Dossier SA 2011-0076
ARBITRALE BESLISSING VAN DE GESCHILLENCOMMISSIE REIZEN TE BRUSSEL ZITTING VAN 06 DECEMBER 2011
Inzake De heer A, wonende te 9000 GENT, Martelaarslaan 193; Eiser, Ter zitting vertegenwoordigd door de heer A;
En RO, met maatschappelijke zetel te xxx, licentie xxx - Ondernemingsnr xxx; Verweerster, Ter zitting vertegenwoordigd door de heer B, xxx;
Hebben ondergetekenden: 1. De heer xxx, met kantoor te xxx, in zijn hoedanigheid van voorzitter van het arbitraal college; 2. De heer xxx, wonende te xxx, in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van de verbruikers; 3. De heer xxx, wonende te xxx, in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van de verbruikers; 4. De heer xxx, wonende te xxx, in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van de reissector; 5. Mevrouw xxx, wonende te xxx, in haar hoedanigheid van vertegenwoordigster van de reissector; Allen in hun hoedanigheid van scheidsrechters van de Geschillencommissie Reizen, met zetel te 1000 Brussel, Koning Albert II-laan 16 (Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie), Volgende arbitrale sententie geveld: I
Over de rechtsmacht:
AANVANG: De stukken van de procedure werden onderzocht. Deze procedure begon met de toezending van het ingevulde vragenformulier. Dit formulier werd door het secretariaat van de Geschillencommissie voor ontvangst afgestempeld op 21 juni 2011. Hierdoor werd de vordering op die datum rechtsgeldig aanhangig gemaakt (art. 10 Geschillenreglement). Het vereiste 1
Dossier SA 2011-0076
klachtengeld werd eveneens betaald op 21 juni 2011 (art. 11 Geschillenreglement). AKKOORD TOT ARBITRAGE: - Eiser heeft zijn akkoord tot arbitrage (scheidsgerecht) schriftelijk bevestigd met de ondertekening van het vragenformulier. De handtekening van dhr. A werd immers voorafgegaan door het volgende verzoek: “Ondergetekende verzoekt de Geschillencommissie Reizen om het geschil aan het arbitraal College voor te leggen en verklaart zich te onderwerpen aan het reglement van de Geschillencommissie Reizen vzw”. - Voor verweerster mocht het arbitraal akkoord blijken uit het gebruik van de Algemene Voorwaarden van de Geschillencommissie Reizen in haar verkoop relatie met de klant. Artikel 18 van deze contractvoorwaarden bepaalt dat verweerster de arbitrale keuze van eisers zal respecteren indien het geëiste bedrag niet hoger ligt dan € 1250. Boven dit bedrag kon verweerster binnen een termijn van 10 dagen laten weten de rechtsmacht van de Geschillencommissie Reizen niet te aanvaarden. Eiser vorderde € 2000 (zie verder). Verweerster maakte echter geen gebruik van dit procedurele verzakingsrecht waardoor de keuze van eiser voor arbitrage ook verweerster bond. AANSTELLING ARBITERS: De vzw Geschillencommissie Reizen werd door de procederende partijen gelast met de aanwijzing van de arbiters van het arbitraal College. Deze aanwijzing gebeurde volgens de regels in artikel 5 van het Geschillenreglement. Ons arbitraal College is daardoor bevoegd om van onderhavig geschil kennis te nemen. VERLOOP: Voor eiser werd een bundel (stukken en argumentatie) overgemaakt op 1 september 2011 en voor verweerster werd een bundel overgemaakt op 20 september 2011. Onderhavige arbitrage- procedure (Geschillenreglement Arbitrage) werd voorafgegaan door een verzoeningspoging die werd gebracht voor de Geschillencommissie Reizen (zie hiervoor het Geschillenreglement Verzoening). Er kon echter geen verzoening tussen partijen worden geakteerd (verzoeningsdossier M xxx/xx, ingediend op 23 september 2010 en afgesloten op 19 maart 2011). Geen enkel document van de verzoeningsprocedure werd door ons College in overweging genomen (art. 6, laatste lid Geschillenreglement Verzoening).
