NOTULEN VAN DE VERGADERING VAN DE GEMEENTERAAD
VAN 11 februari 2014 Aanwezig: Marleen Schouteden , burgemeester-voorzitter - Jo De Clercq, Philippe Scheys, Katleen D'Haese, Arlette Caes, Maarten Forceville, Astrid Pollers, Liesbeth Van Hemelrijck, schepenen - Willy Kuijpers, Lut Rampelbergh , Guido Claes, Jos Vandikkelen, Chris Parmentier, Bob Vandamme, Anne Millon, Karl Boumans, Ruben Donceel, Tom Denon, Elise Van Eynde, Kristin Lercangé, Debra De Greef, Kirsten Winnelinckx, Stijn Van Meerbeeck, Wouter Vlassak, Jan Schelstraete, An Katrien Sodermans, raadsleden Herman Artois, gemeentesecretaris. Verontschuldigd: Luk Draye, Stef Tosseyn, raadsleden.
-
De voorzitter opent de vergadering om 20u.
AGENDA *** OPENBARE VERGADERING *** 1 Interleuven – buitengewone algemene vergadering 26.03.2014. 2 Belasting op de economische activiteiten van de rechtspersonen en van de niet in de gemeentelijke bevolkingsregisters ingeschreven natuurlijke personen. – Rechtvaardigingsbesluit. 3 Politieverordening betreffende het beheer van huishoudelijke afvalstoffen (en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen) ingevolge nieuwe regelgeving. 4 Gemeentelijke bouwverordening en subsidiebesluit voor hemelwatergebruik en infiltratievoorziening – aanpassingen ingevolge nieuwe reglementering. 5 Mastellestraat nr. 69 – opheffen ondergrondse erfdienstbaarheid – ontwerp van akte. 6 Goedkeuring statuten welzijnsraad 7 Goedkeuring statuten ondernemersraad 8 Vernieuwen huurovereenkomst tennisaccommodatie Wildemanspark. 9 Vernieuwen huurovereenkomst tumblingzaal Wildemanspark. 10 Vernieuwen van asfalt & betonverharding in verscheidene straten over het ganse grondgebied van de gemeente – goedkeuring aangepast bestek. 11 Mededeling aan de gemeenteraad van de verslagen en einddocumenten van de raden en overlegstructuren georganiseerd door de gemeenteraad overeenkomstig artikel 200 § 1 van het gemeentedecreet. ========== Raadslid J. Schelstraete stelt dat de dossiers van de gemeenteraad te laat elektronisch ter inzage waren. Gemeentesecretaris H. Artois antwoordt dat de dossiers tijdig op de website van de gemeente stonden, nl. de dag zelf van het verzenden van de uitnodiging. Het mailbericht dat de informatieambtenaar op maandag verzond had enkel de bedoeling de leden van de raad erop te wijzen dat ze de dossiers elektronisch konden raadplegen. De agenda moet trouwens pas op maandag worden verzonden ; de administratie doet al het mogelijke om de agenda
1
reeds op vrijdag te verzenden ; op dat ogenblik zijn alle dossiers ter inzage op het secretariaat en zijn ze ook via een beveiligde toegang voor de raadsleden elektronisch ter beschikking. 1 Interleuven – buitengewone algemene vergadering 26.03.2014. De gemeenteraad, Gelet op de nieuwe gemeentewet; Gelet op de wet van 22 december 1986 betreffende de intercommunales en de bepalingen van het decreet van de Vlaamse Raad van 1 juli 1987 betreffende de werkwijze van, de controle op en de vaststelling van het ambtsgebied van de intercommunale; Gelet op het decreet van 6 juli 2001 houdende intergemeentelijke samenwerking; Gelet op het lidmaatschap van de gemeente bij Interleuven; Gelet op de gecoördineerde statuten van Interleuven; Gelet op het decreet van 18 januari 2013 houdende de wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking; Gelet op de uitnodiging dd. 02.12.2013 voor de buitengewone algemene vergadering van Interleuven dd. 26.03.2014 met bijhorende agenda; Overwegende dat het artikel 44 van het decreet dd. 6/7/2001 eveneens voorziet dat tegelijkertijd het mandaat van de vertegenwoordiger dient te worden vastgesteld; Overwegende dat de statuten van Interleuven dienen gewijzigd te worden om deze in overeenstemming te brengen met de bepalingen van het wijzigingsdecreet; Overwegende dat hiertoe op 26.03.2014 om 19u00 een buitengewone algemene vergadering van Interleuven zal plaatsvinden op de zetel van Interleuven, Brouwersstraat 6 te Leuven. Gelet op het ontwerp van statutenwijziging van Interleuven, goedgekeurd door de raad van bestuur van Interleuven in zitting van 27 november 2013; Overwegende dat de gemeenteraad deze agendapunten heeft besproken en om hiernavolgende redenen ter zake het volgende standpunt inneemt. Gelet op de bespreking De gemeenteraad besluit: Artikel 1: Het mandaat van de vertegenwoordiger inzake de agenda van de buitengewone algemene vergadering van dd. 26.03.2014 van Interleuven als volgt vast te stellen: - goedkeuring van de dagorde van de buitengewone algemene vergadering
2 Belasting op de economische activiteiten van de rechtspersonen en van de niet in de gemeentelijke bevolkingsregisters ingeschreven natuurlijke personen. – Rechtvaardigingsbesluit. Raadslid B. Vandamme wenst als voorzitter van de raadscommissie van de burgemeester te beklemtonen dat de burgemeester om strikt persoonlijke redenen niet op de vergadering van de commissie kon aanwezig zijn. Hij apprecieert het standpunt van de fracties van Groen en Herent 21 om de vergadering niet te laten doorgaan. De Open VLD – fractie wenste dit wel. De vergadering vond dus plaats. De vragen van de raadsleden werden genoteerd en de burgemeester zal hierop antwoorden in haar uiteenzetting. Hij betreurt de insinuaties op het verslag van de raadscommissie die ook in de sociale media werden verspreid ; hij meent dat dit een raadslid onwaardig is. De gemeente Herent kent een lange traditie van respect van en voor mandatarissen voor elkaar en hij wenst dat deze traditie behouden blijft.
2
Raadslid J. Schelstraete vraagt om dit agendapunt uit te stellen wegens flagrante schendingen van het Gemeentedecreet en het huishoudelijk reglement van deze raad. De essentie is dat de gemeenteraadsleden dit dossier niet grondig hebben kunnen voorbereiden ; de meerderheidspartijen konden op de gemeenteraadscommissie geen antwoorden geven op de vragen van de raadsleden van de minderheid. Er kon op de raadscommissie ook geen inhoudelijke discussie worden gevoerd. Zeker voor een dergelijke delicaat dossier was dit noodzakelijk. Indien dit punt niet wordt uitgesteld zal klacht worden ingediend bij de hogere overheid. Voorzitter M. Schouteden stelt dat een verkeerd juridisch argument wordt gebruikt. Er wordt hier helemaal geen nieuwe procedure opgestart. Dit dossier is inhoudelijk reeds in deze raad behandeld. Om de rechten van de gemeente te vrijwaren moet de raad dit dossier elk jaar goedkeuren en na de schorsing van het besluit door de gouverneur, een rechtvaardigingsbesluit nemen. Aan deze procedure zijn geen kosten verbonden ; het werd intern behandeld door een medewerker van de financiële dienst samen met de burgemeester. Voorzitter M. Schouteden schetst de reeds gevoerde procedure.
De procedure werd door de gemeente Herent ingeleid bij dagvaarding d.d. 6 februari 2007. De zaak werd gepleit voor de rechtbank van Eerste Aanleg te Brussel op 02.12 .2011. Bij tussenvonnis d.d. 27 januari 2012 werd de vordering van de gemeente Herent principieel gegrond verklaard, maar werd de heropening der debatten bevolen om de gemeente Herent toe te laten haar schadeclaim te rechtvaardigen. Het eindvonnis werd geveld op 10.01.2013 , waarbij aan de gemeente Herent een schadevergoeding toegekend werd van 649.8 59 Euro te vermeerderen met de vergoedende intresten aan de wettelijke intrestvoet vanaf 30.08.2006 op de som van 313.922 Euro en vanaf 30.11.2006 op de som van 335.867 Euro. Dit vonnis werd betekend op 6 mei 2013. Het Vlaams Gewest tekende beroep aan bij verzoekschrift, alsook de gemeente Herent met het oog op het bekomen van een hogere schadevergoeding dan toegekend door de eerste rechter. Op de inleidende zitting voor het hof van beroep d. d. 24.06.2013 werden conclusietermijnen afgesproken. Tot op heden werden er reeds beroepsbesluiten neergelegd door de raadsman van de gemeente Herent en door de raadsman van het Vlaams Gewest. De raadsman van de gemeente Herent zal in de loop van de maand februari de laatste beroepsbesluiten neerleggen, waarna deze zaak op de wachtlijst geplaatst zal worden in afwachting van het verlenen van een pleitdatum.
Voorzitter M. Schouteden beantwoordt de vragen die de raadsleden in de raadscommissie hebben gesteld alsook de vragen die raadslid C. Parmentier nadien nog schriftelijk geformuleerd heeft.
Wat is het centrale juridische argument om hiermee door te gaan ?
De voorzitter antwoordt het volgende. De rechtbank van Eerste Aanleg te Brussel heeft in het tussenvonnis d.d. 27 januari 2012 beslist dat: “ Het Vlaams Gewest een fout heeft begaan door
3
het belastingsreglement van de gemeente Herent van 13 december 2005 t e vernietigen op grond van een verkeerde uitlegging van het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel. Ingevolge de vernietiging van het belastingsreglement van 13.12 .2005 was de gemeente Herent in de onmogelijkheid om de litigieuze belasting te vestigen en te innen. Er is derhalve een oorzakelijk verband tussen de vernietiging van de gemeentelijke verordening en het verlies aan inkomsten dat hieruit voortgevloeid is.
Waarom acht u het wenselijk een extra belasting te heffen ?
De voorzitter antwoordt dat dit reeds uitvoerig werd besproken in de gemeenteraadsvergadering van 19 maart 2013. De gemeente Herent voert hier trouwens geen roekeloos geding. De rechtbank van eerste aanleg treedt ons hierin bij.
Waarom kunt u niet akkoord gaan met de inzichten van de gouverneur ?
De voorzitter stelt dat het antwoord op deze vraag wel duidelijk is.
Wat doet u als u geen gelijk krijgt van het Vlaams gewest ?
De voorzitter stelt dat we geen gelijk moeten krijgen van het Vlaams Gewest maar wel van het Hof van Beroep. En mogelijks zal er dan nadien nog een procedure volgen voor het Hof van Cassatie.
Wanneer denkt u dat er duidelijkheid zal zijn dat deze belasting zal geïnd worden/in de mate dat ze geïnd zal worden ?
De voorzitter antwoordt dat dit pas zal duidelijk zijn na een definitieve uitspraak van de rechter.
Waarom wordt dit punt niet inhoudelijk behandeld ?
De voorzitter antwoordt dat dit punt reeds inhoudelijk werd behandeld op de gemeenteraad van maart 2013. Hier gaat het enkel om een rechtvaardigingsbesluit na de schorsing door de gouverneur.
Zijn we niet ter plaatse aan het trappelen ( net zoals vorig jaar, we zetten geen stappen vooruit ) ?
De voorzitter antwoordt dat de gemeenteraad op dit ogenblik zijn verantwoordelijkheid neemt door het rechtvaardigingsbesluit te nemen.
Is die belasting nu toegelaten of niet toegelaten ?
De voorzitter verwijst naar het standpunt van de meerderheid. De belasting kan nu wegens de lopende procedure vanzelfsprekend niet worden geheven.
Wat is de timing, wat zijn de volgende stappen/fases ?
De voorzitter verwijst naar haar uiteenzetting.
4
Wij vinden het zeer belangrijk dat er een antwoord komt op de vraag of dit nog verder nodig is.
De voorzitter stelt dat het verder zetten van de procedure nodig is.
Welk risico is dit voor de gemeente als we geen gelijk krijgen ?
De voorzitter antwoordt dat de gemeente dan zal opdraaien voor alle kosten.
Inhoudelijk blijft Groen een probleem hebben bij deze manier van werken. Als de Vlaamse regering dit moet ophoesten dan zal dit betaald moeten worden met het belastingsgeld van ‘Jan en Alleman’ ?
De voorzitter verwijst naar hetgeen reeds werd gezegd. Raadslid J. Schelstraete stelt dat inderdaad vorig jaar na een valabele raadscommissievergadering dit dossier op de gemeenteraad werd goedgekeurd ; nu hebben we geen ernstige discussie in de commissie kunnen voeren. We stellen vast dat er twee procedures door elkaar lopen, de administratiefrechtelijke procedure enerzijds en de burgerrechtelijke procedure anderzijds. Met het punt dat nu voorligt zitten we in het administratiefrechtelijke spoor. Hij is bereid opbouwend mee te discussiëren en handhaaft zijn vraag om uitstel van dit dossier. Voorzitter M. Schouteden wenst hier niet op in te gaan omdat anders de termijn zou verstrijken om dit rechtvaardigingsbesluit aan de gouverneur te bezorgen. Voorzitter M. Schouteden legt het voorstel van raadslid J. Schelstraete om dit agendapunt uit te stellen ter stemming voor. Het wordt verworpen met 16 stemmen tegen ( Marleen Schouteden, D’Haese Katleen, Pollers Astrid, Willy Kuijpers, Lut Rampelbergh, Bob Vandamme, Stijn Van Meerbeeck, Wouter Vlassak, Scheys Philippe, Maarten Forceville, An – Katrien Sodermans, Kristin Lercangé, Debra De Greef, Jo De Clercq, Arlette Caes, Claes Guido ), 2 stemmen voor ( Karl Boumans, Jan Schelstraete ) en 7 onthoudingen ( Jos Vandikkelen, Chris Parmentier, Ruben Donceel, Elise Van Eynde, Kirsten Winnelinckx, Anne Millon, Tom Denon). Raadslid C. Parmentier wijst erop dat in de hele gerechtelijke weg toch minder positieve elementen voor de gemeente voorkomen. Voorzitter M. Schouteden wijst erop dat de rechtbank van eerste aanleg stelt dat de gemeente Herent de belastingsdruk wil spreiden over iedereen die gebruik maakt van de gemeentelijke dienstverlening. Daarom werden aanvankelijk enkel de rechtspersonen door deze belasting getroffen. Maar hiermee schonden we het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank stelt dat er een redelijk en verantwoord onderscheid te maken is tussen de natuurlijke personen die in Herent wonen en degenen die er niet wonen. Raadslid C. Parmentier leest namens de Groenfractie het volgende standpunt voor. Beste collega’s, Het gemeentebestuur, met NVA als belastingsvriendelijke partij op kop, bijt zich hier als een pitbull vast in dossier voor het installeren van een nieuwe belasting, waarvan zowel de hogere
5
politieke instellingen (provincie, Vlaams Gewest), alsook al diverse gerechtelijke instanties (o.a. Raad van Staten) aangeven dat dit niet kan. Men blijft procederen en klampt zich aan een voorlopig gunstig vonnis vast als aan de spreekwoordelijke strohalm. Het komt bij mij en bij velen anderen over als een juridisch steekspel of juridische ping-pong, waarbij het spelen van het spel het doel geworden. en de uiteindelijke zin stilaan op de achtergrond komt. Leuk voor advocaten, maar vraagtekens oproepend voor de burger op afstand. Je kan je toch afvragen welke zin het heeft te (blijven) procederen tegen de eigen instellingen: de provinciale (waarvan sommigen ze liever afgeschaft zien) en de Vlaamse (waarvan sommigen dan weer het ultieme beslissingscentrum willen maken). David tegen Goliath ?? Is het omdat de gemeente deze middelen broodnodig heeft voor de realisatie van het geplande beleid ? Heeft men het stellige voornemen om met deze middelen een precies geformuleerd en ambitieus project te realiseren? Enkele jaren geleden werd met het ontberen van deze inkomsten nog grondig rekening gehouden bij de berekening van de verhoging van de tarieven van aanvullende personenbelasting en gemeentelijke opcentiemen. Merkwaardig is dan dat er nadien in de begrotingen, en vooral in het meerjarenplan voor de komende 6 jaar, nog nauwelijks met een woord over gerept wordt, of als een belangrijk, laat staan prioritair beleidspunt, in rekening wordt gebracht. In het meerjarenplan is dit verworden tot een zeer kleine voetnoot. Het gaat nochtans om een zeer substantieel bedrag (meerdere € MIO), waarmee men iets kan realiseren. Indien men deze middelen zou verwerven, is het toch evident belangrijk een visie te hebben wat men met deze middelen zou aanvangen. Ons lijkt het zelfs noodzakelijk dat het bestuur hier verantwoording over aflegt, want dit zou de eerder vermelde hardnekkigheid kunnen verantwoorden. Daarover evenwel niets vanuit bestuurshoek. Je kan voor- of tegenstander zijn van deze belasting. En vanuit Groen kunnen we nog best begrip opbrengen voor de logica van waaruit men destijds deze belasting wenste in te voeren: een te rechtvaardigen belasting voor een specifieke doelgroep van gebruikers van de gemeentelijke dienstverlening, die hier evenwel niet of te weinig voorbijdragen. Allen is door de slepende juridische procedure dit niet meer de realiteit. Deze procedure heeft niets te maken met het opnieuw kunnen instellen van de belasting. Enkel met het opportunistisch binnenhalen van een schadeclaim ten aanzien van het Vlaamse Gewest. Indien de gemeente Herent zijn claim binnenhaalt ten aanzien van het Vlaamse gewest, is het immers niet de geviseerde doelgroep die hiervoor betaalt, maar wel de gemeenschap, de modale Vlaamse belastingbetaler: u en ik en wij allemaal met andere woorden. Dit is contradictorisch aan de doelstelling van specifieke, gerichte belasting. Je haalt daardoor oneigenlijk en onrechtmatig centen uit de zakken te halen van de gemeenschap. Hiermee kunnen wij niet akkoord gaan. Nog moeilijker om te accepteren wordt het wanneer we zien dat het enige positieve gevolg voor Herent van de nu jaarlijks gevoerde ping-pong (de belasting blijven instellen, laten
6
schorsen, toch handhaven) dat het bedrag van de claim enkel blijft toenemen. Zonder dat dit bijdraagt aan de uitspraak ten gronde blijven we het bedrag voor de gemeenschap opdrijven. Om financieel lucratieve redenen. Het wordt stilaan graaien in de zakken van de modale belastingbetaler. Niet mooi meer, en dus voorons zeker niet meer te accepteren. Waarom niet de beslissing tot handhaven van deze belasting opschorten totdat er een duidelijke uitspraak is ten gronde. Tenslotte constateerden we dat deze belasting eind vorig jaar (als één van de weinige uitzonderingen) verhoogd werd met quasi 20%. Als verantwoording gaf de burgemeester op de commissie eerst in een onbewaakt moment toe omdat dit vooral de claim ten goede zou komen (nadien op de GR ongeloofwaardig voorgesteld als een indexatie (een onrealistische 20% voor enkele jaren in een periode van uitzonderlijk lage inflatie). Met andere woorden: belastingen drastisch verhogen terwijl je weet dat de beoogde doelgroep hiervoor niet moet opdraaien, nooit zal moeten opdraaien, maar wel anderen. Het wordt stilaan scrupuleus, immoreel graaien in de portemonnee van de belastingbetaler. Om deze redenen kunnen wij ons akkoord niet geven op de vraag naar handhaving van deze belasting. Als alternatief en als aanvulling op de vraag wil ik 2 voorstellen ter goedkeuring voorleggen: •
Opschorting van de beslissing tot handhaving van de belasting. De beslissing tot handhaving van de belasting opschorten tot wanneer er (meer) juridische duidelijkheid is over het toegelaten zijn van deze belasting. Op die manier blijven we niet de factuur voor de gemeenschap opdrijven, maar behouden we ons het recht toe om deze belasting rechtmatig in te stellen.
