Raad vanState 201107249/1/V2. Datum uitspraak: 10 oktober 2 0 1 1
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8 : 5 4 , eerste lid, van de Algemene w e t bestuursrecht op de hoger beroepen v a n : 1 . de minister voor Immigratie en Asiel, 2. appellanten, tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, van 24 juni 2 0 1 1 in zaak nrs. 11 /1 5 0 4 0 en 1 1 / 1 5 0 4 1 in het geding tussen: de vreemdeling en de minister.
201107249/1/V2
1.
2
10 oktober 2 0 1 1
Procesverloop
Bij besluit van 1 mei 2 0 1 1 heeft de minister een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 2 4 juni 2 0 1 1 , verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben de minister en de vreemdeling bij brieven, bij de Raad van State binnengekomen op 1 juli 2 0 1 1 , hoger beroep ingesteld. Deze brieven zijn aangehecht. De vreemdeling en de minister hebben een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in de hogerberoepschriften is aangevoerd en aan artikel 8 5 , eerste en tweede Md, van de Vreemdelingenwet 2 0 0 0 voldoet, kan niet t o t vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, w o r d t , gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze w e t , met dat oordeel volstaan. 2.2. De hoger beroepen zijn kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3. De minister dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
201107249/1/V2
3.
3
10 oktober 2 0 1 1
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I.
bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.
veroordeelt de minister voor Immigratie en Asiel tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten t o t een bedrag van € 4 3 7 , 0 0 (zegge: vierhonderdzevenendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. B. van Wagtendonk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.W. Dekker, ambtenaar van staat.
w . g . Van Wagtendonk lid van de enkelvoudige kamer
w . g . Dekker ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 oktober 2 0 1 1 563. Verzonden: 10 oktober 2 0 1 1 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser
I.Juli 2011 16:32 24. M 2011'10:55
P.
Nr. 3918
SBR VREEMDELINGE« SBR VREEMDELINGEN
A
K 593
P.
uitspraak RECHTBANK 's-GRAVENHAGE Sector bestuursrecht Zittinghoudende te Amsterdam zaaknummers; AWB H/15041 (voorlopige voorziening) AWB 11/15040 (beroep) V-nr: uitspraak van de voorzieningenrachtarin de zâak tussen:
geboren op , van Afghaanse nationaliteit, verzoeker, gemachtigde: mr, Z.M. Alaca, advocaat te Eindhoven, en de minister voor Immigratie on Asiel, verweerder, gemachtigde: mr. F.X. Cozijn, werkzaam bij ds Immigratie- en Naturalisatiedienst. ]ProceaVerioop B ij besluit yan 1 mei 2011 heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd aU bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 afgewezen. Tegen dit besluit heeft verzoeker btf beroepschrift van 2 mei 2011 beroep ingesteld bij do rechtbank. BIJ brief van dezelfde datum heeft vloeker verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt do uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 Juni 2011. Verzoeker is niet verschenen en vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder Is vertegenwoordigd door zijn Voornoemde gemachtigde. Asielrelaas Verzoeker heeft hei volgende relaas aan zijn aanvraag ten grondslag gelegd. Verzoeker heeft zijn land v*h herkomst verlaten omdat zyn twee ooms vier Jaar geleden zijn vader hebben vermoord. Zijn ooms, die zich hebbeo aangesloten bij de Taliban, zouden het hebben gemunt op de landbouwgrond van zijn vader, hun halfbroer. Nadat de moeder van verzoeker hem het motief van de moord had verteld, heeft verzoeker besloten wraak te nemen en zyn ooms te doden. Vervolgens heeft zijn moeder hem gesmeekt af te zien van zijn plan en hem naar het buitenland gestuurd. Overwegingen 1, Aan de orde is de vraag of er aanleiding bestaat de gevraagde voorcioning te treffen. Een
I . J u l i 2011 16:32 24. M 2011' 10:55
.
