SA 2004-0008
ARBITRALE BESLISSING VAN DE GESCHILLENCOMMISSIE REIZEN ZITTING VAN 15 JANUARI 2004 Inzake De Heer A en zijn echtgenote Mevrouw B, alsmede hun minderjarige kinderen C, D, en E, wonende xxx Ter zitting vertegenwoordigd door Meester xxx, Advocaat, xxx. Eisers En RO met maatschappelijke zetel te xxx, en ingeschreven in het handelsregister onder het nummer xxx Verweerster Ter zitting vertegenwoordigd door Meester xxx, loco Meester xxx, xxx. Hebben ondergetekenden: 1. De Heer xxx, xxx, wonende te xxx, in zijn hoedanigheid van voorzitter van het Arbitrale College. 2. Mevrouw xxx, wonende te xxx, in haar hoedanigheid van vertegenwoordigster van de verbruikers. 3. De Heer xxx, wonende te xxx, in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van de verbruikers. 4. De Heer xxx, wonende te xxx, in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van de reissector 5. De Heer xxx, wonende te xxx, in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van de reissector. Allen in hun hoedanigheid van scheidsrechters, deel uitmakende van een Arbitraal College, opgericht binnen de schoot van de VZW Geschillencommissie Reizen, waarvan de zetel thans gevestigd is aan de Koning Albert II – laan, 16 (Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie) te 1000 - Brussel en bijgestaan door Mevrouw xxx, griffier.
Volgende arbitrale sententie geveld:
1. WAT DE RECHTSPLEGING BETREFT:
1
SA 2004-0008 De stukken van rechtspleging werden onderzocht, meer in het bijzonder het vragenformulier, door het Secretariaat van de Geschillencommissie voor ontvangst afgestempeld op 22 juli 2003. Uit een eerste onderzoek is gebleken dat het Arbitraal College bevoegd is om van onderhavig geschil kennis te nemen. De partijen hebben hun akkoord met betrekking tot de arbitrale procedure schriftelijk bevestigd. Voor eisers werd een bundel overgemaakt op 1 oktober 2003 en werden conclusies overgemaakt op 21 november 2003; voor verweerster werden conclusies overgemaakt op 20 oktober en 7 november 2003. Partijen werden behoorlijk opgeroepen, per aangetekend schrijven dd. 19 december 2003, om te verschijnen op de zitting van het Arbitraal College van 15 januari 2004. Ter zitting verschenen partijen zoals hierboven aangegeven. 2. WAT DE GROND VAN DE ZAAK BETREFT. 2.1.
DE FEITEN.
Eisers bestelden bij verweerster op 21 januari 2002 vijf vliegtuigtickets om op 23 juni 2002 van Brussel naar Bangkok te reizen, om dan, een maand later, op 22 juli, van Bangkok naar Brussel terug te keren. Eisers betaalden hiervoor 3 411,70 EUR. De klacht van eisers heeft betrekking op het niet tijdig meedelen van de gewijzigde vliegroutes zowel bij de heen - als bij de terugreis, evenals problemen bij het afhalen van bagage bij aankomst te Brussel. Voor wat betreft de heenreis: was voorzien: een vertrek uit Brussel naar Amman, en van daaruit, ongeveer twee uur later, van Amman naar Bangkok. In werkelijkheid werd een onaangekondigde wijziging ingelast in die zin dat voor wat betreft de voorziene vlucht van Amman-Bangkok, er tussenvluchten waren namelijk Amman naar Doha, van Doha naar Kuala Lumpur, en van Kuala Lumpur naar Bangkok. Deze wijziging had als gevolg dat het voorziene aankomstuur in Bangkok met circa 6 uren werd verlaat waardoor een familielid, dat eisers aan het vliegveld van Bangkok zou komen ophalen, al vertrokken was en een bestelwagen moest worden gehuurd om ter bestemming aan te komen. Voor wat betreft de terugreis: was voorzien: een vlucht van Bangkok naar Amman, om daar één nacht door te brengen om dan rechtstreeks van Amman naar Brussel te vliegen. Toen eisers een vijftal dagen vóór vertrekdatum de luchtvaartmaatschappij contacteerden om de vlucht te bevestigen werd medegedeeld dat de vlucht naar Amman in orde was maar dat de rechtstreekse vlucht naar Brussel al sinds maanden was geschrapt. Wel konden eisers, deze dag, een vlucht nemen van Amman naar Londen en van daar naar Brussel. Noodgedwongen hebben eisers hiermede ingestemd.
2
SA 2004-0008 Verweerster bekent dat zij hier in haar informatieplicht is tekort geschoten (cf. o.a. de brieven van verweerster van 21 augustus 2003 en 27 januari 2003). Voor wat betreft de bagage: Toen eisers te Brussel aankwamen bleek dat twee stuks bagage van de zes in Londen waren achtergebleven. Daags na aankomst werden eisers door de luchtvaartmaatschappij ingelicht dat de bagage in Zaventem was aangekomen maar dat deze niet aan huis konden worden geleverd omdat de douane ze in beslag had genomen. Eisers moesten zelf de bagage ophalen. Eisers stellen een schade-eis in voor een bedrag van in totaal 2 200 EUR, als volgt verantwoord: 2000 EUR, zijnde 5 (personen) x 400 EUR wegens de onvoorziene tussenstops en verlies van 2 dagen verlof. 200 EUR voor transport (afhalen bagage) en allerhande kosten. Verweerster erkent haar fout voor wat betreft de terugreis en biedt een kortingsbon aan van 200 EUR en belooft eisers te vergoeden voor al de gemaakte kosten voor zover hieromtrent enig bewijs kan worden voorgelegd. Eisers hebben nooit dergelijk bewijs aan verweerster gegeven niettegenstaande deze herhaalde malen hiervoor heeft gevraagd. Eisers verkozen de Geschillencommissie Reizen over de zaak te laten oordelen. 2.2.
