de VAB’s te gebruiken voor kleinschalige ontwikkelingen, dit draagt bij aan de diversiteit van de economie maar ook aan de leefbaarheid.
7.1.4
Mogelijkheden categorieën in verschillende zones
De land- en tuinbouw in Limburg kent een grote diversiteit aan sectoren. Beleidsmatig gezien wordt de land- en tuinbouw verdeeld in vier categorieën: grondgebonden land- en tuinbouw, gebouwgebonden land- en tuinbouw, agglomeratielandbouw en multifunctionele landbouw. In de gebouwgebonden veehouderij is de trend dat er in de komende 10 jaar ca. 50% van de bedrijven zal stoppen. Hergebruik van duurzame locaties heeft de voorkeur boven het uitgeven van nieuwe locaties. In tabel 4 in bijlage 5 van het bijlagendocument zijn de ontwikkelingsmogelijkheden in elk gebied van de verschillende categorieën weergegeven. Uit deze tabel komt duidelijk naar voren dat in de Goudgroene natuurzone bijna geen ontwikkelingsmogelijkheden zijn, voor geen enkele categorie. In dit gebied komt zoals hierboven vermeld de natuurontwikkeling op de eerste plek. Uit de tabel komt ook naar voren dat in geen enkel gebied nieuw vesting van glastuinbouw plaats kan vinden, alleen in een glastuinbouwontwikkelingsgebied. In het buitengebied liggen de meeste ontwikkelingsmogelijkheden voor de agrarische bedrijven, in de overige gebieden moet rekening gehouden worden met de natuur of de landschappelijke- en kernkwaliteiten. Maar ook in het buitengebied moet bij ontwikkeling kwaliteitsverbetering plaatsvinden. De vestigingslocatie voor agglomeratielandbouw is dáár waar de productieomstandigheden optimaal zijn. Dicht bij de aanvoer- en/of afzetmarkt, in landbouw- of glastuinbouwontwikkelingsgebieden of op werklocaties, waar de grondstoffen en producten efficiënt kunnen worden verwerkt en vervoerd. Agglomeratielandbouw past niet in het landelijk gebied. Dat betekend dat dergelijke doorontwikkelingen op basis van gebiedkenmerken worden voorgestaan op/bij bestaande bedrijventerreinen of reeds aanwezige clustering van bedrijven.
7.2
Limburgs Kwaliteitsmenu
(Bron: Limburgs Kwaliteitsmenu 2012, provincie Limburg, 2012)
Met het Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM) is er een kwalitatieve benadering voor ontwikkelingen in het buitengebied. Het volgende doel wordt beschreven in het LKM: “Het doel van het LKM is gemeenten en provincie een instrumentarium in handen geven om noodzakelijke of wenselijke ontwikkelingen in het buitengebied te kunnen combineren met gewenste kwaliteitsverbetering van datzelfde buitengebied.” Gemeenten dienen het kwaliteitsmenu in het gemeentelijk beleid toe te passen.
7.2.1
Principe LKM
Volgens het Limburg Kwaliteitsmenu leiden bebouwingsontwikkelingen in het buitengebied tot verlies van de omgevingskwaliteit. Dit verlies van kwaliteit dient gecompenseerd te worden. Dit kan: Op locatie van de ontwikkeling zelf Door initiatiefnemer op andere locatie worden uitgevoerd Bovenstaande is niet altijd mogelijk of planologisch gewenst. Daarom is het ook mogelijk om de kwaliteitsbijdrage in een gemeentelijk of regionaal kwaliteitenfonds te storten. De gemeente kan dit fonds zelf inrichten. Dit kwaliteitenfonds is een doelenfonds, dat is gericht op de verbetering van de kwaliteit van het buitengebied. Het is aan de gemeente om in de verschillende omstandigheden aan te geven wat de mogelijkheden zijn en waar de prioriteit ligt.
38 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
7.3
Conclusie
Uit de beleidsstukken kan geconcludeerd worden dat de kwaliteit van de omgeving centraal staat. De kwaliteit van de omgeving komt in elk beleidsstuk terug naar voren, de POL2014 geeft een visie hierover en het LKM gaat over kwaliteitsverbetering van het landschap. Het POL2014 is nog in concept en dus nog niet doorverwerkt in gemeentelijke beleidsstukken. Mocht er een herziening van het bestemmingsplan plaatsvinden, of een ontwikkeling die in het huidige bestemmingsplan niet mogelijk is en er een nieuw bestemmingsplan voor opgesteld moet worden, gelden wel de regels van de POL2014. Het POL2014 verdeeld Limburg in verschillende gebieden en geven aan wat de mogelijkheden zijn in deze gebieden. Deze gebiedsverdeling en de mogelijkheden werken door naar de gemeenten. Een andere conclusie is dat er vooral visies en richtlijnen aangegeven worden en zijn er geen strakke kaders gesteld in de POL. Hierdoor is er vrij veel vrijheid in provincie Limburg. Dit werkt ook door naar gemeentelijk beleid, de gemeente krijgt vanuit provincie Limburg geen strakke richtlijnen waar aan gehouden moet worden. Het Limburgs Kwaliteitsmenu geeft wel richtlijnen aan die doorwerken naar gemeenten. De gemeenten dienen deze te verwerken in het gemeentelijk beleid. Het Limburgs Kwaliteitsmenu geeft aan op welke manier de kwaliteit van de omgeving aangepakt moet worden nadat een ontwikkeling heeft plaatsgevonden. Dit werkt door op gemeentelijk niveau, aanvullingen daarop zijn mogelijk. Door de eis te stellen van kwaliteitsverbetering bij ontwikkelingen in het buitengebied kan het ondernemers tegenhouden om te ontwikkelen of om van functie te veranderen, omdat er dan nog een investering bijkomt. Het valt op dat er in de beleidsstukken alleen beschreven wordt dat er steeds meer agrarische bebouwing leeg zal komen te staan. Maar hier wordt verder niet op ingespeeld door bepaalde regelingen te stellen vanuit de provincie. Hierdoor zullen regelingen op het gebied van vrijkomende agrarische bebouwing van de gemeenten zelf uit moeten komen en het is maar de vraag hoe zij hiermee om zullen gaan.
39 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
HOOFDSTUK 8 8.1
GEMEENTE HORST AAN DE MAAS
Structuurvisie Horst aan de Maas
(Bron: Structuurvisie Horst aan de Maas, gemeente Horst aan de Maas, 2013)
De belangrijkste sectoren voor de economie van Horst aan de maas zijn: Agribusiness, boomteelt, glastuinbouw, maakindustrie, detailhandel en recreatie en toerisme. “Het grootste deel van het landschap wordt agrarisch gebruikt. Circa 70% van de gemeentelijke oppervlakte wordt door land- en tuinbouw beheerd.”
8.1.1 Uitwerking hoofdthema’s Wonen en woonomgeving Voor het bouwen van woningen in het buitengebied die groter zijn dan 1.000m³ gelden een aantal uitgangspunten. Hier worden enkelen uitgangspunten beschreven. De tegenprestatie voor het hoofdgebouw is onder andere het slopen van bestaande bebouwing elders in het buitengebied. Hierover wordt letterlijk in structuurvisie beschreven: “Sloopverhouding: 1 m³ (extra inhoud boven de 1.000 m³) : 1 m² (sloop van bestaande bebouwing elders). Voor alle bijbehorende bouwwerken groter dan 100 m² is sloop van bestaande bebouwing elders in het buitengebied noodzakelijk. Sloopverhouding: 1 m² (extra oppervlak boven de 100 m²) : 3 m² (sloop van bestaande bebouwing elders). Indien de initiatiefnemer de compenseerde sloop niet kan/wil realiseren geldt een financiële afdracht. De eventuele financiële afdrachten worden ingezet ten behoeve van revitalisering en/of sloop van IV- of glastuinbouwbedrijven in het buitengebied.”
Economie en werkgelegenheidsgebieden Provinciaal beleid Het landelijk gebied is ingedeeld in drie gebiedstypen: Extensiveringsgebieden: natuurgebieden, in deze gebieden wordt de intensieve veehouderij afgebouwd. Landbouwontwikkelingsgebieden (LOG): agrarische kerngebieden, intensieve veehouderij heeft hier duurzame ontwikkelingsmogelijkheden. Verwervingsgebieden: hier is ruimte voor intensieve veehouderij en andere functies Een provinciaal uitgangspunt is het vergroten van de plattelandseconomie, dit door bijvoorbeeld nieuwe economische dragers toe te laten in VAB’s. Dit gaat wel gepaard met enkele voorwaarden. De VAB’s hergebruiken voor de agrarische sector heeft de voorkeur, als dat niet mogelijk is kunnen deze ook worden ingevuld door andere functies, maar alleen als er kwaliteitsverbetering tegenover staat. Gemeentelijk beleid Over het algemeen is het vigerend bestemmingsplan leidend. Hierbij zijn LOG’s bedoeld voor nieuw vestiging van intensieve veehouderijen en concentratiegebieden en projectvestigingen voor nieuwe te vestigen glastuinbouwbedrijven. De gemeente Horst aan de Maas heeft twee LOG-gebieden aangewezen, één projectvestigingsgebied en drie concentratiegebieden. Buiten de concentratie- en projectvestigingsgebieden is nieuw vesting niet toegestaan en in kwetsbare gebieden is uitbreiding van bestaande glastuinbouwbedrijven niet toegestaan. In de overige gebieden kan alleen uitbreiding boven de 3 hectare netto glasopstand plaatsvinden als er kwaliteitsverbetering plaatsvindt. In de structuurvisie Horst aan de Maas is ook een deel opgenomen voor het hergebruiken van vrijkomende agrarische bebouwing. Het VAB beleid wat in de structuurvisie beschreven is geld alleen voor de locaties met een agrarisch bouwkavel/bestemming. Daar moet ook een bedrijfswoning bij aanwezig zijn. Een aantal voorwaarden waaraan voldaan moet worden wanneer er een niet agrarisch bedrijf zich wil vestigen op een VAB locatie zijn opgenomen in bijlage 6 van het bijlagendocument. Ook zijn hierbij de voorwaarden beschreven voor het herbouwen. De belangrijkste voorwaarden wanneer een niet-agrarisch bedrijf zich wil vestigen in een VAB locatie, die hieruit naar voren komen, zijn dat het hergebruik plaats moet vinden in de bestaande bebouwing, overtollige bebouwing moet worden gesloopt, bestaande bedrijven mogen niet worden belemmerd en er dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden. De belangrijkste voorwaarden bij herbouw bij een VAB locatie zijn dat er maximaal 2/3 van de bestaande te slopen bebouwing mag worden teruggebouwd tot een maximum van 400m², het onbenutte bouwvlak vervalt en er dient wederom kwaliteitsverbetering plaats te vinden.
40 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Toerisme en recreatie Nieuwe initiatieven moeten onderscheidend en vernieuwend zijn. Het toepassen van een nevenactiviteit met recreatieve, toeristische en horeca activiteiten naast de agrarische bedrijvigheid komt steeds vaker voor. Deze activiteiten moeten iets toevoegen, onderscheidend en vernieuwend zijn voor de gemeente. Wel moet er op gelet worden dan conflicterende functies elkaar niet belemmeren, want het landelijk gebied heeft veel verschillende gebruikers.
8.1.2
Gemeentelijk kwaliteitsmenu
Het Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM) wordt in de structuurvisie verwerkt op gemeentelijk niveau. De 10 modules van het LKM worden ook in het gemeentelijk kwaliteitsmenu gehanteerd, hier worden alleen specifieke gemeentelijke modules toegevoegd en opgesplitst. De agrarische nieuw vesting en uitbreiding van het LKM wordt in het gemeentelijk kwaliteitsmenu opgesplitst en de module vrijkomende agrarische bebouwing en de module groter bouwen (>1.000m³ per woning) worden toegevoegd. In het gemeentelijk kwaliteitsmenu wordt de gemeente opgedeeld in 21 deelgebieden, geclusterd onder 8 hoofdcategorieën. Per deelgebied wordt aangegeven of en op welke manier de verschillende ontwikkelingsmogelijkheden (modules) voor het betreffende gebied mogelijk zijn. dit wordt gedaan door bij elke ontwikkelingsmogelijkheid en het gebied aan te geven of de grondhouding positief, meedenkend, voorwaardelijk of negatief is. Deze grondhoudingen worden in de structuurvisie letterlijk als volgt beschreven: “Positieve grondhouding: de gemeente wenst stimuleert in principe de potentiële ontwikkeling. Meedenkende grondhouding: aspecten als onderscheidend vermogen en de locatie van de ontwikkeling zijn van belang. Voorwaardelijke grondhouding: kan het initiatief enkel doorgang vinden, wanneer voldaan wordt aan strikte voorwaarden die het initiatief alsnog acceptabel maken. Negatieve grondhouding: potentiële ontwikkeling is in principe niet gewenst.” Door kwaliteitsverbetering wordt de ontwikkeling altijd gecompenseerd. Het meest wenselijk is dat de kwaliteitsverbetering op eigen terrein plaatsvindt, wanneer dit niet mogelijk is kan de kwaliteitsverbetering ook op een ander terrein plaatsvinden of er kan een fondsafdracht gedaan worden. De hoogte van de kwaliteitsbijdrage hangt af van de soort ontwikkeling, in welk gebied de ontwikkeling plaatsvindt en de grondhouding van de gemeente Horst aan de Maas.
8.2
Bestemmingsplannen buitengebied Horst aan de Maas
Het bestemmingsplan van gemeente Horst aan de Maas bestaat uit drie verschillende bestemmingsplannen. Dit omdat gemeente Horst aan de Maas is ontstaan uit een fusie van drie gemeenten in 2010. Deze drie bestemmingsplannen zijn nog niet verwerkt tot één bestemmingsplan.
8.2.1
Bestemmingsplan buitengebied Horst
(Bron: Bestemmingsplan buitengebied Horst, gemeente Horst aan de Maas, 2009)
Het bestemmingsplan buitengebied Horst geldt voor de dorpen: America, Griendtsveen, Meterik, Hegelsom, Melderslo, Horst, Lottum, Broekhuizen, Broekhuizenvorst en Grubbenvorst. Het bestemmingsplan bestaat uit drie verschillende deelgebieden, deze drie deelgebieden hebben ook elk aparte regels en toelichtingen. In een aantal categorieën verschillen deze van elkaar. Dit is allemaal uitgelegd in dit hoofdstuk.
Gebieden In het bestemmingsplan zijn in alle drie de deelgebieden twee soorten agrarische bestemmingen ‘agrarische doeleinden’ en ‘agrarische doeleinden met landschappelijke- en natuurwaarden’. In het bestemmingsplan worden deze gebieden als volgt letterlijk beschreven: Agrarische doeleinden: “In de gebieden bestemt als Agrarische doeleinden vormt het agrarisch grondgebruik de hoofdfunctie. Het beleid in deze gebieden, en de daarbinnen aangewezen landbouwontwikkelingsgebieden in het bijzonder, is primair gericht op de ontwikkelingsmogelijkheden voor een duurzame en concurrerende landbouw. Verder is recreatief medegebruik binnen de bestemming toegestaan. Uitbreiding van bestaande agrarische bedrijven is toegestaan binnen de bouwkavel. Tevens is er ruimte gereserveerd voor vestiging van zowel grondgebonden als niet-grondgebonden bedrijven. Daarbij gelden echter randvoorwaarden vanuit onder meer de het reconstructiebeleid en natuur en landschap.”
41 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Agrarische doeleinden met landschappelijke- en natuurwaarden: “Gebieden, in agrarisch gebruik, met duidelijk aanwijsbare landschappelijke en/of natuurwaarden zijn bestemd als Agrarische doeleinden met landschappelijke- en natuurwaarden (ALN). De bestemming is gericht op het behoud, en waar mogelijk de versterking, van de uiteenlopende aanwezige waarden en belangen. Daarbij zijn de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en bodemkundige belangen richtinggevend voor de productie- en uitbreidingsmogelijkheden voor het (agrarisch) bedrijfsleven.”
Ontwikkeling In Extensiveringsgebieden zijn nieuwe bouwkavels en uitbreiding van bestaande bouwkavels ten behoeve van de intensieve veehouderij uitgesloten en wordt verplaatsing gestimuleerd. In verwervingsgebieden is nieuwvestiging ook uitgesloten, uitbreiding wordt hier alleen toegestaan als er kwaliteitsverbeterende maatregelen tegenover staan. In landbouwontwikkelingsgebieden is voldoende ontwikkelingsruimte. Glastuinbouwbedrijven worden geconcentreerd in projectvestigingsgebieden en concentratiegebieden. Hier zijn voldoende ontwikkelingsmogelijkheden. Buiten deze gebieden krijgen bedrijven ook ruimte voor ontwikkeling tot 3 hectare. Nieuw vestiging is buiten de projectvestigingen en concentratiegebieden niet toegestaan. Voor bestaande bedrijven geldt het provinciaal kader als uitgangspunt. Akkerbouw en rundveehouderij hebben in de bestemmingen agrarische doeleinden en agrarische doeleinden met landschappelijke- en natuurwaarden goede ontwikkelingsmogelijkheden. Daar waar de ALN-bestemming is voorzien van de aanduiding “ontwikkelingszone groen” is de ontwikkelingsruimte echter beperkt.
Hergebruik vrijgekomen gebouwen (VAB) In het bestemmingsplan buitengebied Horst wordt het volgende beschreven over het hergebruiken van vrijkomende agrarische bebouwing: “Als gevolg van diverse ontwikkelingen in de landbouwsector en in de maatschappij als geheel zijn er steeds minder, maar gemiddeld wel grotere agrarische bedrijven. Hierdoor zijn er in het buitengebied veel vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen (VAB’s). Tot de zogenaamde VAB’s worden gerekend: Bedrijven die zijn gestopt, maar nog een agrarische bestemming hebben. Deze krijgen in het nieuwe bestemmingsplan in principe een niet-agrarische bestemming; Bedrijfsgebouwen die gedurende de looptijd van het vigerend bestemmingsplannen vrijkomen. Daarnaast bevinden zich in het buitengebied diverse (voormalige) bedrijfsgebouwen die al eerder een nietagrarische bestemming kregen. Ook voor deze gebouwen hanteert de gemeente Horst aan de Maas de navolgende uitgangspunten voor hergebruik. Met andere woorden: het gaat om de mogelijkheid voor hergebruik van alle grote leegstaande bedrijfspanden. Daarbij moet worden aangetekend dat bij (burger) woningen de ontwikkeling van een volwaardig bedrijf niet is toegestaan (uitgezonderd een ‘beroep aan huis’). Potentieel hergebruik Hergebruik van VAB's moet vergezeld gaan van een kwaliteitsverbetering, bijvoorbeeld door landschappelijke verbetering en afname van het bouwvolume. Desondanks is eveneens herbouw van (delen van) het complex mogelijk. Als gevolg van het beoogde hergebruik mogen geen belemmeringen ontstaan voor de omliggende functies. In principe heeft herbestemming voor een agrarische functie daarom de voorkeur. Als dit niet mogelijk is wordt hergebruik voor andere economische dragers van het buitengebied nagestreefd en is er sprake van functiewijziging. Uitgangspunten voor het hergebruik zijn het: Voorkomen van kapitaalvernietiging; Behoud van eventuele cultuurhistorische waarden; Versterken van de leefbaarheid op het platteland.” In bijlage 6 van het bijlagendocument worden de algemene randvoorwaarden voor het hergebruiken van vrijkomende agrarische bebouwing beschreven. Hieruit komt naar voor dat de belangrijkste voorwaarden zijn dat er altijd kwaliteitsverbetering plaats dient te vinden en dat 40% van de bebouwing moet worden gesloopt. Ook wordt in het bestemmingsplan vermeld dat in vrijkomende agrarische bebouwing geen bedrijfsmatige activiteiten gecombineerd mogen worden met huisvesting. In het bestemmingsplan buitengebied Horst worden de volgende mogelijkheden voor hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing beschreven: 1. VAB: Handhaven van het agrarisch gebruik; 2. VAB: Agrarisch verwant bedrijf / agrarisch hulp bedrijf; 3. VAB: Recreatief hergebruik;
42 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
4. VAB: Niet-agrarisch bedrijf; 5. VAB: Hergebruik als burgerwoning; 6. VAB: Hergebruik ten behoeve van huisvesting seizoensarbeiders (alleen bij deelgebied 2+3). In bijlage 6 van het bijlagendocument worden deze mogelijkheden verder toegelicht.
Bestemming agrarische doeleinden en agrarische doeleinden met landschappelijke- en natuurwaarden In het bestemmingsplan van Horst worden agrarische bedrijven niet apart bestemd. Ze worden bestemd als agrarische bouwkavel, maar dit heeft verder geen betekenis. De als agrarische bouwkavels bestemde kavels liggen in gebieden bestemt als Agrarische doeleinden of Agrarische doeleinden met landschappelijke- en natuurwaarden. Deze gebieden zijn uitgelegd in paragraaf 8.2.1. Deze gebieden geven aan wat de mogelijkheden zijn van de als agrarische bouwkavels bestemde kavels. In het bestemmingsplan buitengebied Horst wordt ook strijdig gebruik weergegeven. Een belangrijke gebruiksbepaling hierbij is dat de bestemmingen niet gebruikt mogen worden voor horeca I en horeca II, het plaatsen van kampeermiddelen en permanente bewoning (bedrijfsgebouwen). Daarnaast zijn er in het bestemmingsplan ontheffingsbepalingen en wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Tabel 6 en 7 in bijlage 7 van het bijlagendocument laat per deelgebied in elk agrarisch gebied zien welke mogelijkheden het bestemmingsplan buitengebied Horst biedt om af te wijken van de normale gebruiksregels. Hieruit komt naar voor dat een niet-agrarische nevenactiviteit in de vorm van kleinschalige horeca, kleinschalig kamperen en inpandige statische opslag in elk gebied mogelijk is. Hieruit blijkt dat alleen kleinschalige activiteiten zijn toegestaan. Een niet-agrarische nevenactiviteit in de vorm van een agrarisch verwante bedrijvigheid is bijna nergens toegestaan. Een bestemmingswijziging is toegestaan naar de bestemming ‘woondoeleinden’, ‘bedrijfsdoeleinden’ en nieuw vesting van een grondgebonden agrarisch bedrijf is toegestaan op een agrarische bouwkavel is in elk gebied toegestaan. Wonen en bedrijfsmatige activiteiten zijn dus toegestaan in het buitengebied van Horst.
8.2.2
Bestemmingsplan buitengebied Sevenum
(Bron: Bestemmingsplan buitengebied Sevenum, gemeente Horst aan de Maas, 2009)
Het bestemmingsplan buitengebied Sevenum is van toepassing op de buitengebieden van de dorpen Sevenum, Kronenberg en Evertsoord.
Gebieden Gekozen is voor één agrarische bestemming. Binnen deze bestemming zijn de gebieden met specifieke waarden apart aangeduid op de plankaart. Het gaat hierbij om landschappelijke en natuurwaarden. De gebieden die geen nadere aanduiding hebben zijn bestemd als agrarisch gebied, of wel “Agrarisch”. In deze gebieden heeft het landbouwkundig gebruik prioriteit. Binnen de bestemming “Agrarisch” zijn de volgende waardevolle gebieden te onderscheiden: ontwikkelingszone groen, beekdal, potentieel beekdal, akkercomplex en open landschap.
Ontwikkelingen Nieuw vestiging van intensieve veehouderij is in geen enkel gebied toegestaan. Uitbreiding is toegestaan in de landbouwontwikkelingsgebieden en verwervingsgebieden, in het extensiveringsgebied is uitbreiding uitgesloten. Wel moeten er bij uitbreiding altijd kwaliteitsverbeterende maatregelen tegenover staan. In Sevenum zijn geen projectvestigingsgebieden of concentratiegebieden voor glastuinbouw. Nieuwvesting is dus nergens mogelijk. In het agrarisch gebied met de aanduiding ontwikkelzone groen is geen uitbreiding mogelijk. Ook in een voormalig concentratiegebied is uitbreiding niet mogelijk indien het bedrijf al 3 hectare is, als het kleiner is dan 3 hectare is het wel mogelijk als er kwaliteitsverbeterende maatregelen tegenover staan. Bij de overige agrarische gebieden (met aanduiding) is uitbreiding tot 3 hectare ook mogelijk als er kwaliteitsverbeterende maatregelen tegenover staan. In de ontwikkelzone groen is geen uitbreiding mogelijk voor grondgebonden agrarische bedrijven. Nieuwvesting en uitbreiding is mogelijk in een landbouwontwikkelingsgebied, in de overige agrarische gebieden is alleen uitbreiding mogelijk, geen nieuwvesting.
43 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
In het agrarisch gebied ontwikkelzone groen en het potentieel beekdal is geen nieuwvesting mogelijk van grondgebonden agrarische bedrijven. Uitbreiding is in alle agrarische gebieden mogelijk als er kwaliteitsverbeterende maatregelen tegenover staan.
Vrijkomende Agrarische Bedrijfsgebouwen In het bestemmingsplan buitengebied Sevenum wordt het volgende beschreven over het hergebruiken van vrijkomende agrarische bebouwing: “Beleidskader provincie: Vestiging van nieuwe economische dragers of wonen in vrijkomende (agrarische of niet-agrarische) bebouwing is toegestaan, mits hierbij sprake is kwaliteitsverbetering, bijvoorbeeld door landschappelijke verbetering en afname van bouwvolume. Onder deze laatste voorwaarde is eveneens herbouw van (delen van) het complex mogelijk. Bij vestiging van nieuwe economische dragers in vrijkomende bebouwing is niet de vigerende bestemming maatgevend, maar een gebiedsgerichte benadering van de aard en de mogelijkheden van het complex in relatie tot de omgeving. Gemeentelijk beleid: In vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen (VAB’s) dienen hiertoe nieuwe (in de omgeving passende) functies te kunnen ontwikkelen. Daarbij staat het particulier initiatief centraal. Sevenum voert hierbij een op maat gesneden beleid. Tot de zogenaamde vrijkomende agrarische bebouwing (VAB) worden gerekend: bedrijven, die gedurende de looptijd van het nieuwe bestemmingsplan stoppen. Bedrijven, die nu reeds zijn gestopt, hebben een andere bestemming gekregen in het nieuwe bestemmingsplan. Veelal zal dit een woonbestemming zijn. Hierbij gelden de mogelijkheden zoals genoemd bij woondoeleinden. Dus vergroting van de woning en mogelijkheden voor agreatieve ontwikkeling, mits er gesloopt wordt. Indien reeds is aangegeven dat andere activiteiten zijn gewenst kan dit binnen het beleidskader worden afgewogen. Bij hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing heeft herbestemming voor de agrarische functie de voorkeur. Indien hergebruik voor de voormalige functie niet mogelijk is, wordt hergebruik voor andere economische dragers van het buitengebied nagestreefd en is er sprake van functiewijziging. Doelstelling is het: versterken van de leefbaarheid en het agreatieve karakter op het platteland; behoud van eventuele cultuurhistorische waarden; voorkomen van kapitaalvernietiging; verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.” In bijlage 6 van het bijlagendocument worden de algemene randvoorwaarden voor het hergebruiken van vrijkomende agrarische bebouwing beschreven. De belangrijkste voorwaarden zijn dat de overtollige bebouwing moet worden gesloopt, er dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden en de omliggende bedrijven mogen niet worden belemmerd. Ook worden in de bijlage 6 de mogelijke functies weergegeven waarnaar een VAB veranderd kan worden.
Bestemming agrarisch – bouwkavel Doeleindenomschrijving De als “Agrarisch - bouwkavel” aangegeven gronden zijn bestemd voor: de uitoefening van een agrarisch bedrijf; bedrijfsmatige nevenactiviteiten; voorzieningen van openbaar nut. In de nadere detaillering van de doeleinden wordt aangegeven, dat het aantal bedrijfswoningen wat is toegestaan, in de plankaart staat aangegeven. Binnen deze bestemming (agrarisch – bouwkavel) zijn grondgebonden agrarische bedrijven toegestaan. Intensieve veehouderij, glastuinbouw, overig niet grondgebonden en uitsluitend akkerbouw zijn alleen toegestaan ter plaatse van deze aanduidingen. De omschakeling naar een niet grondgebonden agrarisch bedrijf is niet toegestaan. Gronden aangeduid als onbebouwd deel zijn alleen teeltondersteunende voorzieningen toegestaan. Detailhandel is alleen toegestaan in de vorm van verkoop van agrarische producten en het eigen bedrijf of als ondergeschikte nevenactiviteit. Een niet-agrarische nevenactiviteit is alleen toegestaan voor zover nader aangeduid en voor zover ze ondergeschikt zijn van het agrarisch bedrijf. Per bedrijfswoning is het uitoefenen van een aan huis gebonden beroep en het gebruik van de woning voor bed & breakfast toegestaan. Andere niet agrarische
44 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
nevenactiviteiten kunnen uitsluitend worden toegestaan na verlening van vrijstelling. In het bestemmingsplan buitengebied Sevenum wordt verstaan onder strijdig gebruik het plaatsen van kampeermiddelen en het gebruiken van bedrijfsgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning. Daarnaast zijn ook voor het bestemmingsplan buitengebied Sevenum vrijstellingsbepalingen en wijzigingsbepalingen opgenomen. Deze zijn verder toegelicht in bijlage 7 van het bijlagendocument. Nevenactiviteiten zijn toegestaan in de vorm van detailhandel, recreatie, zorgfunctie, inpandige opslag en kleinschalig kamperen. Verbouw voor mantelzorg is ook mogelijk. Bestemmingswijziging is toegestaan naar, ‘bedrijf’, ‘wonen’ en ‘recreatie’. Hier zijn dus vrij veel mogelijkheden.
8.2.3
Bestemmingsplan buitengebied Meerlo
(Bron: Buitengebied Meerlo beheersverordening, gemeente Horst aan de Maas, 2010)
Het bestemmingsplan buitengebied Meerlo geldt voor de buitengebieden van de dorpen: Meerlo, Swolgen en Tienray.
Gebieden Het bestemmingsplan buitengebied Meerlo zegt het volgende over de gebieden die zij onderscheiden in het bestemmingsplan: “De agrarische functie is de overheersende functie binnen het besluitgebied. Agrarisch grondgebruik komt daarbij het meeste voor. Daarnaast is sprake van agrarische bedrijvigheid in de vorm van (intensieve) veehouderijen, alsmede door middel van agrarische hulpbedrijven. De bos- en natuurfunctie is eveneens een veel voorkomende functie in het buitengebied, die zich met name in het zuiden en aan de randen van het besluitgebied manifesteert. Verder komen verspreid door het plangebied diverse andere functies voor, waarvan de woonfunctie de meest algemene is. Daarnaast betreft het ondermeer de functies recreatie (in diverse vormen) en kleinschalige bedrijvigheid.”
Ontwikkelingen Over de ontwikkelingen in het buitengebied schrijft het bestemmingsplan buitengebied Meerlo het volgende: “Bestaande intensieve veehouderijen zijn specifiek aangeduid. Uitbreiding van intensieve veehouderij is alleen mogelijkheid indien de Structuurvisie Horst aan de Maas daarvoor ruimte biedt. Nieuwvestiging van dan wel omschakeling naar een intensieve veehouderij is niet mogelijk binnen de kaders van deze beheersverordening.”
Bestemming Agrarisch – Agrarisch bedrijf Doeleindenomschrijving Ter plaatse van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' is toegestaan: een agrarisch bedrijf; een intensieve veehouderij, glastuinbouw en champignonkwekerij uitsluitend waar deze ten tijde van de vaststelling van de beheersverordening reeds aanwezig waren; een paardentrainingshal ter plaatse van het besluitsubvlak 'paardentrainingshal'; een hoveniersbedrijf ter plaatse van het besluitsubvlak 'hovenier'; extensief recreatief medegebruik. In het bestemmingsplan buitengebied Meerlo wordt onder strijdig gebruik van deze bestemming verstaan opslag van voer- en vaartuigen (die aan gebruik onttrokken zijn) en kampeermiddelen en permanente bewoning van bijbehorende bouwwerken. Naast deze bestemmingsomschrijving zijn in het bestemmingsplan bij deze bestemming ook afwijkingsregels opgenomen voor het gebruik van de bestemming. Deze regels zijn terug te lezen in bijlage 7 van het bijlagendocument. In dit gebied zijn minder mogelijkheden. Een niet agrarische nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf is wel toegestaan.
8.3
Glas voor Glasregeling
(Bron: Regeling Glas voor Glas Limburg, gemeente Horst aan de Maas, 2012)
Deze regeling maakt het mogelijk dat glastuinbouwbedrijven, die gevestigd zijn buiten de concentratiegebieden en projectvestigingen, toch boven de 3 hectare glas kunnen uitbreiden. Met de regeling wordt geprobeerd de groeiontwikkelingen van bedrijven te koppelen aan de afbraak van oude kassen. Ondernemers kunnen boven de 3 hectare groeien als ze leegstaande kassen opruimen. Voor de vestiging van een nieuw glastuinbouwbedrijf kom je niet in aanmerking voor de Glas voor Glasregeling. De regeling houdt het volgende in:
45 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
“voor iedere m² glas die de ondernemer wil uitbreiden boven 3 hectare moet elders 2 m² worden afgebroken. de ondernemer kan de sloop zelf regelen met de eigenaar van de te slopen glasopstand of een financiële bijdrage van 8 euro per m² uitbreiding storten in het sloopfonds. Voor eigenaren die hun kassen willen afbreken maar dit niet zelf kunnen of willen doen is een sloopfonds opgericht. Zij kunnen uit dit fonds een vergoeding van 4 euro per m² ontvangen voor de sloop van hun kassen.”
8.4
Beleid plattelandswoningen
(Bron: Beleid plattelandswoningen, gemeente Horst aan de Maas, 2013)
In het beleid plattelandswoningen van Horst aan de Maas is de volgende definitie van een plattelandswoning beschreven: ‘ een bedrijfswoning die tevens door derden mag worden bewoond, zonder dat er sprake is van een functionele binding met het bijbehorende bedrijf.’
Bestemmingsplan De regels die in het bestemmingsplan van toepassing zijn op de bedrijfswoning blijven van toepassing op de plattelandswoning, dit omdat de onderliggende bestemming blijft bestaan. De woning blijft een bedrijfswoning met een nadere aanduiding als plattelandswoning. Het beleidsstuk stelt de volgende voorwaarden bij het aanwijzen van een plattelandswoning: ‘Uit onderzoek moet blijken dat een wijziging naar de bestemming niet mogelijk is; Een wijziging naar plattelandswoning is op sommige plekken niet mogelijk; Het betreft een bestaande woning; Het bijbehorende bedrijf blijft in werking.’ Aandachtspunten bij het aanwijzen van een plattelandswoning zijn dat wanneer het bijbehorende bedrijf wordt beëindigd de plattelandswoning een woonbestemming krijgt toegekend. De nieuwe bestemming voor de bedrijfsbebouwing moet rekening houden met de ligging ten opzichte van deze woning ook is planschade niet uitgesloten bij ontwikkeling/uitbreiding van het bijbehorende bedrijf.
8.5
Conclusie
In deel 1, de inventarisatie, viel het op dat de gemeente Horst aan de Maas veel verschillende agrarische bedrijven kent. Het beleid moet ook daarop geschreven worden. Gemeente Horst aan de Maas heeft nu alleen specifiek voor de glastuinbouw een regeling, voor de intensieve veehouderij en dergelijke hebben ze geen aparte regeling. Het bestemmingsplan van gemeente Horst aan de Maas is geen handig bestemmingsplan. Dit omdat het nog bestaat uit drie verschillende bestemmingsplannen. In het bestemmingsplan wordt niet duidelijk aangegeven wat voor agrarisch bedrijf het is en worden agrarische bedrijven niet apart bestemd maar gaan ze uit van de gebiedsbestemming. Er is op deze manier geen eenduidig bestemmingsplan voor de hele gemeente. In de structuurvisie komt een duidelijk VAB-beleid naar voren, dit is een heel belangrijk deel van de structuurvisie omdat deze nieuwer is dan het VAB-beleid uit het bestemmingsplan en omdat de structuurvisie voor de gehele gemeente geldt en het bestemmingsplan nog opgedeeld is in de ‘oude’ gemeenten. Ook wordt in de structuurvisie het Limburgs Kwaliteitsmenu verwerkt tot een gemeentelijk kwaliteitsmenu. De Glas voor glasregeling is een goede regeling om ‘oude’ kassen op te ruimen in het buitengebied en is een stimulans om glastuinbouwbedrijven zich te laten vestigen in concentratiegebieden. De vraag hierbij is of de regeling de gewenste uitwerking heeft en of de regeling werkt. Dit wordt in het volgende deel van het onderzoek verder onderzocht. Het beleid plattelandswoningen kan op de locatie zelf iets oplossen maar voor de omgeving kan het voor problemen zorgen. Het is dus de vraag of deze regeling op de lange termijn ook nog de gewenste uitwerking heeft.
46 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
HOOFDSTUK 9 9.1
GEMEENTE DEURNE
Structuurvisie Deurne
(Bron: Structuurvisie Deurne, gemeente Deurne, 2011)
Gemeente Deurne heeft voor haar gemeente een structuurvisie opgesteld. Met deze structuurvisie wil de gemeente invloed uitoefenen op de ontwikkelingen en processen die voor de toekomst van de gemeente van belang zijn. Gemeente Deurne wil ontwikkelingen stimuleren die het goed wonen, leven en werken ondersteunen en verbeteren. De structuurvisie is onderverdeeld in vijf thema’s: samenleven, wonen, werken, vrije tijd en omgeving. De thema’s samenleven, werken, wonen en vrije tijd worden gezien als maatschappelijke activiteiten met ieder hun eigen ruimtevraag/ruimtelijke inrichting. Er wordt beschreven hoe de gemeente met deze opgave wil omgaan. In het thema omgeving komen de ruimtevragen samen en vindt de integrale ruimtelijke afweging plaats. Allen de thema’s die van toepassing zijn op dit onderzoek komen aan bod.
9.1.1 Uitwerking thema’s Wonen Het thema wonen heeft betrekking op het wonen in alle kernen en de verspreide woningen in het buitengebied. Bij plannen en initiatieven voor uitbreiding van de woonfunctie in het buitengebied zal niet altijd medewerking worden verleend. Er moet aan een aantal voorwaarden voldaan worden. Het toevoegen van de woonfunctie in het buitengebied mag niet leiden tot aantasting van bestaande bewoningstructuren in het buitengebied. Het belangrijkste is om de woonfuncties in de buutschappen te behouden.
Werken Dit thema heeft betrekking op de aspecten economie en werkgelegenheid. De economisch noodzakelijke schaalvergroting zal niet door elke agrarische ondernemer ingevuld kunnen worden. Binnen het LOG DeurneOost is voldoende ontwikkelruimte voor een modern en duurzaam intensieve veehouderij. De trend van bedrijfsbeëindiging zal zich voortzetten, hierdoor zal steeds agrarische bebouwing vrijkomen voor ander gebruik. Basisbeleid In het bestemmingsplan zijn een aantal voorwaarden opgenomen voor hergebruik. Verder zal de gemeente de landelijke wet- en regelgeving volgen en hierin het instrumentarium zo optimaal mogelijk inzetten. Ambities De agrarische sector verschaft veel werkgelegenheid. Er zijn veel ontwikkelingen door de milieueisen en de economische kaders. Dit leidt tot structurele veranderingen. De gemeente wil de mogelijkheden daartoe bieden, maar wel in combinatie met een goed woon- en leefklimaat. Dit vereist maatwerk. Met betrekking tot de intensieve veehouderij wil de gemeente ontwikkelruimte bieden voor bestaande bedrijven en verplaatsers in het LOG. Vestiging van nieuwe bedrijven is niet mogelijk. Er wordt van de veehouderijen gevraagd om de inzet van zodanige technieken dat een goed leefklimaat in de kern Deurne gewaarborgd blijft. Over de intensieve veehouderij vermeldt de gemeente het volgende in haar structuurvisie: “In het extensiveringsgebied wordt ingezet op een afwaartse beweging van de intensieve veehouderij richting het landbouwontwikkelingsgebied. In het verwevingsgebied wordt ingezet op een evenwichtige ontwikkeling van de intensieve veehouderij met de overige functies in het gebied. Daarnaast wordt de verplaatsing van bedrijven vanuit deze gebieden gestimuleerd door in deze zone gelegen bedrijven te ondersteunen bij beëindiging of verplaatsing.” Voor de glastuinbouw neemt de gemeente een actieve sturende rol op zich. Dit bij de sanering van verspreid gelegen glastuinbouwbedrijven en anderzijds in de ontwikkeling van een projectvestigingslocatie voor de glastuinbouw. Kansen Over de kansen in het buitengebied beschrijft de Structuurvisie Deurne het volgende: “Niet-agrarische bedrijven die niet passend worden geacht in het buitengebied dienen verplaatst te worden. VAB’s kunnen aangewend worden voor nieuwe (economische) functies. Dit kan een impuls geven voor de lokale economie én een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. Nieuwe functies binnen VAB’s zijn uitsluitend mogelijk wanneer passend binnen de omgeving.”
47 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Vrije tijd Over de combinatie tussen agrarische bedrijven, recreatie en het buitengebied zet gemeente Deurne het volgende in haar structuurvisie: “Geuroverlast door agrarische bedrijvigheid kan een bedreiging vormen voor recreatieve activiteiten in met name het buitengebied. De gemeente Deurne wil voorkomen dat het buitengebied als gevolg van agrarische bedrijvigheid verloren gaat voor de recreatieve sector.”
Omgeving Onder het thema omgeving valt de fysieke omgeving, hierin spelen de voorgenoemde thema’s zich af. De omgeving bevat de fysieke gebouwde omgeving en openbare ruimte maar ook de kwaliteiten van het buitengebied. De schaalvergroting is ook te zien in de ruimtelijke ontwikkeling, de beleefde druk op de fysieke omgeving neemt de laatste jaren sterker toe dan het feitelijke nieuwe ruimtebeslag. Hierdoor staat de beleving van de kwaliteit van de omgeving onder druk. Transitie van het buitengebied Het buitengebied is voortdurend in beweging, er zullen diverse veranderingen plaatsvinden de komende jaren. De economische ontwikkeling van de landbouw is een belangrijke motor. Wel wordt er de komende jaren een verschuiving in de agrarische sector verwacht, het aantal bedrijven zal afnemen maar de overgebleven bedrijven zullen doorontwikkelen, dit ten gevolge van de schaalvergroting. De structuurvisie schrijft het volgende over de transitie van het buitengebied: “De transitie is, buiten het economische vlak zichtbaar op de volgende onderdelen: Functioneel: door bedrijfsbeëindiging in het buitengebied komt er ruimte voor andere functies. In het LOG zal sprake zijn van een verdere uniformering van functies, doordat hier ruimte voor de groei van de agrarische sector wordt geboden. Maatschappelijk: door de gewijzigde economische positie van de landbouw veranderen ook de maatschappelijke patronen. Landschappelijk: de agrarische sector is de grootste gezichtsbepaler van het buitengebied. In de delen waar de transformatie het grootst is, zal ook het landschap mee veranderen.” Gebieden Onder het thema Omgeving is de gebiedsindeling gebaseerd op de algemene karakteristieken van het buitengebied met daarbij de belangrijkste functies die daarbinnen uitgeoefend worden. In dit stuk van de structuurvisie wordt onderscheid gemaakt in de volgende gebieden: Afwegingsruimte stedelijke functies Bos en natuur EHS Landschappelijk waardevol gebied Primair Agrarisch gebied Overig Agrarisch gebied Beleid Ze willen het divers karakter in de verwevingsgebieden en buurtschappen behouden. Hierover wordt het volgende geschreven in de structuurvisie: “De agrarische functie, met name de grondgebonden aspecten, vormen een belangrijke basis voor de aanwezige kwaliteiten en de beleving ervan. De omgevingskwaliteiten van het buitengebied kunnen vooral beleefd worden vanuit het recreatief gebruik van paden, wegen en recreatieve steunpunten.” Ambitie buitengebied Versterken van natuur- en landschapswaarden, beleefbaarheid voor toerisme en recreatie versterken, toepassing van zonering, niet elk deel van het buitengebied is landschappelijk even waardevol. In het LOG zijn lagere kwaliteitseisen. Kansen en bedreigingen Initiatieven die bijdragen aan de versterking van de omgevingskwaliteit van het buitengebied worden waar mogelijk ondersteund. Er wordt wel met een aantal aspecten rekening gehouden. De gemeente wil voorkomen dat kernen aan elkaar groeien ten kosten van het buitengebied.
48 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
9.2
VAB-beleid
(Bron: Raadsinformatie Boeren met Buren nummer 17, gemeente Deurne, 2013)
Het VAB-beleid komt naar voren uit Boeren met Buren. Dit is een soort van werkgroep van de gemeente waar verschillende onderwerpen aan bod komen in de agrarische sector. Vrijkomende agrarische bebouwing is er daar één van. Het beleid nog niet doorgevoerd in het bestemmingsplan.
9.2.1
Aanleiding
De afgelopen jaren zijn er veel agrarische bedrijven gestopt en er zullen nog vele volgen. Veel bedrijfsgebouwen komen leeg te staan. De gebruiksmogelijkheden van deze bebouwing (VAB) hebben direct invloed op de economie en beeldkwaliteit van het platteland maar hebben ook invloed op de bedrijventerreinen en het kernwinkelgebied. Anderzijds worden ten behoeve van de agrarische ontwikkeling nieuwe bedrijfsgebouwen gebouwd. Het is de vraag hoe hier mee om te gaan.
9.2.2
Doelstelling vitaal platteland
Volgens het ontwerp Provinciale Verordening Ruimte 2014 van de Provincie Noord-Brabant is de definitie van een VAB: “De vestiging van een ruimtelijke ontwikkeling die op grond van het geldende planologische regime niet mogelijk is en waarbij gebruik wordt gemaakt van een bestaand bestemmings- of bouwvlak waarbinnen het geldend bestemmingsplan het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 100 m² toestaat”. Binnen deze definitie worden minder beperkingen opgelegd en zijn er dus meer mogelijkheden. Het doel is onder andere om de werkgelegenheid te versterken, een aantrekkelijker buitengebied te creëren, belang hechten aan een duurzame en innovatieve agrarische sector, maatwerk voor ontwikkelingen die meerwaarde hebben voor het buitengebied, systeem te ontwikkelen waar dynamiek mogelijk is en verstening van het buitengebied tegengaan. Hierbij moet wel voorkomen worden dat er uitholling van de kwaliteit van dorpen en kernen ontstaan, concurrentie met bedrijventerreinen, onevenredige aantasting voor de omgeving, extra verstening en belemmeringen voor de bestaande activiteiten.
9.2.3
Uitwerking
Het is wenselijk om één gebied te blijven bestemmen voor vrijwel uitsluitend agrarische activiteiten, waar de agrarische sector optimaal de ruimte krijgt. Hier zijn andere activiteiten niet gewenst, deze moeten ruimte krijgen in de andere gebieden. Het doel is om de totale verstening gelijk te houden, maar wel op de juiste plek. De juiste plek is dan een gebouw dat innovatief is en een buitengebiedgebonden economie faciliteert. In bijlage 6 van het bijlagendocument is een tabel toegevoegd met kansrijke ontwikkelingen en de voorwaarden daarvoor.
9.3
Bestemmingsplan buitengebied Deurne
(Bron: Bestemmingsplan buitengebied gemeente Deurne 2e herziening, gemeente Deurne, 2014)
Hier zijn de belangrijkste punten opgenomen die beschreven zijn in het bestemmingsplan buitengebied Deurne omtrent de mogelijkheden van agrarisch vastgoed.
9.3.1
Gebieden Ecologische hoofdstructuur: gronden die nog in agrarisch gebruik zijn, maar onderdeel uitmaken van de ecologische hoofdstructuur zijn voorzien van de gebiedsbestemming Agrarisch met waarden – Natuur en Landschap. Het huidig agrarisch gebruik van deze gronden kan worden voortgezet. De omzetting van de agrarische bestemming naar een natuurbestemming is mogelijk. Attentiegebied EHS: het beleid in deze gebieden is gericht op het verbeteren van de condities voor de natuur in de natte natuurparels en een externe bescherming tegen ingrepen die een ongewenste beïnvloeding van deze natuurwaarden kunnen hebben. Er mogen in het gebied of in de omgeving geen activiteiten plaatsvinden die een verslechtering van de hydrologische situatie in de natte natuurparel tot gevolg hebben. Groenblauwe mantel: de agrarische gronden rondom kerngebieden natuur en water zijn aangeduid als groenblauwe mantel. Gronden binnen de groenblauwe mantel zijn voorzien van een specifieke aanduiding. Gronden die in dit gebied in agrarisch gebruik zijn is de gebiedsbestemming agrarisch met waarden – landschap toegekend.
49 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
9.3.2
Agrarisch ontwikkelingsgebied: de bestemming Agrarisch – 1 omvat het landbouwontwikkelingsgebied. Projectvestigingsgebied glastuinbouw: de bestemming Agrarisch – 2 omvat vestigingsgebied glastuinbouw. Gemengd agrarisch gebied: de bestemming Agrarisch – 3 omvat het gemengde agrarisch gebied dat zich kenmerkt door nabijheid van kernen, kleinschaliger en meer besloten landschappen. Integrale zonering intensieve veehouderij: de zonering bestaat uit navolgende gebieden: landbouwontwikkelingsgebied, verwevingsgebied en extensiveringsgebied.
Ontwikkeling
Groenblauwe mantel Binnen deze bestemming kan het huidige agrarisch gebruik worden voortgezet, mits aanwezige specifieke natuur- en of landschapswaarden, van bijzonder gemeentelijk belang, niet onevenredig worden aangetast. Agrarisch ontwikkelingsgebied Het gebied biedt agrarische- en ondersteunende bedrijven de ruimte om in te spelen op ontwikkelingen in de landbouwsector, biedt ruimte om de bedrijfsvoering voort te zetten en bij beëindiging ruimte bieden voor agrarisch hergebruik. Het streven is hier om de bestaande agrarische bouwvlakken zoveel mogelijk te behouden en terughoudend om te gaan met mogelijkheden voor niet-agrarische nevenactiviteiten en functieverandering. Projectvestigingsgebied glastuinbouw Ontwikkelingsruimte wordt geboden aan glastuinbouwbedrijven. Nieuwvestiging en uitbreiding van glastuinbouwbedrijven wordt rechtstreeks toegestaan. Omschakeling naar of uitbreiding van andere bedrijfsvormen dan glastuinbouw of aan glastuinbouw gerelateerde bedrijven is niet mogelijk. Buiten het projectvestigingsgebied is nieuwvestiging of omschakeling niet toegestaan en uitbreiding tot max. 3,5 hectare en in de groenblauwe mantel geen uitbreiding. Gemengd agrarisch gebied De gronden zijn geschikt voor agrarische bedrijven maar ook de ontwikkeling van (agrarische) nevenactiviteiten, recreatie en nieuwe economische dragers. Ontwikkelingsruimte wordt voor zover mogelijk geboden. Ook worden er meer mogelijkheden voor functieverandering geboden. Bij agrarische bedrijfsbeëindiging vormt behoud van bestaande agrarische bouwvlakken geen uitgangspunt. Integrale zonering intensieve veehouderij Nieuw vestiging van een intensieve veehouderij wordt niet toegestaan. Ook omschakeling naar een intensieve (neven)tak wordt niet meer toegestaan. Voor uitbreiding gelden strikte randvoorwaarden. Landbouwontwikkelingsgebied: In dit gebied wordt voorzien in de mogelijkheid tot uitbreiding tot max. 1,5 ha, hervestiging of omschakeling van een intensieve veehouderij. Verwevingsgebied: hier is hervestiging of uitbreiding van intensieve veehouderij mogelijk mits de ruimtelijke kwaliteit of functies zich daar niet tegen verzetten. Extensiveringsgebied: Uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderij wordt niet toegestaan.
9.3.3
Hergebruik van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen
In het bestemmingsplan buitengebied Deurne is een visie voor de omgang van het hergebruik van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen beschreven. Deze beschrijven luidt als volgt: “Als gevolg van diverse ontwikkelingen in de landbouwsector komen veel agrarische bedrijfsgebouwen vrij. Beëindiging van het agrarisch gebruik kan leiden tot verloedering van (cultuurhistorisch waardevolle) bebouwing en aantasting van de ruimtelijke kwaliteit. Indien hergebruik samen gaat met sloop van (niet cultuurhistorisch waardevolle) bebouwing kan dit bijdragen aan ruimtelijke kwaliteitsverbetering. Bovendien kan hergebruik een impuls leveren aan de versterking van de leefbaarheid op het platteland en kan het kapitaalvernietiging voorkomen. Gezien de agrarische hoofdfunctie van het merendeel van het buitengebied heeft bij hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing agrarisch hergebruik de voorkeur.
50 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
In het bestemmingsplan zullen conform het geldende plan regels worden opgenomen teneinde verschillende vormen van functieverandering te faciliteren. Dit betreft mogelijkheden voor locaties, waar de bedrijfsmatige activiteiten recent of in de nabije toekomst worden beëindigd alswel voor locaties, waar de bedrijfsmatige activiteiten reeds langer geleden zijn beëindigd, maar waar de voormalige bedrijfsbebouwing nog wel aanwezig is. Betreffende locaties (nu aangeduid als woonbestemmingen) worden voorzien van een specifieke ‘VABaanduiding’. Binnen de gemeente zijn op basis van de gemeentelijke notitie ‘gebiedsvisie bebouwingsconcentraties’ zijn specifieke kernrandzones en/of bebouwingsclusters aangewezen, die overeenkomstig het bestemmingsplan Buitengebied 2007, gedeeltelijk herzien in het bestemmingsplan Partiële herziening Buitengebied 2010 op de verbeelding zijn opgenomen met de aanduiding ‘wro-zone wijzigingsgebied ontwikkelingscluster’ respectievelijk ‘wro-zone wijzigingsgebied kernrandzone’. Binnen deze bebouwingsconcentraties gelden enkele specifieke omschakelingsmogelijkheden. Indien hier overtollige agrarische voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt kan onder randvoorwaarden een ‘bonus’ worden geboden in de vorm van het toestaan van een ruimere maatvoering voor de hergebruikfunctie. De Verordening ruimte 2012 maakt het mogelijk een ruimer beleid te ontwikkelen. Dat past op dit moment niet bij de beleidsarme omzetting van het bestemmingsplan zoals de gemeente nu nastreeft.” In bijlage 6 van het bijlagendocument is weergegeven welke omschakelingsmogelijkheden geboden worden binnen het bestemmingsplan bij het hergebruiken van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen.
9.3.4
Bestemming
De agrarische kavels zijn allemaal gelegen in verschillende agrarische gebieden (Agrarisch 1, 2 en 3, Agrarisch met waarden – landschap, agrarisch met waarden – natuur en landschap). De agrarische kavels worden niet meer apart bestemd, er wordt alleen aangegeven wat voor soort agrarisch bedrijf het is (intensieve veehouderij, glastuinbouw, enz.). De agrarische gebieden geven aan wat de mogelijkheden zijn van de agrarische kavel. In strijdig gebruik met de bestemming is in ieder geval het uitoefenen van detailhandel, woondoeleinden en het plaatsen van kampeermiddelen op de agrarische locatie. De verdere specifieke gebruiksregels en de wijzigingsbevoegdheden met daarbij de regels zoals opgenomen in het bestemmingsplan zijn weergegeven in tabel 8 en 9 van bijlage 7 van het bijlagendocument.
9.4 9.4.1
Overig Kwaliteitsverbetering landschap
(Bron: Beleidskader Kwaliteitsverbetering landschap, gemeente Deurne, 2013)
Rood-met-groen regeling De gemeente Deurne stelt, naar aanleiding van de eis vanuit de Verordening Ruimte, dat elke ruimtelijke ontwikkeling die een wezenlijk ruimtelijk effect heeft op de omgeving gepaard moet gaan met kwaliteitsverbetering van het landschap. De wijze en mate van de tegenprestatie voor de kwaliteitsverbetering van het landschap is afhankelijk van de impact van de ruimtelijke ontwikkeling op de omgeving. Deze impact wordt door een aantal zaken bepaald. Aan de hand van deze impact op de omgeving worden drie categorieën van ruimtelijke ontwikkeling onderscheiden.
9.4.2
Gebiedsvisie bebouwingsconcentraties
(Bron: Gebiedsvisie bebouwingsconcentraties, gemeente Deurne, 2007)
Bedrijven in woonconcentraties en kernranden hebben geen optimale productieomstandigheden. In deze gebieden is er volgens deze visie behoefte aan meer actief beleid. Bij dit actief beleid moeten de ondernemers extra gestimuleerd worden om werkelijk tot verplaatsing en/of beëindiging van het agrarisch bedrijf over te gaan. Om het landelijk gebied duurzaam en vitaal te houden dienen aan bestaande economische dragers voldoende ontwikkelingsmogelijkheden geboden te worden, ook dienen alternatieve economische functies voor het platteland te worden gestimuleerd. Deze kansen zullen zich nadrukkelijk in kernranden voordoen. Hier is namelijk sprake van een sterke dynamiek, waarbij in de directe omgeving van het woongebied nieuwe voorzieningen kunnen inspelen op een zekere maatschappelijke behoefte. In bebouwingsconcentraties (kernrandzones, bebouwingslinten en –clusters) wordt hergebruik van VAB’s voor diverse niet-agrarische
51 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
functies mogelijk gemaakt. Een belangrijke randvoorwaarde hiervoor is dat een bijdrage geleverd moet worden aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit is ruime zin.
Opzet Het doel van de studie is een helder ruimtelijk en functioneel kader te creëren voor toekomstige ontwikkelingen, die een bijdrage kunnen leveren aan verbetering van de ruimtelijke kwaliteit middels verruimde hergebruikmogelijkheden van bestaande (agrarische) bedrijfscomplexen. Mogelijke vervangende functies, die in aanmerking komen voor hergebruik van vrijkomende bebouwing in bebouwingsconcentraties zijn onder andere: Agrarische bedrijven Burgerwoningen Agrarisch verwante bedrijven Agrarisch technische hulpbedrijven Ambachtelijke bedrijvigheid Opslag Dagrecreatie Verblijfsrecreatie Sauna Sociaal culturele voorzieningen Zakelijke dienstverlening
9.5
Conclusie
De gemeente Deurne kent heel veel veehouderijbedrijven, dit is het grootste deel van de agrarische bedrijven. Het valt op dat in het beleid, provinciaal en gemeentelijk, naar voren komt dat de intensieve veehouderij juist geweerd wordt uit gemeente Deurne. Alles wordt in concentratiegebieden geplaatst. Dit is erg opvallend omdat de intensieve veehouderij juist heel belangrijk is voor gemeente Deurne. Gemeente Deurne heeft vooral algemene beleidsstukken en geen specifieke beleidsstukken op bijvoorbeeld glastuinbouw of intensieve veehouderij. Het enige wat de gemeente en provincie wil is de intensieve veehouderij proberen te verwijderen door ondernemers geen ontwikkelmogelijkheden meer te bieden. Er wordt vanuit het beleid geen hulp geboden om deze bedrijven bijvoorbeeld te saneren, te verplaatsen of te herbestemmen. In het bestemmingsplan komt het hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing naar voren, buiten dit stuk om is er nog een apart beleid voor vrijkomende agrarische bebouwing wat meer mogelijkheden biedt. Als er een ontwikkeling is die binnen het bestemmingsplan niet mogelijk is, is de structuurvisie bindend voor die ontwikkeling. De overige beleidsstukken die de gemeente heeft zijn de kwaliteitsverbetering landschap, dit gaat vooral over de ruimtelijke kwaliteit naar aanleiding van ontwikkelingen. Hier moeten agrariërs altijd rekening mee houden als ze willen ontwikkelen of iets willen veranderen. Uit de gebiedsvisie bebouwingsconcentraties komt naar voren dat het hergebruiken van agrarische bebouwing in woonconcentraties en kernranden meer mogelijkheden hebben. Dit is gunstig voor deze agrarische bedrijven, afgevraagd kan worden of in dit gebied nog veel agrarische bedrijven gevestigd zijn omdat er geen ontwikkelingsmogelijkheden geboden werden.
52 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
HOOFDSTUK 10
GEMEENTE ZUNDERT
In dit hoofdstuk wordt het gemeentelijk beleid beschreven van gemeente Zundert. Het beleid wat hier besproken wordt heeft betrekking op leegstaand agrarisch vastgoed of heeft er een raakvlak mee. Als eerst wordt de ‘Structuurvisie Landschap 2025’ besproken, daarna wordt er ingegaan op het ‘Bestemmingsplan Buitengebied Zundert’ wat de gemeente in 2012 heeft opgesteld. Als laatste wordt ingegaan op specifieke nota’s die de gemeente geschreven heeft voor het goed kunnen beheersen van het agrarisch vastgoed. Bij al deze beleidsstukken wordt een korte uitleg gegeven van het stuk.
10.1
Structuurvisie Landschap 2025
(Bron: Structuurvisie Landschap 2025, gemeente Zundert, 2013)
Gemeente Zundert heeft voor haar gemeente een structuurvisie opgesteld. De structuurvisie is een belangrijk kader voor de afweging van concrete ruimtelijke beslissingen, voor de inzet van bestuurlijke inzet (bestemmingsplan), beschikbaar stellen van financiële middelen en het sluiten van bestuursovereenkomsten voor de gemeente. Deze structuurvisie is er vooral op gericht een visie te geven over de indeling van het landschap. De gemeente geeft een toekomstvisie hoe het landschap er in 2025 uit moet zien. In de Verordening Ruimte 2014 is het principe ‘kwaliteitsverbetering van het landschap’ beschreven. Via dit principe kan een deel van de in de structuurvisie genoemde maatregelen gerealiseerd worden. Dit principe houdt in dat als er ruimtelijk een verandering plaats vindt (bijvoorbeeld de bouw van een object), er een kwaliteitsverbetering moet plaats vinden van het landschap. Dit kan gedaan worden doormiddel van groen toe te voegen aan het landschap. Het landschap van Zundert is naast een divers landschap een landschap dat gebruikt wordt als productiemiddel voor veehouders, akkerbouwers, tuinders en boomkwekers. Het is een kwaliteit dat agrarische bedrijven zich toekomstbestendig kunnen ontwikkelen. In de structuurvisie zijn 4 deelgebieden onderscheiden (Intensieve productielandschappen, Extensieve Productielandschappen, Beekdalen en Natuur & Landgoederen). De visie van Zundert is er om aan elk van deze deelgebieden zijn eigen gebruik, kwaliteit en uiterlijk te geven. De uitvoering van de ‘kwaliteitsverbetering van het landschap’ is dus voor ieder gebied anders. In tabel 13 wordt weergegeven welke gebieden die zijn opgenomen in het Bestemmingsplan Buitengebied Zundert behoren tot de gebieden zoals die beschreven zijn in de Structuurvisie Landschap 2025. Gebied Structuurvisie Intensieve productielandschappen
Extensieve productielandschappen
Beekdalen Natuurgebieden & landgoederen
Gebied Bestemmingsplan De Intensieve Productielandschappen zijn in het beleid vrijwel helemaal aangewezen als boomteeltontwikkelingsgebied (BOG) en de AHS+ gebieden (agrarische hoofdstructuur). De Extensieve Productielandschappen bestaan uit de Groenblauwe Mantel exclusief de Beekdalen, aangevuld met fragmenten productielandschap die niet onder BOG of AHS+ vallen. Beekdalen hebben in het bestemmingsplan Buitengebied over het algemeen een status als beekdal of als groenblauwe mantel. In dit gebied vallen alle natuurgebieden en landgoederen die de gemeente Zundert kent.
Tabel 13: Gebieden structuurvisie Bron: Structuurvisie Landschap 2025, gemeente Zundert, 2013
De visie die in de Structuurvisie Landschap 2025 wordt beschreven, wordt doorgevoerd in het Bestemmingsplan Buitengebied Zundert wat hierna besproken wordt. In het bestemmingsplan worden regels opgesteld om de kwaliteit van het landschap zoals beschreven te waarborgen en uit te voeren. Daarom is het voor de gemeente belangrijk om deze gebieden met de beoogde landschappelijke kwaliteit goed te beschrijven.
10.2
Bestemmingsplan Buitengebied Zundert
(Bron: Bestemmingsplan Buitengebied Zundert, gemeente Zundert, 2012)
In deze paragraaf zijn de belangrijkste regels/beleid opgenomen die beschreven zijn in het bestemmingsplan buitengebied Zundert omtrent het beheersen van agrarisch vastgoed. Het Bestemmingsplan Buitengebied Zundert is in 2012 opgesteld aan de hand van de Verordening Ruimte (zoals beschreven in paragraaf 6.3) en de
53 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Structuurvisie Landschap 2025 van gemeente Zundert. De hoofddoelstelling van het bestemmingsplan is om oude bestemmingsplannen samen te voegen en de actualiseren naar de geldende wetgeving.
10.2.1 Gebieden In het bestemmingsplan Buitengebied Zundert zijn vijf soorten agrarische gebieden opgenomen deze gebieden vloeien voort uit de Verordening Ruimte 2014: Agrarisch: gronden in agrarisch gebruik waar geen sprake is van waarde en extra mogelijkheden voor glastuinbouw en boomteelt. In provinciaal beleid vallen deze gronden binnen ‘gemengd landelijk gebied’. Agrarisch – AHS plus (Agrarische Hoofdstructuur plus): gronden rondom de kern van boomteeltontwikkelingsgebied, richting het agrarisch gebied. De gronden zijn agrarisch in gebruik. In het provinciaal beleid sluiten deze gronden aan op het gebied ‘landelijk gebied – accentgebied agrarische ontwikkeling’. Agrarisch – Boomteeltontwikkelingsgebied: deze gronden bieden de ruimste mogelijkheden voor het uitoefenen van boomteelt. Deze gronden sluiten aan bij de gebieden uit de Verordening Ruimte. Agrarisch met waarden – Beekdal: gronden die in het beekdal van de verschillende stromende beken liggen. Er wordt geen extra ontwikkelingsruimte geboden (geen intensivering) voor de boomteeltsector. Begrenzing sluit aan bij de Groenblauwe mantel in de Verordening Ruimte. Agrarisch met waarden – Groenblauwe mantel: dit zijn gronden die nog agrarisch worden gebruikt. Maar waar bepaalde (natuur)waarden wel moeten worden beschermd, of ze zijn in de EHS gelegen. Komt voort uit het provinciaal beleid. Bij de eerste drie hiervoor genoemde gebieden zijn de mogelijkheden voor ontwikkeling van de agrarische sector het grootste en de mogelijkheden voor nevenfuncties ondergeschikt aan het agrarische gebruik. Bij de andere twee gebieden zijn ook de agrarische functies van belang maar moet ook gekeken worden naar de natuur- en landschapswaarden. Deze gebieden zijn zo veel mogelijk aangesloten op de Verordening Ruimte en de Structuurvisie van de Provincie. Naast bovengenoemde gebieden zijn er nog twee gebieden in het bestemmingsplan opgenomen. Deze gebieden liggen over de andere gebieden heen en zijn alleen van toepassing op de veehouderij. Het zijn het Extensiveringsgebied en het Verwevingsgebied. Deze zijn ook naar voor gekomen in de beschrijving van de Verordening Ruimte (paragraaf 6.3). In de verordening Ruimte zijn deze gebieden vervangen door de aanduiding ‘beperkingen veehouderij’. Omdat het bestemmingsplan al was vastgesteld voor dat deze gebieden vervielen in de verordening, blijven deze van kracht in het bestemmingsplan tot het bestemmingsplan herzien wordt. Hieronder zijn de gebieden in het kort beschreven. Extensiveringsgebied Gebied met als belangrijkste functie natuur of overig. Uitbreiding, hervestiging of nieuw vestiging van intensieve veehouderij is onmogelijk of zal in de beleidskaders onmogelijk worden gemaakt. Verwevingsgebied Gebied dat gericht is op verweving van landbouw, wonen en natuur. Hervestiging of uitbreiding van intensieve veehouderijen is mogelijk, mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten.
