COLOFON
NEDEKLANDS GENOOTSCHAP VAN SINT JACOB BESTUUR mw. K. van den Berg, voorzitter mw. M. Madou, vice-voorzitter J. Gigengack, secretaris1 penningmeester N. Zijp, tweede secretaris A. Claessen, secretaris internationaal K. Dircksens mw. E. van Helmond-van Berkel LEDENADMINISTRATIEI-SERVICE Inlichtingen overhet genootschap, aanmeldenlbedanken als lid. Insturen compostela's. N. Zijp Dijkschouwerslaan 123 1785 HP Den Helder w 02230-32572 SECRETARISIPENNINGMEESTER
Stukken voor het bestuur van het genootschap, administratie van de inkomsten en uitgaven. Adreswijzigingen J. Gigengack Granaat 36 1703 BD Heerhugowaard w 02207-41976 postrekening 515.11.46 t.n.v. penningmeester Nederlands Genootschap van Sint Jacob te Heerhugowaard SECRETARIAAT INTERNATIONAAL A. Claessen Raaimoeren 31, 4824 KA Breda
de JACOBSSTAF 26 jaargang 7 -juni 1995 verschijnt viermaal per jaar oplage 1350 REDACTIE G d van Gaalen Cees Hilberdink Peter Jas(eindredacteur) Mireille Madou Herman Stokmans
REDACTIEADRES Peter Jas Grote Noord 3 1621 KD Hoorn w 02290-15210
BIIDRAGEN Anneke en Wim Bettonvil Ruud Harmsen Cees Hilberdink Mireille Madou Amelia Oosterveld Annet van Wiechen VORMGEVING Ruud Conens (logo) Diederik Jas DRUK Sdu Den Haag
De Jacobsstaf heeft geregeld plaats voor bijdragen van lezers. Kopij, op schijf (IBM-format 3,5" of 5,251") insturen naar het redactieadres. De redactie behoudt zich het recht voor bijdragen in te korten of te weigeren. O Nederlands Genootschap van Sint Jacob ISSN 0923-1145
Misschien: Ontdekt u tijdens uw vakantie nog een kippenwonder. Blijft u op weg naar Jacobus een dag langer in Moissac. Gaat u op zoek naar alternatieve routes. Koopt u een duur boek. Worstelt u met de vraag of onze voorzitter nu cru St. Jacques drinkt of nipt van de miswijn. Misschien ... ?
Vliegende kippeboutjes 43 Annet van Wiechen
Kunst langs de weg Moissac
...
55 Mireille Madou
Heimwee naar de camino 68 Anneke en Wim Bettonvil
Door de Tunel de San Adrián 70 Amelia Oosterveld
Jacobusboek 72 Ruud Harmsen
GENOOTSCHAP VAN SINT JACOB
Detail muurschildering van Stoll, Jacobuskapel Trafers, Zwitserland zie pag. 52, (foto Ruud Conens).
licht en tegenlicht kabbelend water tegen de boeg van schepen voor anker weldadige rust
Baai voor de ruïnestad Phaselis, zuidkust Turkije, (foto Peter Jas)
ANNETVAN WIECHEN
Gaan naar Santiago de Compostela is deelgenoot zijn van een rijke en kleurrijke traditie. Eeuwenlang liepen of reden pelgrims naar het verre noordwesten van Spanje en zagen langs Jacobuswegen prachtige kerken, hoorden leuke wonderverhalen en ontmoetten hulpvaardige of kwaadaardige mensen ... Hun ervaringen en avonturen stelden zij soms op schrift en die verslagen maken het ons mogelijk weer over hun schouders heen naar toen te kijken.
Vliegende kippeboutjes Wat hield hen -- zowel geestelijk als lichamelijk -- onderweg bezig? Eén wonder komt in al die verhalen sterk naar voren: een levendig gebeuren dat iedereen aansprak. Ze vertelden het in geuren en kleuren -- en beelden via houtsnedes! -- door aan medepelgrims en thuis gekomen werd het een vast onderdeel van het vaak herhaalde mondelinge of schriftelijke reisverslag. Het wonder kreeg persoonlijke franjes -- sommige pelgrims deden zelfs voorkomen alsof zij zelf de onschuldige gehangene waren geweest --, maar de essentie bleef: de kippeboutjes werden levend en bewezen dat de gehangen jongen onschuldig was!
KERN EN FRANJES
De kern van het verhaal is bekend uit het Liber Sancti Jacobi boek II over de wonderen van Jacobus, samengesteld rond het midden van de twaalfde eeuw. Het vijfde wonder speelde zich af in 1090 toen vrome Duitse pelgrims in de Zuidfranse stad Toulouse aankwamen. Ze vonden onderdak in een herberg, maar de herbergier verzon een plan om zich geld en bezittingen van de pelgrims toe te eigenen. Hij voerde zijn gasten dronken en verborg een van zijn zilveren bekers in een pelgrimstas. De volgende dag beschuldigde de waard zijn gasten van diefstal en de beker werd teruggevonden in de knapzak van een vader en diens zoon. Het bewijs van diefstal was geleverd, één van beiden moest sterven en de waard kreeg hun bezittingen. Vader en zoon wilden zich beiden voor de ander opofferen, maar de zoon 'won' deze woordenstrijd en werd gehangen. De vader ging alleen naar Santiago de Compostela en op de terugweg zag hij zijn zoon levend aan de galg hangen; Jacobus had de onschuldige jongen gered. De hele stad liep uit en de gemene herbergier eindigde op zijn beurt aan de galg. De versie zoals de cisterciënzermonnik Caesarius van Heisterbach (ca. 1180-1240) opschreef, volgde het wonder uit het Liber Sancti Jacobi met enkele kleine wijziginen, zoals de plaats die niet met naam werd vermeld en dat na het wonder vader en zoon naar Santiago de Compostela terugkeerden om de reddende Jacobus te danken. Ook Jacobus de Voragine nam in de tweede helft van de dertiende eeuw het wonder in zijn Legenda Aurea op; al speelde het wonder zich nu af in 1020 en was de vader 36 dagen onderweg voordat hij weer na zijn bezoek aan Jacobus bij de galg van zijn zoon terug keerde. In dezelfde periode tekende Alfonso X de Wuze een soortgelijk wonder op in zijn Cantigas de Santa Maria, maar dan is natuurlijk de heilige maagd de reddende 'engel'. Niet alleen de vele vertalingen en de grote verspreiding van de Legenda Aurea maar ook de steeds groter wordende stroom van pelgrims naar Santiago de Compostela zorgden ervoor dat het wonder grote bekendheid genoot en in de volkse overlevering al snel uitbreidingen kreeg. In een middelduitse versie, geschreven rond 1300, werd verteld hoe de waard geconfronteerd met zijn valse beschuldiging, het 'wonder' niet geloofde en wees naar twee gebraden "en lekker gemaakte" kippen aan het spit. De waard zei dat die kippen eerder zouden wegvliegen dan dat een gehangene nog in leven zou kunnen zijn ... en de kippen vlogen weg! In deze versie werd dus een -- in wonderverhalen van andere heiligen reeds vanaf de elfde eeuw -- bekend thema ingevoegd: het tot leven komen van gebraden -- of gekookte -- kippen. En wat werden deze kippen populair in pelgrimsliteratuur en in de beeldende kunst! In de jaren veertig van de veertiende eeuw reisde Hermann von Fritzlar heel wat af; hij zou volgens eigen zeggen alle apostelgraven hebben bezocht behalve die van Thomas en Johannes. Tijdens een preek in "Cunpastelle" hoorde hij het verhaal van een vader en zoon uit Bohemen die in "Gelferâte" vals van diefstal werden beschul-
digd. De zoon nam de plaats in van de vader, die nog zeven kinderen had op te voeden. Na drie weken kwam de vader terug bij de galg van zijn zoon en tot zijn verbazing leefde de gehangene. De zoon vertelde dat hij door Jacobus was vastgehouden terwijl Maria hem al die tijd had gevoed. Ook nu geloofde de waard het wonder pas nadat twee gebraden kippen van het spit afvlogen. De rechter en inwoners hingen de valse waard op "an di stat d6 der pilgerîn gehangen hate". Na enkele jaren vlogen de twee kippen van Gelferâte naar een andere stad, vier mijl verder "di heizit zu sancte Domine". Voor het eerst werden de kippen en Santo Domingo de la Calzada met elkaar verbonden. Hermann von Fritzlar vertelde verder dat de kippen in hun nieuwe woonplaats leefden in een hok achter het Maria-altaar "elke dag leest men een mis op dit altaar en laat men pelgrims de kippen zien; dise hunre di ezzen und trinken, und der hane krêwit als6 wole kein ander hane". SANT0 DOMINGO DE LA CALZADA
Toen Seigneur Nompar de Caumont in 1417 Santo Domingo de la Calzada bezocht en zijn reisverslag maakte, lag het kippenwonder duidelijk vast en bestonden ook al enkele pelgrimstradities verbonden met de kippen. Het vrouwelijke element in het wonder was veel sterker dan voorheen. Vader en zoon waren nu in gezelschap van de vrouw/moeder en de herbergier was niet de boosdoener, maar diens dochter die haar oog liet vallen op de mooie zoon. En het waren de lekkere braadkippen van de rechter die hun verenpracht terugkregen en kakelend wegvlogen. Over die verenpracht gesproken ... pelgrims die in Santo Domingo de la Calzada dit wonder hoorden, namen -- nog steeds volgens Nompar de Caumont - een wit veertje mee en staken het op hun hoed als bescherming tegen ongemakken en gevaren onderweg. Ongeveer een eeuw later vertelde Lucius Marineus dat de kip en haan van zijn tijd nakomelingen waren van de oorspronkelijke 'braadkippen' en hij verwonderde zich erover dat erg veel pelgrims een kippenveertje meenamen, maar -- hoe wonderbaarlijk! -- het prachtige verendek van kip en haan werd er niet dunner van. De Pool Jakob Sobieski toonde zich sceptischer toen hij vertelde dat bij zijn bezoek aan de kippen in 1611 pelgrims broodkruimels op hun stafknop legden en "als de kippen de kruimels zouden oppikken, de pelgrims veilig hun doel zouSanto Domingo de la Calzaden bereiken", maar zo schreef Jakob later "ik liet da, stuk van de galg boven kerkportaal (foto Ruud Co- me niet verleiden tot zulk bijgelovig handelen". nens) In Santo Domingo de la Calzada deed men er alles aan om het wonder met de stad te verbinden: het
kippenhok in de kerk met echte kip en haan en een stuk van de galg van de onschuldige jongeman zijn tot op de dag van vandaag te zien (en te horen) en in enkele Spaanse beschrijvingen nam zelfs Dominicus de plaats in van Jacobus. In de zestiende eeuw stond een kapel vlak buiten het dorp langs de weg naar Burgos op de plaats waar de galg van de jongen stond met "darjhn die Historia abgemallt zu sehen"; tot in de achttiende eeuw werd deze kapel beschreven. Een Parijse kleermaker die in 1726 Santo Domingo bezocht, meldde dat de rechters een rode strik om hun hals droegen als herinnering aan het niet terechte doodvonnis van hun voorganger. VERSPREIDING
leder pelgrim raakte onder de bekoring van het wonder. De intrige leende zich ook goed voor een amusant en onderhoudend verhaal of voor een toneelstuk. Jacobusbroederschappen voerden het wonder levensecht op en een notaris vond in het midden van de vorige eeuw het beginfragment van een van de oudst bewaard gebleven toneelstukken terug in een stoffig archief. Deze Provençaalse versie van het wonder dateert in de periode rond 1600 en voert de duivel ten tonele die al zijn verbale gaven gebruikte om de vader te overreden alleen naar Santiago de Compostela te trekken. Immers, een man alleen is makkelijker te verleiden ... In het zestiende-eeuwse Antwerpsch Liedboek werd het Liedeken van Sint Jacob genoteerd waarin de herbergiersdochter valt voor de jonge zoon "want hi is edel ende fijn". Na de valse beschuldiging en ophanging pelgrimeerde de vader naar Jacobus en bij terugkomst vertelde de gehangen zoon "Sinte Jacob heeft mi geholpen, Maria, uyt alder noot". De gemene waard sprak zijn ongeloof over het wonder uit: "T'is also waer al overluyt Als. dese ghebraden hoenderen Vlieghen ter deuren uyt!" ... en dat deden ze. Prozaïscher verwoordde Jacobus de Cuijper zijn gevoelens toen hij na een bezoek aan de kippen in 1595 achttien jaar later zijn verwondering liet vastleggen in een notariële acte. De rechter geloofde het opgewonden verhaal van de moeder niet: "Vrou gij raest leeft u soon die soo lange gehangen heeft, soo leeven dese gebraden kiekens oock". In deze acte, gepubliceerd door Koos van der Werff in De Jacobsstaf van 1989, meldden Jacobus de Cuijper en zijn broer Jan verder dat ze dit hele verhaal ook elders in Spanje hoorden vertellen, terwijl in dezelfde periode de Fransman Nicolaas Bertrandus naar eigen zeggen het kippenwonder overal in Jacobuskapellen en -kerken zag afgebeeld. Zó populair was het verhaal van de onschuldig gehangene en de levende kippeboutjes. Vooral in Duitsland en Frankrijk zijn nu nog afbeeldingen bewaard gebleven (van de ongeveer honderd afbeeldingen, die ik ken, komen er ruim dertig uit Frankrijk, zeker vijfentwintig uit Duitsland, acht uit Spanje, twaalf uit Italië en acht uit Zwitserland;