De partijen werden vervolgens behoorlijk opgeroepen per aangetekend schrijven dd. 3 augustus 2011 om te verschijnen op de zitting van 06 december 2011 (mededeling van het uur van de zitting per gewone brief op 22 november 2011). Op de zitting verschenen partijen zoals hierboven aangegeven.
II
Over de grond van de zaak:
De Feiten Eiser boekte op 2010 een rondreis met bestemming CHINA, Tibet, met verblijf in meerdere logement faciliteiten, met vertrek op 11 juni 2010 en met terugkomst op 28 juni 2010. Hij betaalde hiervoor € 4.405. Eiser beklaagt zich volgens het vragenformulier (rubriek 17) over het hierna volgende:
2
Dossier SA 2011-0076
“1. Kort voor vertrek werd reisprogramma gewijzigd: grens met Tibet gesloten: al gans het jaar. 2. ‘Ervaren reisleider Y’ voldeed niet. Had geen kennis van China/Tibet. 3. Meerdere hotels waren van ondermaatse kwaliteit. 4. Door vele te lange dagritten met onwillige, opgejaagde chauffeurs: geen bezoek noch cultuur. 5. Bus zonder airco en toilet in Lhasa. Bus en Chengdu- Lhasa vlucht niet in programma. (goedkoper) 6. “Van Chengdu naar Lhasa is er één die je maar 1 keer in je leven doet”, nooit gedaan!!! 7. Geen bezoek aan lokale minderheden. Versleten, oncomfortabele 4x4 Jeeps. 8. In Tibet: Lhasa ligt op 3682m. Ons hoogste punt moest 4.618m zijn. 9. 6 dagen (1 week) minder in Tibet uit 9 dagen geplande verblijf. Geen terugbetaling door RO” Verweerster heeft geen vergoeding voorgesteld. Bij gebreke aan een minnelijke regeling (én verzoening) tussen partijen wordt onderhavige zaak voorgelegd aan het arbitraal College van de Geschillencommissie Reizen in zijn bovenvermelde samenstelling. Terzake de klachten vordert eiser in de huidige procedure een schadevergoeding t.b.v. € 2.000 (zie rubriek 20- vragenformulier)
Beoordeling Het contract dat ter beoordeling voorligt, is een contract van reisorganisatie en de Reiscontractenwet bepaalt het wettelijke kader van een dergelijk contract. [Wet 16 februari 1994 tot regeling van het contract tot reisorganisatie en reisbemiddeling, verder als RCW afgekort, B.S. 1 april 1994.] Artikel 13 van de reiscontractenwet bepaalt: Indien, vóór de aanvang van de reis, een van de wezenlijke punten van het contract niet kan worden uitgevoerd, dient de reisorganisator de reiziger zo spoedig mogelijk, en in elk geval vóór de afreis, daarvan op de hoogte te brengen en hem in te lichten over de mogelijkheid het contract te verbreken zonder kosten, tenzij hij de door de reisorganisator voorgestelde wijziging aanvaardt. De reiziger dient zo spoedig mogelijk, en in elk geval vóór de afreis, de reisbemiddelaar of de reisorganisator van zijn beslissing in kennis te stellen. Zo de reiziger de wijziging aanvaardt, dient er een nieuw contract of een bijvoegsel bij het contract te worden opgesteld waarin de aangebrachte wijzigingen en de invloed daarvan op de prijs worden medegedeeld. Zo de reiziger de wijziging niet aanvaardt, mag hij de toepassing vragen van artikel 14.