•
Aanwending van de eventuele toekomstige inkomsten Indien de gemeente Herent de hangende rechtszaak zou winnen, stelt zich de vraag waarvoor we ontvangen middelen aangewend gaan worden? Gezien het ‘de burger’ is die, enerzijds in de verhoging van de gemeentelijke aanslagtarieven, en anderzijds in de betaling van de gerechtelijke claim hiervoor bijgedragen heeft, is het gewenst dat de burger ook het voordeel krijgt van deze inkomsten. Voorstel: verrekening van deze inkomsten naar de inkomsten uit de aanvullende personenbelasting of opcentiemen, zodat deze terug verlaagd kunnen worden (liefst tot op niveau van vroeger); en eventueel aanwenden van resterend (t.g.v. inkomstenrecuperatie met terugwerkende kracht) voor versnelde afslossing van de schuld.
Voorzitter M. Schouteden antwoordt dat het bedrag niet in de meerjarenplanning kan worden
7
opgenomen en dat we bijgevolg dus ook niet kunnen zeggen waarvoor we het zullen aanwenden. Raadslid W. Kuijpers verdedigt het standpunt van de meerderheid om de belasting te rechtvaardigen ; een lokaal bestuur moet zijn recht kunnen halen. Hij meent dat het gerecht in dit dossier verder moet werken. De doelgroep waar deze belasting wordt voor geheven mag niet worden voorbijgegaan. Raadslid C. Parmentier stelt dat de belasting bij de juiste personen moet worden geheven. Raadslid J. Schelstraete sluit zich hierbij aan: men gaat het geld nu niet halen bij de juiste personen, maar bij de Vlaamse overheid en dus bij de belastingbetaler. Voorzitter M. Schouteden legt het eerste voorstel van raadslid C. Parmentier ter stemming voor. Het wordt verworpen met 16 stemmen tegen ( Marleen Schouteden, D’Haese Katleen, Pollers Astrid, Willy Kuijpers, Lut Rampelbergh, Bob Vandamme, Stijn Van Meerbeeck, Wouter Vlassak, Scheys Philippe, Maarten Forceville, An – Katrien Sodermans, Kristin Lercangé, Debra De Greef, Jo De Clercq, Arlette Caes, Claes Guido ), 7 stemmen voor ( Karl Boumans, Jan Schelstraete, Jos Vandikkelen, Chris Parmentier, Ruben Donceel, Elise Van Eynde, Kirsten Winnelinckx, ) en 2 onthoudingen ( Anne Millon, Tom Denon). Raadslid C. Parmentier wenst zijn tweede voorstel ter stemming voor te leggen. Voorzitter M. Schouteden stelt dat het hier gaat om een intentieverklaring en dat ze dit niet ter stemming kan voorleggen. Het voorstel werd trouwens niet als een agendapunt ingediend.
De gemeenteraad, Overwegende dat de gemeenteraad van Herent op 12.11.2013 een belasting op economische activiteiten van de rechtspersonen en van de niet in de gemeentelijke bevolkingsregisters ingeschreven natuurlijke personen heeft ingevoerd; Overwegende dat de belasting verschuldigd zou zijn voor het aanslagjaar 2014; Overwegende dat de Gouverneur van Vlaams-Brabant (hierna “de Gouverneur”) op 14.01.2014 bovenvermeld belastingreglement van de gemeente heeft geschorst vermits hij van mening is dat het gelijkheidsbeginsel wordt geschonden door dit belastingreglement; Overwegende dat de Gouverneur hierbij verwijst naar artikel 255 en volgende van de gemeentewet, de artikelen 10, 11 en 172 van de gecoördineerde grondwet, het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincieen gemeentebelastingen, gewijzigd bij decreten van 28.05.2010 en 17.02.2012, het voormelde besluit van de gemeente Herent van 12.11.2013, en het besluit van de gemeente herent van 13.11.2012 houdende vaststelling van de belasting op de economische activiteiten van de rechtspersonen en van de niet in de gemeentelijke bevolkingsregisters ingeschreven natuurlijke personen, het schorsingsbesluit van de Gouverneur van 25.01.2013 inzake het besluit van de gemeenteraad van Herent van 13.11.2012, het besluit van de gemeenteraad van 19.03.2013 waarbij het gemeenteraadsbesluit van 13.11.2012 werd gehandhaafd, het ministerieel besluit van 22.04.2013 houdende vernietiging van het gemeenteraadsbesluit van 13.11.2013, en het besluit van de gemeente Herent van 13.12.2005 houdende vaststelling van de belasting op economische activiteiten van de rechtspersonen en van de niet in de gemeentelijke bevolkingsregisters ingeschreven natuurlijke personen, het schorsingsbesluit van de Gouverneur van 24.02.2006 inzake het besluit van de gemeenteraad van Herent van 13.12.2005, het besluit van de gemeenteraad van Herent van 18.04.2006 waarbij het gemeenteraadsbesluit van 13.12.2005 werd gehandhaafd, het ministerieel besluit van 30.06.2006 houdende vernietiging van het gemeenteraadsbesluit van 13.12.2005 en het arrest van de Raad van State 213.750 van 8.06.2011 houdende verwerping van het beroep tot
8
vernietiging van het ministerieel besluit van 30.06.2006; Overwegende dat de Gouverneur argumenteert, verwijzend naar bovenvermeld arrest van de Raad van State, dat het onderworpen zijn aan de aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting weliswaar een objectief criterium is maar geen verband houdt met de aard en het doel van de belasting op economische activiteiten en bijgevolg geen aanvaardbaar onderscheidingscriterium is en dat het gelijkheidsbeginsel derhalve is geschonden; Overwegende dat het schorsingsbesluit de argumentatie herneemt van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel in zijn tussenvonnis van 27.01.2012 inzake het verzoek tot schadevergoeding van de gemeente Herent ten laste van het Vlaams Gewest daar de vernietiging van het belastingreglement d.d.. 13.12.2005 door het vermeld ministerieel besluit van 30.06.2006 een fout uitmaakt die schade heeft veroorzaakt voor de gemeente Herent (artikel 1382 BW). Dat volgens dit tussenvonnis het criterium van onderscheid tussen belastingplichtigen dat berust op de al dan niet inschrijving in de bevolkingsregisters van de gemeente objectief en redelijk verantwoord is in het licht van het nagestreefde legitieme doel, d.i. het op een redelijke wijze spreiden van de belastingdruk over alle personen die van de gemeentelijke diensten en infrastructuur gebruik maken. Dat bijgevolg het gelijkheidsbeginsel niet is geschonden en het Vlaams Gewest door het belastingreglement van 13.12.2005 te vernietigen een fout heeft begaan;. Dat, volgens het schorsingsbesluit van de Gouverneur d.d.. 14.01.2014, het oordeel van de Raad van State vervat is in een arrest dat gezag van gewijsde heeft en door de overheid moet gerespecteerd worden; GEEN AFWEZIGHEID VAN REDELIJKE VERANTWOORDING EN DUS GEEN SCHENDING VAN HET GELIJKHEIDSBEGINSEL Overwegende dat natuurlijke personen onderworpen zijn aan de aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting, terwijl vennootschappen, onderworpen aan de vennootschapsbelasting of de rechtspersonenbelasting, niet onderworpen mogen worden aan zulke aanvullende gemeentebelasting in de vorm van opcentiemen op de vennootschapsbelasting of de rechtspersonenbelasting gelet op het verbod, ingeschreven in artikel 464 WIB; Overwegende dat de gemeente in het verleden, met het oog op het nastreven van een redelijke spreiding van de belastingdruk over de verschillende genieters van de gemeentelijke dienstverlening en infrastructuur, een belasting heeft gevestigd vanaf dienstjaar 1996 tot dienstjaar 2005 op de rechtspersonen die een economische activiteit uitoefenden binnen de gemeente; dat deze rechtspersonen immers eveneens genieten van de gemeentelijke dienstverlening en infrastructuur en, daarentegen, niet onderworpen zijn aan de aanvullende gemeentebelasting; Overwegende dat de Gouverneur op 08.03.2005 heeft beslist om het belastingreglement van de gemeente van 14.12.2004 (dienstjaar 2005) te schorsen daar het feit dat alleen bepaalde rechtspersonen die een economische activiteit uitoefenden in de gemeente en dus niet natuurlijke personen met economische activiteit in de gemeente werden belast, in strijd zou zijn met het gelijkheidsbeginsel; Overwegende dat de gemeente als gevolg daarvan besliste om, bij reglement van 13.12.2005, een belasting in te voeren op de economische activiteiten van de rechtspersonen en van de niet in de gemeentelijke bevolkingsregisters ingeschreven natuurlijke personen; Overwegende dat de Gouverneur in zijn schorsingsbesluit van 24.02.2006 stelde dat er geen afdoende redelijke verantwoording bestaat voor de ongelijke behandeling van de economische activiteiten uitgeoefend door natuurlijke personen naargelang deze personen al dan niet in de bevolkingsregisters van de gemeente zijn ingeschreven en dat het gelijkheidsbeginsel derhalve
9
is geschonden. Dat de Gouverneur in zijn schorsingsbesluit betreffende het reglement van de gemeente van 13.11.2012, idem voor het reglement van de gemeente van 12.11.2013, dat gelijkaardig is aan het reglement van 13.12.2005, hetzelfde stelt; Overwegende dat de Gouverneur op deze manier lijkt te stellen dat het invoeren van een onderscheid op basis van het al dan niet ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters van de gemeente een criterium is dat niet redelijk verantwoord is zodat het gemaakte onderscheid in strijd is met het gelijkheidsbeginsel; Overwegende dat deze stelling van de Gouverneur niet kan worden gevolgd; Overwegende dat de gemeente de belastingdruk op een redelijke wijze wenst te spreiden over alle personen die van de gemeentelijke diensten en infrastructuur gebruik maken; Overwegende dat de natuurlijke personen die ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters van de gemeente onderworpen zijn aan de aanvullende gemeentebelasting, terwijl de natuurlijke personen die niet ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters van de gemeente niet onderworpen zijn aan de aanvullende gemeentebelasting hoewel zijn, indien zij economisch actief zijn in de gemeente, toch kunnen genieten van de dienstverlening en infrastructuur van de gemeente, net zoals de rechtspersonen die economisch actief zijn in de gemeente; Overwegende dat het bijgevolg redelijk verantwoord is om een onderscheid te maken tussen natuurlijke personen al naargelang zij ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters van de gemeente vermits de natuurlijke personen die niet ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters niet bijdragen voor het gebruik van de gemeentelijke infrastructuur en dienstverlening; Overwegende bovendien dat het Hof van Cassatie op 4.01.2002, in navolging van het Hof van Beroep te Brussel op 19.05.2000, reeds heeft geoordeeld dat het redelijkerwijze verantwoord is om een onderscheid te maken tussen natuurlijke personen al naargelang zij ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters; Overwegende immers dat het Hof van Cassatie stelde dat het voorzien in een verschillende behandeling naargelang het al dan niet natuurlijke personen betreft die ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters, geen schending uitmaakt van het gelijkheidsbeginsel vermits het al dan niet ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters een objectief en redelijk verantwoord criterium uitmaakt; Overwegende dat het Hof van Cassatie bijgevolg uitdrukkelijk heeft bevestigd dat een onderscheid kan worden gemaakt louter op basis van het al dan niet ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters; Overwegende dat het tussenvonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel d.d.. 27.01.2012 inzake het reglement van de gemeente van 13.12.2005 uitdrukkelijk voorgaande cassatie rechtspraak heeft bevestigd; Dat dit vonnis m.n. het volgende heeft gesteld, waarbij hier het uittreksel van het vonnis dat door het schorsingsbesluit van de Gouverneur van 25.01.2013 is geciteerd, wordt hernomen: “De rechtbank is van oordeel dat het gelijkheidsbeginsel zich in beginsel niet verzet tegen de aanwending van een criterium van onderscheid tussen belastingplichtigen dat berust op zijn al dan niet inschrijving in de bevolkingsregisters van de gemeente. Een dergelijk criterium is objectief en redelijk verantwoord, dat in verhouding staat tot het substantiële verlies van inkomsten ten gevolge van, wat de fysieke personen betreft, het verlies van de opcentiemen en de dotaties van het Gemeentefonds (in dezelfde zin: Cass.04.01.2002; vgl. Cass. 04.10.2007, www.cass.be). Het nagestreefde doel is legitiem, met name de gemeentelijke belastingdruk op een redelijke wijze spreiden over alle personen die van de gemeentelijke diensten en infrastructuur gebruik maken. Het gehanteerde onderscheid is redelijk en objectief verantwoord in het licht van het nagestreefde doel, vermits natuurlijke personen die een economische activiteit uitoefenen, en ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters van de
10
gemeente geacht mogen worden de gemeente te vergoeden voor het gebruik van de gemeentelijke diensten en infrastructuur. Door aldus rechtspersonen en natuurlijke personen die niet zijn ingeschreven in de bevolkingsregisters te onderwerpen aan een belasting wordt voorkomen dat het gelijkheidsbeginsel zou worden geschonden, doordat dergelijke personen – die niet onderworpen zijn aan de aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting – alsnog worden onderworpen aan een afzonderlijke belasting die het verlies aan inkomsten ingevolge de niet-inschrijving in de bevolkingsregisters en het verbod vervat in het Wetboek van Inkomstenbelastingen (artikel 464 en 465 WIB92) moeten compenseren.”; Dat de gemeente zich schaarst achter dit vonnis en voornoemde rechtspraak van het Hof van Cassatie; Overwegende dat het tussenvonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel van 27.01.2012 inmiddels bij eindvonnis op 13.01.2013 van dezelfde rechtbank zijn beslag heeft gekregen en in dit eindvonnis de schade van de gemeente werd begroot; Overwegende dat het arrest van het Hof van Cassatie van 04.10.2007, waarnaar in het citaat hierboven van het tussenvonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel dd.27.01.2012 wordt verwezen, een gemeentebelasting heeft goedgekeurd die alleen de economische activiteiten belastte van rechtspersonen (dus met uitsluiting van – niet in de bevolkingsregisters ingeschreven - natuurlijke personen). Dat dit arrest immers stelde dat:”Een gemeente die de economische entiteiten al dan niet belast naargelang zij een rechtspersoon zijn of niet, handelt niet onredelijk door alleen rechtspersonen te belasten. Die beslissing kan worden verantwoord door de reden dat rechtspersonen die een economische activiteit uitoefenen moeten belast worden aangezien zij niet of minder bijdragen tot de gemeentelijke financiering dan de inwoners van de gemeente die aldaar een economische activiteit uitoefenen”. Overwegende dat, a fortiori, het gelijkheidsbeginsel niet schendt een belastingreglement dat, zoals in casu, zowel rechtspersonen treft als natuurlijke personen die economisch actief zijn in de gemeente doch daar niet ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters. Overwegende dat de Gouverneur in zijn schorsingsbesluit stelt dat “het oordeel van de Raad van State is in een arrest dat gezag van gewijsde heeft en door de overheid moet worden gerespecteerd’; Overwegende dat deze stelling onjuist is. Dat, zoals het tussenvonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel dd. 27.01.2012 terecht heeft gesteld,:”… een arrest van de Raad van State waarin een annulatieberoep wordt verworpen niet dezelfde waarde (heeft) als een vernietigingsarrest van diezelfde Raad. Daar waar aan het vernietigingsarrest gezag van gewijsde erga omnes toekomt, is dit niet het geval voor een arrest houdende verwerping van een annulatieberoep. In dit laatste geval behouden de rechtbanken en hoven de mogelijkheid om in het kader van hun wettigheidstoezicht een administratieve verordening buiten toepassing te laten krachtens artikel 159 G.W.”. Dit wordt bevestigd door de cassatie-arresten van 24 maart 1977 en 9 januari 1997. In de doctrine kan verwezen worden naar A. Mast, Overzicht van het Belgisch Administratief Recht, Kluwer, 2009, p. 1069, nr. 1033; Dat daarenboven de Gouverneur geen partij was in het geschil voor de Raad van State (de partijen waren het Vlaams Gewest en de gemeente Herent) en dat zelfs indien de Gouverneur partij zou geweest zijn in het geschil voor de Raad van State, quod non, het huidig geding een ander voorwerp heeft dan het geding voor de Raad van State, m.n. het gemeentereglement van 13.11.2012 en van 12.11.2013 en niet het gemeentereglement van 13.12.2005 dat overigens wel gelijkaardig is aan laatstgenoemd reglement maar zeker niet identiek; Overwegende dat uit het voorgaande volgt dat het belastingreglement van de gemeente Herent van 12.11.2013 op grond waarvan een belasting wordt ingevoerd op de economische
11
activiteiten in de gemeente van de rechtspersonen en van de niet in de bevolkingsregisters ingeschreven natuurlijke personen conform het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel is; Overwegende dat bijgevolg de beslissing van de Gouverneur van Vlaams-Brabant dient te worden opgeheven en het geschorste besluit van 12.11.2013 op basis waarvan de belasting wordt ingevoerd rechtsgeldig dient te worden verklaard, Besluit artikel 1: kennis te nemen van het schorsingsbesluit van 14.01.2014 van de Gouverneur betreffende het belastingreglement d.d. 12.11.2013 op de economische activiteiten van de rechtspersonen en van de niet in de gemeentelijke bevolkingsregisters ingeschreven natuurlijke personen. artikel 2: met 18 stemmen voor ( Marleen Schouteden, D’Haese Katleen, Pollers Astrid, Willy Kuijpers, Lut Rampelbergh, Bob Vandamme, Stijn Van Meerbeeck, Wouter Vlassak, Scheys Philippe, Maarten Forceville, An – Katrien Sodermans, Kristin Lercangé, Debra De Greef, Jo De Clercq, Arlette Caes, Claes Guido, Anne Millon, Tom Denon ) en 7 stemmen tegen ( Jos Vandikkelen, Chris Parmentier, Ruben Donceel, Elise Van Eynde, Kirsten Winnelinckx, Karl Boumans, Jan Schelstraete ) het raadsbesluit van 12.11.2013, houdende invoering van een belasting op de economische activiteiten van de rechtspersonen en van de niet in de gemeentelijke bevolkingsregisters ingeschreven natuurlijke personen voor het aanslagjaar 2014 te handhaven. Artikel 3 het onderhavig rechtvaardigingsbesluit aan de Vlaamse Regering toe te sturen, met afschrift aan de Gouverneur. 3 Politieverordening betreffende het beheer van huishoudelijke afvalstoffen (en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen) ingevolge nieuwe regelgeving. Op de vraag van raadslid J. Vandikkelen of het verlaten van het uur toch niet kan worden bekeken, antwoordt schepen J. De Clercq dat hierover moet overleg worden met Ecowerf. Op de bemerking van raadslid J. Schelstraete inzake het bestraffende effect, antwoordt schepen J. De Clercq dat er zoveel mogelijke informatie aan de bevolking moet worden gegeven. De gemeenteraad, gelet op de nieuwe gemeentewet; gelet op het gemeentedecreet; gelet op het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, inzonderheid afdeling 3 van hoofdstuk 3 huishoudelijke afvalstoffen, artikel 26 tot en met artikel 28; gelet op het besluit van 17 februari 2012 van de Vlaamse regering tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (hierna het VLAREMA) en latere wijzigingen; gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 7 januari 2008 tot vaststelling van het Uitvoeringsplan Milieuverantwoord Beheer van Huishoudelijke Afvalstoffen en van 28 januari 2000 tot vaststelling van het Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen; gelet op de beheersoverdracht die de gemeente heeft verleend aan het intergemeentelijk samenwerkingsverband EcoWerf; overwegende dat er een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid bestaat voor de afvalstoffen gedefinieerd in het VLAREMA artikel 3.1.1;
