SA 2004-0009
ARBITRALE BESLISSING VAN DE GESCHILLENCOMMISSIE REIZEN TE BRUSSEL ZITTING VAN 15 JANUARI 2004
Inzake
De heer A, xxx, en zijn echtgenote mevrouw B, samenwonend te xxx; en C, D, E en F (minderjarigen); De heer G, en zijn echtgenote mevrouw H samenwonend te xxx; Mevrouw I, wonend te xxx; Eisers, Ter zitting vertegenwoordigd door Dhr. A en Mevr. B
En RO, met maatschappelijke zetel te xxx, ingeschreven in het handelsregister onder nummer xxx; Verweerster, Ter zitting vertegenwoordigd door Mevr. xxx.
Hebben ondergetekenden: 1. De heer xxx, xxx, met kantoor te xxx, in zijn hoedanigheid van voorzitter van het arbitraal college; 2. De heer xxx, wonende te xxx, in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van de verbruikers; 3. Mevrouw xxx, wonende te xxx, in haar hoedanigheid van vertegenwoordigster van de verbruikers; 4. De heer xxx, wonende te xxx, in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van de reissector; 5. De heer xxx, wonende te xxx, in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van de reissector;
SA 2004-0009
Allen in hun hoedanigheid van scheidsrechters van de Geschillencommissie Reizen, met zetel te 1000 Brussel, Koning Albert II-laan 16 (Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie), Volgende arbitrale sententie geveld:
1. WAT DE RECHTSPLEGING BETREFT: De stukken van rechtspleging werden onderzocht, meer in het bijzonder het vragenformulier door het Secretariaat van de Geschillencommissie voor ontvangst afgestempeld op 4 augustus 2003. Uit een eerste onderzoek is gebleken dat het Arbitraal College bevoegd is om van onderhavig geschil kennis te nemen. De partijen hebben hun akkoord met betrekking tot de arbitrale procedure schriftelijk bevestigd. Voor eisers werd een bundel overgemaakt op 29 september 2003, voor verweerster op 3 oktober 2003. Voor verweerster werden conclusies overgemaakt op 12 november 2003. Voor eisers werden geen conclusies overgemaakt. Partijen werden behoorlijk opgeroepen per aangetekend schrijven dd. 19 december 2003, om te verschijnen op de zitting van het Arbitraal College van 15 januari 2004. Ter zitting verschenen partijen zoals hierboven aangegeven.
2. DE FEITEN. Eisers boekten, uit de brochure van verweerster, op 18 december 2002 een verblijf in het hotel “Y” te Sharm El Sheikh, Egypte, voor de periode van 22 december 2002 tot 5 januari 2003. Eisers reserveerden twee chalets met kamertype respectievelijk 2A en 4A voor 9 personen, en dit in de formule “all inclusive”. Voor de vlucht heen en terug werd de “premium – class” geboekt, dit alles voor de globale prijs van 13 536, 70 EUR. Eisers klagen het volgende aan (vragenformulier rubriek 17): - Aangekomen, ’s nachts, op het vliegveld in Sharm El Sheikh werden zij ervan op de hoogte gesteld dat de geboekte chalets nog niet klaar waren. Ze werden, na protest, ondergebracht in het hotel “Z”, waar zij gelogeerd werden in twee kleine kamers. Een andere oplossing kon niet worden gevonden tot het einde van het verblijf, niettegenstaande herhaald protesteren.
SA 2004-0009
-
Het zwembad was niet verwarmd. Er was geen Nederlandstalige animatie. Bij de terugreis bleek het vliegtuig overboekt. Na veel protest en gelet op het feit dat een van de kinderen verstandelijk gehandicapt was, kon de voorziene vlucht dan toch doorgaan maar niet in de geboekte “premium – class”. Eisers vorderen van de reisorganisator een compensatie van 16,836 EUR en verantwoorden dit als volgt (art. 20 vragenformulier): - De volledige reissom zijnde 13 536,70 EUR - Gemaakte kosten 150 EUR. - Tijd en immateriële schadevergoeding: 3 150 EUR Verweerster bekent dat er voor eisers ongemakken geweest zijn en dat het niet correct was dat eisers het geboekt hotel en kamertypes niet bekomen hebben. Verweerster biedt, ter compensatie, bij wijze van minnelijke schikking, de som van 3 516,75 EUR aan. Dit komt neer op ca 25% van de reissom + 135 EUR als gevolg van het niet verkrijgen van de geboekte “Premium class” tijdens de terugvlucht. Eisers vonden deze schadevergoeding ontoereikend en zagen zich genoodzaakt hun klacht, via het daartoe bestemd klachtenformulier, aanhangig te maken bij de Geschillencommissie. 3. WETGEVING EN BEOORDELING. 3.1.
WETGEVING.
