Milieu
Ingekomen stuk D6 (PA 15 mei 2015)
Klimaat & Groen & Wonen
Korte Nieuwstraat 6 6511 PP Nijmegen Telefoon 14024
Openbare besluitenlijst 18 december 2007 Collegevergadering no 47 Aan de Gemeenteraad van Nijmegen Aanwezig: Voorzitter Wethouders Gemeentesecretaris Datum Communicatie
16 april 2013 Verslag
Telefax
(024) 329 95 81
E-mail gemeente@
nijmegen.nl
Postbus 9105
Th. de Graaf 6500 HG Nijmegen P. Depla, H. van Hooft sr., L. Scholten, H. Kunst, P. Lucassen, J. van der Meer P. Eringa Ons kenmerk Contactpersoon A. Kuil ML10/13.0005482 Veroniek Bezemer M. Sofovic
Onderwerp
Uitnodiging voor discussie over stadslandbouw
Datum uw brief
Doorkiesnummer
(024) 3292780
Geachte leden van de raad,
Aldus vastgesteld in de vergadering van:
Stadslandbouw is een thema dat op dit moment om aandacht vraagt. We zien initiatieven in en om Nijmegen spontaan ontstaan, zowel gevestigde organisaties als bewoners zien er kansen in om iets voor de stad te doen. Daarnaast is het ook een thema dat raakt aan een groter verhaal; de schaalvergroting van onze voedselvoorziening, de afhankelijkheid daarmee van fossiele brandstoffen en de risico’s die dat mogelijk met zich mee brengt in de toekomst. Oplossingen De secretaris, dienen zich aan in de vormDe vanvoorzitter, technologische ontwikkelingen. Daarnaast is er ook een hang naar de vereenvoudiging, het dichter bij elkaar brengen van producent en consument en het meer zelfvoorzienend worden. Als gemeentelijke organisatie vinden we het belangrijk om onze rol te bepalen in dit thema. Daarover gaan we graag met u in discussie. Daarom sturen wij u bijgevoegde discussienotitie ter bespreking in een van de volgende raadskamers. Hoogachtend, College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester,
De Gemeentesecretaris,
drs. H.M.F. Bruls
drs. B. van der Ploeg
1
Aantal Bijlagen: Discussienotitie stadslandbouw
www.nijmegen.nl
Raadsbrief stadslandbouw 08042013.docx
Nijmegen, een stad om op te eten Discussienotitie stadslandbouw
Gemeente Nijmegen Afdeling Milieu Bureau Klimaat & Groen April 2013
2
Inhoud 1
Inleiding .............................................................................................................................. 5
2
Inhoudelijke achtergronden.............................................................................................. 6
3
Voedsel in het Nijmeegse beleid.................................................................................... 11
4 4.1 4.2
Wat groeit er al in Nijmegen? ......................................................................................... 13 Bestaande initiatieven door en met bewoners ............................................................. 13 Bestaande initiatieven van organisaties en commercieel........................................... 16
5
De rol van de gemeente .................................................................................................. 19
3
4
1 Inleiding In Nijmegen is het thema stadslandbouw aan het groeien; we zien verschillende initiatieven in en om Nijmegen spontaan ontstaan. Zowel organisaties en bedrijven als bewoners zien er kansen in om iets in en/of voor de stad te doen. Vanuit die verschillende hoeken worden we als gemeente in toenemende mate bevraagd en daarom willen we onze rol hierin bepalen. Daarnaast is het ook een thema dat raakt aan een groter verhaal; de schaalvergroting van onze voedselvoorziening, de afhankelijkheid daarmee van fossiele brandstoffen en de risico’s die dat mogelijk met zich mee brengt in de toekomst. Oplossingen worden gezocht in de vorm van technologische ontwikkelingen, het intensiveren van teelten en het meer loslaten van het grondgebonden karakter van landbouw. Parallel is er met name vanuit burgers ook een hang naar kleinschaligheid, het dichter bij elkaar brengen van producent en consument en het meer zelfvoorzienend worden. Kwaliteit en authenticiteit zijn centraal komen te staan; consumenten willen om allerlei redenen weten waar het voedsel vandaan komt, hoe het wordt gemaakt en wat erin zit. Weet wat je eet is het motto. Het begrip stadslandbouw Stadslandbouw maakt als geheel onderdeel uit van het streven naar verduurzaming. Daarom wordt gebruik van duurzame productiemethoden vaak als een basisvoorwaarde gezien om een vorm van landbouw aan te merken als stadslandbouw. Denk aan het “hier en nu principe”: producten dienen in de regio en seizoensgebonden te zijn. Stadslandbouw probeert ook de scheiding tussen voedselproducent en –consument te verminderen. Zowel de productie van voedsel binnen de stad als in de regio rondom de stad ten behoeve van de consumptie in de stad valt dan onder het begrip stadslandbouw. Deze productie kan zowel commercieel als niet-commercieel (hobby) zijn. Tot slot heeft stadslandbouw ook een sociaal maatschappelijke dimensie; in het hele proces doen zich kansen voor om consumenten te betrekken bij de productie van voedsel. Samen aan de slag in een buurtmoestuin zorgt voor sociale samenhang in de wijken en schooltuintjes zorgen ervoor dat kinderen weer weten waar het voedel vandaan komt. Door een brede definitie te hanteren vallen dus ook stadstuintjes of balkontuintjes onder stadslandbouw. Wij hanteren de brede definitie; dwz alle duurzaam, regionaal en stedelijk geproduceerd voedsel bedoeld voor de stedelijke consument inclusief de projecten die een sociaal-maatschappelijke dimensie hebben. Doel van deze notitie In deze notitie streven we niet naar het oplossen van de grotere problemen van voedselvoorziening. Wel willen we op de Nijmeegse schaal met deze notitie het gesprek aangaan met de raad over het thema stadslandbouw en een voorstel doen voor de rol die we als gemeente het beste kunnen spelen in deze ontwikkeling. Want via verschillende beleidsvelden en verantwoordelijkheden hebben we te maken met dit thema.
