5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
VERSLAG VAN DE 127E OVERLEGVERGADERING VAN COLLEGE VAN BESTUUR en UNIVERSITEITSRAAD D.D. 14 OKTOBER 2013 UR/13/50850 Aanwezig: Te Beest, Buitendijk en Stolker (CvB); Van Slooten (SCvB). Augusteijn, Hogenhuis, De Kort, Krol, De Kruiff, Lammerdin, Mioch (voorzitter), Pullen, Schuppert, Spieksma, Stol (griffier), Suijten, Vermolen, Wolters en Xasan. Punt 2, OV 09.12.2013 Afwezig m.k.: Balfoort en Bleijenberg. 1. Opening De voorzitter opent de vergadering om 16.00 uur. 2. Verslag vorige vergadering UR/13/42065 - verslag 126e Overlegvergadering d.d. 26 augustus 2013 Het verslag wordt ongewijzigd vastgesteld. 3. Evaluatie invulling vrije keuzeruimte UR/13/38985 - brief College van Bestuur d.d. 19 september 2013 met daarbij het evaluatierapport van het ICLON -conceptreactie Universiteitsraad In reactie op de conceptreactie van de Raad meldt Buitendijk dat over het aantal ECTS vrije keuzeruimte lang gediscussieerd is, waarbij w.b. de faculteit Rechtsgeleerdheid het civiele effect van belang is en het w.b. Geneeskunde opleidingstechnisch lastig is 30 ECTS aan vrije keuzeruimte in te roosteren. Zij zegt toe dat bij de opleidingen die 15 ECTS aan vrije keuzeruimte aanbieden en waarvoor geen civiel effect geldt zal worden nagegaan waarom niet voor 30 ECTS is gekozen. Ook het feit dat een aantal opleidingen de eis stelt dat een deel van de invulling van de vrije keuzeruimte binnen de eigen opleiding plaatsvindt, is een punt van aandacht voor het College van Bestuur. In discussie met de faculteiten is erop gewezen dat de bedoeling van dit systeem is dat de vrije keuzeruimte dat ook echt is. Vanuit de Raad wordt wat betreft het aantal ECTS vrije keuzeruimte opgemerkt dat dit 30 zou moeten zijn, tenzij er zwaarwegende argumenten zijn om het 15 te laten zijn. Wat betreft de voorlichting ter zake door de faculteit Archeologie meldt Buitendijk dat nagegaan zal worden door welke factoren deze voorlichting zo goed scoort bij de studenten en wellicht als een best practice kan dienen, waarbij wel moet worden bedacht dat het om een kleine faculteit gaat. Buitendijk meldt dat in het Onderwijsberaad met de faculteiten is afgesproken dat het keuzeproces van de student vroegtijdig wordt gestimuleerd en ondersteund en dat daarbij ook buitenlandervaringen van andere studenten kunnen worden meegenomen. De opmerking van de Raad om studenten uit de hogere jaargangen in te zetten om hun ervaringen te delen vindt Buitendijk een goede suggestie, die zeker meegenomen zal worden. Wat betreft cijfers omtrent buitenlandverblijf en stages meldt Buitendijk dat deze er op opleidingsniveau niet zijn, maar wel op facultair niveau. Buitendijk meldt dat de Raad op de hoogte zal worden gehouden van het onderzoek naar de informatievoorziening over de vrije keuzeruimte in de e-studiegids en op de universitaire website. Afgesproken wordt dat de Raad in zijn aansluitende vergadering zijn reactie zal vaststellen. 4. Numerus fixus 2014 – 2015 aantal bacheloropleidingen UR/13/38420 - brief College van Bestuur d.d. 16 september 2013 met daarin informatie over het aanvragen van een numerus fixus voor een aantal bacheloropleidingen -conceptadvies Universiteitsraad In reactie op het conceptadvies van de Raad meldt Buitendijk dat de wettelijke datum van melding van numerus fixus opleidingen 1 december is, maar dat kort voor de zomer het verzoek van DUO is gekomen de melding reeds voor 1 september te doen. Het College heeft overleg gevoerd met de faculteiten over de haalbaarheid van het voldoen aan deze wens en in de CvB-vergadering van 27 augustus jl. is besloten voor welke opleidingen een numerus fixus zou worden gemeld, uiteraard onder voorbehoud van een positief advies van de Universiteitsraad. Vanwege het late verzoek van DUO is de procedure ditmaal wat rommelig verlopen; wanneer de aanmelddatum 1 september wordt, zal de behandeling in de UR kort voor de zomer plaatsvinden en wanneer de datum 1 december is, vindt behandeling na 1 september plaats. Desgevraagd meldt Buitendijk dat niet bekend is, waarom voor Bestuurskunde geen numerus fixus is gemeld door de desbetreffende faculteit. Vanuit de Raad wordt tot slot verzocht om op de hoogte gesteld te worden, zodra duidelijk is wat de aanmelddatum wordt.