Nr. 3918 SBR VREEMDELINGEN SßR VREEMDELINGEN
A
Zaaknummers: AWB 11/13041 (voorlopige voorziening)' AWB 11/15040 (beroep) inzake
M, 593
P. 9 p. 3 / 8
Pagina 2 van 7
dergelijke voprzioning kan op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden getroffen Indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. 2. Op grond van artikel 8:86 van de Awb heeft de voorzleningenrechter na behandeling ter zlttlog van'het verzoek om een voorlopige voorziening de bevoegdheid om> indien htf van oordeel la dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. Partijen zijn op déze bevoegdheid gewezen. Regelgevend kader
— ------
3,1. Op grond van artikel 28, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 is de minister bevoegd de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd in te willigen, af te wijden dan wel niet in behandeling te nemen. 3 X Op grond van artikel 29, eerste lid, van de Vw 2000 kan, voor zover hier van belang, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd worden verleend aan de vreemdeling: a- die verdragsvluchteling is; b. dia aannemelijk heeft gemaakt dat htf gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt om te worden onderwoipen aan: 1\ doodstraf of executie; 1\ folteringen, onmenselijke of vernederende behandclingan of bestraffingen; of 3 \ ernstige en individuele bedreiging van het leven of de persoon van een burger als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict 3.3. Op grond van artikel 31, eerste Hd, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning ab bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 afgewezen Indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag Is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zich zeit hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen. Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder f, van genoemd artUcel wordt bij het onderzoek naar de aanvraag mede betrokken de omstandigheid dat de vreemdeling ter staving van zyri aanvraag geen reis- of identiteitspapieren dan wel andere bescheiden kan overleggen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van zijn aanvraag, tenzij de vreemdeling aannemelijk kan maken dat het ontbreken van deze bescheiden niet aan hem Is toe te rekenen, 3.4. Op grond van artikel 3.35, derde lid, van het Voorschrift Vreemdelingen ( W ) 2000 ' worden verklaringen - die niet met documenten onderbouwd zijn - geloofwaardig geachc en wordt de vreemdeling het voordeel van de twijfel gegund Indien aan de volgende voorwaarden is voldaan: - de vreemdeling heeft een oprechte Inspanning geleverd om zijn verzoek te staven; - de vreemdeling heeft alle relovante documenten overgelegd, of hjj heeft een bevredigende verklaring gegeven omtrent het ontbreken van relevante documenten; - de verklaringen zijn samenhangend en aannemelijk en niet in str(Id met beschikbare algemene en specifieke informatie die relevant is voor de aanvraag; - de vreemdeling heeft de aanvraag zo spoedig mogelijk ingediend, tensij hij goede redenen kan aanvoeren waarom hij dit heeft nagelaten; en - er is vast komen te stnan dat de verklaringen In grote lijnen ols geloofwaardig kunnen
I . J u l i 2011 16:32 2 4 . J U U Ö I Ï 10:55
Nr. 3918 SBR VREEMDELINGE»
A
,
NR. 593
P. 10 P. 4/8
S8fi VREEMDELINGEN.
Zaaknummers: AWB 11/15041 (voorlopige voorziening) AWB 11/15040 (beroep) Inzake
Pagina 3 van 7
würden beschouwd, 3.5, Volgens paragraaf C14/2.4 Yan de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000 zal aan voormelde in artikel 3.35 van hei VV 2000 opgesomde voorwaarden in de regel niet zonder meer worden voldaan, indien sprake is van een omstandigheid als genoemd in artikel 3 l r tweede lid, aanhef en onder a tot en met f, van de Vw 2000. In dat geval 2al van de verklaringen een positieve overtuigingskracht moeten uitgaan om een omstandigheid als genoemd in artikel 31, tweede lid, buiten beschouwing te laten, en de verklaringen alsnog als aannemelijk te beschouwen. - Oordeelvan de rechtbank
~
""
4.1. Verweerder heeft de aanvraag van verzoeker afgeu/çzen opgrond vanartikelM, eerste lid, Jimcto artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000. De vôomenÏQgenrechter zint zich allereerst gesteld voor de vraag of verweerder in redelijkheid een omstandigheid als bedoeld in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 aan verzoeker heeft kunnen tegenwerpen en als gevolg daarvan heeft kunnen concluderen dat van het asielrelaas positieve overtuigingskracht dient uit te gaan. 4.2. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat verzoeker toerekenbaar geen documenten ter onderbouwing van zijn nationaliteit, Identiteit en reisroute heeft overgelegd. Wat betreft het document ter onderbouwing van zijn nationaliteit en identiteit heeft verweerder verzoeker tegengeworpen dat hij zijn Taskera (identiteitsbewijs) in Afghanistan heeft achtergelaten, 4-3. De voorzlenlngenrechter Is van oordeel dat verweerder in redelijkheid aan verzoeker heeft kunnen toerekenen dat hij zijn Tastern in Afghanistan heeft achtergelaten. De verklaring van verzoeker dat hij zijn Taskera heeft achtergelaten vanwege hot risico om tijdens de reis te worden teruggestuurd naar Afghanistan, kan niet afdoen aan de eigen verantwoordelijkheid die verzoeker volgens vaste Jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), onder meer de uitspraak van 28 december 2001, JV 2ÛÛ2/73, heeft voor de onderbouwing - waar mogelijk - van rijn Identiteit en nationaliteit bij de indiening van zijn aanvraag. 4 A Reeds vanwege hettoerekenbaarontbreken van documenten ter onderbouwing van de identiteit en nationaliteit heeft verweerder in redelijkheid artikel 31, tweedo Lid, aanhef en onder f, van de Vw 2Û0Û aan verzoeker kunnen tegenwerpen. In hoeverre verweerder in redeüjkheid het ontbreken van reisdocumenten heeft mogen tegenwerpen, behoeft daarom geen bespreking. Verweerder heeft zodoende kunnen oordelen dat op voorhand afbreuk wordt gedaan aan de geloofwaardigheid van hot asielrelaas en de eis kunnen stellen dat van dat relaas positieve overtuigingskracht moet uitgaan. Volgens vaste Jurisprudentie van de Afdeling houdt dit In dat in het relaas geen hiaten, vaagheden, ongerijmde wendingen en tegenstrijdigheden op het niveau van de relevante bijzonderheden mogen voorkomen. 5. i. Vervolgens ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat Yan het relaas van verzoeker geen positieve overtuigingskracht uitgaat. 5.2. Verweerder acht geloofwaardig dat verzoekers vader is vermoord- Echter, niet geloofwaardig wordt geacht dat zijn oom$ zijn vader hebben vermoord, omdat verzoeker