12
overwegende dat er een terugnameplicht bestaat voor huishoudelijk verpakkingsafval, dat minstens papier en karton, hol glas en plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons selectief moeten worden ingezameld; overwegende dat het ter bescherming van het leefmilieu noodzakelijk is het huishoudelijk afval en het vergelijkbaar bedrijfsafval tot een minimum te beperken en het afval maximaal selectief in te zamelen; overwegende dat prioriteit dient verleend te worden aan afvalvoorkoming en hergebruik van afvalstoffen; overwegende dat in tweede instantie het huishoudelijk afval en het vergelijkbaar bedrijfsafval maximaal selectief dienen ingezameld te worden; overwegende dat er naar gestreefd wordt om de inzameling van het huishoudelijk afval en het vergelijkbaar bedrijfsafval in de gemeenten zo optimaal mogelijk op elkaar af te stemmen; overwegende dat de gemeente in overeenstemming met haar gemeentelijke zorgplicht zoals bepaald in artikel 26 van het decreet betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, het niet aanbieden van huisvuil via de gemeentelijke inzamelkanalen en bijgevolg ontwijkgedrag (zoals sluikstorten, sluikstoken, afvaltoerisme naar buurgemeenten, afvaltoerisme naar de werkgever, …) maximaal wil voorkomen; gelet op het raadsbesluit van 12 januari 1999, onderwerp 8, houdende aanpassing van de algemene bestuurlijke politieverordening wat betreft de reglementering betreffende de selectieve inzameling van huishoudelijke afvalstoffen; gelet op het raadsbesluit van 13 september 2005 houdende aanpassing van de algemene bestuurlijke politieverordening wat betreft de reglementering betreffende het milieupark; overwegende dat EcoWerf een model politiereglement heeft opgesteld op basis van het nieuwe modelreglement van OVAM; overwegende dat het model politiereglement werd aangepast aan de nieuwe wetgeving en aan de gewijzigde ophaalmethoden; overwegende dat het wenselijk is de bestaande algemene bestuurlijke politieverordening, meer bepaald hoofdstuk 2: reinheid van de openbare weg, afdeling 2: ophaling en selectieve inzameling van huishoudelijke afvalstoffen aan te passen, besluit artikel 1: Hoofdstuk 2: reinheid van de openbare weg, afdeling 2: ophaling en selectieve inzameling van huishoudelijke afvalstoffen de algemene bestuurlijke politieverordening wordt vervangen door volgende bepalingen. Hoofdstuk I – Algemene bepalingen Afdeling 1 – Definities en toepassingsgebied Artikel 1 Voor de toepassing van deze verordening wordt onder huishoudelijke afvalstoffen verstaan: afvalstoffen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en afvalstoffen die daarmee gelijkgesteld worden, zoals bepaald in artikel 4.1.1 van het VLAREMA. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen, hierna vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen genoemd, verstaan: bedrijfsafvalstoffen van vergelijkbare aard, samenstelling en hoeveelheid als huishoudelijke afvalstoffen, die ontstaan ten gevolge van activiteiten die van dezelfde aard zijn als activiteiten van de normale werking van een particuliere huishouding, zoals gedefinieerd in artikel 1.2.1, 54° van het VLAREMA. Artikel 2 § 1. De volgende afvalstoffen mogen niet worden aangeboden bij om het even welke selectieve inzameling (exclusief het containerpark): - huisvuil;
13
- grofvuil; - gashouders en/of andere ontplofbare voorwerpen; - krengen van dieren en slachtafval; - oude en vervallen geneesmiddelen; - niet-vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen. § 2. De volgende afvalstoffen mogen niet worden aangeboden op het containerpark: - huisvuil; - groente- en fruitafval, al dan niet gemengd met tuinafval; - gashouders en/of andere ontplofbare voorwerpen; - krengen van dieren en slachtafval; - oude en vervallen geneesmiddelen; - niet-vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen § 3. Het is verboden afvalstoffen, afkomstig uit andere gemeenten voor inzameling aan te bieden aan het door de gemeente of intercommunale georganiseerde inzamelcircuit. Artikel 3 § 1. Alleen de geregistreerde inzamelaars, afvalstoffenhandelaars en -makelaars, daartoe aangewezen bij deze verordening of door het college van burgemeester en schepenen, zijn gerechtigd om huishoudelijke afvalstoffen te aanvaarden of in te zamelen. § 2. Het is voor iedereen verboden om het even welke huishoudelijke afvalstof af te geven of voor inzameling aan te bieden aan andere geregistreerde inzamelaars, afvalstoffenhandelaars en -makelaars dan deze daartoe aangewezen bij dit reglement of door het college van burgemeester en schepenen. Afdeling 2 – Verbranden en sluikstorten van afvalstoffen Artikel 4 Onverminderd de toepassing van andere wettelijke bepalingen is het verboden om afvalstoffen te verbranden, zowel in open lucht als in gebouwen. Artikel 5 § 1. Onverminderd de toepassing van andere wettelijke bepalingen is het verboden om het even welke afvalstof te sluikstorten. Onder sluikstorten wordt verstaan het achterlaten, opslaan of storten van om het even welke afvalstof op niet-reglementaire plaatsen, op nietreglementaire tijdstippen of in niet-reglementaire recipiënten en elke handeling strijdig met deze politieverordening en andere toepasselijke wettelijke bepalingen. § 2. Het is verboden modder, zand of afvalstoffen die zich voor of nabij de woning bevinden op de straten, in de greppels of in de rioolputten te vegen. Het is tevens verboden via de rioolputten of op enige andere wijze om het even welke afvalstoffen in de riolering te deponeren. § 3. Met het oog op thuiscomposteren is het voor particulieren toegestaan op eigen privéterrein een stapelplaats aan te leggen voor het composteren van eigen groente-, fruit- en tuinafval. Deze composteerruimte van minder dan 10 m³, niet zichtbaar van op straat, mag geen hinder veroorzaken voor de buurtbewoners. Afdeling 3 – Aanbieding van afvalstoffen Artikel 6 § 1. De huishoudelijke afvalstoffen en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen dienen aangeboden te worden zoals voorzien in deze verordening. Afvalstoffen die worden aangeboden op een wijze die niet voldoet aan de voorwaarden van deze verordening worden niet aanvaard. Bij de huisaan-huis-inzameling dient de aanbieder de niet-aanvaarde afvalstoffen dezelfde dag nog terug te nemen. De niet terugname conform dit reglement wordt beschouwd als sluikstorten zoals vermeld in artikel 5. § 2. Het toezicht op de aanbieding van afvalstoffen wordt uitgevoerd door de geregistreerde
14
inzamelaars, afvalstoffenhandelaars en -makelaars die van het college van burgemeester en schepenen de toelating kregen afvalstoffen in te zamelen en door de parkwachter in geval van inzameling via het containerpark. Deze geregistreerde inzamelaars, afvalstoffenhandelaars en -makelaars en de parkwachter mogen de aangeboden afvalstoffen controleren en de aanbieders wijzen op de foutieve aanbieding en de nodige richtlijnen verstrekken. Artikel 7 § 1. De afvalstoffen mogen slechts vanaf 22.00 uur en moeten ten laatste om 07.00 uur buitengeplaatst worden. § 2. De huishoudelijke afvalstoffen en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen worden in de voorgeschreven recipiënten of wijze aangeboden aan de rand van de openbare weg en vóór het betrokken perceel waar de aanbieder gevestigd is, zonder evenwel het verkeer van voertuigen, fietsers en voetgangers te hinderen. De aanbieder die afgelegen van de openbare weg gevestigd is of die langs wegen, plaatsen of stegen gevestigd is die niet door de wagens van de ophaaldienst bereikbaar zijn, dienen de voorgeschreven recipiënten te plaatsen langs de dichtst bij zijn perceel grenzende openbare weg. § 3. De inwoners die het recipiënt buitenzetten zijn verantwoordelijk voor het eventueel zwerfvuil dat hiervan afkomstig is en staan zelf in voor het opruimen ervan. § 4. Het is verboden de langs de openbare weg staande recipiënten te openen, geheel of gedeeltelijk te ledigen en/of te doorzoeken, met uitzondering van het bevoegde personeel in de uitoefening van hun functie. § 5. De geledigde recipiënten dienen door de aanbieder op de dag van lediging terug te worden verwijderd van de openbare weg. Afdeling 4 – Afval op standplaatsen Artikel 8 De uitbater van een private of openbare vaste of verplaatsbare inrichting aan of langs de openbare weg die voedingswaren of dranken verkoopt of aanbiedt die buiten de inrichting worden verbruikt (drankautomaat, snackbar, frituur, ijssalon, e.d.) dient op een behoorlijke wijze, voldoende duidelijk zichtbare en goed bereikbare afvalrecipiënten te voorzien en in te staan voor een correcte verwijdering en verwerking van het afval. Artikel 9 De diverse vrijkomende afvalstoffen dienen gescheiden te worden ingezameld in hun respectievelijke recipiënten. Deze recipiënten dienen voorzien te zijn van een duidelijk leesbaar opschrift dat aangeeft welke afvalstoffen het betreft. Artikel 10 De opstellingsplaats en het aantal inzamelrecipiënten, alsook de aard van de in te zamelen fracties kunnen door het gemeentebestuur worden bepaald. Artikel 11 De ambulante uitbater dient de recipiënten zelf tijdig te ledigen en het recipiënt, de standplaats en de onmiddellijke omgeving van de inrichting rein te houden. Afdeling 5 – Afval van huisdieren Artikel 12 § 1. De eigenaars en houders van (huis)dieren zijn verplicht te beletten dat de voetpaden en aanpalende huizen, groene bermen tussen voetpad en rijweg, begraafplaatsen, openbare parken, bossen, tuinen, speelpleinen en andere voor het publiek toegankelijke zones alsmede de fiets- en rijwegen bevuild worden door hun dieren. Enkel op voorziene locaties mogen de dieren zich ontlasten. § 2. Indien toch uitwerpselen terecht komen op voornoemde plaatsen, zijn de eigenaar of houders van de huisdieren verplicht deze uitwerpselen te verwijderen en te deponeren in een straatvuilcontainer of een speciaal voorzien recipiënt voor hondenpoep of moeten zij er voor
15
zorgen dat deze uitwerpselen verwijderd worden en voldoende verpakt en gemengd met huisvuil meegegeven met de gewone huisvuilinzameling. De voormelde verplichtingen ontslaan de aangelanden echter niet van hun eigen verplichtingen inzake het rein houden van de openbare weg. § 3. De begeleiders van honden zijn verplicht een zakje voor het verwijderen van de uitwerpselen van hun dier in bezit te hebben. Het zakje dient op het eerste verzoek van de politie te worden getoond. § 4. De bepalingen artikel 12, § 1, 2 en 3 zijn niet van toepassing op de honden die blinden en gehandicapten begeleiden. Afdeling 6 – Reclamedrukwerk en gratis regionale pers Artikel 13 § 1. Het is verboden reclamedrukwerk en gratis regionale pers te bedelen in leegstaande panden of achter te laten op andere plaatsen, inclusief het containerpark, dan de brievenbus. § 2. Door de gemeente wordt een sticker ter beschikking gesteld waarop wordt aangegeven dat reclamedrukwerk en gratis regionale pers niet gewenst zijn. Het is verboden reclamedrukwerk en gratis regionale pers te bedelen in brievenbussen die voorzien zijn van een dergelijke aanduiding. § 3. Door de gemeente wordt een zelfklever ter beschikking gesteld waarop wordt aangegeven, dat reclamedrukwerk niet gewenst is. Het is verboden reclamedrukwerk te bedelen in brievenbussen die voorzien zijn van een dergelijke aanduiding. § 4. Klachten met betrekking tot de niet-naleving van artikel 13, § 1, 2 en 3 worden bij voorkeur aan de gemeentelijke milieudienst en via mail op het e-mailadres
[email protected] of per post aan de OVAM, dienst ketenbeheer en lokale besturen, Stationsstraat 110 te 2800 Mechelen gemeld. Hoofdstuk II – Inzameling van huisvuil en de gemengde fractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval Afdeling 1 – Definitie Artikel 14 Voor de toepassing van deze verordening wordt onder huisvuil en de gemengde fractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval verstaan: alle afvalstoffen, ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit, die in het voorgeschreven recipiënt voor de huisvuilinzameling kunnen geborgen worden, met uitzondering van papier en karton, textiel, glas, klein gevaarlijk afval, groente-, fruit- en tuinafval en organischbiologisch vergelijkbaar bedrijfsafval of groenafval, plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons (pmd) en andere verplicht in te zamelen selectieve afvalstoffen. Afdeling 2 - Inzameling Artikel 15 § 1. Het huisvuil en de gemengde fractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval worden minstens tweewekelijks huis-aan-huis ingezameld langs de voor de geregistreerde inzamelaars, afvalstoffenhandelaars en -makelaars toegankelijke straten, wegen en pleinen, op de data vermeld op de afvalkalender van het intergemeentelijk samenwerkingsverband EcoWerf . § 2. Het huisvuil en de gemengde fractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval mogen niet worden meegegeven met een inzameling andere dan deze van het huisvuil en de gemengde fractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval. § 3. Het is verboden voor de verwijdering van het huisvuil en de gemengde fractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval gebruik te maken van een containerpark. Afdeling 3 - Wijze van aanbieding Artikel 16 § 1. Het huisvuil en de gemengde fractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval dienen gescheiden
16
aangeboden te worden in een huisvuilzak met logo van de gemeente. Het recipiënt dient zorgvuldig gesloten te worden en mag noch scheuren, barsten of lekken vertonen. § 2. Een huisvuilzak van 60 liter mag niet meer wegen dan 20 kg. § 3. Het huisvuil en de gemengde fractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval dienen aangeboden te worden in een toestand die geen risico inhoudt voor de veiligheid en/of gezondheid van de ophaler. Scherpe voorwerpen dienen zodanig verpakt te worden dat ze geen gevaar kunnen opleveren voor de ophalers van het huisvuil en de gemengde fractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval Hoofdstuk III – Inzameling van grofvuil Afdeling 1 – Definitie Artikel 17 Voor de toepassing van deze verordening wordt onder grofvuil verstaan: afvalstoffen die door hun omvang, de aard en/of het gewicht niet in het recipiënt voor de huisvuilinzameling kunnen geborgen worden en die huis aan huis ingezameld worden alsook de restfractie die overblijft voor verbranden of storten na aanbieding op het containerpark, met uitzondering van papier, karton, textiel, glas, klein gevaarlijk afval, groente-, fruit- en tuinafval en organisch-biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval of groenafval, pmd-afval, afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, bouw- en sloopafval, houtafval, metalen gemengd, afvalbanden en andere verplicht selectief in te zamelen afvalstoffen16. Afdeling 2 - Inzameling Artikel 18 § 1. Het grofvuil wordt zesmaal per jaar op afroep huis-aan-huis ingezameld langs de straten, wegen en pleinen waar de inzameling is ingericht, op de door het intergemeentelijk samenwerkingsverband EcoWerf bepaalde dagen. Het grofvuil wordt ook ingezameld op het containerpark. Herbruikbare goederen kunnen gratis worden aangeboden aan het kringloopcentrum waarmee de gemeente een overeenkomst heeft afgesloten. § 2. Voor de inzameling op afroep moet vooraf een afspraak gemaakt worden met het intergemeentelijk samenwerkingsverband EcoWerf met vermelding van de in te zamelen materialen. Praktische afspraken worden gemaakt over de manier van aanbieding. § 3. Het grofvuil mag niet worden meegegeven met het huisvuil en de gemengde fractie van het bedrijfsafval of een inzameling, andere dan deze van het grofvuil. Afdeling 3 - Wijze van aanbieding Artikel 19 § 1. Het grofvuil dient aangeboden te worden goed samengebonden in hanteerbare stukken. Het grofvuil mag niet in plastic zakken of kartonnen dozen aangeboden worden. § 2. Het gewicht van één afzonderlijk voorwerp of samengebonden bundel mag niet groter zijn dan 30 kg. Het grofvuil mag niet langer zijn dan 2 meter, niet groter zijn dan 1 meter op 2 meter of 1 m³ § 3. Alle voorwerpen dienen zodanig aangeboden te worden dat ze geen gevaar kunnen opleveren voor de inzamelaars van de afvalstoffen. Hoofdstuk IV – Selectieve inzameling van glas Afdeling 1 – Definitie Artikel 20 § 1. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder glas verstaan: hol glas en vlakglas, ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit, met uitzondering van vuurvaste voorwerpen, kristal, opaal glas, plexiglas, gewapend glas, serreglas, rookglas, spiegelglas, autoruiten, ander hittebestendig glas, gloeilampen, spaarlampen, tl-lampen, porselein, aardewerk, beeldbuizen van tv’s, e.d.
