-1OPENBARE VERGADERING VAN DE GEMEENTERAAD OP MAANDAG 19 APRIL 2004. voorzitter: drs. A.B. SAKKERS: burgemeester griffier: drs. J. VERHEUGT, griffier secretaris: ir. C.J.A.M. LANGERWERF. aanwezig 44 leden. mevr.mr.dr. G.J.M. VAN DEN BIGGELAAR (PvdA) J.G.J.M. VAN DEN BIGGELAAR (PvdA) mevr.drs. J.G.C.L. BREUERS (GL) mevr. S. BULUT-KAPUCU (PvdA) W.J. BUREMA (PvdA) M.J.A.M. VAN BUSSEL (Leefbaar Eindhoven) mevr. L.M.P. VAN DOOTINGH-HEIJUNG (D66) H.W.A. van DIJCK (Leefbaar Eindhoven) G.J.H. DIJSSELBLOEM (D66) B.J.M. GERARD (SP) mevr.drs. M.C.T. FIERS (PvdA) A.J.W.M. GEERTS (Leefbaar Eindhoven mevr. H.J.M.C. VAN HERK (CDA) A.F.W. HOUBEN (OAE) J.A.G. VAN HOUT (CDA) F. VAN IERSEL (SP) mevr. H.M.E. JACOBS-VAN NISSELROOIJ (VVD) drs. H.M.F. JANSSEN (PvdA) mevr. E.M.H. JOOSTEN (CDA) R.A. KAMPERVEEN (D66) mevr. M.T. KAMPHORST (SP) mevr. P.J.F. VAN KESSEL-JANSEN (PvdA) R.M. KERKWIJK (GL) mevr. N.G.E.C. KEUNEN-HABETS (Leefbaar Eindhoven) drs. H.J. KIELENSTIJN (Leefbaar Eindhoven) K.T. KOCAK (CDA) mr. P.H.A. LEENDERS (CDA) P.J. VAN LIEMPD (PvdA) J.J. VAN DER MEER (PvdA) mevr. S.E. DE NIET (GL) mevr. J.A. OOMEN (Leefbaar Eindhoven) M.F. OOSTERVEER (VVD) S. PANCHOE (CDA) mevr. A.A.H.M. PAX (Leefbaar Eindhoven) J.B.W.M. PETERS (Leefbaar Eindhoven) mevr. R.B. DOS RAMOS-VERSTRAETEN (CDA) A.J.A. RENNENBERG (OAE) ing. R.A.M. ROOIJAKKERS (Leefbaar Eindhoven) ir. J. ROZENDAAL (VVD) J.C. SCHUT (VVD) N.H. STOEVELAAR (CDA) P.H.F.G. VERHAEGH J.P.A. VERVOORT (Leefbaar Eindhoven) A.H.C. VESTJENS (CDA) J.M. VLEESHOUWERS (Stadspartij) Afwezig: mevrouw A.C. VAN ALPHEN DE VEER-PAULEN (VVD). Wethouders: W. CLAASSEN P.J.C. VAN DER GRINTEN mevr.ir. J. KUPPENS
-2mevr. G.M. MITTENDORFF A. PASTOOR mevr.drs. M. SCHREURS
OVERZICHT VAN HET BEHANDELDE
VERSLAG VAN HET GESPROKENE I.
Opening en mededelingen.
De Voorzitter opent om 15.00 uur de vergadering. Hierna spreekt hij als volgt. Ik heb zoëven op het bordes een petitie aan de raad ontvangen met betrekking tot de behandeling van de Wet Werk en Bijstand. De griffie zal het stuk vermenigvuldigen, zodat u aanstonds de tekst krijgt aangereikt, zodat u voor de behandeling van vanavond kennis kunt nemen van de inhoud. Ik heb enkele minuten geleden van een medewerker van De Effenaar een stuk gekregen met de titel De Mens achter de ID-baan, met persoonlijke verhalen van enkele medewerkers van De Effenaar. Ik heb het nog niet gelezen, maar ik zal ervoor zorgen dat u een exemplaar krijgt. II.
Vaststellen van de volgorde van de agenda.
De Voorzitter: Onder VI zijn twee voorstellen met een spoedeisend karakter toegevoegd onder de punten 10 en 11. Dat zou enkelen uwer kunnen verrassen. Het gaat om een voorbereidingsbesluit en een voorstel tot enkele bouwkundige aanpassingen met een spoedeisend karakter. De griffier heeft gemeend ze nu aan u te moeten voorleggen, als er toch geen spoed is, stel ik het op prijs als het college dat mededeelt. Als blijkt dat er geen spoed is, kan de vraag opkomen waarom die voorstellen nu moeten worden behandeld. Wethouder mevrouw Mittendorff: Ik kan alleen iets zeggen over het voorstel onder punt 11. Ik stel het zeer op prijs dat de griffie zo meedenkt. 'Spoedeisend' is hier een technische formulering als het gaat om voorzieningen die men graag in de vakantieperiode wil laten aanbrengen. Een maand opschuiven levert op zichzelf geen problemen op. De heer Schut: Voorzitter. Ik heb bij de griffie navraag gedaan omdat wij geen argumenten voor de spoedeisendheid konden vinden. Wij kregen de stukken vrijdag in de bus en de afspraak is dat wij voorstellen, die ons niet tijdig bereiken, niet behandelen. Wij hebben niets tegen behandeling, de beide voorstellen geven ons geen reden tot discussie, maar het gaat om het principe. Wij hebben de stukken pas vrijdag gekregen en er is met geen woord bij aangegeven waarom zij zo laat kwamen. Onder IV.6. staat een voorstel over het Integraal Huisvestingsplan (Voortgezet) Speciaal Onderwijs. Daarbij zouden wij enkele opmerkingen willen maken.
-3De Voorzitter: Ik begrijp dat aan de agenda een punt VI.10 kan worden toegevoegd dat een voorstel inzake een voorbereidingsbesluit omvat. Punt 11 wordt doorgeschoven naar de volgende vergadering, nu uit de mededeling van de wethouder blijkt dat daartegen geen bezwaar bestaat. De heer Houben: Ook ik wil graag bij punt VI.6 een enkele opmerking maken. De heer Dijsselbloem: Voorzitter. Wij willen enkele opmerkingen maken bij de punten VI.4 en VI.9. De heer Kerkwijk: Voorzitter. Ik zal bij VI.6 een nogal uitgebreide stemverklaring geven. De heer Van den Biggelaar: Voorzitter. Dat geldt ook voor mijn fractie. De heer Kielenstijn: Voorzitter. Wij zullen een amendement indienen op punt VI.1. De heer Gerard: Voorzitter. Wij zullen een amendement indienen bij VI.2 en bij VI.4. een stemverklaring even. De heer Vleeshouwers: Bij punt VI.2 zal ik een amendement indienen, waarop ik graag een toelichting wil geven. De heer Rozendaal: Voorzitter. Wij zullen het toegevoegde punt VI.10 behandelen. Ik verwacht daarbij een toelichting van het college, het is nu voor de raad, gezien de wijze waarop het is gepresenteerd, niet goed mogelijk er zinvol over te besluiten. Overigens worden geen wijzigingen in de agenda voorgesteld. III.1.
Voorstel tot het ontheffen van een lid van het lidmaatschap van de raadscommissie Financiële pijler en het benoemen van een nieuw lid van deze commissie. (voorstel 04.R002.047).
Mevrouw Van den Biggelaar: Voorzitter. De commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven heeft de geloofsbrieven van de heer W.A.A. Wernink onderzocht in orde bevonden. Zij ziet dus geen belemmeringen voor zijn benoeming als lid van deze commissie. De Voorzitter: Ik benoem mevrouw Fiers, de heer Leenders en mevrouw Breuers tot leden van de commissie van stemopnemers. Ingeleverd zijn 42 stembriefjes. Uitgebracht zijn 39 stemmen op de heer Wernink en 3 stemmen tegen, zodat de heer W.A.A. Wernink is benoemd tot lid van de raadscommissie Financiële pijler. De heer Wernink legt in handen van de voorzitter de vereiste belofte af. De Voorzitter: Ik wens u veel succes in ons midden. III.2.
Voorstel tot het benoemen van een voorzitter van de stadsdeelcommissie Gestel. (voorstel 04.R002.048).
-4Ingeleverd zijn 42 stembriefjes. Uitgebracht zijn 42 stemmen op mevrouw Van Kessel, zodat mevrouw P.J.F. van Kessel-Jansen is benoemd tot lid van de stadsdeelcommissie Gestel. III.3.
Voorstel tot het ontheffen van een lid van het voorzitter- en lidmaatschap van de stadsdeelcommissie Woensel-Zuid en het benoemen van een nieuwe voorzitter en een nieuw lid van deze commissie. (voorstel 04.R002.049). De heer Van den Biggelaar: Voorzitter. Het gaat mij niet om de benoeming zelf, maar ik wil nog eens duidelijk maken dat ik het betreur dat voorzitters van stadsdeelcommissies, die belangrijke functies vervullen, zo gemakkelijk worden teruggetrokken. Wij komen er nog op terug bij het voorstel inzake stadsdeelgericht werken. Ingeleverd zijn 42 stembriefjes. Uitgebracht zijn 38 stemmen op de heer Verhaegh en 4 stemmen tegen, zodat de heer P.H.F.Verhaegh is benoemd tot voorzitter van de stadsdeelcommissie Woensel-Zuid. III.4.
Voorstel tot het benoemen van een lid van de Adviescommissie Seniorenbeleid. (voorstel 04.R002.050).
Ingeleverd zijn 42 stembriefjes. Uitgebracht zijn 42 stemmen op mevrouw Van Lingen, zodat mevrouw J.J.C. van Lingen-Blewanus is benoemd tot lid van de Adviescommissie Seniorenbeleid. III.5.
Voorstel tot het doen van een verzoek aan de regioraad om een lid te ontheffen van het lidmaatschap en het doen van een voordracht tot benoeming van een nieuw lid van de regioraad. (voorstel 04.R002.051).
Ingeleverd worden 42 stembriefjes. Uitgebracht zijn 42 stemmen op mevrouw Keunen, zodat mevrouw N.G.E.C. Keunen-Habets is benoemd tot lid van de regioraad van het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven. De Voorzitter: Ik dank de commissie voor haar werkzaamheden en ontbind haar. V.
Vragenhalfuur ex artikel 44 van het Reglement van orde van de raad.
Vragen van de SP-fractie inzake het pakhuis aan de Heilige Geeststraat. De heer Gerard: Voorzitter. Bij een brand heeft het pand Heilige Geeststraat 20a, een oud pakhuis, lichte schade opgelopen. Voor de brand woonden er studenten, de eigenaar wil het nu slopen en een appartementengebouw van vier verdiepingen bouwen. De buurt ziet dat niet zitten en wil herbouw in plaats van sloop. De Monumentencommissie heeft, volgend op de aanmelding van de Henri van Abbestichting, voorgesteld het pand tot gemeentelijk monument te verklaren. Dan zou het in de oude toestand worden hersteld en niet worden gesloopt. Dat is technisch zeer wel mogelijk. De SP staat sympathiek tegenover het voorstel van de Monumentencommissie. De vraag is nu of de verslaggeving in de pers juist is. Heeft het college al gereageerd op het voorstel van de Monumentencommissie en, als dat het geval is, wat houdt die reactie in? Krijgen belanghebbenden en geïnteresseerden genoeg tijd en gelegenheid om hun mening kenbaar te maken? Is wel eens overwogen om De Bergen tot beschermd stadsgezicht te verklaren?
-5Wethouder Van der Grinten: Voorzitter. Deze vragen van de SP zijn al op 4 april binnengekomen, zij volgen de procedure van de gewone vragen aan het college. Er komt dus nog een schriftelijk antwoord. De Monumentencommissie heeft inderdaad geadviseerd het pand aan te wijzen als beschermd gemeentelijk monument. Er is nog geen voorstel aan het college voorgelegd en het college heeft dus nog geen standpunt bepaald. Voor besluitvorming plaatsvindt, worden belanghebbenden op grond van de Algemene Wet Bestuursrecht in de gelegenheid gesteld binnen twee weken hun zienswijze kenbaar te maken. Deze zienswijzen worden meegewogen in het voorstel en na het besluit van het college kunnen belanghebbenden binnen zes weken bezwaar maken. De wijk De Bergen is nooit voorgedragen voor aanwijzing tot een van rijkswege beschermd stadsgezicht. De gemeentelijke Monumentenverordening voorziet niet in van gemeentewege beschermde stadsgezichten. Bij de eerstvolgende wijziging van deze verordening zullen wij onderzoeken of dit instrument een meerwaarde heeft. Gebouwen in De Bergen genieten bescherming door het welstandstoezicht en de gebiedsgerichte criteria die te zijner tijd in de welstandsnota aan de orde komen. De eigenaar van het pand heeft in een gesprek met het sectorhoofd van Bouw- en Woningtoezicht zich bereid verklaard de sloopaanvraag in te trekken en een nieuw bouwplan in te dienen, waarin de uiterlijke verschijningsvorm wordt gehandhaafd of hersteld. Vragen van de PvdA-fractie over communicatie in folders. Mevrouw Van den Biggelaar: Voorzitter. Tijdens de laatste raadsvergadering voor de zomervakantie heb ik bij de behandeling van het jaarverslag van de dienst WZI een motie ingediend met de bedoeling opnieuw vertalingen op te nemen in voorlichtingsfolders. Wij hebben het college gevraagd zo spoedig mogelijk weer vertalingen op te nemen. Ik kom regelmatig langs rekken waarin folders staan. Ik verwachtte in folders van september 2003 en januari 2004 weer vertalingen aan te treffen, maar zij stonden er niet in, hoewel het college de betreffende motie heeft overgenomen. Kan het college aangeven wat de oorzaak is van het ontbreken van vertalingen? Wethouder Claassen: Voorzitter. Ik moet erkennen dat niet vlug gevolg is gegeven aan de motie. In de tweede helft van 2003 hebben wij bekeken bij welke folders een vertaling zou moeten worden toegevoegd, waarbij tevens is nagegaan in welke talen zij zouden moeten worden vertaald. Alleen Turks en Arabisch is onvoldoende. Op dat moment kwam de nieuwe WWB in zicht. Daarop hebben wij nagegaan of het zin zou hebben nieuwe folders uit te geven die wellicht over enkele maanden alweer zouden moeten worden vervangen. In het kader van het nieuwe beleid zijn voorbereidingen getroffen om de folders, waarvan vertaling nuttig lijkt, zo snel mogelijk te laten verschijnen nadat het nieuwe beleid is vastgesteld. Daarover zullen wij de raad op korte termijn informeren. Mevrouw Van den Biggelaar: Het zou op zijn minst gepast zijn geweest als het college de raad hiervan in kennis zou hebben gesteld. Het heeft een motie overgenomen, als daaraan om andere redenen niet snel gevolg kan worden gegeven, moet de raad daarover worden geïnformeerd. Wethouder Claassen: Ik ben het met mevrouw Van den Biggelaar eens dat wij de raad niet snel te veel informeren. Vragen van D66 inzake gunning van De Effenaar. De heer Dijsselbloem: Voorzitter. Onlangs is de aanbestedings- en gunningsprocedure voor De Effenaar in het eindstadium gekomen. De vragen zijn simpel. Voor welk bedrag is de nieuwbouw gegund? Is er een
-6afwijking met het oorspronkelijk geraamde bedrag en hoe groot is deze afwijking? Hoe denkt het college met het verschil om te gaan als er een verschil is? Wethouder Pastoor: Voorzitter. De procedure van aanbesteding en gunning is nog niet afgerond. De namen en bedragen die in de krant zijn genoemd, zijn niet afkomstig van mij of mijn medewerkers. De inschrijvingen zijn geopend, de inschrijvers met het laagste inschrijvingsbedrag worden getoetst om te zien of zij voldoen aan de kwaliteitseisen. Ook wordt nagegaan of de begrotingen deugdelijk en haalbaar zijn. Partijen dienen een referentielijst te geven, die referenties worden nagetrokken, daarmee zijn wij bezig. Wij weten nog niet in hoeverre er een afwijking is van de raming, aangezien wij nog niet weten aan wie het werk wordt gegund. Wij verwachten dat bouw binnen de raming haalbaar zal zijn. De vraag hoe wij met het verschil denken om te gaan, is dus niet relevant. De heer Dijsselbloem: Voorzitter. Wanneer zal naar verwachting de procedure volledig zijn afgerond? Wethouder Pastoor: Volgens de planning zal dat over tien of twaalf dagen het geval zijn. IV.
Vaststellen van de notulen van de openbare vergadering van 26 en 27 januari 2004. (het ontwerp heeft voor de leden van de raad ter inzage gelegen.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming worden de notulen van de openbare vergadering van 26 en 27 januari ongewijzigd vastgesteld. Actuele moties. Het voorzitterschap wordt waargenomen door mevrouw Joosten. Motie inzake de vakantieplanning van het college. "De raad van de gemeente Eindhoven, in vergadering bijeen op 19 april 2004; overwegende dat zowel commissie- als raadsvergaderingen zo zijn gepland dat tijdens reguliere vakanties, aangepast aan de schoolvakanties, geen vergaderingen plaatsvinden, overwegend dat een toch al krap vergaderschema geen onnodige afwezigheid van het college toelaat; overwegende das\t een dergelijk handelen door leden van het college het functioneren van de raad belemmert; draagt het college op de vakantieplanning van het college zo in te richten dat bij alle raadscommissies, waarin de raad het nodig acht, de verantwoordelijke portefeuillehouder aanwezig kan zijn." De heer Van den Biggelaar: De motie is het gevolg van de afwezigheid van de heer Claassen bij een commissievergadering en het verzetten van een vergadering van de commissie Sociale pijler door afwezigheid van mevrouw Mittendorff. Wij hebben in het verleden enkele malen problemen gehad met de inzet van het college als een soort instapcollege. Dat willen wij niet, daarom vragen wij het college de vakanties zo te plannen dat de raadscommissies gewoon door kunnen werken.
-7De burgemeester: Het college streeft er per definitie naar in vergaderingen van de raadscommissies aanwezig te zijn, waar mogelijk in de persoon van de betrokken portefeuillehouder. Daartoe worden de vakanties geregeld. Aan het begin van het jaar wordt een weekendrooster gemaakt, waarin de weekenddiensten over de leden van het college worden verdeeld, zodat in voorkomende gevallen duidelijk is wie als loco-burgemeester aanwezig is. Ook wordt voor de aanvang van het jaar een rooster gemaakt voor de vakanties, bijvoorbeeld voor de zomerperiode en andere perioden waarin vrije dagen vallen. Waar mogelijk wordt vooraf afgesproken wie in welke periode met vakantie is. Als het eens verkeerd uitpakt en de onderwerpen niet zeer principieel, ingewikkeld of voor de raad moeilijk verteerbaar zijn, is er altijd een vervanger. Binnen het college is vervanging geregeld. Er is dus altijd een lid van het college aanspreekbaar. Dat laat onverlet dat dat bij de raad irritaties kan oproepen, omdat hij natuurlijk de verantwoordelijke portefeuillehouder wil aanspreken. Het kan voorkomen dat het door omstandigheden niet helemaal loopt als is gepland. Er zijn enkele voorbeelden van gevallen waarin de raad zelf het ritme van de vergaderingen of de lengte ervan zodanig beïnvloedt dat verlenging nodig is, waardoor bijvoorbeeld in de vakantieplanning van de betrokken wethouder problemen ontstaan. De heer Van den Biggelaar: Ook verlenging van vergaderingen zijn vooraf ingepland. De burgemeester: Niet altijd zodanig dat de zwaarte van de onderwerpen bekend is. In elk geval moet duidelijk zijn dat wij zodanig dienen te plannen dat een en ander naar genoegen van de raad verloopt. Wij mogen ook enig begrip verwachten voor de positie van de leden van het college. Sommigen hebben kinderen en zijn daardoor gebonden aan de schoolvakanties, maar het college respecteert de raad naar vermogen. In geval van problemen treedt een vervanger op. In extreme gevallen, als de raad per se de portefeuillehouder wil spreken, kan iemand altijd worden teruggeroepen. Daarvoor wordt natuurlijk alleen gekozen als het echt niet anders kan. Het college omarmt de motie met de kanttekeningen die ik heb aangegeven. De motie geeft de attitude van het college weer, zij het dat er sprake kan zijn van overmacht of van situaties waarin een mea culpa terecht is. De heer Kerkwijk: Voorzitter. Wij vonden dat de motie nogal ver gaat, hoewel wij de irritatie, die de burgemeester aanduidde, begrijpen. Als een wethouder de vraag stelt of het zo kan, is die vraag legitiem. Het is lastig, want wij hebben een jaarschema en agenda's staan voortdurend onder druk. Bij collegiaal bestuur moet, als de betrokken wethouder is verhinderd, de vervanger optreden. Daarbij moeten wij ten principale vasthouden aan de oorspronkelijk geplande data. In dit concrete geval ging het om een discussie waarin de raad zich moest uitspreken over de uitgangspunten voor Spil. In zo'n geval moet de raad onderling de discussie voeren, dat pleit ervoor de oorspronkelijke datum te handhaven en de vervanger binnen het college te vragen aanwezig te zijn voor het geval er technische vragen zijn. Wij moeten er echter van uitgaan dat de technische vragen al zijn gesteld, dat de raad met de billen bloot moet en duidelijk moet maken welke kant hij op wil. De heer Schut: Voorzitter. De burgemeester heeft erop gewezen dat het college in elk geval voor vervanging zorgt. Dat is een bekend feit. Vervelend is dan wel dat wij geen stap verder komen als de vervanger, die de feiten niet precies kent, toezegt dat hij de vragen zal meenemen en dus in feite de vragen niet beantwoordt. Een vervangingsregeling is prachtig, maar dan moet de vervanger weten waarover het gaat en echt kunnen antwoorden. Kan hij dat niet, dan kan hij even goed wegblijven.