• I . J u l i 2011 16:33 24- JdM. 2011 "10:56
Nr. 3913 S8R VREEMDELINGEN
A
N«. 593
P. 11 P. 5/8
SBR VREEMDELINGEN
Zaaknummers: AWB 11/15041 (voorlopige voorziening) ÀWB 11/15040 (beroep) Inzake
Pagina 4 van 7
hieromtrent tegenstrijdige» vage en bevreemdingwekkende verklaringen heeft afgelegd Ter zitting heeft verweerder verklaard dat hij detegenwerpingdat verzoeker tegenstrijdige en wisselende verklaringen heeft afgelegd over de relatie tussen zijn vader en diens twee halfbroers, laai vallen. 5.3. De voorzienlngenrechter is Yan oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat vertoeker niet geloofwaardig heeft gemaakt dat zijn ooms zijn vader hebben vermoord, omdat verzoeker hieromtrent tegenstrijdige, vage on bevreemdingwekkende verklaringen heeft afgelegd. Verweerder heeft verzoeker kunnen tegenwerpen dat zijn verklaring dat de landbouwgrond van ztfn vader nog Immer in handen y fln vetïûeker, tijn moeder en broertje is/tiîet m overeenstemming is te brengen met z i j n — verklaring dat zijn ooms het hebben gemunt op diezelfde landbouwgrond en daarom hun halfbroer hebben vermoord. Dat verzoeker In het nader gehoor heeft verklaard dat de landbouwgrond nog in het bezit is van het gezin van verzoeker, omdat hij en zijn broertje nog in leven zijn, neemt naar het oordeel van de Yoorzieningenrechter voormelde tegenstrijdige dan wel bevreemdingwekkende verklaringen niet weg. Voorts heeft Verweerder onbetwist aan verzoeker tegengeworpen dat hij vaag en weinig concreet kan verklaren over de relatie tussen diens oom en de Taliban en dat het bevreemdingwekkend is dat verzoeker na de moord op diens vader van zowel van de zijde van ztfn ooms als de Taliban geen problemen heeft ondervonden. Daarnaast heeft verweerder in beroep onbetwist aan verzoeknrtegengeworpendat hü Afghanistan niet heeft verlaten vanwege ÖB ernstige bedreigingen maar voor zijn mogelijke toekomstige daden, Verder heeft verzoeker met zijn stelling, dat zijn verklaringen in overeenstemming zijn met hetgeen algemeen bekend is over de cultuur in Afghanistan, de door verweerder geconstateerde tegenstrijdige, vage en bevreemdingwekkende verklaringen niet weerlegd. Pe vooizieningenreehtef 1$ daarom van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat van het relaas geen positieve overtuigingskracht uitgaat, 6.1. Voorts dient zich de vraag aan of verzoekers beroep op artikel 15, aanhef en onder c, van de Richtlijn 2004/83/EG inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen Yan derde landen on staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins Internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming (Definititrichtlljn), thans geïmplementeerd in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b. sub 3, van de Vw 2000, kan slagen, 6.2. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat uit het Algemeen ambtbericht van de minister van Buitenlandse Zaken inzake Afghanistan van juli 2010 niet kan worden afgeleid dat de aard en de Intensiteit van het geweld In Afghanistan, of in bepaalde regio' s in Afghanistan, dusdanig Is dat moet worden geconcludeerd dat ledere burger aldaar louter door zijn aanwezigheid een risico loopt op schending van artikel 3 van het Yerdrag tot bescherming van de Rechten vaa do Mens en de fundamentele vryheden (BVRM). Ter onderbouwing van dit standpunt heeft verweerder verwezen naar de uitspraken van de Afdeling van 13 Juli 2009 (200707865/1 )r 22 februari 2010 (2009L0004/1) en 26 april 2010 (201000956/1). Verweerder heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de door verzoeker overgelegde rapporren niet tot een ander oordeel leiden. 6.3. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij in zijn zienswijze gemotiveerd heeft aangegeven dat verweerder zich len onrechte op het standpunt heeft gesteld dat geen sprake is van een uitzonderlijke situatie als bedoeld in artikel ! 5, aanhef en onder c, van de Défini tl srichtlijn
• I . J u l i 2011 16:33
Nr. 3918
24- JÜM. 2011 "10:56
Sßß VREEMDELINGEN
A
-
NR. 593
P. 12 P. 6 / 8
SßR VREEMDELINGEN
Zaaknummers; AWB 11/15041 (voorlopige voorziening) AWB 11/15040 (beroep) Inzake
Pagina 5 van 7
en dat hij dit standpunt heeft onderbouwd met verschillende recente Internationale rapporten. Volgens verzoeker blijkt uit deze «ukken dat do gewelddadigheden zich hebben uitgebreid van het zuiden en het oosten van Afghanistan naar de provincies die voorheen als matig bekend stonden. Daartoe heeft verzoeker verwezen naar een uitspraak van de voorzienfngenrechter van deze rechtbank, zirtingsplaats Zwolle, van 13 Januari 2011 (AWB 10/41287 en AWB1Ö/412Ä4). Gelet hierop heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat geen sprake is van een uitzonderlijke geweldssituatie als vorenbedoeld. 6.4. Ter onderbouwing van de slechte veiligheidssituatie heeft verzoeker In zijn zienswijze van 29 april 2Û11 verwezen naar - onder meer - de volgende rapporten: -
VN-rapport 'The situation in Afghanistan and Its ImplicationsforInternational peace and security" van Ô maart 2011; VN-rapport "Afghanistan Annual report on Proteccionof Civilians In Armed ConflldtSOlO" van maart 2011; het rapport "Afghanistan Casualties: Military Forces and Civilians" van 3 februari 20U; het jaarrapport van Human Rights Watch van januari 2011.
