Raadsinformatiebrief Onderwerp Aard Portefeuillehouder Datum college Openbaar
: Handreiking aanpak lichthinder in de leefomgeving : Actieve informatie : Stoffels : 20 november 2012 : Ja
Afdeling Contactpersoon Telefoon E-mail
: RMO : Marjon Hermanussen : 674 :
[email protected]
In te vullen door de griffie
Nummer brief Datum verzending Nummer weekbericht
: 2012-221 : 29 november 2012 : 48
Aanleiding De handreiking is voortgekomen uit een behoefte bij milieubeleidsambtenaren. Tevens ligt er in onze gemeente een vraag van de gemeenteraad om lichthinderbeleid te ontwikkelen. Inhoud Het doel van de handreiking is praktische handvatten te bieden voor een adequate aanpak van lichthinder in de leefomgeving. De handvatten hebben betrekking op vergunningverlening, handhaving en beheer van de openbare ruimte, ruimtelijke ordening, milieubeleid, welstand en de juridische aspecten. De handreiking is opgesteld door het RMB in opdracht van de dertien aangesloten gemeenten. Er is bewust gekozen geen beleidsplan op te stellen maar een handreiking zodat elke gemeente hier op haar eigen manier gebruik van kan maken en daar waar nodig beleid kan opstellen in relatie tot het thema lichthinder. Procedurele informatie De handreiking wordt voor intern gebruik ingezet bij de afdeling RB en RMO. Bijlagen Handreiking aanpak lichthinder in de leefomgeving
Burgemeester en wethouders van Cuijk mr. R.P. Hoffmann secretaris
mr. W.A.G. Hillenaar burgemeester
1
BIJLAGE I: Effecten van lichthinder op de mens
Bijlage V: De effecten van licht op de gezondheid van de mens
bekend is over dit onderwerp. Tot slot wordt er een aanbeveling gedaan aangaande dit onderwerp.
Organisaties, onderzoeken en publicaties in Nederland
Inleiding
In 2008/2009 is de inventarisatie Licht op duisternis uitgevoerd. Een van de vragen die gedurende de inventarisatie vaak naar voren kwam was ‘wat zijn de effecten van licht op de gezondheid van de mens?’. Daarom is besloten in het vervolgtraject, het IP O -Prismaproject lichtvervuiling en donkertebescherming 2009, specifiek aandacht te besteden aan dit onderwerp.
Organisaties die zich met licht en gezondheid bezighouden zijn onder andere de Stichting Onderzoek Licht en Gezondheid (S OLG), de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (N S V V), de Gezondheidsraad en de Rijksuniversiteit van Groningen (RUG).
Over de effecten van licht op de gezondheid van de mens is nog weinig bekend. Dat is niet verwonderlijk. Het gebruik van elektrische energie heeft de deuren geopend naar grootschalig gebruik van kunstlicht. Dit is een ontwikkeling van de laatste decennia en is dus een betrekkelijk nieuw gegeven. Uitgebreid, langlopend onderzoek naar de effecten hiervan op de gezondheid van mensen ontbreekt nog.
SOLG is een organisatie die kennis over licht in relatie tot gezondheid, welzijn en prestatie ontwikkelt en verspreidt. Op haar website wordt kort vermeld dat kunstlicht in de nacht zou kunnen leiden tot verstoring van de slaap. De nadruk ligt echter op de gezondheidsversterkende effecten van licht en op de heilzame werking ervan, bijvoorbeeld in geval van winterdepressie, dementie en Alzheimer. Ook wordt aandacht besteed aan goede verlichting op de werkplek. S OLG heeft een sterke band met Philips Lighting.
Er wordt regelmatig gesproken over onderzoeken die een mogelijk verband aantonen tussen lichtvervuiling en kanker. Ook wordt er soms een relatie gelegd met slaapstoornissen en stress. Het is echter meestal niet bekend waar deze beweringen op gebaseerd zijn en of ze wetenschappelijk onderbouwd zijn.
De N S V V heeft een Commissie Licht en Gezondheid. Gekeken werd naar licht in relatie tot de werkplek van ouderen. Momenteel richt men zich op het effect van licht op kinderen en jongeren. Ook hier gaat het dus voornamelijk om de gezondheidsversterkende effecten van licht.
In deze notitie wordt geprobeerd meer helderheid te geven over het onderwerp ‘de effecten van licht op gezondheid’. Er worden diverse rapporten en onderzoeken beschreven en een overzicht gegeven van hetgeen er op dit moment
Een onderzoek wat wel relevante informatie op zou kunnen leveren voor dit onderwerp, is een onderzoek van de RUG. Uit meerdere studies is naar voren gekomen dat er een relatie bestaat tussen licht en gezondheid voor wat betreft
168 | B I J L A G E V
B I J L A G E V | 169
de biologische klok (Circadion Clock). Hierbij dient niet alleen te worden gedacht aan dagnachtritme maar ook aan seizoensritme. Voor Nederland is door de RUG in de jaren 2000–2004 onderzoek gedaan naar het thema dagnachtritme. Vanaf 2006 is gestart met het Europese onderzoekstraject Euclock. Hier doet onder andere de RUG mee, evenals de Universiteit van Leiden (LUMC) en het Erasmus MC-Rotterdam. Dit onderzoek zal vijf jaar duren.
Er zijn twee Nederlandstalige rapporten te noemen, waarin uitgebreid aandacht wordt besteed aan de mogelijke (negatieve) effecten van licht op de gezondheid van de mens. Het eerste in een rapport van de Gezondheidsraad uit 2000, het tweede een rapport van De Molenaar uit 2003.
— De licht-donker cyclus is de belangrijkste ‘Zeitgeber’ voor de regulatie van onze interne 24-uurs ritmes. Een goede regulatie van deze ritmes bevordert de gezondheid van mensen. Dit uit zich in een goede stemming, een ongestoorde slaap en goede prestaties. Storingen hierin kunnen een rol spelen bij diverse ziekten zoals psychiatrische stoornissen en slaapstoornissen. Door de lichtomstandigheden en de mate van vermoeidheid bij mensen te manipuleren op verschillende tijden van de dag proberen we erachter te komen hoe de relatie is tussen gepercipieerd omgevingslicht, prestaties/ functioneren, fysiologische variabelen (zoals lichaamstemperatuur, melatonine ritme, cortisol uitscheiding (stresshormoon)) en slaap. De mens is het enige ‘proefdier’ waaraan je kunt vragen hoe hij/zij zich voelt. Daarom is de mens bij uitstek geschikt om onderzoek te doen aan de relaties tussen fysiologische parameters en welbevinden. De RUG werkt nu samen met allerlei andere instituten in een groot Europees project Euclock met als doel erachter te komen hoe de biologische klok in het dagelijks leven werkt. (www.rug.nl) —
Het rapport van de Gezondheidsraad gaat over de hinder van nachtelijk kunstlicht en over de bijzondere waarde van duisternis, onder andere als kwaliteit van natuur en landschap, als compensatie-waarde, als emotionele of spirituele waarde en als de esthetische waarde alsmede de waarde van duisternis voor de astronomie.
170 | B I J L A G E V
Hinder van nachtelijk kunstlicht voor mens en natuur, Gezondheidsraad, Den Haag, 2000
In het rapport worden de gevolgen van kunstlicht voor planten en dieren en voor mensen weergegeven. Wat betreft de gevolgen van kunstlicht voor mensen concludeert de Gezondheidsraad dat, ondanks dat er geen aanwijzingen uit epidemiologisch onderzoek zijn, niet valt uit te sluiten dat buitenverlichting, door verkorting van de avond en nacht, via stress en in combinatie met andere stressfactoren in de leefomgeving, op den duur leidt tot aantasting van de gezondheid. Hierna volgt een samenvatting van hetgeen er in het rapport van de Gezondheidsraad wordt geschreven over licht en gezondheid. Deze tekst is overgenomen van de website van de Gezondheidsraad.
B I J L A G E V | 171
— Uit onderzoek komt naar voren dat omwonenden van kassen met assimilatieverlichting en van sportvelden hinder ondervinden van het oplichten van hun woningen en tuinen, van direct zicht op de lichtbronnen of van de gloed erboven; de percentages matig of ernstig gehinderden variëren van 5 tot 15. Vooral de gloed boven kassen ervaren omwonenden als hinderlijk. Avondlijke wandelaars ondervinden vooral hinder van direct zicht op kaslicht. Door het groeiende gebruik van buitenverlichting zal het aantal gehinderden de komende jaren toenemen. Uit laboratoriumexperimenten blijkt dat verstoring van het dag-nachtritme bij de mens negatieve fysieke en psychische gevolgen heeft. Deze verstoring vindt echter pas plaats bij relatief hoge lichtintensiteiten. Hoewel er geen aanwijzingen uit epidemiologisch onderzoek zijn, valt niet uit te sluiten dat buitenverlichting, door verkorting van de avond en nacht, via stress en in combinatie met andere stressfactoren in de leefomgeving, op den duur leidt tot aantasting van de gezondheid.
de voortschrijdende nivellering en versnippering van het Nederlandse (nachtelijke) landschap. Uit belevingsonderzoek komt naar voren dat mensen belang hechten aan natuurervaringen, waartoe het ondergaan van stilte en ook van duisternis behoort. De Gezondheidsraad ondersteunt het pleidooi van natuurbeschermingsorganisaties voor het behoud van duisternis als een ’oerkwaliteit’ van natuur en landschap in het landelijke gebied, niet alleen voor die natuur zelf, maar ook vanwege de behoefte van mensen om tot rust te komen in een omgeving die contrasteert met die van de huidige hectische 24-uurs maatschappij (compensatie-waarde). — Lichtbelasting: overzicht van de effecten op mens en dier, J. G. de Molenaar, Wageningen, 2003 De Molenaar beschrijft in dit rapport zeer uitgebreid de mogelijke effecten van licht, zowel voor mensen als voor dieren. Voor de mens worden als sterkst optredende effecten genoemd de verstoring van het waakslaapritme en hinder/afstoting.
Gezien de plannen voor nieuwe grote woningbouwlocaties (V INE X), bedrijfsterreinen en diverse grote infrastructurele projecten, waaronder de Betuwelijn, de H SL, de uitbreiding van Schiphol en de aanleg van de tweede Maasvlakte, zal de toepassing van kunstlicht in Nederland de komende jaren blijven toenemen. Ook in het landelijke gebied, dat nu nog relatief donker is, zal dat door de bouw van woningen, bedrijven en kassen, en door de aanleg en intensivering van sport- en recreatieve voorzieningen en wegen het geval zijn. Het verdwijnen van de nog duistere gebieden versterkt
172 | B I J L A G E V
B I J L A G E V | 173
— Verstoring – waakslaapritme
Hinder en afstoting
• Directe effecten Neuro-endocrien*: ontregeling van de aansturing van lichaamsfuncties; o.m. beperking van de melatonineafscheiding door de epifyse. Gedragsmatig: Verlenging van de dagelijkse periode van activiteit ten koste van de rust- en herstelperiode.
• Effecten Psychisch: bekend, vooral – tot mogelijk alleen – hinder, ergernis, prikkelbaarheid. Fysiek: vermoeidheid, stress; verder, zoals slaapstoornissen, onbekend dan wel niet aangetoond – maar niet uitgesloten. Gedragsmatig: vermijding. Doorwerking: – algemeen: minder optimaal functioneren – fysiek: verhoogd risico van ongemak en letsel t.g.v. ergernis, afgeleide en/of verslapte aandacht, etc., vermoeidheid niet uitgesloten – gedragsmatig: beperking van ruimtegebruik = bewegingsvrijheid – beleving: derving van positieve ervaring van de omgeving – sociaal: mogelijk verminderde sociale particitatie in dagelijks leven
• Doorwerking effecten Algemeen psychisch: ervaren van ongemak, belasting, stress. Algemeen fysiek: vermoeidheid, stress. Neuro-endocrien, ontregeling lichaamsfuncties: – ontregeling hormoonspiegels, metabolisme, hartslag, hersenactiviteit e.d. – risico kanker: aanwijzingen voor stimulatie van optreden en groei van tumoren, i.h.b. van borstkanker; van beperking van de melatonine-afscheiding Psyche en fysiek, minder optimaal functioneren: – vermoeidheid/verslapte aandacht, irritatie, stress – verhoogd risico op ongemak en letsel – verminderde en/of minder wenselijke participatie in dagelijks leven
• Drempelwaarden Geen kwantitatieve gegevens; afhankelijk van contrast met omgeving- of achtergrondverlichting. —
• Drempelwaarden Neuro-endocriene invloed (wat melatonine betreft): – bij blauwgroen licht: tussen 0,2 en 5 lux – bij breedband wit licht: ca. 100 lux Visueel/gedragsmatig: – minder dan 1 tot 0,1 lux (afhankelijk van individu en situatie: slaapbehoefte, ervaring van hinder, enz.) 174 | B I J L A G E V
* Neuro-endocriene invloed: verwijst naar de invloed van verlichting op bioritmen.
B I J L A G E V | 175
De Molenaar wijst er in zijn rapport nadrukkelijk op dat zijn overzicht van kennis en inzichten nog niet verder komt dan het kwalitatief signaleren van risico’s en dat dosis-effectrelaties nog ver weg zijn. Desalniettemin blijkt het te gaan om risico’s die op termijn zeer ingrijpend kunnen zijn.
fect op de hormoonspiegel en stuurt onze biologische klok. Dit alles zou een natuurlijke beschermende factor betekenen tegen kanker. Met andere woorden, het voorkomt kanker niet, maar kan het risico verlagen. Onderzoekers van het Institute of Cancer Epidemiology in Kopenhagen, bestudeerden in 2001 de medische dossiers van 7.000 werkende vrouwen tussen 30 en 54 jaar die aan borstkanker leden. Het bleek dat vrouwen die in nachtdiensten werken 1,5 maal zo veel kans hebben op het krijgen van borstkanker dan vrouwen met een dagbaan.
Conclusie In Nederland is dus nog weinig of gedateerde informatie beschikbaar. In de rapportages wordt niet gerefereerd aan causale verbanden. Wel is er meer aandacht voor het thema en is er een duidelijke behoefte aan meer kennis over dit onderwerp. In onder meer een notitie van de Gemeente Den Haag is aangegeven dat er meer onderzoek gewenst is voor wat betreft de effecten van licht(vervuiling) op de gezondheid.
De onderzoekers uit Kopenhagen namen echter de arbeidsomstandigheden als referentie. Interessanter in dit kader is het onderzoek uit Israël, waar onderzoek is gedaan door met satellietfoto’s het niveau te meten van nachtelijke kunstlicht in 147 gemeenschappen. De foto’s werden vervolgens vergeleken met een kaart waarin de verdeling werd weergegeven van de gevallen van borstkanker.
Internationale onderzoeken
De huidige onderzoeken komen vooral uit de Verenigde Staten van Amerika (V S), en een enkele uit Rusland, Israël en Denemarken. Daarbij speelt onderzoek naar de werking van melatonine een belangrijke rol.