10.2.2 Ontwikkeling agrarisch bedrijf Hieronder is beschreven wat in het bestemmingsplan Buitengebied Zundert is opgenomen over de ontwikkeling van een agrarisch bedrijf. Het gaat hier om de omschakeling, nieuw vestiging en uitbreiding van een agrarisch bedrijf. Omschakeling Omschakeling naar een agrarisch bedrijf mag alleen naar een grondgebonden bedrijf binnen een bestaand bestemmingsvlak en binnen het gebied Agrarisch, Agrarisch – AHSplus en Agrarisch – Boomteeltontwikkelingsgebied. Nieuw vestiging Het creëren van een nieuw agrarisch bouwvlak is niet toegestaan. Nieuw vestiging op een voormalig agrarisch bouwvlak is wel toegestaan voor grondgebonden agrarische bedrijven. Uitbreiding Uitbreiding is toegestaan vanuit het bestemmingsplan. In het bestemmingsplan zijn hiervoor de specifieke regels en toegestane aantal vierkante meters opgenomen.
54 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
10.2.3 Hergebruik VAB Voor het hergebruik van vrijkomende agrarische bedrijven is in het bestemmingsplan buitengebied Zundert het volgende letterlijk opgenomen: “Bij de toekenning van de bestemming is ervoor gekozen om bij een vrijgekomen agrarisch bedrijf toch de bestemming Agrarisch bedrijf toe te kennen als er meer dan 200 m² voormalige agrarische bedrijfsbebouwing aanwezig is. Dit is gedaan om bij een eventuele wijziging naar de bestemming Wonen of een andere bestemming te realiseren dat de bebouwing meer dan 200 m² daadwerkelijk wordt gesloopt. Indien reeds minder dan 200 m² voormalige agrarische bedrijfsbebouwing aanwezig is en er geen omliggende (agrarische) bedrijven worden belemmerd, is ervoor gekozen om de desbetreffende vrijgekomen agrarische bedrijven rechtstreeks te bestemmen tot Wonen. In het VAB-beleid hebben we het eveneens mogelijk gemaakt om een VAB-locatie te wijzigen naar een niet-agrarisch bedrijf in de categorie 1 en 2 voor een bouwvlak van maximaal 5000 m². Door hergebruik en functieverandering van vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing in het buitengebied kunnen de vitaliteit en de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit van het buitengebied behouden en vergroot worden, zonder daarbij de ontwikkelingsmogelijkheden voor agrarische bedrijven te beperken. Meer concreet streeft de gemeente Zundert met haar VAB-beleid de volgende doelen na: • De vitaliteit van het buitengebied vergroten door vestiging van nieuwe economische bedrijvigheid in vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing in het buitengebied onder voorwaarden mogelijk te maken; • De ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit van het buitengebied vergroten door vrijgekomen landschapsontsierende agrarische bedrijfsbebouwing te saneren; • Door hergebruik van vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing verpaupering en ongewenst gebruik van vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing in het buitengebied tegen te gaan; • Voorzien in de behoefte wonen in waardevolle bebouwing in het landelijk gebied. Bij het opstellen van het beleid is er bewust voor gekozen om geen positieve of negatieve lijst met functies op te nemen, maar algemene randvoorwaarden te formuleren.” Naast deze doelen zijn er in het Bestemmingsplan Buitengebied Zundert ook voorwaarden opgenomen waaraan een functieverandering moet voldoen. Deze voorwaarden zijn opgenomen in bijlage 6 van het bijlagendocument. Aan de hand van deze voorwaarden komt het er op neer dat een functieverandering van een agrarisch bedrijf moet bijdragen aan de kwaliteit van het gebied en dat omliggende (bestaande) agrarische bedrijven er geen belemmeringen van mogen hebben. Ook moeten de activiteiten plaats vinden in de bestaande gebouwen en kan de functieverandering samengaan met sloop van delen van de bestaande bebouwing.
10.2.4 Bestemming Agrarisch – Agrarisch bedrijf Bij alle agrarische bedrijven in het buitengebied van gemeente Zundert is de bestemming Agrarisch – Agrarisch bedrijf opgenomen. Deze bestemming geeft specifieke regels over het wat wel en niet mag op deze bestemming. In deze regel wordt opgenomen wat gevestigd mag worden op een locatie met deze bestemming. Ook de specifieke aanduiding VAB is gevestigd op deze bestemming. Het is mogelijk om binnen de bestemming ander gebruik toe te passen mits voldaan is aan de regels in het bestemmingsplan. Deze regels worden de specifieke gebruiksregels genoemd en zijn in bijlage 7 van het bijlagendocument opgenomen. Ook worden hier van deze bestemming de afwijkingsbevoegdheden en de wijzigingsbevoegdheden beschreven. In het bestemmingsplan is ook strijdig gebruik opgenomen. Strijdig gebruik met de bestemming is bijvoorbeeld het uitvoeren van detailhandel en kleinschalig kampeerterrein op deze locatie. Ook het uitoefenen van nevenactiviteiten na het beëindigen van de agrarische bedrijfsvoering is strijdig gebruik met deze bestemming.
10.3
Beleidsnota Ruimte voor Ruimte gemeente Zundert
(Bron: Beleidsnota Ruimte voor Ruimte gemeente Zundert, gemeente Zundert, 2012)
De beleidsnota is een verdere uitwerking van de provinciale regeling zoals verwoord in de ‘Verordening Ruimte’ en de ‘Beleidsregel ruimte voor ruimte 2006’. De regeling Ruimte voor Ruimte heeft als doel om de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied te verbeteren. De Ruimte voor Ruimte regeling bestaat uit een subsidieregeling voor de beëindiging van intensieve veehouderijen binnen de reconstructiegebieden en een ontwikkelmaatschappij Ruimte voor Ruimte CV. Subsidieregeling is beëindigd, uitgifte van Ruimtekavels nog niet. Waar moet het veehouderijbedrijf aan voldoen: Alleen voor intensieve veehouderijbedrijven;
55 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Bedrijft dient minimaal 1000m2 bedrijfsgebouwen te slopen; In ruil daarvoor krijgt men een bouwtitel waarmee men in het buitengebied op een planologisch aanvaardbare locatie een nieuwe burgerwoning mag oprichten.
Om voor de Ruimte voor Ruimte regeling in aanmerking te komen moet het verzoek zowel aan provinciale als aan gemeentelijk beleid voldoen. Er worden in gemeentelijk beleid o.a. regels gesteld aan het volgende: 1. Bouwtitel; 2. Locatie vereisten; 3. Verkaveling; 4. Bouwvoorschriften; 5. Beeldkwaliteit; 6. Projectmatige ontwikkeling.
10.4
Beleidsnota plattelandswoning
(Bron: Beleidsnota plattelandswoning, gemeente Zundert, 2014)
De Wet plattelandswoning is er voor de volgende twee problemen: Het gebruik van de agrarische bedrijfswoning als burgerwoning is in strijd met het bestemmingsplan. Het gebruik van de agrarische bedrijfswoning als burgerwoning brengt een hoger beschermingsniveau met zich mee tegen nadelige milieueffecten van andere bedrijven.
10.4.1 Definitie plattelandswoning “Een bedrijfswoning behorende tot of voorheen behorende tot een agrarisch bedrijf die op grond van het bestemmingsplan (of beheerverordening) of op grond van een verleende omgevingsvergunning door een derde bewoond mag worden, die met betrekking tot het bijbehorende agrarisch bedrijf wordt beschouwd als onderdeel van deze inrichting.”
10.4.2 Wat houdt het in Deze wet maakt het mogelijk om planologisch toe te staan dat de agrarische bedrijfswoningen in het buitengebied bewoond mogen worden door niet-agrariërs (burgers c.q. derden, die geen binding hebben met het agrarisch bedrijf). Deze voormalige bedrijfswoningen die door niet-agrariërs worden bewoond worden dan ook niet meer beschermd tegen de milieugevolgen van het bijbehorende agrarische bedrijf. Dit wil dus zeggen dat naast gelegen bedrijven wel hinder kunnen ondervinden van deze plattelandswoning. Naastgelegen bedrijven worden niet beschermd door deze wet en kunnen hierdoor beperkt worden in haar bedrijfsvoering. (denk hierbij aan de cirkel Wet geurhinder, driftzones).
10.5
Nota economisch beleid
(Bron: Nota economisch beleid, gemeente Zundert, 2008)
In de Nota Economisch Beleid wordt beschreven waar gemeente Zundert in de komende jaren naar toe wil met de economie in haar gemeente. De ambitie is een ‘ondernemend, groeiend en bloeiend Zundert’. Zundert heeft de volgende vier doelstellingen voor de uitwerking van haar economische visie: Versterking bedrijvigheid die past bij landelijk karakter; Voldoende ruimte om te ondernemen; Kwaliteitsslag in verschillende onderdelen van de economie; Samenwerking om extra groei te kunnen realiseren. Uit de nota komt het volgende naar voor met betrekking tot vrijkomend agrarisch vastgoed. Gemeente Zundert wil naast het zorgen voor voldoende ontwikkelingsruimte voor de agrarische sector, de mogelijkheid bieden aan startende ondernemers en hoogwaardige zorgaanbieders om zich te vestigen in VAB locaties. Uitgangspunt is wel dat deze VAB locaties primair bedoeld zijn voor hergebruik door de agrarische sector en dat startende bedrijven die groeien, verplaatsen naar een locatie op een bedrijventerrein.
10.6
Conclusie
Gemeente Zundert is een zeer agrarische gemeente. Dit komt duidelijk naar voor in deel 1.1 van het onderzoek maar ook in het beleid wat de gemeente geschreven heeft. In ieder beleidsstuk komt sterk naar voor dat de agrarische sector de belangrijkste sector is in het buitengebied van gemeente Zundert en dat zij deze genoeg
56 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
ruimte willen bieden om te ontwikkelen en te versterken. In de agrarische sector van gemeente Zundert is de bomenteelt de belangrijkste. In de Verordening ruimte is hier al een aparte aanduiding voor opgenomen (aanduiding: teeltgebied Zundert), en dit werkt sterk door naar het beleid wat gemeente Zundert heeft geschreven. Het beleid biedt voor de bomenteelt (daarbij ook de glastuinbouw) meer ruimte dan voor andere agrarische sectoren. Hierdoor wil gemeente Zundert deze tak in de agrarische sector economisch versterken in Europa. Maar men kan zich afvragen of dit niet ten koste gaat van andere takken in de sector. Het beleid van gemeente Zundert biedt naast ruimte voor de agrarische sector ook ruimte voor het vorm veranderen van VAB-locaties. In het bestemmingsplan zijn hiervoor de meest voorkomende wijzigingen al opgenomen (wijzigingsbevoegdheden). De gemeente heeft hiernaast ook een visie opgenomen voor het beheersen van de VAB-locaties. Een aparte regeling voor het slopen van agrarische bebouwing is er niet in gemeente Zundert (buiten de Ruimte voor Ruimte regeling). In het bestemmingsplan is wel een bepaling opgenomen wanneer een agrarische bestemming veranderd wordt in een bestemming ‘wonen’ dat dan tot een bepaald aantal vierkante meters aan bedrijfsgebouwen moet worden gesaneerd. Deze bepaling werkt alleen als de bestemming ook daadwerkelijk veranderd wordt. Wanneer dit niet het geval is hoeft de agrariër zijn bedrijfsgebouwen niet te slopen. Als men gaat kijken welk beleid het belangrijkste is, dan komt men het eerst uit bij het Bestemmingsplan Buitengebied Zundert. Wanneer dit beleidskader niet voldoende ruimte biedt en veranderd moet worden voor een ontwikkeling die een agrariër wil uitvoeren, zal deze moeten kijken of het wel binnen de Structuurvisie past en daarnaast in de Verordening Ruimte van de Provincie.
57 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
HOOFDSTUK 11
GEBIEDEN EN LEEGSTAND
In dit hoofdstuk is er gekeken of de gebieden die in het beleid aangewezen worden een uitwerking hebben op de leegstand in het buitengebied van de verschillende gemeenten. In dit hoofdstuk wordt de leegstand met de agrarische bestemming van de desbetreffende gemeente vergeleken. Daarnaast wordt gekeken of de gebieden uit de Reconstructiewet concentratiegebieden een invloed hebben gehad. De Reconstructiewet concentratiegebieden is een wet die vanuit het rijk is opgesteld en is vanaf 2002 ingegaan. Door de reconstructiewet is het buitengebied opgedeeld in concentratiegebieden. Dit werd gedaan om de kwaliteit van het buitengebied te herstellen en te verbeteren en om de veedichtheid in het buitengebied te verminderen (dit voor de verspreiding van ziekten en virussen). De gebieden die uit de reconstructiewet voort vloeien zijn het verwevingsgebied, extensiveringsgebied, en het landbouwontwikkelingsgebied. Deze gebieden zijn vooral gericht op het opleggen van regels voor de intensieve veehouderij. Deze gebieden zijn eerder in dit deel van het onderzoek al naar voor gekomen (o.a. paragraaf 8.1.1). Ondertussen zijn deze gebieden door de provincies in het beleid opgenomen op provinciaalniveau (Verordening Ruimte Noord-Brabant en in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg). Vanuit het provinciaal beleid werken deze gebieden weer door naar het gemeentelijk beleid. Hier worden de gebieden opgenomen in de bestemmingsplannen. In de paragraven waar de bestemmingsplannen worden uitgelegd (paragraaf 8.2, 9.3 en 10.2) van de gemeenten wordt ook een uitleg gegeven bij de gebieden die hieronder worden benoemd. Deze gebieden worden daarom in dit hoofdstuk niet nog een keer uitgebreid toegelicht.
11.1
Gemeente Deurne
Bij alle leegstaande locaties is het bouwvlak bestemd als ‘agrarische bouwkavel’. Grenzend aan deze bouwvlakken liggen de agrarische gebieden. Uitzonderingen hierop zijn het ‘extensiveringsgebied’, ‘verwevingsgebied’ en het ‘LOG’. Deze gebieden liggen over de agrarische gebieden en de bouwvlakken heen. In tabel 14 is de leegstand per gebied weergegeven. Onder de tabel worden hier conclusies aan gehangen. Gebied Agrarisch 1 Agrarisch 3 Agrarisch met waarden landschap Totaal
Aantal bedrijven 4 14 12
% van totaal
Extensiveringsgebied
Verwevingsgebied
LOG
13,3% 46,7% 40,0%
0% 21% 17%
0% 79% 83%
100% 0% 0%
30
100%
Tabel 14: Gebieden en leegstand gemeente Deurne
Het gebied bestemd als Agrarisch 1 omvat het landbouwontwikkelingsgebied, het is dus logisch dat alle leegstaande bedrijven in het Agrarisch 1 gebied in het landbouwontwikkelingsgebied liggen. Dit zijn er in totaal weinig ten opzichte van het totaal aantal leegstaande bedrijven, dit kan komen omdat in het LOG veel mogelijkheden zijn voor agrarische bedrijven, hierdoor zullen ze minder snel leeg komen te staan. In het glastuinbouwgebied, het Agrarisch 2 gebied, komt naar onze meting geen leegstand voor, deze is dus ook niet opgenomen in de tabel. Het Agrarisch 3 gebied is een gebied wat dicht bij de kernen ligt en zijn meer kleinschaligere en besloten landschappen. In dit gebied zijn ook meer mogelijkheden voor andere functies. Doordat het dicht bij de kernen ligt en omdat er andere functies liggen in het gebied kunnen de agrarische bedrijven worden beperkt in hun ontwikkelmogelijkheden. De agrarische gronden rondom kerngebieden, natuur en water zijn aangeduid als ‘agrarisch met waarden – landschap’. Het agrarisch gebruik kan hier worden voortgezet mits natuur en landschap niet worden aangetast. In dit gebied liggen dus ook minder ontwikkelmogelijkheden voor agrarische bedrijven, waardoor er meer leeg komen te staan. In het verwevingsgebied is relatief veel leegstand tegenover het extensiveringsgebied, dit terwijl in het extensiveringsgebied veel beperkingen op worden gelegd voor de intensieve veehouderij. Die hebben in het extensiveringsgebied geen ontwikkelmogelijkheden. In het verwevingsgebied kunnen ze alleen uitbreiden als de ruimtelijke kwaliteit of functies zich daar niet tegen verzetten. In deze gebieden wordt verder niks gezegd over de overige bedrijven, buiten de intensieve veehouderij om. Er is dus geen verband te leggen tussen de leegstand en de gebieden.
58 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
11.2
Gemeente Zundert
Bij alle leegstaande locaties is het bouwvlak bestemd als ‘Agrarisch-Agrarisch bedrijf’. Grenzend aan deze bouwvlakken liggen de agrarische gebieden. Uitzonderingen hierop zijn het ‘extensiveringsgebied’ en het ‘verwevingsgebied’. Deze gebieden liggen over de agrarische gebieden en de bouwvlakken heen. Wanneer er gekeken wordt naar hoeveel leegstaande locaties er in elk gebied aanwezig zijn komt hieruit naar voor dat de meeste leegstaande locaties gevestigd zijn in het ‘Agrarische Hoofdstructuur Plus’ en ‘Agrarisch – Boomteeltontwikkelingsgebied’. Respectievelijk 34% en 35,8%. In tabel 15 is te zien hoeveel procent van de leegstaande locaties is gevestigd in de andere agrarische gebieden. De laatste twee kolommen van tabel 15 laten zien hoeveel procent van de in de agrarisch gebied gelegen leegstaande bedrijven ook in het extensiveringsgebied of verwevingsgebied liggen.
Agrarisch gebied
Aantal bedrijven
% van totaal
Extensiveringsgebied Verwevingsgebied
Agrarisch A-AHS+ A-BOG AW-B AW-GB Gecombineerd Totaal
11 18 19 1 3 1 53
20,8% 34% 35,8% 1,9% 5,7% 1,9% 100%
36% 0% 5% 100% 33% 100%
64% 100% 95% 0% 67% 0%
Tabel 15 : Gebieden en leegstand gemeente Zundert
Aan de hand van de tabel is de volgende conclusie te trekken. Het ‘Agrarisch- Boomteeltontwikkelingsgebied’ komt voort vanuit de Verordening Ruimte (Artikel 29 Aanduiding teeltgebied Zundert). Met dit artikel ligt op provinciaal gebied vast dat binnen deze aangewezen gebieden verruimde ontwikkelingsmogelijkheden zijn voor de boomteeltsector. Ook het ‘Agrarische Hoofdstructuur Plus’ komt voort uit de Verordening Ruimte. Binnen de twee agrarische gebieden (A-AHS+ en A-BOG) alsmede het agrarisch gebied ‘Agrarisch’(A) zijn de mogelijkheden voor de ontwikkeling van de agrarische sector het grootst en de mogelijkheden voor nevenfuncties ondergeschikt aan het agrarische gebruik. Binnen deze gebieden hebben zich door de jaren heen dan ook de meeste agrarische locaties gevestigd. Het is dan ook logisch dat hier de meeste leegstaande locaties aanwezig zijn. Een directe relatie met het soort gebied en de reden van leegstaande locaties is niet te leggen. Wel zou men kunnen zeggen dat in de agrarische gebieden de boomteelt de meeste ontwikkelingskans krijgt vanuit de visie van gemeente Zundert. Deze sector gaat het gebied overheersen waardoor andere sectoren verdrongen zouden kunnen worden. Als men kijkt naar het aantal leegstaande bedrijven met bestemming ‘Bomenteelt’, zijn dit er maar 6 van de 53. Men kan zich hiermee afvragen of de stelling klopt of niet.
11.3
Gemeente Horst aan de Maas
Bij alle leegstaande locaties is het bouwvlak bestemd als ‘Agrarische bouwkavel’. Grenzend aan deze bouwvlakken liggen de agrarische gebieden. Uitzonderingen hierop zijn het ‘extensiveringsgebied’, het ‘verwevingsgebied’ en het ‘landbouwontwikkelingsgebied’ (LOG). Ook ken de gemeente Horst aan de Maas nog een ‘concentratiegebied glastuinbouw’, deze gebieden zijn meestal gecombineerd met LOG en af en toe met verwevingsgebieden. Deze gebieden liggen over de agrarische gebieden en de bouwvlakken heen. Uit tabel 16 komt naar voren dat de meeste leegstaande locaties gevestigd zijn het gebied ‘Agrarische doeleinden’, namelijk meer dan de helft. Echter is dit een gebied zonder specifieke waarden. De verdeling over de andere gebieden is te zien in tabel 16. Agrarisch gebied
Aantal bedrijven
% van totaal
Extensiverings gebied
Verwevings gebied
LOG
4%
LOG/ concentratiegebied glastuinbouw 71%
Verwevingsgebied/ concentratiegebied glastuinbouw 7%
Agrarische doeleinden ALN Totaal
28
65,1%
0%
18%
15 43
34,9% 100%
33%
47%
0%
20%
0%
Tabel 16: Gebieden en leegstand gemeente Horst aan de Maas
59 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Het gebied ‘Agrarische doeleinden’ is specifiek gericht op agrarisch grondgebruik. Hier zullen dus ook de meeste agrarische bedrijven liggen omdat hier de meeste mogelijkheden zijn. In dit gebied zullen dan ook meerdere bedrijven leeg kunnen staan. In de agrarische gebieden met landschappelijke- en natuurwaarden, zal bij elke ontwikkeling rekening gehouden moeten worden met onder andere landschappelijke en natuurlijke belangen. Hier zullen minder bedrijven liggen omdat hier natuur belangrijker is. De bedrijven die hier liggen worden meer beperkt dan in het gebied met agrarische doeleinden omdat daar geen rekening gehouden hoeft te worden met de natuur. Wel is er te zien dat er relatief veel leegstand is in de LOG/concentratiegebied glastuinbouw gebieden. Het zou kunnen zijn dat dit ander soort bedrijven zijn dan glastuinbouwbedrijven omdat het LOG/concentratiegebied glastuinbouw waarde er pas later op is gelegd. Het gebied concentreert zich op de glastuinbouw, waardoor andere sectoren misschien minder mogelijkheden hebben. Verder is er weinig samenhang te zien in de leegstand in combinatie met de gebieden.
60 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
HOOFDSTUK 12
CONLUSIE DEEL 1.2
De deelvraag die beantwoordt moet worden bij dit deel van het onderzoek is: Over welk beleid/instrumenten beschikt de provincie/gemeenten leegstaand/leegkomend agrarisch vastgoed? Hoe wordt dit toegepast? Deze deelvraag wordt beantwoord aan de hand van onderstaande conclusie.
voor
het
beheersen
van
Als eerste kan er geconcludeerd worden dat zowel in de beleidsstukken van beide provincies als in de beleidstukken van alle drie de gemeenten sterk wordt ingespeeld op de kwaliteitsverbetering van de omgeving en het buitengebied. Deze kwaliteitsverbetering werkt vanuit de provincie door op gemeentelijk beleid en moet uitgevoerd worden door ondernemers of burgers. Wanneer er een ontwikkeling of veranderring plaatsvindt op een locatie staat daar bijna altijd tegenover dat er een kwaliteitsverbetering moet plaatsvinden (dit kan bijvoorbeeld in de vorm van aanplanting van groen). Naast het feit dat het verplicht is, voor bijvoorbeeld een agrariër die iets wil op een locatie, kost het altijd geld. Wanneer niet zelf gezorgd kan worden voor de kwaliteitsverbetering moet er geld afgedragen worden naar de overheid. De kosten van deze kwaliteitsverbetering worden niet vergoed door provincie of gemeente, dus zijn het extra kosten waarmee een agrariër te maken krijgt. In de beleidsstukken van provincie Noord-Brabant (transitie, structuurvisie) wordt veel geschreven over dat de provincie de samenwerking tussen verschillende partijen wil stimuleren bij ontwikkelingen in het buitengebied. Door dit stimuleren denkt de provincie dat er goed ontwikkelde en innovatieve initiatieven van de grond komen. De provincie zegt hiermee dat zij ook genoeg ruimte biedt hiervoor. Daar tegenover staat de Verordening Ruimte van de provincie die zeer strakke kaders stelt voor het omgaan met het buitengebied. Men kan zich afvragen of de provincie de uitwerking van de eigen visie hiermee niet in de weg staat. De strakke kaders van de provincie Noord-Brabant moeten worden verwerkt in de bestemmingsplannen van gemeenten. De conclusie hierbij is dat gemeenten in zekere maten beperkt worden in het zelf ontwikkelen van beleid. Gemeenten kunnen hiermee een afwachtende positie innemen. Dit wil zeggen dat gemeenten gaan wachten tot de provincie actie onderneemt en hiermee achter de feiten aanlopen. De provincie Limburg heeft geen Verordening die zulke strakke kaders stelt. Wel heeft deze provincie de POL en het Limburgs Kwaliteitsmenu waarmee zij haar visie oplegt bij gemeenten. De indruk hierbij is dat gemeenten in provincie Limburg meer ruimte hebben voor eigen initiatieven op het gebied van beleid. In provincie Noord-Brabant is door de BZV een soort bouwstop gelegd op de veehouderij. Agrariërs die willen ontwikkelen moeten eerst aan een tal van voorwaarde voldoen voordat überhaupt ontwikkeld mag worden. Over deze BZV kan niet gezegd worden of hij wel of niet goed werkt, en of deze BZV gaat bijdragen aan het verduurzamen van de sector. Wel kan er geconcludeerd worden dat agrariërs hiermee gestimuleerd worden om met innovatieve ideeën te komen. Of deze BZV ook effect zal hebben op het aantal stoppers in de komende jaren in provincie Noord-Brabant kan niet gezegd worden. Als er gekeken wordt of er een specifiek beleid is geschreven voor vrijkomende agrarische bebouwing (VAB) in beide provincies, kan er geconcludeerd worden dat dit niet het geval is. Beide provincies hebben in haar beleidstukken wel opgenomen dat de vrijkomende bebouwing een probleem gaat vormen en dat hier iets aan gedaan moet worden maar hebben hier geen specifiek beleid voor ontwikkeld. Beide provincies willen meer ruimte bieden aan herbestemming van vrijkomende locaties en het stimuleren van opruimen van oude bebouwing. Hoe ze dit aan willen pakken wordt niet beschreven. Als er specifieker gekeken wordt naar het beleid van de drie gemeenten, zijn hier nog wel wat verschillen in handelen te vinden. Gemeente Deurne heeft zoals is vastgesteld in deel 1.1 van dit onderzoek veel te maken met intensieve veehouderij bedrijven. Ca. 27% van alle agrarische bedrijven in Deurne zijn intensieve veehouderijbedrijven. In plaats van in te spelen op dit gegeven is Deurne deze sector sterk aan het ontmoedigen in haar gemeente. In het bestemmingsplan worden bijna geen mogelijkheden geboden voor het ontwikkelen van deze sector. Alleen in het landbouwontwikkelingsgebied heeft een intensief veehouderij bedrijf ontwikkelingsmogelijkheden, maar ook met strikte voorwaarden. Hierdoor kan er bedacht worden dat in deze sector in gemeente Deurne de leegstand nog gaat toenemen. Wanneer men verder gaat kijken wat gemeente Deurne doet om dit te voorkomen kan geconcludeerd worden dat hier geen regeling voor is. Er is
61 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
geen regeling voor het verplaatsen, herbestemmen of verwijderen van deze bedrijven. Ook vanuit de provincie worden beperkingen opgelegd in gebieden in Deurne. Dit doen ze doormiddel van ‘beperkingen veehouderij’ op te nemen in de Verordening Ruimte. Ook in gemeente Zundert ziet men (deel 1.1) dat er een tak in de sector sterk vertegenwoordigd is. Dit is de boomteeltsector. Vanuit de provincie is hier al op ingespeeld door het accentgebied teeltgebied Zundert op te nemen in de Verordening Ruimte. Zundert biedt voor deze sector extra ruimte in haar beleidsstukken. Zij spelen hiermee goed in op de sector. Dit kan wel belemmeringen opleveren voor andere takken in de sector omdat hier geen extra of juist minder ruimte voor wordt geboden. Wat er in gemeente Horst aan de Maas geconcludeerd wordt is dat zij een grote diversiteit aan agrarische bedrijven heeft in haar gemeente maar dat zij alleen inspeelt op de glastuinbouwsector. Dit doen ze door in een bepaald gebied extra ruimte te bieden voor deze sector en langs de andere kant een regeling aanbieden voor het saneren van overtollige kassen. Voor andere sectoren die dit wellicht ook nodig hebben wordt deze regeling niet geboden. In alle beleidsstukken, zowel provinciaal als gemeentelijk, wordt er gewerkt met gebieden waar ontwikkelingen wel of niet gewenst zijn. Hieruit vloeien concentratiegebieden voort waar een bepaalde sector extra mogelijkheden heeft. Een positief punt hiervan is dat het aanwijzen van concentratiegebieden meer mogelijkheid biedt voor deze bepaalde sector en dat zij niet bang hoeven zijn voor belemmeringen, ook kan een gemeente economisch inspelen op deze concentratiegebieden. Met dit gegeven zou meer gedaan kunnen worden dan tot nu toe in de drie gemeente gedaan wordt. Langs de andere kant kan het bij het aanwijzen van concentratiegebieden in een gemeente ook zo zijn dat bedrijven die in deze sector actief zijn bijna verplicht zijn om te verhuizen wanneer zij niet in het concentratiegebied gevestigd zijn en dat andere agrarische bedrijven geweerd worden uit deze gebieden. In hoofdstuk 11 is gekeken of de aanduiding van bepaalde gebieden invloed heeft op de leegstand in de agrarische sector. In gemeente Deurne ziet men dat het gebied wat het dichtst bij de kern ligt en het gebied met natuurwaarde de meeste leegstand heeft. Bedrijven worden hier beperkt in de ontwikkelingsmogelijkheden langs de ene kant door de kern en haar mogelijkheid tot andere functies, en langs de andere kant de beperkingen rondom natuur en landschap. Of dit ook de directe oorzaak is van de leegstand in deze gebieden is niet te zeggen, wel kan geconcludeerd worden dat het er mee te maken heeft. In gemeente Zundert is geen directe relatie te leggen met het gebied en de leegstand. Wel valt het op dat de meeste leegstand voor komt in het Boomteeltontwikkelingsgebied en dat maar 6 van de 53 leegstaande bedrijven boomteelt bedrijven zijn (paragraaf 11.2). Als men dan terug kijkt naar wat hiervoor beschreven is over de concentratiegebieden en de ontwikkelkansen van boomteeltbedrijven in de gemeenten, kan er afgevraagd worden of de leegstand van andere bedrijven (niet zijnde boomteeltbedrijven) hier iets mee te maken heeft. Wordt deze leegstand veroorzaakt door het bieden van meer mogelijkheden aan een sector. Het kan niet met zekerheid geconcludeerd worden maar dat er een relatie is tussen deze gegevens is duidelijk. Ook bij gemeente Horst aan de Maas is geen directe relatie te leggen tussen de gebieden en de leegstand. Wel is opvallend dat het gebied ‘Landbouw ontwikkelingsgebied/ concentratiegebied glastuinbouw’ (wat later over het gebied is gelegd) de meeste leegstaande bedrijven kent. Ook hier kan net zoals bij gemeente Zundert afgevraagd worden of de leegstand te maken heeft met de combinatie van het aangewezen gebied en het beleid. Wat in het algemeen opvalt aan de onderzochte beleidsstukken is dat gemeenten en provincies bij voorbaat heel veel beleidsstukken helemaal dicht getimmerd hebben, en dan vooral in provincie Noord-Brabant. Ze zouden moeten denken vanuit mogelijkheden in plaats van uit belemmeringen. Provincies en gemeenten moeten meer lef hebben niet minder te willen maar meer in te spelen op kwaliteit van ontwikkelingen.
62 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
DEEL 2
ANALYSE
In deel 1 van het onderzoek is een bureaustudie gedaan. Hier worden aan de hand van literatuurstudies, onderzoeken e.d. bevindingen gedaan over de leegstand van agrarisch vastgoed. Deze bevindingen gaan we in dit deel van het onderzoek de ‘Analyse’ in de praktijk bekijken. Bij de analyse horen de volgende twee deelvragen die beantwoord gaan worden: Waar liggen de ‘knelpunten en behoeften’ van de betrokken partijen, in gemeente Deurne, gemeente Zundert en gemeente Horst aan de Maas, met betrekken tot het beheersen van leegstaand/leegkomend agrarisch vastgoed? De betrokken partijen zijn hierbij: a. Gemeenten Deurne, gemeente Zundert en gemeente Horst aan de Maas; b. Agrariërs met betrekking tot deze situatie; Wat is de functionaliteit van de beschikbare instrumenten/beleid voor het beheersen van leegstaand/leegkomend agrarisch vastgoed in de praktijk? Deelvraag 1 wordt beantwoord aan de hand van interviews die gehouden zijn bij verschillende agrariërs en ambtenaren van de gemeenten. Hieruit komen de knelpunten en behoefte naar voren van de agrariërs. Door de knelpunten en behoeften van de agrariërs boven water te halen, komt naar voren welke ‘problemen’ er werkelijk spelen bij de agrariërs in die gemeente en kan hierop ingespeeld worden bij het uitbrengen van een advies. De knelpunten en behoeften die voortkomen uit de interviews kunnen vergeleken worden met de factoren die in deel 1 (DESTEP) besproken worden. Wanneer deze vergelijking gemaakt wordt kan er iets gezegd worden over de representativiteit van het onderzoek, als de factoren op nationaal niveau overeenkomen met de knelpunten op regionaal niveau kan ons advies gebruikt worden in meerdere gebieden. Om de tweede deelvraag te kunnen beantwoorden zijn de interviews met de ambtenaren van de drie gemeenten gebruikt. Tijdens deze interviews zijn vragen gesteld over de functionaliteit van het beleid volgens de gemeente. Ook de mening van de agrariërs over het gemeentelijk beleid, die naar voren komt uit de interviews met de agrariërs, wordt meegenomen in de beantwoording van deze deelvraag. Als laatste is een casestudie gedaan. Door deze casestudies uit te werken wordt de werking van het gemeentelijk beleid getoetst aan de praktijk. Hiermee kunnen de bevindingen die gedaan zijn bevestigd of juist onderuit gehaald worden.
HOOFDSTUK 13 13.1
INTERVIEWS
Inleiding
In dit deel van het onderzoek wordt beschreven hoe de agrarische sector zelf denkt over de leegstand in de sector en hoe men denkt dat het beleid werkt in de praktijk. Deze analyse is gemaakt aan de hand van een veldonderzoek met het afnemen van interviews. Er is contact gelegd met 13 agrariërs uit de betreffende gemeenten (Deurne, Zundert en Horst aan de Maas) en gevraagd naar hun beleving en ervaringen met het onderwerp ‘leegstaand agrarisch vastgoed’. In bijlage 8 is de vragenlijst weergegeven die is voorgelegd aan deze 13 agrariërs. Voor de interviews is gericht gezocht naar agrariërs die zich in de volgende situaties bevinden: Bedrijfsvoering op bedrijf is gestopt, agrarische gebouwen staan leeg; Het voormalig agrarisch bedrijf is herbestemd; Bedrijfsvoering op bedrijf is gestopt, agrarische gebouwen zijn recent gesloopt; Bedrijfsvoering wordt in de komende 5 jaar gestaakt; Bedrijfsvoering is uitgebreid met het opkopen van leegstaand agrarisch bedrijf. Naast de agrariërs zijn er ook met 6 ambtenaren van de gemeenten interviews gehouden. Hierin is gevraagd naar hun mening en ervaring met het onderwerp. In bijlage 8 is de vragenlijst weergegeven die is voorgelegd aan de ambtenaren. De ambtenaren die geïnterviewd zijn hebben in zeer grote maten te maken met het onderwerp. Al de interviews die zijn afgenomen met de partijen zijn letterlijk uitgewerkt, deze zijn terug te vinden in bijlage 9 van het bijlagendocument. Om privacy redenen is de naam en adres van de agrariërs weg gelaten in de uitwerking van de interviews. In de volgende paragraven van dit hoofdstuk wordt getoond wat de interviews hebben opgeleverd aan informatie. Voor het verwerken van de interviews zijn de stappenplannen gebruikt die zijn weergegeven in afbeelding 15 en 16.
63 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Uit de uitwerking van de interviews zal naar voor komen wat de knelpunten zijn van de agrarische sector op het gebied van de leegstand in het agrarisch vastgoed. Daarnaast worden de behoeften beschreven die naar voor komen voor het beheersen van het leegstaand agrarische vastgoed. Naast de knelpunten en behoeften op dit gebied, wordt er beschreven wat de functionaliteit is van het beleid wat de gemeenten hiervoor opgesteld heeft.
Afbeelding 15: Stappenplan uitwerking knelpunten en behoeften. Afbeelding 16: Stappenplan uitwerking functionaliteit beleid.
64 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
13.2
Knelpunten agrarische sector
In tabel 17 worden de knelpunten die uit de interviews naar voor zijn gekomen op een rij gezet. Het gaat om antwoorden die veelvuldig uit de interviews naar voor zijn gekomen. Agrariërs en gemeenten zijn in de tabel naast elkaar gezet om hieruit de eventuele verschillen en overeenkomsten per onderwerp goed weer te geven. De knelpunten zijn onderverdeeld in de onderwerpen van de DESTEP methode die behandeld is in paragraaf 4.1 van het vooronderzoek. Hieruit kan later een conclusie getrokken worden. Uit de volgorde waarin de onderwerpen behandeld worden kan niet geconcludeerd worden welke de belangrijkste is. Na de tabel wordt weergegeven welke specifieke knelpunten heel sterk naar voor zijn gekomen per gemeente.
Knelpunten Persoonlijk (Demografisch)
Locatie (Demografisch)
Financieel (Economisch)
Agrariërs Gezondheid van de agrariër speelt een rol bij het beslissen tot stoppen. Er is vaak geen opvolging in de directe omgeving. De leeftijd van de agrariërs is vaak hoog, dit in combinatie met geen opvolging is een probleem. Als de agrariër op leeftijd is investeren ze vaak niet meer omdat de investering niet terugverdiend kan worden. Locatie in het buitengebied niet altijd geschikt voor bepaalde functies. Door wetgeving op bepaalde locaties geen uitbreidingsmogelijkheden, bijvoorbeeld dicht bij kernen en door het aanwijzen van concentratiegebieden. Oppervlakte van de locatie te klein om te kunnen ontwikkelen. Bedrijfsgebouwen verouderen en kunnen niet meer concurreren met de markt. Agrariërs geven een emotionele waarden aan hun locatie. Bedrijfsgebouwen zijn niet altijd toerijkend voor een andere functie. Plannen worden snel afgewezen omdat ze op de verkeerde locatie liggen. Bij uitbreiding worden niet vaak andere stallen opgekocht omdat de voorkeur uitgaat naar één locatie, reizen tussen locaties kost ook geld. Als agrariërs stoppen met de bedrijfsvoering en halen agrarische bestemming eraf, moeten ze afrekenen met de belasting. Door de strengere wetgeving moeten de agrariërs hoge investeringen doen om aan de eisen te voldoen en dit is vaak niet rendabel. De banken zijn terughoudend en denken niet mee met de financiering van projecten dit komt mede door de financiële crisis.
Gemeenten Agrariërs hebben geen opvolging. De leeftijd van agrariërs. Gemeenten vinden dat er te weinig creativiteit vanuit agrariërs komt. Agrariërs zijn niet flexibel.
Bepaalde sectoren worden belemmerd in het ontwikkelen omdat ze zich bevinden in een bepaald gebied. Als agrariërs op een niet gunstige locatie gevestigd zijn, tegen de kern. Bij bepaalde locaties in gemeente mag maar uitgebreid worden. Bedrijfsgebouwen zijn afgeschreven en locatie heeft geen toekomstperspectief omdat stuk grond te klein is. Locaties zijn onverkoopbaar Bedrijfsgebouwen hebben bij de agrariërs een grote emotionele waarde. Vaak denken ze hier hun pensioen uit te halen. Door aanwijzing concentratiegebieden kan het zo zijn dat andere agrarische sectoren verdrongen worden in het gebied.
Strenge regels en voorwaarden in beleid hebben financiële inpakt op sector. Regelgeving is zodanig aangepast dat agrariërs steeds meer voorzieningen moeten treffen. Procedures die belopen moeten worden voor ontwikkelingen kosten veel geld. Dit kan een drempel zijn. Gemeenten hebben geen financiële middelen voor ondersteuning te bieden aan agrariërs bij slopen en
65 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Politiek/ juridisch
Maatschappij (sociaal cultureel)
Stoppen is vaak een moeilijke beslissing omdat persoonlijk en zakelijk kapitaal in het bedrijf zit en het merendeel van het kapitaal is gefinancierd door de bank. Mede door dierziektes zijn de regels strenger geworden met betrekking tot dierenwelzijn en gezondheid, dieren moesten onder andere meer ruimte krijgen. Onduidelijke en geen eenduidige wetgeving en meewerking van de gemeente. Hoge plankosten van procedures bijvoorbeeld bij verkoop van een agrarisch bedrijf naar een niet-agrarisch doeleind moet bestemming veranderd worden, dit is duur. Procedures duren vaak lang (gemeentelijk en provinciaal) waardoor agrariërs vaker te maken krijgen met verschillende ambtenaren, wethouders en gemeenteraad, waardoor er binnen de gemeente door de jaren heen verschillend beleid gevoerd wordt. Door de lange procedures kan de ondernemer te maken krijgen met marktverschuivingen. Belangen verschil tussen gemeente en ondernemer. Strengere regelgeving met betrekking tot gezondheid van de omgeving (luchtwassers). ‘Het is jammer dat door de wetjes en regeltjes we het niet af hebben kunnen ste maken tot ons 65 op deze locatie. We zijn voor ons gevoel 10 jaar te vroeg moeten stoppen. Het voelt door de regels als een gedwongen stop.’ Als de bestemming veranderd moet de agrarische bebouwing gesloopt worden. Bepaalde functieveranderingen zijn niet gewild in het buitengebied door de gemeente. Wanneer functieverandering wel mogelijk is, moet er voldaan worden aan tal van voorwaarden (bijv. bouwkundige eisen). Bezwaar van omgeving tegen plannen (buren). Intensieve veehouderijen worden niet geaccepteerd in de maatschappij.
herbestemmen. Gemeenten weten ook niet waar ze deze financiële middelen vandaan moeten halen als hier wel behoefte aan is. Rijk en Provinciaal beleid legt strikte regels op waar gemeenten zich aan moeten houden. Voor innovatieve ideeën is bestemmingsplan belemmerend. ‘ze kunnen dan alleen maar a of b en zij willen dan graag c’. Uitgangspunt provincie is stoppen = slopen. Agrariërs moeten aan veel regels en eisen voldoen. Regels werken vaak door vanuit Europa en Rijk. Hierbij ook denken aan extern veiligheidsbeleid. Een bestemmingsplan is niet ontwikkelingsgericht, dit levert vaak lange procedures op. Gebrek aan flexibiliteit. Het is moeilijk voor gemeenten om keuzen te maken waar en wie ze ruimte bieden. Door allerlei voorzieningen die getroffen moeten worden, wordt het moeilijker om leegkomende agrarische bedrijfsgebouwen te hergebruiken. Procedures lopen vaak lang omdat initiatiefnemers niet met een plan komen wat af is. Het is voor gemeenten moeilijk nieuw beleid te ontwikkelen (iets af te dwingen) als buurgemeenten hier niet aan mee doen. Men wordt dan concurrent van elkaar.
De markt is op dit moment slecht Burgers die in het buitengebied gaan wonen, kunnen belemmerend zijn voor agrariërs. Maatschappij en actiegroepen komen uit tegen de intensivering in de sector. Ze spelen in op gezondheid van mens en dier. Dier en mens gezondheid is een hot item die veel regels te weeg brengt.
66 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Schaalvergroting (Economisch)
Sloop/ asbest (Technologisch)
‘Je moet groter worden om mee te kunnen, als je dat niet doet ga je kapot.’ Enkele agrariërs groeien mee, maar verliezen op den duur de controle. ‘Vroeger waren het kleine gemengde bedrijven en konden agrariërs er goed van leven maar dat gaat nu niet meer. Dus het wordt nu allemaal groter en groter met daarbij strenge eisen ten aanzien van emissies, stikstof en nitraten.’ ‘In de tijd van nu moet het alleen maar groter en groter, je kunt niet rondkomen als je niet meegaat in deze trend.’ Duur om leegstaande bedrijfsgebouwen te slopen Asbest in gebouwen, om dit te slopen is vaak erg duur.
Verschillende belangen van gemeenten, maatschappij en ondernemers. Maar ook binnen de politiek van een gemeente. ‘Steeds meer kleine boeren die het niet overeind kunnen houden’. Bedrijven zijn vaak te klein om voort te bestaan. Boeren willen en moeten moderniseren en groeien om te kunnen concurreren.
Het kost veel geld om bestaande stallen te slopen.
Tabel 17: Knelpunten agrariërs en gemeenten Bron: Interviews agrariërs en gemeenten, 2014 (zie bijlage 9)
13.2.1 Specifieke knelpunten De knelpunten welke naar voren komen per gemeente zijn over het algemeen hetzelfde. De belangrijkste knelpunten die uit de interviews naar voren komen zijn op het gebied van de wet en regelgeving. Agrariërs zijn van mening dat ze vaak belemmerd worden door beleid wat gevoerd wordt en de strengere eisen op het gebied van milieu, dierwelzijn en gezondheid. Persoonlijke aspecten worden bij de meeste agrariërs ook gezien als knelpunt. Hierbij gaat het vooral om het punt dat er geen opvolging is. Knelpunten die gebonden zijn aan de agrarische locatie, zoals weinig mogelijkheden op de huidige locatie, komen in alle drie de gemeenten ongeveer even vaak aan bod. In de interviews komt ook duidelijk naar voor dat er problemen zijn op het gebied van financiering en weinig medewerking van banken. De overige knelpunten, de maatschappij, schaalvergroting en sloop/asbest komen in mindere maten voor, maar dit wil niet zeggen dat deze knelpunten niet belangrijk zijn. De knelpunten die genoemd worden door de gemeenten komen sterk overeen met de knelpunten die agrariërs noemen. Bij wet en regelgeving verschillen zij echter wel van mening. Gemeenten vinden dat de kaders gesteld worden door Rijk en provincie en dat gemeenten het alleen maar moeten uitvoeren. Hier zijn de drie gemeenten het met elkaar over eens. Op maatschappelijk punt verschillen de gemeenten wel van elkaar. Gemeente Horst aan de Maas en gemeente Deurne hebben veel te maken met actiegroepen die er voor zorgen dat de agrarische sector belemmerd wordt, dit is in gemeente Zundert niet het geval. Gemeenten hebben te maken met het belangen behartigen van verschillende partijen.
13.3
Behoeften agrarische sector
Voor de behoeften weer te geven is hetzelfde gedaan als bij de knelpunten. In tabel 18 worden deze behoeften die uit de interviews naar voor komen op een rij gezet. Ook hier gaat het om antwoorden die veelvuldig uit de interviews naar voor zijn gekomen. Gemeenten en agrariërs zijn per onderwerp naast elkaar gezet om overeenkomsten en eventuele verschillen duidelijk te maken. Aan de volgorde van behandelen van de onderwerpen kan geen conclusie getrokken worden welk onderwerp het belangrijkst is of het meest naar voor komt in de interviews. Na de tabel wordt weergegeven welke specifieke knelpunten heel sterk naar voor zijn gekomen per gemeente.
67 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Behoeften Politiek/ Juridisch
Ruimte in beleid (Politiek/ Juridisch)
Agrariërs Regels moeten beter op elkaar aansluiten. Sloop- of opruim regeling voor bedrijven die gestopt zijn. Minder regels.
Financiële middelen (Economisch)
Advies en medewerking (Sociaal/ Cultureel
Demografisch
Bestemmingsplannen moeten ruimte bieden, ook voor locatiegebonden oplossingen. ‘Als op zo’n locatie een klein eenmansbedrijf zou kunnen beginnen, dat zou ideaal zijn, al was het maar een zelfstandige timmerman of iemand die van hui uit werkt’. Wanneer er gesloopt wordt de kans krijgen om een deel te laten staan. Sneller een nevenactiviteit toestaan en meer ontwikkelruimte voor die nevenactiviteit, dit geldt ook bij functieverandering. Sneller omschakeling van nevenactiviteit naar hoofdactiviteit toestaan. Er is behoefte aan subsidies bijvoorbeeld bij sloop en in combinatie met asbest. Financiële middelen voor plannen uit te kunnen voeren (banken). Kleinere afrekening met belasting bij stoppen. Meer meewerking van de gemeente. Meer specifieke kennis en advies bijvoorbeeld bij subsidies.
De meeste agrariërs willen op de locatie blijven wonen nadat ze gestopt zijn.
Gemeenten Procedures die door het Rijk worden opgelegd sneller en makkelijker laten verlopen. ‘Als gemeente moet je een heel flexibel beleid hebben’. Agrariërs willen minder regels. Gemeenten willen minder stenen in het buitengebied. Hier moeten regelingen voor komen. Bestaande regelingen breder trekken. (bijv. Ruimte voor Ruimte regeling). Faciliteren door ruimte te bieden waar kan voor hergebruik en ontwikkelen in de sector. Agrariërs willen kunnen ontwikkelen op één locatie. Niet meerdere locaties aanwerven voor te kunnen ontwikkelen.
Behoefte aan financiële middelen om mensen te stimuleren en te ondersteunen. Financiële vergoeding kunnen geven voor slopen. Volgens gemeenten willen agrariërs de opstallen goed kunnen vermarkten. Het faciliteren en ondersteunen van initiatieven van de agrariërs. Evt. met een klein beetje geld. Behoefte om initiatiefnemer op een andere manier te stimuleren. Actiever benaderen van ondernemers. Agrariër wil na stoppen bedrijfsvoering op locatie blijven wonen.
Tabel 18: Behoeften agrariërs en gemeenten Bron: Interviews agrariërs en gemeenten, 2014 (zie bijlage 9)
13.3.1 Specifieke behoeften De behoeften naar wet en regelgeving en ruimte in het beleid komen iets vaker aan bod dan de andere behoeften. Hierbij spreken agrariërs vooral over een sloopregeling en meer mogelijkheden voor functieverandering, nevenactiviteiten en om een deel van de bebouwing te laten staan. Het feit dat dit onderwerp, zowel bij de knelpunten als bij de behoeften, duidelijk aan bod komt geeft aan dat dit een onderwerp is wat wel degelijk speelt bij de agrariërs en dat het punten zijn waar veelvuldig tegenaan gelopen wordt.
68 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Op financieel gebied is er met name behoefte aan subsidies voor sloop in combinatie met asbest en meer medewerking van de banken bij een ontwikkeling of functieverandering. Enkele keren wordt er in de interviews aangegeven gebrek te hebben aan goed advies en er is behoefte aan meer medewerking van gemeenten en banken. Ook bij de behoeften komen de meningen van agrariërs en gemeenten in grote lijnen overeen. Vaak is het zo dat gemeente wel mee willen gaan in de behoeften die agrariërs hebben maar hebben zij hier geen middelen voor in de vorm van beleid en geld. Verder verwachten gemeenten meer flexibiliteit van agrariërs. De gemeenten verschillen onderling van elkaar bijna niet. Alleen gemeente Zundert geeft aan behoefte te hebben aan een gelijksoortige regeling als de Ruimt voor Ruimte regeling maar dan voor andere takken binnen de agrarische sector (niet alleen voor intensieve veehouderij).
13.4
Andere input interviews
In deze paragraaf hebben we een aantal belangrijke onderwerpen beschreven die uit de interviews met de agrariërs en gemeenten naar voren kwamen maar die niet onder te verdelen zijn in knelpunten en behoeften. Het zijn vooral onderwerpen die te maken hebben met anders denken en ontwikkelingen die plaats vinden. Een punt wat veelvuldig naar voren komt uit de interviews met agrariërs is dat het heel belangrijk is om te praten met de omgeving en deze goed op de hoogte te houden. Door draagvlak te creëren in de buurt en buurtbewoners te betrekken bij de plannen, gaan ze sneller mee in de initiatieven en krijgt men minder bezwaren. ‘Als je je hele leven goed hebt gedragen, krijg je credits van je omgeving’. Uit de interviews komt naar voren dat je moet zorgen dat je je omgeving iets geeft zodat die er vertrouwen in hebben. Dit geldt hetzelfde met gemeenten en andere overheden. Dus praten is de boodschap die naar voor komt. Agrariërs moeten niet alleen kijken naar wat niet kan maar ook naar wat juist wel kan, hier moet een middenweg in gevonden worden. Agrariër moet ruimte voor zichzelf creëren. Een punt wat ook regelmatig aan bod komt is dat ontwikkelingen vaak locatiegebonden zijn. Op de ene locatie kan iets niet wat op een andere locatie wel kan. Uit de interviews die gehouden zijn met de agrariërs die aan het uitbreiden zijn kwam naar voren dat agrariërs tegenwoordig meer ondernemers zijn dan boer. Ze moeten blijven ontwikkelen om mee te kunnen, ‘als je 10 jaar niks doet loop je achter’. Hieruit komt de schaalvergroting naar voren. Ze geven aan dat het belangrijker is om een investering goed te doen dan kei hard te werken. Ook geven deze agrariërs aan dat er anders gedacht moet worden. Als een ontwikkeling op de ene locatie niet kan, maakt men de keus om naar een andere locatie te gaan waar het wel kan. Agrariërs werken heel gericht naar de toekomst, ze werken naar een bedrijf wat perspectief biedt voor een opvolger. Er wordt aangegeven dat een opvolger in het bedrijf kan groeien, zodat deze opvolger het niet in één keer hoeft te financieren, want dat is vaak onmogelijk. Ook stoppen hoort bij het ondernemen en dat is niet van de ene op de andere dag gebeurd: ‘Beginnen is ondernemen maar stoppen is ook ondernemen’.
13.5
Functionaliteit beleid
De functionaliteit van het gemeentelijk beleid, die naar voren komt uit de interviews die gehouden zijn met ambtenaren van de drie gemeenten, is verwerkt in tabel 19. Er zijn vragen gesteld over het aantal keren dat er gebruik wordt gemaakt van de regelingen, of de regelingen ook de gewenste uitwerking hebben en of de regelingen gebruiksvriendelijk zijn. De antwoorden van de ambtenaren zijn verwerkt in de tabel. Onderaan in de tabel wordt de algemene mening van de agrariërs over het gemeentelijk beleid per gemeente weergegeven.
Aantal gebruik regelingen
Horst aan de Maas In het algemeen valt het mee. Van de sloopvariant van de Glas voor glasregeling wordt wel veel gebruik gemaakt. Er wordt op dit moment niet zo veel uitgebreid in de glastuinbouw. Er worden de
Deurne Gemeente Deurne heeft geen zicht op het aantal gebruik van de regelingen. Ze geven aan dat er wel gebruik gemaakt wordt van binnen
Zundert Het is lastig te zeggen hoe vaak er gebruik wordt gemaakt van het bestemmingsplan. Het beleid wordt gemaakt voor de gevallen die relatief veel voorkomen. Er wordt best wel gebruik van gemaakt. Dat de bestemming
69 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Uitwerking regelingen
Gebruiksvriendelijkheid regelingen
Mening agrariërs
laatste jaren bijna geen vergunningen meer aangevraagd voor glas. Maar ze hopen dat het straks meer richting de uitbreiding gaat. Het beleid voor de plattelandswoning is pas vastgesteld, dus dat is nog afwachten hoe dat in de praktijk gaat werken. Hier moeten ze nog ervaring mee opdoen.
bestemmingsplan wijzigingen.
De uitbreiding van de Glas voor glasregeling loopt nog niet zo goed, maar dat is meer op termijn. Als het alleen sloop is, dan is het geld een keer op, en dan houdt de regeling op te bestaan. Zolang je uitbreiders hebt, heb je ook een regeling. Ze zijn niet bang dat deze regeling de ontwikkeling tegenhoudt omdat ze nu niks mogen uitbreiden boven de 3 hectare in het buitengebied. De gemeente heeft bij een bureau een procedureboekje laten maken. Ze hebben ook standaardovereenkomsten. Ze doen zelf wel de procedures, maar ze zijn wel gestroomlijnd en uniform, zodat de Glas voor glasregeling in elke gemeente hetzelfde wordt uitgevoerd. Ze werken heel gestructureerd zodat elke aanvraag hetzelfde behandeld wordt.
/
wordt veranderd naar woonbestemming komt het vaakste voor. Het bestemmingsplan is pas een jaar in werking dus er moet nog proefondervindelijk onderzocht worden hoe vaak er nu gebruik wordt gemaakt van het nieuwe bestemmingsplan. Van de Ruimte voor Ruimte regeling wordt regelmatig gebruik gemaakt. Ongeveer 7 of 8 in de gemeente. In begin veel gebruik gemaakt van de subsidie die verbonden was aan de regeling. Voor als nog heeft het bestemmingsplan de uitwerking die ze verwacht hadden. (relatief goed). Maar ook dit moet nog ondervonden worden. Bij de Ruimte voor Ruimte regeling worden het meeste gerealiseerd door rechtstreeks een bouwtitel te kopen bij de provincie, niet dat ze zelf gesloopt hebben of een boer hebben gevonden die iets wilde slopen voor die bouwtitel.
/
De lijnen zijn recht. Het zijn meer de eisen en de voorwaarden waar de agrariërs moeite mee hebben. De sloopverplichting is een voorwaarde waar agrariërs veel moeite mee hebben. Maar de gemeente wil juist dat er iets tegenover staat in de vorm van kwaliteitsverbetering. De procedures zijn niet extreem lang, maar je moet wel aan de voorwaarden voldoen. Van Wijzigingsbevoegdheden die opgenomen zijn in het bestemmingsplan zijn de procedures minder omslachtig. Het duurt nog wel even en het kost ook veel geld. Bijv. bij Ruimte voor Ruimte zijn het twee procedures die belopen moeten worden (gemeente en provinciaal). Op de vraag hoe vaak er gebruik gemaakt wordt van regelingen van de gemeenten kunnen de agrariërs geen antwoord geven. Zij kunnen alleen spreken over de eigen situatie en hun ervaringen met het beleid. Agrariërs kunnen daarom veel beter iets zeggen over de gebruiksvriendelijkheid van beleidstukken. Over het algemeen zijn de agrariërs in de drie gemeenten het met elkaar eens over de
70 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
gebruiksvriendelijkheid van het beleid. Zij zeggen hierover: Procedures voor innovatieve initiatieven duren veel te lang Procedures kosten veel geld, hierop kunnen initiatieven stranden Regelingen sluiten niet goed op elkaar aan waardoor beleid onduidelijk wordt. Dus kort samengevat lopen de agrariërs tegen de duur, geld en onduidelijkheid aan van het beleid. Tabel 19: Functionaliteit beleid gemeenten Bron: Interviews agrariërs en gemeenten, 2014 (zie bijlage 9)
71 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
HOOFDSTUK 14 14.1
CASESTUDIE
Inleiding
De casestudie is het laatste onderdeel van dit afstudeerrapport die wellicht tot nieuwe inzichten kan leiden. In de voorbereiding op deze casestudie zijn conclusies uit voorgaande onderzoeken nogmaals bekeken. Hieruit is geprobeerd een koppeling te maken tussen delen van het onderzoek om zo te komen tot twee werkelijke situaties die zich mogelijk in de toekomst voor kunnen doen of die zich wellicht al hebben voor gedaan. Met deze twee situaties wordt gekeken hoe deze op gemeentelijk niveau behandeld worden. Aan de hand van deze bevindingen kan gekeken worden of het onderzochte in voorgaande delen van het onderzoek klopt. De uitkomst van deze casestudie moet conclusies die getrokken zijn in voorgaande delen bekrachtigen of juist ontkennen. De casestudie is een laatste aanzet naar de eindconclusie van het afstudeeronderzoek, hieruit zullen adviezen voortkomen.
14.2
Situatie 1
In het onderzoek komt naar voor dat er op maatschappelijk vlak veel aandacht is rondom intensieve veehouderijbedrijven. De maatschappij heeft veel bezwaren tegen het ontwikkelen van intensieve veehouderijbedrijven, en dit komt terug in het beleid wat ontwikkeld wordt van provincies en gemeenten. Uit het vooronderzoek is gebleken dat in gemeente Deurne veel intensieve veehouderijbedrijven gevestigd zijn. De intensive veehouderijsector neemt ca. 27% van de gehele agrarische sector in gemeente Deurne in beslag (zie paragraaf 1.2.2). In het onderzoek naar het beleid in gemeente Deurne is geconstateerd dat de gemeente zo veel mogelijk de intensieve veehouderijsector wil ontmoedigen in haar gemeenten. De intensieve veehouderij heeft volgens het onderzoek alleen ontwikkelingsmogelijkheden in het landbouwontwikkelingsgebied (Agrarisch 1), maar ook hier met strikte voorwaarden. In de conclusie van deel 1.2 van het onderzoek is geconcludeerd dat hierdoor in deze sector de leegstand nog kan toenemen. Ook in de interviews die gehouden zijn voor de analyse (bijlage 9) komt naar voor dat het beleid belemmeringen oplevert voor het ontwikkelen van. Met het uitwerken van onderstaande casus wordt er gekeken of deze sterke bevindingen kloppen met de werkelijkheid. Gemeente Deurne kent in haar bestemmingsplan vier gebieden (Agrarisch 1, Agrarisch 2, Agrarisch 3 en Agrarisch met waarde Landschap) die betrekking hebben op het agrarisch gebied, waarbinnen ontwikkelingen wel of niet worden toegestaan. De mogelijkheden voor de betreffende situatie zijn voor alle vier de gebieden op een rij gezet zodat er een goed oordeel geveld kan worden. De financiële kant (economisch) en de persoonlijke kant (demografisch) zijn bij deze situatie niet mee te nemen. Het gaat hierbij vooral om het beleid en de locatie (politiek/juridisch en demografisch). De situatie luidt als volgt: Intensieve veehouderij met 3.000m² aan agrarische opstallen (2 gebouwen 1.750m² en 1.250m²) en een kavel van 7000m². De bedrijfsgebouwen zijn ouder dan 30 jaar. Bij het agrarisch bedrijf is een aparte bedrijfswoning met daarbij een vrijstaande garage (bijgebouw) van 25m². De boer is van plan om te stoppen met de huidige agrarische bedrijfsvoering en zijn opstallen recreatief te gaan gebruiken. In zijn stallen hebben altijd varkens gehuisvest gezeten. Zijn plannen zijn om zijn gebouwen een recreatieve functie te geven.
14.2.1 uitwerking (Bron: Bestemmingsplan buitengebied Deurne 2e herziening, gemeente Deurne 2014)
Ontwikkelingskansen intensieve veehouderij In tabel 20 staan de ontwikkelingsmogelijkheden voor een intensief veehouderijbedrijf in de verschillende gebieden, de belangrijkste voorwaarden waar aan voldaan moet worden zijn benoemd in de laatste kolom. Deze tabel kan de eerder getrokken conclusies onderbouwen of juist verwerpen. Gebied Agrarisch 1
Ontwikkelingsmogelijkheden Ja
Voorwaarden
Tot max. 1,5 ha Voldoen aan landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen Kwaliteitsverbetering Geen aantasting omwonende en omliggende bedrijven
72 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Agrarisch 2 Agrarisch 3
Nee Deels
Agrarisch met waarden Landschap
Deels
Verwevingsgebied tot 1,5 ha Extensiveringsgebied niet Verwevingsgebied tot 1,5 ha Extensiveringsgebied niet
Tabel 20: Ontwikkelingskansen intensieve veehouderij gebieden (Bron: Bestemmingsplan buitengebied Deurne 2e herziening, gemeente Deurne 2014)
In bovenstaande tabel (tabel 20) is te zien dat er in het bestemmingsplan ontwikkelingsmogelijkheden voor de intensieve veehouderij geboden worden in het Agrarisch 1 gebied. Hierbij zijn echter een heel aantal voorwaarden waaraan voldaan moet worden, er mag bijvoorbeeld maar ontwikkeld worden tot 1,5 hectare. Andere veehouderijbedrijven krijgen meer ontwikkelruimte in het Agrarisch 1 gebied, voor de intensieve veehouderij zijn de ontwikkelingsmogelijkheden dus beperkt. Het opmerkelijke is dat het Agrarisch 1 gebied het landbouwontwikkelingsgebied omvat, hier zouden ontwikkelmogelijkheden ruimer zijn dan in bijvoorbeeld het verwevingsgebied. In tabel 20 is te zien dat de ontwikkelingsmogelijkheden voor intensieve veehouderij in het verwevingsgebied net zo groot zijn als in het landbouwontwikkelingsgebied. Er kan dus geconcludeerd worden dat de ontwikkelingsmogelijkheden voor intensieve veehouderij wel degelijk beperkt worden, er is in enkele gebieden uitbreiding mogelijk tot 1,5 hectare en in enkele gebieden zijn er geen mogelijkheden voor uitbreiding. Door de beperking in ontwikkeling voor de intensieve veehouderij bedrijven kan er meer leegstand ontstaan. Als vervolgstap hierop wordt bekeken of het beleid wel meer mogelijkheden biedt om een leegstaand intensief veehouderijbedrijf te herbestemmen naar recreatie. Voor het herbestemmen naar recreatie is gekozen omdat in beleidsstukken vrijkomende agrarische bebouwing vaak samen genoemd wordt met een recreatieve invulling. In gemeente Deurne specifiek, is in het VAB-beleid opgenomen dat een recreatieve invulling een kansrijke ontwikkeling is in vrijkomende agrarische bebouwing. Daarnaast wordt verteld dat het een toegevoegde waarde is voor het buitengebied (zie bijlage 6). Gemeente Deurne heeft in haar structuurvisie letterlijk het volgende opgenomen: “Geuroverlast door agrarische bedrijvigheid kan een bedreiging vormen voor recreatieve activiteiten in met name het buitengebied. De gemeente Deurne wil voorkomen dat het buitengebied als gevolg van agrarische bedrijvigheid verloren gaat voor de recreatieve sector”. Verder zijn in de bestemmingsplannen van gemeente Deurne en Zundert wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor het wijzigen naar recreatie. Het is dus belangrijk dat voor het trekken van een conclusie gekeken wordt of deze mogelijkheid tot herbestemming écht zoveel ruimte krijgt.
Herbestemmen naar recreatie Omdat de intensieve veehouderij beperkt wordt in ontwikkeling in Deurne, wordt bekeken of er wel mogelijkheden zijn om een intensief veehouderijbedrijf te herbestemmen naar Recreatie. In tabel 21 de uitwerking hiervan. Gebied Agrarisch 1
Herbestemmen mogelijk Nee
Agrarisch 2
Nee
Agrarisch 3
Ja (daarnaast is het ook mogelijk om kleinschalig kamperen op te nemen als nevenactiviteit van een agrarisch of recreatief bouwblok, hieraan zijn weer voorwaarden verbonden)
Belangrijkste voorwaarden Extensief recreatief medegebruik wel toegestaan (zoals wandelen en fietsen) Extensief recreatief medegebruik wel toegestaan (zoals wandelen en fietsen) Hergebruik voor dagrecreatie kan vinden binnen het gehele bestemmingsvlak Hergebruik voor verblijfsrecreatie kan uitsluitend plaats vinden in of bij vrijkomende agrarische bebouwing. Max. 500m² mag voor deze functie worden aangewend Omvang bestemmingsvlak niet meer dan 0,5 ha Uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan. overtollige bebouwing bij de bestemming dient te worden gesloopt. Geen aantasting voor omwonende en omliggende bedrijven Voldoen aan landschappelijke en ruimtelijke
73 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Agrarisch met waarden Landschap
Ja (daarnaast is het ook mogelijk om kleinschalig kamperen op te nemen als nevenactiviteit van een agrarisch of recreatief bouwblok, hieraan zijn weer voorwaarden verbonden)
kwaliteitseisen Er vindt kwaliteitsverbetering plaats Hergebruik voor dagrecreatie kan plaats vinden binnen het gehele bestemmingsvlak Hergebruik voor verblijfsrecreatie kan uitsluitend plaats vinden in of bij vrijkomende agrarische bebouwing. Max. 500m² mag voor deze functie worden aangewend Omvang bestemmingsvlak niet meer dan 0,5 ha Uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan. overtollige bebouwing bij de bestemming dient te worden gesloopt. Geen aantasting voor omwonende en omliggende bedrijven Voldoen aan landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen Er vindt kwaliteitsverbetering plaats
Tabel 21: Herbestemmen naar recreatie (Bron: Bestemmingsplan buitengebied Deurne 2e herziening, gemeente Deurne 2014)
Wat als eerste opvalt wanneer men tabel 20 en tabel 21 met elkaar vergelijkt is dat in het gebied Agrarisch 2, naast dat er geen mogelijkheden zijn voor ontwikkeling van een intensieve veehouderij ook geen mogelijkheden geboden worden voor recreatieve doeleinden. Ook in het landbouwontwikkelingsgebied (Agrarisch 1) biedt gemeente Deurne geen ontwikkelingsmogelijkheden voor recreatie. In de gebieden waar deels uitbreidingskansen liggen voor de intensieve veehouderij liggen ook de meeste mogelijkheden voor recreatie. Dit zijn vaak de gebieden waarbij de agrarische en recreatieve invulling beide ruimte krijgen. De agrarische invulling wordt door deze recreatieve invulling beperkt (zie paragraaf 9.1.1). Daarbij moet wel gesteld worden dat de mogelijkheden voor recreatie onder strikte voorwaarden wordt toegestaan. Een van deze voorwaarde is dat de omvang van het bestemmingsvlak (recreatie) niet meer mag bedragen als 0,5ha. Hierbij is ook gesteld dat overtollige bebouwing die niet aangewend wordt voor de bestemming moet worden gesloopt. Dit wil dus voor de situatie zeggen dat er een groot gedeelte van het bestemmingsvlak ingeleverd moet worden en een groot gedeelte van de bebouwing als nog gesloopt moet worden. Gemeente Deurne heeft voor dit slopen en inleveren van bestemmingsvlak geen specifieke regeling opgenomen.