1
Afgesproken wordt dat de Raad in zijn aansluitende vergadering zijn advies zal vaststellen.
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
5. Herziening tarieven schakelprogramma’s UR/13/38423 - brief College van Bestuur d.d. 9 september 2013 met daarin informatie over bovengenoemde herziening en daarbij een brief van OCW inzake dit onderwerp, gezet in het kader van de Wet Kwaliteit in Verscheidenheid -conceptreacties Universiteitsraad inzake herziening tarieven schakelprogramma’s en inzake wet Kwaliteit in Verscheidenheid In reactie op de conceptreactie van de Raad inzake herziening tarieven schakelprogramma’s meldt Te Beest dat de brief van OCW aan de late kant was en niet uitblinkt in duidelijkheid wat betreft de ingangsdatum van de herziening van de tarieven voor schakelprogramma’s. De datum van 1 september wordt aangehouden en studenten die teveel hebben betaald voor een pre-masterproject zullen worden opgespoord en het teveel betaalde bedrag gerestitueerd krijgen. Wat betreft de administratieve afwikkeling vindt deze week overleg plaats tussen SOZ, de betrokken facultaire medewerkers en BV. Aangezien de tarieven de omvang van de schakelprogramma’s volgen en de omvang bekend is bij de opleidingen, ligt het voor de hand dat zij het verschuldigde bedrag innen. In reactie op de opmerking dat het innen van dit collegegeld beter op centraal niveau kan plaatvinden meldt Te Beest dat bezien zal worden wat handig is, maar de opleidingen weten per student welk bedrag geïnd moet worden en daarom ligt deze taak bij de opleidingen. Vanuit de Raad wordt nog opgemerkt dat deelnemers aan de schakelprogramma’s ingeschreven staan als ouderejaars bachelorstudenten, van wie het collegegeld centraal geïnd wordt. Nu wordt dit bij de opleidingen gelegd, die daarvoor geen instrumentarium hebben. De benodigde informatie over de omvang van de programma’s zou door centraal bij de opleidingen opgevraagd kunnen worden, waarmee de bekostiging daarvan onderdeel van AEG zal blijven en de administratie uitgevoerd wordt op de plek waar de werkprocessen hiervoor zijn ingericht. Te Beest meldt dat de nu gekozen procedure het gevolg is van de snelheid waarmee een en ander geregeld moest worden; in het eerdergenoemde overleg tussen SOZ, facultaire medewerkers en BV zal besproken worden of het mogelijk is de administratie op centraal niveau te voeren. Afgesproken wordt dat de Raad in zijn aansluitende vergadering zijn reactie zal vaststellen. In reactie op de conceptreactie van de Raad naar aanleiding van de brief van het ministerie van OCW inzake Kwaliteit in Verscheidenheid meldt Buitendijk dat het klopt dat in de OERen en de regeling toelating masteropleidingen 2014/2015 de instroomeisen voor de masteropleidingen niet worden opgenomen, omdat het daartoe voorbereidende studiejaar 2013/2014 al van start is gegaan. In genoemde documenten voor het jaar 2014/2015, die in december in deze Raad aan de orde komen, vinden de maatregelen rond doorstroomrechten wel hun neerslag. De regelingen gaan in per 1 september 2014 en gelden ten behoeve van de masterinstroom in het academisch jaar 2015/2016. Buitendijk meldt voorts dat het klopt dat er veel aandacht is voor het inrichten van eenvoudige en snelle toelatingsprocedures, zodat ook bij het vervallen van de doorstroomrechten geen onevenredige taakverzwaring bij de toelatingscommissies zal optreden en de studenten vlot kunnen worden ingeschreven. Wat betreft de communicatie over de wetswijziging met betrekking tot de 1 mei-datum meldt Buitendijk dat SC&M de externe communicatie voor a.s. studenten bespreekt met de hoofden communicatie van de faculteiten, die dit intern bespreken met de opleidingen. Wat betreft de interne communicatie voor studiekeuzeadviseurs is men bezig met het stroomlijnen daarvan, hetgeen via het onderwijsberaad gebeurt. Vanuit centraal wordt bekeken of er meer mogelijkheden zijn om de interne communicatie goed te laten verlopen. Vanuit