De resultaten van dit onderzoek werden gepubliceerd in 2008 en toonden een statistisch significante correlatie tussen buiten kunstlicht 's nachts en borstkanker, ook na correctie voor de bevolkingsdichtheid, de welvaart en luchtverontreiniging. Vrouwen die woonden in buurten waar het ’s nachts helder genoeg was om buiten een boek te lezen, hadden meer kans om borstkanker te ontwikkelen dan vrouwen die woonachtig waren in gebieden met het minste kunstlicht in de nacht. Als men de kans op borstkanker bij de laagste ‘Light at Night’ (L A N)-waarde vergeleek met de gemiddelde waarde, was er sprake van een toename van 37%. Vergeleek men de kans bij de laagste L A N-waarde met die
Onze hersenen produceren het hormoon melatonine en doen dat enkel als het donker is. Het is één van de belangrijkste anti-oxidanten in ons lichaam. Het niveau van de melatonineproductie daalt plotsklaps in de aanwezigheid van kunstmatig of natuurlijk licht. Talrijke studies suggereren dat dalende nachtelijke productie van melatonine de kans verhoogt van een individu op de ontwikkeling van kanker. De productie van melatonine heeft namelijk een regulerend ef 176 | B I J L A G E V
B I J L A G E V | 177
• Hinder Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen twee aspecten: 1 functionele effecten (slaapverstoring) 2 hinder (subjectieve beleving)
bij de hoogste waarde, dan was de toename 73%. De kans op longkanker werd niet beïnvloed door de aanwezigheid van veel kunstlicht. In de VS heeft het National Institute of Environmental Health Sciences (NIEH S) het initiatief genomen voor het organiseren van een bijeenkomst over het thema lichtvervuiling en gezondheid. Tijdens deze bijeenkomst, die in september 2006 plaatsvond, werd voor het eerst door Nationale gezondheidsorganisaties vanuit meerdere disciplines gekeken naar dit thema. Door de 23 deelnemers werd een onderzoeksagenda opgesteld. Daarop staat onder andere: • onderzoek naar de werking van de biologische klok • epidemiologische studies om te bepalen wat de relatie is tussen de blootstelling aan kunstmatig licht en ziekten • onderzoek naar de rol van melatonine bij ziektes die verband houden met kunstlicht • de ontwikkeling van middelen en behandelingen om het effect van lichtvervuiling op ziekten terug te brengen
Het feit dat licht verschillende soorten effecten kan hebben, maakt dat het een interessant onderwerp is voor meerdere disciplines: sociale wetenschappers, psychologen, medici, epidemiologen en mensen uit de neuro-wetenschap. In de praktijk hebben deze effecten vaak een relatie met elkaar. Stress kan immers leiden tot lichamelijke klachten, slaapverstoring kan leiden tot stress et cetera. Wat het extra lastig maakt is dat bij het thema licht de beleving een grote rol speelt. Beleving is subjectief. Hinder ondervinden van licht (terwijl je buren van datzelfde licht geen hinder ondervinden) kan echter objectief meetbare gevolgen hebben, zoals verminderde nachtrust en daardoor vermindering van de weerstand.
Licht en gezondheid Door de sterke belevingsfactor is objectivering moeilijk.
Er kunnen drie soorten effecten van licht op de mens worden onderscheiden:
In de literatuur, onder andere in het artikel ‘The dark side of light at night: physiological, epidemiological and ecological consequences’ van Kristen J. Navara en Randy J. Nelson in de Journal of Pineal Research in 2007, wordt geschreven over de volgende ziektebeelden: • kanker (endocrien (klieren), borst en prostaat), gekoppeld aan verstoorde melatonineproductie • immuunziekten
• Sociaal, psychisch Psychische gevolgen, zoals bijvoorbeeld stress • Somatisch, fysiek Lichamelijke gevolgen, zoals bijvoorbeeld immuunziekten of verstoring van de stofwisseling
178 | B I J L A G E V
B I J L A G E V | 179
• verstoring stofwisseling • verminderde vruchtbaarheid • slaap- en eetstoornissen (stress)
Internationaal houden steeds meer wetenschappers zich met het onderwerp bezig, met als gevolg dat er steeds meer bekend wordt over de effecten van licht op de gezondheid. In Nederland is de kennis over de relatie tussen kunstlicht en gezondheid erg fragmentarisch. Bovendien is de kennis gebaseerd op informatie en onderzoek vanuit andere landen, enkele incidentele belevingsonderzoeken uitgezonderd. Verder is er in Nederland geen instituut of persoon die zich in de breedte specifiek met het onderwerp bezig houdt en expertise opbouwt.
De relaties die er gelegd zijn tussen oorzaak en gevolg zijn echter nog erg fragiel. Het is duidelijk dat licht effect heeft op de mens, er zijn indicaties dat het tevens gevolgen heeft voor de gezondheid, maar een duidelijk causaal verband is nog niet aangetoond door de wetenschap. Overigens moet worden aangetekend dat er overeenkomsten zijn tussen de effecten van licht op dieren en de effecten van licht op de gezondheid van mensen. Mens en dier zijn vergelijkbaar wat betreft de ‘aansturingsreeks’ genen → licht → hormoonhuishouding → fysiologie. Hetzelfde geldt voor het dagnachtritme en aantrekking en afstoting. Meer gegevens over de effecten van licht op dieren, kan dus tevens een bijdrage leveren aan meer bekendheid inzake de effecten van licht op mensen en vice versa.
Het verdient daarom aanbeveling er op korte termijn voor te zorgen dat iemand de beschikbare kennis gaat verzamelen en categoriseren. Deze persoon zou daarnaast, namens de Nederlandse overheid, de internationale ontwikkelingen dienen te volgen, met als doel daar zoveel mogelijk bij aan te haken. Op die manier kan het kennisgat dat dreigt te ontstaan worden gedicht en wordt er een brug geslagen naar toekomstige ontwikkelingen op dit gebied.
Literatuurlijst
Conclusies • M issing The Dark, Health Effects of Light Pollution, (volume 117, number 1, January 2009, Environmental Health Perspectives), R. Chepesiuk, 2009 • Light at night co-distributes with incident breast but no lung cancer in the female population of Israel, (Chronobiology International, 25(1): 65–81), Itai Kloog e.a., 2008 • The dark side of light at night: physiological, epidemiological and ecological consequences, (Journal of Pineal Research), Kristen J. Navara and Randy J. Nelson, 2007 • Lichtbelasting: overzicht van de effecten op mens en
Een belangrijk kenmerk van het leven in de moderne wereld zijn de veranderde patronen van licht en donker in de gebouwde leefomgeving, wat mogelijk is gemaakt door het gebruik van elektrische energie. Deze substantiële toename van kunstlicht is iets van de laatste decennia. Over de effecten ervan is nog weinig bekend en hier meer over te weten komen is een zaak van (epidemiologisch) lange termijn onderzoek.
180 | B I J L A G E V
B I J L A G E V | 181
•
• •
• • • •
• •
dier, (Alterra-rapport nr. 778), J. G. de Molenaar, Wageningen, 2003 Hinder van nachtelijk kunstlicht voor mens en natuur, (publicatienummer 2000/25) Gezondheidsraad, Den Haag, 2000 http://www.starrynightlights.com/lightpollution/ light_pollution_and_human_health.html http://www.rug.nl/biologie/onderzoek/onderzoekGroepen/Gedragsbiologie/onderzoek/programmas/ lichtEnWelzijn www.euclock.org www.solg.nl http://www.nsvv.nl/vakgebieden/_t0_p0_m7_i53.htm w ww.sltbr.org Society for light treatment and Biological Rhythms http://www.britastro.org/dark-skies/health.html http://www.niehs.nih.gov
182 | B I J L A G E V
Colofon Auteurs Beatrijs Oerlemans & Daaf de Kok / de Kok & partners te Arnhem (www.dekok-partners.nl) Vormgeving
Ontwerpbureau Lood, Delden
Opdrachtgever Handboek
Interprovinciaal Overleg (IP O)
Begeleidingsgroep Leo Heijdra, provincie Zuid-Holland / Marian van Asten, provincie Utrecht / Jaklien Vlasblom, provincie Utrecht / Henk Willems, provincie Gelderland / Wim Gerritsen, provincie Overijssel / Alexandra Scherbeijn, provincie Zeeland / Tjitte de Vries, provincie Groningen / Janneke Tanja, ministerie van V ROM Informatie U kunt uw aanvullingen voor het handboek sturen naar:
[email protected]. Voor informatie over de verschillende beleidsvelden kunt u contact opnemen met de personen, zoals genoemd in hoofdstuk 8. Het handboek licht/donker is tot stand gekomen in samenwerking met het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (V ROM). Arnhem, januari 2010
BIJLAGE II: Formulier randvoorwaarden lichtonderzoek
Toelichting voor gebruik formulieren randvoorwaarden lichtonderzoek Het formulier is een hulpmiddel voor de communicatie tussen bevoegd gezag (gemeente) en initiatiefnemer. Hierop wordt door het bevoegd gezag aangegeven welke richtlijnen worden gehanteerd voor de beoordeling, in welk type gebied het initiatief zich bevindt en welke grootheden op welke locatie dienen te worden beoordeeld. Het formulier is opgesteld voor 4 situaties (sportvelden, terreinverlichting, aanlichting van gebouwen en objecten en reclameverlichting). Hierbij geeft het bevoegd gezag aan op welke grenswaarde het initiatief wordt getoetst, zodat niet wordt ‘vergeten’ te toetsen aan alle aspecten. In feite wordt daarmee de richtlijnen van de NSVV gevolgd. Let daarbij op dat de opsomming van het formulier niet uitputtend is. Mocht bijvoorbeeld sprake zijn van knipperende reclameverlichting die mogelijk hinder veroorzaakt, dan kan het bevoegd gezag dat specifiek in de ruimte voor nadere aandachtspunten vermelden. De richtlijnen van de NSVV geven aan welke situaties zich kunnen voordoen. Vindt het bevoegd gezag dat op een specifieke locatie, zoals bedrijfspand, getoetst dient te worden, dan kan dit op het formulier worden aangegeven. Voor het uitgeven van het formulier dient het bevoegd gezag de open bolletjes aan te kruisen wat van toepassing is. Aanvulling kan worden gegeven op de onderste stippeltjes.
Randvoorwaarden voor het lichtonderzoek - sportveld U hebt aangegeven een initiatief te ontplooien, waar mogelijk lichthinder bij optreedt of u bent verantwoordelijk voor een bron waar mogelijk sprake is van onacceptabele lichthinder. Wij verzoeken u in dat kader een lichtonderzoek te overleggen waarin is aangetoond dat geen onacceptabele lichthinder optreedt vanwege uw activiteiten bij o.a. omwonenden. De gemeente hanteert hierbij: • de Algemene richtlijnen betreffende lichthinder van de NSVV Deel 1: Algemeen en grenswaarden voor sportverlichting, NSVV van november 1999 ; • en de aanvullingen hierop die zijn opgenomen in: • Deel 2: Terreinverlichting, NSVV, juni 2003; • Deel 3: Aanstraling van gebouwen en objecten buiten, NSVV, november 2004; • Deel 4: Reclameverlichting, NSVV, november 2004. Uw initiatief bevindt zich naar oordeel van de gemeente in de volgende Ecologische zone: o E1: natuurgebied o E2: landelijk gebied o E3: stedelijk gebied o E4: stadscentrum / industriegebied In het onderzoek dient toetsing uitgevoerd te worden aan de grenswaarden voor: o lichtinval, verticale verlichtingssterkte (Ev in lux); o heldere verlichtingsarmaturen, lichtsterkte (I in candela). De bijhorende grenswaarden vindt u in de richtlijnen van de NSVV. Wij verzoeken u een toetsing van de grenswaarden uit te (laten) voeren op in elk geval de volgende locaties: o de woning(en) aan de ……………………………………………………………………………. o
de woning(en) aan de …………………………………………………………………………….
o
de woning(en) aan de …………………………………………………………………………….
o
………………………………………………………………………………………………………………..
o
………………………………………………………………………………………………………………..
De gemeente geeft daarnaast de volgende aandachtspunten aan: ………………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………………..
Randvoorwaarden voor het lichtonderzoek - terreinverlichting U hebt aangegeven een initiatief te ontplooien, waar mogelijk lichthinder bij optreedt of u bent verantwoordelijk voor een bron waar mogelijk sprake is van onacceptabele lichthinder. Wij verzoeken u in dat kader een lichtonderzoek te overleggen waarin is aangetoond dat geen onacceptabele lichthinder optreedt vanwege uw activiteiten bij o.a. omwonenden. De gemeente hanteert hierbij de Algemene richtlijnen betreffende lichthinder van de NSVV Deel 2: Terreinverlichting, NSVV, juni 2003. Uw initiatief bevindt zich naar oordeel van de gemeente in de volgende Ecologische zone: o E1: natuurgebied o E2: landelijk gebied o E3: stedelijk gebied o E4: stadscentrum / industriegebied In het onderzoek dient toetsing uitgevoerd te worden aan de grenswaarden voor: o lichtinval, verticale verlichtingssterkte (Ev in lux); o heldere verlichtingsarmaturen, lichtsterkte (I in candela); o heldere oppervlakken, gemiddelde luminantie van gevel of object (Lgem in cd/m2). De bijhorende grenswaarden vindt u in de richtlijnen van de NSVV. Wij verzoeken u een toetsing van de grenswaarden uit te (laten) voeren op in elk geval de volgende locaties: o de woning(en) aan de ……………………………………………………………………………. o
de woning(en) aan de …………………………………………………………………………….
o
de woning(en) aan de …………………………………………………………………………….
o
………………………………………………………………………………………………………………..
o
………………………………………………………………………………………………………………..
De gemeente geeft daarnaast de volgende aandachtspunten aan: ………………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………………..
Randvoorwaarden voor het lichtonderzoek – aanlichting van objecten of gebouwen U hebt aangegeven een initiatief te ontplooien, waar mogelijk lichthinder bij optreedt of u bent verantwoordelijk voor een bron waar mogelijk sprake is van onacceptabele lichthinder. Wij verzoeken u in dat kader een lichtonderzoek te overleggen waarin is aangetoond dat geen onacceptabele lichthinder optreedt vanwege uw activiteiten bij o.a. omwonenden. De gemeente hanteert hierbij de Algemene richtlijnen betreffende lichthinder van de NSVV Deel 3: Aanstraling van gebouwen en objecten buiten, NSVV, november 2004. Uw initiatief bevindt zich naar oordeel van de gemeente in de volgende Ecologische zone: o E1: natuurgebied o E2: landelijk gebied o E3: stedelijk gebied o E4: stadscentrum / industriegebied In het onderzoek dient toetsing uitgevoerd te worden aan de grenswaarden voor: o lichtinval, verticale verlichtingssterkte (Ev in lux); o heldere verlichtingsarmaturen, lichtsterkte (I in candela); o heldere oppervlakken, gemiddelde luminantie van gevel of object (Lgem in cd/m2); o omhoog gestraald licht, Upward light ratio (ULR). De bijhorende grenswaarden vindt u in de richtlijnen van de NSVV. Wij verzoeken u een toetsing van de grenswaarden uit te (laten) voeren op in elk geval de volgende locaties: o de woning(en) aan de ……………………………………………………………………………. o
de woning(en) aan de …………………………………………………………………………….
o
de woning(en) aan de …………………………………………………………………………….
o
………………………………………………………………………………………………………………..
o
………………………………………………………………………………………………………………..