14.3
Situatie 2
Overheid gaat steeds meer over op het aanwijzen van concentratie/accentgebieden voor het toestaan van ontwikkelingen in een bepaalde tak in de agrarische sector. Hiermee wil zij bereiken dat niet zomaar op ieder willekeurige locatie grote ontwikkelingen plaats vinden van een agrarisch bedrijf (bijvoorbeeld intensieve veehouderij of teeltsector). Een voorbeeld wat in het voorgaand onderzoek naar voor is gekomen is het aangewezen gebied ‘teeltgebied Zundert’. Door dit aangewezen gebied krijgt gemeente Zundert meer ruimte van provincie om deze sector meer mogelijkheden te bieden in haar gemeentelijk beleid. Naast deze aanduiding in provincie Noord-Brabant heeft provincie Limburg in haar provincie glastuinbouwconcentratiegebieden aangewezen waar de glastuinbouw de mogelijkheid krijgt om te ontwikkelen. De rest van het buitengebied krijgt hierdoor minder mogelijkheden voor uitbreiding en nieuw vestiging. In het voorgaand onderzoek komt naar voor dat gemeente Horst aan de Maas een diversiteit kent aan agrarische bedrijven (paragraaf 1.2.2). In een gedeelte van gemeente Horst aan de Maas heeft de provincie een glastuinbouwconcentratiegebied aangewezen. Dit heeft gemeente Horst aan de Maas overgenomen in haar beleid zoals ook verteld in hoofdstuk 8. Gemeente Horst aan de Maas wil in haar gemeente bereiken dat er een verschuiving plaats vindt van glastuinbouwbedrijven naar dit gebied (ook bij intensieve veehouderijbedrijven vindt deze verschuiving plaats in gemeenten). Hiervoor heeft zij in samenwerking met de provincie een Glas voor glasregeling ontwikkeld. De regeling voorziet onder andere in de behoefte aan financiële middelen voor het slopen van kassen. Deze behoefte komt ook naar voor in het vorige deel van de analyse (interviews). Hier tegenover staat het knelpunt dat slopen vaak grote financiële gevolgen met zich mee brengt. De uitwerking van de volgende situatie moet aangeven of deze situatie in aanmerking komt voor de Glas voor glasregeling. Met de situatie wordt daarnaast gekeken wat de toegevoegde waarde is van regeling en of deze
74 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
regeling in de toekomst wellicht een uitkomst kan bieden voor problemen met sloop in andere agrarische sectoren. De situatie luidt als volgt: Glastuinbouw bedrijf met 3ha aan kassen en bijbehorende voorzieningen. Bij het agrarisch bedrijf is een aparte bedrijfswoning met daarbij een vrijstaande garage (bijgebouw) van 25m². De boer wil stoppen met de agrarische bedrijfsvoering en zijn locatie laten bestemmen als burgerwoning. De boer heeft een authentieke boerderij uit de jaren 50 die hij graag wil behouden.
14.3.1 Uitwerking (Bron: Regeling glas voor glas Limburg, gemeente Horst aan de Maas, 2012)
Glasopstanden slopen d.m.v. Glas voor glasregeling In de gemeente Horst aan de Maas kan bij het slopen van glasopstanden in het buitengebied gebruik gemaakt worden van de Glas voor glasregeling. Deze regeling stimuleert dat ‘oude’ glasopstanden gesloopt worden. Wanneer een agrariër zijn glasopstanden wil slopen kan dit op 2 manieren gebeuren: 1. Een agrariër zoeken die in het buitengebied (niet in een concentratiegebied of projectvestigingsgebied) zijn glasareaal wil uitbreiden boven de 3 hectare. Wanneer een agrariër in het buitengebied zijn glas wil uitbreiden boven de 3 hectare staat hier tegenover dat hij bij elke m² glas wat gebouwd wordt hij 2m² moet slopen. Hierin kunnen slopers en uitbreiders elkaar helpen. 2. Gebruik maken van de sloopvariant van de Glas voor glasregeling. De aanvraag om te slopen moet aan de volgende voorwaarden voldoen: a. Het aantal m² te slopen glas moet minimaal 2500m² zijn; b. Het glas mag niet in het glastuinbouwconcentratiegebied of projectvestigingsgebied liggen; c. Of het budget beschikbaar is in het fonds; d. De vergoeding voor het slopen per vierkante meter netto glas bedraagt €4,-. Wanneer de glasopstallen gesloopt zijn wordt in het bestemmingsplan opgenomen dat het ontwikkelen van glasopstanden op die locatie niet meer mogelijk is. Dat wil zeggen dat de bedrijfswoning bestemd wordt als ‘wonen’ en de gronden waar het glasareaal opstond naar agrarisch (geen glas meer mogelijk), natuur of erf. Het is aan te raden om hiervoor een specialist in te schakelen om te kijken naar de fiscale consequenties van het omzetten van en bedrijfswoning naar een burgerwoning. Dit soort regelingen maken het zeker makkelijker om glasopstanden te slopen, ze krijgen er zelfs een vergoeding voor en dit maakt het extra interessant. Het te slopen oppervlak moet wel aan een minimum voldoen, wordt dit minimum niet gehaald kan de aanvraag ook worden ingediend, de burgemeesters en wethouders bepalen dan of het een geschikte/noodzakelijke locatie is. Het is ook een mooie regeling om slopers (stoppers) en uitbreiders elkaar te laten helpen. De uitbreider kan niet uitbreiden (in het ‘gewone’ buitengebied) als er niet iemand is die wil slopen. Dit maakt het mogelijk dat er wel een mogelijkheid is om uit te breiden, in het bestemmingsplan is dit niet mogelijk. Adviesbureaus kunnen hierbij een belangrijke factor zijn om deze partijen bij elkaar te brengen. In de praktijk (uit de interviews) blijkt dat er meer gebruik gemaakt wordt van de sloopvariant, wanneer de uitbreidingsvariant niet aantrekt houdt de regeling sneller op te bestaan. De uitbreidingsvariant moet de regeling in stand houden. Deze regeling zou ook goed toegepast kunnen worden op bijvoorbeeld de intensieve veehouderij, deze worden vaak ook geconcentreerd in bepaalde gebieden en krijgt de intensieve veehouderij buiten de concentratiegebieden geen uitbreidingsmogelijkheden. Deze regeling maakt uitbreiding wel mogelijk, maar staat er sloop van andere bebouwing tegenover. Ook kunnen hiermee de overtollige, ‘oude’ en leegstaande stallen gesloopt worden. Uit de uitwerking van situatie 1 komt naar voor dat bij herbestemmen van vrijkomende agrarische bebouwing overtollige bebouwing gesloopt moet worden (gemeente Deurne). Uit de actualiteiten en de interviews die besproken zijn in dit onderzoek komt naar voor dat het slopen van agrarische bebouwing grote financiële gevolgen kan hebben voor een agrariër. Dit financieel ‘probleem’ kan een kantelpunt zijn voor de beslissing die een agrariër gaat maken om de locatie wel of niet te herbestemmen. Een regeling zoals de glas voor glas regeling van gemeente Horst aan de Maas kan een goede uitkomst bieden voor dit knelpunt. Ook uit de interviews blijkt dat er behoefte is aan dit soort regelingen en aan sloopregelingen. Uit de interviews blijkt ook dat wanneer blijkt dat er behoefte is aan dit soort regelingen, dit vanuit de provincie moet komen omdat gemeenten er geen middelen voor hebben.
75 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
EINDCONCLUSIE De eerste conclusie die uit het onderzoek naar voor komt is dat gemeenten en partijen die gerelateerd zijn aan de agrarische sector geen concrete cijfers in beeld hebben. Deze conclusie komt vooral naar voor in deel 1.1 van het onderzoek. Het gaat hierbij om cijfers omtrent oppervlakten, aantal bedrijven en leegstand. Omdat gemeenten deze kwantitatieve cijfers niet in beeld hebben is het moeilijk om de leegstand te kunnen bepalen voor een gemeente. Toch is er in het onderzoek geprobeerd een indicatie te maken van de leegstand die er op dit moment is in de agrarische sector en die zich in de toekomst zal voor doen. Dit is op verschillende manieren gedaan. De belangrijkste cijfers zijn in tabel 22 weergegeven. Gemeenten
Horst aan de Maas Deurne Zundert
Totaal aantal bedrijven (CBS) 552
Stoppers per jaar
Stoppers per jaar BVB
Leegstaande bedrijven 1 op de 13 (44)
Leegstand prognose 2020 110
Leegstand 2020 m² bouwvlak Ca. 228ha
11
onbekend
399 510
8 10
14 14
1 op de 13 (31) 1 op de 10 (53)
97 125
Ca. 153ha Ca. 211ha
Tabel 22: Leegstandscijfers per gemeente
De gegevens uit tabel 22 blijven indicaties die gebaseerd zijn op aannamen en gegevens die niet compleet zijn. In het onderzoek wordt ook gekeken naar het onderzoeksrapport ‘Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied’ (bron: Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied, InnovatieNetwerk, 2014). Met de cijfers uit dit rapport in vergelijking met de indicaties die gemaakt zijn in het onderzoek kan geconcludeerd worden dat de leegstand een groter probleem is dan in het onderzoeksrapport ‘Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied’ wordt voorgesteld en dan in veel gemeenten gedacht wordt. In deel 1.1 van het onderzoek is bekeken welke factoren een rol spelen bij de leegstand van agrarisch vastgoed. De belangrijkste factoren die uit dit deel van het onderzoek naar voor zijn gekomen die van invloed zijn op leegstaand agrarisch vastgoed zijn vooral politiek/juridische, economische en demografische factoren. Later in het onderzoek (deel 2) is bekeken welke knelpunten en factoren er op regionaal niveau in de praktijk spelen op het gebied van leegstaand agrarisch vastgoed. Ook hieruit komen de politiek/juridische, economische en demografische factoren als belangrijkste naar voren. Hieruit kan geconcludeerd worden dat in de praktijk dezelfde factoren spelen als in de actualiteit beschreven wordt. De politiek/juridische factor wordt uitgebreid behandeld in dit onderzoek. De demografische en economische factoren zijn enkel geconstateerd, hierop is geen verder onderzoek gedaan. Dit wil niet zeggen dat deze factoren minder belangrijk zijn, in tegendeel. Geconcludeerd is dat de economische factor een erg belangrijke factor is die speelt. Veel ontwikkelingen, op agrarisch gebied maar ook op het gebied van herbestemmen, zijn afhankelijk van economische factoren. Denk hierbij aan hoge investeringen die gedaan moeten worden bij ontwikkelingen binnen een bedrijf. Dit komt ook duidelijk naar voor in het veldonderzoek (interviews). De demografische factoren zijn vaak feiten/trends die zich voor doen in de sector, maar zijn daarom niet minder belangrijk. Op deze factoren kan bijna geen invloed worden uitgeoefend maar wel op worden ingespeeld. De leegstand kan beheerst worden wanneer ook al deze factoren onder controle zijn. Op de politiek/juridische factor (deel 1.2 van het onderzoek) is in het onderzoek verder ingegaan omdat dit een factor is waar juist wel invloed op uitgeoefend kan worden en waarbij geconcludeerd is dat adviesbureaus en gemeenten een belangrijke rol kunnen spelen, zowel landelijk als regionaal. Belangrijke conclusies die uit het veldonderzoek naar voor zijn gekomen, zijn vooral het gebrek aan ruimte in het beleid, hoge kosten voor procedures en deze procedures duren vaak lang. De landelijke eisen op het gebied van milieu, dierwelzijn en gezondheid worden erg streng bevonden en er moeten hoge investeringen worden gedaan om te kunnen voldoen aan deze eisen, voor veel ondernemers is dit niet haalbaar. Uit deel 1.2 van het onderzoek komt duidelijk naar voor dat gemeenten en provincies beide willen inspelen op de kwaliteitsverbetering van het buitengebied. Hierbij kan geconcludeerd worden dat leegstand van agrarisch vastgoed juist verloedering brengt in het buitengebied. Een andere conclusie die uit de analyse van de beleidstukken van de provincies getrokken kan worden is dat provincie Noord-Brabant meer strakkere kaders stelt dan provincie Limburg. Het begint al bij het aantal beleidsstukken wat iedere provincie heeft. Provincie
76 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Limburg heeft alleen de POL2014 en LKM als belangrijke beleidsstukken naar de gemeenten toe waarbij provincie Noord-Brabant er vier tot haar beleid kan rekenen. Meer beleidsstukken wil niet per definitie zeggen dat het beter is. Het wordt juist als onduidelijk ervaren. De strakke kaders van provincie Noord-Brabant komen tot uiting in de Verordening Ruimte. In de structuurvisie wil provincie Noord-Brabant voldoende ruimte bieden maar dit wordt afgekaderd met de Verordening. Provincie Noord-Brabant staat hiermee haar eigen visie in de weg. Provincie Limburg biedt daarentegen wel ruimte voor eigen invulling door gemeenten. Hierbij ziet men dat gemeente passende beleidstukken ontwikkelen voor het beheersen van leegstaand agrarisch vastgoed (Glas voor glas regeling). Gemeenten in provincie Noord-Brabant nemen een afwachtende houding aan (blijkt uit veldonderzoek), deze gemeenten nemen geen initiatief als de provincie dit niet oplegt. Geconcludeerd kan worden dat de provincies denken vanuit belemmeringen die zij op willen leggen op bepaalde gebieden en niet denken vanuit mogelijkheden. Als er dieper gekeken wordt naar het beleid op gemeentelijk niveau kunnen de volgende belangrijke conclusies getrokken worden: Gemeente Deurne ontmoedigt de intensieve veehouderij in haar gemeenten door het opleggen van beperkingen. Deze bedrijven krijgen bijna geen mogelijkheden waardoor ze vaak gedwongen worden te verhuizen of te stoppen. Ook de provincie helpt hieraan mee door het opleggen van de aanduiding ‘beperking veehouderij’ op het gebied. Gemeente Deurne heeft geen beleid voor het oplossen van eventuele leegstand die hieruit voort komt. Gemeente Zundert heeft het teeltgebied Zundert. Door deze aanduiding heeft gemeente Zundert extra ruimte geboden in haar beleid voor de teeltsector. Als men kijkt naar het aantal leegstaande teeltbedrijven (6 van de 53) kan afgevraagd worden of juist andere sectoren hierdoor belemmeringen opgelegd krijgen. Gemeente Horst aan de Maas heeft een diversiteit aan agrarische bedrijven maar speelt met haar beleid alleen in op de glassector. In gemeente Horst aan de Maas zijn meerdere concentratiegebieden gelegen (waaronder bijvoorbeeld landbouwontwikkelingsgebied, en concentratiegebied glastuinbouw). Ook bij deze gemeente vragen andere sectoren om meer passend beleid. Met de casestudie, beschreven in deel 2 van het onderzoek, is ingegaan op conclusies die uit deel 1.1 en deel 1.2 van het onderzoek naar voor zijn gekomen in combinatie met de uitslagen van de interviews die gehouden zijn. Een belangrijke conclusie die uit deze casestudie naar voor komt is dat de geringe ontwikkelmogelijkheden in het beleid voor agrarische bedrijven, zoals geconstateerd in deel 1.2, wordt bevestigd door de uitwerking van de situaties. Met de uitwerking van situatie 1 van de casestudie kan geconcludeerd worden dat bevestigd wordt dat de intensieve veehouderij in gemeente Deurne geen ruimte krijgt. Uit deze situatie komt onder andere naar voor dat er behoefte is aan een sloopregeling (bij bedrijfsbeëindiging en herbestemming moet vanuit gemeentelijk beleid gesloopt worden), dit wordt ook weer bevestigd in de interviews die gehouden zijn met agrariërs. Bij situatie 2 is ingegaan op de behoefte die naar voor komt uit het veldonderzoek. De behoefte aan een passende sloopregeling voor alle agrarische sectoren, en de uitkomst van situatie 1. Gemeente Horst aan de Maas speelt bij de glassector in door de Glas voor Glas regeling. Deze regeling is in situatie 2 getoetst. Een belangrijke conclusie die hieruit naar voor komt is dat de regeling een goed middel kan zijn om sloop in een bepaald gebied te stimuleren. Vooral als het gaat om het stimuleren van verschuiving tussen bepaalde gebieden. Deurne geeft in haar beleid aan intensieve veehouderijen te willen verwijderen. Een dergelijke regeling zou dan goed passen bij het saneren van de bebouwing. Ook voor de kwaliteitverbetering van het buitengebied kan een dergelijke sloopregeling bevorderend zijn om de verloedering van agrarisch vastgoed tegen te gaan. Geconcludeerd is wel dat de regeling zelfvoorzienend moet zijn in de financiële middelen die het nodig heeft. Gemeenten hebben veelvuldig aangegeven in het veldonderzoek dat er geen geld is voor regelingen in de vorm van subsidie verstrekking. Aan de hand van bovenstaande eindconclusie wordt er antwoord gegeven op de centrale vraagstelling zoals weergegeven in de inleiding van dit onderzoek. De centrale vraagstelling luidt als volgt: “Welke elementen spelen een rol bij de invulling van leegkomend/leegstaand agrarisch vastgoed, en op welke manier kan, rekening houdend met die elementen, de beste invulling gegeven worden aan leegkomend/leegstaand agrarisch vastgoed.” De elementen die een rol spelen bij de invulling van leegkomend/leegstaand agrarisch vastgoed zijn met name politiek/juridische en economische elementen. Bij de invulling van leegstaand agrarisch vastgoed zal er
77 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
gekeken moeten worden naar het bestemmingsplan, welke mogelijkheden er liggen op die locatie. Deze mogelijkheden zijn beperkt, binnen het bestemmingsplan zijn er niet veel mogelijkheden. Maar ook het economische element speelt een belangrijke rol. Wanneer een agrariër wil herbestemmen zal de bank dit financieel goed moeten keuren, dit is vaak nog een probleem. Hoe er rekening houdend met bovenstaande elementen de beste invulling gegeven kan worden aan leegkomen/leegstaand agrarisch vastgoed is niet beantwoord. Wel is er gekeken hoe het beste omgegaan kan worden met leegstaand agrarisch vastgoed. Uit het onderzoek blijkt dat er behoefte is aan meer ruimte in het beleid (provinciaal en gemeentelijk), meer mogelijkheden geven om te herbestemmen in de gemengde agrarische gebieden en procedures makkelijker en goedkoper maken. De procedures duren vaak lang en kosten veel geld, dit is vaak een kantelpunt voor agrariërs. Wanneer herbestemmen makkelijker gaat met minder voorwaarden en kortere en goedkopere procedures zullen meer agrariërs deze beslissing nemen. Ook zal herbestemmen financieel aantrekkelijker gemaakt kunnen worden. Wanneer de mogelijkheden er zijn binnen het bestemmingsplan zullen banken hun medewerking moeten verlenen. Hiervoor zouden financiële constructies opgezet kunnen worden zodat herbestemmen ook financieel aantrekkelijker wordt. Behalve dat er invulling gegeven kan worden aan leegstaand agrarisch vastgoed, kan het gesloopt worden. Dit is een behoefte die speelt onder de agrariërs, de behoefte om te slopen. Slopen brengt vaak grote financiële gevolgen met zich mee waardoor ze de bebouwing laten staan en wat verloedering tot gevolg heeft. Wanneer er een sloopregeling ontwikkeld wordt zullen veel agrariërs hun bebouwing slopen.
78 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
AANBEVELINGEN Aan het einde van dit onderzoek naar leegstaand agrarisch vastgoed zijn er een aantal aanbevelingen te doen omtrent het onderzochte. Deze aanbevelingen worden gebaseerd op conclusies die uit het onderzoek naar voor zijn gekomen. De aanbevelingen die hieronder benoemd worden zijn aanbevelingen waar Aelmans Adviesgroep en de meewerkende gemeenten iets mee kunnen maar vooral mee moeten doen. Met dit onderzoek worden de volgende aanbevelingen gedaan: Gemeentelijke cijfers in kaart brengen; Financieel onderzoek; Ruimte in beleid creëren en ontwikkelen sloopregeling; Proactieve houding door adviesbureau; Begeleiding vraag en aanbod.
Gemeentelijke cijfers in kaart brengen De eerste aanbeveling is naar de drie betreffende gemeenten toe. In het onderzoek is meermaals gebleken dat cijfers met betrekking tot het buitengebied en daarbij ook het agrarisch vastgoed niet in beeld of niet compleet in beeld zijn. Gemeenten kunnen hierdoor geen uitspraak doen over de totale leegstand in haar gemeente in de agrarische sector. Voor het goed kunnen ontwikkelen van beleid met betrekking tot het agrarisch leegstand in de gemeenten, zullen cijfers duidelijker en met meer zekerheid in beeld gebracht moeten worden. Door de cijfers helder in beeld te hebben kan er goed ingespeeld worden op de problematiek. Wanneer dit niet gebeurd zal een gemeente achter de feiten aan lopen.
Financieel onderzoek Op financieel gebied kan dieper onderzoek gedaan worden waarbij dit onderzoek als start gebruikt kan worden. Er kan onderzoek gedaan worden naar de financiële/economische gevolgen van de leegstand voor een gemeente en een agrariër. Denk hierbij aan de waarde verandering van leegstaand vastgoed, en wat voor gevolgen dit heeft voor het totale agrarische vastgoed in een gemeente. Ook het onderzoek naar constructies bij financieringsmogelijkheden bij het ontwikkelen of herbestemmen van leegstaand agrarisch vastgoed. In het onderzoek komt naar voor dat banken vaak terughoudend zijn in meewerking aan projecten. Denk hierbij ook aan constructies voor financieringsmogelijkheden van startende agrariërs/ondernemers.
Ruimte in beleid creëren en ontwikkelen sloopregeling Provincies en gemeenten moeten niet bang zijn om ruimte te bieden in het beleid. Vaak wordt in het ene beleidstuk beschreven dat er ruimte geboden wordt en wordt in andere beleidsstukken deze ruimte beperkt door strakke kaders. Dit geldt vooral voor de provincie Noord-Brabant en gemeente Deurne. Door het stellen van strakke kaders in het beleid kan er wel een strakke richting gegeven worden maar hierdoor blijven innovatieve en creatieve ontwikkeling uit en het kan zelfs de eigen visie in de weg staan. Bijvoorbeeld gemeente Deurne zou beter in kunnen spelen op de ontwikkelingen die zich in de gemeente voor doen. Dit kan gedaan worden door het ontwikkelen van regelingen om het agrariërs makkelijker te maken om te verplaatsen, te saneren of te herbestemmen. Voor alle gemeenten geldt dat er behoefte is aan een sloopregeling (niet alleen in de intensieve veehouderij). Gemeenten zouden een regeling kunnen ontwikkelen die zich zelf voorziet van financiële middelen en die de behoefte van de agrariërs afdekt. Door als gemeente een proactieve houding aan te nemen en agrariërs mogelijkheden te bieden in plaats van beperkingen, ontstaan er betere ideeën. Als gemeente laten weten wat er wel gewenst is in het buitengebied en niet wat er niet gewenst is.
Proactieve houding door adviesbureau Adviesbureaus kunnen een belangrijke rol spelen in het realiseren van de gemeentelijke en provinciale visies en het voldoen aan de behoeften van agrariërs. Ook voor adviesbureaus is het noodzakelijk om een proactieve houding aan te nemen. Agrariërs hebben vaak ideeën die direct uitgevoerd moeten worden. Adviesbureaus kunnen juist in een vroeg stadium ondersteunen in ontwikkelingen die een bedrijf doormaakt met een doorkijk naar de toekomst. Met een doorkijk naar de toekomst wordt hier bijvoorbeeld bedoeld het plannen van uitbreiding, herbestemming, overnamen van bedrijf of het afbouwen van een agrarisch bedrijf. Op financieel gebied wordt dit vaak gedaan door accountantskantoren. Adviesbureaus merken als eerste ontwikkelingen die zich afspelen in een bepaald gebied, daarom zouden ze beter advies aan kunnen bieden en niet afwachten tot er om gevraagd wordt.
79 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Begeleiding vraag en aanbod De laatste aanbeveling maar zeker niet de minst belangrijke is dat adviesbureaus vraag en aanbod op de agrarische vastgoedmarkt bij elkaar kunnen brengen. Adviesbureaus zijn de schakel die agrariërs nodig hebben en kunnen benutten om ontwikkelingen te realiseren. Provincies en gemeenten willen dat de belangen van meerdere partijen behartigd worden bij ontwikkelingen omtrent agrarisch vastgoed. Adviesbureaus kunnen hier de schakel zijn om partijen bij elkaar te brengen en zo veel mogelijk aan de behoeften te voldoen. Adviesbureaus hebben de kennis en kunde in huis en zij zijn bekend met de marktwerking en de ontwikkeling die zich voordoen in een bepaald gebied. Ook op het gebied van ontwikkelen van regelingen om agrariërs die uit willen breiden en agrariërs die willen slopen bij elkaar te brengen. Zo kunnen er zich nog een aantal situaties voor doen waarbij het adviesbureau de belangrijke schakel kan zijn.
80 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
BEGRIPPENLIJST Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. (Bron: Bestemmingsplan Buitengebied Zundert, gemeente Zundert, 2012)
Agglomeratielandbouw
Intensieve, gebouwgrondgebonden productie van vlees, eieren en groenten en mogelijk ook (grootschalige) opslag en verwerking tot bijvoorbeeld zuivelproducten, conserven en koelvers vlees. (Bron: Voor de kwaliteit van Limburg concept POL2014, provincie Limburg, 2014)
Agrariër
Persoon die met landbouw of veeteelt zijn inkomen verdient. (Bron: agrariër, encyclo.nl, 2014)
Agrarisch bedrijf (landbouwbedrijf)
Agrarisch bouwvlak Agrarische sector
In het bestemmingsplan buitengebied van het gemeente Zundert wordt onder een agrarisch bedrijf verstaan: ‘een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.’ Hierin komen dus verschillende bedrijfstakken naar voren. (Bron: bestemmingsplan buitengebied Zundert, gemeente Zundert, 2012) De begripsomschrijving van gemeente Deurne en Horst aan de Maas komt nagenoeg overeen. De ruimte waarop een agrarisch bedrijf agrarische voorzieningen (o.a. bedrijfsbebouwing en bijbehorende bouwwerken) mag vestigen (uit verslag) Economische sector die grondstoffen en voedsel levert, met onderdelen als akkerbouw, bosbouw, tuinbouw, veeteelt en visserij. (Bron: agrarische sector, encyclo.nl, 2014)
BAG Bebouwingsconcentratie Bestemmingsplan
‘De BAG (Basisregistraties Adressen en Gebouwen) bevat gemeentelijke basisgegevens van alle adressen en gebouwen in een gemeente.’ (Bron: Basisregistratie Adressen en Gebouwen, Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 2014) Kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster. (Bron: bestemmingsplan buitengebied Zundert, gemeente Zundert, 2012)
Een beleidsdocument dat de ruimtelijke ordening bepaalt. Een bestemmingsplan geeft de "bestemming" van een gebied of de bestemmingen in dat gebied aan. (Bron: bestemmingsplan, wikipedia, 2014)
Buitengebied BVB
Een begrip dat betrekking heeft op grond buiten de bebouwde kommen van steden en dorpen. (Bron: buitengebied, wikipedia, 2014) Het Bestand Veehouderijbedrijven biedt een overzicht van de milieuvergunninggegevens van veehouderijbedrijven. (Bron: Bestand Veehouderij Bedrijven in Brabant, Provincie Noord-Brabant, 2014)
CBS
Concentratiegebied DESTEP methode
Extensivering gebied
GIAB Glastuinbouwbedrijf
Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft als taak het publiceren van betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die inspeelt op de behoefte van de samenleving. (Bron: Corporatie information, CBS, 2014) Gebied waar een bepaalde agrarische sector wordt geconcentreerd. DESTEP staat voor demografische, economische, sociaal/culturele, technologische, ecologische en politiek/juridische factoren. Door deze factoren te analyseren verkrijgt men een beeld van het landschap waarin een onderneming opereert. De analyse maakt deel uit van de externe analyse en is een onderdeel van de situatieanalyse en het marketingplan. (Bron, DESTEP analyse, Intermarketing, 2014) In het bestemmingsplan buitengebied Deurne wordt onder het extensiveringsgebied verstaan: ‘een op de verbeelding aangegeven gedeelte van een reconstructiegebied, met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van een intensieve veehouderij onmogelijk is’ (Bron: bestemmingsplan buitengebied gemeente Deurne 2e herziening, gemeente Deurne, 2014) De begripsomschrijving van gemeente Zundert en Horst aan de Maas komt nagenoeg overeen. Geografisch Informatiesysteem Agrarische Bebouwing In het bestemmingsplan buitengebied Deurne wordt onder een glastuinbouwbedrijf verstaan: ‘een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt’ (Bron: bestemmingsplan buitengebied gemeente Deurne 2e herziening, gemeente Deurne, 2014) De begripsomschrijving van gemeente Zundert en Horst aan de Maas komt nagenoeg overeen.
81 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Grondgebonden agrarisch bedrijf
Intensieve veehouderij (iv)
Landbouw ontwikkelingsgebied
Landbouwtelling
Een grondgebonden agrarisch bedrijf is volgens het bestemmingsplan van de gemeente Deurne ‘een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt, zoals akkerbouwbedrijven en vollegrondstuinbouwbedrijven. Maar ook (productiegerichte) paardenhouderijen en grondgebonden melkrundvee-houderijen.’ (Bron: bestemmingsplan buitengebied Deurne 2e herziening, gemeente Deurne, 2014) De begripsomschrijving van gemeente Zundert en Horst aan de Maas komt nagenoeg overeen. In het bestemmingsplan buitengebied Deurne wordt onder een intensieve veehouderij verstaan: ‘ een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geitenof schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van een grondgebonden melkrundveehouderij’ (Bron: bestemmingsplan buitengebied gemeente Deurne 2e herziening, gemeente Deurne, 2014) De begripsomschrijving van gemeente Zundert en Horst aan de Maas komt nagenoeg overeen. In het bestemmingsplan buitengebied Deurne wordt onder een landbouwontwikkelingsgebied verstaan: ‘een zone binnen de integrale zonering waar ontwikkelingsmogelijkheden voor intensieve veehouderij zijn’. (Bron: bestemmingsplan buitengebied gemeente Deurne 2e herziening, gemeente Deurne, 2014) De begripsomschrijving van gemeente Zundert en Horst aan de Maas komt nagenoeg overeen. Beschrijving van de structuur van de Nederlandse agrarische sector (gegevens over bedrijven, veestapel, gewassen en speciale onderwerpen). De gegevens worden gebruikt voor onderzoek en door de politiek (nationaal en internationaal). (Bron: landbouwtelling, CBS, 2014)
LLTB
Megastallen
MKZ
Niet-grondgebonden agrarisch bedrijf
Plattelandswoning
Plofkippen Ruimtelijke kwaliteit
Limburgse Land- en Tuinbouwbond, ‘de LLTB wil haar leden ondersteunen in goed ondernemerschap en tegelijkertijd een gezaghebbende partij zijn die het algemeen maatschappelijk belang van de Limburgse land- en tuinbouw blijft benadrukken en onderbouwen.’ (Bron: Over ons, LLTB, 2014) Een megastal is een hele grote stal vol met dieren voor de productie van vlees of zuivel. Megastallen zijn minstens drie keer zo groot als een gemiddeld gezinsbedrijf. (Bron: dossier megastallen, milieudefensie, 2014) Mond- en klauwzeer (MKZ) is een ernstige virusziekte. MKZ is ook zeer besmettelijk. De ziekte komt voor bij dieren met een even aantal hoeven aan elke poot (evenhoevige dieren). (Bron: wat is mond- en klauwzeer (MKZ)?, Rijksoverheid, 2014) In het bestemmingsplan buitengebied Deurne wordt onder een nietgrondgebonden agrarisch bedrijf verstaan: ‘agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt’(Bron: bestemmingsplan buitengebied gemeente Deurne 2e herziening, gemeente Deurne, 2014) De begripsomschrijving van gemeente Zundert en Horst aan de Maas komt nagenoeg overeen. Een plattelandswoning is een woning die voorheen een agrarische bedrijfswoning was, maar is afgesplitst van het agrarisch bedrijf om gebruikt te worden als woning voor personen die niet meer functioneel verbonden zijn met het agrarisch bedrijf (burgerwoning). (Bron: Buitengebied, KuiperCompagnons, 2014) Vleeskuikens zitten in grote stallen opeengepakt en zodanig doorgefokt dat ze in 42 dagen rijp voor de slacht zijn. (Bron: wat is een plofkip?, wat betekent?, 2014) De kwaliteit van de ruimte zoals bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de ruimte. (Bron: Bestemmingsplan Buitengebied Zundert, gemeente Zundert, 2012)
RvR Schaalvergroting
Ruimte voor Ruimte Een ontwikkeling in de agrarische sector waarbij door een verandering in het gebruik van de productiefactoren grond, kapitaal en arbeid, lagere productiekosten en hogere opbrengsten worden nagestreefd. In andere bedrijfstakken gebeurt dit ook , maar speelt de factor grond een geringere of geen rol. Meestal betekent het een afname van de werkgelegenheid. (Bron:
82 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Schaalvergroting, Nederlandse encyclopedie, 2014)
VAB Verwevingsgebied
Wijzigingsbepaling/bevoegdheid
Vrijkomende agrarische bebouwing In het bestemmingsplan buitengebied Deurne wordt onder het verwevingsgebied verstaan: ‘een op de verbeelding ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied, gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur. Hervestiging of uitbreiding van intensieve veehouderij is mogelijk mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten’. (Bron: bestemmingsplan buitengebied gemeente Deurne 2e herziening, gemeente Deurne, 2014) De begripsomschrijving van gemeente Zundert en horst aan de Maas komt nagenoeg overeen. Een bijzondere manier in een bestemmingsplan om nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken. (Bron: Uitwerking en wijziging, SAB adviseurs in ruimtelijke ontwikkeling, 2014)
ZLTO
Zuidelijke Land- en Tuinbouw Organisatie, ‘ZLTO ondersteunt u als ondernemer in de groene ruimte bij het realiseren van een duurzame positie in markt en maatschappij.’ (Bron: Over ons, ZLTO, 2014)
83 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
LITERATUURLIJST Plan van aanpak Titel Studiehandleiding afstuderen Leegstand buitengebied neemt toe Website Aelmans Adviesgroep Dit is een onderzoek Basisboek methoden en technieken
Auteur/ instantie Avans Hogeschool AB&I De Boerderij
Schrijver Academie voor Bouw en Infra Eric Beukema
Datum 3 februari 2014
Soort Handleiding
Hyperlink
7 november 2013
Artikel vaktijdschrift
http://www.boerderij.nl/Home/Nieuws/2013/11/Leegstand-buitengebied-neemt-toe-1405561W/
Aelmans Adviesgroep Noordhoff Uitgevers Noordhoff Uitgevers
Aelmans Adviesgroep Ben Baarda
2013
Website
www.aelmans.com
2009
Schoolboek
Ben Baarda
2012
Schoolboek
Deel 1 Inventarisatie en deel 2 Analyse Titel Algemene informatie Gemeente Horst aan de Maas Algemene informatie Gemeente Deurne Algemene informatie Gemeente Zundert Horst aan de maas in cijfers, bodemgebruik
Auteur/ instantie Gemeent Horst aan de Maas Gemeente Deurne
Schrijver Gemeente Horst aan de Maas Gemeente Deurne
Datum 2014
Soort Website
Hyperlink http://www.horstaandemaas.nl/
2014
Website
http://www.deurne.nl/
Gemeente Zundert Gemeente Horst aan de Maas
Gemeente Zundert
2014
Website
http://www.zundert.nl/
2010
website
http://horstaandemaas.incijfers.nl/
Sociaal economische analyse 2013 Bestemmingsplankaarten Bestemmingsplan Buitengebied Zundert Bestemmingsplankaarten Bestemmingsplan Buitengebied Deurne Bestemmingsplan kaarten Horst
Gemeente Deurne
Cbs, bodemstatistiek 2010 Gemeente Deurne
2013
Analysedocument
http://www.deurne.nl/gemeente/overig-beleid_240/
Gemeente Zundert
Waterpas Civiel Adviesbureau BV
2012
Kaarten
Gemeente Deurne
Pouderoyen Compagnons
2013
Kaarten
Gemeente Horst aan de Maas Gemeente Horst aan de Maas Gemeente Horst aan de Maas CBS
Pouderoyen Compagnons Pouderoyen Compagnons Tonnaer Adviseurs in omgevingsrecht Statline
September 2009
kaarten
Maart 2009
Kaarten
April 2013
Kaarten
2014
databank
Bestemmingsplankaarten Sevenum Bestemmingsplankaarten Meerlo, Swolgen, Tienray Landbouw; gewassen, dieren en grondgebruik naar gemeente
http://statline.cbs.nl/StatWeb/selection/default.aspx?VW=T&DM=SLNL&PA=80781NED&D1=a&D2=374%2 c636-637&D3=a&HDR=G1%2cG2&STB=T&P=T
Oppervlakten agrarische bouwvlakken Rapportage bestemmingsplankaart buitengebied Zundert Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied Landbouw Crisis tempert afname agrarische bedrijven Funda landelijk Reactie Arvalis Makelaars Reactie Van Santvoort Makelaars Onroerend Goed & Landelijk Wonen Reactie Vermeeren makelaars B.V. Waar zitten de meeste 55 plus varkenshouders? NVM: Matig jaar agrarische vastgoedmarkt Diverse lichtpuntjes in matig jaar agrarische vastgoedmarkt Boerderij zoekt (jonge) boer Forse waardeval lege boerderijen CBS: boomkwekerijen groeien gemiddeld flink Veel minder bloembollenbedrijven Glasareaal zakt onder niveau 1991 Waar stoppen de meeste boerenbedrijven Leegstand dreigt op platteland Zorgen leegstand plattenland 24.000 boerenbedrijven in 2030 verdwenen Reactie Provincie Limburg
Gemeente Deurne
Pouderoyen Compagnons Waterpas Civiel Adviesbureau BV
2013
Kaart
Rechtstreeks uit hand van Pouderoyen Compagnons, J. Helder
2012
Rapportage uitdraai bestemmingplan
Rechtstreeks uit hand van Waterpas Civiel Adviesbureau BV, Dhr. A. Olthoff
InnovatieNetwerk
Alterra, Wageningen UR
Maart 2014
Onderzoeksrapport
http://www.wageningenur.nl/nl/nieuws/Leegstand-dreigt-op-het-platteland.htm
Centraal planbureau Melkvee.nl
Planbureau voor de leefomgeving Erik Colenbrander
2006
rapportage
http://www.welvaartenleefomgeving.nl
December 2013
Artikel
http://www.melkvee.nl/nieuws/4313/crisis-tempert-afname-agrarische-bedrijven
Funda Real Estate B.V. Arvalis Makelaars Van Santvoort Makelaars
Funda Real Estate B.V. Arvalis Makelaars Van Santvoort Makelaars
2014
Vastgoedwebsite
www.fundalandelijk.nl
Maart 2014 Maart 2014
Reactie mail Reactie mail
Vermeeren makelaars B.V. Boer en Business
Vermeeren makelaars B.V. Boer en Business
Februari 2014
Reactie mail
Maart 2014
Artikel
Boerderij
Martijn ter Horst
28 januari 2014
Artikel
NVM
NVM
28 januari 2014
Artikel
NOS Nieuwe Oogst
NOS Jan van Liere
10 februari 2014 15 maart 2014
Artikel Artikel
Nieuwe Oogst
Han Reindsen
5 februari 2014
Artikel
Nieuwe Oogst
Han Reindsen
5 februari 2014
Artikel
Nieuwe Oogst
René Bouwmeester
Artikel
Boer en Business
Boer en Business
14 november 2013 7 april 2011
Boerderij Dagblad de Limburger Nu.nl
Wim Esselink Jan Hensels
6 maart 2014 7 maart 2014
Artikel Artikel
http://www.boerderij.nl/Home/Nieuws/2014/3/Leegstand-dreigt-op-platteland-1476300W/
Novum
7 maart 2014
Artikel
http://www.nu.nl/economie/3720370/24000-boerenbedrijven-in-2030-verdwenen.html
Provincie Limburg
Mevr. K. Demacker, Mevr. G. Louwers,
2014
Contact telefonisch en mail
Gemeente Zundert
Artikel
http://www.boerenbusiness.nl/ondernemen/top5/artikel/item/10846185/Waar-zitten-de-meeste-55-plusvarkenshouders http://www.boerderij.nl/Home/Nieuws/2014/1/NVM-matig-jaar-agrarische-vastgoedmarkt-1452359W/ https://www.nvm.nl/actual/januari_2014/diverse_lichtpuntjes_in_matig_jaar_agrarische_vastgoedmarkt.a spx http://nos.nl/op3/artikel/609137-boerderij-zoekt-jonge-boer.html
http://www.nieuweoogst.nu/scripts/edoris/edoris.dll?tem=LTO_TEXT_VIEW&doc_id=191976#.U42AaPmSy So http://nieuweoogst.nu/scripts/edoris/edoris.dll?tem=LTO_TEXT_VIEW&doc_id=191975&h=Veel-minderbloembollenbedrijven#.U42AuvmSySo http://www.nieuweoogst.nu/scripts/edoris/edoris.dll?tem=LTO_TEXT_VIEW&doc_id=185752#.U42A8_mSy So http://www.boerenbusiness.nl/artikel/item/10688646/Waar-stoppen-de-meeste-boerenbedrijven
85 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Dhr. P. Raeven Dhr. J. van Lent
2014
Dhr. J. Achten
2014
Dhr. T. Heuijerjans, Dhr. P. Reuten, Dhr. F. Seijben Mevr. E. Paree, Dhr. M. Gerritsma Dhr. M. Provoost
2014
Adriaan van den Heuvel Makelaars Adviseurs Jasper Schel
2014
15 februari 2014
Artikel
Boerderij
Johan Oppewal
22 maart 2014
Artikel
NVM
Agri Holland
28 januari 2014
Artikel
Boerderij
Ramon klaassens
14 maart 2014
Artikel
Nieuwe Oogst
Joost de la Court
15 februari 2014
Artikel
Intermarketing Provinciale staten
Edwin Muilwijk Provincie NoordBrabant
2014 9 december 2011
Website Visiedocument
Samenvatting: Transitie van stad en platteland, een nieuwe koers Structuurvisie ruimtelijke ordering
Provinciale staten
Provincie NoordBrabant
9 december 2011
Samenvatting van document
Provinciale staten
Provincie NoordBrabant
Maart 2014
Beleidsdocument
Verordening Ruimte 2014
Provinciale staten
Provincie NoordBrabant
18 maart 2014
Beleidsdocument
Op weg naar een zorgvuldige veehouderij in 2020
Provinciale staten
Provincie NoordBrabant
2013
Beleidsdocument
Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij
Gedeputeerde Staten
Provincie NoordBrabant
18 februari 2014
Beleidsdocument
Reactie Noord-Brabant Reactie LLTB
Provincie NoordBrabant LLTB
Reactie gemeente Horst aan de Maas
Gemeente Horst aan de Maas
Reactie gemeente Deurne
Gemeente Deurne
Reactie gemeente Zundert
Gemeente Zundert Adriaan van den Heuvel Makelaars Adviseurs Nieuwe Oogst
Reactie Adriaan van den Heuvel Makelaars Adviseurs Grijs gebied leegstand zelf inkleuren Rijksadviseur: Scheiding functies onhoudbaar Meer aandacht voor herbestemmen agrarisch vastgoed Geen leegstand bedrijven, maar toekomst voor de jonge boeren Onze passie zit in herbestemming erf DESTEP analyse De transitie van stad en platteland, een nieuwe koers
2014 2014
Contact telefonisch en mail Contact telefonisch en mail Contact telefonisch en mail Contact telefonisch en mail Contact telefonisch en mail Contact telefonisch en mail
http://www.boerderij.nl/Home/Nieuws/2014/3/Rijksadviseur-scheiding-functies-onhoudbaar-1487049W/
www.intemarketing.nl/marketing/analyses/destep http://www.brabant.nl/dossiers/dossiers-opthema/platteland/plattelandsontwikkeling.aspx?document=samenvatting%3a-transitie-stad-enplatteland%2c-een-nieuwe-koers&rel=8113ABB7873349F1BD455CF8E0EF0A3A http://www.brabant.nl/dossiers/dossiers-opthema/platteland/plattelandsontwikkeling.aspx?document=samenvatting%3a-transitie-stad-enplatteland%2c-een-nieuwe-koers&rel=8113ABB7873349F1BD455CF8E0EF0A3A http://www.brabant.nl/dossiers/dossiers-op-thema/ruimtelijkeordening/structuurvisie.aspx?document=structuurvisie-2010---parti%C3%ABle-herziening2014&rel=8113ABB7873349F1BD455CF8E0EF0A3A http://www.brabant.nl/dossiers/dossiers-op-thema/ruimtelijke-ordening/verordeningruimte.aspx?document=toelichting-vr-2014-(geconsolideerd-18-maart2014)&rel=8113ABB7873349F1BD455CF8E0EF0A3A http://www.brabant.nl/dossiers/dossiers-op-thema/platteland/zorgvuldigeveehouderij.aspx?document=op-weg-naar-een-zorgvuldige-veehouderij2020&rel=8113ABB7873349F1BD455CF8E0EF0A3A http://www.brabant.nl/dossiers/dossiers-op-thema/platteland/zorgvuldige-veehouderij/brabantsezorgvuldigheidscore-veehouderij-(bzv).aspx?document=factsheet-
86 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Factsheet BZV
Gedeputeerde Staten
Provincie NoordBrabant
April 2014
Samenvatting van document
Factsheet Dialoog urgentiegebieden
Gedeputeerde Staten
Provincie NoordBrabant
April 2014
Samenvatting van document
Nadere regels Ruimte voor Ruimte 2006 (bijlage VO)
Provinciale Staten
Provincie NoordBrabant
18 maart 2014
Beleidsdocument
Voor de Kwaliteit van Limburg (concept POL2014) Voor de Kwaliteit van Limburg (ontwerp POL2014) Limburgs kwaliteitsmenu 2012
Gedeputeerde Staten Gedeputeerde Staten Gedeputeerde Staten Gemeente Horst aan de Maas Gemeente Horst aan de Maas Gemeente Horst aan de Maas Gemeente Horst aan de Maas Gemeente Horst aan de Maas Gemeente Horst aan de Maas Gemeente Horst aan de Maas Gemeente Deurne
Provincie Limburg
29 oktober 2013
Beleidsdocument
Provincie Limburg
6 mei 2014
Beleidsdocument
Provincie Limburg
Maart 2012
Beleidsdocument
Croonen Adviseurs
Februari 2013
Beleidsdocument
Metrum
4 december 2012
Beleidsdocument
Structuurvisie Horst aan de Maas Regeling Glas voor Glas Limburg Glas voor Glas in het Kort Beleid Plattelandswoningen Bestemmingsplan Buitengebied Horst Buitengebied Meerlo Beheersverordening Bestemmingsplan Buitengebied Sevenum Structuurvisie Deurne Bestemmingsplan Buitengebied gemeente Deurne 2e herziening Raadsinformatie Boeren met Buren nummer 17 Beleidskader kwaliteitsverbetering Landschap Gebiedsvisie bebouwingsconcentraties Structuurvisie Landschap 2025 Bestemmingsplan Buitengebied Zundert
Gemeente Deurne Gemeente Deurne Gemeente Deurne Gemeente Deurne Gemeente Zundert Gemeente Zundert
Gemeente Horst aan de Maas Gemeente Horst aan de Maas Pouderoyen compagnons Gemeente Horst aan de Maas Pouderoyen Compagnons BRO vestiging Tegelen Pouderoyen Compagnons E.E.G.R. Paree Pouderoyen Compagnons Pouderoyen Compagnons Grontmij EDKONING
17 december 2013 Juni 2009
Samenvatting van document Beleidsdocument Beleidsdocument
bzv&rel=8113ABB7873349F1BD455CF8E0EF0A3A http://www.brabant.nl/dossiers/dossiers-op-thema/platteland/zorgvuldige-veehouderij/brabantsezorgvuldigheidscore-veehouderij-(bzv).aspx?document=factsheetbzv&rel=8113ABB7873349F1BD455CF8E0EF0A3A http://www.brabant.nl/dossiers/dossiers-op-thema/platteland/zorgvuldige-veehouderij/dialoog-in-deurgentiegebieden.aspx?document=factsheet-dialoogurgentiegebieden&rel=8113ABB7873349F1BD455CF8E0EF0A3A http://www.brabant.nl/dossiers/dossiers-op-thema/ruimtelijke-ordening/verordeningruimte.aspx?document=nadere-regels-ruimte-voor-ruimte2006&rel=8113ABB7873349F1BD455CF8E0EF0A3A http://limburg.nl/Beleid/Provinciaal_Omgevingsplan_Limburg/POL_2014/Proces_en_producten http://limburg.nl/Beleid/Provinciaal_Omgevingsplan_Limburg/POL_2014/Ter_inzage_Ontwerp_POL2014_P lan_MER_ontwerp_Omgevingsverordening_Limburg_2014_en_ontwerp_PVVp http://www.limburg.nl/Beleid/Ruimtelijke_Ontwikkeling_en_Volkshuisvesting/Het_Limburgs_Kwaliteitsme nu_LKM http://www.horstaandemaas.nl/Bestuur/Regelgeving/Ruimtelijk_beleid http://www.horstaandemaas.nl/Ondernemers/Vergunningen_en_regelingen/Agrarische_ondernemer/Glas _voor_Glasregeling http://www.horstaandemaas.nl/Ondernemers/Vergunningen_en_regelingen/Agrarische_ondernemer/Glas _voor_Glasregeling http://www.horstaandemaas.nl/Bestuur/Regelgeving/Ruimtelijk_beleid http://www.horstaandemaas.nl/Inwoners/Wonen_en_leefomgeving/Bestemmingsplannen/Vastgestelde_b estemmingsplannen_v%C3%B3%C3%B3r_01_01_2010 http://www.horstaandemaas.nl/nedplan/NL.IMRO.1507.BVHMBGBMEERLOVA01/r_NL.IMRO.1507.BVHMBGBMEERLO-VA01_art01.html http://www.horstaandemaas.nl/Inwoners/Wonen_en_leefomgeving/Bestemmingsplannen/Vastgestelde_b estemmingsplannen_v%C3%B3%C3%B3r_01_01_2010 http://www.deurne.nl/projecten-en-plannen/structuurvisie-deurne_41385/
2010
Beleidsdocument
31 maart 2009
Beleidsdocument
6 december 2011
Beleidsdocument
28 januari 2014
Beleidsdocument
18 november 2013 24 mei 2013
Raadsinformatie brief Bijlage van bestemmingsplan visiedocument
http://www.deurne.nl/bestuur-en-organisatie/raadsinformatie-brieven_41295/item/boeren-metburen_22135.html
Beleidsdocument
http://www.zundert.nl/inwoner/bouwen-en-wonen_3547/item/structuurvisie-landschap2025_25770.html http://www.zundert.nl/bestemmingsplanbuitengebied/8-vastgesteld-bpb-4-9-2012_42961/
11 december 2007 September 2013 4 september 2012
Beleidsdocument
87 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Beleidsnota Ruimte voor Ruimte gemeente Zundert Beleidsnota Plattelandswoning Nota Economisch beleid Web-BVB Bestand Veehouderij Bedrijven
Gemeente Zundert Gemeente Zundert Gemeente Zundert Provincie NoordBrabant
Gemeente Zundert
23 april 2012
Beleidsnota
Gemeente Zundert
2014
Beleidsnota
http://www.zundert.nl/inwoner/bouwen-en-wonen_3547/item/beleidsnota-ruimte-voor-ruimtegemeente-zundert_21383.html Rechtstreeks uit hand van ambtenaar (Marien Provoost)
ETIN Adviseurs
Maart 2008
Beleidsnota
http://www.zundert.nl/bedrijf-of-vereniging/nota-economisch-beleid_3826/
Provincie NoordBrabant
2014
Databank
https://bvb.brabant.nl/
Datum 2014 2014 2014
Soort Website Website Website
Hyperlink http://www.lltb.nl/over-lltb/over-ons http://www.zlto.nl/over-zlto/over-zlto http://bag.vrom.nl/basisregistraties-van-het-ministerie-van-infrastructuur-en-milieu/basisregistratiesadressen-en
2014
Website
http://www.bestemmingsplan.nl/uitwerking%20en%20wijziging.htm
2014 2014
Website Website
http://www.kuiper.nl/ro/?c=100&k=85 http://www.encyclo.nl/begrip/schaalvergroting(landbouw)
2014 2014 2014
Internetencyclopedie Website Website
http://nl.wikipedia.org/wiki/Bestemmingsplan http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/organisatie/corporate-informatie/default.htm http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/dieren/vraag-en-antwoord/wat-is-mond-en-klauwzeermkz.html http://www.wat-betekent.nl/wat-is-een-plofkip/ https://milieudefensie.nl/vee-industrie/megastallen/wat-is-een-megastal http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/landbouw/methoden/dataverzameling/korteonderzoeksbeschrijvingen/landbouwtelling-ob.htm http://www.encyclo.nl/begrip/Agrarier http://nl.wikipedia.org/wiki/Buitengebied_(ruimtelijke_ordening) http://www.encyclo.nl/begrip/Agrarische%20Sector http://www.brabant.nl/dossiers/dossiers-op-thema/platteland/zorgvuldige-veehouderij/bestandveehouderijbedrijven-in-brabant.aspx
Begrippenlijst Titel Over Ons Over Ons Basisregistratie Adressen en Gebouwen Uitwerking en wijziging
Auteur/instantie LLTB ZLTO Ministerie van Infrastructuur en Milieu Buitengebied.nl
Buitengebied Schaalvergroting (landbouw)
KuiperCompagnons Encyclo
Bestemmingsplan Corporatie information Wat is mond- en klauwzeer (MKZ)? Wat is een plofkip? Dossier megastallen Landbouwtelling
Wikipedia CBS Rijksoverheid
Schrijver LLTB ZLTO Ministerie van Infrastructuur en Milieu SAB adviseurs in ruimtelijke ontwikkeling KuiperCompagnons Nederlandse Encyclopedie Wikipedia CBS Rijksoverheid
Wat betekent? Milieudefensie CBS
Wat betekent? Milieudefensie CBS
2014 2014 2014
Website Website Website
Agrariër Buitengebied Agrarische sector Bestand Veehouderij Bedrijven in Brabant
Encyclo.nl Wikipedia Encyclo.nl Provincie NoordBrabant
Encyclo.nl Wikipedia Encyclo.nl Provincie NoordBrabant
2014 2014 2014 2014
Website Internetencyclopedie Website Website
88 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Aniek Jochems & Milou Brouwers
12 juni 2014
BIJLAGENDOCUMENT LEEGSTAND AGRARISCH VASTGOED
1
COLOFON
Afstudeerrapportage
Onderzoeksrapportage Leegstand agrarisch vastgoed e 4 jaars Tilburg, 12 juni 2014
Auteurs
Aniek Jochems (Studentnummer 2040135) Milou Brouwers (Studentnummer 2039718)
Opleiding
Bouwmanagement & Vastgoed e 2013 – 2014 (4 jaars)
Instituut
Avans Hogeschool Tilburg Academie voor Bouw en Infra (AB&I) Marc van Dun Bart van Berkel
In samenwerking met
Aelmans Adviesgroep Afdeling Ruimte, Omgeving en Milieu Kerkstraat2 6095 BE Baexem Dhr. M.P.H. Pouls MSc Adviseur ruimtelijke ontwikkeling / Juridisch adviseur
2 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE ........................................................................................................................ 3 BIJLAGE 1 REACTIES BENADERDE PARTIJEN ................................................................................... 5 Arvalis makelaars................................................................................................................................. 6 Van Santvoort Makelaars Onroerend Goed & Landelijk Wonen ........................................................ 6 Vermeeren makelaars B.V. .................................................................................................................. 6 Adriaan van den Heuvel makelaars en adviseurs................................................................................ 7 Provincie Noord-Brabant..................................................................................................................... 7 Provincie Limburg ................................................................................................................................ 7 LLTB ..................................................................................................................................................... 7 Gemeente Horst aan de Maas............................................................................................................. 7 Gemeente Deurne ............................................................................................................................... 8 Gemeente Zundert .............................................................................................................................. 8 BIJLAGE 2 FACTOREN .................................................................................................................... 9 Actualiteit .......................................................................................................................................... 10 Benaderde partijen............................................................................................................................ 11 BIJLAGE 3 LEEGSTAANDE BEDRIJVEN ........................................................................................... 13 BIJLAGE 4 BZV ............................................................................................................................ 19 BIJLAGE 5 ONTWIKKELINGSMOGELIJKHEDEN POL2014 ................................................................ 21 BIJLAGE 6 RANDVOORWAARDEN EN MOGELIJKHEDEN HERGEBRUIK VAB .................................... 23 Gemeente Horst aan de Maas........................................................................................................... 24 Gemeente Deurne: ............................................................................................................................ 27 Gemeente Zundert: ........................................................................................................................... 32 BIJLAGE 7 ONTHEFFINGSBEPALINGEN EN WIJZIGINGSBEVOEGDHEDEN VAN BESTEMMINGSPLAN 33 Gemeente Horst aan de Maas........................................................................................................... 34 Gemeente Deurne ............................................................................................................................. 37 Gemeente Zundert: ........................................................................................................................... 40 BIJLAGE 8 OPZET INTERVIEWS..................................................................................................... 41 Interview agrariërs ............................................................................................................................ 42 Interview Gemeenten ....................................................................................................................... 42 Vragenlijst interview agrariër ............................................................................................................ 43 Vragenlijst interview gemeenten ...................................................................................................... 44 BIJLAGE 9 INTERVIEWS AGRARIËRS ............................................................................................. 45 Interview agrariër 1 ........................................................................................................................... 46 3 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Interview agrariër 2 ........................................................................................................................... 48 Interview agrariër 3 ........................................................................................................................... 50 Interview agrariër 4 ........................................................................................................................... 54 Interview agrariër 5 ........................................................................................................................... 57 Interview agrariër 6 ........................................................................................................................... 59 Interview agrariër 7 ........................................................................................................................... 63 Interview agrariër 8 ........................................................................................................................... 66 Interview agrariër 9 ........................................................................................................................... 67 Interview agrariër 10 ......................................................................................................................... 69 Interview agrariër 11 ......................................................................................................................... 71 Interview agrariër 12 ......................................................................................................................... 75 Interview agrariër 13 ......................................................................................................................... 76 BIJLAGE 10 INTERVIEWS GEMEENTEN ......................................................................................... 79 Interview ambtenaar 1 ...................................................................................................................... 80 Interview ambtenaar 2 ...................................................................................................................... 82 Interview ambtenaar 3 ...................................................................................................................... 87 Interview ambtenaar 4 ...................................................................................................................... 90 Interview ambtenaar 5 ...................................................................................................................... 92 Interview ambtenaar 6 ...................................................................................................................... 97
4 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
BIJLAGE 1 REACTIES BENADERDE PARTIJEN
5 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Op verschillende manieren is contact gelegd met een aantal partijen die werkzaamheden verrichten met leegstaand agrarisch vastgoed. Aan makelaars zijn vragen gesteld over actuele leegstandcijfers in de agrarische sector en hoelang een agrarisch pand gemiddeld te koop staat. Aan de overige partijen is enkel de vraag over actuele leegstandcijfers gesteld.
Arvalis makelaars Arvalis makelaars is actief in de gemeente Horst aan de Maas. Reactie van Arvalis makelaars 17 maart 2014 via e-mail: ‘Is ook niet makkelijk te beantwoorden want we hebben geen harde marktgegevens maar uitsluitend ervaringen uit de praktijk en een “marktgevoel”. Het aantal te koop staande agrarische bedrijven is geen maat voor het aantal leegstaande agrarische bedrijven. We zien steeds meer dat locaties leeg en werkeloos blijven liggen omdat er toch geen koper te vinden is. En slopen is te duur. Of eigenaren denken nog wisselgeld in handen te hebben voor mogelijke functiewijzigingen. Zo komt het steeds meer voor dat stallen op slot gedraaid worden en werkeloos achter blijven. Als er geen inkomsten zijn dan begint het verval; zie daar het verval van het buitengebied. We nemen alleen verkoopbare agrarische locaties aan. Doorlooptijden zijn gemiddeld nog lang: al gauw 1 tot 3 jaar. De meeste locaties worden herbestemd tot niet-agrarisch maar die markt is verzadigd. Er is veel beschikbaar en vanwege de crises is de financiering moeilijk en de vraag gering. Ook belangrijk is dat voor particulieren het wonen in het buitengebied al lang niet meer zo geliefd is als een aantal jaren geleden. Daarmee is de vraag ook kleiner geworden. Over aantallen leegstaande agrarische bedrijven hebben wij geen cijfers.’
Van Santvoort Makelaars Onroerend Goed & Landelijk Wonen Van Santvoort Makelaars is actief in de gemeente Deurne. Reactie van Van Santvoort Makelaars 4 maart 2014 via e-mail: ‘Naar aanleiding van jullie onderstaande e-mailbericht kunnen wij jullie helaas niet veel informatie verstrekken. De verkooptijd van een agrarisch bedrijf verschilt zeer sterk per transactie. Dit is mede afhankelijk van de aard van het bedrijf, de staat van onderhoud, de mogelijkheden binnen het bestemmingsplan en natuurlijk het vinden van de juiste koper op de juiste plek. Vaak duurt het echter wel meer dan een jaar voordat een bedrijf wordt verkocht. Verder hebben wij op dit moment geen leegstaande agrarische bedrijven in portefeuille in de gemeente Deurne of de gemeente Horst aan de Maas.’
Vermeeren makelaars B.V. Vermeeren makelaars is actief in de gemeente Zundert. Reactie Vermeeren makelaars 25 februari 2014 via email: ‘Wat is je doelstelling met het onderzoek of is het alleen maar een beschrijving van de omvang, want anders denk ik dat je je toch op glad ijs bevindt t.a.v. de aantallen. Bijv. een van de zaken, die me niet geheel duidelijk is. Een agrariër is gestopt, hij woont er nog steeds, maar heeft in zijn schuren caravan/autostalling. Is dat agrarische leegstand. Van de ene kant wel, maar hij heeft het niet agrarisch opgevuld. Een agrarier is gestopt en knapt zijn schuur een beetje op en maakt van die schuur een mooie garage voor zijn auto, fietsen biljartkamer. Veelal zullen ze proberen er nog een nuttige bestemming aan te geven. Een agrarisch bedrijf heeft ondertussen woonbestemming gekregen of misschien wel een VAB en de schuren staan leeg en de eigenaar wil ook geen agrarische activiteit meer ontplooien. Is dat nog agrarisch leegstand. Een veehouder heeft plek voor 60 koeien, is min of meer afgebouwd of afbouwende en heeft nog 12 vaarzen in zijn stal staan????
6 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Ik wil/kan uiteraard alleen maar spreken over de panden, die ik zelf in de verkoop heb en dan kom ik op 3 of 4 stuks uit afhankelijk van je interpretatie. Er zullen er ongetwijfeld meer staan in Zundert, maar daar durf ik even geen slag naar te doen. Betreffend de doorlooptijd is dat natuurlijk langer dan een woning, maar ik heb zelf helemaal niets met die doorlooptijden en maak mij daar ook niet direct druk over. Natuurlijk wil iedereen korter, maar of dat iets nu 12 of 14 of 16 maanden in de verkoop staat. Wij hebben het gelukkig zo druk, dat we daar geen tijd en energie in gaan steken om dat allemaal bij te houden en daar gemiddeldes van bij te gaan houden. In ieder geval mag je wel uitgaan van langer dan een jaar.’
Adriaan van den Heuvel makelaars en adviseurs Adriaan van den Heuvel makelaars is vooral actief in de gemeente Deurne. Reactie Adriaan van den Heuvel 13 maart 2014 via e-mail: ‘Ik denk dat de gemiddelde doorlooptijd 9 tot 12 maanden is. Hoeveel bedrijven leeg staan weten wij niet, indicatie geven is puur gokken.’ Bij de volgende partijen is enkel de vraag gesteld of ze beschikken over leegstandcijfers
Provincie Noord-Brabant Het gedeelte van de reactie via de mail op 28 februari 2014 wat de leegstandcijfers betreft is hieronder te zien: ‘Wij hebben geen leegstandscijfers. Het enige dat we hebben is dat op bvb.brabant.nl en atlas.brabant.nl/webbvb je kan zien op welke plekken ooit een milieuvergunning is geweest voor een veehouderij.’
Provincie Limburg Het gedeelte van de reactie via de mail op 27 februari 2014 wat de leegstandcijfers betreft is hieronder te zien: ‘We hebben een eerste héél ruwe inschatting gemaakt vwb leegstand op basis van CBS gegevens: 2000: 6942 bedrijven; 2013: 4594 bedrijven= -/- 2500 bedrijven x 2000 m2 gemiddeld = 5.000.000 m2 (geen rekening gehouden met sloop / RvR / herbestemmingregelingen, etc).’
LLTB Met de LLTB is telefonisch contact gehad, hieruit kwam het volgende naar voren: De LLTB geeft aan dat er beter met de gemeente contact op genomen kan worden. Cijfers die gevraagd worden moet hij zelf ook bij de gemeente opvragen. Het aantal m² en aantal bedrijven heeft de gemeente zelf beter in beeld. Over de stoppende ondernemers geeft hij aan dat de gemeente Peel en Maas dit goed in kaart heeft gebracht, maar hij weet niet of Horst aan de Maas dit ook heeft gedaan. Voor de leegstandscijfers verwijst hij naar de gemeente Venlo, zij hebben de leegstand van industrielocaties in kaart gebracht en zij hebben misschien tips over hoe zij dat onderzoek hebben gedaan, zodat ons onderzoek daar misschien gebruik van kan maken. Hij verwijst ook door naar makelaars, die hebben misschien dingen in beeld. Hij geeft ook als tip om in het buitengebied van de gemeente rond te gaan fietsen, zo krijg je een indicatie van het aantal leegstaande panden.
Gemeente Horst aan de Maas Uit een gesprek met twee ambtenaren van de gemeente Horst aan de Maas kwam het volgende naar voren over de leegstand: Ze hebben geen specifieke cijfers over de leegstand, wel hebben van de 360 veehouderijbedrijven, 39 bedrijven aangegeven dat ze voor 2020 willen stoppen. Ze gaven ook aan dat Limburg ook een BVB-bestand heeft, hier kun je zien hoeveel bedrijven nog actief zijn en hoeveel er gestopt zijn e.d. Ze gaven ook aan dat vanuit Nederland de nertsenhouderij verboden wordt. Hierdoor zullen ook en aantal bedrijven moeten stoppen. Volgens hen waren er ongeveer 5 nertsenhouderijen in Horst aan de Maas.
