Joris Blondeel Juli 2007
- Definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013 -
1
Inhoudsopgave 1.
Inleiding / voorwoord.
2.
Visie lokaal sociaal beleid – sociale grondrechten – participatie. 2.1. Sociaal beleid en sociale grondrechten : visie. 2.2. Sociaal huis. 2.3. Participatie.
3.
Taakverdeling OCMW – gemeentebestuur.
4.
Omgevingsanalyse. 4.1. Omgevingsanalyse – inleiding. 4.2. Cijferanalyse. 4.2.1. Demografische indicatoren. 4.2.1.1. Algemeen. 4.2.1.2. Vreemdelingen. 4.2.1.3. Leeftijdscategorieën. 4.2.2. Sociaal-economische indicatoren. 4.2.2.1. Werkloosheidsgraad. 4.2.2.2. Werkgelegenheidsgraad. 4.2.2.3. Activiteitsgraad. 4.2.2.4. Gemiddeld inkomen. 4.2.3. Arbeidsmarkt. 4.2.3.1. Beroepsbevolking. 4.2.3.2. Aantal werkenden. 4.2.3.3. Totale werkgelegenheid. 4.2.3.4. Niet-werkende werkzoekenden. 4.2.3.5. Uitkeringsgerechtigde volledig werklozen. 4.2.4. Huisvesting. 4.2.4.1. Totaal woningbestand. 4.2.4.2. Sociaal patrimonium. 4.2.4.3. Comfort van de woningen. 4.2.5. Kansarmoede. 4.2.5.1. SIF-vreemdelingen. 4.2.5.2. Aantal leefloners. 4.2.5.3. Kinderen die inwonen bij een alleenstaande ouder. 4.2.5.4. Kinderen geboren in kansarme gezinnen. 4.2.5.5. Woningen zonder comfort. 4.2.5.6. Sociale huurappartementen. 4.2.5.7. Aantal WIGW’s. 4.2.5.8. UVW’s jonger dan 25 jaar. 4.2.5.9. UVW’s langer dan één jaar werkloos. 4.2.5.10. Jongeren in bijzondere bijstand. 4.2.6. Lokale statistieken – gemeente Lede. 4.2.6.1. Bejaarden en bejaardenvoorzieningen. 4.2.6.2. Sociale woningen en appartementen. 4.2.7. Conclusie mbt de cijfergegevens. 4.3. Resultaten enquête – cliënten. 4.3.1. Verwerking enquête. 4.3.1.1. Algemene gegevens. 4.3.1.2. Kent u de volgende diensten van het OCMW – gemeente ? 4.3.1.3. Maakt u gebruik van de volgende diensten ? 4.3.1.4. Van welke diensten bent u tevreden, van welke bent u minder tevreden ? 4.3.1.5. Maakt u gebruik van andere diensten ? Definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013 -
2
2
4.3.1.6. Zijn er bepaalde diensten die ontbreken in Lede? 4.3.1.7. Belangrijkste initiatief voor het lokaal bestuur. 4.3.1.8. Bijkomende vragen en/of suggesties. 4.3.2. Conclusies mbt de cliëntenenquête. 4.4. Resultaten enquête – lokale actoren. 4.4.1. Verwerking enquête. 4.4.1.1. Met welke diensten werkt u samen ? 4.4.1.2. Samenwerking met OCMW en gemeentebestuur. 4.4.1.3. Leemtes en overlappingen. 4.4.1.4. Behoeften op vlak van lokaal sociaal beleid in Lede. 4.4.1.5. Prioriteiten. 4.4.2. Conclusies met betrekking tot lokale actoren – enquête. 4.5. Aanbevelingen inspraakvergadering. 4.5.1. Armoede. 4.5.1.1. Samenwerking tussen lokale-laagdrempelige actoren. 4.5.1.2. Prioriteit geven aan gezinnen met kinderen. 4.5.1.3. Doorwijsmateriaal. 4.5.1.4. Rol van de school en kind en gezin. 4.5.1.5. Onderliggende oorzaken aanpakken. 4.5.1.6. Sociaal informatiepunt. 4.5.1.7. Individueel engagement en motivatie. 4.5.1.8. Isolement tegengaan. 4.5.1.9. Vrijwilligerswerk aanmoedigen. 4.5.2. Huisvesting. 4.5.2.1. Kleinschalige huisvestingsprojecten. 4.5.2.2. Spreiding van de sociale woningen. 4.5.2.3. Gemeentegronden aanwenden. 4.5.2.4. Overleg OCMW – SHM. 4.5.2.5. Meer financiële tussenkomst in huishuur. 4.5.2.6. Zoeken naar huurwoningen. 4.5.2.7. Voorkooprecht hanteren. 4.5.2.8. Controle op bewoonbaarheid. 4.5.2.9. Huurkwesties. 4.5.3. Gezondheid en sociale zekerheid. 4.5.3.1. Kort- en nachtopvang voor iedereen. 4.5.3.2. Opwaardering mantelzorg. 4.5.3.3. Sociaal huis. 4.5.3.4. Aanbevelingen uitvoeren. 4.5.3.5. Rechten en plichten van de burger. 4.5.3.6. Ruimere werking rond druggebruik. 4.5.3.7. Budgetbeheer en begeleiding collectieve schuldenregeling uitbreiden. 4.5.3.8. Preventieve gezondheidszorg. 4.5.3.9. Preventieve geestelijke gezondheidszorg. 4.5.4. Ouderen. 4.5.4.1. Uitbreiding rusthuisbedden en kortverblijf. 4.5.4.2. Dagverblijf voor iedereen. 4.5.4.3. Betaalbare serviceflats. 4.5.5. Tewerkstelling. 4.5.5.1. Uitbreiding sociale tewerkstelling via artikel 60. 4.5.5.2. Invoering sociale tewerkstelling via artikel 61. 4.5.5.3. Overkoepelende structuur. 4.5.5.4. Vrijwilligerswerk. 4.5.5.5. Nazorg sociale tewerkstelling. 4.5.5.6. Budget voorzien. 4.5.6. Vreemdelingen en vluchtelingen. 4.5.7. Samenvatting en conclusies met betrekking tot de inspraakvergadering. Definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013 -
3
3
4.6. Eindbeschouwing. 5.
LSB-beleidsprioriteiten 2008-2013. 5.1. Inleiding. 5.2. Opvolging. 5.3. Beleidsprioriteiten 2008-2013 : concreet. 5.3.1. Ouderenzorg : rusthuis en serviceflats. 5.3.1.1. Rusthuis (vanaf de eerste helft van de beleidplanperiode). 5.3.1.2. Serviceflats (vanaf de eerste helft van de beleidplanperiode). 5.3.2. Kansarmoede – hulpverlening : sociaal huis. 5.3.3. Huisvesting : sociale woningen en OCMW-woningen. 5.3.3.1. Bijkomende sociale woningen. 5.3.3.2. Huisvesting : bijkomende OCMW-woningen (Impe, Lede,…).
6.
Bijlagen. 6.1. Vragenlijst sociale dienst. 6.2. Vragenlijst lokale actoren. 6.3. Bevraagde lokale actoren.
7.
Annex – teksten gemeentelijk beleidsplan kinderopvang.
Definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013 -
4
4
1. Inleiding / voorwoord . Het Leedse lokaal sociaal beleidsplan voor de periode 2008-2013 kwam tot stand na een lange voorbereiding, met heel wat overleg, onderzoek, inspraak, vorming en schrijfwerk. Er werd een gemeentelijke stuurgroep opgericht (startvergadering voorjaar 2005) en gaandeweg werden er vanuit deze stuurgroep concrete inhoudelijke en praktische afspraken gemaakt. In deze werkgroep zetelen de leden van het Bijzonder Comité, de leden van het schepencollege en verschillende ambtenaren uit beide besturen. De stuurgroep besliste reeds van bij de start om geen permanente inhoudelijke (sub)werkgroepen te installeren. In 2005 werd er een officiële taakverdeling (tussen gemeentebestuur en OCMW) opgemaakt en ondertekend. Vervolgens werd er werk gemaakt van de opmaak van het zogenaamde ‘plan 0’ (het eerste –beperkte- lokaal sociaal beleidsplan voor de periode 2006-2007). In hetzelfde jaar nam het regionaal welzijnsoverleg in Aalst het initiatief om een leernetwerk lokaal sociaal beleid op te richten. Vanuit dit leernetwerk (waar diverse gemeenten uit de regio aan deelnemen) werd doorheen het ganse traject vorming en overleg aangeboden, wat zorgde voor een grote meerwaarde en een gewaardeerde ondersteuning. Vervolgens begonnen we met de opmaak van een omvangrijke omgevingsanalyse. De Leedse stuurgroep lokaal sociaal beleid besliste om in 2006 (voorjaar - zomer) tijdelijk een bijkomende maatschappelijk werker aan te werven, zodat er werk kon worden gemaakt van een onderbouwde omgevingsanalyse. We kozen voor een evenwichtige analyse op basis van vier soorten gegevens (cijfers, bevraging lokale actoren, bevraging cliënten sociale dienst OCMW en de resultaten van de inspraakvergadering). In 2007 werden -op basis van de omgevingsanalyse- concrete beleidskeuzes gemaakt door de stuurgroep. En tot slot werd er uiteraard ook de nodige tijd uitgetrokken voor de redactie van het beleidsplan voor de periode 2008-2013. Tot ons groot genoegen zijn we er in geslaagd om zowel de omgevingsanalyse als het eigenlijke beleidsplan tijdig -binnen het voorziene tijdsschema- af te werken. Inmiddels vroegen we uitstel aan voor de realisatie van het sociaal huis. De concretisering van het sociaal huis is trouwens één van de prioriteiten (binnen het lokaal sociaal beleid) voor de komende jaren. De wetgever schreef geen concrete inhoudstafel voor dit beleidsplan voor. Er werden echter wel een aantal minimale inhoudelijke vereisten opgesomd. Zo moet het lokaal sociaal beleidsplan minimaal de volgende zaken bevatten ; 1. Omgevingsanalyse 2. Geïntegreerde visie op lokaal sociaal beleid 3. Meerjarenplanning 4. Taakverdeling en werkafspraken 5. Beschrijving van de wijze waarop bevolking en lokale actoren werden betrokken bij de opmaak van het plan. We hebben getracht om met deze nota te voldoen aan deze inhoudelijke vereisten, en we menen daar ook in geslaagd te zijn…
Definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013 -
5
5
Annex mbt kinderopvang – eind juni 2007: Gevolggevend aan een rondschrijven van Kind en gezin (dd 21.06.2007) werd aan dit plan in extremis eveneens een hoofdstuk met betrekking kinderopvang toegevoegd. De Vlaamse regering keurde immers op 4 mei 2007 een besluit houdende het lokaal overleg kinderopvang goed. Het besluit trad in werking op 19 juni 2007. Concreet betekent dit onder andere dat het beleidsplan kinderopvang verplicht deel moet uitmaken van het lokaal sociaal beleidsplan. Deze bepalingen werden ons per mail kenbaar gemaakt op 21 juni 2007. Wij betreuren deze laattijdige communicatie die geen rekening hield met de concrete timing en finalisering van het lokaal sociaal beleidsplan. Aangezien wij een strakke timing hanteerden (omgevingsanalyse in 2006, redactie van het beleidsplan in meijuni 2007) was het plan reeds afgewerkt toen wij vernamen dat ook kinderopvang hierin moest worden geïntegreerd (tot dan dachten wij dat het ging om een optie – zie elders in deze nota). In de nog resterende maanden (zomer en najaar 2007) werden de definitieve teksten rondgestuurd en besproken door de stuurgroep én vervolgens geagendeerd op de gemeente- en OCMW-raad.
Bijgevolg staat het plan rond kinderopvang volledig los van het overige plan en werd het als een annex toegevoegd bij het lokaal sociaal beleidsplan.
Definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013 -
6
6
2. Visie lokaal sociaal beleid grondrechten / participatie.
/
sociale
2.1. Sociaal beleid en sociale grondrechten : visie. Het lokaal sociaal beleid is prioritair gericht op : -
Het bewerkstelligen van maximale toegankelijkheid van de dienstverlening voor alle burgers
-
Het garanderen van de toegankelijkheid voor alle burgers tot de sociale grondrechten.
Deze sociale grondrechten zijn inmiddels ook opgenomen in de grondwet. De grondwet preciseert en zegt over deze ' sociale grondrechten'dat ieder het recht heeft om een "menswaardig" leven te leiden. Concreet gaat het hier om de volgende ' grondrechten': 1° het recht op arbeid en op de vrije keuze van beroepsarbeid in het raam van een algemeen werkgelegenheidsbeleid dat onder meer gericht is op het waarborgen van een zo hoog en stabiel mogelijk werkgelegenheidspeil, het recht op billijke arbeidsvoorwaarden en een billijke beloning, alsmede het recht op informatie, overleg en collectief onderhandelen; 2° het recht op sociale zekerheid, bescherming van de gezondheid en sociale, geneeskundige en juridische bijstand; 3° het recht op een behoorlijke huisvesting; 4° het recht op de bescherming van een gezond leefmilieu; 5° het recht op culturele en maatschappelijke ontplooiing.
Art. 24, §3 van de Grondwet voegt hier aan toe: Ieder heeft recht op onderwijs, met eerbiediging van de fundamentele rechten en vrijheden. De toegang tot het onderwijs is kosteloos tot het einde van de leerplicht. Alle leerlingen die leerplichtig zijn, hebben ten laste van de gemeenschap recht op een morele of religieuze opvoeding. In de desbetreffende memorie van toelichting wordt ook de opdracht die lokale besturen en de Vlaamse overheid hierin vervullen geconcretiseerd : De ongelijkheid tussen burgers wat betreft de toegang en de uitoefening van de hun basisrechten, moet zoveel mogelijk worden vermeden en weggewerkt. Daarover waken is een kerntaak van Vlaanderen en van de lokale besturen. Dit betekent ook dat alle burgers aangemoedigd en ondersteund worden om hun rechten uit te oefenen, en dat op alle beleidsdomeinen aandacht moet gaan naar het bereiken van kwetsbare groepen. Lokaal Sociaal beleid is dus het geheel van de beleidsbepalingen en bijhorende acties van het lokaal bestuur en de acties van lokale actoren, met het oog op het garanderen van de toegang van elke burger tot de hierboven omschreven sociale grondrechten. Voor elk lokaal bestuur -en dus ook voor het Leedse gemeentebestuur en OCMW- is het realiseren van deze sociale grondrechten een kerntaak.
Definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013 -
7
7
Het gemeentebestuur van Lede onderschrijft deze visie, die tevens fungeert als uitgangspunt, inspiratiebron en concrete leidraad voor de planning, uitwerking, uitvoering en evaluatie van het lokaal sociaal beleid, bijhorende beleidsplannen en –documenten, samenwerkingsverbanden en het op te starten sociaal huis. Ook bij de mogelijke ontwikkeling van nieuwe initiatieven, samenwerkingsverbanden en allerhande bijhorende acties terzake gelden deze sociale grondrechten als uitgangspunt en leidraad. Wij streven er als lokaal bestuur naar dat iedereen die verblijft op het grondgebied van Lede (dit geldt eveneens voor alle andere personen die feitelijk "ten laste" vallen van de gemeente Lede) daadwerkelijk recht heeft op, of optimaal gebruik kan maken van: - werk - sociale zekerheid, - een degelijke woning en een gezonde woonomgeving, - culturele en maatschappelijke ontplooiing - onderwijs. Het is natuurlijk niet mogelijk om op korte termijn de volledige verwezenlijking van deze grondrechten te realiseren. Het gaat hier veeleer om een lange termijn perspectief, een basisvisie van waaruit er wordt gedacht, gepland en gewerkt. Wel is dit voor ons een kader, een kapstok waarbinnen aan de huidige en toekomstige werking(en) gestalte zal worden gegeven. Aansluitend hierop verwijzen we naar de missie van het OCMW zoals die wordt omschreven op de website van de gemeente Lede: “De belangrijkste opdracht van het OCMW is ervoor te zorgen dat iedereen in staat is een menswaardig bestaan te leiden. Elke inwoner kan een beroep doen op het OCMW”. Het lokaal sociaal beleidsplan moet daarenboven ook blijk geven van een ‘geïntegreerde’ visie. Daarbij horen mogelijks ook links naar andere beleidsthema’s. In Lede hebben we vanuit de stuurgroep vrij snel de potentiële lokale sociale beleidsthema’s afgebakend. Volgende thema’s werden geselecteerd en vormen de inhoudelijke kern van de omgevingsanalyse (en ook van de daarbij horende bevragingen en inspraak): 1 Arbeid en tewerkstelling 2 Sociale zekerheid en gezondheidszorg 3 Huisvesting en wonen 4 Armoede 5 Bejaarden en ouderenzorg 6 Vreemdelingen. Deze afbakening schepte van meet af aan duidelijkheid en zorgde ervoor dat de opmaak van het plan praktisch en inhoudelijk ‘beheersbaar’ bleef, rekening houdend met de beschikbare middelen (beperkte beschikbaarheid personeel – krappe timing). Vaak wordt het lokaal sociaal beleid ook gelinkt met kinderopvang, jeugdbeleid en seniorenbeleid. Om praktische en inhoudelijke redenen besliste de stuurgroep om deze beleidsplannen niet te vermengen. Zodoende staat dit plan feitelijk los van de andere plannen. De omgevingsanalyse staat evenwel ter beschikking van de andere collega’s. Deze analyse is mits enkele aanvullingen ook bruikbaar voor andere plannen. De beleidsverantwoordelijken (politici, ambtenaren, kernvrijwilligers) mbt jeugd, kinderopvang en senioren kregen wel de kans om inspraak te krijgen tijdens de opmaak van de omgevingsanalyse, zodat hun aandachtspunten en prioriteiten ook hier aan bod konden komen. Dd 21.06.07 was de bovenstaande alinea ineens gedateerd toen wij via een mail vernamen dat het beleidsplan rond kinderopvang verplicht moet worden opgenomen in het lokaal sociaal beleidsplan. (zie annex in de inleiding). Helemaal achteraan in dit plan werd dan ook een annex rond kinderopvang opgenomen. Definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013 -
8
8
2.2. Sociaal huis. Het ontwikkelen en operationaliseren van het sociaal huis staat centraal in het lokaal sociaal beleid. Het sociaal huis vervult minstens drie (decretaal verplichte) functies, waarmee de toegankelijkheid en de werking van de lokale sociale dienstverlening worden geoptimaliseerd: -informatiefunctie -loketfunctie -doorverwijsfunctie De bevoegde minister ziet het sociaal huis als een (fysiek of virtueel) systeem waarbij tussen het OCMW, het gemeentebestuur en andere lokale partners afspraken worden gemaakt. De doelstelling is dat de burger met zijn vraag op de juiste plaats terecht kan, zo snel mogelijk het juiste antwoord/informatie krijgt en dat hij/zij niet meerdere keren zijn/haar verhaal moet doen vooraleer er stappen (hulpverlening of bemiddeling) worden ondernomen (= informatie-, loket- en doorverwijsfunctie). Het Leedse gemeentebestuur en het OCMW onderschrijven deze bovenstaande visie. Volgens het decreet moest het sociaal huis geoperationaliseerd worden uiterlijk op 1 januari 2007. Het Leedse lokale bestuur vroeg en kreeg echter uitstel van de minister. Het sociaal huis van Lede moet uiterlijk op 22 mei 2009 (dit is vijf jaar na inwerkingtreding van het decreet) operationeel zijn. De term ‘sociaal huis’ is niet gedefinieerd door de wetgever. Het gaat hier mogelijks over een fysiek gebouw of ook over een ‘virtueel concept’. Lokale besturen hebben de vrijheid om het sociaal huis te interpreteren als een fysiek gebouw dat meerdere diensten en functies samenbrengt, maar ook als een concept dat de acties omvat die tot doel hebben de toegankelijkheid van de sociale dienstverlening te verhogen. Het sociaal huis hoeft dus niet noodzakelijk een fysiek gebouw zijn. Het kan ook een virtueel concept zijn, een intensief samenwerkingsverband met duidelijke afspraken en procedures. Het is echter evident dat een fysiek sociaal huis de voorkeur geniet. Verschillende diensten samenbrengen onder één dak verkleint immers de drempelvrees voor de gebruikers, het bevordert de onderlinge samenwerking en ook het stigma dat nu nog steeds kleeft aan een bezoek aan de sociale dienst van het OCMW wordt dan sterk verkleind. Bovendien is de sociale dienst van het OCMW nog steeds (zelfs na de opsplitsing van de administratie en de sociale dienst) krap en vooral onpraktisch gehuisvest. Een ruime, praktische locatie zou de dienstverlening naar de cliënten, de veiligheid én het werkcomfort van de maatschappelijk werkers sterk ten goede komen. Elke nieuwe locatie voor de sociale dienst moet dan ook minimaal aan volgende criteria voldoen : - een duidelijk gescheiden frontoffice (onthaal-receptie) en backoffice (gespreksruimte en administratieve diensten) - voldoende en geschikte bureelruimte voor individuele gesprekken met sociaal werkers - ruimte voor andere diensten en/of spreekuren van externen (vb advocaat) - vergaderruimte
2.3. Participatie. Een beleidsplan dat kan rekenen op een breed draagvlak, zal ook makkelijker uitvoerbaar zijn. De Vlaamse overheid hecht veel belang aan participatie bij de opmaak en uitvoering van het lokaal sociaal beleidsplan. Lokale besturen worden verplicht om in het lokaal sociaal beleidsplan uitvoerig te beschrijven hoe ze participatie hebben voorzien en uitgewerkt.
Definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013 -
9
9
Er zijn echter verschillende niveaus van participatie. Volledigheidshalve zetten we ze even beknopt op een rijtje : Vorm van democratie Niveau van participatie Concrete voorbeelden Representatieve democratie Informeren Gemeentelijk infomagazine, persberichten,… Inspraakdemocratie Raadplegen – Adviseren Inspraakvergadering, hoorzitting, Interactieve democratie Meebeslissen Convenanten, buurtbeheer, permanente overlegstructuren Directe democratie Zelfbeheer Buurten wijkbudgetten, zelforganisaties Bovendien wijst de wetgever er op dat lokale besturen bijzondere aandacht moeten hebben voor de participatie van achtergestelde groepen. De praktijk leert evenwel dat het niet evident is om niet-georganiseerde, verbaal zwakke groepen te laten participeren aan een (lokaal sociaal) beleidsplan dat schijnbaar zeer ver van hun bed staat.
Participatie ; hoe ? In Lede koos het lokaal bestuur voor informeren, raadplegen en adviseren. Qua methodiek werd er geopteerd voor : enquêtes (zelf uitgevoerd) overlegmoment – gekoppeld aan de enquête. Er werd geen permanente overlegstructuur met vertegenwoordiging van lokale actoren geïnstalleerd. Omwille van de tijdsdruk en om praktische redenen werd er geopteerd voor een eerder beperkt participatieplan. Het aantal participatiemomenten werd beperkt gehouden. De stuurgroep lokaal sociaal beleid koos er bewust voor om te werken via gestandaardiseerde enquêteformulieren én (achteraf – na de verwerking van de enquêtes) een gezamenlijk inspraakmoment. Participatie ; wanneer ? De participatie werd uitgewerkt in functie van de opmaak van de omgevingsanalyse (lente – zomer 2006). Naderhand was het dan aan de beleidsverantwoordelijken -de Leedse politici- om concrete keuzes te maken (lente – zomer 2007) en prioriteiten te bepalen voor de komende beleidsplanperiode (2008-2013).
Participatie ; wie? -
Tientallen lokale actoren kregen een enquêteformulier toegestuurd. De respons hierop was redelijk (meer informatie hieromtrent is te vinden in de omgevingsanalyse elders in deze beleidsnota).Lokale actoren = ambtenaren, maatschappelijk werkers OCMW, beroepskrachten private sociale sector, politici, sleutelfiguren uit het verenigingsleven, geëngageerde vrijwilligers,...
-
De respondenten van deze enquête werden na de verwerking van de enquête uitgenodigd op een inspraakvergadering. Tijdens deze vergadering werd gewerkt in kleine thematische werkgroepen. Uit deze vergadering kwamen heel wat concrete beleidsvoorstellen die werden opgenomen in de omgevingsanalyse.De opkomst voor deze inspraakvergadering was eerder laag, de output en de kwaliteit van de voorstellen waren evenwel hoog.
-
Voor de cliënten van het OCMW werd er een apart enquêteformulier opgemaakt. Geïnteresseerde cliënten werden individueel geïnterviewd en konden daar anoniem hun mening geven over de werking van de lokale openbare diensten (OCMW én gemeente) én bovendien was er ook ruimte voor beleidsvoorstellen en suggesties. Heel wat OCMW-cliënten waren geïnteresseerd om hieraan deel te nemen. De inhoudelijke output van de cliëntenbevraging (de kwaliteit én de bruikbaarheid van de voorstellen) was evenwel vrij pover. Definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013 -
10
10
Omgevingsanalyse. Samen met de cijfergegevens, die onder andere via de provincie en de dienst bevolking werden ter beschikking gesteld, vormden de resultaten van de participatieronde de basis van de omgevingsanalyse. De omgevingsanalyse werd integraal opgenomen in de beleidsnota. Voor de opmaak ervan -in 2006- werd er tijdelijk een bijkomend personeelslid aangeworven.
3. Taakverdeling OCMW- gemeentebestuur. Definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013 -
11
11
Bestuursakkoord tussen het gemeentebestuur en het OCMW van Lede : “Samen werken aan een lokaal sociaal beleid”.
Het bestuursakkoord tussen het gemeentebestuur en het OCMW van Lede werd besproken op het overlegcomité gemeentebestuur – OCMW d.d. 14.02.2005. De OCMW-raad keurde het akkoord goed in zitting van 24.03.2005. Het akkoord werd geagendeerd én goedgekeurd tijdens de gemeenteraadszitting van 19 mei 2005.
1.
Samen werken aan welzijn.
Het lokaal sociaal beleid wordt samen gedragen door het gemeentebestuur en door het O.C.M.W. Beide partijen zijn terzake gelijkwaardige partners en engageren zich met deze overeenkomst om samen, in onderling overleg werk te maken van een geïntegreerd lokaal sociaal beleid. Beide besturen hebben verschillende taken inzake welzijn en lokaal sociaal beleid. Door gezamenlijke afspraken en regelmatig overleg te voorzien kan overlapping worden voorkomen. Het welzijn van de burger staat centraal in het lokaal beleid. Voor de burger is niet de bevoegdheidsdiscussie m.b.t. de taakverdeling van belang, maar wel de kwaliteit van de dienstverlening, de vlotte bereikbaarheid én de toegankelijkheid van deze dienstverlening. Het overlegcomité gemeente – O.C.M.W. vervulde een centrale rol in de samenwerking. Dit comité werd aangewend om een optimale samenwerking en communicatie tussen beide besturen te garanderen. Het overlegcomité werd vanaf 1 januari 2007 opgeheven. Vanaf deze datum maakt de voorzitter van het OCMW deel uit van het schepencollege en is de werking van het overlegcomité derhalve achterhaald. In de schoot van het overlegcomité werd een stuurgroep lokaal sociaal beleid geïnstalleerd. Deze stuurgroep fungeert als drijvende kracht m.b.t. de realisatie van een geïntegreerd lokaal sociaal beleid. In deze stuurgroep zetelen vertegenwoordigers van het OCMW en van het gemeentebestuur (politici en ambtenaren). Concrete samenstelling van de stuurgroep: OCMW de leden van het Bijzonder Comité de OCMW-secretaris diensthoofd van de sociale dienst maatschappelijk werker – contactpersoon lokaal sociaal beleid – redactie beleidsplan De voorzitter van het OCMW is de voorzitter van de gemeentelijke stuurgroep lokaal sociaal beleid.
Gemeentebestuur College van Burgemeester en Schepenen gemeentesecretaris contactpersoon lokaal sociaal beleid
Voor het lokale welzijn streven beide besturen een proactief, inclusief, participatief, geïntegreerd, integraal en offensief lokaal sociaal beleid na.
Definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013 -
12
12
Pro-actief: Het welzijnsbeleid wordt niet opgebouwd als een opeenstapeling van antwoorden op individuele vragen en behoeften maar vertrekt vanuit duidelijke analyses, uitgewerkte strategieën en streeft doelmatigheid en effectiviteit na. Preventief werken bekleedt hierbij een belangrijke plaats. Inclusief: Het lokale welzijnsbeleid houdt zich niet alleen bezig met de concrete zorgvraag maar probeert op alle lokale werkterreinen hefbomen te creëren voor een groter algemeen welzijn van de bewoners van Lede. Participatief: Het lokale welzijnsbeleid wordt zoveel mogelijk uitgebouwd in samenspraak met de betrokkenen die allen mee een verantwoordelijkheid dragen. Geïntegreerd: Niet alleen het gemeentebestuur en het O.C.M.W., maar ook heel wat particuliere welzijnsdiensten zijn actief op het lokale welzijnsterrein. Via diverse beleidsnetwerken wordt het beleid zoveel mogelijk in samenspraak met deze partners uitgebouwd. Integraal: Alle levensdomeinen zijn onderwerp van het welzijnsbeleid. Offensief: Het lokale welzijnsbeleid is geen oplapbeleid maar probeert op een offensieve manier de lokale samenleving te beïnvloeden in de richting van een zorgzame maatschappij, waarbij de nodige aandacht bestaat voor iedere inwoner zonder enig onderscheid.
2.
Taakverdeling
Gemeente en O.C.M.W. nemen elk een aantal specifieke welzijnstaken op zich. Deze taken zijn complementair en worden in deze overeenkomst duidelijk afgebakend. O.C.M.W. en gemeente blijven gedurende de planning, uitvoering en evaluatie van het lokaal sociaal beleidsplan overleg terzake plegen. De onderstaande lijst is niet-limitatief, en kan in de loop van de beleidsplanperiode -naar gelang de gestelde noden- worden aangevuld of gecorrigeerd. Het O.C.M.W. neemt de verantwoordelijkheid voor de volgende taken: algemene individuele dienstverlening bejaardenzorg sociale tewerkstelling sociale huisvesting thuiszorg en poetshulp kansarmoedebeleid asielbeleid materiële dienstverlening
Het gemeentebestuur neemt de verantwoordelijkheid voor de volgende taken: aanvragen pensioenen diverse premies en toelagen (minder-validen, geboortepremie, (ver)bouwen,…) kinderopvang jeugdbeleid seniorenbeleid (seniorenraad) plaatselijk werkgelegenheidsagentschap (PWA) en contactpunt werkwinkel ontwikkelingssamenwerking preventiebeleid
3.
Beleidsplan
Definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013 -
13
13
Beide partijen engageren zich om samen te werken aan de uitwerking van een Lokaal sociaal beleidsplan en het bijhorende planningsproces.
Opgemaakt te Lede op
…
…
2005
Deze overeenkomst werd opgemaakt in twee exemplaren. Elke partij erkent één exemplaar ontvangen te hebben.
R. Uyttendaele Voorzitter OCMW
...
P. Vandermeersch Secretaris OCMW
...
G. Grepdon Burgemeester
...
P. Vijverman Gemeentesecretaris
...
Definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013 -
14
14
4. Omgevingsanalyse. 4.1 .Omgevingsanalyse : Inleiding. Op 3 maart 2004 werd het decreet over het lokaal sociaal beleid goedgekeurd door het Vlaams Parlement. Dit decreet werd op 19 maart 2004 door de Vlaamse Regering bekrachtigd. Op 22 mei 2004 trad het decreet, 10 dagen na publicatie in het Belgisch staatsblad, in werking. Dit decreet biedt een definitief kader voor de uitbouw van een geïntegreerd lokaal sociaal beleid waarbij lokale besturen meer verantwoordelijkheid wordt toegekend. Het lokaal sociaal beleid heeft de bedoeling om iedere burger een betere toegang tot de economische, culturele en sociale rechten, zoals opgesomd in artikel 23 van de grondwet, te garanderen. In het kader van dit decreet hebben O.C.M.W.’s en gemeentebesturen van de Vlaamse gemeenten, centrale actoren in het lokaal sociaal beleid, in 2005 voor het eerst een gezamenlijk Lokaal Sociaal Beleidsplan opgemaakt dat geldt voor de periode 2006-2007. Tegen eind 2007 moet een tweede plan worden opgemaakt dat vanaf 2008 zal gelden en dat voor een periode van 6 jaar (tot eind 2013). Het eerste plan werd, om praktische redenen, gereduceerd tot een soort stappenplan voor de totstandkoming van het beleidsplan 20082013. Het tweede plan is dus veel breder en uitgebreider dan het eerste en moet minimaal de volgende onderdelen omvatten (zie eveneens de algemene inleiding) : -
een omgevingsanalyse,
-
een visie op lokaal sociaal beleid,
-
een meerjarenplan met betrekking tot de gewenste acties en inzet van lokale middelen,
-
een taakverdeling en werkafspraken tussen de gemeente en het OCMW met betrekking tot de uitvoering van het meerjarenplan
-
en tenslotte een beschrijving van de participatiewijze van zowel de bevolking als de lokale actoren
Het is de bedoeling dat het project lokaal sociaal beleid, via acties van lokale actoren en lokale besturen, 4 doelstellingen realiseert om voor eenieder te komen tot een menselijk en waardig leven. De vier doelstellingen zijn: -
komen tot meer afstemming in het ruime dienstverleningsveld (= samenwerkingsdoelstelling).
-
toekennen van een sterkere coördinerende rol aan de lokale besturen (= planningsdoelstelling). De lokale besturen nemen als het ware de voortrekkersrol op zich en ontwerpen dus samen een integraal Lokaal Sociaal Beleidsplan.
-
realiseren van een toegankelijke, klantvriendelijke sociale dienstverlening waarin de burger vlot de weg vindt (= doelstelling met betrekking tot de oprichting van een Sociaal Huis).
-
bieden van concrete participatiemogelijkheden aan organisaties, doelgroepen en burgers (= participatiedoelstelling).
De beleidsnota 2006-2007 werd in 2005 opgesteld en voorziet een stappenplan voor de realisatie van het Lokaal Sociaal Beleidsplan 2008-2013. De uitvoering van dit stappenplan is vanaf 2006 van start gegaan met de opmaak van een eerste verplicht onderdeel, namelijk de opmaak van een omgevingsanalyse van de gemeente. Er bestaan geen concrete richtlijnen met betrekking tot de inhoud en de vorm van deze omgevingsanalyse.
Definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013 -
15
15
Rekening houdend met het doel van het lokaal sociaal beleid heeft het lokaal bestuur in Lede ervoor gekozen om de omgevingsanalyse op te delen in 4 luiken: -
Het eerste luik is een loutere cijferanalyse. Dit heeft de bedoeling om aan de hand van allerlei cijfergegevens een ‘objectief’ beeld te schetsen van de sociale situatie van de gemeente.
-
Voor het tweede luik werden burgers, meer bepaald cliënten van de sociale dienst, via een enquête bevraagd. Er werd gepeild naar de individuele mening van deze personen over de werking en het aanbod van de (sociale) dienstverlening in Lede.
-
In het derde luik werden lokale actoren bevraagd.
(lokale actoren
= beroepskrachten, politici,
sleutelfiguren uit het verenigingsleven – vrijwilligerswerk, …) -
Tenslotte werd in het vierde luik, en dat aan de hand van de resultaten uit het derde luik, een inspraakvergadering voor de lokale actoren georganiseerd. Hierbij werd hun de kans geboden om aanbevelingen te doen in het kader van het lokaal sociaal beleid.
Al deze stappen samen moeten een beeld schetsen van wat al dan niet aanwezig is in Lede met betrekking tot lokaal sociaal beleid en waar er dus kan of moet aan gewerkt worden. De verschillende luiken van de omgevingsanalyse zullen respectievelijk in de volgende 4 hoofdstukken besproken worden. Een overzicht van de bestaande dienstverlening hebben we niet in deze omgevingsanalyse verwerkt. Hiervoor verwijzen we naar de bestaande sociale kaart van de gemeente. Op basis van deze omgevingsanalyse kan het (nieuwe) lokale bestuur in de nieuwe legislatuur beleidskeuzes / prioriteiten maken en deze verder concretiseren (timing, kostenplaatje, personeelsinvestering,…) om zo te komen tot een geïntegreerd lokaal sociaal beleid.
Definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013 -
16
16
4.2.
Cijferanalyse
Voor de opmaak van het ‘objectieve’ cijfermatige gedeelte van de omgevingsanalyse werd beroep gedaan op de volgende bronnen: gemeentelijke fiches, sociale situatieschets Oost-Vlaanderen, omgevingsanalyse Aalst, cijfergegevens website lokale statistieken. De meeste cijfergegevens die in dit hoofdstuk zijn opgenomen werden gevonden op de website van de provincie Oost-Vlaanderen (gebaseerd op cijfermateriaal van het NIS). Dit zijn de meest recente en bruikbare gegevens. De gemeentelijke fiches en de omgevingsanalyse van de regio Aalst werden specifiek in het kader van het Lokaal Sociaal Beleid opgemaakt en ter beschikking gesteld via het internet. Al deze cijfers vormen een prima (en bovendien objectief) uitgangspunt voor de omgevingsanalyse van het Lokaal Sociaal Beleidsplan. Toch kunnen er naargelang de geraadpleegde bron kleine verschillen zitten in de cijfers. Dit is waarschijnlijk voornamelijk te wijten aan verschillen in interpretatie bij het verzamelen en opmaken van de parameters of criteria. Ook het moment van meting of de wijze van berekening van de cijfergegevens kunnen (lichte) verschillen opleveren. Zo kunnen 2 onafhankelijke onderzoekers, die bijvoorbeeld de populatie allochtonen in een bepaalde gemeente meten, tot andere resultaten komen omdat ze beiden een andere definiëring van ‘een allochtoon’ hanteren. De gegevens die betrekking hebben op de gemeente Lede werden nauwkeurig geselecteerd, verwerkt, bewerkt en, waar nodig, vergeleken met de regionale, provinciale en Vlaamse cijfers, maar soms ook met beschikbare gegevens omtrent de gemeente Lebbeke. Lebbeke is immers een gemeente die op veel vlakken overeenkomsten met Lede vertoont, bijvoorbeeld qua oppervlakte en bevolkingsaantal. Cijfers zeggen op zich namelijk weinig of niets. Pas wanneer ze vergeleken of afgewogen worden met andere gegevens krijgen ze een (relatieve) waarde. De onderstaande gegevens bieden een behoorlijk beeld van hoe onze gemeente zich demografisch en sociaal situeert.
4.2.1.Demografische indicatoren 4.2.1.1.Algemeen * Totale bevolking naar geslacht (op 01.07.2005) Gemeente
Lede Absoluut Relatief
Lebbeke Absoluut Relatief
Mannen
8.347
8.654
49,23%
49,4% 17
-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
Vrouwen Totaal
8.609 16.956
50,77% 100%
8.869 17.523
50,8% 100% Bron: NIS
Een telling aan de hand van de bevolkingsregisters van beide gemeenten op 02.05.2006 komt tot de volgende totalen: voor Lede 17.095 inwoners en voor Lebbeke 17.583 inwoners. Uitgaande van het feit dat alle bovenstaande gegevens op dezelfde wijze werden berekend, kan men vaststellen dat beide gemeenten een gestage bevolkingsgroei kennen. In Lede is de bevolking wel iets sneller toegenomen.
* Verdeling bevolking per deelgemeente (op 01.01.2006)
Lede Oordegem Smetlede Wanzele Impe Papegem
Mannen 5.199 1.389 554 563 480 217
Vrouwen 5.455 1.385 555 544 505 222
Totaal 10.654 2.774 1.109 1.107 985 439
* Bevolkingsdichtheid (op 01.07.2005)
Dichtheid Oppervlakte
Lede Provincie Lebbeke 571 inw/km² 464 inw/km² 651 inw/km² 30 km² 27 km² Bron: NIS
Lede is (zelfs naar Oost-Vlaamse normen) een gemeente met een hoge bevolkingsdichtheid.
* Aantal huishoudens (op 01.01.2004)
Aantal
Lede 6.915
Lebbeke 7.172 Bron: NIS
* Loop van de bevolking (in 2004) Lede
Lebbeke
Geboorten Sterften Natuurlijke loop
177 161 16
206 182 24
Instroom Uitstroom Totale loop van de bevolking
951 862 89
957 936 21
Aangroei van de bevolking
101
7 Bron: Ecodata 18
-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
Natuurlijke loop: geboorten + sterften Instroom: geboorten + migraties Uitstroom: sterften + migraties Totale loop van de bevolking: instroom – uitstroom Aangroei van de bevolking: bevolkingsgroei, inclusief statistische aanpassing
* Prognose van de bevolking (in 2005)
Mannen Vrouwen Totaal
2010
2015
2020
8.355 8.608 16.963
8.354 8.584 16.938
8.294 8.195 8.506 8.391 16.800 16.586 Bron: CBGS
2025
Aan de hand van deze prognoses zou men kunnen concluderen dat het bevolkingsaantal in Lede tot aan 2010 gestaag zal stijgen (in vergelijking met het bevolkingsaantal van 2005) om vervolgens de decennia daarop te dalen. Als men deze cijfers echter vergelijkt met het aantal inwoners dat in het bevolkingsregister is ingeschreven, dan kan vastgesteld worden dat het voorspelde bevolkingsaantal voor 2010 reeds in 2006 wordt behaald. Als men hier bovendien de vreemdelingen bijtelt, dan wordt de prognose zelfs overschreden.
4.2.1.2. Vreemdelingen.
* Aandeel niet-Belgen (op 01.07.2005) Met niet-Belgen bedoelt men alle inwoners die niet over de Belgische nationaliteit beschikken, dus ook EUonderdanen en personen die beroepshalve in België verblijven.
Mannen Vrouwen Totaal
Absoluut 48 45 93
Lede 1 Relatief 0,6% 0,5% 0,5%
Provincie Relatief 3,0% 2,7% 2,8%
Lebbeke Relatief 1,2% 1,1% 1,2% Bron: NIS
Het relatieve cijfer drukt het aantal niet-Belgen ten opzichte van de totale Leedse bevolking uit. In vergelijking met Lebbeke (een gemeente met dezelfde omvang), wonen er in Lede relatief weinig nietBelgen. In praktijk komt het aantal niet-Belgen in Lede neer op 5 niet-Belgen per 1000 ‘Belgische’ Ledenaren. Het provinciale gemiddelde ligt bijna 6 maal hoger.
