Aartsbisdom Mechelen-Brussel – Vicariaat Onderwijs.
Diocesane Pedagogische Begeleiding Secundair Onderwijs
Vakdocumenten Plastische opvoeding (2009)
1
De afsluiting van het creatief proces: de evaluatie (cf. visietekst)
We onderscheiden enerzijds de procesevaluatie en anderzijds de productevaluatie. Procesevaluatie omvat twee duidelijke aspecten. Zoals het woord laat vermoeden, beoordeelt de procesevaluatie het voorbije zoekproces en evalueert ze de attitudes. Aangezien we het proces duidelijk in waarde laten stijgen (zie 3), is het vanzelfsprekend dat we de verschillende onderdelen ervan mee in rekening brengen tijdens de evaluatie. Attitudes kunnen daarentegen afwisselend beklemtoond en ingevuld worden. Concreet bedoelen we hiermee: attitudes zoals inzet, doorzettingsvermogen, afwerking, het in orde zijn met materiaal, kritische zin, betrokkenheid bij de opdracht, sociaal gedrag, communicatiebereidheid… Met productevaluatie bedoelt men een waardeoordeel over het eindproduct. Het gebeurt vanuit vooropgestelde doelstellingen, die duidelijk omschrijfbaar zijn. Gedacht wordt aan de expressie van de authentieke beleving, het omgaan met de beeldaspecten, technische beheersing en andere. Bij het beoordelingsproces is er een voortdurende wisselwerking tussen de leraar en de leerlingen. Er worden optimale kansen geboden aan de leerlingen tot het verwoorden van hun visuele beleving ten opzichte van het eigen werk en dat van anderen. Steeds belangrijker wordt in die zin ook de zelfevaluatie. Hieronder wordt een zelfevaluatieschema ‘voorgesteld’ dat bij de aanvang van het schooljaar met de leerlingen overlopen en besproken kan worden. Met gerichte vragen confronteert het de leerling met zijn doen en laten. Wetende dat zijn persoonlijke reflectie op het werkproces deel uitmaakt van het geheel en hierin ook verrekend wordt, zal het de leerling wellicht aansporen tot voldoende inzet. Het voorgestelde schema is geen must. Iedereen kan het verwerken of aanpassen naar eigen goeddunken of overgaan tot een alternatief systeem. Tip: het blad zou bijvoorbeeld aan de achterzijde van de tekening bevestigd kunnen worden zodat de leraar bij de verbetering een overzicht heeft en bovendien wellicht ook af en toe zichzelf kan evalueren.
DPB, F. de Merodestraat 18, 2800 Mechelen, tel.: 015 29 84 86 - fax: 015 29 84 03 - e-mail:
[email protected] Website: http://www.kerknet.be/vic.onderwijs.mb/home.htm Maandberichten
Vademecum
- 1 -
Vakdocumenten
EVALUATIEBLAD PLASTISCHE OPVOEDING NAAM KLAS OPDRACHT 1 DEEL 1: KENNISMAKING MET DE OPDRACHT • Beschrijf bondig de opdracht. ………………………………………………………………………………………………………………………………………… • Wat waren de aandachtspunten? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. • Welke materialen had je nodig? …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. 2 DEEL 2: VERWERKING VAN DE OPDRACHT • Met deze opdracht kon ik moeilijk/ gemakkelijk starten, omdat …………………………………………………………………………………………………………………………………………. • Noteer de verschillende stappen. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………… 3 DEEL 3: ZELFEVALUATIE • Vond je de opdracht leuk, moeilijk, saai, boeiend, onduidelijk, eenvoudig…? Waarom? ……………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………… • Ben je tevreden over het resultaat? …………………………………………………………………………………………………………………………………….. • Hoeveel punten zou je jezelf toekennen (van 1 tot 10)? Op het resultaat: Op de inzet: • Waar moet je toch nog wat meer aandacht aan schenken? …………………………………………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………………………………………….. • Welk ander resultaat sprak je aan? Wat vond je er boeiend aan? …………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………..