-8De heer Leenders: Voorzitter. In het duale stelsel zou de raad voor een goed deel onderling moeten kunnen discussiëren, de heer Kerkwijk wees er terecht op. Daarbij behoeft niet beslist een wethouder aanwezig te zijn, maar wij weten dat in de vergaderingen vaak door het college heel wat informatie wordt gegeven. Het gaat mijn fractie te ver te bepalen dat de wethouder altijd aanwezig moet zijn, er moet voor een fatsoenlijke vervanging worden gezorgd, waarbij de vervanger wel behoorlijk moet zijn ingewerkt in de dossiers die aan de orde komen. De heer Verhaegh: Ik deel de mening van de heer Leenders. De heer Dijsselbloem: Voorzitter. Ik ben blij met het antwoord van de burgemeester. De vraag is nog wel of hij deze motie overneemt. De heer Gerard: Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de heer Kerkwijk. De burgemeester: Het college acht de motie overbodig. Wij zijn het met elkaar eens over het principe, de portefeuillehouder dient ten principale aanwezig te zijn. In voorkomende gevallen, waarin dat niet het geval is, is een vervanger aanwezig. Het college zal zich beraden over de mogelijkheid dat een vervanger zich in de commissie laat bijstaan door ambtenaren, dat kan al helpen. Dat laat onverlet dat het college beseft dat vervanging ertoe kan leiden dat het in de raad de gevolgen daarvan ondervindt, omdat dan de politieke aspecten meer accent krijgen dan in het geval een onderwerp in de commissie helemaal is afgehandeld. Het college ontraadt de motie, maar beseft het belang zoals ik zoëven heb aangegeven. De heer Van den Biggelaar: Ik heb enig begrip voor de reactie, maar ik blijf van mening dat vakanties erbuiten moeten staan. Natuurlijk is vervanging denkbaar, de heer Kerkwijk gaf fraai aan dat het vooral om de discussie binnen de raad gaat, maar de raad heeft recht op de aanwezigheid van de portefeuillehouder. Daarom handhaaf ik de motie. De heer Vleeshouwers: Ik zal de motie niet steunen omdat ik de toezegging dat het college de kwaliteit van de vervanging zal verbeteren serieus neem. Bij fatsoenlijke vervanging verdwijnt de frustratie die wij in een aantal commissievergaderingen hebben opgelopen. De motie wordt bij handopsteken verworpen. De burgemeester neemt het voorzitterschap weer over. Actuele motie inzake sale en lease back-constructies. "De ondergetekende, lid van de raad van de gemeente Eindhoven; gehoord de gevoerde discussies in de raadsvergadering van 19 april 2004 over mogelijke sale en lease back-constructies van gebouwen in gemeentelijke eigendom; overwegende dat: de geopperde mogelijkheid van sale en lease back het onderzoeken waard is; het met het oog op transparantie gewenst is de constructie, indien toepasbaar, breed in te zetten voor gemeentelijke gebouwen; constaterende dat: de eerste publieke reacties van betrokkenen op het idee veel nieuwe vragen oproepen;
-9het onderzoek is gebaat bij een brede opzet, zowel in aantal en soort van gebouwen, alsmede in de verschillende effecten en gevolgen van deze constructie; stelt voor: het toegezegde onderzoek naar een sale en lease back-constructie voor De Effenaar en Dynamo te verbreden naar in ieder geval de nieuwbouw van de schouwburg, het zwembad en het stadhuis; in het onderzoek geopperde kansen en bedreigingen, gesignaleerd door betrokkenen, te betrekken, zodat de gemeenteraad een compleet beeld krijgt van de materie." De heer Kerkwijk: Voorzitter. Bij de behandeling van de Voorjaarsnota heeft Leefbaar Eindhoven een suggestie gedaan voor sale en lease back-constructies van enkele gebouwen. Het betekent dat zij worden verkocht aan particulieren en wij ze tegen een normale prijs terughuren. De wethouder noemde het een goede suggestie en heeft toegezegd dat hij haar zal onderzoeken. Toen de constructie voor het eerst in discussie kwam, snapte GroenLinks er weinig van, maar, nieuwsgierig als wij zijn, willen wij er graag meer van weten. Er zijn reacties gekomen die alleen maar meer vragen hebben opgeroepen. Ik wil weten wat de constructie kan betekenen. Wat zijn de effecten voor de gebruikers, voor de koper, de verkoper en de gemeente? De wethouder heeft een onderzoek toegezegd, als ik daarvan de uitkomsten krijg, wil ik het graag begrijpen. Daarom stellen wij voor het onderzoek te verbreden, zodat wij begrijpen waarover het gaat en zien wat de effecten voor de koper, de verkoper en de gebruikers zijn. Wethouder Pastoor: Voorzitter. De suggestie die de vorige week is gedaan, biedt ruimte om een onderzoek te doen naar de constructie. De heer Kielenstijn noemde de vorige week Dynamo en De Effenaar, in feite maakt het niet uit welke panden in het onderzoek worden betrokken, want een sale en lease back-constructie kan voor alle panden worden toegepast. De essentie van de constructie ligt in het volgende. Voor de eindbelegger, de koper, kan het effect zijn dat hij voor een lange periode een aardig rendement maakt. Voor ons kan het interessant zijn omdat wij hierdoor ons kapitaal vrijspelen. Als wij voor een pand van EUR 10 miljoen dat bedrag krijgen, kunnen wij het inzetten. Wij zitten met financieringsproblemen en een beslag op ons vermogen. Wij genereren hierdoor werkkapitaal en tevens wordt klip en klaar duidelijk wat een gebouw kost. Het is denkbaar dat wij op deze manier een kostenbesparing bereiken, maar dat moeten wij nog uitzoeken. Ik denk aan ambtelijke kosten in de overhead, die hierdoor vervallen. Niet alle panden zijn even geschikt voor toepassing van deze constructie, maar bij bepaalde panden kan dit gunstig voor ons uitpakken. Ik neem de suggestie van de heer Kerkwijk dan ook graag over. De constructie behoeft niet voor een bepaald pand te worden toegepast, het kan in beginsel voor alle panden en wij zullen dat gemeentebreed onderzoeken. De heer Van Liempd: Voorzitter. Ik stel vast dat de wethouder nu met een ander verhaal komt wam dan de vorige week, toen hij zich vastklampte aan een onderzoek naar twee gebouwen, Dynamo en De Effenaar, toen wij voorstelden het onderzoek te verbreden. Toen kwam er een rigoureus 'neen'. De heer Kielenstijn: Ik wil graag een misverstand wegnemen. Leefbaar Eindhoven heeft de vorige week een voorstel gedaan dat bestond uit twee delen. Wij wilden kijken naar de panden die niet worden verhuurd en daarnaast een verbreding naar andere panden. De wethouder noemde het idee sympathiek en heeft toegezegd dat hij er onderzoek naar zou doen. De heer Van Liempd: Het ging toen specifiek om De Effenaar en Dynamo, wij hebben daarbij gevraagd om een verbreding. Toen maakte de wethouder duidelijk dat hij het onderzoek wilde beperken tot wat was voorgesteld.
- 10 De heer Kielenstijn: Wij hebben de vorige week niets voorgesteld, maar alleen een suggestie gedaan. De heer Van Liempd: Als de heer Kielenstijn er een voorstel over zou hebben gedaan, bijvoorbeeld in een motie, dan zouden wij het plan met plezier naar de prullenbak hebben verwezen. Wij zitten niet te wachten op een sale en lease back-constructie die ons op termijn meer zal kosten dan opleveren. Projectontwikkelaars zijn geen filantropen en zullen altijd aan zulke investeringen willen verdienen. Uitlatingen van projectontwikkelaars in het Eindhovens Dagblad naar aanleiding van de suggestie sterken ons in dat vermoeden. Verwerpen van het idee is ons niet gegund, ik schat in dat een voorstel om het onderzoek niet te doen het niet zal halen. Als dan toch een onderzoek wordt gedaan, zien wij het het liefst zo breed mogelijk. Als ik de overwegingen buiten beschouwing laat, is het besluit van de motie minder onzinnig dan het idee dat de wethouder verleden week graag overnam. Gezien dit verzachtende feit, zal mijn fractie voor de motie stemmen. De Voorzitter: Stelt de heer Kerkwijk, gezien de reactie van de wethouder, prijs op voortzetting van de discussie over de motie? De heer Kerkwijk: De wethouder ziet kansen en dat wil ik graag geloven, maar ik wil graag een onderzoek, omdat ik niet weet waartoe het kan leiden. De motie heeft dan ook nauwelijks een politieke lading, het gaat erom dat ik allerlei dingen niet begrijp. Ik hoor van verschillende kanten dat er bedreigingen zijn. Ik wil graag het totaal van kansen en bedreigingen op een rijtje en pas daarna een politiek oordeel geven. Ik weet niet of het zinnig is, maar ik wil het graag weten. Ik ga ervan uit dat wij een gedegen onderzoek krijgen, maar ik wil de mensen, die het niet willen, niet de kans ontnemen dat uit te spreken. Ik wil graag een uitspraak van de politiek, zoals u de vorige week zult hebben gemerkt. Als u zegt dat een wethouder de neiging heeft een intentie over te nemen, moet de politiek toch doen wat haar taak is, namelijk zeggen wat zij vindt. De heer Kielenstijn: Ik wil nog reageren op de opmerking van de heer van Liempd. Het verbaast mij dat de PvdA in drie weken bezwaar maakt tegen twee goede suggesties om incidenteel geld vrij te spelen. Ik denk aan De Effenaar en nu dit voorstel. Het gaat om een onderzoek en het verbaast mij dat zij er faliekant tegen is. De heer Van Liempd: U moet goed luisteren. Wij stemmen voor deze motie en stemmen dus in met het onderzoek. Overigens zien wij weinig in onderzoek naar oplossingen die misschien op korte termijn geld opleveren, maar op langere termijn geld zullen kosten. De heer Verhaegh: Ik ben een beetje verbaasd over het idee sale en lease back te onderzoeken voor gemeentelijke panden. Ik verwacht daarvan geen voordeel. Als wij een pand verkopen aan een belegger, wil hij een bepaald rendement op zijn belegging bereiken, bijvoorbeeld 8%. Als wij een gebouw verkopen, gaan wij de opbrengst uitgeven, bijvoorbeeld a fonds perdu investeren... De Voorzitter: Het gaat nu om een uitspraak over de vraag of een onderzoek moet worden gedaan. Uw opmerkingen gaan in de richting van een behandeling die beter in de commissie past. De vraag is nu of u voor of tegen een onderzoek bent. De heer Verhaegh: Ik wil graag duidelijk maken waarom ik ertegen ben.
- 11 De Voorzitter: Dat kan met een korte stemverklaring. De heer Verhaegh: Ik wil alleen maar aangeven dat een sale en lease back-constructie een heel dure vorm van financieren is. De gemeente kan tegen gunstige voorwaarden lenen. Ik vind de constructie kortzichtig, zeker als het om gemeentelijke gebouwen gaat. De wethouder is nog bezig met zijn vastgoedbedrijf en ik wil graag eerst zien wat daaruit komt. Misschien kunnen wij bij gemeentelijke panden, die wij niet zelf gebruiken, denken over zulke constructies. Ik heb nu geen behoefte aan een onderzoek dat los staat van de ontwikkeling van een vastgoedbedrijf, afgezien van het feit dat ook een onderzoek weer heel wat geld zal kosten. De heer Schut: Voorzitter. Wij weten allemaal dat sale en lease back-constructies geld kosten, maar misschien zijn zij in de huidige omstandigheden nuttig. Ik heb geen onderzoek nodig, maar ik begrijp dat het voor een aantal raadsleden nuttig kan zijn het resultaat van zo'n onderzoek voorgelegd te krijgen. Wij zullen de motie daarom ondersteunen. GroenLinks geeft in de motie aan welke gebouwen in het onderzoek moeten worden betrokken en de wethouder spreekt in het algemeen over gemeentelijke gebouwen. Daarmee kunnen wij gelukkig zijn. De heer Gerard: Voorzitter. De SP heeft een fors wantrouwen tegen sale en lease back-constructies. Blijkbaar kunnen twee zielen, een in de raad en een in het college, via een een-tweetje, waarop wij niet hebben kunnen reageren tot een onderzoek komen gericht op twee gebouwen. Gezien de voorgeschiedenis zou men dit onderzoek kunnen zien als een effect van een oorlogje van Leefbaar Eindhoven tegen de genoemde instellingen. Wij hebben niet veel behoefte aan het onderzoek, maar de motie vraagt, als er toch een onderzoek komt, een bredere benadering. Daarmee stemmen wij in. Als een onderzoek wordt gedaan, moet het zo breed mogelijk zijn. Dan heeft het nog enige zin. De heer Vleeshouwers: Voorzitter. Tegen een klein intern onderzoek heb ik geen bezwaar, maar als het een uitgebreid onderzoek wordt dat EUR 50.000,-- of EUR 100.000,-- moet kosten, ligt het anders. Heeft de wethouder enig zicht op de omvang en de kosten van het onderzoek? De heer Rennenberg: Voorzitter. Wij zijn geen voorstanders van sale en lease back, gezien de geschiedenis van grote industrieën die er jaren geleden voor hebben gekozen, maar wij hebben geen bezwaar tegen een breed onderzoek. De heer Dijsselbloem: Voorzitter. Wij hebben meerdere malen aangedrongen op meer transparantie in marktconforme huren. Dat kan uit dit onderzoek naar voren komen. Daarom zullen wij de motie steunen. Wethouder Pastoor: Voorzitter. Het is voor de gemeente Eindhoven geen nieuw instrument, wij hebben ongeveer tien jaar geleden deze oplossing gekozen voor het gebouw van de TD. Het was ons eigendom, wij hebben het verkocht en teruggehuurd. Dat contract loopt over anderhalf jaar af, misschien kunnen wij het dan weer terugkopen. Wij moeten handelen als zich in de markt mogelijkheden aandienen en dan beoordelen of voor- of nadelen ontstaan. Sale en lease back is een instrument waarvan wij gebruik kunnen maken, waarbij wij moeten afwegen of het voor ons een positief resultaat oplevert. De andere partij moet afwegen of het gunstig is voor hem. Het is denkbaar dat beide partijen er voordeel van hebben, maar dat is niet bij voorbaat zeker. Het hangt af van het soort pand, het contract en de termijn. De heer Kielenstijn heeft de vorige week twee panden genoemd, wij zouden voor deze beide panden de mogelijkheden kunnen onderzoeken, maar ik zou een andere benadering willen kiezen. Ik zou allereerst willen bekijken hoe het
- 12 instrument in het algemeen werkt. Wij kunnen daarvoor een model maken en dat aan de raad voorleggen om te laten zien hoe het in elkaar zit. Vervolgens kunnen wij panden kiezen waarvoor wij op grond van goede redenen de mogelijkheden willen onderzoeken. Het zou onzinnig zijn het voor alle panden te doen, wij moeten ons beperken tot de panden waarvoor het zinvol lijkt. Daarbij is de vraag wat een onderzoek kost zeer terecht. Een onderzoek naar de constructie in het algemeen zal enkele honderden euro's kosten. Het gaat daarbij om een model dat wij de raad zullen voorleggen. Vervolgens kan het worden toegepast voor een bepaald pand, waarbij wij verwachten voordeel te hebben van toepassing van deze constructie. Daarbij is transparantie belangrijk, er kan een verkleining van de bureaucratie met de bijbehorende kostenopslag ontstaan en er kan kapitaal worden vrijgespeeld. Daarbij wijs ik de heer Verhaegh erop dat het rendement voor grote beleggers op dit moment geen 8%, maar veel lager is, tussen 6% en 6,5%. Ik lees verschillende kranten en ik zal niet reageren op de berichten die daarin verschijnen. De voors en tegens moeten wij in een totaal zien om ze te kunnen beoordelen. Mevrouw Joosten: Voorzitter. Wij zullen, gehoord de discussie, voor de motie stemmen, omdat zij een breed onderzoek vraagt dat tegen een gering bedrag veel rendement kan opleveren. De transparantie, waar het gaat om de werkelijke huren van bepaalde gebouwen in een bepaalde periode, vinden wij ook een wezenlijk element. Als wij in deze moeilijke tijden incidenteel geld kunnen verdienen, moeten wij dat niet nalaten. De heer Vleeshouwers: Als het onderzoek EUR 100,-- kost, is de motie acceptabel. De motie wordt met algemene stemmen aangenomen. VI.1.
Voorstel tot het wijzigen van de Verordening inzake het burgerinitiatief gemeente Eindhoven. (voorstel 04.R063.004).
De heer Kielenstijn: Voorzitter. Het is een ietwat technisch voorstel met aanpassingen in een verordening. Daarbij is bij de besprekingen in de commissie een puntje blijven hangen. Een burger kan onder voorwaarden met een initiatief komen. Het presidium beoordeelt of het een plaats op de agenda van de raad moet krijgen, daarvoor zijn criteria opgesteld die zijn vermeld in artikel 5. Dat zouden objectieve criteria moeten zijn, volgens mij is dat ook beoogd. Op een punt is het niet gelukt. Onder 2a staat 'Een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatiefvoorstel'. De haak zit in het woordje 'nauwkeurig', dat is een subjectief element. Ik zou het willen schrappen, anders kan de suggestie ontstaan dat het presidium een soort politieke afweging kan maken. De criteria moeten objectief zijn. Wij zullen een amendement indienen als het college deze aanpassing niet wil aanbrengen. De heer Gerard: Voorzitter. Wij dringen erop aan het woord 'nauwkeurig' te laten staan, omdat anders het gevaar bestaat dat enorme zwamverhalen als burgerinitiatief worden aangeboden. Als dit woord wordt geschrapt, voldoet elk zwamverhaal aan de criteria en daar voelen wij niet voor. De heer Schut: Voorzitter. Ik weet niet of er zwamverhalen kunnen komen, maar als het presidium moet kiezen of iets al dan niet een burgerinitiatief moet worden, is nauwkeurigheid een hulpmiddel om het werk goed te doen. Wij zijn daarom tegen het voorstel van Leefbaar Eindhoven. De heer Kerkwijk: Ik sluit mij bij de heren Gerard en Schut aan. De heer Van den Biggelaar: Ik steun geen niet-politieke amendementen, dus dit ook niet.
- 13 -
De heer Rennenberg: Ook wij zullen het amendement niet steunen. De Voorzitter: Het woord 'nauwkeurig' stond al eerder in de verordening, het is dus niet opgenomen bij deze wijziging. Als ervoor wordt gekozen het te schrappen, is het een verandering op initiatief van de raad. Het college geeft op grond van de reeds genoemde argumenten er de voorkeur aan dit woord te laten staan. Ik heb de indruk dat de heer Kielenstijn hetzelfde bedoelt, maar mensen meer zinnen voor hun omschrijving wil gunnen. Nauwkeurigheid is sowieso een vereiste. Het college ontraadt een eventueel amendement omdat van de huidige verordening het signaal uitgaat dat men moet zorgen voor bondige teksten. Ook de raad is daar sterk in. De heer Schut: Ik wil niet flauw doen, maar ik heb nog twee technische punten. In artikel 4 wordt 'raad' vervangen door 'gemeentebestuur', maar dat gebeurt niet onder 4g. Bij artikel 1 zijn a. en b. weggelaten en worden c. en d. gehandhaafd. Deze beide leden zouden nu als a. en b. moeten worden aangeduid. De Voorzitter: Wij zullen de verordening nog eens controleren en die wijzigingen aanbrengen. De heer Kielenstijn: Ondanks de tegenwerpingen dien ik het volgende amendement in: "De ondergetekende, lid van de raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel inzake wijziging van de Verordening inzake burgerinitiatief; gehoord de ter zake gevoerde discussies in de vergadering van 19 april 2004; stelt voor het ontwerpbesluit, behorende bij voormeld voorstel, te wijzigen als volgt: schrappen: het woord 'nauwkeurige' in artikel 5,lid 2a." Het amendement wordt bij handopsteken verworpen. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel besloten. Zie besluit nr. VI.2.
Voorstel tot het wijzigen van de Algemene Plaatselijke Verordening Eindhoven. (voorstel 04.R543.004).
De heer Vleeshouwers: Voorzitter. In de commissie heb ik al aangegeven dat ik al een hele tijd enige moeite heb met een puntje in de APV, namelijk de kapvergunningen. Op het ogenblik moeten mensen, die een kapvergunning willen aanvechten, tegelijk naar de commissie voor beroep- en ombudszaken en naar de rechter, omdat in de APV geen opschortende werking is geregeld als bezwaar wordt gemaakt bij de commissie beroep- en ombudszaken. Dat is vreemd, de commissie wordt hierdoor min of meer buitenspel gezet of doet alleen voor spek en bonen mee. Wij krijgen van het Trefpunt Groen Eindhoven het signaal dat het, zeker als het om bezwaarschriften gaat, eigenlijk een soort second opinion over nut en zin van een kapvergunning zou willen kunnen vragen. Om die redenen willen wij de opschortende werking van het bezwaar tegen een kapvergunning terug in deze verordening. Een bepaling in die geest heeft er jarenlang in gestaan en is er op de een of andere manier uitgeraakt, misschien omdat men vreesde dat te veel mensen onterecht gebruik zouden maken van de mogelijkheid bezwaar te maken. Dat blijkt mee te vallen. Er is wel eens iemand geweest die dwars wilde liggen, maar over het algemeen zijn de bezwaren heel terecht. Bovendien blijkt de rechtbank het eigenlijk niet als zijn taak te beschouwen te oordelen over de vraag of een kapvergunning terecht is afgegeven. Daarom dienen wij een amendement in, waarvan het besluit luidt:
- 14 "besluit de schorsende werking van het indienen van een bezwaar tegen een kapvergunning opnieuw in de APV op te nemen, door aan artikel 4.5.2. een lid 3 toe te voegen dat luidt: indien tegen de rooivergunning een bezwaarschrift als bedoeld in artikel 7:1 AWB is ingediend, mag de te vellen houtopstand niet worden gerooid, totdat burgemeester en wethouders op het bezwaarschrift hebben beslist. Indien tegen deze rooivergunning geen bezwaren zijn ingediend, treedt de vergunning in werking na afloop van de bezwarentermijn. Indien wel bezwaren zijn ingediend, treedt de vergunning in werking zes weken nadat de beslissing op het bezwaar is bekendgemaakt en geen verzoek om voorlopige voorziening bij de Arrondissementsrechtbank is ingediend." De heer Gerard: Voorzitter. De SP steunt het idee van de Stadspartij van harte. Wij hadden zelf iets klaar liggen, maar dat is niet meer nodig. Daarnaast stellen wij voor het beeldbepalende karakter van een boom als weigeringsgrond voor een kapvergunning op te nemen. Dan kan een discussie ontstaan of de aanduiding 'beeldbepalend karakter' een meerwaarde heeft boven de huidige aanduiding 'monumentaal' of 'stedenschoon'. Wij menen dat dat het geval is, beeldbepalend is zwakker dan monumentaal, waardoor onder dat begrip meer bomen vallen. Een boom is eerder beeldbepalend dan monumentaal. Als een boom beeldbepalend moet zijn voor het stedenschoon, wordt de boom mede beoordeeld met de omgeving. In een foeilelijke omgeving kan dat tot een negatief oordeel leiden. Daaruit volgt het volgende amendement: "stelt voor het ontwerpbesluit te wijzigen of aan te vullen als volgt: 1. aan artikel 4.5.4. wordt als weigeringsgrond toegevoegd: 'de beeldbepalende waarde van de houtopstand'; 2. lid 1 van artikel 4.5.10 luidt dan: 'het college zal een lijst van bomen opstellen die naar zijn oordeel beeldbepalend, monumentaal of waardevol zijn'." Het voorzitterschap wordt overgenomen door mevrouw Joosten. De burgemeester: Het college wil het amendement niet overnemen. Wij hebben in het verleden om duidelijke redenen de schorsende werking uit de APV gehaald, de heer Vleeshouwers heeft de argumentatie daarvoor eigenlijk al gegeven. Het belangrijkste is echter dat de burger altijd de mogelijkheid heeft om via een kort geding een voorlopige voorziening te vragen om te voorkomen dat de boom wordt geslachtofferd. Wij voorkomen door het achterwege laten van een bepaling over een schorsende werking een wildgroei van bezwaren tegen kappen van houtopstanden. Wij vragen hierdoor van initiatiefnemers een extra stapje te doen. De wetgeving biedt voldoende soelaas, wat reden is om het amendement te ontraden. De heer Vleeshouwers: Ik heb in mijn toelichting geconstateerd dat er eigenlijk geen sprake is van het misbruik, waarop u duidt. De burgemeester: Dus werkt de huidige regeling. De heer Vleeshouwers: Ik sprak over de tijd waarin het indienen van een bezwaarschrift een opschortende werking had. In die tijd waren de meeste bezwaren tegen kapvergunningen terecht. Het weghalen van de schorsende werking heeft als gevolg dat de behandeling van kapvergunningen door de gemeente minder zorgvuldig is geworden. Juist daarom dient de schorsende werking opnieuw te worden ingevoerd, omdat men dan in elk geval de gelegenheid heeft een fatsoenlijke second opinion te verkrijgen.