1
19 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
* Aandeel SIF-vreemdelingen Bij de SIF-vreemdelingen zijn naast de nationaliteiten die aangeduid worden als vreemdelingen in het kader van het VFIK-fonds (Vlaams Fonds voor Integratie van Kansarmen) -dit zijn dus vreemdelingen uit landen met een laag BBP- ook de vreemdelingen uit de eerste migratiegolf in rekening gebracht (Italianen, Spanjaarden, Grieken en Portugezen). 2
Gemeente 1999 Aalst Denderleeuw Erpe-Mere Geraardsbergen Haaltert Herzele Lede Ninove Sint-Lievens-Houtem Zottegem Arr. Aalst Oost-Vlaanderen Vlaanderen
1,55 0,64 0,35 0,82 0,31 0,12 0,23
SIF- vreemdelingen 2001 2003 1,37 0,9 0,47 0,69 0,38 0,21 0,27
1,46 0,92 0,54 0,94 0,43 0,26 0,24
1,07 1,02 1,08 0,2 0,24 0,25 0,31 0,29 0,36 0,83 0,8 0,88 2,06 1,79 1,69 2,68 4,72 2,32 Bron: Administratie planning en statistiek
Lede heeft (op basis van de cijfers van 2003) het laagste aantal SIF-vreemdelingen van de regio (slechts 0,24 % van de totale Leedse bevolking). Het Vlaamse gemiddelde ligt bijna 10 maal hoger.
4.2.1.3.
Leeftijdscategorieën.
* Bevolking op actieve leeftijd (op 01.01.2004)
Aantal mannen 20 - 59 jaar Aantal vrouwen 20 - 59 jaar Totaal 20 - 59 jaar
Absoluut 4.883 4.743 9.626
Lede Relatief 58,80% 55,30% 57,00%
Provincie Relatief 57,20% 53,70% 55,40%
Lebbeke Relatief 57,30% 54,30% 55,80% Bron: NIS
* Ouderen (op 01.01.2004)
Aantal mannen 60 jaar en + Aantal vrouwen 60 jaar en + Totaal 60 jaar en +
Lede 3 Absoluut Relatief
Provincie Relatief
Lebbeke Relatief
1.653 2.192 3.845
20,0 25,1 22,60%
20,1% 24,9% 22,50% Bron: NIS
19,90% 25,50% 22,80%
2
20 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
* Hoogbejaarden (op 01.01.2004) Absoluut Aantal mannen 80 jaar en + Aantal vrouwen 80 jaar en + Totaal 80 jaar en +
Lede 4 Relatief
210 414 624
2,40% 4,80% 3,70%
Provincie Relatief
Lebbeke Relatief
2,8% 5,5% 4,2%
2,7% 5,4% 4,1% Bron: NIS
* Bevolkingscoëfficienten (op 01.01.2004) Groene druk Grijze druk Verouderingscoëfficient Afhankelijkheidsratio Doorstromingscoëfficient Familiale zorgindex Interne vergrijzing
Lede
Lebbeke
Provincie
35,24 39,94 113,35 75,18 87,53 26,63 16,13
36,79 40,38 104,10 79,18 89,62 30,99 18,16
39,31 40,84 103,91 80,15 97,35 32,50 18,55 Bron: NIS
Groene druk: bevolking 0 – 19 jaar ten opzichte van bevolking 20 – 59 jaar. De groene druk geeft een indicatie van de verhouding tussen de huidige en toekomstige beroepsbevolking. Grijze druk: bevolking 60 jaar en ouder ten opzichte van bevolking 20 – 59 jaar. De grijze druk geeft de verhouding tussen de huidige beroepsbevolking en de bevolking op pensioengerechtigde leeftijd weer. Verouderingscoëfficient: bevolking 60 jaar en ouder ten opzichte van jongeren -20 jaar. Afhankelijkheidsratio: bevolking 0-19 jaar en 60 jaar en ouder ten opzichte van de bevolking 20-59 jaar. Zowel de bevolkingsgroep van 0-19 jaar als de bevolkingsgroep + 60 jaar is afhankelijk van de groep van de huidige beroepsbevolking. Doorstromingscoëfficient: bevolking 10-24 jaar ten opzichte van de bevolking 50-64 jaar. Familiale zorgindex: bevolking 80 jaar en ouder ten opzichte van de bevolking 50-59 jaar. Het aantal hoogbejaarden ten opzichte van de personen die normaal gezien de zorg over hen moeten opnemen. Interne vergrijzing: bevolking 80 jaar en ouder ten opzichte van de bevolking 60 jaar en ouder. Het aantal hoogbejaarden in de groep van de senioren. Lede is een (sterk) vergrijsde gemeente met meer ouderen (+60 jaar) dan jongeren (-20 jaar). Ook ten opzichte van de actuele beroepsbevolking (die instaat voor de zorg van de ouderen) is het aantal senioren vrij hoog.
. 21 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
4.2.2. Sociaal-economische indicatoren.
4.2.2.1. Werkloosheidsgraad. Gemeente Aalst Denderleeuw Erpe-Mere Geraardsbergen Haaltert Herzele Lede Ninove Sint-Lievens-Houtem Zottegem Arr. Aalst Oost-Vlaanderen Vlaanderen
januari 2002 7,99 6,16 5,48 6,65 5,25 5,36 5,69 6,09 5,09 4,31 6,35 6,96 7
Werkloosheidsgraad 5 april 2006 jaarverschil 8,36 -0,54 6,39 -0,68 5,37 -0,14 8,00 -0,32 6,09 -0,60 5,36 -0,26 6,15 -0,21 6,77 -0,51 5,68 -0,85 4,90 -0,46 6,80 -0,43 7,47 -0,37 7,69 -0,34 Bron: steunpunt WAV, Arvastat
De werkloosheidsgraad (de verhouding tussen het aantal werklozen en de bevolking op beroepsactieve leeftijd, namelijk 18-64 jaar) van Lede ligt lager dan het provinciale, het arrondissementeel en het Vlaamse gemiddelde. Het gaat hier echter voornamelijk over tewerkstelling buiten Lede (zie cijfers werkgelegenheidsgraad). Bovendien is de werkloosheid in Lede de voorbije jaren licht gedaald. Dit is echter een algemene tendens.
4.2.2.2. Werkgelegenheidsgraad (telkens op 1 januari). Werkgelegenheidsgraad: de verhouding tussen het aantal arbeidsplaatsen (jobs) en de bevolking op beroepsactieve leeftijd (18-64 jaar). (Bron: provincie Oost-Vlaanderen) Gemeente Aalst Denderleeuw Erpe-Mere Geraardsbergen Haaltert Herzele Lede Ninove Sint-Lievens-Houtem Zottegem Arr. Aalst Oost-Vlaanderen Vlaanderen
2001 69 28,4 41,4 39,8 26 27,8 28,9 49,3 44,4 47,6 47,5 61,4 66,3
2002 2003 68,9 65,9 27,6 27,7 41,5 41,7 40,2 40,0 25,2 24,0 28,2 26,8 28,3 28,2 49,6 48,3 43,4 41,0 48,1 47,2 47,4 46,0 61,7 59,7 66,1 63,7 Bron: steunpunt WAV
Er is zeer weinig werkgelegenheid in Lede zelf. Toch zijn er relatief weinig werklozen (minder dan het provinciale gemiddelde). Ter vergelijking: in Erpe-Mere is er relatief veel werkgelegenheid door de
5
!
"# $
%"#
%&
#
' 22
-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
industrieterreinen. De werkgelegenheidsgraad bedraagt er 41,7 (in 2003) terwijl die in Lede slechts 28,2 bedraagt. Toch heeft Erpe-Mere nauwelijks minder werklozen dan Lede. Ook heeft Lede beduidend minder werkzoekenden dan het regionale, provinciale en Vlaamse gemiddelde. Lede is dus een typische pendelgemeente, strategisch gelegen en goed verbonden (wegennet, trein,…) met plaatsen waar er wel jobs voorhanden zijn.
4.2.2.3. Activiteitsgraad. Activiteitsgraad: de mate waarin de bevolking op arbeidsleeftijd actief is op de arbeidsmarkt; dit wil zeggen een job heeft of er een zoekt (= de beroepsbevolking – zie 2.3.1/ bevolking op arbeidsleeftijd). Door een wijziging in methodologie is het echter niet mogelijk om de cijfers van 2003 te vergelijken met die van vóór 2003. Met de wijziging van methodologie wordt bedoeld dat er sedert 2003 andere parameters worden gehanteerd dan vóór 2003 om de activiteitsgraad te berekenen (wijziging van definiëring en berekening van de activiteitsgraad). De cijfers meten dus niet helemaal hetzelfde en kunnen dus niet vergeleken worden. Gemeente 2003 Aalst 48,37 Denderleeuw 49,71 Erpe-Mere 48,36 Geraardsbergen 47,58 Haaltert 48,83 Herzele 48,80 Lede 48,31 Ninove 48,69 Sint-Lievens-Houtem 47,37 Zottegem 47,79 Oost-Vlaanderen 57,59 Bron: steunpunt WAV Niettegenstaande een bescheiden inhaalbeweging gedurende de periode 2000-2002, behaalde Lede anno 2002 de laagste activiteitsgraad in de regio (cijfer niet opgenomen om misverstanden te voorkomen; zie bovenvernoemde reden). De cijfers van 2003 tonen aan dat Lede deze inhaalbeweging waarschijnlijk verder zet, vermits er 3 gemeenten in de regio zijn die een lagere activiteitsgraad behalen. Of dit werkelijk te wijten is aan een inhaalbeweging of eerder aan de nieuwe methodiek (gehanteerd sedert 2003) is echter niet duidelijk. Feit is wel dat de nieuwe methodiek waarschijnlijk meer beantwoordt aan de reële situatie dan de vorige en dat onder deze omstandigheden Lede niet langer hekkensluiter is. Ook in vergelijking met de gemeente Lebbeke (47,96) scoort Lede iets beter.
23 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
4.2.2.4. Gemiddeld inkomen (op 01.01.2003). Gemeente Aalst Denderleeuw Erpe-Mere Geraardsbergen Haaltert Herzele Lede Ninove Sint-LievensHoutem Zottegem Arr. Aalst Oost-Vlaanderen Vlaanderen
Gemiddeld netto fiscaal inkomen/ aangifte 1999 2000 2001 2002 25052 25297 29192 26701 24696 25238 25869 25980 25470 26235 27685 28049 23658 24056 24942 23124 24757 25385 26211 25716 24790 25351 26220 26513 24903 25644 26318 27350 24136 24746 25824 24567 24293 24589 25171 25865
Gemiddeld netto fiscaal inkomen/ inwoner 1999 2000 2001 2002 12025 12273 13058 13615 11941 12533 13286 14019 11877 12463 13323 13878 11158 11620 12392 13315 11683 12093 12918 13790 11366 11963 12612 13226 11534 12018 12721 13376 11277 11753 12815 13543 10989 11259 12096 12692
25042 24705 24050 24154
12144 11688 11319 11277
25715 25189 24571 24639
27266 26158 25353 25565
27305 25974 25343 25620
12631 12109 11817 11788
13692 12948 12611 12542
13957 13587 13118 12977 Bron: NIS
De ‘gemiddelde’ Ledenaar heeft iets meer inkomen dan dé (Oost-)Vlaming. Deze vergelijking zegt echter weinig vermits zowel in het Vlaamse als het Oost-Vlaamse cijfer de (groot)steden vervat zitten, en die weinig overeenkomsten vertonen met een gemeente als Lede. Als men het gemiddelde inkomen per Ledenaar daarentegen vergelijkt met de gemeenten in de regio, dan scoort Lede vrij laag. In vergelijking met Lebbeke (gemiddeld netto fiscaal inkomen per inwoner bedraagt 12.815 euro) scoort Lede dan weer beter.
4.2.3. Arbeidsmarkt.
4.2.3.1. Beroepsbevolking (op 30.06.2003). Beroepsbevolking: het aantal personen dat actief is op de arbeidsmarkt, hetzij als werkende hetzij als werkzoekende.
Beroepsbevolking
Absoluut 8.145
Lede 6 Relatief 74,8%
Lebbeke Absoluut Relatief 8.344 76,2% Bron: steunpunt WAV
4.2.3.2. Aantal werkenden (op 30.06.2003). Werkenden: werknemers (in loondienst) + zelfstandigen + helpers + uitgaande grensarbeid. Lede
6
Lebbeke
' 24 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
Aantal werkenden
7.665 7.830 Bron: steunpunt WAV
4.2.3.3. Totale werkgelegenheid (30.06.2002). Werkgelegenheid: aantal arbeidsplaatsen in Lede zelf. Lede Lebbeke Totale werkgelegenheid 3.001 3.896 Bron: steunpunt WAV 4.2.3.4. Niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) (juni 2006). Relatief: NWWZ in een bepaalde categorie ten opzichte van het totaal aantal NWWZ. Lede Absoluut Relatief Jaarverschil Absoluut Totaal NWWZ 501 100% -2,1% 495 NWWZ 25-40 170 33,9% +6,3% 168 jaar 51,0% +2,0% 231 NWWZ ouder 256 dan 40 jaar NWWZ 278 55,4% -7,3% 271 laaggeschoold NWWZ 67 13,3% +19,6% 64 hooggeschoold NWWZ 1 tot 2 113 22,5% +43,0% 116 jaar NWWZ langer 142 28,3% +17,4% 120 dan 2 jaar
Lebbeke Arr. Aalst Relatief Jaarverschil Absoluut Relatief Jaarverschil 100% -11,1% 8.744 100% -3,3% 33,9% -5,1% 2.793 31,9% -3,9% 46,6%
-10,1%
4.312
49,3%
+1,3%
54,7%
-18,1%
4.985
57,0%
-5,9%
12,9%
+8,5%
974
11,1%
+4,5%
23,4%
+23,4%
1.830
20,9%
+18,2%
24,2%
-2,4%
2,370
27,1
+10,4%
Bron: Arvastat Het aantal langdurige werkzoekende werklozen ligt in Lede ongeveer op hetzelfde niveau als in de vergelijkbare gemeente Lebbeke. Het voorbije jaar is het aantal NWWZ in Lede gedaald. Deze daling lag echter lager dan in Lebbeke en dan het totaal van het gehele arrondissement Aalst. Bij de onderverdeling van de NWWZ in categorieën zijn er een aantal categorieën die duidelijk ‘kwetsbaarder’ zijn dan andere. Bij de onderverdeling naar leeftijd is 51% van de NWWZ ouder dan 40 jaar. Als men kijkt naar scholingsgraad, dan zijn het vooral de laaggeschoolden die behoren tot de groep NWWZ (55,4%). Bovendien is er ook een grote groep NWWZ die langdurig werkloos blijven (50,8 % is langer dan 1 jaar NWWZ). Het gaat bij alle drie de onderverdelingen over een moeilijk ‘bemiddelbare’ groep. Lede heeft dus een relatief grote ‘harde kern’ van langdurig, laaggeschoolde werklozen.
4.2.3.5. Uitkeringsgerechtigde volledig werklozen. Gemeente Aalst Denderleeuw Erpe-Mere Geraardsbergen Haaltert Herzele
UVW’s jonger dan 25 jaar 1999 2001 2003 0,64 0,39 0,59 0,72 0,43 0,51 0,59 0,27 0,3 0,74 0,28 0,51 0,52 0,17 0,43 0,53 0,19 0,3 25
-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
Lede Ninove Sint-Lievens-Houtem Zottegem Arr. Aalst Oost-Vlaanderen Vlaanderen Gemeente Aalst Denderleeuw Erpe-Mere Geraardsbergen Haaltert Herzele Lede Ninove Sint-Lievens-Houtem Zottegem Arr. Aalst Oost-Vlaanderen Vlaanderen
0,51 0,57 0,51 0,43 0,6 0,59 0,52
0,25 0,23 0,18 0,22 0,29 0,34 0,3
0,39 0,41 0,37 0,31 0,45 0,48 0,43 Bron: VDAB
UVW's langer dan 1 jaar werkloos 1999 2001 2003 2,37 1,18 1,32 1,89 0,83 1,06 1,74 0,81 0,74 2,14 0,97 1,04 2,13 0,78 0,73 1,82 0,74 0,89 1,74 0,89 0,81 2,27 1 1,04 1,76 0,88 0,78 1,37 0,54 0,69 2,04 0,94 1,02 2,01 1,03 1,19 1,86 0,9 1,08 Bron: VDAB
Voor beide indicatoren (UVW’s jonger dan 25 en UVW’s langer dan 1 jaar werkloos) scoort Lede iets onder het arrondissementele en (Oost-)Vlaamse gemiddelde.
4.2.4. Huisvesting.
4.2.4.1. Totale woningbestand (op 01.10.2001). Totale woningenbestand
6.754 Bron: NIS
4.2.4.2. Sociaal patrimonium (op 01.10.2004). Gemeente Aalst Denderleeuw Erpe-Mere Geraardsbergen Haaltert Herzele Lede Ninove
Sociale huurappartementen 1999 2001 2003 1,37 1,81 1,81 1,71 1,97 1,97 0,22 0,22 1,44 0,61 1,26 1,25 0 0 0 0,13 0,12 0,12 0,61 0,59 0,58 0,36 0,94 1,32 26
-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
Sint-Lievens-Houtem Zottegem Arr. Aalst Oost-Vlaanderen Vlaanderen
0 0,25 0,73 2,54 2,45
0 0,24 1,03 2,66 2,52
0,22 0,3 1,11 2,77 2,51
Het arrondissementele gemiddelde (1,11%) is minder dan de helft van het Vlaamse cijfer. Lede haalt net de helft van het arrondissementele cijfer (0,58%). Er zijn in Lede dus heel weinig sociale huurappartementen, al zijn er in de regio nog verschillende gemeenten die op dit vlak nog slechter scoren. Let wel: het gaat hier enkel om cijfers met betrekking tot appartementen. In het hoofdstuk ‘lokale statistieken’ worden cijfers met bestrekking tot sociale woningen toegevoegd.
4.2.4.3. Comfort van de woningen (2001). Gemeente Aalst Denderleeuw Erpe-Mere Geraardsbergen Haaltert Herzele Lede Ninove Sint-Lievens-Houtem Zottegem Arr. Aalst Oost-Vlaanderen Vlaanderen
aantal 11918 2285 2887 4527 2590 2149 2874 4704 1509 3207 38650 193443 610446
Geen cv percentage 36,4 33,3 39 36,1 38,1 33,7 42,6 33,7 41,7 32,5 36,1 34,9 26,7
aantal 813 159 203 326 188 197 210 402 150 276 2924 15049 55470
Geen toilet percentage 2,5 2,3 2,7 2,6 2,8 3,1 3,1 2,9 4,1 2,8 2,7 2,7 3,5
aantal 1362 211 309 590 296 300 382 571 244 470 4735 24542 81822
Geen bad percentage 4,2 3,1 4,2 4,7 4,4 4,7 5,7 4,1 6,7 4,8 4,4 4,4 2,4 Bron: NIS
Lede scoort bijzonder slecht op vlak van centrale verwarming. Met een score van 42,2% komt Lede regionaal op de eerste en dus slechtste plaats wat betreft woningen zonder centrale verwarming. Deze score ligt tevens 16% hoger dan het Vlaamse gemiddelde. Ook op de categorieën ‘geen bad’ en ‘geen toilet’ scoort Lede slecht. Gemeente Aalst Denderleeuw Erpe-Mere Geraardsbergen Haaltert Herzele Lede Ninove Sint-Lievens-Houtem Zottegem
Woningen zonder comfort 1999 2001 17,74 5,79 17,2 4,74 21,46 5,9 21,81 6,47 24,31 6,02 23,74 6,57 22,93 7,28 20,25 6,07 25,14 8,95 19,94 6,58 27
-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
Arr. Aalst Oost-Vlaanderen Vlaanderen
20,32 6,18 18,49 6,05 13,83 4,89 Bron: Socio-Economische enquête 2001
Lede heeft beduidend meer woningen zonder klein comfort in vergelijking met de regionale, de provinciale en Vlaamse gemiddelden. Dit wijst voornamelijk op de veroudering van het bestaande woningbestand.
4.2.5. Kansarmoede. De onderstaande cijfergegevens hebben betrekking op wat men voordien de SIF-indicatoren noemde. Een aantal van deze indicatoren komen ook elders aan bod.