5
2 Inhoudelijke achtergronden Ruimte Nederland is een dichtbevolkt land. Door stedelijke druk en natuurontwikkeling verdwijnt er steeds meer landbouwgrond.Toch bestaat het merendeel van het grondgebruik in Nederland nog uit landbouwgronden. Onderstaande figuur laat de afname van het areeal landbouwgrond in Nederland tussen 1890 en 2010 zien. Op dit moment wordt de meeste van onze landbouwgrond gebruikt voor export van land- en tuinbouwproducten, waaronder ook veel dierlijke producten, variërend van levend vee tot melk.
Bron: MUST Urbanism 2004, bewerking RPB.
In de huidige situatie wordt het ruimtebeslag voor onze voedselproductie voor een groot deel bepaald door de import van plantaardig diervoedsel. Hierdoor is de voedsel-footprint per Nederlander 1,2 ha en dat terwijl er per wereldburger gemiddeld slechts 0,2 ha landbouwgrond beschikbaar is. Indien we zouden kiezen voor een meer plantaardig dieet dan kan onze footprint een stuk kleiner zijn. Tussen 2000 en 2011 is het aantal landbouwbedrijven met 28 procent gedaald, van 97.390 tot 70.390. De oppervlakte grond die alle boerderijen in gebruik hebben, is in elf jaar met 6 procent afgenomen, van 1,975 miljoen hectare tot 1,858 miljoen hectare. De oppervlakte grond van een doorsnee bedrijf steeg, dankzij schaalvergroting, met 30 procent van 20 tot 26 hectare. Ongeveer 44 procent van de totale cultuurgrond is in gebruik bij de melkveehouderij en een kwart bij de akkerbouwers. In ons land worden permanent 130 miljoen dieren gehouden en jaarlijks bijna een half miljard geslacht. Tweederde van het vlees en zuivel gaat naar het buitenland. Om deze intensieve veeteelt mogelijk te maken, importeren wij grote hoeveelheden mengvoeders (krachtvoer). Hiervoor wordt in het buitenland ca. 5 miljoen ha landbouwgrond gebruikt. Bij de omzetting van dit plantaardig voedsel in dierlijke eiwitten gaat ongeveer 2/3 van de calorieën verloren. Die blijven hier achter in de vorm van mest. Dat is de reden waarom Nederland een mestoverschot heeft. In Gelderland is momenteel ongeveer 60% van het oppervlak land- en tuinbouwgrond. In een straal van 50 kilometer rond Nijmegen is ongeveer 500.000 ha landbouwgrond beschikbaar. In dit gebied wonen ongeveer 1 miljoen mensen. Per persoon is er in deze regio dus een halve hectare landbouwgrond beschikbaar. Dat is in principe voldoende om in de eigen behoefte te voorzien.
Multifunctionele boerderijen die voor de eigen regio produceren, leveren een bijdrage aan deze transitie. In combinatie met een boerderijwinkel, theetuin of Bed and Breakfast, zorgen deze
6
boerderijen daarbij tegelijkertijd voor een aantrekkelijker platteland voor stedelingen en toeristen en daarmee voor betere verbindingen tussen stad en het groene ommeland. Dat effect kan versterkt worden door het agrarisch cultuurlandschap verder te versterken (met heggen, houtwallen, slootjes etc). Zodat dit aantrekkelijker gebied wordt voor de stedelijke recreant: recreëren en consumeren bij de boer in een kleinschalig agrarisch cultuurlandschap rondom de stad. Economie Nederland is op het gebied van voedsel een grote speler op de wereldmarkt. Na de VS en Frankrijk is Nederland het derde uitvoerland op het gebied van voedsel- en landbouwproducten. Daarnaast importeren wij veel van het voedsel dat wij zelf consumeren en leggen producten vele kilometers af voor dat zij op ons bord belanden. Door het Duitse Wuppertal Instituut is berekend dat voor een potje aardbeienyoghurt dat in de supermarkt ligt, maar liefst 8.000 transportkilometers moeten worden gemaakt. Een blik tomaten met gehaktballetjes schijnt op die manier maar liefst 32.000 kilometer nodig te hebben. Ook het recente schandaal rondom paardenvlees toont aan dat de afstand tussen de bron van het voedsel en het bord van de consument lang en schimmig is geworden.