De gemeente geeft daarnaast de volgende aandachtspunten aan: ………………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………………..
Randvoorwaarden voor het lichtonderzoek – reclameverlichting U hebt aangegeven een initiatief te ontplooien, waar mogelijk lichthinder bij optreedt of u bent verantwoordelijk voor een bron waar mogelijk sprake is van onacceptabele lichthinder. Wij verzoeken u in dat kader een lichtonderzoek te overleggen waarin is aangetoond dat geen onacceptabele lichthinder optreedt vanwege uw activiteiten bij o.a. omwonenden. De gemeente hanteert hierbij de Algemene richtlijnen betreffende lichthinder van de NSVV Deel 4: Reclameverlichting, NSVV, november 2004. Uw initiatief bevindt zich naar oordeel van de gemeente in de volgende Ecologische zone: o E1: natuurgebied o E2: landelijk gebied o E3: stedelijk gebied o E4: stadscentrum / industriegebied In het onderzoek dient toetsing uitgevoerd te worden aan de grenswaarden voor: o lichtinval, verticale verlichtingssterkte (Ev in lux); o heldere verlichtingsarmaturen, lichtsterkte (I in candela); o heldere oppervlakken, gemiddelde luminantie van reclameobject (Ls in cd/m2). De bijhorende grenswaarden vindt u in de richtlijnen van de NSVV. Wij verzoeken u een toetsing van de grenswaarden uit te (laten) voeren op in elk geval de volgende locaties: o de woning(en) aan de ……………………………………………………………………………. o
de woning(en) aan de …………………………………………………………………………….
o
de woning(en) aan de …………………………………………………………………………….
o
………………………………………………………………………………………………………………..
o
………………………………………………………………………………………………………………..
De gemeente geeft daarnaast de volgende aandachtspunten aan: ………………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………………..
Bijlage III: Jurisprudentie
Uitspraken Raad van state Van de hieronder genoemde uitspraken zijn de voor licht relevante passages opgenomen in deze bijlage. De complete uitspraak vindt u door op de website van de Raad van State (www.raadvanstate.nl) te zoeken op uitspraaknummer. 1. 201009009/1/R3, datum: 31 augustus 2011 Onderwerp: voorwaarde voldoen aan milieuzonering is onderbouwing voor voorkomen lichthinder 2. 201001088/1/M1, datum: 18 november 2009 Onderwerp: maatwerkvoorschrift voor een tennisbaan 3. 200903089/1/M1 datum: 9 juni 2010 Onderwerp: lichthinder bij omwonenden en flora en fauna vanwege kartbaan 4. 200903855/1/R2 datum: 23 juni 2010 Onderwerp: lichthinder in het bestemmingsplan 5. 200904085/1/M2 datum: 17 maart 2010 Onderwerp: lichthinder vanwege verkeer op in- en uitrit in het kader van vergunningverlening 6. 200909430/1/M1 datum: 21 juli 2010 Onderwerp: toetsing aan de NSVV richtlijnen in kader van Activiteitenbesluit 7. 201000896/1/M1 datum: 11 augustus 2010 Onderwerp: lichthinder vanwege tankstation
1. 201009009/1/R3, datum: 31 augustus 2011 Onderwerp: voorwaarde voldoen aan milieuzonering is onderbouwing voor voorkomen lichthinder De gemeente stelt een bestemmingsplan vast waarbij voor een aantal percelen nabij een tennisvereniging de wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om woningen te realiseren. De Tennisvereniging vreest dat gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid tot beperkingen van het gebruik van het tennispark zal leiden, omdat toekomstige omwonenden lichthinder en geluidsoverlast zullen ondervinden, gelet op de korte afstand tussen het tennispark en de voorziene woningen. De raad stelt dat er sprake is van een inbreidingslocatie en dat een eventuele woonbestemming niet conflicteert met een sportbestemming. Door voldoende afstand te houden tussen de tennisbanen en de woningen bij de concrete stedenbouwkundige invulling kan voldoende rekening worden gehouden met beide belangen. Ook zal rekening gehouden worden met de belangen van de omwonenden. Door de Afdeling wordt overwogen dat ter voorkoming van lichthinder voldoende afstand moet worden aangehouden tussen de woningen en het tennispark. Met hetgeen is bepaald in artikel 6, lid 6.6, onder b, sub 4, (milieuzonering) van de planregels kan ernstige lichthinder naar het oordeel van de Afdeling voldoende worden voorkomen. Ingevolge artikel 6, lid 6.6, van de planregels is het college van b&w bevoegd de gronden ter plaatse van de aanduiding "wro-zone-wijzigingsgebied 2" ex artikel 3.6, lid 1 onder c (lees: a), van de Wro te wijzigen in de bestemming "Wonen - 1", "Groen" en "Verkeer" mits: a. de woning(en) past/passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma en het provinciaal volkshuisvestingsbeleid; b. met onderzoek is aangetoond dat er geen belemmeringen zijn met betrekking tot de volgende uitvoeringsaspecten: 1. water, in verband waarmee zonodig advies wordt gevraagd aan de waterbeheerder (Waterschap Aa en Maas); 2. bodemverontreiniging; 3. geluidshinder; 4. milieuzonering (uitgaande van de richtlijnen in de meest recente VNG-handreiking 'bedrijven en milieuzonering'); 5. externe veiligheid; 6. luchtkwaliteit; 7. archeologie; 8. flora en fauna; 9. financieel-economische uitvoerbaarheid; c. de stedenbouwkundige structuur in acht wordt genomen; d. het bepaalde in de artikelen 8 "Groen", 10 "Verkeer" en 12 "Wonen - 1" van overeenkomstige toepassing wordt verklaard.
2. 201001088/1/M1, datum: 18 november 2009 Onderwerp: maatwerkvoorschrift voor een tennisbaan De milieudienst heeft het volgende maatwerkvoorschriften opgenomen voor een tennisbaan: De maximale verticale lichtsterkte van 10 Lux op de van een lichtdoorlatende opening voorziene gevel van woningen van derden en de lichtsterkte van 10.000 Candela per armatuur mogen niet worden overschreden. Toetsing van lichthinder moet plaatsvinden overeenkomstig bijlage 3 van de "algemene richtlijn betreffende lichthinder, deel 1: algemeen en grenswaarden voor sportverlichting, en de aanvullingen op deel 1 zoals deze zijn opgenomen in de delen 2, 3 en 4" van de NSVV; een meetinstrument moet voldoen aan de eisen van bijlage 4 van de richtlijn; de meethoogte bedraagt 1 meter 80 voor een vensteropening van een woning. [appellanten] stellen dat in het maatwerkvoorschrift onvoldoende rekening wordt gehouden met lichtoverlast die door de omwonenden wordt ervaren en met de zorgplicht van de tennisvereniging om lichthinder te voorkomen of, als dit niet mogelijk is, deze zoveel mogelijk te beperken. Ze stellen in dat kader dat de door het college gehanteerde richtlijn van de NSSV niet van toepassing is op een situatie als de onderhavige, waarin de afstand van de lichtbron tot de bebouwing 5 tot 13 meter is. Volgens [appellanten] mag de verlichting alleen gericht zijn op het tennispark en niet direct op de groenstrook en hun tuin. Verder stellen ze dat het gewenst is dat er een aanvullend onderzoek plaatsvindt naar de schadelijkheid van de lichtbelasting voor de omwonenden en dat als er geen aanvullend onderzoek wordt ingesteld, de Hazerwoudse Tennis Club een maximale inspanning levert om de overlast tot een minimum te beperken, bijvoorbeeld door het plaatsen van een groene haag rondom het tennisveld van minimaal 2 meter. Tot slot betogen [appellanten] dat de nachtelijke norm moet worden toegepast en dat de norm niet moet worden verruimd naar 12 dagen vrijstelling. Het dagelijks bestuur stelt dat het de maatwerkvoorschriften heeft gebaseerd op de "Algemene richtlijn betreffende lichthinder, deel 1, Algemeen en Grenswaarden voor sportverlichting (1999)" van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (hierna: de richtlijn). Volgens het dagelijks bestuur kan via de ontwikkelde grenswaarden op geobjectiveerde wijze worden bepaald of al dan niet sprake is van lichthinder. Als de lichtmasten voldoen aan de gestelde lichtnorm is er voor het dagelijks bestuur geen aanleiding aanvullende voorzieningen te eisen. De omgeving van de tennisbaan, die als stedelijk gebied wordt aangemerkt, is volgens het dagelijks bestuur niet bij verordening, bestemmingsplan of beleidsregel aangewezen als een tegen lichthinder te beschermen landschap. Het dagelijks bestuur betoogt dat voor de nachtperiode geen lichtnorm gesteld hoeft te worden, omdat in die periode ingevolge artikel 4.113 van het Activiteitenbesluit de verlichting niet ingeschakeld mag zijn, tenzij sprake is van een van de in dat artikel genoemde uitzonderingen. Het dagelijks bestuur heeft bij het beoordelen van de lichthinder de richtlijn als toetsingskader gehanteerd. In de richtlijn is niet vermeld dat deze niet van toepassing is als de afstand tussen de lichtbron en het punt waarop moet worden gemeten kleiner is dan een
bepaalde afstand. In zoverre is er dus geen aanleiding voor het oordeel dat het dagelijks bestuur de richtlijn in dit geval niet als uitgangspunt voor de beoordeling van lichthinder heeft mogen hanteren. In de richtlijn worden grenswaarden aanbevolen voor lichtemissie van een verlichtingsinstallatie voor sportaccommodaties ter voorkoming van lichthinder voor omwonenden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in een dag- en avondperiode, een nachtperiode en in vier soorten omgevingzones, te weten "E1 natuurgebied", "E2 landelijk gebied", "E3 stedelijk gebied" en "E4 stadscentrum/industriegebied". Uit bijlage 3 van de richtlijn blijkt dat deze grenswaarden niet gelden op ieder punt buiten de inrichting maar enkel ter plaatse van gevels. Het dagelijks bestuur heeft het gebied rondom de tennisbaan aangemerkt als stedelijk gebied, ofwel zone E3, als bedoeld in de richtlijn. De Afdeling ziet, mede gelet op het deskundigenbericht, geen aanleiding voor het oordeel dat dit niet juist is. Nu de grenswaarden in maatwerkvoorschrift 3.1.1 overeenkomen met de in de richtlijn aanbevolen grenswaarden voor een stedelijk gebied in de dag- en avondperiode, heeft het dagelijks bestuur zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het maatwerkvoorschrift een toereikend beschermingsniveau biedt wat lichthinder aangaat. Voor zover het beroep van [appellanten] inhoudt dat de maatwerkvoorschriften een hoger niveau van bescherming zouden moeten bieden, faalt dit dan ook. Ten aanzien van de nachtperiode overweegt de Afdeling dat de buitenverlichting ingevolge artikel 4.113, eerste lid, van het Activiteitenbesluit in die periode moet zijn uitgeschakeld. Het tweede lid van dit artikel maakt daarop enkele uitzonderingen mogelijk, onder meer voor door het bevoegd gezag aangewezen activiteiten in de inrichting, waarbij het aantal aan te wijzen dagen of dagdelen gebaseerd op dit artikel tezamen niet meer bedraagt dan twaalf dagen per kalenderjaar. Gelet op het deskundigenbericht acht de Afdeling het aannemelijk dat met name door de geringe afstand van de lichtmasten tot woningen van derden het moeten voldoen aan een grenswaarde van 2 lux met zich zal brengen dat van de tennisbanen geen gebruik kan worden gemaakt in de nachtperiode. Het opleggen van een dergelijke grenswaarde voor de nachtperiode, zoals door [appellanten] gewenst, zal er dan ook op neer komen dat van de in artikel 4.113, tweede lid, van het Activiteitenbesluit gecreëerde mogelijkheid om incidenteel ook in de nachtperiode activiteiten in de inrichting toe te staan, geen gebruik kan worden gemaakt. Het dagelijks bestuur heeft zich gezien het vorenstaande niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat moet worden afgezien van het stellen van een grenswaarde van 2 lux voor de nachtperiode. Het beroep faalt ook in zoverre.
3. 200903089/1/M1 datum: 9 juni 2010 Onderwerp: lichthinder bij omwonenden en flora en fauna vanwege kartbaan TegenGas, de Stichting Vrienden en Gmf vrezen voor lichthinder ten gevolge van de vergunde activiteiten. Volgens de Stichting Vrienden leidt het gebruik van verlichting rond het circuit en elders in de inrichting tot verstoring van verschillende diersoorten. Volgens Gmf is de mogelijke verstoring van fauna door verlichting ten onrechte niet onderzocht. Het college betoogt dat de verlichting binnen de inrichting niet leidt tot verstoring van de fauna in de omgeving. In dat verband brengt het college onder meer naar voren dat het gebruik van de verlichting rond het circuit slechts is aangevraagd tot 21.00 uur en dat de hoogte van de lichtmasten en van de omliggende beplanting zodanig is, dat er geen directe uitstraling van verlichting naar de omgeving zal plaatsvinden. Het college verwijst daarbij tevens naar het natuuronderzoek dat bij de aanvraag is gevoegd. Daarnaast wijst het college op vergunningvoorschrift 1.7. In voorschrift 1.7 is bepaald dat de verlichting van gebouwen en open terrein van de inrichting zodanig moet zijn uitgevoerd dat directe lichtinstraling op lichtdoorlatende openingen van woon- en slaapvertrekken, in gevels of daken van niet tot de inrichting horende woningen wordt voorkomen. De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat dit voorschrift een toereikende bescherming biedt tegen hinder door directe lichtinstraling bij woningen van derden. Ten aanzien van de gevolgen van het gebruik van verlichting voor de fauna overweegt de Afdeling dat volgens het natuuronderzoek de lichtmasten rond het circuit lager zijn dan de omliggende beplanting en er daarom geen directe lichtuitstraling is naar de omgeving. Buiten het circuit is daarvan volgens het onderzoek geen lichthinder te verwachten. Daarnaast zijn volgens dit onderzoek geen negatieve effecten te verwachten voor beschermde diersoorten die op het circuit zelf voorkomen, onder meer omdat de verlichting uiterlijk tot 21.00 uur gebruikt wordt en gedurende een deel van het jaar daarom weinig of geen verlichting wordt gebruikt. Mede gezien hetgeen hierover in het deskundigenbericht is vermeld, ziet de Afdeling geen grond om in zoverre aan de juistheid van het natuuronderzoek te twijfelen. Voorts is op grond van hetgeen de Stichting Vrienden en Gmf hierover naar voren hebben gebracht niet aannemelijk geworden dat het gebruik van verlichting elders in de inrichting negatieve gevolgen zal hebben voor de fauna. Gelet op het voorgaande heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat niet hoeft te worden gevreesd voor verstoring van fauna door het vergunde gebruik van verlichting binnen de inrichting.