4.2.5.1. SIF-vreemdelingen. Zie hoofdstuk ‘Demografische indicatoren’
4.2.5.2. Aantal leefloners. Gemeente
Leefloontrekkers 1999 2001 2003 Aalst 0,57 0,45 0,32 Denderleeuw 0,28 0,32 0,34 Erpe-Mere 0,25 0,22 0,2 Geraardsbergen 0,3 0,3 0,31 Haaltert 0,21 0,19 0,15 Herzele 0,25 0,25 0,27 Lede 0,29 0,24 0,26 Ninove 0,33 0,31 0,28 Sint-Lievens-Houtem 0,23 0,2 0,22 Zottegem 0,18 0,12 0,11 Arr. Aalst 0,35 0,3 0,27 Oost-Vlaanderen 0,55 0,46 0,51 Vlaanderen 0,49 0,4 0,41 Bron: POD Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale economie Onder de leefloners worden enkel die personen gerekend die zelf uitkeringsgerechtigd zijn. Diegenen die samen met de leefloongerechtigde leven van dit leefloon worden niet meegeteld. Het aantal leefloners in Lede is ongeveer gelijk aan het regionale gemiddelde. In vergelijking met (Oost-)Vlaanderen scoort Lede betrekkelijk goed. Deze vergelijking is echter minder relevant, vermits in het Vlaamse cijfer uiteraard ook de steden verrekend zitten. Het aantal leefloners daalt lichtjes, zowel in Lede als in het arrondissement. 28 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
4.2.5.3. Kinderen die inwonen bij een alleenstaande ouder. Gemeente
Kinderen alleenstaanden 1999 2003 Aalst 2 2,11 Denderleeuw 2,71 2,14 Erpe-Mere 1,03 1,9 Geraardsbergen 2,24 1,99 Haaltert 1,36 1,84 Herzele 2,3 1,58 Lede 1,11 1,62 Ninove 1,65 2,13 Sint-Lievens-Houtem 0,84 1,52 Zottegem 1,82 1,63 Arr. Aalst 1,82 1,94 Oost-Vlaanderen 1,72 1,94 Vlaanderen 1,78 1,89 Bron: Administratie planning en statistiek Lede scoort op dit vlak duidelijk onder het gemiddelde. Het is wel opmerkelijk dat de er in slechts vier jaar tijd een sterke toename is geweest (van 1,11 naar 1,62): een toename van circa 50 procent.
4.2.5.4. Kinderen geboren in kansarme gezinnen. Om de cijfers voor het aantal kinderen geboren in kansarme gezinnen te bepalen, hanteert Kind & Gezin 6 criteria (maandinkomen van het gezin, arbeidssituatie van de ouders, opleiding van de ouders, huisvesting van het gezin, ontwikkeling van de kinderen in het gezin en gezondheidstoestand van de gezinsleden). Gemeente Aalst Denderleeuw Erpe-Mere Geraardsbergen Haaltert Herzele Lede Ninove Sint-Lievens-Houtem Zottegem Arr. Aalst Oost-Vlaanderen Vlaanderen
Kinderen geboren in kansarme gezinnen 2001 2003 8,33 5,38 4,49 3,76 1,75 3,85 5,84 5,61 2,31 2,44 2,07 1,35 3,13 3,66 1,66 2,57 6 0 2,23 2,38 4,6 3,87 5,81 4,95 5,8 5,65 Bron: Kind & Gezin
Het gemiddelde in Lede ligt lager dan dat van het arrondissement of (Oost-)Vlaanderen.
4.2.5.5. Woningen zonder comfort Zie hoofdstuk ‘Wonen’ 29 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
4.2.5.6. Sociale huurappartementen Zie hoofdstuk ‘Wonen’ 4.2.5.7. Aantal WIGW’s WIGW’s staat voor weduwen, invaliden, gepensioneerden en wezen. Het betreft hier enkel die weduwen, invaliden, gepensioneerden en wezen
die minder inkomsten hebben dan dat
van
het laagste
werknemerspensioen. Gemeente 1999 8,16 6,74 8,42 8,6 8,25 8,46 9,45 8,67 10,44 8,33 8,41 8,36 7,66
Aalst Denderleeuw Erpe-Mere Geraardsbergen Haaltert Herzele Lede Ninove Sint-Lievens-Houtem Zottegem Arr. Aalst Oost-Vlaanderen Vlaanderen
WIGW's 2001 2003 8,95 8,8 7 6,96 8,65 8,11 9,32 9,07 8,54 8,2 8,62 8,3 9,7 9,21 9,05 8,76 11,03 10,4 8,67 8,38 8,9 8,63 9,01 8,62 8,4 8,08 Bron: Administratie planning en statistiek
Lede heeft relatief veel WIGW’s.
4.2.5.8. UVW’s jonger dan 25 jaar Zie hoofdstuk ‘Arbeidsmarkt’ 4.2.5.9. UVW’s langer dan 1 jaar werkloos Zie hoofdstuk ‘Arbeidsmarkt’
4.2.5.10. Jongeren in bijzondere jeugdbijstand. Gemeente Aalst Denderleeuw Erpe-Mere Geraardsbergen Haaltert Herzele Lede Ninove Sint-Lievens-Houtem Zottegem Arr. Aalst Oost-Vlaanderen Vlaanderen
1999 0,26 0,23 0,16 0,3 0,14 0,15 0,17 0,22 0,09 0,16 0,21 0,18 0,19
Jongeren bijzondere jeugdbijstand 2001 2003 0,19 0,29 0,17 0,25 0,09 0,13 0,17 0,27 0,03 0,08 0,1 0,13 0,22 0,26 0,12 0,21 0,09 0,08 0,1 0,16 0,15 0,22 0,14 0,2 0,2 0,2 30
-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
Bron: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement Welzijn, gezondheid en cultuur Het aantal Leedse jongeren in bijzondere jeugdbijstand is lichtjes hoger dan het gemiddelde aantal van het arrondissement en (Oost-)Vlaanderen.
4.2.6. Lokale statistieken – gemeente Lede. Als ‘uitsmijter’ worden nog een aantal interessante cijfergegevens meegegeven afkomstig van de website www.lokalestatistieken.be.
4.2.6.1. Bejaarden en bejaardenvoorzieningen. Capaciteit rusthuizen Capaciteit rusthuizen – programmacijfers Capaciteit serviceflats Capaciteit serviceflats programmacijfers
1998 90 171 0 - 79
1999 90 177
2000 90 183
2001 90 189
2002 90 182
2003 90 189
2004 90 197
2005 90 203
0 81
0 82
0 83
0 83
0 85
0 86
0 88
Er zijn in Lede 90 rusthuisbedden voorzien terwijl er, gezien het bevolkingsaantal van de gemeente, 203 zouden kunnen aanwezig zijn. Dezelfde vaststelling kan worden gedaan met betrekking tot serviceflats: geen flats, recht op 88.
4.2.6.2. Sociale woningen en appartementen : * Aantal huurwoningen en appartementen (in absolute cijfers) Aantal sociale huurwoningen Aantal sociale huurappartementen
1997 128 40
1998 128 40
1999 128 40
2000 128 40
2001 126 41
2002 127 40
2003 127 40
2004 127 40
2005 126 69
* Aantal huurappartementen (in relatieve cijfers) Zie hoofdstuk ‘Wonen’. * Een vergelijking Helaas zijn dezelfde (relatieve) cijfers voor het gehele arrondissement niet beschikbaar, waardoor enkel een vergelijking met gelijkaardige gemeenten mogelijk is. 2000 Aandeel sociale huurwoningen 2,5 en appartementen op het totale aantal woningen
2001 2,5
2002 2,5
2003 2,5
2004 2,5
2005 2,9
2003 2,6
2004 2,6
2005 2,6
Een voorzichtige vergelijking met een aantal gemeenten uit de regio… Erpe-Mere 2000 Aandeel sociale huurwoningen 2,4
2001 2,4
2002 2,4
31 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
en appartementen op het totale aantal woningen
Denderleeuw 2000 Aandeel sociale huurwoningen 4,4 en appartementen op het totale aantal woningen
2001 4,4
2002 4,6
2003 4,6
2004 4,5
2005 4,6
Vergelijkende cijfergegevens van het arrondissement…
Gemeente Aalst Denderleeuw Erpe-Mere Geraardsbergen Haaltert Herzele Lede Ninove Sint-Lievens-Houtem Zottegem Arr. Aalst Oost-Vlaanderen Relatieve
Aantal sociale koopwoning en 2001-2003 2002 Huizen 22 619 39 176 0 162 0 145 0 114 0 56 0 127 0 558 3 0 0 173 64 2130 355 16520
cijfergegevens
(het
App'ten 615 142 33 162 0 8 40 150 0 30 1180 15463
aantal
Aantal sociale huurwoningen 2003 2004 Totaal Huizen App'ten Totaal Huizen 1234 619 615 1234 619 318 176 142 318 176 195 162 33 195 162 307 145 162 307 144 114 114 0 114 113 64 56 8 64 56 167 127 40 167 126 708 558 192 750 557 0 0 8 8 0 203 173 30 203 173 3310 2130 1230 3360 2126 31983 16734 15743 32477 16849
sociale
wooneenheden
ten
opzichte
van
het
App'ten 629 142 33 167 0 11 69 192 8 30 1281 15985
Totaal 1248 318 195 311 113 67 195 749 8 203 3407 32834
volledige
gemeentepatrimonium) zijn helaas niet beschikbaar. De bovenstaande gegevens tonen echter wel duidelijk aan dat het aantal sociale woningen stabiel blijft. Daarentegen werd de voorbije jaren wel geïnvesteerd in sociale huurappartementen.
32 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
4.2.7. Conclusies met betrekking tot de cijfergegevens. Lede is een gemeente met een gestaag groeiende bevolking. Vergrijzing is, net zoals in de rest van Vlaanderen, een factor die hier in meespeelt (22,80% van de bevolking is 60+). Het aantal vreemdelingen in Lede ligt zeer laag (0,5% niet-Belgen). De werkloosheidsgraad ligt in Lede vrij laag (6,15) en is bovendien het voorbije jaar licht gedaald. En dat terwijl er in Lede zelf eigenlijk vrij weinig werkgelegenheid is. Als men het Leedse cijfer vergelijkt met dat van Erpe-Mere, dat wel een vrij uitgebreide eigen industrie heeft, dan kan worden vastgesteld dat Lede ondanks een beperkte eigen industrie niet significant meer werklozen heeft. Onder de werkzoekenden zijn het vooral personen ouder dan 40 jaar, laaggeschoolden en langdurig werklozen die moeilijk een job vinden. Het woonbestand in Lede is sterk verouderd, waardoor er vragen kunnen gesteld worden bij het comfort en de bewoonbaarheid van veel woonsten. Lede heeft bovendien weinig sociaal patrimonium. Op vlak van kansarmoede scoort Lede gemiddeld tot eerder laag. De
bejaardenvoorzieningen,
rusthuisbedden
en
serviceflats,
beantwoorden
niet
aan
de
programmacijfers.
33 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
4.3. Resultaten enquête – cliënten. Het tweede luik van de omgevingsanalyse, namelijk de bevraging van de cliënten van de sociale dienst, werd in de loop van de maand mei 2006 uitgevoerd. Dit leverde 29 ingevulde vragenlijsten op. De afname gebeurde anoniem. Cliënten die bereid waren om deel te nemen, werden doorverwezen door de maatschappelijk werker die hun dossier behandelt naar een ander maatschappelijk werker die hier volledig los van staat. Deze aanpak moest ervoor zorgen dat de sociale wenselijkheid in het antwoorden tot een minimum werd gereduceerd en dat de discretie ten opzichte van de cliënt werd verzekerd.
4.3.1. Verwerking enquête. De antwoorden die de vragenlijst opgeleverd heeft zullen vraag per vraag worden besproken (voor de vragenlijst: zie bijlagen).
4.3.1.1.Algemene gegevens Geen verwerking. 4.3.1.2. Kent u de volgende diensten van het OCMW/ gemeente? De volgende diensten werden in deze vraag aan de respondenten voorgelegd: de sociale dienst, het rusthuis Villa Letha, de poetshulp, de maaltijdbedeling, de gemeentelijke kinderopvang, de gemeentelijke speelpleinwerking, de werkwinkel/ PWA, de kosteloze rechtsbijstand, de gemeentelijke dienst pensioenen en de gemeentelijke dienst voor tegemoetkomingen aan minder-validen. Indien de respondent nog andere diensten dan die in aangeboden lijst kent, kunnen die aangevuld worden.
(
( . !
(
(
)
*+ #+
,
'
-
#+
*" #
'
De diensten van het OCMW zijn over het algemeen goed gekend bij de respondenten, vooral de sociale dienst, wat uiteraard niet uitzonderlijk is gezien de bevraagde doelgroep. De andere gegeven vormen van dienstverlening zijn ook door veel van de bevraagden gekend al is dat bij sommige vormen van dienstverlening 34 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
in grotere mate dan bij andere. Het rusthuis en de maaltijdbedeling zijn, op enkelingen na, door de meeste gekend. Ook de poetshulp is vrij goed gekend. De kosteloze rechtsbijstand is echter slechts door ongeveer een derde van de bevraagden gekend.
(
( . !
(
,
1
-
0
-/
(
De werkwinkel is door de meeste respondenten gekend. Zo ook de speelpleinwerking, weliswaar in mindere mate. De kinderopvang is gekend bij ongeveer de helft van de bevraagden en de gemeentelijke tegemoetkoming voor minder-validen slechts bij de minder van de helft. De gemeentelijke dienstverlening (oa de dienst voor pensioenen) is globaal minder bekend, maar dit heeft uiteraard te maken met de bevraagde doelgroep (cliënten OCMW). De tabellen geven dus een onvolledig beeld terzake. Andere, niet voorgelegde diensten, werden door de respondenten niet aangegeven. Hieruit kan afgeleid worden dat de dienstverlening die door het OCMW en de gemeente wordt aangeboden vrij goed gekend is bij de bevraagden, vooral die van het OCMW (het gaat hier uiteraard om OCMW-cliënten). Diensten die minder gekend zijn door de respondenten zullen in vele gevallen specifieke diensten zijn waar het OCMW-cliënteel minder beroep op doet, omdat de nood er simpelweg niet is. Zo zal een bejaarde bijvoorbeeld wel bekend zijn met de het rusthuis en de gemeentelijke dienst pensioenen en minder of niet met de speelpleinwerking. Maw, de cijfers terzake moeten met enige nuance worden geïnterpreteerd.
4.3.1.3. Maakt u gebruik van de volgende diensten? Dezelfde diensten als in vraag 3 worden opgesomd, waarbij in dit geval aan de respondenten wordt gevraagd of ze van de betreffende diensten gebruik maken.
35 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
!
( ( . !
(
,
*+
"# *
'
-
'
#+
#+
)
(
Opnieuw, en om dezelfde reden als in punt 3.1.2, wordt de sociale dienst door alle respondenten als gekend opgegeven. Voor alle andere diensten van het OCMW ligt het gebruik door de bevraagden heel wat lager. Slechts een kleine minderheid van de respondenten maakt gebruik van maaltijdbedeling, de poetshulp en de kosteloze rechtsbijstand. Geen enkele respondent maakt gebruik van het rusthuis, wat uiteraard opnieuw veel te maken heeft met de specificiteit van deze dienstverlening.
! ( ( . !
(
,
1
-
0
-/
(
De diensten van de gemeente worden over de hele lijn heel wat minder gebruikt door de bevraagden dan de diensten van het OCMW (dit is uiteraard logisch, want het gaat hier om het OCMW-cliënteel). De PWA wordt het meest gebruikt, namelijk door 8 van de 29 respondenten, gevolgd door de speelpleinwerking, waar 7 respondenten gebruik van maken. Van de kinderopvang maken slechts 5 respondenten gebruik, van de gemeentelijke dienst voor minder-validen 2 en van de gemeentelijke dienst voor pensioenen geen enkele. Dit is opnieuw te wijten aan het feit dat enkel OCMW-cliënten deelnamen aan deze bevraging. 36 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
4.3.1.4. Van welke diensten bent u tevreden, van welke bent u minder tevreden en waarom?
"#
.
#+ *+
'
-
,
*
"#
'
#+
)
!
Slechts een minderheid van de respondenten heeft deze vraag ingevuld. Diegenen die dat wel gedaan hebben zijn over het algemeen tevreden over de aangeboden dienstverlening van het OCMW. Zo is er op de 17 personen die gebruik maken van de sociale dienst én deze vraag beantwoord hebben, slechts 1 iemand die ontevreden is. Over alle andere diensten (waar de respons nog lager ligt) is men over het algemeen ook tevreden met uitzondering van 1 persoon die niet tevreden is met de dienstverlening van poetshulp. Het is bij de beoordeling van de ontevredenheid echter van belang om na te gaan waarover de respondent niet tevreden is, want meestal is het niet over de dienstverlening in het algemeen dat er klachten zijn, maar wel over een deelaspect ervan. Daarom wordt in het tweede deel van deze vraag gepolst naar de ‘waarom’ van de tevredenheid of de ontevredenheid. In geval van tevredenheid specificeren de meeste respondenten niet, met uitzondering van een enkeling die zich uit over de luisterbereidheid van de bereidwillige medewerkers van de sociale dienst. De ontevreden respondenten koppelden wel een uitleg aan hun onvrede. De klacht over de poetsdienst gaat over de steeds wisselende poetsvrouwen. Bij de sociale dienst gaat de ontevredenheid over de te strakke budgettering die wordt gehanteerd en over de beperktheid van de tegemoetkoming in de medische kosten waardoor sommige zaken niet worden terugbetaald.
37 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
"# 2 ( .
,
1
-
0
-/
!
De respons met betrekking tot de tevredenheid of ontevredenheid over de diensten van de gemeente ligt nog lager dan bij de diensten van het OCMW. Dit zal waarschijnlijk grotendeels te wijten zijn aan de beperkte kennis en gebruik van deze diensten. Van diegenen die wel een beoordeling hebben gegeven heeft slechts 1 iemand ontevredenheid geuit, meer bepaald met betrekking tot de speelpleinwerking. Dit was echter geen klacht over de kwaliteit van deze dienstverlening, maar wel over de kwantiteit. De huidige voorzieningen zijn volgens de respondent niet toereikend en moeten dus dringend uitgebreid worden. Tevredenheid werd ook hier niet gespecificeerd.
4.3.1.5. Maakt u (of uw gezin) momenteel gebruik van andere diensten (hulpverlening) of organisaties? Bij deze vraag hadden de respondenten de keuze tussen 2 antwoorden: ja of neen. Indien ja, dan wordt de vraag gesteld naar welke diensten of organisaties. Slechts 7 personen hebben positief geantwoord, wat echter niet meteen inhoudt dat de rest van de respondenten geen gebruik maakt van andere diensten of organisaties dan de dienstverlening die door het OCMW en de gemeente worden aangeboden. Negatief antwoorden kan ook wijzen op de weigering om te antwoorden om allerlei redenen of vergetelheid van de respondent. Diensten of organisaties die door de ja-antwoorders worden opgenoemd : -
de mutualiteit (4 respondenten)
-
de VDAB (2 respondenten)
-
Familiehulp
-
de poetsdienst (los van het OCMW)
-
de vakbond
-
Poco à poco
-
Sint-Vincentius
-
Kind & Gezin
-
Teleshop
-
de mantelzorg
-
het gemeentehuis 38 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
4.3.1.6. Zijn er bepaalde vormen van hulp- of dienstverlening die volgens u ontbreken in Lede? Zo ja, welke? Door de aard van deze vraag (open vraag) werden hierop velerlei antwoorden gegeven. De meeste antwoorden kwamen slechts 1, of in sommige gevallen 2 of 3 maal voor. Bovendien waren de antwoorden heel divers,
waarbij
sommige
respondenten
zelf
ver
buiten
de
grenzen
van
de
hulpverlenings-
en
dienstverleningsmogelijkheden van de gemeente en het OCMW gingen denken. Uiteraard vloeien de meeste behoeften voort uit het eigen leef- en behoeftekader van de respondent en zijn deze respondenten waarschijnlijk, vanuit wetenschappelijk oogpunt, niet representatief voor de volledige Leedse bevolking, vooral door het beperkte aantal. Toch zijn de gegeven suggesties zeker het overwegen waard. Volledigheidshalve worden hierbij alle gegeven antwoorden opgenomen (in sommige gevallen gebundeld): Dienstencentrum en andere ontmoetingsmogelijk voor bejaarden (3) Kinderopvang (goedkoop/ voor zieke kinderen/ bereikbaar) (3) Speelpleinen (bereikbaar/ eigen busdienst/ in het centrum) (2) Creatieve activiteiten/ festiviteiten/ uitgaansgelegenheid/ vrijetijdsinitiatieven (vooral voor jongeren en alleenstaanden) (2) Structurele voedselhulp (2) Zwembad (2) Betere busverbindingen (vooral in de weekend) (2) Publieke telefoons (1) Openbaar toilet (1) Aldi/ Lidl in Lede (1) Bankcontact in de deelgemeenten (1) Academie (1) Specifieke dienstverlening naar mensen toe die zelf de stap naar de hulpverlening niet kunnen zetten (via toename van huisbezoeken bijvoorbeeld bij bejaarden) (1) Betere openingsuren en meer flexibiliteit van het CGGZ (1) Een rustplek voor fietsers (1)
4.3.1.7. Wat is - volgens u – het belangrijkste initiatief (op vlak van lokaal sociaal beleid) dat het lokaal bestuur (OCMW en gemeente) in de komende jaren dient te realiseren? Waarom? Net als vraag 6 leverde deze vraag een brede waaier aan antwoorden op, veel breder dan het lokaal sociaal beleid en de bevoegdheden van gemeente en OCMW. Slechts enkele suggesties kwamen meermaals voor, wat opnieuw niet wil zeggen dat de eenmalig voorkomende antwoorden daarom niet leven onder de bevolking. Bovendien komen de suggesties die reeds onder vraag 6 voorkwamen ook hier terug. Opnieuw worden, volledigheidshalve, alle antwoorden weergegeven: Bijkomende speelpleinen (en speelpleinwerking) (in de Gele Wijk, in het park, in het centrum) (4) + inleggen van een busdienst naar de speelpleinwerking (1) Meer initiatieven en uitgaansgelegenheid voor jongeren (3) Meer
vrijetijdsvoorzieningen voor
bejaarden
(activiteiten,
ontmoeting,
vakanties, uitstappen,
dienstencentrum, eigen lokaal) (2) Structurele voedselhulp (vgl. Wichelen) (2) Rijbanen vernieuwen (2) (Sociale) tewerkstellingsprojecten (2) 39 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
Goedkopere dienstverlening (oa kinderopvang) (2) Zwembad in Lede (2) Recht op een inkomen en medische uitkeringen (1) Organisatie van kampen voor kinderen (1) Meer controle op profiteurs (1) Werken aan de verkeersveiligheid (1) Uitbouw dienstverlening naar mensen die zelf moeilijk tot bij de hulpverlening geraken (1) Werken aan de wijkveiligheid (verkeersveiligheid, speelveiligheid) (1) Infofolder over de dienstverlening van het OCMW (1) Financiële tussenkomst in de zwemkaart (voor 55+) (1) Proper dorp (1) Meer goedkope woningen (1) Opwaardering van het rusthuis (1) Meer sportvoorzieningen (1) Geen vriendjespolitiek (1) Kansenpas (voor 55+) (1) Speel- en wandelbos (1) Meer uitleg werd bij de suggesties niet gegeven. 4.3.1.8. Bijkomende vragen of suggesties. Geen.