7 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Gemeente Deurne Uit een gesprek met twee ambtenaren van de gemeente Horst aan de Maas kwam het volgende naar voren over de leegstand: Een stagiaire van de gemeente Deurne heeft het aantal verwacht stoppende ondernemers geteld aan de hand van een kaart welke dezelfde is als die van het BVB bestand. Hier worden 200 stoppende ondernemers verwacht. Voor de leegstandscijfers moet gekeken worden naar de ingetrokken milieuvergunningen. Er kan vanuit gegaan worden dat de ingetrokken milieuvergunningen in het BVB bestand actueel zijn. Gemeente Deurne zit hier kort op om vergunningen in te trekken wanneer het kan.
Gemeente Zundert Uit een gesprek met twee ambtenaren van de gemeente Horst aan de Maas kwam het volgende naar voren over de leegstand: Ze hebben geen cijfers over de leegstaande agrarische bedrijven of het aantal verwachte stoppers. Hij geeft aan dat de ZLTO Zundert misschien wel een aantal cijfers heeft.
8 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
BIJLAGE 2 FACTOREN
9 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Actualiteit Uit de actualiteit zijn een heel aantal factoren naar voren gekomen die spelen bij de leegstand van agrarisch vastgoed. Deze factoren zijn hieronder opgesomd per onderwerp. Aan de hand van deze factoren is de DESTEPanalyse gemaakt.
Vergunningen, bestemmingsplan, regels
De benodigde vergunningen (omgevingswet, natuurbeschermingswet) worden nog steeds moeizaam verstrekt. (Bron: NVM, Diverse lichtpuntjes in matig jaar agrarische vastgoedmarkt, 2014) Bestemmingsplannen en structuurvisies lijken in beton gegoten en bieden weinig ruimte voor nieuwe of andere bedrijvigheid in het buitengebied. (Bron: Nieuwe Oogst, Grijs gebied leegstand zelf inkleuren, 2014) Beleidsmakers kunnen een rol spelen door onnodig klemmende wet en regelgeving los te laten en een stimulerende rol bij hergebruik of sloop te spelen. (Bron: Boerderij, Leegstand dreigt op platteland, 2014) InnovatieNetwerk roept overheden en andere betrokken partijen op om creatieve oplossingen te bedenken voor de massaal vrijkomende agrarische bebouwing. „Wellicht zullen gemeenten hun bestaande beleid tegen het licht moeten houden. (Bron: Dagblad de Limburger, Zorgen leegstand platteland, 2014) Luiten vindt dat er ruimte gemaakt moet worden voor nieuwe economische activiteiten en voor wonen in het landelijk gebied. (Bron: Boerderij, Rijksadviseur: ‘scheiding functies onhoudbaar’, 2014) Beperking in de bestemming. (Bron: Nieuwe Oogst, Forse waardeval lege boerderijen, 2014)
Financiering
Stroeve financiering. (Bron: NVM, Diverse lichtpuntjes in matig jaar agrarische vastgoedmarkt, 2014) Voor minder courante agrarische bedrijven is de markt minimaal en dalen de verkoopprijzen. (Bron: NVM, Diverse lichtpuntjes in matig jaar agrarische vastgoedmarkt, 2014)
Lage rendementen die - vooral bij bedrijven met leghennen - te behalen zijn. (Bron: NVM, Diverse lichtpuntjes in matig jaar agrarische vastgoedmarkt, 2014)
Aantal verkopen blijft achter ondernemers in de kalverensector hebben te maken met moeilijke, onzekere tijden weerhoudt banken van financiering. (Bron: NVM, Diverse lichtpuntjes in matig jaar agrarische vastgoedmarkt, 2014)
De stemming onder glastuinbouwondernemers is verder verslechterd door prijsdalingen van gewassen en financieringsproblemen. (Bron: NVM, Diverse lichtpuntjes in matig jaar agrarische vastgoedmarkt, 2014) Hoge kosten van het afbreken van ongeschikte bedrijfsgebouwen. Sloop kost soms meer dan de waarde van de kavel, zeker als er asbest in het spel is. (Bron: Nieuwe Oogst, Forse waardeval lege boerderijen, 2014)
Bebouwing
Belemmerende factor van (verouderde) bebouwing op het agrarisch perceel. (Bron: NVM, Diverse lichtpuntjes in matig jaar agrarische vastgoedmarkt, 2014)
“Er zijn in 2013 veel gedwongen transacties geweest. Bedrijven die zijn ingericht voor een bepaalde teelt met veel specifieke voorzieningen, en investeringen, zijn moeilijk verkoopbaar. Als deze bedrijven worden verkocht, brengen de specifiek aangebrachte voorzieningen relatief weinig op. (Bron: NVM, Diverse lichtpuntjes in matig jaar agrarische vastgoedmarkt, 2014)
De agrarische grondmarkt verloopt goed. "Maar als er sprake is van verouderde agrarische opstallen op de te koop staande grond, kan dat de transactie aanmerkelijk belemmeren", meent Van der Waaij. “Een potentiële koper ziet voor de oude gebouwen vaak onvoldoende mogelijkheden. Dat kan uiteindelijk zelfs leiden tot afstel van de transactie. Dit zorgt vervolgens voor stagnatie van de agrarische vastgoedmarkt en leegstand en verrommeling in het landelijk gebied." (Bron: Agri Holland, NVM: meer aandacht nodig voor herbestemmen agrarisch vastgoed, 2014)
Opvolging
Het gaat om veelal kleinere bedrijven van agrariërs die ouder zijn dan vijftig en geen opvolger hebben. (Bron: NU, 24.000 boerenbedrijven in 2030 verdwenen, 2014)
Er moet wat veranderen waardoor de jonge generatie een plek kan krijgen in onze landbouw. (Bron: Boerderij, Geen leegstand bedrijven, maar toekomst voor de jonge boeren, 2014)
Het wordt voor jongeren moeilijk gemaakt om boer te worden. (Bron: Boerderij, Geen leegstand bedrijven, maar toekomst voor de jonge boeren, 2014)
Het probleem: het is te duur. De investering is hoog en de opbrengsten zijn in het begin erg laag. (Bron: NOS, Boerderij zoekt (jonge) boer, 2014)
10 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Bedrijfsovername is een slopend proces voor alle betrokkenen. Het kan vaak alleen plaatsvinden door een jarenlang proces waarbij vermogen langzaam wordt opgebouwd. (Bron: Boerderij, Geen leegstand bedrijven, maar toekomst voor de jonge boeren, 2014)
Het pensioen van de overdrager en de belangen van de andere betrokkenen moeten ook meegenomen worden. (Bron: Boerderij, Geen leegstand bedrijven, maar toekomst voor de jonge boeren, 2014) Meer budget vrijmaken voor je jonge landbouwersregeling. (Bron: Boerderij, Geen leegstand bedrijven, maar toekomst voor de jonge boeren, 2014)
Als je niet een boerenzoon bent, is het vrijwel onmogelijk om boer te worden. (Bron: NOS, Boerderij zoekt (jonge) boer, 2014)
Dus heeft de Europese Commissie elk land verplicht om vanaf 2015 jonge boeren 5 jaar lang financieel te helpen. Voor Nederland betekent dit dat er jaarlijks 15 tot 16 miljoen euro beschikbaar komt voor de jonge ondernemers. (Bron: NOS, Boerderij zoekt (jonge) boer, 2014)
Herbestemming
Ook vraagt de NVM aandacht voor het belang van het herbestemmen van agrarisch vastgoed om leegstand en verpaupering van het landelijk gebied te voorkomen. Een goede samenwerking tussen initiatiefnemers en overheden is hiervoor essentieel. (Bron: NVM, Diverse lichtpuntjes in matig jaar agrarische vastgoedmarkt, 2014)
Herbestemming wordt onaantrekkelijk, als het al lukt een vergunning te krijgen. (Bron: Nieuwe Oogst, Forse waardeval lege boerderijen, 2014)
Nieuwe gebruikers zullen ook meer actief gewezen moeten worden op de mogelijkheden van hergebruik van vrijkomende agrarische gebouwen. Dit in plaats van nieuwbouw of hergebruik op andere locaties. (Bron: Boerderij, Leegstand dreigt op platteland, 2014) Hierbij inspelen op actuele wensen en ideeën voor nieuwe bestemmingen is belangrijk. Alleen dan kunnen vrijkomende gebouwen van nut blijven voor mens en omgeving. (Bron: Boerderij, Leegstand dreigt op platteland, 2014)
Overig
Varkenshouderij en pluimveehouderij minder transacties markt behoorlijk vast. (Bron: NVM, Diverse lichtpuntjes in matig jaar agrarische vastgoedmarkt, 2014)
Discussie over de ‘plofkippen’ en ‘megastallen’ doet de sector geen goed. (Bron: NVM, Diverse lichtpuntjes in matig jaar agrarische vastgoedmarkt, 2014)
Door bedrijfsbeëindiging en schaalvergroting komen steeds meer agrarische gebouwen vrij. (Bron: Nieuwe Oogst, Onze passie zit in herbestemming erf, 2014)
Wonen in het buitengebied is en blijft veel minder gewild. (Bron: Nieuwe Oogst, Forse waardeval lege boerderijen, 2014)
Een groot deel van de melkveehouderijen wil doorgroeien, wegens het naderende einde van het melkquotum. Ze kopen grond om de mestafzet zeker te stellen en niet afhankelijk te worden van de mestquota. (Bron: Boerderij, NVM: matig jaar agrarische vastgoedmarkt, 2014) De agrarische vastgoedmarkt is in 2013 enigszins stroef verlopen met uitzondering van melkveehouderijen en akkerbouwbedrijven. Dit komt deels door het ontbreken van kopers/verplaatsers. (Bron: NVM, Diverse lichtpuntjes in matig jaar agrarische vastgoedmarkt, 2014)
Benaderde partijen Tijdens gesprekken die gevoerd zijn met de drie gemeenten is de vraag neergelegd welke factoren volgens de gemeente van invloed zijn op de leegstand van de agrarische sector. De antwoorden die gegeven zijn, zijn hieronder weergegeven. Ook deze antwoorden zijn meegenomen in de DESTEP-analyse.
Gemeente Horst aan de Maas De belangrijkste factoren zijn volgens hen dat er geen opvolging meer is voor de agrarische bedrijven. Ook geven ze als reden dat de rentabiliteit/winst van de bedrijven minder wordt, waardoor ook steeds meer ondernemers stoppen. Hierin speelt mee dat de productprijzen dalen maar dat de voerprijzen voor het vee niet mee daalt. De wetgeving voor uitbreiding en maatschappelijke inpassing speelt ook een rol. De grote bedrijven worden groter en de kleine bedrijven stoppen. Tegenwoordig wordt er niet meer alleen geproduceerd in de bedrijven, maar wordt de verpakking van de producten e.d. ook meegenomen. Dit neemt veel meer werk met zich mee en ook meer kosten.
11 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Gemeente Deurne Factoren die volgens de gemeente de grootste invloed heeft uit geoefend op de leegstand van agrarische bebouwing zijn de aangescherpte milieueisen. Boeren maken de keuze om wel of niet te investeren (de Brabantse zorgvuldigheidsscore geeft aan, aan welke milieu eisen voldaan moet worden voor dat er uitgebreid mag worden). Nog een factor zijn de marktomstandigheden bij de intensieve veehouderij (het gaat hierbij om export en prijzen).
Gemeente Zundert Volgens de gemeente Zundert speelt de schaalvergroting een grote rol bij de leegstand. De bedrijven blijven groeien en de kleine boerenbedrijven kunnen niet meer mee. Ook het feit dat er vaak geen opvolging is speelt mee.
12 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
BIJLAGE 3 LEEGSTAANDE BEDRIJVEN
13 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
De leegstaande bedrijven die geconstateerd zijn tijdens de ronden rijden in de drie gemeenten zijn weergegeven in tabellen 1, 2 en 3. De adressen zijn wegens privacyredenen niet opgenomen in de tabellen.
Leegstand Zundert Blad 1 Blad 2 Blad 3
Blad 4
Blad 5
Bestemming Maatschappelijk A-AB (iv) A-AB A-AB (sa-vab) A-AB (iv) A-AB (sa-vab) A-AB (-bw) A-AB (cw) Wonen Wonen A-AB (iv) (cw) A-AB (sa-vab) A-AB (sa-vab) A-AB (-bw) Wonen A-AB A-AB (sa-vab) A-AB (sa-vab) A-AB A-AB (sa-vab) B (sb-na) A-AB (sa-vab) A-AB A-AB A-AB (geiten) A-AB A-AB (bm) A-AB (sa-vab) A-AB (sa-vab)
Gebied Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Reconstructiewetzone - verwevingsgebied
Agrarische gebieden Agrarisch A-AHS+ AW-GB Agrarisch A-AHS+ A-AHS+ A-AHS+ A-AHS+ A-AHS+ A-AHS+ A-AHS+ A-AHS+ A-AHS+ A-AHS+ A-AHS+ A-AHS+ A-AHS+ A-AHS+ Agrarisch Agrarisch AW-GB AW-GB N, AW-GB, A-BOG A-BOG A-BOG A-BOG A-BOG A-BOG A-BOG
Bijzonderheden Te koop
Te koop Te koop Te Koop Te Koop
Te koop
14
Blad 6
Blad 7
Blad 8
Wonen A-AB (bm) Wonen A-AB A-AB (-bw) A-AB (sa-vab) A-AB (sa-vab) Wonen A-AB (bm) A-AB (sa-vab) Wonen A-AB (sb-na) A-AB A-AB (bm) (sb-na) A-AB Wonen A-AB (iv) A-AB (iv) A-AB (bm) A-AB (sa-vab) Wonen A-AB (bm) A-AB (sa-vab) A-AB (bm)
Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Reconstructiewetzone - verwevingsgebied
A-BOG AW-B A-BOG A-BOG Agrarisch Agrarisch Agrarisch Agrarisch A-AHS+ A-AHS+ A-AHS+ Agrarisch A-BOG A-BOG Agrarisch A-BOG A-BOG A-BOG Agrarisch A-BOG A-BOG A-BOG A-BOG A-BOG
Te koop
Te koop
Tabel 1: Leegstand Zundert Bron: eigen ondervinding/Bestemmingsplan buitengebied Zundert, gemeente Zundert, 2012
Leegstand Horst aan de Maas Deelgebied 1 blad 3 Deelgebied 2 blad 4 Deelgebied 2 blad 5
Bestemming Agrarische bouwkavel Agrarische bouwkavel Agrarische bouwkavel Agrarische bouwkavel Agrarische bouwkavel - niet agrarisch bedrijf
Gebied Verwervingsgebied LOG LOG/concentratiegebied glastuinbouw LOG/concentratiegebied glastuinbouw LOG/concentratiegebied glastuinbouw
Agrarische gebieden ALN Agrarische doeleinden Agrarische doeleinden ALN ALN
Bijzonderheden
15 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Deelgebied 2 blad 5
Deelgebied 3 blad 9
Agrarische bouwkavel Agrarische bouwkavel Agrarische bouwkavel - glastuinbouw Agrarische bouwkavel Agrarische bouwkavel Agrarische bouwkavel - Champignonkwekerij Agrarische bouwkavel - intensieve veehouderij Agrarische bouwkavel Agrarische bouwkavel Agrarische bouwkavel Agrarische bouwkavel Agrarische bouwkavel Agrarische bouwkavel Agrarische bouwkavel Agrarische bouwkavel Agrarische bouwkavel Agrarische bouwkavel Agrarische bouwkavel Agrarische bouwkavel Agrarische bouwkavel - Champignonkwekerij Agrarische bouwkavel Agrarische bouwkavel - Intensieve veehouderij Agrarische bouwkavel Agrarische bouwkavel Agrarische bouwkavel - glastuinbouw Agrarische bouwkavel Agrarische bouwkavel Agrarische bouwkavel Agrarische bouwkavel - glastuinbouw Agrarische bouwkavel Agrarische bouwkavel Agrarische bouwkavel
LOG/concentratiegebied glastuinbouw LOG/concentratiegebied glastuinbouw LOG/concentratiegebied glastuinbouw LOG/concentratiegebied glastuinbouw Verwervingsgebied Verwervingsgebied LOG/concentratiegebied glastuinbouw
Agrarische doeleinden ALN Agrarische doeleinden Agrarische doeleinden ALN ALN Agrarische doeleinden
LOG/concentratiegebied glastuinbouw LOG/concentratiegebied glastuinbouw LOG/concentratiegebied glastuinbouw LOG/concentratiegebied glastuinbouw LOG/concentratiegebied glastuinbouw LOG/concentratiegebied glastuinbouw LOG glastuinbouw LOG/concentratiegebied glastuinbouw LOG/concentratiegebied glastuinbouw LOG/concentratiegebied glastuinbouw LOG/concentratiegebied glastuinbouw LOG/concentratiegebied glastuinbouw LOG/concentratiegebied glastuinbouw LOF/concentratiegebied glastuinbouw LOG/concentratiegebied glastuinbouw
Agrarische doeleinden Agrarische doeleinden Agrarische doeleinden Agrarische doeleinden Agrarische doeleinden Agrarische doeleinden Agrarische doeleinden Agrarische doeleinden Agrarische doeleinden Agrarische doeleinden Agrarische doeleinden Agrarische doeleinden Agrarische doeleinden Agrarische doeleinden Agrarische doeleinden
Verwervingsgebied Verwervingsgebied Verwervingsgebied/Concentratie gebied glastuinbouw Verwervingsgebied/Concentratie gebied glastuinbouw Verwervingsgebied Verwervingsgebied Verwervingsgebied Extensiveringsgebied Extensiveringsgebied Extensiveringsgebied
Agrarische doeleinden Agrarische doeleinden Agrarische doeleinden Agrarische doeleinden Agrarische doeleinden Agrarische doeleinden Agrarische doeleinden ALN ALN ALN
Caravanstalling
Staat niks Opslag Opslag Staat niks
Staat niks Staat niks Museum
16 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Agrarische bouwkavel Agrarische bouwkavel Agrarische bouwkavel Agrarische bouwkavel Agrarische bouwkavel Agrarische bouwkavel Agrarisch Bedrijf
Blad 7
Verwervingsgebied Verwervingsgebied Verwervingsgebied Verwervingsgebied Extensiveringsgebied Extensiveringsgebied Verwervingsgebied
ALN ALN ALN ALN ALN ALN ??
Te koop
Tabel 2: Leegstand Horst aan de Maas Bron: eigen ondervinding/Bestemmingsplan buitengebied Horst aan de Maas, gemeente Horst aan de Maas, 2009
Leegstand Deurne Blad 1 Blad 2
Blad 3
Blad 4
Blad 5
Bestemming Paardenhouderij Intensieve veehouderij Glastuinbouw VAB - Wonen Intensieve veehouderij Intensieve veehouderij Specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden agrarisch bedrijf ??
Gebied Verwevingsgebied Landbouwontwikkelingsgebied Landbouwontwikkelingsgebied Extensiveringsgebied Verwevingsgebied Landbouwontwikkelingsgebied Verwevingsgebied
Agrarische gebieden Agrarisch met waarden landschap Agrarisch 1 Agrarisch 1 Agrarisch 3 Agrarisch 3 Agrarisch 1 Agrarisch 3
Bijzonderheden
In kern
??
Te koop/stallen worden gesloopt
Intensieve veehouderij Intensieve veehouderij Intensieve veehouderij Paardenhouderij Nutsvoorziening Wonen Wonen Intensieve veehouderij Specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden agrarisch bedrijf Specifieke vorm van agrarisch - niet grondgebonden agrarisch bedrijf
Verwevingsgebied Extensiveringsgebied Extensiveringsgebied Verwevingsgebied Verwevingsgebied Verwevingsgebied Verwevingsgebied Landbouwontwikkelingsgebied Verwevingsgebied
Agrarisch 3 Agrarisch met waarden landschap Agrarisch met waarden landschap Agrarisch met waarden landschap Agrarisch 3 Agrarisch 3 Agrarisch 3 Agrarisch 1 Agrarisch 3
Verwevingsgebied
Agrarisch 3
Te koop
17 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Blad 6 Blad 7
Wonen Intensieve veehouderij Specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden agrarisch bedrijf Intensieve veehouderij Specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden agrarisch bedrijf Wonen Wonen Intensieve veehouderij Intensieve veehouderij Intensieve veehouderij Wonen Specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden agrarisch bedrijf Intensieve veehouderij
Verwevingsgebied Verwevingsgebied Extensiveringsgebied
Agrarisch 3 Agrarisch met waarden landschap Agrarisch 3
Verwevingsgebied Verwevingsgebied
Agrarisch met waarden landschap Agrarisch met waarden landschap
Verwevingsgebied Extensiveringsgebied Verwevingsgebied Verwevingsgebied Verwevingsgebied Verwevingsgebied Verwevingsgebied
Agrarisch 3 Agrarisch 3 Agrarisch 3 Agrarisch met waarden landschap Agrarisch met waarden landschap Agrarisch met waarden landschap Agrarisch met waarden landschap
Verwevingsgebied
Agrarisch met waarden landschap
Tabel 3: Leegstand Deurne Bron: eigen ondervinding/Bestemmingsplan buitengebied Deurne 2e herziening, gemeente Deurne, 2014
18 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
BIJLAGE 4 BZV
19
In het onderzoek wordt het doel en de werking van het BZV beschreven. Deze BZV is uitgevoerd op een willekeurige locatie. De uitslag van deze uitwerking is weergegeven in onderstaande afbeelding.
Afbeelding 1: Uitslag BZV
20 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
BIJLAGE 5 ONTWIKKELINGSMOGELIJKHEDEN POL2014
21 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Uit de POL2014 komen de volgende ontwikkelingsmogelijkheden van de verschillende categorieën in de gebieden naar voren.
Grondgebonden veehouderij
Grondgebonden plantenteelt Gebouwgebonden glastuinbouw
Gebouwgebonden veehouderij
Goudgroene natuurzone Nieuwvestiging en vergroting zijn hier uitgesloten
Zilvergroene natuurzone Uitbreiding mogelijk, indien het veehouderij betreft welke bijdraagt aan de natuurbeheerstak in deze gebieden. Omschakeling naar gebouwgebonden veehouderij niet toegestaan.
Geen ontwikkelingsmogelijkhed en Geen ontwikkelingsmogelijkhed en
Geen ontwikkelingsmogelijkheden voor teeltondersteunende voorzieningen Geen ontwikkelingsmogelijkheden
Vergroting van bouwvlak vanwege vigerende regelgeving en Natura2000 niet of nauwelijks mogelijk.
Vergroting van bouwvlak vanwege vigerende regelgeving en Natura2000 niet of nauwelijks mogelijk.
Bronsgroene landschapszone Grondgebonden veehouderij is uitermate van belang als beheerder van het landschap. De bouwvlakgrootte voor een duurzame doorgroei is afhankelijk van de landschappelijke kwaliteiten en het draagvlak in een gebied voor schaalvergroting Ontwikkeling moet hand in hand gaan met de bescherming van ontwikkeling van de aanwezige kernkwaliteiten. Toepassing van de glas-voorglasregeling. Ontwikkelingen die in strijd zijn met het behoud/versterken van kernkwaliteiten kunnen niet plaatsvinden. Geen nieuwvestiging toegestaan.
Vergroting van bouwvlak vanwege vigerende regelgeving en Natura2000 nauwelijks mogelijk. Ontwikkeling moet hand in hand gaan met de bescherming van ontwikkeling van de aanwezige kernkwaliteiten.
Buitengebied Krijgt ontwikkelruimte op basis van toepassing van de Beste Beschikbare technieken en wanneer hiermee een integrale kwaliteitsverbetering in de omgeving gepaard gaat. Hier zijn ruime ontwikkelingsmogelijkheden. Toepassing van glas-voorglasregeling bij doorontwikkeling netto glas boven de 3 ha. Ontwikkelingen die in strijd zijn met het behoud/versterken van kernkwaliteiten kunnen niet plaatsvinden. Geen nieuwvestiging buiten de glastuinbouwontwikkelingsgebieden toegestaan. Krijgt ontwikkelingsruimte als een integrale kwaliteitsverbetering gepaard gaat. Bij ontwikkeling wordt emissiereductie toegepast. Ontwikkeling in landbouwontwikkelingsgebieden provincie zorgt voor programmatische begeleiding.
Tabel 4: Ontwikkelingsmogelijkheden POL2014 Bron: Voor de kwaliteit van Limburg concept POL2014 en ontwerp POL2014, provincie Limburg, 2014
22
BIJLAGE 6 RANDVOORWAARDEN EN MOGELIJKHEDEN HERGEBRUIK VAB GEMEENTE HORST AAN DE MAAS, GEMEENTE DEURNE EN GEMEENTE ZUNDERT
23
Gemeente Horst aan de Maas In de gemeente Horst aan de Maas wordt in elk bestemmingsplan (bestemmingsplan Horst, bestemmingsplan Sevenum en beheersverordening Meerlo) en in de structuurvisie aandacht besteed aan het onderwerp vrijkomende agrarische bebouwing (VAB). In het onderzoek wordt de kern van het VAB-beleid beschreven, hier worden de randvoorwaarden en de mogelijkheden voor hergebruik weergegeven.
Structuurvisie Horst aan de Maas: Bron: Structuurvisie Horst aan de Maas, gemeente Horst aan de Maas, 2013
De voorwaarden voor het hergebruik van een VAB-locatie die de structuurvisie stelt zijn letterlijk: ‘Niet agrarische bedrijven mogen zich onder de volgende voorwaarden vestigen in een VAB: Mits de geldende milieuvergunning wordt ingetrokken; Mits hergebruik plaatsvindt binnen de bestaande bebouwingsmassa; Mits de bedrijfswoning en het bedrijf aan elkaar gekoppeld blijven; Mits geen bestaande (agrarische) bedrijven belemmerd worden; Mits in het bedrijfsplan is opgenomen dat overtollige bebouwing wordt gesloopt; Mits geen bestaande natuur- en landschappelijke, cultuurhistorische, abiotische en archeologische waarden worden aangetast; Mits er bij de nieuwe functie geen buitenopslag plaatsvindt; Mits de nieuwe functie een milieucategorie 1 of 2 van de ‘bedrijven en milieuzonering betreft; Mits er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking; Mits er geen sprake is van detailhandel, tenzij dit een ondergeschikt onderdeel vormt van de gehele bedrijfsvoering; Mits er sprake is van de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit door middel van het leveren van een aanvullende tegenprestatie in de vorm van sloop, of het leveren van een geldelijke bijdrage, die door de gemeente ingezet kan worden in grote kwaliteitsverbeterende projecten. Daarnaast is de landschappelijke inpassing van het perceel verplicht. Herbouw (met als beoogd resultaat dat er substantiële kwaliteitsverbetering plaatsvindt door afname van bebouwing (rood) in het buitengebied) bij VAB is onder de volgende voorwaarden mogelijk: De bedrijfswoning en het bedrijf moeten planologisch aan elkaar gekoppeld blijven; Er moet sprake zijn van substantiële kwaliteitswinst, die bestaat uit het verminderen van verstening, het (indien aanwezig) intrekken van milieuvergunningen en het slopen van oude vervallen bebouwing; Er mag maximaal 2/3 van de bestaande te slopen bebouwing worden teruggebouwd, tot een maximale oppervlakte van 400 m² en een maximale bouwhoogte van 4,5 meter; Het gebouw mag niet plat worden afgedekt met een minimale dakhelling van 20°; Er mag geen buitenopslag plaatsvinden; Overtollige bebouwing moet worden gesloopt; Het nieuwe gebouw hoeft niet op dezelfde plaats als het te slopen gebouw opgericht te worden, maar moet wel geclusterd worden gebouwd; Het nieuwe gebouw hoeft niet op dezelfde plaats als het te slopen gebouw opgericht te worden, maar moet wel binnen het bestaande bouwvlak worden opgericht; Het onbenutte bouwvlak vervalt, dus het bouwvlak moet worden verkleind; Er mogen geen bestaande natuur- en landschappelijke, cultuurhistorische, abiotische en archeologische waarden worden aangetast; Er mag geen sprake zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking; Er mag geen detailhandel plaatsvinden, tenzij dit een ondergeschikt onderdeel vormt van de gehele bedrijfsvoering; Er mag 1x gebruik gemaakt worden van de regeling, waarbij er tevens sprake is van een eindsituatie;
Bestemmingsplan buitengebied Horst Bron: Bestemmingsplan buitengebied Horst, gemeente Horst aan de Maas, 2009
De algemene randvoorwaarden voor hergebruik van VAB’s zijn hieronder letterlijk uit het bestemmingsplan buitengebied Horst geformuleerd: ‘Vestiging van nieuwe economische dragers of wonen in vrijkomende (agrarische of niet agrarische) bebouwing is toegestaan mits hierbij sprake is van kwaliteitsverbetering, bijvoorbeeld door landschappelijke verbetering en
24
afname van het bouwvolume. In alle gevallen waarbij sprake is van functiewijziging is tevens een bestemmingswijziging vereist. Daarbij moet rekening worden gehouden met de volgende randvoorwaarden: Bestaande waarden en belangen in de omgeving mogen niet worden geschaad; De nieuwe functie moet qua vorm, maat en schaal in de omgeving inpasbaar zijn; Bij functieverandering naar een niet-agrarische neventak of als vervolgfunctie op een voormalig agrarisch bedrijf wordt een landschappelijk kwaliteitsverbetering geëist. Dit betekent dat minimaal een goed erfbeplantingsplan moet worden opgesteld en uitgevoerd (landschappelijke inpassing); De realisatie mag niet tot een vergroting van het bouwvolume leiden, tenzij dit uitdrukkelijk bijdraagt aan gemeentelijke doelstellingen. Dit kan via een privaatrechtelijke overeenkomst worden uitgewerkt, waarbij de daadwerkelijke ruimtelijke kwaliteitswinst wordt vastgelegd; Ter vermindering van de verstening en ten behoeve van de landschappelijke waarden is de sloop van overtollige gebouwen (anders dan het hoofdgebouw) voorwaarde voor hergebruik; (uitzondering hierop kan worden gemaakt voor cultuurhistorische waardevolle gebouwen voor zover dit de cultuurhistorische waarden te goeden komt) Als er sprake is van niet-agrarisch hergebruik moet minimaal 40% van de bestaande bebouwing worden gesloopt (indien er sprake is van meerdere bedrijfsgebouwen, wanneer er sprake is van één gebouw behoeft hier niet 40% van gesloopt te worden.); Bij de sloop van meer dan 40% van de overtollige bebouwing kan herbouw van een gedeelte van het complex worden toegestaan, mits gerealiseerd aansluitend aan de hoofdbebouwing; Hergebruik mag de eventueel aanwezige cultuurhistorische waarden niet aantasten. In monumentale en overigens waardevolle of karakteristieke panden mag de hergebruiksfunctie het gehele vloeroppervlak bestrijken indien dit bijdraagt aan het behoud van het pand, c.q. de betreffende waarden; Een woonfunctie is uitsluitend toegestaan binnen de voormalige bedrijfswoning; Het hergebruik mag geen grote verkeersaantrekkende werking hebben, tenzij de toegangswegen hier voldoende op zijn afgestemd.’ De belangrijkste mogelijkheden voor hergebruik van VAB’s worden hieronder letterlijk uit het bestemmingsplan buitengebied Horst beschreven: ‘Voor een deel van deze gebruiksvormen geldt een zonering om strijdige belangen te voorkomen. 1. VAB: Handhaven van het agrarisch gebruik In eerste instantie moeten de mogelijkheden voor het handhaven van het agrarisch gebruik worden onderzocht. Dit geldt in principe voor het gehele buitengebied, behoudens voor bedrijven in de bos- en natuurgebieden of nabij de kernen omdat hier een groot risico bestaat voor conflicten met de natuurfunctie, respectievelijk met het woon- en leefmilieu in de aangrenzende woonkern, alsmede mogelijke belemmeringen voor toekomstige uitbreidingen van de kern. 2. VAB: Agrarisch verwant bedrijf / agrarisch hulp bedrijf In delen van het buitengebied kunnen zich vanuit bestaande agrarische bedrijven agrarisch verwante / hulp bedrijven ontwikkelen. Als aan de voorwaarden voor hergebruik wordt voldaan kan een dergelijke bedrijfsfunctie na beëindiging van de agrarische functie worden ontwikkeld. Het is echter nadrukkelijk niet de bedoeling dat de agrarisch verwante tak wordt doorontwikkeld naar een bedrijf met een grootschalig of industrieel karakter. 3. VAB: Recreatief hergebruik In het kader van plattelandsvernieuwing is recreatief hergebruik van vrijkomende bedrijfsgebouwen gelegen aan een recreatieve route mogelijk. In daartoe geschikte gebouwen mogen tot maximaal 5 vakantieappartementen worden gerealiseerd. Recreatief hergebruik is niet toegestaan binnen de aanduidingen ‘Concentratiegebied glastuinbouw’ en ‘Concentratiegebeid intensieve veehouderij’ als begrensd. 4. VAB: Niet-agrarisch bedrijf Met het toestaan van niet agrarische bedrijvigheid in het buitengebied wordt terughoudend omgegaan. Voor de desbetreffende functies in het buitengebied gelden beperkingen vanuit het woon- en leefmilieu. Met name een goede landschappelijke en milieutechnische inpassing en adequate ontsluiting zijn van belang. De
25 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
activiteiten dienen kleinschalig van aard en omvang te zijn én te blijven. Vervuilende en verstorende activiteiten zijn uitgesloten (alleen milieucategorie 1 en 2 bedrijven). Voorbeelden van mogelijk niet agrarisch hergebruik zijn: dienstverlening, ambachtelijke bedrijvigheid en agrarisch verwante activiteiten (transport, dierenkennel, opslag e.d.). 5. VAB: Hergebruik als burgerwoning Hergebruik voor woondoeleinden is uitsluitend toegestaan in de voormalige bedrijfswoning. Voorts geldt een sloopplicht voor alle niet functionele bebouwing. Er mag 250m2 aan bijgebouwen blijven bestaan, dan wel worden herbouwd. Wanneer bijgebouwen een cultuurhistorische waarde heeft of onlosmakelijk onderdeel vormt van de bedrijfswoning behoeft zij niet gesloopt te worden (bv. langgevelboerderij). Voor gebouwen die als rijksmonument of gemeentelijk monument zijn aangewezen is hergebruik van de voormalige bedrijfswoning voor woondoeleinden of woningsplitsing in het gehele buitengebied onder voorwaarden toelaatbaar als dit het behoud van de waarden ten goede komt. In dit geval geldt de vigerende inhoudsmaat als maximale maat voor de woonbestemming. Per adres zijn maximaal drie wooneenheden toegestaan. 6. VAB: Hergebruik ten behoeve van huisvesting seizoensarbeiders (alleen bij deelgebied 2+3) In geval van hergebruik ten behoeve van huisvesting van seizoensarbeiders moet de betreffende bestemming gewijzigd worden in de bestemming bedrijfsdoeleinden, met de nadere aanduiding Logiesgebouw buitenlandse werknemers. Er moeten garanties bestaan voor een goed woonmilieu. Hergebruik voor huisvesting seizoensarbeiders moet bij voorkeur nabij de bestaande kernen gelegen zijn en aansluitend aan een daartoe geschikte en berekende ontsluiting. Indien wordt gekozen voor een locatie die niet nabij de kern gelegen is moet er een degelijke onderbouwing gegeven worden waarom hiervan wordt afgeweken. In eerste aanleg wordt er in verband met de beheersbaarheid gestreefd naar kleinschaligheid (maximaal 10 personen), vandaar dat de huisvestingsmogelijkheden beperkt blijven tot het hoofdgebouw. Met het hoofdgebouw wordt bedoeld de vrijstaande bedrijfswoning. Wanneer de bedrijfswoning constructief gezien onderdeel uit maakt van een groter geheel (stal en woning onder één kap zoals bij langgevelboerderijen) dan wordt de gehele constructie waarmee de bedrijfswoning één geheel vormt als hoofdgebouw beschouwd. Afwijking van het maximum aantal van 10 personen of van de definitie van het hoofdgebouw is alleen mogelijk via een wijzigingsbevoegdheid met een zware onderbouwing. De verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en het beheer vormen hierin belangrijke criteria. Hiermee moet voorkomen worden dat er verspreid over het gehele buitengebied grote, slecht te beheren en controleren, concentraties van buitenlandse werknemers gaan ontstaan. Bij vrijkomende agrarische bebouwing mogen geen bedrijfsmatige activiteiten gecombineerd worden met huisvesting.’
Bestemmingsplan buitengebied Sevenum Bron: bestemmingsplan buitengebied Sevenum, gemeente Horst aan de Maas, 2009
De mogelijkheden in de VAB’s volgens het bestemmingsplan Sevenum en de toetsingscriteria zijn letterlijk: ‘Niet-agrarische of semi-agrarische functies met een sterk agreatief karakter die mogelijk zijn in de VAB’s zijn: Wonen Agrarisch technisch hulpen nevenbedrijven Agrarisch verwante bedrijven Opslag/stalling niet-agrarische goederen Zorgboerderij Kampeerboerderij/ bed en breakfast Kano, roeiboot of fietsenverhuur Overige dagrecreatie Kleinschalig horecagelegenheid Kinderboerderij Educatie en voorlichting Tentoonstellingsruimte, museum Dierenpension, hondenfokkerij
26 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Overige beroeps en bedrijfsactiviteiten van gelijke aard. Of deze functies mogelijk zijn hangt met name af van de keuze van de locatie. In alle gevallen zal het moeten gaan om functionele kleinschaligheid, omdat bedrijven met een industrieel karakter thuishoren op een bedrijventerrein. Bij de vestiging van nieuwe economische dragers in vrijkomende bebouwing is echter niet de vigerende bestemming maatgevend (agrarisch, al dan niet met nevenactiviteiten), maar een gebiedsgerichte benadering van de aard en de mogelijkheden van het complex in relatie met de omgeving. Overige toetsingscriteria: In een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben. Tevens herbouw van (delen van) het complex mogelijk; Er dient sprake te zijn van kwaliteitsverbetering, bijvoorbeeld door landschappelijke verbetering en afname van het bouwvolume; Woningbouw is alleen toegestaan in de hoofdbebouwing; Publiekstrekkende functies worden geweerd; Bestaande waarden en belangen in de omgeving mogen door het hergebruik niet worden geschaad; De hergebruikfunctie dient in de omgeving inpasbaar te zijn qua vorm, maat en schaal; Het hergebruik mag geen grote verkeersaantrekkende werking hebben. Omliggende agrarische bedrijven mogen niet in de ontwikkeling worden belemmerd.’
Gemeente Deurne: Bestemmingsplan buitengebied Deurne Bron: bestemmingsplan buitengebied Deurne 2e herziening, gemeente Deurne, 2014
In het bestemmingsplan buitengebied Deurne worden letterlijk de volgende omschakelingsmogelijkheden geboden voor VAB-locaties: ‘Wonen Hergebruik voor de bestemming Wonen is in het hele buitengebied mogelijk, met uitzondering locaties die zijn gelegen in het landbouwontwikkelingsgebied. Hier blijft de agrarische bestemming gehandhaafd. Voorwaarden betreffen onder meer dat: het hergebruik van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing betreft, en/of agrarisch hergebruik redelijkerwijs niet meer mogelijk is; overtollige stallen en andere voormalige bedrijfsgebouwen worden gesloopt. De toegestane omvang aan bijgebouwen betreft 150 m2 bijgebouwen, dat via de sloopbonus regeling kan worden verhoogd tot max. 200 m2. Statische opslag In voormalig agrarische bedrijfsgebouwen kan conform het bestemmingsplan Buitengebied 2007, gedeeltelijk herzien in het bestemmingsplan Partiële herziening Buitengebied 2010 statische opslag tot max. 1000 m2, worden toegestaan voor zover een woonbestemming is aangeduid als VAB danwel indien de bestaande voormalige agrarische bedrijfsgebouwen zijn aangeduid als VAB (zonder agrarisch bouwvlak) onder navolgende voorwaarden: Er vindt geen afbreuk plaats aan natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waardevolle kwaliteiten en er vindt verbetering van de ruimtelijke kwaliteit plaats; VAB locatie is niet gelegen in Natuur; Alleen opslag van statische aard is toegestaan; Maximaal 1000 m2; Geen buitenopslag; Geen detailhandel. Agrarisch verwant bedrijf De omschakeling naar een agrarisch verwant bedrijf kan uitsluitend toegestaan worden toegestaan op locaties met de gebiedsbestemming ‘Agrarisch – 3’ met vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen (in geval van een agrarische bestemming) alsmede in voormalige agrarische bedrijfsgebouwen (met reeds een
27 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
burgerwoonbestemming) voorzover deze zijn gelegen binnen de aangeduide kernrandzones en ontwikkelingsclusters danwel specifiek op de verbeelding zijn aangeduid als ‘VAB”. Daarnaast is in glastuinbouw vestigingsgebied (A-2) verandering naar specifieke tuinbouwgerelateerde bedrijvigheid toegestaan. Functieverandering in het landbouwontwikkelingsgebied (A-1) en in de EHS (Agrarisch met waarden – natuur en landschap) of de Gbm (Agrarisch met waarden – landschap) is niet toegestaan. Daarnaast gelden navolgende voorwaarden: Er dient gebruik te worden gemaakt van bestaande bebouwing. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt; buitenopslag is niet toegestaan; de maximale omvang van het nieuwe bestemmingsvlak bedraagt 1,5 ha; (vee)Transport bedrijven mogen zich alleen vestigen aan een gebiedsontsluitingsweg. De Verordening ruimte 2012 maakt het mogelijk een ruimer beleid te ontwikkelen. Dat past op dit moment echter niet bij de beleidsarme omzetting van het bestemmingsplan zoals nu wordt nagestreefd. Niet agrarisch bedrijf Onder bepaalde randvoorwaarden kan de hervestiging van ‘startende bedrijven’ in vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen (met nog een agrarische bestemming) worden toegestaan alsmede in voormalige agrarische bedrijfsgebouwen (met reeds een burgerwoonbestemming) voorzover deze zijn gelegen binnen de aangeduide kernrandzones en ontwikkelingsclusters danwel specifiek op de verbeelding zijn aangeduid als ‘VAB, onder navolgende randvoorwaarden: omschakeling is uitsluitend toegestaan in extensiveringsgebied en/of een ontwikkelingscluster/kernrandzone; er dient gebruik te worden gemaakt van bestaande bebouwing, overtollige bebouwing dient te worden gesloopt; buitenopslag is niet toegestaan; de milieu categorie van het bedrijf mag niet meer bedragen dan categorie 1 of 2; de maximale toegestane bebouwingsoppervlakte bedraagt 400 m2; de beoogde ontwikkeling mag niet leiden tot een zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie; voor de locaties van de specifiek in de regels benoemde kernrandzones en ontwikkelingsclusters2 kan de maximale toegestane omvang van 400 m2 met 20% van het meerdere van de te slopen bedrijfsgebouwen worden vergroot tot een maximum van 600 m2; de maximale toegestane omvang van het bestemmingsvlak bedraagt 0,5 ha; Detailhandel is als ondergeschikte nevenactiviteit toegestaan, tot max. 100 m2. De Verordening ruimte 2012 maakt het mogelijk een ruimer beleid te ontwikkelen. Dat past op dit moment niet bij de beleidsarme omzetting van het bestemmingsplan zoals we dat nu nastreven. Deze beleidsruimte kan worden ingevuld bij het opstellen van de derde herziening van dit bestemmingsplan Recreatie Onder bepaalde randvoorwaarden kan de hervestiging van recreatieve bedrijven in vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen (met nog een agrarische bestemming) worden toegestaan alsmede in voormalige agrarische bedrijfsgebouwen (met reeds een burgerwoonbestemming) voorzover deze zijn gelegen binnen de aangeduide kernrandzones en ontwikkelingsclusters danwel specifiek op de verbeelding zijn aangeduid als ‘VAB”, onder navolgende randvoorwaarden: Omschakeling is niet toegestaan in Log; Er dient gebruik te worden gemaakt van bestaande bebouwing, overtollige bebouwing dient te worden gesloopt; buitenopslag is niet toegestaan; de maximale toegestane bebouwingsoppervlakte bedraagt 500 m2; voor de locaties van de specifiek in de regels benoemde kernrandzones en ontwikkelingsclusters3 kan de maximale toegestane omvang met 20% van het meerdere van de te slopen bedrijfsgebouwen worden vergroot tot een maximum van 750 m2’
28 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
VAB-Beleid In het VAB-beleid van gemeente Deurne wordt letterlijk de volgende tabel met kansrijke ontwikkelingen en voorwaarden weergegeven. Functie
Wonen (terug naar burger bestemming) Woonwerk-woning
Zorgwoningen
Toegevoegde waarde buiten gebied? Ja
Concurrent bedrijven terrein of kernen?
Kansrijk/arm of beperkt
Voorwaarden
Toelichting
Nee
Kansrijk
Als agrariër stopt zal overtollige bebouwing worden gesloopt
Nee
Beperkt
Beperkte kans
Ja
Nee
Kansrijk
Zorg en wellness
Ja
Nee
Kansrijk
Detailhandel
Nee
Jaa
Kansarm
Kleinschalige bedrijfsruimte
Nee
Beperkt
Kansarm
Max. 150m² bijgebouwen Het overige slopen Niet in LOG Max. 150m² bijgebouwen Het overige slopen Niet in LOG Mits gebonden aan het buitengebied Oppervlakte bijgebouwen naar behoeftefunctie Als behoefte bebouwing meer is dan de huidige, dan elders slopen of storting in fonds Niet in LOG Mits gebonden aan het buitengebied Oppervlakte bijgebouwen naar behoefte functie Als behoefte bebouwing meer is dan de huidige, dan elders slopen of storting in fonds Niet in LOG Ja, mits sprake rechtstreekse verkoop van op het bedrijf vervaardigde of geteelde producten danwel gerelateerde producten Het verkoopvloeroppervlak is < 200m² bij woning bijgebouwen van max. 300m² Eigenaar is gebruiker
De vraag aan zorgwonen zal toenemen. Diversiteit is gewenst/noodzakelijk. Buitengebied heeft aantoonbare meerwaarde in combinatie met dagbesteding.
Door maatregelen AWBZ-vervoer spreiding dagbestedingslocaties van belang Buitengebied kan aantoonbare meerwaarde hebben
Kansarm omdat deze functie concurrerend is ten opzichte van de kernen Rechtstreekse verkoop wordt vanwege het draagvlak van de agrarische sector als kansrijk gezien
29
Recreatie en toerisme, inclusief horeca
Ja
Nee
Kansrijk
Niet agrarische paardenhouderijen
Ja
Nee
Kansrijk
Mestbewerken of verwerken
Nee
Nee
Beperkt kansrijk
Innovatie onderzoek
en
Nee
Nee
Beperkt kansrijk
Alleen in verwevingsgebied Tijdelijk onder voorwaarden voor 5 jaar worden vergroot naar 500m² Mits buitengebied gebonden, passend bij Peelidentiteit en diversiteit aan toeristisch/recreatieve voorzieningen Bijgebouwen naar behoefte voor de functie, overige slopen Als behoefte bebouwing meer is dan de huidige, dan elders slopen of storting in fonds Niet in LOG Max. 100.000 bezoekers per jaar Bijgebouwen naar behoefte voor de functie Als behoefte meer is dan de huidige, dan elders slopen of storting in fonds Niet in LOG Mestverwerking van dunne fractie van eigen bedrijf mogelijk Mest be- en verwerking van derden bij de dunne fractie in beperkte mate in het LOG Als behoefte bebouwing meer is dan de huidige bebouwing, dan elders slopen of storting in fonds Initiatieven hiertoe ter beoordeling van provincie Voor zover buitengebied gebonden Cross-overs tussen agrofood en andere economische clusters en op het vermarkten van kennis. Er wordt ingezet op het stimuleren van ondernemerschap en het creëren van
De bezoekersaantallen van 100.000 per jaar worden ingegeven door de mogelijkheden binnen de Verordening Ruimte Grotere bezoekersaantallen vallen buiten de kaders van het VAB-beleid. Voor dergelijke initiatieven is een individuele bestemmingsplanherziening noodzakelijk
Gezien verkeersbewegingen is het niet gewenst mestbewerking op een industrieterrein te laten plaatsvinden De Verordening Ruimte 2012 biedt op dit moment geen mogelijkheden in het buitengebied
30 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Agrofood
Nee
Ja
Kansarm
Statische opslag
Uitbreiding agrarische bebouwing
Nee
Ja
Beperkt kansrijk
experimenteerruimte Duurzame energie (m.u.v. mestverwerking en mestvergisting) mogelijk mits op of in bestaande bebouwing met een maximum van 300m² Als behoefte bebouwing meer is dat de huidige, dan elders slopen of storting in fonds Niet in LOG Ja, mits het een relatie heeft met het eigen bedrijf of een bedrijf in de directe omgeving Dit kan met een maximum van 300m² bebouwing Als behoefte bebouwing meer is dan de huidige, dan elders slopen of storting in fonds Niet in LOG Mogelijk tot een maximum van 300m² Overige slopen Niet in LOG Uitbreiding alleen mogelijk indien op locatie of elders minimaal 50% gesloopt wordt eventueel middels storting in fonds
Hierbij wordt aangesloten bij de in ontwikkeling zijnde uitvoeringsagenda Agrofood van de Provincie.
Tabel 5: Kansrijke ontwikkelingen en voorwaarden Bron: Raadsinformatie Boeren met Buren nummer 17, gemeente Deurne, 2013
31 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Gemeente Zundert: Bron: bestemmingsplan buitengebied Zundert, gemeente Zundert, 2012
De volgende voorwaarden worden in het bestemmingsplan buitengebied Zundert letterlijk gesteld: ‘Voor elke functieverandering geldt: • De activiteiten moeten binnen de gebouwen plaatsvinden; • Er mag geen buitenopslag plaatsvinden; • De bedrijfsgebouwen mogen niet groter zijn dan de voormalige bedrijfsgebouwen en per functie wordt aangegeven wat de maximale oppervlakte mag zijn; • De nieuwe functie moet leiden tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Dit moet eventueel gepaard gaan met sloop van een deel van de bestaande bebouwing en een landschappelijke inpassing van de functie; • De nieuwe activiteit mag bestaande (agrarische) bedrijven in de omgeving niet belemmeren in de bedrijfsvoering of ontwikkelingsmogelijkheden; • Voor VAB-activiteiten in het BOG gebied geldt het 'nee, tenzij' principe; • Medewerking kan alleen worden verleend als goed onderbouwd kan worden dat op een specifieke plek in het BOG gebied geen afbreuk wordt gedaan aan de doelstellingen van dat gebied. Uitgangspunt voor deze gebieden blijft dat de huidige en toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden in de zin van verdere intensivering niet belemmerd mogen worden; • De nieuwe activiteit moet zich verhouden tot een woonfunctie in de directe omgeving (bijvoorbeeld categorie 1 en 2 van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering', dan wel een daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen activiteit); • Eventuele parkeerplaatsen worden ingepast op eigen terrein; • Er mag geen sprake zijn van een industriële uitstraling; de activiteit moet passen in het landelijk gebied; • Er moet sprake zijn van landschappelijke inpassing, waarvoor, afhankelijk van de impact van de nieuwe activiteit, een beplantingsplan voor het totale erf (en de directe omgeving) ingediend moet worden. Per functie zal aangegeven worden wat de minimale omvang moet zijn; • Er mag geen sprake zijn van detailhandel, het college zal per activiteit bepalen of iets al dan niet is toegestaan; • Reclame-uitingen dienen in overeenstemming te zijn met de welstandsnota.’
32
BIJLAGE 7 ONTHEFFINGSBEPALINGEN EN WIJZIGINGSBEVOEGDHEDEN VAN BESTEMMINGSPLAN GEMEENTE HORST AAN DE MAAS, GEMEENTE DEURNE, GEMEENTE ZUNDERT
33 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Gemeente Horst aan de Maas In deze bijlage worden de ontheffingsbepalingen en wijzigingsbepalingen van de gemeente Horst aan de Maas beschreven in onderstaande tabellen.
Bestemmingsplan buitengebied Horst Het bestemmingsplan buitengebied Horst verdeelt Horst in 3 deelgebieden. Onder deelgebied 1 vallen: America en Griendtsveen, onder deelgebied 2 vallen: Meterik, oostelijk deel van America, Hegelsom, Horst, Melderslo, onder deelgebied 3 vallen: Lottum, Grubbenvorst, Broekhuizen, Broekhuizenvorst. Voor elk deelgebied gelden verschillende ontheffingsbepalingen en wijzigingsbepalingen per agrarische bestemming. Deze ontheffingsbepalingen en wijzigingsbepalingen zijn in tabel 6 en 7 weergegeven. Ontheffingsbepalingen
Bij bedrijven met geen bedrijfswoning een eerste agrarische bedrijfswoning toe te staan Niet agrarische nevenactiviteit in de vorm van agrarisch verwante bedrijvigheid Niet agrarische nevenactiviteit toestaan zoals kleinschalige horeca, verhuur van fietsen, zorgverlening, enz. Niet agrarische nevenactiviteit in de vorm van dierenasiel of kennel Niet agrarische nevenactiviteit in de vorm van inpandige statische opslag Goothoogte bedrijfsgebouwen met max. 20% verhogen Erfafscheiding hoogte toestaan tot max. 2 m Agrarische bouwkavel overschrijden bij het plaatsen van een sleufsilo Andere bouwwerken, zijnde hagelnetten, buiten agrarische kavel plaatsen Toestaan van een vergroting van oppervlakte teeltondersteunende kassen Kleinschalig kamperen toestaan Tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders Het bouwen van schuilgelegenheden voor vee
Agrarische doeleinden Deelgebied 1 Niet
Deelgebied 2 Wel
Deelgebied 3 Wel
Agrarische doeleinden met landschappelijke- en natuurwaarden Deelgebied 1 Deelgebied 2 Deelgebied 3 Niet Wel Wel
Niet
Niet
Niet
Niet
Wel
Wel
Wel
Wel
Wel
Wel
Wel
Wel
Wel
Wel
Wel
Wel
Wel
Wel
Wel
Wel
Wel
Wel
Wel
Wel
Wel Wel Wel
Wel Wel Wel
Wel Wel Wel
Wel Wel Wel
Wel Wel Wel
Wel Wel Wel
Wel
Wel
Wel
Wel
Wel
Wel
Wel
Wel
Wel
Wel
Wel
Wel
Wel Wel Wel
Wel Wel Wel
Wel Wel Wel
Wel Wel Niet
Wel Wel Niet
Wel Wel Niet
Tabel 6: Ontheffingsbepalingen Bron: Bestemmingsplan buitengebied Horst, gemeente Horst aan de Maas, 2009
34
Wijzigingsbepalingen
Niewvestiging van grondgebonden agrarisch bedrijf toestaan Ingetekende grenzen van agrarische bouwkavel verleggen of vergroten Containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen toestaan Bestemmingen aangeduid als ‘agrarische bouwkavel’ om zetten naar bestemming ‘bedrijfsdoeleinden’ De bestemmingen aangeduid als ‘agrarische bouwkavel’ om zetten naar bestemming ‘woondoeleinden’ Bestemming aangeduid als ‘agrarische bouwkavel’ en aangeduid tot intensieve veehouderij, glastuinbouw of champignonkwekerij om te zetten naar bestemming ‘agrarische bouwkavel’ zonder aanduiding Ontwikkelen van natuur of bos op de gronden waar EHS of POG gebieden liggen Gebieden die aangeduid zijn als agrarisch gebied met landschappelijke en natuurlijke waarden om te zetten in de bestemming ‘natuur’ of ‘bos’
Agrarische doeleinden Deelgebied 1 Wel Wel
Deelgebied 2 Wel Wel
Deelgebied 3 Wel Wel
Agrarische doeleinden met landschappelijke- en natuurwaarden Deelgebied 1 Deelgebied 2 Deelgebied 3 Wel Wel Wel Wel Wel Wel
Wel
Wel
Wel
Wel
Wel
Wel
Wel
Wel
Wel
Wel
Wel
Wel
Wel
Wel
Wel
Wel
Wel
Wel
Niet
Wel
Wel
Wel
Wel
Wel
Niet
Niet
Niet
Wel
Niet
Niet
Niet
Niet
Niet
Niet
Wel
Wel
Tabel 7: Wijzigingsbepalingen Bron: Bestemmingsplan buitengebied Horst, gemeente Horst aan de Maas, 2009
De verdeling van de gebieden is te zien op de vorige pagina. Een verdere uitwerking en de voorwaarden waar aan voldaan moet worden bij een ontheffingsbepaling en wijzigingsbepaling staan in de regels deel 1, 2 en 3 van het bestemmingsplan buitengebied Horst.
35 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Bestemmingsplan buitengebied Sevenum: Bron: bestemmingsplan buitengebied Sevenum, gemeente Horst aan de Maas, 2009
In het bestemmingsplan buitengebied Sevenum worden de volgende vrijstellingsbepalingen en wijzigingsbepalingen gesteld. ‘Vrijstellingsbepalingen; B&W kunnen vrijstelling verlenen: Afwijken van voorgeschreven minimale afstand tot zijdelingse perceelgrens van gebouwen Nieuwbouw van teeltondersteunende kassen binnen een bouwkavel Niet-agrarische nevenactiviteit: agrarisch verwante bedrijvigheid, agrarische hulp- en nevenbedrijvigheid, ambachtelijke bedrijvigheid, zorgfunctie Gebruik en verbouw van een bijgebouw voor mantelzorg. Vergroting van de inhoud van de bedrijfswoning. Vormen van detailhandel. Recreatieve nevenactiviteiten Tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders. Inpandige statische opslag Kleinschalig kamperen Agreatieve nevenactiviteit Max. 1 windmolen per agrarische bouwkavel. Wijzigingsbepalingen; B&W kunnen bestemmingen van gronden binnen bestemming wijzigen: Bestemming om te zetten in bestemming ‘bedrijf’ en eventueel ‘agrarisch’. Bestemming om te zetten in bestemming ‘wonen’ en eventueel ‘agrarisch’. De bestemming om te zetten in bestemming ‘recreatie’ en eventueel ‘agrarisch’.’
Bestemmingsplan buitengebied Meerlo: Bron: buitengebied Meerlo beheersverordening, gemeente Horst aan de Maas, 2010
In het bestemmingsplan buitengebied Meerlo worden letterlijk de volgende afwijkingen toegestaan: ‘Afwijken van de gebruiks- en/of bouwregels Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van: De in deze regels voorgeschreven minimale en/of maximale maten (hoogte, oppervlakte, etc.) en percentages tot maximaal 10% van die maten en percentages, met dien verstande dat dit niet geldt wanneer reeds op grond van deze regels al anderszins kan worden afgeweken. Het oprichten van maximaal één bedrijfswoning ter plaatse van het besluitsubvlak 'bedrijfswoning uitgesloten'. 3 Een grotere inhoud van (bedrijfs)woningen dan 1.000 m . Een grotere goot- en/of bouwhoogte van bedrijfsgebouwen. 2 Een grotere oppervlakte dan 200 m aan niet-agrarische nevenactiviteiten `bij een agrarisch bedrijf. Het oprichten van een sleufsilo anders dan ter plaatse van het besluitsubvlak 'bouwvlak' behorende bij het besluitsubvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'. Het oprichten van permanente containervelden en hagelnetten en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van boogkassen en regenkappen, anders dan ter plaatse van het besluitsubvlak 'bouwvlak' binnen het besluitsubvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'. Het oprichten van schuilgelegenheden in het agrarisch gebied. Het ophogen van de maximale hoogte voor erfafscheidingen anders dan ter plaatse van het besluitsubvlak 'bouwvlak' behorende bij het besluitsubvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'.’
36
Gemeente Deurne In onderstaande tabellen (tabel 8 en 9) zijn de specifieke gebruiksregels en wijzigingsbevoegdheden uit het bestemmingsplan buitengebied Deurne opgenomen. Per agrarisch gebied verschillen de mogelijkheden. Specifieke gebruiksregels
Agrarisch 1
Agrarisch 2
Agrarisch 3 Wel
Agrarisch met waarden – landschap Wel
Agrarisch met waarden – natuur en landschap Wel
Strijdig gebruik: - Opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik - Bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaag be- of verwerken van producten tenzij dit plaatsvindt t.b.v. de agrarische productie binnen het bedrijf - Detailhandel - Woondoeleinden (uitzondering bedrijfswoning), tijdelijke huisvesting - Het plaatsen van kampeermiddelen, uitzondering voor evenementen met geringe relevantie - Gebruik van meer dan één bouwlaag van bedrijfsgebouw voor het houden van dieren, uitzondering volière, kippen. - Buitenopslag - Andere agrarische bedrijven dan glastuinbouwbedrijven - Biomassavergisting, behoudens ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – omgevingsvergunning tuinbouwgerelateerde bedrijvigheid’ - Biomassavergisting, behoudens ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – verwevingsgebied’ - Aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen - Verwerken van mest Strijdig: gebruik van delen hoofdgebouw, aanbouw, vrijstaande bijgebouw als afhankelijke woonruimte Gebruik van bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen en gronden voor burgerbewoning, indien deze bewoning plaatsvindt door de voormalige agrariër, in de toekomst stoppen agrariër, ieder die voor 5 juli 2005 het pand bewoonde.
Wel
Niet
Wel
Niet
Wel
Wel
Wel
Wel Wel
Niet Wel
Wel Wel
Wel Wel
Niet Niet
Wel
Niet
Wel
Wel
Wel
Wel
Niet
Wel
Wel
Niet
Niet Niet Niet
Wel Wel Wel
Niet Niet Niet
Niet Niet Niet
Niet Niet Niet
Niet
Niet
Wel
Wel
Niet
Niet Niet Wel
Niet Niet Niet
Niet Niet Wel
Niet Niet Wel
Wel Wel Niet
Wel
Niet
Niet
Niet
Niet
37
Afwijken van gebruiksregels Omgevingsvergunning verlenen voor: Statische opslag als nevenactiviteit, (behalve bij aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – voormalig agrarisch bedrijfsgebouw’ alleen bij agrarisch 1, 2 en 3) Een afhankelijke woonruimte Het huisvesten van tijdelijke werknemers Het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. * Het toestaan van buitenopslag bij tuinbouwgerelateerde bedrijvigheid Extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatie als nevenactiviteit Agrarisch technisch hulpbedrijf als nevenactiviteit Agrarisch verwant bedrijf als nevenactiviteit Zorgverlening als nevenactiviteit
Agrarisch 1
Agrarisch 2
Agrarisch 3 Wel
Agrarisch met waarden – landschap Wel
Agrarisch met waarden – natuur en landschap Niet
Wel
Niet
Wel Wel Wel
Niet Wel Niet
Wel Wel Wel
Wel Wel Wel
Niet Niet Wel
Niet
Wel
Niet
Niet
Niet
Niet
Niet
Wel
Wel
Niet
Niet Niet Niet
Niet Niet Niet
Wel Wel Wel
Niet Niet Wel
Niet Niet Niet
Tabel 8: Specifieke gebruiksregels Bron: bestemmingsplan buitengebied Deurne 2e herziening, gemeente Deurne, 2014
* In de regels van het bestemmingsplan buitengebied Deurne staat beschreven voor welke werkzaamheden een vergunning verplicht is en voor welke niet. Een verdere uitwerking en de voorwaarden waar aan voldaan moet worden staan in de regels van het bestemmingsplan buitengebied Deurne. Wijzigingsbevoegdheden
Agrarisch 1
Agrarisch 2
Agrarisch 3 Wel Wel
Agrarisch met waarden landschap Wel Niet
Agrarisch met waarden – natuur en landschap Niet Niet
Vergroting en/of vormverandering van de aanduiding ‘bouwvlak’ Bij een grondgebonden agrarisch bedrijf, waar vee wordt gehouden, buiten het bouwvlak een differentiatievlak op nemen en ter plaatsen hiervan voerplaten voor voeropslag toestaan. Bij aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ het bouwen van een eerste bedrijfswoning toestaan. Bij de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied zoekgebied ecologische verbindingszone / watersystemen' de bestemming geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming Natuur eventueel in combinatie met de bestemming Water, danwel Water - EHS ter realisatie van een ecologische verbindingszone.
Wel Wel
Niet Niet
Wel
Niet
Wel
Wel
Niet
Wel
Niet
Wel
Wel
Wel
38 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Huisvesting van tijdelijke werknemers binnen het agrarisch bouwvlak toestaan De bestemming wijzigen teneinde de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – huisvesting arbeidsmigranten’ verwijderen De bestemming bij aanduiding ‘wro-zone – omgevingsvergunning tuinbouwgerelateerde bedrijvigheid’ te wijzigen of te verwijderen, zodat daar glastuinbouwbedrijven kunnen worden gevestigd Omschakeling van niet-grondgebonden, grondgebonden of combinatiebedrijf naar paardenhouderij Bestemming (deels) wijzigen in bestemming Wonen, na bedrijfsbeëindiging verbouw van een voormalig bedrijfsgebouw of voormalig boerderijpand voor woondoeleinden kan worden toegestaan. Woningsplitsing is ook toegestaan. Bestemming wijzigen naar bestemming: - Bedrijf – Agrarisch verwant - Recreatie teneinde hergebruik van aanwezige bebouwing toe te staan voor recreatieve activiteiten of trekkershutten - Bedrijf teneinde gebruik van de aanwezige bebouwing toe te staan voor niet-agrarische bedrijven - Wonen met aanduiding t.b.v. statische opslag, teneinde hergebruik van de bedrijfsbebouwing voor inpandige statische opslag - Natuur indien de gronden worden ingericht en beheerd als natuurgebied
Wel
Niet
Wel
Wel
Niet
Wel
Niet
Wel
Wel
Niet
Niet
Wel
Niet
Niet
Niet
Niet
Niet
Wel
Wel
Niet
Niet
Niet
Wel
Wel
Niet
Niet
Niet
Wel
Niet
Niet
Niet
Niet
Wel
Wel
Niet
Niet
Niet
Wel
Wel
Niet
Niet
Niet
Wel
Wel
Niet
Niet
Niet
Niet
Niet
Wel
Tabel 9: Wijzigingsbevoegdheden Bron: bestemmingsplan buitengebied Deurne 2e herziening, gemeente Deurne, 2014
Een verdere uitwerking en de voorwaarden waar aan voldaan moet worden staan in de regels van het bestemmingsplan buitengebied Deurne.
39 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Gemeente Zundert: Bron: bestemmingsplan buitengebied Zundert, gemeente Zundert, 2012
Onderstaand worden het strijdig gebruik en de afwijkingsmogelijkheden van de gebruiksregels uit het bestemmingsplan buitengebied Zundert weergegeven. Strijdig gebruik: Gebruik gronden als stort- of opslagplaats Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor nevenactiviteiten na beëindiging van agrarische bedrijfsvoering. Elk ander gebruik dan het wonen in de voormalige agrarische bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf- voormalig agrarisch bedrijf’. Detailhandel, behoudens waar het is toegestaan Buitenopslag t.b.v. nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf Het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor huisvesting tijdelijke werknemers Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis anders dan de uitoefening van een vrij beroep Kleinschalig kampeerterrein (mini-camping) Opslag van gevaarlijke stoffen De uitoefening van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, behoudens de genoemde activiteiten Mestbewerking/ verwerking t.b.v. derden Afwijken van de gebruiksregels door middel van een omgevingsvergunning: Afwijken ten behoeve van afhankelijke woonruimte t.b.v. mantelzorg Afwijken tijdelijke huisvesting tijdelijke werknemers Afwijken t.b.v. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis Afwijken t.b.v. nevenactiviteiten: dagrecreatie en zorg Afwijken t.b.v. nevenactiviteiten: minicamping Afwijken t.b.v. nevenactiviteiten: bed & breakfast Afwijken t.b.v. nevenactiviteiten: recreatief plattelandsverblijf In onderstaande tabel worden de wijzigingsbevoegdheden volgens het bestemmingsplan buitengebied Zundert benoemd. Wijzigingsbevoegdheid Wijziging ten behoeve van vergroting/ vormverandering agrarisch bedrijf Wijziging t.b.v. omschakeling naar/hervestiging van boomteeltbedrijf Wijziging t.b.v. hervestiging van een grondgebonden agrarisch bedrijf Wijziging t.b.v. de bouw van een eerste bedrijfswoning Wijziging naar agrarisch hulpbedrijf of agrarisch verwant bedrijf Wijziging naar niet-agrarisch bedrijf (niet zijnde agrarisch hulpbedrijf of agrarisch verwant bedrijf) Wijziging naar paardenhouderij Wijziging naar statische opslag Wijziging naar recreatieve activiteiten Wijziging naar maatschappelijk Wijziging naar wonen
De aanduiding ‘bomenteelt’ wordt toegevoegd. Andere aanduidingen zoals ‘iv’, ‘vab’, ‘glastuinbouw’ worden verwijderd. Van VAB terug naar agrarisch bedrijf De aanduiding ‘-bedrijfswoning’ wordt verwijderd. Bestemming veranderen naar ‘Bedrijf’ met passende specifieke aanduiding.