- 15 -
De burgemeester: De huidige regeling is afdoende. Of een boom beeldbepalend is of niet kan in een vervolgproces worden ingevuld als men zijn stelling de nodige kracht bijzet. Indien men een voorlopige voorziening vraagt en nader onderzoek wenst, komen die aspecten naar voren. Als de heer Vleeshouwers meent dat de gemeente minder zorgvuldig handelt dan in het verleden, heeft het college een extra reden om de verordening niet te wijzigen. Dat is namelijk niet aan de orde. De heer Leenders: Voorzitter. Mijn fractie ziet als bezwaar tegen de schorsende werking dat aanvragers soms heel lang moeten wachten op een vergunning, behandeling van een bezwaar duurt soms drie of vier maanden en soms zelfs langer. De burger heeft de gelegenheid een bezwaarschrift in te dienen en bij de rechtbank een voorlopige voorziening te vragen. Een oplossing kan worden gevonden door in de vergunning te bepalen dat gedurende een bepaalde periode na de verlening, bijvoorbeeld drie of vier weken, niet mag worden gekapt, zodat omwonenden een bezwaarschrift kunnen indienen en een voorlopige voorziening kunnen vragen. Doen zij dat niet, dan behoeft de aanvrager niet eindeloos te wachten op de uiteindelijke vergunning. De burgemeester: Het is natuurlijk bestuurlijk ordentelijk om de gelegenheid te bieden een voorlopige voorziening te vragen. Wij zijn daartoe verplicht. Als dat de zorgvuldigheidsvraag van de heer Vleeshouwers is, is het gemakkelijk toegezegd in de lijn van de inbreng van de heer Leenders. De heer Leenders: Probleem is dat op het moment waarop de vergunning wordt verleend, zij werking heeft. Wij moeten binnen de vergunning de ruimte bieden om een voorlopige voorziening te vragen, anders kunnen de dag na de verlening van de vergunning de betreffende bomen zijn gekapt. De Voorzitter: Ik heb de indruk dat het juridisch hart van mevrouw Van den Biggelaar spreekt. Mevrouw Van den Biggelaar: In de vergunning is meestal aangegeven dat de boom niet binnen een periode van zes weken mag worden gekapt. De heer Kerkwijk: Mijn fractie zal beide amendementen steunen. Als indienen van een bezwaarschrift geen schorsende werking heeft, moet men zich tot de rechter wenden en daarin zit een drempel als gevolg van de kosten. Die drempel wil ik wegnemen. De heer Van Dijk: Ook Leefbaar Eindhoven is voor een groene stad, wij zien dat bomen ook beeldbepalend kunnen zijn. Wij zullen de amendementen graag steunen. Mevrouw Fiers: Ook wij zullen voor de amendementen stemmen om de redenen die al door Groenlinks zijn aangegeven. Het amendement, ingediend door de heer Vleeshouwers, wordt bij handopsteken aangenomen. De burgemeester: In punt 2 van het amendement, dat is ingediend door de heer Gerard, staat dat het college een lijst van bomen zou moeten opstellen die naar zijn oordeel beeldbepalend, monumentaal of waardevol zijn. Misschien kan de portefeuillehouder daarover iets zeggen. Wethouder Van der Grinten: Op dit moment wordt gewerkt aan het opstellen van een lijst van monumentale bomen. Het amendement stelt voor een lijst van beeldbepalende, monumentale en waardevolle bomen te maken. Ik verwacht dat wij daarmee problemen zullen krijgen rond de
- 16 begripsbepaling. De inventarisatie van de monumentale bomen zal nog ruim een jaar duren. Als wij nu criteria toevoegen, zullen wij eerst een discussie moeten voeren over de vraag wat wij precies bedoelen met de begrippen beeldbepalend, monumentaal en waardevol. Daarna moet dan aan de lijst worden gewerkt en dat wordt een heel karwei. De heer Gerard: De wethouder overdrijft stevig. De zin in punt 2 staat al in de verordening, wij willen, om consequent te zijn, 'beeldbepalend' toevoegen, als dat begrip bij de weigeringsgronden wordt opgenomen. Er ontstaan sowieso al discussies over de vraag of een boom monumentaal of waardevol uit een oogpunt van stedenschoon is. Er komt alleen een categorie bij, misschien zullen de discussies daardoor iets meer tijd vergen. Het amendement, ingediend door de heer Gerard, wordt bij handopsteken aangenomen. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel besloten. Zie besluit nr. Het voorzitterschap wordt weer overgenomen door de burgemeester. VI.3.
Voorstel inzake het tweede deel van de nota welstandsbeleid De toetsing gestuurd. (voorstel 04.R725.001).
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel besloten. Zie besluit nr. VI.4.
Voorstel tot het verlenen van mandaat aan burgemeester en wethouders ten behoeve van de aanvaardbaarheid van het Milieueffectrapport Nimbus. (voorstel 04.R738.001).
De heer Gerard: Voorzitter. Het gaat bij dit voorstel om een plan waarvan de SP de realisering niet zag zitten. Bij de beoordeling van dit voorstel speelt dat geen rol. Op basis van de toonzetting en de inhoud van de brief van 13 februari van de raad aan Nimbus, vertrouwen wij de zaak niet helemaal. Essentiële zaken op het gebied van milieu en ruimtelijke ordening worden te vaak en met te veel nadruk als onvoldoende aangemerkt. Uit de beschrijving van de MER blijkt dat de bouwplannen duurzamer kunnen zijn dan feitelijk het geval is. Het rapport dient bij ons terug te komen, wij zullen opnieuw moeten reageren. Het voorstel vraagt het college te mandateren de MER af te handelen. Gezien het grote belang van het plan en de grote invloed op de omliggende ruimte, zien wij het als een hoofdlijn, hiërarchisch gelijk te stellen met een programma, dat een raadsbevoegdheid is. Daarom wil de SP de afhandeling van de MER aan de raad houden en is dus tegen het voorstel. Mocht een meerderheid van de raad er anders over denken, dan hopen wij dat de vragen, die wij schriftelijk hebben ingediend, met het daarin geuite wantrouwen een prominente plaats krijgen in de behandeling en de contacten met de projectontwikkelaar. Mevrouw Dootingh-Heijungs: Voorzitter. Ik kan mij helemaal vinden in de redenering van de heer Gerard, ik wil alleen een kleine toevoeging in punt 2. U hebt gezegd dat dit onderwerp zou terugkomen in de commissie Sociaal-economische pijler of de commissie Ruimtelijke pijler. Dit is vooral een zaak van de commissie Ruimtelijke pijler, de argumentatie heeft de heer Gerard al gegeven.
- 17 -
Wethouder Claassen: Voorzitter. Het is niet de bedoeling dat met deze mandatering de MER volledig wordt afgewerkt, het gaat alleen om de aanvaardbaarheid van de rapportage zoals zij wordt uitgebracht. Het gaat om de beoordeling of het rapport voldoet aan de vraag van de initiatiefnemer. De raad is het bevoegd gezag en hij dient uiteindelijk te beoordelen of aan de gestelde vragen is voldaan. Daarvoor geldt een termijn van zes weken, anders wordt het rapport aanvaard zoals het is ingediend. Het rapport wordt vervolgens onderdeel van de beraadslagingen over het bestemmingsplan. Dit voorstel heeft alleen betrekking op de vraag of het rapport voldoet aan de vraagstelling. Wij hebben daarvoor zes weken de tijd, wij hebben geconstateerd dat op een aantal punten verduidelijking nodig is bij de vraag of onderwerpen onderbelicht zijn gebleven. Door de mandatering kan het college vaststellen of het rapport aan de vereisten voldoet en of nog verdere opheldering moet worden gevraagd. Daarmee wordt het rapport niet inhoudelijk beoordeeld, het gaat alleen om het oordeel of de gestelde vragen zijn meegenomen. De heer Van Bussel: Wij steunen het voorstel, bij punt 2 kiezen wij ervoor de commissie Ruimtelijke pijler aan te wijzen. Mevrouw Dootingh-Heijungs: Dat geldt ook voor ons. Wij willen er zeker van zijn dat het rapport in de commissie Ruimtelijke pijler wordt behandeld. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel besloten, onder aantekening dat de SPfractie geacht wenst te worden tegen te hebben gestemd. Zie besluit nr. VI.5.
Voorstel tot het vaststellen van het plan van nieuwe scholen voor het basisonderwijs voor de schooljaren 2005/2006 - 2007/2008. (voorstel 04.R739.001).
Mevrouw Van den Biggelaar: Voorzitter. Omdat de Evangelische basisschool dreigde op 1 oktober 2003 niet het vereiste leerlingenaantal van 283 te halen, moet deze school opnieuw worden opgenomen in het plan van nieuwe scholen voor het basisonderwijs. Het is vooral een technische punt, maar voor een aantal fracties, waaronder die van de PvdA, in de commissie bepaald geen hamerstuk. In de commissie hebben wij ons afgevraagd of deze herkansing reëel is, temeer daar ons uit informatie is gebleken dat een groot deel van het huidige aantal leerlingen niet vanwege de signatuur voor deze school heeft gekozen. Ik heb die informatie doorgegeven aan de wethouder. Er blijkt dat nogal wat leerlingen voor de Evangelische basisschool zijn ingeschreven omdat zij niet konden worden geplaatst op andere basisscholen in de buurt, terwijl veel ouders plaatsing op de Tweelingenschool -- een zwarte school -- niet wensten. Andere informatie betreft het aantal gewogen leerlingen op de Evangelische basisschool. Men kiest niet voor deze school vanwege de signatuur, maar omdat men een andere, zwarte, school afwijst. De Evangelische basisschool neemt deze leerlingen graag op. In ons systeem mag de overheid zich niet inlaten met het aannamebeleid van scholen of de keuze van de ouders. Toch heb ik er onrustige gevoelens bij, temeer daar in de commissie het huisvestingsaspect even ter sprake kwam, gericht op de vraag of wij in de toekomst moeten meewerken aan nieuwe huisvesting voor deze school. Wij hebben eraan meegewerkt, de nieuwbouw is in volle gang. Het is achteraf gemakkelijk praten, maar de discussie rond dit voorstel sterkt de PvdA in haar opvatting dat de Evangelische basisschool destijds onterecht hoge prioriteit heeft gekregen in het huisvestingsprogramma, terwijl bij andere scholen de noodzaak daarvan veel groter was. Ik heb twijfels
- 18 bij het destijds gebruikte argument over de behoefte aan een school met een eigen Evangelische signatuur, die blijkbaar minder belangrijk is als het om aantallen gaat. De heer Kerkwijk: Voorzitter. De formulering in het commissieadvies, waarin sprake is van 'geluiden' vereist een toelichting. GroenLinks was destijds tegen stichting van een Evangelische basisschool, misschien op niet geheel legitieme, maar wel principiële gronden. Nu ligt een voorstel voor dat binnen de spelregels past, dat zullen wij steunen. Toch zijn enkele opmerkingen te maken. Op 1 oktober 2004 moet de school voldoen aan de norm van 283 leerlingen en zij zou het best eens kunnen halen. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat de Evangelische basisschool het blijkbaar niet al te nauw neemt met haar eigen identiteit. Leerlingen die om enigerlei reden op scholen in de omgeving worden geweigerd, worden door de Evangelische basisschool met open armen ontvangen. Dan blijkt de signatuur een rekbaar begrip. Blijkbaar is enige elasticiteit de preciezen in onze samenleving niet vreemd. Wij maken ons zorgen voor het geval andere scholen straks problemen krijgen met de opheffingsnorm. Ouders hebben misschien wel een keuze tussen wat wij een zwarte school noemen en de Evangelische basisschool, menigeen kiest dan voor de laatste, hoewel wij daar, gezien het verloop, best twijfels bij kunnen hebben. De procedure voor de doorstart berust op een advies van het Ministerie, wie zijn wij dan om ertegen te zijn? Hoewel wat mijn fractie betreft de schoolstrijd gisteren zou mogen losbarsten, kunnen wij niet anders dan deze procedure op technische gronden goedkeuren. De Voorzitter: Wij hebben vooraf een afspraak gemaakt over de mate waarin zou worden gereageerd. Wij gaan geen commissievergadering over doen. De heer Gerard: Ik sluit mij aan bij de voorgaande sprekers. Wethouder mevrouw Mittendorff: Voorzitter. Het zou misschien goed zijn als enkelen in deze zaal eens zouden praten met mensen van de Evangelische school die hier aanwezig zijn en die perfecte informatie kunnen geven over de opmerkingen die zoëven zijn gemaakt. Het zou mooi zijn als dat in de openbaarheid zou kunnen gebeuren. Hier lopen enkele dingen door elkaar. Dit is inderdaad een technisch voorstel, want binnen vijf jaar moet een school 275 leerlingen tellen. Op dit moment heeft de school 274 leerlingen, het volgend jaar gaan er enkele af en komt er een flink aantal bij. Het aantal aanmeldingen leidt tot een aantal van 272. Daarbij zijn altijd veel Antilliaanse, Arubaanse en Surinaamse kinderen, omdat een evangelische school voor kinderen met die achtergrond heel aantrekkelijk is. Daardoor is dit geen witte, maar een gemengde school. Zij trekt veel kinderen uit het Caraïbisch gebied, de school staat open voor veel mensen. Dat is vanaf het begin het geval geweest, het is niets bijzonders, want van die mensen wordt alleen gevraagd dat zij de manier van voorleven en het didactisch systeem respecteren. Velen van hen vinden dat heel goed voor hun kinderen. Nu zijn punten naar voren gebracht die men als geluiden kan blijven aanduiden, maar die men niet kan onderbouwen. Technisch hebben wij het waarschijnlijk niet nodig dit voorstel door te zetten, maar wij willen hiermee zeker stellen dat een goed lopende school, die bezig is met nieuwbouw, waartoe al in 2001 is besloten, haar activiteiten kan doorzetten. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel besloten. Zie besluit nr. VI.6.
Voorstel tot het vaststellen van het integraal huisvestingsplan (Voortgezet) Speciaal Onderwijs (IHP(V)SO).
- 19 (voorstel 04.R740.001). De heer Houben: Voorzitter. In tegenstelling tot bij het primair onderwijs is voor het speciaal onderwijs, voor soms zwaar gehandicapte kinderen, de onderwijskundige vernieuwing door het rijk niet vertaald in aangepaste huisvesting. Ik vind dat een enorme omissie van het rijk. Mevrouw Jacobs-van Nisselrooij: Voorzitter. Met dit plan komt er terecht specifieke aandacht voor het speciaal onderwijs. Wij gaan dan ook akkoord met dit voorstel. Wij maken ons wel grote zorgen over de financiële middelen die de komende jaren voor het totale onderwijs nodig zijn. Door dit voorstel hebben wij het komende jaar al een negatief saldo en dat is niet meegenomen in de Voorjaarsnota. Hoe denkt de wethouder dat in de begroting voor 2005 op te lossen? Wij vragen ons af of in het financiële beeld is meegenomen dat de afschrijvingstermijn van schoolgebouwen is teruggebracht van 60 tot 40 jaar. Wethouder mevrouw Mittendorff: Voorzitter. Dat het er financieel niet helemaal goed voorstaat bij onderwijs is ons bekend. Het zal echter niet het volgend jaar al problemen opleveren. Daarom is bij de Voorjaarsnota door de raad vanaf 2008 EUR 1,5 miljoen aan onderwijs toebedeeld. Tot die tijd zijn er nog geen problemen, maar wij zullen moeten zoeken naar mogelijkheden om tot dat jaar bij te plussen. Dan heb ik het overigens niet over bijvoorbeeld VMBO, om maar een kleinigheid te noemen. De aanpassing van de afschrijvingstermijn is een proces dat wij geleidelijk aan in gang zetten. Daarmee zal in de begrotingsposten rekening worden gehouden en wij komen daarop nog terug. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel besloten. Zie besluit nr. VI.7.
Voorstel inzake garantstelling verbouwing loods Roeivereniging Beatrix. (voorstel 04.R741.001).
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel besloten, onder aantekening dat de heer Verhaegh zich van deelname aan de stemming heeft onthouden. Zie besluit nr. VI.8.
Voorstel tot het gewijzigd vaststellen van de Algemene Leefmilieuverordening Eindhoven 2003. (voorstel 04.R748.001).
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel besloten. Zie besluit nr. VI.9.
Voorstel tot wijziging van de begroting 2004. 31. EUR 710.000,-Voortijdige vervanging kleedlokalen RPC.
De heer Dijsselbloem: Voorzitter. Wij hebben geen bezwaar tegen het bedrag dat hier wordt vrijgemaakt, maar op de manier waarop wij het doen, willen wij graag in de commissie terugkomen. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel besloten. Zie besluit nr.
