Dossier SA 2011-0036
ARBITRALE BESLISSING VAN DE GESCHILLENCOMMISSIE REIZEN TE BRUSSEL ZITTING VAN 15 SEPTEMBER 2011
Inzake
De heer A, en zijn echtgenote, Mevrouw B, samenwonende te xxx, xxx; Eisers, Ter zitting vertegenwoordigd door de heer A, voornoemd;
En RB, met maatschappelijke zetel te xxx, xxx, licentie xxx - Ondernemingsnr xxx; Verweerster, Ter zitting vertegenwoordigd door Meester C, met kantoor te xxx, xxx;
Hebben ondergetekenden: 1. Mevrouw xxx, met kantoor te xxx, xxx, in haar hoedanigheid van voorzitter van het arbitraal college; 2. De heer xxx, wonende te xxx, xxx, in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van de verbruikers; 3. De heer xxx, wonende te xxx, xxx, in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van de verbruikers; 4. De heer xxx, wonende te xxx, xxx, in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van de reissector; 5. De heer xxx, wonende te xxx, xxx, in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van de reissector; Allen in hun hoedanigheid van scheidsrechters van de Geschillencommissie Reizen, met zetel te 1000 Brussel, Koning Albert II-laan 16 (Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie),
1
Dossier SA 2011-0036
Volgende arbitrale sententie geveld:
Uit een eerste onderzoek is gebleken dat het Arbitraal College rechtsmacht heeft om van onderhavig geschil kennis te nemen. Partijen hebben schriftelijk hun akkoord bevestigd met de arbitrale procedure. Overeenkomstig het door partijen aanvaard geschillenreglement werd de vordering rechtsgeldig aanhangig gemaakt door middel van het daartoe bestemde klachtenformulier 21 december 2010. De partijen werden behoorlijk opgeroepen per aangetekend schrijven d.d. 11 mei 2011 om te verschijnen op de zitting van het Arbitraal College van 15 september 2011, waar beide partijen zijn verschenen zoals hoger aangegeven.
*** De feiten 1. Uit de stukken van het dossier blijkt dat eisers bij het IV van verweerster op 15 januari 2010 vliegtuigtickets boekten voor een vlucht van Brussel naar New York op 28 april 2010 en een terugvlucht van Washington naar Brussel op 5 mei 2010, voor twee volwassenen. De totale prijs voor de vliegtuigtickets bedroeg 829,58 EUR. Deze prijs werd integraal betaald op 15 januari 2010. Eisers hadden de intentie om naast de vluchten ook een hotelverblijf in New York en Washington te boeken. Zij hadden hiervoor ook een offerte van verweerster ontvangen op 14 januari 2010. Bij de boeking bleek er echter een probleem te zijn met de hotelreservaties. Op aanraden van verweerster reserveerden eisers in elk geval reeds de vluchten. In de daaropvolgende periode ging eerste eiser naar eigen zeggen geregeld langs bij verweerster om te vernemen of zij hem al een hotelofferte konden bezorgen. Eind maart hadden eisers wel al de vluchten betaald (op 15 januari 2010), maar nog steeds geen offerte aanvaard voor de hotels.
2. Op 29 maart 2010 diende eerste eiser, die in ziekteverlof was, zich aan te bieden bij de controle-arts. Deze arts besloot dat de arbeidsongeschiktheid van eerste eiser een einde nam op 30 april 2010, zodat hij vanaf 1 mei 2010 zijn werkzaamheden in het onderwijs diende te hervatten. Na enig wikken en wegen besloten eisers op 7 april 2010 hun vliegtuigtickets te annuleren, wegens de werkhervatting van eerste eiser. Eisers stellen dat verweerster hen toen meedeelde dat de hotelreservatie net was binnengekomen, maar dat zij deze 21 dagen voor afreis nog konden annuleren. Ook de vluchten werden geannuleerd. Diezelfde middag nam eerste eiser contact op met de controle-arts en stelde hem in kennis van de annulering van de reis. De controle-instantie had, aldus eiser, begrip voor zijn situatie en stuurde opnieuw een controle-arts langs die de arbeidsongeschiktheid van eiser verlengde tot 30 juni 2010. 2
Dossier SA 2011-0036
Eiser liet verweerster weten dat hij – gelet op deze gewijzigde omstandigheden – toch op reis kon vertrekken, doch het bleek niet meer mogelijk de annulering van de reis ongedaan te maken.