de Raad wordt opgemerkt dat eind deze week de eerste open dag gehouden wordt en dat de opleidingen slechts in hoofdlijnen op de hoogte lijken te zijn van de implicaties van de wetswijziging. De Raad is blij met de toezegging dat vanuit centraal extra aandacht komt voor de informatie aan studiekeuzeadviseurs, die nodig is voor de voorlichting aan a.s. studenten. Buitendijk meldt dat de meeste algemene informatie wel bekend is; de specifiekere informatie wordt uitgewerkt in pilots waarmee op korte termijn gestart zal worden, zodat de ruim voor 1 mei alle benodigde informatie beschikbaar en bekend is. Afgesproken wordt dat de Raad in zijn aansluitende vergadering zijn reactie zal vaststellen. 6. Regeling studeren in het buitenland UR/13/38424 - brief College van Bestuur d.d. 19 september 2013 met daarbij bovengenoemde regeling -conceptadvies Universiteitsraad In reactie op het conceptadvies van de Raad meldt Stolker dat de term voor de in artikel 1. van de regeling genoemde reisverzekering als volgt zal luiden ‘speciale reisverzekering bij een gerenommeerde verzekeraar’. Wat betreft artikel 2. meldt Stolker dat daarin zal worden opgenomen dat de student
2
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
wijzigingen met betrekking tot reis- en verblijfsgegevens ook digitaal mag doorgeven. Voorts zal de benodigde informatie opgenomen worden modules die onderdeel zijn van OIEM, die voor alle betrokkenen bij de faculteiten en SOZ toegankelijk is. Wat betreft de plichten van de universiteit ten opzichte van in het buitenland verblijvende studenten meldt Stolker dat voor het nakomen daarvan – zoals het contact opnemen ingeval van calamiteiten - de verblijfsgegevens van betrokken studenten nodig zijn. Het preciseren van de plichten van de universiteit in de voorliggende regeling ligt niet voor de hand omdat de zorgplicht die op de universiteit rust een open norm is, hetgeen betekent dat bij het zich voordoen van een incident pas vastgesteld kan worden of en in hoeverre de zorgplicht geldt. Wanneer achteraf blijkt dat de universiteit haar zorgplicht niet of niet voldoende is nagekomen, is de universiteit aansprakelijk. Jurisprudentie als gevolg daarvan kan reden zijn om de voorliggende regeling (alsnog) aan te passen. De Raad is van mening dat in de regeling opgenomen zou moeten worden dat ook de universiteit een plicht heeft om contact op te nemen met studenten in geval van calamiteiten. De verantwoordelijkheid kan niet alleen bij de student gelegd worden en de indruk wordt gewekt dat de universiteit gevrijwaard is van haar zorgplicht wanneer de student niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Dat is de reden waarom een aanvulling op artikel 3 wordt voorgesteld, die inhoudt dat de gevraagde gegevens ‘tijdig en voor zover mogelijk reeds vóór vertrek’ moeten worden verstrekt. Daarnaast wordt vanuit de Raad gesuggereerd extra informatie over de regeling en zorgplicht in een toelichting op de regeling, op het web of in een brief aan de studenten op te nemen, waarop Stolker meldt dat bekeken zal worden of en waar meer uitleg gegeven kan worden. Voorts zegt Stolker toe ook nog te zullen nagaan of wijziging van artikel 3 mogelijk is in de zin zoals door de Raad voorgesteld; in ieder geval zal redelijkheid in acht genomen worden. Stolker meldt dat de toegezegde wijzigingen in de artikelen 1 en 2 en het resultaat van nadere bestudering van artikel 3 via de mail gecommuniceerd zullen worden. Afgesproken wordt dat de Raad in zijn aansluitende vergadering zijn advies nog niet helemaal definitief zal vaststellen, omdat daarin het resultaat van genoemde mailwisseling haar weerslag zal vinden. 7. 