0,5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is Ingegaan op de rapporten die verzoeker in dit kader heeft overgelegd. Verweerder heeft Immers slechts volstaan met de overweging dat de door verzoeker aangehaalde rapporten niet lelden tot een ander oordeel. Waarom dit 20 is, heeft verweerder niet gemotiveerd. De verwijzing van verweerder naar het Algemeen ambtsbericht van juli 2010 Is geen toereikende motivering van het standpunt dat uit voormelde rapporten niet blijkt dat Spmke iS Van een uitzonderlijke geweldssituatie, aangezien dit ambtsbericht ziet op de verslagperiode van april 2009 tot en met juni 2010 en voormelde rapporten bij het opstellen van dit ambtsbericht niet zijn betrokken. De AfdcUngauitspraken van 13 juli 2009, 22 februari 2010 en 2$ april 2010, waar verweerder in het bestreden besluit naar heeft verwezen, bieden naar het oordeel van de voorzieningenrechter evenmin een toereikende motivering van het standpunt dat de rapporten niet kunnen lelden tot een ander oordcel. Immers, voormelde rapporten dateren van nâ genoemde uitspraken. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft verweerder ter zlulng voorts verwezen naar do uitspraak van de Afdeling van 4 mei 20Ü (201I0I993/1/V2). Ook deze uitspraak biedt naar het oordeel van do voorzieningenrechter geen toereikende motivering nu deze uitspraak ziet op de veiligheidssituatie in de eerste helft van 2010. 6.6, Gelet op het voormelde oordeelt de voorzluningertfeuhter' dat verweerder zich in onderhavige zaak niet zonder nadere motivering op het standpunt heeft kunnen atollen dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat de aard en de intensiteit van het geweld In Afghanistan dusdanig la dat moet worden geconcludeerd dat iedere burger aldaar louter door zijn aanwezigheid een risico loopt op schending van artikel 3 van hei EYRM, 6.7. Uit het voorgaande volgt tevens dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak en dat deze slechts In gegrondverkiarlng van hot beroep kan eindigen. Da veorxieningenrechter beslist dan ook met toepassing van artikel 8:86 van de Awb onmiddellijk op dot beroep. Het beroep is gegrond en de voorzieningenrechter vernietigt het bestreden besluit wegens schending van artikel 3:46 van de Awb. De overige gronden behoeven geen bespreking. Verweerder zal worden opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van voormelde overwegingen, Verweerder zal
Juli 2011 16:34 24. JU«. 2011-10:56
SßR VREEMDELINGEN SBK VREEMDELINGEN
Zaaknummer«: AWB 1 i/t5041 (voorlopige vgorzJcniiu) AWB U/1504Û (beroep) Inwke
Nr. 3918 «8.593
P. 13 P. 7/8
Pagina é van 7
bij het opnieuw beslissen op verzoekers asielaanvraag in het bijzonder dienen te motiveren waarom do rapporten, waarnaar verzoeker heeft Ycrwezw niet do conclusie kunnen dragen dat sprake is van een uitzonderlijke situatie als hiervoor beschreven. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken, Dat brengt met zich dat de voorzieningenrechter het verzoek om een voortepige voorziening wegens gebrek aan belang afwijst. 7. b e voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stolt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.311,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, I puntvqor hei yerschiinen terzlitlng met een waarde per punt van €437,-)-
J u l i 2011 16:34 24. JUW. 2011 10:56
SßR VREEMDELINGEN
Nr. 3918 P. WR. 593 P,
A
SBR VREEMDELINGEN
Zaaknummers: AWB 11/15041 (voorlopige voorziening) AWB 11/15040 (beroep) Inzake
Pagina 7 van 7
Beslissing Do vooizieningetuechter, in de zaak geregistreerd ónder nummer; AWB U/15040, - verklaart het boroep gegrond; - vernietigt bet bestreden besluit; - draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een ju'euw besluit te nemen op de aanvraag met Inachtneming van de2e uitspraak;
In do zaak geregistreerd onder nummer AWB 11/15041, - wyst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
in beide zaken, - veroordeelt verweerder In de proceskosten tot een bedrag van € 1.311,- (zegge: dertienhonderdenelf euro), te betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.S.F. Voskens, voorzienlngenrechtor, in aanwezigheid van mr. A, El Markal griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 Juni 2011.