Prijsindex voedsel en energie: voedselprijzen lopen precies in de pas met de olieprijs. Ons mondiale systeem van voedselvoorziening bestaat bij de gratie van goedkope olie. Hierdoor zijn wij kwetsbaar. Daar waar het produceren van 1 calorie aan voedsel in de jaren vijftig van de vorige eeuw nog slechts een halve calorie aan energie kostte, kost het produceren van 1 calorie voedsel nu maar liefst 10 caloriën aan fossiele brandstof. Ons mondiale voedselsysteem is tegenwoordig volledig afhankelijk van een wereldomspannend vervoerssysteem. Wanneer olieprijzen stijgen, leidt dat dus direct tot stijging van de voedselprijzen. In 2008 leidden stakingen van transporteurs (die staakten vanwege de hoge dieselprijzen) in Frankrijk en Groot-Brittanië zelfs tot lege supermarkten. Dat kan al snel gebeuren omdat supermarkten tegenwoordig gemiddeld nog maar voor drie dagen voedsel in voorraad hebben. Een regionale voedselvoorziening draagt bij aan een robuuster voedselsysteem, omdat dit veel minder afhankelijk is van tussenhandel en transport van producten over grote afstanden. We geven allen dagelijks geld uit aan voedsel. Hoe meer daarvan in de regio wordt gespendeerd, hoe beter dat is voor de regionale economische ontwikkeling. Streekproducten kunnen in deze regio naar schatting potentieel een waarde van €130 miljoen per jaar vertegenwoordigen. Een omschakeling van productie voor de wereldmarkt naar regionale productie vergt, gezien de gevestigde economische belangen, een zeer forse transitie. Wanneer, door stijgende olieprijzen,
7
het huidige mondiale voedselsysteem minder rendabel wordt, zal er meer ruimte ontstaan voor regionale voedselproductie. Op dit moment is het marktaandeel van streekproducten, op het totaal nog slechts een niche en maakt naar schatting nog niet één procent uit uit van de totale voedselproductie. Tegelijk liggen er flinke kansen om te groeien: er komt in Nederland meer vraag naar duurzame en gezonde producten. Uit de Voedselbalans 2011 (WUR/FSIN) blijkt dat maar liefst 40% van de volwassen Nederlanders een meer duurzaam dieet wil. Een manier om het marktaandeel van streekproducten te doen toenemen, is om rond de stad meer vormen van multifunctioneel landgebruik te ontwikkelen waarbij plattelandsondernemers voedselproductie combineren met onderhoud en ontwikkeling van het landschap tegemoetkomend aan de stedelijke vragen. Plattelandsondernemers krijgen zo opnieuw betekenis voor de stad en het landschap en de voedselproductie krijgt nieuwe impulsen. Een aantrekkelijke groene omgeving en een groen en gezond imago, maken een stad ook een aantrekkelijke vestigingsplaats voor burgers en bedrijven. Voedselverspilling In de mondiale voedselketen wordt veel voedsel verspild. Boeren oogsten wereldwijd 3x zoveel calorieën als de behoefte van de totale wereldbevolking. In totaal gaat er hiervan in de hele keten zo’n 56% verloren. Een deel van dit verlies is te wijten aan verliezen bij het oogsten van gewassen (zo’n 13%). Tijdens de distributie van het voedsel gaat nog eens zo’n 17% verloren. Dat is samen dus ruwweg één derde ten gevolge van productie en transport. Door kortere lijnen in de voedselketen kan een deel van deze verliezen worden tegengegaan. De overige 26% gaat verloren aan inzet van landbouwgrond voor diervoer ten behoeve van de veeteelt, die anders ingezet had kunnen worden voor teelt van gewassen voor menselijke consumptie. Vleesconsumptie heeft een veel lager rendement dan consumptie van groenten en fruit. Een groot deel (2/3) van het geteelde diervoer wordt door de dieren omgezet in mest, slechts een klein deel is als proteïnen geschikt voor menselijke consumptie. Een dieet met meer groenten en fruit leidt indirect dus tot minder voedselverspilling, een lagere footprint en meer voedselproductie wereldwijd.
Ook bij supermarkten vindt veel verspilling plaats. Producten die over de datum zijn worden niet meer verkocht (ook niet als ze nog goed eetbaar zijn). De voedselbank is een prima particulier
8
initiatief om voedsel dat nog gewoon goed is uit te delen. Het ligt voor de hand om dit aan mensen op bijstandsniveau te doen. We mogen de voedselbank best trots neerzetten als een sociaal duurzaamheidsinitiatief gericht op het tegengaan van voedselverpilling in de keten en tegelijkertijd het helpen van mensen die het nodig hebben. Tot slot verspillen consumenten zelf veel voedsel. Van het gekochte eten belandt 10% in de vuilnisbak. Dat is per huishouden bijna 100 kg per jaar eetbaar voedsel (bron: Voedselbalans 2011 WUR). De overheid kan dit tegengaan door voorlichting hierover, al is dit een lastig traject, omdat aan het verspillen van voedsel ook eeuwenoude culturele en sociale patronen ten grondslag liggen. Daar waar bewoners zich meer bewust worden van hun voedsel zullen zij naar verwachting ook minder verspillen. Het stimuleren van streekproducten en stadslandbouw draagt daarmee indirect ook bij aan het tegengaan van voedselverspilling. De St. Maartenskliniek heeft laten zien dat onder andere het serveren van verse streekproducten leidt tot een aanmerkelijke daling van de voedselverspilling, Terwijl eerst verspilling tot 30-40% normaal was is de verspilling nu gedaald tot onder 1 procent. Techniek Er ontstaan ook allerlei technieken om de groeiende populaties in de steden te kunnen blijven voeden. Een vrij nieuwe techniek in de landbouw is de teelt van gewassen in of op gebouwen. Voordeel hiervan is dat er vrijwel geen transport en minder energie nodig is voor koeling. In Brooklyn (New York) is een dergelijk magazijn waarbij stadstelers op het dak een 4000 vierkante meter groot teeltgebied hebben aangelegd. Dat produceert per jaar zeven ton sla, tomaten en kruiden, die op weekmarkten verkocht worden. Dat is genoeg om een zomer lang het verbruik van 200 mensen te dekken. In Nederland zijn er ook al voorbeelden waarbij gewassen in gebouwen worden geteeld. Voorbeelden zijn Amsterdam en Heerlen, waar hiervoor leegstaande panden worden gebruikt. Het voedsel wordt gestapeld geteeld en krijgt zijn licht van LED verlichting. De stroom hiervoor kan worden opgewekt met zonnepanelen op het dak van het gebouw. Voordeel van deze methode is dat op een relatief klein oppervlak veel voedsel geteeld kan worden en dat de transportafstand naar afnemers klein is. Voor de verdere toekomst voorzien futurologen dat deze manier van landbouw wereldwijd de binnensteden gaat veroveren. “Agrariërs zullen in de toekomst niet meer hun tractor pakken om het veld op te kunnen, maar eerst de metro en dan de lift, want maïs, aardappels en komkommers zullen binnenkort groeien in flatgebouwen midden in de stad.” volgens Dickson Despommier van de Columbia University (NY).