waar blijft Engeland?), maar dat wil niet zeggen dat elders in Europa er minder belangstelling voor was. Het iconografisch onderzoek heeft zich tot nu toe alleen toegespitst op Frankrijk en Duitsland en veel religieuze kunst is vooral in onze gebieden verloren gegaan. Uit zestiende-eeuwse beschrijvingen weten we -- bijvoorbeeld -- dat in de Nijmeegse Stevenskerk vóór de beeldenstorm een altaarstuk het wonder verbeeldde. in Fulda was in de veertiende eeuw zelfs een echt -- nu verdwenen -- "Huhnerhort" in de Jacobuskapel aanwezig met 'nakomelingen' van het kippen-paar uit Santo Domingo de la Calzada; de Noordduitse pelgrims staken al in Fulda een wit veertje op hun hoed! Vanaf de dertiende eeuw lieten kunstenaars zich -- al dan niet in opdracht van Jacobusbroederschappen -- inspireren door het wonder. Aanvankelijk volgden zij de versie bekend uit het Liber Sancti Jacobi, maar al snel namen ze de 'franjes' over uit de orale tradities. Met de vakantie voor de deur leek het me toepasselijk om uit verschillende landen een afbeelding van het kippenwonder te bespreken. >
'
SPANJE
Uiteraard is in Santo Domingo de la Calzada het wonder te zien, al is de afbeelding uit de galg-kapel (zie boven) verdwenen. De ingangsgevel van de grafkerk van Dominicus toont kip en haan en in de kerk is op het laatgotisch praalgraf van de heilige het wonder weergegeven op de stenen reliëfs aan de zijkant. Verder staat Dominicus zelf, gekleed in chocoladebruine pij, op dit graf naast kip en haan -- immers er zijn versies waarin Dominicus zelf de gehangene bijstaat! -- en is het hele wonder verbeeld op een schilderij onder het kippenhok en op de schilderingen aan de achterzijde van het koorgestoelte. Minder bekend zijn in de kathedraal van Santiago de Compostela twee zestiendeeeuwse afbeeldingen van het kippenwonder: op de 1.37 meter hoge monSchilderij van het kippenwonder in Sanfo AntOniO de *rfe Dorninao de la Calzada (foto Ruud Conens) strans gemaakt en -- veel beter te zien -- aan de onderkant van de rechter preekstoel. De bronzen reliëfs, vervaardigd door Juan
Bautista Celma in 1586, plaatst de hele scene buiten de stadspoorten. Rechts op de achtergrond is de galg te zien, de gehangene wordt ondersteund door een in een lange mantel geklede figuur Op de voorgrond tussen boompjes zien we op de rug een pelgrim aan komen logen die zijn linkerhand in verbazing lijkt op te heffen. Op het linker gedeelte van de afbeelding vindt het kippenwonder plaats. De rechter e,n zijn vrouw (?) zitten onder een opgehangen kleed en worden bewaakt door een lansdrager achter een tafel waarop een rijkvoorziene dis is klaargezet: op een ovale schotel lijkt een kippebout te liggen. Voor de tafel staan mensen van wie duidelijk de vader en moeder van de onschuldig gehangene herkenbaar zijn. Een hond slaat de scene aandachtig gade en ook hij is getuige van het wonder, want kip en haan staan al triomfantelijk naast de tafel. FRANKRIJK
Het kleurrjjke wonder uit Sully-sur-Loire (foto Ruud Conens)
De kleurrijkste afbeeldingen zijn in veelvoud in Frankrijk te vinden. Vooral in de zestiende-eeuw was het kippenwonder een populair onderwerp en enkele mooie voorbeelden in glasramen zijn aan te treffen in Féricy, Sully-sur-Loire, Cour-sur-Loire ... en nog meer plaatsen.
Vlakbij Parijs ligt Triel-sur-Seine en de Saint-Martinkerk staat uitnodigend open. Gebouwd in de dertiende eeuw kreeg de kerk in de zestiende eeuw een nieuw koor. In de vroegere Jacobuskapel (schelpen in het gewelf) werd in 1554 een glasraam geplaatst waarop in vier scenes het kippen-wonder heel levendig wordt verbeeld. Het leukste moment is ongetwijfeld het laatste: rechter en vader-pelgrim kijken toe terwijl de haan victorie kraait in de vlammen van de open haard en een jongen, nog beduusd van het gebeurde, aan het braadspit lijkt te draaien. Schitterend detail is de afbeelding op de schouw: loom liggende, naakte putti op een guirlande-bed van druiven en ander fruit. BELGIE
Een strijdlustige Santiago Matamoros komt ons tegemoet op het midddenpaneel van het beschilderde, zestiende-eeuws triptiek in de parochiekerk van Frasnes-lezBuissenal, enkele kilometers ten oosten van Tournai (Doornik). Op de achterziiden van de twee luiken
is het verhaal van de onfortuinlijke jongen weergegeven. De kippen zijn slechts van ondergeschikt belang, de schilder heeft juist de nadruk gelegd op het religieuze aspect -- veel biddende pelgrims en een processie van geestelijken --, op het feit dat een onschuldige veroordeeld werd en op de uiteindelijke gerechtigheid: het meisje voor de rechter en de brandstapel op de achtergrond die in gereedheid wordt gebracht.
De uiteindelijke gerechtigheid HONGARIJE
In het Kerestény museum van Esztergom mag je niet op eigen schoenen de tentoonstelling bekijken; slofjes moeten er gedragen worden om het oude parket te beschermen. Dat aan- en uittrekken van die beschermslofjes kan voor oponthoud zorgen, maar geduld wordt beloond: in vier taferelen staat het wonder afgebeeld op een eindvijftiende-eeuwse triptiek afkomstig uit de kerk van Szentjakabfalva, de vroegere Hongaarse, nu Slowaakse Sint-Jacobus-stad. Vader en zoon zijn op stap, booswicht is de herbergier, de rechter veroordeelt de zoon en het wonder vindt plaats aan de dis van waard of rechter, die ook toekijkt als -- in het laatste tafereel -- de onschuldige jongen van de galg wordt gehaald. De schilder is niet helemaal zeker -- lijkt 't wel -- want de figuren van rechter en valse waard zijn in de laatste twee scenes bijna verwarrend aan elkaar gelijk.
DUITSLAND
Met name in Zuid-Duitsland kan de ware Jacobus-fan zijn hart ophalen, of het nu het houten altaar is in de slotkerk van Winnenden (rond 1520) of de kleurrijke taferelen op de altaarvleugels in de Jacobuskerk van Rothenburg-ob-der-Tauber (omstreeks 1460.
De valse waard is getuige van het kippenwonder en wordt naar de galg geleid, hoogaltaar in Rothenburg-ob-der-Tauber; (foto Ruud Conens) Dat het wonder niet alleen populair was in de late middeleeuwen, blijkt wel uit het feit dat in de achttiende eeuw het wonder nog zozeer aansprak dat het in enkele Beierse dorpskerkjes werd afgebeeld. In Uberlingen zijn beide perioden vertegenwoordigd in het kleine kerkje gewijd aan Jodocus, een zevende-eeuwse koningszoon die zijn koninklijk leven vaarwel zei en als pelgrim rondtrok. De sleutel van het kerkje ligt voor de bezoeker klaar bij de boekhandel pal naast de ingang, het slot knarst en dan ... geleid door het invallende zonlicht valt het oog op het geschilderde rococo-altaar waarop Jodocus als pelgrim gekleed zijn bijna smachtende blik naar boven wendt, naar de in de lucht zwevende Christus en Maria. Uiteraard ontbreken de mollige, barok-engeltjes niet. Als we even wennen aan de donkerte van de kapel dan zien we aan beide zijmuren prachtige schilderingen. De linkewand wordt helemaal in beslag genomen door het kippenwonder, waarvan helaas niet alle taferelen meer volledig bewaard zijn. Het later ingebouwde orgelbalkon boven de kerkingang en het uitbikken van grote ramen hebben een deel van de wandschilderingen voorgoed vernietigd. In het eerste, nu zichtbare,
tafereel -- er moet minstens één scene aan zijn voorafgegaan -- liggen enkele figuren in bed, hun schoenen gerangschikt onder het bed en bij het voeteneind is een man -met een gemene glimlach -- bezig iets in de pelgrimstas te stoppen. Van de vier staande figuren in de volgende scene is alleen het onderlichaam te zien en dit moet de 'vondst' van het gestolen goed voorstellen, want in de scene ernaast wordt de geblinddoekte jongen de ladder tegen de galg opgesleurd terwijl de vader en moeder, gekleed als pelgrim, onder de toeschouwers aanwezig zijn. Hoewel Jacobus door de nieuwe raaminzet geheel onthoofd is, is de volgende scene duidelijk: moeder en vader knielen aan weerszijden van de zittende apostel die het evangelieboek in zijn linker- en een pelgrimsstaf in zijn rechterhand vasthoudt. Dezelfde attributen houdt Jacobus vast in het volgende tafereel, waar hij op de grond zit onder de galg terwijl de benen van de gehangen jongen op zijn schouders rusten, vader en moeder komen links aangelopen en kijken verrast.
Uberlingen, detail van de vijftiende eeuwse kippenwonder wandschildering (foto Ruud Conens) Rechts hiervan is het moment suprême fantastisch weergegeven: in een interieur zijn acht toeschouwers, onder wie de vader en moeder, getuige van het wonder. In het midden bij de grote haard zit de keukenhulp verbaasd te kijken naar het braadspit dat hij met beide handen vasthoudt, maar waarvan de gebraden kippen -- naakt als ze zijn zonder veren! -- vrolijk af-vliegen. Het zijn in totaal drie kippen, de laatste zit r;og geregen aan het spit, de tweede is er al van af en vliegt uit het rechter afbeel-
dingskader, terwijl van de derde kip alleen nog de open cloaca te zien is, de rest is helaas weggebikt. Hierdoor is ook van het volgend tafereel alleen de onderkant te zien, maar het is duidelijk dat de onschuldig gehangene van de galg wordt gehaald. De moderne, houten preekstoel verbergt enigszins de scene waarin de gemene waard aan de galg bungelt, terwijl de duivel bovenop de horizontale galgebalk tevreden over hem waakt. Vader, moeder en zoon knielen in dankbaarheid, in het volgende tafereel, voor de zittende Jacobus onder een baldakijn met gotisch pinakels. Leuk dat de kunstenaar niet bij deze scene is opgehouden, want als laatste zien we -- helaas alleen weer het ondergedeelte -- het profiel van een kerkje met een trotse haan in een getraliede kooi. Was Jacobus de redder in deze vijftiende-eeuwse versie, op het orgelbalkon schilderde een anonieme kunstenaar rond 1750 hetzelfde wonder met als middelpunt de drie pelgrims die Maria en Jacobus danken. ZWITSERLAND
Boven de ingang van de Jacobuskapel van Tafers (of Tavel), in de omgeving van Freiburg (Fribourg) schilderde de plaatselijke kunstenaar Jakob Stoll rond 1731 in acht taferelen zijn versie van het kippenwonder.
Ingangsmuur van de Jacobuskapel in Tafers (foto Ruud Conens) Hij legde elke scene ook nog eens uit met een kort rijmpje. Vader en zoon pelgrimeren, de herbergier, ingefluisterd door de duivel, "verburgt sein becher ins bilgersack",
de zoon wordt opgehangen, vader "klagt Gott die jammerliche geschicht" in Santiago de Compostela, Jacobus redt de zoon en de tekst bij het zevende tafereel legt uit hoe de waard het wonder niet geloofde: "Als bald zeigt er es dem wirth an; Der wirth wolt daran kein glauben han, So dan dein sohn tuet noch leben, Gewiss so fliegen hinweg die huener von dem spiess". In de laatste scene wordt de waard "durch sein Falschheit und böse tuck" opgehangen. NEDERLAND
In Haarlem heeft het bejaardentehuis Sint Jacob in de Hout een lange geschiedenis. Gesticht in 1437 als gasthuis "voor arme lieden" waar ook pelgrims een gastvrij onderdak kregen, werd dit Sint Jacobusgodshuis in de Hagestraat uiteindelijk een bejaardentehuis. Het verhuisde in de zestiger jaren naar een nieuw onderkomen aangepast aan de veranderde inzichten van bejaardenzorg: iedere bewoner kreeg een eigen kamer met wasgelegenheid. Het mozaïek in de nieuwe hal en het kleine gevelmonumentje uit de tijd van de officiële opening (1966) herinneren nog aan het ontstaan van het "Sinte Jacops Gasthuus".