vooraieningenrechter
griffier
Afschrift verzanden aan partijen op:
Cone: AEM ColLJW VK
2UUN120W
VOOR KOPIE CONFOpfiTj^GAlFRÉR DER AflRONDISSEMËt^f^HTBANK TE AMSIEHlMfo
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen, één wsek na de dag van verzending daarvan hoger beroep hwelleh bij de Afdoling besCuurarechispraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak. Hoger beroep vreemdelingenzaken, postbus 16H3,2500 BC 'sGr&venhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift Moet voldoen op grond van artikel 6:3 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, çwste lid, van de Vw 2000 een of me« grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) U niet van toepassing. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.
Nr. 3918
• I . J u l i 2011 16:31 fl w
- -
2 U U U Ô 1 1 10:55 AAN:GCPV AC
A
SBR VREEMDELIACEM
NR. 593
P. 7 P. 1/8
m VREEMDELINGEN Rechtbank te 's-Gravenhage Zlttinghoudende te Amsterdam %«mdeltag*nkara« Bezoekadres
Postadrwi postbus 7B39B. 1070AJ Amsterdam
Pamos5U5wefl 220
107«AV Amsterdam
PBRJFAX; (070)779 S3 Ofl
Telefoon »2u)B4i2flOû
Meldpunt Procesvertegenwoordiging Postbas 3Ô120 2500 GC 'â-Gmvenhage
Onderdeel eontftotperewn
Sluitfase (keuzemenu: optlo S)
.0603
,
Fox (020) 541 2746 RBS 56,98.90.401
•:--.-
BIJ beantwoording de djtum
-
en ons kenmerk verhielden.
DoorkTesmi nunerf»
(020) 541 26 00
Wilt u slechts één taak in
Faxnummer afdaling
(020)5412746 24 juni 2011 pïûceduMnummal: U /15041VRONTN 313 AS G513 1104.20.1220 \\j \$&iö iQCfOCp
uw b
0nan4$lan,
Datum Uns kenmerk
Uw kenmerk BtJlageCn) Onderwerp
do procedure van
CRV-nummer
Geachto he er/mevrouw, Hierbij ontvangt u de uitspraak in bovengenoemde procedure. Betreft uiteprafa)k(>n) inzake:
o 1" beroep bewaring&atan O Vervolgbeioep bewaring O Schorsing O Heropening ^ ^ Ä C - procedure ^Geroep ôAfoVo O art 6 O tavriJfaeidateUing Aantal Jmija's (inclusief dit blad):
^J.^1 1 if.vncf-
2 h JUNI 2011 ftiiKv ~m1r,
XJFAXV
I . J u l i 2011 16:29
Nr. 3918
P.
Immigratie- en Naturalisatiedienst Ministerie van BïnnenfandseZaten en Koninkrijksrelaties
Postadres Poslfius 30120.25Û0 GC Den Haag
Aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Vreemdelingenzaken Postbus 200 L9 2500EAVGRAVENHAGE Per fax:070-3651380
Bezoekadres
Sir Winiton Churchilllaw 293 2268 0C Rijswijk lnfolijnûSOO-1234661 (EUBO.IQpjn.) [werluJsgen v«n 0.00 tul 17.00}
.(nierneiwwwind.nl
i RAAD VAN STATE *V>A. INGEKOMEN
DnrtnrrtPN ConiactpBTsoon Doorwesnummer Gaum uns latirnetk Uw kenmerk Bijles en Ûnilerwerp
Proces Procesvertegenwoordiging J.M.SIdler (070)7794161 1 Juli 2011 1104.20.1228
2 Hoger beroep Minister voor Immij;
voorlopige voorziening Hierbij ontvangt u het hoger beroepschrift tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, zittinghoudendfi te Amsterdam, van 24 juni 2011, verzonden op 24 Juni 2011, met kenmerk 11 /15Û4Û, De machtiging tot het instellen van het hoger beroep is bijgevoegd. Blijkens de bestreden uitspraak Is Minister gehouden om een nieuw besluit te nemen met Inachtneming van de uitspraak Nu de Minister zich niet met deze uitspraak kan verenigen verzoek ik u bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat de Minister geen nieuwe beslissing hoeft te nemen voordat uw Afdeling op het hoger beroep beeft beslist, Het belang van de Minister bij de gevraagde voorziening Is dat geen gevolg hoeft te worden gegeven aan de opgelegde beslistermijn en dat de Minister geen dwangsom verschuldigd zal worden over de periode van de behandeling van het hoger beroep. Daarnaast is het belang gelegen in het voorkomen van de situatie dat de Minister het besllsproces voortzet en met inachtneming van de uitspraak mogelijk inwilligt, indien niet de gegrondverklaring van het hoger beroep de inwilliging weer teniet wordt gedaan. Voor zover griffie gelden verschuldigd zijn machtig Ik u deze van de bij u lopende rekening-courant van de Inamigratie-en Naturalis tiedienst af te schrijven.