4.3.2. Conclusies met betrekking tot de cliëntenenquête. Vooraleer we overgaan tot het maken van conclusies toch nog enkele opmerkingen: •
Moeilijke doelgroep (weinig verbaal)
•
Open vragen leverden weinig respons op
•
Over de hele lijn was de respons vrij matig (slechts 29 respondenten); een langere enquêteringperiode was echter praktisch niet haalbaar
Op basis van de bovenstaande gegevens en op basis van het beperkte aantal respondenten moeten conclusies met een korrel zout genomen worden. Toch doen we bij deze een voorzichtige poging: •
Gemiddelde gekendheid en gebruik van de dienstverlening
•
De meeste cliënten zijn tevreden over de werking van de Sociale Dienst en de andere vormen van dienstverlening van zowel gemeente als OCMW (voor zover ze gekend zijn)
•
De kosteloze rechtsbijstand is zeer weinig gekend. Nochtans gaat het hier om een relevante aanvulling op de maatschappelijke dienstverlening van de Sociale Dienst. Een betere bekendmaking van deze dienstverlening lijkt dus aangewezen, waarbij een eventuele naamsverandering overwogen kan worden (drempelverlaging). Deze vorm van dienstverlening zou gewoon ‘Gratis raadpleging van een advocaat’ kunnen genoemd worden.
40 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
4.4. Resultaten enquête – lokale actoren. Voor het derde luik van de omgevingsanalyse werd een bevraging vooropgesteld van de lokale actoren die actief zijn in het Leedse. Aanvankelijk zou er terzake worden samengewerkt met een hogeschool, maar deze samenwerking sprong om praktische redenen (te veel aanvragen voor te weinig studenten) af. Daarom werd er beslist om in eigen beheer een ietwat afgeslankte en aangepaste versie van het oorspronkelijke plan uit te voeren. De enquête werd dus uitgevoerd door de eigen diensten. De dienst welzijn van de provincie ondersteunde qua methodiek en verwerking van de resultaten (pc - programma’s) en stond onze diensten terzake met raad en daad bij. De bedoeling van de enquête was om tientallen lokale actoren (beroepskrachten, vrijwilligers, organisaties, sleutelfiguren,…) aan te schrijven en hun mening te vragen betreffende de lokale (sociale) dienstverlening. Aansluitend werd een inspraakmoment georganiseerd, specifiek voor de respondenten van de enquête. Tot slot was het eveneens de bedoeling om via deze bevraging de provinciale sociale kaart te actualiseren (via het invullen van de gegevens van de indentificatiefiche). Deze fiches werden inmiddels reeds overgemaakt aan de dienst welzijn van de provincie. Wij zijn er ons terdege van bewust dat dit document, net als de verwerking van de enquêtes afgenomen bij de cliënten, niet ‘wetenschappelijk’ is. Dit is geen sociologisch document, en het was ook niet onze bedoeling om hiervoor te zorgen. Op vlak van vraagstelling en verwerking is er ‘geroeid’ met de beschikbare ‘riemen’. Het resultaat (de onderstaande verwerking) geeft een overzicht van de meningen van de verschillende lokale actoren. Samen met de cijfergegevens en de verwerking van de enquête afgenomen bij de cliënten is het de bedoeling het beeld zo verfijnd, volledig en genuanceerd mogelijk te maken. De aanbevelingen van de inspraakvergadering moeten het plaatje tenslotte compleet maken. Praktisch werd als volgt te werk gegaan: in totaal werden er 71 enquêteformulieren opgestuurd naar diverse ‘actoren’. 39 van hen stuurden –binnen de uiterste indiendatum- een ingevuld formulier terug. 31 van deze respondenten gaven bovendien te kennen dat zij interesse hadden voor het inspraakmoment in juni 2006.
$
%
( ( ( ( ( 3'
4
'
5
De respons is dus meer dan redelijk te noemen ( 55%), zeker als we rekening houden met het feit dat er in de praktijk soms ‘dubbele’ formulieren werden verstuurd (vb naar ‘vermeende’ deelwerkingen). De respons van
41 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
organisaties, verenigingen en sleutelfiguren uit Lede zelf is heel goed. De oorspronkelijke indiendatum werd uitgesteld tot 14 april 2006 en lokale actoren ontvingen toen als herinnering nog een extra schrijven. In de enquête werden zowel gesloten als open vragen opgenomen. Gesloten vragen zijn uiteraard makkelijker te verwerken, maar ze beperken de antwoordmogelijkheden van de respondent.
4.4.1. Verwerking enquête. Per vraag / thema worden de resultaten van de bevraging beschreven en er wordt aansluitend telkens enige toelichting terzake gegeven (voor de vragenlijst: zie bijlagen). De respondenten vulden niet steeds alle vragen in. Sommige vragen waren sowieso niet van toepassing of niet relevant voor alle respondenten. De lijst met aangeschreven lokale actoren is tevens terug te vinden in de bijlagen.
4.4.1.1.
Met welke diensten (in Lede) werkt u samen? Naar welke andere diensten (in Lede) verwijst u door?
Met betrekking tot samenwerking én doorverwijzing werden er ongeveer 45 verschillende diensten vermeld door de respondenten. Vaak werden dezelfde slechts 1 à 2 keer aangehaald, hetgeen vooral wijst op de verscheidenheid van het werkveld van de betrokken respondenten. In de grafiek geven we dan ook enkel die organisaties weer waar veelvuldig wordt mee samengewerkt.
-
"
-
;
"
+ " :
+ , +
8" #
5
-
, 7 6
'
75 5 9
# '( )
/
&
Er wordt dus vooral samengewerkt met en doorverwezen naar het O.C.M.W., gemeentebestuur en psychiatrie. Opmerkelijk is eveneens dat zowel Sint-Vincentius als Poco a poco (twee organisaties, werkzaam in Lede rond kansarmoede, die volledig worden gedragen door een ruime groep vrijwilligers) regelmatig worden vermeld, hetgeen een indicatie geeft van de meerwaarde van het werk dat door deze vrijwilligers wordt verricht.
42 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
4.4.1.2.
Samenwerking met OCMW en gemeentebestuur.
* Werkt u samen met het lokaal bestuur?
'
(
!
(
.
(
6 7, /
5
++
Omgerekend werkt dus 66% van de respondenten samen met het OCMW en 61 % van de respondenten met het gemeentebestuur. Deze resultaten wijken enigszins af van de resultaten van de vraag met betrekking tot doorverwijzing en samenwerking. Dit is echter niet onlogisch aangezien niet elke respondent alle vragen heeft ingevuld.
* Wenst u samen te werken met het OCMW? Hoe wenst u precies samen te werken? Er hebben 14 respondenten positief geantwoord, doch weinig voorstellen werden meer dan één keer herhaald. Suggesties ter zake voor het OCMW: •
er werd 2 maal gesuggereerd om thematische of advieswerkgroepen op te richten
•
er werd 3 maal gesuggereerd om een beter persoonlijk contact te onderhouden en meer gebruik te maken van doorverwijzing
Andere suggesties werden slechts éénmalig aangehaald.
* Wenst u samen te werken met het gemeentebestuur? Hoe wenst u precies samen te werken? Op deze vraag werd 9 maal positief geantwoord. Enkel het oprichten van inhoudelijke werkgroepen met betrekking tot advisering van de ontwikkeling van een lokaal sociaal beleid kreeg 2 vermeldingen. Andere voorstellen kwamen opnieuw slechts één keer voor.
* Hoe ervaart u de samenwerking met het gemeentebestuur?
43 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
'
9
5
.+
"#
9
"#
Slechts één respondent ervaart de samenwerking met het Leedse gemeentebestuur als ‘slecht’, terwijl 17 van de 25 respondenten (68%) hun samenwerking met het bestuur omschrijven als goed tot zeer goed. De rest van de respondenten hield het bij ‘neutraal’. Bij de ‘bijkomende uitleg’ waren er geen relevante resultaten.
* Hoe ervaart u de samenwerking met het OCMW?
'
9
5
.+
"#
9
"#
Ook hier grotendeels positieve bevindingen: 26 van de 29 respondenten (89%) beoordelen hun samenwerking met het OCMW als goed tot zeer goed. Slechts 1 respondent is ontevreden over zijn samenwerking met het OCMW en 1 hield het bij ‘neutraal’. Bij de ‘bijkomende uitleg’ waren er geen relevante resultaten of algemene conclusies te trekken.
* Heeft u voorstellen voor het OCMW en het gemeentebestuur? Voor het gemeentebestuur : vanuit de vrijwilligersorganisaties (Poco à poco, …) wordt er gevraagd aan het bestuur om lokalen ter beschikking te stellen voor hun werking. Voor het OCMW: -
meer overleg (structureel) tussen de welzijns- en overheidsdiensten 44 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
-
meer openingsuren of beschikbaarheid buiten de kantooruren
Beide voorstellen kwamen 2 maal voor. Er werden nog voorstellen gedaan, maar die kwamen slechts één keer voor.
4.4.1.3.
Leemtes en overlappingen
* Met betrekking tot welke doelgroepen en diensten zijn er volgens u leemtes en/of overlappingen in Lede? Overlappingen werden nauwelijks gesignaleerd, leemtes echter wel. *
%
+,
' 1
6
'
)
+
(
In de volgende vragen worden deze thema’s herhaald. 15 lokale actoren signaleren dat er diensten ontbreken in
Lede.
Vooral
het
tekortschieten
van
de
bejaardenvoorzieningen
(rusthuisbedden,
serviceflats,
dienstencentrum,…), de ontmoetingsmogelijkheden (voor jongeren, bejaarden,…), de hulpverlening rond drugsgebruik, de kinderopvang en de werking rond spijbelen worden gesignaleerd. Bovendien wordt hier ook melding gemaakt van het ontbreken van crisisopvang.
* Zijn er specifieke vormen van hulp- of dienstverlening die volgens u vooralsnog ontbreken in Lede? Deze vraag is in de praktijk eigenlijk een herhaling van de eerder gestelde vraag met betrekking tot leemtes. De resultaten van deze vragen bevestigen grotendeels de gegevens van de tabel hierboven.
#
,
7
"
"
)
&
+
* ! %-
-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
45
Het ontbreken van crisisopvang en van aangepaste hulpverlening én preventie met betrekking tot drugs worden het meest aangehaald. In mindere mate worden ook serviceflats (zie huisvesting), een sociaal restaurant (ontmoeting, sociale tewerkstelling) én een betere bekendmaking en promotie van de reeds bestaande diensten gesignaleerd.
4.4.1.4.
Welke behoeften zijn er volgens u op vlak van Lokaal Sociaal Beleid in Lede? Thema’s?
* Arbeid en tewerkstelling.
'
*
%
./ ,
, "
"
1,6 % :' 0
0
De respondenten die vinden dat er behoeften / problemen zijn m.b.t. tewerkstelling en arbeid signaleren voornamelijk dat er nood is aan meer initiatieven op vlak van sociale economie (tewerkstelling van langdurige, laaggeschoolde werkzoekenden). In (veel) mindere mate worden ook een eigen Leedse KMO-zone en uitbouw van de mogelijkheden voor vrijwilligerswerk gesignaleerd.
* Sociale zekerheid en gezondheidszorg. Met betrekking tot het thema sociale zekerheid en gezondheid werden er 4 suggesties gegeven die elk eenmalig voorkwamen: -
opvang voor volwassen minder-validen
-
allochtonen niet voortrekken op autochtonen
-
meer ondersteuning voor de thuiszorg
-
opvang voor druggebruikers voorzien
46 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
* Huisvesting en wonen. ! #
'
*
%
.0 ,
,
#++ "
0
"
0 "# ' 0
1
/
, + #++ ' % <= " 0
#
>++
4
Lokale actoren die deze vraag invulden signaleerden voornamelijk het gebrek aan (sociale en/of) betaalbare huurwoningen. Het voorstel ‘minder wachtlijsten sociale woningen’ impliceert in de praktijk uiteraard eveneens een toename van het aantal sociale huurwoningen.
* Armoede. Omtrent behoeften, problemen en voorstellen met betrekking tot armoede zijn er niet onmiddellijk duidelijke voorkeuren en overeenkomsten. Er werd een verscheidenheid aan signalen gegeven.
*
%
./ , , 0 +"+ / %'
#+ "#
7
+
7
+
,
+ "
+
1
* Bejaarden en ouderenzorg. 47 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
!
*
%
.0 ,
,
+ #+
"&
4
1
,
"#
#+ #+
,
)
"
+
De meest voorkomende voorstellen zijn: meer rusthuisbedden (of een extra rusthuis) én het voorzien van serviceflats in Lede. Ook het voorzien in kortdurende dag- en nachtopvang voor bejaarden wordt regelmatig aangehaald.
* Vreemdelingen en vluchtelingen. Met betrekking tot het thema vreemdelingen en vluchtelingen werden 3 suggesties gegeven die elk eenmalig voorkwamen: -
voorzien van extra woning(en) voor vreemdelingen
-
uitwerking van een bovenlokale werking
-
meer samenwerking tussen parochie en OCMW met betrekking tot hulpvragen van vluchtelingen
4.4.1.5.
Prioriteiten.
In totaal hebben 35 van de 39 respondenten prioriteiten weergegeven : * Wat is het meest prioritaire thema waarrond het lokaal bestuur moet werken? De resultaten van de vraag met betrekking tot de prioriteit zijn overduidelijk: huisvesting / wonen en in mindere mate bejaarden / ouderenzorg zijn volgens de lokale actoren dé prioritaire thema’s waarrond het lokaal bestuur in de komende jaren (volgende legislatuur) moet werken. De overige thema’s zijn veel minder prioritair.
-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
:
0 3
> +
'
9
%
48
* Welk thema heeft de laagste prioriteit? Bij de vraag omtrent het beleidsthema met de laagste prioriteit zijn de lokale actoren nog duidelijker: in 16 van de 25 correct ingevulde enquêtes is “vreemdelingen” volgens de respondenten de laagste prioriteit voor het lokaal bestuur. Voor de thema’s ‘bejaarden’, ‘huisvesting’, ‘armoede’ en ' tewerkstelling’ is er telkens slechts één respondent die één van deze thema’s de laagste prioriteit geeft.
> +
3
:
0
'
9
%
4.4.2. Conclusies met betrekking tot lokale actoren – enquête. •
Met betrekking tot gemeentebestuur en OCMW : Uit de verwerking van de enquête blijkt dat heel wat organisaties / personen regelmatig samenwerken en/of doorverwijzen naar het O.C.M.W. en het gemeentebestuur van Lede. Bovendien zijn deze organisaties / personen grotendeels tevreden over de samenwerking met én de geleverde diensten van het lokaal bestuur (O.C.M.W. en gemeentebestuur). Vrij weinig respondenten hadden concrete suggesties voor verdere (of voor nieuwe) samenwerking met het lokaal bestuur.
•
Met betrekking tot prioritaire thema’s / aanbevelingen: Huisvesting is het prioritaire thema waarrond –volgens de lokale actoren - ons lokaal bestuur in het kader van het lokaal sociaal beleid in de volgende legislatuur dient te werken. Concreet vragen de lokale actoren vooral meer sociale huurwoningen op het grondgebied van Lede. De tweede prioriteit van de lokale actoren is ouderenzorg / bejaarden. Concreet vragen de lokale actoren meer rusthuisbedden in Lede, serviceflats voor bejaarden én specifieke dag- en nachtopvang voor deze doelgroep. Rond tewerkstelling en arbeid was een voorstel dat regelmatig terugkwam in de antwoorden het uitbouwen van initiatieven rond sociale economie én specifieke tewerkstelling voor langdurig werklozen en moeilijk bemiddelbare groepen in Lede. Initiatieven met betrekking tot vreemdelingen krijgen van de lokale actoren de laagste prioriteit.
49 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
4.5.
Aanbevelingen inspraakvergadering.
Aanvullend op de bevraging van de lokale actoren werd een inspraakvergadering georganiseerd. Hierbij kregen geïnteresseerden (die de enquête reeds hadden ingevuld) de kans om hun aanbevelingen rechtstreeks te communiceren. In de enquêtes waren reeds 6 thema’s aan bod gekomen waarbij de respondenten werd gevraagd welk thema volgens hen prioritair is. Aan de hand van deze resultaten werden 6 werkgroepen samengesteld, met als gespreksleider steeds een beroepskracht van de lokale besturen. Alvorens er van start werd gegaan met de besprekingen in de 6 thematische groepjes, werden eerst de resultaten van de enquête voorgesteld aan de aanwezigen.
4.5.1. Armoede. Gespreksleider : Cindy Rosschaert Aanwezig:
Francine Van Der Eecken – thuisverpleegster Edwin Van Overmeiren – politie, dienst slachtofferbejegening
Suggesties uit de enquêtes:
-
meer overleg en samenwerking met betrekking tot armoede structurele voedselhulp opstarten van welzijnschakels opstarten van een centraal meldpunt meer controle op steuntrekkers meer budgetbegeleiding oprichting sociaal restaurant opstart kansenpas
4.5.1.1.
Samenwerking tussen lokale - laagdrempelige actoren
Deze suggestie werd aangehaald als eerste en belangrijkste aandachtspunt. Verschillende actoren hebben te maken met kansarmen: onderwijs, CLB, Kind en Gezin, thuisverpleging, huisartsen, OCMW., … Vaak zijn het deze actoren die de problematiek opmerken. Door goed samen te werken, kan men meer garantie bieden dat: ♦
Het OCMW laagdrempeliger wordt: de andere actoren (die dichter bij de kansarme staan) kunnen de schrik en het schaamtegevoel om naar het OCMW te gaan bespreekbaar maken en door correcte informatie te geven- ervoor zorgen dat degene die problemen heeft, een duidelijk beeld heeft van wat kan verwacht worden.
♦
Misbruik vermeden wordt: profiteren van verschillende instellingen of actoren wordt automatisch uitgesloten, daar het duidelijker is voor de verschillende actoren wie wat doet.
♦
Een “overbevolking” van hulpverleners wordt tegengegaan: als elke actor duidelijk op de hoogte is van zijn domein, wordt niet “dubbel” gewerkt en krijgt de persoon of het gezin in kwestie ook niet het gevoel dat hij vijf verschillende hulpverleners nodig heeft om op de been te blijven. 50 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
4.5.1.2.
Prioriteit geven aan gezinnen met kinderen
De laatste tijd komen er nieuwe kansarmen bij. Steeds meer alleenstaanden en éénoudergezinnen hebben het moeilijk om de eindjes aan elkaar te knopen. Toch wordt benadrukt dat het vooral kansarmen met kinderen zijn die moeten opgevolgd worden. (Kans)armoede heeft veel consequenties naar alle andere levensdomeinen en is vooral voor een kind en een opgroeiende puber een gevaar om de school te verwaarlozen, problemen te creëren of zelfs in de criminaliteit verzeild te geraken. Armoede bestrijden bij kinderen is daarom belangrijk als preventie tegen latere problemen gedurende de puberteit en het verdere leven. Het bestrijden van (kans)armoede is dus meer dan een lapmiddel: structureel en met een langetermijnvisie werken is noodzakelijk.
4.5.1.3.
Doorwijsmateriaal
Dit houdt eerst en vooral in dat er ook op lokaal vlak een degelijke sociale kaart moet worden uitgewerkt. Niet alleen
de
bereikbaarheid
van
de
diensten
moet
voor
de
verschillende
actoren
duidelijk
zijn:
hulpverleningsdiensten moeten hun werking en aanbod ook kenbaar maken aan de verschillende actoren. Wat doen de vrijwilligersorganisaties wel en wat niet? Heeft het OCMW meer te bieden dan leefloon uitbetalen en budgetbeheer te organiseren, en zo ja, wat?
