SA 2005-0071
ARBITRALE BESLISSING VAN DE GESCHILLENCOMMISSIE REIZEN TE BRUSSEL
ZITTING VAN 15 SEPTEMBER 2005. Inzake De heer A en Mevrouw B, samenwonende te xxx; en C en D (minderjarigen) Ter zitting vertegenwoordigd door de heer A Eisers, En RB, met maatschappelijke zetel te xxx, ingeschreven in het handelsregister onder het nummer xxx Ter zitting vertegenwoordigd door Meester xxx, xxx Eerste verweerster, En RO, met maatschappelijke zetel te xxx, ingeschreven in het handelsregister onder het nummer xxx. Ter zitting vertegenwoordigd door Mevrouw xxx Tweede verweerster, Hebben ondergetekenden: 1. De heer xxx, xxx, wonende te xxx, in zijn hoedanigheid van voorzitter van het Arbitraal College. 2. De heer, xxx, wonende te xxx, in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van de reissector. 3. Mevrouw xxx, wonende te xxx, in haar hoedanigheid van vertegenwoordigster van de verbruikers. Allen in hun hoedanigheid van scheidsrechters, deel uitmakende van een Arbitraal College, opgericht binnen de schoot van de VZW Geschillencommissie Reizen, waarvan de zetel thans gevestigd is aan de Koning Albert II – laan, 16 (Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie) te 1000 – Brussel.
1
SA 2005-0071 Volgende arbitrale sententie geveld: . 1. WAT DE RECHTSPLEGING BETREFT: De stukken van rechtspleging werden onderzocht, meer in het bijzonder het vragenformulier door het Secretariaat van de Geschillencommissie voor ontvangst afgestempeld op 1 maart 2005. Uit een eerste onderzoek is gebleken dat het Arbitraal College bevoegd is om van onderhavig geschil kennis te nemen. De partijen hebben hun akkoord met betrekking tot de arbitrale procedure schriftelijk bevestigd. Door eisers werd een bundel overgemaakt op 1 maart 2005 en eerste verweerster op 13 juni 2005. Eerste en tweede verweersters dienden conclusies in op 12 juli en eisers op 9 augustus 2005. Partijen werden behoorlijk opgeroepen per aangetekend schrijven op 12 mei 2005 en per gewone brief op 1 september 2005, om te verschijnen op de zitting van 15 september 2005, te Brussel, North Gate II, Koning Albertlaan, 16, om 14.00 uur. Ter zitting verschenen partijen zoals hierboven aangegeven. 2. WAT DE GROND VAN DE ZAAK BETREFT. 2.1.
DE FEITEN.
Eisers boekten op 14 februari 2004 een autovakantie bij RB (reisbemiddelaar – eerste verweerster) voor de periode van 21 juli tot 24 juli in de Ardeche (Frankrijk) en van 24 juli tot 31 juli aan de Côte d’Azur, te Gassin, Y, zoals beschreven in de brochure xxx, - zomer 2004 van RO. Kamer type 61 – service type: logies. RO is de reisorganisator en tweede verweerster. De klacht heeft enkel betrekking op het tweede verblijf aan de Côte d’Azur. Eisers formuleren hun klacht als volgt: “Op 19 juli 2004 werd ons door RB gemeld dat het zwembad gesloten was en dat we daarom een korting van 25 % zouden krijgen. Omdat er geen alternatief mogelijk was zijn we hiermede akkoord gegaan. We hebben dan ook uitdrukkelijk gevraagd of er nog problemen waren in het domein. Dit werd formeel ontkend. Bij aankomst moesten wij echter vaststellen dat niet alleen het zwembad, maar ook alle andere faciliteiten van het domein gesloten waren en dit al sedert april 2003. Bovendien voldeed de woning die ons werd toegewezen helemaal niet aan de criteria van het “luxe” huisje zoals beschreven in de brochure van RO. Er was geen tweede toilet, geen extra douche en de vaatwasmachine functioneerde niet. De algemene toestand van de woning was ook erbarmelijk en verwaarloosd, net als het grootste gedeelte van het domein. Op maandag 26 juli hebben wij hierover telefonisch contact gehad met RB. Zij hebben akte genomen van onze klachten en gezegd dat dit verder zou afgehandeld worden na onze thuiskomst. Op onze vraag of het nodig was dat wij onmiddellijk RO
2
SA 2005-0071 zouden contacteren, hebben zij uitdrukkelijk gezegd dat dit niet nodig en zelfs zinloos was.” De eerste week van augustus werd contact opgenomen met de reisbemiddelaar en de klacht werd overgemaakt aan RO. Eisers vorderen de som van 392,50 euro als volgt verantwoord: - Correctie tussen een standaard huisje en “luxe” huisje: 120 euro. - 25% korting voor het niet kunnen gebruiken van de in de brochure vermelde faciliteiten: 272,50 euro. RO verwijt eisers hen niet onmiddellijk te hebben gecontacteerd. Hun diensten ter plaatse hadden op dat ogenblik kunnen ingrijpen. Deze procedure is voorzien in de reisdocumenten. Bij wijze van minnelijke schikking stelt RO, in haar conclusies, voor om 90 euro te betalen als compensatie voor de ontbrekende diensten en dit bovenop de 25% korting voor ontbreken van het zwembad. Dat voorstel werd door eisers afgewezen. Tijdens de zitting moest de vertegenwoordigster toegeven dat de toestand zoals beschreven door eisers geloofwaardig is er in feite geen alternatieven waren. RO beweert het slachtoffer te zijn van de slordigheden van de dienstverleners ter plaatse. RB stelt in haar conclusies o.a. dat zij, inderdaad, tijdig bericht hebben gekregen van eisers maar RO niet onmiddellijk te hebben gecontacteerd omdat er klaarblijkelijk geen alternatieven voorhanden waren, zoals al bleek toen RO hen berichtte dat het zwembad gesloten was. 2.2.