Geveimonumentje 'Sint Jacob in de Hout', (foto Ruud Conens)
Naast de duidelijk herkenbare Jacobus zijn de meest aanspreekbare herinneringen aan de middeleeuwse pelgrims naar Santiago de Compostela afgebeeld: galg en de fiere haan en kip van Santo Domingo de la Calzada. Het wonder van de geredde gehangene beleefde toen een nieuwe, bescheiden populariteit door de vertaling van de toneelversie van Henri Ghéon La farce du pendu dépendu uit 1920. Geschreven door een man die zowel een grote liefde koesterde voor het volkstoneel als voor het katholicisme, waartoe hij zich na de eerste wereldoorlog bekeerde, was dit toneelstuk uitstekend geschikt voor de toneelopvoeringen op katholieke middelbare scholen.
LERING EN VERMAAK
Het wonder sprak door de eeuwen heen de pelgrim aan en hij paste het verhaal al voortschrijdend in de tijd aan. Thema's bekend uit het Oude Testament -- zoals de
zilveren beker als bewijs van een gepleegde misdaad (vergelijk Genesis 44 : 2 Benjamin is het slachtoffer) en de op wraak beluste 'versmade' vrouw (vergelijk Genesis 39 : 7-19 Potifars vrouw en Jozef) -- en oermenselijke gevoelens van liefde, bedrog, onrechtvaardigheid en wraak zorgden voor grote populariteit van het wonder bij alle pelgrims. In de twaalfde eeuw, toen de infrastructuur van Europa slecht was en herbergiers min of meer konden doen en laten wat ze wilden, putte de pelgrim troost uit het feit dat in het wonder uiteindelijk de oneerlijke waard werd gestraft en dat zijn favoriete heilige Jacobus de onschuldige redde. In de periode dat de Maria-verering toenam, kreeg ook Maria in enkele versies haar plaats in het wonder. Ook de vrouwelijk pelgrim eiste haar plaats op. Als vrome moeder van de zoon werd ze deelgenoot in het noodlot dat haar zoon trof. Maar tegelijk veranderde ook de booswicht van sexe. Het was nu de herbergiersdochter die het kwaad tot stand bracht en die de jonge pelgrim in verleiding trachtte te brengen. Pelgrim: hoe moeilijk het ook is en hoeveel tegenslagen je aanvankelijk ontmoet, weet wel dat standvastigheid, eerlijkheid, kuisheid en vroomheid uiteindelijk overwinnen, dit werd het motto van het wonder. Op het fotokopietje in de Jacobuskapel van Tafers dat voor een kleine vergoeding meegenomen mag worden, staat duidelijk hetgeen het wonder de gelovige van nu leert: "Gott steht dem Unschuldigen bei". De kippen waren en zijn ook het charmante detail, het romantische tintje. Ze maken het verhaal aantrekkelijk en speels, ze 'kleuren' de lange weg naar Jacobus, naar Santiago de Compostela. Neem een wit veertje mee of hoor de haan kraaien tijdens de mis en je haalt het einddoel zeker!
Een wonderverhaal heeft een functie, toen en nu. Het brengt de eeuwenoude pelgrim, zijn geloof, zijn problemen en zijn wereld tot leven. In figuurlijke zin maar ook zeker letterlijk, want waar u ook naar toe gaat, Jacobus en de gebraden kippeboutjes van Santo Domingo de la Calzada zijn dichterbij dan u denkt! ?2
MIREILLEMADOU
Van alle grote romaanse portalen langs de Franse en Spaanse wegen naar Santiago de Compostela, is dat van de voormalige Sint-Petrusabdij van Moissac het oudste en tevens het meest indrukwekkende. Het werd voltooid in het eerste derde van de 12de eeuw. De sculptuur van dit portaal en ook het kloosterpand, aan de noordzijde van de kerk gelegen, behoren tot de meest prestigieuze Europese kunstwerken. Door zijn ligging op de reisroute naar Spanje werd Moissac al vrij vroeg gei'ntegreerd in de via Podensis, de pelgrimsweg die een aanvang neemt in Le Puy.
Kunst langs de wegen naar Santiago De etappeplaatsen op deze weg waren: Aubrac, Espalion, Estaing, Conques, Figeac, Marcilhac, Cahors, Moissac, Lectoure, Condom. Eauze, Aïre-sur-I'Adour en Ostabat. Daar sloot de via Podensis aan op de twee andere wegen met respectievelijke beginplaatsen in Vézelay en in Tours. MOISSAC
Zeer diep geworteld in de geschiedenis van Gallië kan het haast niet anders dan dat de stichting van Moissac met een legende werd verfraaid. In het jaar 506, toen Clovis heerser over heel Gallië werd, kreeg hij op zekere nacht een droom: twee fabelwezens kwamen hem een abdij aanbieden. De koning zag hierin een teken van de hemel. 's Anderendaags beklom hij een nabije heuvel en slingerde zijn zwaard naar beneden. Op de plaats waar het wapen neerkwam liet hij het klooster van Moissac bouwen.
In werkelijkheid is Moissac gesticht tussen 628 en 648. Vanaf het einde van de 7de eeuw wordt in documenten melding gemaakt van verschillende donaties aan de abdij die ook koninklijke bescherming genoot. De eerste rampen gebeurden in de 8ste eeuw wanneer de Moren tot tweemaal toe - in 721 en in 732 - het klooster plunderden. Na een voorspoedige, al te korte tijd, kwamen tussen 850 en 864 de Noormannen vernieling zaaien. Daarna volgde een lange periode vol tegenslagen van diverse aard. In 1047 klaarde de hemel voor de abdij weer op. Moissac sloot zich aan bij de orde van Cluny, een feit dat in 1055 plechtig werd gevierd. De eerste cluniacenzer abt van Moissac was Durand de Bredons (+ 1072). Hij liet een volledig nieuwe kerk bouwen die in 1063 werd ingewijd. Durand was in 1059 tevens bisschop van Toulouse geworden. Onder zijn abbatiaat werd het klooster een van de beroemdste van heel Frankrijk. De artistieke faam van Moissac werd gevestigd onder abt Ansquitil (1085-1105) die het kloosterpand liet oprichten. De westelijke zijde van de abdijkerk vond haar voltooiing onder abt Roger (1115-circa 1135). Hij liet een toren bouwen die op het gelijkvloers bestond uit een open, overwelfde hal. Aan de zuidelijke zijde werd dit bouwwerk voorzien van een monumentale, met sculpturen versierde ingang. Dit meesterwerk, dat nog steeds de roem van Moissac uitmaakt, wordt hierna uitvoerig beschreven en geanalyseerd. Er hoeft eerst nog gezegd dat de bloei, die de abdij in de 12de eeuw kende, nooit meer zou geëvenaard worden. De bewogen geschiedenis, zowel van de abdij als van de stad, mondde uit in de Revolutie. Toen werden de abdijgebouwen vernield en de kerk werd leeggeroofd. Het kerkgebouw, met koor uit de 13de eeuw, en het kloosterpand zijn de enige constructies van het voormalige kloostercomplex die tot ons zijn gekomen. In de 19de eeuw is het kloosterpand op het nippertje aan de afbraak ontsnapt: men wilde het tracé van de spoorlijn Bordeaux-Sete er dwars doorheen leggen. Deze barbaarse plannen konden gelukkig verijdeld worden. Het portaal bleef eveneens gespaard. Zo kan Moissac, tot op onze dagen, de pelgrim verblijden met de schoonheid van zijn kunst en hem inspireren door het waarlijk indrukwekkende van zijn boodschap. HET PORTAAL
De ingang van de voormalige abdijkerk van Moissac is een ongeveer twee en een halve meter diepe, versterkte voorbouw die het eigenlijke portaal beschut. De meer dan drie meter hoge steunmuren van dit enorme portaal zijn met beeldhouwwerk versierd. De indeling van het muurvlak bestaat telkens uit een horizontale fries bovenaan. Daaronder is de wand, door middel van zuiltjes, in twee met rondbogen afgedekte nissen verdeeld. Binnen elke nis werd de beschikbare ruimte horizontaal in twee gedeeld.
Linker steunmuur van het portaal (foto Hervé Champollion)
De linkersteunmuur vertoont op de bovenste fries, van rechts naar links, een maaltijdscene. Het is de rijke vrek die overdadig tafelt, terwijl links de arme Lazarus neerligt. Twee honden komen zijn zweren likken en een engel zweeft boven hem. Daarnaast is Abraham neergezeten; hij houdt de ziel van Lazarus op zijn schoot. De fries wordt afgesloten door een zittende figuur met een lange baard. Hij wijst naar een banderol die hij met de rechterhand omhoog houdt. Onder de bogen ziet men rechts het sterfbed van de rijke vrek, omringd door duivels, waarvan één een grote geldbeurs draagt. (Voor de tekst van de parabel: zie Lucas, 16, 19-31). Helemaal onderaan staan vier wanstaltige wezens die de ondeugden verbeelden. Op de rechtersteunmuur ziet men bovenaan rechts de opdracht van Jezus in de tempel (Lucas, 2, 22-35) en links de vlucht naar Egypte (Matth., 2, 14-15). Egypte is voorgesteld als een grote stadspoort. Bij de nadering van het kind Jezus storten twee idolen naar beneden. Onder de bogen, over twee taferelen verspreid, is de aanbidding der Wijzen te zien (Matth. 2, 11). Conform de compositie op de muur aan de overzijde zijn ook hier vier staande figuren afgebeeld: Maria en de engel (Annunciatie, Lucas, 1, 26-38) en Maria en Elizabeth (Visitatie, Lucas, 1, 39-45). De hele beeldende cyclus is rondom afgewerkt met een rijke decoratieve band, menselijke figuurtjes, parellijsten en gestileerde bladen. Helemaal in de diepte van de entree bevindt zich het tympaan. HET TYMPAAN
Alleen al door zijn afmetingen is het tympaan indrukwekkend. Het is 4,45 meter hoog en 6 3 5 meter breed en het is samengesteld uit drie en twintig steenblokken van verschillend formaat. De ruimte waarover de beeldhouwer beschikte bedraagt zeventien vierkante meter en deze is gevuld met een en dertig personages In het midden van het tympaan is Christus afgebeeld, zittend op een troon. Hij houdt de rechterhand zegenend omhoog en met zijn linkerhand houdt hij een gesloten boek vast, dat rust op zijn knie. Op het hoofd draagt hij een koningskroon waarachter een kruisnimbus zichtbaar is. De zoom van zijn overgewaad en zijn kraag zijn met edelstenen versierd. Rond Christus zijn de vier dieren, telkens twee boven elkaar, opgesteld: de engel (Mattheus), de adelaar (Johannes), de stier (Lucas) en de leeuw (Marcus). Alle vier dragen ze het boek. Hun lichamen zijn afgewend van het centrum maar ze draaien hun koppen energiek naar de Christusfiguur. Links en rechts van de evangelistensymbolen staat een frontaal uitgebeelde, slanke en tengere engelengestalte. De engel links houdt een gesloten rolletje in de hand. Bij de engel rechts ziet men een geopende banderol. Onder de bovengenoemde figuren zitten, over de hele breedte van het tympaan, veertien ouderlingen met in de handen een muziekinstrument en een schaal of beker.
Tympaan met boogveld en rozetten (foto Hervé Champollion) De overige tien ouderlingen zijn, in twee zones, links en rechts in de ronding van het tympaan gegroepeerd. Allen zijn ze gekroond en gekleed in rijk geborduurde gewaden. De binnenrand van het onderste deel van het boogveld tenslotte, is versierd met een meander, gevormd door een, in steen getransponeerd, met parels geborduurd lint. De bovendorpel die het tympaan ondersteunt, vertoont acht grote, zeer vlak gesculpteerde rozetten, mogelijk herbruikt Gallo-Romeins materiaal. Aan beide uiteinden bevindt zich een bladeren spuwend monsterwezen. De rollijsten rond het tympaan zijn alternerend smal en glad en breed met overvloedige versiering van gestileerde motieven. DE TRUMEAU EN DE RECHTSTANDEN
De breedte van het tympaan noopte tot het oprichten van een trumeau of middenstijl die allereerst een dragende functie heeft. Zo ook de twee rechtstanden van het portaal die links en rechts de druk van het boogveld moeten opvangen. Deze ondersteunende elementen maken in Moissac ook deel uit van het sculpturale programma. De trumeau is een monoliet van ruim drie en een halve meter hoog en meer dan een halve meter dik. Op de voorzijde zijn kruiselings over elkaar en telkens boven elkaar, drie leeuwen en drie leeuwinnen afgebeeld. Hun voorpoten rus te^ op elkaars flank en
Trumeau (foto Hervé Champollion)
60
hun staarten zijn sierlijk ineengestrengeld. De achtergrond waartegen de dieren zijn opgesteld, bestaat uit een verticale rij rozetten, gelijk aan die van de bovendorpel. De zijkanten van de trumeau zijn niet recht maar verlopen in een vijfvoudig gegolfde rand die zijn echo vindt in de rand van de tegenover gebouwde rechtstanden van het portaal. Op de smalle zijden van de trumeau bevindt zich telkens een meer dan levensgrote menselijke figuur. Rechts is de profeet Jeremias voorgesteld. Zijn gelaat, omgeven door lange, sluike haren, getooid met snor en baard, is naar rechts gewend. Met beide handen houdt hij een banderol diagonaal voor de borst. Zijn lange, slanke benen zijn gekruist en zijn voeten glijden als het ware af van de schuine steen waarop ze horen te rusten. Zijn tegenspeler op de rechtstand van de deur is de profeet Isaïas die, de even gebogen knieën naar rechts en het hoofd naar links gekeerd, tegen de wand gekleefd lijkt.