4. 200903855/1/R2 datum: 23 juni 2010 Onderwerp: lichthinder in het bestemmingsplan [appellant] en anderen betogen voorts dat sprake zal zijn van visuele hinder en horizonvervuiling door de komst van het bedrijventerrein. Zij stellen dat de in te plannen lichtmasten leiden tot onaanvaardbare lichthinder. Voorts betogen zij dat ten onrechte geen onderzoek is gedaan naar lichthinder. Ook de eventuele mogelijkheid van reclameuitingen achten [appellant] en anderen niet wenselijk. De woningen van [appellant] en anderen staan ten zuiden, ten westen en ten noorden van het plangebied. De woningen staan op een afstand van 150 meter of meer van de grens van het plangebied. Ingevolge artikel 3.2 mogen op de gronden bestemd voor Bedrijven gebouwen maximaal 12 meter, lichtmasten maximaal 15 meter en erfafscheidingen en overige andere bouwwerken maximaal 5 meter hoog worden. Ingevolge artikel 3.4, aanhef en onder b, van de planregels zijn burgemeester en wethouders bevoegd bij de toepassing van de voorschriften in artikel 3 nadere eisen te stellen, mits een doelmatig gebruik niet onevenredig wordt geschaad. Deze nadere eisen hebben onder meer betrekking op de situering van terreinverlichting en andere lichtuitstralende elementen teneinde hinderlijke lichtuitstraling c.q. negatieve beïnvloeding van de verkeersveiligheid en van mens en dier te voorkomen. Ingevolge artikel 8, aanhef en onder d, van de planregels zijn burgemeester en wethouders bevoegd ontheffing te verlenen van het plan ten aanzien van andere bouwwerken ten behoeve van reclame-uitingen, met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste 5 meter bedraagt. Wat de lichthinder betreft, wordt overwogen dat op de gronden met de bestemming "Bedrijven" lichtmasten zijn toegestaan. Gezien de omgeving van het plangebied en de toegestane hoogte van 15 meter hebben [appellant] en anderen aannemelijk gemaakt dat deze lichtmasten lichthinder kunnen veroorzaken. Gezien het bepaalde in artikel 3.4, aanhef en onder b, van de planregels kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen om hinder bij de woningen van [appellant] te voorkomen. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat lichthinder voldoende kan worden beperkt dan wel kan worden vorkomen, zonder daarnaar nader onderzoek te laten verrichten. Over de reclameuitingen wordt overwogen dat deze door middel van een ontheffing mogelijk kunnen worden gemaakt. Gezien de afschermende werking van de voorziene groenvoorzieningen op het bedrijventerrein, de afstand van de woningen tot het bedrijventerrein en de in de ontheffingsmogelijkheid opgenomen maximale toegestane hoogte van 5 meter van deze bouwwerken heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het toestaan van reclame-uitingen niet zal leiden tot ernstige hinder voor de omgeving. Voor zover ontheffing wordt verleend voor bouwwerken ten behoeve van reclame-uitingen kan een belanghebbende in het concrete geval hiertegen opkomen.
5. 200904085/1/M2 datum: 17 maart 2010 Onderwerp: lichthinder vanwege verkeer op in- en uitrit in het kader van vergunningverlening [appellant] voert aan dat hij lichthinder ondervindt van het verkeer dat gebruik maakt van de in- en uitrit van de manege. Ter voorkoming van lichthinder heeft het college voorschrift 3.2.1 aan de vergunning verbonden. Dit voorschrift luidt als volgt: "De toegangsweg tot het manegebedrijf dient zodanig te zijn aangelegd dat ter plaatse van de woningen nabij het aansluitpunt Stoofstraat/Pietseweg en de toegangsweg tot de [Manege] geen directe lichthinder wordt veroorzaakt ten gevolge van de voertuigen die de inrichten verlaten c.q. bezoeken." Ter zitting is gebleken dat auto's die vanuit de in- en uitrit linksaf de Pietseweg oprijden, directe lichtinstraling veroorzaken bij een van de tegenover de in- en uitrit gelegen woningen. Verder is de situering van de in- en uitrit in de vergunningaanvraag, die deel uitmaakt van de vergunning, vastgelegd. Deze situering kan niet binnen de grondslag van de aanvraag en binnen het kader van de vergunning zodanig worden gewijzigd, dat geen directe lichtinstraling meer plaatsvindt. Voorschrift 3.2.1 kan derhalve niet worden nageleefd. Het opnemen van dit voorschrift heeft tot gevolg dat de beoogde bedrijfsvoering onmogelijk wordt en komt dan ook neer op een weigering van de vergunning in zoverre. Dit verdraagt zich niet met het systeem van de Wet milieubeheer.
6. 200909430/1/M1 datum: 21 juli 2010 Onderwerp: toetsing aan de NSVV richtlijnen in kader van Activiteitenbesluit [appellant] voert aan dat hij lichtoverlast van het naast zijn woning gelegen houtverwerkingsbedrijf van [belanghebbende] ondervindt. Hij is van oordeel dat de individuele hinderbeleving op een eenvoudige wijze is op te lossen en dat het college aanpassingen had moeten verlangen om de lichtoverlast tot nul te reduceren. De door het college gehanteerde richtlijn van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (hierna: NSVV) biedt naar het oordeel van [appellant] onvoldoende bescherming. Het college heeft bij de beoordeling van de vraag of er onaanvaardbare lichthinder is in de zin van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit) de richtlijn "Terreinverlichting" van de NSVV van juni 2003 tot uitgangspunt genomen. Verder heeft het college zich gebaseerd op een tweetal rapporten, gedateerd 4 april 2008 en 9 juli 2008, van Oostendorp Nederland B.V. over de situatie ter plaatse. Het college betoogt dat wordt voldaan aan de richtlijn "Terreinverlichting" indien zoals geadviseerd door Oostendorp Nederland B.V. de hoek van lichtarmaturen wordt ingesteld op 73 graden ten opzichte van de gevel, waartegen deze zijn gemonteerd. Het college stelt dat uit een bedrijfsbezoek is gebleken dat de lichtarmaturen hieraan voldoen. Volgens het college is dit toereikend en blijkt ook uit het in opdracht van [appellant] opgestelde onderzoeksrapport, gedateerd augustus 2009, van Sotto le Stelle, dat wordt voldaan aan de richtlijn "Terreinverlichting". 2.3. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, van het Activiteitenbesluit voorkomt degene die een inrichting drijft en weet of redelijkerwijs had kunnen weten dat door het in werking zijn dan wel het al dan niet tijdelijk buiten werking stellen van de inrichting nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan of kunnen ontstaan, die niet of onvoldoende worden voorkomen of beperkt door naleving van de bij of krachtens dit besluit gestelde regels, die gevolgen of beperkt die voor zover voorkomen niet mogelijk is en voor zover dit redelijkerwijs van hem kan worden gevergd. Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder h, wordt onder het voorkomen of beperken van het ontstaan van nadelige gevolgen voor het milieu als bedoeld in het eerste lid verstaan het voorkomen dan wel voor zover dat niet mogelijk is het tot een aanvaardbaar niveau beperken van lichthinder. Tussen partijen is niet in geschil dat uit de onderzoeken van Oostendorp Nederland B.V. en Sotto le Stelle blijkt dat de lichtuitstraling van inrichting van [belanghebbende] voldoet aan de normen van de richtlijn "Terreinverlichting" van de NSVV van juni 2003. Het college heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat deze richtlijn een kader biedt voor de beoordeling van het lichthinder. In hetgeen [appellant] aanvoert, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel, dat het college ten onrechte heeft geoordeeld dat [belanghebbende] zijn uit artikel 2.1, eerste lid, in samenhang met het tweede lid, aanhef en onder h, van het Activiteitenbesluit voortvloeiende zorgplicht is nagekomen. Derhalve kon het college niet handhavend optreden. Ter zitting heeft [appellant] gesteld bereid te zijn tot betaling van de kosten van een zogeheten optical skirt waarmee de lichtuitstraling van de lampen kan worden beperkt tot het terrein van de inrichting. In dit geschil kan met dit aanbod geen rekening worden gehouden. De Afdeling gaat ervan uit dat het aanbod aan de orde komt indien het in verband met deze procedure gestaakte overleg tussen partijen wordt voortgezet.
7. 201000896/1/M1 datum: 11 augustus 2010 Onderwerp: lichthinder vanwege tankstation Het betoog van [appellant] komt erop neer dat het college ten onrechte heeft geweigerd maatwerkvoorschriften te stellen ter voorkoming van lichthinder. Volgens [appellant] moet de exploitant van de inrichting worden verplicht de lichtbakken met de Texaco-belettering van de zijgevel naar de voorgevel van het tankstation te verplaatsen en de zogeheten redlining aan de gehele zijgevel uit te schakelen. Ter zitting heeft [appellant] toegelicht dat de lichtbakken en de redlining een rood lichtschijnsel in zijn woning veroorzaken. Voorts zou naar het oordeel van [appellant] in een maatwerkvoorschrift moeten worden bepaald dat metingen worden verricht ter bepaling van de mate waarin de inrichting nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaakt. Het college is van oordeel dat geen grond bestaat voor het stellen van maatwerkvoorschriften. Het college voert hiertoe onder meer aan dat wordt voldaan aan de norm voor de verlichtingssterkte op de gevel, zoals beschreven in de Algemene richtlijn betreffende lichthinder, Deel 4 Reclameverlichting van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (hierna: de Richtlijn). Het college wijst er tevens op dat het met de exploitant van het tankstation afspraken heeft gemaakt om de lichthinder te beperken. Daarbij is overeengekomen dat de openingstijden van het tankstation op werkdagen in de ochtend met een uur worden verminderd en dat de boeiboordverlichting op de zijgevel van het tankstation, ter hoogte van de woning van [appellant], gedeeltelijk wordt uitgeschakeld. Het college heeft bij de beoordeling de Richtlijn als toetsingskader gehanteerd. In de Richtlijn worden grenswaarden aanbevolen voor de lichtemissie van een verlichtingsinstallatie voor reclamedoeleinden ter voorkoming van lichthinder voor omwonenden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in vier soorten omgevingzones, te weten "E1 natuurgebied", "E2 landelijk gebied", "E3 stedelijk gebied" en "E4 stadscentrum/industriegebied". Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college ter beoordeling van de vraag of maatwerkvoorschriften dienden te worden gesteld in redelijkheid mogen aansluiten bij de Richtlijn. De woning van [appellant] is gelegen aan een drukke doorgaande weg en in de directe omgeving van bedrijven en woningen. De omgeving van het tankstation houdt volgens het college het midden tussen de omgevingszones "E3 stedelijk gebied" en "E4 stadscentrum/ industriegebied". De Afdeling acht dit geen onjuiste beoordeling. Voor de omgevingszones E3 en E4 wordt in tabel 1 van de Richtlijn, voor zover van belang, een grenswaarde genoemd van onderscheidenlijk 10 lux en 25 lux voor de verlichtingssterkte op de gevel. In opdracht van het college is op 22 september 2009 in de avondperiode op de gevel van de woning van [appellant] een indicatieve meting verricht. De gemeten waarden lagen tussen 5 lux en 10 lux. Deze waarden liggen onder de laagste van voornoemde grenswaarden uit de Richtlijn van 10 lux. Gelet hierop bestond voor het college in het licht van het door hem gehanteerde toetsingskader geen aanleiding om maatwerkvoorschriften te stellen. [appellant] heeft met de enkele stelling dat in zijn woonkamer in de avond een rood lichtschijnsel optreedt, niet aannemelijk gemaakt dat zich in dit geval bijzondere omstandigheden voordoen op grond waarvan het college, gelet op
artikel 4:84 van de Awb, gehouden was om in afwijking van het door hem gehanteerde toetsingskader maatwerkvoorschriften te stellen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen heeft het college in redelijkheid het verzoek om maatwerkvoorschriften te stellen, kunnen afwijzen.
HANDREIKING AANPAK LICHTHINDER IN DE LEEFOMGEVING Regio noordoost Brabant
Colofon
Opdrachtgever Project Nummer Status Datum Auteur 2e lezer Autorisatie
: Regionale duurzaamheidsagenda Noordoost Brabant : Handreiking aanpak lichthinder in de leefomgeving : 70100057 : Definitief : 15 mei 2012 : Dhr. S. Hermsen : Dhr. M. Jacobs : Dhr. M. van Rijn paraaf:
SAMENVATTING Het doel van de handreiking is praktische handvatten te bieden voor een adequate aanpak van lichthinder in de leefomgeving. De handvatten hebben betrekking op vergunningverlening, handhaving en beheer van de openbare ruimte, ruimtelijke ordening, milieubeleid, welstand en de juridische aspecten van de aanpak van lichthinder. De handreiking is voortgekomen uit een behoefte bij milieubeleidsambtenaren. Zij zijn veelal onbekend met de instrumenten die voorhanden zijn voor de aanpak van lichthinder in de leefomgeving. De handreiking is daarom ook in eerste instantie bedoeld voor medewerkers van gemeenten binnen de RMB‐regio. De gemeente is het loket voor klachten, het bevoegd gezag voor diverse typen vergunningen en in gevallen eigenaar van bronnen van potentiële lichthinder. De handreiking kan daarnaast ook nuttig zijn voor initiatiefnemers om te weten waar ze rekening mee kunnen of moeten houden. De handreiking gaat niet in op hinder door straatverlichting en verlichting van openbare parkeerplaatsen. Hiervoor is vaak al specifiek beleid opgesteld (beleid openbare verlichting).
