COLOFON
d $ J ~ ~ b47~ ~ t ~ f jaargang 12 -september 2000 verschijnt viermaal per jaar ISSN 0923-11458 O Nederlands Genootschap van Sint Jacob BESTUUR mw. K. van den Berg, voorzitter F. Brons, bestuurssecretaris J.Moffman, penningmeester mw. H. Pouderoyen, lid J.van der Meulen, lid mw. M. Blokland. lid
Meningen en feiten, zoals die door auteurs worden weergegeven, vallen buiten verantwoordelijkheid van redactie en uitgever.
LEDENSERVICE (uitsluitend schriftelijk) Bestellen van artikelen Postbus l3091 3507 LB Utrecht
REDACTIE Herman van den Brink jeroen Gooskens Sjef van Hulten (voorzitter) Stephan van Meulebrouck Jos Mijland Herman Stokmans José Wienk
BE'STUURSSECRETARIAAT p/a Heuvelweg 14 3761 XN Soest
REDACTIEADRES p/a Safarigeel 120 2718 CN Zoetermeer
SECRETARIAAT BINNENLAND Insturen van compostela's p/a Fazantenkamp 576 36107 DG Maarssenbroek a f0346)56 91 33
DRUK & GRAFISCHE VERZORGING I
SECRETARIAAT INTERNATIONAAL p/a Hagelweg 8 58101 HC Venray a [0478)58 41 45 LEDENADMINISTRATIE p/a Margriet 39 7772 NC Hardenberg a (:0523)26 73 25 INTERNETADRES ww.santiago.nl
AANWIJZINGENVOOR INSTUREN KOPIJ Bijdragen voor dejacobsstof dienen bij voorkeur in Word op diskette voorzien van een uitdraai gezonden te worden naar het redactieadres. Sluitingsdatum nr. 48: 25 september 2000. U kunt uw bijdrage ook e-mailen naar:
[email protected]. Gelieve op A4 formaat met één brede marge te werken. Indien illustraties worden aangeleverd deze voorzien van onderschriften en voorkeurplaats in de marge aangeven met een met de foto corresponderend nummer. De redactie behoudt zich het recht voor bijdragen in te korten of te weigeren.
94 Laatmiddeleeuwse reisverslagen van pelgrims uit de Nederlanden: jan van Doornik in l489 en jan Taccoen in 1512 Ben Wasser
108 Lectuurbericht Herman van den Brink
113 Een 'ondankbaar' onderwerp jan Galjé
119 Heilig Jaar 1999 in cijfers josé Wienk 121 Geopend: Jacobspad Sint-lacobiparochie - Hasselt Siep Zijnstra
123 De virtuele pelgrim Ed Boon 125 jacobusboeken Stephan van Meulebrouck
127 Genootschap van Sint jacob
Afbeelding omslag: Crypte onder de St.-Eutropiuskerk in Saintes (foto: Stephan van Meulebrouck)
LAATMIDDELEEUWSE REISVERSLAGEN VAN PELGRIMS UIT DE NEDERLANDEN: /AN VAN DOORN//
Van de duizenden, zo niet tienduizenden en sommigen spreken zelfs over miljoenen die vanaf de tiende t o t en met de achttiende eeuw naar St.-lacob in Galicië zijn gepelgrimeerd heeft slechts een enkeling een reisverslag nagelaten. Pierre Barret en Jean-Noë1Gurgand vonden er bij hun nasporingen voor hun boek Priez pour nous à Compostelle slechts een vijftiental.' Dit staat wel in tegenstelling tot de verslagen van pelgrimages naarleruzalem en het Heilige Land, waarin Rome ook vaak werd meegenomen. Daarvan resteren er een indrul<wel
Op dezelfde wijze heb ik geput uit de gegevens van Barret en Curgand op basis van een transcriptie door R. de La Coste-Messeliere van het handschrift te Parijs met het verslag van Jan Taccoen, Heer van Zielbeke of Zillebeke, uit I
Jan Taccoen, Heer van Zillebeke, Grootbaljuw van Komen gaat op 18 maart 1512 in de haven van Nieuwpoort aan boord van een schip van zestig last.5 Hij huurde een hut, zo laat hij ons weten, en waarschuwt daarbij nadrukkelijk: 'Ik zou niemand een klein schip durven aanraden zonder een tweepersoonshut met een voorraad brood, boter, een kuip kaas en het nodige o m te drinken, want vaak word je slecht bediend.' Minder met aardse goederen bedeelde reizigers moeten zich, wat het comfort betreft, tevreden stellen met een soort getimmerde bakken op het dek en zijn daardoor blootgesteld aan weer en wind. Die bakken hebben dan wel ongeveer de lengte van een languit liggende man, maar als het druk is moet je er met z'n tweeën in, kop aan staart. Wat betreft de rantsoenen van de aan boord verstrekte maaltijden laat Jan Taccoen ons weten: 'In sommige landen wordt de kapitein bij aankomst in de haven verplicht om de overgebleven proviand overboord te gooien, want dat is het enige middel o m er zeker van te zijn dat de bemanning op de rantsoenen van de passagiers niet heeft beknibbeld o m met het aldus vergaarde overschot aan de wal een lucratief handeltje te beginnen.' Op maandag 23 maart wordt het anker gelicht met Portsmouth als eerste bestemming en vandaar gaat het rechtstreeks naar Galicië. Maar ter hoogte van de Cantabrische kust steekt er een storm op en de wind werpt hen zover uit de kust dat zij de koers naar La Coruña bijster raken. Een van de scheepjes
Romeinse vuurtoren bij La Coruña Horry Wosser)
De zuil/ in de kerk van Padrón
van het konvooi van drie lijdt schipbreuk, de beide andere bereiken tenslotte ver voorbij hun doel een veilige haven in Lissabon. Tegenover deze tegenslag en omweg staat dat het Jan Taccoen de onverwachte gelegenheid biedt om nog wat meer van de wereld te zien, want zo komt hij voor het eerst van zijn leven oog in oog te staan met heuse olifanten en wat hem nog meer frappeert is een slavenmarkt met 'moren van allerlei huidskleur', waarover: 'Toen er zo'n driehonderd helemaal naakt uit een schip aan wal werden gebracht, zag ik hoe hen te eten en te drinken werd gegeven. Langs de kade in de felle zon kregen zij gerstepap te eten uit grote kommen die vervolgens werden uitgespoeld en weer vol water gegoten. En zij wierpen zich op de knieën om daaruit te drinken zoals beesten doen. En als er een wordt gekocht dan knoopt de nieuwe meester een doek om hun achterste en van voren en voert hen naar zijn huis. Ik heb er zien verkopen voor 8 a 9000 realen ieder.' Van Lissabon vaartlan Taccoen terug naar La Coruña. Bij het passeren van El Padrón ziet hij op het strand de stenen romp van het miraculeuze scheepje waarin het lichaam van de apostel lacobus na diens marteldood in het Heilige Land zijn weg naar Spanje hervonden zou hebben en aldaar zou zijn aangespoeld. Bovendien ziet hij daarnaast een grote mast van steen en laat zich vertellen dat alleen een christen die in staat van genade is, deze kan doen bewegen, maar, zo voegt hij daaraan toe: 'Ik heb niemand gesproken die hem in beweging heeft kunnen brengen.' (Ook Nompart, Heer van Caumont maakt in het verslag van zijn pelgrimage in 1417 melding van deze stenen scheepsromp op het strand van El Padrón.6Met de grote mast van steen zal Taccoen gedoeld hebben op de zuil in de kerk van El Padrón waaraan volgens de legende het schip van de Apostel werd aangemeerd.) De heer van Zillebeke bereikt Compostela tenslotte op Goede Vrijdag 9 april 1512. Er was zo'n toevloed van pelgrims dat er haast geen logies meer te krijgen was. Men moest onderdak zien te krijgen bij particulieren. Arme pelgrims werden verwezen naar het Hostal de los Reyes Católicos, maar Taccoen vindt gelukkig nog een plaatsje in de herberg 'De Drie Zuilen' en wordt daar goed ontvangen. De waardin en het personeel komen uit Vlaanderen en zetten hem een goede maaltijd voor. Bij het bezoek aan de schatkamer van de kathedraal luistert hij naar de uitleg in het Frans en Duits over de daar bewaarde relieken, waaronder het hoofd van
Jacobusde Mindere als een van de kostbaarste stukken. Maar over de uitleg is hij niet tevreden: 'Ze geven je te verstaan dat het lichaam van St.-jacob onder het hoofdaltaar ligt, maar ik zie niets dat daarop wijst en ze tonen ook niets aan de pelgrims. Het lijkt me dat ze op het hoogfeest van Pasen toch tenminste wel iets hadden mogen laten zien of openen zoals ze elders doen.' Aldus enigszins teleurgesteld verlaat hij Compostela weer op Paasmaandag. Te paard gaat het in één dag naar La Coruna. Daar scheept hij zich in maar het schip moet acht dagen wachten op voldoende wind om te kunnen vertrekken. Maar dan gaat het ook bijzonder voorspoedig want: 'De wind was zo gunstig dat we binnen tien dagen in Nieuwpoort aankwamen en de dag daarop gezond en wel weer thuis waarvoor God zij geprezen.' DE PELGRIMAGE NAAR COMPOSTELA VAN JAN VAN DOORNIK, KOOPMAN EN LEERLOOIER TE VALENCIENNES MET HEER WILLEM, PRIESTER TE DOUAI IN
7488-'89
De pelgrims vertrokken op maandag 25 februari 1488 naar Rome, Jeruzalemen Compostela en op die laatste pelgrimage treffen we hen aan op 3 januari 1489 ergens in de Landes (folio 282 van het handschrift). Daar beklaagt jan zich over de afstanden en de informatie daarover van de plaatselijke bevolking: 'Als je hier vraagt hoeveel mijl het is van hier naar daar zeggen ze "leghe" in plaats van "lieu" en bovendien zijn zeven van die mijlen er bij ons wel tien.' Toch is jan een goede loper, want later in de buurt van León blijkt een (foto:Stephon "On Duitse pelgrim hem niet bij te kunnen houden en af te haken. Normaal lopen Meulebrouck) Jan en Willem zo'n zeven tot tien mijl per dag, éénmaal zelfs elf: 'maar dat was een te zware dag en wij waren totaal uitgeput en toen we in het dorp aankwamen, moesten we ons wel op het eerste het beste huis werpen om te overnachten.' Overigens is het begrip mijl in oude teksten een heel rekbaar begrip met variaties naar land, streek en zelfs per individu. Zo worden de tweehonderd kilometer van Burgos naar León in verschillende pelgrimsverslagen geschat op respectievelijk 54, 37, 36 en zelfs op 100 mijlen, maar de pelgrim in het laatste geval liep dan wel op espadrilles! Op de terugweg zullen Jan en Willem de zeventig kilometer van Blois naar Orléans in twee dagen lopen en ze tellen daarvoor 17 lieu of mijl. Hun mijlen mogen we dus op 3,5 tot 4 kilometer stellen. Dat klopt trouwens ook aardig met hun dagmarsen van tussen de 30 en 40 km, een enkele uitschieter daargelaten. " I -
St.Jean-Pied-de-Port. De tolgaarders (fol. 283) Dat de ene mijl de andere niet is, vertelt jan ons trouwens zelf ook. De zwaarste van alle was die in de steile klim bij St.]ean-Pied-de-Port. En als je daar dan eindelijk de stad binnenkomt: 'staan ze je al op te wachten, pakken je bij de mouw en voeren je het tolhuis binnen. Overal hetzelfde liedje: betalen op zowat iedere mijl voor ieder goudstuk dat je bij je hebt. En hier willen ze je nog laten zweren, pelgrim, koopman of gewone passant, met een eed op je pelgrimstocht of op je deel van het hemels gelul< om precies te zeggen hoeveel goudstukken je bij je hebt. En als je er ook maar één verzwijgt, riskeer je alles kwijt te raken, want ze zijn er alleen maar op uit je kaal te plukken en laat je je dat niet vrijwillig doen dan doen zij het wel. Maar hoe ik ook onder druk werd gezet te zweren, ik weigerde, al gaf ik wel wat ik moest geven. Het is een kwalijke praktijk, want op die manier is het al te bekend of een persoon geld bij zich heeft en hoeveel.' '
Roncesvalles (fol. 284) 'In Roncesvalles ben ik over het plateau gekomen waar de slag (van Roeland - B.W.) heeft plaats gevonden en ik kwam bij de kerk die echt mooi is en helemaal met stenen gewelven, de altaartafel van zilver. Ze hebben me de hoorn van Roeland laten zien waarop hij blies naar koning Karel de Grote, ook de hoorn van Olivier, beide zijn van ivoor eri eveneens de stijgbeugel van aartsbisschop Turpijn. Buiten genoemd koor zijn er twee graven besloten in een ijzeren hekwerk waarin en waaromheen verschillende ridders liggen begraven die echte martelaren zijn want ze zijn gedood omdat ze het katholieke geloof hebben verdedigd. Die dag voornoemd heb ik de vespers in genoemde kerk gehoord. Daarna ging ik kijken in het hospitium waar je als je wilt vrij goed kunt eten en in tijden van erg veel sneeuw mag je er wel drie dagen blijven.' Navarra (fol. 284) In Navarra bemerkt hij iets van prostitutie: 'want daar waar een vrouw aan de deur haar wijn staat aan te prijzen zijn er lichte meisjes binnen die de man zomaar in zijn kruis grijpen en de man kan bij het meisje hetzelfde doen en erop los gaan.' Soms heeft hij ook het idee eerder in een bordeel dan in een ordentelijk hotel of herberg terecht te zijn gekomen: 'want als je in je kamer bent, word je voortdurend gestoord door het meisje dat door jouw kamer moet om in de hare te komen en zo is het een heen- en weergaan van zo'n meisje met haar klanten zowel overdag als 's nachts.'
Ook op de terugweg heeft hij een soortgelijke ervaring (fol. 299): 'Na het avondmaal bij het afrekenen vroeg de waard, die wel gezien had dat wij van goede sier hielden, of wij nog wat vrolijkheid wilden, waarop ik zei van niet, omdat het me niet gepast leek voor pelgrims om uit de band te springen. Maar er was er een die zei dat kan toch geen kwaad en toen ging de waard zijn tamboerijn en fluit halen en speelde liedjes en dansen die daar erg populair waren en wij dansten allemaal.' Ondanks zijn vermoeidheid en zijn principes doetlan daar om het hardst aan mee, maar daar blijft het dan ook bij: 'en wij gingen slapen.' Van Orthez naar Santiago (fol. 284) 'In heel dit stuk land, als je eindelijk in een herberg bent aangekomen en vraagt om brood, wijn, vlees of wat ook maar, moet je het zelf maar zien te krijgen, want in de herberg is er niets anders dan een bed om op neer te ploffen en dan mag je nog blij zijn als er een bed voorhanden is, want in de meeste herbergen is helemaal niets en ook een warme maaltijd moet je zelf maar zien te bereiden. En daarbij nog: in deze streek doen ze hun behoefte zomaar overal. Dat is werkelijk ongehoord.' Toch is ook hier wel enig soelaas temidden van alle kommer en kwel want onze pelgrims maken hier kennis met de Spaanse tortilla en wel op verrassende wijze, terwijl ze in een gehucht een korte rust nemen: 'Een goede en vrome vrouw zag ons zitten en meteen ging zij in de weer om een paar eieren in de pan te slaan met olijfolie, want boter is er niet in die streek en dat kwam ze brengen met een groot stuk brood en eieren.' Sans vin, pas de pelerin (fol. 285) Maar er valt ook weer heel wat te klagen voor de bon-vivant die Janvan Doornik bij herhaling blijkt te zijn: 'Die avond hebben we heel goed gegeten, maar er was niet anders bij te drinken dan water, want in heel dat dorp was geen wijn te vinden en zo moesten wij arme broeders genoemde avond zien door te komen.'