2e Bestuurlijke Financiële Rapportage 2013 UR/13/38440 - brief College van Bestuur d.d. 12 september 2013 met daarbij bovengenoemde BFR -conceptreactie Universiteitsraad In reactie op de conceptreactie van de Raad meldt Te Beest dat de verhouding obp/wp erg belangrijk is, aangezien deze onderdeel vormen van de prestatieafspraken die met OCW zijn gemaakt. Mede daarom is deze ratio opgenomen in de bestuursafspraken en onderwerp van gesprek tijdens de bestuurlijke overleggen. Kleine wijzigingen en verschillen zijn uiteraard toegestaan maar aan het eind van de looptijd van de prestatieafspraken in 2016 moet de obp/wp-verhouding op orde zijn. Wat betreft de ondersteunende diensten is de formatieomvang vastgesteld en afwijking daarvan is alleen met toestemming van het College van Bestuur mogelijk. Zo is de formatie van het Admissions Office uitgebreid in verband met de groei van Campus Den Haag. Wat betreft de achterblijvende groei van het wp geeft Te Beest toe dat deze niet de omvang heeft bereikt als in de begroting gewenst werd, maar dat de laatste 3 maanden de feitelijke groei van het wp 96 bedraagt (110 extra minus 14 vanwege overgang van het Nationaal Herbarium). De inspanningen hebben ertoe geleid dat er versneld wp is aangenomen met uitzondering van W&N, die achterblijft in deze ontwikkeling. In het komende bestuurlijke overleg met deze faculteit komt dit onderwerp uiteraard aan de orde, waarbij zij opgemerkt dat W&N heeft toegezegd bij haar instituten na te gaan wat de oorzaak van de achterblijvende groei is. In genoemd bestuurlijk overleg zullen de uitkomsten daarvan aan de orde komen. In reactie op de mededeling dat de begroting te optimistisch was wat betreft de gemiddelde bezetting wordt vanuit de Raad gevraagd waarom dat niet reeds bij de 1e BFR van dit jaar ter sprake is gebracht. Te Beest meldt dat die rapportage geen aanleiding gaf om dat toen al aan te nemen. In reactie op de opmerking vanuit de Raad dat de onderbezetting reeds begin dit jaar met W&N is besproken, maar dat dit in het eerste halfjaar niet geleid heeft tot extra w.p. meldt Te Beest dat het gevoerde overleg inderdaad niet heeft opgeleverd wat gehoopt werd maar dat er tijd nodig is dit te realiseren. FSW wordt in dit verband nu gezien als best practice en bezien zal worden of de daar toegepaste methode ook bij W&N werkt; in de 3e en 4e BFR van dit jaar zal het resultaat daarvan zichtbaar moeten worden, waarbij de hoop/verwachting is dat de wp-omvang in de buurt van de begroting komt. Afgesproken wordt dat de Raad in zijn aansluitende vergadering zijn definitieve reactie zal vaststellen. 8. Model-OER en Geldigheidsduur tentamens faculteit der Rechtsgeleerdheid UR/13/41437 - brief Universiteitsraad d.d. 8 oktober 2013 inzake bovengenoemd onderwerp
3
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
UR/13/42018 - brief College van Bestuur d.d. 2 oktober 2013 (ontvangen op 20131008) met daarbij afschrift brief aan het ministerie van OCW In reactie op de brief van de Universiteitsraad meldt Buitendijk dat het College van Bestuur in gesprek is met Rechtsgeleerdheid, dat dit nog in volle gang is en er daarom nu niets over gezegd kan worden. Het onderwerp geldigheidsduur tentamens komt in december van dit jaar in het kader van de model-OERen hier aan de orde, waarbij ook besproken zal worden hoe hiermee universiteitsbreed zal worden omgegaan. In reactie op de opmerking vanuit de Raad dat de verhouding tussen model-OER en facultair OER een van de punten van discussie is, meldt Buitendijk dat het eerste leidend is en het tweede volgend. In antwoord op de vraag of gecontroleerd wordt of de facultaire OERen inderdaad de modelOERen volgen meldt Buitendijk dat het College van Bestuur niet alle OERen gaat nakijken. Er worden afspraken gemaakt en uitgangspunt is dat deze uitgevoerd worden; voorts is het zo dat de faculteitsraden in dezen ook een rol hebben. Vanuit de Raad wordt opgemerkt dat het gaat om een mechanisme dat werkt, binnen de faculteiten dient het model-OER als leidend document maar dat is bij Rechten niet goed gegaan. Binnen sommige faculteiten vindt interne controle plaats en deze zou ook tussen centraal en faculteiten moeten plaatsvinden. Buitendijk meldt dat het de taak van het College van Bestuur is om een goed model-OER op te stellen en niet om een controlesysteem op de facultaire OERen in te richten. Tot slot meldt Buitendijk in reactie op het verzoek van de Raad om op de hoogte te worden gesteld van de uitkomsten van het overleg tussen College van Bestuur en het faculteitsbestuur van Rechtsgeleerdheid dat dit uiteraard zal gebeuren. De voorzitter sluit af met de mededeling dat in de raadsvergadering van december 2013 het model-OER 2014-2015 besproken zal worden. 