17
§ 2. Hol glas betreft alle lege glazen flessen en bokalen van dranken, fruit en groenten, voedingswaren, confituren, sausen .... § 3. Vlakglas betreft vensterglas. Afdeling 2 - Inzameling Artikel 21 § 1. Hol glas/vlakglas wordt ingezameld op het containerpark. Hol glas wordt ook ingezameld in de glascontainers die verspreid staan opgesteld in de gemeente. Het gebruik van de containers is uitsluitend voorbehouden aan de inwoners van de gemeente. § 2. Hol glas/vlakglas mag niet worden meegegeven met het huisvuil en de gemengde fractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval, of een selectieve inzameling, andere dan deze van glas. Afdeling 3 - Wijze van aanbieding Artikel 22 Het hol glas dient aangeboden te worden via de glascontainers die verspreid staan opgesteld in de gemeente. Hol glas dat naar de glascontainer gebracht wordt, dient, afhankelijk van de kleur, in de daartoe voorziene glascontainers te worden gedeponeerd. Hol glas dient leeg en voldoende gereinigd te zijn. Artikel 23 § 1. Het deponeren in glascontainers van andere afvalstoffen dan hol glas is verboden. Het is verboden om naast de glascontainers glas of andere afvalstoffen achter te laten. § 2. Het is verboden glas te deponeren in de glascontainers tussen 22.00 uur en 07.00 uur. Hoofdstuk V – Selectieve inzameling van papier en karton Afdeling 1 - Definitie Artikel 24 Voor de toepassing van deze verordening wordt onder papier en karton verstaan: alle dag-, week- en maandbladen, tijdschriften en periodieken, reclamedrukwerk en ander drukwerk, publicaties, telefoon- en faxgidsen, schrijfpapier, kopieerpapier, computerpapier, boeken en papieren of kartonnen verpakkingen, ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit, met uitzondering van geolied papier of karton, papier met waslaag, carbonpapier, gelaagd papier, vervuild papier, vervuilde papieren en kartonnen verpakkingen, papieren voorwerpen waar kunststof of andere materialen in verwerkt zijn, kaarten met magneetbanden, behangpapier, cement-, meststof- en sproeistofzakken, e.d. Afdeling 2 - Inzameling Artikel 25 § 1. Papier en karton wordt minstens maandelijks huis-aan-huis ingezameld langs de straten, wegen en pleinen waar de inzameling is ingericht, op de data vermeld op de afvalkalender van het intergemeentelijk samenwerkingsverband EcoWerf. Papier en karton wordt ook ingezameld op het containerpark. § 2. Papier en karton mag niet worden meegegeven met het huisvuil en de gemengde fractie van het bedrijfsafval, het grofvuil of een selectieve inzameling, andere dan deze van papier en karton. Afdeling 3 - Wijze van aanbieding Artikel 26 § 1. Het papier en karton dient aangeboden te worden in een kartonnen doos of samengebonden met natuurkoord in een handelbare stapel.. § 2. Het gewicht van het recipiënt mag niet groter zijn dan 15 kg. § 3. Per aansluitpunt en per inzameling mag gemiddeld max. 1 m³ aangeboden worden. Hoofdstuk VI – Selectieve inzameling van klein gevaarlijk afval Afdeling 1 - Definitie
18
Artikel 27 Voor de toepassing van deze verordening wordt onder Klein Gevaarlijk Afval, hierna kga genoemd, verstaan, de afvalstoffen zoals opgesomd in artikel 5.2.2.1 van het VLAREMA. Afdeling 2 – Inzameling Artikel 28 § 1. Kga wordt ingezameld op het containerpark § 2. Kga mag niet worden meegegeven met het huisvuil en de gemengde fractie van het bedrijfsafval, het grofvuil of een selectieve inzameling, andere dan deze van kga. Afdeling 3 - Wijze van aanbieding Artikel 29 § 1. Het kga moet, afzonderlijk van andere afvalstoffen, aangeboden worden in een daartoe geschikt recipiënt, tenzij het fysisch onmogelijk is. Het aangeboden KGA wordt zoveel mogelijk in de oorspronkelijke verpakking, inclusief buitenverpakking, aangeboden om de identificatie te vereenvoudigen. Indien nodig brengt de voortbrenger zelf de aanduiding(en) over de aard, de samenstelling en de eventuele gevaren van het kga op de verpakking aan. Producten van verschillende aard mogen niet worden samengevoegd. De aanbieder dient alle nodige voorzorgsmaatregelen te treffen om het lekken en andere ongewenste effecten van het kga te voorkomen. § 2. Injectienaalden moeten worden aangeboden in een naaldcontainer die voldoet aan de ADR-reglementering. Artikel 30 § 1. Het kga dat wordt aangeboden op het containerpark wordt door het bevoegde personeel in de inrichting aansluitend bij het containerpark gedeponeerd. De aanbieder van het kga mag dit niet zelf doen. § 2. De afgifte van kga aan de geregistreerde inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of –makelaar gebeurt in aanwezigheid en onder toezicht van het bevoegde personeel. Hoofdstuk VII – Selectieve inzameling van groente-, fruit- en tuinafval en organischbiologisch vergelijkbaar bedrijfsafval, Afdeling 1 - Definitie Artikel 31 § 1. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder groente- en fruitafval verstaan: aardappelschillen, schillen van citrus- of andere vruchten, groente- en fruitresten, doppen van noten, theebladeren en theezakjes, koffiedik en papieren koffiefilters, papier van de keukenrol, plantaardig keukenafval en etensresten, ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding. Het tuinafval omvat versnipperd snoeihout, haagscheersel, gazonmaaisel, bladeren, onkruid, resten van groente- en siertuin, verwelkte snijbloemen en kamerplanten, zaagmeel en schaafkrullen, ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding. Het Groente-, Fruit- en Tuinafval wordt hierna gft-afval genoemd. § 2. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder organisch-biologisch bedrijfsafval verstaan: alle afvalstoffen, vermeld in artikel 38, § 1., ontstaan door een met de huishoudens vergelijkbare bedrijfsactiviteit. § 3. Andere afvalstoffen zoals bijvoorbeeld timmerhout, grof ongesnipperd snoeihout, beenderen en dierlijk afval, wegwerpluiers, aarde, zand, saus, olie, vet, gekookte etenswaren, stof uit stofzuiger, as van open haard, houtskool, kunststof, ijzer, metaal, blik, kattenbakvulling, uitwerpselen e.d. worden niet als gft-afval en organisch-biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval beschouwd. Afdeling 2 - Inzameling Artikel 32 § 1. Het gft-afval en organisch-biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval worden minstens
19
tweewekelijks huis-aan-huis ingezameld langs de straten, wegen en pleinen waar de inzameling is ingericht, op de data vermeld op de afvalkalender van het intergemeentelijk samenwerkingsverband EcoWerf . § 2. Gft-afval en organisch-biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval mogen niet meegegeven worden met het huisvuil en de gemengde fractie van het bedrijfsafval, of een selectieve inzameling, andere dan deze van gft-afval en organisch-biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval. §3. Verontreinigd gft-afval en organisch-biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval worden niet aanvaard bij de selectieve inzameling. Afdeling 3 - Wijze van aanbieding Artikel 33 § 1. Het gft-afval en organisch-biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval dienen gescheiden aangeboden te worden in gft-container van het intergemeentelijk samenwerkingsverband, in composteerbare zakken, die door het gemeentebestuur worden ter beschikking gesteld tegen een door de gemeenteraad te bepalen bedrag. § 2. Het totale gewicht van het gevulde aangeboden recipiënt mag niet groter zijn dan - 15 kg voor een container van 40 liter - 50 kg voor een container van 120 liter - 80 kg voor een container van 240 liter - 500 kg voor een container van 1100 liter Afdeling 4 – Gebruik van de gft-container Artikel 34 De gft-container wordt huis-aan-huis afgeleverd. Deze gft-container blijft eigendom van het intergemeentelijk samenwerkingsverband EcoWerf en wordt slechts voor gebruik aan de inwoners ter beschikking gesteld voor de duur van de inzameling van het gft-afval en organisch-biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval. Artikel 35 § 1. De inwoners zijn persoonlijk verantwoordelijk voor het deugdelijk gebruik en onderhoud van de gft-container. Onder deugdelijk gebruik wordt begrepen dat de gft-container uitsluitend mag aangewend worden voor de opslag van gft-afval en organisch-biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval. § 2. In geval van schade, diefstal of verlies dient de inwoner de gemeente hiervan onverwijld in kennis te stellen met het oog op de herstelling of de vervanging door een nieuwe gftcontainer. De kosten van herstelling of vervanging kunnen verhaald worden op de inwoner, in geval van oneigenlijk gebruik. Artikel 36 De gft-container blijft verbonden aan het adres waar hij is geleverd. In geval van verhuizing is het de inwoner niet toegestaan om de gft-container mee te nemen naar zijn nieuwe adres. Artikel 37 Inwoners die ten gevolge van een verhuizing binnen of naar de gemeente geen beschikking hebben over een gft-container kunnen bij het intergemeentelijk samenwerkingsverband EcoWerf een gft-container aanvragen. Hoofdstuk VIII – Selectieve inzameling aan huis van snoeihout Afdeling 1 – Definitie Artikel 38 Voor de toepassing van deze verordening wordt onder snoeihout verstaan: takken met een diameter van minder dan 10 cm , ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit. Afdeling 2 - Inzameling Artikel 39
20
§ 1. Het snoeihout wordt minstens viermaal per jaar huis-aan-huis ingezameld langs de straten, wegen en pleinen waar de inzameling is ingericht, op de data vermeld op de afvalkalender van het intergemeentelijk samenwerkingsverband EcoWerf . § 2. Snoeihout mag niet worden meegegeven met het huisvuil en de gemengde fractie van het bedrijfsafval, het grofvuil of een selectieve inzameling, andere dan deze van snoeihout. § 3. Verontreinigd snoeihout wordt niet aanvaard bij de selectieve inzameling. Afdeling 3 - Wijze van aanbieding Artikel 40 § 1. Het snoeihout dient aangeboden te worden in bundels samengebonden met natuurtouw. § 2. Het gewicht van de bundel mag niet groter zijn dan 25 kg. § 3. Het snoeihout dient samengebonden te worden aangeboden en de takken moeten een lengte hebben van min. 50 cm en max. 2 meter. De maximale diameter per tak is 10 cm. Hoofdstuk IX – Selectieve inzameling van plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons (pmd) Afdeling 1 - Definitie Artikel 41 § 1. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder Plastic flessen en flacons, Metalen verpakkingen (inclusief kroonkurken) en Drankkartons, ook pmd genoemd, verstaan: lege plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons, ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit. § 2. De aangeboden plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons mogen geen kga, glas, etensresten of andere afvalstoffen bevatten. Afdeling 2 – Inzameling Artikel 42 § 1. De plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons worden minstens 2wekelijks huis-aan-huis ingezameld langs de straten, wegen en pleinen waar de inzameling is ingericht, op de data vermeld op de afvalkalender van het intergemeentelijk samenwerkingsverband EcoWerf . De plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons worden ook ingezameld op het containerpark. § 2. Plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons mogen niet worden meegegeven met het huisvuil en de gemengde fractie van het bedrijfsafval, of een andere selectieve inzameling, andere dan deze van de plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons. § 3. Verontreinigde plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons worden niet aanvaard. De niet-conforme inhoud kan aangeduid worden met een sticker. § 4. Metalen verpakkingen die via de pmd-inzameling ingezameld worden zijn niet toegelaten bij de fractie metalen gemengd. Afdeling 3 - Wijze van aanbieding Artikel 43 § 1. De plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons dienen aangeboden te worden in de blauwe pmd-zak met logo van het intergemeentelijk samenwerkingsverband EcoWerf. § 2. De verschillende fracties van de plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons mogen gemengd in het voorgeschreven recipiënt worden aangeboden. § 3. Het gewicht van één recipiënt mag niet groter zijn dan 10 kg en dient gesloten aangeboden te worden. § 4. Het maximum volume van de plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons, bedraagt 8 liter. § 5. Er mogen geen verpakkingen aan de buitenkant van de zak worden vastgemaakt.
21
§ 6. Per aansluitpunt mogen per tweewekelijkse inzameling gemiddeld maximum 4 zakken aangeboden worden. Hoofdstuk X - Selectieve inzameling van Afgedankte Elektrische en Elektronische Apparatuur (aeea) Afdeling 1 - Definitie Artikel 44 § 1. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder aeea verstaan: de afvalstoffen zoals gedefinieerd in artikel 1.2.1§2.23° van het VLAREMA. Afdeling 2 – Inzameling Artikel 45 § 1. De aeea worden ingezameld op het containerpark. Aeea kan gebracht worden naar of meegegeven worden met de eindverkoper of door andere inzamelkanalen opgezet door een producent of beheersorganisme in uitvoering van de aanvaardingsplicht, onverminderd gemeentelijke bepalingen aangaande gebruik of inname van het openbaar domein. Herbruikbaar aeea kan worden ingezameld door een erkend kringloopcentrum waarmee de gemeente een overeenkomst heeft afgesloten. Voor heel klein aeea (afgedankte elektrische en elektronische apparatuur zonder buiten buitenafmetingen van meer dan 25 cm) kunnen, indien voldaan wordt aan de toepasselijke voorwaarden van VLAREM en VLAREMA, specifieke inzamelacties opgezet worden, onverminderd gemeentelijke bepalingen aangaande gebruik of inname van het openbaar domein. § 2. Rookdetectoren en gasontladingslampen moeten naar het containerpark gebracht worden en onbeschadigd in het daartoe geschikte recipiënt gedeponeerd worden. § 3. Afgedankte zaklampen worden samen en op dezelfde wijze als afgedankte batterijen ingezameld. Afdeling 3 – Wijze van aanbieding Artikel 46 § 1. De aeea mag geen afvalstoffen bevatten die vreemd zijn aan het afgedankte product. § 2. Alle aeea moet zodanig worden aangeboden dat ze geen gevaar oplevert voor de geregistreerde inzamelaars, afvalstoffenhandelaars en -makelaars van de afvalstoffen. Hoofdstuk XI – Selectieve inzameling van metalen gemengd Afdeling 1 - Definitie Artikel 47 § 1. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder metalen gemengd verstaan: alle door de normale werking van een particuliere huishouding en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit ontstane soorten van metalen voorwerpen waarvan de grootte sterk kan verschillen, met uitzondering van kga, metalen verpakkingen die met de pmd-fractie ingezameld worden en afgedankte elektrische en elektronische apparatuur. Afdeling 2 - Inzameling Artikel 48 § 1. De metalen gemengd worden ingezameld via het containerpark. De metalen gemengd worden tot zesmaal per jaar op afroep huis-aan-huis ingezameld langs de straten, wegen en pleinen waar de inzameling is ingericht, op de door het intergemeentelijk samenwerkingsverband EcoWerf bepaalde dagen. § 2. Metalen gemengd mogen niet worden meegegeven met het huisvuil en de gemengde fractie van het bedrijfsafval of een selectieve inzameling, andere dan deze van metalen gemengd. §3. Aanvullend op de bepaling in § 1 mogen gemengde metalen aangeboden worden in de vergunde inrichtingen van verwerkers, inzamelaars, afvalstoffenhandelaars en –makelaars, op voorwaarde van:
22
het naleven van de sorteerverplichting (artikel 4.3.1 van het VLAREMA); het rapporteren van de ingezamelde hoeveelheden aan de gemeente. Afdeling 3 - Wijze van aanbieding Artikel 49 § 1. De metalen gemengd moeten aangeboden worden op de afgesproken inzameldag. § 2. Het gewicht van een afzonderlijk voorwerp mag niet groter zijn dan 30 kg. De voorwerpen mogen niet langer zijn dan 2 meter, groter zijn dan 1 meter op 2 meter of 1 m³. § 3. Alle voorwerpen moeten zodanig aangeboden worden dat ze geen gevaar opleveren voor de geregistreerde inzamelaars, afvalstoffenhandelaars en -makelaars van de afvalstoffen. Hoofdstuk XII – Selectieve inzameling van textiel Afdeling 1 – Definitie Artikel 50 Voor de toepassing van deze verordening wordt onder textielafval verstaan: alle niet verontreinigde kledij (textiel en lederwaren), schoeisel, handtassen, beddengoed, woningtextiel (gordijnen, overgordijnen, tafelkleden, servetten…), lompen, e.d., die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit. Afdeling 2 – Inzameling Artikel 51 § 1. Het textiel wordt ingezameld in de textielcontainers die verspreid staan opgesteld in de gemeente. Het textiel wordt eveneens ingezameld op het containerpark, het gemeentelijk depot of de door de OVAM erkende kringloopcentra.. § 2. Alleen de organisaties die vermeld zijn op de door de OVAM gepubliceerde lijst van geregistreerde inzamelaars, handelaars en makelaars van textielafvalstoffen en die toelating hebben van het college van burgemeester en schepenen, waarmee ze een overeenkomst afgesloten hebben, zijn gemachtigd textielcontainers te plaatsen op zowel openbaar domein als op privéterrein toegankelijk voor het publiek of mogen huis-aan-huisinzamelingen organiseren. § 3. Het textiel mag niet worden meegegeven met het huisvuil en de gemengde fractie van het bedrijfsafval, of een selectieve inzameling, andere dan deze van het textiel. Afdeling 3 - Wijze van aanbieding Artikel 52 § 1. Het textiel dient bij het deponeren in een container of bij inzameling aan huis in een degelijke en goed gesloten zak verpakt te zijn. Het aangeboden textiel mag niet nat, bevuild of totaal versleten zijn. Hoofdstuk XIII – Selectieve inzameling van herbruikbare goederen Afdeling 1 – Definitie Artikel 53 Voor de toepassing van deze verordening wordt onder herbruikbare goederen verstaan: alle door de normale werking van een particuliere huishouding en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit ontstane afvalstoffen die via het kringloopcentrum geschikt kunnen gemaakt worden voor hergebruik, zoals meubelen, kleding, kleine huisraad, boeken, elektronische informatiedragers, speelgoed, e.d. Afdeling 2 – Inzameling Artikel 54 § 1. Voor de inzameling van herbruikbare goederen kan een beroep gedaan worden op het door de OVAM erkend kringloopcentrum, werkzaam op het grondgebied van de gemeente. Deze gratis inzameling kan gebeuren op afroep. De contactgegevens van het kringloopcentrum zijn terug te vinden via het gemeentelijk informatieblad, de afvalkalender
23
en via de gemeentelijke diensten. Met herbruikbare goederen kan men ook op het containerpark terecht. § 2. Het staat het kringloopcentrum vrij om aangeboden herbruikbare goederen te weigeren indien deze niet dienstig zijn voor het kringloopcentrum. In dit geval mogen de door het kringloopcentrum geweigerde herbruikbare goederen meegegeven worden met het huisvuil, het grofvuil of naar het containerpark worden gebracht (afhankelijk over welke fractie het gaat). Afdeling 3 – Wijze van aanbieding Artikel 55 § 1. Voor de inzameling maakt de aanbieder een afspraak met het kringloopcentrum over de aanlevermodaliteiten. § 2. Alle voorwerpen moeten zodanig aangeboden worden dat ze geen gevaar opleveren voor de ophalers van de afvalstoffen. Hoofdstuk XIV – Andere afvalstoffen Batterijen Afdeling 1 – Definitie Artikel 56 Voor de toepassing van deze verordening wordt onder batterijen en accu’s verstaan: bron van door rechtstreekse omzetting van chemische energie verkregen elektrische energie, bestaande uit een of meer primaire (niet-oplaadbare) batterijcellen of uit een of meer secundaire (oplaadbare) batterijcellen. Afdeling 2 – Inzameling Artikel 57 De inzameling van afgedankte batterijen en accu’s gebeurt via het containerpark en de eindverkopers die daarvoor geschikte recipiënten plaatsen in hun verkoopruimte. Samen met de afgedankte batterijen en accu’s kunnen in deze recipiënten ook afgedankte zaklampen ingezameld worden. Afdeling 3 – Wijze van aanbieding Artikel 58 De inzameling van afgedankte batterijen en accu's gebeurt via het containerpark en via andere inzamelkanalen opgezet door een producent of beheersorganisme in uitvoering van de aanvaardingsplicht die daarvoor geschikte recipiënten ter beschikking stellen, onverminderd gemeentelijke bepalingen aangaande gebruik of inname van het openbaar domein. Gasflessen (butaan- en propaangasflessen) Afdeling 1 – Definitie Artikel 59 Een gasfles is een vat waarin een gas, in dit geval vloeibaar gemaakt propaan (lpg) of butaan onder druk is of was opgeslagen. Afdeling 2 – Inzameling Artikel 60 § 1. De inzameling gebeurt via FEBUPRO op wiens website (www.febupro.be) de inzamelpunten terug te vinden zijn. Afdeling 3 – Wijze van aanbieding Artikel 61 § 1. De gasflessen moeten onbeschadigd en met gesloten kraan aangeboden worden. § 2. Het is strikt verboden zonder voorafgaandelijk akkoord van de leverancier de merknaam van gasflessen te verwijderen, ze een andere bestemming te geven, ze onwettig op te slaan of te exporteren. Oude en vervallen Geneesmiddelen
24
Afdeling 1 – Definitie Artikel 62 Voor de toepassing van deze verordening wordt onder oude en vervallen geneesmiddelen verstaan: restanten van geneesmiddelen als vermeld in artikel 1 van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen, met uitzondering van artikel 1bis van die wet, die farmaceutische specialiteiten zijn, en die aan een particulier werden verstrekt en waarvan hij zich ontdoet, wil ontdoen of moet ontdoen. Een specialiteit is elk vooraf bereid geneesmiddel dat onder een speciale benaming en in een bijzondere verpakking in de handel wordt gebracht. Lege glazen flessen van geneesmiddelen horen bij het verpakkingsglasafval. Afdeling 2 – Inzameling Artikel 63 § 1. De inzameling gebeurt via de apotheek. § 2. Lege doordrukverpakkingen, verbanden, compressen, pleisters, watten doekjes, incontinentiemateriaal en luiers, teststrookjes en -strips, horen bij het huisvuil. Afdeling 3 - Wijze van aanbieding Artikel 64 § 1. De aanbieder moet het papieren verpakkingsafval en de bijsluiters verwijderen. Vuurwerk en munitie en andere ontplofbare stoffen Afdeling 1 – Definitie Artikel 65 Voor toepassing van deze verordening wordt onder vuurwerk en munitie verstaan: restanten van vuurwerk en munitie als vermeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 23 september 1958 houdende algemeen reglement op de springstoffen, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 februari 2000. Afdeling 2 – Inzameling Artikel 66 Deze afvalstoffen mogen niet meegegeven worden met het huisafval (omwille van zware veiligheidsrisico's die deze afvalstoffen met zich meebrengen voor de ophalers/verwerkers). Daarnaast is het evenzeer van belang dat dergelijk afval niet wordt achtergelaten als zwerfvuil omwille van de risico's voor o.m. spelende kinderen. Munitie moet steeds worden ingeleverd bij de politie. Vuurwerk: nog te bepalen door de OVAM in kader van de herziening van de kga-lijst. Afdeling 3 - Wijze van aanbieding Artikel 67 Gescheiden van andere afvalstoffen en bij voorkeur in de originele verpakking om de identificatie te vereenvoudigen. Gebruikte frituurvetten en -oliën Afdeling 1 – Definitie Artikel 68 Voor de toepassing van deze verordening wordt onder gebruikte frituurvetten en -oliën verstaan: alle voor voedingsdoeleinden gebruikte oliën van dierlijke of plantaardige oorsprong afkomstig van huishoudelijk of vergelijkbaar gebruik. Afdeling 2 – Inzameling Artikel 69 § 1. De inzameling van gebruikte frituurvetten en -oliën gebeurt via het containerpark. § 2. Aanvullend kan de burger terecht bij eindverkopers die hiervoor de nodige recipiënten ter beschikking stellen in hun verkoopruimte. Afdeling 3 - Wijze van aanbieding Artikel 70