0rthez:Romoonse brug over de Gave de POLI (foto: Stephon van Meulebrouck)
Groot is de verbazing bij het zien van het bewaren en het transporteren van de wijn: 'In heel genoemd land bewaren ze de wijn, witte evenals rode, in dichtgenaaide geitevellen en met behulp van een achterpoot schenken ze de wijn in de beker. In heel dat land is het gebruikelijk de wijn in geitevellen te bewaren omdat het er erg warm is en ook omdat het zo gemakkelijk is te vervoeren op ezels, muildieren en paarden, want in dat land kan het niet op karren. Er zijn zoveel bergen.' Verbazing, ja afkeer over de gewoonte waarbij één grote beker rondgaat, waaruit ieder op zijn beurt drinkt: 'Dat is een vieze en slechte gewoonte. Daarom raad ik aan dat ieder zijn eigen glas of beker bij zich draagt.' Winterse kou (fol. 288) Het is januari en blijkbaar is er's avonds in de herberg niet altijd een plaatsje bij de open haard: 'Wij konden niet bij de open haard zitten vanwege een groep Spanjaarden die in hetzelfde hotel logeerden. Wij moesten eten in een zaal die erg groot was en koud. Wij zaten heel de maaltijd te bibberen en na het maal gingen we meteen naar bed en mijn reisgenoot hield die nacht zijn benen steeds tegen de mijne om ze warm te houden.' En het bedje wordt ook lang niet altijd gespreid (fol. 288-290): 'Ik vroeg de waardin, zoals ik gewoon was te doen, om een goed donsbed. Ik hoopte er een te krijgen, want wij waren bekaf en vooral vanwege mijn voeten. En de waardin keek me spottend aan en zei: We zullen zien. Na het eten kwamen we in de kamer om te slapen en jawel hoor: alleen wat stro op de grond, versleten lakens en gescheurde dekens. We gingen slapen zonder een woord te zeggen. En de andere gasten die na ons waren gekomen, lagen op strozakken rondom de haard volgens de gewoonte van dat land. Omstreeks middernacht had mijn reisgenoot te stellen met zijn water. Wij hadden geen po want dat is geen gebruik daar. Mijn reisgenoot sloeg de deken waarop wij lagen terug en uit wraak dat we zo slecht lagen en ook omdat onze waardin, zoals ik gezegd heb, ons had bespot, plaste hij naast het bed. Onze waard en waardin sliepen in een kamer recht onder de onze. De straal van mijn reisgenoot zocht zijn weg naar het bed van onze waard en waardin en toen zij het merkten, sprong de waard uit zijn bed en nam een toorts van stro en stak die aan. Ik sliep vooraan, ik zag alles. Mijn reisgenoot stikte van het lachen, omdat hij wel in de gaten had dat hij tussen de waard en de waardin in had geplast. Met genoemde toorts van stro aangestoken, kwam de herbergier in ons
bed kijken en scheen ieder van ons in het gezicht. Wij hielden ons zo goed mogelijk slapend en hij wist niets anders te zeggen toen hij bij zijn vrouw terugkwam dan dat wij sliepen en daarmee ging onze waard weer slapen. Ongeveer een goed uur nadat onze waard en waardin weer waren ingeslapen sloeg ik, zoals mijn reisgenoot had gedaan, de deken terug en plaste ook naast het bed en het liep - net zoals de eerste keer - naar het bed van onze waard die meteen opsprong.' Hetzelfde ritueel herhaalt zich en vloekend en wel begeeft de waard zich opnieuw te ruste. Twee uur later - nog voor zonsopgang - staan jan en heer Willem op en verlaten het pand door de voordeur zonder te betalen en zonder acht te slaan op het roepen en schreeuwen van de herbergier. Verdwaald bij nacht en ontij (fol. 290) 'Die dag werden we overvallen door de nacht, midden in een woud en het begon verschrikkelijk te donderen en te regenen, zodat we een houthakker smeekten ons naar het eerste het beste dorp te brengen om te overnachten. En hij kwam uit de boom en bracht ons naar zijn huis om daar te overnachten. Ik vroeg hem, zo goed en zo kwaad als het ging, om een donsbed om te slapen en hij zei ja, want wij waren door en door nat. En genoemde houthakker onthaalde ons vorstelijk met hetgeen hij had en toen we gegeten hadden, vroeg ik naar het bed waar we moesten slapen. De houthakker nam een hooivork en spreidde een strobed als voor een paard, vlakbij twee ossen. Op genoemd bed legde hij een rode deken en op die deken gingen we liggen. Daarna zette hij een schot tussen de ossen en ons, maar's nachts kwamen die ossen daar achter uit en kwamen ons likken en zo ging die nacht voorbij.' Als ze een paar dagen later ergens weer een plaatsje bij de ossen krijgen aangeboden, gaan ze toch liever wat verder. Compostela (fol. 290-292) Op 25 januari 1489 komen Jan van Doornik en zijn compagnon heer Willem in Santiago aan. Het is een zondag en het regent. Daarom nemen ze meteen hun intrek in de herberg 'Het Wapen van Frankrijk'. Pas de volgende dag gaat Jan naar de kathedraal: 'Ik ging te biecht achter het hoofdaltaar van de kerk, zo dicht mogelijk bij een klein altaar waarop ik een mis liet lezen en op die plaats ontving ik het Lichaam van onze Heer jezus Christus, Hem prijzend en dankend voor de zegeningen en weldaden waar Hij me mee had overladen. Daarna beklom ik de houten trap achter het hoofdaltaar en omhelsde daar het
beeld dat uit hout is gesneden ter ere van St.-Jacob en dat beeld heeft op het hoofd een kroon, die ik in mijn handen nam en op mijn eigen hoofd zette. Daarna lieten ze me de pelgrimsstaf van St.-Jacobzien die midden in de kerk staat. Ik hoorde een klokje luiden en wij gingen naar achter in de kerk waar ons het hoofd van St.-Jacob,de grote apostel en neef van JezusChristus, en verscheidene andere reliekhouders getoond werden. Het is een buitengewoon prachtig en roerend kunstwerk om te zien. Er was in die kapel een van de bedienaren van de kerk in een half witte en half rode toga, die in drie talen, te weten in het Latijn, in het Duits en in het Frans, zei dat eenieder die niet vast geloofde dat het lichaam van St.-Jacob besloten lag of ingemetseld was in het hoofdaltaar van de kerk, hij zei dat die zijn pelgrimage tevergeefs maakt.' Nu had Janvan Doornik in Toulouse al vereerd wat men hem daar als de ware relieken van de Apostel had gepresenteerd. Hij staat dan ook even in Hostai/ de 10s Reyes dubio, maar weet het dilemma als volgt op te lossen: ~otóIicos 'Ik heb de twee plaatsen gezien, maar ik voor mij, ik geloof dat het (foto: Stephan van lichaam ligt in Toulouse voornoemd en het hoofd in Santiago voorMeule brouck) noemd. Daar houd ik het bij en wil er verder geen woord aan vuil maken. Punt uit.' Voorts beschrijft de koopman-leerlooier uit Valenciennes de fontein op het plein en maakt melding van het Hostal de los Reyes Católicos, maar gaat niet binnen in deze toen door de Katholieke Koningen voor onbemiddelde pelgrims bedoelde instelling. Liever gaat hij op jacht naar souvenirs. Tijdens de maaltijd in 'Het Wapen van Frankrijk' wordt hij vervolgens door een medepelgrim volledig als St.-Jacobsganger uitgedost: 'Hij spelde zoals het hoort, de schelpen op mijn hoed en daarnaast nog wat kleine pelgrimsstaven en mooie Jacobsbeeldjes.' De terugweg (fol. 292) Zo uitgedost aanvaardt hij de terugtocht en net zo min als op de heenweg doet hij het zuinig aan. Hij blijft de herbergen prefereren boven de hospitia en kijkt niet op een dukaat meer of minder. Als ieer Willem hem een keer een besparing voorstelt, antwoordt hij kortweg:
'Ik betaal alles en daarover heb je niet te klagen. Meng je daar dan ook niet in, anders dan door het er goed van te nemen want, godlof, heb ik genoeg geld om samen weer behouden thuis te komen.' Maar soms lacht het geluk hen ook gratis toe. Nauwelijks zijn ze op weg samen met nog een Duitse pelgrim of tijdens een korte rust in een dorp worden zij opgemerkt door een vrouw die hen even later zomaar brood en een tortilla komt brengen. Zij geeft die aan Jan die hem weer doorgeeft aan de Duitser en de vrouw bedankt: 'Goede vrouw, dank U zeer, maar wij zijn geen arme lui en de vrouw keek me niet begrijpend aan en ging meteen weer haar huisje binnen, haalde nog een stuk brood en eieren en gaf het me nog een keer, welke aalmoes ik weer in ontvangst nam en doorgaf aan mijn compagnon en toen genoemde vrouw dat zag, ging zij voor de derde keer een portie halen, zoals zij al twee keer gedaan had en toen ik merkte dat zij wilde dat ook ik van haar brood zou eten, begon ik te lachen en nam het brood en at ervan zoals de anderen.' Intussen is het februari 1489 (fol. 293-294) en bij El Cebrero, op de grens van Galicië en León, slaan sneeuwstormen plotseling toe, terwijl ze in de sneeuw het spoor volgen van kooplieden die daar even tevoren zijn gepasseerd. Maar wat doen we als het opnieuw begint te sneeuwen, had jan ongerust gevraagd aan zijn reisgenoot. Die had laconiek geantwoord: Het is helemaal helder. Doorlopen! En zo gebeurt, maar: 'Was ik maar niet zo stom geweest hem te geloven, want al spoedig begon het weer te sneeuwen en het spoor werd helemaal uitgewist door genoemde sneeuw en het werd stikdonker om ons heen zodat we bijna niets meer konden zien. Onze benen zakten diep weg in de sneeuw, altijd wel tenminste tot de knieën en heel vaak tot aan de dijen en met behulp van onze pelgrimsstaven probeerden we ons erdoor te worstelen.' Dan kan Janvan Doornik het niet laten zijn gezel toe te bijten: 'Welnu, heer, zijt ge nu tevreden en op uw gemak. Als wij hierin blijven, verdronken in de sneeuw, is het uw schuld en heer Willem begint te jammeren en te huilen, waarop ik hem zeg: heer, dat huilen zal ons niet baten. En wij bevalen ons dus maar in de genade van God en St.-Jacob aan.' Toch bereiken zij tenslotte een dorpje waar een priester zich bereid toont hen naar Villafranca del Bierzo te brengen. Er waren overigens wel professionele gidsen en Jan van Doornik, die het aan geld immers niet ontbrak, zou er zeker gebruik van hebben gemaakt in omstandigheden als deze maar juist als je ze nodig had, bleven ook die vaak liever thuis:
'In het dorp Bihouet vroeg en smeekte ik om een gids voor goed geld, waarvoor ik niemand vond die het aandurfde met ons mee te gaan en wij gingen steeds maar verder tot het dorp Hoffire waarheen het elf mijlen was. Wij bleven maar vragen naar een gids maar niemand wilde daarop ingaan vanwege het afschuwelijke weer dat het was. Dus bevalen we ons maar weer aan in de hoede van God en gingen steeds maar verder zo goed en zo kwaad als we konden.' En eindelijk dan toch: 'vonden we in dat hospitium een gids maar pas voor de volgende dag want op deze dag wilde hij niet vertrekken.' En als die de volgende dag dan eindelijk komt opdagen en ze het over de prijs eens zijn geworden, stopt hij als ze nog maar net op weg zijn. En gevraagd waarom: 'antwoordde hij dat hij genoeg geld betaald kreeg, maar dat hij niet verder ging omdat het te gevaarlijk was.' Na de sneeuw zorgt het wassende water opnieuw voor verrassingen (fol. 297): 'Bij het verlaten van het dorp vroegen wij de weg naar León en ze zeiden ons dat we over het water moesten. Wij lieten een man komen die daar woonde en vroegen hoeveel het kostte om ons over het water te leiden en hij liet ons zien hoe hij nat was tot aan zijn broekriem en zei dat hij voor geen goud of geld door dat water ging. Wij vonden niemand bereid. Dus bevalen wij ons in de genade van God, de Heilige Maagd, Sint-Jacoben alle heiligen in de hemel aan, maakten het teken van het I
winden op dat het wonder was en daarbij wilde onze schipper de zeilen niet strijken.' Ook door de smeekbeden van Janvan Doornik als arme pelgrim die terugkeert van een heilige tocht naar Jeruzalem, Rome en Sint-Jacob,laat de schipper zich niet vermurwen, maar ziet zich tenslotte toch genoodzaakt de touwen van de zeilen door te hakken om het scheepje voor omslaan te behoeden en ook dit avontuur loopt weer goed af en eindigt in Blaye, waar alweer een goede maaltijd, ditmaal van goudbruin geroosterde kapoen, klaarstaat. Een dag of wat later hebben ze daarentegen weer moeite om onderdak te vinden. Het is al laat en donker en hebben ze tenslotte iets gevonden dan is er de strijd om nog iets te eten te krijgen. Ze bestellen brood, wijn en vis, maar er is niets meer volgens de waard: 'maar wij praatten zo mooi en smeekten zo hard want wij hadden grote honger dat het haast een mirakel was dat onze waard toch nog met iets kwam aandragen al was het wel heel erg weinig: minder dan een half maatje wijn, een piepklein broodje en vier of vijf uien. Daar moesten we het die
waard ter ore dat lan van Doornik naar Jeruzalem, Rome en Sint-Jacobis gepelgrimeerd: 'Toen moest ik opnieuw aan tafel, kreeg het geld terug, dat ik voor mij en mijn reisgezel betaald had en de waard schonk ons flink van de beste wijn die we ooit gedronken hadden en mopperde op zijn vrouw, omdat zij ons had laten drinken van de goedkoopste wijn uit zijn kelder.' Twee dagen later is er in Saintes alweer iemand die weet wat een arme pelgrim toekomt. Een edelman spreekt hen aan bij het verlaten van de kerk met de uitnodiging om zijn wijn te komen proeven. Het zal hen aan niets ontbreken, zegt hij, en inderdaad: 'Hij liet ons een flinke kippebout voorzetten, spek, ook schapevlees en schonk ons verschillende soorten wijn. Na ons tegoed te hebben gedaan en God gedankt vroeg ik om de rekening waarop de edelman antwoordde: Geen van beiden hoeft u ook maar iets te betalen, want u heeft voor
Saintes. Ruïnes van het Romeinse amfitheater, Op de achtergrond de St.-Eutropius, vanwege de rielieken van de gelijknamige heilige een populaire 'tussenstop' voor Compostelogangers (foto: lonneke Mulder)
mijn geestelijk heil gezorgd, zoals ik nu voor uw lichamelijk welzijn iets heb kunnen doen. Neemt u aan wat u hier heeft gevonden, het weinige dat ik u heb kunnen bieden ter liefde Gods. Wij dankten hem allerhartelijkst en namen afscheid.' Met geforceerde dagmarsen gaat het vervolgens via Tours en Parijs naar huis in Douai en Valenciennes (fol. 303). In de Charente ziet hij zich genoodzaakt het rode kruis, dat hij als Jeruzalemvaarderal die tijd fier op zijn borst gedragen heeft, eraf te halen: 'Vanwege kwalijke sujetten in die streek die de Engelsen haten en genoemd rode kruis is een onderscheidingsteken van de Engelsen.'