Tomaten uit een flatgebouw Bij deze high-tech manier van landbouw kunnen ook enkele kanttekeningen worden geplaatst:: 1. De inzet van grote dakoppervlakken voor teelt van gewassen concurreert met energieopwekking door zonnepanelen op daken.
9
2. De inzet van bijvoorbeeld kantoorgebouwen voor landbouw zal zijn sporen nalaten in deze gebouwen. Ze zullen daarna niet meer gemakkelijk weer ingezet kunnen worden als kantoorof woonruimte. Een keuze kan zijn ze permanent in te zetten voor stadlandbouw. 3. ‘High-tech’ landbouw in gebouwen heeft niet zo’n goed imago. Doordat groenten in een afgesloten omgeving onder kunstmatige omstandigheden worden geteeld, beschouwen mensen het als minder ‘puur’ eten dan wanneer het uit de volle grond komt. Een vergelijking met legbatterijen dringt zich op. Deze vrees is overigens grotendeels onterecht. Onderzoek heeft uitgewezen dat gewassen die op deze manier met LED licht en op substraat geteeld worden beter groeien dan gewassen die aan zonlicht blootgesteld worden. Ook is deze teelt in gebouwen vooralsnog veelal biologisch. Gentechnologie, een andere techniek om een mogelijke bijdrage te kunnen leveren aan de voedselvoorzeining voor een groeiende wereldbevolking wordt door Nijmegen expliciet afgewezen. Dit naar aanleiding van een burgerinitiatief uit 2011 waarna de gemeenteraad op 29 juli 2011 de gemeente Nijmegen “Gentechvrij” heeft verklaard. De Nijmeegse gentechvrij verklaring heeft vooral een symbolische waarde. Desondanks heeft Nijmegen als eerste gemeente in Europa een bestemmingsplan gentechvrij gemaakt. Het betreft hier het bestemmingsplan voor de Ooysche Schependom waardoor de biologische landbouw in dat deel van de stad wordt beschermd tegen besmetting door genetisch gemanipuleerde gewassen. De Gemeente Nijmegen kent in haar buitengebied nog vier reguliere (vaste) pachtovereenkomsten. Deze landbouwgronden betreffen alleen weilanden. Het gemeentebestuur heeft besloten landbouwgronden, die niet gereserveerd hoeven te worden voor herontwikkeling, te verkopen. Bij het eventueel aangaan van nieuwe reguliere pachtovereenkomsten voor akkerland - hetgeen zich naar verwachting niet zal voordoen - wordt het gentech vrij houden van gewassen als verplichte voorwaarde in de pachtovereenkomst opgenomen.