25
Het is verboden de gebruikte frituurvetten en –oliën te mengen met andere afvalstoffen of oliën van minerale oorsprong. De gebruikte frituurvetten en –oliën biedt men aan in een daartoe geschikte fles, bij voorkeur de oorspronkelijke verpakking of een ander type plastic fles. Op het containerpark wordt een onderscheid gemaakt tussen plantaardige (vloeibare) frituuroliën en dierlijke (vast) frituurvetten. Deze worden apart ingezameld en moeten dus ook apart aangeboden worden. Hoofdstuk XV – Het containerpark Afdeling 1 - Algemeen Artikel 71 Het containerpark is een inrichting die tot doel heeft de gescheiden inzameling van huishoudelijke afvalstoffen en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen mogelijk te maken met het oog op de maximale recyclage van deze afvalstoffen. Het containerpark is gelegen te Herent, hoek Spoorwegstraat/Kouterstraat Artikel 72 § 1. Het containerpark is enkel toegankelijk voor de inwoners van de gemeente en voor de ondernemingen die op het grondgebied van de gemeente gevestigd zijn in zoverre de door hen aangevoerde afvalstoffen vergelijkbaar zijn overeenkomstig de definitie in artikel 1 van deze verordening. De gemeenten hebben de keuze om de ondernemingen al dan niet toe te laten. § 2. Het containerpark is geopend op de door de opdrachthoudende vereniging EcoWerf bepaalde data en openingsuren. Buiten de openingsuren is het containerpark niet toegankelijk voor personen vreemd aan de dienst. § 3. Op het containerpark gelden de bepalingen van het huisreglement zoals vastgesteld door het college van burgemeester en schepenen of de opdrachthoudende vereniging EcoWerf Afdeling 2 - Gebruik van het containerpark Artikel 73 Op het containerpark mogen de hierna vermelde, vooraf maximaal gesorteerde huishoudelijke afvalstoffen en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen aangeboden worden. De afvalstoffen mogen slechts na goedkeuring van de aanwezige parkwachter, enkel in de daartoe voorbestemde en van een duidelijke vermelding voorziene container, recipiënt of opslagruimte gedeponeerd worden. 1. Papier en karton 2. Hol glas (wit en gekleurd glas gescheiden) 3. Bouw- en sloopafval: inert bouwpuin 4. Gebonden asbesthoudend afval 5. Pmd 6. Textiel en lederwaren 7. Oude metalen (metalen gemengd) 8. Groenafval: snoeihout en haagscheersel en gras en blad 9. Houtafval 10. Afgedankte elektrische en elektronische apparaten (aeea) 11. Klein gevaarlijk afval (kga) 12. Grofvuil 13. Herbruikbare goederen 14. Piepschuim 15. Boomstronken 16. Cellenbeton 17. Kaarsen 18. Kurk
26
Artikel 74 Tijdens de openingsuren is het containerpark permanent onder toezicht van de parkwachter. Artikel 75 § 1. Het is de parkwachter toegestaan de aanbrengers van afvalstoffen buiten de omheining te laten wachten indien er zich reeds teveel mensen op het containerpark bevinden, evenals in functie van een goede verkeersregeling op het containerpark. § 2. Kinderen jonger dan 12 jaar dienen vergezeld te zijn door een volwassen begeleider. § 3. Het is verboden dieren te laten rondlopen op het containerpark. Artikel 76 § 1. De afvalstoffen dienen gesorteerd te worden aangeboden, teneinde de verblijfsduur van de bezoekers op het terrein te beperken. De snelheid van de voertuigen is beperkt tot 5 km/uur. De motor dient stilgelegd te worden bij het lossen van de afvalstoffen. De bezoekers en de ophalers zijn ertoe gehouden de aanwijzingen van de parkwachter te volgen. § 2. Eens de afvalstoffen in de daartoe voorziene container worden gevoegd, mogen deze afvalstoffen niet meer opnieuw door een bezoeker van het containerpark worden meegenomen. § 3. Bezoekers met gebonden asbestafval dienen deze zelf voorzichtig te deponeren in de hiervoor voorziene asbestzakken. Stofverspreiding moet maximaal voorkomen worden. Er mag op het containerpark geen enkele bewerking op het asbestafval worden uitgevoerd. Artikel 77 § 1. De gebruikers van het containerpark moeten de omgeving van de containers en de overige ruimte van het terrein steeds rein houden. Zij kunnen door de parkwachter verzocht worden het door hen bevuilde terrein te reinigen. § 2. Tijdens de sluitingsuren van het containerpark is het verboden om afval voor de toegangspoorten te deponeren of over de omheining op het containerpark te gooien. Dergelijke handelingen worden gelijkgesteld met sluikstorten. Artikel 78 Op het containerpark is het verboden te roken of om op enige andere wijze vuur te maken. Het is verboden om enige beschadiging aan te brengen aan de omheining, containers, gebouwen, beplantingen of uitrusting. Hoofdstuk XV – Strafbepalingen Artikel 79 § 1. De inbreuken op deze verordening worden gestraft met politiestraffen, voor zover wetten, decreten, algemene of provinciale verordeningen op dit vlak geen andere straffen voorzien. § 2. Wanneer afvalstoffen worden achtergelaten op een wijze of op een plaats in strijd met deze verordening kan de burgemeester jegens de overtreder de onmiddellijke opruiming van de in artikel 5§1 bedoelde afvalstoffen bevelen. Dit bevel wordt per aangetekend schrijven aan de overtreder bezorgd. De overtreder beschikt over een termijn van maximum één week, te rekenen vanaf de ontvangst van het bevel van de burgemeester. Indien de overtreder weigert de afvalstoffen binnen de door de burgemeester vastgestelde termijn te verwijderen, is de gemeente gemachtigd ambtshalve en op kosten van de overtreder, de betrokken afvalstoffen op te ruimen of te laten opruimen. § 3. Indien geen overtreder kan aangeduid worden, kan de burgemeester jegens de eigenaar van het perceel waarop afvalstoffen werden achtergelaten in strijd met deze verordening de onmiddellijke verwijdering van de in artikel 5§1 bedoelde afvalstoffen bevelen. Dit bevel wordt per aangetekend schrijven aan de eigenaar bezorgd. De eigenaar beschikt over een termijn van maximum één week, te rekenen vanaf de ontvangst van het bevel van de burgemeester. Indien de eigenaar weigert de afvalstoffen binnen de door de burgemeester vastgestelde termijn te verwijderen, is de gemeente gemachtigd ambtshalve en op kosten van
27
de eigenaar, de betrokken afvalstoffen op te ruimen of te laten opruimen. § 4. Indien alsnog een overtreder wordt vastgelegd, kan de in artikel 7§3 bedoelde eigenaar de kosten van de verwijdering van de in artikel 5, § 1. bedoelde afvalstoffen verhalen op de overtreder. § 5. Ongeacht artikel 7§2 en 3 is de gemeente gemachtigd ambtshalve en op kosten van de overtreder, de betrokken afvalstoffen op te ruimen of te laten opruimen, wanneer de afvalstoffen worden achtergelaten op een wijze of een plaats in strijd met deze politieverordening of met andere wettelijke bepalingen. § 6. Naar aanleiding van een ambtshalve verwijdering, overeenkomstig artikel 7§2, §3 en §5, kan de burgemeester gemeentelijke ambtenaren de opdracht geven het afval grondig te onderzoeken teneinde de identiteit van de overtreder te achterhalen. Hoofdstuk XVI – Slotbepalingen Artikel 80 Deze verordening zal bekend gemaakt worden overeenkomstig de artikels 186 en 187 van het gemeentedecreet. Artikel 81 Een afschrift van deze verordening wordt conform artikel 119 van de Nieuwe Gemeentewet, dadelijk toegezonden aan de Deputatie, aan de griffie van de rechtbank van eerste aanleg en aan die van de politierechtbank. Ter kennisgeving zal eveneens een afschrift worden toegezonden aan de OVAM. artikel 2: Deze beslissing wordt met 23 stemmen voor ( Marleen Schouteden, D’Haese Katleen, Pollers Astrid, Willy Kuijpers, Lut Rampelbergh, Bob Vandamme, Stijn Van Meerbeeck, Wouter Vlassak, Scheys Philippe, Maarten Forceville, An – Katrien Sodermans, Kristin Lercangé, Debra De Greef, Jo De Clercq, Arlette Caes, Claes Guido, Jos Vandikkelen, Chris Parmentier, Ruben Donceel, Elise Van Eynde, Kirsten Winnelinckx, Anne Millon, Tom Denon ) en 2 onthoudingen ( Karl Boumans, Jan Schelstraete ) goedgekeurd. 4 Gemeentelijke bouwverordening en subsidiebesluit voor hemelwatergebruik en infiltratievoorziening – aanpassingen ingevolge nieuwe reglementering. De gemeenteraad, gelet op het gemeentedecreet; gelet op het raadsbesluit d.d. 14 september 1999, onderwerp 32, houdende vaststelling van de gemeentelijke bouwverordening en het subsidiebesluit voor hemelwatergebruik en infiltratievoorzieningen; gelet op het raadsbesluit d.d. 13 maart 2001, onderwerp 11, houdende aanpassing van artikel 2 van voornoemd raadsbesluit; gelet op het raadsbesluit d.d. 11 december 2001, onderwerp 53, houdende aanpassing van het besluit ingevolge de invoering van de euro; gelet op het raadsbesluit d.d. 08 juni 2004, onderwerp 38, houdende aanpassing van het besluit ingevolge de provinciale stedenbouwkundige verordening inzake afkoppeling van hemelwater afkomstig van dakvlakken uitgezonderd de bepalingen met betrekking tot het hergebruik van het gecapteerde water, gelet op het raadbesluit d.d. 12 februari 2008, onderwerp 9, houdende het vaststellen van de reglementering met betrekking tot afkoppelingsprojecten voor bestaande woningen door de gemeente; gelet op het raadsbesluit d.d. 12 februari 2008, onderwerp 12, houdende aanpassing van de gemeentelijke bouwverordening en het subsidiebesluit voor hemelwatergebruik en 28
infiltratievoorzieningen; gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2013, houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater; overwegende dat de bescherming van het leefmilieu tot één der prioritaire opdrachten van de gemeente behoort; overwegende dat preventieve acties en een aanmoedigingsbeleid ter voorkoming van milieuverontreiniging meer nut hebben dan repressieve acties door politioneel optreden en verbalisering; overwegende dat drinkwater kwalitatief te hoogwaardig is om gebruikt te worden voor spoeling van toiletten, in de tuin, voor schoonmaak en andere laagwaardige toepassingen; overwegende dat met het gebruik van hemelwater de mogelijkheid geschapen wordt om minder drinkwater te verbruiken en op te pompen uit de grondwaterlagen; dat hiermee het aanwenden van een schaarse grondstof op een oordeelkundige en duurzame manier beperkt wordt en dat verdrogingsverschijnselen tegengegaan worden en met gunstig effect op de versterking/het behoud van de biodiversiteit; overwegende dat hemelwaterputten als bufferopvang van hemelwater kunnen dienen en zo de druk op het gemeentelijke rioleringsstelsel kunnen verkleinen, de overstorten minder frequent doen werken en het zuiveringsproces vergemakkelijken; overwegende dat hemelwater maximaal moet worden afgekoppeld van de openbare riolering en maximaal moet worden hergebruikt; overwegende dat door de aanleg van infiltratievoorzieningen en buffer- en bergingscapaciteit er minder water moet worden afgevoerd, de afvoer bovendien vertraagd wordt en dat de grondwaterreserves worden aangevuld; overwegende dat de bestaande gemeentelijke verordening het hergebruik van het hemelwater verplicht met een minimale aansluiting van 2 aftappunten, namelijk 1 WC en een buitenkraan of wasmachine en een buitenkraan; overwegende dat het wenselijk is om deze minimale aansluitingen te behouden; overwegende dat het wenselijk is de gemeentelijke verordening af te stemmen op de gewestelijke verordening, besluit artikel 1: De gemeentelijke bouwverordening en het subsidiebesluit voor hemelwatergebruik en infiltratievoorzieningen worden aangepast als volgt: Deel 1 – verordening Hoofdstuk 1: Definities Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder: 1° aftappunt: de plaats waar hemelwater uit de hemelwaterput of uit de put die als dusdanig wordt gebruikt, wordt afgetapt voor nuttig gebruik; 2° afvalwater: het water waarvan de houder zich ontdoet, van plan is zich te ontdoen of zich moet ontdoen, met uitzondering van niet-verontreinigd hemelwater; 3° buffervolume van de buffervoorziening: het nuttige volume tussen overloop en uitlaat; 4° buffervoorziening: een voorziening voor het bufferen van hemelwater eventueel uitgerust met een vertraagde afvoer en een noodoverlaat; 5° buffervolume van de infiltratievoorziening: het nuttige volume tussen overloop en gemiddelde grondwaterstand; 6° groendak: een plat dak dat zo gebouwd wordt dat het begroeid kan worden met planten en waar er onder die planten een buffervolume voorzien is van minimaal 35 liter per vierkante meter;
29
7° hemelwater: de verzamelnaam voor regen, sneeuw, hagel, met inbegrip van dooiwater; 8° horizontale dakoppervlakte: de oppervlakte van de projectie van de buitenafmetingen van de overdekte constructie op een horizontaal vlak; 9° infiltratie: het insijpelen van hemelwater in de bodem; 10° infiltratievoorziening: een voorziening waarbij het opgevangen hemelwater in de bodem infiltreert; 11° lozing: de emissie naar daarvoor bestemde afvoerkanalen. Hoofdstuk 2: Toepassingsgebied Artikel 2. Dit besluit bevat: 1° bepalingen omtrent de scheiding van hemelwater en afvalwater; 2° bepalingen omtrent het verplicht minimaal hergebruik van niet-verontreinigd hemelwater; 3° minimaal na te leven voorschriften voor de infiltratie, buffering en lozing van nietverontreinigd hemelwater afkomstig van verhardingen en overdekte constructies. Artikel 3. Dit besluit is van toepassing op: 1° het bouwen, herbouwen of uitbreiden van overdekte constructies waarbij de nieuwe oppervlakte groter is dan 40 vierkante meter; 2° het aanleggen, heraanleggen of uitbreiden van verhardingen waarbij de nieuwe oppervlakte groter is dan 40 vierkante meter; 3° het aanleggen van een afwatering voor de constructies of de verhardingen vermeld in punt 1° of 2°, waarvan het hemelwater voorheen op natuurlijke wijze in de bodem infiltreerde; 4° verkavelingsaanvragen als vermeld in artikel 4.2.15, §1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening waarbij voorzien wordt in de aanleg van nieuwe wegenis. Artikel 4. Dit besluit is niet van toepassing op: 1° de delen van overdekte constructies waarbij het hemelwater dat erop valt op natuurlijke wijze op eigen terrein in de bodem infiltreert; 2° de delen van de verharding waarbij het hemelwater dat erop valt op natuurlijke wijze naast of door de verharding op eigen terrein in de bodem infiltreert; 3° de delen van de verharding waarvan het hemelwater dat erop valt door contact met de verharding zo vervuild wordt dat het overeenkomstig artikel 1.1.2. van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne als afvalwater wordt beschouwd; 4° de delen van de verharding die tot het openbaar wegdomein behoren op het ogenblik van de aanvraag of de uitvoering van de handelingen. Hoofdstuk 3: Algemene bepalingen Artikel 5. §1. De hemelwaterput, de infiltratie- of buffervoorziening of de lozingsbegrenzer worden uiterlijk bij de ingebruikname van de overdekte constructie of de verharding geplaatst en in gebruik genomen. Ze moeten vanaf dan ook in gebruik blijven. §2. Bij stedenbouwkundig vergunningsplichtige of meldingsplichtige handelingen waarbij de plaatsing van een hemelwaterput, infiltratievoorziening of buffervolume vereist is volgens de bepalingen van dit besluit, worden de volgende zaken vermeld in het dossier en op de plannen, als ze van toepassing zijn: 1° de overdekte constructies en verhardingen waarbij het hemelwater dat erop valt op eigen terrein infiltreert; 2° de exacte plaatsing van de hemelwaterput en de inhoud ervan in liter, de totale horizontale dakoppervlakte en de verharde grondoppervlakte die op de hemelwaterput aangesloten worden in vierkante meter, de locatie en het niveau van de overloop alsook de aftappunten van het hemelwater; 3° de exacte plaatsing, omvang en diepte van de infiltratievoorziening, het buffervolume van
30
de infiltratievoorziening in liter, de totale horizontale dakoppervlakte en de verharde grondoppervlakte die op de infiltratievoorziening aangesloten worden in vierkante meter en de locatie en het niveau van de overloop; 4° de exacte plaatsing, omvang en diepte van de buffervoorziening, het buffervolume van de voorziening in liter, de totale horizontale dakoppervlakte en de verharde grondoppervlakte die op de voorziening aangesloten worden in vierkante meter, en de locatie en het niveau van de leegloop en overloop; 5° de exacte dimensionering van eventuele gebundelde voorzieningen waarvan wordt gebruikgemaakt, en de totale horizontale dakoppervlakte en de verharde grondoppervlakte die op de gebundelde voorziening aangesloten worden. Artikel 6. Als de bouwheer een afvoer van het hemelwater moet aanleggen, is hij verplicht het overtollige hemelwater minstens tot aan het lozingspunt gescheiden af te voeren van het afvalwater. Voor bestaande gebouwen die in een gesloten bebouwing worden uitgebreid, is de scheiding tussen afvalwater en hemelwater dat afkomstig is van overdekte constructies en verhardingen alleen verplicht als daarvoor geen bijkomende leidingen onder of door het gebouw moeten worden aangelegd. Artikel 7. Aan de bepalingen van dit besluit kan zowel worden voldaan door de aanleg van afzonderlijke voorzieningen als door de aanleg van gebundelde voorzieningen die voor verschillende overdekte constructies of verhardingen in een oplossing voorzien. Gebundelde voorzieningen worden gedimensioneerd op basis van de som van de oppervlakten die erop aangesloten worden. Artikel 8. Als gekozen wordt voor een oplossing met verschillende voorzieningen is de dimensionering van elke voorziening in overeenstemming met de oppervlakten die erop aangesloten worden en het gerealiseerde gebruik of ledigingsdebiet. Als een afwatering wordt aangelegd voor de constructies of de verhardingen vermeld in artikel 3, 1° of 2° waarvan het hemelwater voorheen op natuurlijke wijze in de bodem infiltreerde, worden voorzieningen uitgewerkt voor de constructies of de verhardingen die op de afwatering aangesloten zijn. Hoofdstuk 4: Normen inzake de verplichte plaatsing van een hemelwaterput, infiltratievoorziening of buffervoorziening met vertraagde afvoer Artikel 9. §1. Bij nieuwbouw of herbouw van eengezinswoningen is de plaatsing van een of meer hemelwaterputten met een totale minimale inhoud van 5000 liter verplicht. Bij nieuwbouw of herbouw van gebouwen groter dan 100 vierkante meter, andere dan eengezinswoningen, is de plaatsing van een of meer hemelwaterputten verplicht. Het volume van de hemelwaterput bedraagt minimaal 55 liter per vierkante meter horizontale dakoppervlakte, afgerond naar het hogere duizendtal, met een minimale inhoud van 5.000 liter en met een maximale inhoud van 10.000 liter, tenzij gemotiveerd aangetoond kan worden dat een groter nuttig hergebruik mogelijk is of zal zijn. §2. De hemelwaterputten worden uitgerust met een operationele pompinstallatie en een minimale aansluiting van 2 aftappunten, namelijk 1 WC en een buitenkraan of wasmachine en een buitenkraan, die het gebruik van het opgevangen hemelwater mogelijk maken, tenzij de aftappunten gravitair gevoed kunnen worden. De noodoverloop van de hemelwaterput wordt aangesloten op een infiltratievoorziening of een buffervoorziening als die aanwezig of verplicht is overeenkomstig dit besluit. Gebouwen die volledig voorzien zijn van een groendak hoeven geen hemelwaterput te
31
plaatsen. Delen van gebouwen die voorzien zijn van een groendak, hoeven niet aangesloten te worden op de hemelwaterput en hoeven niet in rekening gebracht te worden bij de berekening van de minimale inhoud van de regenwaterput. Artikel 10. §1. Een vergunning of melding voor de bouw, herbouw of uitbreiding van een overdekte constructie of de aanleg, heraanleg of uitbreiding van verhardingen kan alleen verleend worden of verricht worden voor zover voorzien is in de plaatsing van een infiltratievoorziening volgens de bepalingen van dit besluit behalve als het goed kleiner is dan 250 vierkante meter. §2. De plaatsing van een infiltratievoorziening is niet toegelaten als het goed gelegen is in een beschermingszone type I of II van een drinkwaterwingebied, zoals afgebakend ter uitvoering van artikel 3, §1, 2° van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer en artikel 20 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 maart 1985 houdende nadere regelen voor de afbakening van waterwingebieden en beschermingszones. In de gevallen vermeld in het eerste lid wordt een buffervoorziening geplaatst overeenkomstig de bepalingen van artikel 11 van dit besluit. §3. De infiltratieoppervlakte van de infiltratievoorziening bedraagt minimaal 4 vierkante meter per 100 vierkante meter afwaterende oppervlakte, bepaald op de wijze vermeld in paragraaf 4. Het buffervolume van de infiltratievoorziening bedraagt minimaal 25 liter per vierkante meter afwaterende oppervlakte, bepaald op de wijze vermeld in paragraaf 4. Met behoud van de afwijkingsmogelijkheid vermeld in artikel 13, kan van de afmetingen vermeld in het eerste lid alleen afgeweken worden als de aanvrager aantoont dat de door hem voorgestelde oplossing een afdoende buffer- en infiltratiecapaciteit heeft. §4. De in rekening te brengen afwaterende oppervlakte voor de dimensionering van een infiltratievoorziening is de som van: 1° de verharde grondoppervlakten die nieuw aangelegd of heraangelegd worden; 2° een deel van of in voorkomend geval de volledige bestaande verharde grondoppervlakte voor zover deze nog niet is aangesloten op een hemelwaterput, infiltratievoorziening of buffervoorziening; 3° de horizontale dakoppervlakten van de nieuw te bouwen of te herbouwen overdekte constructies; 4° een deel van of in voorkomend geval de volledige horizontale dakoppervlakte van de bestaande constructie waar tegenaan gebouwd wordt voor zover deze nog niet is aangesloten op een hemelwaterput, infiltratievoorziening of buffervoorziening. Het deel van de bestaande verharde grondoppervlakte of van de horizontale dakoppervlakte van de bestaande aansluitende constructie dat mee in rekening gebracht moet worden voor de dimensionering van de infiltratievoorziening wordt beperkt tot de oppervlakte van de nieuwe of heraangelegde verharding of overdekte constructie. Als in een hemelwaterput wordt voorzien die voldoet aan de bepalingen van artikel 9 mag de afwaterende oppervlakte verminderd worden met 60 vierkante meter. Voor de bepaling van de in rekening te brengen afwaterende oppervlakte vermeld in het eerste lid worden de horizontale dakoppervlakten van de delen van de daken die zijn uitgerust met een groendak gedeeld door twee. Artikel 11. Als een buffervoorziening moet aangelegd worden overeenkomstig de bepalingen van artikel 10, §2 bedraagt het buffervolume van de buffervoorziening minimaal 25 liter per vierkante meter afwaterende oppervlakte, bepaald op de wijze vermeld in artikel 10, §4. Als de afwaterende oppervlakte groter is dan 2500 vierkante meter wordt de buffervoorziening uitgerust met een vertraagde afvoer met een maximaal ledigingsdebiet van 20 liter per seconde en per aangesloten hectare.