]acoibusbee/d in de Eglise St.Jacques du Haut Pas, Parijs (foto: Stephan van Meulebrouckj
In een herberg in Orléans, waar men een beetje teveel interesse in hem toont, doet hij zich voor als loodgieter, want loodgieters stonden toen blijkbaar als niet al te welvarende ambachtslieden bekend. Dicht bij huis, in Picardië, wordt het menens. Een oorlog tussen Frankrijk en Bourgondië is er in volle gang. Vluchtelingen bevolken de wegen, maar beide pelgrims vervolgen hun weg en laten zich zo dicht bij huis door geen wapengekletter tegenhouden. In Douai volgt het onvermijdelijke afscheid. Heer Willem moet zich weer bij zijn parochie vervoegen en verlaat zijn trouwe reisgenoot in tranen. Zo loopt Janvan Doornik de laatste mijlen alleen, maar nu is hij op bekend terrein en de koopman in hem keert eveneens terug. Het eerste waar hij naar informeert is de ontwikkeling van de koersen en de waarde van de diverse muntsoorten en hij krijgt te horen dat de prijs van hop en meekrap flink is gestegen. Dan: 'Plotseling stond ik oog in oog met mijn goede stad Valencijn. O God, wat een vreugde. God alleen kent mijn ontroering van dat moment.' Als hij vervolgens door de bekende straten gaat, wordt hij door deze en gene al herkend en dat ondanks de lengte van zijn baard en zijn versleten kleren. Hij stuurt iemand vooruit om een nieuwe b;oek te halen want hij wil toch wat ordentelijk gekleed thuis aankomen. Zo gaat het nieuws van zijn terugkeer al vlug door de stad en: 'Al die mensen die me tegemoet kwamen en die de straat opkwamen evenals zij die me thuis kwamen verwelkomen, het waren er denk ik wel drie tot vierhonderd, die me niet zomaar kwamen verwelkomen, maar me een werkelijk groots welkom bereidden. En zo kwam ik thuis tussen 5 en 6 uur's avonds, waar ik God zij gedankt, mijn vrouw en schoonmoeder in goede gezondheid weervond. En zij ontvingen me met grote vreugde en grote liefde en ook met grote eer, zoals God weet die leeft en heerst in de eeuwen der eeuwen. Amen.'
Dit weerzien vond plaats op zaterdag 7 maart 1489, het einde van een reis van één jaar en 11 dagen. Het reisverslag besluit met een opsomming van de banketten die zijn goede vrienden deleruzalem-, Rome- en St.-Jacobsganger aanboden en met een vermelding van het feestmaal van 47 couverts waarmee hij op zijn beurt zijn behouden thuiskomst vierde. 1
* De auteur houdt zich als literatuurhistoricus bezig met middeleeuwse en latere reisverslagen van Jeruzalerngangers.In dat kader kwam hij ook het relaas van enkele Compostelagangers op het spoor.
Noten 1 Pierre Barret en Jean-Noël Gurgand, Priez pour nous a Compostelle (z.p. [Parijs] 1978) 9. 2 Voor nadere bijzonderheden over het handschrift en vooral de kopie daarvan in de Universiteitsbibliotheek te Gent zie: Ben Wasser, 'Die Peregrinatie naar Iherusalem', De gulden passer. Bulletin van de Vereeniging der Antwerpsche Bibliophielen 69 (1991) 48, onder jaartal 1494. Ook: ibid., Nederlandse pelgrims naar het Heilige Land (Zutphen 1983) 149, 160.
3 Voor nadere bijzonderheden zie: Wasser, 'Die Peregrinatie naar Iherusalem' 49, onder jaartal 1487. 4 Over dit verslag zie ook: ibid. 52, onder jaartal 1514; Barret en Gurgand 306. 5 'Last' is een oude scheepsmaat. Ter vergelijking: voor de Venetiaanse pelgrimsgaleien naar het Heilige Land wordt vaak 100 tot 160 last opgegeven. 6 Over dit verslag zie: Barret en Gurgand 238.
t:"
107
U A
'u
2000-47
LECTUURBERICHT HERMAN VAN DEN BRINK Van de triade Jeruzalem, Rome en Santiago de Compostela is de aandacht van ons Genootschap gericht op de laatst genoemde bedevaartplaats. Evenwel, bij velen onder ons gaat het bij hun tocht niet zozeer om de heilige Jacobus, maar vooral toch om de tocht als sportieve uitdaging, als Bildungsreise of als overgangsritueel, of als een combinatie van deze en andere motieven. Opmerkelijk is - zo merkte Paul Post op in zijn hierna te noemen lezing - dat als logo voor de tocht gekozen is niet voor het beeld van Jacobus, maar voor de schelp. Als dit zo is, dan kan de tocht per voet of fiets naar Rome ook op belangstelling rekenen van de lezers van dit blad: ook dit is een oude route, langs schitterende monumenten van kunst en spiritualiteit. DE WEG DER WONDEREN
Met de verschijning van het verslag van Rein Bloem van zijn tocht langs de Via Francigena, de oude pelgrimsroute van Pavia naar Rome, groeide de interesse voor deze langeafstandswandeling.' Een tentoonstelling in het museum Catharijneconvent te Utrecht is daarvan een bewijs: De weg der wonderen. Op pelgrimstocht naar Rome, van 21 mei tot en met 8 oktober van dit jaar. De nadruk ligt hierbij op foto's van en feiten over de kerken en sculpturen langs deze route. Op 27 mei was er ter plekke een symposium over pelgrimages, georganiseerd mede door de Thomas More Academie. Sprekers waren de mede-initiatiefnemer, de dichter en schrijver Rein Bloem, eerder genoemd, en verder de bekende namen uit het wetenschappelijk circuit rond de pelgrimage. Professorjan van Herwaarden is de lezers bekend van zijn voordracht op de najaarsvergadering van 1999 en zijn bijdrage aan nr. 43 van dejacobsstaf. Hij hield nu een rede onder de titel Pelgrimage, een geliefde maar immer omstreden heilsweg. Hij sprak onder meer over de curiositas, de nieuwsgierigheid als drijfveer, die ook de hedendaagse reizigers niet vreemd is. Als vroeg voorbeeld is te noemen Egeria, uit de vierde eeuw, op wie nog wordt teruggekomen. Ook was voor de middeleeuwse pelgrim, zo verhaalde professor Van Herwaarden, de geleide- en bewijsbrief van groot belang, zoals nu nog de pelgrimspas. Een andere spreker was de onderzoeker van de pelgrimage bij uitstek, professor Paul Post. Hij schetste vier profielen van moderne heiligen en zodoende ook van moderne bedevaartsoorden. Voor de contouren van één van deze moderne heiligen diende Jacobus: 'een gefolkloriseerde, gemusealiseerde heilige'. De tocht krijgt een sterk toeristische inslag. Dat de oude pelgrimage wordt tot een cultuurreis bleek ook bij dit symposium: er waren folders van reisorganisaties
i
I
I
met aanbiedingen voor reizen langs de hoogtepunten van de Via Francigena: 'We vliegen naar Milaan en reizen vandaar uit per bus. De terugvlucht is vanuit Rome. We overnachten in drie-sterren hotels (...)'. Een andere 'moderne' heilige is Titus Brandsma, waarvoor al eerder Henk van Os de term 'modern' ijkte.* Van Os verstaat daaronder de heilige die zich niet kwalificeerde door bijzondere uiterlijke mystieke ervaringen, die voorts geen wonderen verrichtte, en van wie ook geen primaire reliek bestaat (Brandsma werd verbrand in de ovens van Dachau). Paul Post maakte van de gelegenheid gebruik zijn nieuwste boek ten doop te houden; het eerste exemplaar reikte hij uit aan de volgende spreker: Herman Vuijsje. Wie de zienswijze van Post nader wil komen kan in dit boek terecht.' De uitgever in de folder: "'Het wonder van Dokkum": zo wordt de - vermeende wonderlijke genezing genoemd van een meisje na onderdompeling in de Bonifatiusbron te Dokkum in de zomer van 1990. Het gevolg van dit "wonder" was een opmerkelijke herleving van Dokkum als bedevaartsoord en stad van Bonifatius in de eerste helft van de jaren negentig. Hoewel de titel anders doet vermoeden, vormen Dokkum en het wonder dat daar zou hebben plaatsgevonden slechts indirect het thema van dit boek, dat eigenlijk handelt over volksreiigiositeit'. Willem Frijhoff schrijft over Poct dat deze net als hij zelf begrippen uit het kerkelijk ritueel wil verbreden tot een algemene theorie van het ritueeL4 'Stille tochten zijn de bezweringsriten van weleer' kopte Trouw (30 juni 2000) bij de bespreking van dit boek van Post. Herman Vuijsje is evenmin een onbekende voor onze lezers. Hij maakte de tocht in omgekeerde richting, van Santiago de Compostela naar Amsterdam, om te onderstrepen dat het hem niet ging om een wezenlijk christelijke bede~aart.~ In zijn lezing op het symposium wees Vuijsje op het ongelooflijk aanpassingsvermogen van de Camino de Santiago: 'De huidige opleving is een nieuwe stap in de ontwikkeling naar bevindelijkheid. Meer dan ooit is de Santiago-pelgrimage een persoonlijke onderneming geworden. Het ligt voor de hand deze ontwikkeling in verband te brengen met het grote individualiseringsproces dat in het Westen plaatsvindt'. Hij wees er verder op dat pelgrims op de route datgene zoeken wat ze in hun dagelijks leven het meest ontberen. 'Tegenwoordig zijn we dag in dag uit druk bezig het hoofd te bieden aan een zee van keuzemogelijkheden om ons eigen lot te bepalen. En opnieuw brengt de Camino ons verlichting niet meer in de vorm van zekerheid, maar van vrijheid - vrijheid van een teveel aan keuzen en bevrijding van een teveel aan gedachten'. Een interessante benadering. Het symposium werd besloten met een voordracht van Anne-Marie Korte, onder meer bijzonder hoogleraar Vrouwenstudies Theologie aan de Universiteit U t r e ~ h tHaar . ~ uitgangspunt was het pelgrimsverslag van Egeria, een vrouwelijk pelgrim in het Heilige Land tegen het einde van de vierde eeuw, waarschijnlijk
afkomstig uit Galicië.' Eén van de drijfveren voor deze vroege reizigster was de curiositas, waarvan Van Herwaarden sprak. Egeria geeft het zelf toe; zij schreef: 'Toen begon ik, omdat ik nogal nieuwsgierig ben, te informeren welk dal dit was waar de heilige monnik nu zijn kluis had ingericht' (16.3). Hoofdthema van mevrouw Korte was echter het wonder, alhoewel in Egeria's verslag het wonder maar een zeer geringe rol speelt. Zij vat samen: 'Als we in dit licht kijken naar de nieuwe, toenemende belangstelling voor wonderen en wonderverhalen in de westerse cultuur die zich onder meer toont in aandacht voor pelgrimage, kloosters, heilige oorden, miraculeuze beelden en charismatische genezers (v/m) valt misschien de neiging te weerstaan om hier slechts een regressieve "terugkeer van de betovering" in te zien. Behoefte aan magie en extase vormt hier ongetwijfeld een sterke drijfveer. Maar valt in deze belangstelling niet ook een eigentijdse "hang naar transcendentie" te bespeuren ?'. Ook dit zijn punten die de Santiago-ganger (v/m) tot nadenken kan stemmen. Maar hiermee is de galerij van prominente onderzoekers niet afgesloten. Dagvoorzitter was dr. Marc Wingens, historicus verbonden aan de Vrije Universiteit. Van hem kennen we een samen met Casper Staal geschreven stud ie Bedevaarten in Nederland.8 De dag bracht echter niet alleen geleerdheid. Er werden pelgrimsliederen ten gehore gebracht en ook de tentoonstelling werd bezocht. Eén van de rondleiders was genoemde Casper Staal, die als thema had gekozen pelgrimstekens en devotionalia. Ik kon hem wijzen op nummer 46 van delacobsstaf (toen nog te verschijnen) met het hoofdartikel over de pelgrimstekens. Het symposium moge dan achter de rug zijn, de tentoonstelling in het Catharijneconvent te Utrecht is nog te be~oeken.~ WANNEER IS VAN EEN BEDEVAART SPjWKE?