mr. B.M. Kristel, senior procesvettegenwoordiger
I.Juli 2011 16:30
^
M
Nr, 3913
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Vreemdelingenzaken Postbus 20019 2500EA 'S-GHAVENHAGE
Hoger beroepschrift vreemdelingenzaken Van: de Ministervan Binnenlandse Zaken en.Koninkrijksrelaties te 's-Gravenhage, appellant Gemachtigde: mr. B.M. Kristel, ambtenaar ten depaitemente
Tegen: de uitspraak van de voor2ieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, zittinghoudende te Amsterdam van 24 juni 2011. verzonden op24 juni 2011 metkenmerkAWB 11/15040 Inzake; met IND-kenmerk 1104-20-1228 aan te dulden als verweerder, Gemachtigde: mr. Z.M. Alaca advocaat te Eindhoven (Feüenoord 130,5611ZB Eindhoven)
Procesvertegenwoordiging Rijswijk Postbus 30120,2500 GC Den Haag Contactpersoon: drs. J.M. Sidler Tel. 070-779 4161
P. 3
Nr. 3918
I . J u l i 2011 16:30
1.
Inleiding De Minister voor Immigratie en Asiel (hierna: de Minister) komt in hoger beroep van de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 'sGravenhage, zltünghoudende te Amsterdam, van 24 Juni2011, verzonden op 24 Juni 2011, met kenmerk AWB 11 /15040 (productie J), In welke zaak de voorzieningenrechter het beroep tegen de beschikking van 1 mei 2011 gegrond heeft verklaard, deze beschikking heeft vernietigd, de Minister heeft opgedragen om met Inachtneming van de uitspraak binnen zes weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag en de Minister in de proceskosten heeft veroordeeld.
2.
Achtergronden
2.1.
Op 24 april 2011 heeft verweerder een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (hierna: Vw) Ingediend.
2.2.
Bij besluit van 1 mei 2011 heeft de Minister de asielaanvraag afgewezen,
2.3.
Bij de (hans bestreden uitspraak heeft de rechtbank het daartegen door verweerder op 2 mei 2011 Ingestelde beroep gegrond verklaard.
2.4.
Blijkens de bestreden uitspraak is de Minister gehouden binnen zes weken na de datum waarop de uitspraak Is verzonden een nieuw besluit te nemen met Inachtneming van de uitspraak. Gelet hierop ia tevens een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend,
3.
Standpunt van de Minister
3.2.
Ten onrechte overweegt de voorzieningenrechter in rechtsoverwegingen 6.5. en 6.6. op bladzijde S van de bestreden uitspraak: "De voorzieningenrechter Is vao oordeel dat verweerder in het besireden besluit onvoldoende gemotiveerd is ingegaan op de rapporten die verzoeker tn dit leader heeft overgelegd. Verweerder heeft immers stechts volstaan met de overweging dat de dooi verzoeker aangehaalde rapporten niet leiden tot een ander oordeel. Waarom dit zo is, heeft verweerder niet gemotiveerd. De verwijzing van verweerder naar het Algemeen ambtsbericht van Juli 2010 Is geen toereikende motivering van het standpunt dat uit voormelde rapporten niet blijkt dat sprake is van een ultfonderlljke geweldssituatie, aange2ien dit ambtsbericht ziet op de verslagperiode van april 2009 tot en met Juni 2010 en voormelde rapporten bij het opstellen van dit ambtsbericht niet zijn betrokken. De Afdeltngsuflspraken van 13 full 2009,22 februari 2010 en 26 april 2010, waar verweerder In het bestreden besluit naar heeft verwezen, bieden naar het oordeel van de voorzieningenrechter evenmin een toereikende motivering van het standpunt dat de rapporten niet kunnen leiden tot een ander oordeel. Immers, voormelde rapporren dateren van ni genoemde uitspraken. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft verweerder ter zittingvooita verwezen naarde uitspraak van de Afdeling van4 mei 2011 (201101993/1/V2). Ook deze uitspraak biedt naat bet oordeel van de vooTzlenlngenrechter geen toereikende motivering nu deze uitsprak ziet op de veiligheidssituatie fn de eerste helft van 2010.
2
1. J u l i 2011 16:3.1
.
. Nr. 3918.
Gelet op het voormelde oordeelt de voorrleningenrechter dat verweerder zich In onderhavige zaak niet zonder nadere motivering op bet standpunt heeft kunnen s»Uen dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dst de aard en de intensiteit van het geweld In Afghanistan dusdanig is dat moet worden geconcludeerd dat iedere bürget aldaar louter door zijn aanwezigheid een risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM." 3.4.