9. Mededelingen & Informatie Stolker meldt dat besloten is de voorbereiding van een nieuw Instellingsplan uit te stellen, omdat de looptijd van het huidige plan tot eind 2014 is en de decanen eerst het lopende plan willen afronden. Het voornemen is kort voor of kort na de zomer een eerste aanzet te geven, waarna discussie met betrokkenen gestart wordt. In reactie op de vraag naar aanleiding van punt 8 van de CvB-conclusies d.d. 27 augustus 2013 inzake de instelling van het Leids Universitair Studentenplatform (LUSp) als opvolger van de Leidse Studentenraad meldt Buitendijk dat de rol van dit platform is om het College van Bestuur te helpen met organiseren van een ad-hoc-bijeenkomsten met studenten en voor het leveren adviezen, draagvlak en reflectie. Deze taken geven het platform een andere rol dan de Universiteitsraad en de kracht ligt in het flexibele karakter, waarbij de vorm en samenstelling bepaald wordt door het thema waarom het gaat. Het platform vervult een informele maar belangrijke rol in aanvulling op Universiteitsraad en LASSO; ook de onderwijsprijs valt onder het platform. Het College heeft Marc Newsome (voormalig UR-lid) benoemd tot voorzitter van het platform. In reactie op de vraag naar aanleiding van punt 8 van de CvB-conclusies d.d. 3 september 2013 inzake het Business Conceptualization Fund meldt Te Beest dat studenten, PhD’s en andere medewerkers af en toe iets uitvinden waarvoor geen geld beschikbaar is om verder te ontwikkelen. De eerste stappen, voordat externe investering mogelijk wordt, moeten gefinancierd worden en genoemd fonds is ingericht om dergelijke initiatieven te sponsoren. Aangezien het een risicodragende financiering is, is het- in het kader van het Hoofdlijnenakkoord – aangemeld bij het ministerie van OCW en op advies van de commissie-Van Vught ‘goedgekeurd’. Het gaat om weinig bureaucratische initiatieven op het gebied van valorisatie en innovatie. In reactie op de vraag naar aanleiding van punt 5 van de CvB-conclusies d.d. 10 september 2013 in zake samenwerking met hogeschool Leiden in ELCID-week meldt Buitendijk dat deze week 3 doelen kent, t.w. kennismaking met de stad, kennismaking met het studentenleven en kennismaking met studenten en faculteit/opleiding. De eerste twee worden samen met hogeschool Leiden in een gezamenlijk programma geregeld en het derde vindt op de onderscheiden faculteiten/opleidingen plaats, waarbij de studenten van de hogeschool kennis maken met hun eigen opleiding. De studenten van de Campus Den Haag volgen een deel van het programma in Leiden en een deel in Den Haag. 10. Rondvraag In antwoord op de rondvraag van AbvaKabo inzake individuele werkplekken voor het w.p. meldt Te Beest dat het College van Bestuur het belang onderkent van een rustige werkomgeving voor wetenschappers om onderzoek te verrichten, publicaties te schrijven en onderwijs voor te bereiden. Het College is dan ook niet voornemens grootschalige kantoortuinen aan te laten leggen, ook niet bij de nieuwbouw van W&N. Wel is het van belang bij het ontwerpen van nieuwe gebouwen voor onderwijs en onderzoek dat ruimtes efficiënt worden gebruikt en ontmoetingen tussen studenten en wetenschappers gemakkelijk worden gefaciliteerd. In overleg met de faculteiten zullen altijd voldoende rustige, individuele
4
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