Veel boeken zijn kort na hun verschijning al weer verouderd: publicaties volgen elkaar snel op. Niet aldus met standaardwerken als het driedelige overzichtswerk Bedevaartplaatsen in Nederland onder redactie van P.]. Margry en C.M.A. Caspers (Amsterdam/Hilversum 1997, 1998 en 2000). Een niet genoeg te prijzen werk.l0 Waarom er hier naar verwezen wordt? Niet (alleen) om de uitputtende bespreking van de honderden bedevaartsoorden, maar vooral om de inleiding. De redacteuren moesten criteria ontwikkelen om aan te kunnen geven wanneer een plaats opgenomen zou kunnen worden in het lexicon. Eén van de vijf criteria is: 'Deze sacrale plaats wordt door de bezoeker door een sterkere aanwezigheid van God en zijn heiligen als heilzamer ervaren dan andere (heilige) plaatsen. Het handelingspatroon van de bezoeker van de bedevaartplaats is religieus geïnspireerd'. Santiago de Compostela is zeker een bedevaartplaats, maar niet ieder die de tocht naar deze plaats onderneemt mag zich - naar dit criterium -
als bedevaartganger afficheren, nog minder mag hij zich de voorrechten van de pelgrim laten welgevallen! Een boeiend punt van discussie? PROTESTANTEN OP WEG NAAR SANTIAGO
Het zijn niet alleen rooms-katholieken die op weg gaan naar Santiago de Compostela. Het is het intrappen van een open deur. Maar toch! Bij de reformatie van de 16e eeuw werd het rooms-katholiek gedachtegoed drastisch verworpen, ook ten aanzien van onderwerpen die niet echt tot de fundamentele strijdpunten behoorden. Populair gezegd: het kind werd met het badwater weggegooid. In een brochure van de hervormde kerk en de gereformeerde kerken staat het volgende te lezen: 'De afgelopen eeuwen stonden de roomse letterlijke pelgrimsreis en de protestantse figuurlijke pelgrimsreis tegenover elkaar. In de hedendaagse tijd is men van weerskanten gaan zien dat letterlijk en figuurlijk eigenlijk bij elkaar horen, zoals ook het materiële en het geestelijke. Degene, die de wandelschoenen aantrekt en letterlijk op weg gaat, is tegelijk bezig met een innerlijk spiritueel groeiproces. En omgekeerd: de persoon, die groeit in geloof waardoor haar of zijn leven verandert, is ook letterlijk pelgrim'." Het is lezer niet vreemd: in nummer 44 van dejocobsstaf was het hoofdartikel van de hand van de emeritus predikant Jan delongh; hij spreekt van 'de vergeestelijking van de pelgrimage in het protestantisme van de zeventiende eeuw' (p. 159).12In de afgelopen maand juni aanvaardde de hervormde theoloog Marcel Barnard de leerstoel liturgiek aan de Universiteit van Amsterdam.13 Hij wees er op dat de protestantse kerken in hun theologie achterlopen op de praktijk, waarin de kerkleden riten en symbolen (als de bedevaart naar Santiago de Compostela) in hun geloofsleven een plaats geven.14 Ook dit is een onderwerp waarop in ons blad teruggekomen kan worden. Noten Rein Bloem, De weg der wonderen. Pelgrims tussen Pavia en Rome (Nijmegen 1998); eerder in afleveringen verschenen in het dagblad Trouw. Henk van Os, Titus Brandsma. De man Gods uit Bolsword. Over heiligenverering vroeger en nu (Nijmegen 1998). P.C.]. Post, Het wonder van Dokkum. Verkenningen van populair religieus ritueel (Nijmegen 2000); zie over dit onderwerp ook: Jeroen de Jong,Ziekte en zaligheid. Heilige 'genezers'in Nederlandse bedevaartsoorden (Amsterdam en Overveen 1997) 58-66. Post wees ook nog op het diepgravende werk van Gerard Lukken, Rituelen in overvloed. Een kritische bezinning op de plaats en de gestalte van het christelijk ritueel in onze cultuur (Baarn 1999). Willem Frijhoff, Heiligen, idolen, iconen (Nijmegen 1998) 89. Het werk van Lukken (noot 3 ) had ook hier genoemd kunnen worden. Pelgrim zonder God, vele malen herdrukt als Pandora Pocket. Zie Anne-Marie Korte red., Wonderen die de wereld nog niet uit-zijn (Kampen 1998).
7 Het verslag is in vertaling uitgegeven: F. Ledegang, Als pelgrim naar het Heilige Land. De pelgrimage van Egeria in de vierde eeuw (Kampen 1991).
8 Walburg Pers 1997. Het boek vormde de begeleidende publicatie bij de tentoonstelling Bedevaarten ,n Nederland ook in het Catharijneconvent (10 oktober 1997-11 januari 1998). De dissertatie van Marc Wingens had tot titel Over de grens. De bedevaart van katholieke Nederlanders in de zeventiende en achttiende eeuw (Nijmegen 1994). In de reformatorische Nederlandse republiek was men immers pelgrimsoorden niet goed gezind; de katholieken gingen naar plaatsen even over de grens, zoals naar Kevelaer, net over de grens met Duitsland. Over de situatie in de negkntiende eeuw: P.]. Margry, Teedere Quaesties: religieuze rituelen in conflict (Hilversum 1999). 9 Recent is nog een bundel verschenen die heel wel als inleiding kan dienen op de in dit lectuurbericht aan de orde gestelde onderwerpen: ]os Pieper e.a. red., Pelgrimage in beweging. Een christelijk ritueel in nieuwe contexten. UTP-katern 22 (Baarn 1999). Hierin onder meer bijdragen van Barbara Haab (zie delacobsstaf 33 en 34 (1997)), André Mulder e.a., 'Moderne pelgrims naar Santiago de Compostela. Van mythe naar handeling', en Paul Post, 'Bedevaart: heiligheid van plaats en persoon in de dynamiek van cultus en cultuur'. 10 In het zojuist verschenen derde deel (Limburg: 1200 bladzijden!) staat overigens de verering van jacobus de Meerdere in Roermond (zie: delacobsstaf 43 (1999) 135) vermeld in de lijst van gediskwalificeerde 'bedevaartplaatsen' in Limburg. 11 Paula van Cuilenburg e.a., Leven als pelgrimsreis. Over de zoektocht naarje bestemming (Zoetermeer 1997) 11-12. 12 In genoemd artikel ook veel literatuur! 13 Trouw van 7 juni 2000. 14 Recent is ook de publicatie van Tjeu van den Berk over 'mystagogie' (uitg. Meinema, Zoermeer); het christendom zal opnieuw aansluiting moeten vinden bij wat onder de mensen en in de mens leeft. Wie geïnteresseerd is in het postmodern christelijk geloof (waarin een ritueel als de tocht naar Santiago een plaats Ikan krijgen) zal in het nieuwste boek van Herman Wiersinga een goede gids ontmoeten: Op Ooghoogte. Portret van een postmodern geloof (Zoetermeer 2000).
EEN 'ONDANIGMAR' ONDERWERP
l
Dit artikel behandelt een ondankbaar onderwerp. Dat komt niet vaak voor in de lacobsstaf. Kritische of zwaarmoedige artikelen zijn gelukkig schaars. We zijn lid voor onze lol en onze primaire lol is: die godzalige Camino gaan. En naast het wassende water van de Camino-literatuur hebben wij onze eigen 'Staf' die ons voorziet van praktische informatie en ons in woord en beeld verlekkert met wat ons langs die weg allemaal te wachten staat. Waarom dan toch een ondankbaar thema rond de Camino? Omdat mij is gevraagd iets te schrijven over cisterciënser kloosters langs de 'Franse weg', de belangrijkste pelgrimsroute in Spanje, en dat terwijl cisterciënsers in het geheel niet in pelgrims geïnteresseerd waren. ]a, dat kwam voor: monniken in kloosters die niets om pelgrims gaven. Die ver van de gebaande paden en ver van de bewoonde wereld neerstreken, zodat er 'van nature' niemand langs zou komen. Die torens op hun kerken verboden, omdat die dan wel eens iemands ongewenste aandacht zouden kunnen trekken. En die persoon zou dan wel eens een pad naar het klooster kunnen inslaan. Zijn de cisterciënsers daarom de wereld ontvlucht? En die Regel van Benedictus dan? De cisterciënsers wilden die toch, temidden van veel verwaarlozing en verval, weer tot in de puntjes gaan trachten na te leven? En staat in hoofdstuk 53 va n die Regel niet geschreven: Omnes supervenientes hospites tamquam Christus suscipiantur, quia ipse dicturus est: Hospis fui et suscepistis me? (Alle gasten die aankloppen moeten worden ontvangen als Christus zelf, want eens zal hij hen zeggen: 'Ik was vreemdeling en gij hebt Mij opgenomen'). Dat kan wel zijn, maar het woord 'pelgrim' komt in die hele Regel niet voor. En natuurlijk, als er de een of andere verdwaalde reiziger aanklopt aan de poort, dan zullen de cisterciënsers hem heus wel opnemen en zelfs liefdevol verzorgen. Maar waar in de Regel staat eigenlijk, dat monniken zoveel mogelijk gasten naar het klooster moeten lokken? Bij benedictijnen ligt dat anders. Zij bouwen hun kloosters op de toppen van de heuvels, zodat iedereen ze al van verre kan zien liggen. Ook bouwen zij gastenhuizen aan de poort voor hoe meer reizigers hoe liever, en ruime zijschepen en kooromgangen in hun kerken waar naar hartelust in processies kan worden rondgegaan. Benedictijnen hebben tevens crypten onder hun kerken waar de relieken van de heiligen worden uitgestald en vereerd, en waar, net als in de gastenhuizen, de pelgrims die het missen kunnen diep in hun buidels tasten ... Van oudsher heeft de Orde van Cluny, sedert het jaar 910 het nieuwe begin van de Orde van Benedictus, zich opgeworpen als de behoeder van de pelgrimage naar Sint-]acob en als de organisator van haar expansie. In de grote pleister-
plaatsen bevonden zich cluniacenser kloosters: Saint-Gilles, Saint-Guilhern, Conques, Moissac, Vézelay, Saint-jean-dlAngély, Saintes, San Juan de la Peña, Leyre, Burgos, Carrión de los Condes, om maar een paar van de belangrijkste te noemen. De moederabdij Cluny was het kloppend hart van geheel het promotieapparaat. Naast de grote abdijen in de belangrijke pelgrimsplaatsen beschikte Cluny langs de voornaamste pelgrimsroutes ook over een wijdvertakt net van onderkomens waar cluniacenser monniken de geestelijke verzorging van de pelgrims in handen hadden. De geschiedenis van de pelgrimage en de geschiedenis van de orde van Cluny zijn op deze manier nauw met elkaar verweven. Hoe anders was het gesteld met de cisterciënsers. Men kan een hele bibliotheek aan cisterciënser literatuur in de zaakregisters naslaan op de woorden 'pelgrimage', 'Santiago' of 'Compostela' zonder één verwijzing tegen te komen. Dat maakt het zoeken naar een relatie tussen cisterciënsers en pelgrimeren tot een ondankbare aangelegenheid. Maar de cisterciënsers hadden dan ook andere zaken aan hun hoofd. Gesticht in 1098 door Robertus van Molesmes die zijn cluniacenser klooster verliet met een aantal volgelingen om ergens in een onherbergzaam woud weer eens de puntjes op de 'i' van de Regel van Benedictus te gaan zetten, waar in Molesmes niet zoveel meer terecht kwam, waren ze in Citeaux bezig met eenzaamheid, wereldvlucht, ascese, stilte, eredienst, geestelijke lezing en het leven van het werk van eigen handen. In dat ideaal paste geen aandacht, en zeker geen actieve aandacht voor langstrekkende pelgrims. In Frankrijk bijvoorbeeld werden in de 12e en 13e eeuw 240 cisterciënser mannenkloosters gesticht. Hoewel schrijver dezes aardig op de hoogte is van de literatuur betreffende de Orde in het algemeen en die betreffende de afzonderlijke kloosters in het bijzonder, is het hem niet mogelijk om in Frankrijk meer dan twee abdijen in dan toch nog schimmige relatie tot de Jacobuspelgrimagete brengen. Die twee zijn Noirlac in het departement Cher en Gimont (ook wel Planselve geheten) in het departement Gers. Noirlac is toevallig gelegen aan een alternatieve tak van de Via Lemovicensis vanuit Vézelay over Bourges, en Gimont precies óp de Via Tolosana vanuit Arles. 'Toevallig', omdat een wezenlijk verschil tussen de vestigingsplaats van een cluniacenser abdij en die van een cisterciënser abdij onder meer daaruit bestaat dat bij de cluniacenser abdij vaak gekozen werd voor een locatie op een kruispunt van wegen of uitdrukkelijk langs een (pelgrims)route, terwijl de cisterciënser abdijen juist zeer bewust en bedoeld zover mogelijk van de bewoonde wereld werden gesticht. Het verhaal over de relatie tussen cisterciënsers en pelgrimeren kan dus geen succesverhaal worden in de zin van: kijk eens wat die cisterciënsers allemaal voor onze jacobuspelgrims hebben gedaan en betekend! Derhalve ben ik genoodzaakt mij te beperken tot een wat droge opsomming van cisterciënser mannen- en vrouwenkloosters die zich in de nabijheid van de Camino francés
bevinden en waar, indien zij door mannen bewoond zijn (de slotnonnen blijven zich verschansen!!) wellicht - de tijden zijn veranderd -van gastvrijheid en bezinning te genieten valt, en waarvan de architectuur niet zelden het oog behaagt. Hier volgt dan een summiere vermelding/bespreking van de 15 cisterciënser kloosters die zich globaal binnen een afstand van 10 km van de Camino francés bevinden of bevonden. De nummers verwijzen naar de volgorde langs de route vanaf Saint-Jean-Pied-de-Port. a
7. ALLOZ
De door cisterciënser monialen bewoonde abdij van Alloz bevindt zich tussen Puente la Reina en Estella, op circa 3 km ten noorden van de weg ter hoogte van Lorca. 2. IRANZU
Op 9 km ten noordoosten van Estella ligt in het dal van de Yerri de abdij van Iranzium (lat.). Zij werd als benedictijner abdij gesticht in de 9e eeuw. In het jaar 1178 aanvaardde zij de hervormingen van Citeaux onder de hoede van de Franse cisterciënser abdij La Cour-Dieu bij Orléans. In architectonische zin biedt de abdij van Iranzu een interessant voorbeeld van de zogenaamde style de transition, de voor het vroege bouwen der cisterciënsers zo karakteristieke overgangsvorm van de romaanse naar de gotische bouwkunst. In fraaie ruïneresten van met name kerk en kapittelzaal valt deze stijl te bewonderen. 3. ESTELLA
In de architectonische rijkdom van Estella ontbreken niet. Het in de 13e eeuw gestichte Monasterio de Santo Domingo, dat thans dient als een bejaardenhuis, bevat een weliswaar bu buitengewoon fraaie éénschepige gotische cisterciënserkerk. 4. SALAS
Even voorbij Estella, een weinig ten noorden van de weg naar Logroño, bevindt zich het voormalige cisterciënser nonnenklooster van Salas. 5. CANAS
Tussen Nájera en Santo Domingo ligt ongeveer 5 km ten zuiden van de weg het dorp Cañas met een indrukwekkende cisterciëns was oorspronkelijk gesticht in Ayvela, maar werd in 1171 overgeplaatst naar Cañas. Men bewondere er de gotische kerk met één van Spanjes beroemdste grafmonumenten, de tombe van een zekere Doña López de Haro, en ook de kapittelzaal.