Op de linkerzijkant van de trumeau staat de apostel Paulus. Zijn haren en baard zijn aan de uiteinden gekruld, zijn snor hangt sluik naar beneden. Zijn hoge, kalende voorhoofd is doorgroefd met rimpels. Zijn rechterhand, met de palm naar buiten gekeerd, houdt hij omhoog en met zijn linkerhand omvat hij een boek. Ook hij is zeer slank. Zijn voeten, met de tenen naar beneden gericht, rusten op de gebogen rand van de steen alsof hij, evenals Jeremias, de wetten van de zwaartekracht tart. In het gezichtsveld van Paulus staat de apostel Petrus tegen de andere rechtstand van de deur. Zijn gestalte is door de beeldhouwer hoger geplaatst dan die van Isaïas. Ook Petrus houdt een hand met de palm naar buiten gekeerd. Met zijn rechter houdt hij de sleutels - zijn attribuut - tegen de schouder gedrukt. Deze schouder loopt horizontaal over in de nek zodat zijn gelaat op een heel merkwaardige wijze gericht is naar de trumeau met de figuur van Paulus. Het hele gebeeldhouwde programma, zoals wij het met de ogen waarnemen, is volgens de 12de-eeuwse opvattingen niet het belangrijkste. Het is integendeel slechts een schijn waarachter de echte werkelijkheid verborgen is. Zoals we zullen zien heeft het portaal een grotere ambitie dan enkel en alleen een bijbels verhaal in een kunstzinnige vorm te presenteren. In het bijzonder het tympaan van Moissac mag een "visioen in steen" genoemd worden. HET VISIOEN
"En zie, er stond een troon in de hemel, en op de troon zat Iemand. (...) En rondom de troon, vier en twintig tronen, en op de tronen zaten vier en twintig ouderlingen, bekleed met witte kleren en gouden kronen op hun hoofden. (...) En voor de troon, als een glazen zee gelijk kristal" (Apocalyps, 4, 2-6). Dit visioen van Johannes wordt op het tympaan voorgesteld. De glazen zee is verbeeld door de golvende lijnen onder de voeten van de personages. De iemand op de troon is de centrale Christusfiguur, een essentieel moment in het beeldvlak. Hij is voorgesteld de face, absoluut onbeweeglijk, opgesloten in zijn glorie. Zijn gestalte doorbreekt de twee bovenste registers van het tympaan. Op hem is de tekst van de Byzantijnse kerkvader, Maximus de Belijder (+ 662) toepasbaar: "De godheid is in alle opzichten onbeweeglijk, in die zin dat niets haar kan aantasten noch beroeren. Haar vrede is niet gestoord noch vertroebeld, haar vastheid is onwrikbaar, de kalme sereniteit die haar bezielt lijdt onder geen enkele hinderpaal." De onbewogenheid van de Christusfiguur is tegelijkertijd oorsprong en eindpunt van de beweging die zijn verschijning veroorzaakt. Hij ontketent de beweging en voert ze naar zichzelf terug. De evangelistensymbolen zijn alle vier sterk geagiteerde wezens. Ze schijnen te vluchten doch worden terug naar het centrum getrokken. De vierentwintig oudsten, allen in een verschillende houding, kijken gespannen op naar de enige onbeweeglijke. Hun opstelling in drie registers is bedoeld als een cirkel rond de troon van de Allerhoogste.
Detail van de 24 oudsten (foto H e n 4 Champollion) En dan zijn er nog de twee engelen. Het zijn serafijnen die op het tympaan de grens vormen tussen de ouderlingen en de vier wezens rond de troon. DE ENGELEN In het boek van de Openbaringen, de Apocalyps, is er van deze beide engelen geen sprake. Hoe is hun aanwezigheid hier dan te verklaren? Om op deze vraag te antwoorden moeten we te rade gaan bij enkele middeleeuwse auteurs. Volgens hen is onze menselijke geest uit zichzelf onbekwaam om zich te verheffen tot het niveau van de kennis die de engelen hebben. Zij zijn immers de bevoorrechte getuigen van 4 de heerlijkheid des Heren die zij "van aanschijn tot aanschijn" mogen aanschouwen. De menselijke geest kan echter steunen op de hulp van een gids die hem in de mysteries binnenleidt. Deze gids is de zichtbare, voor onze ogen waarneembare vorm die zelf een afstraling is van de (hier op aarde) onzichtbare schoonheid. De engelen van Moissac zijn te interpreteren als gidsen voor de mens. Zij tonen de weg en manen de mens niet blijvend te verwijlen bij de uiterlijke vormschoonheid, maar door te dringen tot het echte, diepe schouwen. Paulus zegt immers: "Thans zien wij
als in een wazige spiegel, maar dan zullen wij zien van aangezicht tot aangezicht" (1 Kor. 13, 12). De wazige spiegel, de versluiering, is voor ons de tekst van de schriftuur, is het kunstvolle beeldhouwwerk van het tympaan.
Echter, op het ogenblik van de tweede verschijning des Heren zal er een openbaring zijn zonder versluiering. Ook dit wordt verbeeld door de twee engelen en hun schriftrol. De engel aan de rechterhand van Christus houdt de rol gesloten; de andere engel heeft ze opengerold. De betekenis hiervan is dat slechts een deel van het mysterie van God hier op aarde geopenbaard is. De uiteindelijke openbaring - het zien van aangezicht tot aangezicht - zal komen in de eindtijd, nadat het boek met de zeven sloten is geopend (Apocalyps, 8, 1). De beide engelengestalten van Moissac verwijzen tegelijkertijd naar de tegenwoordigheid en naar de toekomst van het Rijk Gods, naar het "reeds" en het "nog niet", naar het verhuld zijn en het onthullen van de mysteries. Hun aanwezigheid is hierbij wijze van symbool nodig, opdat de mens deze apocalyps in steen zou kunnen ervaren als een godsverschijning. HET PORTAAL ALS THEOFANIE
De theofanie of godsverschijning is de waarneembare manifestatie van de godheid. De romaanse kunst, ontstaan en gegroeid in een monastieke wereld, is in de meeste van haar uitingen sacraal, visionair en schouwend. Het is alsof er in de wereld van het romaans een bestendige aandacht leeft voor de mysteries van de glorie des Heren. De bedoeling van deze kunst is dan ook, doorheen een tastbare, materiële vorm, de luister en de schoonheid van de daarachter liggende werkelijkheid te onthullen. Wat de rede en het geschreven woord met moeite kunnen vatten, kan door het beeld in één oogopslag worden gesuggereerd en zichtbaar gemaakt. De gesculpteerde portalen en hun tympanen hernieuwen aldus de glorieuze visoenen van de profeten, van de apostelen op de Thabor en van de Apocalyps. Anders gezegd: de portaalsculptuur in Moissac manifesteert God in Zijn glorie en in Zijn mystieke realiteit. Door het gelovige schouwen is het voor de mens mogelijk tot het mysterie in te gaan. Terloops zij hier de aandacht gevestigd op het feit dat de gedachtenwereld van de 12de eeuw nog zeer beïnvloed was door de leer van Plato, het neo-platonisme en de Byzantijnse kerkvaders. Voor hen was de zichtbare wereld slechts een zwakke afstraling van de onnoemelijke schoonheid van de verborgen, ware werkelijkheid. In Moissac staat trouwens het hele iconografische programma, als een voorspel, in dienst van de theofanie op het tympaan. Elk tafereel uit de kindsheid van Christus, zoals voorgesteld op de rechtersteunmuur van het portaal, verwijst naar zijn goddelijkheid: de ontvangenis door de heilige Geest in de schoot van zijn moeder, Johannes die in de schoot van Elizabeth opspringt van vreugde, de openbaring van het kind Jezus als zoon van God aan de grijsaard Simeon en tenslotte de legende van de idolen die van hun voetstuk vielen toen Jezus er, op de vlucht naar Egypte, voorbijkwam. De parabel van Lazarus op de andere steunmuur, symboliseert de eeuwige vreugde in de hemel en de eeuwige verdoemenis in de hel. Het is een beeldtaal die door de middeleeuwse pelgrims goed begrepen werd.
De twee profeten en de twee apostelen op de trumeau en op de rechtstanden aan de ingang van de kerk verwijzen naar het Oude en het Nieuwe Testament, de twee bronnen voor de leer van de Kerk. Aldus biedt het portaal van Moissac een inzicht in de geloofswereld van de mensen uit de 12de eeuw en is tevens een onderrricht in de theologie. Tegelijk zien onze ogen de exploratie van de onzichtbare wereld. DE KUNST
Petrus op de linker rechtstand (foto Hervé Champollion)
De kunst van Moissac is opgevat als een discours over God. Ze wil het absolute uitbeelden. De taak van deze kunst is immers, zoals we reeds weten, de echte realiteiten voor te stellen die verborgen zijn achter de uiterlijke schijn. Deze realiteiten zijn het koninkrijk Gods, het nieuwe Jeruzalem maar evenzeer de vijandige machten die de mens belagen. De kunst vertaalt. in con-
1
I
l l
crete vormen, de ultieme hoop van de middeleeuwse mens en dit is de hemel. Het middelpunt van de hemel is Christus. Immens en bovenmenselijk troont hij hier in grote macht en majesteit. Hij is de Heer en de heerser. Later, in de veranderde mentaliteit van de 13de eeuw, zal Christus aan de gotische kathedralen verschijnen als de "broeder" van de mensen. Het plechtige en verhevene van het visioen in Moissac wordt weerspiegeld in de gesloten en introverte esthetiek van de kunst. Er is geen natuurgetrouwe weergave van mensen, er is niet gestreefd naar populaire vormen. Een sobere en meesterlijke stilering, een magistrale beheersing van de steen, een felheid van expressie: dit kenmerkt het oeuvre van de anoniem gebleven beeldhouwer(s) Vooral de trumeau is formeel gezien de meest originele en nooit geëvenaarde creatie van de romaanse kunst. Het is een van de grootste meesterwerken aller Klokketoren en toegangsportaal (foto Hen& Champollion) tijden. Het hele portaal van Moissac tenslotte is in staat om alle superlatieven te torsen: het is het meest voltooide, het meest grandioze, het meest expressieve en het meest sacrale van alle romaanse portalen. Het is de adoratie in de meest pure vorm. 32
Andreas: en in Jezus Christus, enige Zoon van de Vader.
Credo van de apostelen Voorspellingen door de profeten:
- De Heer sprak tot mij: Gij zijt mijn Zoon, ik heb u heden verwekt. (Psalm 2:7, David). - Dat is onze God; geen ander is aan Hem gelijk! (Baruk 3:36). Van de hier gepubliceerde (en te publiceren) prenten zijn enkele ontworpen door Maarten de Vos en gegraveerd door Jacobus de Weert. De meeste zijn vermoedelijk het werk van de Antwerpse meester Hiëronymus Wierix (15531619) die ze ook drukte en uitgaf. Een reeks oorspronkelijke prenten wordt bewaard in het Prentenkabinet van de Rijksuniversiteit te Leiden.