32
Hoofdstuk 5. Collectieve infiltratie en buffering bij verkavelingen Artikel 12. Een verkavelingsvergunning waarbij nieuwe wegen worden aangelegd als vermeld in artikel 3, 4° kan alleen verleend worden als voorzien is in de plaatsing van collectieve voorzieningen voor infiltratie of buffering die voldoen aan de bepalingen van artikel 10 en 11. Voor de berekening van de dimensionering van de infiltratie- of buffervoorziening wordt uitgegaan van de oppervlakte van de aan te sluiten wegverharding vermeerderd met 80 vierkante meter per kavel binnen de verkaveling. De verplichtingen op de individuele kavels, zoals bepaald in dit besluit, blijven onverminderd van toepassing. Hoofdstuk 6. Afwijkingsmogelijkheden Artikel 13. Het vergunningverlenende bestuursorgaan kan bij de beoordeling van de aanvraag in uitzonderlijke gevallen afwijkingen toestaan van de verplichtingen van dit besluit als dat om specifieke redenen met betrekking tot de mogelijkheden van hergebruik of plaatselijke terreinkenmerken verantwoord of noodzakelijk is. Het vergunningverlenende bestuursorgaan houdt daarbij rekening met de relevante bepalingen van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid en de uitvoeringsbesluiten, in het bijzonder met de bepalingen van artikel 8 van het decreet over de watertoets. Deel 2 – premie Artikel 1. § 1. Bij bestaande woningen (bouwvergunning dateert van vóór november 1999) verleent het college van burgemeester en schepenen een premie voor de aanleg van een hemelwaterput en/of infiltratievoorziening. § 2. Binnen de perken van de jaarlijks op de begroting voorziene en goedgekeurde kredieten, verleent het college van burgemeester en schepenen een premie voor de installatie van een infiltratievoorziening op de overloop van de hemelwaterput bij bestaande woningen. Deze infiltratievoorzieningen dienen te voldoen aan de voorwaarden van de verordening. De subsidie kan gecumuleerd worden met de subsidie op de hemelwaterput. Artikel 2. § 1 De hemelwaterinstallatie en de infiltratievoorziening zoals bedoeld in artikel 1 dienen te voldoen aan de richtlijnen zoals deze bepaald zijn in ‘krachtlijnen voor een geïntegreerd rioleringsbeleid in Vlaanderen’, meer bepaald de ‘code van goede praktijk voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen’. De belangrijkste voorwaarden die hierin vervat zitten, zijn: a. Het volume van de hemelwatertank dient in overeenstemming te zijn met de aangesloten dakoppervlakte, met een minimum van 5.000 liter. De minimale tankinhoud bedraagt 55 liter per vierkante meter dakoppervlakte, afgerond naar het hoger duizendtal, met een minimum van 5.000 liter en een maximum van 10.000 liter. b. Het hergebruik van het in de hemelwaterput gecapteerde water is verplicht door middel van een aangesloten pompinstallatie met de minimale aansluiting van 2 aftappunten, nl. 1 WC en een buitenkraan of een wasmachine en een buitenkraan. Een pompinstallatie is niet verplicht indien de verschillende aftappunten gravitair gevoed kunnen worden. c. Er mag geen directe verbinding gecreëerd worden tussen het drinkwaternet en het leidingnet aangesloten op de hemelwaterput. Hiertoe dient de hemelwaterput met leidingwater bijgevuld te worden door middel van een bijvulsysteem met onderbreking
33
overeenkomstig de code van goede praktijk, ofwel dient een afzonderlijk leidingencircuit voorzien te worden voor het leidingwater en het drinkwater. d. De overloop van de hemelwaterput wordt aangesloten op een infiltratievoorziening of een buffervoorziening (behalve als het goed kleiner is dan 250 vierkante meter). De plaatsing van een infiltratievoorziening is niet toegelaten als het goed gelegen is in een beschermingszone type I of II van een drinkwaterwingebied, zoals afgebakend ter uitvoering van artikel 3, §1, 2° van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer en artikel 20 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 maart 1985 houdende nadere regelen voor de afbakening van waterwingebieden en beschermingszones. § 2. Bij de aanvraag tot het bekomen van een subsidie dienen volgende documenten bijgevoegd door de bouwheer: - een afschrift van de facturen . - een plan met gegevens zoals vermeld in artikel 5. § 2 van deel 1 – verordeningen – van dit besluit. Artikel 3. Het premiebedrag voor de aanleg van een hemelwaterput bedraagt 0,15 euro/liter inhoud, met een maximum van 90 % van het factuurbedrag voor regenwaterput en pompinstallatie. Het premiebedrag voor en infiltratievoorziening bedraagt 0,15 euro/liter buffervolume, met een maximum van 90 % van het factuurbedrag. Artikel 4. Vooraleer over te gaan tot uitbetaling van de premie zal de gemeente zich ervan vergewissen dat aan de toekenningsvoorwaarden voldaan is. Blijken deze voorwaarden niet nageleefd, dan zal de premie niet uitgekeerd worden. Het is de eigenaar op alle momenten toegestaan om de nodige aanpassingen door te voeren om alsnog voor de toelage in aanmerking te komen. Artikel 5. De aanvraag tot het bekomen van een premie wordt bij voorkeur ingediend vóór de aanleg van de installatie. Artikel 6. De premie wordt aan de eigenaar van een woning of huurder – mits toestemming van de eigenaar – van de woning gelegen op het grondgebied van de gemeente Herent slechts eenmalig toegekend. Artikel 2: deze beslissing wordt met algemene stemmen goedgekeurd. 5 Mastellestraat nr. 69 – opheffen ondergrondse erfdienstbaarheid – ontwerp van akte. De gemeenteraad, gelet op het gemeentedecreet; gelet op de ondertekening van de akte voor de vestiging van een ondergrondse erfdienstbaarheid met de heer Michel Moreau en mevrouw Carolien D’Hauwers wonende te 3020 Herent, Mastellestraat nr. 69 – ondertekend op 9 november 2009; gelet op het besluit van het college van burgemeester en schepenen van 9 augustus 2010, onderwerp 23, houdende o.m. principe tot de aanleg van een RWA-leiding in de Groenstraat vanaf de Mastellestraat tot aan de bestaande grachten in de Groenstraat, ter vervanging van de aanleg van riolering en grachten op privéterrein in de Mastellestraat; overwegende dat er bijgevolg geen riolering zal worden aangelegd op het terrein Mastellestraat nr. 69, eigendom van de heer Michel Moreau en mevrouw Carolien D’Hauwers; overwegende dat de vestiging van erfdienstbaarheden op het terrein Mastellestraat nr. 69
34
bijgevolg niet nodig is; gelet op het besluit van het college van burgemeester en schepenen van 23 augustus 2010 houdende intrekking van de vestiging van ondergrondse erfdienstbaarheden voor de aanleg van een regenwaterriolering voor de afwatering van een deel van de Mastellestraat op het terrein Mastellestraat nr. 69, eigendom van de heer Michel Moreau en mevrouw Carolien D’Hauwers en aanstelling van de geassocieerde notarissen Lacquet & Croes voor de verrichtingen in dit dossier; gelet op het besluit van de gemeenteraad van 8 februari 2011, onderwerp 7, houdende goedkeuring van de akte voor de opheffing van de ondergrondse erfdienstbaarheid voor de aanleg van regenwaterriolering op het terrein Mastellestraat nr. 69, met de heer Michel Moreau en mevrouw Carolien D’Hauwers, wonende te Herent, Mastellestraat nr. 69, met betrekking tot een strook grond gelegen aan de Mastellestraat 69, gekadastreerd Herent 5de afdeling sectie D, volgens titel en kadaster deel van nummer 235 F, 234 H en 230 B2 (perceel nummer 235 F voor een oppervlakte van ongeveer 96 ca, perceel nummer 234 H voor een oppervlakte van ongeveer 98 ca en perceel nummer 230 B2 voor een oppervlakte van ongeveer 1 a 7 ca volgens opmetingsplan opgemaakt door Studie- en Landmeetburo Quadrant bvba te Kortenberg; overwegende dat de akte van opheffing van de ondergrondse erfdienstbaarheid tot op heden nog niet werd ondertekend door de betrokkenen omwille van een onenigheid betreffende de terugbetaling van de vergoeding voor de erfdienstbaarheid; overwegende dat de heer Michel Moreau en mevrouw Carolien D’Hauwers akkoord zouden kunnen gaan met een eventuele terugbetaling van een deel van de ontvangen vergoeding voor de ondergrondse erfdienstbaarheid – voorstel terugbetaling van 50 % van de vergoeding dit omwille van de ondervonden nadelen sinds de opstart van het dossier; overwegende dat betrokkene verder slechts wou onderhandelen over een terugbetaling van het ontvangen bedrag wanneer de afkoppelingswerken aan de betrokken woning zijn uitgevoerd; overwegende dat de vooropgestelde afkoppelingswerken inmiddels werden uitgevoerd en de eigenaar bovendien op datum van 16 november 2012 het goedkeuringscertificaat van uitgevoerde werken heeft ondertekend; gelet op het besluit van het college van burgemeester en schepenen van 27 december 2012, onderwerp 24 houdende o.m. akkoord met de terugbetaling van slechts 50 % van de vergoeding welke de heer Michel Moreau en mevrouw Carolien D’Hauwers wonende Mastellestraat nr. 69 te 3020 Herent hebben ontvangen bij de ondertekening van de akte voor vestiging van de ondergrondse erfdienstbaarheid voor de aanleg van de regenwaterriolering op het terrein gelegen Mastellestraat nr. 69 – hetzij aldus de terugbetaling van een bedrag van € 5.000,00 (vijfduizend euro) bij de ondertekening van de akte van opheffing van de ondergrondse erfdienstbaarheid – er werd tevens ook beslist om te stellen dat de gemeente verder niet meer wenst en zal tussenkomen in eventuele herstellingskosten aan de wegenis of tuin ter hoogte van de eigendom van de heer Michel Moreau en mevrouw Carolien D’Hauwers te 3020 Herent, Mastellestraat nr. 69; gelet op het ons door de notarissen Lacquet & Croes overgemaakte ontwerp van akte van opheffing van de ondergrondse erfdienstbaarheid voor de aanleg van regenwaterriolering op het terrein Mastellestraat 69, met de heer Michel Moreau en mevrouw Carolien D’Hauwers, wonende te Herent, Mastellestraat nr. 69, gekadastreerd Herent vijfde afdeling sectie D, volgens titel en kadaster nummers 235 F/deel, 234 H/deel en 230 B/2/deel (perceel nummer 235 F voor een oppervlakte van ongeveer 96 centiaren volgens titel; perceel nummer 234 H voor een oppervlakte van ongeveer 98 centiaren volgens titel en perceel nummer 230 B2 voor een oppervlakte van 1 a 7 ca volgens titel), volgens opmetingsplan opgesteld door Studieburo
35
Quadrant te 3078 Kortenberg, Dorpsstraat 202 op datum van 29 mei 2009 – ter vergoeding voor de afschaffing van deze erfdienstbaarheid en tot slot van rekening betalen de echtgenoten Moreau – D’Hauwers de som van vijfduizend euro aan de gemeente, Besluit Artikel 1: het hiernavolgende ontwerp van akte van opheffing van de ondergrondse erfdienstbaarheid voor de aanleg van een regenwaterriolering op het terrein Mastellestraat nr. 69, met de heer Michel Moreau en mevrouw Carolien D’Hauwers, wonende te Herent, Mastellestraat 69, wordt goedgekeurd: Op heden Tweeduizend Verschenen voor mij, Karel Lacquet, geassocieerd notaris te Herent. 1. De gemeente “HERENT”, waarvan de administratieve diensten gevestigd zijn te 3020 Herent, Spoorwegstraat nr. 6 Hier rechtsgeldig vertegenwoordigd door: a) haar burgemeester, mevrouw Maria Helena Schouteden, wonende te 3020 Herent, Dorenstraat 24; en b) haar secretairs, de heer Herman Artois, wonende te 3020 Herent, Kerkweg, 35. die verklaren onderhavige akte te tekenen in naam van de gemeente in uitvoering van het collegebesluit van 27 december 2012 en van het raadsbesluit van 11 februari 2014. 2. De heer Moreau Michel Jean Valère, (NN 67.01.17-337.82), ongehuwd, geboren te Gent op 17 januari 1967, wonende te 3020 Herent (Veltem-Beisem), Mastellestraat 69. 3. Mevrouw D”Hauwers Carolien (NN 69.12.31-328.81), ongehuwd, geboren te Zottegem op 31 december 1969, wonende te 3020 Herent (Veltem-Beisem), Mastellestraat 69. Verder tezamen genoemd “de eigenaar”. Welke verklaren heden definitief en volledig een einde te stellen aan de ondergrondse erfdienstbaarheid voor regenwaterriolering die het hierna beschreven goed bezwaart in het voordeel van de gemeente Herent, toegestaan en aanvaard zoals blijkt uit de akte verleden voor notaris Karel Lacquet te Herent op 9 november 2009, overgeschreven op het tweede hypotheekkantoor te Leuven op 23 november daarna, onder formaliteit 73-T-23/11/200912664. GEMEENTE HERENT, deelgemeente VELTEM-BEISEM. Een strook grond gelegen aan de Mastellestraat 69, gekadastreerd Herent, vijfde afdeling sectie D, volgens titel en kadaster nummers 235/F/deel, 234 /H/deel en 230/B/2/deel. - perceel nummer 235 /F/deel voor een oppervlakte van ongeveer 96 centiaren volgens titel; - perceel nummer 234/H/deel voor een oppervlakte van ongeveer 98 centiaren volgens titel; en - perceel nummer 230/B/2/deel voor een oppervlakte van ongeveer 1 are 7 centiaren volgens titel. Zo en gelijk deze erfdienstbaarheid afgebeeld staat in de gele kleur op het opmetingsplan opgesteld door Quadrant Studieburo, te 3078 Kortenberg, Dorpsstraat 2020 van 29 mei 2009, dat in bewaring wordt gegeven bij ondergetekende notaris, na door partijen ‘voor akkoord’ te zijn ondertekend. Bijgevolg zal dit goed voortaan ontlast zijn van de erfdienstbaarheid van regenwaterriolering. BEWIJS VAN EGIENDOM. Voorgeschreven eigendom behoort onder grotere oppervlakte in onverdeeldheid toe aan de heer Michel Moreau en mevrouw Carolien D’Hauwers, die het aankochten van: 1. de heer PAAR Willy Emile Arthur, weduwenaar van wijlen mevrouw De Bruyn Marie Jeanne, te Elsene en 2. mevrouw PAAR Isabelle, ongehuwd, te Walhain, blijkens proces-verbaal van
36
toewijzing in openbare verkoop, gesloten door notaris Karel Lacquet te Herent op veertien oktober tweeduizend en twee, overgeschreven op het tweede hypotheekkantoor te Leuven op 14 oktober 2002, formaliteit 73-T-14/10/2002-9693. Het eigendom behoorde oorspronkelijk deels toe aan de heer DE BRUYN Marcus Jozef en zijn echtgenote mevrouw VANDEN PERRE Martha, te Molenbeek, om het te hebben aangekocht: - deels van de heer DE WINTER Joannes Théophile, weduwenaar van mevrouw Cornelis Théresia, te Winksele en medegerechtigden, blijkens proces-verbaal van definitieve toewijzing, gesloten door notaris Jan Baptist Antoon Egide Van den Eynde, destijds te Leuven, op zestien juli negentienhonderd zesentwintig, overgeschreven op veertien september daarna, in boek 5172 nummer 31. - deels van de heer GOOSSENS Petrus Henricus, ongehuwd te Veltem-Beisem, en medegerechtigden, blijkens proces-verbaal van definitieve toewijzing, gesloten door notaris Alfons De Cooman, destijds te Leuven, op achttien juni negentienhonderd achtentwintig, behoorlijk overgeschreven. Mevrouw VANDEN PERRE Martha is testamentloos overleden op achttien september negentienhonderd eenenvijftig, nalatende als enige, wettige en reservataire erfgenamen, haar enig kind, mevrouw DE BRUYN Jeanne, echtgenote van de heer PAAR Willy, voormeld, onder voorbehoud van het vruchtgebruik toekomende aan haar echtgenoot, de heer DE BRUYN Marcus Jozef. Blijkens akte van deling verleden voor notaris Léon Dewever, destijds te Brussel, houder der minuut, en notaris André Ingeveld, destijds te Elsene, op drie november negentienhonderd negenenvijftig, behoorlijk overgeschreven, tussen hemzelf en mevrouw DE BRUYN Marie Jeanne, waarin al de onverdeelde delen ingevolge de nalatenschap van mevrouw VANDEN PERRE Martha in voorschreven goederen, aan de heer DE BRUYN Marcus Jozef werden toebedeeld. De heer DE BRUYN Marcus Jozef is overleden te Schaarbeek op dertien juni negentienhonderd zevenenzestig. Deels ingevolge de bepalingen vervat in zijn authentiek testament, gedicteerd aan notaris Pierre De Cooman, destijds te Leuven, op negenentwintig maart negentienhonderd zesenzestig, geregistreerd, deels ingevolge de wet en deels ingevolge de verzaking aan de nalatenschap door mevrouw Louise Van Den Perre, is zijn nalatenschap vervallen voor de helft in volle eigendom aan: 1. mevrouw DE BRUYN Maria Jeanne, echtgenote van de heer Paar Willy, voormeld, 2. mevrouw PAAR Paule Liliane Nicole Martine, ongehuwd, te Brussel en 3. mevrouw PAAR Isabelle, voormeld ieder voor één/vierde in naakte eigendom. Mevrouw PAAR Paule Liliane Nicole Martine is zonder kinderen na te laten testamentloos overleden te Brussel op tien juli negentienhonderd zevenenzestig; haar nalatenschap is vervallen ingevolge de wet: 1. voor de helft in volle eigendom aan haar ouders, de heer en mevrouw PAAR-DE BRUYN, hetzij voor één/vierde; 2. voor de andere helft in volle eigendom aan haar overlevende zuster, mevrouw Isabella Paar, voormeld. Een gedeelte van het eigendom, namelijk de uitweg naar de Mastellestraat, werd aangekocht door de heer PAAR Willy Emile Arthur, voormeld, en mevrouw DE BRUYN Marie-Jeanne, te Veltem-Beisem, van: 1) mevrouw DEMEULEMEESTER Yvonne Maria, echtgescheiden van de heer VERHOOST Albert Edgard Marie Joseph te Antwerpen, 2) mevrouw DEMEULEMEESTER Antoinette Mariette Désiréé Rosine, weduwe van de heer TASTE Jean, te Oudenaarde, 3) mevrouw PROOT Jeanne Pierette Léontine Edgard, weduwe van de heer Demeulemeester Jean Jacques Emmanuël Joseph Gabriëlle, te Eeklo, 4) mevrouw
37
DEMEULEMEESTER Kathelijne Erika Joanna, echtgenote van de heer GOSSIEAUX Jean Alphonse, te Lembeke, 5) de heer DEMEULEMEESTER Philippe Pascal Raoul Antoinette, te Londen, 6) mevrouw DEMEULEMEESTER Evelina Juana, echtgenote van de heer BODSON Daniël Rene, te Gistoux, 7) mevrouw DEMEULEMEESTER Carina Anne, echtgenote van de heer ROUSSEAU Michel, te Gent en 8) de heer DEMEULEMEESTER Jean Désiré, ongehuwd, te Eeklo, blijkens akte verleden voor notaris Bernadette Ingeveld, te Elsene, vervangende notaris Jean Lambert, te Renaix, op dertig mei negentienhonderd drieëntachtig, overgeschreven op het tweede hypotheekkantoor te Leuven op acht juni daarna, in boek 3267 nummer 8. Mevrouw DE BRUYN Marie Jeanne is testamentloos overleden te Herent op vier mei tweeduizend en twee. Haar nalatenschap is vervallen aan haar overlevende echtgenoot, de heer PAAR Willy Emile Arthur, voormeld, voor de geheelheid in vruchtgebruik en aan haar enig kind, mevrouw PAAR Isabelle, voormeld, voor blote eigendom, ingevolge de wet. VERGOEDING. Ter vergoeding voor de afschaffing van deze erfdienstbaarheid en tot slot van rekening betalen de echtgenoten Moreau – D’Hauwers de som van VIJFDUIZEND EURO aan de gemeente Herent. De gemeente Herent, hier vertegenwoordigd door haar gemeenteontvanger, de heer Pascal De Geyter verklaart deze som ontvangen te hebben, waarvoor kwijting. ANTIWITWASWET De betaling vermeld in deze akte is gebeurd bij middel van …………………………… KOSTEN. Alle kosten, lasten en provisies voortvloeiende uit deze akte zijn ten laste van de gemeente Herent. VERDERE AFWERKING; Gelet op de afschaffing van de erfdienstbaarheid, zal de gemeente Herent niet meer tussenkomen in eventuele verdere herstellingskosten aan de wegenis of tuin ter hoogte van de eigendom van de echtgenoten Moreau-D’Hauwers. VRIJSTELLING VAN AMBTSHALVE INSCHRIJVING; De hypotheekbewaarder wordt uitdrukkelijk vrijgesteld ambtshalve inschrijving te nemen, om welke reden ook. DIVERSE VERKLARINGEN; 1. De comparanten verklaren op heden handelingsbekwaam te zijn om deze rechtshandeling te stellen, niet gefailleerd te zijn en geen collectieve schuldenregeling te hebben aangevraagd noch bekomen. 2. De comparanten verklaren dat hun door de werkende notaris lezing werd gegeven van: a. de eerste alinea van het artikel tweehonderd en drie van het Wetboek der Registratieresten, betreffende de bewimpeling van de prijs; b. de bepalingen van het artikel tweeënzestig, paragraaf twee en van het artikel drieënzeventig, van het Wetboek der Belastingen op de Toegevoegde Waarde en zij gewezen werden op de straffen die bij toepassing van deze artikelen kunnen uitgesproken en geheven worden bij een valse of verkeerde verklaring. Hierbij aansluitende verklaart de eigenaar niet onderworpen te zijn aan de belasting op de toegevoegde waarde, geen deel uit te maken van een feitelijke of tijdelijke vereniging die onderworpen is aan deze belasting en binnen de vijf jaar voor deze geen gebouwen te hebben vervreemd met toepassing van de belasting op de toegevoegde waarde. RECHT OP GESCHRIFTEN; Het recht op geschriften bedraagt VIJFTIG EURO.