2
Correcte vakterminologie
Binnen het vak PO wordt het merendeel van de tijd besteed aan beeldende activiteiten. Nochtans komt op verschillende lesmomenten het verbale eveneens aan bod. Op deze momenten zouden de leerlingen vertrouwd moeten kunnen raken met de typische vakterminologie. Belangrijk is dan ook dat deze correct aangewend wordt. Enkele vaktermen Begrippen omtrent kleur Iedere kleur heeft drie variabelen (eigenschappen) namelijk de kleurtoon, de kleurlichtheid en de kleurverzadiging. • kleurtoon: met kleurtoon bedoelen we het chromatische aspect van een kleur. De kleurtoon duidt op de eigenlijke naam van een kleur, omschrijft de kleur van een kleur bv. cyaan, magenta, karmijn, vermiljoen… Deze kleuren bevinden zich op de kleurencirkel. • kleurlichtheid: de lichtwaarde van een kleur De kleurlichtheid duidt op de waarde waarin een kleur licht of donker is. Een kleur met een grote lichtwaarde is dus een lichte kleur of een kleur vermengd met een grote hoeveelheid wit. Bv. lichtblauw heeft een grotere lichtwaarde dan het zuivere
- 2 -
blauw; het zuivere blauw heeft dan weer een grotere lichtwaarde dan donker-blauw. Bij een grote lichtwaarde wordt de kleur op een zwart-witkopie bijna vertaald in wit; bij een geringe lichtwaarde bijna in zwart. Elke zuivere kleurtoon heeft bovendien zijn eigen lichtheid. Zo bezit geel een hoge lichtwaarde in tegenstelling tot bvb. violet. • kleurverzadiging of saturatie: kleurwaarde Wanneer we spreken over saturatie of verzadiging van een kleur, bespreken we de kleurzuiverheid van een kleur. De mate waarin een kleur vrij is van een achromatische component (wit, grijs, zwart) bepaalt de mate van verzadiging. De kleuren op de evenaar (kleurencirkel) zijn verzadigde kleuren. Alle primaire en secundaire kleuren hebben een absolute kleurzuiverheid, maar een kleur vermengd met een beetje wit of zwart of met een complementaire kleur, is niet meer verzadigd en boet in op zijn kleurwaarde. Verzadigde kleuren stralen krachtig in tegenstelling tot verlichte, verdonkerde of vergrijsde kleuren. • primaire kleuren: kleuren waaruit (in theorie) alle andere kleuren kunnen worden samengesteld. Deze worden ook basiskleuren of hoofdkleuren genoemd. Voor het mengen van verf (subtractieve menging) zijn dit cyaan, magenta en (citroen)geel;bij de additieve kleurenmenging (menging met licht): blauw, groen en rood. • secundaire kleuren: kleuren die zijn ontstaan door menging van 2 en slechts 2 primaire kleuren. De subtractieve secundaire kleuren zijn rood (citroengeel en magenta), blauw (magenta en cyaan) en groen (citroengeel en cyaan). De additieve secundairen zijn geel, magenta en cyaan. • tertiaire kleuren: kleuren samengesteld uit de 3 primairen Dit zijn dus geen verzadigde kleuren meer. • verlichten van een kleur: het vermengen van de kleur met wit. Hoe meer wit wordt toegevoegd, hoe lichter de kleur. Het tegenovergestelde is het verdonkeren van een kleur met zwart. • breken van een kleur: een kleur kan gebroken worden met wit (verlichten), met zwart (verdonkeren), met grijs (vergrijzen) of met de complementaire kleur. • pastelkleuren: kleuren vermengd met wit • kleurtint: een aan een kleurtoon verwante kleur, bv.een geelachtig groen • abstract, beter non-figuratief: zonder voorstelling • figuratief: een beeld waarvan je kunt zien wat er afgebeeld wordt. Wat in de voorstelling waarneembaar is kan gedeformeerd zijn of gestileerd maar zolang het een herkenbare voorstelling is noemen we het figuratief. • beeldaspect: te onderscheiden basiseigenschap met een beeldende functie. We kennen onder meer licht, kleur, ruimte, lijn, vorm, textuur, compositie… • beeldende middelen: de materialen, de technieken maar eveneens de toegepaste beeldaspecten • beeldvlak: vlak waarin een tweedimensionaal beeld zich bevindt. Het tekenblad is een beeldvlak, maar een afgebakend gedeelte of kader kan eveneens het beeldvlak zijn. • vorm: de uiterlijke gedaante. Vormen kunnen zowel twee- als driedimensionaal zijn. • structuur: structuur duidt op de samenstelling, de indeling, de opbouw of de organisatie van afhankelijke kleine delen in een groter geheel bv. de structuur van een spinnenweb, van een blad… • textuur: de oppervlakte, de huid bv. harig, glad, blinkend… • stofuitdrukking of gesuggereerde textuur: de getekende of geschilderde suggestie van de textuur (Bron: Tekenen en didactiek, B. Schasfoort, Wolters- Noordhoff) Evolutie van de kleurenleer, F. Gerritsen, Cantecleer bv de Bilt Kleur, Zomer en Keuning Boeken B.V., Ede)