De in deze handreiking beschreven aanpak sluit aan bij de ambities uit de regionale lichtvisie uit 2010. In de handreiking zijn de instrumenten beschreven, die kunnen bijdragen aan het bereiken van die ambities. De verschillende taakvelden binnen een gemeentelijke organisatie hebben met verschillende bronnen en aspecten van lichthinder te maken. Daarbij staan hen verschillende instrumenten ter beschikking. Het aspect lichthinder is bij het verlenen van een omgevingsvergunning (milieu, reclame) regelmatig van toepassing. De vergunningverlener moet bedacht zijn op allerlei mogelijke hindereffecten. Van belang zijn lichthinder bij sportvelden, rundveestallen en bedrijven in het algemeen, skybeamers en reclameverlichting. Daarnaast is kennis van de juridische
risico’s en de handhaafbaarheid nodig. Via maatwerkvoorschiften kan lichthinder door bedrijven worden voorkomen. De handreiking bevat formulieren met te onderzoeken aspecten die een vergunningverlener uitgeeft bij een initiatief dat mogelijk lichthinder veroorzaakt. De handhaver ziet erop toe dat de geldende regels ten aanzien van lichthinder worden nageleefd. Dit heeft betrekking op bedrijven en reclameverlichting, maar ook op lichthinder veroorzaakt door particulieren. De handhaver moet bedacht zijn op allerlei mogelijke hindereffecten. De belangrijkste onderwerpen voor de handhaver zijn lichthinder bij sportvelden, rundveestallen en bedrijven in het algemeen, skybeamers, reclameverlichting, aanstraling van objecten en lichthinder veroorzaakt door particulieren. Daarnaast is kennis van de juridische risico’s en de handhaafbaarheid nodig. De hiervoor genoemde formulieren geven de handhaver een houvast welke hinderaspecten spelen bij verschillende situaties. Bij ruimtelijke ordening worden verschillende functies zo goed mogelijk ingepast in de beschikbare ruimte. Het is daarbij van belang om te weten welke functies mogelijke lichtbronnen zijn. Specifiek kan in de ruimtelijke ordening bescherming geboden worden aan de lichthinder voor observatoria en kan rekening worden gehouden met probleemsituaties voor bewoners die ontstaan bij lichthinder van de koplampen van het verkeer. Voor juristen is van belang of de gekozen aanpak van lichthinder valt binnen de wettelijke mogelijkheden van het bevoegd gezag. De handreiking gaat in op de mogelijkheden van maatwerkvoorschriften en de APV en bevat een overzicht van jurisprudentie met betrekking tot lichthinder om de juridische mogelijkheden verder te verduidelijken. Voorkomen of beperken van lichthinder ter bescherming van de leefomgeving past binnen het werkveld van milieubeleid. Brede kennis over het thema is voor het maken van beleid van belang. Beleid kan zich richten op facetten als vergunningverlening, handhaving of ruimtelijke ordening. Voor beleidsmakers zijn daarom de mogelijke effecten van lichthinder bij mens en natuur opgenomen. Verder zijn voor beleid ter voorkoming of beperking van lichthinder de mogelijke bronnen van lichthinder en de mogelijkheden om lichthinder te reguleren en handhaven relevant. Welstand richt zich ten aanzien van lichthinder op de onderwerpen skybeamers reclameverlichting en aanstraling van objecten. Van belang is daarbij dat duidelijk is welke hindereffecten kunnen optreden en welke mogelijkheden er bestaan om lichthinder tegen te gaan vanuit andere invalshoeken (vergunningverlening, APV).
RMB, 15 mei 2012 Kenmerk 70100057
5
INHOUDSOPGAVE
1. INLEIDING ...................................................................................................................................... 2 2. ONGEWENSTE EFFECTEN VAN LICHT ............................................................................................ 5 2.1 2.2 2.3
Gezondheidseffecten bij de mens ...................................................................................................................... 5 Effecten op flora en fauna .................................................................................................................................. 7 Verkeersveiligheid .............................................................................................................................................. 8
3. HINDERASPECTEN ......................................................................................................................... 9 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
Lichtinval ............................................................................................................................................................ 9 Heldere verlichtingsarmaturen .......................................................................................................................... 9 Heldere oppervlakken ........................................................................................................................................ 9 Wisselende kleuren en intensiteiten .................................................................................................................. 9 Bewegend of knipperend licht ........................................................................................................................... 9 Lichtwaas ............................................................................................................................................................ 9 Kleurstelling of energieverdeling van het licht ................................................................................................. 10
4. AANPAK ....................................................................................................................................... 11 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9
Lichthinder bij sportvelden .............................................................................................................................. 11 Lichthinder vanwege rundveestallen ............................................................................................................... 13 Lichthinder vanwege bedrijven ........................................................................................................................ 15 Lichthinder van skybeamers ............................................................................................................................. 17 Lichthinder bij observatoria ............................................................................................................................. 18 Lichthinder vanwege reclameverlichting ......................................................................................................... 19 Lichthinder vanwege de aanstraling van gebouwen en objecten .................................................................... 20 Lichthinder vanwege particulieren ................................................................................................................... 21 Lichthinder van het wegverkeer ....................................................................................................................... 21
5. JURIDISCHE RISICO’S ................................................................................................................... 22 5.1 5.2 5.3
Richtlijnen NSVV ............................................................................................................................................... 22 Maatwerkvoorschriften en vergunningvoorschriften ...................................................................................... 23 Plaatselijk verordening ..................................................................................................................................... 24
6. HANDHAAFBAARHEID ................................................................................................................. 26 6.1 6.2
In het proces ..................................................................................................................................................... 26 In het veld ......................................................................................................................................................... 27
BRONVERMELDING ............................................................................................................................ 28 Bijlage I: Effecten van lichthinder op de mens Bijlage II: Formulier randvoorwaarden lichtonderzoek Bijlage III: Jurisprudentie
RMB, 15 mei 2012 Kenmerk 70100057
6
1. INLEIDING In de regionale duurzaamheidsagenda van de RMB‐gemeenten is de ambitie opgenomen om in 2014 een actueel (gebiedsgericht) beleid voor licht te hebben. De eerste stap om hiertoe te komen is in 2010 gezet. In de regionale lichtvisie is de visie van de regio op de aanpak van lichthinder in hoofdlijnen in de leefomgeving geformuleerd. In het programma van 2011 is het opstellen van het lichtbeleid opgenomen. Gezien het beperkte aantal gevallen van lichthinder en de gewenste afname van regels van de overheid, is niet een beleidsdocument opgesteld, maar een inventarisatie van voorhanden zijnde middelen. In deze handreiking is een op de praktijk gerichte aanpak voor een aantal situaties beschreven. Geen beleid Vanuit het Algemeen Bestuur van het RMB is het verzoek gekomen om het beleid in de vorm van een handreiking op te stellen. In het Algemeen Bestuur zijn 13 bestuurders vertegenwoordigd vanuit de gemeenten in Noordoost‐Brabant. Het bestuur ziet meerwaarde in een handreiking bij het verminderen van lichtproblematiek voor betrokken partijen zoals de gemeentelijke afdeling Openbare werken, sportverenigingen en ondernemers. Het bestuur kan zich voorstellen dat er lokale specifieke omstandigheden zijn, waarvoor het gewenst is, wel een vastgesteld beleid te hebben. Dit moet dan op individueel gemeentelijk niveau tot beleidsvaststelling leiden. Vanuit de ambtelijke werkgroep, waarin 7 gemeenten zijn vertegenwoordigd, is aangegeven ook meerwaarde te zien in een handreiking. Met name gezien het een beperkt aantal klachten betreft en een groot aantal oplossingsrichtingen voorhanden zijn, is het middel beleid te zwaar bevonden. Regionale lichtvisie De kern van de regionale lichtvisie bestaat uit de volgende 7 punten: 1. Een afweging moet worden gemaakt of verlichting noodzakelijk is (niet verlichte tenzij); 2. de toepassing van kunstlicht mag niet leiden tot onacceptabele lichthinder bij omwonenden, weggebruikers, astronomen, natuurliefhebbers en flora en fauna; 3. met een preventieve, pro‐actieve houding van gemeenten worden nieuwe hindersituaties voorkomen; 4. bestaande situaties worden bij klachten degelijk onderzocht en indien sprake is van lichthinder adequaat opgelost; 5. de gemeente past, in situaties waar zij zelf verantwoordelijk voor is, nieuwe technieken toe mits doelmatig en nuttig; 6. de gemeente neemt een informatieve rol aan (handreiking, website, weblog, richtlijnen); 7. observatoria worden beschermd tegen lichtvervuiling in de directe omgeving. De in deze handreiking beschreven aanpak sluit zo veel mogelijk aan bij bovenstaande ambities uit de regionale lichtvisie. De lichtvisie is hiermee richtinggevend voor de aanpak. RMB, 15 mei 2012 Kenmerk 70100057
2
Doelstelling De handreiking heeft als doelstelling om lezers handvatten te geven voor de aanpak van lichthinder. Straatverlichting en verlichting van openbare parkeerplaatsen is buiten beschouwing gelaten. Hiervoor is vaak al specifiek beleid opgesteld (beleid openbare verlichting). Voor wie De handreiking is in eerste instantie bedoeld voor gemeenten binnen de RMB‐regio. De gemeente is het loket voor klachten, het bevoegd gezag voor diverse typen vergunningen en in gevallen eigenaar van potentiële lichthinderbronnen. De handreiking is daarnaast ook nuttig voor initiatiefnemers zodat die weten waar ze aan toe zijn. Chronologische leeswijzer De opzet van de handreiking is dat per lichtbron is beschreven wat de bijbehorende problematiek is, welke instrumenten eventueel ter beschikking staan en welke overwegingen gemaakt kunnen worden. De onderwerpen die aan bod komen, zijn lichthinder bij sportvelden, rundveestallen, bedrijven, skybeamers, observatoria, reclame, de aanstraling van gebouwen en objecten, particulieren en wegverkeer (koplampen). De onderwerpen zijn gebaseerd op de onderwerpen die worden behandeld in de NSVV‐ richtlijnen, aangevuld met vraagstukken die spelen of gespeeld hebben in de regio. In hoofdstuk 2 van deze handreiking wordt ingegaan op de gezondheidseffecten van lichthinder en de effecten op natuur en weggebruikers. Hierin is aangegeven waarom het zo belangrijk is een adequate aanpak te hebben. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de aspecten van hinder. Hierin is aangegeven welke visuele effecten hinder kunnen veroorzaken. In hoofdstuk 4 is per onderwerp de mogelijkheden voor de aanpak van lichthinder omschreven. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de juridische handhaafbaarheid van de beschreven aanpak. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op hoe handhaving bijdraagt aan het voorkomen van lichthinder. Voor gemeenten is tevens een formulier ontwikkeld waarop zij richting een initiatiefnemer kunnen aangegeven waar deze op moet letten bij de ontwikkeling van het initiatief. Zo kan de gemeente bijvoorbeeld voor de aanleg van een nieuw sportcomplex de locaties van de toetspunten en de te toetsen grootheden aangeven. Leeswijzer per gemeentelijk taakveld Om de handreiking per gemeentelijk taakveld na te kunnen slaan op de relevante aspecten van lichthinder zijn hierna de relevante passages per taakveld vermeld. Vergunningverlening De mogelijke hindereffecten bij vergunningverlening zijn genoemd in hoofdstuk 3. Van belang zijn lichthinder bij sportvelden (§4.1), rundveestallen (§4.2), bedrijven in het algemeen (§4.3), skybeamers (§ 4.4) en reclameverlichting (§ 4.6). Bijbehorende juridische aspecten zijn vermeld in hoofdstuk 5. Kennis van handhaafbaarheid is te vinden in hoofdstuk 6. Een voorbeeld van een maatwerkvoorschift voor bedrijven is in figuur 4 opgenomen. In bijlage II zijn formulieren opgenomen met te onderzoeken lichthinderaspecten, die een vergunningverlener uitgeeft bij een initiatief dat mogelijk lichthinder veroorzaakt. Handhaving (en beheer openbare ruimte) RMB, 15 mei 2012 Kenmerk 70100057
3
Toezicht op de naleving van de geldende regels voor lichthinder richt zich zowel op bedrijven en reclameverlichting, als op particulieren. De handhaver moet bedacht zijn op alle mogelijke hindereffecten die zijn genoemd in hoofdstuk 3. De belangrijkste onderwerpen voor de handhaver zijn lichthinder bij sportvelden (§4.1), rundveestallen (§4.2) en bedrijven in het algemeen (§4.3), skybeamers (§4.4), reclameverlichting (§4.6), aanstraling van objecten (§4.7) en lichthinder vanwege particulieren (§4.8). Daarnaast is kennis van de juridische risico’s (hoofdstuk 5) en de handhaafbaarheid (hoofdstuk 6) nodig. De formulieren uit bijlage II geven de handhaver een houvast welke hinderaspecten spelen bij verschillende situaties. Ruimtelijke ordening Bij ruimtelijke ordening worden verschillende functies zo goed mogelijk ingepast in de beschikbare ruimte. Hoofdstuk 4 verschaft inzicht in welke functies mogelijke lichtbronnen zijn. Specifiek kan in de ruimtelijke ordening bescherming geboden worden aan de lichthinder voor observatoria (§4.5) en kan rekening worden gehouden met lichthinder voor bewoners door de koplampen van het verkeer (§4.9). Juridische zaken Voor juristen is van belang of de gekozen aanpak van lichthinder valt binnen de wettelijke mogelijkheden van het bevoegd gezag. Vooral van belang is hoofdstuk 5, waarin wordt ingegaan op maatwerkvoorschriften en de APV. In figuur 9 van §4.4 is een voorbeeld van een APV voorschrift opgenomen. Bijlage III bevat een overzicht van jurisprudentie met betrekking tot lichthinder. Milieubeleid Lichthinderbeleid als onderdeel van milieubeleid ter bescherming van de leefomgeving kan zich richten op facetten als vergunningverlening, handhaving of ruimtelijke ordening. In deze handreiking zijn, bedoeld voor beleidsmakers, in hoofdstuk 2 de mogelijke effecten van lichthinder bij mens en natuur opgenomen. Andere van belang zijnde onderwerpen zijn de specifieke hinderproblemen (hoofdstuk 4), de mogelijkheden om lichthinder te reguleren (hoofdstuk 5) en te handhaven (hoofdstuk 6). Welstand Welstand richt zich ten aanzien van lichthinder op de onderwerpen skybeamers (§4.4) reclameverlichting (§4.6) en aanstraling van objecten (§4.7). Van belang is daarbij dat duidelijk is welke hindereffecten kunnen optreden (hoofdstuk 3) en welke mogelijkheden er bestaan om lichthinder tegen te gaan vanuit andere invalshoeken (vergunningverlening, APV). Hierop wordt ingegaan in hoofdstuk 5 en 6.
RMB, 15 mei 2012 Kenmerk 70100057
4
2. ONGEWENSTE EFFECTEN VAN LICHT 2.1 Gezondheidseffecten bij de mens Over de effecten van licht op de gezondheid van de mens is nog weinig bekend. Dat is niet verwonderlijk. Het gebruik van elektrische energie heeft de deuren geopend naar grootschalig gebruik van kunstlicht. Dit is een ontwikkeling van de laatste decennia en is dus een betrekkelijk nieuw gegeven. Uitgebreid, langlopend onderzoek naar de effecten hiervan op de gezondheid van mensen ontbreekt nog. Er wordt regelmatig gesproken over onderzoeken die een mogelijk verband aantonen tussen lichtvervuiling en kanker. Ook wordt er soms een relatie gelegd met slaapstoornissen en stress. Het is echter meestal niet bekend waar deze beweringen op gebaseerd zijn en of ze wetenschappelijk onderbouwd zijn.
Figuur 1: Onderzoeken naar de effecten van licht op mensen lopen nog.