38
BEVESTIGING VAN IDENTITEIT; Op vraag van ondergetekende notaris hebben de comparanten en de verschijners hun identiteitskaart voorgelegd. Op zicht van de bij de wet vereiste documenten waarmerkt ondergetekende notaris de burgerlijke staat en de identiteitsgegevens van de comparanten in deze. De comparanten machtigen hierbij de instrumenterende notaris hun nationaal nummer en desgevallend hun btw-nummer op te nemen in onderhavige akte. KOPIE – TOELICHTING – VOORLEZING – SLOT. De comparanten erkennen en bevestigen dat: - deze akte de juiste weergave is van hun bedoeling, zelfs indien de bedingen en voorwaarden van deze akte zouden afwijken van deze vermeld in vorige overeenkomsten; - zij voorafgaand aan deze het ontwerp van akte hebben ontvangen en gelezen; - zij deze mededeling als tijdig en voldoende aanzien; - de gehele akte door de instrumenterende notaris voor hen werd toegelicht; - zelfde notaris hen voorlezing gaf van de sedert de mededeling van het ontwerp en het verlijden van huidige akte gewijzigde gedeelten. - hen door de notaris gewezen werd op het recht dat elke partij de vrije keuze heeft om een andere notaris aan te wijzen of zich te laten bijstaan door een raadsman, in het bijzonder wanneer tegenstrijdige belangen of onevenwichtige bedingen worden vastgesteld. - zich hier volgens hen geen tegenstrijdigheid van belangen voordoet en dat zij alle bedingen opgenomen in onderhavige akte voor evenwichtig houden en deze aanvaarden. - de notaris hen naar behoren heeft ingelicht over de rechten, verplichtingen en lasten die voortvloeien uit onderhavige akte en hen op een onpartijdige wijze raad heeft verstrekt. WAARVAN AKTE. Opgesteld en verleden op het gemeentehuis “De Kouter” te Herent, Spoorwegstraat nr. 6. Na voorlezing van de wettelijke verplichte vermeldingen aan de comparanten, hebben deze, hier vertegenwoordigd, onderhavige akte ondertekend, samen met mij, Notaris. Artikel 2: deze beslissing wordt met algemene stemmen goedgekeurd. 6 Goedkeuring statuten welzijnsraad Schepen en OCMW – voorzitter L. Van Hemelrijck geeft toelichting bij een aantal amendementen die vanuit de raadscommissie worden voorgesteld. Raadslid J. Vandikkelen meent dat er onduidelijkheid is over het stemrecht in de Welzijnsraad. Een gemeenteraadslid mag volgens het Gemeentedecreet geen stemrecht hebben in een adviesraad. Wat dan indien een raadslid voorzitter wordt van de Welzijnsraad en volgens de statuten een doorslaggevende stem heeft ? Volgens schepen en OCMW – voorzitter L. Van Hemelrijck is het duidelijk dat door het samenlezen van de teksten, een raadslid – voorzitter van de Welzijnsraad geen stemrecht heeft.
De gemeenteraad keurt de statuten van de welzijnsraad goed. Gelet op de bepalingen van het gemeentedecreet, Overwegende dat er best geen versnippering van de actoren in het welzijnslandschap is, vermits een efficiënte bundeling van krachten te verkiezen is, omvat de welzijnsraad van Herent: alle in welzijn geïnteresseerde en/of werkzame verenigingen en burgers;
39
De statuten van de adviesraad voor welzijnsbeleid: "Welzijnsraad Herent" genoemd, worden goedgekeurd als volgt: Wat? Art. 1 De "Welzijnsraad Herent" is het adviesorgaan dat wordt opgericht om het Herents welzijnsbeleid te bevorderen. Bij de oprichting ervan wordt rekening gehouden met bestaande overlegstructuren of adviesraden die al actief zijn op het brede vlak van het welzijnsbeleid. Doelstellingen Art. 2 De Welzijnsraad Herent heeft als doel het bevorderen van een integraal welzijnsbeleid in het belang van alle inwoners van Herent en van alle verenigingen werkzaam op het grondgebied van Herent: het detecteren, bespreken en aanbrengen bij het gemeentebestuur en Sociaal Huis van de problemen die verband houden met het welzijn van de Herentse bevolking; het adviseren van de gemeente en het Sociaal Huis over het welzijnsbeleid en het formuleren van relevante voorstellen; het stimuleren en organiseren van welzijnsinitiatieven om te voldoen aan noden, behoeften en problemen betreffende het welzijn op het Herents grondgebied; het stimuleren van overleg tussen alle actoren in het welzijnslandschap; het komen tot informatie-uitwisseling en -verstrekking. Werking Art. 3 Om die doelstellingen te verwezenlijken, zal de Welzijnsraad Herent: a) op vraag van het Schepencollege of OCMW raad of op eigen initiatief adviezen uitbrengen over sociale aangelegenheden en/of welzijn; b) overleg, coördinatie en samenwerking tot stand brengen tussen de deskundigen, de sociale verenigingen en welzijnsorganisaties, zowel private als publieke, die werken met vrijwilligers en/of beroepskrachten en een werking ontplooien op het grondgebied van de gemeente; c) problemen onderzoeken en beraadslagen over de aspecten van het welzijnsbeleid; d) op de behoeften afgestemde initiatieven nemen op gebied van welzijn. e) niet alleen het standpunt van de meerderheid van de leden, maar indien van toepassing zal ook het minderheidsstandpunt van de stemgerechtigde leden doorgegeven aan het bestuur. De Welzijnsraad Herent heeft in zijn werking bijzonder oog voor: - de welzijnsnoden met hun oorzaken en gevolgen; - de werking van de sociale voorzieningen; - de betrokkenheid van de burger bij het welzijnsbeleid; - de samenhang van het welzijnsbeleid. 4. Structuur - Samenstelling Art. 4 De Welzijnsraad Herent bestaat uit: a) de algemene vergadering b) het dagelijks bestuur, met name de kerngroep c) thematische werkgroepen A. DE ALGEMENE VERGADERING Art. 5 §1. De algemene vergadering, die de eigenlijke Welzijnsraad Herent vormt die de doelstellingen realiseert, zoals geformuleerd in art. 2 van deze statuten, bestaat uit de volgende stemgerechtigde leden: afgevaardigden van de bestaande Herentse verenigingen individueel geïnteresseerde burgers en/of deskundigen; personen, die professioneel met welzijn bezig zijn op het grondgebied van Herent. Alle leden van de welzijnsraad moeten minimum 18 jaar oud zijn en de leden van de verenigingen die door deze worden aangeduid moeten actief betrokken zijn bij de werking van de vereniging waardoor ze worden aangeduid. §2. De algemene vergadering komt minstens 2 keer per jaar samen. Een keer per jaar worden de realisaties van het voorbije jaar en het jaarprogramma voor het komende jaar uitgelegd. De afgevaardigden uit de werkgroep zorgen voor een terugkoppeling naar de algemene vergadering. §3. De zittingen van de algemene vergadering zijn openbaar en worden tijdig aan het grote publiek kenbaar gemaakt. Art. 6
40
Maken als niet-stemgerechtigd lid deel uit van de algemene vergadering: §1. de schepenen die deelgebieden van het sociaal beleid onder hun bevoegdheden hebben: voorzitter van het Sociaal Huis (OCMW) - schepen van Welzijn en schepen van gelijke kansen; en gemeente- en OCMWraadsleden §2. ambtenaren, aangesteld vanwege de gemeente en Sociaal Huis Art. 7 Ten hoogste twee derde van de leden is van hetzelfde geslacht. Bij de samenstelling wordt gestreefd naar een evenwicht wat leeftijd en geografische afkomst uit de diverse deelgemeenten betreft. B. HET DAGELIJKS BESTUUR OF DE KERNGROEP Art. 8 §1. Het dagelijks bestuur (de kerngroep) bestaat uit minimum 5 en maximum 10 leden. §2. Elk lid van de algemene vergadering kan kandideren voor het dagelijks bestuur. De algemene vergadering kiest uit haar midden bestuursleden voor het dagelijks bestuur. Onder de verkozen bestuursleden kiest het dagelijks bestuur onmiddellijk daarna, achtereenvolgens de voorzitter, de ondervoorzitter en de secretaris. §3. De schepenen die deelgebieden van het sociaal beleid onder hun bevoegdheden hebben (zie Art. 6), maken automatisch deel uit van het dagelijks bestuur. §4. De ambtenaren van de gemeentelijke sociale dienst en OCMW maken eveneens automatisch deel uit van het dagelijks bestuur. §5. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als nodig. De verslagen zijn openbaar. Art. 9 Het dagelijks bestuur bereidt de samenkomsten van de algemene vergadering en van de werkgroepen voor en stelt de agenda ervan samen. Bij dringende problemen bepaalt het dagelijks bestuur de houding van de Welzijnsraad Herent, op voorwaarde dat de algemene vergadering niet tijdig kan samengeroepen worden en onder voorbehoud van kennisgeving en motivering op de eerstvolgende algemene vergadering.
C. THEMATISCHE WERKGROEPEN Art. 10 De thematische werkgroepen worden opgericht en samengesteld door de algemene vergadering Met het oog op het formuleren van goed onderbouwd en relevant beleidsadvies bepaalt de algemene raad jaarlijks/tweejaarlijks een aantal prioritaire thema's en doelstellingen, waaraan dan werkgroepen gekoppeld worden. Het dagelijks bestuur en de werkgroepen kunnen deskundigen en vrijwilligers uitnodigen. De werkgroepen rapporteren aan de algemene vergadering. Art. 11 Het bestaan van de werkgroepen is beperkt tot de duur van de opdracht die hen door de algemene vergadering werd toevertrouwd. Betrokkenheid bij het gemeentelijk welzijnsbeleid Art. 12 Het lokaal bestuur zal de Welzijnsraad Herent betrekken bij de voorbereiding en uitwerking van het gemeentelijk welzijnsbeleid. Daarnaast heeft de Welzijnsraad Herent de mogelijkheid om ook op eigen initiatief adviezen uit te brengen aan het lokaal bestuur. Art. 13 Het college van burgemeester en schepenen geeft telkens een schriftelijk en gemotiveerd antwoord op elk advies dat werd verstrekt door de Welzijnsraad Herent. Ondersteuning door het gemeentebestuur Art. 14 Het gemeentebestuur zal de Welzijnsraad Herent ondersteunen door: §1. Op het gemeentelijk budget jaarlijks kredieten ter financiering van de werking in te schrijven. De controle op de aanwending van deze kredieten zal gebeuren door het college van burgemeester en schepenen. §2. Het ter beschikking stellen van een ambtenaar voor het bijwonen van de vergadering van de Welzijnsraad en om ondersteunende secretariaatswerkzaamheden te verzorgen. §3. Het ter beschikking stellen van een lokaal voor de vergaderingen van de algemene vergadering, het dagelijks bestuur en de thematische werkgroepen. Zetel Art. 15 Het secretariaat van de Welzijnsraad Herent is gevestigd in De Kouter - het Huis van de Gemeente;
41
Spoorwegstraat 6, 3020 Herent. Welzijnsraad Herent Wijziging statuten Art. 16 De huidige statuten kunnen worden gewijzigd door de gemeenteraad op initiatief van het gemeentebestuur en na advies van de Welzijnsraad Herent.