4.5.1.4.
Rol van de school en Kind & Gezin
Eens Kind en Gezin de begeleiding stopzet, is het kind schoolgerechtigd. De aanwezigen wijten een tamelijk grote verantwoordelijkheid aan de school als actor in het opsporen van kansarmoede en het accuraat doorverwijzen. Op school wordt vaak het eerst gezien welke kinderen extra activiteiten niet kunnen bekostigen, maaltijden achterstallig of niet betalen, armoediger gekleed gaan, of in ergere mate: bij welke kinderen er aanmerkingen zijn op vlak van hygiëne. Er worden vier concrete taken aan de school toegeschreven: •
Reeds van in het begin van het schooljaar transparantie bieden wat betreft de uitgaven die er voor het kind gaan volgen: hoeveel kosten boeken en schoolgerief, maar ook: welke activiteiten worden er nog gepland en wat is de kostprijs daarvan?
•
Iedere school zou eigenlijk een sociale kas moeten hebben die voorziet in financiële hulp aan minderbedeelde leerlingen voor schoolactiviteiten die geld kosten. Op die manier moeten ouders niet direct de stap zetten naar het OCMW en kunnen kinderen toch deelnemen aan de activiteiten (bijvoorbeeld schoolreisjes en daguitstappen: hier wordt veelal op bespaard door de ouders omdat het geen prioritaire uitgaven zijn).
•
De school moet bij vermoeden van (kans)armoede het CLB inschakelen. Beide leden merken op dat de samenwerking tussen school en CLB vlot verloopt. De samenwerking tussen CLB en OCMW verloopt echter veel minder vlot, zo wordt gesteld: CLB wil soms de problemen te lang zelf oplossen, of ziet de noodzaak er niet van in om ouders door te verwijzen naar het OCMW – terwijl dit vaak zou kunnen leiden tot een vluggere probleemopsporing en dus een kortere tijd om de problemen op te lossen.
•
Anderzijds wordt ook de opmerking gegeven dat de school ook direct contact kan leggen met het OCMW, zonder het CLB als tussenstap. Hiervoor worden twee redenen aangehaald: ten eerste spaart men tijd en kan het O.C.M.W. dus vlugger ingrijpen zonder dat bijvoorbeeld 51 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
bestaande schulden nodeloos groter worden door intresten etc, ten tweede staan de actoren van de school (een vertrouwensleraar, een zorgleraar, een leraar) vaak dichter bij de leefwereld van de ouders en hebben ouders dus vaak meer vertrouwen in deze mensen dan in gespecialiseerde hulpverleners die pas in beeld komen “om de problemen te bespreken”.
4.5.1.5.
Onderliggende oorzaken aanpakken
Symptoombestrijding kan vermeden worden door te onderzoeken waar de (financiële) problemen gestart zijn. Zijn de problemen te wijten aan een tegenslag (vb. een faillissement), aan hoge ziektekosten, aan te hoge leningen, aan een te laag inkomen of aan het feit dat men wel voldoende inkomsten heeft maar zijn budget niet kan beheren? Het spreekt voor zich dat elke oorzaak zijn eigen manier van hulpverlenen heeft. Met andere woorden: een degelijk sociaal onderzoek is nodig vooraleer men de juiste hulp kan verschaffen. Anderzijds houdt dit ook in dat de taakomschrijving van het OCMW duidelijk moet zijn en kenbaar moet worden gemaakt: voor elk van de genoemde oorzaken kan het OCMW hulp bieden, maar vaak zijn mensen enkel bekend met twee manieren van hulpverlenen binnen het OCMW: het verstrekken van leefloon aan nietuitkeringsgerechtigde werklozen en het budgetbeheer met al zijn wilde verhalen over “geen inspraak hebben in het eigen budget”. Een derde manier om de onderliggende oorzaak van armoede terdege aan te pakken, is de budgetbegeleiding vanuit het OCMW uitbreiden: mensen leren omgaan met hun geld. Er wordt namelijk opgemerkt dat armoede vaak te maken heeft met het niet kunnen beheren van het geld. Vaak hebben mensen met betalingsproblemen wel een aantal nieuwe dure zaken (tv, stereo, gsm, …) maar is er na twee weken geen leefgeld meer. Mensen leren omgaan met het geld dat ze ter beschikking hebben, leren hun uitgaven plannen, hen leren wat prioritair is om te betalen, … is dus noodzakelijk.
4.5.1.6.
Sociaal informatiepunt
Met een sociaal informatiepunt wordt een baliefunctie bedoeld, waar mensen terechtkunnen met de meest uiteenlopende zaken. Vragen van sociale aard, maar ook vragen van een heel andere orde. Bedoeling is dat men zich zelf met kleine, praktische vragen ergens naartoe kan wenden, daar waar het OCMW vaak nog te hoogdrempelig is. Mogelijke vragen zouden kunnen zijn: “Kan je me helpen met het invullen van mijn overschrijvingsformulier?”, “Wat staat er in deze brief?”, maar evengoed “Ik heb ratten in mijn tuin. Hoe kan ik dit verhelpen?”. Als voorbeeld wordt het Sociaal Huis van Aalst aangehaald: niet (territoriaal) verbonden aan het OCMW van Aalst, met een baliefunctie en een lage drempel. Wat is het verschil met het OCMW? In het OCMW kan je met deze vragen ook terecht, maar je moet vaak wachten of een afspraak maken, en krijgt dan een sociaal assistent toegewezen die je dossier beheert en je in de meeste gevallen nog een aantal bijkomende vragen stelt. Gevolg: hoewel je misschien op alle andere vlakken goed functioneert, krijg je het gevoel dat je een hopeloos geval bent met een dossier op het OCMW, terwijl je bij een informatiepunt de klant bent die een vraag stelt en die weer weggaat. Er wordt dan ook geopteerd om dit informatiepunt geen plaats te geven binnen de muren van het OCMW, maar eerder om het als een onafhankelijke dienst of als deel van de gemeente (bijvoorbeeld naast de dienst burgerzaken) te laten functioneren. Het voordeel is tweeledig: je werkt drempelverlagend naar het OCMW toe, en tegelijk werk je breder: vragen van allerlei aard kunnen er gesteld worden.
52 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
4.5.1.7.
Individueel engagement en motivatie
Personeel dat mogelijks te maken heeft met dit armoedeprobleem, moet individueel gemotiveerd worden om oog te hebben voor dergelijke problemen. Oorspronkelijk was de titel van punt 7: “Kijk verder dan je neus lang is”. Men had hier bijvoorbeeld schoolpersoneel, thuisverplegingspersoneel, … op het oog. Wie al simpelweg niet ziet dat er een probleem is, zal ook niet helpen. Vorming en motivatie van personeel, maar ook bijvoorbeeld van vrijwilligers in het verenigingsleven kan hierbij helpen. Uiteraard beslist iedereen individueel of hij hiertoe wil gemotiveerd worden of niet. Dit punt blijft dus iets algemener dan de andere punten, maar is het overdenken wel waard.
4.5.1.8.
Isolement tegengaan
Armoede heeft als direct gevolg dat mensen geïsoleerd raken. Om dit tegen te gaan – want dit lijkt vaak nog een groter probleem dan het gebrek aan geld op zich – moeten er initiatieven worden genomen om mensen in de mogelijkheid te stellen sociale contacten aan te gaan, zonder dat het hen handenvol geld kost. Dit kan door: •
buurtwerking / wijkwerking aan te moedigen
•
zaken
te
organiseren
die
laagdrempelig
en
niet
duur
zijn:
kaartnamiddag,
pannenkoekennamiddag, …dus tijdsbesteding/ opvang overdag zonder verplichting •
een sociaal restaurant: men vreest dat Lede net iets te klein is om dit te kunnen verwezenlijken. Als alternatief zou men de bestaande keuken van het rustoord (of andere bestaande faciliteiten) voor meerdere doeleinden kunnen gebruiken, bijvoorbeeld om in de namiddag koffie te voorzien?
Bijkomend wordt een voorstel gedaan dat het isolement misschien niet verkleint, maar zeker ten goede zou komen aan het welbevinden van mensen. Heel wat alleenstaanden krijgen eetmalen via de maaltijdbedeling van het OCMW. Dit gebeurt vijf dagen per week. Impliciet houdt dit in dat op zon- en feestdagen er mensen zijn die genoodzaakt zijn boterhammen te eten. Als men dan bedenkt dat dit gaat over kerstdag, nieuwjaar, … kan men zich wel inbeelden dat dit puur praktisch probleem veel grotere emotionele consequenties heeft. Er wordt dus dringend gevraagd aan het OCMW om ook in maaltijden te voorzien (vooral voor ouderen) op zon- en feestdagen.
4.5.1.9.
Vrijwilligerswerk aanmoedigen
Om evenementen te organiseren en buurtwerking te herwaarderen, zijn er vele handen nodig. Een bruikbare tip hiervoor was de volgende: moedig koppels aan om vrijwilligerswerk te doen. Op die manier is vrijwilligerswerk minder belastend omdat één van beiden steeds de deur uit is voor het goede doel. Bovendien beleven beiden er plezier aan en is de kans op langdurig engagement groter. En je hebt ineens twee vrijwilligers, natuurlijk… Mogen wij hier tenslotte als tiende punt bijvoegen wat ook een suggestie was in de werkgroep ouderenbeleid, namelijk: iets doen met de aanbevelingen.
53 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
4.5.2. Huisvesting. Gespreksleider : Arthur De Vuyst Aanwezigen :
Martine Props – Poco a poco Roger Matthijs – Seniorenraad Leen Vanlangenhove – Ziekenhuis ZNG Jo Maebe – Groen! Marleen Minnoey – De Reymeers / SAVA
Suggesties uit de enquêtes:
-
meer sociale woningen minder wachtlijsten voor sociale woningen woningen voorzien voor mindervalide personen meer tussenkomst in huurprijzen extra controle op bewoonbaarheid van woningen huurdersadvies in Lede
4.5.2.1.
Kleinschalige huisvestingsprojecten
Er wordt aangeraden zich te focussen op kleinschalige huisvestingsprojecten. Dit bevordert de integratie en beperkt gettovorming. Het oud gemeentehuis van Impe en het perceel in de Steenstraat bieden hiervoor mogelijkheden.
4.5.2.2.
Spreiding van de sociale woningen
Er moet meer aandacht geschonken worden aan spreiding bij de uitbreiding van het aantal sociale woningen in Lede en de deelgemeenten. Een verdeelsleutel, gebaseerd op een aantal objectieve criteria (bvb. bereikbaarheid), moet deze spreiding over de verschillende deelgemeenten bepalen. 4.5.2.3.
Gemeentegronden aanwenden
De gronden van het OCMW en het gemeentebestuur – binnen een redelijke termijn- aanwenden voor de realisatie van deze kleinschalige sociale woonprojecten.
4.5.2.4.
Overleg OCMW – SHM
Er moet gewerkt worden aan de organisatie van overleg en samenwerking tussen het OCMW enerzijds en de sociale huisvestingsmaatschappijen anderzijds. Dit is vooral belangrijk in het kader van huisvesting van mindervaliden met een laag inkomen en het beschut wonen. Vraag: waarom werd het sociaal verhuurkantoor niet gecontacteerd/uitgenodigd voor de inspraakvergadering?
4.5.2.5.
Meer financiële tussenkomst in huishuur
Uitbreiding van het systeem van financiële tussenkomst in de huishuur. Dit is een goed hulpmiddel dat op korte termijn heel soepel kan worden gehanteerd. Op lange termijn moet men zich echter eerder richten op de uitbreiding van het aantal sociale woningen.
54 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
4.5.2.6. Het
Zoeken naar huurwoningen
OCMW moet zelf actief op zoek gaan naar degelijke en betaalbare huurwoningen of de cliënten
begeleiden bij deze zoektocht.
4.5.2.7.
Voorkooprecht hanteren
Als gemeente/ OCMW het voorkooprecht hanteren bij leegstand. De aangekochte woningen kunnen dan opgeknapt worden via sociale tewerkstellingsprojecten.
4.5.2.8.
Controle op bewoonbaarheid
Vermits men in Lede af te rekenen heeft met een tekort aan comfort van de woningen, ligt bij het OCMW/ de gemeente de taak om extra controle op bewoonbaarheid te organiseren. Dit is in de praktijk echter moeilijk realiseerbaar, want hoe spoor je dit op? Een mogelijkheid bestaat erin om gebruik te maken van de meldingsplicht van huisartsen bij de vaststelling van ongezonde woonomstandigheden. Artsen kunnen echter ook via de signaalfunctie van de huurder zelf zorgen dat ongezonde omstandigheden gemeld worden. Voor de herwaardering van de gedetecteerde woningen zouden opnieuw sociale tewerkstellingsprojecten kunnen ingeschakeld worden.
4.5.2.9.
Huurkwesties
De burger tast vaak in het duister wanneer hij geconfronteerd wordt met huurkwesties. Het is noodzakelijk de inwoners hierover meer en beter informeren. Dit kan bijvoorbeeld via de lokale actoren/organisaties en via het reclameblad of de pers en de media in het algemeen. Tevens zou het nuttig zijn een centraal aanspreekpunt te installeren waar huurders met hun vragen naartoe kunnen. Deze taak kan eventueel opgenomen worden door het OCMW, binnen de overeenkomst die nu reeds bestaat tussen het OCMW en de huurdersbond. Het OCMW kan hierbij fungeren als objectieve boodschapper tussen de huurder en de huurdersbond.
4.5.3. Gezondheid en sociale zekerheid. Gespreksleider : Renske De Bremme Aanwezigen :
Sophie Goetghebuer – LOGO Aalst Hilda Wuyts – Ziekenzorg CM Agnes Verspeet – De Dageraad
Suggesties uit de enquêtes:
-
opvang voorzien voor volwassen mindervalide personen allochtonen niet voortrekken op autochtonen meer ondersteuning bieden in de thuiszorg opvang voor druggebruikers voorzien
55 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
4.5.3.1.
Kort- en nachtopvang voor iedereen
Het is een taak van het OCMW om kort- en nachtopvang te voorzien voor ieder die hier nood aan heeft, dus ook voor bejaarden en minder-validen. Deze dienstverlening moet niet persé apart gehuisvest zijn, maar kan bijvoorbeeld ook binnen het bejaardentehuis aangeboden worden mits de voorwaarde dat er hiervoor permanent kamers worden vrijgehouden.
4.5.3.2.
Opwaardering mantelzorg
Er moet meer waardering komen voor mantelzorgers. Het huidige (premie)systeem van de mantelzorg zou moeten worden herzien waardoor de gemeente zelf de premies in handen kunnen nemen (in plaats van de provincie) en waarbij de premie voor de mantelzorg onafhankelijk zou moeten staan van het toekennen van andere premies. Bovendien moet de mantelzorg ook uitgebreid worden, meer mensen moeten ervan kunnen genieten.
4.5.3.3.
Sociaal huis
Er zou in Lede een Sociaal Huis moeten opgericht worden. 4.5.3.4.
Aanbevelingen uitvoeren
De aanbevelingen die op de inspraakvergadering worden meegegeven moeten uitgevoerd worden en dit in samenwerking met de politici en beleidsverantwoordelijken. 4.5.3.5.
Rechten en plichten van de burger
Naar de burger toe moet verduidelijkt worden wat zijn rechten en plichten zijn en welke consequenties hieraan verbonden zijn (bijvoorbeeld recht op bepaalde premies en de gevolgen hiervan op fiscaal vlak). Soms krijgt men iets, maar moet men daarvoor ook iets teruggeven. Hierover bestaat er niet voldoende transparantie. Meer en vooral juiste informatie wordt gevraagd.
4.5.3.6.
Ruimere werking rond druggebruik
Men beseft dat residentiële opvolging van drugsverslaafden (of andere verslaafden) niet realiseerbaar is in Lede. Toch moet er intensiever opgetreden worden tegen druggebruik, vermits deze problematiek toch zeer sterk aanwezig is in de gemeente. Momenteel is het zo dat de politie en de hulpverlening vaak weten waar er zich problemen situeren, maar dat ze niets doen om hiertegen op te treden of door te verwijzen. De verruiming van de werking rond drugsproblematiek moet zich op drie punten focussen: •
het OCMW/de gemeente heeft de taak om artsen en apothekers te groeperen en te sensibiliseren omtrent dit thema: bij artsen gaat het vooral om het herkennen en erkennen van de verslaving en de aanpassing van het voorschrijfgedrag, terwijl men zich bij de apothekers eerder moet richten op eerlijkheid in het aflevergedrag waarbij niet het commerciële aspect mag primeren;
•
meer en beter doorverwijzen (door de gemeente, het OCMW en de politie) naar de hulpverlening of de zelfhulpgroepen die hiervoor voorzien zijn; Bedenking: Ledenaars zoeken misschien liever niet naar hulp in de eigen gemeente; 56
-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
•
meer aandacht besteden aan preventie door de scholen, het OCMW en de politie.
Men moet beseffen dat gezondheid een belangrijk aspect is in een menselijk leven. Is de gezondheid slecht, dan bestaat een grotere kans om in een neerwaartse spiraal terecht te komen.
4.5.3.7.
Budgetbeheer- en begeleiding en collectieve schuldbemiddeling uitbreiden
Financiële problemen en schulden zijn wijdverspreid en vormen vaak de basis voor een hele reeks andere problemen. Het is dan ook aangeraden om via budgetbeheer, budgetbegeleiding en collectieve schuldbemiddeling het domino-effect hiervan (ook preventief) aan te pakken. Zo kan budgetbeheer bijvoorbeeld preventief gehanteerd worden bij drugsverslaving. Bovendien moet bij financiële begeleiding meer en langere nazorg worden voorzien.
4.5.3.8.
Preventieve gezondheidszorg
Preventieve gezondheidszorg zou als een apart hoofdstuk moeten opgenomen worden in het Lokaal Sociaal Beleidsplan. LOGO en het gemeentebestuur werken nu reeds samen rond borstkankerscreening en gezonde voeding. Voor de toekomst bestaan er echter nog een aantal andere mogelijkheden tot samenwerking, namelijk rond valpreventie bij ouderen, rond tabakspreventie en voor mannen rond prostaatkankerscreening.
4.5.3.9.
Preventieve geestelijke gezondheidszorg
Meer preventieve geestelijke gezondheidszorg voorzien, waarbij ook aandacht wordt besteed aan degelijke doorverwijzing. In het kader van de preventieve geestelijke gezondheidszorg werken aan de stimulering van het verenigingsleven om eenzaamheid te verhelpen en isolatie tegen te gaan. De nadruk moet hierbij liggen op ontspanning.
4.5.4.Ouderen. Gespreksleider : Lieve De Kimpe Aanwezigen :
Lieve Van Den Rijse – Rode Kruis Bea De Croock – Thuisverpleging Bond Moyson Nathalie Verhofstadt – CAW Bond Moyson Hilde De Craecker – Familiezorg Oost-Vlaanderen
Suggesties uit de enquêtes:
-
meer rusthuisbedden voorzien serviceflats voorzien kortopvang voorzien, zowel overdag als ’s nachts meer thuishulp initiatieven met betrekking tot ontmoeting aanbieden dienstencentrum
57 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
4.5.4.1. Uitbreiding rusthuisbedden en kortverblijf De huidige capaciteit van 90 rusthuisbedden voldoet niet aan de vraag, waardoor de wachtlijsten te lang zijn. Mensen moeten daarom een oplossing gaan zoeken buiten Lede, terwijl ze liever in de eigen gemeente zouden blijven. Ook qua ruimte en comfort voldoet het huidige rusthuis niet. Er bestaan concrete plannen voor de bouw van een nieuw rusthuis, dat uiteraard veel moderner zal zijn dan de bestaande infrastructuur en op gebied van comfort en grootte van de kamers meer aan de verwachtingen zal voldoen. Qua capaciteit zullen er echter ook maar 90 bedden worden voorzien, terwijl Lede eigenlijk recht heeft op meer dan 200 bedden. Er is dus dringend nood aan de uitbreiding (verdubbeling) van het aantal rusthuisbedden. Bovendien voorziet het plan voor het nieuwe rusthuis slechts 3 bedden voor kortverblijf. Ook dit is te weinig en zou moeten opgetrokken worden naar ten minste 10 bedden (naast de 90 andere bedden) die permanent ter beschikking worden gehouden voor kortverblijf.
4.5.4.2. Dagverblijf voor iedereen Dagverblijf moet opengesteld worden voor alle bejaarden, ongeacht hun psychische of fysische toestand, dus ook voor dementerende bejaarden. Dit kan eventueel in het (nog te bouwen) dienstencentrum of in het rusthuis. Aan het dagverblijf moet ook aangepast vervoer gekoppeld worden , bijvoorbeeld voor rolstoelpatiënten. Zowel voor kortverblijf als voor dagverblijf hoeft niet persé een onderkomen gezocht worden in het rusthuis. Elders mag ook. Hoe dit juist georganiseerd wordt maakt niet veel uit, zolang het er maar komt. Bestaat er eventueel een mogelijkheid dat het huidige rusthuis op termijn gedeeltelijk kan worden gebruikt voor dag- en kortopvang?
