Aan de Raad
Aan de commissie:
Made, 15 februari 2005
Datum vergadering: Agendapunt :
Raadsvergadering: 3 maart 2005
Nummer raadsnota: 10
Onderwerp:
Referendabel:
ja
nee
Verzoek om planschadevergoeding.
Portefeuillehouder: Drs. Ir. F.J.M. Stoffels Ambtelijke coördinatie: afdeling Bestuurs- en Management Ondersteuning Steller: W.M. Koole
Bijlagen: 1. Besluit met bijlage "bezwaarschriftenprocedure"
Ter inzage: 1. Planschadeverzoek van 30 juni 2003 2. SAOZ-advies van maart 2004 3. Ingekomen zienswijze van 12 juni 2004 4. SAOZ-reactie op zienswijze van 31 januari 2005
Voorstel:
Overeenkomstig het advies en de reactie op de zienswijze van de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ) de Raad voorstellen het verzoek om planschade af te wijzen. Aanleiding
Brief van de Stichting Achmea Rechtsbijstand d.d. 30 juni 2003 waarin namens de heer G.A.M. van der Linden, wonende Kerkstraat 70 te Lage Zwaluwe wordt verzocht om een vergoeding als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Doelstelling/Argumenten
Gemaakt moet worden een planologische vergelijking tussen het Uitbreidingsplan in hoofdzaak voor de gemeente Hooge en Lage Zwaluwe van 2 augustus 1962 versus het bestemmingsplan “Kern Lage Zwaluwe” van 29 november 2001 en dit met een maximale invulling in de oude situatie ondanks dat een verwezenlijking ervan niet heeft plaatsgevonden. Vaststaat immers dat de feitelijke situatie niet bepalend is maar dat de vergelijking nodig is om te beoordelen of de planschadeverzoeker door de aard en de ernst van de planologische inbreuk is geraakt in een meer nadeliger positie waaruit op grond van artikel 49 WRO een voor vergoeding vatbare schade zou kunnen voortvloeien. Ingevolge de vigerende planschadeverordening schakelt uw Raad voor beoordeling in de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ). Deze stichting heeft daartoe de expertise en de deskundigheid in huis; het is uw externe schadebeoordelingscommissie.
Geadviseerd wordt het verzoek om schadevergoeding af te wijzen. Het onderliggende SAOZ-advies wordt hier als herhaald en ingelast beschouwd. Bij brief van 12 juni 2004 heeft de heer Van der Linden tegen het door SAOZ uitgebracht advies een zienswijze ingediend met als belangrijkste conclusie dat het wel degelijk mogelijk was om op (een deel van) zijn perceel 2455 een woning te bouwen. Er zou sprake geweest zijn van bouwgrond omdat deze grond buiten het oude uitbreidingsplan in hoofdzaak valt. De zienswijze is om nader advies voorgelegd aan uw externe schadebeoordelingscommissie in casu SAOZ. In haar gemotiveerd schrijven van 31 januari 2005 (dus de reactie op de zienswijze) deelt SAOZ o.a. mede dat een deel van perceel 2455 oorspronkelijk behoorde tot de stedebouwkundige bebouwde kom van het Uitbreidingsplan gemeente Hooge en Lage Zwaluwe, Plan in onderdelen Lage Zwaluwe (1958) doch dat nadien het perceel is betrokken in het al eerder genoemde uitbreidingsplan van 2 augustus 1962. Planologisch gezien waren er geen bouwmogelijkheden voor een extra woning. SAOZ concludeert dat de zienswijze van de heer Van der Linden geen aanleiding geeft om haar eerder advies tot afwijzing van de planschadevergoeding te herzien. Zowel zienswijze als SAOZ-reactie wordt hier ook als herhaald en ingelast beschouwd. Uitvoering
Burgemeester en wethouders opdragen de algehele afdoening van het planschadeverzoek. Benodigdheden Middelen
Niet van toepassing. Advies commissie
Niet van toepassing. Burgemeester en wethouders van Drimmelen,
mr. C.M.G.H. Wortel Secretaris
2
P.H.M. Jacobs - Aarts Wnd. Burgemeester