kerk van Cañas
6. SANT0 DOMINGO DE LA CALZADA
Het bewoonde monialenklooster Anunciación is een dochter van Las Huelgas, dat hierna nog uitgebreid besproken zal worden. Het is schrijver dezes, ondanks eerst vriendelijke en daarna hardnekkige pogingen, niet gelukt bij deze bruiden des Heren ook maar een teen over de drempel te krijgen. 7. SAN PEDRO DE CARDEÑA
De abdij Santa Maria de los Mártires is een gastvrij bewoond trappistenklooster (na een hervorming in de 17e eeuw vanuit La Trappe in Frankrijk zijn de hervormde cisterciënsers trappisten gaan heten). Het bevindt zich ten zuidoosten van Burgos. Vóór het binnengaan van de stad, bij Castañares, dient men linksaf te slaan. Het is dan nog ongeveer 5 km. 8. LAS HUELGAS
Las Huelgas in Burgos is één der vermaardste vrouwelijke cisterciënserabdijen doet c3e ronde (Jat, iindien de Paus ooit zou kiezen voor de huwelijkse staat, de abdis van Las Huelgas als enige vrouw op aarde Zijne Heiligheid waardig zou zijn. Delen van deze abdij vormen het absolute hoogtepunt van cisterciënser architectuur langs de Camino. Zij werd gesticht in 1187 door Alfons VIII op verzoek van zijn vrouw Eleanora, dochter van Hendrik Plantagenet. De gotische abdijkerk werd gebouwd tussen 1220 en 1230. Zij ademt de sfeer van eenvoud die aan de cisterciënser architectuur zo eigen is. Dat gold niet voor de cisterciënserinnen die er hun toevlucht namen. Want die waren zonder uitzondering van hoge tot zeer hoge geboorte. Het klooster kreeg de eretitel Abadia Real (koninklijke abdij), werd ten zeerste bevoorrecht door koninklijke geslachten en uiteindelijk verheven tot koninklijk mausoleum. Kloostergong, Los Hutelgos (foto: jasé Wienk)
9. VALVERDE
Deze ten zuiden van Carrión de los Condes gelegen cisterciënser abdij werd in 1169 gesticht door het moederklooster Sobrado bij Arzua in Galicië. In het jaar 1190 werd het klooster overgeplaatst naar Benavides, meer zuidelijk gelegen tussen Boadilla en Cisneros.
i
I
70. LA VEGA
Op 12 km ten noordwesten van Carrión de los Condes ligt het mannenklooster Santa Maria de la Vega. Het werd in 1215 gesticht door het cisterciënser klooster Valverde. Van de oorspronkelijke abdij zijn heden ten dage nog slechts enige schamele kerkresten over. 77. SANDOVAL
1
Aan de rivier de Esla bij Mansilla de las Mulas werd in 1167 de benedictijner abdij Sandoval gesticht. In 1171 aanvaardde de communiteit de gestrengere cisterciënser leefregel onder de hoede van de abdij La Espina in de provincie Valladolid. In de vijftiende eeuw voegde Sandoval zich bij de in 1427 gestichte zogenaamde Castiliaanse Congregatie, waarin een aantal regionale cisterciënser abdijen bijeen waren gebracht. De kerk, met drie absides, dateert van eind 12e en begin 13e eeuw. Zij werd in 1462 laat-gotisch uitgebreid en in de 17e eeuw in barokke stijl gerestaureerd en ten dele gereconstrueerd. 72. CARRIZO
Circa 10 km ten noordwesten van Villadangos del Páramo bevindt zich het door cisterciënser monialen bewoonde Monasterio de la Asunción. 73. CARRACEDO
In 990 werd 3 km ten zuiden van Cacabelos door benedictijner monniken het klooster Carracetum gesticht. In 1203 voegde Carracedo zich in de Orde van Citeaux. In 1138 werd met steun van Alfons VII begonnen met de bouw van een romaanse kloosterkerk. In de 18e eeuw werd ter vervanging van deze kerk een aanvang gemaakt met de bouw van een kerk in classicistische stijl. Deze is echter nooit voltooid als gevolg van de inval van de Fransen in 1811 waardoor de monniken op de vlucht werden gejaagd. Ter plaatse zijn nog steeds indrukwekkende bouwresten te bewonderen. Naast de kerk zijn dit onder meer de oostelijke galerij van het gotische claustrum, delen van de romaanse kapittelzaal en de refter uit de 16e eeuw.
E'
?
74. PENAMAYOR
Iets ten noordwesten van Carracedo aan de voet van de Pefia Rubia werd in 1225 door Carracedo de aanvankelijk als landbouwnederzetting bedoelde abdij Penna Maior gesticht. De abdijkerk uit de 13e eeuw, die thans in gebruik is als parochiekerk, is niet al te slecht bewaard gebleven. 15. SOBRADO
De laatste en niet de minste cisterciënserabdij die de pelgrim op zijn weg naar Santiago de Compostela zou kunnen bezoeken, is die van Superatum, of
Sobrado de los Monjes (in het Galicisch spreekt men van Sobrado dos Monxes). Zij ligt circa 20 km ten noordoosten van Arzua aan de rivier de Tambre. Dat is weliswaar aan de Camino del norte en dus enigszins uit de route, maar vanwege haar historisch belang verdient zij hier vermelding. In het jaar 922 werd op deze plaats een dubbelklooster gesticht. Dat is een vrij curieus samengaan van een monniken- en een monialengemeenschap die samen het klooster vormen. Daar werd veel over geroddeld .... Sympathiek is zonder meer dat de abdis in dit soort situaties vaak de scepter zwaait over het geheel. Het bekendste Franse voorbeeld van een dubbelklooster is Fontevraud. Mij zijn helaas geen gegevens over het verdere verloop van de gemengde stichting van Sobrado bekend. Wel is het een feit dat in het jaar 1142 het mannelijke deel van de gemeenschap zich aansloot bij de cisterciënser orde. Sobrado was toen bezig de grootste en belangrijkste abdij van Galicië aan het worden. Van het middeleeuwse klooster is niet veel meer over: uit de 13e eeuw een kapel in het noordelijk transept, een deel van de kapittelzaal en de keuken. Grote delen van het complex zijn in de 16e, 17e en 18e eeuw op grootscheepse wijze verbouwd en vertonen dus de overgangsvormen van Renaissance naar Barok. Het ensemble wordt gedomineerd door een koepel en twee klokketorens. En het zogenaamde 'Claustrum van de Medaillons' mag hier zeker niet onvermeld blijven.
De abdij van Sobrado (foto: Stephan van Meulebrouck)
tuur tussen Renaissance en Barok. Voor ons, Jacobuspelgrims, is het van belang dat wij tegenwoordig in Sobrado gastvrij onthaald worden. In het klooster is een ruime refugio gevestigd. Als 's avonds de toeristen verdwenen zijn, daalt er een weldadige rust over het klooster neer en lijkt het complex welhaast uitgestorven. Neem de gelegenheid te baat en bezichtig het geheel dan eens. Het gebouw herbergt onder andere een curieuze want levensechte maquette van de kathedraal van Santiago de Compostela. En de gastenpater heet broeder Santiago. Als dat geen toeval is ..... Aan het einde van dit artikel bekruipt mij de onbedwingbare behoefte om naar voren te brengen dat hier wel een erg eenzijdig beeld is geschetst van de Orde
van Citeaux, die mij toch al weer decennia lang in haar greep heeft en houdt. Maar om al was het maar op de meest summiere wijze haar betekenis, haar waarde voor de middeleeuwse samenleving en architectuur en bovenal mijn onuitblusbare liefde voor haar onder woorden te brengen, daarvoor zouden vele jaargangen van delacobsstaf nog niet toereikend zijn. En het is trouwens een ander onderwerp, voor een ander tijdschrift. * Jan Caljé is een vitale vutter die een groot deel van zijn leven in de architectuur heeft doorgebracht. Tijdens een klein deel ervan heeft hij het cisterciënser leven van binnenuit leren kennen. Dat heeft bij hem een ongeneeslijke verknochtheid aan de Orde van Citeaux teweeg gebracht. De weg naar Cornpostela is hij tweemaal gegaan: in 1998 vanuit Parijs en in 1999 vanuit Saint-Jean-Pied-dePort. Na de eerste keer dacht hij: 'Een keer is genoeg'. Na de tweede keer dacht hij: 'Twee keer is genoeg'. En toch gaat hij weer, in het vroege voorjaar van 2001.
HEILIG IAAR 7999 IN CIIFERS
Het toonaangevende tijdschrift Compostela van de Archicofradia Universal del Apóstol Santiago (Universele Aartsbroederschap van de Apostel Santiago) nummer 20 is geheel gewijd aan het afgelopen Heilig laar. Hier volgt een kleine samenvatting. 1999 spant de kroon wat betreft het aantal pelgrims dat uit zeer vele landen kwam om jacobus te vereren. Alle getallen zijn in de computer gestopt, de aantallen liegen er niet om. De botafumeiro, het grote wierookvat, werd 830 keer gebruikt in de Misa del Peregrino (Pelgrimsmis). Er werd 1.120.000 maal de Communie uitgereikt en voor het sacrament der vergeving, de biecht, zijn talloze geestelijken uit heel Spanje, vaak zelf op bedevaart, komen helpen. Men noemt dit het Heilig jaar der Verzoening.
In totaal registreerde men 154.613 pelgrims, waaronder 68.284 vrouwen, 86.305 mannen en 24 'onbekenden'. De pelgrims kwamen uit 91 landen, te weten: Europa: 150.108 personen uit 38 landen, waarvan alleen al uit Spanje 136.198; uit de overige 37 landen 13.910, waarvan 858 uit Nederland. Noord- en Zuid-Amerika: 4160 personen uit 22 landen Azië: 171 personen uit 162 landen Oceanië: 130 personen uit 2 landen Afrika: 44 personen uit 17 landen Via welke pelgrimsroute kwamen de pelgrims? Camino inglés: 2.800 (1,81%) Camino del norte: 9.290 (6,01%) Camino portugués: 12.239 (7,92%) Via de la Plata: 4.167 (2,70%) Camino francés: 124.679 (80,64%) Andere: 67 (0,04%) Niet bekend: 1.371 (0,89%) Uit welke overwegingen kwamen zij? 3.199 (2,07%) Culturele: Religieus/culturele: 36.370 (23,52%) Religieuze: 115.016 (74,39%) Hoe kwamen zij? Te paard: Per boot: Niet bekend: Per fiets: Te voet:
1.416 (0,92%) 1.128 (0,73%) 9 (0,01%) 24.041 (15,55%) 128.019 (82,80%)
Hoe oud waren zij? Jonger dan 30 jaar: Van 30 tot 60 jaar: Ouder dan 60 jaar:
79.215 (51,23%) 68.708 (44,44%) 6.690 (4,33%)
CE0PEND: IACQBSPAD SINT-IACOBIPAROCHIE - HASSELT
Op vrijdag 12 mei 2000, een zonovergoten dag met een knipoog van onze heilige lacobus de Meerdere, vinden in het kader van de opening van hetlacobspad verscheidene handelingen plaats. De eerste actie vindt's morgens plaats in de Groate Kerk van Sintlacobiparochie, waar mw. Katrina van den Berg, voorzitter van ons genootschap, de fototentoonstelling van Michel Wasielewski opent. Zij memoreert daarbij aan de legendarische Friezen Sint-Friso in Bassoues (Frankrijk) en SintEvermarus bij Tongeren. De expositie toont foto's over de Europese pelgrimswegen naar Santiago de Compostela. 'Deze wegen hebben Europa gemaakt', alduslean Bourdarias, schrijver van de Guide Européen des chemins de Compostelle. De tweede handeling wordt enkele uren later verricht door een 50-tal belangstellenden die het Jacobspad te voet volgen door het gras van de weilanden tussen Leons en Jorwert. In de monumentale kerk van Iorwert wordt vervolgens een nieuw pelgrimslied gezongen (zie verder) en geluisterd naar het door Peter Vermaat voorgedragen verhaal van 'de gehangene'. De derde handeling wordt later op de middag verricht door staatssecretaris mw. Geke Faber, die officieel het 'jabikspaad' opent, gelijk met het zelfbedieningspontje over de Linde. Daar ook wordt het eerste exemplaar van het gidsje, 'het labikspaad', aan mw. Faber aangeboden door burgemeester Klaas Dankert. Een vol dagprogramma waarbij de deelnemers zich tussen de locaties verplaatsten per bus, te voet en ook op de fiets van de Linde naar Oldemarkt. jan van der Wal informeerde het gezelschap onderweg over de natuur, cultuur en de historie van de streek. De organisatie van de dag was in goede handen van de burgemeesters van de gemeenten Ilsselham en Het Bildt. Het labikspaad is veelzijdig: het is een aaneenschakeling van geschiedenissen van de mensen die Noord-Nederland gemaakt hebben tot wat het nu is. Het pad begint in Sint-lacobiparochie dat zo'n 500 jaar geleden werd gesticht op een plaats waarvan Plinius naar huis schreef: 'een erbarmelijk land, waar de bewoners wonen op terpen waar zij in hun hutten hun verstijfde ledematen verwarmen aan een vuur van gedroogd slik'. Het pad eindigt bij de deftige koopmanshuizen in het prachtige hanzestadje Hasselt. Het lacobspad is geïnitieerd op de geschiedenis van de eerste boeteling die vanuit Friesland ter pelgrimage werd gestuurd. Het pad is een op zichzelf staande route, maar kan een eerste stap zijn naar een verder, zo u wilt een hoger, doel. Voor de fietsers zijn het 130 km, voor de wandelaars een 20 km meer. De route is, ter ondersteuning van beschrijving en kaart, in het veld gemarkeerd
met een blauw vierkant waarop een wulk is geprojecteerd. De gids is verkrijgbaar bij de plaatselijke VW's en bij de gespecialiseerde boekhandel. De muziek van het in Jorwert gepresenteerde pelgrimslied is van Serge Aanstoot en de tekst van Sjaak Blok, Drachten. Hier volgt de tekst: Jacobus in Friesland Wie liep er van Padrón naar Zwarte Haan? Hij -volgens de schrift - zoon van de donder, had in een droom de vreemde roep verstaan en niet gedraald. Hij was gewend aan 't wonder. Refrein: Sint-Jacobis de naam Zijn Molkwei brengt ons samen Gering is hier zijn faam Wij koesteren zijn namen: San Yago en Saintlacques Saint james en ook Sankt jacob Sint-Jacobloop met ons tot Finisterra. Amen. Jacobusgordt zich aan, verlaat zijn stad. Hij valt niet op. Men is wel wat gewend aan outfit door de tijd. Maar zie: zijn pad gaat richting klei en kou! Een nieuwe trend? (Refrein) Hij loopt een wereld in, hem niet bekend. Het land, het water heeft een verse kleur. De t a a l lijkt vreemd, maar wordt herkend. Zijn schelp is passepartout voor elke deur. (Refrein) Het Friese land heeftlacob toen gevat en in zijn schelp heeft hij het neergelegd. Hij draagt het mee op 't volgend pelgrimspad, als hem dat in een droom wordt aangezegd. (Refrein) Wie loopt komt jacob tegen. Hij is trouw. Eet, zwijgt, praat over gewone dingen. Maar luister goed. Soms hoor je hem voor jou zacht zijn lied van Compostela zingen. (Refrein)
DE VIRTUELE PELGRIM
Het Genootschap is nu ruim een half jaar ook te vinden op het wereldwijde web en dit heeft al behoorlijk wat vruchten afgeworpen. Dat blijkt uit de vele verzoeken, van leden en niet-leden, om toezending van informatie. Kortom: de eerste doelstelling mag bereikt zijn, het Nederlands Genootschap van Sint Jacob is gemakkelijk bereikbaar en oud-bestuursleden worden niet meer lastig gevallen met vragen, omdat hun adres nog vermeld was in oude literatuur. Sinds de start op 6 december 1999 zijn al ruim 100 infopakketten verstrekt. Er zijn zelfs infopakketten verstuurd naar 3 nieuwe leden in België, één infopakket naar iemand uit Letland die tijdelijk in Nederland verblijft in verband met studie en één pakket aan één in de Verenigde Staten studerende Nederlandse. Ook hebben diverse leden en niet-leden gevraagd of we melding willen maken van hun websites met reisverhalen c.q. gesponsorde enlof commerciële websites. Helaas voor degenen uit de laatste categorie: met sponsoring of commerciële activiteiten laten wij ons niet in. Deze personen krijgen schriftelijk bericht dat hun website om die reden niet wordt vermeld. Websites echter die relevante informatie bevatten over pelgrimeren, cultuurhistorische achtergronden en geschiedenis van het pelgrimeren of reisverslagen zullen in dejacobsstaf worden besproken. Het Genootschap is (potentiële) leden ter wille met het persoonlijk of via de website verstrekken van informatie. Op dit moment worden verzoeken om informatie gehonoreerd met het verstrekken van een algemeen informatiepakket over het Genootschap en een aanmeldformulier. Verder wordt voor verzoeken om routebeschrijvingen verwezen naar de leden met kennis van deze informatie enlof de gespecialiseerde boekhandel. Voor dit soort informatieverstrekking zou in de toekomst gedacht kunnen worden aan het opzetten van een nieuwsgroep. Bij die nieuwsgroep kan men bijvoorbeeld ook terecht voor discussiegroepen, werkgroepen voor lopers, wandelaars en spiritualiteit, cultuurhistorie, geschiedenis, muziek en praktische informatie voor pelgrimeren. Dankzij de site bereikt het Genootschap niet alleen die leden die twee keer per jaar op de ledenvergadering komen (ca. 400 leden per keer), maar idealiter ook de overige leden met een e-mailadres. Misschien zijn er zelfs mensen die de jacobsstaf digitaal willen ontvangen. Interesse? Mail uw reactie aan: ideeë
[email protected] In oktober a.s. gaat de website-werkgroep evalueren en dan komen al die ideeën aan de orde.