4.5.4.3. Betaalbare serviceflats Serviceflats worden beschouwd als de ideale tussenstap van de (vaak te grote) eigen woning naar het rusthuis, omdat men op die manier zelfstandigheid behoudt zolang het nog kan en dan kan men overstappen naar het rusthuis op het moment dat men echt hulpbehoevend wordt. Momenteel zijn er in Lede geen serviceflats, terwijl hier wel vraag naar is en men eigenlijk recht heeft op 88 wooneenheden. Er moeten in Lede serviceflats aangeboden worden, met de nadruk op service. Serviceflats moeten meer zijn dan een naam alleen en moeten dus een degelijke dienstverlening voorzien, bijvoorbeeld een verpleegster die langskomt of bij problemen steeds bereikbaar is. Deze werking kan eventueel gekoppeld worden aan het rusthuis. Bovendien moeten de aangeboden serviceflats betaalbaar blijven. De vrees speelt dat dit niet zou zijn omdat de gemeente voor de realisatie van serviceflats kijkt in de richting van publek-private samenwerking (PPS), wat gevolgen zou kunnen hebben voor de kostprijs.
58 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
4.5.5. Tewerkstelling. Gespreksleider : Katleen Van Goethem Aanwezigen :
Hilde Van Fleteren – Teleshop Raymond Van Dormael – Sint Vincentius
Suggesties uit de enquêtes:
-
meer sociale economie KMO-zone Meer vrijwilligerswerk
4.5.5.1. Uitbreiding sociale tewerkstelling via art. 60 Binnen het systeem van terbeschikkingsstellingscontracten volgens art. 60 richt men zich momenteel enkel op tewerkstelling voor de gemeente of het OCMW. De mogelijkheden die via art. 60 worden geboden zijn hierbij echter niet ten volle benut. Uitbreiding van het aantal sociale tewerkstellingsplaatsen door aanwending binnen de private non-profitsector is via dit artikel mogelijk en moet dan ook worden aangegrepen. Hiervoor moeten omkaderingspremies worden voorzien. Bovendien ligt het accent van de sociale tewerkstelling te veel op het bereiken van het gewenste aantal gewerkte dagen om aanspraak te kunnen maken op een werkloosheidsuitkering. Er zou meer moeten gefocust worden op het bieden van een opstap naar de reguliere arbeidsmarkt en er moet hierbij een degelijke begeleiding voorzien worden, ook op de werkvloer.
4.5.5.2. Invoering sociale tewerkstelling via art. 61 Naast art. 60 biedt ook art. 61 de mogelijkheid tot sociale tewerkstelling. Daar waar art. 60 zich richt op de overheid of de private non-profitsector, richt art. 61 zich op de private commerciële sector. Dit systeem wordt in Lede nog niet gehanteerd. Het zou opportuun kunnen zijn om dit in de toekomst toch in te voeren.
4.5.5.3. Overkoepelende structuur De uitbouw van een overkoepelende structuur, die een brug slaat tussen organisaties en diensten die zich met sociale tewerkstelling bezighouden, moet dubbel werk vermijden. Via een centraal aanspreekpunt worden gezamenlijke contacten gelegd met de privé-sector om zo te komen tot netwerkvorming met betrekking tot sociale tewerkstelling. Expertise wordt als het ware gebundeld in één centrale contactpersoon, die zich dan vanuit deze hoedanigheid kan specialiseren in de wetgeving en de te volgen procedures betreffende deze materie. Een dergelijke overkoepelende structuur sluit het behoud van individuele begeleiding binnen de verschillende dienstverlenende organisaties terzake niet uit.
4.5.5.4. Vrijwilligerswerk Ook al worden de arbeidsregels in het kader van een sociale tewerkstelling heel soepel gehanteerd, toch is deze stap voor sommigen nog te hoog gegrepen. In dergelijke gevallen kan sociale tewerkstelling vooraf gegaan worden door vrijwilligerswerk, dat geleidelijk aan wordt opgebouwd en regelmatig wordt 59 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
geëvalueerd en waarbij de betrokkene stapsgewijs kennis maakt met de gangbare principes van tewerkstelling zoals bijvoorbeeld op tijd komen. Deze aanpak kan bijdragen tot het vergroten van de slaagkans op latere sociale of reguliere tewerkstelling.
4.5.5.5. Nazorg sociale tewerkstelling Er moet niet enkel begeleiding gedurende de periode van de sociale tewerkstelling voorzien worden, maar ook nadien en met het oog op reguliere tewerkstelling. Reeds gedurende de sociale tewerkstelling moeten mogelijke toekomstperspectieven en de overgang hiernaartoe aangehaald en besproken worden. Maar ook nadien moet de begeleiding doorgaan; zowel bij de zoektocht naar werk en als aanspreekpunt voor eventuele vragen en moeilijkheden die bij de reguliere tewerkstelling of de overgang hiernaartoe worden ervaren. Het is uiteraard niet de bedoeling om dubbel werk te gaan doen. Overleg en het maken van afspraken met de Vlaamse en de federale diensten (VDAB en RVA) zijn wenselijk. In de praktijk voorziet ATB (arbeidstrajectbegeleiding in de Werkwinkel) in trajectbegeleiding, maar deze begeleiding is enkel gericht op mensen die over een Vlaams Fondsnummer beschikken. Doorgaans gaat het hier dus over tewerkstelling in beschutte werkplaatsen. Ook de VDAB voorziet trajectbegeleiding, maar dit is eerder op dossierniveau en dus voor sommige mensen te beperkt. Voor de groep mensen die tussen deze vormen van trajectbegeleiding valt, moet er nazorg van de sociale tewerkstelling voorzien worden.
4.5.5.6. Budget voorzien Om deze aanbevelingen te kunnen realiseren moet een omkaderingspremie en voldoende personeel voorzien worden.
4.5.6. Vreemdelingen en vluchtelingen. Gespreksleider: Joris Blondeel Aanwezigen:
geen
Suggesties uit de enquêtes:
-
extra woningen voor vluchtelingen voorzien uitbouw van de bovenlokale werking meer samenwerking tussen het OCMW en de parochie
Vermits er geen kandidaten voor dit werkgroepje aanwezig waren, werden er geen verdere suggesties gedaan.
4.5.7. Samenvatting en conclusies met betrekking tot de inspraakvergadering 1. Met betrekking tot armoede heeft de inspraakvergadering de volgende suggesties opgeleverd: •
Meer samenwerking tussen de verschillende actoren, wat kan bijdragen tot de laagdrempeligheid van de dienstverlening van het OCMW, waardoor misbruik van de dienstverlening beter kan gedetecteerd worden en waardoor dubbel werk vermeden wordt. 60 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
•
Binnen de armoedebestrijding preventief gaan werken door extra aandacht te schenken aan kinderen in armoedesituaties.
•
Goed doorverwijsmateriaal voorzien.
•
Erkenning van de taak van scholen binnen de armoedebestrijding. Ouders moeten in het begin van het schooljaar reeds zicht hebben op de kosten die er in de loop van het jaar zullen zijn. Om eventuele financiële moeilijkheden op te vangen moet iedere school een sociale kas voorzien. Er moet rond armoede en het detecteren ervan nauw samengewerkt worden tussen de scholen en het CLB.
•
De onderliggende oorzaken van de armoede moeten gedetecteerd en aangepakt worden. Naargelang de oorzaak moet een andere aanpak voorzien worden. Uitbreiding van de budgetbegeleiding is in dit kader aangewezen.
•
Oprichten van een sociaal informatiepunt, een baliefunctie, waar mensen met de meest uiteenlopende vragen terecht kunnen.
•
Mensen die beroepshalve geconfronteerd worden met de armoedeproblematiek, moeten hier ook de kennis en de geschikte attitude voor hebben. Vorming
en motivatie van het personeel kan
bijdragen tot dit individueel engagement. •
Om het sociaal isolement van kansarmen tegen te gaan moeten lagekosten initiatieven voorzien worden. Hierbij denkt men bijvoorbeeld aan buurt- of wijkwerking, aan een sociaal restaurant of ontspanningsmogelijkheden op maat van de doelgroep.
•
Aanmoedigen van vrijwilligerswerk.
2. De werkgroep rond huisvesting kwam tot de volgende suggesties: •
Focussen op kleinschalige huisvestingsprojecten, die een beter vooruitzicht bieden op de slaagkansen van sociale integratie.
•
Spreiding van de sociale woningen over Lede en de deelgemeenten via een verdeelsleutel.
•
Gemeentegronden binnen een redelijke termijn aanwenden voor sociale woonprojecten.
•
Meer overleg en samenwerking tussen het OCMW en de sociale huisvestingsmaatschappijen voorzien.
•
Meer gebruik maken van het systeem van de financiële tussenkomst bij huishuur.
•
Het OCMW moet actief op zoek gaan naar betaalbare en degelijke huurwoningen.
•
De gemeente/ het OCMW moet gebruik maken van het voorkooprecht bij leegstand. Voor de renovatie kunnen hier sociale tewerkstellingsprojecten aan gekoppeld worden.
•
Er moet extra controle komen op het comfort en de bewoonbaarheid van huurwoningen. Huisartsen kunnen hiertoe bijdragen door het hanteren van de meldingsplicht of door de huurders attent te maken op hun signaalfunctie. Ook hier kunnen sociale tewerkstellingsprojecten benut worden.
•
De burger beter informeren over huurkwesties en hiervoor eventueel een centraal aanspreekpunt installeren.
3. Rond gezondheid en sociale zekerheid werden de volgende suggesties aangebracht: •
Voorzien van kort- en nachtopvang voor iedereen die daar nood aan heeft.
•
Opwaardering, uitbreiding en herziening van het (premie)systeem van de mantelzorg.
•
Oprichting van een sociaal huis.
•
Aanbevelingen uitvoeren en hiervoor samenwerken met de politiek. 61 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
•
Rechten en plichten van de burger transparanter maken evenals mogelijke consequenties die hieraan verbonden zijn.
•
Verruimen en intensifiëren van de werking rond druggebruik. Hierbij wordt gedacht aan het groeperen en sensibiliseren van apothekers en huisartsen omtrent dit thema, meer en beter doorverwijzen en meer aandacht besteden aan preventie.
•
Uitbreiding
van
de
(preventieve)
dienstverlening
met
betrekking
tot
budgetbeheer,
budgetbegeleiding en collectieve schuldbemiddeling. • •
Preventieve gezondheidszorg opnemen in het Lokaal Sociaal Beleidsplan. Uitbreiding van de preventieve geestelijke gezondheidszorg onder andere door betere doorverwijzing en stimulering van het verenigingsleven.
4. Voor de ouderenzorg werden volgende suggesties geleverd: •
Uitbreiding van het aantal rusthuisbedden, ook voor kortverblijf.
•
Voorzien van dagverblijf voor iedereen, ongeacht de psychische of fysieke toestand. Aansluitend hierbij ook aangepast (bus)vervoer inleggen.
•
Voorzien van betaalbare serviceflats met reële dienstverlening.
5. Tenslotte de suggesties rond tewerkstelling: •
Uitbreiding van de sociale tewerkstelling onder art. 60 naar de private non-profit sector. Sociale tewerkstelling moet bovendien meer gericht worden op het bieden van een opstap naar de reguliere tewerkstelling.
•
Invoering van de sociale tewerkstelling onder art. 61 gericht op de private commerciële sector.
•
Aanstelling van een centraal aanspreekpunt en uitbouw van een netwerk met betrekking tot sociale tewerkstelling.
•
Vrijwilligerswerk aanbieden als opstap naar de sociale tewerkstelling.
•
Degelijke begeleiding en nazorg voorzien bij sociale tewerkstelling.
•
Een omkaderingspremie en voldoende personeel voorzien om deze suggesties te realiseren.
De bespreking van de verschillende thema’s in de werkgroepen vertonen een aantal algemene tendensen: •
Samenwerking tussen de verschillende lokale actoren en in sommige gevallen ook tussen de lokale en de bovenlokale actoren moet worden aangemoedigd met het oog op een degelijke en complete dienstverlening
•
Er wordt veel belang gehecht aan preventieve werking; ook structurele oorzaken moeten aangepakt worden
•
Correcte doorverwijzing is een belangrijk onderdeel van de dienstverlening; hiervoor moet goed doorverwijsmateriaal opgemaakt worden
•
Een centraal aanspreekpunt / baliefunctie is aangewezen
•
Uitbreiding, verruiming en invoering van bepaalde dienstverlening of infrastructurele voorzieningen
•
De burger beter informeren; de dienstverlening transparanter maken
•
Voldoende financiële- en personeelsmiddelen voorzien.
62 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
4.6. Eindbeschouwing. Gelet op de werkwijze waarop deze omgevingsanalyse
is tot stand gekomen (objectieve én subjectieve
gegevens, verschillende doelgroepen én informatiebronnen) menen we te mogen stellen dat hier een genuanceerd en vooral waarheidsgetrouw beeld van (de noden en behoeften met betrekking tot sociaal beleid) onze gemeente wordt geschetst. Het totstandkomen van deze analyse vergde heel wat werk ( zowel inhoudelijk als praktisch) doch we menen tevreden te mogen zijn met het uiteindelijke resultaat. We
onthouden
ons
in
deze
algemene
conclusie
van
inhoudelijke
beschouwingen
of
concrete
beleidsaanbevelingen. De omgevingsanalyse werd tijdig afgewerkt (voor de gemeenteraadsverkiezingen, voor de nieuwe legislatuur), zodat het nieuwe lokale bestuur in 2007 zelf de mogelijkheid, de vrijheid én de tijd heeft om op basis hiervan beleidskeuzes te maken en bijhorende prioriteiten te stellen (met daaraan verbonden keuzes op vlak van personeel, financiën, timing, infrastructuur, …)
Omgevingsanalyse : opgemaakt door Daphné Costes en Joris Blondeel - Juli 2006
63 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
5. LSB - beleidsprioriteiten 2008-2013. 5.1. Inleiding. De omgevingsanalyse van het lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013 werd opgemaakt op basis van diverse uiteenlopende gegevens. Vier afzonderlijke hoofdstukken (cijfergegevens, cliëntenenquête, enquête lokale actoren, inspraakvergadering lokale actoren) met telkens aparte conclusies zorgden voor een evenwichtige en onderbouwde analyse. Deze nota werd opgemaakt in de lente en de zomer van 2006. Cijfergegevens. Uit de cijfergegevens bleek onder andere dat de bejaardenvoorziening (rusthuisbedden en serviceflats) niet voldoen aan de programmacijfers. Het woningbestand is sterk verouderd. Lede heeft weinig sociale woningen. Cliëntenbevraging . De bevraging van de cliënten van de sociale dienst van het OCMW wees uit dat de gebruikers over het algemeen tevreden tot heel tevreden zijn over de dienstverlening van de gemeente en het OCMW. Voorts zijn bepaalde diensten (oa de kosteloze raadpleging van een advocaat) nog steeds te weinig bekend bij de potentiële gebruikers. Bevraging lokale actoren. Volgens de bevraagde lokale actoren was huisvesting het meest prioritaire thema. Ouderenzorg / bejaarden kwam op de tweede plaats, gevolgd door initiatieven rond tewerkstelling en arbeid. Inspraakvergadering. De inspraakvergadering leverde een groot aantal concrete aanbevelingen en verfijningen van de verschillende beleidsthema’s op. Huisvesting en bejaardenzorg (zie hierboven) zijn de meest prioritaire beleidsthema’s.
5.2. Opvolging. De gemeentelijke stuurgroep lokaal sociaal beleid besliste in maart ’07 om voor de komende beleidsplanperiode een aantal beleidsthema’s prioritair te behandelen. De stuurgroep stelt volgende prioriteiten voorop : Vanaf het begin van de beleidsplanperiode (2008): Realisatie van een nieuw rusthuis. Realisatie van serviceflats Realisatie van een sociaal huis. Vanaf de tweede helft van de beleidsplanperiode (vanaf 2011): Huisvesting
64 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
5.3. Beleidsprioriteiten 2008-2013 : concreet. 5.3.1.
Ouderenzorg : rusthuis en serviceflats.
5.3.1.1.
Rusthuis. (vanaf de eerste helft van de beleidsplanperiode)
Strategische doelstelling : Tegen het eind van de beleidsplanperiode zijn er op het grondgebied van Lede voldoende aangepaste residentiële voorzieningen voor bejaarden. Operationele doelstelling : Realisatie van een nieuw OCMW woon- en zorgcentrum dat beantwoordt aan de hedendaagse comfortnormen.
Wat? / probleemsituatie.
Capaciteit rusthuizen Capaciteit rusthuizen – programmacijfers
2001 90 189
2002 90 182
2003 90 189
2004 90 197
2005 90 203
Er zijn in Lede 90 rusthuisbedden voorzien. Gezien het bevolkingsaantal van de gemeente, kunnen er 203 aanwezig zijn (cijfers 2005). Het bestaande OCMW rusthuis (tot op heden het enige rusthuis op het ganse grondgebied) is sterk verouderd. Het Leedse OCMW wenst een nieuw rusthuis op te zetten in het domein van het Kasteel van Mesen. In het huidige (verouderde) rusthuis kan eventueel een dienstencentrum voor senioren worden ondergebracht.
Wie? Het OCMW van Lede is de initiatiefnemer. Wanneer? Timing : 2007 2008 2010 - …
: conceptontwikkeling : op basis van het door de ad hoc werkgroep ontwikkelde concept maakt architectenbureau Nero een concreet ontwerp. : realisatie van het nieuwe OCMW woon- en zorgcentrum.
Hoe ? Capaciteit van het nieuwe rusthuis : Het nieuwe rusthuis zal een capaciteit hebben van 90 bedden, waarvan 32 RVT en 58 ROB. Bovendien zullen er drie bijkomende plaatsen voor kortverblijf worden voorzien. Op langere termijn is er bovendien nog een uitbreiding van de capaciteit met een dertigtal bedden mogelijk. Kostprijs : Het is nog niet duidelijk wat de precieze kostprijs van het rusthuis zal zijn. Financiering : 65 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
Ca 50 % van het rusthuis zal worden betaald met eigen (lokale) middelen. De overige (ca) 50 % komt van de Vlaamse overheid. Werkwijze : Er zal worden gewerkt met de zogenaamde “alternatieve financiering”, een nieuwe regeling die recent door minister Vervotte werd uitgewerkt. Het lokale bestuur moet eerst een zorgstrategisch en een financieeltechnisch plan opmaken (het zorgstrategisch plan is reeds opgemaakt in 2007) en het vervolgens indienen bij de bevoegde minister. Zodra de minister deze plannen heeft goedgekeurd kunnen de werken starten. Het is de bedoeling van de Vlaamse overheid om op die manier de VIPA-wachtlijst weg te werken (Vlaams infrastructuurfonds voor persoonsaangelegenheden), zodat er sneller kan worden gebouwd. Locatie : De site van het Kasteel van Mesen.
Indicator : Uiterlijk op het einde van de beleidsplanperiode is er in Lede een nieuw OCMW- woon- en zorgcentrum (met kortverblijf) operationeel.
5.3.1.2. Serviceflats (vanaf de eerste helft van de beleidsplanperiode). Strategische doelstelling : Tegen het eind van de beleidsplanperiode zijn er op het grondgebied van Lede voldoende aangepaste residentiële voorzieningen voor bejaarden. Operationele doelstelling : Realisatie van 45 serviceflats in het domein van het kasteel van Mesen.
Wat? / probleemsituatie.
Capaciteit serviceflats Capaciteit serviceflats programmacijfers
2001 0 . 83
2002 0 83
2003 0 85
2004 0 86
2005 0 88
Er zijn in Lede geen serviceflats, volgens de programmacijfers (gebaseerd op demografische gegevens) heeft Lede recht op 88 serviceflats (cijfers 2005).
Wie? Het gemeentebestuur van Lede is de initiatiefnemer. Er wordt geopteerd voor een privaat-publieke samenwerking. Het gemeentebestuur stelt hierbij de gronden ter beschikking (via opstalrecht), een privépartner zal de flats bouwen en uitbaten. Wanneer? 2008 Kandidaatstelling en gunning van de opdracht aan een private onderneming. Concretisering overeenkomst met private partner. 2009-2010 Uitvoeren van de werkzaamheden (door de privé-partner).
66 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
Ca 2011 Ingebruikname van de serviceflats.
Hoe ? Locatie(s) : Historische site kasteel van Mesen. De serviceflats zullen worden opgericht op de plaats waar nu de eerste schoolvleugel staat. De historisch waardevolle neo-gothische gevel aan de binnenkoer zal worden bewaard. Ook de huidige funderingen + kelders + historische onderaardse gang zullen worden behouden.
Capaciteit 45 serviceflats – met een bruto oppervlakte van 75m² (gemiddelde oppervlakte ; gangen, vergaderruimtes en co inbegrepen) Kostprijs (zeer voorlopige) raming van de kosten = 4 miljoen euro (de precieze prijs is uiteraard afhankelijk van het concrete ontwerp) Financiering Via privaat-publieke samenwerking. Het gemeentebestuur zorgt hierbij voor de gronden, de private partner financiert de bouw en zorgt voor de uitbating. Voor de financiering is ook een beperkte verdeelsleutel mogelijk ifv het behoud van historisch waardevolle relicten (vb neo-gothische gevel).