- 3 -
3
Vakoverschrijdende eindtermen tweede graad
Realisatiemogelijkheden in Plastische Opvoeding Waar in de eerste graad de vakoverschrijdende eindtermen ingeburgerd zijn, doen ze ook in de tweede graad hun intrede. Het volgende document is een basisdocument waarin deze eindtermen vertaald worden naar het vak PO waarbij het kan aangevuld worden met het oog op de eigenheid van de schoolcultuur. Leren leren ° 2 De leerlingen kunnen diverse informatiebronnen en- kanalen kiezen en raadplegen met het oog op te bereiken doelen. Opzoeken van informatie ter voorbereiding van de creatie met het oog op het onderwerp, de beeldaspecten en de techniek in schoolbibliotheek, in de bibliotheek van de gemeente, op de PC en Internet. ° 3 De leerlingen kunnen informatie kritisch analyseren en samenvatten. Analyseren van informatie: evolutie in stijl bij kunstenaars, de werkwijze, bepaalde technieken. Verwerken de opgezochte informatie in persoonlijke opdrachten, in een logboek… ° 5 De leerlingen kunnen probleemoplossingstrategieën toepassen en de resultaten evalueren. Beeldende opdrachten hebben een voortdurend probleemoplossend karakter bv: weergave van ruimtelijk inzicht (perspectief, plasticiteit); toepassen van de kleurenleer, mengen van kleuren e.a.; toepassen van twee –en driedimensionale technieken. Evaluaties gebeuren individueel of klassikaal met een eventuele neerslag in het logboek of persoonlijk evaluatiedocument. ° 6 De leerlingen kunnen een realistische werk- en tijdsplanning op korte termijn maken . Leerlingen krijgen bepaalde tijdsmarge waarin het werk of de taak klaar moet zijn. ° 7 De leerlingen kunnen hun leerproces beoordelen op doelgerichtheid en zonodig aanpassen. Aan iedere opdracht P.O. zijn doelstellingen verbonden die tijdens het creatief proces gerealiseerd worden. Bij tussentijdse evaluaties en eindevaluaties wordt de doelgerichtheid nagegaan. ° 8 De leerlingen kunnen uit hun leerervaringen conclusies trekken voor een nieuwe leertaak. Leerlingen denken na over wat fout is gelopen tijdens het verwerkingsproces, nemen dit op in hun evaluatieverslag en houden bij volgende beeldende opdrachten rekening met vorige ervaringen. ° 9 De leerlingen kunnen hun eigen interesses, capaciteiten en waarden verwoorden. De leerlingen leren zichzelf kennen en beoordelen, hun handigheid, hun interessesfeer, hun creativiteit, hun expressiemogelijkheden. Deze kunnen invloed hebben op latere keuzes. ° 10 De leerlingen kunnen een positief zelfbeeld ontwikkelen op basis van betrouwbare gegevens. Bij het slagen van een opdracht is de succesbeleving belangrijk voor het zelfvertrouwen. Sociale vaardigheden ° 2 De leerlingen oefenen zich in relatievormen die ze minder goed beheersen, bv. zich als een persoon present stellen en respect en waardering kunnen uitdrukken voor anderen. Leerlingen gaan respectvol om met en waarderen de anderen, ongeacht huidskleur of etnische achtergrond of het uiterlijk bij een klassengesprek, bij groepstaken, bij thema’s rond personages of vreemde culturen. zich dienstvaardig opstellen, om hulp vragen en dankbaarheid tonen. Leerlingen bieden hulp waar nodig is ten opzichte van medeleerlingen en leerkracht tijdens het beeldend werk en het opruimen van de materialen. Leerlingen vragen om hulp aan leerkracht of medeleerling voor een tweede opinie of bij onzekerheid.