werkplekken voor wetenschappers worden gerealiseerd. Vragensteller meldt in principe de verklaring van Te Beest te onderschrijven maar wijst op het feit dat ook flexplekken rustig kunnen zijn. Wp-ers hebben behoefte aan een eigen kamer en zijn fractie is dan ook van mening dat wp-ers in principe de beschikking zouden moeten hebben over een eigen kantoor, hetgeen Te Beest in principe onderschrijft. Vragensteller verzoekt hiermee ook bij de herontwikkeling van Geesteswetenschappen rekening te houden. In antwoord op de rondvraag van AbvaKabo inzake shirtsponsoring deelname medewerkers/studenten van de universiteit aan sportevenementen meldt Stolker dat het College van Bestuur positief staat ten opzichte van initiatieven van opleidingen, instituten of faculteiten om bij te dragen aan een vorm van sponsoring, maar niet voornemens is om hier universiteitsbreed beleid voor vast te stellen. Wel zal het College nagaan of uitbreiding mogelijk is van het assortiment van de universiteitswinkel met artikelen die voor sportieve activiteiten gebruikt kunnen worden. Desgevraagd meldt Stolker dat het gratis of tegen lagere prijs aanbieden van dergelijke artikelen aan de opleidingen wordt overgelaten. Men moet zich wel bewust zijn dat een degelijke actie ten koste gaat van middelen die voor onderwijs en onderzoek bestemd zijn, maar wanneer in het kader van bijv. marketing hulp kan worden geboden zal dat zeker overwogen worden. Vanuit de Raad wordt opgemerkt dat men bij sportevenementen als universitair team kan optreden en de vraag is of daarmee samenhangende kosten voor bijv. inschrijving ook uit het marketingbudget betaald zouden kunnen worden, omdat het – ook – gaat om uitstraling van/op de universiteit. Stolker meldt dat ook dit per opleiding zal moeten worden bekeken, want er is geen centraal beleid. Hij meldt het idee sympathiek te vinden. In antwoord op de rondvraag van AbvaKabo inzake het uitzetten van computerschermen meldt Te Beest dat medewerkers niet altijd hun pc uitzetten bij vertrek, hetgeen wel zou moeten gebeuren. Sinds het begin van NUWD kunnen pc’s in slaapstand gezet worden, waaruit deze alleen na een herstart van de pc ontwaakt kan worden. Voor gebruikers bleek dit ongewenst en niet werkbaar en daarom is ervoor gekozen de computerschermen aan te laten. Wel staat de screensaver aan, waardoor het computerscherm na 15 minuten automatisch op zwart gaat. Ook worden regulier vanaf 00:00 uur alle machines uitgezet via een shutdown, met uitzondering van de machines die niet regulier mogen worden uitgezet. In reactie op de opmerking dat bij een update de pc’s aangaan en ook aan blijven en waarbij de screensaver niet functioneert, meldt Te Beest dat nagegaan zal worden of daar iets aan gedaan kan worden. In antwoord op de rondvraag van AbvaKabo inzake herontwikkeling grond rond de Van der Klaauwtoren meldt Te Beest dat het idee om grond nuttig te gebruiken totdat de ontwikkelingen van start gaan onderschreven wordt. Er ligt geen verzoek van de Leidse gemeente (raad) maar een plan van een van de fracties om bijv. een stadstrand aan te leggen. De universiteit vindt dit geen goed idee omdat kwesties als wie de kosten draagt en wie het beheer voert lastig op te lossen zijn. Bij genoemde locatie speelt ook het gebruik van het Sterrenwachtgebouw, waarin de Honours Academy en het juridisch PAO gevestigd zijn en onderwijs verzorgen. De universiteit ziet het braakliggende terrein als verlengstuk van de hortus en wil het ook als zodanig behandelen. Vanuit de Raad wordt opgemerkt dat een stadstrand een van de mogelijkheden is, maar men begrijpt dat het slechts om uitstel van de inrichting gaat en de vraag is dan ook wanneer er iets mee gaat gebeuren. Te Beest meldt dat nog niet te weten omdat er nog onderhandelingen plaatsvinden. Het terrein blijft in tussentijd niet liggen zoals nu het geval is: het werk aan de walkanten wordt afgerond en in het voorjaar zullen eenjarige planten worden gezet. In antwoord op de rondvraag van BeP en Abvakabo inzake capaciteit (grote) collegezalen