10
3 Voedsel in het Nijmeegse beleid De in het vorige hoofdstuk geschetste ontwikkelingen komen in Njimegen vooral tot uitdrukking in lokale en regionale projecten en initiatieven. Die laten we in het volgende hoofdstuk zien. Eerst gaan we in op de manier waarop het thema voedsel aansluit op bestaand beleid. Stadsvisie en Mee(r) doen De Stadsvisie (2012) noemt burgerinitiatieven, creativiteit en vernieuwing als belangrijke eigenschappen van de stad. Het leidt tot onconventionele oplossingen voor maatschappelijke problemen en wensen. In de aanloop naar de Stadsvisie hebben bewoners in de wijkenkaravaan hun visie op de stad gegeven. Een belangrijke notie die ze ons meegeven is dat er meer behoefte is aan ontmoeting. Ook in ‘Mee(r) doen’ wordt ingespeeld op het verder versterken van burgerinitiatieven en de betrokkenheid bij de eigen omgeving te vergroten. Een voorbeeld hiervan is het zelf beheren van openbaar groen, een mogelijkheid waar al vele jaren verschillende bewonersgroepen actief mee bezig zijn. We horen terug dat dergelijke projecten het buurtgevoel versterken en mensen weer meer contacten in de buurt hebben. Het samen telen van groente (in België samentuinen genoemd) sluit daar op aan en gebeurt bijvoorbeeld al in de Johannieterhof in het centrum. Structuurvisie De Structuurvisie (2013) gaat verder in op de ruimtelijke kant van deze ontwikkeling. Het is de ambitie om kleinschalige initiatieven in (de directe omgeving van) de stad mogelijk te maken in het ruimtelijk en groenbeleid, waar ze onder meer een oplossing zijn voor tijdelijk ruimtegebruik (bijvoorbeeld in de Waalsprong). Groenteteelt voor en met de buurt kent over het algemeen een kleinschalige opzet en dient het openbare karakter van parken en plantsoenen niet in de weg te staan. Braakliggende terreinen zijn dan bij uitstek geschikt om tijdelijk ter beschikking te stellen. Duurzaamheid Duurzaamheid is een thema dat wereldwijd en ook in Nijmegen bij veel bewoners en bedrijven hoog op de agenda staat. Het zelf telen van stadsgroente als bewoner, streekproducten op de markt brengen of aanbieden aan je personeel in de kantine passen in dat plaatje. Regionale voedselproductie heeft immers een kleinere ecologische voetprint, alleen al door minder transportkilometers en minder gebruik van pesticiden. Ook voedselverspilling neemt af als de band met de herkomst van het product groter is, zowel bij zelf produceren van groente als bij het kopen van lokale producten. Welzijn en gezondheid De gemeente Nijmegen stuurt met haar gezondheidsbeleid onder andere op een gezondere leefstijl door meer bewegen en gezonder eten. Bewuster omgaan met voedsel leidt in de regel ook tot een gezonder eet- en leefpatroon. Hierin werken we samen met onderwijsinstellingen, zorginstellingen, sportclubs en werkgevers. Zorginstellingen besteden nu gemiddeld slechts 0,3% van hun budget aan voedsel, dat vanuit centrale productiefaciliteiten over grote delen van de regio wordt verspreid. Gezond en eerlijk voedsel kan in de zorgsector een belangrijke rol spelen bij preventie van ziekten, herstel na
11
ingrepen, tegengaan van ondervoeding bij ouderen en het voorkomen van voedselverspilling. Op blz 16 gaan we in op een voorbeeld van de Maartenskliniek. Leefbaarheid, sociale betrokkenheid en educatie De gemeente heeft een doelstelling om de leefbaarheid in de stad op een goed niveau te houden. Daar waar stadslandbouw plaatsvindt in de eigen woonomgeving, in verenigingsverband (zoals in volkstuinen) of in collectieve moestuinen, leidt dit ertoe dat mensen meer sociale contacten hebben. Samen groente telen kan daardoor een rol spelen bij het versterken van culturele en maatschappelijke integratie in de stad. Daarnaast leidt het tot meer verantwoordelijkheidsgevoel bij burgers voor hun directe woonomgeving. Dit alles draagt bij aan een schonere, groenere en veiligere leefomgeving waar bewoners een directe binding mee hebben en zich daardoor ook “thuis” voelen. De leefomgeving wordt letterlijk meer van hen zelf. De consumptie en promotie van streekproducten leidt tot revitalisering van het platteland en het leggen van nieuwe sociale verbindingen tussen stad en platteland: boer zoekt stedeling en andersom. Bij dit alles speelt ook educatie een belangrijke rol. Kinderen en jongeren uit de stad leren opnieuw het platteland en de herkomst van voedsel ontdekken. Het samen voedsel verbouwen in schooltuinen of op excursie gaan bij een boerenbedrijf versterkt de sociale integratie. Hier ligt een direct verband met de inspanningen van de gemeente op het gebied van milieu- en natuureducatie. Maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) De gemeente heeft als organisatie een taakstelling op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dat vertaalt zich in een duurzaam inkoop beleid en maatschappelijk beleid richting werknemers en klanten. Gezond streekgebonden voedsel in de eigen kantines en accommodaties als zwembaden, wijkcentra en culturele instellingen speelt al een rol binnen het MVO beleid van de gemeente Nijmegen en binnen het lokale gezondheidsbeleid. Daarnaast heeft de gemeente Nijmegen als Milleniumgemeente ook de doelen van de Milleniumagenda onderschreven. Het streven naar lokale eerlijke voedselproductie draagt bij aan het realiseren van deze mondiale doelstellingen.
12
4 Wat groeit er al in Nijmegen? Op oude stadsplattegronden is nog goed te zien dat het zelf telen van groenten bij huis vroeger heel gewoon was. Ook vee werd in de stad gehouden. Men ging er van uit dat de arbeider zijn eigen groente verbouwde en dat bleef zo tot in de jaren zestig. Met het meer welvarend worden van Nederland verdwenen de meeste moestuinen want voor het geld hoefde het niet meer. Er ontstond een scheiding tussen de boeren die naar het buitengebied verhuisden en de burgers in de stad.