De beschrijving van de effecten van licht op de gezondheid van mensen is gebaseerd op het Handboek licht/donker van IPO, bijlage V. In bijlage I van deze handreiking is deze tekst integraal opgenomen. In het handboek is aan twee Nederlandstalige onderzoeken gerefereerd. Dit zijn: Hinder van nachtelijk kunstlicht voor mens en natuur, Gezondheidsraad, Den Haag, 2000. Lichtbelasting: overzicht van de effecten op mens en dier, J.G. de Molenaar, Wageningen, 2003. In het rapport van de Gezondheidsraad worden de gevolgen van kunstlicht voor planten en dieren en voor mensen weergegeven. Wat betreft de gevolgen van kunstlicht voor mensen concludeert de Gezondheidsraad dat, ondanks dat er geen aanwijzingen uit epidemiologisch onderzoek zijn, niet valt uit te sluiten dat buitenverlichting op den duur leidt tot aantasting van de gezondheid. Dat komt via stress door verkorting van de avond en nacht in combinatie met andere stressfactoren in de leefomgeving. Uit onderzoek komt naar voren dat omwonenden van kassen met assimilatieverlichting en van sportvelden hinder ondervinden van het oplichten van hun woningen en tuinen, van direct zicht op de lichtbronnen of van de gloed erboven; de percentages matig of ernstig RMB, 15 mei 2012 Kenmerk 70100057
5
gehinderden variëren van 5 tot 15. Vooral de gloed boven kassen ervaren omwonenden als hinderlijk. Avondlijke wandelaars ondervinden vooral hinder van direct zicht op kaslicht. Door het groeiende gebruik van buitenverlichting zal het aantal gehinderden de komende jaren toenemen. Uit laboratoriumexperimenten blijkt dat verstoring van het dag‐nachtritme bij de mens negatieve fysieke en psychische gevolgen heeft. Deze verstoring vindt echter pas plaats bij relatief hoge lichtintensiteiten. In het rapport van De Molenaar worden als sterkst optredende effecten voor de mens de verstoring van het waakslaapritme en hinder/afstoting genoemd. Blootstelling aan te veel licht heeft mogelijk gevolgen op het bioritme, de psyche en het fysiek. Als algemene psychische effecten worden het ervaren van ongemak, belasting en stress genoemd. De algemene fysieke effecten kunnen bestaan uit vermoeidheid en stress. Meer specifiek zijn de psychische en fysieke effecten vermoeidheid, verslapte aandacht, irritatie en stress vermeld. Daarnaast en misschien wel daardoor kan een verhoogd risico op ongemak en letsel ontstaan. Denk hierbij aan gezondheidseffecten als gevolg van stress of letsel als gevolg van verslapte aandacht. Ook kan sprake zijn van verminderde (sociale) participatie in het dagelijks leven of verandering van gedrag (niet gebruiken van ruimten waar veel licht aanwezig is). De mate van hinder is mede afhankelijk van de persoonlijke situatie van de gehinderde. Een zelfde lichthoeveelheid kan bij de ene persoon tot klachten leiden en bij de ander niet. De ontregeling van lichaamsfuncties die mogelijk ontstaan als gevolg van het verstorende effect van licht op het bioritme (dag‐nacht‐ritme) zijn: Ontregeling van de hormoonspiegels, metabolisme, verhoogde hartslag en hersenactiviteit; verhoogd risico op kanker. Er zijn aanwijzingen voor stimulatie van optreden en groei van tumoren, in het bijzonder borstkanker. Dit ontstaat door de afname van de aanmaak van melatonine door de aanwezigheid van kunstlicht; het voorkomen van immuunziekten, verstoring van de stofwisseling, verminderde vruchtbaarheid en slaap‐ en eetstoornissen. De relaties die er gelegd zijn tussen oorzaak en gevolg zijn nog erg fragiel. Het is duidelijk dat licht effect heeft op de mens, er zijn indicaties dat het tevens gevolgen heeft voor de gezondheid, maar een duidelijk causaal verband is nog niet aangetoond door de wetenschap.
RMB, 15 mei 2012 Kenmerk 70100057
6
2.2 Effecten op flora en fauna Voor de effecten op de flora en fauna is weinig veldonderzoek verricht. Onderzoeken komen vaak niet verder dan het signaleren van risico’s. Van gedegen wetenschappelijk bewijs is vaak nog geen sprake en veel waarnemingen hebben een min of meer anekdotisch karakter. Op basis van voorhanden zijnde onderzoeken worden de mogelijke effecten van kunstlicht op dieren afhankelijk gesteld van de sterkte van de verlichting, van de spectrale samenstelling van het licht en van de samenstelling van de populatie van flora en fauna. De mogelijke effecten die kunnen optreden, zijn: Op het waakslaapritme; verstoring van het seizoensritme; hinder en afstoting; aantrekking; verblinding; ontregeling van de verre oriëntatie. Een aantal effecten dat kan optreden, zijn niet alleen sec met de aanwezigheid van licht verbonden, maar worden mede veroorzaakt door andere hinderaspecten (zoals geluid). Het reduceren van de effecten op de flora en de fauna dient dus vanuit een integrale beschouwing van de bron en populatie te worden uitgevoerd en niet sectoraal te worden benaderd.
Figuur 2: Insecten zijn een bekend voorbeeld van dieren wier gedrag wordt beïnvloed door de aanwezigheid van kunstlicht.
RMB, 15 mei 2012 Kenmerk 70100057
7
Soorten die worden beïnvloed zijn bijvoorbeeld vleermuizen, vlinders, vogels, marterachtigen, vossen en insecten. Hierbij heeft het ook invloed op de aanwezigheid van predatoren. De directe invloed van kunstlicht op planten wordt ingeschat op zijnde gering. Overigens is op dit moment een grootschalig onderzoek gaande door de Universiteit van Wageningen naar de invloed van kunstlicht op flora en fauna. 2.3 Verkeersveiligheid De aanwezigheid van licht in het verkeer is noodzakelijk. De lantaarnpalen langs de wegen verlichten gevaarlijke situaties, zoals obstakels, kruisingen en zorgen voor sociale veiligheid. Daarnaast is verlichting van de weggebruikers noodzakelijk voor oriëntatie, zichtbaarheid en signalering. Dit neemt niet weg dat de lichtbronnen een negatieve effect kunnen hebben op de verkeersveiligheid. Zo kan bijvoorbeeld het strooilicht van de verlichting van sportvelden nabij verkeerswegen tot gevaarlijke verkeerssituaties leiden. Als we de openbare verlichting buiten beschouwing laten, zijn de volgende ongewenste effecten van lichtbronnen op de verkeersveiligheid te noemen: Verblinding van weggebruikers door bijvoorbeeld een helder armatuur van een sportveld of bedrijf dat precies in de ogen van automobilisten schijnt; grote overgang van licht naar donker of andersom. De ogen van de weggebruiker moeten wennen aan de overgang en zien tot die tijd weinig contrast. Als voorbeeld kan hier een verlicht bedrijfsterrein langs een weg zonder openbare verlichting worden genoemd; signalen die op verkeerssignalen lijken. Knipperende en van kleur wisselende sierverlichting kan bijvoorbeeld verward worden met waarschuwingssignalen zoals sirenes; afleiding van de weggebruikers, bijvoorbeeld door reclame‐uitingen of beamers.
RMB, 15 mei 2012 Kenmerk 70100057
8
3. HINDERASPECTEN In dit hoofdstuk zijn de visuele effecten ten gevolge van een buitenverlichtingsinstallatie die mogelijk hinder in de omgeving veroorzaken, beschreven. Hiermee zijn de hindereffecten concreet te benoemen en is een beoordeling van de situatie mogelijk. 3.1 Lichtinval Door lichtinval in bijvoorbeeld de slaapkamer in woningen ontstaat lichthinder. De maat voor de lichtinval is de verticale verlichtingssterkte (Ev in lux). De verticale verlichtingssterkte wordt bepaald (meten of berekenen) in een bepaald punt in een relevant oppervlak. Bij bestaande woningen wordt dan een meting uitgevoerd bij de ramen. 3.2 Heldere verlichtingsarmaturen Lichthinder wordt ondervonden doordat de gehinderde direct zicht heeft op heldere verlichtingsarmaturen. Men zit ‘in t licht te kijken’. De maat voor deze vorm van hinder is de lichtsterkte (I in candela). 3.3 Heldere oppervlakken Lichthinder, ongemak of afleiding ontstaat door direct zicht op heldere objecten of oppervlakken. De maat voor deze vorm van hinder is luminantie (L in candela per vierkante meter). Denk hierbij aan bronnen zoals reclameborden en verlichte etalages. 3.4 Wisselende kleuren en intensiteiten Hinder treedt op door lichtbronnen met verschillende of veranderende kleuren en intensiteiten. Dit kan leiden tot verwarring bij de waarnemer waardoor belangrijke signalen hierdoor gemaskeerd worden en niet tijdig meer opgemerkt. Daarnaast levert dit hinderaspect irritatie op. 3.5 Bewegend of knipperend licht Bewegend of knipperend licht leidt tot verwarring of afleiding bij de waarnemer. Belangrijke signalen worden hierdoor gemaskeerd en niet tijdig meer opgemerkt. Denk hierbij aan de maskering van knipperlichten, waarschuwingsverlichting of een skybeamer die de aandacht van weggebruikers trekt. 3.6 Lichtwaas Lichthinder treedt op door een lichtwaas die ontstaat door verstrooiing van het van de lichtbron afkomstige licht en van de grond gereflecteerd licht. Denk hierbij aan bronnen zoals kassen of aangestraalde gebouwen. Met name de natuur en observatoria ondervinden hiervan hinder. RMB, 15 mei 2012 Kenmerk 70100057
9
3.7 Kleurstelling of energieverdeling van het licht Lichthinder treedt op bij bepaalde kleurstelling of bij bepaalde spectrale energieverdeling van het licht. Mensen of dieren zijn gevoeliger voor bepaalde kleuren of spectrale energieverdeling van het licht en kunnen zo minder zien of directe hinder ondervinden.
RMB, 15 mei 2012 Kenmerk 70100057
10
4. AANPAK Verschillende situaties vragen om elk een andere aanpak. Dit hoofdstuk geeft een leidraad voor de aanpak van lichthinder in een aantal veel voorkomende situaties. Omdat communicatie een van de belangrijkste ingrediënten is van een adequate aanpak, is het “Formulier randvoorwaarden lichtonderzoek” in bijlage II ontwikkeld. Dit formulier is een handig hulpmiddel om afspraken te maken tussen gemeente en initiatiefnemer over het uit te voeren lichtonderzoek. Voor vier specifieke brontypen is een formulier opgenomen waarop is aan te geven welke grootheden dienen te worden beoordeeld. 4.1 Lichthinder bij sportvelden Problematiek De verlichting van buitensportvelden levert hinder op bij met name omwonenden. Maar ook natuur of weggebruikers kunnen worden gehinderd. De lichtinval en direct zicht op de heldere armaturen zijn de hindereffecten.
Figuur 3: Sportvelden nabij woonbebouwing: een typisch vraagstuk voor ruimtelijke ordening.
Wanneer onderzoek Onderzoek is nodig indien een sportveld met veldverlichting nabij een gevoelige locatie wordt gepland of een gevoelige locatie nabij een sportveld wordt gepland, bij wijziging van de veldverlichting of bij klachten. Relevante wijzigingen van de verlichting van een sportveld kunnen de realisatie van een nieuw veld, nieuwe lichtmasten of armaturen of wijziging van het gebruik naar trainings‐ of hoofdveld zijn. RMB, 15 mei 2012 Kenmerk 70100057
11
Te hanteren normen Lichthinder door sportvelden wordt geregeld in deel 1 van de algemene richtlijn voor lichthinder van de NSVV, “Algemeen en grenswaarden voor sportverlichting”. Het bevat de grenswaarden voor de lichtemissie ter voorkoming van lichthinder voor omwonenden door bovengenoemde lichthindereffecten (lichtinval en direct zicht). Op het “formulier randvoorwaarden lichtonderzoek” uit bijlage II kan de gemeente de mogelijke hindereffecten, de betreffende beoordelingslocaties en ecologische zone aangeven. Nieuwe ontwikkelingen Bij het bestemmen van gronden waarop sportvelden kunnen worden gerealiseerd, dient rekening te worden gehouden met mogelijke lichthinder. Gevoelige bestemmingen kunnen het beste op enige afstand worden geprojecteerd. Ook in geval van te projecteren woningen nabij sportvelden wordt geadviseerd voldoende ruimtelijke scheiding aan te houden. Met een lichtonderzoek kan worden aangegeven op welke afstand of locatie geen hinder te verwachten is. Dit onderzoek kan in combinatie met een berekening van het lichtniveau op het veld zelf. Zo wordt in een onderzoek de functionaliteit van de installatie aangetoond, rekening houdend met de ongewenste neveneffecten van de verlichtingsinstallatie in de omgeving. Een lichtonderzoek wordt lichtplan genoemd als het een functioneel ontwerp betreft wat op basis van kwaliteitscriteria wordt berekend, ontworpen en getoetst. Vergunningverlening Voor een melding Activiteitenbesluit is inrichtinghouder in het kader van de zorgplicht gehouden geen lichthinder te veroorzaken bij omwonenden. Bij sportvelden is het aan te raden een lichtonderzoek te laten uitvoeren, waarin een toetsing aan de grenswaarden wordt uitgevoerd en maatregelen worden voorgesteld. De grenswaarden en/of de te treffen maatregelen kunnen indien noodzakelijk geacht als maatwerkvoorschrift worden opgenomen. Het lichtonderzoek bevat vaak ook een toetsing aan de grenswaarden die gelden voor de lichtniveaus op het veld. Dit is niet direct van belang voor de omgeving, maar toont daarmee wel aan of het gekozen ontwerp realistisch is. In figuur 4 is een voorbeeld van een maatwerk voorschrift opgenomen. Maatwerk voorschrift: De maximale verticale lichtsterkte mag niet meer bedragen dan … Lux op de van een lichtdoorlatende opening voorziene gevel van woningen van derden. De lichtsterkte mag niet meer bedragen dan … Candela per armatuur. Toetsing van lichthinder moet plaatsvinden overeenkomstig bijlage 3 van de "algemene richtlijn betreffende lichthinder, deel 1: algemeen en grenswaarden voor sportverlichting, en de aanvullingen op deel 1 zoals deze zijn opgenomen in de delen 2, 3 en 4" van de NSVV. Een meetinstrument moet voldoen aan de eisen van bijlage 4 van de richtlijn. De meethoogte bedraagt 1 meter 80 voor een vensteropening van een woning. Figuur 4: Voorbeeld maatwerkvoorschrift.