- 20 VI.10. Voorstel tot het nemen van een voorbereidingsbesluit voor het perceel gelegen aan de Mgr. Witloxweg tussen de Bakhuizen van den Brinklaan en de Nijhoflaan. (voorstel 04.R782.001). Wethouder mevrouw Schreurs: Voorzitter. Dit soort besluiten wordt rechtstreeks aan de raadsagenda toegevoegd, conform het besluit van 21 mei 2003 van het presidium. Het zijn in principe technische besluiten, het gaat ook om een 'leeg' besluit. Het is zo laat toegevoegd omdat de procedure vrijstelling al in gang wordt gezet. Het gaat er nu om de dingen zo goed mogelijk te laten lopen, maar inhoudelijk is hier eigenlijk niets aan de hand. Dat het zo laat op de agenda is geplaatst, is een gevolg van het feit dat wij bezig zijn met een inhaalslag bij de bestemmingsplannen. Daarbij moeten zulke besluiten steeds als een vast mantra in de procedures worden meegenomen. Er wordt met volle kracht gewerkt om te bereiken dat met de grootst mogelijke voortvarendheid kan worden gebouwd. Daarom staat het nu op de agenda, maar men heeft gelijk als men tegenwerpt dat het niet elegant is dit in een aanvullingsagenda aan de raad voor te leggen. Het is op zich niet erg, want er staat in het besluit eigenlijk niets anders dan dat men dingen mag doen die geen besluitvorming van de raad vergen. De heer Rozendaal: Voorzitter. Ik ben niet helemaal gelukkig met de toelichting. Het is geen leeg besluit, aangezien de raad het college toestemming moet geven om bepaalde dingen te gaan doen, die overigens des colleges zijn. Als wij het college toestemming geven, wil ik graag weten waarom wij het doen. Ik geloof graag dat de wethouder met voortvarendheid wil bouwen, maar ik had bij dit voorstel graag een motivering voor de spoedeisendheid gehoord, waaruit bijvoorbeeld blijkt of er consequenties zijn als wij het niet doen of dat het van belang is voor een bepaald project af te wijken van het bestemmingsplan. U hoeft niet uit te leggen dat het bestemmingsplan ouder is dan tien jaar en dat u artikel 19 wilt toepassen. Ik wil graag in dit specifieke geval weten wat u gaat doen en waarom u er haast mee hebt. Ik heb uit het voorstel niet de indruk gekregen dat het haast heeft, naar mijn gevoel kan het over anderhalve maand ook wel. Ik neem aan dat dat niet de bedoeling is, daarom hoor ik graag waarom wij nu ineens toestemming moeten geven om iets met grote spoed te doen. Wethouder mevrouw Schreurs: Ik stel vast dat u het eens bent met de stelling dat het in feite om een leeg besluit gaat om dingen te kunnen doen. Dat doen wij steeds en dat is een gevolg van het verleden. Het voorstel is op het laatste moment aangeleverd, dat is een gevolg van het feit dat de procedure voortvarend ter hand is genomen. Willen wij in die procedure veder gaan, dan hebben wij nu de goedkeuring nodig, anders moet het wachten tot de volgende raadsvergadering waardoor een vertraging in het proces ontstaat. U hebt gelijk als u aanvoert dat zulke voorstellen niet zo laat behoren te worden aangeleverd, maar omdat het in feite om niets gaat, vraag ik de raad hiermee in te stemmen en het college te verzoeken het in de toekomst beter te regelen. De heer Rozendaal: Als ik mag vragen het voortaan beter te regelen, zal ik dat nooit nalaten. Ik had verwacht dat de wethouder duidelijk zou maken dat het om een bepaald plan gaat, dat men de volgende week wil gaan bouwen en dat dat een bepaald belang voor de stad heeft. Dat mis ik in de motivering. Wethouder mevrouw Schreurs: Wij hebben in de stad bovenmatig goed gescoord bij het realiseren van woongelegenheid. Dat betekent dat een groot aantal projecten en projectjes naast elkaar lopen. Het gaat
- 21 er nu om het tempo erin te houden. In dit geval kan ik niet zeggen dat het dak naar beneden komt als dit besluit niet wordt genomen, maar het besluit is een van de belangrijke bouwstenen. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel besloten. Zie besluit nr. Het voorzitterschap wordt overgenomen door mevrouw Joosten. VII.3. Voorstel evaluatie stadsdeelcommissies. (voorstel 04.R710.001). De heer Kerkwijk: Voorzitter. De stadsdeelcommissies hebben nooit een echte kans gekregen om zich te ontwikkelen als bestuurlijke evenknie van de ambtelijke beweging om wijkgericht te gaan werken. Als onrust ontstaat over het stadsdeelgericht werken, heeft dat zonder meer een weerslag op het functioneren van de stadsdeelcommissies. Het vervangen van een sectormanager of het verminderen van het aantal stadsdeelmanagers, het voortdurend schuiven in het takenpakket en de werkwijze van de stadsdeelkantoren zijn niet echt een toonbeeld van rust in de tent geweest. Daarbij komt dat partijen bij het samenstellen van kieslijsten nog niet wisten dat stadsdeelcommissies konden worden samengesteld uit niet-raadsleden. Voor de volgende periode kunnen partijen er wel goed rekening mee houden. Burgers geven nog steeds aan dat zij het stadsdeelgericht werken, inclusief de stadsdeelcommissies, belangrijk vinden. Toen ik verleden jaar aanwezig was bij het afscheid van de voorzitter van de bewonersgroep Strijp binnen de Ring, gaf hij nadrukkelijk aan dat de stadsdeelcommissie moet blijven bestaan. Hij deelde de mening dat de succesfactor van het stadsdeelgericht werken uiteindelijk de stadsdeelcommissie zal zijn, niet omdat zij nodig is om dingen te laten slagen, maar om het politieke draagvlak voor stadsdeelgericht werken te behouden. Dat lijkt mij waar. Als stadsdeelgericht wordt gewerkt en de politiek het zicht op de resultaten kwijt raakt, zal bij bezuinigingen al snel worden gekeken naar de stadsdeelkantoren en het werk dat daar wordt gedaan. De stadsdeelkantoren zullen vooral ogen en oren van het gemeentebestuur moeten zijn. Gedelegeerde bevoegdheden en beslissingen over budgetten horen niet thuis bij niet rechtstreeks gekozen organen als stadsdeelcommissies. Ik ben vanaf de start voorzitter in Strijp. Aanvankelijk trok ik daar redelijk enthousiast een nieuwe kar, het werd steeds moeizamer door de onrust rond het stadsdeelgerichte werken en de beperkte tijd die leden van de commissie in het werk staken, behoudens uitzonderingen die een pluim verdienen. Bovendien zitten er in de stadsdeelcommissies vertegenwoordigers die de indruk wekken dat zij slechts hun aanwezigheidspremie willen ophalen. Dat demotiveert velen, soms ook de voorzitter van de commissie. Dat heeft er in mijn geval toe geleid dat ik in Strijp de zaak even heb stilgelegd, tot de raad zou zeggen wat hij wilde. Achteraf is dat niet slim geweest, wij hadden beter kunnen doorgaan met het onderhouden van de contacten, zo lang de raadsbesluiten er liggen. Ik zal dan ook met volle energie weer aan de gang gaan. Zo lang de inwoners ondubbelzinnig aangeven dat de stadsdeelcommissies moeten blijven bestaan, zullen wij moeten doorgaan, maar zo kleinschalig mogelijk door leden van de commissies te koppelen aan buurten en wijken. Met tien mensen achter een lange tafel zitten, heeft zijn langste tijd gehad. Het nieuwe voorstel biedt ruimte om op die manier te werken. Het is nu aan de stadsdeelcommissies inhoud te geven aan de eigen rol. De heer Van den Biggelaar: Voorzitter. Ik sluit mij aan bij een groot deel van de opmerkingen van de heer Kerkwijk. Enige tijd geleden is een politiek café gehouden van een aantal partijen en de daar aanwezige bewonerscommissies waren behoorlijk eenduidig. Zij drongen erop aan ervoor te zorgen dat de
- 22 stadsdeelkantoren blijven. Bij de stadsdeelcommissies was eigenlijk de aanbeveling: doe een beetje beter je best. Die conclusie wil ik graag onderschrijven, ik heb niet voor niets bij de benoemingen een opmerking gemaakt over het gemak waarmee voorzitters weer verdwijnen. Het lijkt soms in- en opstaptheater. Sommige fracties gebruiken de commissie voor raadsleden die monter binnenkomen omdat zij er veel kunnen leren. Als bewonerscommissie zou ik dan willen reageren met: leuk, doet u dat maar op school; wat hebt u ons te bieden? Wij pleiten er bij de collegae voor de stadsdeelcommissies serieus te nemen of ermee te kappen. Dat geldt overigens ook voor onszelf. De stadsdeelkantoren worden vooralsnog door bewoners belangrijker gevonden. De heer Gerard: Voorzitter. In de commissie Bestuurlijke pijler heeft de SP al enkele malen ongenoegen geuit over dit voorstel. Met de bepaling dat de stadsdeelcommissie verantwoordelijk blijft voor de eigen agenda is echter een van de angels eruit getrokken. Het hoofdprobleem ligt in het volgende. De commissies zijn ogen en oren van het gemeentebestuur, en dan? Het probleem is wat er daarna gebeurt. In het algemeen komt dan het college aan de beurt, vaak komen zaken terug die liggen in aan het college gemandateerde bevoegdheden. Het gaat om praktische zaken en de raad als zodanig heeft nauwelijks een relatie met de stadsdeelkantoren. Het enige wat een politieke partij kan doen, is proberen contact te houden met haar vertegenwoordigers, buiten de raad om, dus binnen de eigen kring. In verband met deze onbevredigende situatie kiest de SP voor een voorzichtige groei van de bevoegdheden van de commissies, met een beperkt budget en beperkte bevoegdheden in de sfeer van de ruimtelijke ordening. Daarin stonden wij alleen. In onze redenering zijn wij er steeds van uitgegaan dat wij vooruit of terug moeten. Wij willen vooruit, als daarvoor geen meerderheid is te vinden, moeten wij terug. Wij onderschrijven het belang van het stadsdeelgericht werken, maar dat moet wel gebeuren in een organisatorische vorm waarin het kan. De nieuwe opzet is niet goed, maar gaat niet in tegen ons politieke geweten. Als de meerderheid van de raad er een bepaalde democratische structuur in zet, zullen wij daarin zo goed mogelijk blijven functioneren. Waar nu voor de verkiezingen vaststaat hoe het daarna zal lopen, zullen wij proberen ons optimaal op de nieuwe situatie voor te bereiden. De heer Verhaegh: Voorzitter. Ik heb in de commissie Bestuurlijke pijler al betoogd dat wij ervoor moeten oppassen dat de stadsdeelcommissies een verlengstuk worden van de gemeenteraad. Zij zijn juist van belang om input te leveren. In de voorkeursvariant staat dat alleen thematische openbare vergaderingen worden gehouden over onderwerpen die in de komende tijd op de raadsagenda komen. In de commissie heb ik al gezegd dat ik dat onjuist vind, de stadsdeelcommissies moeten daarbuiten ook openbare vergaderingen kunnen houden. Dat zie ik slechts beperkt terug in het besluit, waar iets staat over de specifieke omstandigheden in het stadsdeel. Dat is heel mager. In het verleden heb ik al eens de vraag opgeworpen waarom wij de stadsdeelcommissies niet uit hun midden voorzitters laten aanwijzen. Nu wordt het in de raad geregeld, dat is een centralistische tendens die haaks staat op het stadsdeelgericht werken. Juist door de binding met het stadsdeel werkt het optimaal. Op de huidige manier hebben wij vlees noch vis, dat is jammer. Het stadsdeelgericht werken is daarvoor te belangrijk. De heer Leenders: Voorzitter. Ook wij ondersteunen het stadsdeelgericht werken. Wij hebben eerder discussies gehad over de stadsdeelkantoren, nu praten wij over een doorstart van de stadsdeelcommissies. In de commissie hebben wij al aangegeven dat wij de voorstellen grotendeels ondersteunen. Er was nog een probleem, namelijk de vorming van de agenda's via het presidium. De stadsdeelcommissies moeten ook zelf punten kunnen agenderen, wij zijn blij dat ook het college daarvoor voelt.
- 23 -
De heer Schut: Voorzitter. De politiek wilde dichter bij de burgers staan, de stadsdeelcommissie via het stadsdeelkantoor was een van de instrumenten waardoor wij dat bereikten. In het stadsdeelkantoor zaten wij met de burger aan tafel, de burger kon daar alles kwijt. Natuurlijk zijn daardoor verwachtingen ontstaan en heeft het in het begin anders gefunctioneerd dan wij het op papier konden opschrijven. Als verstandige mensen moeten wij daarmee kunnen omgaan, zeker als wij vaststellen dat de burgers het waarderen dat wij daar zitten. Burgers zien in de stadsdeelcommissies mensen met wie zij kunnen praten. Alleen daarom al meen ik dat de missie goed op weg is te slagen, maar wij zullen nog wat moeten slijpen en verbeteren. Bij verbeteren denk ik in de eerste plaats aan de spiegel. Wij moeten in de spiegel kijken en ons afvragen of wij voldoende aandacht voor dit werk hebben: ben ik er altijd, ben ik goed voorbereid en weet ik waarover het gaat? Daaraan schort nog een en ander, verbetering kunnen wij alleen aan onszelf vragen. In de praktijk vinden stilaan veranderingen plaats bij het kiezen van de voorzitter. In de laatste gevallen, bij Gestel en Woensel-Zuid, zijn de voorstellen uit de commissie gekomen, die vervolgens gewoon door de raad zijn geaccepteerd. Zo moeten wij het laten, de verantwoordelijkheid ligt in het stadsdeel. Daar moeten de te bespreken onderwerpen op de agenda worden gezet. Het presidium moet er ver bij wegblijven, tenzij er een algemene vraag voor alle kantoren is. Zulke vragen kunnen worden doorgeleid, maar overigens is het een zaak van de stadsdeelcommissies. Zij kunnen ook verschillend werken, er is geen enkele reden waarom alle commissies op dezelfde manier zouden moeten werken. Als het in Woensel-Zuid op de ene manier moet, is er geen ander bezwaar tegen als het in Gestel anders gaat. Als de betrokkenen dat willen, moeten wij daarvoor vooral ruimte bieden. Het baart mijn fractie zorgen dat bepaalde politieke partijen zich langzaamaan distantiëren van deze verantwoordelijkheden. De grootste partij in de raad, die in de verkiezingscampagne riep 'de burger op de eerste plaats', heeft geen enkele voorzitter meer. Haar laatste voorzitter van een stadsdeelcommissie is nu ook weg. Dat is een verontrustend gegeven. Twee partijen van de coalitie distantiëren zich van het voorzitterschap, dat zou niet mogen gebeuren. Wij moeten geen maatregelen nemen die personen verplichten lid te worden van een commissie of zich beschikbaar te stellen als voorzitter, dat zou niet stroken met de grondgedachte van mijn partij. Wel ben ik van oordeel dat de grootste partij in de raad en ook een partij als D66 deze verantwoordelijkheid moet nemen. Zij hebben een verplichting en zij moeten haar waar maken. De heer Vleeshouwers: Voorzitter. Deze evaluatie was hoog nodig, wij zijn al met al tevreden met de uitkomsten. Dat wil niet zeggen dat wij er met de stadsdeelcommissies zijn. De heer Gerard wees er al op dat deze evaluatie heeft aangetoond dat wij de stadsdeelcommissies nog steeds als ogen en oren moeten laten fungeren. Het moet voor ons allen een aandachtspunt zijn daaraan in de komende tijd beter vorm te geven. Er zijn uit de stadsdeelcommissies voldoende signalen op te pikken, maar de vervolgstappen blijven een zwak punt. Gezien de commentaren die ik van de commissies en ook hier heb gehoord, moeten wij er serieus aan trekken. Ik ben benieuwd hoe het over een jaar zal gaan met de adviezen die uit de stadsdeelcommissies komen. De heer Dijsselbloem: Voorzitter. De gewijzigde manier van samenstellen van de agenda's, waardoor de stadsdeelcommissie een redelijke mate van vrijheid hebben bij de bepaling van de eigen werkwijze, maakt dat wij het voorstel steunen. Het voorzitterschap van een stadsdeelcommissie is geen politieke functie. De opmerking van de heer Schut over zitting nemen in de commissie, nemen wij ter harte, maar het voorzitterschap is geen politieke functie, wij zouden niet moeten streven naar een bepaalde verdeling van die functies over coalitie en oppositie.
- 24 -
De heer Rennenberg: Voorzitter. Wij moeten het signaal van de heer Kerkwijk goed oppakken, er zijn mensen, die een plaats innemen, alleen om het geld komen en verder niets doen. Daar staat tegenover dat er ook mensen zijn die er bijna een dagtaak van maken. Voor hen heb ik diep respect, in het stuk staat dat wij door vorming en scholing die anderen wellicht naar een niveau kunnen trekken waardoor zij beter gaan functioneren. Aan stoelenzitters heeft heel Nederland een hekel. De heer Kielenstijn: Voorzitter. Wat betreft de opmerking van de heer Schut sluit ik mij aan bij de heer Dijsselbloem. Het voorzitterschap zou geen politieke functie moeten zijn. De heer Verhaegh heeft onze volledige steun, wij hebben er alle vertrouwen in dat hij de functie goed zal vervullen. Wij willen als grootste partij graag onze verantwoordelijkheid nemen voor het nieuwe stadsdeel Centrum. Dat komt overigens pas in een volgende vergadering aan de orde. Wij ervaren de toevoeging aan het voorstel, die na de commissievergadering is aangebracht, als positief. Daardoor kunnen wij met het voorstel instemmen. Onder discussiepunt 6 staat de vraag wie bij de commissie de rol van secretaris vervult. Een medewerker van de sector stadsdeelkantoren zou dat moeten doen, wij gaan ervan uit dat hij uit de bestaande formatie komt. De heer Schut: De heer Kielenstijn zegt dat het voorzitterschap geen politieke functie is. Daarom gaat het niet. Het gaat om de vraag of zijn partij ambities heeft. Met negen personen is Leefbaar Eindhoven de grootste fractie en zij behoort ambities te hebben. De burgemeester: Voorzitter. Staat u mij toe dat ik samen met u, als voorzitter van de raad, antwoord, aangezien de raad zelf aan zet is als het gaat om de stadsdeelcommissies. Ik wil enkele opmerkingen maken, daarin zit misschien een punt dat kan helpen meer leven in de brouwerij te brengen. Ieder heeft gezegd dat de stadsdeelcommissies van belang zijn. Eigenlijk werpen wij allemaal de vraag op hoe wij kunnen bereiken dat er meer activiteit ontstaat. Daarbij kunnen wij allerlei mooie verhalen houden, maar aan het einde komt de coördinatie bij de vraag wie bereid is het veldwerk op te pakken. Daar komt het in al zulke situaties steeds op neer. Ik ben het van harte eens met de stelling dat de voorzitters een cruciale rol hebben. De verantwoordelijkheid moet in de stadsdeelcommissies liggen, ambtelijk in het kantoor en heel nadrukkelijk bij de voorzitter. Een voorzitter is niet voor niets als voorzitter benoemd, de functie houdt nogal wat in. Ik zou als voorzitter van de raad graag twee maal per jaar de voorzitters van de stadsdeelcommissies willen uitnodigen om enkele punten te bespreken. Ik denk aan vragen als: hoe gaat het in de stadsdelen en moeten wij dingen ondernemen om extra te stimuleren? Misschien kan het helpen als de voorzitter van de raad twee maal per jaar de voorzitters van de stadsdeelcommissies uitnodigt om te vertellen hoe het gaat. Daaraan kunnen wij het gebruik koppelen twee maal per jaar aan de commissie Bestuurlijke pijler verslag te doen over de belangrijke thema's die in de stadsdeelcommissies aan de orde zijn. Op die manier worden de fractievoorzitters op de hoogte gesteld van wat zich in de stadsdelen afspeelt. Dan is het nog steeds aan de politiek om te bepalen hoe zij hiermee inhoudelijk wil omgaan. Het houdt al snel op als het erom gaat hoe dit moet worden geaccommodeerd. Ik laat in het midden of voorzitters van stadsdeelcommissies politici moeten zijn of mensen van buiten, de raad dient dat te regelen. Wel heb ik de indruk dat wij met deze aanpak enige structuur aanbrengen, ook ten behoeve van een gezond controlemechanisme. Ik vind de rol van het presidium, die in het voorstel wordt aangeduid, moeizaam. Er staat dat het presidium moet signaleren en ik weet niet of het die rol moet hebben, ook gezien de kleine groep mensen
- 25 die het presidium vormt. Misschien leidt mijn voorstel tot een slagvaardiger benadering, maar ook dan kan de voorzitter van de raad in het presidium verslag uitbrengen. Ik zou het hierbij willen laten, de uitdagingen liggen vooral bij de stadsdelen zelf en bij de voorzitters van de stadsdeelcommissies. De Voorzitter: Ik wil graag een opmerking maken over de rol van het presidium. Het heeft hier geen unieke rol, het presidium wordt hier genoemd omdat het, als op termijn onderwerpen die voor een stadsdeel of stadsdelen van belang zijn in de raad aan de orde komen, een signaal aan de betreffende stadsdeelcommissies kan geven. Overigens blijven het initiatief en de eigen verantwoordelijkheden van de stadsdeelcommissies overeind. Er zijn zo veel goede voornemens geuit en spiegels opgehouden, dat ik verwacht dat de tweede termijn heel kort kan zijn. De heer Kerkwijk: Voorzitter. Partijen spreken uit dat zij door willen. Een evaluatie leidt tot nieuw enthousiasme om door te pakken. Opmerkingen, die spiegelen, zijn terecht gemaakt. De heer Schut wees erop dat wij allen bij onszelf te rade moeten en ik meen dat dat waar is. Ik begrijp het stoeien met de rol van het presidium, ik begrijp de opmerkingen van mevrouw Joosten. Als voorbeeld noem ik de Kamerverhuurverordening. Als wij zo'n verordening op korte termijn in de raad krijgen en dan de stadsdeelcommissies vragen te bekijken hoe het er in hun gebieden uitziet, wordt duidelijk hoe zij hun functie als ogen en oren kunnen invullen. Die benadering wil ik bij het presidium laten. In het verleden hebben wij wel eens overleg met de voorzitter van de raad gehad, het lijkt mij een goede aanpak. Misschien ontstaat daardoor een mooi scrabblewoord. Een rapportage aan de commissie Bestuurlijke pijler kan leiden tot een stadsdeelcommissieburgerjaarverslag. De heer Van den Biggelaar: Voorzitter. Het gaat niet alleen om de voorzitters, maar ook om de leden van de stadsdeelcommissies. Ik betreur dat een oproep aan de grootste partij om haar verantwoordelijkheid te nemen politiek wordt geduid. Dit antwoord op de opmerking van de heer Schut, die redelijk bij mijn inbreng aansloot, stelt mij teleur. De heer Gerard: Voorzitter. Wij zullen tegen het voorstel stemmen om de redenen die ik in eerste termijn heb gegeven. De burgemeester heeft suggesties gedaan die in de praktijk tot structurele verbeteringetjes kunnen leiden. In de komende opzet zal daarnaar moeten worden gezocht. Wij zullen proberen er het beste van te maken, maar de ervaringen tot nu toe zijn niet echt hoopgevend. Stadsdeelgericht werken is goed, maar het moet wel kunnen. Wij moeten er niet meer last dan gemak van hebben. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel besloten, onder aantekening dat de SPfractie geacht wenst te worden tegen te hebben gestemd. Zie besluit nr. De burgemeester neemt het voorzitterschap weer over. VII.4. Voorstel inzake het Horecabeleid Gemeente Eindhoven - Kwaliteit door differentiatie. (voorstel 04.R745.001).