Anneke en Wim Bettonvil
HEIMWEE NAAR DE CAMINO
Waarom lopen jullie telkens opnieuw naar Santiago? , vraagt ons de journaliste van 'El Correo Gallego' bij onze aankomst in 1994. Uit heimwee naar de Camino, antwoorden wij. Hoewel heimwee letterlijk naar huis verlangen betekent, geeft het zeer goed het gevoel weer dat je, eenmaal thuisgekomen, doet hunkeren naar het onderweg zijn, stappend tussen de Pyreneeën en Monte del Gozo. Geen dag is hetzelfde, geen traject identiek, er zijn mooie stukken en lelijke stukken tezamen vormen al die stukken de Camino: eenmaal begonnen, maak je het af, eenmaal onderweg, doe je het volledig. Maar de mooie stukken geven de mooiste herinneringen, zeker als je 'n bijzonder pad ontdekt dat je niet eerder hebt gelopen en dat bovendien in geen enkele bekende pelgrimsgids staat! De Camino is niet één enkele weg, vaak zijn er keuzes mogelijk waarvan ik er enkele noem: voor Roncesvalles; na Zubiri, maar neem vooral het pad dat vóór de brug links van de Rio Arga loopt; van Villatuerta naar Estella; voorbij San Juan de Ortega; vanuit Hontanas; tussen Frómista en Carrión de los Condes; vanaf Calzada de Coto; bij la Virgen del Camino; na Hospital de Orbigo; vanuit Triacastela. Over die laatste keuze willen we het hier hebben. Als je van Cebreiro komt ligt voor ervaren wandelaars Triacastela als halteplaats wat dichtbij, Sarria wat ver. Samos is qua afstand een goede halteplaats, maar de meeste guias (pelgrimsgidsen) kiezen de Camino over San Xil, noemen soms de rijweg naar Samos, of laten deze weg, en daarmee Samos, links liggen. Toch kiezen Alistair, een Engelse pelgrim met een priesterroeping, en wij, in 1993 de weg naar Samos met het imposante Benedictijnerklooster. We zijn voorbereid op tien kilometer asfaltweg en zo begint het ook. Maar na een goede drie kilometer passeren we het gehucht San Cristóbo, aan de rechterkant van de weg en we zien een blauw wandelaarsbordje dat van de rijweg af wijst. Nieuwsgierig geworden verlaten we het asfalt en begeven ons op dit onbekende pad. Tot onze verrassing is het goed met gele pijlen bewegwijzerd, het is fraai, stil, een verademing na de verkeersweg. Het pad volgt goeddeels de loop van de Rio Ouribio, het gaat,en wij gaan mee, door bosschages. langs weilanden en een enkele akker. Over bruggetjes, waar je forellen in het water ziet spartelen, langs oude kerkjes en kleine boerderijen. Het wandelen hier is een intens genoegen. Ons pad duikt op het laatst onder de verkeersweg door, gaat een heuvel op en komt boven Samos, met een adembenemend gezicht op het kloostercomplex en wijde omgeving. Je wilt blijven kijken, maar toch daal je even later af richting Samos, waar een bar is om je te laven en de royale refugio van de paters om half vijf open gaat voor een bed, douche en wat dies meer zij. Je kunt een rondleiding volgen in het kloostercomplex, indrukwekkend, hoewel niet alle recente muurschilderingen even mooi zijn. Er is gelegenheid om de vespers en de mis bij te wonen. Voor de inwendige mens zijn er vlakbij twee restaurants, O Cato en Victoria, beide redelijk geprijsd.
De volgende dag begint opnieuw langs de rijweg. Maar ook vandaag kun je, voorbij Pascais, deze weg verlaten voor een fraai stuk 'binnenland'. Al wil het pad hier en daar wat stijgen, het Is opnieuw alleszins de moeite waard. Onder andere passeer je een kleine wegkapel met daarin een merkwaardig beeld van een biddend engeltje. Het pad leidt ons naar Calvor en valt vandaar samen met de route over San Xil. De laatste paar kilometer, tot in Sarria, zijn lang en saai, maar het genoegen en genieten van de onbekende en onbeschreven Camino blijft nog lang hangen. In 1994 hebben we zonder aarzelen opnieuw de hier beschreven route genomen en in Samos overnacht. We kunnen het alle lopers aanbevelen. 32
Amelia Oosterveld
(foto Wim Bettonvil)
NAAR COMPOSTELA DOOR DE TUNEL DE SAN ADRIAN
Naast de bekende wegen naar Santiago over de pas bij Roncesvalles en die over de Somportpas bestaat er een oude handels- en pelgrimsweg over de pas van San Adrian. Deze pas bevindt zich op de grens van de Spaanse provincies Guipuzkoa en Alava en maakt deel uit van de route Bayonne, Irun, Tolosa, Santo Domingo de la Calzada. Reeds in oude pelgrimsgidsen, o.a. "Le Chemin de Paris a Compostelle et combien il y a de Lieues de Ville en Ville" (1535) en de gids "Le chemin de monsieur Sainte Jacques en Galice, dict Compostelle (1621), wordt deze weg beschreven. De gids van 1621 waarschuwt de pelgrims voor de gevaren van de pas: "Le mont Saint Adrien, fort haut et rede a monter" Ook sommige pelgrimsliederen bezingen de pas en de nabijgelegen herberg, waar men brood en wijn kon kopen en ook overnachten. "Quand nous fumes a la monté Saint Adrien est appelé
II y a un hopital fort plaisant Ou les pelerins qui passent Ont gain et vin pour leur argent" De pelgrim Arnold von Harff keerde langs deze camino in 1496 terug naar Keulen en ook de monnik Hermann Kunig van Vach noemt in zijn reisverslag de Tunel de San Adrián (+ 1500). De tunel de San Adrian wordt gevormd door een doorgang onder een kolossale rots op de top van de berg Aitzgorri. De weg door de grot, die door politiek handelsverkeer noodzakelijk werd, is al vanaf de I l d e en 12de eeuw bekend. In de loop der eeuwen was de tunnel een ontmoetingspunt van handelaars, pelgrims, koningen, kerkelijk kioogwaardigheidsbekleders en smokkelaars. Behalve de kapel . San Espiritu bevond Ingang van de Tunel de San Adrián, zich een her(foto Amelia Oosterveld) berg bij de noordelijke
ingang van de tunnel. In reisverslagen uit de 16de en 17de eeuw halen reizigers herinneringen op aan "de dikke vrouw die de reizigers te drinken geeft" en "de heerlijke maaltijden" geserveerd aan de pelgrims "vooral aan die welke een goed gevulde beurs hebben". Maar ook de armere pelgrims kregen te eten. De ruine van deze herberg is ook heden nog te zien. Als gevolg van de aanleg van de "Grote Koninklijke Postweg van Madrid naar Frankrijk" in 1765 raakte de Middeleeuwse route door de tunnel in onbruik. Vergeten werd hij echter niet en in 1962 werd de tunnel uitgeroepen tot nationaal historisch monument. Sinds enige jaren is de tunnel ook door de pelgrims herontdekt en de gele bewegwijzering is door groepen vrijwilligers ter hand genomen. Toen ik op 16 juni 1994 vanuit Engelen (bij Den Bosch) vertrok voor mijn voettocht naar Santiago, was ik vastbesloten zoveel mogelijk alternatieve routes te volgen. Zo zocht ik mijn weg door Frankrijk tot St.Jean-Pied-de-Port. Daar koos ik de weg recht naar het Westen richting St.Etienne-de-Baïgorri. De Spaanse grens passeerde ik over de Col d'lspégui. Toen via Elizondo (Santiagokerk), Santesteban en Leiza naar Tolosa, waar ik één van mijn zonen ontmoette die mij enige dagen zou vergezellen. Een pas verschenen gidsje, waarin de route door de tunel de San Adrian beschreven wordt, had ik geheel toevallig op een toeristisch kantoortje in Elizondo kunnen kopen. Met behulp van dit boekje en vragen aan de bevolking, liepen wij door de bergen en dalen langs Beasain, Segura en Zegama. Een onbeschrijflijk mooie wandeling bracht ons vandaar door de tunnel naar Zalduondo. Toen over de vlakte van Salvatierra via Vitoria en Haro naar Santo Domingo de la Calzada, waar we ons aan aansloten bij de pelgrims op de camino francés. Opvallend langs onze route was het grote aantal prachtige kerkjes waarvan vele recent gerestaureerd zijn en ook de prachtige oude bruggen. Een nog niet door toeristen aangevreten streek. Refugio's zijn nog niet dik gezaaid, maar overnachten is nergens een probleem. Pelgrims die in 1995 naar Santiago gaan, overweeg deze camino eens, jullie zullen er geen spijt van krijgen! 33 Bronnen: - E.G. Arrondo. Rutas Jacobeas, (Estella, 1971) - M.J. Portilla, Una ruta europea, Por Alava a Compostela. Del Paso de San Adrián, al Ebro, (Vitoria, 1991) - C.P de Uralde. Dos Caminos a Santiago, (Gobierno Vasco, 1993) Kaarten: - Michelin Noord Spanje 1:400.000 no.442 - Mapa provincial 1:200.000 Guipuzkoa - Mapa provincial 1:200.000 Burgos - Topografische kaart 1:50.000 no.113
Ruud Harmsen
JACOBUSBOEK
Het is spreekwoordelijk dat 'alle wegen naar Rome leiden', maar even gevarieerd waren de wegen naar Jeruzalem. Santiago had al evenzeer vele wegen als er vertrekpunten waren, maar de meesten eindigden op de 'Franse weg'. Als we over deze wegen spreken bedoelen we niet alleen de route, maar bovenal de 'rituele weg zoals hij omgeven is met dorpen, steden, bruggen, kerken, kloosters, hospitalen, kruisen, heiligen, relieken en legendes. Maar het is evident dat het uiteindelijke doel de weg zelf is, namelijk de handeling van het pelgrimeren. In het kort komt de strekking van het boek El Camino de Santiago hierop neer. De aanwezigheid van zowel het landschap als de mensen, de gebouwen etc. worden hier op een schitterende wijze gepresenteerd. Het boek dat de Spaanse-route beschrijft is het eerste deel van een serie van drie. Het tweede deel zal gaan over de routes in Frankrijk. Deel drie behandelt de overige landen en wegen die als vertrekpunt gediend hebben. Het boek bevat een drietal essays: KUNST O P DE WEG NAAR SANTIAGO
In kunstzinnig opzicht is de weg vooral van waarde omdat de meesterhandwerkslieden en hun bouwhutten zich vrijelijk in beide richtingen konden bewegen. De grootste aktiviteiten vonden plaats tijdens de regeerperioden van Ramines van Aragon (10631094) en Alfonso VI van Castilië en Leon (1072-1109). De grote vraag naar bouwwerken leidde binnen korte tijd en ruimte naar een homogene formele oplossing in bouw- enbeeldhouwkunst, wat beschouwd kan worden als de -romaanse- 'kunst van de weg naar Santiago'. De introductie van de romeinse rites, de gregoriaanse reform en de aanwezigheid van Cluny stimuleerden een vernieuwing in de bouw van kathedralen en monastieke gebouwen, terwijl tegelijkertijd de beeldhouwkunst vernieuwd werd met gemeenschappelijke thema's. HET ONTSTAAN VAN DE WEG NAAR SANTIAGO
In de christelijke traditie werden heiligen en martelaren gezien als hemelse beschermers tegen de krachten van het kwaad. Vanaf de tweede eeuw begonnen gelovigen relieken van deze mensen te verzamelen. Daarvoor werden tombes en schrijnen gebouwd, dat leidde tot pelgrimages. De kerk institutionaliseerde uiteindelijk deze beweging. Het pelgrimeren was tijdens de middeleeuwen één van de messt karakteristieke vormen van religieuze expressie. Zo wordt ook belicht hoe de islam, het boek Liber Sancti Jacobi, de politiek (Jacobus als beschermer van christenen en morendoder), de kerkpolitiek (het bevoordelen van Santiago boven Padron en Oviëdo), de handel de desintegratie van de visigotische kerk, het commentaar van Beatus de weg naar Santiago hebben vormgegeven. '
REIS MET EEN PELGRIM
In dit derde verhaal ontmoet een pelgrim Aymerrie Picaud, de schrijver van het Liber Sancti Jacobi. Zij gaan naar het begin van de route en Aymerrie geeft kommentaar. Zo ziet hij de ski-appartementen op de Somportpas aan voor pelgrimshospitalen en roemt aldus de vermeende hoeveelheid pelgrims heden ten dage. Zo reizen zij de Rele route langs. Het geheel levert een mooi vormgegeven boek van 158 pagina's vol overzicht foto's en detailopnamen van zowel landschappen, mensen en gebouwen. Een feest van herkenning! De teksten geven een aardige indruk van de weg, maar zijn niet erg diepgravend. Over de ontstaansgeschiedenis en de evolutie van de bouw- en beeldhouwkunst kan meer gezegd worden: welke zijn haar invloeden, welke kruisbestuivingen hebben plaatsgevonden en op welke plaatsen. Maar vooral: hoe hebben de ontwikkelingen vorm gekregenen vanuit welke ideeën, gedachten en (kerkelijke)doctrines? Het tweede artikel verschafte mij meer informatie, mede omdat het in een breder internationaal kader geplaatst is. Het derde artikel, meer persoonlijk en bij tijd en wijle humoristisch bevat evenveel informatie over de route als de gemiddelde reisgids. Kortom: met zoveel sponsors is het een mooi en duur boek gewordeen, waar ik met veel plezier in blader. Het geeft een goed overzicht van de vele 'highlights' van de route. De teksten evenwel hadden meer mogen bieden. Het boek is zowel verkrijgbaar in een Spaans-Engelse, als in een Spaans-Franse uitvoering.
El Camino de Santiago, tekst: Luis Carandell, Fernando Lopez Alsina, Sefarin Moralejo en José Maria Yagues, fotografie: Xurxo Lobato. Uitgever: Lunwerg Barcelona, Madrid. ISBN: 84 7782 147 X (Spaans-Engels), 84 7782 148 8 (Spaans-Frans). Prijs: f 150,- (gebonden), f 75,- (niet gebonden). Importeur: Idea-books.