Nog wat interessante gegevens voor de statistici onder ons: Het aantal bezoekers op de website met afkomst naar land Tijdvak Land van herkomst
Nederland Belqië VS Spanje UK Frankrijk Zwitserland Zweden Duitsland Italië Canada Finland Australië Overiq Totaal
18 moart tlm 30 juni 2000 Aantal bezoekers
930 89 46
cumulatief vanof 6 moort 2000 *) Aontal bezoekers
In procenten
113
1302 96 61 4 4 4 3 3 3 3 1 1 1 164
78,9% 8,0% 5,1% 0.3% 0,3% 0,3% 0.3% 0,3% 0,3% 0,3% 0.1 % 0,1% 0.1 % 13,7%
1198
1650
100%
3 3
2 3 3 2 3 1 1 1
* ) het totaal aantal bezoekers is hoger aangezien we al vanaf 6 december 1999 in de lucht zijn, ech-
ter vanaf 6 maart 2000 is pas vast te stellen waar de bezoekers vandaan komen. Totaal inclusief het aantal van 951 voor 1999 komen we uit op 2601 bezoekers.
Het gemiddeld aantal bezoekers kwam in de verslagperiode uit op 9 bezoekers per dag, waarvan het overgrote deel vooral 's avonds de website bezocht. In deze periode was er gemiddeld l nieuwe aanmelding per dag; in totaal waren er in deze periode ruim 76 aanmeldingen. Het aantal aanmeldingen stijgt met de dag. In totaal kregen we sinds 6 december 1999 2601 bezoekers. Op het moment dat u dit leest, is het best mogelijk dat we de 3500 bezoekers al gepasseerd zijn. Vanaf 6 maart 2000 zijn we ook bekend bij een 12-tal zoekmachines. Het aantal bezoekers vanaf die zoekmachines is op dit moment: 10 bezoekers, 7 via Altavista en 3 via Vindex. NIEUWE INTERESSANTE WEBSITES
Over 'Jacobus de Meerdere, vechtjas en pelgrim (25 juli)' surf naar www.omroep.nljrkklrkkspiritualiteitljaarA-07-25 Jacobus_de_meerdere.htrnl Over de botafurneiro: surf naar www.xacobeo.org/boletin~fra.htm Mail uw reactie naar
[email protected]
JACOBUSBOEKEN STEPHANVAN MEULEBROUCK
Ilse Verweirder, Met de ezel naar Compostela. Een ware pelgrimstocht (Rijswijk: Elmar B.V. 2000) 144 blz., ISBN 90 389 1068 1, paperback. Te koop: via internet (kijk bij het onderdeel 'Reispodium' van www.elmar.nl; f 27,50 plus f 5,- verzendkosten) of rechtstreeks bij de auteur (Oegstgeesterweg 291, 2231 BG Rijnsburg, tel. 071-4022896; f 25,- plus f 5,verzend kosten). Het volbrengen van een pelgrimstocht is voor velen zo'n ingrijpende gebeurtenis dat zij anderen graag deelgenoot willen maken van hun ervaringen. Dat resulteert nogal eens in het publiceren van uitgewerkte dagboeknotities. Vaak zijn dit soort pelgrimsverslagen voor vrienden en familie heel interessant, maar voor het aanspreken van een groter publiek is soms meer nodig. Dat geldt ook voor het boek van Ilse Verweirder, dat de redactie van dit blad onlangs ontving. Ilse ging in de zomer van 1996 op pad met vriend Fred en ezelin Lotje. Het verslag van deze bijzondere onderneming is in een grappige vorm gegoten: beurtelings komen de auteur, haar voeten en Lotje aan het woord. Een belangrijke rol is natuurlijk weggelegd voor de ezelin. Verschillende foto's tonen haar in vol ornaat en ik moet bekennen, ik zwichtte meteen voor de charmes van het sympathieke dier. Wat verder opvalt is de onbevangenheid waarmee het trio de tocht aangaat en de moed waarmee tegenslagen te lijf worden gegaan. Toch kon Verweirders relaas mij niet lang boeien. Daarvoor lijkt het namelijk te veel op andere reisverslagen. Dag na dag kabbelt het maar voort tot Santiago bereikt is. Bovendien had uitgeverij Elmar er beter aan gedaan dit boek aan een strenge redactie te onderwerpen. De soms rammelende schrijfstijl en vooral de vele spelfouten in plaatsnamen zijn ronduit storend. Maar alle kritiek ten spijt, liefhebbers van ezels zullen met deze uitgave ruimschoots aan hun trekken komen. Het labikspaad. Wandel- en fietsroute van Sintjacobiparochie (Frl.) naar Hasselt (OV.) (z.p. [Drachten]: NNBT i.s.m. Stichting labikspaad Fryslân 2000) 108 blz., geen ISBN, ringband, f 27,50. Te koop: bij de VVV-kantoren langs de route en bij de gespecialiseerde boekhandel. De Nederlandse pelgrim staan tegenwoordig steeds meer aanlooproutes ter beschikking. Behalve de routes die lopers en fietsers zelf samenstellen zijn er kant-en-klare beschrijvingen zoals de St.]acobs Fietsroute en het Pelgrimspad. De nieuwste loot aan deze stam is het Friese labikspaad (zie ook het verslag van
Siep Zijnstra elders in dit blad). Volgens de lZe eeuwse Kroniek van Turpijn droomde Karel de Grote van een sterrenweg die begon bij de 'Friese Zee' en helemaal naar Compostela voerde. Nu, eeuwen later, is deze droom deels werkelijkheid geworden met de voltooiing van een gecombineerde wandel- en fietsroute van het Friese St.-Jacobiparochie naar Hasselt in Overijssel. Het Noord-Nederlands Bureau voor Toerisme en de Stichting Jabikspaad Fryslân tekenden voor de beschrijving van deze route. Mijn eerste reactie bij het aanschouwen van het boekje was: zo hoort een routegids er uit te zien! Aan het formaat is te zien dat de makers weten wat wandelen of fietsen is. Het boekje past namelijk in iedere jas- of broekzak (daar kunnen de Spanjaarden van Everest nog wat van leren). Verder wordt de lezer geholpen door beknopte maar duidelijke informatie over de geschiedenis van het pelgrimeren naar Galicië, over het landschap onderweg, de Friese taal, overnachtingsmogelijkheden en nog veel meer. Vermeldenswaard is ook de kartering van de route, kundig uitgevoerd door Siep Zijnstra, namens ons Genootschap regiocontactpersoon voor Friesland en één van de drijvende krachten achter het Jabikspaad. De verschillende deelkaartjes worden gecomplementeerd door een drietal overzichtskaarten die staan afgebeeld daar waar ze horen, namelijk op de binnenzijde van de voor- en de achterflap. Het Jabikspaad sluit aan op het Hanzestedenpad, een uitgave van de SLAW. Verdere regionale initiatieven moeten uiteindelijk resulteren in een doorgaande route naar Luik. Het Pelgrimspad heeft er een serieuze 'concurrent' bij gekregen!
Pied a terre
kaarten en gidsen voor actieve vakanties
Singel 393 1021 WN Amsterdam tel. (020) 62 7 44 55 fax (020) 620 89 96 E-mail
[email protected] Gelegen in het centrum, achter het Spui Tramlijnen 1, 2, 5 of 11. Open: ma - vr 11.00 - 18.00 uur za 10.00 - 17.00 uur koopavond: donderdags van april tlm augustus van 18.00 - 21.00 uur
1 Vraag onze catalogus aan! 12: :t:.
Yostorderservzce
....... : .. ...
:,,:::':i:
VAN DE VOORZITJ-ER THUIS IS BETER?
De risico's van het langdurig van huis zijn waren het onderwerp van een artikel over wereldreizigers in de Volkskrant van 1 juli jl. Puntsgewijs werd opgenoemd wat die risico's zijn. Ik vond het een leuk artikel en dacht meteen: gelden deze waarschuwingen nou ook voor pelgrims, die drie of meer maanden onderweg zijn naar Compostela? Een voorbeeld: het risico van vervuiling. je komt moe in een vreemde stad aan, het sanitair is behelpen en voor je het weet heb je een of andere uitslag of infectie. Een ander voorbeeld: de verwachting iets nieuws en bijzonders te ontdekken onderweg. Helaas, overal is al iemand je voor geweest. En tenslotte: de verwachting dat je diepgaande gesprekken met je medereizigers of de mensen langs de route zult hebben. In hoeverre is dat alles nou op pelgrims naar Compostela van toepassing? REINHEID
Als pelgrim ben je ook al gauw minstens zes weken onderweg. Je hebt je toiletspullen bij je, maar het is allemaal natuurlijk zo licht mogelijk, zeker als je te voet bent. Lukt het om schoon en, voor mannen zonder baard, geschoren te blijven? In het artikel wordt verwezen naar de vervuiling door het gebruik van openbaar vervoer. Het lijkt me dat dat element voor pelgrims minder meespeelt. Wellicht neem je een bus als je een erg grote stad in de regen moet doorkruisen en als je naar Nederland terugkeert, maar dan heb je je doel al bereikt. Ik weet niet of pelgrims nou wel zo fris in Compostela aankomen als ze waren toen ze van huis vertrokken. De botafumeiro in Compostela was oorspronkelijk in ieder geval bedoeld om de lucht van de pelgrims te versluieren. Hoe zit dat nu? NIEUW
En ja, dan de verwachting. Met welke verwachting ga je van huis? Verwacht je iets van anderen of alleen een verandering in jezelf? De Camino francés is natuurlijk al door veel mensen gelopen en beschreven, de Ruta de la Plata gaat misschien dezelfde kant op. Het nieuwe, als je dat al ontdekt, zit in je eigen ogen, dus in de manier waarop je naar dingen kijkt. CONTACTEN
De kans op intensieve gesprekken onderweg en de verwachting daar iets nieuws te horen op spiritueel gebied lijkt mij niet groter dan thuis. Of is pelgrimeren toch anders?]e kunt wel informatie en steun van je medereizigers krijgen. Onverwacht (!) aardige mensen in Frankrijk of Spanje helpen je verder,
//k3)\
maar in hoeverre je daar, eenmaal thuis, nog contact mee wenst te hebben? Er blijven vele vragen over, merk ik nu. Ik weet ook geen antwoorden. Ik ben nooit langer dan vier weken achter elkaar op weg naar Santiago geweest en dan nog alleen in Frankrijk, dus ik beschouw mezelf niet als een ervaren pelgrim. Sterker nog, op de route vanaf Arles ben ik vrijwel geen pelgrims tegengekomen, dus het was maar goed dat ik daar geen verwachtingen over koesterde. Ook op de route vanaf Straatsburg die ik dit jaar voor een deel gelopen heb, via GR'S, ben ik geen enkele pelgrim tegengekomen en, ik durf het haast niet te zeggen, ook geen jacobalia. Twee keer is ons verteld dat we op een oude route naar Santiago zaten, maar nergens waren Jacobusschelpen of -beelden te zien. Het is wel een mooie route met veel kunstschatten, maar er waren geen blijken van Jacobusverering.Wel indrukwekkend is Cluny, vanwege de vroegere grootsheid en vanwege de invloed op de routes naar Compostela. Taizé, tien kilometer daarvandaan, hebben we ook bezocht. Ze vertelden dat pelgrims naar Compostela soms langs kwamen onderweg (via een omweg) van Vézelay naar Le Puy. Taizé is niet historisch interessant maar maakte een enorme indruk op ons. Is het thuis dus beter? Ik heb het nooit horen zeggen door een pelgrim. Wat je hoort is soms teleurstelling, vaak voldoening over het wel of niet halen van het beoogde doel. Voor de meeste mensen is het een indrukwekkende ervaring, zo indrukwekkend dat ze moeite hebben om thuis weer te wennen aan het dagelijks leven. De rust, reinheid en regelmaat keert weer en sommige contacten kunnen op de bijeenkomsten van het Genootschap weer aangehaald worden. Katrina van den Berg (033) 465 06 23
IN MEMORIAM MADAME DEBRIL ]OOP VAN DER
MEULEN
Op 11 mei jl. overleed Madame Debril, een vrouw die als weinig anderen betrokken was bij de weg die de pelgrim leidt vanuit haar domicilie Saint-leanPied-de-Port naar Santiago de Compostela, naar het graf van de heilige Jacobus. In meerdere tijdschriften en boeken wordt haar naam genoemd, in evenzoveel dagboeken van pelgrims wordt over haar verhaald. Niet ten onrechte! Vanaf de oprichting van de Association des Amis de Saintlacques in 1950 maakte zij een wezenlijk onderdeel uit van dit Gezelschap. In haar woning aan de Rue de la Citadelle ontving zij de pelgrims van het eerste uur, in de jaren '60 - '70, lang voordat de Camino francés ontdekt werd door de grote massa. Zij maakte hen wegwijs, hoorde hun verhalen aan en bood hen gelegenheid tot slapen, aanvankelijk in de 'slaapzaal' van Hotel Ramuncho, later ook in haar eigen gîte. Zij bewaakte de pelgrimsweg, met name de oversteek van de Pyreneëen naar Roncesvalles, als een Cerberus en adviseerde de pelgrim - afhankelijk van de weersomstandigheden - waar te gaan en te staan. Zij was bekend met het verleden van de Camino en verzamelde alles wat er mee te maken had. Meerdere keren bezocht zij Santiago de Compostela en kwam er wijzer van terug. Haar bureau en de gevulde boekenplanken in haar kamer getuigden van haar interesse en liefde voor deze historische weg. Inderdaad, op latere leeftijd was zij omstreden en deden tegenstrijdige verhalen over haar de ronde. Was er een grote groep mensen die haar waardeerden om haar zorg en gastvrijheid, anderen voelden zich in een gesprek met haar onheus bejegend. Waar aanvankelijk sprake was van een prettig onderhoud met de pelgrim vóór haar, wekte een ontmoeting met haar in de latere jaren de indruk van een streng verhoor, een onderzoek harerzijds naar de ware intentie van de pelgrim. Naast haar toenemende leeftijd zal ook haar gevoel en idee over de Camino francés een belangrijke rol gespeeld hebben in deze verandering. Waarschijnlijk wilde en kon zij zich niet schikken in de gedachte dat 'de weg', die inmiddels ook haar weg was geworden, aan echtheid inboette en haar authenticiteit verloor. Zij kon niet accepteren dat de spirituele ervaring van de Camino ondergeschikt werd aan een sportieve prestatie. Hoe het ook zij, een markante vrouw die zeer begaan was met de idee en de toekomst van de Camino francés, is niet meer. Moge zij rusten in vrede.