3. De annulering werd met tussenkomst van verweerster aangegeven bij de verzekeringsmaatschappij met als reden ‘ziekte’. Volgens eiser vermeldde hij deze reden op aanraden van verweerster. Hij staafde de reden met een attest van zijn huisarts, die melding maakte van een ‘psychiatrisch consult’. Bij schrijven van 30 augustus 2010 stelde verweerster eiser in kennis van de afloop van zijn dossier. Verweerster deelde hem mee dat de annuleringsverzekering niet kon tussenkomen in de kosten van de annulering omdat de opgegeven reden ‘psychologische redenen’ onder de contractuele uitsluitingen viel. Tegelijkertijd maakte verweerster aan eisers de eindafrekening over als volgt: - Aankoopprijs vliegtuigtickets: 829,58 EUR - Min Terugbetaalde taksen: - 370,12 EUR - Landarrangement: 447,48 EUR - Verzekeringspremie: 121,88 EUR Totaal: 1.028,82 EUR Onder aftrek van de reeds betaalde prijs van de tickets bleven eisers, aldus verweerster, nog 199,24 EUR aan haar verschuldigd. Verweerster verklaarde zich bereid 77,36 EUR te laten vallen op voorwaarde dat eisers de verzekeringspremie nog betaalden. Eisers gingen hier niet op in. Bij schrijven van 30 september 2010 protesteerden eisers de afrekening. Naar hun mening weigerde de annuleringsverzekering ten onrechte tussenkomst te verlenen, nu de reden voor de annulering niet lag in de arbeidsongeschiktheid van eerste eiser, maar wel in het feit dat hij initieel het werk moest hervatten op 1 mei 2010. Verder merkten zij op dat er nooit een akkoord bereikt was met betrekking tot het landarrangement, zodat hiervoor niets kon worden aangerekend. Om die reden meenden zij ook dat de verzekeringspremie enkel op de vliegtuigtickets en niet op het landarrangement kon worden berekend.
4. Aangezien partijen er niet in slaagden overeenstemming te bereiken, maakten eisers op 21 december 2010 het dossier aanhangig bij de Geschillencommissie Reizen, via het daartoe bestemde vragenformulier. De vordering van eisers strekt ertoe terugbetaling te bekomen van het bedrag van de vliegtuigtickets, vermits er een geldige reden tot annulering was, alsook een vergoeding van 20,00 EUR voor bijkomende kosten, hetzij in totaal 849,58 EUR. In besluiten formuleerde verweerster een tegenvordering die ertoe strekte eisers te veroordelen tot betaling van de vergoeding wegens annulering ten belope van 1028,82 EUR, verminderd met de reeds betaalde prijs van de tickets, hetzij een saldo van 199,24 EUR.
3
Dossier SA 2011-0036
Beoordeling A. De vergoedingsplichtige 6. Artikel 16 van de Wet van 16 februari 1994 betreffende het contract tot reisorganisatie en reisbemiddeling, hierna kortweg de Reiscontractenwet genoemd, bepaalt: ‘De reiziger kan te allen tijde het contract geheel of gedeeltelijk verbreken. Indien de reiziger het contract verbreekt wegens een aan hem toe te rekenen omstandigheid, vergoedt hij de schade die de reisorganisator en reisbemiddelaar lijden ten gevolge van de verbreking. De schadevergoeding kan ten hoogste eenmaal de prijs van de reis bedragen’. Een annuleringsverzekering, zoals deze die eisers bij VMIJ hebben onderschreven, neemt binnen de voorwaarden van de polis, de schadevergoeding ten laste die de reiziger in geval van verbreking van het reiscontract aan de reisbemiddelaar en/of reisorganisator dient te betalen. In casu zijn beide partijen het erover eens dat eisers op 7 april 2010 het reiscontract met verweerster heeft verbroken. Bijgevolg zijn eisers aan verweerster een schadevergoeding verschuldigd en niet omgekeerd. Eisers kunnen dan ook van verweerster geen vergoeding vorderen voor de extra kosten die verbonden waren aan de annulering van het reiscontract. Tussen partijen is er discussie (i) over het bedrag van de schadevergoeding en (ii) over de vraag of de annuleringsverzekeraar deze schadevergoeding moet ten laste nemen.
7. Voor de begroting van de schadevergoeding, waartoe eisers ten aanzien van verweerster zijn gehouden, dient eerst het voorwerp van het reiscontract te worden bepaald. Volgens eisers bestond er enkel een akkoord over de vliegtuigtickets. Eisers erkennen dat zij weliswaar de bedoeling hadden ook een hotelverblijf in New York en Washington te boeken, doch stellen dat zij nog geen offerte van verweerster mochten ontvangen, waarmee zij konden instemmen. Verweerster van haar kant stelt dat eisers telefonisch hun akkoord met het door haar voorgestelde landarrangement hadden bevestigd en dat zij, aansluitend bij dit telefonisch akkoord, ook de annuleringsverzekeraar had verwittigd van de uitbreiding van de dekking. Aangezien verweerster voorhoudt dat er ook over het landarrangement een akkoord bestond, komt het aan haar toe dit akkoord te bewijzen (art. 1315 B.W.). Vermits het landarrangement een bedrag betreft van meer dan 375 EUR, dient dit akkoord door een geschift bewezen te worden (art. 1341 B.W.). Uit de stukken van het dossier blijkt niet dat eisers zich akkoord verklaard hebben met het landarrangement dat verweerster op 31 maart 2010 heeft vastgelegd. Er ligt ook geen begin van bewijs door geschift voor. In de gegeven omstandigheden is er geen bewijs dat er tussen eisers en verweerster ook een akkoord bestond over de boeking van de hotels. Bijgevolg kan de annuleringsvergoeding waarop verweerster terecht aanspraak maakt, enkel berekend worden op de prijs van de vliegtuigtickets.