RMB, 15 mei 2012 Kenmerk 70100057
12
In het Activiteitenbesluit is voor de activiteit "het bieden van gelegenheid voor het beoefenen van sport" in artikel 4.113 een voorschrift opgenomen m.b.t. de tijden waarop verlichting ten behoeve van sportbeoefening op sportterreinen dient te zijn uitgeschakeld. Met dit voorschrift is voor deze activiteit het aspect uitschakelen van de sportverlichting uitputtend geregeld. Dit betekent dat het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift geen andere tijden kan opleggen waarop de verlichting uitgeschakeld moet zijn. Klachten In bestaande situaties waarbij klachten optreden, kan met behulp van meetapparatuur de lichthinder worden gemeten. Voor sportvelden gaat het dan om de lichtinval en de helderheid van de armaturen. De te hanteren grenswaarden kunnen worden ontleend aan de richtlijn van het NSVV. Het toetsingskader kan met het formulier randvoorwaarden lichthinder in bijlage II worden aangegeven. Maatregelen De mogelijk te treffen maatregelen mogen geen afbreuk doen aan de verlichtingskwaliteit van het veld. De volgende wijzigingen kunnen een positief effect hebben op de lichthinder in de omgeving, maar tot een slecht verlicht veld leiden: De oriëntatie van het veld wijzigen; het aantal, de hoogte en de locatie van de lichtmasten wijzigen; het wijzigen van de stralingsrichting van de armaturen; het plaatsen van kappen of andere afschermende elementen nabij de armatuur; het aanbrengen van asymmetrische armaturen met geringe inkijk; het toepassen van lampen met minder vermogen. Maatregelen die geen ongewenst effect op de lichtkwaliteit op het veld hebben, zijn: Het aanbrengen van een afscherming tussen de gehinderden en de bron, zoals een haag of wal. Het (tijdig) uitdoen van de verlichtingsinstallatie als het sportveld niet wordt gebruikt (conform artikel 4.113 van het Activiteitenbesluit). 4.2 Lichthinder vanwege rundveestallen Problematiek In rundveestallen zijn vaak ’s avonds en/of ’s nachts lampen aan ter verlichting van de stallen. Het licht is nodig voor het uitvoeren van werkzaamheden in de stal en draagt bij aan een optimaal dag‐nacht‐ritme voor het rundvee. De opbrengst van het vee wordt hiermee verhoogd. De rundveestallen kenmerken zich door natuurlijke ventilatie wat betekent dat grote delen van de gevel open zijn. Er vindt vrije vermenging van buitenlucht en stallucht plaats. Echter is in duisternis ook de verlichtingsinstallatie van de stal goed waarneembaar. In gevallen leidt dit tot hinder bij natuur of omwonenden. Aanpak De NSVV‐richtlijnen zijn bedoeld voor installaties die buiten zijn opgesteld. In principe zijn de normen niet voor verlichtingsinstallaties in stallen bedoeld. RMB, 15 mei 2012 Kenmerk 70100057
13
De belangrijkste vragen die van belang zijn voor een passende aanpak, zijn: Wat is nu precies de hinder die wordt ondervonden? Is de stal te zien in een donkere omgeving of treden ook daadwerkelijke te hoge niveaus op in woningen of natuurgebieden?; Hoe is het hinderaspect te kwantificeren en welke norm kennen we dan toe? Kunnen we de lichthoeveelheid meten, of is niets toegestaan? Waar gaan we meten, hoeveel licht staan we dan nog toe? Hoe leggen we normen vast en worden bestaande situaties aangepakt?
Figuur 5: Bij de verlichting van stallen spelen vele belangen.
In elke gemeente spelen andere belangen. Een gemeente met een actieve milieuvereniging en veel wandelpaden in het buitengebied zal geneigd zijn niets meer toe te staan en belandt dan in conflict met de belangen van de inrichtinghouder. De veehouder zit in een spagaat. Een open stal zonder energieverslindende ventilatiesystemen is duurzaam. De openingen dichtzetten lijkt dan ook geen oplossing. Over het algemeen is men het eens dat omwonenden tegen overmatige lichthinder beschermd dienen te worden. Of en in welke mate de donkerte in het buitengebied beschermd wordt, is de afweging die gemaakt moet worden. Zoals hierboven is aangegeven, is voor dit onderwerp geen pasklare handreiking te geven. Wel kan informatie worden ingewonnen via de volgende documenten: 1. Adviesdocument voor agrariërs en overheid, Optimale verlichting van melkveestallen, opgesteld door LTO Noord, versie januari 2011. 2. Adviesdocument naar aanleiding van het belevingsonderzoek lichtemissie melkveestallen Groningen, opgesteld door LTO Noord en Natuur en milieufederatie Groningen, versie februari 2011. De handreiking gaat voor dit onderwerp niet verder dan het advies om tot een maatwerkaanpak te komen. De bestaande (NSVV‐) richtlijnen en de genoemde adviesdocumenten van LTO Noord bieden niet genoeg houvast voor een eenduidige aanpak.
RMB, 15 mei 2012 Kenmerk 70100057
14
4.3 Lichthinder vanwege bedrijven Problematiek In het kader van de aanvraag om een omgevingsvergunning passeren verschillende soorten inrichtingen. De vraag is dan waneer een vergunningverlener bedacht moet zijn op potentiële lichthinder. Maneges hebben bijvoorbeeld de rijbakken die worden verlicht, een aannemingsbedrijf verlicht zijn opslagterreinen, veel bedrijven hebben reclamezuilen of verlichten objecten en gebouwen. Alle in hoofdstuk 3 genoemde lichthindereffecten kunnen voorkomen bij bedrijven en hebben hun eigen aanpak en toetsingswaarden.
Figuur 6: Bedrijfsterreinen bevatten diverse bronnen.
Wanneer onderzoek Een lichtonderzoek kan worden verlangd als er aanwijzingen bestaan dat hinder optreedt of kan optreden. Geijkte momenten zijn de aanvraag van een omgevingsvergunning, melding Activiteitenbesluit, klacht of bouwvergunning. Niet voor alle hindereffecten is uitgebreid onderzoek noodzakelijk. Sommige hindereffecten, zoals knipperende lampen, zijn eenvoudig vast te stellen. Bij de volgende bedrijven of activiteiten dient men bedacht te zijn op mogelijke lichthinder: Buitensportvelden. bedrijven met buitenterreinen waar ’s avonds wordt gewerkt of vanwege veiligheid verlichting aan blijft; maneges met een rijbak buiten; reclame uitingen; tankstations; aangelichte gebouwen of (reclame‐)elementen; kassen; open rundveestallen. Te hanteren normen In navolgende tabel is een overzicht van de van toepassing zijnde paramaters voor verschillende situaties samengevat. Aangegeven is in welk deel van de richtlijn van de NSVV deze informatie is opgenomen. Voor een volledig overzicht van de bijbehorende RMB, 15 mei 2012 Kenmerk 70100057
15
grenswaarden wordt verwezen naar de richtlijnen van de NSVV, zie hiervoor ook de bronvermelding achterin de handreiking. Gehinderden
Deel 1 Sportaccom ‐odatie verlichting Ev / I
Deel 2 Terrein‐ verlichtin g Ev / I / L
Deel 3 Aanlichting gebouwen en objecten Ev / I / L
Deel 4 Reclame verlichting
Deel 5 Openbare verlichting
Deel 6 Assimilatie‐ verlichting
omwonende Ev / I / L Ev / I Ev / I / L n weg‐ I I / L I / L I / L I / TI I / L gebruikers schippers I I / L I / L I / L I I / L machinisten I I / L I / L I / L I I / L piloten I I I I L astronomen ULR ULR ULR ULR ULR ULR natuur E / Tk E / Tk E / Tk E / Tk E / Tk E / Tk Tabel 1: te beoordelen parameters E = verlichtingssterkte op een bepaald oppervlak Ev = verticale verlcihtingssterkte op een gevel of waarnemer I = lichtsterkte van een armatuur of lamp in een bepaalde richting L = luminantie van een armatuur of oppervlak in een bepaalde richting ULR = de door een armatuur direct naar boven uitgestraalde hoeveelheid licht in verhouding tot de totaal door het armatuur uitgestraalde licht TI = verhoging van de visuele contrastdrempel T = kleurtemperatuur
Figuur 7: Te beoordelen paramaters volgens de NSVV‐richtlijnen.
Voor een beschrijving van hoe te handelen bij vergunningverlening, klachten en mogelijke maatregelen wordt verwezen naar hoofdstuk 4.1 over sportvelden. Enkele bijzondere gevallen worden navolgend nog behandeld.
RMB, 15 mei 2012 Kenmerk 70100057
16
4.4 Lichthinder van skybeamers Problematiek Skybeamers bij discotheken, evenementen en dergelijke leiden weggebruikers af en zijn hinderlijk voor het vliegverkeer. Het probleem is specifiek omdat er niet altijd een meldingsplicht voor geldt. APV of maatwerkvoorschriften Het gebruik van een skybeamer kan worden verboden via de Algemene plaatselijke verordening. De regulering via de APV heeft als voordeel dat ook het gebruik voor een particulier aan banden wordt gelegd. In geval van een inrichting kan het gebruik worden gereguleerd als maatwerkvoorschrift of vergunningvoorschrift. Indien voor een Figuur 8: Een skybeamer is in de verte al te zien. skybeamer een ‘omgevingsvergunning reclame’ wordt aangevraagd, kan de gemeente (afdeling welstand) op grond van mogelijke lichthinder de vergunning weigeren. In de welstandsnota van een gemeente kunnen specifieke voorwaarden worden gesteld. In figuur 9 is een voorstel opgenomen voor een voorschrift in de APV voor het gebruik skybeamers. Voorbeeld voorschrift APV Het is verboden om een lichtprojectie in werking te hebben, die leidt tot lichthinder bij omwonenden, natuur, weggebruikers of piloten, of aantasting van de duisternis en stadsgezicht oplevert. Figuur 9: Voorbeeld voorschrift APV voor een skybeamer.
RMB, 15 mei 2012 Kenmerk 70100057
17
4.5 Lichthinder bij observatoria Problematiek Opwaarts gericht licht vermindert de waarneembaarheid van sterren en planeten. Observatoria of sterrenwachten dienen beschermd te worden tegen te veel lichtvervuiling in de omgeving.
Figuur 10: Sterrenwacht Halley in de gemeente Bernheze, een voorbeeld van een amateursterrenwacht die met behulp van gemeenschapsgeld is opgebouwd en dient te worden beschermd.
Gezoneerde grenswaarden In de richtlijnen van de NSVV zijn zones gedefinieerd waarbinnen bepaalde grenswaarden gelden voor verschillende soorten bronnen (zoals sportvelden (deel 1) en terreinen (deel 2)). De richtlijnen zijn in eerste instantie bedoeld voor officiële observatoria. Dat neemt niet weg dat dezelfde systematiek voor amateursterrenwachten kan worden toegepast. Voor bijvoorbeeld sterrenwacht Halley in Vinkel in de gemeente Bernheze, dat zich in het landelijke gebied (E2) bevindt, kunnen binnen een straal van 1 km de eisen van E2 ten aanzien van de maximale opwaartse lichthoeveelheid (ULR) worden toegepast. Vanaf een straal van 1 km tot een straal van 5 km gelden de eisen van zone E3 (stedelijk gebied) ten aanzien van de opwaartse lichthoeveelheid. Toetsing aan de normen voor de verschillende bronnen in de omgeving van de sterrenwacht dient plaats te vinden in het kader van vergunningverlening. Daarnaast is in het kader van goede ruimtelijke ordening aan te bevelen om binnen de maatgevende zones rondom observatoria geen bedrijven te vestigen die een grote lichtbron kunnen zijn. Denk hierbij aan met name kassen. RMB, 15 mei 2012 Kenmerk 70100057
18
4.6 Lichthinder vanwege reclameverlichting Problematiek Onder reclameverlichting worden verlichtingsinstallaties verstaan waarmee reclamebroden of –objecten worden verlicht of aangestraald. Reclameverlichting kan dus bestaan uit verlichting waarbij het licht door een vlak wordt aangestraald. Ook kunnen lichtbronnen rechtstreeks voor reclameboodschappen zijn toegepast, zoals neonlampen of LED’s. De hinderlijke effecten die bij personen kunnen optreden, zijn: Hoge lichtniveaus ter plaatse van woningen; hinder vanwege de toegepaste oppervlaktekleuren en (felle) lichtkleuren; knipperen en bewegende lichtsignalen; verblinding door verlichtingsarmaturen.
Figuur 11: Neon‐ verlichting is vaak erg goed zichtbaar in het donker maar levert lastig te kwantificeren lichthinder op.
Te hanteren normen Indien voor een reclame uiting een ‘omgevingsvergunning reclame’ wordt aangevraagd, kan de gemeente (afdeling welstand) op grond van mogelijke lichthinder de vergunning weigeren. De grenswaarden uit de NSVV richtlijnen deel 4: Reclameverlichting dienen dan als toetsingskader. In de welstandsnota van een gemeente kunnen specifieke voorwaarden worden gesteld aan de reclame. Zo kan bijvoorbeeld knipperend licht worden verboden. Ook in het kader van een omgevingsvergunning milieu kunnen maatwerkschriften worden gesteld. Zie hiervoor hoofdstuk 4.1 over sportvelden.
RMB, 15 mei 2012 Kenmerk 70100057
19
4.7 Lichthinder vanwege de aanstraling van gebouwen en objecten Problematiek De verlichtingsinstallatie voor aanstraling van gebouwen en objecten bestaat in het algemeen uit een schijnwerperinstallatie, waarmee van onderaf of van bovenaf gevels of delen van gevels worden aangestraald. De aanstraling kan dynamisch in intensiteit of kleur zijn. De hinder die hierbij optreedt, bestaat uit een hoog lichtniveau bij omwonenden, hinder van de toegepaste kleuren en hinder voor de natuur. Gemeente als initiatiefnemer De gemeente als initiatiefnemer conformeert zich aan de richtlijnen van de NSVV deel 3. De voorkeur ligt bij het aanstralen van bovenaf.
Figuur 12: De verlichting van een kerk. Voor de een mooi, voor de andere een bron van hinder.
Grenswaarden en klachten In deel 3 van de richtlijnen van de NSVV zijn richtlijnen ten aanzien van de aanstraling van gebouwen en objecten opgenomen. Voordat een verlichtingsinstallatie wordt geplaatst, kan een lichtplan worden opgesteld. Hierin kan worden getoetst aan de richtlijn van de NSVV.
RMB, 15 mei 2012 Kenmerk 70100057
20
4.8 Lichthinder vanwege particulieren Problematiek Lichthinder vanwege particulieren ontstaat met name bij tuinverlichting en andere bronnen van lichthinder die we van bedrijven kennen (zoals skybeamers, rijbakverlichting, sierverlichting). Voor particulieren geldt veelal geen meldingsplicht en zo kunnen hindersituaties bij omwonenden ontstaan. Klachten Particulieren zijn geen bedrijven. Ze hebben geen winstbejag met hun activiteiten en geen budget voor geavanceerde verlichtingsinstallaties. Voor particulieren wordt doorgaans geen actief beleid gevoerd. Bij klachten is in eerste instantie overleg tussen klager en veroorzaker het advies. Indien een toetsingskader gewenst is voor bepaalde situaties dan kunnen de richtlijnen van de NSVV worden gevolgd. 4.9 Lichthinder van het wegverkeer Problematiek Weggebruikers kunnen lichthinder ondervinden van verlichtingsinstallaties, maar ook lichthinder veroorzaken. Denk hierbij met name aan de koplampen van auto’s die in woningen schijnen. Dit komt voor bij bijvoorbeeld T‐splitsingen of parkeerplaatsen. Maatregelen Het is aan te bevelen geen bouwblok voor woningen te situeren in het verlengde van een T‐ splitsing. Bij de indeling van een gebied dient rekening te worden gehouden met de parkeerrichting van auto’s op parkeerplaatsen. Met behulp van maatregelen kunnen de hindereffecten worden weggenomen. Maatregelen zijn: de weg eenrichtingsverkeer maken; afschermende objecten plaatsen, zoals een muurtje of groenvoorziening. Er zijn geen toetswaarden bekend voor deze situaties. Geadviseerd wordt om met gezond verstand naar deze gevallen te kijken en eventueel maatregelen te treffen.