Indicator : Uiterlijk op het einde van de beleidplanperiode zijn er in Lede serviceflats beschikbaar.
5.3.2.
Kansarmoede/hulpverlening : sociaal huis
(vanaf de eerste helft van de beleidsplanperiode) Strategische doelstelling : De dienstverlening van het OCMW en het gemeentebestuur wordt toegankelijker en meer laagdrempelig. Operationele doelstelling : Uiterlijk op 22 mei 2009 is er op het grondgebied van Lede een sociaal huis operationeel.
Wat? / probleemsituatie. Het lokaal sociaal beleid is gericht op het creëren van maximale toegankelijkheid van de dienstverlening voor elke burger. Het decreet betreffende het lokaal sociaal beleid stelt dat elke gemeente een sociaal huis moet realiseren. Dit sociaal huis dient minimaal een informatie-, loket- en een doorverwijsfunctie te hebben. Loketfunctie : het tot stand brengen van een gezamenlijk loket dat op een geïntegreerde wijze de toegang verschaft tot de sociale dienstverlening van het lokaal bestuur. Doorverwijsfunctie : het tot stand brengen van een ruime samenwerking en/of een permanent overleg met lokale actoren. 67 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
Volgens het decreet moest het sociaal huis geoperationaliseerd worden uiterlijk op 1 januari 2007. Het Leedse lokale bestuur vroeg en kreeg echter uitstel van de minister. Het sociaal huis van Lede moet uiterlijk op 22 mei 2009 (dit is vijf jaar na inwerkingtreding van het decreet) operationeel zijn. Het sociaal huis hoeft niet noodzakelijk een fysiek gebouw zijn. Het kan ook een virtueel concept zijn, een intensief samenwerkingsverband met duidelijke afspraken en procedures. Het is echter evident dat een fysiek sociaal huis de voorkeur geniet. Verschillende diensten samenbrengen onder één dak verkleint de drempelvrees voor de gebruikers, het bevordert de onderlinge samenwerking en ook het stigma dat nu nog steeds kleeft aan een bezoek aan de sociale dienst van het OCMW wordt dan sterk verkleind. Bovendien is de sociale dienst van het OCMW nog steeds krap en onpraktisch gehuisvest. Een ruime, praktische locatie zou de dienstverlening sterk ten goede komen. Elke nieuwe locatie moet zeker aan de volgende criteria voldoen : - een duidelijk gescheiden front (onthaal-receptie)- en backoffice (gespreksruimte en administratieve diensten) - voldoende en geschikte bureelruimte voor individuele gesprekken met sociaal werkers - ruimte voor andere diensten en/of spreekuren van externen (vb advocaat) - vergaderruimte Naast de huisvesting van de sociale dienst en het uitwerken van het sociaal huis, zal ook de wenselijkheid én haalbaarheid worden onderzocht van een gedeeltelijke decentralisatie van de werking van de sociale dienst van het OCMW. Concreet zal oa onderzocht worden of er kan worden gewerkt met spreekuren/zitdagen in de deelgemeenten. Tot slot zal eveneens worden onderzocht of er een gezamenlijk groen telefoonnummer kan worden in gebruik genomen (gratis centraal telefoonnummer, waar alle oproepen worden gecentraliseerd en doorgestuurd naar de bevoegde dienst). Wie? OCMW Lede is de initiatiefnemer. Wanneer? 2008 : 2009 :
Voorbereiding, conceptontwikkeling. Voorzien van middelen (personeel, budgetten) Operationalisering van het sociaal huis.
Hoe ? Locatie, budgetten, werkwijze, … e.d. worden pas in de loop van 2008 geconcretiseerd.
Indicator : Uiterlijk op 22 mei 2009 is er in Lede een operationeel sociaal huis. Dit sociaal huis is bij voorkeur een fysiek sociaal huis en voldoet aan de decretale normen terzake (loket-, doorverwijs- en informatiefunctie)
5.3.3. Huisvesting : sociale woningen en OCMW-woningen. 5.3.3.1. Bijkomende sociale woningen. Vanaf de tweede helft van de beleidsplanperiode (vanaf 2011)
68 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
Strategische doelstelling : Tegen het eind van de beleidsplanperiode zijn er in Lede meer betaalbare en kwalitatieve woningen voor minder begoede inwoners. Operationele doelstelling : Realiseren van bijkomende sociale huurwoningen (en/of sociale huurappartementen) op het grondgebied van Lede.
Wat? / probleemsituatie. Aantal huurwoningen en sociale appartementen in Lede (absoluut en relatief).
Aantal sociale huurwoningen Aantal sociale huurappartementen
1997 128 40
1998 128 40
2000 Aandeel sociale huurwoningen en 2,5 appartementen op het totale aantal woningen
1999 128 40 2001 2,5
2000 128 40
2001 126 41
2002 2,5
2002 127 40 2003 2,5
2003 127 40 2004 2,5
2004 127 40
2005 126 69
2005 2,9
Gemeente
Sociale huurappartementen 1999 2001 2003 Aalst 1,37 1,81 1,81 Denderleeuw 1,71 1,97 1,97 Erpe-Mere 0,22 0,22 1,44 Geraardsbergen 0,61 1,26 1,25 Haaltert 0 0 0 Herzele 0,13 0,12 0,12 Lede 0,61 0,59 0,58 Ninove 0,36 0,94 1,32 Sint-Lievens-Houtem 0 0 0,22 Zottegem 0,25 0,24 0,3 Arr. Aalst 0,73 1,03 1,11 Oost-Vlaanderen 2,54 2,66 2,77 Vlaanderen 2,45 2,52 2,51 Let wel: het gaat hier enkel om cijfers met betrekking tot appartementen : Het arrondissementele gemiddelde (1.11%) is minder dan de helft van het Vlaamse cijfer. Lede haalt net de helft van het arrondissementele cijfer (0.58%). De vastgoed- en de huurprijzen zijn de jongste jaren bijzonder sterk gestegen. Vooral de sociaal zwakkeren dreigen hierdoor uit de boot te vallen. Zij slagen er niet of moeilijk in om zich te handhaven op de private huurmarkt. Het uitbreiden van het aantal sociale huurwoningen en/of –appartementen op het grondgebied van Lede is één van de mogelijke oplossingen voor dit structurele probleem. Wie?
Gemeentebestuur en OCMW Lede ism een private partner (sociale huisvestingsmaatschappij).
Wanneer? 2008-2010 2011-2013
: :
conceptontwikkeling – verfijning van de doelstellingen. realisatie(s). 69
-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
Hoe ? De praktische werkwijze (timing, samenwerking, budgetten) wordt in de eerste helft van de beleidsplanperiode uitgewerkt en vastgelegd.
Indicator : Tegen het einde van de beleidsplanperiode zijn er in Lede concrete stappen gezet voor de realisatie van bijkomende sociale woningen (huizen en/of appartementen).
5.3.3.2. Huisvesting ; bijkomende OCMW-woningen (Impe, Lede, …) Strategische doelstelling : Tegen het eind van de beleidsplanperiode zijn er in Lede meer betaalbare en kwalitatieve woningen voor minder begoede inwoners. Operationele doelstelling : Het OCMW van Lede verwerft bijkomende woningen die worden verhuurd aan OCMW cliënten.
Wat? / probleemsituatie. In Lede zijn de huurprijzen de jongste jaren sterk gestegen. Een steeds groter wordende groep mensen met lage inkomens vindt nauwelijks nog een geschikte woning. In de loop van de komende beleidsplanperiode zullen er verschillende bijkomende wooneenheden worden gebruiksklaar gemaakt en aangeboden. Extra OCMW-woningen kunnen evenwel nooit een alternatief vormen voor bijkomende sociale huurwoningen ; een OCMW is geen erkende sociale huisvestingsmaatschappij. OCMW’s kunnen niet werken met huurprijzen die afhangen van de inkomsten, bovendien werkt het OCMW met een volledig ander soort wachtlijst en toewijzingscriteria. Het OCMW heeft noch de bevoegdheid, noch de deskundigheid, noch het personeel (qua begeleiding, technisch, administratief, juridisch,…) om te functioneren als een sociale huisvestingsmaatschappij.
Doelgroep : Inwoners van Lede die niet of zeer moeilijk terecht kunnen op de private markt. Het OCMW biedt –verspreid over het grondgebied van Lede en de deelgemeenten- een aantal huurwoningen aan voor deze doelgroep. Het gaat hier zowel om eigen woningen (vb : Gipnis en residentie De Kat) als over woningen die het OCMW huurt om verder te verhuren.
Wie? Het OCMW van Lede is de initiatiefnemer. Voor de woning in Impe wordt er samengewerkt met SOLVA, voor de woning in de Rammelstraat wordt er samengewerkt met het gemeentebestuur (zij zijn de eigenaar van dit gebouw). Het is niet de bedoeling van het OCMW van Lede om op te treden als een sociale huisvestingsmaatschappij, hiervoor heeft het OCMW van Lede noch de mensen, noch de middelen. Wanneer? 2008-2013
Hoe / waar ? 70 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
Oud-gemeentehuis Impe : samenwerking met SOLVA. Oud-gemeentehuis Smetlede. Rammelstraat : samenwerking met gemeentebestuur. (niet-limitatieve opsomming)
Indicator : Tegen het einde van de beleidsplanperiode zijn er in Lede bijkomende OCMW-woningen en die worden verhuurd aan OCMW-cliënten.
71 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
6.Bijlagen. 6.1.
Vragenlijst cliënten Sociale Dienst.
1. Naam maatschappelijk werker : Datum gesprek:
2. Kent u de volgende diensten van het OCMW? (telkens aankruisen indien de dienst gekend is) Sociale dienst van het OCMW
2.1
Rusthuis Villa Letha
2.2
Poetshulp OCMW
2.3
Maaltijdenbedeling OCMW
2.4
Gemeentelijke kinderopvang
2.5
Gemeentelijke speelpleinwerking
2.6
PWA en contactpunt werkwinkel
2.7
Kosteloze rechtsbijstand OCMW
2.8
Gemeentelijke dienst pensioenen
2.9
Gemeentelijke dienst tegemoetkoming minder-validen
2.10
…
2.11
3. Maakt u gebruik van de volgende diensten? (gelieve die diensten aan te kruisen waar de respondent gebruik van maakt)
Sociale dienst van het OCMW
3.1 72
-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
Rusthuis Villa Letha
3.2
Poetshulp OCMW
3.3
Maaltijdenbedeling OCMW
3.4
Gemeentelijke kinderopvang
3.5
Gemeentelijke speelpleinwerking
3.6
PWA en contactpunt werkwinkel
3.7
Kosteloze rechtsbijstand OCMW
3.8
Gemeentelijke dienst pensioenen
3.9
Gemeentelijke dienst tegemoetkoming minder-validen
3.10
…
3.11
4. Van welke diensten bent u tevreden, van welke bent u minder tevreden en waarom? (enkel antwoorden met betrekking tot de in vraag 2 en 3 aangekruiste diensten) Tevreden? 4.1 ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………
Waarom tevreden ?
4.2
……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………….. 4.3 Niet tevreden? ……………………………………………………………………………………………………………………… ………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………….
4.4
Waarom niet tevreden ? ……………………………………………………………………………………………………………………… 73 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………
5. Maakt u (of uw gezin) momenteel gebruik van andere diensten (hulpverlening) of organisaties? 5.1 Ja Neen
Indien ja, welke: 5.2 ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………..
6. Zijn er bepaalde vormen van hulp- of dienstverlening die volgens u ontbreken in Lede? Zo ja, welke 6 precies. ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………..
7. Wat is –volgens u- het belangrijkste initiatief (op vlak van lokaal sociaal beleid) dat het lokaal bestuur (OCMW en gemeente) in de komende jaren dient te realiseren? + waarom ? welk initiatief? ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………
7.1
7.2 waarom ? ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………
8.
74 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
Hebt u nog bijkomende vragen of suggesties?
8
……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………..
6.2.
Vragenlijst lokale actoren.
Ten geleide : -
Enkele richtlijnen.
Gelieve deze enquête terug te sturen naar het bovenvermeld adres, uiterlijk op : 31 maart 2006 (tav Joris Blondeel) (enquêtes die na deze datum worden gepost zullen niet mee worden verwerkt)
-
Desgewenst kan u eveneens een elektronische versie van deze vragenlijst krijgen. Gelieve hiervoor te mailen naar:
[email protected]
-
Indien u bijkomende vragen hebt bij het invullen van deze enquête kan u steeds (telefonisch, mail,…) contact opnemen met Joris Blondeel/OCMW (053.60.56.35) of Renske De Bremme/gemeentebestuur (053.60.68.11).
-
Deel 1 van de enquête zal eveneens worden gebruikt voor de actualisatie van de provinciale sociale kaart (enkel voor organisaties die nu reeds een eigen fiche hebben in de provinciale sociale kaart). Het invullen en terugsturen van dit deel van de enquête impliceert eveneens dat u instemt met het gebruik van deze gegevens voor de actualisering van de sociale kaart van de provincie Oost-Vlaanderen.
-
Gelieve bij de open vragen –gelet op de verwerking- uw antwoord te beperken tot de voorziene ruimte in het enquêteformulier.
-
Na de verwerking van de enquêtes wordt er een infovergadering georganiseerd. Enkel diensten / organisaties / bevoorrechte getuigen die deze vragenlijst hebben teruggestuurd (én ingevuld) zullen worden uitgenodigd op deze vergadering. Per dienst / respondent zal er slechts één persoon kunnen deelnemen aan deze inspraakvergadering.
-
Tijdens deze informatievergadering zal er worden gewerkt in kleine groepjes, waarbij telkens één thema (datgene wat volgens u het meest prioritair dient te worden aangepakt door het lokaal bestuur – zie rangorde vraag 5) wordt besproken (zie vraag 4 en 5).
-
De resultaten van de enquête én van de infovergadering zullen worden verwerkt in de omgevingsanalyse van het Lokaal sociaal beleidsplan.
75 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
Deel 1 : Info omtrent de respondent.
Naam
van de organisatie / ……………………………………………………………………………………..
respondent
:
Adres en telefoon: ……………………………………………………………………………………..
……………………………………………………………………………………..
Openingsuren : …………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………….
Doelgroep(en): …………………………………………………………………………………..
…………………………………………………………………………………..
Verantwoordelijke / contactpersoon: ……………………………………………………………………………………
Beknopte omschrijving van de werking van uw dienst: ……………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………..
Naam, e-mail en telefoonnummer van de persoon die de vragenlijst heeft ingevuld : ……………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………..
76 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
Deel 2 : Vragenlijst met betrekking tot lokaal sociaal beleid.
1. Met welke andere diensten (werkzaam in Lede) werkt u samen? Naar welke diensten (werkzaam in Lede) verwijst u soms/vaak door? Samenwerking: 1.1 ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………….. 1.2 Doorverwijzing: ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………
2. Werkt u samen met het lokaal bestuur (OCMW of gemeentebestuur)? OCMW O Ja O Neen
2.1 2.2
Gemeentebestuur O Ja O Neen
2.3. 2.4
Zo ja, hoe verloopt deze samenwerking concreet? OCMW……………………………………………………………………………………………………………… 2.5 ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………….. 2.6 Gemeentebestuur ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………… Indien neen; wenst u samen te werken met het lokaal bestuur? OCMW O Ja O Neen O Weet niet
2.7 2.8 2.9
77 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
Gemeentebestuur O Ja O Neen O Weet niet
2.10 2.11 2.12
2.13 Indien ja, hoe precies? : OCMW…………………………………………………..…………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………… 2.14 Gemeentebestuur ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………..
Hoe ervaart u (desgevallend) de samenwerking met het lokaal bestuur? Gemeentebestuur: Zeer goed Goed Neutraal Slecht Zeer slecht OCMW: Zeer goed Goed Neutraal Slecht Zeer slecht
2.15 2.16 2.17 2.18 2.19
2.20 2.21 2.22 2.23 2.24
2.25
Eventueel bijkomende uitleg terzake OCMW……………………………………………………………………………………………………………… 2.26 ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………….. Gemeentebestuur ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………… 2.27
Waarover bent u tevreden? Waarover bent u niet tevreden? Hebt u constructieve voorstellen terzake? Tevreden: 2.28 ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………… 2.29
78 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
Ontevreden: ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… 2.30 ………………………………………………….. Concrete voorstellen mbt Gemeentebestuur : ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………..
Concrete voorstellen mbt OCMW : ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………
3. Met betrekking tot welke doelgroepen en diensten zijn er volgens u leemtes en/of overlappingen in Lede? 3.1 Leemtes: ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………..
3.2 Overlappingen: ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………
Zijn er specifieke vormen van hulp- of dienstverlening die volgens u vooralsnog ontbreken in Lede? Ja Neen Weet niet
3.3 3.4 3.5 3.6
Zo ja, welke en waarom. ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………..
4. Welke behoeften en problemen zijn er volgens u op het vlak van Lokaal sociaal beleid in onze gemeente, met betrekking tot de volgende thema’s: Arbeid / tewerkstelling: 4.1 ………………………………………………………………………………………………………………………… 79 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………
Sociale zekerheid / gezondheidszorg: 4.2 ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………. 4.3 Huisvesting / Wonen: ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………….. 4.4
Armoede: ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… 4.5 ……………………………………………………
Bejaarden / ouderenzorg: ………………………………………………………………………………………………………………………… 4.6 ………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………
Vreemdelingen / vluchtelingen: ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………..
5. Rond welk van deze (in vraag 4 vermelde thema’s) dient er –volgens u- prioritair worden gewerkt door ons lokaal bestuur? Gelieve de thema’s die werden opgesomd in vraag 4 te rangschikken in volgorde van belangrijkheid (1 5.1. = meest prioritaire thema, 6= minst prioritair).
1 : ……………………………………. 2 : ……………………………………. 3 : ……………………………………. 4 : ……………………………………. 5 : ……………………………………. 6 : …………………………………….
80 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
Tijdens de infovergadering (na de verwerking van deze enquête) zal u deel uitmaken van die werkgroep die het –volgens uw bovenvermeld antwoord- meest prioritaire thema behandelt.
6. Bent u geïnteresseerd om naar (één of meerdere) informatievergaderingen mbt lokaal sociaal beleid te komen? (Let wel: enkel organisaties / diensten die deze vragenlijst ingevuld hebben teruggestuurd zullen worden uitgenodigd op deze informatievergadering + per respondent/organisatie is er slechts één deelnemer mogelijk .) Ja Neen Weet niet
Zo ja; gelieve uw naam, functie, adres en telefoonnummer te noteren:
6.1. 6.2. 6.3
6.4
………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………..
7. Hebt u nog opmerkingen, suggesties, vragen,… omtrent lokaal sociaal beleid ? (desgevallend kunt u ze 7.1. hieronder kwijt) ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………
81 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
6.3.
Bevraagde lokale actoren.
Aangeschreven
Geantwoord
Verantwoordelijke buitenschoolse opvang - Gemeentebestuur Dienst burgerzaken – Gemeentebestuur Jeugddienst/Speelpleinwerking – Gemeentebestuur Cultuurdienst/Seniorenwerking – Gemeentebestuur Sportdienst - Gemeentebestuur Politiezone Erpe-Mere/Lede Brandweer Lede PWA Werkwinkel Lede Sociale dienst OCMW – 7 exemplaren Rusthuis Villa Letha – 5 exemplaren ACW – Lede De Springplank Sava/ Beschut Wonen – VZW Reymeers Bond Moyson – CAW Oost-Vlaanderen CGGZ Lede CM – CAW Huisartsenkring Lede K&G Consultatiebureau Teleshop Liberale mutualiteit Lotus Psychiatrie ZNG - ziekenhuis ZNG - verzorging Rode Kruis Zelfhulpgroep ‘De Dageraad’ VZW Priester Daens Familiehulp Familiezorg Oost-Vlaanderen Solidariteit voor het gezin Thuishulp Bond Moyson Thuisverpleging Minder Mobielen Centrale – CM Minder Mobielen Centrale – Beter Mobiel Thuisverpleging Bond Moyson VZW Vrijwilligerswerking – Bond Moyson Mobi-shop
X X
Aanwezig op inspraakvergadering
de Verontschuldigd voor inspraakvergadering X
X
X
X
X
X
X X
X
X X (5 + 1 te laat)
X (4)
X
X
X (in 1 exemplaar)
X
X X
X
X
X
X X X X
X
X X X X X
X X X X
X X X X X
X X
X
X
X
82 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
Koepel zelfstandige thuisverpleegsters Wit-Gele Kruis LOGO Aalst Poco à poco Sint Vincentius Buurtwerking Ronkenburg ZEH Deken EH Pastoor Barbé EH Pastoor EH Aalmoezenier Ziekenzorg CM – Regio Aalst Ziekenzorg Lede Ziekenzorg Wanzele Ziekenzorg Impe VZW Mantelzorg VLD – Lede CD&V – Lede SPA – Lede Vlaams Belang – Lede Groen! – Lede Seniorenraad Cultuurraad Jeugdraad Sportraad Milieuraad
X (te laat) X X
X X X
X
X
X X
X
X (te laat)
X X X
X X
Opmerking: Vragenlijsten die te laat werden ingediend, werden niet verwerkt. De respondent werd echter wel uitgenodigd
op
de
inspraakvergadering
83 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-
84 -definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-