- 4 -
leiding geven, verantwoordelijkheid nemen en meewerken. Bij groepswerken, bij het gebruik van het schoolmateriaal. kritiek uiten en zich verdedigen, neen zeggen Leerlingen nemen een kritische houding aan tegenover het eigen werk en dat van anderen, verwoorden hierbij hun mening en aanvaarden de reacties van anderen op het eigen werk. Dit gebeurt tijdens het evaluatieproces, zowel klassikaal als individueel. discreet en terughoudend zijn Leerlingen zijn discreet als het gaat om de gevoelens van anderen, geuit in een gesprek (evaluatie) of in een expressief werk. ongelijk of onmacht toegeven Tijdens het beeldend werk fouten kunnen toegeven bv. in verband met een foute visie of een techniek of materiaalgebruik ° 3 De leerlingen uiten hun zelfwaardegevoel en opvattingen. Bij besprekingen van het eigen werk (bij tevredenheid over het eigen kunnen) en dat van anderen, tijdens groepswerk, bij de klassikale evaluatie en tijdens kunstbeschouwing. ° 6-7 De leerlingen oefenen zich in elementen van het communicatieve proces die ze minder goed beheersen, bijvoorbeeld actief luisteren, zich helder uitdrukken in ik-termen. De leerlingen zijn bereid de inbreng van de partner ernstig te nemen. In de klas wordt er gestreefd naar een goede verstandhouding. De leerlingen luisteren aandachtig naar elkaar, communiceren op een duidelijke en positieve manier. Ze zijn bereid om te overleggen, samen opbouwend te werken, te discussiëren, zich op een respectvolle wijze uit te drukken en te argumenteren. Deze vaardigheden oefenen ze tijdens groepsgesprekken, bij klassikale evaluatie, bij kunstbeschouwingen, bij het presenteren van hun werkstukken. ° 10 De leerlingen oefenen zich in het opbouwen en onderhouden van een relatie door in overleg afspraken te maken en bewust/bedachtzaam om te gaan met gevoelens. ° 11 De leerlingen accepteren verschillen en hechten belang aan respect en zorgzaamheid binnen een relatie. Bij groepswerk worden de taken onderling verdeeld zodat iedereen zich goed voelt. Hier wordt rekening gehouden met de eigenheid van iedere leerling. Ook tijdens werkbesprekingen gaan zij op respectvolle wijze om met de gevoelens van anderen. ° 12 De leerlingen passen belangrijke elementen van overleg en gezamenlijke probleemoplossing toe, bv. voortbouwen op andermans inbreng; gezamenlijk zoeken naar een probleemoplossingwijze en ze toepassen, de wijze van samenwerking evalueren. Bij groepswerk en brainstorming moet de eigen inbreng afgestemd worden op de mening van de groep. Bij de klassikale evaluatie wordt ook de samenwerking geëvalueerd. ° 13 De leerlingen zijn bereid om samen te denken, te argumenteren en te discussiëren om met anderen een situatie te verbeteren of om een probleem op te lossen. Tijdens brainstorming bij probleemsituaties van beeldende of sociale aard. Opvoeden tot burgerzin ° 3 De leerlingen kunnen het universeel karakter van mensenrechten aantonen. Niet alleen in de wereld, maar ook in het eigen leefmilieu (de klas en thuis). ° 6 De leerlingen herkennen vooroordelen en discriminerend optreden bij zichzelf, bij anderen en in de media. Bij klassikale evaluaties, bespreken van werken, bij discriminerende opmerkingen in het algemeen. ° 14 De leerlingen spannen zich in om de belangstelling, de standpunten en de argumenten van anderen te respecteren Bij groepswerk en klassikale evaluatie. 16 De leerlingen voelen zich aangesproken om binnen en buiten de schoolverantwoordelijkheid op te nemen en deel te nemen aan allerlei initiatieven. Leerlingen doen mee aan tekenwedstrijden, engageren zich in projecten bv. art project, milieuprojecten, BSO projecten….