GENOOTSCHAP VAN SINT JACOB
CEESHILBERDINK
Voorzitters heb je in alle maten. Krachtdadige vergaderingleiders, bedeesde toespraakjeshouders, wandelgangentijgers en democratische knuffeldieren. Wat is de stijl van de nieuwe voorzitter van het Genootschap van Sint Jacob: Katrina van den Berg? De nieuwe voorzitter ziet de instandhouding en eventuele versterking van de onderlinge relaties tussen groepen en leden van het genootschap nadrukkelijk als één van haar belangrijkste taken.
ben één van dertienhonderd "De manier waarop er in regionaal verband wordt gewerkt, heeft mijn grote bewondering. Ik vind dan ook dat de regio-contactpersonen moeten worden gekoesterd en alle steun van het bestuur verdienen als ze daar om vragen. Goed draaiende regio's vormen de basis van het genootschap. Het is dus zaak om als voorzitter alert te blijven dat er geen afstanden ontstaan tussen de leden onderling en tussen leden en bestuur." In datzelfde licht moeten we ook haar opvatting zien dat de dienstverlening naar leden ook optimaal dient te verlopen wanneer er sprake is van zogenaamde éénjarige compostela-jagers. Voorzitter Van den Berg voelt er bijvoorbeeld niet voor een eenmalige hogere entreecontribute te heffen voor mensen die het genootschap louter willen gebruiken om aan een hoeveelheid noodzakelijke informatie en papieren te komen. "Als ze maar geen te hoge verwachtingen hebben. Tenslotte garandeert een lidmaatschap noch een goedkoop overnachtingstarief in een klooster, noch een stempel voor de hemel."
GENOOTSCHAP VAN SINT JACOB
Ook structurerende zaken als een Beleidsplan waarin het genootschap een aantai actieve uitgangspunten en doelstellingen vast heeft liggen en waar leden het bestuur op kunnen aanspreken, heeft niet haar voorkeur. "Ideeën en gedachten moeten uit het genootschap zelf voortkomen. Wel hoop ik door het aanbrengen van goede structuren, in de vergadering en in de organisatie, het actief meedenken te kunnen bevorderen. Nee, ik geloof meer in de waardevolle beleving van de pelgrimsparade. Die is voor mij heel wezenlijk. Zo'n zaal met mensen, allemaal gericht op hetzelfde doel, geeft mij de meeste voldoening". " Wat ze verder graag zou willen, is samen met Annet van Wiechen en El Peregrino liederen zingen. Een ontspannen sfeer bewerkstelligen die doorwerkt in de hele vergadering. Dat is het doel van vonrzitter Katrina. Ook het Idee om met een deel van de binnenvloeiende fondsen een gedegen, breedtalige en wetenschappelijke Jacobusbibliotheek te formeren of het bevorderen van scripties of vertalingen krijgt van voorzitter Van den Berg geen prioriteit. "Voorlopig schuif ik dergelijke zaken nog liever wat voor me uit. Eerst maar eens aandacht besteden aan de viering van het 10-jarige bestaan van het genootschap." Tegelijkertijd proberen met nieuwe bestuursleden een hecht team te vormen, dat is een belangrijke taak. De oudwethouder van Eemnes, voorzitter van peuterspeelzalen en exbestuurslid van de Nederlandse gehandicaptenraad wil besturen in een ontspannen sfeer;
GENOOTSCHAP VAN SINT JACOB
een sfeer waarin eventuele signalen op een vanzelfsprekende manier naar voren komen. FIETS OF VOET
De hele route heeft Katrina nog niet afgelegd. Grote delen per fiets zijn wel reeds afgelegd terwijl de grote vakantie dit jaar te voet zal worden genoten. Nee, niet langs de route, wel door Frankrijk. Immers, overal zijn mooie kerkjes te bewonderen. Die historische invalshoek is de eerste drijfveer voor Katrina van den Berg geweest die haar in contact bracht met Jacobus. Bijna klassiek: colleges van Jan van Herwaarden en een werkstuk over het Itinerarium van Brugge, een zeer korte halteplaatsbeschrijving waarbij de student als het ware het verhaal achter elke stopplaats moet invullen. De zeer katholieke manier waarop een pater uit Amersfoort jaren geleden zelf aan de tocht begon, met uitgeleiden en alles-erop-en-eraan, de veelvuldige inscripties op Franse begraafplaatsen en het feit dat "Koen" in Baarn bezig was een genootschap op te richten, kon er vervolgens alleen maar toe leiden dat de nieuwe voorzitter een genootschapslid werd van het eerste uur. De veel gestelde vraag over de al of niet bestaande religieuze identiteit van het genootschap wil ze graag beantwoorden. "Je kunt niet zeggen dat het genootschap katholiek is. Maar evenmin kan worden gesteld dat het niet-katholiek is. Er zit nu eenmaal om heiligen een katholieke sfeer die voor de één een louter culturele of historische betekenis heeft, maar voor de ander voortkomt uit opvoeding of religieus bewustzijn. Ik heb in ieder geval nooit gemerkt dat niet-katholieken zich niet thuis zouden voelen binnen het genootschap van Sint Jacob" Een ding is duidelijk. Voor Katrina moet het genootschap voor iedereen een beetje een "thuis" zijn. Zij voelt zich gewoon één van de dertienhonderd en daarvan wil ze 3 graag voorzitter zijn. 3
GENOOTSCHAP VAN SINT JACOB
VAN DE BESTUURSTAFEL 'S-HERTOGENBOSCH 8-4-1995 Een zonnige doch koude voorjaarsdag was de achtergrond voor een algemene ledenvergadering die voor de derde keer plaatsvond in het gebouw van het Sint Janscollege. De ruim 250 deelnemers, die waren ontvangen met koffie en de traditionele Bossche bol, bevonden zich om half elf in de aula om allereerst te luisteren naar het openingswoord v& de voorzitter. Deze sprak met name een woord van welkom tot de twee aanwezige ereleden. Vervolgens vroeg hij enige ogenblikken stilte om de vier in de afgelopen tijd overleden leden te gedenken. Voor deze vergadering waren bij het secretariaat 244 aanmeldingen binnengekomen, alsmede 48 berichten van verhindering. Vervolgens werden de namen opgelezen van degenen die hun afwezigheid hadden geëxcuseerd met het argument dat zij op weg waren naar Compostela. Van het secretariaat kwam de mededeling dat voor het jaar 1995 170 leden hun contributie nog niet betaald hadden en dat 6 leden dit nog niet gedaan hadden voor het jaar 1994. Naar aanleiding van een vraag hieromtrent antwoordde de penningmeester dat hij zijn gedachten zou laten gaan over het gebruiken van een automatische incassogiro. Er werd een ingezonden brief van broeder Jan van Kempen voorgelezen waarin stond dat de in het najaar in de Bollenstreek geschonken tulpen uitstekend waren uitgekomen. Aan de aanwezigen werd een oproep gedaan om als regio de najaarsvergadering van dit jaar te organiseren. Ook was er een oproep om zich te bezinnen over de manier waarop volgend jaar gestalte kan worden gegeven aan de viering van het tienjarig bestaan van het genootschap. De voorzitter maakte melding van het initiatief van de heer Hatfield van de Confraternity of Saint James om te komen tot een gedegen beschrijving van de route vanuit Vézelay. Hiertoe stelt de heer Hatfield enqueteformulieren ter beschikking die verkrijgbaar zullen zijn via de secretaris buitenland, de heer Claessen. Het bij de uitnodiging voor de vergadering gevoegde jaarverslag van de secretaris werd zonder commentaar goedgekeurd. Men nam kennis van het verslag van de kascommissie over het boekjaar 1995. Mevrouw Homan trad af als lid van de kascommissie; de heer Terburg werd bereid gevonden om hiervan nog een jaar deel uit te maken. De heer Vogelsang werd bereid gevonden in deze commissie plaats te nemen. Naar aanleiding van de begroting voor 1996 merkte de heer Van der Werff op dat door de snelle ledengroei wat extra geld gereserveerd zou kunnen worden voor de VERSLAG ALGEMENE LEDENVERGADERING
GENOOTSCHAP VAN SINT JACOB
Jacobsstaf. Het is, aldus de heer Van der Werff, immers het blad dat grotendeels zorgt voor de band tussen de leden. Het bestuur beloofde zich hierover te beraden. De vergadering steunde al wel het voorstel om een bedrag van f 10.000,- te reserveren voor de viering van het tienjarig bestaan. Vanuit de aanwezigen kwam het verzoek om dit jubileum in het centrum van het land te vieren. Het bij de uitnodiging voor de vergadering gevoegde voorstel voor een redaktiestatuut werd, behoudens enkele minimale taalkundige wijzigingen, goedgekeurd. Onder het punt bestuursmutaties waren drie functies te vermelden. De heer Ederveen was aftredend en niet herkiesbaar. De voorzitter vermeldde kort op welke wijze het genootschap in de afgelopen jaren heeft mogen profiteren van de kwaliteiten van de heer Ederveen. De heer Zijp was eveneens aftredend, maar herkiesbaar en werd bij acclamatie herkozen. De heer Dircksens zelf deelde mede dat hij, omdat hij wegens drukke werkzaamheden niet kan garanderen altijd zijn taak als voorzitter te kunnen uitoefenen, het voorzitterschap wenst neer te leggen. Vanuit het bestuur was mevrouw Van den Berg kandidaat gesteld voor het voorzitterschap. Andere kandidaten bleken er niet te zijn. De vergadering stemde in met de benoeming van mevrouw Van den Berg tot voorzitter. Haar eerste handeling was een dankwoord aan de scheidende voorzitter en het verzoek aan hem om deze dag de ledenvergadering tot het einde te willen leiden. De voorzitter vermeldde dat er nog twee vacatures zijn voor bestuursleden en hij verzocht eventuele gegadigden kenbaar te maken dat zij hiervoor gevraagd willen worden. Bij de rondvraag kwam o.a. het volgende naar voren: De heer De Haan was van mening dat er bij de refugios niet voldoende controle is, bijvoorbeeld op het hebben van een pelgrimspas. Het bestuur beloofde om voor dit probleem nogmaals de aandacht te vragen bij internationale bijeenkomsten. De heer Tilanus meldde dat het Utrechtse blad Straatnieuws een prijsvraag had uitgeschreven met als hoofdprijs een voettocht naar Compostela. De heer Van der Linden deelde mede dat op de tafels van het "winkeltje" folders gereed lagen over de Jacobsroute door Roermond. Mevrouw Rieter uit Boxmeer zocht een tochtgenoot om vanaf mei gedurende 6 weken de route vanaf Vézelay te lopen. Broeder Jan van Kempen vroeg of het Nederlands Genootschap zal reageren ter gelegenheid van de festiviteiten rondom het tienjarig bestaan van het Vlaams Genootschap. De heer Lolkema uit Breda had de nodige moeite gehad om het adres van het genootschap te vinden. Hij stelde voor om de bisdommen aan te schrijven teneinde hen op de hoogte te brengen van het bestaan van het genootschap. Naar aanleiding van een vraag omtrent de positie van het genootschap (niet per se katholiek of per
GENOOTSCHAP VAN SINT JACOB