- 26 De heer Van der Meer: Voorzitter. Het horecabeleidsplan is een vrolijke noot op deze dag. Het heeft te maken met drank en gezelligheid, ook zonder alcohol kan men het gezellig maken. Er moeten vanavond hardere noten worden gekraakt, daarbij gaat het om heel veel mensen en daarover maak ik mij zorgen. Het horecabeleidsplan geeft een kader op hoofdlijnen, van waaruit het operationele werk plaatsvindt. In juni 1999 is ingestemd met uitwerken van een integraal horecabeleid. Er is een goede analyse gekomen en er is een visie ontstaan via workshops. Voor deze coproductie past een compliment, alle partijen hebben echt samen meegewerkt aan het plan. Het heeft lang geduurd, maar goed werk heeft tijd nodig. Het horecabeleidsplan streeft naar meer kwaliteit en speelt in op veranderende trends en nieuwe ontwikkelingen. Voorheen waren wij te veel markttechnisch beschermend bezig. Dan kijken wij naar het voorbeeld van de Blue Parrot, dat een lachertje werd en dat nu vrijuit kan opereren. Wij geloven in de maatschappelijke effecten van dit plan: een betere waardering van de binnenstad, wat ook is genoemd in de Stadsvisie 2010, een aantrekkelijk stadshart, meer en betere horecagelegenheden, meer bezoekers die langer blijven en meer besteden in het centrum. De horeca in het centrum valt op door de herkenbaarheid van horecaconcentratiegebieden met typische karakteristieken. Het plan richt zich dan ook op de kwaliteit van die verschillende gebieden, zoals het Stratumseind als straat voor jongeren, de Markt met een sterke dag- en avondfunctie en het Stationsplein-Dommelstraat met trendy en grote horecagelegenheden. Inmiddels is de Dommelstraat ook een geweldige restaurantenstraat. Daarnaast hebben wij De Bergen met veel cultuur een veel bezoek uit de regio. In het nieuwe beleid worden zes horecaconcentratiegebieden aangewezen. Op het Stratumseind worden alle typen horeca toegestaan, de markt moet daar zijn werk doen. Dat geldt ook voor het Stationsplein en de Dommelstraat. In De Bergen gaat het om de stimulering van vestiging van restaurants, maar geen uitbreiding van cafés en geen multifunctionele horecabedrijven, omdat daar heel veel mensen wonen. In het kernwinkelgebied, het centrum, wordt gestreefd naar meer maaltijdverstrekkers, in de Nieuwstraat en de Vrijstraat worden alle horecatypen toegestaan. Voor de overige locaties worden voor het Stadhuisplein meer restaurants, voor de Binnenring meer horecainitiatieven en voor Stratumsedijk niet meer horeca voorzien. Daar staan wij achter. Het plan krijgt een goed cijfer, maar het kan altijd beter. Wij denken aan een 7 of een 7,5, maar wij willen streven naar 8,5. Wij hebben daarvoor ideeën. In de commissie Sociaal-economische pijler hebben wij voorgesteld de kwaliteitsmeter veilig uitgaan mee te nemen. U hebt dat gedaan. Dat lijkt een goede beslissing, zij draagt in elk geval bij aan het beheersen van de openbare orde en veiligheid in het belang van de bewoners en bezoekers van het centrum. Door een hechte samenwerking van horeca, politie, gemeente, justitie en andere partners kan worden gewerkt aan veiligheid, leefbaarheid, levendigheid en aantrekkelijkheid van de horeca. Het gaat dus om veiliger, kwalitatief beter en vooral gezelliger uitgaan. Door een gedegen probleemanalyse komt men tot uitvoering van maatregelen, zoals sluitingstijden, toelatingsbeleid en huisregels, met een politie-horecauitvoeringsdetachement dat vriendelijk, streng en rechtvaardig optreedt. De inrichting van de terrassen, het bewaakt parkeren en stallen van fietsen en bromfietsen, verlichting en onderhoud zijn vooral taken van de gemeente. Daarnaast zijn er preventie, naleving van brandveiligheidsvoorschriften, het vervoersaanbod, training, verantwoord alcoholgebruik, enz., met een complex maatregelen die allemaal op elkaar worden afgestemd. Het is mooi dat dit plan is geadopteerd door het nationaal platform criminaliteitsbeheersing, het is leuk dat onze burgemeester daarvan lid is. Dat is goed omdat hij daardoor invloed kan uitoefenen op bepaalde processen. Drie punten in het plan behoeven verbetering. In het plan staat op pagina 12 over het beleid voor het Stationsgebied en de Dommelstraat: 'een beperking geldt voor de horeca aan de Noordzijde van de Dommelstraat op de verdiepingen. Hier spelen woonbelangen in de achtergelegen woonbebouwing, onder andere Seepaertstad, Haagstate en Residence du Centre.' De beperking houdt in dat horecafuncties
- 27 op de verdiepingen niet zijn toegestaan. Wij willen dat schrappen, geef de ondernemers een kans. De woonomgeving in de nabijheid van de horecabedrijven is niet uniek voor de Dommelstraat, zulke situaties komen op verschillende plaatsen in onze stad voor, bijvoorbeeld op Smalle Haven. Daar gelden voor de horeca strenge geluidsnormen, met een hoogwaardig handhavingsniveau. De situatie bij de Dommelstraat is niet zo uniek dat niet aan de geluidsnormen kan worden voldaan en dat een aangescherpt beleid nodig is. Ik dien hierover een amendement in waarvan het besluit luidt: 'op pagina 12, bij Nieuw beleid Stationsplein en Dommelstraat schrappen: een beperking geldt wel voor de horeca aan de Noordzijde van de Dommelstraat op de verdiepingen. Hier spelen woonbelangen van onder andere de achtergelegen woonbebouwing (Seepaertstad, Haagstate, Residence du Centre). Deze beperking houdt in dat horecafuncties op de verdiepingen niet zijn toegestaan.". (amendement 6) De ondernemers aan de Dommelstraat willen graag terrassen exploiteren, dat is daar hard nodig, ook in verband met de verblijfskwaliteit van het gebied. Daarover dienen wij een motie in: "stelt de raad voor te besluiten: 1. in overleg met de kwaliteitskring Dommelstraat voor het najaar van 2005 te komen tot een convenant voor inrichting en beheer van de straat; 2. als haar inbreng in het convenant mee te nemen de nadrukkelijke wens tot verhoging van de verblijfswaarde door het toestaan van winterterrassen op de Dommelstraat." (motie 7). Tot slot kom ik aan de sluitingstijden van de zachte horeca, behalve voor De Bergen waar andere sluitingstijden gelden. Daarover dien ik het volgende amendement in: "op pagina 20 onder het kopje beleid (ten aanzien van openingstijden) de eerste zin 'het huidige bestel....' vervangen door: De sluitingstijden van de zachte horeca worden vervroegd van een uur na sluitingstijd van de harde horeca naar een uur voor sluitingstijd van de harde horeca, waarbij een zogenaamde afwerktijd van een half uur wordt gehanteerd. Overige openingstijden blijven ongewijzigd.". amendement 5. Er is sprake van toenemende agressie en zinloos geweld en er zijn tekorten bij de inzet van politie. De praktijk leert dat de grootste problemen ontstaan na de sluitingstijd van de harde horeca, daarbij speelt een langere verblijfstijd na sluiting van de harde horeca een rol. De zachte horeca mag op vrijdag en zaterdag een uur langer open blijven dan de harde horeca, tot vijf uur met een half uur afwerktijd. Daarvoor is een behoorlijke politie-inzet nodig. De politie vraagt de zachte horeca een uur eerder te sluiten. Dat voorkomt veel problemen. De heer Rennenberg: De zachte horeca heeft het op het ogenblik niet best, de mensen hebben in een aantal gevallen tot 40% ingeleverd. Als zij een uur eerder moeten sluiten, wordt hun verlies nog groter. Zou het niet beter zijn voor de hele horeca een gelijk sluitingsuur vast te stellen? Daarmee is dat probleem opgelost. De heer Van der Meer: Dat was aanvankelijk het verzoek van de politie, maar zij is later met een nieuw verzoek gekomen op grond van ervaringen in Helmond. Door deze aanpak worden de ordeproblemen en de overlast in het gebied beter beheersbaar. Overigens ligt ook in het idee van de heer Rennenberg een oplossing, ook daarmee kan de politie zijn gebaat. De heer Verhaegh: Ik zou ook de suggestie willen doen het eens te proberen met gelijktijdige sluiting. Als dat niet werkt, zouden wij verder kunnen gaan.
- 28 -
De heer Oosterveer: Voorzitter. De VVD is blij met het voorliggende plan, het is een goed en sterk plan. Het wordt gedragen door de partners binnen de horeca, met name de belangenvereniging, de kwaliteitskringen en de horeca zelf. Het plan is prima, maar een aantal punten kan nog extra aandacht krijgen. Ook de heer Van der Meer wees daarop. Gezegd wordt dat in Meerhoven bij de winkelcentra zachte horeca kan worden gevestigd. In zo'n grote wijk zouden wij graag meerdere locaties voor zachte horeca willen zien. De sluitingstijden zijn een heel belangrijk punt. Wij hebben daarbij een moeilijke afweging moeten maken tussen de economische belangen van de horeca-ondernemers enerzijds en de criminaliteit en de gebeurtenissen rond de sluitingstijden anderzijds. Voor de VVD wegen de veiligheidsproblemen zwaarder dan de economische belangen, wat voor ons reden was het voorstel van de PvdA om de zachte horeca een uur eerder te laten sluiten dan de harde horeca mede te ondertekenen. De politie ziet hierin een mogelijkheid een aantal grote problemen te voorkomen. De heer Kocak: De heer Oosterveer noemt criminaliteit. Ik kan dat niet plaatsen, misschien kan hij dat nog even toelichten. De heer Oosterveer: Het gaat om de openbare orde en veiligheid en wat daarbinnen gebeurt rond sluitingstijd. Op de Stratumsedijk zou uitbreiding mogelijk moeten zijn. Daar is de rose horeca gevestigd, wij zouden daarvoor graag extra aandacht willen vragen als extra uitbreiding mogelijk mocht zijn. Wij zeggen niet dat het moet, maar misschien zijn er mogelijkheden voor uitbreiding van het aantal vestigingen. Wij hopen dat onze suggesties zullen worden verwerkt in het plan. De economische positie is van belang, maar in verband met de sluitingstijden was een afweging nodig. Op grond daarvan hebben wij een voorstel over de sluitingstijden mede ondertekend. De heer Van Iersel: Voorzitter. In de commissie hebben wij onze steun voor dit voorstel voorbehouden. De woonfunctie wordt namelijk wel genoemd, maar zowel in het raadsvoorstel als in het beleidsplan komt zij er bekaaid af. Toch wordt erkend dat er, met name in De Bergen, voldoende redenen zijn voor conflicten. Alleen op pagina 8 in de inleiding worden enkele zielige en negatief geformuleerde regels aan de woonfunctie gewijd. Nergens wordt het respecteren van een goed woonklimaat als doel op zichzelf genoemd. De aanwezigheid van een levensvatbare woonfunctie is voor het sociale klimaat in de horecagebieden van groot belang. De SP wil dat doel expliciet in het Horecabeleidsplan opnemen, door een uitbreiding van de tekst onder 2.2. Daartoe dienen wij het volgende amendement in: "stelt voor het Horecabeleidsplan gemeente Eindhoven aan te vullen als volgt. Op pagina 8 onder 2.2 Visie op hoofdlijnen toevoegen: 'op een aantal locaties zullen de belangen van de horeca en de belangen van de woonfunctie op gespannen voet staan. Waar dat gebeurt of dreigt te gebeuren, moet het belang van de woonfunctie zodanig worden gewaarborgd dat er sprake blijft van een goed woonklimaat. Dat kan leiden tot beperkingen voor de opzet of exploitatie van nabij gelegen horeca." (amendement 7). In de sterkte-zwakteanalyse van het plan staat dat de parkeergelegenheid in de avonduren te wensen over laat, daarnaast is er een gebrek aan fietsvoorzieningen voor het uitgaanspubliek. Daarom pleiten wij voor het open stellen van de fietsenstallingen tot minstens een half uur na de sluitingstijd van de horeca.
- 29 Binnen het veiligheidsbeleid moet bij de horeca een beter deurbeleid ontstaan om discriminatie aan de deur tegen te gaan. He advies van de politie over de sluitingstijden van de natte en droge horeca dient te worden overgenomen, daarom steunen wij het betreffende amendement van de PvdA. Na de commissievergadering is ons nog een punt aangereikt. Er dient betere regelgeving voor en betere controle op de stankoverlast te komen van eetgelegenheden in de Dommelstraat, aangezien de keukens van deze horecagelegenheden meestal aan de achterzijde zijn gevestigd en de bewoners van de Noordkant van het gebied er veel last van hebben. Daarom zullen wij het amendement op dit punt niet steunen. Een laatste en voor ons misschien belangrijkste punt ligt in de vraag of dit voorstel op het juiste moment is gekomen. Dit is in essentie een goede nota, maar zij is ons voorgelegd in een tijd van krimp, nu de economie is ingezakt en de horecaondernemers steen en been klagen. Wij laten meer hongerige varkens toe bij een steeds leger wordende trog. De vraag is of straks veel horecaondernemingen nog economisch levensvatbaar zijn. Als dat twijfelachtig wordt, wordt de kans groter dat de fatsoensregels worden overtreden. Wij verwachten dat dan regels op het gebied van veiligheid en ARBO zullen worden ontdoken. De preventie is met dit voorstel slecht gediend. Het is lastig deze gedachte vorm te geven, in feite zouden wij het beleidsplan gefaseerd willen invoeren, met de hand aan de kraan. Zo'n overweging hoort niet in het plan zelf thuis, maar wel in de wijze waarop wij met het horecabeleidsplan omgaan. Wij zouden de mogelijkheid moeten hebben om een volumebeleid te voeren met greep op de totale omvang van de Eindhovense horeca. Zoiets is niet met een amendement op de voorliggende tekst te realiseren, wij zullen daarom een motie indienen die is gericht op de evaluatie op pagina 15. Zij luidt: "stelt de raad voor burgemeester en wethouders uit te nodigen om bij de evaluatie over een jaar de economische levensvatbaarheid van de horeca te betrekken, zowel in eigen recht als in relatie tot de handhaving van de regelgeving." (motie 8). De heer Rennenberg: De heer Van Iersel maakt zich terecht zorgen over de economische ontwikkeling van de horeca, ik denk dan vooral aan de zachte horeca. Toch stemt hij voor het voorstel van de PvdA om deze gelegenheden een uur eerder te laten sluiten. In die tijd maken zij misschien wel 25% van hun omzet. De heer Van Iersel: De orde en veiligheid wegen voor ons zwaarder dan het economisch belang. De heer Verhaegh: Voorzitter. In de commissie hebben wij al uitgebreid over dit onderwerp gesproken en eigenlijk was iedereen blij met deze nota. Toch vragen nog enkele punten de aandacht. De eerste is de afweging tussen economie en veiligheid. Evenals de heren Oosterveer en Rennenberg hebben wij er iets over gezegd, het is geen gemakkelijke kwestie. In de commissie heb ik geconstateerd dat de capaciteit van de politie nu eenmaal beperkt is, daarom neig ik ertoe het advies van de politie te volgen, wat betekent dat ik de motie van de PvdA op dit punt zal steunen. Overigens teken ik aan dat zou moeten worden onderzocht of het niet beter is alle horecagelegenheden op hetzelfde moment te laten sluiten. Zou dat geen oplossing zijn? Als de motie het niet haalt, zou het college na een jaar moeten bekijken hoe het loopt. Dan bestaat de kans dat deze kwestie opnieuw op de agenda komt. Het idee van de PvdA inzake de terrassen in de Dommelstraat is niet eerder in de commissie aan de orde geweest. Dat is jammer, want ik zou graag een reactie van het college willen horen om mede aan de hand daarvan mijn standpunt te bepalen. De heer Kamperveen: Voorzitter. In de commissie ben ik al akkoord gegaan met de grote lijnen van het voorstel, ook omdat wij het toejuichen dat de horecaondernemers meer vrijheid krijgen en omdat wij verwachten dat door dit voorstel de levendigheid in de binnenstad zal toenemen.
- 30 Wij zullen het amendement over de sluitingstijden steunen om de reden die de heer Oosterveer al noemde. Het gaat om een afweging tussen economische belangen en veiligheid, waarbij wij kiezen voor veiligheid. In het tweede amendement wordt voorgesteld ondernemers in de gelegenheid te stellen ook op de tweede verdieping horecagelegenheden te vestigen. Wij hebben daar bezwaar tegen om de reden die de heer Van Iersel al noemde. Wij verwachten dat de overlast als gevolg daarvan te groot zal zijn. Bij de motie van de heer Van der Meer over de terrassen aan de Dommelstraat zou ik graag de reactie van het college willen afwachten. De heer Kocak: Voorzitter. Ook in de ogen van de CDA-fractie is dit een uitstekend plan, u krijgt daarvoor een dikke voldoende; op de schaal van de PvdA een dikke 8. Het proces spreekt ons aan, er is een goede samenwerking geweest met de partners. Daaraan is goed invulling gegeven. Het is een prima nota omdat hiermee door de overheid kaders worden gesteld. Zij leidt tot minder bureaucratie en meer ruimte voor ondernemerschap, wat de CDA-fractie aanspreekt. Veiligheid is een belangrijk aspect. In de nagezonden stukken zien wij dat het college al concrete stappen in studie heeft om de veiligheid te verbeteren. Wij zien de resultaten daarvan met belangstelling tegemoet. Een onderdeel van het veiligheidsbeleid is het sluitingstijdenbeleid. Het gaat om beheersmatige aspecten enerzijds en economische belangen van ondernemers anderzijds. Als wij in het centrum van de stad ondernemers de kans willen geven daadwerkelijk te ondernemen en de kwaliteit willen verbeteren door differentiatie, begrijp ik niet waarom sommige fracties ervoor kiezen de openingstijden in te perken. Het antwoord van het college over het sluitingstijdenbeleid in de commissie was niet erg helder. Daaruit volgt nadrukkelijk de vraag of de problemen op het Stratumseind van dien aard zijn dat zij niet meer beheersbaar worden geacht. Heeft de politie zo sterk geadviseerd de sluitingstijden te veranderen, zoals nu in het amendement van de PvdA wordt gesteld? Wij horen hierover graag een eenduidig antwoord. Kan aanpassing van de sluitingstijden inderdaad een bijdrage leveren aan de beheersbaarheid? De motie van de PvdA hebben wij mede ondertekend. Het amendement over de Dommelstraat steunen wij niet, omdat wij de gevolgen voor de omwonenden niet kunnen inschatten. Er zal eerst een onderzoek moeten worden gedaan voor wij het idee eventueel kunnen steunen. De heer van Bussel: Voorzitter. Wij gaan akkoord met dit voorstel. Bij de amendementen en moties vinden wij de liberale wensen van de PvdA zo sympathiek dat wij ze mede hebben ondertekend. Bij de winterterrassen mag het economisch belang prevaleren, de straat leent zich ervoor. Ook bij de mogelijkheid horeca-activiteiten te ontwikkelen op de verdiepingen speelt een economisch belang dat mag prevaleren. Wij hebben het voorstel over de sluitingstijden mede ondertekend, maar er past een kanttekening bij. Wij volgen hiermee een uitdrukkelijke wens van de politie ter voorkoming van overlast. De ervaringsdeskundigheid van de netwerkers in dit centrumgebied geeft kennelijk aan dat dit een prima oplossing is. Mocht dat signaal onjuist zijn, dan hoor ik het graag van de wethouder. De heer Rennenberg: Voorzitter. Dit is een goed stuk en als ik naar de heer Van der Meer luister, krijg ik de indruk dat wij onze boeken kunnen dichtklappen en er eentje kunnen vatten. Hij wil er een gezellige binnenstad van maken, ook wij zijn er voorstanders van. Met het amendement over de sluitingstijden kunnen wij niet meegaan, de andere zullen wij van harte ondersteunen.
- 31 Wethouder Claassen: Voorzitter. Ik moet in de eerste plaats de raad bedanken voor de geweldige rapportcijfers. Wij krijgen ze niet altijd, maar als wij ze verdienen, is het prettig dat te horen. Met de aantekening dat het altijd beter kan, ben ik het helemaal eens. Ik draag de horeca een warm hart toe, ik zou nog best een aantal zaken kunnen toevoegen om de positie nog beter te maken, maar wij moeten daarbij wel letten op de situatie in Eindhoven. Wij werken samen met de kwaliteitskring en de ondernemers. De sluitingstijden vormen de meest genoemde problematiek als het gaat om criminaliteit, veiligheid en gezellig uitgaan. Het is duidelijk dat men lang wil blijven, dat hangt samen met de gezelligheid. Ik neem aan dat bekend is wat onder droge of zachte en natte of harde horeca wordt verstaan. De droge horeca bestaat uit cafetaria's en eetgelegenheden, de natte horeca zijn de drankverstrekkende bedrijven. Op dit moment is de droge horeca een uur langer open dan de natte horeca. Die spreiding is ontstaan in verband met beheersbaar maken van het vertrek van de bezoekers. Zij werkt positief uit, zij voorkomt dat alle mensen tegelijkertijd naar buiten gaan en een run op taxi's en andere voorzieningen ontstaat. De heer Van der Meer: Voortschrijdend inzicht leert ons toch dat de tijden veranderen? Het publiek verandert en de agressie neemt toe, vooral in de zachte horeca rond de sluitingstijden. U kunt een advies van de politie toch niet negeren? Wethouder Claassen: Ik was nog niet aan het einde van mijn betoog, ik gaf aan hoe het op dit moment is geregeld. Nu willen wij in ieder geval de spreiding handhaven en de heer Van der Meer stelt voor de volgorde om te draaien en de droge horeca een uur eerder te laten sluiten dan de natte horeca. De ondernemers die in de droge horeca de kost moeten verdienen, doen dat juist in de laatste twee uur. Wij kunnen hen die mogelijkheid niet zomaar afnemen. Ook de kwaliteitskring horeca, die voor ons een goede gesprekspartner is, heeft nadrukkelijk aangegeven dat dit niet zou moeten gebeuren als er geen heel dringende redenen voor zijn. Wij hebben zulke redenen nog niet zichtbaar. Wij kunnen niet aantonen dat door het omkeren van de volgorde de criminaliteit zal verminderen of de rust eerder zal terugkeren. De bezoekers van de natte horeca, die na sluitingstijd nog graag iets willen eten, kunnen dan niet meer terecht of de afwerktijd van een half uur groeit uit tot een uur of anderhalf uur. Dan moet veel straffer worden gehandhaafd dan nu nodig is. Wij gaan monitoren en over een jaar de situatie evalueren. Als er dan reden is voor verandering, zijn wij de laatsten om dat tegen te houden. De heer OOSTERBEEK (VVD): Ik vind dat de wethouder er te gemakkelijk overheen stapt. Ook in de zachte horeca kan men na sluitingstijd van de harde horeca blikjes bier kopen. Daar kan dus ook drank worden verstrekt. De wethouder noemt de overlast, vooral de lawaaioverlast bij de horeca is enorm. Hij gaat daaraan veel te gemakkelijk voorbij. Wethouder Claassen: In mijn ogen is niet aangetoond dat door een verandering de situatie beter zal worden. Wij kunnen alleen over het geheel vaststellen dat het een uur eerder is afgelopen; als dat de bedoeling is, kunnen wij ook alle sluitingstijden een uur vervroegen. Een wijziging is om bedrijfseconomische redenen op dit moment niet gewenst, ik neem aan dat de burgemeester nog iets zal zeggen over handhaving, veiligheid en criminaliteit in de horecaconcentratiegebieden. Voor de politie is een uniforme sluitingstijd het best, dan behoeft zij maar één maal mensen in te zetten en is zij eerder klaar. Wij achten de spreiding noodzakelijk en wij willen de huidige tijden handhaven. Op dit moment is nog niet duidelijk of in Helmond door de veranderingen de problemen veel kleiner worden. Laten wij een jaar afwachten, als er aanwijzingen zijn dat door een verandering verbeteringen ontstaan, zullen wij er zeker toe overgaan.