4.1Bestaande initiatieven door en met bewoners Volkstuincomplexen en buurtmoestuinen Nijmegen kent een aantal volkstuinencomplexen. De voornaamste zijn: Volkstuinvereniging Stevensgaarde (Vossenhof, Hatert), Het Achterveld (Hees), Rozentuin, Florapark (Wolfskuil), De Pagode (verlengde Groenestraat), De Kopse Hof (Kopseweg), De Smalle Steeg (Lindenholt). Deze laatste is een multiculturele volkstuin, waar mensen met vele culturele achtergronden tuinieren en gezamenlijk activiteiten organiseren. Recentelijk is deze volkstuinvereniging voedsel gaan produceren voor de Nijmeegse Voedselbank. Voor sommige complexen (zoals in NijmegenWest) bestaat een wachtlijst van 2 jaar. Buurtmoestuinen zijn onder andere: Buurtmoe stuin Wisentstraat Wijkm oestuin Aldenhof Buurtmoe stuin Muchterplaats Buurtmoe stuin Moerbeiplantsoen Schooltuinen Daarnaast kent Nijmegen verschillende schooltuinen. Deze liggen soms bij de scholen zelf, maar soms ook meer centraal, zoals de in 2010 door Stichting Landwaard en het Milieu Educatie Centrum (MEC) geopende schooltuinencomplex De Wielewaal in de Ooijpolder. Bij deze schooltuin krijgen kinderen uit het Nijmeegse basisonderwijs les en verbouwen ze hun eigen groente en fruit. Daarnaast maken kinderen een paar keer per jaar uitstapjes naar echte boerderijen. Ruim 30% van de Nijmeegse basisscholen heeft aangegeven interesse te hebben om deel te nemen aan een project met schooltuinen.
13
Stadstuin 024 Schooltuin de Wielewaal maakt deel uit van Stadstuin 024, bij het Hollands/Duits gemaal. Op de anderhalve hectare zijn er naast de schooltuinen ook ouder-kindtuinen die particulieren kunnen huren, een proeftuin, een kruidenkwekerij en een schapenweitje. Stadstuin 024 richt zich vooral op educatie en het verbeteren van de relatie tussen stad en platteland. Plant je vlag In de Waalsprong wordt het project Plant je Vlag gerealiseerd. Een gebied waarin ruimte is om zelf je woning te bouwen. Eén van deze projecten is een ecologische woongemeenschap. De mensen die hier gaan wonen hebben geen of weinig auto’s en hebben de gemeente gevraagd om de voor parkeerplaatsen gereserveerde ruimte in te mogen zetten als moestuin. Wij staan dat toe, onder voorwaarde dat als er later nieuwe bewoners komen, die wel een auto hebben en deze ergens kwijt moeten de moestuinen dan weer omgeruild kunnen worden voor parkeerplaatsen. Het is dus een wellicht tijdelijk gebruik.
Historische Tuin Lent In de Historische Tuin in Lent worden bijzondere fruitrassen geteeld en echte Lentse groenten op een manier waarop vroeger de ‘warmoezeniers’ teelden. Een warmoezerij zorgde ervoor dat er het hele jaar door zoveel mogelijk producten te telen waren die dan werden verkocht op de markt in Arnhem of Nijmegen. De Historische Tuin bestaat nu uit een deel waar groenten en fruit worden gekweekt volgens deze methode, een bijenstal, een dierenweide en een museum over hoe de bewoners in Lent en omstreken vroeger leefden.
14
Eetbaar Nijmegen Eetbaar Nijmegen is een initiatief om vraag en aanbod bij elkaar te brengen en is ontstaan vanuit de werkgroep eetbare tuinen van Transition Town Nijmegen: Eetbare struiken en planten in parkjes, Omtoveren van een gewone stadstuin in een eetbare. De site geeft informatie over het opzetten van dergelijke eetbare tuinen of het omvormen van bestaande tuinen Vanuit deze site zijn inmiddels twee initiatieven voor een buurtmoestuin in uitvoering: in Grootstal en in Hatertse Hei. FruitLent Hobbyisten hebben een professioneel aangelegde vruchtentuin in het noorden van Lent opgezet. De oppervlakte bedraagt ongeveer 1.000m2. Doelstelling van FruitLent is het beheren van een collectie met veelal minder gangbare zachte grootfruitgewassen en vruchtdragende groentegewassen en de kennis om deze gewassen verder uit te dragen. Door het gebruik van aardwarmte, zonnewarmte, zonnestroom en windstroom is deze tuin ook nog eens energieneutraal.
15
4.2 Bestaande initiatieven van organisaties en commercieel Stichting Landwaard Stichting Landwaard heeft als doel om een sterke en duurzame plattelandseconomie te ontwikkelen. Een aantrekkelijk platteland waarin mensen graag willen wonen, werken en recreëren en waar agrariërs toekomstgericht kunnen ondernemen. Centraal hierbij staat dat de voedselproductie en consumptie beide regionaal zijn, dit betekent dat de producten van boeren uit de streek zoveel mogelijk in de streek blijven. Zo kunnen de consument, maar ook zorginstellingen of restaurants, genieten van verse en smaakvolle producten van dichtbij. De relatie tussen stad en platteland en de betrokkenheid van boer & burger zijn hierin cruciaal. De activiteiten om deze doelstelling te bereiken spelen zich af in het gebied met een omtrek van 50 km rond Nijmegen-Kleef. Eén van de activiteiten die Stichting Landwaard ontplooit is de organisatie van het Streekgala: een evenement waarbij 30 agrarische bedrijven in de regio Nijmegen-Kleve een open dag houden. Idee hierbij is een ontmoeting tussen stad en platteland en boer en burger. Bij de edities van 2010, 2011 en 2012 bezochten tienduizenden mensen de aangesloten bedrijven. Via een speciale editie van de Gelderlander worden 100.000 huishoudens bereikt. Stichting Landwaard is ook betrokken bij de oprichting van de gebiedscoöperatie Oregional en oprichting van het schooltuinen complex ‘De Wielewaal’ in de Ooijpolder. Een EU-pilot om te komen tot een klimaatneutrale grensoverschrijdende voedselvoorziening in de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, samen met enkele Duitse partners, is een initatief van de Stichting Landwaard dat nu ter beoordeling bij de EU (Interreg IV-A) ligt. Het project genaamd ‘GO ZERO’ richt zich op de kernvraag of kringlooplandbouw in onze stadsregio mogelijk is. De gebiedscooperatie Oregional (zie hieronder) maakt ook deel uit van dit project. Als gemeente zijn we faciliterend bij het project betrokken.