BEOORDELING.
Het contract dat ter beoordeling voorligt, is een contract van reisorganisatie en de Reiscontractenwet bepaalt o.a. de wettelijke inhoud van dat contract (Wet 16 februari 1994, tot regeling van het contract tot reisorganisatie en reisbemiddeling, “Reiscontractenwet, verkort RCW genoemd, B.S., 1 april 1994.). 2.2.1. Voor wat betreft eisers. Art.16 van de algemene voorwaarden reisgeschillencommissie reizen v.z.w. zoals die voorkomt in de reisbrochure van de reisorganisator bepaalt: “…2. Tijdens de reis: klachten tijdens de uitvoering van het contract moet de reiziger zo spoedig mogelijk, ter plaatse, op een gepaste en bewijskrachtige manier melden, zodat naar een oplossing kan worden gezocht. Daarvoor moet hij zich – in deze volgorde – wenden tot een vertegenwoordiger van de reisorganisator of vertegenwoordiger van de reisbemiddelaar of rechtstreeks tot de reisbemiddelaar of ten slotte tot de reisorganisator” Het Arbitraal College is door hun klachten zo reisbemiddelaar kan, in van de reisorganisator. voldaan.
van oordeel dat eisers aan deze bepaling hebben voldaan snel mogelijk aan de reisbemiddelaar te melden. De casu, beschouwd worden als zijnde de (schijn) mandataris Eisers hebben, bijgevolg, aan hun schadebeperkingplicht
3
SA 2005-0071
2.2.2. Voor wat betreft eerste verweerster: Art.21 RCW bepaalt:” Elk contract door de reisbemiddelaar gesloten met de reisorganisator of met personen die afzonderlijke prestaties verstrekken, worden geacht gesloten te zijn door de reiziger” Art.22 RCW bepaalt:”De raadsgevingsverplichting”
reisbemiddelaar
heeft
een
algemene
Uit wat voorafgaat, blijkt dat de reisbemiddelaar – eerste verweerster – eisers op een correcte manier hebben ingelicht over de procedure die moest gevolgd worden. Uit de verklaringen van de vertegenwoordigster van de reisorganisator blijkt duidelijk dat deze laatste geen volwaardige alternatieven kon bieden aan eisers. Het Arbitraal College is dan ook de mening toegedaan dat eerste verweerster aan al haar plichten heeft voldaan voorzien in de RCW en, bijgevolg, buiten zaak moet worden gesteld. 2.2.3. Voor wat betreft tweede verweerster. Art.17 R.C.W. bepaalt o.a.:” De reisorganisator is aansprakelijk voor de goede uitvoering van het contract, overeenkomstig de verwachtingen die de reiziger op grond van de bepalingen van het contract tot reisorganisatie redelijkerwijs mag hebben, en voor de uit het contract voortvloeiende verplichtingen, ongeacht of deze verplichtingen zijn uit te voeren door hemzelf dan wel door andere verstrekkers, van diensten… Art. 19 § 4 RCW bepaalt :” De reisorganisator is, zo hem een tekortkoming in de nakoming van een van zijn verplichtingen kan worden toegerekend, eveneens gehouden tot een billijke vergoeding van de derving van het reisgenot” Uit de studie van het dossier, en de verklaringen, tijdens de zitting, afgelegd door de vertegenwoordigster van tweede verweerster blijkt dat deze laatste niet op de hoogte was van de desorganisatie en de slechte omstandigheden van het domein die zij aan eisers in hun brochure hebben aangeprezen. Het blijkt ook uit het bewijsmateriaal dat eisers voorleggen dat deze onhebbelijke toestand al meer dan één jaar bestond. Eisers zijn dan ook gerechtigd, op basis van art. 17 en 19§4 RCW, aanspraak te maken op een compensatie wegens derving van reisgenot. Het Arbitraal College is dan ook, eenparig, van oordeel dat de vordering van eisers integraal moet worden toegekend zijnde de som van 392,50 euro bovenop de al toegekende korting voor de buitengebruikstelling van het zwembad, en beslist tevens dat het klachtengeld – 100 euro – ten laste valt van tweede verweerster OM DEZE REDENEN HET ARBITRAAL COLLEGE Verklaart zich bevoegd om van de vordering kennis te nemen. Verklaart de vordering toelaatbaar en gegrond.
4
SA 2005-0071
Stelt eerste verweerster buiten zaak. Veroordeelt tweede verweerster tot het betalen aan eisers de som van 392,50 euro (driehonderdtweeennegentig euro en vijftig cent) bovenop de korting die al werd toegekend voor de buitengebruikstelling van het zwembad. Veroordeelt tweede verweerster tot het betalen van het klachtengeld zijnde de som van 100 euro (honderd euro). Aldus uitgesproken, bij eenparigheid, te Brussel op 15 september 2005. Het arbitraal college,
5