Figuur 13: Een lage heg beschermt omwonenden tegen lichthinder van de koplampen van inparkerende auto’s. RMB, 15 mei 2012 Kenmerk 70100057
21
5. JURIDISCHE RISICO’S In dit hoofdstuk is ingegaan op de juridische houdbaarheid van het toetsen aan de grenswaarden van de NSVV en het opnemen van licht gerelateerde voorschriften in een vergunning of de plaatselijke verordening. Jurisprudentie is in bijlage III opgenomen. 5.1 Richtlijnen NSVV De Commissie Lichthinder van de NSVV, de Nederlandse Stichting Voor Verlichtingskunde, heeft voor lichthinder normen vastgesteld. Daartoe heeft men verschillende verlichtingstoepassingsgebieden en groepen van gehinderden in beschouwing genomen. Zo ontstonden er normen ter beperking van bepaalde activiteiten en gewenste en ongewenste effecten. Deze normering is gericht op het stellen van grenswaarden waaraan maximaal of minimaal voldaan moet worden. Een norm is een gezamenlijke afspraak om dingen gemakkelijker te maken. Een norm is geen wet. Behalve als een overheid, principaal of opdrachtgever de norm in zijn wet, bestek of instructie voorschrijft. Gezien het feit dat lichthinder een zeer locatiegebonden probleem is, vraagt dit om lokaal maatwerk. In de praktijk blijkt dit ook goed te werken. Knelpunten worden over het algemeen in goed overleg tussen bevoegd gezag en inrichting opgelost. Voor de vaststelling of er sprake is van hinder is geen universele definitie van het begrip lichthinder beschikbaar. Wel kunnen de Algemene Richtlijnen betreffende lichthinder van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV) als uitgangspunt worden gehanteerd.
Figuur 14: Raad van State spreekt zich positief uit over het toepassen van de NSVV richtlijnen.
RMB, 15 mei 2012 Kenmerk 70100057
22
In de uitspraak ABRvS 200404986/1, d.d. 9 februari 2005, heeft de Afdeling positief geoordeeld over door het bevoegd gezag middels nadere eis op basis van voorschrift 4.5.1 van het Besluit Horeca‐, Sport‐ en Recreatie‐inrichtingen opgelegde normen voor de verticale verlichtingssterkte en de lichtsterkte bij de dichtstbijgelegen woonbebouwing. Bij het opleggen van deze nadere eis heeft het bevoegd gezag zich gebaseerd op de "Algemene richtlijn betreffende lichthinder" van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV). De gemeente heeft naar het oordeel van de Afdeling de normen uit de richtlijnen voor stedelijk gebied niet onrechtmatig als nadere eis opgenomen. In een recentere uitspraak 200909430/1 van 21 juli 2010 is door de Afdeling geoordeeld dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de NSVV‐richtlijn een kader biedt voor de beoordeling van lichthinder. Met onderzoek is aangetoond dat de betreffende verlichtingsinstallatie voldoet aan de grenswaarden en daarmee aan de uit het Activiteitenbesluit voortvloeiende zorgplicht is nagekomen. Handhavend optreden was daarmee niet mogelijk. Het gebruik van de NSVV richtlijnen is met deze twee uitspraken als toetsingskader geaccepteerd, ondanks dat de richtlijnen geen officiële juridische status hebben. 5.2 Maatwerkvoorschriften en vergunningvoorschriften Onder de zorgplicht voor lichthinder valt het voorkomen en als dat niet mogelijk is, tot een aanvaardbaar niveau beperken van hinderlijke lichtverschijnselen voor omwonenden als gevolg van lichtinstallaties, toestellen, windturbines, gebouwen of werkzaamheden. De zorgplicht is in het Activiteitenbesluit opgenomen onder artikel 2.1, eerste lid, in samenhang met het tweede lid onder h. In lid 3 van artikel 2.1 is opgenomen dat het bevoegd gezag, voor de verplichting bedoeld in het eerste lid, maatwerkvoorschriften stelt als het betreffende aspect niet uitputtend is geregeld. Deze maatwerkvoorschriften kunnen inhouden dat de door de inrichting te verrichten activiteiten worden beschreven. Ook kan het inhouden dat metingen, berekeningen of tellingen moeten worden verricht ter bepaling van de mate waarin de inrichting nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaakt. Het is bevoegd gezag dus toegestaan maatwerkvoorschriften op te stellen ter voorkoming van onacceptabel lichthinder. Het is echter niet toegestaan een nadere beperking van de brandduur van de verlichting van sportvelden op te leggen. Dit is namelijk al uitputtend geregeld in artikel 4.113 van het Activiteitenbesluit. Uit eerder aangehaalde uitspraken blijkt dat het mogelijk is om de grenswaarden uit de NSVV‐richtlijnen over te nemen als voorschrift. In de uitspraak 201001088/1/M1 van 18 november 2009 is een voorbeeld van een maatwerkvoorschrift opgenomen, zie figuur 15. Ook kunnen maatregelen ter voorkomen van hinder worden voorgeschreven.
RMB, 15 mei 2012 Kenmerk 70100057
23
Uitspraak 201001088/1/M1: voorbeeld maatwerkvoorschrift De milieudienst heeft het volgende maatwerkvoorschriften opgenomen voor een tennisbaan: De maximale verticale lichtsterkte van 10 Lux op de van een lichtdoorlatende opening voorziene gevel van woningen van derden en de lichtsterkte van 10.000 Candela per armatuur mogen niet worden overschreden. Toetsing van lichthinder moet plaatsvinden overeenkomstig bijlage 3 van de "algemene richtlijn betreffende lichthinder, deel 1: algemeen en grenswaarden voor sportverlichting, en de aanvullingen op deel 1 zoals deze zijn opgenomen in de delen 2, 3 en 4" van de NSVV; een meetinstrument moet voldoen aan de eisen van bijlage 4 van de richtlijn; de meethoogte bedraagt 1 meter 80 voor een vensteropening van een woning. Samenvatting uitspraak 201000896/1/M1: geen maatwerkvoorschrift Appellant is van mening dat het college maatwerk voorschriften had moeten stellen ter voorkoming van lichthinder vanwege lichtbakken van een tankstation. College betoogt dat wordt voldaan aan de grenswaarden voor lichthinder uit de NSVV richtlijnen en dat afspraken zijn gemaakt met het tankstation om de bron deels uit te schakelen. Eigen indicatieve metingen hebben uitgewezen dat aan de grenswaarden wordt voldaan. De Afdeling ziet geen grond dat het college het verzoek tot het stellen van maatwerkvoorschriften niet had mogen afwijzen. Figuur 15: Maatwerkvoorschrift in jurisprudentie.
Uit uitspraak 201000896/1/M1 van 11 augustus 2010 is op te maken dat het voldoen aan de grenswaarden uit de richtlijnen aanleiding kan zijn juist geen voorschriften op te nemen. Zie hiervoor ook figuur 15. 5.3 Plaatselijk verordening Een gemeentelijke verordening is wetgeving op gemeentelijk niveau. De belangrijkste en meest omvattende gemeentelijke verordening wordt in Nederland vaak aangeduid als Algemene Plaatselijke Verordening. Een gemeentelijke verordening is een regeling die geldt voor iedereen binnen de gemeente, en die vaak tot doel heeft de gemeente netjes en leefbaar te houden voor iedereen. Op grond van de gemeentewet mogen en moeten gemeenten verordeningen uitvaardigen en ook sanctioneren. In de gemeentelijke verordening kunnen geen regels worden gesteld op gebieden die op landelijk of provinciaal geregeld zijn of geregeld moeten worden. Ook kunnen geen regels worden gesteld die niet het belang van de gemeente, maar de bijzondere belangen van individuele burgers raken. Daarnaast prevaleert wetgeving van een hoger orgaan en jongere wetgeving, voor zover het de zelfde zaken wil regelen.
RMB, 15 mei 2012 Kenmerk 70100057
24
Een aantal gemeenten heeft in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) lichtgerelateerde voorschriften. Uit een inventarisatie is gebleken dat dit vaak twee onderwerpen betreft: de beperking van reclame‐uitingen en het aanhouden van verlichting van sportvelden bij incidentele activiteiten. Een opzet voor een regel die gebruikt kan worden voor de regulering van het gebruik van skybeamers is in figuur 9 opgenomen. Artikel Ontsierende, hinderlijke of gevaarlijke reclames e.d. Het is verboden om op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de weg zichtbaar is. Het college is bevoegd nadere regels te geven met betrekking tot aard, plaats, afmetingen, vormgeving, kleur en intensiteit van verlichting van reclames. In de in het vierde lid bedoelde nadere regels kan onderscheid worden gemaakt tussen verschillende gebieden van de gemeente, tussen soorten van bebouwing alsmede tussen soorten van gebruik van bebouwing, erven en terreinen. Artikel Aanwijzing collectieve festiviteiten 2. De beperking met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening op sportterreinen, artikel 4.113, lid 1 van het Besluit , geldt niet voor door burgemeester en wethouders per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzendagen of dagdelen. 3. In een aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid, kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat de aanwijzing slechts geldt in een of meer kernen en/of wijken van de gemeente. Artikel Kennisgeving incidentele festiviteiten 2. Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal zes incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten, waarbij artikel 4.113 lid 1 van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit burgemeester en wethouders daarvan in kennis heeft gesteld. 3 Burgemeester en wethouders stellen een formulier vast voor het doen van een kennisgeving Figuur 16: Voorbeelden van artikelen APV.
RMB, 15 mei 2012 Kenmerk 70100057
25
6. HANDHAAFBAARHEID Een belangrijk onderdeel van de aanpak van lichthinder is de handhaafbaarheid in de verschillende stadia van een proces. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de mogelijkheden voor interventie in de verschillende fasen en op de handhaving in het veld. 6.1 In het proces Er zijn een aantal momenten binnen een proces waarop lichthinder kan worden aangepakt. Het meest onwenselijke maar wellicht meest voorkomende moment dat lichthinder wordt gesignaleerd, is na realisatie en ingebruikname. Een deel van deze lichthinder, niet altijd uitgroeiend tot klachten, was door een goed ontwerp op voorhand te voorkomen geweest. Het is daarom van belang op elk moment waarop interventie van de gemeente mogelijk is, op de hoede te zijn voor potentiële lichthinder.
Figuur 17: In de ontwerpfase rekening houden met potentiële lichthinder.
Als we als voorbeeld de inpassing van een nieuw sportpark nemen, dan is met goede ruimtelijke ordening de grootste winst te behalen. Immers, als het sportpark op grote afstand van gehinderden wordt geprojecteerd, is de kans op hinder het kleinst. Indien een locatie is gekozen en de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt ingediend, dan is de gemeente in de gelegenheid voorschriften te stellen aan de verlichtingsinstallatie. Verzuimt de gemeente dit en er ontstaan klachten, dan zijn kosten voor maatregelen hoog.
RMB, 15 mei 2012 Kenmerk 70100057
26
Uit genoemd voorbeeld blijkt dat het van belang is dat verschillende afdelingen binnen een gemeentelijke organisatie bedacht moeten zijn op mogelijke hinder. In elke fase dient men zich de juiste vragen te stellen en de verantwoordelijkheid te nemen. Dit kan alleen met duidelijke handhaafbare werkinstructies, waarvoor dit stuk een handreiking biedt. De volgende aandachtspunten kunnen worden benoemd: Ruimtelijke ordening, houdt voldoende afstand, houdt rekening met natuur en observatoria; vergunningverlening, verzoek tot een lichtonderzoek; beheer openbare ruimte, zie toe op de uitvoer conform lichtplan en eventueel van maatregelen; handhaving, weet wanneer sprake is van (potentiële) hinder. In bijlage II is een formulier opgenomen waarop de randvoorwaarden voor een lichtonderzoek kunnen worden aangegeven. In verschillende stadia (ruimtelijke ordening, vergunningverlening, klachten) is dit formulier toe te passen. 6.2 In het veld Het handhaven van grenswaarden voor lichthinder in bestaande situaties gebeurt door middel van metingen met lichtmeetapparatuur door daarin gespecialiseerde professionals. Soms is handhaving met een lichtmeter niet noodzakelijk. Denk aan de uitschakeltijden die zijn voorgeschreven in het Activiteitenbesluit. Ook kan het controleren van het ingediende ontwerp (type lamp, hoogte van masten, posities van armatuur en masten, de aanwezigheid van afschermende kappen enzovoorts) zonder meetapparatuur worden uitgevoerd. Het is voor de handhaafbaarheid aan te bevelen middelvoorschriften op te nemen, waarop de ontworpen lichtinstallaties in de praktijk te toetsen zijn. Indien niet het voorgestelde ontwerp is gekozen, kan initiatiefnemer worden verzocht aan te tonen dat de gerealiseerde installatie voldoet aan de geldende normen.
RMB, 15 mei 2012 Kenmerk 70100057
27
BRONVERMELDING Literatuur Regionale lichtvisie, RMB, 8 maart 2011; Algemene richtlijn betreffende lichthinder, Deel 1: Algemeen en grenswaarden voor sportverlichting, NSVV, november 1999; Algemene richtlijn betreffende lichthinder, Deel 2: Terreinverlichting, NSVV, juni 2003; Algemene richtlijn betreffende lichthinder, Deel 3: Aanstraling van gebouwen en objecten buiten, NSVV, november 2004; Algemene richtlijn betreffende lichthinder, Deel 4: Reclameverlichting, NSVV, november 2004; Handboek licht/donker, IPO, januari 2010. Websites www.infomil.nl www.raadvanstate.nl http://lichtvisie.blogspot.com/ Figuren Figuur samenvatting: beeldbank RMB. Figuur 1: beeldbank RMB. Figuur 2: ramireziblog. Figuur 3: http://www.svlaar.nl. Figuur 5: beeldbank RMB. Figuur 6: beeldbank RMB. Figuur 8: http://www.turbosound‐light.de. Figuur 10: www.panoramio.com gemaakt door Poerinku. Figuur 11: foto van Stefan Hermsen. Figuur 12: beeldbank RMB. Figuur 13: http://www.svttiel.nl. Figuur 14: beeldbank RMB. Figuur 17: beeldbank RMB.
RMB, 15 mei 2012 Kenmerk 70100057
28