Dit artikel wordt tevens hernomen in de Algemene Voorwaarden van de Geschillencommissie Reizen (art. 10 AV/GR, onder het kopje ‘Wijziging door de reisorganisator vóór afreis’). 3
Dossier SA 2011-0076
Het wordt door partijen niet betwist dat de volgende bezoeken die op het programma stonden al vóór afreis werden gewijzigd: Warakklooster (dag 8), Jamplingklooster (dag 9), Dola en Neruklooster (dag 10), Grotten van Namkha Dzong (dag 11), Bakhaklooster (dag 12) en het dorpje Gajie (dag 13). Verweerster schrijft hierover in haar conclusies: “Wij ontkennen niet dat het reisprogramma een belangrijke wijziging onderging” (conclusie d.d. 20 september 2011) Verweerster houdt voor dat dit programma werd gewijzigd als gevolg van een onverwachte sluiting van een grensplaats door de militaire overheid. Dit zou een situatie van overmacht uitmaken. Dit wordt dan weer tegengesproken door verweersters die beweren dat deze grenspost al meerdere jaren gesloten was waardoor er van een buitengewone en onvoorziene situatie geen sprake kan zijn. De partij die zich beroept op overmacht moet hiervan het bewijs leveren. Zij (hier i.c. verweerster) moet met andere woorden kunnen aantonen dat de sluiting van de pas een onvoorziene en buitengewone omstandigheid uitmaakte die niet kon worden vermeden. Dit bewijs wordt echter niet geleverd. Bovendien moet het worden opgemerkt dat de kwalificatie van de grenssluiting als overmacht niet het recht aan de reizigers ontneemt om in een dergelijk geval te annuleren. Dit recht bestaat immers ongeacht of er sprake is van overmacht. Bovendien rust op verweerster ook de plicht om aan de reizigers dit opzegrecht mee te delen; dixit art. 13 RCW: ‘hem [ de reizigers] in te lichten over de mogelijkheid het contract te verbreken zonder kosten’. De naleving van de plicht om het annuleringsrecht vooreerst mee te delen en het navolgend ook te gunnen, kan door verweerster niet worden bewezen. Uit geen enkel geschrift blijkt dat aan eiser het recht werd gegund om te annuleren (dit had gelijktijdig moeten gebeuren op het ogenblik dat de programmawijziging aan de reizigers werd meegedeeld). In deze omstandigheden dient te worden opgemerkt dat de naleving van artikel 13 RCW door verweerster werd geschonden. De overige klachten zijn subjectief van aard (houding reisleider ter plaatse met niet terzake doende foto van een verbouwereerde reisleider (?)), klachten over het vervoer ter plaatse, …). Er worden onvoldoende elementen aangebracht door eisers die de juistheid hiervan aantonen (art. 1353 burgerlijk wetboek). Eén van de klachten betreft het gemankeerde bezoek aan de historische bloktoren in Suopo en het stadje Jiaju (dag 3). Dit bezoek bij het begin van de reis kon geen doorgang vinden door hevige regenval en modderstromen. Partijen zijn het eens over het overmachtige karakter van deze situatie. Verweerster heeft hierop passend geantwoord met enkele (nood)aanpassingen in het programma (wijziging van een overnachting) waardoor zij de schade heeft kunnen beperken. De schade veroorzaakt door de schending van artikel 13 RCW valt in de huidige omstandigheden moeilijk te begroten. Het arbitraal College is van oordeel dat de economische minderwaarde van de reis én het verlies 4
Dossier SA 2011-0076
van het reisgenot die eisers hebben ondergaan op grond van de bewezen verklaarde klachten, passend (ex aequo et bono) worden vergoed door toekenning van een schadevergoeding van 1000 €. Objectieve maatstaven voor de beoordeling van de schade zijn in deze omstandigheden uiteraard niet voorhanden. Het arbitraal College heeft daardoor bij de schade- evaluatie ook rekening gehouden met de reissom, de verleende prestaties, de gederfde prestaties en het reisgenot. Als verliezende partij dient verweerster ook de gedingkosten te betalen (zie art. 28 Geschillenreglement).
OM DEZE REDENEN, HET ARBITRAAL COLLEGE
Alle andere of ruimere argumenten worden verworpen als ongegrond, niet terzake dienend of gewoon overbodig; Verklaart zich bevoegd om van de vordering kennis te nemen; Veroordeelt verweerster om aan eiser de som van € 1.000 [duizend euro] te betalen als schadevergoeding, te vermeerderen met de gerechtelijke intresten vanaf heden tot de dag der algehele betaling; Veroordeelt verweerster ook in betaling van het door eiser betaalde klachtengeld, zijnde € 200 [tweehonderd euro].
Aldus uitgesproken, met eenstemmigheid, te Brussel op 6 december 2011. Het arbitraal College,
5