De raad van de gemeente Drimmelen; gelezen het verzoek d.d. 30 juni 2003 van de heer mr. E.C. de Jong van de Stichting Achmea Rechtsbijstand namens zijn cliënt, de heer G.A.M. van der Linden, Kerkstraat 70 te Lage Zwaluwe om een vergoeding ex artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening; gelezen het onder opdrachtnummer 23.09980 uitgebracht advies van de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ) te Rotterdam, gedateerd maart 2004, de door de heer Van der Linden voornoemd bij brief van 12 juni 2004 op het advies ingediende zienswijze (reactie) alsmede de door SAOZ bij brief van 31 januari 2005 gegeven reactie op genoemde zienswijze; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 15 februari 2005; overwegende, dat verzoeker door de planologische mutatie niet is komen te verkeren in een planologisch meer nadeliger situatie aangezien in redelijkheid niet kan worden gesteld dat enige waardevermindering van zijn onroerende zaak het gevolg is van genoemde mutatie op grond waarvan voor vergoeding vatbare schade zou ontstaan. Daaraan kan niet afdoen dat ter plaatse ooit woonbebouwing zou hebben gestaan omdat in planologische zin, betreft de percelen genummerd 2455 en 2725, geen bouwgrond aanwezig was en deze percelen op grond van het Uitbreidingsplan in hoofdzaak voor de gemeente Hooge en Lage Zwaluwe van 2 augustus 1962 waren bestemd tot niet te bebouwen agrarische gronden; dat er geen gegronde redenen zijn om tot toekenning van een planschadevergoeding over te gaan nu SAOZ in haar advies van maart 2004 gemotiveerd adviseert het hiervoor vermelde verzoek af te wijzen en in haar reactie van 31 januari 2005 aangeeft dat er geen aanleiding is om haar uitgebracht afwijzend advies te herzien; overwegende voorts, dat uit het onderzoek van uw externe schadebeoordelingscommissie in casu de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken de juiste conclusies zijn getrokken en deze commissie als adviseur en deskundige haar onderzoek op een zorgvuldige wijze heeft voorbereid en uitgevoerd. Het deskundigenrapport van maart 2004 en de reactie op de zienswijze van 31 januari 2004 worden hier dan ook als herhaald en ingelast beschouwd; gelet op artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening;
Besluit: met overneming van de overwegingen, zoals verwoord in het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 15 februari 2005, het advies van de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken gedateerd maart 2004 en de reactie op de zienswijze van 31 januari 2005, het verzoek van de heer G.A.M. van der Linden om een planschadevergoeding als bedoeld artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening af te wijzen.
Aldus besloten en vastgesteld in de openbare vergadering van 3 maart 2005. De raad voornoemd,
Griffier,
Voorzitter,
mr. M.J.N. Schetters-Schuurbiers
P.H.M. Jacobs - Aarts
4
BIJLAGE Bezwaarschriftenprocedure 1. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan tegen dit besluit binnen zes weken na de dag waarop het is bekendgemaakt een bezwaarschrift worden ingediend. Het bezwaar moet worden gericht aan de Raad van de gemeente Drimmelen, Postbus 19, 4920 AA Made. Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en ten minste het volgende te bevatten: a. naam en adres van de indiener; b. de dagtekening; c. omschrijving van het besluit met vermelding van de datum en het nummer of het kenmerk van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt; d. een opgave van de reden(-en) waarom men zich niet met het besluit kan verenigen. 2. Indien een bezwaarschrift is ingediend, is het mogelijk om tevens een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in te dienen. Een dergelijk verzoek dient te worden gericht aan de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Breda, sector bestuursrecht, Postbus 90006, 4800 PA Breda. Het verzoek dient te zijn ondertekend en ten minste het volgende te bevatten: a. de naam en het adres van de verzoeker; b. de dagtekening; c. vermelding van het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen en datum of kenmerk van het besluit; d. de gronden van het verzoek (motivering). Naar aanleiding van het verzoek kan de bevoegde voorzieningenrechter een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor de behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening wordt een bedrag aan griffierecht geheven. De griffier van de rechtbank wijst u na indiening van het verzoekschrift op de verschuldigdheid van het griffierecht en bericht u binnen welke termijn en op welke wijze het verschuldigde griffierecht moet worden voldaan.
5