- 32 Ik kan mij voorstellen dat aandacht is geschonken aan de Noordzijde van de Dommelstraat. Wij hebben aangegeven dat dit een uitzonderingsgebied zou kunnen zijn, omdat de woningbouw sneller is gegaan dan de horecaontwikkeling. Daardoor is er sprake van een bijzondere situatie, zoals ook in De Bergen. Ik kan mij vinden in de redenering dat de situatie niet zo bijzonder is dat een uitzondering moet worden gemaakt. Ik kan dan ook akkoord gaan met het voorstel de verdiepingen van panden aan de Dommelstraat vrij te laten voor horecaontwikkeling. Als het gaat om horeca in de wijken moeten wij bezien wat zinvol is. Een of twee zachte horecagelegenheden en een buurtcafé behoeven niet in strijd te zijn met dit beleidsplan. De heer Oosterveer: Ik zou de wethouder nog een vraag willen stellen... De Voorzitter: Kunt u dat bewaren voor de tweede termijn? Anders lopen wij erg uit de tijd. Wethouder Claassen: Bij de terrassen gaat het om de openbare ruimte. Misschien kan collega Schreurs er iets van zeggen. Wethouder mevrouw Schreurs: Voorzitter. Leefbaar Eindhoven wees al op het heerlijk liberale geluid uit de PvdA. Zij verdient dat het college het idee overneemt. Bij de invulling ervan stuiten wij waarschijnlijk op enkele problemen, maar de richting is perfect. Het gaat erom de kwaliteitsslag die voor de zomer in de openbare ruimte wordt gemaakt ook in de rest van het jaar door te zetten. Goed beheer is daarvan een essentieel onderdeel. De Voorzitter: Als het gaat om openbare orde en veiligheid, wijs ik erop dat in Heerlen ervaring is opgedaan met het scheiden van droog en nat. Daarbij is bewust ervoor gekozen dat eerst de droge horeca sluit en daarna een uitloopperiode voor de droge horeca, zodat bezoekers nog iets kunnen eten voor zij eindelijk naar huis gaan. Gebleken is dat daardoor meer rust in de stad is ontstaan. De ervaring is dat het op die manier met de openbare orde beter gaat dan wanneer voor natte en droge horeca hetzelfde sluitingsuur geldt. Bij sluiting van de droge horeca voor de natte heb ik vraagtekens, in ieder geval is er geen ervaring mee opgedaan. Uit een oogpunt van openbare orde en veiligheid zou ik voorstellen eerst de natte en daarna de droge horeca te sluiten. De heer Van Liempd: Wij kennen hier deze situatie. Ik heb het genoegen gehad een nacht mee te lopen met de politie. Daarbij heb ik gezien dat na sluiting van de harde horeca bij de zachte horeca een concentratie ontstaat van mensen die eigenlijk direct naar huis hadden moeten gaan. De spreiding werkt dus niet voor mensen die de zachte horeca willen bezoeken, de zachte horeca trekt mensen aan die wij eigenlijk zo snel mogelijk uit het centrum willen zien verdwijnen. Wethouder Claassen: Het zal duidelijk zijn dat wij amendement 5 over de sluitingstijden ontraden. Wij gaan akkoord met amendement 6 waarin wordt voorgesteld Dommelstraat-Noord vrij te laten. Bij amendement 7 wijs ik erop dat door de regelgeving en voorwaarden die voor de horeca gelden de woonfunctie voldoende wordt veiliggesteld. Wij achten dit amendement dus overbodig. Mevrouw Schreurs heeft al gereageerd op motie 7 over de Dommelstraat. Motie 8 vraagt in de evaluatie ook de economische levensvatbaarheid te betrekken. Het zou goed zijn daarvoor aandacht te hebben, wij zullen dit aspect dan ook meenemen, zonder op de stoel van de ondernemer te gaan zitten. Wij nemen de motie dus over.
- 33 De Voorzitter: Ik ben zeker bereid met de politie te evalueren welke ervaringen zij heeft. Het voorstel van de politie om voor natte en droge horeca dezelfde sluitingstijden te hanteren, heb ik direct neergesabeld op grond van eerdere ervaringen. In verband met omdraaien van de volgorde hebt u al iets gehoord over de economische belangen. Ik ben graag bereid met de politie na te gaan wat wij kunnen bedenken in de sfeer van handhaving voor wij, door gedrag van een enkeling of een kleine groep, het systeem veranderen. De heer Van Bussel: Voorzitter. Wij vonden amendement 5 sympathiek en hebben het mede ondersteund, omdat de politie deze volgorde wenst om de overlast te beperken. Ik begrijp dat u er anders tegenaan kijkt, omdat u de effecten ervan niet klip en klaar duidelijk zijn. U wilt er nog eens naar kijken en ik begrijp dat de redenering van de heer van der Meer niet algemeen wordt onderschreven. Daarom zijn de leden van mijn fractie vrij zelf hun stem over dit voorstel te bepalen. Ik twijfel nog. Amendement 7 van de SP wijzen wij af. Medina is een sprekend voorbeeld van de bescherming van het woongenot, ook al wordt het tegen horecapanden aangebouwd. Wij zien hier een Animali-effect, waarbij mensen willens en wetens naast de dierentuin gaan wonen, waarna de dierentuin uiteindelijk het slachtoffer wordt. De heer Schut: Dit is echt de bal voor de goal leggen. De heer Van Bussel maakt een onheuse vergelijking met een dierentuin. Het beleid van het college is erop gericht het aantal mensen, dat in de binnenstad woont te vergroten. In de periode, waarin de besluiten werden genomen, zijn in de raad garanties besproken voor de wijze waarop mensen hier kunnen leven. Het is heel plezierig wonen in de binnenstad, ik wens niet te worden vergeleken met enig beest in een dierentuin. Wel worden wij 's nachts om vier uur wakker door het lawaai van mensen die staan te dringen voor de deur van de zachte horeca. Zij willen allemaal tegelijk het frietje met. Als zij dat niet krijgen, neemt het geluid sterk toe. Wat dat betreft begrijp ik het voorstel van de politie en het amendement van de PvdA. De heer Van Bussel: Het was niet mijn bedoeling de bewoners van Medina te vergelijken met de bewoners van het voormalige Animali. De heer Schut wijst erop dat bewoners overlast ondervinden van de horeca, maar zij zijn er welbewust bovenop gaan wonen. Men kan weten dat de horeca effecten heeft die niet zijn te voorkomen. De heer Schut verwees naar garanties, wat begrijpelijk is, maar de kans bestaat wel dat hierdoor de horeca moet sneuvelen op een plaats waar al eeuwen horecavoorzieningen gevestigd zijn geweest. Ik zal het voorstel van de SP niet steunen, de bescherming gaat al ver genoeg. Mevrouw Breuers: In eerste termijn heb ik niets gezegd omdat ik niets had toe te voegen aan mijn bijdrage in de commissie, maar nu moet ik toch iets zeggen tegen wethouder Claassen over amendement 6. In de commissie hebben wij duidelijk gemaakt dat wij voor levendigheid zijn, maar dat dit nooit ten koste mag gaan van de leefbaarheid. Het gemak waarmee horeca wordt toegestaan op de eerste verdiepingen van panden aan de Dommelstraat is erg kort door de bocht. Ik betreur dat bijzonder. Dat betekent dat wij met nog meer enthousiasme voor het amendement van de SP zullen stemmen, aangezien dat is gericht op beter beschermen van het wonen. Wij gaan ervan uit dat wij over een jaar beter inzicht zullen hebben in de mogelijke alternatieven voor de sluitingstijden en de vraag of het beter kan dan nu. Daarom wijzen wij amendement 5 af, ook in het belang van de mensen die tussen 4 en 5 uur hun brood verdienen. De heer Verhaegh: Het voorbeeld van Heerlen, dat u aanhaalde, heeft mij aan het twijfelen gebracht. Wij staan hier weer voor een afweging tussen economie en veiligheid.
- 34 De heer Van Liempd: Hoe kan dit voorbeeld u aan het twijfelen brengen, terwijl in Heerlen precies dezelfde situatie bestaat die wij in Eindhoven al jaren kennen? De heer Verhaegh: Hieruit blijkt dat het niet zo eenduidig is als het lijkt. Ik sluit mij aan bij het idee van de burgemeester eerst te bekijken of het op een andere manier kan. Gezien uw aanpak, verwacht ik dat u daarbij met heel concrete stappen aan de slag zult gaan. Laten wij een jaar bekijken of het op een andere manier kan. Mocht dat niet het geval zijn, dan zullen wij toch dit soort maatregelen moeten proberen. Ik trek mijn steun voor amendement 5 terug, met de aantekening dat ik verwacht dat er duidelijkheid zal komen. De her Kocak: Voorzitter. De antwoorden van het college waren duidelijk. Mijn fractie blijft bij het standpunt dat zij in de commissie heeft ingenomen. Wij steunen het voorstel van het college en zullen het amendement van de PvdA niet volgen. De heer Van Iersel: Als het gaat om de woonfunctie kan ik mij voorstellen dat men in de Dommelstraat en op het Stratumseind enige overlast moet accepteren. Dat geldt niet voor De Bergen, want daar woonden al mensen voor er horeca kwam. Wij zijn niet echt kapot van de motie van de PvdA over de terrassen. Zulke terrassen vreten energie, toestaan ervan zal reacties op wekken uit andere horecaconcentraties, waar men iets dergelijks zal willen doen. Wij hebben afgesproken dat wij zullen streven naar vermindering van de CO2-uitstoot, daarom zullen wij deze motie niet steunen. De heer Kamperveen: Voorzitter. Wij zullen amendement 5 over de openingstijden steunen. Amendement 6 is in feite overgenomen. Amendement 7 zullen wij niet steunen. De heer Van der Meer: Voorzitter. Als ik het goed heb begrepen is het amendement over horeca op de verdiepingen aan de Noordzijde van de Dommelstraat overgenomen. Daarom trekken wij het in. De Voorzitter: Dit amendement is inderdaad overgenomen. Amendement 6 is overgenomen en maakt geen onderwerp van de beraadslagingen meer uit. De heer Van der Meer: Ook de motie over de terrassen aan de Dommelstraat is overgenomen, wij trekken haar dus ook in. Motie 7 is overgenomen en maakt geen onderwerp van de beraadslagingen meer uit. De heer van der Meer: Wij handhaven amendement 5. U hebt ons niet kunnen overtuigen. De horeca in Eindhoven verschilt sterk van de horeca in Heerlen. Wij hebben echte concentratiegebieden, die Heerlen niet kent. Wethouder Claassen: Ik moet mevrouw Breuers zeggen dat wij naar aanleiding van het amendement bepaald niet snel door de bocht zijn gegaan. Wij hebben het voorstel van de PvdA in verband met de uniekverklaring van de Dommelstraat afgewogen tegen de woonfuncties. Er zal goed moeten worden toegezien op maatregelen ter voorkoming van lawaai en stank, beide fenomenen leiden tot overlast. Wij kunnen met goede regels en voorwaarden daar horeca toestaan.
- 35 De heer Van Bussel: Wij hebben amendement 5 mede ondertekend, maar er is enige twijfel ontstaan. Ik zal het amendement blijven steunen, maar de leden van mijn fractie zijn vrij om hun stem te bepalen. Amendement 5 wordt bij handopsteken aangenomen. Amendement 7 wordt bij handopsteken verworpen. Motie 8 wordt bij handopsteken verworpen. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel besloten. Zie besluit nr. X.
Ingekomen stukken.
A1 t/m A5. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de stukken onder A1 t/m A5 voor kennisgeving aan te nemen. B1 en B2. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de stukken onder B1 en B2 ter afdoening in handen te stellen van burgemeester en wethouders. C1 t/m C4. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de stukken onder C1 t/m C4 voor kennisgeving aan te nemen en te betrekken bij de behandeling van agendapunt VII.2. D1. Zonder beraadslaging en onder hoofdelijke stemming wordt besloten het stuk onder D1 voor kennisgeving aan te nemen en te betrekken bij de behandeling van agendapunt VII.1. E1. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten het stuk onder E1 in handen te stellen van burgemeester en wethouders en te betrekken bij het opstellen van de richtlijnen voor het milieurapport Meerland. F1. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten het stuk onder F1 in handen te stellen van burgemeesters en wethouders en het te betrekken bij de verdere uitwerking van de visie op Genneper Parken. G1.
- 36 -
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten het stuk onder G1 in handen te stellen van burgemeester en wethouders en te betrekken bij het beleid inzake openstelling van rijwielstallingen. H1 en H2. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de stukken onder H1 en H2 in handen te stellen van burgemeester en wethouders met het verzoek een voorstel aan de raad te doen. I1. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten het stuk onder I1 in handen te stellen van de commissie voor bezwaar en ombudszaken. XI.
Initiatiefvoorstellen.
Geen. VII.5. Voorstel inzake de verwerking van de bezuiniging van de rijksbijdrage op de Wet Inburgering Nieuwkomers. (voorstel 04.R749.001). De heer Gerard: Voorzitter. De SP bekijkt het handelen van de regering in dezen met woede en verachting. Het slaat alles dat op een dergelijke manier met een dergelijk belangrijk onderwerp wordt omgegaan. Wij hopen dat CDA, VVD en D66 hiervan de gevolgen nog eens zullen ondervinden. Ondertussen zitten wij wel met een probleem. De wethouder heeft gezegd dat zij een juridische procedure zal opstarten, daarmee zijn wij het volstrekt eens en wij hopen dat zij zal slagen. In de tussentijd wordt zij gedwongen het ene gat met het andere te vullen, daardoor ontstaat in essentie het probleem dat wij de ene achterstandsgroep opzetten tegen de andere: de nieuwe inburgeraar tegen de oude analfabeet, om het simpel te zeggen. Dat is een buitengewoon slechte zaak. Het is bijna een recept voor een bijdrage aan raciale spanningen. Wij kunnen er niets aan doen dat het rijk op deze manier te werk gaat, wij kunnen alleen iets doen aan dekking. Daarom dien ik met steun van de PvdA en GroenLinks een amendement in dat erop is gericht beslispunt 1 te herschrijven. Het zou voor 2004 moeten worden gefinancierd uit de algemene middelen, die al zijn gevoed met de resultaten van de jaarrekening 2003. Voor 2005 zouden zij bij de begroting nader moeten worden bekeken. Het amendement beperkt zich tot die twee jaren, dus tot de onmiddellijk optredende problemen. Het amendement stelt voor te besluiten: "beslispunt 1 wordt gelezen als volgt: 'de passage EUR 1 miljoen van de WEB-VE ... 2005' wordt geschrapt en vervangen door: 'EUR 1 miljoen in te zetten uit de algemene middelen ter dekking van de korting op inburgering nieuwkomers 2004; EUR 1 miljoen voor het jaar 2005 uit te trekken en dat te betrekken bij de behandeling van de begroting voor 2005'." (amendement 9) Daarna zijn er andere problemen en ik heb begrepen dat andere partijen daarover iets zullen zeggen. Wij zullen dat van harte steunen.
- 37 Mevrouw Kapucu: Voorzitter. Wij zijn niet gelukkig met de aanpak van de wethouder waarin zij de middelen voor educatie, onderwijs en volwasseneneducatie inzet voor de van rijkswege opgelegde korting op de Wet Inburgering Nieuwkomers. De Wet Educatie, Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie, die de wethouder blijkens de raadsinformatiebrief voor 2004 gebruikt, gaat deels ten koste van instroom van oudkomers en autochtone cursisten. Wij begrijpen dat zij moet voldoen aan de landelijke verplichtingen van de Wet Inburgering Nieuwkomers en de opgelegde taakstelling van 633 moet halen, maar dat mag niet ten koste gaan van taallessen voor oudkomers die zich meestal op eigen initiatief melden voor NT2 en autochtone cursisten voor alfabetisering, schrijven, rekenen en bevordering van zelfredzaamheid. Volgens mijn informatie heeft de acute instroomstop februari-april als consequentie dat ongeveer 305 oudkomers en 122 autochtone cursisten op de wachtlijst zijn gekomen. De wachtlijst wordt daarmee steeds langer en dat is in september van dit jaar niet meer te behappen. Wij zouden graag zien dat de wethouder zou zoeken naar een andere, structurele oplossing, vooral voor het deel dat nu ten koste gaat van de instroom. Hierover dien ik de volgende motie in. Zij is mede ondertekend door D66, de VVD, de SP en de Stadspartij. "verzoeken het college ter compensatie van de rijkskorting op de WIN-gelden te zoeken naar structurele financiële ruimte zonder dat dit ten koste gaat van taallessen voor oudkomers en autochtone cursisten die onder de volwasseneneducatie vallen.". (motie 9). In de andere punten, die zijn genoemd in de raadsinformatiebrief, met betrekking tot kostenbeheersing, bedrijfsvoering, alternatieve financiering en verdergaande prioritering van doelgroepen kunnen wij ons vinden. Ik kan niet nalaten commentaar te leveren op het rijksbeleid. Het rijk zadelt de gemeenten op met een bezuiniging, terwijl de taakstelling wordt gehandhaafd. Dat is wederom een staaltje van 'de kop in het zand politiek'. Ik verwacht dat een GroenLinks-wethouder hiertegen actief stelling neemt. Onze fractie ziet met zorg de landelijke ontwikkelingen rond de Wet Inburgering Nieuwkomers tegemoet. Wij steunen het amendement van de SP, het vormt een goede combinatie met onze motie. Mevrouw Jacobs-van Nisselrooij: Voorzitter. Ook wij zijn van oordeel dat de volwasseneneducatie gewoon doorgang zou moeten kunnen vinden. Mensen die zich met veel schroom hebben opgegeven voor een cursus, komen op een enorme wachtlijst en haken uiteindelijk af, juist nu zij een hindernis hebben genomen. Natuurlijk moet het geld ergens vandaan komen en dat is bijzonder moeilijk. De gemeente zou zich allereerst moeten houden aan de taakstelling en er niet 100 plaatsen boven moeten gaan zitten. Dat zou een eerste aanzet voor extra inkomsten kunnen zijn. Daarna moet het restant worden gezocht in ESFgelden, ik heb begrepen dat wij daarop aanspraak kunnen maken. De heer Houben: Voorzitter. Ik maak mij grote zorgen over de ontwikkeling bij de WEB en de WIN, ik zal proberen mij in te houden. Uit gegevens van het CBS blijkt dat het aantal niet-westerse immigranten zal toenemen tot 2,3 miljoen in 2015. De kracht, de vitaliteit en de samenhang van de Nederlandse samenleving zal voor een groot deel afhangen van de integratie van etnische minderheden. Wij maken ons zorgen over enkele ontwikkelingen die hebben te maken met integratie. De eerste is het proces waarin 26.000 mensen onder andere via vertrekcentra het land worden uitgezet, onder wie kinderen en jongeren die via school, buurt en verenigingsleven merendeels de rechten en plichten van de Nederlandse samenleving en de Nederlandse taal hebben leren kennen. Dan gaan deze jongeren naar de voor hun ouders oorspronkelijke landen en het is nog maar de vraag of zij zich daar kunnen handhaven. Deze jongeren zouden hier of elders in Europa wellicht een goede toekomst kunnen krijgen.