7 Goedkeuring statuten ondernemersraad De raad beslist dit agendapunt uit te stellen naar een volgende vergadering. 8 Vernieuwen huurovereenkomst tennisaccommodatie Wildemanspark. De gemeenteraad, overwegende dat het aangewezen is de voorwaarden voor het ter beschikking stellen van de tennisaccommodaties in het Wildemanspark te Herent aan LTC Herent vast te leggen onder de vorm van een huurovereenkomst; gelet op het raadsbesluit dd. 23.11.2010 betreffende de goedkeuring van de huurovereenkomst voor de tennisaccommodaties in het Wildemanspark met LTC Herent; gelet op de collegebeslissing dd. 29.11.2004 betreffende het afsluiten van de huurovereenkomst voor de tennisaccommodaties in het Wildemanspark met LTC Herent; overwegende dat het wenselijk is om een nieuwe overeenkomst af te sluiten om duidelijkheid te scheppen over de huurtermijn; overwegende dat LTC Herent na de realisatie van het tennisgedeelte in het nieuw beslist, artikel 1: De huurovereenkomst voor de tennisaccommodaties in het Wildemanspark wordt als volgt goedgekeurd: Hoofdstuk I – Algemene bepalingen: Artikel 1: De gemeente Herent stelt hierbij ter beschikking van de L.T.C. een gedeelte van de gronden en lokalen gelegen in het Wildemanspark, gekend in het kadaster onder Herent 3de afdeling sectie H nrs. 360 z 11 en 360 k 12 nl.: - het tennisterrein in gemalen baksteen, aangelegd door de gemeente, groot ongeveer 520 m², verder genoemde het tennisterrein A. De L.T.C. aanvaardt dit aan de voorwaarden die hierna zijn vastgelegd. Deze grond hoort toe aan de gemeente Herent en is bestemd voor sportterreinen; - het tennisterrein B, in gemalen baksteen, gelegen naast A; - het tennisterrein C, in gemalen baksteen, gelegen naast B; - het bestaand tennislokaal, gelegen ten noorden van het tennisterrein C, waarvan het rechtse gedeelde exclusief gebruikt wordt door L.T.C. (van links naar rechts = berging + keuken, clublokaal (met toog) en een kleine berging). De sanitaire ruimte en het zaaltje, links van voormeld gedeelte wordt gezamenlijk gebruikt zowel door L.T.C. als Omni-sport Herent. - De stockageruimte, rechts van terrein C, wordt ook exclusief door L.T.C. gebruikt en onderhouden. Artikel 2: Deze terbeschikkingstelling gaat in op datum van 01.01.2014, wordt aangegaan voor 6 (zes) jaar en kan nadien telkens stilzwijgend voor de duur van 3 jaar worden verlengd, tenzij één van beide partijen drie maanden voor de vervaldatum de overeenkomst schriftelijk opzegt. Beide partijen kunnen er vóór 15 december van elk jaar een einde aan stellen mits bij ter post aangetekende brief een vooropzeg te betekenen die minstens een volledig 42
openluchttennisseizoen omvat te beginnen op 01 april van elk jaar om te eindigen op 30 september. Artikel 3: De L.T.C. verbindt zich ertoe de haar ter beschikking gestelde terreinen A, B en C op eigen kosten te verbeteren en te onderhouden zodat het tijdens het openluchttennisseizoen kan bespeeld worden. Het terrein C moet gratis voor de inwoners van de gemeente toegankelijk zijn: - woensdagnamiddag: van 14u tot 17u - weekdagen tijdens de schoolvakanties: van 14u tot 17u - zaterdag (vanaf juni): van 14u tot 18u - zondag (vanaf juni): van 13u tot 18u - 1 volledig weekend op afspraak De inwoners van de gemeente kunnen daarvoor inschrijven aan het onthaal van de Kouter. De inwoners krijgen hiervoor een bewijs mee dat dient ter controle voor en door L.T.C. Hoofdstuk II – Voorwaarden: Artikel 4: Deze gronden (terrein A, terrein B, terrein C) en het bovengenoemde tennislokaal worden kosteloos ter beschikking gesteld van de L.T.C. maar met de uitdrukkelijke verplichting voor deze te onderhouden, te beheren en uit te baten met het oog op de verbreding en het bevorderen van de tennissport bij de bevolking van Herent in het algemeen. Artikel 5: Van zodra een algemene reglementering – met betrekking tot het gebruik van de diverse nutsvoorzieningen door verenigingen welke gratis gebruik mogen maken van de gemeentelijke infrastructuur - van kracht zijn en alle technische installaties als dusdanig werden aangepast, kunnen de kosten voor de nutsvoorzieningen (water, gas, elektriciteit) ten laste vallen van de L.T.C. Artikel 6: De L.T.C. is ertoe gehouden de terreinen A, B en C met afrastering en waterafvoer, uitrustingen, markeringen en andere aanhorigheden, alsook het tennislokaal in goede staat van gebruik te houden. Bij verwaarlozing of grove nalatigheid in het onderhoud waardoor het gebruik van de tennisterreinen A, B en C en het tennislokaal zou gehinderd worden, kan het College van Burgemeester en Schepenen de L.T.C. bij ter post aangetekende brief ertoe aanmanen binnen de twee maanden de nodige werken uit te voeren om aan de verwaarlozing of nalatigheid te verhelpen. Worden die werken niet uitgevoerd binnen de gestelde termijn dan kan het College van Burgemeester en Schepenen, mits voorafgaande ingebrekestellingen bij ter post aangetekende brief met een voorbericht van één maand, onmiddellijk en van rechtswege een einde stellen aan deze overeenkomst en desgevallend schadevergoeding vorderen naar gemeen recht. Deze beslissing van het College moet aan de Gemeenteraad op zijn eerstkomende vergadering ter bekrachtiging worden voorgelegd. Hoofdstuk III – Diversen: Artikel 7: Verzekeringen: De L.T.C. verbindt er zich toe volgende verzekeringen af te sluiten bij een door de gemeente aanvaarde verzekeringsmaatschappij: burgerlijke aansprakelijkheid inboedel objectieve aansprakelijkheid Een kopie van het bewijs dat deze verzekeringen werden afgesloten, dient te worden overgemaakt aan de gemeente ter aanvulling van het administratief dossier. De gemeente verbindt er zich toe volgende verzekeringen af te sluiten:
43
brandpolis gebouwen, incl. stormschade, afstand van verhaal en glasbraak Artikel 8: Indien het Gemeentebestuur ernstige klachten ontvangt over de houding van de L.T.C. met betrekking tot het gebruik van de tennisterreinen A. B en C en van het tennislokaal, kan het College van Burgemeester en Schepenen, mits voorafgaande ingebrekestelling, waarin naar de aangeklaagde feiten wordt verwezen, onmiddellijk en van rechtswege een einde stellen aan deze overeenkomst na de vertegenwoordigers van de L.T.C. gehoord te hebben indien zij dat wensen en indien de aangeklaagde feiten bij herhaling ernstig en gegrond worden bevonden. Deze beslissing van het College moet ter bekrachtiging aan de Gemeenteraad worden voorgelegd op zijn eerstkomende vergadering. Artikel 9: De gemeente wijst elke aansprakelijkheid van de hand voor diefstal of verlies of voor beschadiging van voorwerpen die door de gebruikers van de tennisterreinen of van de andere installaties en gebouwen in het Wildemanspark gedeponeerd of achtergelaten worden. Artikel 10: Deze overeenkomst is bindend voor zover de tennisvereniging “Lawn Tennisclub-Herent” algemeen democratische beginselen toepast qua toetreding van leden en interne besluitvorming met inachtname van de prioritaire belangen van de plaatselijke inwoners. Bij niet-inachtname van deze beginselen is artikel 8 van toepassing. Artikel 11: De OVAM werd door de partij enerzijds in kennis gesteld van het voornemen om het perceel voorwerp van huidige overeenkomst te vervreemden. Ter zake ondervraagd, verklaren partijen dat bij hun weten op de goederen, voorwerp van huidige overeenkomst, geen inrichting gevestigd is of was, noch een activiteit wordt of werd uitgevoerd die opgenomen is in de lijst van de inrichtingen en activiteiten die bodemverontreiniging kunnen veroorzaken zoals bedoeld in artikel 3 par. 1 van het bodemsaneringsdecreet, lijst weergegeven als bijlage 1 van het Vlaams Reglement houdende bodemsanering van vijf maart negentienhonderd zesennegentig. Voor het afsluiten van de vorige overeenkomst werd een bodemattest aangevraagd bij de OVAM betreffende de overgedragen goederen. De inhoud van dit attest, afgeleverd door OVAM, luidt als volgt: “Voor dit kadastraal perceel zijn geen gegevens beschikbaar in het register van verontreinigde gronden omdat er geen gegevens beschikbaar zijn bij de OVAM” Opmerking: Gronden waarop een inrichting gevestigd is of was of een activiteit wordt of werd uitgeoefend die opgenomen is in de lijst bedoeld in artikel 3 § 1 van het bodemsaneringsdecreet kunnen vanaf 1 oktober 1996 slechts overgedragen worden als er vooraf een oriënterend onderzoek aan de OVAM is bezorgd met melding van de overdracht. De partij enerzijds verklaart dat zij sinds de datum van het afgeleverde bodemattest niet ambtshalve door de OVAM in kennis werd gesteld van de eventuele opname van de percelen in het register der verontreinigde gronden. Artikel 2: Aan het college wordt de opdracht gegeven om de huurovereenkomst voor de tennisaccommodaties in het Wildemanspark af te sluiten met LTC Herent vzw. Artikel 3: Deze beslissing wordt met algemene stemmen goedgekeurd.
44
9 Vernieuwen huurovereenkomst tumblingzaal Wildemanspark. Op de vraag van raadslid J. Schelstraete of wegens het ontbreken van een prijs men niet valt onder bruikleen, antwoordt schepen Ph. Scheys dat een symbolische euro wordt gevraagd en dat dit geen juridische gevolgen heeft ; voor de tumblingzaal worden de kosten gedragen door de gemeente, voor de tennis door de club zelf. Voor beide dossiers werd onderhandeld met de clubs. De Gemeenteraad, gelet op het gemeentedecreet; overwegende dat het aangewezen is de voorwaarden voor het ter beschikking stellen van de Tumblingzaal in het Wildemanspark te Herent aan Wild Gym vast te leggen onder de vorm van een huurovereenkomst; gelet op het raadsbesluit dd. 09.11.2004 betreffende de goedkeuring van de huurovereenkomst voor de Tumblingzaal met Wild Gym; gelet op de collegebeslissing dd. 22.11.2004 betreffende het afsluiten van de huurovereenkomst voor de Tumblingzaal met Wild Gym; overwegende dat het wenselijk is om een nieuwe overeenkomst af te sluiten om een aantal afspraken te actualiseren en duidelijkheid te scheppen over de huurtermijn; beslist, artikel 1: De huurovereenkomst voor de tumblingzaal wordt als volgt goedgekeurd: Hoofdstuk I – Algemene bepalingen: Artikel 1: voorwerp De gemeente Herent verhuurt aan Wild Gym de lokalen genaamd "tumblingzaal", waarin begrepen zijn de tumblingzaal en de kleedkamers, gelegen in het Wildemanspark te Herent. Artikel 2: duur De huurovereenkomst begint op 1 januari 2014, wordt aangegaan voor de duur van 6 (zes) jaar en kan nadien telkens stilzwijgend voor de duur van 3 jaar worden verlengd, tenzij één van beide partijen drie maanden voor de vervaldatum de overeenkomst schriftelijk opzegt. Beide partijen kunnen er vóór 15 december van elk jaar een einde aan stellen mits bij ter post aangetekende brief een vooropzeg te betekenen die minstens loopt tot 30 juni van het volgend jaar. Artikel 3: prijs De in artikel 1 omschreven lokalen worden door Wild Gym gehuurd tegen een jaarlijkse vergoeding van 1 EUR die de begunstigde dient te betalen voor de eerste maal bij ingang van deze overeenkomst en jaarlijks op de verjaardag van de inwerkingtreding van deze overeenkomst door overschrijving op het rekening nr 091-0119672-03 ( Iban nr.: BE21 0910 1196 7203 - BIC: GKCCBEBB) van het bestuur onder vermelding "vergoeding huur tumblingzaal". Hoofdstuk II – Voorwaarden: Artikel 4: Van zodra een algemene reglementering – met betrekking tot het gebruik van de diverse nutsvoorzieningen door verenigingen die als ‘alleengebruiker’ gebruik mogen maken van de gemeentelijke infrastructuur - van kracht zijn en alle technische installaties als dusdanig werden aangepast, kunnen de kosten voor de nutsvoorzieningen (water, gas, elektriciteit) ten laste vallen van Wild Gym. Artikel 5:
45
Wild Gym zal de lokalen onderhouden als een goede huurder en alle breuken of problemen onmiddellijk aan de gemeente melden. Bij verwaarlozing of grove nalatigheid in het onderhoud waardoor het gebruik van de tumblingzaal zou gehinderd worden, kan het college van burgemeester en schepenen Wild Gym bij ter post aangetekende brief ertoe aanmanen binnen de twee maanden de nodige werken uit te voeren om aan de verwaarlozing of nalatigheid te verhelpen. Worden die werken niet uitgevoerd binnen de gestelde termijn dan kan het college van burgemeester en schepenen, mits voorafgaande ingebrekestellingen bij ter post aangetekende brief met een voorbericht van één maand, onmiddellijk en van rechtswege een einde stellen aan deze overeenkomst en desgevallend schadevergoeding vorderen naar gemeen recht. Deze beslissing van het college moet aan de gemeenteraad op zijn eerstkomende vergadering ter bekrachtiging worden voorgelegd. Hoofdstuk III – Diversen: Artikel 6: gebruik door derden De gemeente kan te allen tijde beschikken over de infrastructuur, rekening houdend met de behoeften en verplichtingen van Wild Gym, zodat deze doorverhuurd kan worden aan andere verenigingen. Bij verhuur aan derden kunnen noch Wild Gym, noch de gemeente Herent aansprakelijk worden gesteld voor diefstal of verlies of voor beschadiging van voorwerpen die door de gebruikers van de tumblingzaal of van de andere installaties en gebouwen in het Wildemanspark gedeponeerd of achtergelaten worden. De aanvragen voor verhuur door derden moeten gericht worden aan de gemeentelijke sportdienst. Hiertoe zal Wild Gym bij deze sportdienst een uurrooster binnenbrengen met de normale gebruiksuren. De gemeente zal aan derden de gangbare huurprijs voor 1 terrein in de Herentse sporthallen rekenen. Huur materiaal moet met Wild Gym afgesproken worden. Artikel 7: bijkomende voorwaarden 1. Wild Gym zal deelnemen aan de door de gemeente georganiseerde sportweken. 2. Wild Gym zal elk jaar initiatie geven in gym en/of tumbling, in overleg met de gemeentelijke sportdienst. Artikel 8: Wild Gym verbindt er zich toe volgende verzekeringen af te sluiten bij een door de gemeente aanvaarde verzekeringsmaatschappij: - burgerlijke aansprakelijkheid - inboedel Een kopie van het bewijs dat deze verzekeringen werden afgesloten, dient te worden overgemaakt aan de gemeente ter aanvulling van het administratief dossier. De gemeente verbindt er zich toe volgende verzekeringen af te sluiten: brandpolis gebouwen, incl. stormschade, afstand van verhaal en glasbraak Artikel 9: Indien het Gemeentebestuur ernstige klachten ontvangt over de houding van Wild Gym met betrekking tot het gebruik van de tumblingzaal, kan het college van burgemeester en schepenen, mits voorafgaande ingebrekestelling, waarin naar de aangeklaagde feiten wordt verwezen, onmiddellijk en van rechtswege een einde stellen aan deze overeenkomst na de vertegenwoordigers van Wild Gym gehoord te hebben indien zij dat wensen en indien de aangeklaagde feiten bij herhaling ernstig en gegrond worden bevonden. Deze beslissing van het college moet ter bekrachtiging aan de Gemeenteraad worden voorgelegd op zijn eerstkomende vergadering. Artikel 10: De gemeente wijst elke aansprakelijkheid van de hand voor diefstal of verlies of voor
46
beschadiging van voorwerpen die door de gebruikers van de tumblingzaal of van de andere installaties en gebouwen in het Wildemanspark gedeponeerd of achtergelaten worden. Artikel 2: Aan het college wordt de opdracht gegeven om de huurovereenkomst voor de tumblingzaal af te sluiten met Wild Gym vzw. Artikel 3: Deze beslissing wordt met algemene stemmen goedgekeurd.
10 Vernieuwen van asfalt & betonverharding in verscheidene straten over het ganse grondgebied van de gemeente – goedkeuring aangepast bestek. Schepen A. Caes geeft een korte toelichting bij het dossier. De aannemer VHP Wegenbouw heeft inmiddels op basis van een gunning een aantal van de door de gemeente gegeven opdrachten uitgevoerd doch op datum van 04 december 2013 heeft deze aannemer schriftelijk laten weten dat hij voor de dienstjaren 2014 en 2015 geen verdere werken meer wenst uit te voeren op het bestek 4190. De uitvoering van deze werken dient opnieuw in aanbesteding te worden gesteld doch dit kan niet gebeuren overeenkomstig het destijds goedgekeurde bestek gezien de wetgeving op de overheidsopdrachten inmiddels werd gewijzigd. Op de vraag van raadslid R. Donceel of er geen andere criteria dan de prijs kunnen spelen, antwoordt schepen A. Caes dat de prijs bij een openbare aanbesteding doorslaggevend is. Op de bemerking van raadslid J. Schelstraete dat we hier toch duidelijk kunnen spreken van een contractbreuk en of we de aannemer niet kunnen laten opdraaien voor de kosten die de gemeente nu heeft, stelt schepen A. Caes dat dit inderdaad contractbreuk is ; zij stelt wel voor hier geen procedureslag te gaan voeren. De kostprijs voor het nieuwe bestek maakt deel uit van de opdracht van het studiebureau. Op de vraag van raadslid J. Schelstraete of we deze aannemer niet kunnen weren uit de nieuwe procedure, antwoordt schepen A. Caes dat ze hier geen antwoord op heeft ; dit moet worden nagezien.
Raadslid T. Denon heeft nog een aantal vragen bij punt 2 van de vorige raad. De voorzitter vraagt dat hij deze vragen schriftelijk stelt en dat ze een antwoord zal geven op de raadscommissie. Raadslid J. Vandikkelen merkt op dat de uitnodiging voor de GAMV samenviel met de vergadering van een raadscommissie en de OCMW – raad ; hij vraagt om hier in de toekomst mee rekening te houden. Schepen M. Forceville antwoordt dat hij de vraag aan de GAMV zal voorleggen. De gemeenteraad, gelet op het Gemeentedecreet van 15 juli 2005, en latere wijzigingen, inzonderheid artikels 42 en 43, betreffende de bevoegdheden van de gemeenteraad; gelet op de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motiveringsplicht van bestuurshandelingen, en latere wijzigingen; gelet op het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur; gelet op het Gemeentedecreet van 15 juli 2005, en latere wijzigingen, inzonderheid artikels 248 tot en met 264 betreffende het bestuurlijk toezicht;
47
gelet op de wet van 15 juni 2006 betreffende de overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, en latere wijzigingen, inzonderheid artikel 24; gelet op het koninklijk besluit van 15 juli 2011 betreffende plaatsing overheidsopdrachten klassieke sectoren, en latere wijzigingen; gelet op het koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken, en latere wijzigingen, inzonderheid artikel 5, § 2; gelet op het besluit van de gemeenteraad van 13 november 2012, onderwerp 42, houdende o.m. goedkeuring van het ontwerpdossier d.d. 19 oktober 2012 voor de opdracht “het algemeen herstel en de renovatie van gemeentelijke wegen in asfalt & beton” omvattende het bestek nr. 4190 en de bijhorende kostenraming ten bedrage van € 383.286,80 + 21 % btw (= € 80.490,23) + labokosten (= € 2.000,00) = € 465.777,03 en houdende tevens ook goedkeuring van het bij het ontwerpdossier behorende Algemeen Ontwerp – coördinatieplan veiligheid en gezondheid voor het project “algemeen herstel en renovatie van gemeentelijke wegen in herent” opgemaakt door de ontwerper; gelet op het besluit van het college van burgemeester en schepenen van 13 mei 2013, onderwerp 32, waarbij o.m. de opdracht wordt gegund aan de laagste regelmatige bieder nl. de bvba VHP Wegenbouw, Verbindingsdok Westkaai 28 te 2000 Antwerpen tegen het nagerekende inschrijvingsbedrag van € 236.480, 50 excl btw of € 286.141,41 incl. btw, waarbij de gunning voor het dienstjaar 2013, conform het bestek, beperkt wordt tot maximaal € 120.000,00 incl. btw; overwegende dat de aannemer VHP Wegenbouw te Antwerpen een aantal van de door de gemeente gegeven opdrachten heeft uitgevoerd doch op datum van 04 december 2013 schriftelijk heeft laten weten dat hij voor de dienstjaren 2014 en 2015 geen verdere werken meer wenst uit te voeren op het bestek 4190; overwegende dat de uitvoering van deze werken derhalve opnieuw in aanbesteding dient te worden gesteld doch dit niet kan gebeuren overeenkomstig het destijds goedgekeurde bestek gezien de wetgeving op de overheidsopdrachten inmiddels werd gewijzigd; gelet op het ons door de ontwerper Studiekantoor Kockaerts op datum van 17 januari 2014 opgemaakt gewijzigd bestek (aangepast aan huidige wetgeving op de overheidsopdrachten) nr. 4190-bis en bijhorende kostenraming ten bedrage van € 273.586,00 + 21 % btw (= € 57.453,06) + labokosten (= € 2.000,00) = € 333.039,06; overwegende dat ons samen met het aangepast bestek eveneens een aangepast Algemeen ontwerp – coördinatieplan Veiligheid en Gezondheid voor het project “Algemeen herstel en renovatie van gemeentelijke wegen in de gemeente Herent” volgens bestek 4190-bis, werd overgemaakt; overwegende dat er voor de uitvoering van deze werken kredieten voorzien zijn ten bedrage van € 200.000,00 – budgetcode 0200-00/224107/BESTUUR/CBS/60/IE-9 (actie ACT-31) van de buitengewone dienst, besluit, artikel 1: het aangepast ontwerpdossier d.d. 17 januari 2014 voor de opdracht “Algemeen herstel en renovatie van gemeentelijke wegen in asfalt & beton” omvattende het bestek nr. 4190-bis en de bijhorende kostenraming ten bedrage van € 273.586,00 + 21 % btw (= € 57.453,06) + labokosten (= € 2.000,00) = € 333.039,06, wordt goedgekeurd. artikel 2: Het bij het ontwerpdossier behorende aangepast Algemeen ontwerp – coördinatieplan veiligheid en gezondheid voor het project “Algemeen herstel en renovatie van gemeentelijke wegen in asfalt – bestek 4190-bis” opgemaakt door de ontwerper, wordt goedgekeurd.
48
artikel 3: deze beslissingen worden met algemene stemmen goedgekeurd.
11 Mededeling aan de gemeenteraad van de verslagen en einddocumenten van de raden en overlegstructuren georganiseerd door de gemeenteraad overeenkomstig artikel 200 § 1 van het gemeentedecreet. - De raad keurt met algemene stemmen de notulen van de gemeenteraadsvergadering van 14 januari 2014 goed. - De voorzitter sluit de vergadering om 21.30.
Herman ARTOIS Gemeentesecretaris
Marleen SCHOUTEDEN burgemeester
49