Aanduiding toekennen ‘paardenhouderij’
Tabel 10: Wijzigingsbevoegdheden Bron: bestemmingsplan buitengebied Zundert, gemeente Zundert, 2012
40
BIJLAGE 8 OPZET INTERVIEWS
41 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Interview agrariërs Voor het tweede deel van het afstudeeronderzoek (de analyse) worden de verzamelde gegevens en bevindingen van het kwantitatief vooronderzoek getoetst aan de praktijk. Het tweede gedeelte van het afstudeeronderzoek wordt uitgevoerd als een evaluatieonderzoek. Een onderdeel van dit evaluatieonderzoek zijn de diepte-interviews. Deze diepte-interviews worden gehouden bij agrarische ondernemers. Deze onderzoeksmethode is zeer geschikt om ideeën en opvattingen over het onderwerp te achterhalen. De informatie die uit dit onderzoek naar voor komt is dieper dan de informatie die uit het kwantitatief onderzoek naar voor is gekomen. Om een goede respons te hebben voor onderzoek is het wenselijk dat er in totaal 13 agrariërs worden geïnterviewd in de verschillende gemeenten en in verschillende situaties. Wat wordt er bereikt met het interview? Het achterhalen van gedachten en motivaties die de geïnterviewde heeft omtrent het onderwerp leegstaand agrarisch vastgoed. In het interview moet naar voren komen hoe de geïnterviewde denkt over de factoren die van grote invloed zijn op de leegstand van agrarisch vastgoed en de situatie waarin zij nu verkeren. En er moet uit het interview naar voor komen of de geïnterviewde knelpunten of behoeften kent voor het beheersen van de situatie waarin de geïnterviewde verkeerd. Waarom is er gekozen voor deze techniek? Er kan goed doorgevraagd worden naar achterliggende motivaties, gedachten en ideeën. Hierdoor wordt er gedetailleerde informatie verzameld. De geïnterviewde voelt zich beter op zijn/haar gemak als het interview plaatsvindt in de thuissituatie. De geïnterviewde kan eventueel anoniem blijven als dit wenselijk is. Nadelen van techniek? Er kan geen algemene conclusie worden getrokken die geldt voor de gehele doelgroep. Wel kan er een lijn uitgehaald worden. De interviewer kunnen onbewust de geïnterviewde beïnvloeden. Het is daarom belangrijk om zo open mogelijk het interview in te gaan.
Interview Gemeenten Wat wordt er bereikt met het interview? Het interview met de gemeenten is er om speerpunten en motivaties van gemeenten te achterhalen. In het interview met de gemeente moet naar voren komen wat de functionaliteit is van het bedachte beleid, de factoren die volgens de gemeenten een grote rol gespeeld hebben bij het ontstaan van de leegstandsproblematiek. Daarnaast moet naar voor komen wat de gemeente ziet als knelpunten en behoeften omtrent het beheersen van leegstaand agrarisch vastgoed.
42 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Vragenlijst interview agrariër Situatie 1: Bedrijfsvoering op bedrijf is gestopt, agrarische gebouwen staan leeg. Situatie 2: Voormalig agrarisch bedrijf is herbestemd Situatie 3: Bedrijfsvoering op bedrijf is gestopt, agrarische gebouwen zijn recent gesloopt Situatie 4: Bedrijfsvoering wordt in de komende 5 jaar gestaakt Situatie 5: Bedrijfsvoering is uitgebreid met het opkomen van leegstaand agrarisch bedrijf.
Datum Situatie Locatie bedrijf Sector bedrijf/ voormalig bedrijf Naam bedrijfshoofd Algemeen 1. 2. 3.
Hoe is het agrarisch bedrijf (voormalig agrarisch bedrijf) tot stand gekomen? (inclusief ontwikkelingen, overnames, e.d.) Waarom is voor deze (iv, bomenteelt, veeteelt, etc.) agrarische sector gekozen? Wat is (was) de omvang van het agrarisch bedrijf? (M², aantal dieren)
Leegstand/ factoren 4. 5.
Welke factoren hebben, landelijk gezien, volgens u de meeste invloed gehad op de leegstand van agrarisch vastgoed? Welke ontwikkelingen heeft uw bedrijf doorgemaakt waardoor er de keuze is gemaakt om te stoppen, herontwikkelen, uitbreiden, leeg te laten staan? (Hierbij doorvragen op de factoren die een rol gespeeld hebben).
Knelpunten/ behoeften 6. 7.
Bent u belemmerd in de keuzes die u hebt (of wilde) gemaakt? Zo ja, wat waren deze belemmeringen? Welke keuze had u gemaakt met betrekking tot het beheersen van uw agrarisch vastgoed als u niet aan regelgeving en beleid verbonden was? 8. Zijn (waren) er behoeften op het gebied van beleid en regelgeving voor het beheersen van uw agrarisch vastgoed? 9. Zijn (waren) er op andere gebieden behoeften voor het goed kunnen beheersen van uw agrarisch vastgoed? 10. Is/ was er behoefte aan een subsidie? Zou u door deze subsidie actie ondernemen?
Toekomst 11. Hoe ziet uw toekomstvisie met betrekking tot uw bedrijf eruit? 12. Verwacht u hier nog tegen knelpunten/behoeften aan te lopen? 13. Had u achteraf gezien andere keuzes gemaakt?
43 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Vragenlijst interview gemeenten
Datum Locatie gemeenten Naam ambtenaar Functie ambtenaar Algemeen 1. 2.
Hoe is het huidige beleid tot stand gekomen? (Zelf bedacht of in samenwerking) (RvR, VAB, Bestemmingsplan, etc.) Wat is de reden van de totstandkoming van het huidig beleid?
Functionaliteit beleid 3. 4. 5.
Hoe vaak wordt er gebruik gemaakt van de huidige regelingen voor het beheersen van leegstaand agrarisch vastgoed? Hebben de regelingen de gewenste uitwerkingen? Zijn de regelingen gemakkelijk in het gebruik? (rechtstreekse lijnen of veel omwegen?)
Factoren leegstand 6.
Welke factoren hebben in uw gemeente de meeste invloed gehad op leegstaand agrarisch vastgoed?
Knelpunten en behoeften 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15.
Levert het gemeentelijk beleid volgens u belemmeringen op voor het beheersen van leegstaand agrarisch vastgoed? Welke knelpunten ziet u bij het beheersen van leegstaand agrarisch vastgoed? Wat wilt u hierin veranderd zien? In artikelen lees je vaak dat het bestemmingsplan een belemmering is voor leegstaand agrarisch vastgoed, bent u het hiermee eens voor u gemeente? Zijn er buiten het beleid om knelpunten voor het beheersen van agrarisch vastgoed, waar uw gemeente invloed op uit kan oefenen. Wat zijn uw behoeftes omtrent het beheersen van leegstaand agrarisch vastgoed? Wat zijn volgens u de behoeftes van agrariërs omtrent het beheersen van leegstaand agrarisch vastgoed? Hoe worden subsidieregelingen op gemeentelijk niveau opgesteld? Hoe ver wilt u als gemeente gaan met subsidies om het probleem echt op te lossen? Als blijkt dat er behoefte is aan specifieke subsidie-instrumenten, hoever gaat de gemeente hier dan in mee?
Toekomst: 16. Hoe ziet u de toekomst van de agrarische sector in uw gemeente?
44 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
BIJLAGE 9 INTERVIEWS AGRARIËRS
45 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
In deze bijlage zijn de uitwerkingen van de interviews te vinden. De antwoorden zijn letterlijk overgenomen, er is dus sprake van spreektaal in dit gedeelte van het bijlagendocument.
Interview agrariër 1 Datum: Situatie: Voormalig bedrijf: Locatie:
22 april 2014 Agrarische bedrijfsvoering gestopt en wordt verhuurd voor opslag Champignonkwekerij Horst aan de Maas
Algemeen 1.
2.
3.
Hoe is het agrarisch bedrijf (voormalig agrarisch bedrijf) tot stand gekomen? (inclusief ontwikkelingen, overnames, e.d.) Hij had thuis een agrarisch bedrijf, maar daar was maar plaats voor 1 persoon en toen viel hij af, toen is hij in een andere richting gaan zoeken. Opleiding gehad in de landbouw/tuinbouw, vakopleidingen, eerst bloementeelt toen in de champignonteelt. Zodoende in die sector terecht gekomen. Via ruilverkaveling is hij op deze locatie terecht gekomen. Waarom is voor deze (iv, bomenteelt, veeteelt, etc.) agrarische sector gekozen? Daar had je heel weinig grond voor nodig. En zijn zusje had een champignonkwekerij, en zodoende is hij er ook een beetje ingerold. Wat is (was) de omvang van het agrarisch bedrijf? (M², aantal dieren) Het is gegroeid, in het begin had hij 600 m² en later ongeveer 1500 m²
Leegstand/ factoren 4.
5.
Welke factoren hebben, landelijk gezien, volgens u de meeste invloed gehad op de leegstand van agrarisch vastgoed? Het zijn meestal oude gebouwen waar veel asbest inzit. Als je stopt met het bedrijf geef je geen geld meer uit aan onderhoud. Met de champignoncellen hebben hun het voordeel dat die makkelijk te gebruiken zijn voor opslag, die cellen zijn vorstvrij. De reden (voor hem) om te stoppen was dat hij geen opvolging had. Daar was hij ook wel blij om, want als hij een opvolger had gehad had hij daar hoogstwaarschijnlijk niet kunnen blijven wonen. De oppervlakte was te klein om het bedrijf groter te laten groeien. Een dochter heeft wel altijd daar gewerkt en had wel interesse. Die is toen met een aannemer getrouwd en toen ging de interesse heel ergens anders naartoe. Ook de leeftijd was een reden om te stoppen. Toen hij 55 was gaf de dochter aan dat ze toch geen interesse had, op dat moment is hij met de boekhouder om tafel gaan zitten, toen heeft hij de tijd uitgestippeld om de tijd uit te zingen, toen is hij van de leeftijd van 60 jaar uitgegaan. Toen is er een heel financieel plan opgezet, van jaar tot jaar om het te overbruggen. Want het bedrijf wordt heel snel ouder, dan kijk je de laatste jaren sneller uit om te gaan stoppen, je kunt niet meer mee met de anderen. Dat is dan een probleem. Toen is hij zelfs een jaar eerder gestopt dan gepland was. De mogelijkheid was er om te blijven wonen dus dat wilde hij wel graag. Hij had goed voor zijn oude dag gezorgd, dus hij had de middelen om te blijven wonen. Veel collega-bedrijven zijn gegroeid en gegroeid en dan verlies je op een gegeven moment de controle. En dat heeft hij niet gedaan, hij heeft bewust niet voor een groot bedrijf gekozen. Je moet zelf weten wat je aankunt. Welke ontwikkelingen heeft uw bedrijf doorgemaakt waardoor er de keuze is gemaakt om te stoppen, herontwikkelen, uitbreiden, leeg te laten staan? (Hierbij doorvragen op de factoren die een rol gespeeld hebben). Op dat moment ga je stoppen en dan ga je kijken wat voor mogelijkheden er zijn met de kwekerij. En voor verhuur is het ideaal hier.
Knelpunten/ behoeften 6.
Bent u belemmerd in de keuzes die u hebt (of wilde) gemaakt? Zo ja, wat waren deze belemmeringen? Met stoppen is hij niet belemmerd, dat is een vrije keuze. Er was ook geen eis dat als hij stopte dat hij dan een bepaald aantal vierkante meters moest afbreken. De gemeente Horst aan de Maas is daar vrij makkelijk in. Richting Venray zijn ze daar wat moeilijk in. Als je de cellen verhuurd mogen er in principe alleen agrarische activiteiten in, maar de gemeente Horst kijkt daar niet naar, tot nu toe. Hij heeft op dit moment alles privé staan, het leuke daaraan is dat als je dan verhuurt, die inkomsten hoeft hij niet op te geven, die zijn allemaal extra. Maar de bestemming blijft gewoon agrarisch, als hij
46 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
zijn bedrijf nu zou verkopen moet hij eerst de agrarische bestemming eraf halen, behalve als er een agrariër op komt. Die bestemming eraf halen is nog vrij duur ook nog, een collega die ging verkopen moet nu de agrarische bestemming eraf halen en dat koste hem toch een 7 tot 8 duizend euro. 7. Welke keuze had u gemaakt met betrekking tot het beheersen van uw agrarisch vastgoed als u niet aan regelgeving en beleid verbonden was? Dan had hij gewoon hetzelfde gedaan. Verhuren en zo min mogelijk mensen over de vloer. Dus geen garagebedrijf of iets erin, dat er de hele dag gesleuteld wordt, dat wil hij niet. Ze hebben in principe geen stroom, alleen verlichting. En als ze stroom of water willen moeten ze eerst bij hem aankloppen en dan kan hij er een meter tussen zetten, dan kan hij ook volgen wat er gebeurt. Hij controleert ook wekelijks wat er gebeurt. Hij heeft ook contracten met de huurders, waar de regels instaan. Hij is wel soepel, er staat in het contract over de opzegging, maar als er iemand komt en hij wil volgende week stoppen dan stop hij gewoon, dan kan hij ze niet tegenhouden. Hij kan 6 ruimtes verhuren en er staat er nu 1 leeg. Hij had hem wel vol kunnen hebben maar hij wil er niet iedereen in. 8. Zijn (waren) er behoeften op het gebied van beleid en regelgeving voor het beheersen van uw agrarisch vastgoed? Hij geeft aan dat er een sloopregeling moet komen voor bedrijven die gestopt zijn. Bij de varkensstallen is die geweest, maar daar is behoorlijk misbruik van gemaakt. Hij bedoelt niet de ruimte voor ruimte regeling, een andere sloopregeling. Dat de oude gebouwen een beetje opgeruimd worden, ook met het asbestverhaal, er zit overal best veel asbest in en in de toekomst wordt dat een probleem. Hun geven er hoogstwaarschijnlijk geen geld meer aan uit, maar eens zal het eruit moeten. Het zou goed zijn als daar een regeling voor komt. 9. Zijn (waren) er op andere gebieden behoeften voor het goed kunnen beheersen van uw agrarisch vastgoed? Ze zijn met van alles bezig geweest. Ook in het toerisme, dat mag hij allemaal, ook van de gemeente. Hij was bezig geweest met een groepsaccommodatie, daar zijn ook plannen voor gemaakt, maar die zijn financieel echt niet haalbaar. Daar valt niks te verdienen. En dan houdt het op. 10. Is/ was er behoefte aan een subsidie? Zou u door deze subsidie actie ondernemen? Ja de sloopregeling. Hij is bezig, er zijn links en rechts met ruimte voor ruimte wat mensen die ergens iets op moeten ruimen, en als daar geld voor vrijkomt om daar eventueel aan mee te doen. Als die iemand hebben zodat dat mogelijk zou zijn en het gaat hem aan om een gedeelte te slopen dan doet hij dat. Dan wordt zijn woning meer waart om te verkopen, met de cellen erachter is de woning veel minder waart, of je moet iemand hebben die dat wil. Zeker met de gedachte dat er ook nog asbest inzit, in het voorste gedeelte zit geen asbest, dat zou hij dan ook het liefste laten staan en de rest allemaal weg. En hij heeft een dochter die eigenlijk wel daar zou willen wonen, maar die kan dat niet opbrengen met de cellen erachter. Ze zijn ook nog bezig geweest met mantelzorgwoningen, om aan de voorkant een mantelzorgwoning te maken, dat mag ook. Maar zijn dochter krijgt niks gefinancierd van de bank. In deze tijd kappen ze het resoluut af. De banken denken niet mee. De financiering is het grootste probleem.
Toekomst 11. Hoe ziet uw toekomstvisie met betrekking tot uw bedrijf eruit? In principe wil hij er niet weg, maar ze worden ook ouder. En als er op een gegevenmoment iets gaan mankeren en kan hij het niet meer bijhouden en dan zal hij weg moeten. Maar op dit moment speelt dat nog niet. 12. Verwacht u hier nog tegen knelpunten/behoeften aan te lopen? Als hij het gaat verkopen wel. En dan met name de waarde, zelf geef je er een bepaalde waarde aan en dat moet dan te verkopen zijn. 13. Had u achteraf gezien andere keuzes gemaakt? Hij denkt het niet. Hij zegt dat als je als bedrijf stopt ben je al je contacten kwijt, dat is het grootste probleem waar je tegen aan loopt. De contacten die hij op bedrijfsgebied had, die vallen allemaal weg. Dan komt er een leeg gebied achteraan. Dat moet je wel goed op zien te vullen, hij is in het eerste jaar vrij veel naar het aannemersbedrijf van zijn schoonzoon gegaan. Dan ga je gewoon door, dan blijf je onder de mensen.
47 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Interview agrariër 2 Datum: Situatie: Voormalig bedrijf: Locatie:
23 april 2014 Woningsplitsing van boerderij Varkenshouderij Horst aan de Maas
Algemeen 1.
2. 3.
Hoe is het agrarisch bedrijf (voormalig agrarisch bedrijf) tot stand gekomen? (inclusief ontwikkelingen, overnames, e.d.) Het was echt een familiebedrijf, het is elke keer overgenomen, tot zijn vader, hij was de laatste. Die heeft in 2001 met de eerste opkoopregeling het bedrijf beëindigd, hij heeft 3 zonen maar geen opvolger. Het bedrijf was ook dermate verouderd dat hij niet meer aan de eisen voldeed, dus als hij verder zou willen gaan had hij flink moeten investeren en dat was geen optie. Waarom is voor deze (iv, bomenteelt, veeteelt, etc.) agrarische sector gekozen? Het was een varkensbedrijf, zo gekomen door de opvolging. Wat is (was) de omvang van het agrarisch bedrijf? (M², aantal dieren) Het was een relatief klein bedrijf, wat je met 1 persoon kunt runnen. Aantallen weet hij niet.
Leegstand/ factoren 4.
Welke factoren hebben, landelijk gezien, volgens u de meeste invloed gehad op de leegstand van agrarisch vastgoed? Die nieuwe eisen die gesteld worden. en een agrarisch bedrijf hebben wordt steeds meer een vak, de kleine hobbyboertjes heb je niet meer, vandaar dat de kleine gaan stoppen en de grote gaan uitbreiden en kopen niet snel oude stallen. Ook krijgt de jeugd steeds meer en nieuwe mogelijkheden om wat anders te gaan zoeken. Vroeger was het zo, jij bent de oudste dus jij neemt het maar over en tegenwoordig gaan steeds meer iets anders studeren. 5. Welke ontwikkelingen heeft uw bedrijf doorgemaakt waardoor er de keuze is gemaakt om te stoppen, herontwikkelen, uitbreiden, leeg te laten staan? (Hierbij doorvragen op de factoren die een rol gespeeld hebben). Zijn vader heeft wel nog een paar keer geïnvesteerd door zelf een nieuwe stal te bouwen, maar dan voornamelijk zelf bouwen. Toen hij zicht had op geen opvolger en toen de trend zich voort ging zetten dat hij weinig kans had op overnamen door andere, is hij gestopt en heeft hij meteen gebruik gemaakt van de eerste opkoopregeling. In 2001 was de opkoopregeling, dat is een soort sloopregeling, en daar kun je aan meedoen. Toen hebben zijn ouders, ook nog relatief jong (vader rond de 58), besloten op het bedrijf te beëindigen. Ze hadden ook nog een stuk grond, dat hebben ze ook verkocht om zo af te kunnen rekenen met de belasting. Zijn vader is toen nog 20 uur in de week als paardenverzorger gaan werken ergens anders en moeder ook parttime, en zo hebben ze het vol kunnen houden. Maar ze hadden weinig keus, want het bedrijf voortzetten ging niemand doen. Het woonhuis staat er nu nog, en daar stonden 2 stallen aan. En in die stallen wonen hun nu. De andere stallen die niet aan het woonhuis vast stonden hebben ze wel opgeruimd. De twee stallen aan huis waren eerst garage en opslagruimte. Hij en zijn vriendin wilde eerst in het dorp gaan wonen, hadden een bod gedaan op een huis maar dat werd niet geaccepteerd. En hij heeft altijd gezegd dat hij er op de boerderij bij ging wonen, en toen hebben ze het daar uitvoerig over gehad. Eerst was het de bedoeling dat zijn ouders zouden blijven wonen, maar die zeiden al vrij snel dat als de oudste broer ook daar zou willen wonen dat ook kon, dan gingen hun naar het dorp. En toen zijn vrij snel de plannen gemaakt met ontwikkelaars en dergelijke. Er zit ook nog een paardenwei bij de kavel, maar die is verhuurd. De kavel is 7700m². Vervolgens hebben ze bij de gemeente aangevraagd of ze het mochten verbouwen, dat mocht, maar dan moesten ze aan 8 voorwaarden voldoen. Een daarvan was dat het een natuurhistorisch pand was, wat past in de omgeving, dus ze moesten de buitenmuren laten staan.
Knelpunten/ behoeften 6.
Bent u belemmerd in de keuzes die u hebt (of wilde) gemaakt? Zo ja, wat waren deze belemmeringen?
48 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Ja want de buitenmuur moest blijven staan. Het maakte hem in principe niet veel uit, maar de aannemer zei, dat als je alles platgooit is het veel goedkoper. Maarja, hij had aan die acht regels te voldoen en dan houdt het op. En als je zo’n traject ingaat weet je van te voren niet wat het gaat kosten. Dus kun je het überhaupt financieel, hij had wel vrij lang bij zijn ouders gewoond en veel gespaard. Ze hebben toen een bekende die aannemer is gevraagd om een ruwe inschatting te maken van de kosten. De vraagprijs van zijn ouders wisten ze, de belemmering daarbij was dat hij ook nog en jongere broer had. Bij 2 was het gewoon delen door 2, en nu moest het wel een eerlijke prijs zijn waar de 3 gebroeders het over eens zijn. En de belastingdienst zit er ook erg kort op als ouders aan kinderen verkopen in verband met schenkingen en dergelijke. Ook de kosten van de inrichting vond hij heel lastig in te schatten. Want dat moest hij ook allemaal nieuw kopen. 7. Welke keuze had u gemaakt met betrekking tot het beheersen van uw agrarisch vastgoed als u niet aan regelgeving en beleid verbonden was? Dan had hij niet te maken gehad met dat de buitenmuur moest blijven staan. Ook had hij nu nog te maken met dragende muren die moesten blijven staan. 8. Zijn (waren) er behoeften op het gebied van beleid en regelgeving voor het beheersen van uw agrarisch vastgoed? Ze hebben met de regelgeving wel geluk gehad, het was een slechte economische tijd dus ze hadden te maken met de 6%-regeling met verbouwen. Hij had er wel moeite mee dat het allemaal zo lang duurde. Hij vind het een versobering van het buitengebied als er zoveel ingevallen, leegstaande stallen staan. En dan snapt hij niet dat de gemeente moeilijk gaat doen als er particulieren in het buitengebied willen gaan wonen. Met veel regels en lange tijd. Er stond een woonbestemming voor 1 woning op, hij zegt het is uitgummen en er een 2tje neerzetten en klaar. Hij snapt wel dat je het ter inzage moet leggen en dat mensen bezwaar kunnen maken. Maar de bedrijvigheid is er een heel eind uit en dan is dat gewoon zonde, dus ruim het op of hergebruik het of laat er particulieren wonen. 9. Zijn (waren) er op andere gebieden behoeften voor het goed kunnen beheersen van uw agrarisch vastgoed? Hij geeft wel aan dat ze sommige stappen op het verkeerde moment genomen hadden, dat ze een taxatie hadden en toen gingen ze naar de bank en toen was dat geen goede taxatie en dan moet je weer een nieuwe laten maken, en dat is gewoon zonde van het geld en de tijd. Het schenkingsrecht was ook een regel die in hun voordeel werkte, want als je gaat verbouwen mogen je ouders een bepaald bedrag schenken. 10. Is/ was er behoefte aan een subsidie? Zou u door deze subsidie actie ondernemen? Die zijn altijd welkom. Ze hebben zonnepanelen gelegd, ook omdat ze de meevaller van de 6%-regeling hadden, en ze hadden de aannemer gevraagd, ze hebben nu een zonnepanelen zonder iets eronder. Als je een dakconstructie laat maken ben je een bepaald bedrag kwijt en dan bespaar je die. En op zonnepanelen zat ook 650 euro subsidie. Het is ook lastig om te weten waar er wat te halen is. En vanuit de provincie was er nog wel iets maar daar zaten zoveel voorwaarden aan vast en kost ook weer veel tijd en energie en dan denk je laat die 500 euro maar zitten, dat weegt dan bijna niet op. Ook voor de asbestverwijdering hebben ze geen gebruik van kunnen maken, ze hadden ook niet zo heel veel. Ze hadden geen asbestplaten maar asbestlijkende platen, die moesten ook verwijderd worden als asbest dus dat heeft ook nog veel gekost.
Toekomst 11. Hoe ziet uw toekomstvisie met betrekking tot uw bedrijf eruit? Uiteindelijk zijn ze 3 jaar bezig geweest met het traject, in juni kregen ze het idee een jaar later kregen ze de eerste vergunning, nog een jaar later de tweede vergunning en in oktober zijn ze toen gaan bouwen en na 3 jaar woonden ze er past echt. Plannen hebben ze alleen met het aanleggen van de tuin en binnen alles afwerken. 12. Had u achteraf gezien andere keuzes gemaakt? Op hoofdlijnen niet. Qua inrichting alleen misschien wat kleine simpele dingen. Hij denkt wel dat het buitengebied steeds meer van de particulieren wordt. Er zullen altijd wel 2 of 3 boeren blijven bestaan per dorp, maar dat je veel meer concentratiegebieden krijgt. En in die concentratiegebieden veel
49 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
grote bedrijven. Ook in heel Nederland krijg je steeds meer overheden en adviseurs en dergelijke en mensen die het echt moeten doen zijn er steeds minder. En die het zelf doen hebben ook al een beter opleiding zodat ze het beter kunnen als vroeger. En tegenwoordig moet er gewoon geproduceerd worden, en dan krijg je steeds grotere bedrijven anders kunnen ze het niet bijhouden, automatisering speelt daar ook een grote rol in, die nemen gewoon het personeel over. Het zou wel ideaal zijn als er een regeling is dat als een boerenbedrijf een bedrijf koopt maar zich daar niet wil vestigen, dat hij het daar kan slopen en ergens anders nieuwbouwen. Zo heb je dan ook alles op een locatie, wat veel idealer is.
Interview agrariër 3 Datum: Situatie: Voormalig bedrijf: Locatie:
22 april 2014 Stallen gesloopt en theetuin gevestigd Varkenshouderij Horst aan de Maas
Algemeen 1.
2.
3.
4.
Hoe is het agrarisch bedrijf (voormalig agrarisch bedrijf) tot stand gekomen? (inclusief ontwikkelingen, overnames, e.d.) Het was een ruilverkavelingboerderij, dus met de ruilverkaveling is dit bedrijf ontstaan in 63. In 86 hebben hun het gekocht van de oude eigenaar, die had geen kinderen en daar hebben ze het toen van gekocht. En in 1999 hebben hun de koeien verkocht en toen hebben ze er een andere bestemming aan gegeven. Ze hadden wel allebei een agrarische achtergrond, maar wel in Brabant. Daar hadden ze een melkveebedrijf, het ouderlijk bedrijf overgenomen. Maar ze zaten midden in het dorp, langs de lagere school. En dat is naderhand het gemeenschapshuis geworden. Ze konden daar niet uitbreiden, later hadden ze wel een vergunning voor het uitbreiden van de ligboxenstal, maar dat was net in de tijd dat de superheffing kwam en die was gebaseerd op veel meer vee en dan zou er in een keer veel minder vee in kunnen. Dus toen hadden ze zo iets van dat heeft geen zin om daar te bouwen. En toen zijn ze gaan kijken om ergens anders te beginnen. Ze kregen de vergunning een week nadat de superheffing was ingevoerd. Zijn jullie toen specifiek voor deze locatie gegaan of hebben jullie ook andere locaties bekeken? Ze zijn ook op andere locaties gaan kijken, ook in het noorden van het land. Toen kwam via een neef van hem bij deze locatie en die hebben ze toen vrij vlug gekocht. Waarom is voor deze (iv, bomenteelt, veeteelt, etc.) agrarische sector gekozen? De melkvee. Ze hadden thuis wel een gemengd bedrijf met varkens, asperges en koeien. Maar het hart lag toch het meeste bij de koeien. Wat is (was) de omvang van het agrarisch bedrijf? (M², aantal dieren) Ongeveer 500.000 liter melk. 30 hectare. Tussen de 60 en 70 koeien.
Leegstand/ factoren 5.
6.
Welke factoren hebben, landelijk gezien, volgens u de meeste invloed gehad op de leegstand van agrarisch vastgoed? Dat er geen andere bestemming opgelegd kan worden. Als op zo’n locatie een klein eenmansbedrijf zou kunnen beginnen, dat zou ideaal zijn, als was het maar een zelfstandige timmerman ofzo of iemand die van huis uit werkt. Welke ontwikkelingen heeft uw bedrijf doorgemaakt waardoor er de keuze is gemaakt om te stoppen, en een theetuin te beginnen? (Hierbij doorvragen op de factoren die een rol gespeeld hebben). Ja, we hebben eigenlijk niet zo voor een theetuin gekozen. Op een gegeven moment zagen we dat er geen opvolging kwam, en er moest nogal wat gebouwd worden, en toen hebben ze gezegd van we stoppen ermee en dan zien we wel wat we gaan doen. Ze waren al die regels ook een beetje zat, strengere eisen en superheffing. Toen heeft hij er eigenlijk voor gekozen om daar vleesvee te gaan houden, maar dat liep ook niet zo goed. Toen hebben ze een paar jaar vleesvee gehouden en toen zijn ze gaan kijken van zullen we er een landgoed van maken met een bed & breakfast kamers en dan een vleesvee tak erbij. Dat was eigenlijk de bedoeling, maar dan zou hier op het perceel een nieuwe woningbouw met een stal erbij, met een 30 tot 40 stuks vleesvee, en dan bed & breakfast kamers. Door de gemeente werd dat flink afgeserveerd, want ze zaten te dicht bij het bos daar. Toen op een gegeven moment kreeg de gemeente een verzoek om projecten in te dienen
50 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
bij de provincie, rood voor groen projecten. Dus als je groen aanlegt dan mocht je bouwen. En daar hadden ze hun project ook voor ingezet. Dus toen werden ze opgebeld, zorg maar dat je een projectplan hebt, dat projectplan moest helemaal overgeschreven worden en dat moest binnen 3 maanden ingeleverd zijn. Toen waren er 34 ingediend. Ze hebben het hele vleesvee gebeuren er toen uitgelaten want dat had in verband met de natuur hier toch geen kans van slagen. En toen hebben ze op de recreatie tak groter ingezet. En van de gemeente moest die van een bepaalde grootte zijn, anders mochten ze niet bouwen. Dus niet zomaar 5 bed & breakfast kamers, het moest groter zijn. Eigenlijk het volume wat we mochten bouwen, want je mag in het kader van de landgoederen regeling, want dat idee hadden ze ook, dan mocht je voor zoveel aanleg van bos en natuur mag je ter compensatie zoveel volume bouwen. En dat kwam daar neer op ongeveer het volume van 3 woningen, haar man denkt meer. Maar het ging er dus vooral over dat het hele gedeelte groter moest zijn. En waar ze naderhand gigantisch veel problemen mee gehad hebben, dat het zo groot was. Ze hadden 6 bed & breakfast kamers en 5 appartementen. Toen zijn ze als 1 van de 10 projecten uitgekozen, als pilot projecten, dat was in 2002. Dat was een van de 10 pilot projecten om hier in Limburg te realiseren en dat zouden allemaal een soort van voorbeeldprojecten moeten gaan zijn, in snelheid in handelen van de provincie, het zou allemaal snel moeten gaan. Toen is het project helemaal uitgewerkt en ontwikkeld. Daar was de gemeente bij betrokken, de provincie, iemand die projectleider was van die 10 projecten, en architect en alles erbij. En dat moest eind 2003 klaar zijn en toen hebben ze het ingeleverd, toen duurde het eerst nog bijna een jaar eer dat het planologisch goedgekeurd werd. Dus er was helemaal geen extra snelheid in. En toen kwam de hele procedure van bestemmingsplanwijziging enzo, het was van te voren beloofd, als het zo goedgekeurd is dan is alles maar formaliteit. Maar dat kwam toch een beetje anders uit. Na die tijd waren we ongeveer 3 jaar bezig, en toen zie de provincie van ja nu kun je beginnen met de bestemmingsplanwijziging, en dan kun je eigenlijk vooraan beginnen, dan ben je al 3 jaar kwijt, het plan was al klaar. Ze waren toen al lang gestopt. Ze waren gestopt en toen zijn ze gaan kijken wat gaan we het voor bestemming geven. Er werd dus daar een tekening gemaakt met allemaal zichtlijnen en op een zichtlijn moet eigenlijk iets staan, op de knopen van de zichtlijnen. Dat moest eigenlijk een eyecatcher worden. En toen hebben ze dat in de tekening maar theehuis genoemd, een prieeltje was het eigenlijk. Van het fietspad daarachter komt een pad en dan was dit eigenlijk een hoek met een haaks kruis, en daar keek je dan zo tegen de voorkant van het huis aan. Dus daar moest een eyecatcher komen te staan en dat is dus theehuis genoemd. En ze zaten eigenlijk met het hele bestemmingsplanprocedure, en de buurman die hielt het tegen, bij elke stap de verder ging diende hij bezwaar in en ook nog iedere keer op het laatste moment. Dus zo lang als hij het kon rekken heeft hij het iedere keer gerekt. Er zouden ongeveer maximaal 30 mensen kunnen verblijven, de gemeente en hun ook, vonden het kleinschalige recreatie, dus dat viel onder categorie 3. En hij had een varkensbedrijf, ook geen uitbreidingsmogelijkheden omdat hij hier dus tegen het bos aanzit, maar hij vond dat het categorie 1 zou moeten zijn. Een beetje te vergelijken met een ziekenhuis, een centrum, ergens waar veel mensen tegelijk zijn. Die procedure heeft helemaal tot aan de raad van staten gelopen, en bij de gemeente ook nog een keer een fout gemaakt omdat ze een besluit van de gemeenteraad niet gepubliceerd hadden, dus toen het allemaal naar de raad van state moest toen kwamen ze erachter dus toen moest het vanaf dat moment weer helemaal opnieuw. Dus toen hebben ze ook meer dan een jaar vertraging gehad. En toen uiteindelijk in het einde van 2007 heeft de raad van state uitspraak gedaan dat de buurman geen gelijk had dus toen konden ze weer vooruit. Het ondernemersplan moest ook helemaal opnieuw omdat het nu alweer zoveel jaar later was, en de bestektekeningen moesten naar aannemers toen om aan te besteden enzo. Dus daar ging toch nog wel een heel tijdje overheen. En toen lag het eigenlijk allemaal net bij de bank en toen begon de crisis. En toen zei de bank van nee, dat doen we niet. Ze zeiden van verkoop eerste je eigen huis maar, en toen vroeg hij van als we ons huis verkocht hebben, krijgen we dan de financiering, maar dat konden ze nog niet met zekerheid zeggen. Dan weet je gewoon van ze willen eigenlijk helemaal niet financieren. En toen dat prieel wat hier eigenlijk gepland was, de bouwvergunning daarvan had de buurman even niet in de gaten gehad, hij had wel een bezwaar ingediend maar dat was te laat binnen gekomen. En toen hebben ze de prieel alleen gebouwd en verder de tuin en alles aangelegd, dus in augustus 2008 zijn ze daarin begonnen met het theehuis. Dan konden ze vast ergens mee starten. En het heeft vanaf het begin af aan toch wel goed gelopen, alleen het is seizoensgebonden. En steeds meer mensen begonnen hun te vinden. En eerst hadden ze 3 tafeltjes binnen staan, en 3 jaar geleden
51 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
heeft hij er rondom een stuk aangebouwd. Nu zijn ze in de winter 2 maanden gesloten, januari en februari, en vanaf de herfstvakantie tot mei zijn ze alleen de zondagen open. En de vergunning voor het huis en alles ligt er nog steeds. 7. Want de oude boerderij hebben jullie helemaal afgebroken? Nee, die heeft hier niet gestaan. Die stond een 100 meter verder en daar wonen ze nu nog steeds. De stallen zijn vorig jaar afgebroken, dat moesten ze ook. De agrarische bestemming is eraf gehaald en ze moesten de stallen dus saneren en dat hebben ze vorig jaar gedaan. Ja er mocht wel wat blijven staan, een grote loods staat er nog. Dat stond aan het huis vast en hoorde bij de uitstraling van de woning dus dat mocht blijven staan. En het theehuis staat nu gewoon op hun grond achter de boerderij. 8. En die boer hiernaast, die bezwaar had gemaakt, waarom wilde die perse naar categorie 1 gaan? Dat was zijn reden voor bezwaar. En het rare is eigenlijk, hij kon zijn stankcirkel nooit uitbreiden. En door er categorie 1 van te maken dacht hij het tegen te kunnen houden. Ze denken dat het pure jaloezie is, hij was 60 en had geen opvolger. Hij had wel een plan om uit te bereiden, hij had wel tekeningen liggen. Maar toen de uitspraak was geweest van de raad van state, had hij zijn stallen binnen een half jaar afgebroken. En hij wist dat de provincie achter hun stond. 9. Zijn jullie nog wel van plan om dit door te zetten? Ja, het woonhuis, in eerste instantie zouden we geen vergunning krijgen om het woonhuis apart te bouwen, het zou allemaal in een keer gebouwd moeten worden. Nu hebben ze eigenlijk wel een toezegging. En ze zijn zelf ondertussen ook al een stuk ouder, hij wordt volgend jaar 65. En bed & breakfast en appartementen, die markt is ondertussen in die jaren ook een beetje afgenomen en zoveel mensen zijn die kant ingestoken. Dit zou dan wel het luxe segment worden, maar dat is ook nog maar de vraag of je daar je brood mee kunt verdienen. Maar dit (het theehuis) is eigenlijk ook iets maar eigenlijk ook weer niks. Je hebt geen continuïteit. En als je het zou willen verkopen zonder woning, zijn ze eigenlijk verbonden aan de vergunning die erop zit. Maar het toont eigenlijk ook niet zo, er moet eigenlijk en gebouw staan. En ze hebben er ook wel eens over gedacht om op zorg of iets in te steken. Het heeft gewoon allemaal tegengezeten. Als het wel zo snel was gegaan als de provincie had gezegd waren ze 10 jaar geleden al bezig geweest. Ze hebben ook nooit geen terugkoppeling meer gehad van de provincie. Hij denkt dat er heel weinig gerealiseerd zijn.
Knelpunten/ behoeften 10. Bent u belemmerd in de keuzes die u hebt (of wilde) gemaakt? Zo ja, wat waren deze belemmeringen? Ze denkt dat als ze toen een mooie woning met een paar kamers en het vleesvee, zoals het plan was, hadden uitgewerkt, was het minder groot en hadden ze ook minder bezwaarschriften gehad. Hij denkt dat het er dan veel sneller doorheen gegaan was. Ze hadden niet zo op het recreatieve in moeten steken, zij had gewoon een baan buitenshuis, dan was het meer als nevenactiviteit geweest. Ze hadden toen het melkquotum en alles verkocht, dus financieel had het ook niet zo’n aderlating geweest als het zo met het project. En dan hadden ze het grote volume misschien ook nog wel e gebouwd, dat hadden ze altijd in 2 instantie kunnen bouwen. En de belemmering waar je later tegen aan loopt, je hebt een groot vermogen, je hebt hier je hele kapitaal inzitten en het brengt niks op dan. Of je moet het verkopen maar goed het is een landgoed, het zou eigenlijk gunstig zijn als het gewoon binnen de familie blijft. En ze gingen er wel helemaal voor, hier gaan ze ook helemaal voor en het loopt ook goed. En als je de mensen hoort en ziet, die vinden het fantastisch wat ze daar neergezet hebben. En zondags als het goed weer is zit het er helemaal vol. Maar dat zijn van die piekmomenten. Ze hebben wel eens gezegd van als ze het hele idee nou niet hadden uitgewerkt en hadden ergens een leuke boerderij gekocht en daar iets leuks van gemaakt. Hij doet alles zelf, hij heeft daar ook alles zelf gebouwd en gedaan. Dan hadden ze het waarschijnlijk veel beter gehad. Maar goed, dan had je je geld misschien weer verkeerd belegd. En dat is achteraf praten, je moet eigenlijk vooruit kijken. 11. Welke keuze had u gemaakt met betrekking tot het beheersen van uw agrarisch vastgoed als u niet aan regelgeving en beleid verbonden was? Dan waren ze met het allereerste plan aan de slag gegaan. Dat had er misschien ook wel iets anders uit komen te zien als het eerste idee was. 12. Zijn (waren) er behoeften op het gebied van beleid en regelgeving voor het beheersen van uw agrarisch vastgoed?
52 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Ja, als regels er niet geweest waren.. Het grote probleem is natuurlijk de stankcirkel. De stankcirkel was eigenlijk ingesteld om varkensbedrijven te belemmeren om uit te bereiden als hij huizen binnen zijn cirkel had. Maar de varkenshouders hebben naderhand de zaken omgedraaid. De varkenshouders claimde dat hele gebied, dat het van hen was, dat er niks binnen gebouwd mocht worden. Het werkte net andersom als waar het voor bedoeld was. Ja, en verder de hele regelgeving, waar ze nu nog steeds tegenaan lopen. Ze willen bijvoorbeeld een drankvergunning, dan loop je er weer tegen aan dat je een omgevingsvergunning aan moet vragen. Dat hebben ze toen specifiek eigenlijk niet gedaan, om de buurman niet nog meer in handen te geven. Ze wilde op een andere plek een meer permanent gebouw plaatsen, met keuken en al, maar de gemeente wil niet meewerken aan een drankvergunning. Dat is het beleid, ze willen geen feesten en partijen e.d. in het buitengebied. En je moest aan de bouwbesluiten voor horeca voldoen en er moet toch een omgevingsvergunning voor aangevraagd worden. Dat zijn allemaal van die dingen, daar moet je dan weer achteraan en moet je weer uit laten zoeken. Het is niet dat je zegt van het werkt allemaal mee. 13. Zijn (waren) er op andere gebieden behoeften voor het goed kunnen beheersen van uw agrarisch vastgoed? Ja, in landgoederen daar zijn niet zo heel veel mensen in gespecialiseerd. Je moet daar toch weer advies, diensten en mensen hebben die daar wat meer kennis van zaken hebben. Dat hebben ze ook wel gehad, maar dat kost allemaal kapitalen. Bij de gemeente was er ook weinig kennis over landgoederen. 14. Is/ was er behoefte aan een subsidie? Zou u door deze subsidie actie ondernemen? Ze hebben vanaf het begin subsidieadviseurs gehad. Een gedeelte was gewoon de geregelde subsidies, zoals de bossubsidie. Een subsidie voor de aanleg van bos. Een subsidie van 30 jaar die je krijgt en dat maakt het ook aantrekkelijker om een landgoed te realiseren. Maar achteraf, wat ze aan extra subsidies, niet de gewone reguliere subsidies die je gewoon aan kunt vragen, die bossubsidie is gewoon een reguliere subsidie, daar hoef je als bedrijf niks voor te doen, het ging om 370.000 voor 8 hectare en ze vroegen wel 10% daarvan. Verder hebben ze weinig dingen binnen gehaald. En van de provincie kregen ze ook nog 15.000 gulden extra voor de bossubsidie. Daar wilde de provincie naderhand onderuit. Na veel praten werd het 7.500 gulden, en toen heeft hij een keer de gedeputeerde uitgenodigd bij hun. En voor alle projecten die ze aannamen was gold dat, maar dat was alleen voor stedelijk gebied zei hij toen, maar dat was er niet bijgezegd. Maar daar hebben ze naderhand ook nog een heel bedrag gekregen. Maar dat heeft hij helemaal moeten regelen, terwijl die adviseur 10% kreeg, en hij was er ook vanaf het begin bij dus hij had dat ook moeten weten. En ze hebben ook pop-subsidies, Europese subsidies, gehad. Met name voor de aanleg van paden en het theehuis. Alleen voor het afbreken van de stallen kwamen ze niet in aanmerking voor subsidie. En dat was ook een eis, toen alles eigenlijk rond was, toen kwam er ineens een eis van de provincie dat ze de stallen af moesten breken. Hij denkt ook van hij heeft die stallen af moeten breken en de varkenshouders hebben er een bouwplaats voor teruggekregen en hij niks. Dus dat moest afgebroken worden, en toen kwam de belastingdienst. Die zeggen dan van je hebt een leuk bouwterrein gehad, dat is agrarische grond, een bouwterrein, daar moet je zoveel belasting over betalen. Maar hij heeft daar bos voor moeten aanleggen. Je levert een agrarische bouwkavel in, daar krijgt hij een bouwkavel terug, en hij moet 8 hectare bos aanleggen. Dat is een beetje dubbelop. Het correspondeert allemaal niet met elkaar. En natuurlijk ook door de tijd die eroverheen gegaan is, veranderen regels. En waar je ook tegen aan loopt, ook door de lange duur van het traject, dat mensen waar je zaken mee doet en afspraken mee maakt, die zitten de volgende gemeente raad er niet meer en ambtenaren die van baan veranderen. Je maakt mondeling afspraken met een ambtenaar, na 2 jaar gaat hij weg en dan weet niemand meer iets.
Toekomst 15. Hoe ziet uw toekomstvisie met betrekking tot uw bedrijf eruit? Hij zou toch wel graag het huis binnen niet al te lange tijd willen bouwen. In ieder geval het woonhuis met een paar bed&breakfast kamers. Dat ze in ieder geval dat gedeelte van het plan kunnen realiseren en dan kunnen ze aan het theehuis ook iets meer cache geven. En dan de horecatak wat sterker
53 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
ontwikkelen zodat het ook een levensvatbaar bedrijf is. Waar je op een gegeven moment iemand anders op kunt zetten, zodat het daarvoor ook rendabel is. 16. Verwacht u hier nog tegen knelpunten/behoeften aan te lopen? Ja, misschien de bank. Dan moeten ze toch eerst hun eigen huis verkocht hebben. En hoe ze het gaan bouwen of in laten schrijven of dat ze gewoon na werktijd of iemand die als voorwerken die bij een aannemersbedrijf stopt. Eerst moet eigenlijk de huizenmarkt wat beter zijn en bij hun thuis moet eigenlijk nog veel te veel gebeuren. Want die stallen zijn eraf gebroken en als straks het seizoen open gaat zit hij de hele dag hier en zij doet het gebak en de boodschappen en de hele achtergrond. Dus dat is volop werken, ze hebben wel wat personeel, allemaal studenten maar die zijn er alleen in het weekend en in vakanties en je moet er toch altijd zelf zijn. En er moet zoveel bijgehouden worden. In de zomer blijft er weinig tijd voor over. De puin van de stallen en dergelijke, heeft het hele jaar achter het huis gelegen, dat is nu allemaal wel weg, maar dat moet toch allemaal weer op orde gemaakt worden voordat het verkoopbaar is. 17. Had u achteraf gezien andere keuzes gemaakt? Ja, dat hadden ze al verteld. Als ze dit allemaal geweten hadden, hadden ze het toen misschien wel verkocht en daar specifiek gezocht naar een mooie locatie, een oude care boerderij in midden of zuid Limburg. Dan hadden ze wat ze nu aan ontwikkelingskosten kwijt zijn geweest toen een hele boerderij voor kunnen kopen. Dat is het nadeel, en ze kennen ook wat meer mensen in de horeca en die zeggen van als je de binnenkant veranderd daar kraait geen haan naar. Maar als je de buitenkant veranderd of iets nieuws bouwt moet je alle vergunningen in orde hebben en dat duurt jaren en jaren. En als ze op de bestaande locatie verder gegaan waren was misschien wel makkelijker geweest dan helemaal nieuw. Dan loop je niet tegen al die problemen aan. Maar goed, het is een ruilverkavelingsboerderij, een gebouw uit de 60er jaren, het heeft niet echt iets. Ze hebben ook altijd gezegd, toen ze hier kwamen wonen, het huis heeft helemaal niks. Het is een vierkante blok omhoog gebouwd, heel praktisch ingericht, een heel zakelijk huis. En omdat ze met dat plan bezig waren hebben ze er ook nooit echt iets aan gedaan, want je kunt er best iets van maken, iets met een sere of een aanbouw. En nu hebben ze ieder jaar iets. In de winter investeer je van alles om het beter te maken. Ze hebben de oprijlaan verhard en er moet een nieuwe poort komen.
Interview agrariër 4 Datum: Situatie: Locatie:
22 april 2014 Varkensbedrijf en één stal omgebouwd Horst aan de Maas
Algemeen 1.
2.
3.
Hoe is het agrarisch bedrijf (voormalig agrarisch bedrijf) tot stand gekomen? (inclusief ontwikkelingen, overnames, e.d.) Het is een familiebedrijf, zijn opa heeft hier al gewoond, daarna zijn vader en uiteindelijk hij. Het is begonnen als een gemengd bedrijf met koeien, kippen, varkens en akkerbouw. Zijn vader heeft dat gespecialiseerd naar varkens en akkerbouw. Ongeveer 20 jaar geleden is hij erbij gekomen in het bedrijf en toen vooral gericht op de varkens. Akkerbouw was niet zijn hobby en de verdiensten waren ook minimaal, varkens was meer zijn ding. Hij heeft zich gespecialiseerd in zeugen en vleesvarkens. Zeugen is mooi en interessant vind hij en vleesvarkens is meer economie en productie. Waarom is voor deze (iv, bomenteelt, veeteelt, etc.) agrarische sector gekozen? Het heeft meegespeeld dat ze thuis een eigen bedrijf hadden, dat hij er langzaam in is gerold. Het is niet echt een keuze geweest, onbewust denkt hij. Hij was 20 jaar, hij was ook bijna profvoetballer geweest maar op een gegeven moment moet je een keuze maken. Zijn vader was toen ook al 60 dus je moet een keuze maken. Als het alleen akkerbouw was geweest was hij er wel aan begonnen maar was hij gestopt want het was niet zijn ding. En varkens is wel zijn ding, hij vind het leuk en interessant en hij wil vooruit. Hij vindt zichzelf geen prototype boer maar hij is wel een ondernemer. Wat is (was) de omvang van het agrarisch bedrijf? (M², aantal dieren) Hij heeft nu 400 zeugen en een kleine 3000 vleesvarkens. Hij is in horst nog een stal bij aan het bouwen voor 2500 vleesvarkens. Dan heeft hij ongeveer 500 zeugen en dikke 5000 vleesvarkens.
54 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
De stal waar nu het zwembad is heeft zijn opa gebouwd, 2 stallen heeft zijn vader gebouwd en de stukken erachter heeft hij zelf gebouwd, toen heeft hij het hele bedrijf verdubbeld. Hij zegt altijd vroeger was hij boer, toen moest je met emmers voeren en met de verdubbeling heeft hij de omslag gemaakt naar automatisering. En nu is het dus meer controle.
Leegstand/ factoren 4.
Welke factoren hebben, landelijk gezien, volgens u de meeste invloed gehad op de leegstand van agrarisch vastgoed? De vooruitgang, je moet vernieuwen, en vernieuwen kun je grootschalig of kleinschalig doen. Bijv. bij oude boerderijtjes, je kunt ieder jaar een hokje doen, maar dan zit je 10 jaar in de ellende en van het ene rolde in de ander. En de tijd wijst uit, dat is ook weer agrarisch, vroeger had je varkens en dat zette je er 10 bij en dan weer 10 en zo door, maar dat is financieel niet efficiënt, en tegenwoordig heb je 100 varkens en die stal wordt plat gegooid en er komen er 200 in. Je bouwt een nieuwe stal die modern is, waar je alles mee kunt. Maar als hij plat wordt gegooid dan is het goed, dan is hij weg. Maar vaak blijft die oude stal staan en wordt erlangs nieuwgebouwd die veel groter en efficiënter is. en zeker in de varkenssector, de rendementen van Albert Heijn hebben ze niet, het gaat om 1 of 2 procent. En als je 2 procent marge hebt ga je niet zomaar een stal opruimen, dat doe je niet. En veel boeren hebben ook nog interesses erlangs die ze dan mooi in zo’n hokje kunnen doen, gereedschapshok of carnavalshok of noem maar op. Hij vind dat het er hier in Nederland nog vrij netjes uitziet, hier wordt nog af en toe iets gesloopt, als je kijkt in Engeland ofzo daar staan vaak de gebouwen van 100 of 200 jaar geleden nog. En juist ook die oude gebouwen krijg je criminaliteit door, en zooi en ongedierte. En hij vindt het dan een taak van de overheid om daarvoor subsidies of opkoopregelingen te ontwikkelen. Want een boer is economisch, want afbreken dat kost geld en als de overheid zegt dat willen we jou vergoeden of een vierkante meter prijs of iets dergelijks dan worden in ieder geval die oudste gebouwen afgebroken en dat vindt iedereen prettig, de burgers, de boer en de gemeente. 5. Welke ontwikkelingen heeft uw bedrijf doorgemaakt waardoor er de keuze is gemaakt om te stoppen, herontwikkelen, uitbreiden, leeg te laten staan? (Hierbij doorvragen op de factoren die een rol gespeeld hebben). Ze konden in die stal geen varkens meer houden met de huidige regelgeving, het was te kort bij de buren en bij de bebouwde kom. En zo kort bij de buren wil je zelf eigenlijk ook geen stank veroorzaken. De stal was nog wel van die aard dat hij het jammer vond om hem plat te gooien, hij had een spouwmuur, dus platgooien was nog geen optie. En van het een komt het ander, je had hem kunnen bewaren als reststal voor als er ziektes komen of iets dergelijks, maar het staat er dan maar te staan. En dan is dit een goede tussenoplossing. Er zit nu een zwembad in en een voetbalhalletje. Doordat het een varkensstal was zaten er al putten in en voor het zwembad moest er dan nog een stuk uitgegraven worden en het voetbalhalletje zit in de put. Het voetbalhalletje wordt ook gebruikt door de plaatselijke voetbalclub, jeugdteams van zijn zoontjes maar ook de senioren. Hij geeft aan dat dat ook goed is voor de PR, als er zoveel mensen gebruik van maken en profijt van hebben creëer je ook meer draagvlak in de omgeving. Hij vraagt ook nergens huur voor of iets. De locatie heeft nog wel een agrarische bestemming. De hoofdactiviteit blijft wel agrarisch en hij verdient er geen geld mee dus we denken dat het ook niet herbestemd hoeft te worden.
Knelpunten/ behoeften 6.
7.
Denk jij dat als agrariërs stoppen ze dan belemmerd worden door het beleid of de regels als ze er iets anders mee willen doen, slopen of herbestemmen? Hij denkt het niet, hij denkt dat je als ondernemer klaar kunt krijgen om er bijvoorbeeld aardappelen in te doen of opslagloods van printers of iets dergelijks. Hij kent wel een aantal mensen die van hun loods opslagloods hebben gemaakt. Zolang je geen overlast veroorzaakt voor de buurt, of er nu een kwekerij inzit of varkens, dat dat niet veel uitmaakt. En sinds ze die luchtwassers hebben, ruik je het ook veel minder en heb je minder vliegen. Hij ziet weinig verschil meer tussen een grote loods voor kwekers of voor varkens. En of er nu printers inzitten of papier of wat dan ook, er komen vrachtwagens brengen en vrachtwagens halen, het blijft hetzelfde. En tegenwoordig kun je met de overheid ook praten en onderhandelen dus hij ziet dat niet als een grote belemmering. Maar dat merk je dan pas want het is nu een grijs gebied. Als het in de toekomst slecht gaat met de sector zou je dan overwegen om er iets anders mee te doen?
55 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Ja als het zo slecht gaat dat je er geen varkens meer houdt, hij weet niet of het dan zijn hoofdbaan wordt maar hij zou er wel iets mee doen. Als je alles uit de stallen haalt is het één grote hal en daar moet je iets mee doen, dat kun je niet zomaar laten liggen en kun je ook niet afbreken omdat het nog zo jong is.
Toekomst 8.
Hoe zie jij in Horst aan de Maas de toekomst van de agrarische sector? Het is moeizaam in horst, we zitten wel in Limburg, dat is nog een klein voordeel. Hij denkt dat Limburgse varkensboeren iets reëler zijn. Brabanders zoeken vaak de grens op en gaan er net overheen en Limburgers zijn meer van wat mag dat doen we en niet veel meer. We hebben de LLTB nog en de provincie is redelijk agrarisch, in Venray willen ze zelfs meer varkensboeren hebben en dat gevoel heeft hij in Horst niet, hier hebben we ook Toverland en meer toerisme. En horst zelf is ook een boerendorp en de dorpen eromheen ook, hij denkt dat ze het nu nog niet zo heel slecht doen. Dat nieuw gemengd bedrijf is een hekelpunt en dat is landelijk ook een hekelpunt. En of we daarnaar toe moeten willen twijfelen alle varkensboeren over. Op het moment dat er 10 gemengde bedrijven staan, dan kunnen hun er alle 100 mee ophouden. We hebben meer dan genoeg varkens om zelf op te eten dus een deel moet toch weg, maar dat heb je ook met printers en televisies. Hij kan zich voortellen dat de algemene opinie toch een beetje huiverig is voor megabedrijven. Zelf denkt hij daar ook wel eens over na, hij werkt de hele dag in de varkens, is dat wel gezond en als die een ziekte krijgen krijgt hij die dan ook.. Maar van de andere kant de mensen van de boerderij zijn veel sterker dan de mensen van de stad. Maar de stank is nu een heel eind opgelost, vroeger zat je ook nog echt in de stank. Geur is een heel eind opgelost, en de gezondheid gaat ook de goede kant op, de varkens moeten gezonder en de medicijnen mogen ook niet meer allemaal. 9. Je zei net dat Brabanders meer het kantje van de wet opzoeken maar denk je dan dat Brabant de regels strakker heeft, dat ze minder mogen waardoor ze die randjes opzoeken? Dat denkt hij niet, misschien is de wetgeving vanuit het verleden al strenger in Limburg en komt dat nu pas in Brabant. 10. Hoe ziet uw toekomstvisie met betrekking tot uw bedrijf eruit? Hij is 43 en hij zegt dat je tot de 50 moet blijven investeren. Als je 10 jaar niks doet loop je alweer achter en dat wil je niet. Ze zijn nu aan het investeren. Een paar jaar geleden hadden ze een levensplan gemaakt en daar stond in dat ze hier thuis het aantal zeugen willen verdubbelen naar de 800. En bij de andere locatie in Horst waar eigenlijk niemand woont en geen bossen liggen, waar niemand last van hun heeft daar komen dan 8000 vleesvarkens in totaal en qua aantallen is dat de stop voor hem. Ze hebben het nu 7 jaar het bedrijf en 7 jaar hebben ze niks gedaan en nu moeten ze van de overheid ze moeten nu minder ammoniak produceren en hebben ze besloten om er een stal bij te zetten zodat ze gemiddeld minder ammoniak produceren en daardoor merk je wel dat je een hele vooruitgang maakt met het hele bedrijf, het hele bedrijf ontwikkeld zich nu toch wel weer harder als dat ze het niet hadden gedaan. En ook voor jezelf, voor de vooruitgang en je wilt niet achter komen te lopen moet je toch iedere 10 jaar iets doen. Maar boven de 50 moet je niet meer teveel doen want, vroeger had het bedrijf nog een restwaarde maar hij heeft wel het gevoeld dat dat de kassenwereld, de champignonwereld achteraan gaat, als die 65 zijn en hebben nog 1 hectare kas staat hebben ze er helemaal niks aan, en datzelfde gaat de varkenswereld ook een beetje naartoe. Als je dalijk 65 bent en je hebt nog een schuld ste van 2 miljoen en nog een bedrijf wat niks meer waard is heb je ook een probleem. Dus als je op je 50 ste niks meer doet, is zijn theorie, dan hoopt hij dat hij op zijn 65 geen schuld meer heeft en wat je heb heb je dan en is dat veel waard heb je geluk en is het niks waard heb je pech, het zal er wel ergens tussen in hangen denkt hij, hij ziet wel dat het niet meer die restwaarde heeft dan wat het vroeger had. 11. Denk je dat je nog opvolging hebt? Hij heeft 3 zoons maar hij heeft geen idee. 9, 11 en 13, het zijn geen echte boeren maar dat was hij zelf vroeger ook niet, hij ging op woensdagmiddag ook liever voetballen dan dat hij bij de varkens ging helpen. En veel vergeten dat je en boer bent en ondernemer want dat investeren is veel belangrijker om dat goed te doen dan 20 uur kei hard te werken. Een leuke uitspraak van zijn vader: je werkt te hard en je denkt te weinig, dat hebben veel boeren volgens hem. Het is vaak werken, werken, werken maar je moet goed nadenken over wat je aan het doen bent en als je te hard werkt vergeet je dingen en gaan er dingen fout, dus eigenlijk kun je dan beter personeel of ad hoc iemand inhuren zodat je wel werkt maar alles wel perfect doet. Maar het gaat niet goed dus ga je nog harder werken dat is onbewust maar best logisch maar dat is wel de kunst om dat af en toe te tekkelen. 12. En je hebt wel bewust gekozen voor een nieuwbouwstal en niet iets anders overkopen?
56 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Hij heeft 2 locaties, hij heeft in het verleden 3 locaties gehad en dat is niet ideaal en 2 is voor hem wel de max. Je locatie kost toch geld en het transport ook. En als er alarm is ga je toch even kijken. En je hebt evengoed gas water en elektrisch op 2 aansluitingen terwijl je dat ook op 1 kunt hebben. 13. Had u achteraf gezien andere keuzes gemaakt? Nee hij heeft van weinig dingen spijt. Hij had langer moeten blijven voetballen zegt hij, dat had hij ook half half kunnen doen naar zijn mening. Maar misschien had hij dit bedrijf dan niet gehad dus dan had hij er ook wel spijt van gehad, maar misschien was hij dan profvoetballer geweest, haha. Maar misschien misschien misschien. Maar zo bedrijftechnisch heeft hij nergens spijt van. Het zwembad weet hij ook niet of hij dat iedereen aan kan bevelen. Van het voetbalhok hebben ze nog bijna meer plezier als van het zwembad, de combinatie is wel leuk. Terwijl je eerder zou denken dat het andersom is, je denkt ik ga iedere dag zwemmen maar in de praktijk ga je niet iedere dag zwemmen, zomers doe je dat af en toe. Met de kinderen merk je dat heel erg, toen was het nieuw en wilde ze iedere dag zwemmen en nu is de nieuwigheid ervan af. Je hebt nu echt fases zomers wordt er veel gezwommen en dan tegen de winter aan krijg je de sauna en het zwembad. Ze gaan ook niet veel meer buiten voetballen, er staan wel goaltjes en plek genoeg maar of het waait of het regent of de zon schijnt of het gras is nat of te lang en de bal is altijd weg. In het hok is de bal altijd in de buurt.
Interview agrariër 5 Datum: Situatie: Voormalig bedrijf: Locatie:
23 april 2014 Stallen gesloopt Varkenshouderij Horst aan de Maas
Algemeen 1.
2.
3.
Jullie hebben hier zelf een agrarisch bedrijf gehad? Hij heeft daar een varkenshouderij gehad. En op een gegevenmoment komt door wetgeving, kun je niet meer uitbreiden en hij had geen opvolger en hij werd ouder, kreeg gezondheidsproblemen en door wetgeving kon hij niet uitbreiden. Ze werden belemmerd door de bossen, daardoor mochten ze niet uitbreiden, dit betekend naar de toekomst toe dat hij niet meer verder kon. En de provincie, en landelijk, hebben toen gezien dat sommige benadeeld werden en toen hebben ze uitgevonden om bedrijven met een bepaalde grote in aanmerking komen voor verplaatsing. Maar ze hebben toch gekozen voor de gezondheid en hebben toch verplaatst. Dit bedrijf is volledig gesloopt en verplaatst naar Oirlo. En hebben jullie het bedrijf daar zelf verder gezet? De keus was of ze het zelf gingen verplaatsen of dat ze het een ander lieten doen. Dat was niet interessant voor naderhand als je het moet verkopen. Want als je een bedrijf sticht, een nieuw bedrijf maakt, dan krijg je door allerhande maatregelen subsidies en belastingaftrek en dan kost een bedrijf eigenlijk geen 100%, waarschijnlijk maar 50%. Dus als je het na 2 jaar verkoopt is het eigenlijk te duur, er zijn allemaal regelingen waar je van kunt profiteren, belastingvoordelen, die gelden alleen voor de eerste eigenaar. Dus als ik het gedaan had en hij was 2 jaar daarna gestopt dan was het bedrijf 100% te duur geworden en dan was het onverkoopbaar geweest en had hij nog niks verdiend. En op die leeftijd denk je van het zal wel maar, hij was op dat moment rond de 60. Maar ze hebben het in principe eerst verkocht aan een ander die toevallig net bouwplannen had. Dat werd allemaal geaccepteerd bij de provincie. Hij had een bouwkavel en op een gegeven moment mochten er geen nieuwe bedrijven meer komen alleen in LOG-gebieden. En via adviseurs en dergelijke zijn ze bij elkaar uitgekomen. En voor hem was er maar één oplossing. En die er niet voor in aanmerking kwamen of die het niet gedaan hebben, dat rot allemaal weg, en dat staat daar en daar wordt nooit meer iets aan gedaan. In de politiek is maar één ding, als er in de politiek iets haalbaar is betekend het dat het geld opbrengt. En de politiek is lange termijn denken. En als je niet aan regelgeving verbonden was had je het zelf uitgebreid zodat het verkoopbaar was? Dan was hij waarschijnlijk gewoon doorgegaan. Iedereen moest zich aanpassen aan de nieuwe regels de laatste 5 jaar. Dan kun je het beter afbreken en nieuwbouwen want dat is goedkoper als het bestaande aanpassen aan de nieuwe regels. En dan werkte het nog niet dus dan komt er op neer dat er
57 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
4.
5.
6.
7.
8.