se niet katholiek) zegde de voorzitter toe om de intentieverklaring van het genootschap nogmaals af te drukken in de Jacobsstaf. Mevrouw Stokmans stelde het bestuur voor om de heer Dircksens te benoemen tot erelid van het genootschap, een voorstel dat door de aanwezigen werd ondersteund. De heer Claessen meldde tenslotte dat zijn oproep in de Jacobsstaf om iemand te vinden die wil meewerken aan de "updating" van de Pelgrimsgids voor Spanje had geleid tot een zestal aanmeldingen. Het streven is om op zo kort mogelijke termijn te komen tot een geactualiseerde uitgave. Zoals iedere keer bleek de lunchpauze van twee uur eigenlijk te kort om de aanwezigen de kans te geven uitgebreid met elkaar te praten. Van de gelegenheid om in de lopers- en fietsersgroepen informatie op te doen werd druk gebruik gemaakt. Ook het koor oefende en vormde met twee liederen de opmaat voor het middagprogramma. Allereerst was er een lezing van meer dan een uur door mevrouw Madou over het tympaan van de pelgrimskerk in Conques. Na een korte inleiding over het ontstaan van deze bedevaartplaats ging zij in op de details van het schitterende beeldhouwwwerk boven de ingang van deze kerk Als inleiding tot de Stille Week had eigenlijk geen beter onderwerp gekozen kunnen worden. Het slot van deze ledenbijeenkomst werd als gewoonlijk gevormd door de bijdragen van de leden zelf: de pelgrimsparade. Joop van Gool uit Naarden vertelde dat hij voor zijn route door Frankrijk en Spanje zich mede had laten inspireren door de tympanen van Vézelay, Conques, Figeac, Moissac, Jaca en Sanguesa. Hij las voor uit zijn dagboek wat hij op 18 mei als fietser had beleefd: na een dag met veel regen een ontmoeting met een een loper (die ook te veel bagage bij zich had) en met een Nederlands echtpaar in een camper dat voor het eerst van hun leven zo maar twee echte pelgrims mocht aanschouwen. Ida Blok uit Wageningen classificeerde zichzelf als een éénpitter:'een vrouw alleen op weg wordt door velen maar vreemd gevonden (helemaal alleen? helemaal te voet? en ben je dan niet bang?) Gelukkig blijkt uit de reakties dat mannen die alleen op weg gaan ook met dit soort vragen worden geconfronteerd. Haar interesse voor romaanse architectuur voerde haar door het westen van Frankrijk. Vanaf Moissac had zij het eerste contact met andere pelgrims. Dat bleek een van de leuke kanten van haar tocht: overdag alleen en 's avonds de medepelgrims weer tegenkomen in gîtes en refugios. Zij eindigde met het verschil tussen de begrippen 'bedevaart' en 'pelgrimstocht'. Het eerste is voor haar een tocht naar een specifieke plaats waar je naar toe gaat om te bidden; bij het andere is de tocht of de weg eigenlijk alleen maar het belangrijkste. Het verhaal van de heer Willemsen uit Bussum vormde het vrolijke slot van deze parade en deze dag. Zijn door lachsalvo's onderbroken verhaal leerde de aanwezigen wat het betekent om met een hond, die zijn eigen bagage draagt, op pelgrims
GENOOTSCHAP VAN SINT JACOB
tocht te gaan. Zelfs de "wraak van Max" kwam aan bod. Uiteindelijk bleken hijzelf, zijn reisgenoot en zijn hond tussen Le Puy en Conques gefotografeerd te zijn. De foto's bleken te zijn gebruikt om er ansichtkaarten van te maken. Daarvan bood hij mevrouw Madou de eerste exemplaren aan. Frank Claessen
INTENTIEVERKLARING
Nu wij ons gedurende vijf jaar met een eigen verenigingsblad naar buiten presenteren (ook internationaal), is het goed nog eens na te gaan, waarmee wij - om het eigentijds te zeggen - momenteel eigenlijk bezig zijn Wat wil het genootschap, wat zijn de doelstellingen, hoe komen die tot uiting? Onze statuten spreken zich daarover duidelijk uit: Het Genootschap stelt zich ten doel, de belangstelling voor de pelgr~mstochten naar Santiago de Compostela in Galicië, in heden en verleden, en voor andere vormen van verering van Jacobus de Meerdere. te verbreiden en te verdiepen. Het Genootschap tracht dat doel te bereiken door: * het bevorderen van die pelgrimstochten; * het bestuderen van godsdienstige, historische en andere culturele verschijnselen die samenhangen met de Jacobusverering; * het uitwisselen van gegevens en ervaringen tussen de leden onderling; * het verstrekken van voorlichting aan derden; * het behartigen van belangen die verband houden met het doel van het Genootschap; * het bevorderen van contacten met personen of instellingen, in binnen- en buitenland, die daartoe een bijdrage leveren. Ook is over dit onderwerp op diverse vergaderingen uitvoerig gesproken. Er kan dan ook, volgens uw bestuur, geen misverstand bestaan over de ruimte die binnen ons genootschap aanwezig is - en ook moet zljn - om aan de soms zeer uiteenlopende meningen, standpunten, verlangens en behoeften van onze leden plaats te bieden. Er zijn in de afgelopen jaren in Europa in snel tempo allerlei verenigingen opgericht die in hun belangstelling voor de pelgrimswegen naar Santiago de Compostela een gemeenschappelijke band hebben. Zelfs de Raad van Europa heeft voor de culturele functie van de weg belangstelling weten op te brengen: op 23 oktober 1987 werd deze officieel geproclameerd'tot 'Europees cultureel erfgoed'. Dit neemt niet weg, dat ons genootschap temidden van al die andere verenigingen een eigen plaats inneemt; het is een Nederlands genootschap, met een eigen karakter en als gevolg ook eigen wensen en activiteiten. Gegeven de Nederlandse
GENOOTSCHAP VAN SINT JACOB
situatie zal daarbij, volgens uw bestuur, de nadruk moeten liggen op pluriformiteit. Wij beseffen natuurlijk, dat de wegen naar Santiago de Compostela in oorsprong pelgrimswegen waren naar het veronderstelde graf van de apostel Jacobus. Hoewel de proclamatie van de Raad van Europa dit religieuze element niet met zoveel woorden vernoemt, is het duidelijk dat ook zij niet aan dit historisch gegeven voorbij kan gaan. Het begrip 'cultureel' is daar trouwens ruim genoeg voor. Nu (er)kent ons land een pluriforme samenleving, waarin de christelijk-religieuze levenswijze niet bij iedere gelegenheid en niet overal naar voren komt; maar de grondslag waarop onze maatschappij functioneert, is wel degelijk grotendeels christelijk, ondanks alle ontkerkelijking. Dit betreft niet slechts het godsdienstig gebied, maar ook het maatschappelijke, het politieke, juridische, artistieke, financiële ('God zij met ons') etc.. Onze gehele maatschappij is nu eenmaal doordrenkt van een, historisch bepaalde, christelijke mentaliteit; zonder welke onze samenleving geheel anders zou functioneren dan thans het geval is. Maar ons genootschap heeft zich ten aanzien van de wegen naar Santiago de Compostela wel pluriform opgesteld: wie het religieuze element er in wil zoeken, zal het er ongetwijfeld aantreffen. Wie dit niet, of niet in eerste instantie zoekt kan er, al naar gelang zijn of haar eigen voorkeur, gewild of ongewild aan voorbij gaan. Ons genootschap is dan ook in de ware zin van het woord 'Nederlands', d.w.z. open voor iedere belangstellende die zich in onze doelstellingen kan vinden, ongeacht politieke, godsdienstige of ideële voorkeur. Samenvattend: de Raad van Europa richt zich op de wegen waar kerken langs staan. De weg is van iedereen, om het even of die naar een kerk voert of er omheen gaat. Ons genootschap wil allen die de wegen naar Santiago de Compostela een goed hart toedragen naar vermogen bundelen en steunen. Wij willen ons onthouden van uitspraken over 'oudste rechten, primaten of prioroteiten' zolang daarover onder onze leden geen volstrekte duidelijkheid bestaat. Eigenlijk streven wij er niet eens naar om die overeenstemming te bereiken. Wat ons betreft mag Santiago de Compostela met Rome gemeen hebben, dat er, ook in figuurlijke zin, vele wegen naar toe leiden.
est uur van het Nederlands Genootschap van Sint Jacob VAN ONZE BUITENLANDSE VRIENDEN Op 4 mei 1995 vond in de Sint-Michielskathedraal in Brussel een concert met middeleeuwse muziek plaats, gebracht op instrumenten die gereconstrueerd waren naar afbeeldingen op het Portico de la Gloria van de kathedraal van Santiago de
GENOOTSCHAP VAN SINT JACOB
Compostela. De beide Belgische Jacobusgenootschappen waren mede-organisatoren van deze gebeurtenis. Na de obligate toespraken door de voorzitters van de uitnodigende organisaties hoorden wij gedurende meer dan een uur lang muziek zoals die geklonken zou kunnen hebben in de twaalfde en de dertiende eeuw. Naast twee zangstemmen waren er vedels, een luit, een harp en een draailier te bewonderen. Het concert eindigde met een aantal Cantigas de Santa Maria van Alfonso el Sabio. Het was een unieke gebeurtenis, die in het nabij gelegen gebouw van de Vlaamse Gemeenschap gevolgd werd door een ongedwongen samenzijn van publiek en muzikanten, het geheel afgewisseld met demonstraties van Galicische volksdansen door de dansgroep van het Centro Gallego in Brussel. FC EERSTEWERELDCONFERENTIE VAN BROEDERSCHAPPEN VAN SINTJAKOB Santiago de Compostela, 25-27 november 1994 Toen ik op 8 juni 1994 in Santiago aankwam vroeg Don Jaime me hoe ik mijn lange tocht te voet had ervaren. Ik vertelde hem iets over gastvrijheid van mensen onderweg, en vooral in de refugios, over solidariteit tussen pelgrims, en over de weldadige stilte onderweg. Hij luisterde niet lang, maar droeg Antonio, zijn secretaris, op om mijn naam en adres te noteren op de lijst van mensen die uitgenodigd zouden worden voor de bijeenkomst in november. Hij vertelde er iets bij van zijn zorg dat de Camino toch wel op de eerste plaats een pelgrimstocht moest blijven en niet opgeofferd zou mogen worden aan toeristische belangen. Ik kon die zorg wel verstaan, en ik nam me daarom meteen voor naar die conferentie toe te gaan. Amper weer thuis, ontving ik al een uitvoerige uitnodigingsbrief. Op de najaarsvergadering hoorde ik dat de voorzitter van het Nederlands Genootschap ook naar deze conferentie zou gaan. Maar later vertelde hij me dat hij verhinderd was. Op de middag dat de conferentie begon werden we door twee bussen afgehaald van ons hotel even buiten de stad. Ik schat ons aantal op ongeveer honderd. Tussen deze mensen trof ik Dirk Aerts, van het Vlaams Genootschap, daarna ook zijn Waalse collega, en enkele mensen uit Duitsland. We vonden elkaar vanzelf, en we hadden elkaar ook wel nodig, in het verloop van het geheel. ln de landen van Noord Europa bestaan nl. (bijna) geen echte Broederschappen, zoals in Spanje (en Zuid Amerika), maar verenigingen van algemene aard. Daar waren wij ook blij mee, zeiden we tegen elkaar. Maar op de conferentie konden we niet zomaar meetellen onder de religieuze Broederschappen. Dat riep een zekere spanning op; maar ook de vraag of wij toch iets aan elkaar zouden kunnen hebben. De openingszitting op vrijdagavond was een welkom en daarna een concert door het Orquesta de Cámara de la Universidad. Oude Spaanse en Portugese muziek, begeleid op de oude instrumenten, in een zaal van het paleis Gelmirez. Buitengewoon mooi. De volgende dag kwamen we bijeen in een aula van de medische faculteit. Er volgden inleidingen over de theologische en spirituele aspecten van het pelgrimeren en over de historische ontwikkelingen van de verering van Sint Jakob. In de tweede
GENOOTSCHAP VAN SINT JACOB