Op de hiervoor genoemde en bestreden overwegingen van de voorzieningen«enter berusten de rechtsoverweging 7. op bladzijde 6 van de bestreden uitspraak. G egrondbevinding van de hiervoor geformuleerde grief tast ook de geldigheid van deze rechtsoverweging aan.
4.
Toelichting op de grieven
4.1.
Vooropgesteld merkt de Minister op dat de voorzien ingenrechter in de aangevallen uitspraak terecht heeft geoordeeld dat de Minister aan verweerder in redelijkheid artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, Vw heeft mogen tegenwerpen en tn redelijkheid heeft mogen concluderen dat van het asielrelaas van geen positieve overtuigingskracht uitgaat. Op grond hiervan is verweerder er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat hij specifiek bedreigd wordt om redenen die te maken hebben in met zijn persoonlijke omstandigheden.
4.2.
De Minister wenst enkel op te komen tegen de overwegingen die hebben geleid tot het oordeel dat de Minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het beroep van appellant op artikel 15, aanhef en onder c, van de Richtlijn 2004/83/EG inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staaüozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming (hierna: Definirierkhtlijn), In dit kader merkt de Minister nog op dat tussen partijen niet In geschil Is dat verweerder afkomstig Is uit Kabul. -
4.3.
De door de Minister in dit kader te beoordelen vraag was of verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat ten tijde van de totstandkoming van het besluit de mate van willekeurig geweld in het doorhem gestelde gewapende conflict in Afghanistan, meer In het bijzonder in Kabul, dermate hoog was dat zwaarwegende gronden bestonden om aan te nemen dat hij, louter door zijn aanwezigheid aldaar, een ree"el risico liep op ernstige schade als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, DefinitierichtKjn. De Minister heeft in dit verband in het aan de aangevallen uitspraak onderliggende besluit verwezen naar zowel het algemeen ambtsbericht van juli 2010 als ook een drietal uitspraken van uw Afdeling waarin is geoordeeld dat de geweldssituatie in Afghanistan niet is aan te merken als uitzonderlijk in vorenbedoelde zin. Naar het oordeel van de Minister is verweerder er niet in geslaagd zulks aannemelijk te maken door in de bij de zienswijze van 29 april 2011 op pagina's 4 en 5 te verwijzen naar de pagina's 37,39 en 40 van het algemeen Ambtsbericht van juli 2010 en de hierboven onder paragraaf 3.2. genoemde documenten welke dateren van na de publicatie van het ambtsbericht. In dit kader wenst de Minister nog op te merken dat de door appellant aangehaalde stukken niet specifiek zien op de provincie Kabul. Voor zover delen uit de2e stukken wel betrekking hebben op deze provincie kan hieruit naar de mening van de Minister niet
3
P. 5
Nr. 3918
' I.Juli 2011 16:31
P. 6
worden opgemaakt dat zich aldaar een uitzonderlijke geweldssituatie in de hiervoor bedoelde zin voordoet. 4.4.
De voorzieningenrechter beeft in de aangevallen uitspraak niet geoordeeld dat verweerder erin is geslaagd om middels deze documenten aannemelijk te maken dat hij bij terugkeer naar Afghanistan, In het bijzonder Kabul, louter door zijn aanwezigheid aldaar, een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, Definitierichtlijn. Met het oordeel dat de Minister zich onvoldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat de aard en de intensiteit van het geweid in Afghanistan dusdanig is dat moet worden geconcludeerd dat ledere burger aldaar louter door zijn aanwezigheid een risico loopt op schending van artikel 3 BVRM, heeft de voorzieningenrechter miskend dat het aan de weemdeüng Ia omzijn beroep op dcuitzondcrlijkegeweldssiiuaile aannemelijk te maken.
4.5.
Gelet op het feit dat verweerder er niet in is geslaagd om zijn aanspraak, welke hij meent te ontlenen aan artikel 15, aanhef en onder c, DeGniÜerichtüjn, aannemelijk te maken, heeft de Minister terecht en op Juiste gronden de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde ÜJd onthouden. Gelet hierop had de rechtbank het beroep ongegrond moeten verklaren.
5.
Conclusie De Minister concludeert tot gegrondverklaxmg van het hoger beroep, vernietiging van de bestreden uitspraak en ongegrondverklarlng van het door verweerder tegen het besluit van 1 mei 2011 Ingestelde beroep.
mr. B.M. Kristel senior procesvertegenwoordiger Minister voor Immigratie en Asiel Immigratie- en Naturalisatiedienst Proces Procesvertegenwoordiging Vestiging Rijswijk Postbus 30120 2500 GC Den Haag
4
lo. 4371
/Jul. 2011 10:57
P.