9.
allemaal nieuwe stallen gebouwd worden. als dat dus haalbaar was, dat betekende dan verdubbeling. Het woord verdubbelen is in in de agrarische wereld. Dus die gingen allemaal van 2.000 varkens naar 4.000 varkens want anders was de stal niet interessant. Dat is wat er de laatste jaren gebeurd overal. Het zijn ook geen boeren meer maar ondernemers. Dus moeten ze ook een hogere opleiding gehad hebben want anders kun je geen leiding geven. Waren er ook nog andere dingen, buiten het beleid om, die je hebben belemmerd? De gezondheid had er ook mee te maken. Hij heeft rugproblemen gehad en na de laatste operatie zeiden ze dat hij nog maar 10 paar kilo mocht tillen. En dat is lastig met een agrarisch bedrijf. Als er ’s morgens een dood varken ligt, en hij is alleen en hij moet er toch uit. En dan sta je te wachten op het moment dat het misgaat. En dan kom je tot de keuze om te stoppen. En daar heb je wel even voor nodig om dat te verwerken, je hebt toch alles zelf opgebouwd. Welke factoren hebben, landelijk gezien, volgens u de meeste invloed gehad op de leegstand van agrarisch vastgoed? De schaalvergroting, en dat kun je niet tegenhouden. Vroeger is hij in Amerika geweest, en toen gingen hem ook de ogen open daar want toen was daar alles groot en dat was toen hier nog niet. En hij heeft gemerkt dat alles wat in Amerika is, was binnen 3 jaar hier. En dat is dus ook zo gegaan ongeveer. Het zijn dus maar echt sommige ondernemers die nog de verplichtingen aangaan. Vroeger kon zo maar iedereen beginnen, maar dat is nu voorbij. Je moet nu de feeling hebben en het is wel handig als je er een beetje verstand van hebt. En dan de kapitalen die er in omgaan, de banken zijn sinds vroeger wat feutiger geworden, en nu gaat het gewoon op kennis en dan krijg je dus geld of niet. En voor jonge boeren is het natuurlijk ook heel moeilijk om te beginnen uit het niks? Het systeem hoe hun begonnen zijn van klein naar groter, dat bestaat niet meer. Je moet nu ouders hebben die veel geld hebben of je moet er de feeling voor hebben. En als jij kijkt naar de kassenwereld. In Californië daar staan kassen van 4, 5, 6 hectare en als je kijkt hoeveel er daaraan failliet gaan. De ene gaat failliet en er komt weer een nieuwe in. En je bent nu eigenlijk gewoon werknemer van de bank. En hoe is jouw agrarisch bedrijf ontstaan? Hij kwam uit een boerengezin. Vroeger was het allemaal gemengd, koeien, varkens, enz. Hij koos er op een gegeven moment voor om boer te worden, hij kon redelijk goed leren maar hij had geen zitvlees. Hij heeft het bedrijf toen met z’n broer overgenomen van zijn vader, ofja het was een pachtbedrijf en toen hebben hun dat met z’n tweeën gepacht. Ze hadden wel aparte dingen maar wel op hetzelfde bedrijf. En toen heeft hij ervoor gekozen om op deze locatie verder te gaan in de varkenshouderij. Nog een tijd lang asperges bij gehad. Toen heeft hij de asperges laten vallen omdat het in de asperges tijd veel te druk was. Dus alle stenen die er stonden heeft hij er zelf neergebouwd. Het oorspronkelijke bedrijf van zijn ouders heeft zijn broer nu voortgezet. En zijn broer heeft een zoon en die heeft dat nu weer voortgezet. Maar dat bedrijf is volledig op de akkerbouw en tuinbouw verder gegaan. Maar die zoon is alleen een heeft dus ook geen opvolger. Er is geen een jongere meer die nog agrariër wil worden, je moet er tegen kunnen en je moet er met twee man tegen kunnen. Toen jullie hier gesloopt hebben had je toen nog behoeftes aan bepaalde regelgeving? Eerst is die opkoopregeling geweest, ze wilde die varkens allemaal weg hebben. De varkens begonnen de politiek te vervelen. Maarja, ze hadden de vergunningen gegeven en alles werd met die Hinderwetvergunningen tegen de gemeentes belemmerd met uitbreiding dus iedereen was er eigenlijk de dupe van. Hun kregen een stankcirkel van 300 meter en binnen die 300 meter mocht er niks meer. En dat ging op termijn alleen maar fout. Op een gegeven moment heeft de politiek ervoor gekozen van die varkens doen we weg. Heb je in de toekomst nog plannen op deze locatie? Toen ze daar gesloopt hebben toen dachten ze dus van we wonen hier graag en ze wilden het spul een beetje in waarden proberen te houden zodat het straks ook verkoopbaar is. Één stal zouden ze toen mogen laten staan, die stond er nog maar 10 jaar en daar hebben ze een vergunning voor gekregen alleen zijn ze geen ondernemer meer voor de belasting, dus alles is privé. Ze hebben er een vergunning op voor paardenhouderij, toen op dat moment liep dat allemaal goed en er ligt een mooi stuk grond bij dus het is een mooie locatie voor een paardenhouderij. En dat willen ze even zo laten want hij heeft zelf niks met paarden. En de paardenhouderij is ook verdubbeld en alles, dus de kleine zijn er niet meer en die locaties zijn niet meer zo in trek. Maar ze kunnen zich goed redden. En er zitten zwaluwnestjes in en die poepen alles vol. En die laatste 10.000 euro doen hem ook niks meer. En je moet alles, de contracten enzo waterdicht hebben. Hij heeft zich er wel eens in verdiept maar hij is er niet aan begonnen.
58 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
10. Staat die oude stal nu leeg? Ja, die staat gewoon leeg. De inrichting is er helemaal uitgesloopt maar toen hebben ze er niks meer mee gedaan. Zijn vrouw zei nog van doe er maar caravans in maar daar had hij niet zoveel zin in. De eerste jaren blijft zo’n stal nog behoorlijk stinken 11. Had je achteraf gezien andere keuzes gemaakt? Het was nog niet zo’n slecht regeling, hij was beter dan de opkoopregeling. En hij had ook geen andere keuze als dat. Maar hij denkt dat ze heel blij zijn dat ze dat hebben gedaan. Het is moeilijk geweest maar als je links en rechts zien die het niet gedaan hebben die hebben daar die rommel staan en dat is onverkoopbaar en rot. En weg laten rotten vond hij niks. Dus hij heeft er geen spijt van. 12. Hoe zie jij de toekomst van de agrarische sector in deze gemeente? Die er zijn die worden groter. En we moeten concurreren ten de lagenloon landen. En op een gegeven moment gaan ze het in China kopen. We hadden eerst bijvoorbeeld 500 champignonkwekers in de buurt en nu nog maar 50, maar die 50 kweken wel 10 keer zo veel als die 500 bij elkaar. Maar toen verdiende wel 500 gezinnen er hun boterham mee. En dan zijn ze dalijk in China 10 cent goedkoper en dan hoeft de supermarkt er van hier geen een meer. Maar de agrarische sector zal blijven bestaan maar alleen maar groter. En de productie wordt steeds groter per eenheid, vroeger had je 1 hectare aardappelen en die bracht 30.000 kilo op en dan had je hele goede aardappelen, en nu met de technieken en de kennis zijn er erbij die brengen 100.000 kilo op op het zelfde stuk ondanks dat er niet genoeg bemest wordt in zijn ogen. De techniek en de kennis wordt veel groter. Vroeger als je moest oogsten of zaaien deed je er een week over en als het dan een keer regende was het al verpest nu kijk je op buienradar en zie je dat het morgen gaat regenen dus gaan ze vandaag snel alles doen en ’s avonds is het klaar. Beter materiaal, meer kennis, en dat is best leuk om te zien. En door de hoge productie houden de boeren de kopen boven het water, en als je niet genoeg produceert, dan ga je eraan. De winstmarge is klein, maar als je een hogere productie hebt kun je meer verdienen.
Interview agrariër 6 Datum: Situatie: Locatie:
22 april 2014 Varkensbedrijf uitgebreid en één locatie gesloopt Horst aan de Maas
Algemeen 1.
2.
3.
Hoe is het agrarisch bedrijf (voormalig agrarisch bedrijf) tot stand gekomen? (inclusief ontwikkelingen, overnames, e.d.) Hij heeft de bedrijven allemaal gekocht, en het laatste bedrijf heeft hij nieuw gebouwd. Hij zit op 4 locaties, hij heeft 4 locaties gekocht, 1 locatie daarvan heeft hij gesloopt en daarvoor op een nieuwe locatie nieuw gebouwd. Waarom is voor deze (iv, bomenteelt, veeteelt, etc.) agrarische sector gekozen? Hij heeft voor varkens gekozen omdat hij eigenlijk geen geld had om een koeienbedrijf te kopen, want hij wilde eigenlijk koeienboer worden. Maar hij dacht koeien zijn heel groot varkens zijn klein, het zijn allebei dieren, het zal wel. Hij komt niet uit een agrarische familie, zijn vrouw wel. Maar hij is wel tevreden met de varkens. Het is al 24, 25 jaar geleden dat ze daar begonnen en als je dan nog steeds heimwee hebt naar de koeien is dat niet goed. Het is al moeilijk zat, als je tegenwoordig een varkensbedrijf hebt moet je wel heel scherp in de wind varen wil je kunnen blijven bestaan. Wat is (was) de omvang van het agrarisch bedrijf? (M², aantal dieren) Op het nieuwe bedrijf liggen 500 zeugen en een 3.000, 4.000 biggen. En op de overige locaties liggen in totaal 2.200 biggen?? Kan het niet verstaan. Hij runt het bedrijf samen met zijn vrouw en hij heeft nog een coöperatie verband varketing Group, daarin zit hij met 4 collega’s en daar proberen ze samen nieuwe innovaties tot stand te laten komen. Als je dat alleen doet heb je het volledige risico op de schouders en je kunt kennis en kracht bundelen.
Leegstand/ factoren 4.
Welke factoren hebben, landelijk gezien, volgens u de meeste invloed gehad op de leegstand van agrarisch vastgoed?
59 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
5.
6.
7.
Er is een vraag, behoefte, aan ruimte. En in het verleden, maar dat is heel goed afgeschermd, door te zeggen van we willen landbouw, dat vinden we heel belangrijk in Nederland, we willen Europees zelfvoorzienend zijn, dat willen we goed afgeschermd hebben dus we moeten eigenlijk zorgen dat de open ruimtes open blijven, dat daar de landbouw de voorkeur heeft. En er waren dorpen en steden, er werden bepaalde groeikernen benoemd, waarbij bijvoorbeeld net zoals Horst, dat mag groeien, en de overige dorpen eigenlijk niet meer dan noodzakelijk is om de gemeenschap te laten bestaan. En dat is eigenlijk langzaam veranderd. Mensen krijgen meer vrije tijd en meer geld en gingen zich steeds meer met het platteland bemoeien en in het begin leidde dat tot weerstand maar uiteindelijk hebben de gewone mensen dat toch voor zichzelf weer veroverd en dan krijg je dat bepaalde dingen die vroeger wel konden op een gegeven moment niet meer konden en dan krijg je daar conflicten en die heeft er toe geleid dat er politiek beleid gevoerd is. En de landbouw is zich ook aan het ontwikkelen op een aantal vlakken en op bepaalde plaatsen rond de kernen is dat niet meer gewenst want dan conflicteert dat te sterk en dan gaan ze het buitengebied zeg maar opnieuw indelen en waarbij de factoren natuur en toerisme wel belangrijk zijn en de landbouw minder belangrijk. Dus dat betekend dat een landbouwbedrijf van oudsher zeg maar op een locatie zit en is er niks aan de hand maar vervolgens wil dat bedrijf zich ontwikkelen en dan conflicteert dat met andere belangen die er liggen. Toen heeft de politiek dat opgepakt en zeiden van nou we moeten voor de landbouw gebieden gaan creëren, zoals glastuinbouwgebieden en varkenshouderijgebieden. En met de koeien, natuur, weiden, dat gaat goed met elkaar over, dat kunnen ze er mooi tussenin laten. Dat betekend dan ook meteen dat de bedrijven die niet op een goede locatie zitten geen perspectief meer hebben. En als je niet kunt ontwikkelen ga je dood. Dan zie je dus een aantal bedrijven die gaan echt dood en een aantal bedrijven krijgen nieuwe bestemmingen dus het wonen in het buitengebied is lucratief geworden, al is dat de laatste tijd weer wat minder. En op die manier werden bepaalde dingen ook gefinancierd. Op het moment dat je een huis bouwt en dat kost honderdduizend gulden en vervolgens heb je een aantal jaren gewoond en je bedrijf zit erbij en je kunt dat huis duur verkopen en met dat geld je bedrijf verplaatsen, is er nog niet zo heel veel aan de hand. Maar er zijn altijd ondernemers die vallen tussen het wal en schip en dan krijg je een stuk verpaupering en daar komt dan weer instrumentarium op, de glasregeling bijvoorbeeld, als een tuinder een kas wil bouwen moet hij hem ergens anders afbreken, dat hoef je niet fysiek te doen maar er wel voor zorgen dat dat gebeurd. En die factoren leiden er eigenlijk toe dat je verschuiving krijgt, en dus bestemmingswijziging en op het moment dat er niks gebeurt krijg je verpaupering. Er zijn in Nederland wel een aantal gebieden te benoemen, waar dat heel sterk is, waar de visie naar de toekomst is dat het gebied opnieuw verkaveld zou worden. Tussen Sevenum en Grubbenvorst is zo’n gebied, daar hebben ze gezegd hier komt een rangeer terrein voor treinen, en dat hebben ze die mensen continu verteld van het heeft geen zin om je huis te verven of het bedrijf uit te bereiden, alleen die mensen krijgen steeds het geld niet om het uiteindelijk te kunnen verplaatsen, dus op een gegeven moment is dat hele gebied totaal verpauperd, en die kinderen trekken allemaal weg want er is niks meer te doen en dan heb je te maken met onduidelijk beleid. Dus zo zijn er tal van factoren die daarbij een rol spelen. En ook de economische crisis op dit moment bijvoorbeeld. Als het economisch positief is wil iedereen alles in het buitengebied opkopen. En zelf heb je die stal gesloopt en daarvoor een nieuwe gebouwd? Op een gegeven moment merk je gewoon dat je als bedrijf niet meer verder kunt ontwikkelen, je loopt continu tegen allerlei dilemma’s aan. Dan maak je de keus om te zeggen van dan gaan we naar een locatie toe waar het wel kan. Dan zijn er een aantal instrumentariums waar je gebruik van kunt maken en dat is bijvoorbeeld van als je die stal sloopt, en er zat 3.000 kilo ammoniak op, dat is de uitstoot van het bedrijf. En het nieuw bedrijf heeft nog maar een uitstoot van 1.000 kilo. Dus ze hebben 2.000 ammoniak gereduceerd. Dat zijn positieve dingen waardoor dingen mogelijk zijn. Men wil minder fijnstoffen en minder ammoniak. En door zo een bedrijf te slopen, biedt dat wel weer perspectief. Hij heeft het wel zelf gesloopt. Heb je ook nog ergens een huis leeg staan bij een stal? Omdat je niet zomaar in het buitengebied mag wonen, hoort een bedrijfswoning bij het bedrijf. Op het moment dat hun die bedrijfswoning zouden verkopen, zou het meteen een belemmering worden voor het bedrijf. Daarom hebben ze die er gewoon bijgekocht. En die verhuren ze, hij stond tijdelijk leeg, maar vanaf 15 mei is hij weer verhuurd. Maar dat is wel heel lastig, want bij een bedrijfswoning moet er eigenlijk een relatie zijn tussen de bewoner het bedrijf. En je kunt zeggen dat het bijna illegaal is, eigenlijk mag dat niet, maar het wordt allemaal gedoogd. Maar het kan zijn dat de gemeente zegt van dat mag niet en dan hebben we wel een probleem want die huurder is beschermd. En de wet plattelandswoning, is dat daar niks voor?
60 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Dat kan op termijn wel perspectief bieden. Maar het is een woning met een varkensbedrijf. En als je die woning verkoopt brengt hij altijd veel minder op. Dus als ze die woning niet verkopen en ze breken het varkensbedrijf af, stijgt die woningwaarden en die overwaarden kunnen ze gebruiken voor de bedrijfsverplaatsing. En als hij nu de woning verkoopt heeft hij die meerwaarden niet.
Knelpunten/ behoeften 8.
Met de sloop van de stal en de nieuwbouw, ben je daar nog tegen belemmeringen aangelopen? Als er iets is kijken mensen altijd hoe het op dat moment is. En als je je hele leven goed gedragen hebt krijg je van je omgeving kredits. En als er helemaal niks is, heb je alleen maar vijanden. Want iedereen vind dat het zo moet blijven, dus je moet allemaal vergunningen procedures. Maar omdat iedereen meekijkt met die vergunningenprocedure moet de gemeente heel zorgvuldig zijn, er mogen geen fouten inzitten. Dus je moet zorgen dat je vergunningen allemaal kloppen. Vervolgens moet je zorgen dat je je omgeving iets geeft zodat die er vertrouwen in hebben. En je moet het financieringstechnisch rond krijgen. Op het moment dat je een bedrijf hebt, heb je te maken met gemiddeld geïnvesteerd kapitaal. Je investeert elk jaar iets (bijv. een auto), en de laatste auto is meer waard als de eerste en het gemiddelde daarvan is het gemiddeld geïnvesteerd kapitaal. Als je zegt, ik doe alle auto’s aan de kant en je koopt 10 nieuwe, heb je in het begin een hoger gemiddeld geïnvesteerd kapitaal. Dus dat betekend ook dat je financieringslasten hoger zijn. Gemiddeld over 10 jaar klopt dat wel, maar omdat je het in het begin voor je kiezen krijgt is de kans dat je het niet haalt wel ontzettend hoog. Als je het eerste jaar niet overleefd kun je het laatste jaar niet profiteren. Dus als je zo’n stap maakt, maakt dat het wel moeilijk omdat er heel veel kapitaal inzit. De nieuwe stal is op een totaal nieuwe locatie gebouwd. En als je iets nieuw bouwt, normaal heb je al een bedrijf, dan heb je al te maken met een bepaald gegeven. En als je nieuw bouwt, dan kan alles. En het zou jammer zijn dat als je dan klaar bent, je denkt van het had allemaal anders gemoeten. En er zijn zoveel keuzes en mogelijkheden en om die allemaal te toetsen om te kijken wat het beste is, maakt het soms wel heel moeilijk. 9. En het was geen optie om de nieuwe stal bij een andere locatie erbij te zetten? Nee, ze hadden eerst een vergunning aangevraagd om het bij hun huis erbij te bouwen. Maar als je dat doet kun je daarna niet meer verder. En dan blijf je je hele leven, omdat je ook conflicteert met andere belangen in dit gebied, daar tegen vechten. En als je dan uit de sector wilt stappen, en je hebt geen bedrijf wat perspectief biedt voor een opvolger, dan kun je niks anders dan je bedrijf leeg te laten staan. Dus wil je dat voor zijn, moet je je investeringskracht die je hebt op je nieuwe locatie met perspectief naar de toekomst gebruiken om uiteindelijk de rest te saneren. En daar moet je dan ook de dialoog mee aangaan. Soms komen er kansen voorbij die moet je benutten. Je hebt nu de glasregeling en je hebt ook een ruimte voor ruimte regeling dat je de stallen kunt saneren en er een woning bij kunt bouwen, dan kan het allemaal net wat versneld. Dus op het moment dat hij daar geen geld krijgt laat hij de stal liggen want afbreken kost ook geld en elk jaar dat hij hem niet afbreekt krijg je wel rente. Dus er moet wel een drive zijn om die stap te maken. Maar als je die stap te snel maakt dat het bedrijf helemaal niks meer zelf doet om het bedrijf op te ruimen, dat ze zeggen van dat moeten andere mensen maar op komen ruimen. 10. Zijn er behoeften op het gebied van beleid en regelgeving zodat het misschien allemaal wat makkelijker was gegaan. Met de sloop en de nieuwbouw bijvoorbeeld? Er zijn wel heel wat instrumentarium ontwikkeld, bijvoorbeeld de verplaatsingsregeling, ruimte voor ruimte, er zit ook subsidie op trajecten. Op het moment dat je extra investeringen doet op het gebied van milieu en duurzaamheid worden er daar ook extra subsidies bijgegeven. Het punt is, het beleid wat er gemaakt is van daar moeten bedrijven naartoe en daar mogen ze niks meer lijkt heel leuk, maar 99% van de bedrijven kan daar niet aan voldoen. De aanloop daar naar toe duurt minimaal 10 jaar. want op het moment dat je op je oude bedrijf nog aan het investeren bent kun je dus niet meer afschrijven, dat kun je er niet meer uithalen. De bedrijven moeten er klaar voor zijn, er moet instrumentarium zijn om het financieel mogelijk te maken. Alles wat plus is zorgt ervoor dat het van 99 naar 98% gaat. Maar er zijn wel de vragen van hoever is alles wenselijk. Noord-Limburg kenmerkt zich eigenlijk aan de diversiteit van activiteiten in het buitengebied, waardoor het ook een heel interessant buitengebied is. Kijk je bijvoorbeeld naar Groningen en Friesland, dat zijn alleen aardappelen en weilanden. Er is niks mis mee, maar op een gegeven moment heb je het wel gezien en als het slecht met de aardappelen en koeien gaat, gaat het daar slecht met iedereen. 11. Zijn (waren) er op andere gebieden behoeften waardoor er makkelijk ontwikkeld wordt?
61 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Soms zit het beleid vast in strugente regeltjes, en iedereen moet dynamisch en vernieuwend zijn, en dat past dan niet in het beleid want iets wat er niet is kun je niet documenteren, niet opschrijven. Vernieuwingen veranderen, die per definitie al gezien worden als bedreiging, die zijn ook nog niet via de wet beschermd. Het vervelende is soms dat bedrijven in een bepaald kader ontwikkelen en dan zie je dat de innovatie het bedrijf inhaalt maar de wet- en regelgeving zegt dan, nee dat mag je niet toepassen want in jouw vergunning staat dat jij toen die en die systemen toepaste. Terwijl er in die tussentijd al lang veel meer systemen zijn die veel beter zijn. maar dat staat dan zo in de vergunning want al je je daar niet aan houd heb je geen vergund bedrijf. En daar zou meer dynamiek in moeten zitten. Als je zegt een bedrijf mag niet meer geluid maken als zoveel decibel en je hebt er bijvoorbeeld een hele grote motor staan die dat geluid maakt, oke dat is vergunningtechnisch geregeld. En ze zouden bij wijze van spreken een nieuwe motor kopen die minder geluid maakt moeten ze die eigenlijk heel makkelijk kunnen implementeren, zonder dat ze zeggen het type klopt niet. Het gaat dan natuurlijk wel over complexere dingen. Maar dan zit je natuurlijk ook weer tegen de kant aan van dat er misbruik van gemaakt wordt en dat is het hele spanningsveld. En je ziet tegenwoordig milieuclubs en dierbeschermers die strijden ergens voor maar ze gebruiken vaak oneigenlijke dingen om hun ideaal te behalen. Ze gebruiken dingen waar ze helemaal niet voor staan om de dingen onderuit te halen. En dat maakt het allemaal heel frustrerend. Want probeer maar eens geen fout te maken, dat is bijna onmogelijk. 12. Hebben jullie hier in de buurt veel te maken met dat soort groeperingen? Het gebied waar hun naartoe zijn gegaan, zou ook een nieuw gemengd bedrijf komen. Met kippen en varkens en mestverwerking en glastuinbouw. En de afvalstoffen van het bedrijf met elkaar uitwisselen en de dieren zouden niet meer verplaatst gaan worden, daar zou dus een eigen slachterij bij komen zodat de dieren niet meer vervoerd hoefde te worden. Het een bedrijf heeft co2 nodig, de glastuinbouw, en het ander bedrijf produceert het. Dat is dus een heel groot bedrijf en dat wisten de mensen niet te waarderen, dus die hebben een actiegroep opgericht, behoud te parel. En die worden intussen ook gesteund door allerlei landelijke actiegroepen. Dus alle ogen zijn op dat gebied gericht. Dan moet je daar met een hele voorzichtige manier mee omgaan. Want enerzijds zijn ze toch een beetje blij dat jij er bent, want overal nee tegen zeggen kan ook niet. Maar dan moet je ze wel meehelpen met denken en in het proces, je moet daar dichtbij blijven zonder te huilen met de vijand. 13. Is/ was er behoefte aan een subsidie? Zou u door deze subsidie actie ondernemen? Iets slopen dat is bijna onmogelijk zonder subsidie. En als het zover afstands is dat het blijkbaar toch mogelijk is om te slopen dan is het al geen bedrijf meer. Je ziet ook vaak, dat een bedrijf bouwt, het gaat goed, bouwt weer, het gaat goed, enz. en op een gegeven moment komt aan de onderkant slopen, en dan slopen ze daar om vervolgens daar wat nieuw te bouwen. En ze kunnen niet zeggen dan bouwen we nieuw op een nieuwe locatie want dan hebben ze twee locaties die incourant zijn. En dan heb je subsidie nodig om toch wat versneld de stappen te kunnen zetten. Het stikt van de subsidieregelingen. Er zijn heel veel regelingen die verbeteringen stimuleren, verplaatsingssubsidie.
Toekomst 14. Hoe ziet uw toekomstvisie met betrekking tot uw bedrijf eruit? De doelstelling is om over 10 jaar een bedrijf te hebben wat een goede positie in de markt heeft, productietechnisch als het bedrijf ansicht. Productietechnisch is heel belangrijk want op het moment dat je afscheid neemt van het bedrijf is het belangrijk dat er geld verdiend is. En diegenen die het wil kopen moet ook perspectief in de toekomst hebben. Daar focussen ze op. Hij zegt heel simpel dat hij nu precies midden in zijn carrière zit, hij kijkt 25 jaar terug en 25 jaar vooruit. Hij kijkt hoe 25 jaar geleden de vlag erbij stond en nu, en trekt hij dat door dan kijkt hij hoe het er over 25 jaar uitziet en of dat aan zijn perspectief voldoet. 15. Verwacht u hier nog tegen knelpunten/behoeften aan te lopen? Die zullen er ongetwijfeld zijn. Het voordeel is dat als je naar een gebied verhuist waar je eigenlijk alle ruimte krijgt, maakt het dat wel makkelijker. Maar er zal ongetwijfeld dan weer wetgeving zijn die het zal belemmeren. Ze zijn bezig met een natuurbeschermingsvergunning, maar niemand weet hoe die eruit gaat zien. Ze hebben hem wel al aangevraagd, de randvoorwaarden die gesteld worden voldoe je aan, dus ze gaan ervan uit dat ze hem wel krijgen. Alles naar de toekomst toe is heel lastig. Het is wel belangrijk om de ruimte voor jezelf te creëren. Als een bedrijf elke week klachten krijgt bij de gemeente dan maakt het dat wel lastig om naar de toekomst toe iets te ondernemen. Het omgaan met de omgeving is vaak heel belangrijk. Je moet er iets verder op ingaan als van wat ik doe, doe ik goed. Over
62 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
het aantal ammoniak wil de omgeving niks horen, ze willen gewoon het gevoel hebben van overal is wel wat maar daar is het goed. 16. Want je wil je wel meer richten op de nieuwe locatie? De nieuwe locatie is de groeilocatie, daar willen ze groeien en de rest saneren. Het is de bedoeling dat ze in 1 tot 2 jaar het bedrijf daar verdubbelen en in 2020 de andere bedrijven slopen en daarbij neerzetten. Dat is de bedoeling maar het zal ook afhangen van hoe het allemaal gaat. Als er een instrumentarium komt dat ze alles kunnen slopen en 2 nieuwe woningen terugbouwen (op de locatie thuis), dat zou hij mooi vinden. En ook op andere locaties. Er lopen ook gesprekken met de buurman, die heeft daar ook interesse in. En wat is nou het goede moment, elke dag dat hij er geld verdient, heeft hij dat verdient dus elke dag mag het bedrijf minder waard worden. Ze willen op de thuislocatie niet meer investeren dus de verdiencapaciteit eruit halen, die kun je berekenen, zoveel gaan ze daar de komende jaren verdienen…. Maar als je tot de allerlaatste dag wacht is ook een risico, dus je moet niet tot de allerlaatste dag wachten. 17. Had u achteraf gezien andere keuzes gemaakt? Om de stap te zetten die hun gemaakt hebben, die is alleen mogelijk als je je heel goed focust. Er komt heel veel ruis op je lijn en elke keer wordt je van je lijn afgebracht. Dus de focus is belangrijk om je doel te bereiken. Dat maakt het ook des te moeilijker om te zeggen van had ik het anders gedaan, door de focus blijf je op die lijn, het anders denken schakel je op een gegeven moment uit. Dus als hij het nog een keer moest doen had hij het ongetwijfeld anders gedaan maar hij kan nu niet aangeven van hoe. Hij denkt dat hij een van de mooiste bedrijven heeft die er in Limburg staan, zowel visueel als in bedrijfsvoering. Hij zou er op dit moment niet heel veel in veranderen. Ook al halen ze niet overal een 10, iedereen verwacht dat wel, maar dat kan niet want sommige dingen conflicteren met elkaar en op een aantal punten neem je dan genoegen met een zesje. Dat zou je niet willen maar allemaal tienen gaat niemand halen. 18. Heb je verder nog tips, of iets toe te voegen? Kijken hoe het in het buitenland zit, in Frankrijk is het platteland aan het leeglopen. Mondiaal trekken de mensen toch steeds meer naar de steden toe. Dus het platteland is dan ook wel echt platteland. In bijvoorbeeld Friesland zijn de woningen niet te verkopen omdat er leegloop is. De economische factor is wel bepalend van hoe het in de omgeving gaat. Er zijn ondernemers die gevangen zitten op hun bedrijf, ze kunnen niet stoppen en doorgaan is geen optie, dus ze blijven maar een beetje aanploeteren, het is niet te verkopen, de oudedagsvoorziening is op. Wij geven aan dat er niet veel jeugd meer aan begint, ze kunnen het niet kopen. Hij geeft aan dat het zowiezo niet makkelijk is om boer te zijn in Nederland, het is heel kapitaalintensief. Bij boeren is vaak, als ze werken hebben ze niks en als ze stoppen zijn ze rijk. Maar er is wel perspectief, niet elk bedrijf is geschikt naar de toekomst toe, de nieuwe eisen hebben ook te maken met de mensen zelf (arbo, gezondheid, enz.) niet alleen met dier en milieu. De arbeidsproductiviteit is een hele belangrijke, de mensen moeten aan bepaalde voorwaarden voldoen willen ze levensvatbaar zijn voor de toekomst. En als dat is en er is een hele enthousiaste jonge man, die het in zich heeft, dan zou dat evengoed wel kunnen. Als je van je bedrijf af moet, hoeft het niet perse zo te zijn van een zak geld en ik geef jou het bedrijf, je kunt er ook gewoon ingroeien. Je werkt mee en je krijgt loon, met de ambitie dat hij blijft, dus hij gaat ook voor winst zorgen en een gedeelte van die winst gaat in het bedrijf, dus je aandeel groeit en dan komt er op een gegeven moment een moment dat je kunt zeggen van oke nu kan hij het overnemen, de bank die financiert dat niet volledig, dan zeg je als ondernemer van ik laat er gewoon 1.000.000 inzitten en elk jaar wil ik 100.000 euro terug inclusief rente. Want als hij dat niet kan dan is het bedrijf het ook niet waard geweest en als hij dat wel kan heb je een belang dat hij dat rendement genereert. En dan kan iemand zo wel een bedrijf overnemen. Aniek geeft aan dat er zo wel jaren overheen gaan. Evert zegt een bedrijf opbouwen, daar gaat ook 30 jaar overheen en dan moet hij stoppen en dan moet het morgen afgelopen zijn. Ook verkopen is afbouwen, hoe ga je je bedrijf verkopen, hoe ga je stoppen. Het zegt dat je de laatste 10 jaar van het bedrijf moet gebruiken om het te verkopen, niet dat je het dan meteen verkoopt, maar er wel mee bezig zijn. Het kan goed zijn dat je investeert om te verkopen.
Interview agrariër 7 Datum:
15 april 2014
63 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Situatie: Sector bedrijf: Locatie:
Bedrijf uitgebreid door leegstaande stal op te kopen Hondenschool Zundert
Algemeen 1.
Hoe is het bedrijf tot stand gekomen? (inclusief ontwikkelingen, overnames, e.d.) (op door vragen evt. aankoop bij uitbreiding). In het bestemmingsplan (zoals dat 1 keer in de 5 jaar door gemeente Zundert wordt vastgesteld) hebben zij een unieke positie. Zowel het woonhuis, grond en stal is geregistreerd als hondenschool. Dus niet als bedrijf maar als hondenschool. Hoe is het nu tot stand gekomen. Het schooltje staat in de tuin. Het veld had een agrarische bestemming. Gemeentelijke regels zijn dat je 25m² mag bouwen in de tuin mits je 1 meter uit de erf grens blijft. Dus het schooltje mocht gebouwd worden in de tuin. Dit is bewust in de tuin gezet en niet op het veldje met agrarische bestemming. Op het veldje zijn lichtmasten gezet. Deze lichtmasten zijn onder de 6 meter gebouwd dus moest hier geen vergunning voor aangevraagd te worden. Toen is er gepraat met de gemeente of zij problemen hadden met de situatie (tuinhuis als schooltje en lichtmasten). Gemeente had hier geen problemen mee. Wel kwam de vraag wat ze er mee wilde doen. Dus is geantwoord dat er een hondenschool begonnen zou worden. Toen werd het voor de gemeente anders. Gemeente had er toen wel problemen mee dat het veldje geen weiland meer was maar een gras veld. Er moest gekeken worden of het bestemmingsplan op maat aangepast kon worden. Gemeente wilde er recreatie terrein van maken maar dit wilde de eigenaar niet. Toen werd er gesteld dat er geen horeca gelegenheid mocht komen, en werd het verder goed bevonden. In 2010 kwam de kans om de leegstaande varkensstal te kopen aan de overkant van het veld. Toen kwam het probleem dat gemeente stelde dat een hondenschool geen agrarisch object mocht kopen. Maar dit was al aangekocht. Toen is alles eruit gesloopt en putten zijn dicht gemaakt zodat er een indoortrainingshal gemaakt kon worden. Dus de kavel moest in het bestemmingsplan uitgebreid worden met de stal. Gemeente kwam er toen mee dat er een ambtenaar opgezet moest worden met provinciale staten en dat koste €1500,-. Dat wilde eigenaar niet betalen. Dus is er weer gepraat met de gemeente. Het probleem was eigenlijk dat de leegstaande varkensstal in het bestemmingsplan nog bij een andere boerderij hoorde (gekoppeld). Dus dat moest ontkoppeld worden. De andere boer moest dan zijn agrarisch onroerend goed inleveren en dan zou het afgebroken moeten worden. Dit gebeurde niet dus werd er wel streng op gecontroleerd of de mestputten dicht gemaakt werden. Dus er werd gecontroleerd of er niet stiekem een agrarisch bedrijf voortgezet werd in de stal. Hierna kon de koppeling losgemaakt worden. Het was geen agrarisch object meer. (VAB-locatie). Hierna is een koppeling met de hondenschool komen. Dit alles is meegenomen in het nieuwe bestemmingsplan. Er is toen geen bezwaar opgemaakt. Dus was het goedgekeurd. Er is dus gaande weg stukje bij beetjes een hondenschool opgericht. En door steeds met de gemeente in gesprek te zijn is het allemaal goedgekeurd. Het enige probleem is nu nog dat er asbestplaten op het dak van de stal liggen. Verder zit er in de stal nog een aantal paarden voor de hobby. 2. Waarom is gekozen voor het aankopen van een leegstaand agrarische stal? Nooit gedacht dat de buurman zou stoppen in die stal met varkens. Maar omdat hij zoveel moest investeren in luchtwassers en duurzaamheid was de stal niet meer rendabel om dit te doen. Had Gert dit niet gekocht was het waarschijnlijk gesloopt. Wanneer hier toen niet op ingegaan was, zou er ook niet meer de mogelijkheid gekomen zijn om op die locatie nog iets te herbouwen. Dus die kans kwam er nooit meer en hebben ze aangegrepen.
Leegstand/ factoren 3.
Welke factoren hebben, landelijk gezien, volgens u de meeste invloed gehad op de leegstand van agrarisch vastgoed? De eisen ten aanzien van agrarische bedrijven zo zwaar worden dat boeren op een gegeven moment niet meer kunnen investeren en dat opbrengsten van het bedrijf bijna niet meer positief worden. Vroeger waren het kleine gemengde bedrijven en konden agrariërs er goed van leven maar dat gaat nu niet meer. Dus het wordt nu allemaal groter en groter met daarbij strenge eisen ten aanzien van emissies, stikstof en nitraten. En dat is erg. Wat je ook ziet is dat burgers uit de grote stad in het buitengebied gingen wonen. En woonden ze dan naast een varkensboer begonnen ze na een week te klagen van stank. In een hoop gemeenten kregen burgers het voor elkaar om die boeren strenge regels op te leggen zodat ze belemmerd werden. In gemeente Zundert is het primaire belang de agrarische
64 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
sector. Dus als je daar als burger gaat wonen, moet je je aanpassen aan het buitengebied en niet andersom. Het moet niet kunnen dat je als burger de agrariër gaat belemmeren in zijn bedrijfsvoering. In sommige gemeenten stoppen hierdoor boeren omdat ze steeds meer eisen opgelegd krijgen. Als Nederland proberen we altijd het braafste jongetje van de klas te zijn, terwijl dit in andere landen niet zo goed geregeld is.
Knelpunten/ behoeften 4.
Bent u belemmerd in de keuzes die u hebt (of wilde) gemaakt? Zo ja, wat waren deze belemmeringen? Nee niet echt. Alleen de financiering lag moeilijk maar dit was recht in de crisis. Het is belangrijk als je iets wil dat je gaat praten met de gemeente. Hij raad iedereen aan om als je plannen hebt met de wethouder te gaan praten. Ga luisteren wat mag en kan, laat je niet ontmoedigen en zoek naar oplossingen. Dan komt het goed. Ga opzoek naar consensus. De gemeente is niet zo dwars dat ze per definitie nee zeggen. Maar je moet wel de dialoog zoeken. 5. Welke keuze had u gemaakt met het voormalig agrarisch gebouw als u niet aan regelgeving en beleid verbonden was? Dan had hij hetzelfde gedaan. Hij heeft 100% voor elkaar gekregen wat hij wilde. De gemeente is er helemaal in mee gegaan. Het uitgangspunt was om een indoortrainingshal te maken en het dool voor de gemeente was om de emissie omlaag te krijgen. En deze doelen zijn beide gehaald. Het enige is dat het allemaal zonder subsidie is gegaan. Als hij in plaats van een paar hobby paarden een paddenpoel neergelegd dan had hij subsidie kunnen krijgen. Dus alles is nu in eigen beheer gegaan zonder subsidies. 6. Zijn (waren) er behoeften op het gebied van beleid en regelgeving voor het beheersen van het agrarisch vastgoed? Deze oplossing is verzonnen met elkaar omdat deze oplossing er niet was. Dus het loskoppelen van het agrarisch bedrijf, en vastmaken aan de hondenschool. Hier moest het een en ander voor gebeuren. Alle procedures zijn goed verlopen en er zijn ook geen bezwaren op gekomen dus het is eigenlijk niet zo van toepassing. 7. Is/ was er behoefte aan een subsidie? Zou u door deze subsidie actie ondernemen? Ja behoefte was er wel maar die was er niet. Dus er is geen subsidie aangevraagd.
Toekomst 8.
Hoe ziet uw toekomstvisie met betrekking tot uw bedrijf eruit? Qua hondenschool niet. Misschien hadden we wel het stukje grond naast het veld willen kopen om uit te breiden. De hondenschool ligt in het buitengebied. Door de liggen wordt het aantal cursisten gelimiteerd omdat mensen niet ver willen rijden. Dus dat in het achterhoofd is het aantal vierkante meter aan veld wat ze nu hebben voldoende met daarbij de indoortrainingshal. De hondenschool werkt met kleine groepen en dan is uitbreiding ook niet nodig. Waarschijnlijk wordt van de indoortrainingshal het dak nog eens vernieuwd. En wanneer er gestopt wordt met de hondenschool is het een ideale locatie voor een kleinschalige manege. Dus kan het ook zo verkocht worden. 9. Verwacht u hier nog tegen knelpunten/behoeften aan te lopen? Bij het omvormen naar manege. De knelpunten liggen eraan hoe je het aanpakt. Je moet kijken wat je wel kunt en wat niet kan. Dus als er bijvoorbeeld een kantine komt dan komen er bezwaren. En feesten organiseren in de indoortrainingshal kan ook niet. 10. Hoe ziet u de toekomst van het agrarisch vastgoed in uw gemeente? Je ziet tegenwoordig dat heel veel afstand gedaan wordt van grond voor natuur aanleg en de aanleg van paddenpoelen. Dus er wordt helemaal geen intensieve landbouw meer gedaan en dat gaat steeds meer gebeuren. In het buitenland kunnen ze nu eenmaal goedkoper producten produceren. En dat kunnen ze omdat ze veel goedkoper kunnen werken. Kijk maar naar de landbouwmachines. Hier in Nederland is het allemaal veel groter (kapitaal). Dus wat je dus ziet is dat het allemaal steeds groter wordt. In minder tijd veel meer doen. In Nederland proberen ze de prijs te drukken door sneller te werken. In het buitenland hebben ze veel minder kosten per m². De levensstandaard is veel hoger in Nederland. 11. Had u achteraf gezien andere keuzes gemaakt? Nee. Ze waren eerst van plan om een minicamping op te richten (Kamperen bij de boer). Hiervoor zijn bomen geplant op het veld. Maar op een gegeven moment zijn ze in de hondenwereld gerold. Dus het idee is gekomen na dat ze er kwamen wonen.
65 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Tip: Met herbestemmen van het vastgoed kun je zoveel doen. En leegstand is gewoon zonden.
Interview agrariër 8 Datum: Situatie: Voormalig bedrijf: Locatie:
15 april 2014 Agrarisch bedrijf herbestemd naar café Veehouderij Zundert
Algemeen 1.
2.
3.
Hoe is het agrarisch bedrijf (voormalig agrarisch bedrijf) tot stand gekomen? (inclusief ontwikkelingen, overnames, e.d.) In 2000 is er gestopt met melken maar hebben ze nog wel jongvee gehad. De ruimte naast het café kwam toen leeg te staan. 5 jaar geleden zijn plannen gemaakt om ernaast ook een café te maken. Bij goed weer op zondag is het huidige café te klein. Dus de andere ruimte is voor zondag café. De stal die los staat van het pand wordt nu gebruikt als agrarische opslag. Vee is er niet meer aanwezig op de locatie. Waarom is toen voor deze (iv, bomenteelt, veeteelt, etc.) agrarische sector gekozen? Het is generaties lang is het in de familie. Zo’n 200 jaar. Het café is er al vanaf het begin af aan. Dus het is een boerderij/café. Wat is (was) de omvang van het agrarisch bedrijf? (M², aantal dieren) 60 melkkoeien en het nodige jongvee. En nog een hoop grond.
Leegstand/ factoren 4.
Welke factoren hebben, landelijk gezien, volgens u de meeste invloed gehad op de leegstand van agrarisch vastgoed? Steeds meer oudere boeren stoppen omdat ze geen opvolging hebben. De regeltjes en wetjes spelen hier ook een grote rol in. Maar de hoofd reden is vooral de opvolging. Het is een dure investering die je moet willen maken. En als je niet uit de sector komt en niet bij een bedrijf bent opgegroeid is het bijna helemaal al onmogelijk om er aan te beginnen. Degene die wel blijven zijn nu volop aan het investeren en grote stallen aan het bouwen. 5. Welke ontwikkelingen heeft uw bedrijf doorgemaakt waardoor er de keuze is gemaakt om te stoppen, herontwikkelen, uitbreiden, leeg te laten staan? (Hierbij doorvragen op de factoren die een rol gespeeld hebben). Er was geen opvolging voor het vee, en ze werden al wat ouder. Ze hadden ook het café nog en daar is meer ambitie in dan in het veehouderijgebeuren. Als er wel opvolging was geweest hadden ze er anders tegenaan gekeken. Dan waren ze wel gaan investeren. Een factor die ook mee speelde was het feit dat er landgoederen rond de locatie liggen. Dus uitbreiden was moeilijk op deze locatie. Dit was ook een oorzaak om te beslissen om te stoppen.
Knelpunten/ behoeften 6.
7.
8.
9.
Bent u belemmerd in de keuzes die u hebt (of wilde) gemaakt? Zo ja, wat waren deze belemmeringen? Ze zijn heel lang bezig geweest met de vergunningen aanvraag. Bestemmingsplan was al gewijzigd. Het pand was al niet meer agrarisch bestemd. Dit was een geluk anders was het nog lastiger geweest. Het waren vooral de buren die dachten dat ze overlast zouden krijgen en waardoor het zo lang geduurd heeft voordat ze een vergunning hadden. Dit heeft 3/4jaar geduurd. Welke keuze had u gemaakt met betrekking tot het beheersen van uw agrarisch vastgoed als u niet aan regelgeving en beleid verbonden was? Dan waren dezelfde keuzes gemaakt. Dan waren er waarschijnlijk bouwkundig wel andere keuzes gemaakt om de kosten wat te verminderen. Maar de keuze was hetzelfde gebleven. Zijn (waren) er behoeften op het gebied van beleid en regelgeving voor het beheersen van uw agrarisch vastgoed? Nee dat zou niks uitgemaakt hebben denkt ze. Dat zou geen verschil gemaakt hebben omdat ze eigenlijk last gehad hebben van de buren en niet van de regels op zich. Het was meer het vergunning gebeuren en alles wat er rond kwam kijken. Zijn (waren) er op andere gebieden behoeften voor het goed kunnen beheersen van uw agrarisch vastgoed?
66 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Nee op andere gebieden waar geen behoeften. Niet financieel of iets anders. 10. Is/ was er behoefte aan een subsidie? Zou u door deze subsidie actie ondernemen? Ze hebben geen subsidie gehad. Als het er was geweest zou het fijn zijn maar het was er gewoon niet.
Toekomst 11. Hoe ziet uw toekomstvisie met betrekking tot uw bedrijf eruit? Ze blijven nu zoals ze zijn. Er zijn geen uitbreidingswensen. Er is op dit moment ook geen opvolging voor het café. 12. Hoe ziet u de toekomst van de agrarische sector in uw gemeente? Groeien doet de sector niet. De bedrijven groeien wel maar daarvoor stoppen er weer anderen. Maar de stapel beesten blijft hetzelfde. Nieuwe bedrijven zullen er niet bijkomen er zullen eerder bedrijven verdwijnen en daardoor ontstaat er nog meer leegstand. En burgers gaan niet zo makkelijk in een agrarisch bedrijf wonen. Kan de gemeente dit op een bepaalde manier oplossen? Ja bedrijfjes uit een ander sector meer ruimte geven om zich in agrarische bedrijven te vestigen. (kantoren, kinderdagverblijf). Herbestemmen is beter dan afbreken, zeker oude monumentale boerderijen. 13. Had u achteraf gezien andere keuzes gemaakt? Nee, ze denkt het niet. Uiteindelijk is er altijd wel gegroeid. En dan vooral met het café gebeuren. Het agrarisch bedrijf is wel steeds gekrompen. Het agrarisch bedrijf was er wel bij gehouden als er een opvolger was geweest.
Interview agrariër 9 Datum: Situatie: Voormalig bedrijf: Locatie:
16 april 2014 Stallen gesloopt Varkenshouderij Zundert
Algemeen 1.
2. 3.
Hoe is het agrarisch bedrijf (voormalig agrarisch bedrijf) tot stand gekomen? (inclusief ontwikkelingen, overnames, e.d.) Op het bedrijf zaten varkens en zoogkoeien. Het bedrijf is opgericht door de opa. Daarna hebben de vader en de oom het overgenomen en een aantal jaar geboerd. Daarna is dat gesplitst. De oom is verder gegaan met de koeien en de vader met de varkens. Een aantal jaren geleden is hij gestopt en heeft hij de varkensstallen gesloopt. Er is voor gekozen omdat het steeds moeilijker werd. En er werd een regel gesteld dat je alles voor dierwelzijn moest gaan doen. Hij heeft toen alles op een rijtje gezet, wat er moest geïnvesteerd moest worden en dat was veel. Hij mocht niet meer dieren gaan houden. En toen gebeurde er iets met een kennis van hij. Dat was de doorslag om te stoppen met het bedrijf. Want waar doe je het voor en als hij het niet meer kon zou iemand anders er mee opgezadeld zitten. Er is geen opvolging. Waarom is voor deze (iv, bomenteelt, veeteelt, etc.) agrarische sector gekozen? Het bedrijf is van vader op zoon gegaan. Wat is (was) de omvang van het agrarisch bedrijf? (M², aantal dieren) 200 zeugen, 750 mestvarkens, 20 zoogkoeien en 10 stieren.
Leegstand/ factoren 4.
Welke factoren hebben, landelijk gezien, volgens u de meeste invloed gehad op de leegstand van agrarisch vastgoed? Het financiële gebeuren, de prijzen van alles. De schaal vergroting en de veroudering van de mensen. Ouderen draaien nog een paar jaar door en stoppen er dan mee en dan kunnen de opstallen altijd nog gebruikt worden voor opslag. 5. Welke ontwikkelingen heeft uw bedrijf doorgemaakt waardoor er de keuze is gemaakt om te stoppen, herontwikkelen, uitbreiden, leeg te laten staan? (Hierbij doorvragen op de factoren die een rol gespeeld hebben). Er kwam meer regelgeving omtrent groepshuisvesting, meer ruimte etc. Ook mocht er op die locatie niet uitgebreid worden. Dus voor uitbreiding moest op een andere locatie varkens gehouden worden en dat zag hij niet zitten. Met het op en neer rijden naar verschillende locaties is zonde van de tijd.
67 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Knelpunten/ behoeften 6.
7.
8.
9.
10.
Bent u belemmerd in de keuzes die u hebt (of wilde) gemaakt? Zo ja, wat waren deze belemmeringen? Provincie wilden niet echt mee werken met het slopen van de gebouwen (ruimte voor ruimte). Hij wilden het allemaal in eigen beheer doen en er nog zoveel mogelijk uit halen. De Provincie hadden ook bouwkavels. Er moesten meer locaties opgezocht worden voor te slopen en deze mensen wilde er ook nog wat uithalen. Gemeente werkten ook niet goed mee om een locatie te zoeken voor het bouwen van de burgerwoning. Ze wilde wel meewerken voor het slopen van de gebouwen. Dit heeft hij toen met iemand kunnen regelen en dit was financieel ook rond. Toen begon de gemeente moeilijk te doen. (met riolering etc.) Toen is hij in zee gegaan met een projectontwikkelaar. Deze projectontwikkelaar heeft toen alles geregeld en hij heeft er niet veel aan over gehouden. Wel was hij van mening dat zijn locatie meer waard werd door de stallen te slopen. En de stallen zijn weg en daar heb je verder geen last meer van. De bouwkavels zijn op een andere locatie door de projectontwikkelaar gerealiseerd. Door de regeling is hij wel kunnen blijven wonen op de locatie. Welke keuze had u gemaakt met betrekking tot het beheersen van uw agrarisch vastgoed als u niet aan regelgeving en beleid verbonden was? Dan had hij op de locatie van het bedrijf de burgerwoningen gerealiseerd met de ruimte voor ruimte regelgeving. Als er geen regelgeving was geweest was hij waarschijnlijk ook niet gestopt en was er uitgebreid. Zijn (waren) er behoeften op het gebied van beleid en regelgeving voor het beheersen van uw agrarisch vastgoed? Toen der tijd was er een opkoopregeling. Hij dacht dat door deze opkoopregeling het voor de overgebleven boeren het alleen maar beter zou gaan dus heeft hier toen niet aan mee gedaan. Hij geeft als voorbeeld: als boeren die willen uitbreiden met een nieuwe stal, die leegstaande stallen opkopen en slopen. Hierdoor de goedkeuring krijgen van de gemeente om dan de nieuwe stal te bouwen. Want iedereen laat de oude stallen maar staan. Dus als er wat geld gegeven wordt om dit op te ruimen. (bijvoorbeeld 1m² bouwen is 1m² afbreken). Hij is van mening dat hierdoor veel minder oude stallen en scheuren blijven staan. Zijn (waren) er op andere gebieden behoeften voor het goed kunnen beheersen van uw agrarisch vastgoed? Als je meer geld had zou het makkelijker werken. Opvolging was er niet. Is/ was er behoefte aan een subsidie? Zou u door deze subsidie actie ondernemen? Er was geen subsidie. De regeling waar hij aan mee gedaan heeft is de vergoeding allemaal van derden gekomen. Er was wel behoefte aan subsidie, vooral voor het asbest van de stal af te halen.
Toekomst 11. Hoe ziet uw toekomstvisie met betrekking tot uw locatie eruit? Hij heeft nog een beetje akkerbouw. Verder is het allemaal burgerwoning geworden. (het is woonbestemming geworden). Bij de ruimte voor ruimte regeling mochten er maar een aantal vierkante meters bijgebouwen blijven staan. Dus dat had anders aangepakt moeten worden. Zijn vriendin wil misschien ooit nog wel een winkeltje beginnen in een bijgebouw. Maar is hier wel vraag naar en aan welke regels moet je dan weer voldoen. 12. Verwacht u hier nog tegen knelpunten/behoeften aan te lopen? Ja dat denkt hij wel. Hij vraag zich af of het vergunningtechnisch allemaal zal lukken. 13. Wat is de toekomst van de agrarische sector? Het wordt allemaal veel groter. En als je kijkt naar de afgelopen 10 jaar dan denkt hij dat er nog veel meer gaan stoppen. En dat er nog veel meer schaalvergroting gaat komen. In de iv gaan er veel stoppen. Bij de veehouderij is nog wel wat groei, maar gaat dit nog door als de melkquotum eraf gaat? In de boomkwekerij zit nog wel toekomst. 14. Had u achteraf gezien andere keuzes gemaakt? Ja, maar dat is altijd. Als ik toen had ik geweten wat ik nu weet. Dan had hij het traject anders aangepakt. Dan was er misschien wel de keuze gemaakt om naar het buitenland te gaan. Maar dat is achteraf. En op dat moment zou er een zetje in de rug moeten komen maar dat was er niet. Tip: Als je de keuze maakt, en derde partijen die merken dat ze niks meer aan je kunnen verdienen dan laten ze je meteen vallen. Dus je leert wel mensen kennen. (banken, gemeenten, voerleveranciers)
68 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Interview agrariër 10 Datum: Situatie: Voormalig bedrijf: Locatie:
15 april 2014 Stallen verhuurd aan andere varkenshouder Varkenshouderij Zundert
Algemeen 1.
Hoe is het agrarisch bedrijf (voormalig agrarisch bedrijf) tot stand gekomen? (inclusief ontwikkelingen, overnames, e.d.) Overgenomen van vader op zoon. Ouders van de eigenaar (man) hebben het bedrijf opgericht. Later is van woning gewisseld. In eerste instantie waren zij niet de opvolgers. Hebben beide eerst 10 jaar in loondienst gewerkt. In 1986 hebben zij het bedrijf overgenomen. Op dat moment stonden er alleen maar oude gebouwen. Dit is in de loop van de jaren allemaal vervangen, veranderd en uitgebreid. Bedrijf bestaat uit een varkensbedrijf. Ook nog een tijd rundvee gehad. Met een regeling is er voor gekozen om alleen met varkens verder te gaan. Toen aantal jaar terug de regel er kwam dat 2014/2015 alle iv bedrijven een luchtwasser moeten hebben, hebben ze besloten om te stoppen. Met het oog op dat er geen opvolging was binnen het gezin en uitbreiding niet mogelijk was omdat de locatie gelegen is dicht tegen de kern van Rijsbergen. Investering van luchtwasser was in 10 jaar (ze waren beide 55 jaar) niet terug te verdienen. Keuze om te stoppen was niet makkelijk. ‘Beginnen is ondernemen maar stoppen is ook ondernemen’. Hebben beide een baan gevonden zodat ze toch op de locatie konden blijven wonen. Het is de plek van de familie. 1 schuur is leeg en zijn alle putten uitgehaald en de asbest van het dak gehaald. Deze wordt gebruikt als hobbyschuur. De rest van de varkensstallen worden verhuurd. Er worden geen kosten meer gemaakt aan de stallen voor het opknappen hiervan. Als de huurder dit zelf wil doen staat hij hier vrij in. In de tijd van nu moet het alleen maar groter en groter en dit is zonden. Je kunt niet rond komen als je niet mee gaat in deze trend. 2. Waarom is voor deze (iv, bomenteelt, veeteelt, etc.) agrarische sector gekozen? Partner wilde altijd al boer worden. Toen ouders wilde stoppen is de kans gekomen om het over te nemen en zij hadden varkens dus is zijn ze in deze sector gebleven. Meestal rol je erin en heb je geen keuze om een bepaalde sector te kiezen. Je bent er meestal mee opgegroeid of je bent aangetrouwd. Wanneer de keuze gemaakt wordt om er in mee te gaan kun je niet meer terug. Er worden hypotheken afgesloten en er komen schulden bij. Dus stoppen of veranderen is dan bijna geen optie. 3. Wat is (was) de omvang van het agrarisch bedrijf? (M², aantal dieren) 200 zeugen, 600 vleesvarkens
Leegstand/ factoren 4.
Welke factoren hebben, landelijk gezien, volgens u de meeste invloed gehad op de leegstand van agrarisch vastgoed? Een bedrijf stop omdat het slecht gaat in de sector. Nu gaat het weer iets beter in de sector maar de laatste 4/5 jaar waren slecht. Dus de financiële kant is een reden. Op hun locatie was het oog op de grote kosten voor de luchtwasser een reden. Geen opvolger was ook een reden die speelde. Een boer stopt niet omdat hij het beu is. Hij is er 7 dagen per week 24 uur per dag mee bezig dus zo iemand stopt niet zomaar. En financieel kun je er niet zomaar uitstappen. En verkopen aan een vreemde is bijna geen optie aan de werkelijke waarde. Dus jongeren die willen beginnen kunnen dit niet aan. Dan moeten ze al mee in een maatschap gaan.
Knelpunten/ behoeften 5.
Bent u belemmerd in de keuzes die u hebt (of wilde) gemaakt? Zo ja, wat waren deze belemmeringen? Het bedrijf is nog niet echt gestaakt. Is dit wel het geval dan moet er afgerekend worden met de belasting. Het is dus zaak om de bedrijfsgebouwen zo ver mogelijk af te laten schrijven zodat er minder belasting moet worden betaald. Dus de waarde van de gebouwen moet zo laag mogelijk worden gehouden. Er is dus de keuze gemaakt om in fases te stoppen. Gebouwen worden nu versneld afgeschreven. Dus hoe langer het definitief stoppen uitgesteld kan worden hoe minder belasting er betaald moet worden. Is nu op het moment nog geen belemmering maar wanneer de stallen niet verhuurd konden worden zou dit wel een belemmering geweest zijn. Iets anders had niet gekund met
69 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
6.
7.
8.
9.
de stallen. Stallen zijn te laag. De stallen zijn snel verhuurd. Andere agrariër uit de buurt is het zelf komen vragen. Als er wel gekozen wordt om te slopen dan zitten ze met hoge kosten in verband met het asbest wat zich bevindt op het dak. Ze hopen stiekem dat er in de komende jaren nog een sloopregeling komt waar ze aan mee kunnen doen. Daar zouden ze meteen aan mee doen. 3 jaar geleden was er een sloopregeling maar daar kwamen ze niet voor in aanmerking op dat moment. Ruimte voor Ruimte regeling was ook geen optie. Als het al mocht op de locatie van het bedrijf zouden ze omringende agrarische bedrijven in de problemen brengen wanneer deze willen uitbreiden. Uitbreiden was aantal jaar geleden geen optie omdat bedrijf te dicht bij het dorp zit. Dan zou het bedrijf moeten verplaatst worden. Welke keuze had u gemaakt met betrekking tot het beheersen van uw agrarisch vastgoed als u niet aan regelgeving en beleid verbonden was? Ja, dan waren ze varkenshouder gebleven en hadden ze uitgebreid tot dat ze een gezinsbedrijf waren. Ze hadden er niet voor gekozen om mega stallen te bouwen. Maar waren zeker door blijven gaan. Als de wet er niet was geweest hadden ze ook wel moeten verbouwen maar was de investering niet zo groot geweest. Zijn (waren) er behoeften op het gebied van beleid en regelgeving voor het beheersen van uw agrarisch vastgoed? Een sloopregeling voor het slopen van de bedrijfsgebouwen. Of de gemeente moet er soepeler in worden dat je in de bedrijfsgebouwen er iets anders in mag doen. Verhuren mag op dit moment wel maar bijvoorbeeld een kinderdagverblijf is moeilijk. Dus als de regels iets soepeler zouden zijn dan zouden ze er over nadenken om er iets anders mee te doen dan te slopen. Maar regelgeving is wel goed anders als je zou je op een locatie van alles mogen en daarmee belemmer je de buren die een agrarisch bedrijf hebben. Het is geen goed idee dat een burger in het buitengebied komt wonen omdat dit vaak belemmeringen geeft aan de agrarische bedrijven die daar gevestigd zijn. Ze zijn ook niet voor de Ruimte voor Ruimte regeling. Zijn (waren) er op andere gebieden behoeften voor het goed kunnen beheersen van uw agrarisch vastgoed? Soms wordt er gevraagd of er geen ruimte te huur is voor opslag van andere sectoren. Bijvoorbeeld een ZZPer die zijn spullen wilt opslaan. In de stallen kunnen geen caravans want de stallen zijn te laag en er liggen putten in de stal waar ammoniak in zit. De voorbereidingen voor het slopen van de stallen zijn al getroffen. Er is al goedkoop zand aangekocht voor het dicht rijden van de putten. Is/ was er behoefte aan een subsidie? Zou u door deze subsidie actie ondernemen? Ja er is behoefte aan een sloopregeling. Dat je voor het slopen van je stallen subsidie krijgt. Als de subsidie er zou zijn dan zouden we gelijk mee doen. Dan wordt er niet over getwijfeld. Sloopkosten zijn zo duur omdat er veel asbest gebruikt is in de bouw van de stallen.
Toekomst 10. Hoe ziet uw toekomstvisie met betrekking tot uw bedrijf eruit? Zo lang dat het zo door gaat, blijven ze zo doorgaan en blijven ze verhuren. Maar als de huurder aangeeft te willen stoppen met huren dan worden de stallen toch gesloopt. Ze worden er dan min of meer toe gedwongen. Op een gegeven moment houdt het op omdat de stallen oud zijn. Elk jaar verhuren is er nog een. 11. Verwacht u hier nog tegen knelpunten/behoeften aan te lopen? Het enige is dat ze denken problemen te krijgen met asbest. Hadden gehoord dat in 2020 heel Nederland asbest vrij moet zijn. De voorste stal die in eigen gebruik is, is al asbest vrij. Als de wet doorgaat dat Nederland asbest vrij moet zijn dan wordt het saneren hiervan alleen maar duurder tegen die tijd. Daarom is vorig jaar al besloten om de in eigengebruik stal als te laten saneren. Omdat ze nog BTW plichtig zijn en inkomsten hebben, hebben ze er voor gekozen om toen ook nog goed wat kosten te maken. Anders moet er veel BTW afgedragen worden. Dus asbest wordt nog wel een probleem. 12. Hoe ziet u de toekomst van de agrarische sector in uw gemeente? Er komt nog meer leeg te staan. Er blijft maar weinig over. Vooral varkens en rundvee verdwijnen veel meer. Want deze bedrijven worden steeds groter en de kleintjes of degene die geen opvolger hebben die verdwijnen. Het moet in Nederland moet het alleen maar groter en groter en dit is slecht voor de kleinere boeren. Het mooiste is dat je alles nog zelf kunt doen en niet dat je heel het bedrijf vol
70 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
personeel hebt lopen. In de tuinbouw kan het niet anders maar bij dieren moet het voor hun niet veel groter worden. 13. Had u achteraf gezien andere keuzes gemaakt? Nee, ze denkt het niet. Wel hebben ze er over gedacht om toen ze nog jonger waren naar een andere locatie te verhuizen waar ze wel de mogelijkheid hadden om te groeien. Nu is de locatie dicht bij het dorp gelegen en was dit groeien niet mogelijk. Maar het is heel moeilijk om op je eigen plek weg te moeten. Maar toch hadden ze het niet anders gedaan dan zo. ‘Het is jammer dat door de wetjes en regeltjes we het niet af hebben kunnen maken tot ons 65 op deze locatie’. Ze zijn voor hun gevoel 10 jaar te vroeg moeten stoppen. Het voelt door de regels als een gedwongen stop.
Interview agrariër 11 Datum: Situatie: Locatie:
24 april 2014 Hoveniersbedrijf met recreatieve nevenactiviteit Deurne
Algemeen 1.
2.
Hoe is het agrarisch bedrijf (voormalig agrarisch bedrijf) tot stand gekomen? (inclusief ontwikkelingen, overnames, e.d.) Dat is begonnen in 1992. Hij heeft eerst de MAVO gedaan, en toen had hij geen zin meer om te leren. Toen is hij tegelzetter geworden. Toen heeft hij de tegelopleiding gedaan, maar toen kreeg hij op een gegeven moment cementeczeem. Toen is hij helemaal op gaan scholen, eerst voor vrachtwagenchauffeur, daarvoor heef hij zijn rijbewijs gehaald, en toen was er werk bij een hovenier, dan zou hij bloemen moeten halen, hij dacht dat is een leuk begin, maar toen kreeg hij gereedschap in zijn handen geduwd, en toen werd hij hovenier. En toen heeft hij 5 jaar een avondopleiding in Eindhoven gedaan. Dat was wel een hele klus omdat je dat naast je werk deed. Daarna heeft hij eerst bij verschillende hoveniers gewerkt en ook eens bij een architect, dat was wel heel goed om daar ook eens te zijn, want die kijkt toch iets verder als een ‘normale’ hovenier. En toen in 1992 heeft hij de beslissing genomen om voor zichzelf te beginnen. Eerst met een collega samen, zonder personeel, maar dat heeft maar 3 maanden geduurd, het viel toch een beetje tegen om de ideeën samen op één lijn te zetten. En toen zijn ze opgesplitst en hebben ze allebei voor hun eigen weg gekozen. En dat bedrijf is er tot op de dag van vandaag. En wanneer is het park erbij gekomen? Dat is geopend op 28 december 2009, dus vanaf januari 2010 zijn ze voor publiek open gegaan. De reden daarvan is dat ze in het huis wonen waar Toon Kortooms, een schrijver, 26 jaar heeft gewoond. Op een gegeven moment zijn ze in contact gekomen met de familie Kortooms, en Toon Kortooms zelf. En op een gegeven moment waren er plannen om een extern kantoortje te bouwen vanuit het hovenierswerk, daar hebben ze bijna 5 jaar over gedaan. Met alle bestemmingen en dergelijke, want het was een extern kantoor, en daarnaast zouden ze een theeschenkerij doen, boven zoude ze dan werken en beneden een theeschenkerij. Want alle mensen die bij hun de tuin wilde komen bekijken wilde ook wel een kopje koffie of thee. Toen kwamen ze in zo’n procedure terecht, het wilde allemaal maar niet lukken, met name de provincie was daar heel moeilijk in. Toen is hij nog voor de agrarische adviescommissie moeten verschijnen en toen moest hij uit gaan leggen wat de plannen waren. En dat viel allemaal nog niet zo mee, en daarom heeft het uiteindelijk ook 5 jaar geduurd voordat ze een vergunning kregen. En toen zijn ze daar gestart met het museumpje. En toen begon zijn vrouw over het idee van een bloten voetenpad en hij wist helemaal niet wat dat was. Maar toen heeft hij er gewoon een tekening van gemaakt, van het hele perceel, maar dat bleek dus niet heel goed uit te pakken omdat ze totaal niet wisten wat een bloten voetenpad was en gingen dus ook helemaal onbevangen in de ideeën. Ze wilden een soort natuurpark en mensen daar doorheen laten wandelen. En dat is ongelofelijk goed uitgepakt, er komen heel veel mensen op af, het is af en toe heel druk. Het is gewoon lekker met de blote voeten rond lopen, over gras e.d. en er zitten geen verplichtingen aan, je kunt gewoon lekker relaxed wandelen. Het is het hele veld en een stukje van het bos, het is ongeveer 1,5 hectare. Het bos is van Staatsbosbeheer, ze mogen dat bos huren omdat daar nog veel turf in zat, en ze zitten daar in het turfgebied, dus als mensen door dat bos heenlopen, lopen ze over veen, die turf, en dat is net alsof je over peperkoek loopt. Ze hebben ook nog een turfveldje, dat is hoe de turf gestoken werd vroeger, en dat is weer een arrangement wat ze met het …bedrijf samen doen. Dus er zijn
71 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
3.