- 5 -
Milieueducatie ° 1 De leerlingen kunnen milieuaspecten op school identificeren en gericht zoeken naar informatie met betrekking tot omgaan met middelen, grondstoffen en verbruiksgoederen. Bij thematische opdrachten in verband met milieu. Milieuaspecten op school onderzoeken en beoordelen. In de klas vakeigen afvalmaterialen scheiden. ° 2 De leerlingen zijn bereid tot een duurzaam gebruik van grondstoffen, goederen, energie en vervoermiddelen. Materialen en grondstoffen met respect behandelen in de les PO. De juiste dosering van de grondstoffen, het juiste gebruik van het gerei, zuinig met water en licht. °3 De leerlingen kunnen aan een milieuzorgsysteem op school meewerken en zoeken hierbij naar acties die bijdragen tot een duurzame oplossing voor een bepaald milieuprobleem. Op een plastische manier het probleem in de kijker brengen door bv. het ontwe-pen van affiches. ° 6 De leerlingen kunnen de specificiteit van de verscheidenheid binnen een landschappelijk waardevol gebied met een hoge natuurwaarde beschrijven en bespreken. Thema landschap: bij waarnemingsstudies of bij het zoeken naar mooie prenten de verscheidenheid kunnen onderscheiden en bewondering uiten voor het wonder van de natuur. ° 8 De leerlingen voelen de waarde aan van een persoonlijke natuurbeleving en het genieten van de natuur en de landschappen. Bewondering voor de schoonheid, de kleurenrijkdom, de orde en de structuur in de natuur bij waarnemingstekenen en kunstbeschouwing. ° 9 De leerlingen beseffen dat mensen met andere historische, socio-economische of culturele achtergrond de natuur en een landschap anders kunnen ervaren. Bij beeldende opdrachten met etnische inspiratiebronnen of kunstbeschouwingen. ° 10 De leerlingen zijn bereid zich in te zetten om de biodiversiteit en de waarde van een natuurgebied en van een landschap te behouden. Bij natuurprojecten op school, de leerlingen gevoelig maken voor het probleem. Gezondheidseducatie ° 2 De leerlingen verzorgen en gedragen zich netjes. Bij het gebruik van verschillende tekenmaterialen (klei, gips, verf, spuitbussen) beschermen ze zich, wassen ze hun handen. Onderhouden van het gerief, de tafels… ° 4 De leerlingen passen veiligheidsvoorschriften toe en nemen veiligheidsvoorzorgen in werkplaatsen, labo’s en andere situaties. Rekening houden met de veiligheid bij het gebruik van gerei (gutsen, messen, scharen, fixatief…). ° 7 De leerlingen herkennen een noodsituatie en treden daarbij efficiënt op. Bij verwonding door gebruik van het vakgerei (bv. linomesjes, breekmesjes..) mekaar efficiënt helpen. Muzisch-creatieve vorming ° 1 De leerlingen exploreren muzisch-creatieve uitingen zoals muziek, toneel, literatuur, dans, schilder- en bouwkunst, design, mode en kleding, gebruiksvoorwerpen enz. als elementen die het cultuurbeeld van een gemeenschap mee bepalen: als statussymbool, als uiting van een persoonlijke esthetische smaak of als functioneel element. Inherent aan PO, in de beschouwende component, doorweven in de les, bv. kleding:statussymbool, esthetische smaak; design: functioneel, esthetische smaak; schilderkunst: visie van de kunstenaar op de werkelijkheid; bouwkunst: visie van de kunstenaar op de realiteit en functioneel. ° 2 De leerlingen ervaren dat muzisch-creatieve uitingen een mondiaal verschijnsel zijn en voorkomen op veel plaatsen zoals musea, galerijen, publieke plaatsen, openbare gebouwen, fabrieken, kantoren, religieuze plaatsen, private huizen, tuinen, parken… Bij kunstbeschouwing, bezoek aan tentoonstellingen, musea, buitenschoolse activiteiten, religieuze plaatsen…
- 6 -
° 3 De leerlingen verkennen de mogelijkheden van het gebruik van nieuwe technologieën (zoals ICT) en nieuwe media en herkennen de impact van nieuwe materialen op verschillende muzisch-creatieve uitingen. Ze verwerken elementen vanuit internet op creatieve wijze in eigen beeldende opdrachten, ontwerpen via eenvoudige tekenprogramma’s. Door gebruik te maken van een kopieerapparaat, scanner e.a. voor beeldende opdrachten. ° 4 De leerlingen maken kennis met muzisch-creatieve productieprocessen en activiteiten die deze processen ondersteunen. Het element betrokkenheid is hier heel belangrijk, leerlingen ondergaan alles, zij handelen zelf… en kennen de activiteiten die deze processen ondersteunen. Technisch-technologische vorming ° 1 De leerlingen kunnen effecten van techniek op de mens en de samenleving illustreren (en in historisch perspectief plaatsen) (zoals comfort, design, milieu…). Bij thematische opdrachten wordt regelmatig verwezen naar verschillende culturen en tijdsindicaties bv. de stad, vroeger en nu, voertuigen door de tijd… ° 3 De leerlingen kunnen de eigenheid van het technisch proces (bv. doelbepaling, ontwerpen, uitvoeren, evalueren) herkennen en omschrijven. Het technisch proces, eigen aan iedere beeldende opdracht, doorloopt de verschillende stappen. Het proces wordt toegelicht in de werkbespreking, in het logboek en wordt herhaald en geëvalueerd op het evaluatieschema. Een creatieve groet! De pedagogisch begeleider plastische opvoeding Freddy Mathyssen Louis Thevenetlaan 9 1500 Halle Tel.: 02 305 60 01
[email protected] P.S. Raadpleeg ook onder Vademecum de belangrijkste aandachtspunten voor het vak Plastische opvoeding tijdens het lopende schooljaar.
- 7 -