- 38 Wij hebben een Kabinet gekregen dat grote aandacht vraagt voor normen en waarden in de Nederlandse samenleving. Daaraan zijn rechten en plichten gekoppeld. Daar moeten wij goed over nadenken, aldus Balkenende. Als je dat propageert en je weet dat veel nieuwkomers en oudkomers een inburgeringscursus moeten of willen volgen, ga je toch niet korten op de middelen daarvoor? De werkloosheid loopt dit jaar in Nederland op tot 500.000 personen, een groot percentage van de beroepsbevolking. Een op de zeven jongeren en een op de vijftien volwassenen is werkloos. De kansen voor immigranten zullen zeer klein zijn als zij geen cursus binnen de WIN kunnen volgen. Eerst worden honderden geïntegreerde jongeren uitgezet, daarnaast is er veel gebral van het Kabinet over normen en waarden, rechten en plichten, en hebben wij een moeilijke arbeidsmarkt. Dan wordt bezuinigd op de WIN, zodat het Nederlandse-taalonderwijs voor nieuw- en oudkomers in de knel komt, de voorbereiding voor de arbeidsmarkt in gevaar komt, isolatie in buurten en wijken kan ontstaan en de niet-westerse gezinscultuur zich niet kan ontplooien ten behoeve van de kinderen in de sfeer die wij kennen. In het huidige tijdsgewricht is bezuinigen op de WIN een ongehoorde daad. Uw college heeft terecht een bezwaarschrift ingediend. De gemeente heeft de wettelijke plicht nieuwkomers inburgeringstrajecten aan te bieden. Het gevolg van de ingreep van het Kabinet is duidelijk, er komen minder nieuwkomers aan bod door minder inburgeringsmogelijkheden. Blijkens het voorstel kan het tekort op de welzijnscomponent begrotingstechnisch worden gedekt, een deel van de educatiecomponent kan ook worden gedekt, maar de gevolgen zijn dat deelname van nieuwkomers met een groot percentage wordt beperkt. Het is nog maar de vraag of de compensatie van EUR 1,4 miljoen van het rijk werkelijk komt. Dit probleem zet zich voort in 2005. Hoe staat het nu met cursussen voor oudkomers? Zij zouden in staat moeten zijn hun jongere generaties te stimuleren om gebruik te maken van de integratiemogelijkheden. Ook dat komt nu in gevaar. In de gemeente is een ombuiging in de volwasseneneducatie 2004 - 2005 beschikbaar gekomen, waarbij van de nood een deugd is gemaakt om een deel van dit programma te kunnen voortzetten. Vanuit de samenleving wordt gemeld dat er voldoende vrijwilligers zouden zijn die nieuwkomers willen ondersteunen in het inburgeringsproces. Is u daarvan iets bekend? Zij willen dat pro deo doen. Wij vragen de raad als geheel alsnog mogelijkheden en geld te zoeken om inburgeringsprogramma's bij het ROC en elders doorgang te laten vinden. De heer Vestjens: Voorzitter. De gemeente wordt geconfronteerd met forse verlagingen in de bijdragen voor de Wet Inburgering Nieuwkomers en tegelijkertijd met een verhoging van de taakstelling bij het aantal in te burgeren nieuwkomers. Uitvoering van de wettelijke taak is binnen dit budget niet mogelijk. Voor de welzijnscomponent is een begrotingstechnische oplossing gevonden, bij de educatiecomponent is voor Eindhoven en de gemeenten in de regio een groot financieel probleem ontstaan. Gemeenten zijn verplicht de WIN uit te voeren en door een ombuiging bij de volwasseneneducatie tracht het college EUR 1 miljoen te vinden. Hier wordt van de nood een deugd gemaakt. Wij kunnen de aanpak onderschrijven, dus kostenbeheersing in de bedrijfsvoering, alternatieve financiering en prioritering van doelgroepen. In elk geval is getracht de bezuiniging op zo'n manier in te vullen dat het programma volwasseneneducatie zo optimaal mogelijk blijft. Gegeven dat feit kunnen wij deze ombuiging ten behoeve van de taak bij inburgering van nieuwkomers billijken. Voor 2004 heeft het college gekozen voor uitvoering van de wettelijke taak, in de eerste helft van het jaar heeft dat geleid tot een stop bij de instroom van starters bij de volwasseneneducatie. Deze is inmiddels opgeheven. Wij zien ook de wachtlijstproblematiek. Hoe kijkt de wethouder daar tegenaan en wat kan dit voor 2005 betekenen? Wij gaan ervan uit dat de instroomstop definitief is opgeheven. De heer Kamperveen: Voorzitter. D66 heeft zich in het afgelopen jaar sterk gemaakt voor inburgeringscursussen voor zowel oud- als nieuwkomers. Nu vult het college als gevolg van landelijke
- 39 bezuinigingen inburgeringscursussen voor nieuwkomers in door geld te zoeken in het budget voor volwasseneneducatie. Dat gaat ten koste van de inburgeringscursussen voor mensen die al langer hier zijn. Daar zijn wij tegen, om die reden steunen wij de motie van de PvdA op dit punt. De vorige week is tijdens de behandeling van de Voorjaarsnota opgemerkt dat de toekomst van de inburgeringscursussen onzeker is. Niet duidelijk is of de gemeente er in de toekomst nog iets over heeft te zeggen en of gelden van de rijksoverheid zijn te verwachten. Is het denkbaar dat in de loop van dit jaar of het volgende blijkt dat de bezuiniging niet nodig is? Wordt in dat geval de bezuiniging op de volwasseneneducatie teruggedraaid? Wij wachten de reactie van het college op het amendement van de SP af voor wij besluiten of wij het kunnen steunen. Mevrouw De Niet: Voorzitter. GroenLinks kan de inbreng van de SP op dit punt heel aardig volgen, dat behoef ik dus niet te herhalen. Wij steunen het amendement van de SP van harte, omdat de uitgaven niet zijn voorzien, zodat daarvoor een beroep op de algemene middelen kan worden gedaan. Wij roepen het college op voor de periode na 2004 met een alternatieve financiering te komen. Wij zullen de motie van de PvdA niet steunen omdat zij een ongedekte chèque is. Kan het college aangeven wat de gevolgen zijn van de voorgestelde ombuiging bij de WEB-gelden? Wethouder mevrouw Kuppens: Voorzitter. De Wet Inburgering Nieuwkomers is in 1998 ingevoerd, de laatste jaren liep de uitvoering goed. Zij was goed georganiseerd en de inburgeringstrajecten waren succesvol. Het was op een gegeven moment duidelijk dat moest worden bezuinigd, maar er zouden minder ingrijpende mogelijkheden zijn geweest, bijvoorbeeld door de kosten anders te verdelen tussen individu en rijk en daarvoor arrangementen te maken. Er waren zeker opties om op een acceptabele manier op de WIN te bezuinigen. Het rijk heeft daarvoor niet gekozen. Voor 2004 hadden wij EUR 5,1 miljoen nodig voor de uitvoering van de WIN voor 633 mensen. Wij hebben EUR 2,7 miljoen toegekend gekregen, er ontstond dus een tekort van EUR 2,4 miljoen. Dat feit werd een paar dagen voor kerstmis bekend. Op dat moment lagen er al contracten. Wij hebben daarop de reserve aangesproken, zij was niet riant, maar bevatte wel enig geld. Wij hebben ons gemeld voor een compensatieregeling en wij hebben de middelen voor de Wet Volwasseneneducatie aangesproken. Daarop hebben wij 20% moeten bezuinigen. Wij hebben dat gedaan door direct, heel grof, een instroomstop af te kondigen. Dat is in 2004 op twee momenten gebeurd, wij hebben die tijd benut om beter naar de uitvoering van de volwasseneneducatie te kijken. Toen bleek dat ongeveer EUR 500.000,-kon worden bezuinigd zonder al te grote consequenties. Dat zetten wij voor 2004 door. In 2005 zitten wij in een andere situatie. Wij hebben nog geen contracten en wij kunnen bekijken hoe wij de WIN op een andere manier kunnen uitvoeren. Het college zet daarop in, want het wil de gaten, die het rijk laat vallen, niet opvullen. Blijkbaar kiest het rijk ervoor de inburgering van nieuwkomers met een bepaald bedrag vorm te geven, dan zullen wij volgens die keuze van het rijk de uitvoering ter hand nemen. De inburgeringstrajecten zullen er in 2005 dus anders uitzien dan in de afgelopen jaren. Wij zoeken nu uit waartoe wij zijn verplicht, wat de minimale eisen zijn waaraan wij moeten voldoen. Ik verwacht dat wij in 2005 een bepaald bedrag van het rijk krijgen, dat minder kan zijn dan het huidige, want er is opnieuw een bezuiniging aangekondigd. Daarnaast komt er iets meer dan ongeveer EUR 500.000,-- uit de WEB omdat wij meer tijd hebben. Met dat bedrag zullen wij de uitvoering van de WIN moeten regelen. Op grond hiervan steunen wij geen voorstellen om uit eigen middelen de WIN-gelden aan te vullen. Dat is een principiële keuze.
- 40 Ik verwacht dat in 2006 de WIN volledig naar het rijk zal zijn gegaan en dat wij dan een heel andere WIN zullen hebben. Het lijkt mij daarom niet zinvol verder te kijken dan 2005, de verdere aanpak staat volstrekt op losse schroeven. Ik sluit niet uit dat de bezuinigingsstok van Den Haag ook nog eens over de WEB zal gaan. Op grond van het uitgangspunt dat de gemeente de gaten die het rijk laat vallen niet opvult, wijst het college het amendement van de SP af. Bij de motie is het te kort door de bocht als wordt vastgesteld dat bezuinigingen niet ten koste mogen gaan van taallessen voor oudkomers. Mag het wel ten koste gaan van alfabetisering of cursussen maatschappelijke oriëntatie voor minder begaafden? Mevrouw Van den Biggelaar: In de motie staat 'zonder dat het ten koste gaat van taallessen voor oudkomers en autochtone cursisten die onder de volwasseneneducatie vallen'. Wethouder mevrouw Kuppens: Dan is het een kwestie die u in de begroting zult moeten regelen. U zegt hiermee in feite dat u de middelen elders in de begroting wilt zoeken. Wij kiezen er niet voor, het college wil geen financiële gaten vullen die het rijk laat ontstaan. De heer Van den Biggelaar: Bij de behandeling van de Voorjaarsnota hebben wij een aantal moties doorgeschoven naar het moment waarop het onderwerp aan de orde zou komen. Dat is nu het geval. Derhalve mogen zulke voorstellen wel worden ingebracht. Wethouder mevrouw Kuppens: U zoudt daarbij moeten aangeven waar u de middelen wel vandaan wilt halen. De heer Verhaegh: Ik constateer dat ook hierbij het inkooponderzoek van de Rekenkamer speelt. Wij zouden ook hier moeten kijken in hoeverre wij ruimte hebben in de begroting. Er wordt nogal verontwaardigd gedaan, alsof het een ten hemel schreiende situatie is, maar ik kan de redenering van de wethouder volgen. Dat neemt niet weg dat ik motie 9 kan steunen, zij spreekt in zekere zin een intentie uit. Amendement 9 kan ik daarom niet steunen, de uitspraak erin is te stellig. De heer Gerard: Voorzitter. De wethouder snijdt een principieel punt aan als zij zegt dat gaten, die het rijk laat vallen, niet door de gemeente moeten worden opgevuld. Ik kan mij dat standpunt goed voorstellen, ik kan mij veel standpunten voorstellen waarmee ik het niet eens. Toen het ging om de opvang van vluchtelingen en illegalen is de gemeente ook in gaten gesprongen, die het rijk bewust creëerde. Daarvoor hadden wij goede redenen, die onder andere lagen in eigen belang omdat er allerlei ellende uit voortkwam. Daarnaast waren er overwegingen van fatsoen. Door wat er nu gebeurt, krijgen wij op termijn problemen. Door de WEB worden problemen aangepakt en als zij niet worden aangepakt, slaat dat op ons terug. Er zit zeker iets in de redenering dat wij het gat niet moeten vullen, toch stel ik voor het voor 2004 wel te doen en er voor 2005 opnieuw naar te kijken, minstens in een overgangssituatie. Derhalve handhaven wij ons amendement. Ik ben blij van de heer Verhaegh te horen dat het een stellig amendement is. Daar streven wij altijd naar. Mevrouw De Niet: Voorzitter. Volgens mij stelt u voor het ene gat op te vullen door een ander gat te laten ontstaan, u springt dus in om een gat te vullen dat door een maatregel van het rijk is ontstaan.
- 41 Wethouder mevrouw Kuppens: Dat gebeurt niet om principiële redenen, maar puur omdat er al een contract was. Mevrouw De Niet: Daarom ondersteunen wij het amendement van de SP dat voorstelt te financieren uit de algemene middelen, omdat dit tekort onvoorzien was. De heer Houben: Ik wil graag weten of de cursussen voor oudkomers in gevaar komen. Wat kunt u melden bij de verwachting dat er voldoende vrijwilligers zijn die nieuwkomers in het inburgeringsproces willen ondersteunen. Mevrouw Jacobs-van Nisselrooij: Ik heb een vraag gesteld over mogelijkheden van ESF-gelden, daarop zou ik nog graag een reactie willen horen. Wethouder mevrouw Kuppens: Voor NT2 hebben wij in 2004 twee instroomstops gehad. Voor het volgend jaar zijn wij niet van plan stops door te voeren. NT2 kan dus door, evenals andere cursussen bij het ROC. Wij gaan er nog eens naar kijken met het doel een en ander binnen de financiële kaders te krijgen. Als het budget zo laag wordt als zich nu laat aanzien, zullen wij op een andere manier met inburgering moeten omgaan. Het zal niet langer kunnen op de manier waarop het nu gaat. De wet gaat in 2006 volledig op de schop en dan krijgen wij een compleet andere situatie. Wij hebben dit jaar gelden voor oudkomers kunnen inzetten uit het grote-stedenbeleid, op dit moment participeren 100 mensen. Er zullen nog veel meer mensen gaan deelnemen. Dan hebben wij een andere vorm van aanbieden van taalverwerving. Wellicht kan iets dergelijks ook met ESF-gelden of de Wet Werk en Bijstand. De thema's maatschappelijke oriëntatie op weg naar werk en taalverwerving blijven belangrijk, maar WIW en WEB worden andere instrumenten. Er is geen discussie over het doel, maar het instrumentarium verandert. In dat verband zullen wij zeker nagaan welke mogelijkheden de ESF-gelden bieden. Amendement 8 wordt bij handopsteken verworpen. Motie 9 wordt bij handopsteken aangenomen. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel besloten, onder aantekening dat de fracties van de SP en de Stadspartij geacht wensen te worden tegen te hebben gestemd. Zie besluit nr. De Voorzitter: Ik schors de vergadering. Pauze. De Voorzitter: Ik heropen de vergadering. VII.1. Voorstel inzake kaderstelling Wet Werk en Bijstand. (voorstel 04.R744.001).
- 42 De heer Geerts: Voorzitter. Het zal duidelijk zijn dat wij het eens zijn met het voorstel van het college, het past goed binnen onze motie Kiezen voor werk. Zonder in details te treden, wijs ik erop dat het ons goed lijkt die grote lijn vast te houden, maar er zit een adder onder het gras, in de vorm van de ID-banen. Leefbaar Eindhoven ziet vanzelfsprekend het liefst dat 800 mensen morgen een vaste, reguliere baan hebben, liever vandaag dan morgen, maar in de politiek komt het aan op keuzen. Tot nu toe hebben wij te lang keuzen in geld gemaakt, wij moeten nu eindelijk ook keuzen in mensen gaan maken. Mensen zijn belangrijker dan geld, maar het een hangt nu eenmaal met het ander samen, het is niet anders. Dat is het dilemma waarvoor de raad staat. De vraag is nu of het 100, 200, 300 of 800 ID-banen zullen zijn, wij weten het niet. Wel is duidelijk dat Leefbaar Eindhoven gaat voor goed, kritisch volgen van activiteiten als het gaat om mobiliteit, reïntegratie en differentiëring voor allen die erom vragen, met de bedoeling een vaste baan te bieden. Wij zijn dat aan onze stad verplicht. Daarvoor is de medewerking nodig van instellingen, gemeentelijke diensten, het bedrijfsleven en het college. Wij moeten scherp zijn als het gaat om onze kansen. Voor de aanvang van deze vergadering hoorde ik van een raadslid: er staan dagelijks 80 mensen bij het CWI, hoe willen wij dan in hemelsnaam de ID-ers een baan geven? Zo komen wij er niet, wij moeten niet reactief, maar proactief naar de materie kijken. Wij zullen alles uit de kast moeten halen om die mensen een baan te bieden, maar zij zullen dat zelf ook moeten doen. Zij hebben al lang hun vaste baan verdiend. Het gaat niet om behoud van ID-banen, maar om behoud van werk, goed werk dat wordt betaald volgens de CAO en niet met zomaar een loontje omdat het een ID-baan is. Zaterdag heb ik in de krant geschreven over de grote en kleine kerstpakketten, dat willen wij niet. Dit weekeinde heb ik gelukkig van directeuren van instellingen gehoord dat ik gelijk heb als het gaat om managementaansturing. Deze is tegenover ID-ers niet volledig. De betrokkenen vroegen overigens niet te zeggen dat zij het hadden gezegd. Wij zullen ook voor de trajecten voor ID-ers piketpaaltjes moeten slaan. Wij moeten vaststellen waar wij heen willen en waar het probleem moet zijn opgelost. Daarbij moet worden bedacht dat niet de mens, maar het geld achter de ID-baan het probleem is. Als het maar even kan, moeten mensen op dezelfde plaats aan het werk blijven... Mevrouw De Niet: Uit het betoog blijkt toch dat u meer voor het geld dan voor de mens kiest. De heer Geerts: Ik weet niet op welke passage u doelt. Ik kies in principe voor de mens, maar ik kan er niet aan voorbij dat wij ook met geld hebben te maken. Als ik een dekking voorstel zonder er geld bij te leveren, krijg ik de halve raad over mij heen. Daardoor moeten wij kiezen, maar het gaat erom dat wij met het geld iets doen voor mensen. Ik stel vast, zonder iemand een verwijt te maken, dat de afgelopen twintig jaar mensen onverantwoordelijk zijn gepamperd. Mensen zaten in banen waarin zij afhankelijk waren van de geldgevers. Wij moeten piketpaaltjes slaan. Ik meen dat wij de ID-ers recht doen als wij duidelijkheid geven, als wij duidelijk maken dat iemand over twee, drie of vier jaar een baan zal hebben. Natuurlijk blijft er onzekerheid bij de vraag of men een baan zal hebben, maar dat is een verantwoordelijkheid die wij samen moeten dragen. Ik zou ID-ers willen oproepen manager van de eigen loopbaan te worden, van het instrument dat hen aan werk moet helpen. Pak zelf de verantwoordelijkheid, zorg ervoor dat de casemanagers van WZI en UWV, die verantwoordelijk zijn voor de sturing van de instrumenten, doen waarop je recht hebt. De heer Van den Biggelaar wees dit weekeinde erop dat ik, als ik een kanaal wilde graven, moest kunnen zwemmen. Het ID-banenkanaal is vertroebeld en vervuild, het is gevaarlijk erin te blijven zwemmen. Ik kruip liever aan de kant en maak het water zuiver. Wij doen dat door de mensen eerlijk en als volwassenen te behandelen.
- 43 -
De heer Van den Biggelaar: Uw prachtige enigszins onsamenhangende stuk in het Eindhovens Dagblad van zaterdag, eindigde met een oproep een kanaal te graven. Daarvan heb ik gezegd dat wie een kanaal graaft voor een ander zelf eerst moet leren zwemmen. Dat was een inleidende opmerking omdat u geen enkel voorstel deed. Nu doet u dat ook niet. De heer Geerts: Dat klopt, maar ik behoef geen voorstellen te doen, omdat er een goed voorstel van het college ligt. Daarin gaan wij mee. De heer Van den Biggelaar: Er zijn 200 plaatsen, 600 mensen mogen het zelf uitzoeken. De heer Geerts: Wij moeten mensen uitzicht bieden op perspectiefvolle banen met groei en loon. U wilt het eigenlijk zo laten voortduren en geld blijven geven. Dat wil ik niet. Moties die erop zijn gericht dat wij continu geld moeten blijven toeleggen, waardoor mensen afhankelijk blijven van de vraag of wij elk jaar wel geld hebben, zullen wij niet steunen. Motie 3 van de SP.... De Voorzitter: Ik zou u willen vragen met betrekking tot de moties het kruit nog even droog te houden. Kijkers en luisteraars begrijpen het nu niet. De motie wordt nog ingediend. Ik zal u straks de gelegenheid geven te reageren op moties en amendementen. De heer Geerts: Dan zal ik hiermee volstaan, maar ik blijf erop hameren dat wij de mensen zicht moeten geven op een echt perspectief en niet op paternalistisch en denigrerend zorgen. Mevrouw De Niet: Voorzitter. Ik zou allereerst de heer Geerts willen vragen wat hij eigenlijk heeft gezegd. Ik begrijp dat u zegt dat de gemeente geen banen kan creëren, wij kunnen alleen reguliere banen maken als wij er financiering voor kunnen vinden. Ik heb nog nooit van Leefbaar Eindhoven gehoord dat wij 850 banen regulier moeten maken. Toch wilt u mensen, die nu ID-banen hebben, de garantie geven dat zij kunnen doorstromen. U voert aan dat u mensen niet in onzekerheid wilt laten. De heer Geerts: U legt het iets anders uit. Wij bieden de mensen geen garanties, maar een uiterste inspanning op het bereiken van resultaten. Als wij garanties zouden bieden, zouden het leugens zijn. Mevrouw De Niet: Wat is dan die uiterste inspanning? De heer Geerts: Zij ligt erin dat de raad jaarlijks of halfjaarlijks inzicht krijgt in de resultaten bij plaatsingen, in de eigen sfeer of elders en beoordeelt welke financiële middelen daarmee zijn gemoeid. Ieder van ons moet daarnaast in zijn netwerk alles uit de kast halen om ervoor te zorgen dat mensen aan het werk komen. Het zal wel apolitiek zijn, maar ik kan u garanderen dat de komende maanden 100 ID-ers in mijn netwerk een vaste baan kunnen krijgen. Op die manier neem je als raadslid je verantwoordelijkheid. De heer Vleeshouwers: Een punt dat nog steeds niet duidelijk is, is de vraag naar de bodem. De heer Geerts zal moeite doen om de huidige ID-ers uit de bijstand te houden, maar ik zou graag horen dat hij hen die garantie wil geven. Dat is een wezenlijk verschil. De heer Geerts: Wij bieden geen garantie, het zou hetzelfde zijn als iemand garanderen dat hij 180 jaar wordt.