4.
verschillende partijen bij betrokken. Het is wel helemaal privé, maar daarlangs doen ze samenwerkingen met een paar groepen. En waar zit dan het hoveniersbedrijf? In de kas zit een gedeelte. Dat is ook niet meer zo heftig als hij gedaan heeft, vooral in de aanleg niet meer want hij heeft 4 jaar geleden een zware rugoperatie gehad dus hij moest een flinke stap terug. Dus nu doet hij heel veel ontwerpen, en veel onderhoud, natuurlijk het hele park daar, het is een 4 tot 5 hectare wat ze bij moeten houden. En hij geeft ook cursussen in ontwerpen in de wintermaanden. En zijn vrouw geeft cursussen in bloemschikken. En je wilt van deze nevenactiviteit misschien een keer de hoofdactiviteit maken, dat hadden wij gezien in de nota van zienswijze? Ja, ze hebben het er wel eens ooit over gehad. Het heeft denkt hij te maken met de ruimte waar we inzitten. Eerst hadden ze alleen het museum, en toen zouden ze er graag een stukje horeca bij willen doen, een kopje soep en een broodje, dus geen restaurant maar gewoon het kleinschalige. En dat is denkt hij die aanpassing geweest. Dat is vorig jaar omgezet dacht hij. Dit is een ruimte voor recreatieve doeleinden, ze geven daar ook hun cursussen, ze hebben er veel verschillende doelen mee met die ruimte. En mensen kunnen als ze het bloten voetenpad hebben gelopen een kopje soep en een broodje eten. In dit gebouw hebben eerst alle hovenierswerkzaamheden ingezeten, de bedrijfsauto’s stonden daar, het was eigenlijk de oude schuur. Ze hebben het van binnen helemaal aangepakt, de vloer, isolatie, wanden, noem maar op, maar de omvang en de buitenkant is helemaal hetzelfde gebleven. En dat e doen ze nu met z’n 3 , hun zoon doet de horeca.
Leegstand/ factoren 5.
Welke factoren hebben, landelijk gezien, volgens u de meeste invloed gehad op de leegstand van agrarisch vastgoed? Er zijn heel veel hobby’s waar je iets mee wilt doen in het buitengebied. Er zijn heel veel agrariër die stoppen en zeggen van we beginnen er een bed & breakfast in, maar je loopt dat tegen zoveel dingen aan. Dat heeft hij nu zelf ook gemerkt, waarom duurt het bijna 5 jaar? Dat is onbegrijpelijk. Toen heeft hij wel eens regelmatig gehad dat hij het bijltje erbij neer wilde gooien, van moeten we dit nog wel willen, dan kreeg je weer een brief van nee, maar.. en dan denken de mensen van nu heb ik er een bepaalde vergunning op zitten, en laat het dan maar leegstaan. Dat is eigenlijk hetzelfde met die kas die hij er nog heeft staan, dat is eigenlijk een beetje vervuiling van de omgeving. Maar gewoon omdat er een vergunning opzit en het is 400m², we hebben er ook nog wel wat ideeën mee hoor, misschien een keer iets van een vlinder tuin of zo iets. Maar als het nu allemaal niet zo’n probleem was om er iets anders neer te zetten, dan zouden ze zeggen van dat ding weg en dan zetten we er iets anders leuks neer. Alleen de gedachte al dat het misschien wel weer 5 tot 10 jaar gaat duren, dan heeft hij zo iets van dan laat maar. En hij heeft het idee dat dat bij boerenbedrijven ook wel een beetje speelt, anders is het zowiezo kapitaalvernietiging en je mag waarschijnlijk niks meer terug dus dan zeggen ze van ja laat dan maar staan. Zijn broer die heeft varkens gehad, een stukje verderop, en die heeft aan de opkoopregeling meegedaan, dat is weer wat anders. Maar hij maakt zich wel een beetje zorgen als hij daar rond kijkt wat er allemaal de grond uit komt. En hoe groot, en dat heeft dan weer allemaal met milieu te maken, met die luchtwassers, maar het wordt er allemaal niet echt mooier op. Gebouwen die 20 30 meter hoog zijn, dan denkt hij van ja waar hebben we het dan nog over. Maar dat is zijn mening. Hij denkt af en toe dat het allemaal makkelijker kan. Maar er zitten zoveel instanties. Op zo’n gemeente ook, als je belt van ik heb die en die nodig, dan gaat dat over 18 schijven bij wijze van spreke, en bij iedereen moet je je verhaal vertellen en voordat je dan eens bent bij diegene die je nodig hebt. En je heb ook nog wel eens ooit dat er mensen niet meer werken, en dan zeggen ze die afspraak geldt niet meer want die werkt hier niet meer.
Knelpunten/ behoeften 6.
7.
Bent u belemmerd in de keuzes die u hebt (of wilde) gemaakt? Zo ja, wat waren deze belemmeringen? Hij weet nog toen ze daar die kas gingen bouwen, dat daar geen glas mocht, dat was een beperking. Nu staan er tunnels, en anders hadden ze er een glazen kas gebouwd, maar of dat echt een probleem is. Dat was in 1993 of 1994, toen woonde ze er net. Toen zeiden ze bij de gemeente, nee, daar mag alleen maar een tunnelkas. Maar dat kan goed in de loop van de jaren ook alweer allemaal veranderd zijn, hij heeft geen idee. En met dit pand omvormen naar horeca, heb je daar nog belemmeringen in gehad?
72 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Dat viel wel mee, maar dat kwam misschien ook omdat we het museum al hadden en daardoor al een hele goede naam hadden. De gemeente Deurne was toen heel blij met het Toon Kortooms verhaal en met die turf, die geschiedenis, voor toeristen. Dus hij heeft het idee dat het misschien daardoor iets makkelijker ging. Het was nog niet makkelijk want ze zouden eerst een compleet nieuw gebouw neerzetten, met boven nog vergaderruimtes. Maar toen was het meer de bank die terughield, ze zaten toen midden in de crisis. Ze zeiden van kunnen jullie niet met het bestaande gebouw iets. En nu terugkijken is dat ook weer een goede beslissing. Het hoeft niet altijd slecht te zijn. Ze hebben zoveel geïnvesteerd de laatste jaren, op een gegeven moment moet je ook zeggen, wacht even als het slecht weer is komt er niemand want het is allemaal buiten. Ze hebben gemerkt dat de winters enorm moeilijk zijn, mensen zijn in de winter gewoon niet gemotiveerd om erop uit te gaan. Ze hebben wel het klompenpad bedacht, dat ze het pad op klompen lopen. Maar er zit dan op de een of andere manier geen gezelligheid in, dat is anders. Het lijkt net of mensen even een winterslaap doen. Dat zagen ze ook op de website, het bezoekersaantallen per dag, ze zaten eerst op 125 ofzo, en vanaf november ging het ineens heel hard omlaag. Dan praat je wel over een half jaar bijna geen inkomsten, het is heel erg seizoensgebonden en dat maakt het ook wel een beetje griezelig. Want je rentelasten en je afschrijvingen gaan gewoon door. 8. Welke keuze had u gemaakt met betrekking tot het beheersen van uw agrarisch vastgoed als u niet aan regelgeving en beleid verbonden was? Nee, hij weet niet wat er dan had gaan gebeuren als het Toon Kortoomspark er niet was gekomen. Maar hij denkt niet dat er dan iets anders was geweest. Dit is wat ze wilde. 9. Zijn (waren) er behoeften op het gebied van beleid en regelgeving voor het beheersen van uw agrarisch vastgoed? Nee, daar moet hij echt over nadenken. Het zou misschien wel wat spanning wegnemen. Want je krijgt heel veel controles, keuringen, enz. En als dat wat makkelijker was zou je daar wel een wat rustiger gevoel bij hebben. Een mooi voorbeeld: er kwam laatst een man van de milieukeuring, over de brandblussers en nooduitgangen e.d. En er hangt een bordje nooduitgang boven een deur, en ze stonden bij de ingang en hij zei van dat bordje zie ik niet, daar hing een boek voor van een kunstwerk aan het plafond. En dan moest dat boek weg, en dat soort dingen daar kun je heel weinig mee. En dat soort dingen geeft bepaalde spanningen, wat eigenlijk totaal zinloos is. Want als je kijk wat er allemaal open kan daar, bijna 2 hele wanden kunnen opengeschoven worden, mocht er iets zijn, bijna de helft van het gebouw staat open, en dan gaat hij over een boekje, over een stukje groendecoratie moeilijk doen. Dat vindt hij dan net té. 10. Zijn (waren) er op andere gebieden behoeften voor het goed kunnen beheersen van uw agrarisch vastgoed? Nee, ze hebben gewoon goede contacten met de gemeente Deurne, die ondersteunen hun ook. Ze hebben wel wat problemen gehad in de gemeente Deurne, de horeca in Deurne had problemen met hun horecagelegenheid. En dat was toen ook even schrikken. Volgens de tegenpartij zou de gemeente de vergunningen niet goed vergeven hebben en niet goed gepubliceerd. En dan zit je op de hoorzitting en dan blijkt dat het wel gewoon netjes gepubliceerd was, maar dan ben je wel 5.500 euro kwijt. Dat zijn van die dingen, dat is gewoon een stukje afgunst wat en tussen de ondernemers zit. Daarom heeft hij ook heel veel samenwerkingsverbanden, in Deurne heeft hij die nu ook. Iedereen liep eerst maar altijd wat op zijn eigen te hobbelen, en nu ga je proberen om samen ook arrangementen te doen. Een ander museum in Deurne heeft altijd als museum gefungeerd, en nu zie je ook dat ze contacten gaan leggen van hoe kunnen we eventueel samen iets doen. Want één boek wat Toon Kortooms heeft geschreven gaat ook over dat onderwerp waar dat ander museum over gaat, dus zo kun je heel mooi lijntjes leggen. Zo moet je allemaal linkjes leggen. En het ligt heel mooi tegen de Peel aan. Ze hebben ook happen en trappen, met 5 andere ondernemers, dan fietsen ze door de Peel en kunnen ze daar overal een hapje doen. En zo zijn er eindeloos dingen die je kunt bedenken. Je maakt jezelf sterker door samen te werken. Ook hun concurrenten toentertijd, ze hebben het toen ook op een gegeven moment laten rusten, want de publieke opinie ging er dwars tegenin, kranten stonden er vol van, van wat ze wel niet allemaal aan het doen waren om hun kapot te maken, maar het werkte alleen maar tegen hun. En dat hebben ze onderschat denkt hij. 11. Is/ was er behoefte aan een subsidie? Zou u door deze subsidie actie ondernemen? Op het bloten voetenpad hebben ze heel even een ondersteuning gehad van het SRE, die hebben toen bepaalde dingen van het bloten voetenpad geholpen, bijvoorbeeld met de bankjes, ze hebben wel alles zelf gemaakt, maar kun betaalde dan het hout. Maar voor de rest, van het museum bijvoorbeeld,
73 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
hebben ze gezegd, daar maken we geen stichting van. Want vaak met subsidies, moet je ook weer met een stichting werken, en hij werkte al 20 jaar voor zichzelf en hij moest geen bestuur meer naast hem hebben. Dus ze hebben ervoor gekozen om met minder subsidies te werken maar dan op eigen beheer. Verder zijn ze niet veel bezig geweest met subsidies, dan moet je zoveel geld investeren om een klein beetje geld terug te krijgen.
Toekomst 12. Hoe ziet uw toekomstvisie met betrekking tot uw bedrijf eruit? Ze hebben nog heel veel ideeën, ook met het bos daar, maar hij kan natuurlijk niet alles vertellen. Van Staatsbosbeheer mogen ze meer van het bos huren, en daar hebben ze een paar leuke ideeën over. En ook over de tunnelkast, wat hij straks al aangaf, om daar een vlindertuin van te maken, of zelfs het idee om daar in de winter een blote voetenpad te maken, of een wintertuin. Allemaal plannen van hoe kun je de mensen in de winter ook hierheen trekken. Want bijvoorbeeld de Efteling heeft dat een jaar geleden ook gedaan met de winterefteling. Dus ergens zal er wel een keer iets komen dat ze wat meer continuïteit hebben. Het is gewoon te link om elke keer af te wachten wat die winter gaat doen. Ook financieel gezien, de krediet die je hebt verspeel je op een gegeven moment en als er dan niks bij komt, dan beginnen de banken die zeggen dat er centen binnen moeten komen. 13. Verwacht u hier nog tegen knelpunten/behoeften aan te lopen? Ja, dat het weer allemaal zo lang duurt. Kijk, ze hebben dit nu al jaren, al die instanties weten wat dit toevoegt voor Deurne. En je komt dan met een aanvraag voor weer iets leuks, waarom zou het dan in zijn ogen weer 5 jaar moeten duren. Zo van hun hebben nu al 5 tot 10 jaar bewezen dat het goed loopt, dan hoeven ze alleen nog maar te kijken of het past in hun plan en dan kan het binnen 3 maanden geregeld zijn. En dan ben je heel blij dat je die vergunning hebt, maar het jaar erop is het wel weer iets anders. En als dat nou wat minder kon, dat bedrijven die zichzelf al bewezen hebben bij wijze van spreke, dat ze daar wat vlugger mee om kunnen gaan. Geef die mensen dan ook de gelegenheid om door te gaan. Het is goed voor het gebied, en voor de werkgelegenheid. Want stilstand is meteen achteruitgang. Ze zijn continu aan het denken van wat gaan we nu weer doen. En 25 mei gaan ze een klankenpad openen, op het bloten voetenpad. Dat is met allemaal instrumenten, en dat is voor mensen met een visuele handicap. En iemand die visueel beperkt is, die komt vaker daar, die komt dat openen, en haar zus komt dan een terrasconcert geven. Dat is wel leuk, als je zo’n combinaties kunt maken, en daar haal je ook weer de publiciteit mee. Dus je bent steeds weer dingen aan het organiseren, ook in de winter, lezingen, muziek, e.d. maar dan ben je blij als je 30 tot 35 mensen binnen hebt zitten. Maar dan heb je weer het probleem met de kosten, de artiest kost geld, een advertentie kost geld, maar je kunt geen 10 euro entree vragen want dan komt er niemand. Dus ze vragen rond de 3 euro entree en dan hopen ze maar dat ze wat meer drinken, dat ze het daarmee eruit kunnen halen. Dus in de winter maken ze nooit winst, en dan hebben ze niet eens personeel. En hij hoopt ook dat ze het zonder personeel door kunnen zetten. Want in de zomer brengt het dat wel op maar in de winter is er niks te doen en dan moet je ze evengoed werk bieden. 14. Had u achteraf gezien andere keuzes gemaakt? Nee, hij denkt van niet. Hij heeft altijd zo iets van wat komt dat komt. En hij is begonnen als tegelzetter en kijk waar het toe heeft geleid. Wat komt dat komt, en het kan alle kanten uitgaan. Hij heeft er nooit moeite mee gehad om te switchen, hij vond heel veel dingen interessant. Dit is heel mooi werk, hij doet het heel graag. En de passie die je hebt straal je ook uit natuurlijk, want hij geeft lezingen in het museum en hij krijgt heel vaak als feedback dat hij heel gepassioneerd kan vertellen. En dat is belangrijk, want dan komen ze terug. En dan krijg je mond op mond reclame. 15. Hoe zie je de toekomst van de agrarische sector in dit gebied? Hij denkt dat het in dat gebied nog behoorlijk agrarisch zal blijven. Vorig jaar wilde ze hier een groot bedrijf stichten van Van Asten, daar is hij heel blij mee dat dat niet door is gegaan want dat zou 5 hectare groot worden ofzo en dat was net op het zuidwesten, en hij heeft het idee dat ze daar behoorlijke overlast van zouden hebben gehad. Denk aan het mest verwerken, en het vrachtverkeer wat hier dan allemaal langs zou komen. Hij vindt het ook jammer dat er zo’n grote gebouwen nu komen, en zo hoog. De intensieve veehouderij zal zich hier in Deurne toch wel een beetje concentreren. De ene stopt en de andere wordt alleen maar groter, dat is ook weer die schaalvergroting. Maar dat zal wel moeten anders kunnen ze hun boterham niet meer verdienen. En als je een paar zonen hebt die zin in het bedrijf hebben, zul je ze ook sneller meenemen in het bedrijf. Ook toekomstgericht, want op de arbeidsmarkt weet je het tegenwoordig ook niet meer. En de
74 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
boeren die geen opvolging hebben zie je ook niet zo groot groeien en die vallen op een gegeven moment ook weg. Hijzelf had dat ook, hij heeft wel zonen maar hadden allemaal geen zin in om het hoveniersbedrijf over te nemen, en ja, wat was er dan met het bedrijf gebeurd, hij heeft geen idee. Maar ook met het park, Toon Kortooms kennen ze nu nog wel, bij de jeugd wordt het al iets minder, maar over een aantal jaren kent niemand hem meer, en wat moet je dan met dat park, wat wordt het dan. Het blote voetenpad kan blijven bestaan, maar het museum dan niet. Hij geeft ook aan dat als de gemeente wat makkelijker en flexibeler wordt, dan zou het voor hun een hoop spanning wegnemen en het wat makkelijker gaan. Dan wordt het ook fijner om te ondernemen en heb je zin om iets nieuws te doen. Hij geeft ook aan dat die man van de handhaving die laatst daar was ook aangaf van dit is de mooiste plaats van Deurne en dan moeten wij nog elke keer komen kijken of hier nog wel agrarische activiteiten plaatsvinden, dat is een beetje gek, en terwijl ze zien dat het zo goed gaat. Het is allemaal zo dubbel. Want hij denkt dat als de recreatie dalijk de hoofdtak wordt, dat het hoveniersbedrijf dan steeds minder zal worden. En toch blijft hij er steeds mee bezig omdat hij het in het park ook allemaal toepast en onderhoud. Dat van het onderhoud was ook nog een discussie, telt dat wel mee in de agrarische activiteit, en wat moet hij dan, moet hij dan als hoveniersbedrijf een ander hoveniersbedrijf bellen om daar het onderhoud uit te voeren? Terwijl hijzelf ook al het gereedschap e.d. heeft. Dat zijn ook weer van die dingen, wat moet hij daar nou mee? Maar hoe meer je met de gemeente samenwerkt hoe makkelijker het wordt, dan gaat het communiceren ook veel makkelijker, je hebt dan meteen de juiste mensen die je moet bellen. Want waarom moet het altijd over zoveel schijven gaan, hij heeft al vaak gedacht van hoeveel mensen zouden er nu op de gemeente Deurne werken en hoeveel verschillende functies. En ze voelen zich ook minder verantwoordelijk, om 5 uur gaan ze naar huis en hoe het dan met de ondernemers gaat maakt hun niks uit. Hij weet ook wel dat het nu zo gaat en hoort maar wanneer het makkelijker zou kunnen moeten ze dat zeker niet laten. En zeg nou eens wat ik wel kan in plaats van meteen te zeggen wat ik niet kan. Want daar word je als ondernemer heel moedeloos van. En ook als ze zeggen van ja dat kan wel, maar dat gaat je zoveel kosten, maar ze zijn wel met een ondernemer aan het praten, en zeggen er dan ook nog eens achteraan van als het dan al lukt. En dat soort dingen hoeft hij niet te horen als hij met een leuk plan komt.
Interview agrariër 12 Datum: Situatie: Voormalig bedrijf: Locatie:
25 april 2014 Stallen staan leeg Varkenshouderij Deurne
Algemeen 1.
2.
Hoe is het agrarisch bedrijf (voormalig agrarisch bedrijf) tot stand gekomen? (inclusief ontwikkelingen, overnames, e.d.) Het is een voormalig varkens bedrijf wat ze vroeger zelf hebben opgestart. 1996 zijn ze er mee opgehouden. Alle oude schuren staan er nog. Want als ze het af zouden breken en er wil nog eens iemand anders op het bedrijf komen die iets wil, want schapen en paarden mag, dan kan die op die ruimtes nog bouwen. Daarom blijft het staan. Omdat er nog een agrarische bestemming op de locatie zit mochten de stallen blijven staan van de gemeente. Ze zijn nog wel eens komen kijken maar er stonden geen varkens meer in. Dus dat was geen punt. Verder zijn ze op de locatie bezig geweest met het realiseren van een mantelzorg woning. Het was een ideaal plan. Maar de WOZ waardes gingen omhoog. En de zoon heeft wel een goede baan maar als met de beide ouders iets zou gebeuren, moet de zoon afrekenen voor de locatie. En dat was financieel geen goede optie. Het mantelzorgwoning zou dan in de garage komen die op het erf staat. De plannen waren al helemaal klaar en goed bevonden door de gemeenten. Ook met de boekhouder en belastingkantoor. Maar toen ging het niet door. Dus nu moet er weer een keer een andere koper komen. Waarom is voor deze (iv, bomenteelt, veeteelt, etc.) agrarische sector gekozen? De varkens lag meer in zijn lijn. Ze hebben fokzeugen gehad. Bedrijf is door hun zelf opgericht.
75 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Leegstand/ factoren 3.
Welke factoren hebben, landelijk gezien, volgens u de meeste invloed gehad op de leegstand van agrarisch vastgoed? Het is gigantisch duur om het af te breken. En wat ze eerder aangaf, als er iemand komt en die zegt had die stallen maar laten staan, want…. Dus nu zitten er nog wat hobby dieren in de stallen en wat ander hobby materialen zoals biljard. Ooit aan gedacht om te verhuren? Hebben ze wel overwogen. In het achterste deel zit en timmerman, dit is familie. In de andere delen zit ‘opslag’. Andere factor. Toen de varkenspest is geweest werd het daarna steeds moeilijker. Dus toen hebben zij er voor gekozen om de stallen leeg te laten staan. Want toen kwam de gezondheid van de dieren in het spel. Daarna zijn ze verder gegaan met de hobby dieren. (schapen, ganzen, pauwen, kippen, bijen).
Knelpunten/ behoeften 4.
Bent u belemmerd in de keuzes die u hebt (of wilde) gemaakt? Zo ja, wat waren deze belemmeringen? Nee zijn niet tegen belemmeringen aangelopen. De zoon wilde er ook een camping beginnen voor caravans. Dit was voor de gemeente ook goed. En dan zou ook de stal gebruikt kunnen worden. Dit was allemaal nog niet officieel met vergunningen en alles. Maar de goedkeuring van de gemeente was er wel. Bij de mantelzorgwoning. Alleen de belasting was een knelpunt. Want als zij allebei overlijden moest de zoon belasting gaan afrekenen (successierecht). En alles wat de ouders in de locatie lieten zitten moest op dat moment dan ook afgedragen worden aan de belasting. En daar wilden de ouders de zoon niet mee belasten. En dat is de reden dat ze niet doorgegaan zijn met het plan voor de mantelzorgwoning. 5. Zijn (waren) er behoeften op het gebied van beleid en regelgeving voor het beheersen van uw agrarisch vastgoed? Er waren geen extra behoeftes aan regelgeving. Wel zijn ze er genoeg voor onderweg geweest (voor de mantelzorg). En toen hebben ze definitief gezegd dat ze het niet deden. 6. Is/ was er behoefte aan een subsidie? Zou u door deze subsidie actie ondernemen? Er was geen behoefte aan subsidie. Subsidie moeten ze afschaffen. Hier wordt alleen maar misbruik van gemaakt.
Toekomst 7.
Hoe ziet uw toekomstvisie met betrekking tot uw locatie eruit? Mensen zijn al op leeftijd. Ze zijn van plan om ergens kleiner te gaan wonen. Aan wie het verkocht wordt maakt niet veel uit. 8. Hoe ziet u de toekomst van de agrarische sector in uw gemeente? Sommige worden groter en andere vallen af. Het gaat de verkeerde kant op want het moet steeds groter. Moet de gemeente hier iets aan doen? Dat doen ze al, met de actiegroep stop de stank. Wel vind ze dat alle varkensbedrijven beter bij elkaar kunnen zitten dan dat ze overal verspreid zitten. Dus geconcentreerde gebieden vind ze goed. Laat ze allemaal maar bij elkaar zitten. Bij de andere agrarische sectoren (boomteelt, veehouderij), zijn de concentratie gebieden niet nodig. Deze kunnen goed verspreid zitten. 9. Had u achteraf gezien andere keuzes gemaakt? We hebben allemaal goede keuzes gemaakt. De man wilde eerst nog een stal bijzetten maar toen is hij ziek geworden. Dus konden ze niet meer uitbreiden, investeren was geen optie meer. Daarna is de varkenspest gekomen. In de buurt is deze ziekte toen uitgebroken. De locatie zat toen net binnen de cirkel voor het ontruimen van de bedrijven. Het bedrijf is toen geruimd. Daar hebben ze geen vergoedingen voor gehad. De varkens waren gezond dus zijn gewoon geleverd. Gelijk daarna zijn ze gestopt met het varkens houden. Tip: de boeren van nu zitten met heel veel regels waar ze zich aan moeten houden.
Interview agrariër 13 Datum: Situatie: Voormalig bedrijf: Locatie:
24 april 2014 Agrarisch bedrijf met kinderdagverblijf Varkenshouderij met akkerbouw Deurne
76 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Algemeen 1.
Hoe is het agrarisch bedrijf (voormalig agrarisch bedrijf) tot stand gekomen? (inclusief ontwikkelingen, overnames, e.d.) Voormalige varkenshouderij met 10ha akkerbouw, met als nevenactiviteit kinderdagverblijf. Kinderdagverblijf is eigenlijk de hoofdactiviteit maar staat geregistreerd als nevenactiviteit van de akkerbouw anders mag het niet in het buitengebied. Het kinderdagverblijf zit onder andere gevestigd in de oude veldschuur. Vorig jaar is deze omgebouwd naar kinderdagverblijf. Het woonhuis bestond vroeger uit twee woningen. In de tweede woning woonde de ouders van hem. Toen deze verhuist zijn, is de vrouw in dat tweede huis een kinderdagverblijf begonnen. De oude hygiënesluis/ziekenboeg is nu omgebouwd naar BSO. Daar zitten 32 kinderen. De oude varkensstallen (zeugenstal/ mestvarkensstal) zijn gesloopt. Een oude stal is blijven staan. Deze staat nu vol met de inboedel van de andere stallen. De vader van hem had koeien en dit heeft hij overgenomen. De koeien was niet zijn ding dus is hij verder gegaan met zeugen. Hij is uitgebreid naar 175 zeugen. Want meer mocht hij er niet houden op die locatie. De locatie ligt binnen het verwevingsgebied. Hij is wel bezig geweest om een gesloten bedrijf er van te maken maar dat mocht niet op die locatie. Om toch door te gaan op die locatie had hij alles af moeten breken en nieuw moeten bouwen, dit was een te grote kostenpost. En aangezien hij niet verder mocht groeien op die locatie, en hij niet groot genoeg was voor een goed doorbestaan, is hij er meer gestopt. Nu zijn ze verder gegaan met het kinderdagverblijf. 2. Waarom is voor deze (iv, bomenteelt, veeteelt, etc.) agrarische sector gekozen? Koeien zat er niet in op de locatie. De locatie was er niet op ingericht omdat er te weinig grond aan het erf lag. En ook de stal zou nieuw gebouwd moeten worden. De varkensstal stond er toen al. Dus toen hij van school af kwam kon hij gelijk beginnen. 3. Wat is (was) de omvang van het agrarisch bedrijf? (M², aantal dieren) 175 Zeugen en 600 vleesvarkens.
Leegstand/ factoren 4.
5.
Welke factoren hebben, landelijk gezien, volgens u de meeste invloed gehad op de leegstand van agrarisch vastgoed? De omvang. Je moet groter om mee te kunnen. ‘Als je dat niet doet ga je kapot’. Je moet mee of anders afvallen. Bedrijven blijven maar verdubbelen. Kleinere bedrijven vallen van zelf af want die kunnen niet mee. Kleine bedrijven vallen overal buiten met inkoop kortingen dus moeten ze overal de hoofdprijs betalen en ze beuren wel het minste. En dat houden ze niet vol. Iemand die wil boeren (vakman) die wil niet stoppen die gaat door. Als je geen opvolger hebt en je bent 50 waarom zou je dan nog investeren in een nieuw bedrijf. Je hebt toch geen opvolger. Waar doe je het dan voor? Welke ontwikkelingen heeft uw bedrijf doorgemaakt waardoor er de keuze is gemaakt om te stoppen, herontwikkelen, uitbreiden, leeg te laten staan? Ze liggen tegen de gemeente werf aan met wat grond (1,5ha)en die moest de gemeente hebben. De gemeente heeft deze grond gekocht. Daarom was de stap ook makkelijker om op te houden. Want niet iedereen kan zomaar ophouden met varkens. Want als hij een jaar of 6-7 geleden geïnvesteerd had in gesloten bedrijf. Dan was het moeilijk geweest om te stoppen. Je hebt net geïnvesteerd en alles is nieuw. Dan kun je het slecht afbreken daar is het niet voor gebouwd. Hij heeft niet met een regeling mee gedaan. Die was er toen niet. (in 2002 was de opkoopregeling). Hij is gewoon opgehouden en heeft de stallen afgebroken. Hij heeft zijn rechten nog kunnen verkopen.
Knelpunten/ behoeften 6.
Bent u belemmerd in de keuzes die u hebt (of wilde) gemaakt? Zo ja, wat waren deze belemmeringen? Met het stoppen zijn er geen belemmeringen geweest. Met het uitbreiden van het kinderdagverblijf is het ook alles mee gevallen. Je kunt beter een kinderdagverblijf beginnen dan een varkensbedrijf. Want dan zijn de mensen veel meegaander omdat ze dat veel mooier vinden dan een varkensbedrijf. Want als je een vergunning aan wilt vragen voor een varkensbedrijf, springt iedereen omhoog en willen ze het tegenhouden. En een kinderdagverblijf wil geen mens tegenhouden. Dus hebben er geen belemmeringen van. De gemeenten heeft ze ook juist geholpen. Want nu is er een systeem, het was eerst een nevenactiviteit van de varkens maar die zijn nu weg, nu is het een nevenactiviteit van de akkerbouw. Het is eigenlijk de hoofdactiviteit. Op dit moment zijn ze bezig om op de locatie wel de
77 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
7.
8.
9.
10.
hoofdactiviteit te realiseren als kinderdagverblijf. Op dit moment zit op de locatie een agrarische bestemming. Welke keuze had u gemaakt met betrekking tot het beheersen van uw agrarisch vastgoed als u niet aan regelgeving en beleid verbonden was? Nee, hij denkt het niet. De locatie was te klein om uit te breiden. Dan had het bedrijf moeten verhuizen en dat wilde hij niet. Ook een locatie erbij ergens anders was voor hem geen optie. Hij zag het niet zitten om iedere dag te reizen tussen meerdere locaties. Zijn (waren) er behoeften op het gebied van beleid en regelgeving voor het beheersen van uw agrarisch vastgoed? Dat is moeilijk te zeggen. Bij de opkoop kregen ze betaald per dierrecht, hij weet niet hoeveel. Maar hij heeft zijn mestrechten kunnen verkopen. Deze waren misschien wel duurder dan degene die met de opkoop meegedaan hebben. Dus hij is er niet slechter om. En het zat zo met de grond, de gemeente werkte mee, maar dan moest hij wel zijn stallen slopen, hij verkocht zijn grond maar daar kreeg hij wel een knaak per meter meer om de stallen te kunnen slopen. En dat was genoeg om alles mee te slopen dus het slopen heeft hem niks gekost. Daar werkte de gemeente dus mee mee om dat af te breken, die gaven een vergoeding. Het was eigenlijk een vorm van een sloopregeling. Dit viel niet onder een bepaalde sloopregeling. De makelaar die hij in de hand genomen had heeft hier mede voor gezorgd. Zijn (waren) er op andere gebieden behoeften voor het goed kunnen beheersen van uw agrarisch vastgoed? Nee. Een bedrijf groeit. Er was behoefte aan BSO, dus ga je daar aan denken. Het is vraag en aanbod. Er is nooit bezwaar op gekomen tegen de uitbreiding van het kinderdagverblijf. Een architect had tegen hem gezegd dat hij heel de buurt moest inlichten van zijn plannen. Dit heeft hij toen gedaan voordat ermee begonnen werd. En er waren alleen maar positieve reacties. Vroeger was deze straat alleen maar varkens en koeien. Nu zit er nog een koeienboer en nog wat biggen en verder is alles weg. Als het kruispunt over gestoken wordt dan begint het LOG gebied. En daar staan alle grote stallen. In het verwevingsgebied mag je de rechten gebruiken maar mag niet veel bouwen. Is/ was er behoefte aan een subsidie? Zou u door deze subsidie actie ondernemen? Ja. Maar in de vorm van die Knaak van die grond is dit er toch gekomen. Verder was er niks. Hij wilde zijn stallen ook gelijk weg hebben. Ook voor het oprichten van het kinderdagverblijf was geen subsidie. Als er subsidie was geweest dan hadden ze daar wel gebruik van gemaakt.
Toekomst 11. Hoe ziet uw toekomstvisie met betrekking tot uw bedrijf eruit? De akkerbouwgrond wordt op dit moment verhuurd. Hij had geen mest meer, eerst deed hij alles zelf. Nu met het verhuren van de grond kan hij meer beuren dan dat hij zelf op de akker werkt. Dus dat was een makkelijke keuze om te gaan verhuren. Toekomst kinderdagverblijf: uitbreiden denkt hij niet. Er mocht alleen maar een kinderdagverblijf komen in bestaande gebouwen. Er mag geen nieuw gebouw geplaatst worden voor het uitbreiden van. Op het kinderdagverblijf zitten er 16, 16 en 32 BSO. In het dorp hebben ze ook nog een locatie maar deze is alleen in gebruik op drukke dagen (dinsdag en donderdag). 12. Hoe ziet u de toekomst van de agrarische sector in uw gemeente? Hij denkt dat het allemaal steeds groter wordt. Bedrijven gaan verdubbelen. 13. Had u achteraf gezien andere keuzes gemaakt? Iets komt op je pad. En als je boer was en het ging goed dan was je boer gebleven. Het loopt zoals het loopt. Dit had hij ook niet verwacht 6 jaar geleden. In eerste instantie dacht hij ‘ik blijf boer’ maar toen is het omgedraaid. Misschien is het volgend jaar weer anders. In de tijd toen hij nog varkens had is hij ook gaan werken bij een aannemer (1,5 jaar in de bouw). Toen heeft hij zijn heup gebroken en is hij daar gestopt. Verder is er nu werk genoeg rondom de locatie.
78 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
BIJLAGE 10 INTERVIEWS GEMEENTEN
79 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Interview ambtenaar 1 Datum: Gemeente: Functie Ambtenaar:
23 april 2014 Horst aan de Maas Medewerker vergunningen
Algemeen 1.
Hoe is het huidige beleid tot stand gekomen? (Zelf bedacht of in samenwerking) (RvR, VAB, Bestemmingsplan, etc.) Daar kan de andere medewerkster die we gaan interviewen meer over vertellen, zij is betrokken bij het schrijven van de structuurvisie, die is vorig jaar gemaakt, daar is voor het grondgebied van de ‘nieuwe’ gemeente een bepaalde visie ontwikkeld. Het is geen eindstuk, het moet steeds geëvalueerd worden. Je loopt al werkende met de structuurvisie alweer tegen dingen aan. Voor de Ruimte voor Ruimte zijn nog een aantal kavels, maar daarvoor in de plaats is het project buitenkansen ontwikkeld, een project dat een aantal iv bedrijven, die op vervelende locaties liggen, dicht bij kernen, dat die gesaneerd worden en in ruil daarvoor een aantal kavels kunnen uitgeven. Dat is een soort van Ruimte voor Ruimte maar dan op gemeentelijk niveau.
Functionaliteit beleid 2.
3.
Hoe vaak wordt er gebruik gemaakt van de huidige regelingen voor het beheersen van leegstaand agrarisch vastgoed? Het valt wel mee, het is vaak dat je als gemeente en als agrariër zijnde tegen een knelpunt aanloopt, omdat je op een niet zo gunstige locatie zit, tegen de kern aan. Vaak heb je dan een grote stankcirkel en dat betekend of voorzieningen treffen om die milieucirkel in te perken of kijken of er geen andere locatie is die beter geschikt is. Als je dan al heel veel geïnvesteerd hebt is dat natuurlijk lastig, maar op het moment dat er dan met dergelijke regelingen een mouw aangepast kan worden zodat je wel de mogelijkheid hebt om daar te saneren, door er toch nog geld uit te halen en dan op een andere locatie verder te kunnen. Dat zijn oplossingen waarmee je, zeker met grote iv bedrijven, naartoe moet. Maar dat zal niet overal lukken, maar daar waar het kan. Of er veel gebruik wordt gemaakt van de glas-voor-glasregeling weet de andere medewerkster die we gaan interviewen beter. Dat is en regeling die ook in de structuurvisie naar voor komt. Bij glas en natuurlijk ook bij andere agrarische bedrijven is het tegenwoordig zo dat je maar bij bepaalde locaties in gemeenten écht uit kunt bereiden. En zeker de glastuinders van nu zijn niet meer de glastuinders van 20 jaar geleden, die aan 1 hectare genoeg brood konden verdienen. Ze denkt dat de glastuinders die nu nog willen en kunnen ontwikkelen op locaties zitten daar waar de ruimte ook is. Net als bij het Meterikse veld, dat wil met ontglazen, daar worden dus regelingen getroffen met de glastuinder die er zit zodat het glas daar weg kan. Dus er wordt wel gebruik van gemaakt maar het is niet zo dat het storm loopt. Hebben de regelingen de gewenste uitwerkingen? Bijv. de glas-voor-glasregeling, zijn jullie niet bang dat deze regeling ontwikkelen juist tegenhoud, waardoor er meer leegstand komt? Ja, maar het een kan niet zonder het ander. Of diegene moet er voor kiezen om echt in een concentratiegebied te gaan zitten, maar die hebben we ook niet echt veel meer, of je zou al naar californië moeten. En daar zijn de kavels ook niet meer voor het oprapen. En dan moet je echt al kiezen voor een groot bedrijf, met een klein bedrijf tot 2 hectare kun je daar niet terecht. Californië gaat uit van 5 hectare. Door de schaalvergroting wordt het nu eenmaal veel groter. De laatste jaren wordt bijna geen vergunning meer aangevraagd voor glas.
Factoren leegstand 4.
Welke factoren hebben in uw gemeente de meeste invloed gehad op leegstaand agrarisch vastgoed? Slechte prijzen en het feit dat de regelgeving zodanig wordt aangepast dat je steeds meer voorzieningen moet treffen om te mogen blijven produceren. Ze denkt zeker de intensieve veehouderij etc., als je kijkt naar hoeveel regels en eisen waaraan ze moeten voldoen, dat is voor sommige gigantisch. Daar moet je heel veel varkens of koeien voor kopen wil het nog interessant zijn, en je moet voorzieningen treffen, het wordt gewoon bij wet opgelegd. Dat is voor veel boeren de doorsteek. Het zijn dan vooral regels die doorwerken vanuit Europa en het Rijk, het stikstof gebeuren, de ammoniak, de natuurbeschermingswetgeving, het wordt er niet makkelijker op. En je kunt als gemeente misschien nog wel bedrijven faciliteren door uitbreidingsmogelijkheden te bieden, maar als
80 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
je dan heel veel ammoniak aan moet kopen of rechten hier en rechten daar, en je daar een bijzondere hoge investering voor moet doen, dan is het niet meer voor alle boeren haalbaar om dat te doen. En de gemeente heeft ook haar gemeentegrenzen, je hebt beperkte ruimte binnen het buitengebied dat je hebt, waar steeds meer andere functies in zijn gekomen. Het wordt steeds lastiger om bedrijven, zeker met bepaalde omvang, daar in te kunnen passen. We zeiden ooit, het buitengebied is voor de agrariërs, maar dat is niet meer. En dat hou je niet tegen, maar je moet er wel voor blijven zorgen dat je de agrariërs blijft faciliteren want dat hebben ze uiteindelijk wel nodig.
Knelpunten en behoeften 5.
6.
7.
8.
9.
Levert het gemeentelijk beleid volgens u belemmeringen op voor het beheersen van leegstaand agrarisch vastgoed? Dat denkt ze wel, want op het moment dat een agrariër wat wil, dan loop je meestal ook tegen het bestemmingsplan aan. In het bestemmingsplan leg je de bestaande situatie vast, het is niet echt ontwikkelingsgericht en dat betekend procedures. En die duren lang en op het moment dat de agrariër wil investeren, wil hij vooruit. In feite moet je dan al een paar jaar van te voren gaan beginnen met je planvorming om te komen tot een resultaat. En dan hopen dat er niemand gaat procederen, want dan ben je nog langer bezig. Bij herbestemmen is het zo dat op het moment dat de agrariër ophoud met zijn activiteiten, vaak liggen de stallen er dan nog, dat kost een flinke smakt geld om die te slopen, dat is natuurlijk niet voor iedereen aantrekkelijk. Er is in de structuurvisie ook nog beleid gemaakt voor vrijkomende agrarische bebouwing, maar dat betekend ook weer procedures en beperkingen en dat betekend ook vaak sloop van een deel van de bebouwing, en dat kost allemaal geld. Zeker bij de agrariërs van tegenwoordig, dat zijn niet meer de keuterboertjes van vroeger, het gaat echt om omvangrijke bedrijven. Welke knelpunten ziet u bij het beheersen van leegstaand agrarisch vastgoed? Wat wilt u hierin veranderd zien? Ze denkt dat hun er niet echt zicht op hebben wát er leeg staat, en dan kun je ze alleen faciliteren door ruimte te bieden voor hergebruik, maar dan stuit je toch weer vaak op de problemen die ze net ook al aangaf. Ontstening is vaak heel lastig, en hun hebben de financiële middelen ook niet om maar voor iedereen te gaan slopen of ondersteuning te bieden. Zijn er buiten het beleid om knelpunten voor het beheersen van agrarisch vastgoed, waar uw gemeente invloed op uit kan oefenen? Ze denkt dat de markt heel slecht is. Het worden alleen maar minder agrariërs, het worden er niet meer. En de agrariërs die er nog zijn willen dan toch op zeker moment groter groeien en niet met allemaal discontaties. En je ziet ook nog wel eens dat agrariërs door de gemeente heen stallen hebben liggen, maar als je spreekt over de akkerbouwers, is dat helemaal niet praktisch, dat ze overal gronden hebben liggen dat voorkom je niet maar je wilt wel je loodsen je bedrijfsgebouwen bij elkaar. Ook vanuit kosten oogpunt, logistiek etc. Dus dat betekend groeien op één locatie, je wilt toch de kosten proberen te beperken. Wat zijn volgens u de behoeftes van agrariërs omtrent het beheersen van leegstaand agrarisch vastgoed? Dat is lastig, want als je het mogelijk maakt om bijvoorbeeld vrijkomende agrarische bebouwing op een andere manier te gaan gebruiken, je onttrekt het dan wel aan de mogelijkheid om het weer hernieuwd agrarisch te gebruiken. Er komen allerlei ander functies in het buitengebied die er eigenlijk helemaal niet thuis horen, bedrijven die eigenlijk op het bedrijventerrein thuishoren. Burgers die er gaan wonen en die dan ook agrariërs die er nog zitten belemmeren. Dus dat is heel lastig, ze vind het heel dubbel. Hoe worden subsidieregelingen op gemeentelijk niveau opgesteld? Daar heeft ze geen kijk op. Ze hebben een subsidioloog in huis maar daar hebben ze met vergunningen heel weinig mee te maken.
Toekomst: 10. Hoe ziet u de toekomst van de agrarische sector in uw gemeente? De basis is wel goed, er wordt wel genoeg ruimte geboden om. De ene bedrijfstak is natuurlijk wat gevoeliger als de andere, als je het hebt over iv, dat ligt niet overal even positief, met het nieuw gemengd bedrijf, met het opschalen van, het heeft voorstanders en tegenstanders, en dan moet je de neuzen op één lijn zien te krijgen. En dat zal in de gemeenteraad ook wel een heet hangijzer worden
81 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
van welke kant gaan we op. Willen we ruimte bieden voor iv, willen we ruimte bieden voor glas, willen we ruimte bieden voor akkerbouw, champignonkwekers die er steeds minder zijn. Je moet wel faciliteren, dus ook de mogelijkheid bieden om die bedrijven hun brood te laten verdienen. En dat betekend meedenken en niet alleen maar tegenwerken. Het wordt de agrariër al moeilijk gemaakt door alle wetten en regelgeving, bied dan wel de ruimte die je nog hebt binnen je gemeente, voor de agrarische bedrijven om zich te kunnen ontwikkelen. En bij klavertje 4 waar regionaal het nodige geboden wordt maar je moet agrariërs dan wel zo ver krijgen dat ze daar naar toe gaan, dat kost geld. Zorg dan dat je de middelen op de een of andere manier beschikbaar hebt of krijgt. Ook bij de provincie, er zullen vast wel mogelijkheden zijn. ze denkt dat het een heel gepuzzel is om het nog aantrekkelijk te houden voor de agrariër. En kun je dan ook de hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing door andere agrariërs stimuleren? Zal ook wel lastig zijn, een grondgebonden agrarisch bedrijf heeft natuurlijk niet zo’n hoge eisen dan een iv. Het wordt denkt ze steeds moeilijker om leegkomende agrarische bedrijfsgebouwen te hergebruiken door agrariërs. Want ze zullen ook allerlei voorzieningen aan moeten treffen. Maar je kunt ze wel stimuleren, en het gebeurt ook wel. Het kan wel maar het is wel lastig, er zullen veel investeringen gemaakt moeten worden om het mogelijk te maken. 11. Stel er blijkt dat er vanuit de agrariërs vraag is naar een regeling, hoever zou de gemeente hier dan in meegaan? Dat kun je ook beter aan de andere medewerkster die we gaan interviewen vragen. Het euvel is gewoon het geld. Waar krijg je het geld vandaan. De makkelijkste manier om te financieren lijkt iets als Ruimte voor Ruimte en project buitenkans om dan maar bouwkavels te gaan verkopen. Maar die woonkavels is ook niet voor iedereen weggelegd. Dat zijn ook fikse bedragen, en dat geld moet dan ook binnen worden gebracht, niet iedereen kan ze betalen. 12. Hebben jullie hier in de gemeente te maken met actiegroepen? Werkgroep behoud de parel, dat is op dit moment wel degene die het meeste actief zijn. Werkgroep behoud de peel, maar die zijn wat minder actief de laatste tijd. Het groene schild, die zitten meer op iv, het is een landelijke groep maar die worden ook vaker ingezet op dit soort gemeenten omdat ze toch nog wel het nodige iv hebben in de gemeente. En verder gewoon de individuele burger. Ze hebben gewoon hun eigen statuten waar ze voor gaan en daar zijn ze ook in best wel goed overleg over met de gemeente maar op een gegeven moment kom je niet nader tot elkaar, over bepaalde punten wordt je het niet eens met elkaar. En dat betekend dat je in procedures verzeild raakt en dan moet je het overlaten aan de raad van state om hun te laten beslissen. Punten als gezondheid, zijn een hot items maar daar weten ze nog zo weinig van af. En met de Europese regelgeving en de milieueffectenrapportage, het wordt steeds uitgebreider en ondoorzichtiger. En dat leid tot lange procedures. En zeker bij grootschalige initiatieven, dat zal straks ook bij Californië zijn, dat is ook een trend, om aarde te laten winnen, wat dan ook weer ingezet kan worden voor de burgers of iets dergelijks. Maar dat stuit dan wel bij andere groepen weer op verzet. Bepaalde duurzaamheidaspecten, windenergie, dat zijn ook dingen bij agrariërs dat ze denken dat ze daar wat meer opbrengsten uit kunnen halen. Maar je hebt toch allemaal belangen waar je rekening mee moet houden en de een die juicht het helemaal toe en de ander kraakt het helemaal af. En breng dat maar tot elkaar te brengen. Er moet een middenweg gevonden worden. Maar dat is met name bij iv, bij glas in wat mindere maten, glas is de laatste jaren vooral in de hoogte gegroeid. En op dit moment is er één bedrijf in Horst aan de Maas die een ‘varkensflat’ heeft, dus twee lagen. Maar zo’n nieuw gemengd bedrijf, mocht dat er komen, is ook gigantisch. Of die er dan uiteindelijk beter of slechter af zijn, dat weet je niet.
Interview ambtenaar 2 Datum: Gemeente: Functie ambtenaar:
23 april 2014 Horst aan de Maas Beleidsmedewerkster
Algemeen 1.
Hoe is het huidige beleid tot stand gekomen? (Zelf bedacht of in samenwerking) (RvR, VAB, Bestemmingsplan, etc.)
82 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Zij werkt er vanaf 2011, toen liep het proces van de structuurvisie al (dat was ergens in 2009, 2010) en dat is vorig jaar afgerond. Het is bedoeld voor de hele gemeente, zowel voor de kernen als voor het buitengebied. De structuurvisie bestaat enerzijds uit een beleidsdeel, ze hadden heel veel verschillende soorten beleid en dat wilde ze in één boekje zetten, dus ze hebben een deel van de structuurvisie echt alleen maar beleidskaders, ook niet te veel nieuw beleid. Het tweede deel is het kostenverhaal, je mag niet zomaar een afdracht aan iemand vragen, je mag niet zeggen van jij wil een huis bouwen en ik wil hebben dat je daar zoveel aan bijbetaald zodat wij onze projecten kunnen realiseren. Dus je moet echt in de structuurvisie zeggen van dit vraag ik van de mensen, een kwaliteitsbijdrage per zoveel m², en daar ga ik dat mee doen. Dat moet je echt in je structuurvisie vastleggen, want als iemand dan een beroep doet op onze schulden betaling bij de rechtbank dan zijn wij het haasje. Dat wordt ook gecheckt door hun huisadvocaat of het juridisch wel allemaal kan. Ze zijn nu zover dat ze de structuurvisie vastgesteld hebben, ze werken er nu ongeveer één jaar mee en binnenkort start ze met de evaluatie, dan gaat ze gesprekken voeren met interne en externe mensen van hoe ervaren jullie het en hoe werkt het in de praktijk, zijn er dingen die ze niet lopen zoals ze zouden moeten lopen. Dat brengen ze dan terug aan het college, de commissie en in de raad en aan de hand daarvan gaan ze bekijken of het beleid bijgesteld moet worden of niet, en met name de agrariërs hebben daar best wel een grote stempel in, want ze hebben toch 80% buitengebied ongeveer. En als dat afgerond is, dat zal ergens in het najaar zijn, dan kunnen ze zeggen dat ze een structuurvisie hebben die wel 10 jaar meekan. En je weet natuurlijk nooit wat de ontwikkelingen zijn en ook nu bij de verkiezingen, ze krijgen een nieuwe wethouder en dat is wel heel lastig van het werken bij de gemeente, dat iedere 4 jaar heb je een ander beleid en een andere wethouder en dat is de politiek en die bepaald wat wordt toegestaan en wat niet. Terwijl je documenten, hoe daarmee omgegaan moet worden en of dat vernieuwd moet worden of niet, dat bepaald voornamelijk het politieke bestuur. Dus dat is wel heel dynamisch en ook wel heel erg leuk. De glas-voor-glasregeling dat is een regeling die ze doen in samenwerking met nog twee andere gemeenten, Venlo, Peel en Maas en hun dan, de LLTB en de provincie. Ze hebben een pot met geld gekregen vanuit de provincie, en het is de bedoeling dat hun dat in de regio gebruiken om solitair glas te verwijderen en het glas zoveel mogelijk te concentreren in de glasconcentratiegebieden en de projectvestigingsgebieden. Glastuinbouwconcentratiegebieden hebben ze er 3 en projectvestigingsgebied één dat is Callifornië. En er ligt heel veel versnipperd glas en dat wil je eigenlijk gewoon weg hebben, en als mensen daar geen vergoeding voor krijgen, ja je kan niet zomaar tegen iemand zeggen ruim je kas op, je hebt dan geen poot om op te staan. En dan krijgen ze, ze moeten dan wel aan een aantal criteria voldoen, en dan krijgen ze 4 euro per m² om het te slopen. Dat is echt een vergoeding, als je het goed doet en het is oud glas, dan krijg je het daarvoor wel gesloopt. En het is ook niet de bedoeling dat glas wat in gebruik is, en wat nog voldoet, dat dat gesloopt wordt, dus vandaar dat je het ook een beetje aan de lage kant moet houden. En anderzijds heb je tuinders die willen uitbreiden, nu staat in de bestemmingsplannen dat dat niet mag, maar dat mag wel op basis van die regeling. Dan moeten ze elke vierkante meter die ze mogen uitbreiden moeten ze twee vierkante meter slopen. Dus ook weer om dat oude glas zoveel mogelijk op te ruimen. In de concentratiegebieden willen ze juist het glas hebben, dus als ze daar naar toe gaan dan hoeven ze niks te betalen, maar meestal is de grond daar al iets duurder. Nieuwvestiging mag in de concentratiegebieden en projectvestigingsgebieden zowiezo, dat willen ze juist ook. Maar het verloederde en het oud glas in het buitengebied willen ze weg hebben. En je moet dat wel als overheid stimuleren, anders heb je geen poot om op te staan, dan doet niemand dat. En als ze er iets voor krijgen, zijn de meeste wel bereid om het te doen. En dan moet je er ook weer voor zorgen dat, je kan wel zeggen sloop die kas, maar dan moet je er ook weer voor zorgen dat die mensen die het bestemmingsplan maken het zo maken dat er geen nieuw glas meer terug mag komen. als de glasbestemming erop blijft zitten, mag je er nog bouwen en heb je er nog niks aan. Een Ruimte voor Ruimte regeling hebben ze wel, ze hebben nog 5 of 6 kavels niet nog ingevuld moeten worden. En als die ingevuld zijn houdt de regeling op. De ruimte voor ruimte regeling gaat eigenlijk over de structuurvisie. Ze hebben in de structuurvisie ook en module voor wonen in het buitengebied. Ze maken dus eerst die ruimte voor ruimte regeling vol en dan gaan ze die modules in de structuurvisie gebruiken.
Functionaliteit beleid 2.
Hoe vaak wordt er gebruik gemaakt van de huidige regelingen voor het beheersen van leegstaand agrarisch vastgoed?
83 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
3.
4.
5.
6.
De sloopvariant van de glas-voor-glasregeling, daar wordt veel gebruik van gemaakt. Maar in de glastuinbouw gaat het zo slecht, ze willen wel uitbreiden maar ze kunnen het niet. Dus je ziet echt in de economische slechte tijd, dat ze blij zijn als ze iets aan elkaar kunnen knopen en dat ze echt niet bezig zijn met uitbreiden. Maar je moet nu beleid maken voor straks over een paar jaar, en als je nu daar niet mee bezig bent en als de economie aantrekt, heb je straks niks. Dus het is altijd een beetje een wisselwerking, dus nu is het vooral het sloopverhaal, en straks hoopt ze dat het ook steeds meer richting uitbreiding gaat. Maar de pot is nog gevuld dus opzich zouden ze nog best wel even vooruit kunnen, en die regeling is ook zo opgezet dat als er een andere gemeente mee wil doen er nog openingen zitten om nog meer deelnemers te krijgen. De regeling is er sinds begin 2013. Hebben de regelingen de gewenste uitwerkingen? Zoals net al gezegd loopt de uitbreiding van de glas-voor-glasregeling nog niet zo goed, maar dat is meer op termijn. Je wil nu zoveel mogelijk verspreid glas, oud glas weg hebben en dat kan door deze regeling. En als je die niet hebt wordt er gewoon niks opgeruimd. En ze hebben dat geld van de provincie gekregen omdat hun eigenlijk samen met Venlo en Peel en Maas dé gemeenten zijn die de meeste glas hebben. En als je geld krijgt van de provincie en je mag het daarvoor gebruiken, dan is deze regeling wel heel geschikt. Het is nog even wachten hoe de economie aantrekt en hoe het gaat lopen met de uitbreidingen, want als het alleen sloop is dan is het geld een keer op en dan houdt de regeling ook op te bestaan. Maar juist door de uitbreidingen, die bij 1m² uitbreiding 2m² moeten slopen, die houden de regeling in stand. Dus zolang als je uitbreiders hebt, heb je ook een regeling. Maar zolang je dat niet hebt, tot nu toe werkt t wel, maar het is even de vraag hoe het gaat werken als de economie aantrekt en of die regeling dan ook tuinders stimuleert om dan uit te gaan breiden. Maar goed, als je geen geld hebt om uit te breiden houdt het ook op. Zijn jullie niet bang dat deze regeling ontwikkelen juist tegenhoud, waardoor er meer leegstand komt? Ja maar nu mogen ze niks. Er zit trouwens wel een ondergrens aan, de ondergrens is 3 hectare. Dus onder de 3 hectare mag je zowiezo uitbreiden op basis van het bestemmingsplan. Maar een beetje een bedrijf heeft al snel 3 hectare nodig. En de kleinere bedrijfjes, dat is meestal van oudsher en vaak hebben ze geen opvolger dus het bloed een keertje dood. En als ze dan echt willen uitbreiden, dan is het ook de bedoeling dat ze naar die concentratiegebieden gaan, daar willen we ze juist hebben. En 3 hectare is net zo’n maat, dat kan nog net op basis van het bestemmingsplan en daarboven hebben we dan de glas-voor-glasregeling. Zijn de regelingen gemakkelijk in het gebruik? (rechtstreekse lijnen of veel omwegen?) Ja, ze hebben bij een bureau een procedureboek laten maken dus wat moet je als gemeente doen om dat goed uit te kunnen voeren want je moet natuurlijk wel overeenkomsten opstellen met de tuinders, planschade, en ze moeten zelf het bestemmingsplan opstellen. En daar komt best nog wat bij kijken voordat je dat daadwerkelijk hebt gedaan en daar hebben ze wel formats voor laten maken, dan hebben ze dus een standaardovereenkomst dat ze eigenlijk alleen nog maar de naam, adres en waar het initiatief over gaat in hoeven te vullen. Dat ze zelf wel de procedure doen maar dat het wel gestroomlijnd is en dat het ook uniform gaat in alle 3 de gemeenten. Ook in het kader van projectmatig werken, dat is bij hun een hot item, dat je wel echt heel gestructureerd gaat werken en dat je ook iedere aanvraag hetzelfde behandeld en het ook als een soort van projectje ziet, dat werkt wel heel goed. En één keer in de zoveel tijd hebben ze de projectgroep, dus dan stemmen ze met de gemeentes onderling af wat er overal binnen is gekomen, zodat ze ook op een zelfde lijn zitten. Want alle tuinders uit verschillende gemeenten moeten hetzelfde behandeld worden. En hier is ook pas een beleid gemaakt voor de plattelandswoning, wordt daar veel gebruik van gemaakt? Dat is pas vastgesteld, dus dat is ook even afwachten van hoe het gaat werken in de praktijk. En heel veel mensen denken dat als ze beleid voor plattelandswoning hebben ze van alles mogen, dat beeld zie je wel ontstaan. Terwijl er eigenlijk nogal wat beperkingen aanzitten, je moet al een bedrijf hebben wil je er überhaupt een plattelandswoning van kunnen maken, en mensen denk ook dat ze dan van alles mogen omdat het dan het stempeltje plattelandswoning heeft, en ook als mensen hun woning straks willen verkopen dan is het nog altijd een plattelandswoning en is het geen burgerwoning. Bij een burgerwoning ben je beschermd, dan moet je een bepaalde afstand van een ander bedrijf liggen, je bent beschermd tegen geur en emissies, en bij een plattelandswoning is dat allemaal niet. Jij wilt in het buitengebied wonen dus jij zit maar in de stank bij wijze van spreken, en dat realiseren heel veel mensen zich niet. En heel veel mensen vinden het wel leuk om in het buitengebied te wonen maar ze willen ook wel een Albert Heijn op loopafstand, en ja dat is er allemaal niet bij. Dus het is wel een beetje een begrip waar iets heel positiefs overheen hangt. En ook met de nieuwe omgevingswet, het is
84 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
nog maar de vraag of het allemaal blijft mogen wat ze nu hebben toegestaan. Totdat de omgevingswet er is, werken we ermee, doen we er ervaring mee op, het kan heel goed zijn dat die omgevingswet straks zegt nee, of alleen maar bedrijfswoning of alleen maar burgerwoning, maar dat is afwachten. Dus daar moeten we echt nog ervaring mee op doen, kunnen ze nu niet goed zeggen of het werkt of niet.
Factoren leegstand 7.
8.
Welke factoren hebben in uw gemeente de meeste invloed gehad op leegstaand agrarisch vastgoed? Zij denkt dat je als gemeente gewoon een heel flexibel beleid moet hebben. Dus je hebt heel veel panden die leegstaan, ze hebben daar wel beleid voor, het beleid vrijkomende agrarische bebouwing, en dat wil zeggen dat je in agrarische bebouwing die leeg komt te staan dat ze daar ook andere functies dan agrarisch in toe willen staan, en dat dan ook wel weer onder bepaalde voorwaarden. Maar als je dat beleid als gemeente hebt geef je ook wel weer een signaal naar de omgeving af van er hoeft niet perse alleen een agrarisch bedrijf, je mag er ook best een recreatiefunctie of een andere functie in realiseren. En als je er een andere functie in hebt dan creëer je ook weer dat de leegstand een beetje op gang komt. Dus ze denkt hoe meer functies dat je toelaat, het moet natuurlijk wel passen binnen je buitengebied beleid, hoe flexibeler je bent, hoe minder leegstand je krijgt. Want als je het alleen maar op basis van de bestemming doet, dan mag er alleen maar agrarisch gebouwd worden, die behoefte is er niet dus dat krijg je nooit ingevuld. En hoe komt het volgens jou dat die agrarische ondernemers gaan stoppen? Vaak de leeftijd, dat ze geen opvolger hebben, ze denkt dat dat in de meeste gevallen het geval is. En vaak hebben die ook een dusdanig kleine grootte, stel dat er een opvolger is die moet dan ook investeren en uitbreiden is toch nog altijd heel lastig, dan moet je al echt in een regio zitten waar dat kan, en als je alleen maar op datzelfde bouwblokje mag, ja begin er maar aan, dat valt best tegen. En er zijn ook gewoon veel minder mensen die het boerenleven in willen.
Knelpunten en behoeften 9.
Levert het gemeentelijk beleid volgens u belemmeringen op voor het beheersen van leegstaand agrarisch vastgoed? Ze hebben er juist op willen inspelen, door het beleid juist te verruimen. Dus dat er op diezelfde oppervlakte een andere functie in mag komen. En je ziet ook dat er steeds meer andere functies komen, zoals bijvoorbeeld een agrariër die er een zorgboerderij of bed en breakfast of een andere tak van sport bijdoen. Zoals gisteren was er ook op tv met die eieren, dat een eierboer hier uit de buurt die ging een hele andere tak van sport, die is ook echt de technologie ingegaan, die hebben bepaalde oogziektes met eigeel gemanipuleerd en die eieren verkopen ze dan weer aan de industrie en aan de research, dat is weer echt een innovatietak en dat zie je steeds meer. 10. Welke knelpunten ziet u bij het beheersen van leegstaand agrarisch vastgoed? Wat wilt u hierin veranderd zien? Met name tegen het bestemmingsplan, dat dat ze tegenhoud, van ja ze kunnen dan alleen maar a of b en zij willen dan graag c, dat is meestal het geval. Of ze willen een hotel realiseren of weet ik veel wat, ja goed je mag wel iets, maar meestal willen ze net dat stapje meer dan wat er is toegestaan. Maar dat kunnen hun ook niet als gemeente regelen. 11. Zijn er buiten het beleid om knelpunten voor het beheersen van agrarisch vastgoed, waar uw gemeente invloed op uit kan oefenen. Vaak zie je dat het niet alleen het beleid van de gemeente is, maar bijvoorbeeld op basis van het externe veiligheidsbeleid, moeten ze zoveel meter vanuit hun woonhuis. En als je zoveel meter vanaf je woonhuis moet gaan bouwen, heb je een heel groot bouwblok nodig. En vanwege vuurgevaar, met brandweereisen, moet er een bepaalde afstand worden aangehouden. Hoe meer van die afstanden, hoe groter je bouwblok moet zijn, en dan past het allemaal ineens niet meer. En daar zijn die bouwblokken allemaal niet op afgestemd, dat is gewoon afgestemd op de regelgeving van 10 jaar terug. En daar zie je ook wel heel veel dingen op stranden, dus dat er heel veel regels zijn. Hun denken wel dat ze veel regels stellen, maar ook qua hygiëne, verzorging, financiën, er zijn zoveel andere dingen waar ze rekening mee moeten houden dan puur dat ruimtelijke ordeningsverhaal. 12. Wat zijn uw behoeftes omtrent het beheersen van leegstaand agrarisch vastgoed?
85 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Zij zeggen gewoon minder regels. Maarja dat kan natuurlijk niet, naar haar mening zijn ze er al heel soepel in, maar als er regels zijn die door het ministerie zijn opgelegd, die ga je niet zomaar als gemeente verwijderen, dat kan gewoon niet. Ze denkt dat we het in Nederland veel te vol geregeld hebben, dat ze eigenlijk geen kant meer uitkunnen. Want ze moeten op het platteland, je bent boer of niet, je kan niet zomaar naar een industrieterrein, dus je zult we op datzelfde bouwblok, of je zult meer ruimte moeten maar dan krijg je weer van hoe meer ruimte je toestaat aan de agrariërs hoe meer dat een groengroep in actie komt. In Nederland is het allemaal azen op datzelfde stukje ruimte, dus hoe meer je aan de een toegeeft hoe meer dat de ander in opstand komt. Want die willen juist bijvoorbeeld de Peel behouden, en daar zit dan weer een vogeltje of weet ik veel wat, en dat zijn die belangen waar je rekening mee moet houden. En je hebt de verschillende belangen en de verschillende regelgeving. 13. En als blijkt vanuit de agrariërs dat er behoefte is aan een bepaalde regeling, hoe gaat de gemeente daar dan mee om? Vaak is het geld het probleem. Voor de glas-voor-glasregeling hebben ze een groot bedrag van de provincie gekregen, maar als je dat niet hebt dan is het vaak dat de burger, de inwoners, daarvoor moeten betalen. Want een gemeente heeft niet heel veel geld, ze hebben wel heel veel potjes met geld maar daar zit overal een labeltje aan van dat moet daaraan besteed worden. Ook die uitbreidingen, door die goed in beeld te brengen, dan kun je nog wel een afdracht daar boven opvragen. Maar daar moet je het ook van hebben, we kunnen niet zeggen van oké we hebben zoveel geld ter beschikking, dan zijn het de inwoners die dat geld moeten genereren. Dat is dan een afweging, van vindt je dat van dusdanig groot belang dat een overheid daarvoor moet zorgen, of zeg je van dat is het belang van de agrariër, die moet daarvoor zorgen. En nu zie je steeds meer dat er steeds meer mantwerking is, de overheid vind ook gewoon dat de agrariër daar zelf voor moet zorgen, dus het is niet meer dat iemand van de wieg tot het graf verzorgd wordt. Dat is vaak het probleem, waar haal je je geld vandaan. En een gemeente krijgt bijna al z’n geld uit de belastingen die de inwoners betalen. En een wethouder en een bestuur moeten afwegen, waar ga ik dat geld voor gebruiken. En dan zijn vaak heel veel dingen belangrijker dan die agrariër. Maar dat is gewoon politiek. En dan is de vraag, moet die agrariër geld krijgen van een overheid of moet die daar zelf voor zorgen, dat is eigenlijk de belangrijke vraag. 14. Hoe worden subsidieregelingen op gemeentelijk niveau opgesteld? Ze hebben één subsidioloog in dienst dus die coördineert een beetje de subsidieregelingen. En die bekijkt ook of er geen sprake is van staatsteun want je mag niet zomaar overal subsidie voor verlenen. En vaak is het ook, als er een subsidiepotje is, dan komt dat vaan of vanuit het rijk of vanuit de provincie, en die laten we doorwerken naar beneden. En meestal is het ministerie die daar geld voor beschikbaar stellen, en dan hangen daar al bepaalde voorwaarden, van je krijgt het geld en je moet er dit en dit en dit mee doen. Dan is de gemeente eigenlijk het uitvoerende orgaan van ofwel de provincie of van het rijk. 15. Hoe ver wilt u als gemeente gaan met subsidies om het probleem echt op te lossen? Dat is afhankelijk van het geld en het belang. Hier is het ook zo dat als iets hoog op de politieke agenda staat, dus als er heel veel belang aan wordt gehecht, dan kan er best geld voor worden vrijgemaakt. Maar meestal wordt eerst gekeken van kan iemand het zelf financieren, zijn er subsidieregelingen van hogere hand. Er wordt niet heel snel belastinggeld voor gebruikt, dan moet het écht heel erg belangrijk zijn, dus die kans is heel klein, ze heeft het nog nooit meegemaakt. Meestal is er toch wel een belang of iets waar het aan vast hangt. Dat is dan gewoon de politiek, we kunnen wel heel veel regelen, maar het geld moet toch vaak van de individuele ondernemer komen. Ze kunnen het wel stimuleren, zoals die sloopregeling, maar het geld komt toch vaak van elders en daar zijn ze afhankelijk van. Ze kunnen wel veel, maar als ze veel geld hebben dan kunnen ze veel. Dat is het probleem van de gemeente eigenlijk.