helft van de middag de resultaten van een onderzoek onder 4.000 pelgrims gedurende het heilig jaar 1993. Daar was ik het meest in geïnteresseerd. Het was echter moeilijk om de gegevens op te nemen. De 'doorsnee-pelgrim' uit deze 4.000 is jonger dan 35 jaar, ongehuwd, goed opgeleid, en afkomstig uit één van de Spaanse steden. Van hen is 87% gelovig, bijna allemaal RK; 55% van hen gaat heel regelmatig naar de kerk. De meerderheid gaat te voet (73%) en in een groep (87%). Ze hebben allemaal na aankomst de kathedraal bezocht en 85% heeft daar een viering meegemaakt. De grote meerderheid gaat onvoorbereid. Wie zich wel heeft voorbereid, heeft dat alleen gedaan door iets te doen aan zijn fysieke conditie. Het beginpunt ligt voor 32% van hen in de provincie Lugo, voor 24% in Astorga. De overigen vertrekken vanuit de provincie Navarra, waarvan 13% in Roncesvalles. Net iets meer dan de helft heeft aandacht voor diepere waarden dan fysieke inspanning en gezelligheid. Opvallend was dat de buitenlandse pelgrims (de drukte van) het heilig jaar blijken te vermijden. In 1993 kwamen minder pelgrims uit het buitenland dan in 1992, en in 1994 nam hun aantal met een sprong toe. De indruk van ons groepje Noord-Europeanen was dat deze cijfers nog veel vragen openlaten, en dat 'spiritualiteit' vooral wordt verstaan in kerkelijke zin. Wij deelden dan ook niet helemaal de zorg van Don Jaime, die sprak met een sterk waarschuwende ondertoon. Later op de avond was er gelegenheid om vanuit allerlei Broederschappen nieuwe ontwikkelingen te melden. Zonder dat ik me had aangemeld hoorde ik opeens mijn naam noemen. De microfoon kwam op me af en in mijn beste Spaans vertelde ik wie ik was, bracht de groeten over van ons Nederlands Genootschap en vertelde iets over het plan (nog heel rudimentair) om te zien of er voor de spirituele dimensie van het pelgrimeren, dus voor de diepere waarden, een aandachtsgroepje gevormd zou kunnen worden. onder de koepel die ons genootschap wil zijn. Er volgde een hartelijk applaus. De volgende dag kwam dit aspect terug in een korte interventie van Dirk Aerts. Dat was in de zitting die, na de viering in de kathedraal op zondagmorgen, gereserveerd was voor nieuwe voorstellen. Na wat opmerkingen van verschillende kanten zei iemand: "Of we nu een Broederschap vormen of tot een vereniging behoren, het gaat ons om dezelfde Sint Jakob. Laten we elkaar dus hartelijk welkom heten en elkaar onze diensten aanbieden, ten bate van de (ene) Jakobus-beweging." Daarop volgde een langdurig applaus, en dat was de bezegeling van het voorstel. Bij de afsluiting werd de tweede conferentie aangekondigd, in het volgende heilig jaar, en dan wederom in Santiago. Tijdens de discussies had iemand uit Italië de mensen rond de Camino bedankt voor de grote gastvrijheid onderweg, en vooral in de refugios. Diezelfde hartelijkheid kenmerkte ook deze bijeenkomst, en kreeg een hoogtepunt in de maaltijd ter afsluiting: een staaltje van echte Galicische gastvrijheid, met aan het slot een heuse 'queimada'. Tijdens deze maaltijd heb ik met Dirk Aerts uit België en met Kuni Hagen uit Aaken afgesproken dat ik hen een bericht zou sturen over het vervolg van ons nadenken over spiritualiteit. "Wij zijn daar heel erg in geïnteresseerd" zei deze laatste. Wim Sleddens
GENOOTSCHAP VAN SINT JACOB
REGIO'S REGIO AMSTERDAM Contactpersoon: Janna Matthijsen, Geerdinkhof 35, 1103 PP Amsterdam Z.O., e 020-6996173 Paul Roosendaal, Borgerstraat 58, 1053 PV Amsterdam, u 020-6834856 Vrijdag 6 oktober 1995 om 20 uur organiseert de regio Amsterdam een gezellige avond. REGIO NOORD-HOLLAND BOVEN HET IJ Contactpersoon: Jan Louter, Dorpsstraat 65, 1689 ER Zwaag, W 02290-36512 @ REGIO BOLLENSTREEK
Contactpersoon:
- RIJNLAND
C.G. van Tongeren, Rijnsburgerweg 4lF4, 2215 RA Voorhout, 02522-31147
Wederom was Schoonoord in Voorhout de plaats van samenkomst op zaterdag 11 maart. Er waren zo'n 35 leden aanwezig, 15 leden hadden zich afgemeld. De regio acht de huidige vergaderruimte zeer geschikt, wil wel graag voor iedere bijeenkomst een convocatie ontvangen en wil zich wel eens storten op de verzameling van Jacobalia in het Bollengebied c.a. De dankbrief van het bestuur aan onze regio voor de organisatie van de najaarsvergadering 1994 van het Genootschap werd voorgelezen en zeer geapprecieerd. Twee presentaties. De kern van de bijeenkomst waren de presentaties, één in de ochtend en één in de middag: "diapresentatie en reisverslag". Ze gingen beide over een tocht naar Santiago en de route was ook niet erg verschillend, en voor beide gold dat bij één van de deelnemers de belangstelling voor Santiago al in de jeugd, jaren terug, gelegd was, maar daarmee houdt de vergelijking wel op. Gerard en Nelia Ticheler gingen te voet en vertelde hun onopgesmukte verhaal met veel dia's en een vastgelegde tekst. Met tent over de GR'S. Zij werden begeleid door een grote schare, o.a. hun al grotere kinderen en de parochie. Anderen (broer en voorts vriendlpastoor) liepen delen van hun tocht mee. Het
GENOOTSCHAP VAN SINT JACOB
verslag ging over de gewone dingen. Die kleine voorvallen werden vanaf het papier verteld. De emotie was ingehouden. Juist daardoor groeide het uit tot een sobere, maar sprekende getuigenis. In Ostabat begaven knieën het; het einde van een tocht. Nu in 1995, eind maart weer op pad. Jos Mijland en Jan van der Laan gingen per fiets. Zij hadden elkaar via de Jacobsstaf gevonden en zijn mensen met sterk verschillende achtergrond. Misschien dat ze het daarom zo goed met elkaar "uithielden". Jos speurder in cultuur, zie Jacobsstaf 51132; volgens Jan is Jos een "pilarenbijter". Jan recht door zee, een grapje, en doorfietsen ook zonder kaart. De lachende engel van Reims werd hun metgezellin. Jos las verschillende korte gedichten voor van Hans Mudde, uit de bundel Op de noemer van het Licht, (ed. Kok te Kampen) o.a. over de Driekoningen van Autun, een aan te raden boekje. Samenvatting. De twee verhalen samenvattend: je mag even kijken naar een innige beleving van mensen, je mag er even deelgenoot van zijn, je voelt de diepe betekenis voor hen zelf; daardoor is ieder verhaal weer apart; je voelt: "hiervoor bestaat er een Genootschap, daarvoor is er ook de regio". Volgende regio-bijeenkomst op zaterdag 28 oktober, wederom in 'Schoonoord' te Voorhout. O REGIO DEN HAAG
Contactpersoon:
Cees Rooijackers, Elia Kazanstrook 30, 2726 VD Zoetermeer, n 079-426646
O REGIO ROTTERDAM Contactpersoon: Mw. M. Heessen-vld Hemel, Graaf Florisstraat 69, 3117 PK Schiedam. M.A. Ballering, Middenmolenlaan 227, 2807 EW Gouda. O REGIO MIDDEN NEDERLAND Contactpersoon: Hanny Pou'deroyen, Fazantenkamp 576,
3607 DG Maarsenbroek, a 03465-69133 O REGIO BREDA
Contactpersoon:
A. Claessen, Raaimoeren 31, 4824 KA Breda.
O REGIO HART VAN BRABANT
Contactpersoon:
Mw. E.C.C.M. van Helmond-van Berkel, 'Leyenhorst',
GENOOTSCHAP VAN SINT JACOB
Gemullenhoekenweg 14C, 5062 CD Oisterwijk, e 02442-16582 Vrijdag 17 maart kwam de praktisch voltallige regio Hart van Brabant bijeen bij Stijn Oosterling en Miranda van Vught in Tilburg waar Els van Helmond allen verwelkomde; in het bijzonder Toine de Groot uit Riel, die voor het eerst de bijeenkomst bezocht. Vervolgens bracht Matti Vrencken verslag uit over de in januari j.1. gehouden vergadering met regio-contactpersonen en werd van gedachten gewisseld over de komende jubilea van het Vlaams- en het Nederlands Genootschap en het komende bezoek op 30 april van de regio aan de SintJacobskerk in Den Dungen. De laatste bijeenkomst van dit winterseizoen is vastgelegd op 19 mei bij Els in Oisterwijk. Els en John Jonkergouw vertrekken op 23 april a.s. te voet uit Roncesvalles via de Camino francés naar Santiago. Na het uitgebreide huishoudelijke gedeelte startte Miranda haar voortreffelijke relaas over haar en Stijns wedervaren tijdens hun vier maanden durende voettocht van vorig jaar van Tilburg naar Galicië, via Vezelay, Le Puy en Saint-Jean. h hun serie mooie dia's kwam behalve interessante jacobalea ook de natuur in Frankrijk en Spanje rijkelijk aan bod. Al met al gaf haar verslag een zodanig boeiend beeld van wat hedendaagse pelgrims-te-voet op en langs Jacobswegen kunnen verwachten, dat menig twijfelaar erdoor over de drempel zal worden getrokken. Het was één van de hoogtepunten van het afgelopen seizoen. In memoriam Kees van der Mijl. Bovenstaand verslag was de laatste bijdrage van onze vriend Kees van der Mijl. Op de ochtend van eerste Paasdag overleed hij na een werkzaam en welbesteed leven. Wij verliezen in hem een goede vriend en een vurig ijveraar voor de H. Jacobus en een uitstekend kenner van de pelgrimsweg naar Santiago. Het was Kees, die achter de schermen, een grote bijdrage leverde aan de tot standkoming van de Pelgrimsgids, het was Kees die zijn vrouw Stella met raad en daad bijstond met het ontwerpen en vervaardigen van het vaandel voor ons genootschap, ... en het was Kees die altijd bereid was om zijn kennis over de pelgrimsweg aan anderen door te geven. Kees, we zullen je markante aanwezigheid op onze bijeenkomsten missen. Wij wensen Stella en haar kinderen heel veel sterkte toe. Namens de regio Hart van Brabant, Matti Vrencken en Els van Helmond-van Berkel.
GENOOTSCHAP VAN SINT JACOB
O REGIO 'S-HERTOGENBOSCH
Contactpersoon:
Anneke & Wim Bettonvil, Antoon der Kinderenlaan 8, 5212 AA Den Bosch, = 073-135215
Op veler verzoek is op zondagmiddag 30 april opnieuw een regio-bijeenkomst gehouden. Ditmaal geen voordracht of diapresentatie, maar een 'ontmoetingsbijeenkomst' met alle gelegenheid ot het uitwisselen van ervaringen, het vragen en verkrijgen van informatie en het bekijken van elkaars fotoalbums en dagboeken. Het zeer fraai uitgevoerde dagboek van Cor van Bergeijk, die vorig jaar van Sint Oedenrode naar Santiago liep, wekt alom bewondering. Bovendien zijn er diverse pelgrimsgidsen en andere Jacobusboeken ter inzage uitgestald. Uit een gehouden prijsvraag blijkt dat niet allen op de hoogte zijn van de topografie van de Camino. Misschien een onderwerp voor een volgende bijeenkomst? O REGIO EINDHOVEN/HELMOND
Contactpersoon:
Jac. A. van Hooren, Dardanuspad 17, 5631 KE Eindhoven, 040-430776 Bart Leemrijse, Pasteurlaan 57, 5644 JB Eindhoven, 040-119412
O REGIO LIMBURG
Contactpersoon:
B. Houben, Akkerweide 110, 6431 GZ Hoensbroek,
0 REGIO NIJMEGEN - ARNHEM Contactpersoon: Ted van Gaalen, Krekelstraat 19, 6533 RB Nijmegen,
080-565043 Op zaterdag 13 mei brachten leden van de regio een bezoek aan Doesburg. Er werd een door de VW begeleide wandeling gemaakt door het centrum van het stad. Veel huizen en gebouwen dateren nog uit de 15de en 16de eeuw. Het gerestaureerde stadhuis bekeken we ook van binnen. Daarna beklommen we de 95 meter hoge toren van de Martinikerk. Een bijzonderheid van deze toren is, dat erbovenop de eerste bliksemafleider van Nederland geplaatst werd. De toren werd in de laatste oorlogsdagen van '45 door Duitse troepen opgeblazen, maar mede dankzij de steun van koningin Wilhelmina, die de verwoesting persoonlijk in ogenschouw nam, in zijn oude luister hersteld. We bekeken het enorme carillon en klokke vijf mochten we het van nabij beluisteren. Ondanks de straffe en gure wind genoten we van het uitzicht over het historische IJsselstadje en zijn groene en waterrijke omgeving. Het bezoek werd afgesloten met een pannekoekenmaal
GENOOTSCHAP VAN SINT JACOB
tijd in de "Commanderije". Tijdens de maaltijd werden ervaringen uitgewisseld. De aanwezigen beoordeelden het gebeuren als zeer positief. Er werden plannen geopperd om vaker bij elkaar te komen, juist voor het uitwisselen van ervaringen. Het voornemen is om dit najaar weer bijeen te komen. 0 REGIO OOST NEDERLAND Contactpersoon: G. Westgeest, Ganzenmarkt 22, 7631 EN Ootmarsum, n 05419-93351 O REGIO FRIESLAND
Contactpersoon:
Mw. C.PJ. Meijer, Mauritsplein 31, 8931 DL Leeuwarden.
O REGIO GRONINGEN
Contactpersoon:
Thom Oosterhof, Mozartstraat 31, 9722 EB Groningen, 050-255144
AGENDA 6 oktober 28 oktober 28 oktober
Gezellige avond regio Amsterdam Bijeenkomst regio Bollenstreek-Rijnland te Voorhout Najaarsvergadering Nederlands Genootschap van Sint Jacob
Kopij voor 'de Jacobsstaf' nummer 27 bij voorkeur insturen op schijf (zie colofon) voor 9 september 1995 naar het redactie-adres: Grote Noord 3, 1621 KD HOORN
De kroniek van Turpijn meldt al dat de route van de pelgrimstocht naar Santiago begint bij de kust van Friesland. Vele Friezen volgden dit spoor. Vanuit 'de Karmel' ondernemen we een tocht naar Franeker en St. Jacobiparochie, waarbij we mooie gedeelten van de pelgrimsroute te voet afleggen. De tocht wordt met een viering afgesloten. Kosten f 310,- (bij halfpension 22 juli 17 uur tlm 25 juli 17 uur). Aanmeldinglinformatie Karmelklooster Drachten. = 05120.12103.
22 tot en met 25 juli 1995 Karmelklooster - Drachten
CULTURELE WEEKEINDEN & CURSUSSENOPMAANDAGEN
in 't HOF van GELRE (Lochem)
Inlichtingen en aanvragen programma: Dr. ten Bokkel Huininkweg 4 7241 HV Lochem n 05730.56272
NEDERLANDS GENOOTSCHAP VAN SINT JACOB