BESPREKING EN BEOORDELING.
Het contract dat ter beoordeling voorligt, is een contract van reisbemiddeling en de Reiscontracten – wet bepaalt o.a. de wettelijke inhoud van dit contract (Wet 16 februari 1994, tot regeling van het contract tot reisorganisatie en reisbemiddeling, “Reiscontracten - wet”, verkort R.C.W. genoemd, B.S., 1 april 1994). Het contract tot reisbemiddeling en de notie reisbemiddelaar, wordt in het R.C.W. art 1, 2° en 4° als volgt gedefinieerd: ” Contract tot reisbemiddeling: Elke overeenkomst waarbij een persoon zich verbindt tot het verstrekken aan een andere, tegen betaling van een prijs, hetzij een contract van reisorganisatie, hetzij van een of meer afzonderlijke prestaties die enigerlei reis of verblijf mogelijk maken” . “Reisbemiddelaar: elk persoon die als verkoper in de betekenis van de wet van 14.07.91 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument een contract van reisbemiddeling aangaat”. Een contract tot reisorganisatie is bepaald onder art. 1, 1° van de R.C.W. nl. “Een overeenkomst waarbij een persoon zich in eigen naam jegens een ander verbindt, om tegen betaling van een totaalprijs, ten minste twee van de volgende drie diensten te leveren: Vervoer Logies Andere niet met het vervoer of logies verband houdende toeristische diensten die niet bijkomstig zijn ten opzichte van het vervoer of logies. Art. 27 R.C.W. bepaalt dat ”De reisbemiddelaar aansprakelijk is voor elke fout die hij bij de uitvoering van zijn verplichtingen begaat”. Derhalve betreft het een middelenverbintenis.
3
SA 2004-0008 Bij toepassing van art. 21 R.C.W. wordt “het contract tot reisbemiddeling gesloten met de personen die een afzonderlijke prestatie verstrekken, geacht gesloten te zijn door de reiziger.” Uit wat hierboven voorafgaat, blijkt duidelijk dat het contract dat hier voorligt, een “contract tot reisbemiddeling” is gelet op het feit dat verweerster zich slechts heeft verbonden tot één prestatie namelijk het afleveren van de vluchttickets. Haar aansprakelijkheid dient dan ook te worden getoetst aan deze van een reisbemiddelaar. a) Voor wat betreft de heenreis. Na inzage van de stukken is het Arbitraal College van mening dat de aansprakelijkheid van de reisbemiddelaar niet kan worden weerhouden. Inderdaad werd de reisbemiddelaar door de luchtvaartmaatschappij niet op de hoogte gesteld van extra tussenstops met als gevolg een vertraging van circa 6 uur op het voorziene aankomstuur in Bangkok. De afwezigheid van fout van de reisbemiddelaar blijkt ook duidelijk onder andere uit de vluchtgegevens die aan eisers werden verstrekt evenals het feit dat gedurende het ganse traject de vluchtnummers ongewijzigd zijn gebleven. Het was bijgevolg onmogelijk voor verweerster eisers te informeren over eventuele tussenvluchten en een vertraging bij aankomst in Bangkok. b) Voor wat betreft de terugreis. Verweerster bekent hier dat zij een fout maakte bij haar informatieplicht. De voorziene reis Amman – Brussel op 23 juli 2002 was, sinds enkele tijd, afgelast maar kon wel doorgaan één dag later namelijk op 24 juli 2002. Uiteindelijk konden eisers toch op 23 juli 2002 vertrekken maar dan via Londen naar Brussel. Uit ondervraging ter zitting van de raadsman van verweerster bleek dat eisers voor de reis Londen – Brussel werden vergoed, en dat de uiteindelijke vertraging geen dagen, zoals verkeerdelijk beweerd, maar enkele uren betrof. Eisers brengen geen bewijs van enige schade. Het Arbitraal College is hier van mening dat verweerster gefaald heeft in haar informatieplicht en dat hierdoor eisers wel enige reisongemakken hebben ondergaan die moeten worden gecompenseerd, ex aequo et bono, voor de som van 200 EUR. c) Voor wat betreft de bagage. Gelet op het feit dat de douane beslag had gelegd op de ontbrekende bagage en hierdoor eisers zelf de bagage moesten afhalen, is het Arbitraal College van mening dat verweerster, in haar hoedanigheid van reisbemiddelaar, geen fout treft. Gelet op de fel overdreven en deels onjuiste vordering van eisers enerzijds, en, anderzijds, de fout van verweerster i.v.m. haar informatieplicht, is het Arbitraal College van mening dat het klachtengeld gelijkelijk moet worden verdeeld.
OM DEZE REDENEN HET ARBITRAAL COLLEGE
4
SA 2004-0008
Verklaart zich bevoegd om van de vordering kennis te nemen. Verklaart de vordering toelaatbaar en in de hierna volgende mate gegrond. Veroordeelt verweerster in betaling van € 200 (tweehonderd euro). Wijst het meergevorderde af als ongegrond. Veroordeelt verweerster in betaling van de helft van het klachtengeld zijnde € 110 (honderd en tien euro) Veroordeelt eisers in betaling van de helft van het klachtengeld zijnde €110 (honderd en tien euro). Aldus uitgesproken, met eenparigheid, te Brussel op vijftien januari tweeduizend en vier. Het Arbitraal College,
5