4
Dossier SA 2011-0036
8. Uit de stukken van het dossier blijkt dat eisers vliegtuigtickets van het type ‘non-refundable’ hebben geboekt. Bijgevolg is in geval van annulering de volledige ticketprijs verschuldigd. Verweerster erkent wel dat zij de taksen ten belope van 370,12 EUR heeft kunnen recupereren. De annuleringskost voor de vliegtuigtickets die door eisers aan verweerster verschuldigd is beloopt derhalve 829,58 EUR (prijs tickets) - 370,12 EUR (gerecupereerde taksen) = 459,46 EUR. Daarnaast zijn eisers ook gehouden de kosten van de annuleringsverzekering, ten belope van 6 % van de reissom, hetzij 6% van 829,58 EUR, ofwel 49,77 EUR te betalen. De totale door eisers aan verweerster verschuldigde schadevergoeding ingevolge de annulering van de reis beloopt derhalve 459,46 EUR + 49,77 EUR = 509,23 EUR.
9. Eisers zijn van mening dat deze schadevergoeding ten laste moet worden genomen door de annuleringsverzekering die zij, door bemiddeling van verweerster, bij VMIJ afsloten. Uit de stukken van het dossier blijkt dat VMIJ tussenkomst weigerde, omdat de opgegeven reden van annulering niet onder de dekkingsvoorwaarden viel. Dit is een beslissing van VMIJ, waaraan verweerster vreemd is. Indien eisers van mening zijn dat hun annuleringsverzekering ten onrechte de tussenkomst in de kosten van de annulering weigerde, dienen zij hieromtrent een vordering lasten hun verzekeraar aanhangig te maken. Een dergelijke vordering behoort niet tot de rechtsmacht van de Geschillencommissie Reizen, en is – volgens de gegevens waarover het Arbitraal College beschikt – door eisers ook niet ingeleid voor de gewone rechtbanken. In geen geval kunnen eisers verweerster aanspreken omwille van de weigering van hun verzekeraar om dekking te verlenen. Uit de stukken van het dossier blijkt dat verweerster alle stavingstukken die haar door eisers werden overgemaakt aan de verzekeraar heeft overgemaakt, zodat zij haar rol van bemiddelaar correct heeft vervuld. Dat de verzekeraar weigerde dekking te verlenen, is een gegeven waarop verweerster geen enkele invloed heeft en waarvoor zij in geen geval aansprakelijk kan geacht worden.
B. De afrekening tussen partijen 10. Uit wat voorafgaat, blijkt dat verweerster lastens eisers aanspraak kan maken op een annuleringsvergoeding ten belope van 509,23 EUR. Eisers betaalden evenwel reeds een bedrag van 829,58 EUR op 15 januari 2010. Bijgevolg is verweerster gehouden de som van 829,58 EUR, verminderd met de schadevergoeding waarop zij recht heeft hetzij 509,23 EUR, aan eisers terug te betalen. Verweerster wordt veroordeeld om een bedrag van 320,35 EUR aan eisers terug te betalen. De tegenvordering van verweerster, waarbij ook een annuleringsvergoeding voor het landarrangement werd aangerekend, is – om de hierboven onder randnummer 7 aangegeven reden, ongegrond. 5
Dossier SA 2011-0036
C. De procedurekosten 11. Artikel 27 van het reglement van de Geschillencommissie bepaalt dat de eiser als waarborg voor de arbitragekosten een bedrag gelijk aan 10% van de geëiste som, met een minimum van 100,00 EUR dient de betalen. Artikel 28 van het reglement stelt verder ‘Er wordt ambtshalve over de kosten beslist. Normaal worden de kosten ten laste gelegd van de verliezende partij. Wanneer elk van de partijen echter gedeeltelijk in het ongelijk worden gesteld over een bepaald geschilpunt, kan het Arbitraal College zelf beslissen over de verdeling van de kosten’. Nu de vordering van eisers slechts deels wordt toegekend, beslist het Arbitraal College in toepassing van art. 28 van het geschillenreglement dit klachtengeld bij helften om te slaan tussen eisers en verweerster.
OM DEZE REDENEN Het Arbitraal College, Verklaart rechtsmacht te hebben om van de vordering kennis te nemen; Verklaart de vordering van eisers lastens verweerster toelaatbaar en in de hierna bepaalde mate gegrond; Veroordeelt verweerster om aan eisers te betalen de som van 320,35 EUR (driehonderd twintig euro en vijfendertig eurocent) ten titel van schadevergoeding; Verklaart de tegenvordering van verweerster lastens eisers ontvankelijk, doch wijst deze af als ongegrond; Verwijst verweerster in de helft van de kosten van het geding, begroot op het door eisers voorgeschoten klachtengeld ten belope van 100,00 EUR, zodat aan eisers een bedrag van 50,00 EUR dient te worden terugbetaald. Wijst het meer- of andersgevorderde af als ongegrond. Aldus uitgesproken met meerderheid te Brussel op 15 september 2011. Het arbitraal College,
6