Gebiedscoöperatie Oregional In 2009 is, met een subsidie van het Rijk, door Stichting Landwaard, de gebiedscoöperatie Oregional opgericht. Oregional is een coöperatie van boeren in de regio Arnhem-Nijmegen. De
16
producten van de coöperatie worden rechtstreeks verkocht aan afnemers binnen de regio zoals zorginstellingen en restaurants. Ook consumenten kunnen de producten rechtstreeks kopen bij de boerderijwinkels van de aangesloten bedrijven en ook via een webshop. De producten van Oregional zijn ambachtelijk bereid en zoveel mogelijk zonder kunstmatige toevoegingen. Door de rechtstreekse levering krijgen de aangesloten boeren voor hun producten een eerlijke prijs zodat ze hun producten kunnen maken met aandacht voor het landschap en het welzijn van de dieren. In Nijmegen is de Sint Maartenskliniek volledig overgestapt op de producten van Oregional. Jelle Ferwerda (hoofd voeding van de Sint Maartenskliniek) merkt dat de overstap naar verse streekproducten bijdraagt aan het welbevinden van patiënten doordat ze beter eten en sneller herstellen na een operatie. Ook leidt het gebruik van streekproducten in de Maartenskliniek tot merkbaar minder voedselverspilling: van 40%(!) naar nog slechts 1%. Biologische producenten Rivier & Land ‘Rivier & Land’ is een samenwerkingsverband van biologische boeren in Het Gelderse Rivierengebied. Het gaat hier dus uitsluitend om biologische producten met het EKO keurmerk. De biologische boeren in de regio hebben zich in 1998 verenigd om het economische perspectief van de biologische productie te vergroten. Producenten van ‘Rivier & Land’ leveren biologische producten aan verschillende natuurwinkels in Nijmegen en zijn te vinden op de wekelijkse biologische boerenmarkt op Kelfkensbos. Groentepakketten Verschillende boeren in de omgeving van Nijmegen bieden groentepakketten aan met biologische streekgroenten. Deze worden thuisbezorgd of kunnen worden afgehaald bij supermarkten en natuurvoedingswinkels in de stad. Binnen het afzetgebied Nijmegen zijn ongeveer 10 leveranciers van groentepakketten actief. Hoeveel pakketten zij wekelijks afzetten in Nijmegen is niet precies bekend. Van één van de leveranciers (Het Spoor in Groesbeek) is bekend dat deze wekelijks 350 pakketten aflevert in Nijmegen en Groesbeek. Natuurwinkels, boerenmarkt en voedselcoöperaties In Nijmegen zijn diverse natuurwinkels die biologische producten en/ of streekproducten verkopen. Niet alle producten die hier te krijgen zijn, zijn producten uit deze streek. Sommige natuurwinkels verkopen ook vooral biologische producten die elders in Nederland geteeld zijn. Daarnaast zijn er verschillende ondernemers in Nijmegen die zelf regionaal/lokaal produceren én verkopen. Voorbeelden hiervan zijn slagerij Sjek Floor (die zijn eigen vee houdt op een boerderij in de regio) en Boer Koekoek die ruim 300 soorten groenten en kruiden kweekt in de Ooy. Eerst verkocht Boer Koekoek zijn groente nog in een winkel, maar nu heeft hij ‘deelgenoten’: mensen die elk jaar een vast bedrag betalen en dan mogen plukken wat ze lusten, het hele jaar rond. Op maandag en zaterdag staat er op Kelkensbos een groentenmarkt. Op maandag vindt je er veel daggroenten en op zaterdag is er een specifieke biologische boerenmarkt waar biologische boeren uit de regio hun producten aanbieden.
17
De familie Agelink van Ekologische Geitenkaas Boerderij 'Het Achtereind' uit Herveld staat elke zaterdag op de boerenmarkt op het Kelfkensbos in Nijmegen. Nijmegen kent twee voedselcoöperaties waarvan leden gezamenlijk voedsel inkopen en distribuëren, de VOKO en ‘Van Haver tot Gort’. Deze laatste heeft ook een webshop.
Duurzaam Gezond ‘Duurzaam Gezond’ is een initiatief vanuit Stichting Landwaard i.s.m. onder meer de Sint Maartenskliniek Nijmegen, het UMC St. Radboud (NL) en een aantal regionale en Duitse zorginstellingen. Het project (dat ook is ingediend als Euregio-project onder de Interreg IVA regeling) omvat het ontwikkelen en uitwerken van ondersteuningstools voor ziekenhuizen in de grensstreek Arnhem-Nijmegen-Kleve-Neuss om te komen tot een maatschappelijk verantwoorde voedingsdienst voor in zorginstellingen. Kernpunten daarbij zijn: - Het serveren van lekkere gezonde maaltijden gebruikmakend van lokale duurzame voedselketens. - Toename van gezondheid en cliënttevredenheid en besparing op zorgkosten; - Red uctie van voedselverspilling. - Besparingen ten gunste van care en cure. - Versterking van de regionale economie en sociale cohesie en daarmee identiteitsversterking voor het MVO/duurzaamheidsbeleid van deelnemende ziekenhuizen. - Versterking van het duurzaamheidbeleid door hoogwaardige oplossingen te zoeken voor alle niet-vermijdbare voedselverspilling. De uitvoering vindt plaats in een vijftal pilots verdeeld over Nederland en Duitsland, waardoor een benchmark mogelijk is en waarvan het resultaat, de oplevering van de ondersteuningstools, toepasbaar is in andere Nederlandse en Duitse ziekenhuizen.