meldt Te Beest dat het grootste deel van de groei in studentenaantallen in Den Haag plaatsvindt, waar een nieuwverworven pand wordt opgeknapt. Het College onderkent in het algemeen dat een meer evenwichtige spreiding van onderwijs gedurende de week noodzakelijk is en ook om in bredere zin te anticiperen op de groei van studentenaantallen. Daartoe heeft de taskforce zalenpool de afgelopen jaren de problematiek en oplossingsrichtingen geformuleerd. Om een beter gebruik van de aanwezige collegezalen te realiseren heeft daarvan een inventarisatie plaatsgevonden èn van het gebruik van die zalen. Uit dit laatste is naar voren gekomen dat – naast no show - de randen van de week en de dag zeer zeker niet optimaal gebruikt werden voor het geven van colleges, maar dat daarin verandering plaatsvindt. Kort geleden is een universitaire gemeenschappelijke zalenpool opgericht, waarin alle collegezalen in één centraal reserveringssysteem worden ondergebracht, waarin per gebouw en per zaal de boekingen worden gepleegd en geraadpleegd kunnen worden. In overleg met facultaire roostermakers wordt nog meer gestuurd op een evenwichtiger spreiding van onderwijs over de week. Wat betreft het gebrek aan grote collegezalen meldt Te Beest dat binnenkort de LAK-zaal gereed komt, die aan circa 300 studenten onderdak kan bieden. Ten aanzien van het gesignaleerde probleem ten gevolge van het feit dat veel hoorcolleges in het begin van de week plaatsvinden en daardoor de
5
5
10
15
20
25
bezetting van grote zalen circa 100% is, stelt Te Beest dat daarover met de facultaire roosteraars in periodiek overleg bekeken moet worden of dat anders kan. Een oplossing kan zijn het geven colleges in een ander dan het eigen gebouw: van de dertigduizend boekingen zijn er rond de zevenhonderd buiten het eigen facultaire complex gerealiseerd. Te Beest meldt nog dat van W&N wel de grote zalen, maar nog niet alle andere zalen in het systeem zitten. Voorts zal rekening moeten worden gehouden met de lengte van af- en aanrijroutes tussen W&N en het KOG, die circa 15 fietsminuten is. Vanuit de Raad wordt opgemerkt dat hoorcolleges later in de week haalbaar zijn wanneer de uniforme jaarindeling wordt opgerekt. Te Beest meldt dat de jaarindeling mede hierom niet meer uniform is, maar dat is blijkbaar nog niet overal voldoende doorgedrongen in de organisatie. Gemeld wordt dat het curriculum van Rechten is aangepast naar aanleiding van het rooster psychologie in verband met het beroep op grote zalen. Desgevraagd meldt Te Beest dat aandacht besteed zal blijven worden aan de druk op grote hoorcollegezalen in het begin van de week. Wat betreft de rondvraag van BeP en LVS inzake internationalisering t.a.v. kwaliteit onderwijs en met name de Engelse taalvaardigheid meldt Buitendijk dat het onderwerp te veelomvattend is om in het korte bestek van een antwoord te vatten. Ten behoeve van een latere en uitgebreidere bespreking zou zij over de vragen en de reactie van gemelde enquête willen beschikken en is ook de International Student Barometer van belang. Daarin komt Leiden wat betreft Engels beter naar voren dan in de rondvraag gesuggereerd wordt. De voorzitter meldt dat een – informele - bijeenkomst over internationalisering gepland zal worden. In antwoord op de rondvraag van LVS inzake BSA in het tweede jaar meldt Buitendijk dat de eerste open dag eind deze week is, waar uiteraard voorlichting wordt gegeven over het hanteren van het BSA in het tweede jaar. Voorts is deze week op de website, die voor a.s. studenten een belangrijke informatiebron is, informatie geplaatst en daaraan zal aandacht geschonken blijven worden. Voorts wijst Buitendijk dat ook bij de studiekeuzecheck per 1 mei het BSA in het tweede jaar voldoende aandacht zal krijgen. 11. Sluiting Alvorens de voorzitter de vergadering om 17.55 uur sluit, verzoekt zij de raadsleden over circa vijf minuten terug te zijn in de zaal voor de aansluitende raadsvergadering.
30
6