(FO~O: loost W. Neto)
REGIO'S ADRESSEN REGIOCONTACTPERSONEN
Amsterdam (postc. 1100 t/m 1119 + 1160t/m 1199 + 1300t/m 1399 + 1420tlm 1439): Janna Matthijsen, Geerdinkhof 35, 1103 PP Amsterdam, a (020) 699 61 73 Paul Roosendaal, Borgerstraat 58, 1053 PV Amsterdam, a (020) 683 48 56 Noord-Holland boven het IJ (postcode 1120 t / m 1159 + 1440 t / m 1999): Jan Louter, Dorpsstraat 65, 1689 ER Zwaag, a (0229) 23 65 12 BollenstreeklRijnland(postcode 2000 t / m 2299 + 2300 t / m 2499): C.L. van Tongeren, Rijnsburgerweg 4/F4, 2215 RA Voorhout, a (0252) 23 11 47 Den Haag (postcode 2200 t / m 2299 + 2500 t / m 2799): Cees Rooijackers, Vondelstraat 136, 2513 EX Den Haag, (070) 360 24 42 Rotterdam (postcode 2800 t / m 3399): Hans Timmermans, Begoniaveld 47, 2914 PB Nieuwerkerk a/d IJssel, = (0180) 39 01 40 Midden-Nederland (postcode 1200 t / m 1299 + 1400 t / m 1419 +3600 t / m 3899): Hanny Pouderoyen, Fazantenkamp 576,3607 DG Maarssenbroek, a (0346) 56 91 33, e-mail:
[email protected] Utrecht-ZuidIRivierengebied (postcode 3400 t / m 3599 + 3900 t / m 4299): Janneke Mulder en Stephan van Meulebrouck, E. Zoudenbalchstraat 33,3552 AK Utrecht, .a (030) 244 55 07, e-mail:
[email protected] Zuidwest-Nederland (postcode 4300 t / m 4799): Huub Willems, Thibautstraat 1,4364 BE Aagtekerke, a (0118) 58 21 51 BredalTilburg (postcode 4800 t / m 5199): Theo Poell, Teilingen 33,4901 DA Oosterhout, a: (0162) 43 14 46 's-Hertogenbosch (postcode 5200 t / m 5499): Anne en Pieter Bult, Sluiskeshoeven 67, 5244 GR Rosmalen, a (073) 521 92 26 EindhovenlHelmond (postcode 5500 t / m 5799): Bart Leemrijse, Pasteurlaan 57, 5644 JB Eindhoven, a (040) 211 94 12 Theo van Pinxteren, Hutdijk 54, 5583 XK Waalre, a (040) 221 40 12 Limburg (postcode 5800 t / m 6499): Thom Kentgens, Ireneweg 7,6065 EC Montfort, a (0475) 35 00 22 Theo van der Linden, Graafschaploonstr. 12,6085 CA Horn, (0475) 58 16 85 NijmegenlArnhem (postcode 6500 t / m 7099): Ted van Gaalen, Krekelstraat 19,6533 RB Nijmegen, (024) 356 50 43 Oost-Nederland (postcode 7100 t / m 7799 + 8000 t / m 8299): Gé Westgeest, Ganzenmarkt 22,7631 EN Ootmarsum, a (0541) 29 33 51 GroningenlDrenthe (postcode 7800 t / m 7999 + 9300 t / m 9999): Thom Oosterhof, Mozartstraat 31, 9722 EB Groningen, a (050) 525 51 44 Friesland (postcode 8300 t / m 9299): Siep Zeinstra, Mr. P.J. Troelstraweg 42, 8917 CN Leeuwarden, a (058) 212 91 98
REGIO NOORD-HOLLAND BOVEN HET IJ ALKMAAR - ZATERDAG 26 FEBRUARI 2000
Met 98 leden en introducés kwamen we bijeen in 't Trefpunt te Alkmaar. Er was weer heel wat te vertellen. André Brouwer heeft de weg naar Santiago gefietst, heen en terug, 100 kilometer per dag en alleen. Als je alleen reist wordt je veel aangeboden en aangesprol<en. Maar ieder die je spreekt, spreek je voor het eerst en voor het laatst. Op de terugweg heeft hij tot Puente la Reina een alternatieve route gevolgd. Hij ervoer een groot verschil tussen de heenreis en de terugreis. De terugreis viel niet mee. De weg was mooi, maar de eenzaamheid groot. Op de heenreis ontmoet je veel mensen, op de terugreis niet. Bovendien mis je je doel. Jacques Buissink heeft al heel wat Jacobspaden gelopen. Maar niets ging boven die eerste keer. Vorig jaar liep hij, samen met Piet Louter en Aat Paauw, nogmaals de route Le Puy - Moissac. In Lascabanes brachten ze een bezoek aan de Chapelle St-Jean. Daar vonden ze de beduimelde gastenboeken. In dat van 1987 de namen van Aat en Jacques, in dat van 1993 de namen van Jan en Piet Louter. De emoties van de eerste tocht kwamen weer boven, hulde aan de beheerders van dit kapelletje. Martin Ent vindt bij toeval een foldertje in de kapel van Soulac: L'appel du Chemin. Het betreft de angelsaksische route langs de westkust. Het is een zevenjarig project. Men loopt elk jaar 7 dagen in een willekeurige groep en bereikt zo in 49 dagen Santiago de Compostela. Dat is iets aparts. Ben Postumus heeft de aankomst in Santiago heel positief ervaren. Gedurende de kerkdienst heeft hij zijn ogen gesloten en zijn pelgrimstocht overwogen en zo doende de mis 'gemist'. Daarna heeft hij de stad bekeken en ook dat was een goede ervaring. Peter Vlak heeft de westelijke route gefietst. Hij vertelt over het kerkje van San Martin in Frómista, gebouwd van stenen die de pelgrims vanuit de dichtstbijzijnde steengroeve meebrachten, een voorbeeld van romaanse perfectie. De gebeeldhouwde stierenkoppen herinneren aan de legende waarin een groep moslims, die slavinnen kwamen roven, werd verdreven door een kudde stieren. Wie meer wil weten over Peters reis kan dit vinden in zijn fraai in kleur uitgegeven dagboek. Een aantal mensen informeert ons over hun plannen dit jaar de tocht te ondernemen. Zij doen dit op zeer verschillende manieren: te voet, per fiets, in een elektrische rolstoel en in een rolstoel gekoppeld aan een handbike. Na de lunch: 'Piet Jonker vertelt verder', deel 2 van zijn reiservaringen, te voet over de Route d'Arles en de Route du Somport, via Jaca en de Camino francés. Piet vertelt ons over van alles wat er te zien is langs de route: bijzondere begraafplaatsen van monniken en pelgrims, kloosters, Romeinse bevloeiings-
systemen, meloenenteelt en nog veel meer. Maar ook persoonlijke belevenissen zoals het bezoek van kinderen en een eindje meelopen, de betekenis van poste restante en de anekdote van de vliegende Hollander die zijn zigeunerin zoekt. Piet illustreerde zijn verhaal met prachtige dia's. Een interessante, humoristische en ook ontroerende dialezing. Om 16.00 uur werd de regiodag afgesloten. leder ging weer zijns of haars weegs, vaak na een hartelijk afscheid en na op de valreep nog even de nodige afspraken te maken.
REGIO DEN HAAG VERSLAG VAN EEN WANDELTOCHT OP 7 APRIL 2000
Tijdens onze bijeenkomst afgelopen oktober was afgesproken in april een wandeling te organiseren. Dit ter tweeërlei activering van de andere regioleden, dan degenen die zich tot nu toe hebben ingezet. Al tijdens de voorbereidingen pratend met Coby, Iudith en Ed die deze tocht organiseren, blijken hun inspanningen zich niet slechts tot het organiseren van een fikse wandeling te beperken. Ze strekken zich uit tot het realiseren van het oude regio-idee een route te ontwikkelen van Rotterdam-Noord/Schiedamtot Haarlem, als een soort zijtak van het Pelgrirnspad. Een groot verschil met dit LAW 7-1 echter, zijn de erin voorkomende jacobalia. Twee advertenties in dejacobsstaf om suggesties over in genoemde streek voorkomende namen van kerken, wegen, straten etc. hadden nimmer tot iets geleid! Maar nu zijn er al twee jacobuskerken getraceerd en in de route opgenomen! Die jacobalia blijken dus toch te bestaan. Om 10.00 uur verlaten we met zo'n veertig deelnemers, ook van buiten de regio, café Willem van Oranje aan de Grote Markt in Delft en beginnen aan deze tocht van 25 kilometer, welke door het organiserend drietal is beschreven in een speciaal voor deze gelegenheid samengesteld boekje. Hierin is aandacht geschonken aan de diverse monumenten en andere gebouwen en dorpjes, die we tijdens deze dag aandoen. Niet daarin beschreven maar wel interessant is de speciale wijk die we nét voor het verlaten van Delft doortrekken. De Nederlandse architectuursite zegt hierover: het Agnetapark (7882-7885), is een woonwijk voor arbeiders van de naburige gistfabriek. Het parkontwerp van L.P. Zocher is geïnspireerd op Engelse landschapsparken. De 78 woningen zijn een ontwerp van F.M.L. Kerkhoff. In 7925 en 7928 werd het park uitgebreid met 112 resp. 44 woningen naar ontwerp van j. Graterna. Westwaarts lopend waait de wind de regenwolken weg en geeft de zon de kans ons op te warmen en onze regenspullen op te bergen. Via een dwars door de weilanden lopend fietspad worden in de verte al snel de contouren van die enorm grote kerk van 't Woudt zichtbaar in het landschap, dat tot ieders verba-
zing hier toch nog redelijk open blijkt te zijn. Hoelang zal het nog duren voordat ook hier projectontwikkelaars een van die laatste restjes Randstad zullen dichtbouwen? Kan onze Iacob hiertegen niet worden ingezet? Nog maar even flink van genieten! Langs een zeer lange en oude boerderij gelegen aan een sloot met wilgen die door Gaudi ontworpen lijken, betreden we het 'Rijke Woudt', zoals deze negorij vroeger wel werd aangeduid en zetten ons in en voor De Hooiberg, een café in een echte oude hooiberg. Het boekje vermeldt dat de iets verderop liggende kerk rond 1250 is gesticht en dat het huidige gebouw uit 1400 stamt. Helaas is 'ie dicht. Gelaafd gaat onze verzameling Iacobsaanhangers nagenoeg strak zuid verder richting Schipluiden. Naar wat je bevooroordeeld van het Westland zou verwachten, valt de kassendichtheid hier eigenlijk best mee. Er zijn diverse open plekken waar de lente eindelijk de kans krijgt zich aan ons te tonen, door bijvoorbeeld rondlopende lammeren met aan hun buiken nog hun bungelende navelstreng. In Schipluiden bezoeken we de Sint-Jacobskerk,die echter niet als Iacobskerk begonnen is. De geschiedenis vanaf 1657 begint bij een aan Sint-Michael gewijd kapelletje. De huidigelacobskerk dateert van 1963. Binnen krijgen we deze geschiedenis beknopt gedoceerd door de pastoor. Ook vertelt hij iets over de architectuur van de kerk, een gebouw met het altaar in het midden en veel gekleurd glas rondom, dat voor een jaren zestig bouwwerk een opvallend warme sfeer creëert. Een ]acobusschildering in glas en lood geeft door de zon zijn heldere kleuren als een aura af aan een houten beeld van Iacobus, een kopiewaavan het origineel uit de 1 6 eeuw ~ zich in de sacristie bevindt. Voor belangstellenden is er het zeer fraaie boek Van St. Michiel tot St. lacobus; een parochie aan de Gaag van de hand van 0. Spinnewijn verkrijgbaar. Voor de kerk gaan we met zijn allen op de foto. Even buiten Schipluiden is het tijd en plaats voor de lunch, welke we nuttigen op een dijkje in de wind, die onze flink opgebouwde temperatuur in korte tijd tot een net a m te accepteren niveau terugbrengt. Het organiserend trio dat ons zo mooi op schema door deze streek voert, heeft er zelfs aan gedacht deze lunch een Spaanse schwung te geven door Magdalena's rond te delen. Aldus goed doorvoed gaan we onderweg naar onze volgende halteplaats. Dat is de kerk van een stuk zuidoostelijker gelegen Jacobus de Meerdere in Kethel, een gigantisch bouwwerk dat ooit geheel verlaten in de polder lag, doch nu inmiddels is ingesloten door een nieuwbouwwijk van oprukkend Schiedam. Onderweg er naar toe valt het op hoeveel boerderijen er nog draaien in dat grasland. Op een gegeven moment komen we langs een paar verhogingen, die lijken op zeer oude dijken zoals ze daar begroeid met gras en wat afgerond in dat weidelandschap liggen. Het blijken de zandlichamen van de nog in aanleg doch nog steeds niet geheel gerealiseerde A4 tussen Schiedam en Delft te zijn.