18
5 De rol van de gemeente We hebben gezien dat de behoefte er is, dat er van alles gebeurt en dat er meer vergelijkbare wensen liggen ten aanzien van stadslandbouw in de stad. Hoe gaan we daar als gemeente mee om? Wat vinden we ervan en wat moeten we ermee? En als we er iets mee moeten: op welke manier dan? Gemeente als initiator/financier Verschillende gemeenten (bijvoorbeeld Haarlem, Groningen, Rotterdam) nemen een actieve rol op zich door projecten te initiëren en (deels) te financieren. Ze zetten ambtelijke capaciteit in om randvoorwaarden op te stellen, voorlichting te geven en partijen te zoeken voor hun projecten. In Nijmegen zouden we ons in die rol actief kunnen inzetten om de relatie tussen stad en omgeving te versterken via het thema voedsel. Denk daarbij aan het opzetten van projecten waarbij bewoners zelf groente gaan telen in hun buurt. De gemeente kan hiervoor om-niet gronden ter beschikking stellen net zoals we bewoners ook het groen in hun buurt laten onderhouden. De gemeente kan ook zelf de teelt van stadsgroente op zich nemen en daarmee een voorbeeldfunctie gaan vervullen. Hierbij kunnen ook mensen met afstand tot de arbeidsmarkt worden ingezet aangezien dit meer beheer vergt dan het reguliere groen. Professionele begeleiding en extra vakkennis van groenteteelt is daarbij noodzakelijk. Om een gezondere leefstijl te bevorderen kan de gemeente streekproducten actief gaan promoten bijvoorbeeld door promotie-acties te organiseren. In de huidige tijd van bezuinigingen en een groter beroep op de inzet van burgers, organisaties en bedrijven vinden we in Nijmegen een rol als initiator niet logisch. Bovendien zijn er al veel initiatieven spontaan ontstaan en weten de betrokken partijen elkaar goed te vinden. Gemeente als verbinder De verbinder weet wat er speelt en probeert actief partijen bij elkaar te brengen en nieuwe partijen te introduceren. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om contacten te leggen tussen producenten en potentiele afnemers van streekproducten zoals scholen, werkgevers en zorginstellingen. Hierbij kan ook de relatie gelegd worden met gezondheidsbeleid en dierenwelzijnsbeleid, vegetarisch eten en de rol van de voedselbank bij het tegengaan van voedselverspilling. Omdat de gemeente veel contacten heeft met bewoners in de wijken kan een rol als verbinder op dat schaalniveau ook goed werken. De wijkmanager en de wijkbeheerder kunnen fungeren als de spil in het bij elkaar brengen van bewoners om gezamenlijk stadslandbouwprojecten op wijkniveau op te zetten. In de huidige ontwikkelingen in de overheidstaken wordt de rol van verbinder meer en meer ingevuld door lokale organisaties die stad en regio goed kennen. Stichting Landwaard is in het Nijmeegse al zo’n verbinder die verschillende projecten heeft opgezet waarbij partijen aan elkaar zijn gekoppeld om gezamenlijk een doel te bereiken. Als overheid zijn we dan één van die deelnemers en is het niet nodig dat we ook de verbinder zijn. We streven immers naar een meer zelfredzame samenleving en juist bij het thema stadslandbouw blijkt die ontwikkeling al goed te lopen.
19
Gemeente als facilitator We staan positief tegenover initiatieven van bewoners, organisaties en bedrijven en we bekijken bij elke vraag en elk initiatief op welke wijze we kunnen bijdragen. In deze rol zorgen we er dus voor dat andere partijen initiatieven op het gebied van lokale groenteteelt kunnen ontplooien. Het gaat dan bijvoorbeeld om het eenvoudig verstrekken van vergunningen of het ter beschikking stellen van (tijdelijk braakliggende) grond om stadsgroente te telen. Ook gaat het om het toestaan van pop-up stores in leegstaande winkelpanden waar streekproducten verkocht kunnen worden en het stimuleren van inkoop van deze producten voor de eigen organisatie (kantines, sportclubs, wijkcentra, etcetera). Als eigenaar van grond en panden hebben we zeker deze rol. Als facilitator kunnen we ook in ons ruimtelijk en groenbeleid rekening houden met deze ontwikkeling door in beeld te brengen waar we ruimte zien voor stadslandbouw en waar we fruitdragende bomen en struiken kunnen planten. Hetzelfde geldt voor de wijkbeheerplannen. Juist op dat schaalniveau komen wensen van bewoners het best naar voren. Om op de hoogte te blijven van ontwikkelingen elders nemen we al deel aan het stedennetwerk stadslandbouw 2.0 en aan de Euregio-projecten “Duurzame regionale kringlopen” en “Duurzaam Gezond”.
Zelfbeheer openbaar groen met oa kruiden (Johannieterhof Nijmegen)
BREED plant i.s.m. omwonenden (werkgroep Stadspark) fruitbomen in de spoorkuil
20