MR. Z.M. ALACA ADVOCAAT
ADVOCATENKANTOOR ALACA
^
FEUENÛORD130 561] ZB EINDHOVEN
1*0402660669 f0402668666
iNF013iA0vacATENKANr00qALACA.NL WWW.ADVOCATEHKANTOORAUCA.NL
KvK EINDHOVEN: 1725733a
PER FAX: 070-365 13 80
RAAD VAN STATE Aan de Afdeling Bestuursrechtspraak INGEKOMEN van de Raad van State
0 1 JUL 2011
Hoger beroep vreemdelingenzaken te Oen Haag
Datum
U_
zn
-•HJOflLDDD:
PAR:
1 juli 2011
Uw kenmerk
/IND
Ons kenmerk «
A11038
HOGER BEROEPSCHRIFT
Hoogedelgestreng College, Op grond van bijgaande machtiging stel ik bij deze hoger beroep in tegen de daarin vermelde uitspraak van de^rechtbanlç welke-hierbij-in afschrift wordt"overgelegde Daartegen wordt de volgende grief aangevoerd. Grief De grief is gericht tegen de rechtsoverwegingen 4.3,4,4 en 5.3 van de rechtbank op de pagina's 3 en 4 van de uitspraak waarin de rechtbank overweegt dat artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 aan appellant tegengeworpen kan worden en dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het asielrelaas van appellant positieve overtuigingskracht
mist.
1
H u l . 2011 10:57
No. 4371 /A
P. 2
ADVOCATENKANTOOR
/ M ALACA
Toelichting: Appellant heeft een beroep gedaan op de uitspraak van uw Afdeling van 11 februari 2005 (200407775/1, JV 2005/152). De rechtbank heeft zich op geen enkele wijze uitgelaten ap dit beroep van appellant op voornoemde uitspraak van uw Afdeling van 11 februari 2005. Deze uitspraak is van doorslaggevend belang. De rechtbank heeft derhalve in strijd gehandeld met artikel 8:69 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht. Immers de rechtbank heeft geen uitspraak gedaan op grond van het beroepschrift. In bovengenoemde uitspraak heeft uw Afdeling overwogen dat, indien een vreemdeling niet In staat is zijn asielrelaas met bewijsmateriaal te staven, hij ter onderbouwing van zijn geloofwaardigheid daarvan veelal slechts kan terugvallen op eigen vermoedens en de door hem weergegeven verklaringen van derden, welke derden veelal niet als een objectieve bron kunnen worden aangemerkt. Het is, aldus uw Afdeling, vervolgens aan de staatssecretaris om het realiteitsgehalte van de door de vreemdeling geuite vermoedens en verklaringen te beoordelen in het licht van hetgeen hij overigens heeft verklaard en in vergelijking met al datgene wat hij over de situatie in het land van herkomst weet uit ambtsberichten en andere objectieve bronnen en wat hij eerder heeft onderzocht en overwogen naar aanleiding van de gehören van andere asielzoekers in een vergelijkbare situatie. Verweerder heeft nagelaten om het gedeelte van het asielrelaas dat ongeloofwaardig is bevonden te beoordelen aan de hand van bovengenoemde uitspraak van uw Afdeling door dit gedeelte van het asielrelaas niet te beoordelen in het licht van het geloofwaardig bevonden gedeelte van het asielrelaas. Aangezien verweerder het eerste gedeelte van het asielrelaas van appellant (het feit dat de vader van appellant in Afghanistan is vermoord) geloofwaardig heeft bevonden is het tegenwerpen van artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 onredelijk. De rechtbank is ten onrechte van mening dat verweerder voornoemd artikel heeft kunnen tegenwerpen omdat het asielrelaas deels ongeloofwaardig Is bevonden; De verklaringen van appellant die betrekking hebben op het ongeloofwaardig bevonden gedeelte van het asielrelaas zijn even gedetailleerd en duidelijk als de verklaringen van appellant die betrekking hebben op het geloofwaardig bevonden gedeelte van het asielrelaas. Verweerder had derhalve dienen te motiveren waarom een gedeelte van het asielrelaas wel geloofwaardig wordt bevonden en een ander gedeelte niet terwijl de verklaringen met elkaar overeenkomen. Verweerder kan daarbij niet volstaan met het argument dat de informatie die appellant heeft verstrekt niet afkomstig is uit een objectieve bron. Immers heeft uw Afde/Ing overwogen dat de vreemdeling veelal slechts kan terugvallen op eigen vermoedens en de door hem weergegeven verklaringen van derden, welke
2
1'--Jul- 2011 10:58
No. 4371 /Hl
P. 3
ADVOCATENKANTOOR ALACA
derden veelal niet als een objectieve bron kunnen worden aangemerkt. Derhalve had verweerder de verklaringen van appellant moeten beoordelen in het licht van hetgeen hij overigens had verklaard, hetgeen geloofwaardig is bevonden. Dit heeft verweerder ten onrechte nagelaten. De rechtbank is hierop ten onrechte niet ingegaan en derhalve niet op de grondslag van het beroepschrift uitspraak gedaan. Op grond van het bovenstaande verzoek ik u dit hoger beroep gegrond te verklaren en de bestreden uitspraak van de rechtbank te vernietigen, met veroordeling van de Minister in de kosten van deze procedure. Hoogachtend,
2.M. Alaca
3