Een werkgroep van milieuactivistenweet de aanleg al zo'n 20 jaar tegen te houden, om dit gebied behorend tot de eerder genoemde laatste stille en open stukjes, zoals een eendenkooi uit de late middeleeuwen, zo te houden. Deze werkgroep is inmiddels deskundiger dan de groep bestuurders die zich na iedere verkiezingsperiode weer opnieuw in de materie moet inlezen. I s dat ook mede door de kracht van onze beschermheilige, waaraan deze kerk gewijd is? Geheel volgens het strakke tijdschema komen we aan bij de kerk die zijn naam draagt en worden bijzonder hartelijk ontvangen door de pastoor en een parochiaan, die de geschiedschrijving van deze parochie en kerk op zijn naam heeft staan. Beiden geven ons uitleg in hun prachtige neo-romaanse kerk, die aan de buitenkant niet als zodanig herkenbaar is. Binnen is deze geheel opgetrokken uit Zuid-Limburgse mergel, dat op schepen via de nabijgelegen Poldervaart werd getransporteerd. Het dal
Hoe zal zo'n ouderwetse borrel wel smaken? Dat niet iedereen die vraag meteen beantwoord wil zien blijkt uit het aantal dat rond 17.00 uur afscheid neemt en zich richting station afsplitst. In een nabijgelegen café praat de andere helft nog wat na en is het erover eens dat deze dag bijzonder goed georganiseerd en gevarieerd en dus zeer geslaagd is. Navolging ervan wordt door diverse deelnemers toegezegd. Uiteindelijk zullen nog drie van dit soort initiatieven ons langs weer andere mooie wegen en jacobalia in Haarlem doen belanden. In een na de zomer te organiseren huiskamerbijeenkomst bij ondergetekende zal ondermeer dit plan verder worden besproken. Indien u belangstelling heeft voor deze bijeenkomst kunt u contact opnemen met Cees Rooijackers.
REGIO LIMBURG OPRICHTING 'BROEDERSCHAP VAN DE H. JACOBUS DE MEERDERE VERBONDEN AAN DE KATHEDRALE KERK VAN HET BISDOM ROERMOND'
Op zondag 30 juli 2000 vond tijdens de H. Mis van 12.15 uur in de Kathedrale kerk van Roermond de investituur plaats van deze broederschap. Tot deze oprichting is besloten onder andere om historische reden, daar de stad al reeds in de Middeleeuwen (1357) en ook in de 18e eeuw (1786) een dergelijke broederschap binnen haar muren had. Een belangrijke reden voor deze tijd is om na de herplaatsing van de armreliek van St. Iacob in deze kerk het gebouw een meerwaarde te geven en dat er vooral een geestelijke impuls van mag uitgaan. Dit alles gezien in de toenemende belangstelling voor St.-Jacobusen de pelgrimage naar Santiago de Cornpostela. De broederschap, waarvan het lidmaatschap open staat voor zowel mannen als vrouwen, heeft als wapenspreuk 'Justitia Fructus Pacis'. Dit betekent 'Gerechtigheid is de vrucht van vrede'. De doelstellingen zijn de volgende: op basis van de gemeenschappelijkeverering voor de H. Jacobus in zijn zin solidair te zijn met elkaar; de verering van St.-Jacobus te bevorderen, de instandhouding en bevordering daarvan op religieuze, culturele en historische gronden; de naam en de daden van St.-Jacobus meer bekendheid te geven; het promoten van de stad Roermond als pleisterplaats op de weg naar Santiago de Compostela; het bevorderen van de bedevaarten naar Santiago de Compostela naar het graf van de H. Jacobus. Een bijzonderheid tijdens de viering in de Roermondse kathedraal was, dat gelijktijdig in Santiago de Cornpostela in de kathedraal aldaar door de Aartsbisschop gebeden werd voor de broederschap in Roermond.
INTERREGIONALE CONTACTEN
De verbondenheid met St.-Jacobus vindt ook zijn weerslag in spontane contacten tussen de regio's. Zo zullen vanuit Limburg een viertal leden gaan fietsen naar Groningen en Friesland. Hierbij zullen onder andere de aldaar uitgezette pelgrimswegen worden gevolgd. Op deze wijze zullen zij over en weer kennis maken met de verschillen in historie en cultuur binnen onze eigen landsgrenzen en de regionale invulling van gedachten aan de H. Jacobus. ST-JACOBSKAPEL
Over regionale invulling voor het herdenken van St.-]acob is er een prachtig particulier initiatief ontwikkeld in het landelijk bekende stadje Thorn. Thorn heeft gezien zijn rijke historie van het Hoogadelijke Stift vele wegkapellen waaronder zeer oude. De pelgrimsweg naar Santiago heeft ook een tracé door het centrum. Dit deel van de weg is ook voorzien van de geijkte bewegwijzering. Een bewoner aan dit gedeelte van de pelgrimsweg is begonnen op eigen terrein een St.-jacobuskapel te bouwen. Wij hopen u bij het vorderen van de bouwwerkzaamheden nader te informeren.
REGIO OOST-NEDERLAND ]ACOBSWANDELINC
Het initiatief van Bea Antón op de laatste Regiobijeenkomst was een succes: op 25 juli jl. verzamelden 20 wandelaars zich bij delacobskerk te Winterswijk. Na een korte inleiding van de koster over de rijke historie van de kerk en de aanwezige Jacobalia werd onder leiding van Herman Stokmans het lied 'lakobus treuer Freund' (uit Coesfeld, Dld.) gezongen en heeft hij ook nog het fraaie orgel van de kerk bespeeld. Hierna ging het richting Oeding. Een regenbuitje onderweg werd gecompenseerd door de vondst van enige fraaie orchideeën (wespen-orchis?) langs het pad. Na niet al te lange tijd werd de grens gepasseerd en bereikten wij Oeding. In deJakobuskirche werd nogmaals, en dus wat beter, de 'Treuer Freund' uitgevoerd. Bea Antón bleek niet alleen een uitstekende organisatrice, maar had ook een voortreffelijke 'Jacobuskoek' gebakken! Is op 25 juli 2000 een nieuwe traditie ontstaan?
REGIO GRONINGENIDRENTHE VERSLAG VAN DE WANDELTOCHT OP 20 MEI 2000
Wanneer wij op tijd waren vertrokken had de altijd weer verhalen vertellende Willem Jan van Neck niet op de camino meegelopen en had hij het fluitspel van Jan van der Zee samen met dat van de vogels gemist dat bij de waterpoel 'Het vagevuur' te horen was met de altijd aanwezige stilte achter de geluiden. Op zaterdag 20 mei startten een 13-tal leden vanuit Leek, om deel te nemen aan de traditionele voorjaars-camino in onze regio. Deze veen-, zand- en kleicamin0 was door George Duursma uitgezet door een gebied waar 300.000 jaar geleden de ijstijd zijn sporen heeft achtergelaten. Leek verlatend kwamen wij al vrij spoedig in een bosrijke omgeving richting Roden. Over soms wat drassige paden, langs spiegelgladde vennen waarin weerkaatsing der bomen en struiken, kwamen wij door een gebied waar uitgesleten woorden weer even 'inhoud' kregen. Wat te denken van 'Vagevuur', 'Ter Helle' en het 'Paradijs'? Historische plekken in dit beekdallandschap, genoemd naar mystieke locaties na dit aardse leven. Deze streek was in de Middeleeuwen een strafplaats voor de monniken van het cisterciënser klooster in Aduard. Wie de regels van het klooster overtrad - en nog meer - werd hier te werk gesteld om turf te graven, op de akkers of in het tichelwerk te arbeiden. Na de stilte achter de geluiden bij de waterpoel 'Het Vagevuur' toog de pelgrimage verder over landwegen en schouwpaden, langs houtwallen, door bos, heide en veengebied. Tegen lunchtijd naderden wij het dorp Roden waar in het centrum een toeristische markt werd gehouden in het kader van, wat tegenwoordig heet, een partnership met enige dorpen uit Polen en Tsjechië. Deze kraampjes presenteerden handwerkartikelen, schilderijtjes, kunstvoorwerpen alsmede enige lokale consumptieartikelen. Voor sommigen van ons een aanvulling op de meegebrachte boterhammen. In de Catharinekerk, een prachtig gerestaureerde Romaans kerkje uit de l Z e eeuw, traden koren uit Roden en Tjechië op, voor ons mede in deze situatie een rustmoment in het onderweg zijn. Roden verlatend passeerden wij het gehucht Leutingwolde gevolgd door de Leutingewolderpolder, waarin een broedplaats voor vogels. Hier begon voor onze pelgrims de Drents-Groningse'meseta' alwaar in de verte de toren van de kerk van Midwolde vaag waarneembaar was. Uitgesproken op dit moment begon het te regenen. Dit trotserend - in tegenstelling tot de soms aanwezige hitte op de echte meseta - met de opkomende wind, arriveerden wij een uur later bij de kerk, eveneens stammend uit de l Z e eeuw. Alvorens tot bezichtiging van de kerk over te gaan werd er eerst een bezoek gebracht aan het tegenoverliggende theeuis waar behalve thee ook koffie werd
geserveerd. Bier vond ook aftrek en zelfs appelgebak zag ik hier en daar op tafel. Tegen kwart voor drie bezichtigden wij onder leiding van de conservator het kerkje waarin o.a. een groot marmeren grafmonument uit de 17e eeuw, neergezet in opdracht van Anna van Ewssen, bewoonster van het naburige landgoed Nienoord, die zo haar overleden man Carel Hieronimus, baron van Inn und I
REGIO FRIESLAND WANDELTOCHT LEEUWARDEN-OUDEBILDTZljL, 73 MEI 2000
Voor velen is het een hartelijk weerzien als we ons om 10 uur verzamelen in de NS-stationsrestauratie te Leeuwarden. Evenals gisteren bij de opening van het Jacobspad laat het weer zijn beste kant zien. Om half elf wandelt ons groepje van 20 personen naar het Zuiderplein om daar het 'Jabikspaad' te volgen in noordelijke richting. De Wirdumerpoortsbrug heette vroeger de Jacobspoort. We nemen deze poort in de vorm van een noodbrug over de Zuiderstadsgracht en vervolgen onze weg door de Sint-Jacobsstraat.Naast herinneringen aan de vroegere pelgrimage biedt deze straat ook fraaie gevels. Aan het zijstraatje rechts, de Klokstraat, stond ooit het Jacobsgasthuis en deJacobstoren. Op de Eewal zien we een gevelsteen uitbeeldend de 'longe lacob'. De trek naar de natuur is sterker dan die naar de cultuur, waardoor we een bezoek aan de Jacobijnerkerk met een fresco van St.-Jacobus voor later bewaren. En inderdaad de natuur stelt niet teleur met haar kleurenpracht in het Rengerspark, haar overwoekerde paden langs oude boomgaarden en haar stinsenflora bij de oude states als Dekemastate in Jelsum en Martenastate in Cornjum. In Britsum geeft de koster, de tachtigjarige Procee, ons uitleg over de beroemde frescorestanten in de nog in restauratie zijnde Nederlands Hervormde kerk. Na in Stiens de inwendige mens te hebben versterkt lopen we via de Hege Hearwei (Hearwei = legerweg) naar het voormalige Klooster Mariëngaard. Omstreekt 1170 werd vanuit dit klooster door abt Freerk van Hallum de valsemunter Assing op boetepelgrimage gezonden. Om ongeveer vier uur komen we aan in Oudebildtzijl. Op de Kolk voor het café 'Het Grauwe Paard' kent de gezelligheid geen tijd. We nemen daar afscheid van mw. Fischer uit Burgum en dhr. R.N. van der Wal uit Lippenhuizen, die met nog twee personen in september a.s. vanuit Zuid-Frankrijk te voet gaan naar Santiago. Behalve deze twee, zwaaien we ook uit F.A Hijmans van Uitwellingerga. Hij vertrekt al op 7 augustus. Zij en anderen, die nu al op onderweg zijn, zullen op zondagavond 12 november a.s. in Drachten ons hun verhaal vertellen. Door het zomerse weer maar ook dankzij de voorbereiding door onze actieve leden Olga, Toos, Sjaal<en Jan kunnen we terugzien op een geslaagde wandeldag! Voor de komende tijd staat de volgende activiteit op het programma (noteer het nu alvast in uw agenda): zondag 12 november, najaarsbijeenkomst om 19.30 in de parochiezaal aan de Pier Panderstraat te Drachten.
PELCRIMSWEEI<ENDS ]os MIJLAND De komende maanden worden in Vessem (N-Br.) weer pelgrimsweekends georganiseerd. Ze zijn vooral bedoeld voor onervaren of zojuist teruggekeerde pelgrims en vormen een uitstekend platform voor het uitwisselen van ervaringen. Ook voor spiritualiteit is er ruime aandacht. De weekends worden gehouden op: 21 - 22 oktober 2000 4 - 5 november 2000 2 - 3 december 2000 20 - 21 januari 2001 3 - 4 februari 2001 17 - 18 februari 2001 3 - 4 maart 2001 24 - 25 maart 2001 Duur: van zaterdag om 16.00 uur tot zondag rond 15.00 uur. Kosten: f 55,- p.p. Aanmelden: Pelgrimshoeve Kafarnaum, Servatiusstraat 11, 5512 A] VESSEM, tel. 0497-591207.
14 oktober Landelijke najaarsvergadering te Schoorl (Noord-Holland).
12 november Najaarsbijeenkomst regio Friesland in de parochiezaal (aan de kerk) in de Pier Panderstraat te Drachten. Aanvang 19.30 uur.
24 november Najaars-huiskamerbijeenkomst regio GroningenlDrenthe in refugio 'El Sotano Amisioso'. Sluitingsdata voor delacobsstaf : nr. 48: 25 september nr. 49: 8 januari nr. 50: 9 april nr. 51 : 2 juli nr. 52: 24 september
O Ik, mevr. B.P.A.O. Schretlen-van Eps, heb in oktober/november 7999 het traject St.jean- Pied-de-Port - Roncesvalles en geheel Navarra doorlopen op weg naar Santiago de Compostela en heb het laatste stuk, i.v.m. tijdgebrek, moeten 'laten voor wat het was. Nu heb ik weer tijd (van september tot en met november 2000). Wie wil dit laatste deel van de tocht met mij lopen, mogelijkerwijs kan ik mij bij een groep aansluiten. Ik ben 60+ en liep indertijd +/-20 l m per dag. Mevr. B.P.A.O. Schretlen-van Eps, Mahaaiweg ZA, Mahaai, CURAÇAO, NEDERLANDSE ANTILLEN. O Ter overname aangeboden: slaapzak merk 'Trailer' 6 C, 2x Lowridertassen met draagbeugel, 2x draagtassen achterwiel (5 weken gebruikt), 7x stuurdraagtas met klemblok, allen merk 'Pasadena', 4 gele Agu regenhoezen. Totaal f ,ZO,-. R. Buddemeijer, /.v. Galenstraat 23, 5666 GN Geldrop, tel. (040) 285 5 9 46. O Wilt u het bewijs van u w wandelprestatie naar Santiago de Compostela, voorzien van het fraaie logo van het Genootschap in kleur op een houten tegel, met u w eigen tekst in goud gegraveerd hebben? Tekst maximaal 775 lettertekens (incl. spaties). Maak dan f 36,- over op gironummer 5769707 t.n.v. ludith Boon-Croin, Safarigeel 720, 2778 CN Zoetermeer, (079) 367 20 72. De tegel wordt u dan toegezonden. Wegens de beperkte oplage is het aan te raden eerst telefonisch contact op te nemen.