Het contract dat ter beoordeling voorligt, is een contract van reisorganisatie en de Reiscontractenwet bepaalt o.a. de wettelijke inhoud van dit contract (Wet 16 februari 1994, tot regeling van het contract tot reisorganisatie en reisbemiddeling, “ Reiscontracten - wet”, verkort R.C.W. genoemd, B.S., 1 april 1994). Art. 6 R.C.W. bepaalt:” De gegevens in de reisbrochure binden de reisorganisator of de reisbemiddelaar die de brochure hebben uitgegeven…” Art.17 R.C.W. bepaalt:” De reisorganisator is aansprakelijk voor de goede uitvoering van het contract, overeenkomstig de verwachtingen die de reiziger op grond van de bepalingen van het contract tot reisorganisatie redelijkerwijs mag hebben,en voor de uit het contract voortvloeiende verplichtingen, ongeacht of deze verplichtingen zijn uit te voeren door hemzelf dan wel door andere verstrekkers van diensten en zulks onverminderd het recht van de reisorganisator om deze andere verstrekkers van diensten aan te spreken. De reisorganisator is voor de daden en nalatigheden van zijn aangestelden en vertegenwoordigers, handelend in de uitoefening van hun functie, evenzeer aansprakelijk als voor zijn eigen daden en nalatigheden. Art.18 bepaalt:” De reisorganisator is aansprakelijk voor alle schade die de reiziger oploopt wegens de gehele of gedeeltelijke niet-naleving van zijn verplichtingen.”
SA 2004-0009
3.2.
BEOORDELING.
Eisers vernamen slechts bij aankomst in Egypte dat het geboekte logies - namelijk twee chalets in hotel “Y” – nog niet klaar was en werden overgeplaatst naar hotel “ Z”. Het geboekte logies was: één chalet type 2A (familiekamer met 3 extra bedden) en één chalet type 4A (familiekamer – 1 slaapkamer) in het hotel “Y”. Niettegenstaande herhaald protest werd als enig alternatief het hotel “Z” aangeboden met een kamertype 2A -standaard tweepersoonskamer - waar 4 personen werden in ondergebracht, en een kamertype 4A zijnde een familiekamer voorzien voor vier personen, waar noodgedwongen vijf personen moesten worden in ondergebracht. De kamers keken uit op een vuilnisbelt en een bouwwerf. Dit was in schril contrast met wat in de brochure werd aangekondigd over het geboekte hotel. Eisers vroegen om gerepatrieerd te worden maar dit bleek niet mogelijk. Uit het onderzoek van de stukken blijkt dat het aangebodene zeker niet als een passend en geldig alternatief kon dienen. In plaats van chalets kregen eisers in “Z” twee te kleine kamers met gebrek aan privacy. De toestand had als gevolg dat er voor eisers veel problemen ontstonden mee door het feit dat een verstandelijk gehandicapt kind en een ouder fysisch gehandicapt persoon deel uitmaakten van de groep. Ook bij de terugreis waren er problemen waardoor de geboekte “premium class” niet kon worden toegekend. Voor wat betreft de klacht van eisers betreffende het verwarmde zwembad en de Nederlandstalige animatie, moet het Arbitraal College het standpunt van verweerster bijtreden dat dit nergens in de brochure werd voorzien en dat bijgevolg hiervoor ook geen compensatie kan worden toegekend. De verbintenis die de reisorganisator aangaat met zijn cliënten is een resultaatsverbintenis. Het Arbitraal College is van oordeel dat verweerster op verschillende punten niet heeft voldaan aan haar contractuele verplichtingen. Inderdaad werden eisers niet tijdig ingelicht dat de geboekte chalets niet konden worden toegekend en een volwaardig alternatief werd niet aangeboden. Daarenboven verliep de terugvlucht niet zoals het hoorde: tijdens de reis naar het vliegveld werd aangekondigd dat de vlucht overboekt was, maar na protest en aandringen kon dan toch worden bekomen dat de voorziene vlucht kon worden genomen, maar dan niet in de voorziene “premium class”.
SA 2004-0009
Na beraad is het Arbitraal College eenparig de mening toegedaan dat eisers niet hebben kunnen genieten van hun verlof zoals ze dit redelijk konden verwachten. De ongemakken en genotsderving waren van deze aard dat een compensatie ex aequo et bono moet worden toegekend voor een bedrag van 8.000 EUR. Objectieve maatstaven voor de beoordeling van de schade zijn in deze omstandigheden uiteraard niet voorhanden. Het arbitraal College dient derhalve in billijkheid te oordelen. Bij de schade- evaluatie werd aldus rekening gehouden met de reissom, de verleende prestaties, de gederfde prestaties en het gederfde reisgenot. Als verliezende partij wordt het klachtengeld volledig ten laste gelegd aan verweerster. OM DEZE REDENEN HET ARBITRAAL COLLEGE Verklaart zich bevoegd om van de vordering kennis te nemen. Verklaart, de vordering toelaatbaar en gegrond. Veroordeelt verweerster in betaling van een schadevergoeding aan eisende partij bepaald op 8 000 EUR (acht duizend euro) Veroordeelt verweerster tot het betalen van het klachtengeld – door eisers voorgeschoten - zijnde 625 EUR(zeshonderd vijf en twintig euro). Wijst het meergevorderde af als ongegrond. Aldus uitgesproken, met eenstemmigheid, te Brussel op vijftien januari 2004. Het Arbitraal College,