Toekomst: 16. Hoe ziet u de toekomst van de agrarische sector in uw gemeente? Nu zie je dat heel veel agrarische bedrijven nog best wel verspreid zitten, dat dat zich toch wel concentreert in een minder groot aantal maar de bedrijven zullen opzich wel groter worden en dan zijn ze ook gedwongen om bijvoorbeeld naar de landbouwontwikkelingsgebieden te gaan. De gebieden die dus echt zijn aangewezen voor zowel iv en echt de grote bedrijven, dat die toch geconcentreerd worden en dat daar de bedrijven gaan zitten. Ze denkt dat de keuterboertjes, dat gaat door totdat de boeren een keertje omvallen, dat wordt vaak niet overgenomen. Ze denkt dat het meer een soort van industrietjes opzich worden. En echt een boer met een paar koeien dat zie je niet echt meer, alleen hobbymatig, maar dat je er echt van kunt leven dat is niet meer. Of dat ze het splitsen, dat de man in
86 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
de veeteelt werkt en de vrouw in de zorgboerderij. Dan moeten ze het echt wel hebben van de nevenactiviteit, want als je het echt moet hebben van de veeteelt, dat valt dan tegen. En ook steeds duurzamer, je mag wel groter worden als je uitstoot of je emissies maar hetzelfde of minder wordt. Dus het zal wel duurzamer worden, maar daar hangt voor hun ook wel weer een prijskaartje aan. Maar dat is straks wel de enige manier om nog uit te kunnen breiden. Dus het zullen meer ofwel de agrariërs in het buitengebied met een neventak ofwel ze gaan echt voor dat bedrijfsmatige en industriële, en dan zit je echt in die ontwikkelingsgebieden voor intensieve landbouw. Denkt ze, je weet het natuurlijk toch nooit. 17. Hoelang lopen hier de procedures, als een agrariër stopt en hij wil er iets anders mee. Dan moet er toch eigenlijk altijd wel een bestemmingsplan voor gemaakt worden en daar ben je minimaal een jaar mee bezig, maar vaak denken mensen van dat duurt lang bij de gemeente maar eigenlijk is hun ervaring van die initiatiefnemers die komen vaak met een plan maar ze weten nog niet precies wat ze willen. Het nadeel is dat als je een plan in procedure hebt, dat kan je niet zomaar wijzigen, dan moet je weer terug naar start. Dus ze zeggen ook altijd denk heel goed na wat je indient want als het eenmaal loopt, binnen een jaar heb je het dan wel. En dat is voor heel veel mensen heel lastig om direct een plan in te dienen wat ze ook echt willen, vaak hebben zij zelf ook al een jaar nodig om te kijken wat ze nu echt willen en wat niet, en dat vindt ze belangrijker, dat ze daar goed over nadenken dan dat procedure traject. En vaak kan je wel al een voorlopige bouwvergunning afgeven, maar het voortraject is vaak het belangrijkste. En daar komt ook vaak de vrevel door van dan hebben zij het klaar en dan willen ze ook meteen starten met bouwen. Dus houd rekening met dat jaar doorlooptijd, en wanneer die start is afhankelijk van hunzelf. En dat is vaak een misverstand. Het is vaak de helft dat ze er zelf over na moeten denken en de helft voor de procedure. En dan ligt het er een beetje aan wat het voor iets is. want als het alleen een vergunning is dan is dat binnen een paar weken gedaan, maar als je echt iets anders wil dan zit je aan het bestemmingsplan vast. Er zitten wel gradaties in, als het binnen het bestemmingsplan past dan hoef je eigenlijk alleen nog maar een vergunning en die heb je binnen een paar weken en dan heb je nog flexibiliteitbepalingen, wijzigingsbevoegdheid, dan kun je de bestemming wijzigen binnen de voorwaarden die in het bestemmingsplan staan, en je hebt nog een afwijkingsbevoegdheid, dus je mag ook afwijken van het bestemmingsplan als je maar voldoet aan die voorwaarden in het bestemmingsplan. Maar meestal willen ze dan net iets anders. Zo’n beleid wordt een keer gemaakt, dat is het handvat, maar de politiek is veel belangrijker.
Interview ambtenaar 3 Datum: Gemeente: Functie ambtenaar:
10 april 2014 Zundert Planoloog
Algemeen 1.
2.
Hoe is het huidige beleid tot stand gekomen? (Zelf bedacht of in samenwerking) (RvR, VAB, Bestemmingsplan, etc.) Er wordt gekeken wat andere gemeenten doen. Voor het beleid echt geschreven werd, is gekeken naar de wet en geschreven naar meer mensen taal en besproken bij de raadscommissie. Anders ga je een beleidsstuk schrijven wat nooit vastgelegd wordt en uiteindelijk beslissen zij hierover. Uiteindelijk wordt er gewoon beschreven wat de wet zegt met andere termen. (plattelandswoning). Bij andere beleidsstukken wordt er wel gekeken naar andere gemeenten en naar de wet. Als je kijkt naar het bestemmingsplan dan zijn de wijzigingsbevoegdheden hierin onderdelen die de verordening ruimte bied. En die vertaal je door in je bestemmingsplan buitengebied met het sausje van gemeente Zundert. Maar het is meestal dat het zo breed mogelijk wordt toegepast. Kijken welke marges je hebt binnen de wet. Wat is de reden van de tot standkoming van het huidig beleid? Als je kijkt naar de VAB. Daar is beleid gemaakt voor de dingen die relatief eenvoudig zijn en makkelijk te bepalen is en of onder welke voorwaarde die wijziging kan worden belopen. Van agrarisch naar wonen is makkelijk, deze kan uitgeschreven worden. Maar je kan ook van agrarisch naar welnes centrum. Deze heb je niet zoveel dus hier ga je niet speciaal beleid voor schrijven. Dus je maakt beleid voor de gevallen die relatief veel voorkomen. Bij andere gevallen doe je maatwerk. Situaties die vaak
87 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
voorkomen zijn, naar wonen, statische opslag, naar een niet agrarisch bedrijfje, agrarisch verwant. Deze komen relatief vaak voor. Dus hier wordt beleid voor gemaakt. En deze situaties zijn in het bestemmingsplan buitengebied vertaald in de wijzigingsbevoegdheden. De plattelandswoning is een nieuwe bevoegdheid. Het krijgen van nieuwe bevoegdheden is ook een aanleiding om nieuw beleid te maken. Hierbij ga je kijken hoe ga je dit toepassen. Bij de plattelandswoning gaat het alleen om de bescherming van het achterliggende bedrijf en niet van de omgeving.
Functionaliteit beleid 3.
Hoe vaak wordt er gebruik gemaakt van de huidige regelingen voor het beheersen van leegstaand agrarisch vastgoed? Er wordt best wel wat gebruik gemaakt. Het is een relatief nieuw bestemmingsplan. Met de aanduiding VAB is in kaart gebracht welke locaties nog wel als agrarisch gezien worden maar niet meer agrarisch in gebruik zijn. Zodra die mensen een vergunning aanvragen moet de bestemming veranderd worden. Met de aanduiding VAB kan geen vergunning worden aangevraagd, dus mensen worden gedwongen om keuzes te maken en de bestemming te veranderen. Het enige wat in deze aanduiding is toegestaan, is er als burger te wonen. Ook banken geven geen hypotheken met deze aanduiding. Toch aardig wat plannetjes beginnen te lopen. Van de ruimte voor ruimte regeling wordt ook gebruik gemaakt. Er is ook een beleid. Gemeente wil geen woningen meer in het buitengebied alleen als erop die locatie een intensieve veehouderij gesloopt kan worden. Dus zo willen ze die leegstand en het milieuknelpunt oplossen. Gemeente is op dit moment met twee van deze initiatieven bezig. In het begin is er wel veel gebruik gemaakt van de subsidie. In het begin was ruimte voor ruimte voor het saneren van de stallen, en daar kreeg men dan geld voor. (opkoopregeling). Het gaat altijd samen met agrariër, gemeente en provincie. Naast een wijziging in het bestemmingsplan moet de agrariër ook een procedure ingaan waar hij bewijst dat alles gesloopt wordt en dat zijn rechten worden ingeleverd (dit doet de provincie). Dus het zijn twee trajecten. 4. Hebben de regelingen de gewenste uitwerkingen? Voor de ruimte voor ruimte is relatief goed. Er mag alleen maar gebouwd worden als op die locatie een bebouwingsconcentratie is. En er mag alleen op een planologisch aanvaardbare plek gebouwd worden. er is ook de mogelijkheid om de bouwtitel te verkopen of om deze in te vullen op een andere locatie. Hij zou graag een zelfde soort regeling voor glastuinbouw willen hebben. Zodat een bedrijf gesaneerd kan worden die niet op een goede plek gelegen is. Want met kassen kun je vaak niets anders en slopen kosten veel geld. De wijzigingsbevoegdheden in het bestemmingsplan werken relatief goed. Maar omdat je een bestemming wijzigt moet je altijd voldoen aan de nieuwste regelgeving en milieu. Denk hierbij aan geurcirkels en driftzones (spuitzones van kwekerijen). Dus dit kan wel een problemen opleveren voor sommige locaties. Of iedereen er echt tevreden over is dat moet bij de agrariërs gevraagd worden. 5. Zijn de regelingen gemakkelijk in het gebruik? (rechtstreekse lijnen of veel omwegen?) De veel voorkomende wijzigingen zijn in de wijzigingsbevoegdheden opgenomen in het bestemmingsplan dus is het procedureel minder omslachtig dan een bestemmingsplan. Het duurt altijd nog wel even en het kost ook nog wel wat geld maar procedureel is het iets eenvoudiger. Je moet gewoon voldoen aan de voorwaarde die gesteld worden. En die komen overal in terug. De voorwaarde worden ook goed beschreven.
Factoren leegstand 6.
Welke factoren hebben in uw gemeente de meeste invloed gehad op leegstaand agrarisch vastgoed? De schaalvergroting is een factor. Dit is in heel Nederland. In gemeente Zundert waren ook relatief veel kleinere boeren. En daardoor ook veel kleine locaties waren en deze zijn nu ook niet meer in gebruik (te klein). Misschien bij de boomteelt, de ene sector vraagt meer grond dan de andere sector. In Zundert zijn niet specifieke gebeurtenissen. Dus meer de algemene redenen. Dus de schaalvergroting, geen opvolging, locaties die niet meer de moeite waard zijn om te investeren. Bijvoorbeeld locaties tegen natuur of beekdal omdat je daar weinig ontwikkelingsperspectief hebt.
Knelpunten en behoeften 7.
Levert het gemeentelijk beleid volgens u belemmeringen op voor het beheersen van leegstaand agrarisch vastgoed?
88 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
8.
9.
10.
11.
12.
13.
Gemeente stelt regels, als alles vrijgelaten wordt zouden er snel nieuwe invullingen komen. Dat is niet alleen het gemeentelijk beleid. Mensen willen veel maar het kan gewoon niet altijd. Gemeente wil heel graag de leegstand bestrijden maar je hebt ook die verplichting voor een goede ruimtelijke ordening. En dat botst in veel gevallen met elkaar. Dus er moet altijd een tussenweg gevonden worden. En er moet ook niet gewild worden dat een bedrijf wat niet past in het buitengebied daar gaat zitten. Die horen thuis op een bedrijven terrein. In het buitengebied moet gewoon geboerd worden met wat recreatie. Er zullen wel bedrijven in het buitengebied zitten maar wanneer deze groter en groter worden horen ze weer thuis op een bedrijventerrein. Dus als de teugels teveel losgelaten worden gaan bedrijven geen duur stuk grond kopen op een bedrijventerrein maar een oude agrarische locatie. Maar het buitengebied is hier niet op berekend. Dus er moet een tussenweg gevonden worden tussen een goede ruimtelijke ordening, wat de provincie wil en maximale ruimte voor die leegstand op te lossen. En dat is soms lastig. Iedereen moet gelijk behandeld worden. Want er zijn meerdere belangen. Welke knelpunten ziet u bij het beheersen van leegstaand agrarisch vastgoed? Wat wilt u hierin veranderd zien? Met een aantal regels leg je nog een grotere belasting bij de agrariër (bijvoorbeeld de regeling in Horst sloop van kassen). Dit is in de politiek ook niet altijd te behalen. Maar zulke regels zouden wel een toegevoegde waarden kunnen zijn voor het oplossen van. De woning heeft meestal de meeste waarden en de stallen iets minder. Dus het slopen zou het mooiste zijn maar dit kost kapitaal. En de overheid heeft geen geld meer om stallen te saneren. Dus moeten er regelingen ontwikkeld worden. Maar zolang de provincie de gemeente niks oplegt doen zij het ook niet. In artikelen lees je vaak dat het bestemmingsplan een belemmering is voor leegstaand agrarisch vastgoed, bent u het hiermee eens voor u gemeente? Ja, een bestemmingsplan legt grenzen. In het buitengebied loop je altijd tegen een grens aan. Maar in de boomteeltsector hebben wij tegenover andere gemeenten meer ruimte. Deze grens is opgelegd door de provincie. (concentratiegebied). Dit geeft geen extra belemmeringen voor andere agrarische sectoren maar wel voor bedrijven in het concentratiegebied in het buitengebied. Maar andere agrarische sectoren kunnen wel verdrongen worden door de boomteelt sector. Dus er kan een verschuiving gaan plaats vinden van locaties. Zijn er buiten het beleid om knelpunten voor het beheersen van agrarisch vastgoed, waar uw gemeente invloed op uit kan oefenen. Op dit moment komen mensen naar ons toe die iets willen. Maar in de toekomst toe zou de gemeenten deze mensen ook proactief kunnen benaderen of faciliteren. Dus als een bedrijf in een beekdal licht en die past daar niet zo goed, dan gaan kijken vanuit het algemeen belang om naar een oplossing te gaan zoeken. De procedures die normaal verlopen moeten worden kosten heel veel geld en dat is voor sommige mensen een drempel om iets te doen met het vastgoed wat zij hebben. Er zijn geen actiegroepen in Zundert die belemmeringen opleggen. In andere gemeentes wel bijvoorbeeld bij de uitbreiding van intensieve veehouderij. Ook valt het mee met bezwaren die gemaakt worden op plannen die gemaakt worden door mensen in het buitengebied. Wel komen er geluiden vanuit andere agrarische sectoren (buiten bomenteelt) dat er veel meer gedaan wordt voor de bomenteelt in het buitengebied. Wat zijn uw behoeftes omtrent het beheersen van leegstaand agrarisch vastgoed? Proactief optreden in plaats van reactief om leegstand te bestrijden. Geld zou ook wel handig zijn. Met het geld zou veel opgelost kunnen worden. En bijvoorbeeld een regeling voor glas voor glas zoals in Horst aan de Maas. Wat zijn volgens u de behoeftes van agrariërs omtrent het beheersen van leegstaand agrarisch vastgoed? Als het gaat om de boer die gestopt is. Die boeren willen graag op die locatie blijven wonen. Deze boeren willen ook vooral ruimte van de gemeente. Ook deze boeren willen kunnen zeggen dat ze twee woningen bouwen op het perceel net zoals de varkensboeren die gestopt zijn. Als het beleid heel helder is komen er geen vragen. Maar misschien moet de gemeente de agrariër meer uitdagen om op gesprek te komen om te kijken wat er kan. En dan kun je ook samen tot een concessie komen. Maar agrariërs willen meer ruimten. Hoe worden subsidieregelingen op gemeentelijk niveau opgesteld? Er zijn geen subsidie regelingen voor agrarisch vastgoed. En ook nooit gehad. Daar is ook het geld niet voor. Wel als het vanuit de provincie komt. Maar dat ziet hij niet gebeuren. Maar met die zak met geld kan proactief gehandeld worden.
89 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
14. Hoe ver wilt u als gemeente gaan met subsidies om het probleem echt op te lossen? De gemeente wil dit best maar dan zal er meer belasting betaald moeten worden. 15. Als blijkt dat er behoefte is aan specifieke subsidie instrumenten, hoever gaat de gemeente hier dan in mee? Dat is politiek. Dat is lastig. Wij zijn een hele agrarische gemeente. Het is de grootste werkgever. Binnen de politiek zijn ook meerdere belangen en visies. Dus daar botst het ook wel is. Dus dat ligt aan de politiek van dat moment. Een glas voor glas regeling kan meer leegstand in de hand werken. Dit omdat hij eerst moet slopen voordat hij uit kan breiden. dus hij kan niet meer innoveren niet meer ontwikkelen en is binnen een aantal jaren ten doodde opgeschreven en komt het leeg te staan.
Toekomst: 16. Hoe ziet u de toekomst van de agrarische sector in uw gemeente? Hij denkt dat de gemeente nog intensiever boomteelt wordt. De iv zal nog afnemen. Er komt meer verplaatsing van de agrarische sectoren. Meer boomteelt in het concentratie gebied en veeteelt meer in beekdalen. Ze gaan zich ontwikkelen op de juiste plaats. En er komt nog meer schaalvergroting. Het groeit nog verder.
Interview ambtenaar 4 Datum: Gemeente: Functie ambtenaar:
10 april 2014 Zundert Meegewerkt met opstellen bestemmingsplan
Algemeen 1.
Hoe is het huidige beleid tot stand gekomen? (Zelf bedacht of in samenwerking) (RvR, VAB, Bestemmingsplan, etc.) Door provincie uitgevonden. De provincie heeft als eerste de voorzet gegeven. Door gemeente is dit beleid verder ingevuld. Met name het Vab beleid is opgesteld gelijk met het bestemmingsplan. Hiervoor zijn beleidsnotities geschreven, onder andere voor het omzetten naar recreatie en nevenactiviteiten. Nu opgenomen in bestemmingsplan. 2. Wat is de reden van de tot standkoming van het huidig beleid? Je hebt te maken met stoppende agrarische bedrijven. Schaalvergroting, steeds meer kleine boeren die het niet overeind kunnen houden en geen opvolging hadden/ hebben Heeft dit specifiek geleid tot een bepaald beleid of tot meerdere beleidsplannen. Bestemmingsplan buitengebied heeft een totaal andere reden maar daar neem je wel de nieuwe beleidsinzichten in mee.
Functionaliteit beleid 3.
4.
5.
Hoe vaak wordt er gebruik gemaakt van de huidige regelingen voor het beheersen van leegstaand agrarisch vastgoed? Dat is moeilijk te zeggen. Het valt wel mee. Het is niet dat we een keer in de week of maand een verzoek krijgen voor de gebruikmaking van het VAB-beleid. Wat je toch heel vaak ziet is dat in de meeste gevallen, als we een agrarisch perceel wijzigen waar het bedrijf op gesaneerd is, is dat de woning overblijft en dat de bestemming naar woonbestemming wordt bestemd. En daaruit vloeit automatisch een sloopverplichting en dan zijn de agrarisch opstallen al gesaneerd. Dat komt het meeste voor. (dit kan binnen het bestemmingsplan). Bestemmingsplan is vrij vers maar provinciaal beleid is er al enige tijd. Dus hoe vaak er nu gebruik van gemaakt wordt moeten we nog proefondervindelijk gaan ondervinden naar aanleiding van het nieuwe bestemmingsplan. Hebben de regelingen de gewenste uitwerkingen? Voor als nog heeft het de uitwerking die we verwacht hadden (bestemmingplan). Het is lastig omdat het een recent bestemmingsplan is. Hij is pas een jaar in werking. Dus moet nog uitgevonden worden. RvR, regelmatig gehad, een stuk of 7/ 8 in de gemeente Zundert. Allemaal solidaire vrijstaande woningen mee gebouwd. Meeste zijn gerealiseerd door een bouwtitel te kopen rechtstreeks bij de Provincie (er is dan in het oogsten gesloopt). Niet dat ze zelf gesloopt hebben of een boer gevonden hebben die iets wilde slopen voor die bouwtitel. Zijn de regelingen gemakkelijk in het gebruik? (rechtstreekse lijnen of veel omwegen?)
90 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
De lijnen zijn recht. Het is meer de eisen en de voorwaarden waar ze moeite mee hebben. Een voorwaarde waar boeren veel moeite mee hebben is de sloopverplichting. Gemeente wil wel dat er iets tegenover staat in de vorm van kwaliteitsverbetering. Voorbeeld: als een aannemersbedrijf zich vestigt op een agrarische locatie moet een groot deel van de stallen gesloopt worden. Wanneer dit relatief goede gebouwen zijn is dit een vorm van kapitaalvernietiging. Dus de regels zijn relatief simpel. De procedures zijn ook niet extreem lang. Maar je moet wel aan de voorwaarden voldoen.
Factoren leegstand 6.
Welke factoren hebben in uw gemeente de meeste invloed gehad op leegstaand agrarisch vastgoed? In de meeste gevallen komt het door geen opvolging. Er zijn niet bepaalde gebeurtenissen die een grote rol gespeeld hebben.
Knelpunten en behoeften 7.
8.
9.
10.
11.
12.
13. 14. 15.
Levert het gemeentelijk beleid volgens u belemmeringen op voor het beheersen van leegstaand agrarisch vastgoed? Vooral het provinciale beleid. Het provinciale beleid is best strikt en streng. Daar moet de gemeente aan voldoen en kan de gemeente niet omheen. Kunnen het niet zomaar een lollige invulling geven want hiermee moet toch langs de provincie en die heeft strikte voorwaarden. Voorwaarden zijn bijvoorbeeld sloop en kwaliteitsverbetering in de zin van landschappelijke inpassen. Dit zijn allemaal dingen die in de financiële sfeer inpakt hebben. Waardoor iemand er toch van afziet. Hoelang zijn procedures? Bij totaal iets anders wat niet in het bestemmingsplan past is het toch een traject van 1 jaar tot 2,5 jaar. Welke knelpunten ziet u bij het beheersen van leegstaand agrarisch vastgoed? Wat wilt u hierin veranderd zien? Dat is lastig. Want de gemeente bepaald de procedures niet dat doet het rijk. Maar de procedures sneller en makkelijker laten verlopen. En de provincie wat makkelijker zou inzien dat het goede invullingen zijn dan zou het een stuk simpeler zijn en sneller gaan. In artikelen lees je vaak dat het bestemmingsplan een belemmering is voor leegstaand agrarisch vastgoed, bent u het hiermee eens voor u gemeente? Dat zou kunnen. Als het gaat om echte innovatieve ideeën klopt dit. Want dit gaat totaal buiten het bestemmingsplan om en dan zul je een procedure aan moeten gaan. Dus in die zin kan ze het haar wel voorstellen dat het bestemmingsplan voor een agrariër belemmerend gezien wordt. Maar je kunt als gemeente niet alles toe staan want dan is het nut van een bestemmingsplan er niet meer. Zijn er buiten het beleid om knelpunten voor het beheersen van agrarisch vastgoed, waar uw gemeente invloed op uit kan oefenen. Weet ze geen antwoord op. Ze heeft er nog nooit mee te maken gehad. Wat zijn uw behoeftes omtrent het beheersen van leegstaand agrarisch vastgoed? Er zijn eigenlijk geen vragen uit de sector waar er nog behoeftes liggen. Ze weet het verder niet. Ze denkt niet dat er nog meer beleid te ontwikkelen is om in alle behoeftes en vragen te voldoen. Als je kijkt buiten het beleid om is het de behoefte naar financiën. Dat je mensen kunt stimuleren/ondersteunen met een financiële prikkel. Want het zijn eerder de centen waar mensen voor gaan dan het veranderen van procedures. Soort restauratie vergoeding. Dat maakt het aantrekkelijk om iets te doen met leegstaande agrarische gebouwen. Maar Provincie heeft als uitgangspunt bij stoppen van het bedrijf, slopen. Dus daar zit een snijpunt. Dan kun je beter een vergoeding geven voor leegstand te slopen. Wat zijn volgens u de behoeftes van agrariërs omtrent het beheersen van leegstaand agrarisch vastgoed? Dat komt ook weer neer op een zak geld. Boeren willen die kapitaalsvernietiging terug zien in een vergoeding van de gemeente. Hoe worden subsidieregelingen op gemeentelijk niveau opgesteld? Niet, geen subsidieregelingen. Hoe ver wilt u als gemeente gaan met subsidies om het probleem echt op te lossen? Niet. Op dit moment niet. Als blijkt dat er behoefte is aan specifieke subsidie-instrumenten, hoever gaat de gemeente hier dan in mee?
91 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
De Ruimte voor Ruimte regeling is vrij beperkt. Als deze breed wordt getrokken, dat ook andere sectoren buiten IV er iets voor terug krijgen (op eigen perceel) wanneer er een aantal vierkante meters gesloopt wordt zullen er zeker een aantal locaties aan mee willen werken. Hier is ook wel vraag naar in de sector. Dit is wel meer een reduceren van stenen in het buitengebied. Er wordt vaak gevraagd om een woning bij te bouwen. Zodra dat het van de provincie zou mogen zou de gemeenten hier in mee gaan. Het kan ook zijn dat gemeente naar de provincie gaat maar dan moet je wel zeker zijn van de haalbaarheid van het initiatief.
Toekomst: 16. Hoe ziet u de toekomst van de agrarische sector in uw gemeente? Moeilijk, volgens de visie gaat het boomteeltontwikkelingsgebied floreren. Dus dan krijg je meer schaalvergroting. Grote jongens gaan een nog belangrijkere rol spelen met kleine agrarisch aanverwante bedrijven die daar bij helpen. Fruitteelt sector krijgt het steeds moeilijker. Deze zitten voornamelijk in de groenblauwe mantel. Die hebben beperkte mogelijkheden gekregen in deze gebieden. Veehouderijen gaan het moeilijk krijgen door de nieuwe ideeën van de provincie. De grote gaan overleven maar de kleinere zullen verdwijnen. We gaan naar grotere bedrijven en dat we krijgen meer te maken met leegstand. Idee van provincie is dat bedrijven elkaar opkopen. Maar zo werkt het niet. Agrariërs gaan niet aan de andere kant van de gemeente leegstaande opstallen kopen om uit te breiden. Ze ziet geen toekomst voor het oplossen van de leegstand door het invullen met ander soort bedrijven. Ze ziet het meer met slopen en burgerwoningen oprichten en bedrijfjes aan huis waarbij wonen de hoofdmoot is. Ze denkt niet dat er overal niet agrarische bedrijven zich gaan vestigen. Herbestemmen is niet de oplossing. Want er moet ook vraag naar zijn, en dat weten we niet of dat zo’n vaart gaat lopen.
Interview ambtenaar 5 Datum: Gemeente: Functie ambtenaar:
25 april 2014 Deurne Projectleider bestemmingsplan buitengebied
Algemeen 1.
2.
Wat is je functie binnen de gemeente? Projectleider voor het bestemmingsplan buitengebied. Er is pas door de raad vastgesteld, hebben we voor het hele buitengebied een nieuw bestemmingsplan vastgesteld. Daar zijn van te voren een hele hoop vragen gekomen om functies te wijzigen, maar we hebben met dit bestemmingsplan gezegd, we zijn in 2010 al begonnen, we zetten het beleidsneutraal om dus we pakken ons bestemmingsplan wat onder de oude WRO was opgesteld, dat was een analoog plan, daar maken we een digitaal plan van en als het digitaal is kunnen we weer sneller wijzigingen toepassen. Maar wijzigingen waarvoor nieuw beleid nodig was om die te kunnen realiseren daar hebben we van gezegd het nieuwe beleid hebben we nog niet dus je kunt nu niet. Dan moet je wachten en daarna opnieuw aanvragen. En dat is het merendeel geweest van de verzoeken die we hadden liggen. Hoe is het huidige beleid tot stand gekomen? (Zelf bedacht of in samenwerking) (RvR, VAB, Bestemmingsplan, etc.) Het VAB-beleid is iets wat heel langzaam groeit, omdat het heel moeilijk is om binnen de raad, in ieder geval de vorige raad, de meerderheid van de neuzen een kant op te krijgen. Dus het VAB-beleid is nog niet verwerkt in het bestemmingsplan. Bestemmingsplannen komen tot stand door de procedure van de Wet op de ruimtelijke ordening. Als je vanuit het niks zou beginnen, ga je eens inventariseren wat er zit en dan ga je zeggen van dat gaan we op die manier bestemmen en dan ga je een voorontwerp maken, ga je het ter visie leggen, mogen mensen ook reageren en dan ga je een ontwerp maken, ga je weer ter visie leggen, mogen weer mensen op reageren, en dan mogen mensen ook bij de gemeenteraad komen vertellen wat ze er niet goed aan vinden en dan stelt de gemeenteraad het vast. Dat is bij hun nu 28 januari geweest, daarna moet je 6 weken wachten en dan mag je het publiceren. Dat loopt eind april af, dus dat is volgende week. En dan kunnen mensen beroep indienen bij de raad van state. De structuurvisie is alweer wat ouder. In principe staat in de wet ruimtelijke ordening dat je een structuurvisie moet hebben maar daar staat niet ingeschreven hoe die tot stand moet komen. Dus die
92 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
3.
4.
5.
6.
7.
hebben we gewoon gemaakt, we hebben al het beleid wat we hadden verzameld, en eigenlijk gezegd van dat is onze structuurvisie. Op het moment dat je op een bepaald onderwerp nieuw beleid gaat ontwikkelen, en op een gegeven moment kom je weer zover dat je de structuurvisie herziet, dan zet je het nieuwe beleid er weer in. En kijken jullie dan ook hoe andere gemeenten dat doen of met andere partijen samen? De structuurvisie hebben we door een particulier bureau op laten stellen, en die heeft dat natuurlijk al vaker gedaan. En het moet ook allemaal digitaal benaderbaar zijn en dat is allemaal nieuw ten opzichte van de ervaring die we 20 jaar hebben, het is nu ineens allemaal anders. En jullie hadden eerst ook een ruimte voor ruimteregeling en die is nu gestopt ofniet? Er is een ruimte voor ruimte regeling provinciaal. En dat betekent dat als je 35.000 kilo fosfaat uit de markt haalt en 1000m² stallen sloopt, dan kan je 1 bouwtitel krijgen. Gemeenten die hebben een woningbouwcontingent, per jaar wordt er per gemeente vastgesteld van je mag dit jaar, bijv. 47, woningen groeien, en die heb je nodig voor je kom-plannen, voor je inbreidingsplannen en dan blijven er een aantal over voor het buitengebied, die kan je gebruiken voor woningsplitsingen of andere dingen, maar dan heb je die ruimte voor ruimte titels, die gaan daar niet af dus die komen er nog extra bij. Dus die komen niet ten laste van het aantal woningen die je mag uitbreiden, daarom is het voor een gemeente minder vervelend om een ruimte voor ruimte titel te realiseren dan eentje die je van je contingent haalt. Ze hadden eerst bioplannen, buitengebied in ontwikkeling, dat was ook een regeling van de provincie. Maar die gingen wel van je contingent af en die regeling is nu gestopt. Maar de ruimte voor ruimte regeling die loopt nog steeds. Want die bioregeling is wel ongeveer dezelfde constructie? Ja, dan moet je ook wat terug doen, alleen die gingen dan van een ander potje. En ging het dan alleen over de intensieve veehouderij of ook voor andere bedrijven? Als je fosfaat uit de markt wilt halen, die zitten gekoppeld aan een intensieve veehouderij. En als je zegt ik kan wel die stallen slopen maar die fosfaten haal ik niet, mocht je die wel bij een ander bedrijf wegkopen, maar niet allemaal. Of je moet alles bij de provincie in het potje inleveren, dan kun je bij de provincie voor 155.000 een bouwtitel kopen, dan heb je de grond nog niet, dan heb je nog geen huis gebouwd. Maar dat vind de provincie fijn want die verdienen daar geld mee. En met die bioregeling verdiende de provincie niks. En daarom is die waarschijnlijk ook afgeschaft. Hebben jullie op dit moment ook een beleid voor de nieuwe wet van de plattelandswoning? Nee, dat hebben wij nog niet gedaan. Wij hebben toen gezegd we gaan dat bestemmingsplan beleidsneutraal omzetten. Er zijn zeker een stuk of 8 verzoeken geweest van mensen die zeiden van ja ik wil een plattelandswoning. En daar hebben wij allemaal tegen gezegd van dat moeten wij nog ontwikkelen dat beleid, dus dat weet men nog niet of we nu een plattelandswoning willen of niet. Dus we wijzen je verzoek nu af. Het heeft heel veel nadelen, wat ik hoor is dat ze heel slecht in de markt zijn die plattelandswoning, er is natuurlijk ook door de crisis veel veranderd. Eerst kon je nooit ergens een mooie boerderij kopen in het buitengebied, maar nu staan er honderden te koop. Waarom zou je er dan nog eentje nemen die niet beschermd wordt voor geur en alles. Dan kun je beter een burgerwoning kopen, die zijn er ook heel veel te koop, die wel bescherming heeft. Dus of het nu slim is om die categorie op te nemen is nog de vraag. Maar we hebben wel in ons bestemmingsplan, dat hebben we al in 2007 gedaan dus toen bestond de plattelandswoning nog niet, hebben we wel gezegd van als je nou in een bedrijfswoning woont al vanaf 2005, 2005 is de datum van het reconstructieplan, en je bent gestopt als boer, dan ben je in principe een burger geworden, toen kregen we jurisprudentie uit Nederweert dacht ze, dat mensen gedwongen konden worden om dat huis uit te gaan omdat dat in strijd is met het bestemmingsplan, toen hebben wij in 2007 in ons bestemmingsplan opgeschreven van als je daar woont als rustende boer dan toetsen wij jou toch alsof je nog die boer bent en dat is eigenlijk de plattelandswoning. Alleen het verschil met de plattelandswoning is dat je hem ook aan derden kan verkopen, maar dat kan binnen ons bestemmingsplan niet want dan is het alleen voor diegenen die daar woont. Dus financieel heeft hij er niks aan, het is alleen een sociale oplossing zeg maar. En dat loopt toch een keertje af, want niemand woont daar voor eeuwig. En heeft dat nog gevolgen voor de opstallen die er staan? Die zijn dan een stuk minder waard. En die hoeven niet gesloopt te worden want ze gelden voor de regels van een agrarisch bedrijf. De bestemming blijft agrarisch maar dan zeggen we van jij mag daar als burger wonen. En dat is echt een tussenoplossing die wij in 2007 ingezet hebben. En verkopen kan hij het dan alleen als bedrijf maar niet als burger. En het is natuurlijk zo, op dit moment is heel veel
93 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
agrarisch vastgoed te koop, iemand die stopt en die wil geld hebben want die wil afrekenen met de belasting, dus die moet iets verzinnen wat zoveel mogelijk oplevert. En t moment als bedrijf is dat niet.
Functionaliteit beleid 8.
Hoe vaak wordt er gebruik gemaakt van de huidige regelingen voor het beheersen van leegstaand agrarisch vastgoed, dat ze er kunnen blijven wonen? Daar heeft ze eigenlijk geen zicht op. Want dat hoeven ze niet aan te vragen, dat hebben ze direct geregeld. Dus dan hebben we daar geen getallen van. Je zou eens kunnen kijken van hoeveel is er van agrarisch vastgoed verkocht en hoeveel is er niet verkocht, dan weet je dat de oorspronkelijke eigenaar daar waarschijnlijk nog woont als burger. En de structuurvisie dat is een plan wat de gemeente vraagt en wat de gemeente biedt, dus daar hoeft een derden zich niet aan te houden. Wij moeten een bestemmingsplan maken, daarin wordt de structuurvisie verwerkt en dat bestemmingsplan werkt wel direct door. Dus de burger hoeft zich niet zoveel van de structuurvisie aan te trekken, als je binnen het bestemmingsplan blijft. 9. En als boeren zijn gestopt en die willen de bestemming wijzigen naar bijv. wonen of recreatie ofzo, krijgen jullie daar veel aanvragen voor? Die krijgen we wel. En soms is dat een probleem omdat het niet kan wat ze willen. Het liefst hebben ze dat de bestemming omgezet naar een niet-agrarisch bedrijf, want bedrijfsgrond is altijd meer waar dan ‘gewone’ grond. Maar we hebben daar allerlei regeltjes voor in het bestemmingsplan, dat het kleinschalig moet zijn, milieucategorie 1 of 2 hooguit, dat houdt in dat bedrijven zijn ingedeeld in categorie 1 t/m 5 en bij 1 heb je en klein ambachtelijk bedrijf en bij 5 zit je bij een havenbedrijf, olieoverslag. En daar is een boekje van, alle bedrijven zijn daarin benoemd. Categorie 1 en 2 is echt het kleinschalige, het ambachtelijke, heb je machines en ga je echt produceren dan zit je al snel in 3 of hoger. En bedrijven waar je goed geld mee kan verdienen zitten altijd hoger dan 2. Eentje die blijft maar komen, die wil zijn loonwerkbedrijf, die gaat met machines werken, zijn machines onderhouden, ja dan zit je al in 3.1, dan gaat het al niet. Dus dat is de regel die wij in het bestemmingsplan hebben opgenomen. En dat ligt ook in provinciale regels vast, van zware bedrijven op een bedrijventerrein en niet zomaar hier en daar in het buitengebied. En recreatie, dat is wel iets wat we willen, maar dat is ook best lastig om daar een goed inkomen uit te halen. Dan moet je eigenlijk al heel veel en we zitten natuurlijk vlak bij de peel en er zijn er wel een paar maar daar kun je ook niet mee aan de gang blijven en kunnen er ook niet heel veel van zijn. In 2007 hebben we een heleboel, voor 2007 hadden we een bestemmingsplan uit 1988, toen hebben we er een heleboel die toen gestopt waren zo als burgerwoning bestemd. Zonder dat we eiste dat er gebouwen gesloopt werden of ander dingen die we eigenlijk hadden moeten eisen als we ze individueel behandeld hadden. Toen zijn er een heleboel in een keer omgezet. 10. Heeft dat een reden? Of was dat gewoon makkelijker? Het was toen natuurlijk ook een andere tijd, dat was voor de crisis nog. En als je er een stuk of 30, 40 individueel moet doen, dan ben je 2 jaar bezig. En dan wordt er gezegd van wat wil je ermee, er wordt feitelijk al gewoon gewoond dus toen hebben we gezegd die bestemmen we als wonen. Maar dat kan nu ook niet meer, nu wordt echt op alles gelet, nu moet je voor alles een procedure volgen. En goed toetsen of je andere bedrijven niet hindert en of ze zelf niet in een omgeving zitten, als je in een bedrijfswoning zit heb je minder bescherming op het gebied van geluid en geur, als je dus een bedrijfswoning omzet naar een burgerwoning, dan schiet die bescherming omhoog en dan zou je dus je buren kunnen hinderen. Of andersom, als je vlak bij de snelweg zit, dan zou je als bedrijfswoning nog voldoen aan de wet maar als burgerwoning niet.
Factoren leegstand 11. Welke factoren hebben in uw gemeente de meeste invloed gehad op leegstaand agrarisch vastgoed? Daar zit toch het gebrek aan flexibiliteit om een nieuwe bestemming te kunnen realiseren. Want als mensen iets te koop zetten, dan komen ze van wat kunnen wij allemaal. Maar zo werkt het niet, zeg maar wat je wil, dan kunnen wij toetsen of dat kan. En dat is heel vervelend als je iets wil verkopen. Want dan wil je weten kan ik het aan een paardenman verkopen of iemand die daar een mechanisatiebedrijf wil starten. Want dan kun je veel gerichter verkopen. Ze snapt dat dat heel vervelend is, maar als we de wet moeten toepassen kunnen we dat niet anders. 12. En wat denk je dat de reden is dat de mensen stoppen?
94 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
Een heel stuk is pensionering. Maar dat hangt natuurlijk ook samen met geen bedrijfsopvolging hebben en onvoldoende economisch perspectief. Want als je voldoende economisch perspectief hebt dan komt die bedrijfsopvolging ook wel en dan loopt het anders.
Knelpunten en behoeften 13. Dus je geeft eigenlijk al aan dat het gemeentelijk beleid volgens u belemmeringen op voor het beheersen van leegstaand agrarisch vastgoed? Dat zou ik zo niet durven zeggen, ik denk dat je zou moeten zeggen dat de realiteit, de Nederlandse wetgeving. Maar dat is ook iets wat je democratisch hebt gewild natuurlijk, je wilt niet dat mensen gaan wonen in een overbelaste situatie. Een heel mooi voorbeeld, een boerderij, die mensen hebben een gehandicapte dochter, en ze maken er een stichting van, dat als wij hier geleefd hebben kan die dochter daar blijven wonen. Dat is een prachtig initiatief, maar 200 meter verder zit een loei van een varkenshouderij. En de Nederlandse wet die zegt dat mensen die zwakker zijn, niet op mag vangen binnen een hindercirkel van een intensieve veehouderij. En die is heel boos op de gemeente dat ze iedere keer niet meewerken. Maar de gemeente zegt van ja ik vind het een prachtig initiatief maar ga dat een stukje verderop regelen. Ja maar ik woon hier zegt hij dan, jaa maar die varkenshouder woont daar. En wij hebben in de Nederlandse wet bepaald dat mensen die zwakker zijn extra moet beschermen. Aan wie ligt het dan? Ligt het aan de gemeente? Ligt het aan de wet? Ligt het aan de man die dat wil? Iedereen heeft wel een beetje gelijk. Het is een prachtig idee, maar in deze situatie kan het niet. En deze voelt dus heel veel belemmeringen, maar ze denkt hij veroorzaakt ze zelf. Als je van te voren nadenk van dat wil ik, dan moet je het een stukje verderop willen, daar waar het gezond is. Maar misschien over 10 jaar, vinden we dat die varkenshouderijen helemaal niks meer mogen uitstoten, alleen nog maar schone lucht, en dan kan het wel. Maar zover zijn we nog niet. En aan wie ligt het dan? Iedereen heeft een beetje gelijk in dat geval. We hebben ook een woning, dat is een bedrijfswoning, en het landbouwontwikkelingsgebied is in 2005 benoemd. Toen ging het erover welke bedrijfswoningen er als burgerwoning in gebruik zijn en die bestemmen we als burgerwoning. Maar toen is gezegd van als die in het log liggen, dan doen we dat niet. Daar ligt er een die heeft al 30 jaar geen bedrijf meer uitgevoerd. Maar omdat het bestemmingsplan zo oud was en ze dat nooit tussentijds hadden aangevraagd, is het nu nog een bedrijfswoning. En ze hebben nu goede redenen om hem te verkopen, maar dat gaat niet. Want als bedrijfswoning, inmiddels hebben ze die gronden allemaal verkocht dus kun je ook geen bedrijf meer uitvoeren, dus dan ligt daar één bedrijfswoning en ja van wie is dat nou. 14. Welke knelpunten ziet u bij het beheersen van leegstaand agrarisch vastgoed? Wat wilt u hierin veranderd zien? De flexibiliteit aan alle kanten, ook bij de ondernemer zelf. Ze komen heel wat klagen over wat de gemeente vindt dat niet kan, maar gaan zelf ook niet op zoek naar dingen die dan wel kunnen. Dan vinden ze van ik wil dat, maarja dat kan niet. Misschien moeten ze dan ruilen met iemand die wel met zijn bedrijf vooruit wil en dat niet kan omdat daar woningen in de buurt liggen. En als je elkaar beter kunt vinden in de markt, dan kun je misschien voor allebei wat oplossen. Maar ze zijn toch allemaal gehecht aan hun plekje. Dus als hij dat vastgoed wat beter wil laten lopen zal er van alle kanten wat meer flexibiliteit moeten zijn. Dus in de wet, bij de gemeente, maar zeker ook bij de ondernemers zelf. 15. Zijn er buiten het beleid om knelpunten voor het beheersen van agrarisch vastgoed, waar uw gemeente invloed op uit kan oefenen. Als mensen het moeten verkopen dan is het vooral financieel. En als iemand niet naar een ander plekje kan of wil dan is het ook financieel. En ja, wiens probleem is dat? Wij hoeven het vastgoed niet te verkopen want wij hebben geen agrarisch vastgoed. En dan moeten wij het wel oplossen. 16. En zie je nog knelpunten met bijvoorbeeld groeperingen? We hebben hier wel ‘stop de stank’, dat is een vereniging die zegt dat ze niks tegen het agrarisch gezinsbedrijf hebben, maar wel tegen overlast en meer dieren en dat denkt ze ja, ze raken dus toch wel gezinsbedrijven. Dat zijn voor de ondernemers die verder willen die daar echt last van hebben, en niet degene die leegstaand vastgoed hebben. 17. Wat zijn volgens u de behoeftes van agrariërs omtrent het beheersen van leegstaand agrarisch vastgoed?
95 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
18.
19.
20. 21.
22.
Dat kun je natuurlijk beter zelf aan hun vragen. Maar als ik het zo hoor hebben ze heel veel moeite met het feit dat er allemaal regels zijn, maar die hebben we hier democratisch in de wet bepaald. We voeren die zo goed mogelijk uit en echt niet om ze te pesten maar ja, dan heb je eigenlijk altijd een tegengesteld belang. En als er vanuit de agrariërs blijkt dat er echt behoefte is aan een of andere regeling, zou de gemeente hier dan aan meewerken? Als die wettelijk mogelijk is, verwacht ze dat zeker wel. Maar ze willen dan wel een soort geven en nemen relatie met de ondernemer. Als hij zegt van ik heb hier 2 oude varkensstallen staan en daar wil ik iets mee, maar ja wij willen ontstening hebben en willen ze weg, misschien willen wij wel dat je ze allebei afbreekt en dat je één mooi gebouwtje terugbouwt. Dan hebben we allemaal wat gewonnen. Maar dat is ook het beleid van de gemeente, een goede ruimtelijke ordening en een oude varkensstal die is afgeschreven, die ziet er echt niet mooi uit hoor. En daar kun je eigenlijk ook niks mee want daar hangt zoveel ammoniak binnen, dat als je er een auto binnen zet die is in een half jaar helemaal weggeroest. Dus ja, wat moet je ermee, dan zou het echt om de werktuigbouwloodsen gaan bij een bedrijf waar je echt iets anders mee kan. Maar dan moet die ondernemer er wel op rekenen dat ze iets terugverwachten als gemeente. En dat is een stukje slopen, een stukje investeren in het landschap en een stukje investeren in het groen. Dan worden we er allemaal beter van. Want het geld wat ze uitgeven dat is gemeenschapsgeld, dat wordt hier door alle belastingbetalers bij elkaar opgebracht. En als we dat willen besteden moet dat wel goed besteed worden. Want hebben jullie op dit moment een gemeentelijke sloopregeling ofzo? Nee, we hebben wel in het bestemmingsplan een paar kleine sloopregelingetjes zitten, als je de bestemming veranderd van bedrijf naar wonen, dan heb je een bedrijfswoning van 750m³, en dan staat er in het bestemmingsplan dat je daar 50m³ bij op mag tellen als je 500m² sloopt. Dat zijn regelingetjes die we in het bestemmingsplan hebben zitten om dat wel te stimuleren en dan iets terug te doen voor de inhoud van de woning. Maarja, dan moet je ook wel weer 50m³ bij kunnen bouwen. Maar het is niet zo dat als ze van agrarisch naar wonen gaan ze de stallen af móeten breken? Ja dat zit er wel in. Je mag 150m² bijgebouw hebben. Hoe worden subsidieregelingen op gemeentelijk niveau opgesteld? In 2007 is een sloopregeling geweest, en er is er een paar jaar later nog een geweest voor agrarisch glas. En dan wordt er een regeling gemaakt en dan wordt er een pot geld bij gedaan en als die op is is die op. Die kwam toen 2x vanuit de provincie. Als blijkt dat er behoefte is aan specifieke subsidie-instrumenten, hoever gaat de gemeente hier dan in mee? Ja, we hebben het niet. Het is alles bij elkaar schrapen wat we hebben. En er is hier al 20, 30 man ontslagen, dus het is er gewoon niet. Dus dan moet het vanuit de provincie komen.
Toekomst: 23. Hoe ziet u de toekomst van de agrarische sector in uw gemeente? Dat is een hele moeilijke, ik maar me daar heel veel zorgen over. Ik vind dat je primair moet zeggen dat we in ons eigen land ons voedsel moeten produceren. Als je dan afhankelijk bent van andere landen, economisch is dat heel slecht en je hebt geen controle op de kwaliteit. Maar dan moet er wel wat veranderen, het draagvlak valt steeds verder weg, dus er moet heel veel gebeuren. 24. En denk je dat er steeds meer leegstand komt of dat de bedrijven steeds meer groeien? Ik denk dat de grote bedrijven niet meer gaan groeien, want dan kom je op het megastallen verhaal uit en dan is het niet meer beheersbaar qua dierziekte. Dus ik denk nu wel dat we aan de maximale maat zitten van de bedrijven maar dat er veel meer moet gebeuren aan efficiency en aan uitstootbeperkingen en dat er dan weer langzaam een draagvlak komt. Maar het draagvlak is een heel groot probleem nu en er is zo’n golfbeweging. In de jaren 80 90 was in Brabant de … altijd heel sterk en die boeren bepaalde gewoon wat er gebeurde en er werd niet geluisterd naar de omgeving of die dat lastig vonden en dat krijg je in een keer heel hard terug. Als je heel lang niet luistert krijg je het zo hard terug dat je eigenlijk niet weet waar je blijft. Dus hoe minder agrarische bedrijven er komen in het buitengebied, hoe lastiger het wordt want des te meer moet je het gaan verdelen over andere functies. Er moet dus een manier gevonden worden om in de nieuwe economie waarin het buitengebied niet helemaal voor de boeren is maar ook voor het wonen en recreatie, om daar een goede plek te vinden. En dan hoop ik dat we hier nog wel ons eigen voedsel kunnen blijven produceren. Dat worden allerlei leuke discussies maar heel vaak wordt dat niet benoemd van hé maar die produceren ons voedsel.
96 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
25. Dus dan ben je eigenlijk wel voor die concentratiegebieden? Nee, dat was in het reconstructieplan, je hebt nu invensiegebieden? Die we moeten gaan aanwijzen en dat zijn gebieden waar knelpunten zijn op het gebied van intensieve veehouderij en uitstoot. Daar moet je wel wat aan doen maar dan moet je doel zijn dat de 3 belangrijkste sectoren in het buitengebied, agrarisch, wonen en recreatie, dat je die goed integreert, dat ze elkaar weer accepteren. En dat is de sleutel denk ik, als je daar kunt leven heb je geen last meer van elkaar. En dan zal een stukje betekenen dat de agrarische sector heel wat aan de uitstoot moet doen. Iedereen vind het leuk om koetjes in de wei te zien, maïs vinden we al minder gezellig omdat het zo hoog is, maar goed, die bedrijvigheid, die afwisseling met akkerbouw, dat vind iedereen leuk. En zo wordt ons voedsel geproduceerd, en dat is Nederland, dus zo moeten we dat denk ik wel willen. Maar ik denk dat je hier in de regio, qua veehouderij wel een overschot hebt waardoor het draagvlak heel erg wegvalt. En dat moet je oplossen dat probleem. Maar of leegstaand vastgoed daaraan kan bijdragen, dat weet ze niet. Want dan krijg je weer die e menging van functies, en of je die 4 functie, die niet-agrarische bedrijven, er dan bij wilt, dat zij keuzes. We moeten ons voedsel produceren en dat kan niet op een bedrijventerrein, dat moet buiten.
Interview ambtenaar 6 Datum: Gemeente: Functie ambtenaar:
25 april 2014 Deurne Projectleider plattelandsontwikkeling
Algemeen 1.
Hoe is het huidige beleid tot stand gekomen? (Zelf bedacht of in samenwerking) (RvR, VAB, Bestemmingsplan, etc.) De bestemmingsplan en structuurvisie hebben een eigen ontstaan gebeuren. Daar is ook met de vorige medewerkster die geïnterviewd is over gesproken. Waar de gemeente nu meer tegenaan zit te kijken (ook te lezen in het beleid wat in ontwikkeling is) is dat er veel agrarische bedrijven stoppen. er komen ook steeds nieuwe agrarische bedrijfsgebouwen bij. Men wil en moet moderniseren. Enerzijds heb je de schaalvergroting om nog te kunnen concurreren en anderzijds het invoegen van eisen van diergezond en mens gezondheid, met de luchtwassers, maakt het dat er nieuwe stallen komen. En dan blijft er veel oud onroerend goed staan op plaatsen waar men nog wel verder gaat maar ook op plaatsen waar de productie gestopt wordt. Dat is een zorg. Want voor veel mensen denken er staan nog steeds stenen met een dak erop ook al is het al lang afgeschreven, dus er moet nog iets onder kunnen. Gemeente wil bestuurlijk dat deze op deze locaties geen activiteit komt die concurrentie gaan vormen voor de bedrijventerreinen. Want daar zie je ook leegstand ontstaan. En als het ene bedrijf dure bedrijfsgrond moet kopen en het andere bedrijf kan dit veel goedkoper op zo’n locatie is dit geen eerlijke concurrentie. Dus daar is de gemeente niet zo voor. En er moet ook geen activiteit ontstaan die eigenlijk in het kernwinkelgebied thuis horen. Zoals groentewinkels en internetwinkels. Dus in die zin is er echt spraken van een probleem. Ook de wethouder van de gemeenten zit hier op. Die is erg gefocust op de ruimtelijke kwaliteit. De wethouder zegt: wat heb ik eraan als er allemaal nieuwe stallen staan als er ook de oude bedrijfsloodsen staan die in elkaar aan het zakken zijn. die is naar een modus aan het zoeken om te zeggen als je nieuw mag bouwen, ze is er van overtuigd dat er bij deze meer dan genoeg gebouwen staan aan m² om ook de moderne veehouderij te huisvesten, dus als je dan een nieuwe stal wil bouwen moet je hetzelfde aantal aan oppervlakte slopen om de ruimte te krijgen. Met deze regeling zijn ze bezig. Het is lastig dit af te dwingen als omliggende gemeenten hier niet aan mee doen. Dan bouwen de agrariërs in de andere gemeenten een stal omdat ze daar dan niets moeten afbreken. Aan de ene kant worstelt iedereen ermee, aan de andere kant zijn de marges niet zo groot dat het allemaal zo gemakkelijk kan. Dus het blijft zoeken hoe krijgt de gemeente dit allemaal voor elkaar. Je ziet wel maatschappelijk wil men wel een aantrekkelijk platteland hebben ook voor andere functies, toerisme en recreatie of verblijf en fietsen mogelijk te maken. Maar de weg waarlangs en hoe dit moet gebeuren is moeilijk te vinden. Wordt er ook een vab-beleid opgesteld? Ja dit is het vab-beleid waarnaar we aan het zoeken zijn, als je andere functies toelaat hoe zou je het kunnen doen dat toch dat grote volume verdwijnt. Als je zegt dat er in die vab gebouwen geen autobedrijven, garagebedrijven en timmerbedrijven mogen vestigen
97 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
omdat dit op bedrijventerreinen thuis hoort. Maar waarom zou je niet zeggen dat er een klein ambachtelijk bedrijf mag beginnen of een aan huisgebonden beroep tot een stuk of 4 fte. Dat mag dan mag dan plaats vinden in een bijgebouw van een x aantal m². maar als je dit wil doen op een locatie dat het eigenlijk niet kan dan moet je de rest slopen. wel moet je waken dat er geen situatie ontstaat dat zo’n bedrijf geen onmogelijkheid wordt voor een agrarisch bedrijf om te functioneren. Want in de eerste plaats is het buitengebied voor de agrarische bedrijvigheid naast het toerisme en recreatie. die moeten wel kunnen functioneren Zijn jullie ook bezig met beleid voor plattelandswoningen? Met de plattelandswoningen is men toch terughoudend. Bij de plattelandswoning dacht men dat lost heel veel op. Maar je zie op een paar plaatsen wil de gemeente het doen waar al een bestaande situatie is (mensen hebben ooit hun bedrijf verkocht en zijn zelf in de woning blijven zitten, die zouden er nu bijna uitgezet moeten worden omdat ze op de verkeerde plek zitten). Maar het echt open zetten dat het een grote vlucht gaat nemen. Je kunt nu wel afspreken met iemand van jij mag daar gaan wonen maar je moet wel rekening houden met dat je meer geur en fijnstof overlast krijgt en misschien wel meer dan gezond voor je is. Zo iemand wil nu graag voordelig zo’n woning kopen en zegt ja akkoord maar over 3 jaar ergert hij zich toch aan de stank en gaat hij zich er wel tegen verzetten. En daarom is de gedachte is het wel een houdbare oplossing voor de toekomst. En moet je mensen dan niet tegen zichzelf in bescherming nemen. Iets gelezen over gebiedsvisie bebouwingsconcentraties? Die hangt eigenlijk vast aan het bestemmingsplan. Het zijn eigenlijk concentraties van bebouwing dat kunnen linten of concentraties zijn waar nog wel een keer een bebouwingsfunctie of woonfunctie ingevoegd kunnen worden. Op deze locaties zou eventueel een bouwtitel kunnen gegeven worden als men mee heeft gedaan aan de Ruimte voor Ruimte regeling.
Functionaliteit beleid 2.
Hoe vaak wordt er gebruik gemaakt van de huidige regelingen voor het beheersen van leegstaand agrarisch vastgoed? Vanuit zijn functie heeft hij daar geen zicht op.
Factoren leegstand 3.
Welke factoren hebben in uw gemeente de meeste invloed gehad op leegstaand agrarisch vastgoed? Factoren die je hebt is met name dat er een hele grote groep intensieve veehouderijen hier in de jaren 70/80 gebouwd zijn in de eerste golf van werkeloosheid in de bouw. Er waren heel veel boerenzonen in de bouw gaan werken, die raakte werkloos, en toen was er nog goed te verdienen met varkens mesten. Dus toen zijn er veel kleine bedrijfjes gebouwd. Die zijn gestart en zijn gaan produceren maar het zijn nooit ondernemingen geworden. Die bedrijven hebben nooit vernieuwd, ze hebben gewoon gebouwd en de bedrijven zijn helemaal leeg gemolken. Bedrijven zijn nu helemaal afgeschreven, vaak hebben ze ook geen bedrijfsopvolging en hebben geen toekomst perspectief omdat ze staan op een te klein stuk grond. Die mensen zijn nu allemaal 60/65 jaar en hebben geen opvolger en hebben een bedrijf wat nauwelijks verkoopbaar is. Die mensen hebben altijd gedacht mijn plek is naar de toekomst toe nog geld waard. Dat was ook zo, 5 jaar geleden was een bouwblok nog veel geld waard. Nu zie je gewoon dat je zeker 50% van de bouwblokken nu maar zeker over 10jaar niet meer nodig hebt. Dus dan is er geen vraag, en dat betekend dat die waarde waarvan veel mensen dachten dit is mijn oudedagvoorziening (pensioen), die is er niet meer.
Knelpunten en behoeften 4.
Levert het gemeentelijk beleid volgens u belemmeringen op voor het beheersen van leegstaand agrarisch vastgoed? Ja, in die zin dat de mensen die dat agrarisch vastgoed hebben, zouden het liefst allemaal op willen vullen met statische opslag of met garagebedrijfjes die goedkoop kunnen beginnen, als ze er maar inkomsten uit kunnen krijgen. Dus in die zin vinden ze dat wat de gemeenten, gemeenschap of de samenleving zegt (wij willen niet dat er overal bedrijfjes zijn, en overal verkeer op en neer rijd) zullen zij wel belastend vinden. Aan de andere kant de realiteit, ze hebben een locatie wat eigenlijk een agrarisch productie locatie is. Iemand die een winkel heeft in een winkelstraat kan ook zomaar niet zeggen ik denk dat ik hem verhuur als studenten kamer.
98 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
5.
6.
7.
8.
9.
Welke knelpunten ziet u bij het beheersen van leegstaand agrarisch vastgoed? Wat wilt u hierin veranderd zien? Ja, hij denkt dat er dus onvoldoende geld is voor het vastgoed om het te slopen. Dit leidt automatisch tot verpaupering. En dan gaat het van kwaad naar erger. Zijn er buiten het beleid om knelpunten voor het beheersen van agrarisch vastgoed, waar uw gemeente invloed op uit kan oefenen. (bijv. actiegroepen) Ja heel erg. We hebben hier stop de stank. Zo zijn er wel meer. De basis actiegroep was werkgroep behoud de Peel. Maar deze werkgroep heeft gezegd wij zorgen alleen nog voor de Peel en voor een natuurlijk biotoop. Maar deze kregen maatschappelijk niet zoveel steun. Maar nu zie je dat deze actiegroepen de aandacht verlegt hebben naar de persoonlijke gezondheid. Ze springen in op de Qkoorst, de fysieke stank of mensen die last hebben van het fijnstof. Op het moment dat je aan de gezondheid komt dan bereik je gelijk een veel grotere groep mensen. En dan zie je dat ze daarmee een heel machtig instrument in handen hebben. Op dit moment zijn er een aantal groepen in Oost-Brabant en Noord-Limburg die pas willen komen praten als er een dieren stand stil wordt uitgeroepen. Langs de andere kant roepen de boeren wij willen wel verduurzamen maar dat kunnen wij pas als we kunnen investeren en mogen groeien. Want door de groei moeten die maatregelen betaald worden. Wat zijn volgens u de behoeftes van agrariërs omtrent het beheersen van leegstaand agrarisch vastgoed? Die agrariërs willen het liefste dat ze het kunnen vermarkten of dat ze er iets mee kunnen doen. En daar zitten ze eigenlijk nog steeds op gefocust en dan zie je weleens dat er toch te weinig creativiteit vanuit de agrariërs komt. Je kunt zeggen ik mag niet doen wat ik eigenlijk het liefst zou willen doen en dan gaan zitten jammeren. Maar je kunt ook zeggen, als dat niet lukt wat zou dan wel de beste oplossing zijn. Je ziet vaak, die mensen hebben het qua onderneming al niet gehaald omdat ze onvoldoende ondernemende geest hadden en dan zie je dat ze vaak op dit punt ook niet die creatieve geest hebben om daar in door te gaan. Dit kun je ze niet kwalijk nemen. Het overkomst ze gewoon. Ligt de behoeften dan meer op de kant van het herbestemmen, dat daar meer mogelijkheden geboden worden of ligt het meer op de financiële kant? Hij denkt dat geld geven, a is het geld er niet. Geld geven is eigenlijk nooit iets goeds maar je moet proberen wel te faciliteren, ondersteunen of een klein beetje geld geven. Het zijn in deze tijd geen gouden bergen meer, salarissen blijven ook achter. Je moet accepteren dat je ondernemer bent en dat je een ondernemersrisico hebt. Iets is vandaag nog veel waard en kan over 10 jaar niets meer waard zijn. In dat speelveld zit men. Dus er zal toch gekeken moeten worden hoe we als totale complex wat daar actief is, zorgen dat we een fraai buitengebied houden. Hoe worden subsidieregelingen op gemeentelijk niveau opgesteld? Op dit moment zijn er geen subsidieregelingen meer. Wij hebben eigenlijk nooit gemeentelijke regelingen gehad. Wij deden wel mee aan cofinanciering van andere. Leader en dat soort dingen. En we hebben ook nog weleens de provinciale sloopregelingen ondersteund. Maar echt plaatselijke subsidieregelingen voor platteland die hebben we nooit zo gehad. Wel voor sportverenigingen en dat soort dingen maar niet voor het platteland. Als daar blijkt dat daar wel behoefte aan is? Ja het blijft toch draaien om geld op dit moment. Dus op dit moment zie ik weinig regelingen. We hebben in Deurne, Deurne Koek, Deurne koerst op eigen kracht. En dat wil eigenlijk zeggen van, tot voor kort dan riep iemand ik heb een idee en dan zei de gemeente ‘een goed idee’ en dan ging de gemeente hier mee verder. Maar nu zeggen we ‘goed idee’ maar stimuleren we de man om hier mee verder te gaan. Dus dan pakken we het niet over maar we zeggen wel kunnen we het misschien makkelijker maken (vergunningen, in contact brengen met andere mensen). Dus meer zeggen, de mensen moeten het zelf doen. Als de gemeenschap iets wil dan moeten ze het zelf doen. Burgerinitiatieven is het toverwoord van dit moment. Als blijkt dat er behoefte is aan specifieke regeling/subsidie-instrumenten, hoever gaat de gemeente hier dan in mee? Zolang dat het maar niet om geld gaat, de gemeente heel ver mee wil gaan als ze denkt dat de motivatie van de eigenaar/ bewoner daarbij in het geding is. Echt het geld om te zeggen wij geven €25,- per vierkante meter om te slopen, die tijd is echt voorbij. Dat zal ergens anders gevonden moeten worden. We zitten nu in de tijd dat geld niet meer helpt maar dat men zegt ja als de armoede en de ellende maar groot genoeg wordt dan groeit de creativiteit. En dat merken wij hier ook. Wij dacht nu het een crisis is (er wordt weinig verdient, weinig gehandeld er is weinig te doen)kunnen wij het hier ook met veel minder ambtenaren af, er komen geen bouwvergunningen etc. Maar wat blijkt nu, dat ik
99 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV
deze tijd dat het juist slecht is, komen er allemaal van die creatieve geesten als we dit eens proberen of als we dat nu eens proberen. En nu zie je allemaal ideetjes ontstaan, die als jij met je gewone business €100,- verdient, dan ga je niet nadenken over andere dingen om daarmee nog €10,- mee te verdienen. Maar als jou gewone business een tientje oplevert, dan ga je denken daar ligt ook nog een tientje en daar nog een. En dan zie je vaak dat er in dit soort tijden dat er dan ook gedachten komen van het kan ook anders. Kleiner maar innovatieve ideeën komen.
Toekomst: 10. Hoe ziet u de toekomst van de agrarische sector in uw gemeente? De agrarische sector is onlosmakelijk verbonden met Deurne. Maar je ziet aan de ene kant veel meer industriematige ontwikkelingen. Je ziet bedrijven groter worden. Goede bedrijven die goed gemanaged worden, hebben meerdere locaties. Die kunnen zelfs binnen Europa meerdere locaties hebben. Je zult altijd een groep boeren hebben die het doen vanuit hun jaren lang boer zijn, en het accepteren dat ze het niet makkelijk hebben maar wel dat ze vrij zijn en zelf kunnen ondernemen en eigen baas zijn. En er zal een hele grote groep zijn die af gaat haken. Wij hopen maar dat je niet veel ziet dat ze op kostprijs gaan werken. Dus dat ze tegen zo laag mogelijke kosten een product afleveren en daar hoort bij dat je altijd met schaalvergroting bezig bent en dat de hele wereld je concurrent is. Maar dat er meer ontwikkelingen komen naar de niche markt, dus daar bedoel je mee dat producten afwijken van de mainstream, dus van de grote producten, maar die mensen willen kopen. Een voorbeeld daarvan is het Limburgsvarken. Het is niet groot maar die boeren die daar mee bezig zijn die hebben daar hun inkomen aan. Je hebt ook nogal wat verbreding gezien. Zorgboeren en zorgboerderijen, toerisme en recreatie. ik denk dat op mondiale schaal, hoewel we hier altijd nog voorop gelopen hebben met ontwikkelingen en met de hoge productiviteit, dat kan nog wel even zo voort blijven duren maar op den duur ga je het toch afleggen tegen landen zoals Brazilië, polen en Oekraïne. Iedere gemeente heeft met het onderwerp te maken en staat er anders in. In Deurne zeggen ze, geen bedrijfsmatige activiteiten in het buitengebied die op een bedrijventerrein thuis horen want daar moet ook geen leegstand voorkomen. En bijvoorbeeld Asten heeft geen bedrijventerrein dus die wil meer kunnen toestaan in het buitengebied. En dan zit je naast elkaar in de zelfde regio. Je hoort ook vaak boeren in Brabant zeggen, in Limburg kan alles. Aan de andere kant van de heuvel is het gras toch altijd groener.
100 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Milou Brouwers & Aniek Jochems, BMV