- 44 De heer Oosterveer: Ik heb in de bijdrage van de heer Geerts geen enkel concreet voorstel gehoord. Wij zijn een discussie begonnen over voorstellen en ideeën die voorliggen, hij komt met de mededeling dat hij in zijn netwerk ruimte heeft voor 100 ID-ers. Waarom verwerkt u dat gegeven niet in een voorstel? Het is een mooi verhaal, maar u kunt geen garanties bieden. De heer Geerts: Ik heb al aangegeven dat wij niet met voorstellen komen omdat wij het eens zijn met het voorstel van het college. Ik heb erop gewezen dat wij de motie Kiezen voor werk hierdoor uitgevoerd achten. Het klinkt misschien wat overmoedig als ik zeg dat ik in mijn netwerk 100 mensen werk kan bieden, maar ik doe het beslist. U moet de twee verschillende posities niet door elkaar halen. Mevrouw Kamphorst: De heer Geerts heeft het vooral over de ID-banen gehad en heeft medegedeeld dat zijn fractie het voorstel van het college volgt. De nota gaat over de WWB, waarin ook reïntegratie en inkomensondersteuning zit. Daarover hebben wij niets gehoord. Ondersteunt zijn fractie de nota voor zover zij daarover gaat. De heer Geerts: Wij steunen deze nota, omdat wij hierin de motie Kiezen voor werk herkennen. De heer Rennenberg: De heer Geerts houdt ons een worst van 100 banen voor. Ik begrijp dat wij er nog 300 nodig hebben. De heer Geerts: Ik weet niet om welk het aantal gaat... De heer Rennenberg: U hebt er 100, wij hebben er 200. Zij zijn in het voorstel genoemd. De heer Geerts: Die wil ik wel eens zien. Ik ben heel benieuwd of er echt concreet vorm aan wordt gegeven. Mevrouw De Niet: Voorzitter. U zult misschien tijdens de behandeling in de commissie al hebben gemerkt dat GroenLinks nogal kritisch tegenover dit voorstel staat. Wij zouden het graag in een andere richting willen duwen. Daarom zullen wij twee moties en een amendement indienen. Ook zijn wij medeinitiatiefnemers van andere moties en amendementen of hebben wij ze mede ondertekend. Wij hebben dit voorstel beoordeeld aan de hand van de visie van GroenLinks op klant- en mensvriendelijke wijze uitvoering geven aan wettelijke taken, met als doel het bevorderen van zelfstandigheid van cliënten en de emancipatie in de samenleving. Ik kom aan punten die wij in deze kaderstelling bij de WWB willen veranderen. Het gaat om verdeling van de reïntegratiemiddelen over de bestanden van WZI en ze niet, zoals hier voorgesteld, vooral richten op nieuwe instroom. De sociale reactivering moet plaatsvinden met behulp van de reïntegratiemiddelen. Dat moet dus worden gefinancierd uit het werkdeel om participatie te bevorderen. De afgelopen week bij de opening van Mercator zei Minister Rutten dat sociale activering uit de WWB kan worden gefinancierd. Hij stelde dat gemeenten die deze keuze niet maken zichzelf in de vingers snijden. Daarom begrijp ik de keuze van het college niet. Er is een ander belangrijk punt, velen van de aanwezigen hebben vooral daarvoor belangstelling; de afgelopen week en ook vanmiddag vonden in verband daarmee demonstraties plaats. De raad staat voor een moeilijke keuze. De gemeente wordt gekort door Den Haag, maar wij hebben als lokale overheid een verantwoordelijkheid voor mensen die in de stad maatschappelijk nuttig werk verrichten. Daarom is het erg belangrijk dat er een overgangsregeling komt, waarin eerst naar de mensen in de ID-banen en pas daarna naar de maatschappelijke effecten wordt gekeken. Wij hebben twee moties ondertekend die met
- 45 de overgangsregeling hebben te maken. Beide hebben tot doel zo weinig mogelijk mensen in de WW of de bijstand terecht te laten komen. Het verschil tussen de moties is dat de motie van GroenLinks wil voorkomen dat de gesubsidieerde arbeidskracht, die in staat wordt geacht een reguliere ongesubsidieerde baan te krijgen, in de WW of de bijstand terecht komt. Er moet worden gewerkt aan doorstroming, maar het is waarschijnlijk, als gevolg van economische factoren, erg moeilijk mensen naar reguliere arbeid te leiden. Deze mensen mogen daarvan niet de dupe worden of langdurig in onzekerheid blijven verkeren. Wij maken deze keuze ook omdat de gemiddelde leeftijd van mensen in ID-banen 47 jaar is en zij gemiddeld al zeven jaar in deze regeling zitten. Wij zouden graag jaarlijks een evaluatie willen krijgen van de voortgang van de omzetting. De afgelopen week hebben wij verschillende toelichtingen van het college op het stuk gekregen. De heer Geerts: U vraagt een jaarlijkse evaluatie. Zouden wij niet scherper moeten zijn en halfjaarlijks of zo vaak als nodig is moeten kijken wat de resultaten zijn? Mevrouw De Niet: Wij zijn het erover eens dat het belangrijk is een aantal evaluatiemomenten in te bouwen om te zien hoeveel mensen al dan niet zijn doorgestroomd, waar zij zijn heengegaan en welk maatschappelijk nuttig werk zij doen. Ik wees er al op dat de afgelopen weken ons een aantal toelichtingen heeft bereikt. In een ervan staat dat het college al in het komende jaar wil knijpen in de begeleidingssubsidie voor de ID-regeling en de loonkostensubsidie. Daardoor geeft het college instellingen, vooral in de non-profitsector, geen ruimte om subsidies eventueel om te buigen, zodat zij hun werk kunnen voortzetten. Waarschijnlijk zal dat leiden tot het omvallen van een aantal kleine instellingen. Bovendien moeten zij al na twee jaar hun IDmedewerker inleveren. Het college komt tot deze keuze omdat het meent dat door het knijpen in deze subsidie de instellingen eerder overgaan tot regulier maken van banen. Wij zien niets in deze prikkel. De keuze is aan de gemeenteraad, daarom hebben wij een amendement geformuleerd, waarop inmiddels al een toelichting van het college is verschenen. De gemeenteraad dient te bepalen in welke sectoren banen regulier worden gemaakt. In een eerder stadium heeft wethouder Claassen al toegezegd dat de raad de sectoren bepaalt waar WIW- en ID-banen regulier worden gemaakt. De heer Geerts: Bent u het eens met de volgorde die is aangegeven in Samen Stad? Daarbij is eerst gedacht aan veiligheid, zorg en onderwijs. Bent u het eens met de volgorde die daar is vastgelegd? Mevrouw De Niet: De keuzen moeten worden gemaakt op basis van inhoudelijke prioriteiten, de maatschappelijke gevolgen van de keuzen bij regulier werk en reguliere prestaties. De heer Van den Biggelaar: Ik zou tussendoor een vraag willen stellen aan de heer Geerts, want ik begrijp het niet meer. Hij wilde eerst alle 800 banen en nu houdt hij vast aan de volgorde van Samen Stad. De heer Geerts: Ik wil, als het even kan, alle 800 banen behouden, maar in de volgorde van Samen Stad. Ik besef heel goed dat wij het aantal van 800 niet zullen halen. Mevrouw De Niet: Uit de toelichting van het college blijkt dat het ons amendement waarschijnlijk zal overnemen. Er is nog geen rapport waarin de maatschappelijke effecten worden aangegeven, daardoor kunnen wij nog geen echte prioritering meegeven. GroenLinks wil de keuzen maken op basis van inhoudelijke
- 46 prioriteiten, de maatschappelijke gevolgen en de gevallen waarin de ID-er regulier werk met een reguliere prestatie doet, wat kan leiden tot omzetting in regulier werk. Het aantal van 200 is de afgelopen weken een eigen leven gaan leiden, het aantal kan groter of kleiner worden. Op de laatste pagina van de toelichting van het college wordt de extra raadsvergadering op 29 juni genoemd. Wij hebben begrepen dat dat voor instellingen problemen kan opleveren. Wij zouden zo nodig deze vergadering naar voren willen schuiven. GroenLinks is nog steeds van mening dat de bijstand is bedoeld om te zorgen dat mensen minimaal kunnen rondkomen. Wij moeten niet onder dat minimum komen. Het doen van vrijwilligerswerk als voorwaarde om een uitkering te krijgen, is niet acceptabel. Er moet worden gekeken naar de mogelijkheden van ouders met kinderen boven 18 jaar en er moet niet worden gemorreld aan de normen voor toeslagen. Ik dien een amendement en twee moties in. "stelt voor in het ontwerpbesluit bij het voorstel punt 3 te wijzigen in: dat de gemeenteraad keuzen maakt naar sectoren op basis van de opdracht van het college aan het gemeentelijk managementteam om vanuit een totaalbeeld van de negatieve maatschappelijke effecten van afbouw van de regeling (een zogeheten nul-scenario); te bezien welke ID-banen in de komende jaren regulier zouden moeten worden gemaakt teneinde dat deel van de negatieve maatschappelijke effecten te voorkomen, dat vanuit de inhoudelijke prioriteiten Samen stad, maatschappelijke gevolgen en goed werkgeversschap als ongewenst worden beschouwd; daarbij een strategie te ontwikkelen om het regulier maken van ID-banen te verbinden aan de ombouw van dezelfde ID-banen tot daadwerkelijke instrumenten van het nieuwe reïntegratiebeleid". (amendement 3). "stellen voor te besluiten (burgemeester en wethouders uit te nodigen): 1. dat voor alle mensen met een ID-baan bij de gemeente Eindhoven en/of een instelling met een directe relatie met de gemeente een oplossing zal worden gezocht om te voorkomen dat zij in de WW of de bijstand terechtkomen; 2. dat dit in eerste instantie gebeurt door het regulier maken van 200 ID-banen, door outplacement en plaatsing bij de sociale werkvoorziening; 3. dat voor de mensen voor wie dit geen soelaas biedt de banen in stand blijven, waarbij financiering zal plaatsvinden door de inzet van uitgespaarde bijstandsuitkeringen, de inzet van reïntegratiemiddelen of door een alternatieve financiering; 4. het college opdracht te geven deze regeling nader uit te werken en ter besluitvorming voor te leggen aan de raad." (motie 1). "stelt voor te besluiten burgemeester en wethouders uit te nodigen niet al in 2005 te korten op de loonkosten- en begeleidingssubsidies, maar de instellingen de ruimte te geven om deze tijd te gebruiken om andere oplossingen te vinden om hun werk voort te zetten." (motie 2). Mevrouw Kamphorst: Voorzitter. De nieuwe Wet Werk en Bijstand gaat uit van het principe werk boven inkomen. Wie kan werken, moet ook werken. Op zich heeft de SP daarmee geen moeite, wij vinden het ook niet sociaal dat grote groepen aan de zijlijn blijven staan. Wij hebben wel problemen met de manier waarop een en ander wordt aangepakt. Het lijkt uitsluitend te gaan om bezuinigingen, die ons door de hogere overheid worden opgelegd. De gemeenten moeten het dan maar opknappen.
- 47 Voor ons betekent de nieuwe wet dat er minder respect zal komen voor mensen zonder betaalde arbeid, minder strijd tegen de armoede en minder mogelijkheden om werklozen naar een betaalde baan te begeleiden. Het gaat economisch niet goed in ons land, steeds weer vallen arbeidsplaatsen weg -- er komen maandelijks 14.000 werklozen bij, vooral jongeren --, als gevolg daarvan vragen wij ons af of wat in deze nota staat wel haalbaar zal zijn. Bij lezing van de nota krijgen wij de indruk dat zij zegt dat er na enige tijd niemand meer werkloos is. Te veel wordt voorbijgegaan aan een grote groep werklozen die praktisch geen perspectief op werk meer hebben. Daarom blijven wij die aandacht vragen voor het armoedebeleid. Ook al weten wij dat inkomensondersteuning voor bepaalde kosten nog categoriaal zal blijven, dan nog blijven wij aandacht vragen. Uiteindelijk is het geld alleen maar geclaimd, wij moeten het nog zoeken. Daarbij komt dat de rijksoverheid verdere bezuinigingen voorbereidt. Wie weet wat nog allemaal op ons afkomt? Wij hebben vraagtekens bij de reïntegratie. Ik wees er al op dat het de vraag is of er überhaupt werk is te vinden. Daarnaast vraag ik aandacht voor de werkdruk van de casemanagers, die het allemaal voor die mensen moeten oplossen. Er mag absoluut geen discriminatie plaatsvinden, alle bijstandsgerechtigden moeten toegang krijgen tot dezelfde kansen. Wat doen wij dan met de mensen die in feite geen of nauwelijks perspectief hebben? Ook voor hen vragen wij aandacht, voor die mensen moet de sociale activering blijven bestaan. Daarover dienen wij een motie in, moties van anderen over dit onderwerp steunen wij van harte. "stellen de raad voor te besluiten: het college uit te nodigen om door middel van een notitie aan te geven, hoe het tegen de toekomst van de sociale activering aankijkt en voorstellen op dit gebied te doen." (motie 3). Wij willen de handhaving onderverdelen in twee punten. Het eerste betreft de rechtmatigheid van inkomen. Daarvan hebben wij al eerder gezegd dat iedereen onschuldig is tot de schuld is bewezen. Als er alleen maar een vermoeden bestaat, zijn wij tegen girogluren en huiszoekingen. Dat is een strijd met fatsoensregels. Natuurlijk mag fraude worden bestreden, maar dat dient te gebeuren op basis van de regels van een rechtsstaat. De wetgeving biedt voldoende mogelijkheden voor een aanpak. Het tweede punt is het beschikbaar zijn voor arbeid. Ons basisprincipe is dat ieder die kan werken ook moet werken, maar met een regulier arbeidscontract. Wij zijn dus tegen dwangarbeid in welke vorm ook. Het werkt niet als mensen worden gedwongen om te werken. Hier past maatwerk, De heer Oosterveer: Wij hebben op dit punt al regelmatig discussies met de SP gehad, toch komt het verhaal telkens weer terug. U zegt in feite dat iemand die kan werken, maar niet wil werken, wel een uitkering moet krijgen. Mensen die willen werken, maar niet kunnen werken, moeten een uitkering krijgen; mensen die kunnen werken, maar niet willen, moeten dat toch op de een of andere manier in hun portemonnee voelen? Mevrouw Kamphorst: Ik heb eerder al eens opgemerkt dat wij daarvoor regels hebben, bijvoorbeeld de strafkortingen. U moet er niet van uitgaan dat er nu voor iedereen opeens een baan is. Laten wij eerst proberen de meest gemotiveerde mensen, die in ID-banen werken, aan het werk te houden. Als iemand wel kan, maar niet wil werken, moet er echt naar worden gekeken. Daarom heb ik ook geconstateerd dat hier maatwerk op zijn plaats is. Natuurlijk moet iedereen worden gemotiveerd om te werken als er banen zijn, maar er blijft een groep die niet kan werken. De heer Geerts: Begrijp ik dat u een nuance aanbrengt voor mensen die niet willen werken en wel een uitkering hebben? De heer Oosterveer noemde daarbij een pijnpuntje. Het is denkbaar dat mensen
- 48 aanvankelijk liever niet werken, maar later toch aan de slag gaan. Het gaat om de mensen die structureel niet willen werken. Hebben zij dan toch recht op een uitkering? Mevrouw Kamphorst: Ik heb er al op gewezen dat wij voor zulke situaties een regime van strafkortingen hebben. De heer Geerts: Die strafkortingen zijn toch een lachertje? Mevrouw Kamphorst: Ik geef u het te doen rond te komen als een minimumuitkering de eerste maand met 10% en daarna verder wordt gekort, tot 50% toe. Ik ga ervan uit dat mensen, die daarmee worden geconfronteerd, zich wel twee maal bedenken. Het concept ID-banen heeft ons nooit aangestaan. Een ID-baan zit ergens tussen een vaste baan en de bijstand in, uiteindelijk zouden ID-ers overgaan naar reguliere banen, maar dat is nooit gelukt. Voor heel veel mensen is er niets van terechtgekomen, nu zitten wij met de gebakken peren. Voor ons is het probleem dat het Kabinet wel het eerste deel van de wens van de SP overneemt, maar het tweede niet, namelijk het logisch omzetten in reguliere banen. Buiten de regeling op grond waarvan in elk geval 200 ID-banen regulier moeten worden gemaakt, willen wij ook een goede regeling voor de mensen zodat de ID-banen bij gemeentelijke instellingen worden omgezet in reguliere banen. Gebeurt het niet, dan komen die mensen in de bijstand terecht. Het dient te gaan om mensen die in ID-banen bij gemeentelijke instellingen werken en die in Eindhoven wonen. Daarbij dient de randvoorwaarde te gelden dat de omzetting persoons- en niet functiegebonden moet zijn. Wie in een ID-baan zit en niet kan doorstromen naar een reguliere baan of Ergon, blijft in die baan tot hij met pensioen gaat, een andere baan vindt of gewoon stopt. Dan wordt de vrijgekomen plaats niet meer opgevuld. Daarbij gaat het om 250 plaatsen buiten de al genoemde 200, dus in totaal om 450 banen bij gemeentelijke instellingen. De heer Panchoe: Mevrouw Kamphorst ziet liever dat mensen tot hun 65-ste jaar blijven zitten, hoewel zij een doorstroommogelijkheid open wil houden. Vindt u het sociaal verantwoord die mensen dag in dag uit in een onzekere situatie te laten leven? Mevrouw Kamphorst: Natuurlijk proberen wij die mensen allemaal aan het werk te krijgen, maar als het niet lukt, kunnen wij hen toch niet zomaar op straat zetten en naar de bijstand verwijzen? Het gaat ook ons erom hen in reguliere banen onder te brengen, maar wij zien in dat dat niet zal lukken. Wij kunnen hen dan beter door gebruik te maken van het werkdeel van de WWB in de baan laten dan hen naar huis te sturen. Op die manier voelen zij zich ook nuttig. De heer Panchoe: Dat is een uitvoeringskwestie. De vraag is of u kiest voor bijstand of voor een oplossing waardoor u mensen in een onduidelijke situatie laat. Mevrouw Kamphorst: Zouden wij het antwoord op die vraag niet beter kunnen overlaten aan de mensen die die banen hebben? Ik heb de indruk dat zij liever hun baan houden, al is de situatie onduidelijk. In het andere geval is het volstrekt duidelijk, dan zitten zij in de bijstand. Dat is dan hun enige zekerheid. Naast de 450 banen die ik noemde, hebben wij nog 400 ID-banen bij niet door de gemeente gesubsidieerde instellingen. Daar ligt de verantwoordelijkheid in eerste instantie bij de werkgever. Wel is het denkbaar dat de gemeente de bespaarde bijstand, gebonden aan de persoon, inbrengt voor het regulier maken van de ID-baan, waarbij de overige kosten door de instelling worden gedragen. Wij dienen hiervoor de volgende motie in: "stelt de raad voor te besluiten burgemeester en wethouders uit te nodigen:
- 49 I. IIa.
zich in te spannen voor het regulier maken van de eerste 200 ID-banen; naar vermogen mee te werken aan het regulier maken van de overige 250 WIW- en IDbanen door Pluspunt en Ergon of anderszins, hetzij op de oude werkplek, hetzij bij een andere werkgever; IIb. dat voor die mensen, voor wie het niet lukt, de oude ID-baan te behouden onder de voorwaarde dat als betrokkene de ID-baan verlaat, bijvoorbeeld door het aanvaarden van werk, doordat hij stopt of met pensioen gaat, de ID-baan vervalt; IIc. de kosten van Ib worden gefinancierd uit het werkdeel van de WWB; III. zich ervoor in te zetten dat de laatste 400 ID-banen, die niet onder de gemeente of door de gemeente gesubsidieerde instellingen vallen, door de werkgever structureel worden gemaakt, waarbij de bespaarde bijstandsuitkering, ten laste van de WWB, door de gemeente als tegemoetkoming wordt verstrekt." (motie 4). Onze motie gaat iets verder dan andere, die wij eventueel zullen steunen. Het college heeft al toegezegd dat het EUR 5 miljoen voor de eerste 200 banen zal zoeken. Wij zullen ons best doen u daarbij te helpen. In de andere gevallen gaat het gewoon om beschikbaar geld uit het werkdeel van de WWB. De heer Rennenberg: Voorzitter. De Wet Werk en Bijstand maakt kanslozen nog kansarmer, ik heb het de vorige week al eens gezegd. Als het rijk het niet meer weet, mogen wij het uitzoeken. Kansarmen nog kansarmer maken, doet men door ID-banen af te schaffen, door inkomensondersteunende maatregelen naar de prullenbak te verwijzen en ook door met opgestoken vinger te zeggen: ik zal handhaven. Wij mogen best streng zijn, maar wij moeten er ook goed op letten dat wij geen onschuldige slachtoffers maken. Kinderen mogen bijvoorbeeld nooit de dupe worden van overtredingen van hun ouders. Hoe kan men op het onzinnige idee komen mensen te laten uitstromen naar regulier werk als er geen regulier werk is? Volgens het CBS hebben wij 5.000 werklozen, als ik de cijfers van het CWI goed interpreteer, zie ik dat ongeveer 14.000 mensen werkloos zijn of naar een baan zoeken. In Nederland komen er per maand gemiddeld 14.000 werklozen bij. In Eindhoven stromen per maand ongeveer 140 mensen uit, terwijl een veelvoud zich aan de loketten van het CWI meldt. Wij kunnen dan ook op onze klompen aanvoelen dat uitstroom niet zomaar is geregeld. Daarom is het van belang in tijden waarin bijna geen baan is te vinden creatief om te gaan met de beschikbare middelen voor reïntegratie. In deze tijd alle middelen inzetten voor scholing, vorming of trajecten zal niet positief bijdragen om mensen direct aan een baan te helpen. Ik betwijfel of er op korte termijn kansen zijn. Het is beter de aandacht te richten op werk dat er is, maar dat blijkbaar moet verdwijnen door afschaffen van de ID-banen. Jarenlang hebben mensen in melkert- of ID-banen en anderszins nuttig werk gedaan en daardoor de samenleving veraangenaamd. Als wij alle ID-banen moeten opgeven, valt een belangrijk fundament onder de Eindhovense samenleving weg. Dan zijn de afspraken uit Samen Stad bijna niet meer te realiseren. Als wij die banen nu niet op de een of andere manier ondersteunen of in stand houden, vallen er in de Eindhovense samenleving rake klappen. Daarbij is niemand gebaat. Binnen de huidige wetgeving is het moeilijk hieraan de invulling te geven die wij willen. Behoud van alle banen is bijna niet mogelijk. De laatste weken zijn door collega's veel goede ideeën naar voren gebracht. Wij zullen ze ondersteunen, omdat wij streven naar behoud van zo veel mogelijk ID-banen. Wij willen daarbij ook opkomen voor IDbanen bij andere organisaties dan bij de gemeente of aan de gemeente gelieerde instellingen. Wij moeten ook voor de mensen bij die organisaties en instellingen een stukje verantwoordelijkheid nemen en voor hen geld inzetten. Daarom dienen wij de volgende motie in:
- 50 "stelt de raad voor het college op te roepen om: 1. de stimuleringsregeling voor de omzetting van ID-banen in reguliere banen te intensiveren, waarbij een hogere stimuleringspremie aan werkgevers wordt geboden en deze ook over een langere periode wordt uitgesmeerd; 2. de raad op korte termijn een voorstel voor te leggen voor een dergelijke geïntensiveerde stimuleringsregeling; 3. op korte termijn op basis van deze geïntensiveerde stimuleringsregeling met de werkgevers met ID-banen overleg te plegen om afspraken te maken over de omzetting van ID-banen." (motie 5). De heer Panchoe: Voorzitter. Op 1 april is in een vier uur durende vergadering van de commissie Sociaaleconomische pijler de nieuwe WWB behandeld. Wij zullen de inbreng van de CDA-fractie in die vergadering niet herhalen, maar wel de punten aangeven die voor ons van belang zijn. De lokale overheid wordt geconfronteerd met de uitwerking van een landelijk besluit. Bij de WWB zitten wij in een overgangsjaar, het volgend jaar krijgt deze wet vaste vorm en inhoud. De invoering van de wet vraagt veel bezinning op de eigen middelen van de lokale overheid. Het voorstel van het college om jaarlijks EUR 5 miljoen beschikbaar te stellen om maximaal 200 ID-banen regulier te maken, kunnen wij steunen. De gemeente neemt als werkgeefster haar verantwoordelijk. Wij doen nogmaals een dringend appel op de partners in de stad om ook hun verantwoordelijkheid te nemen en een aantal gesubsidieerde banen in gewone banen om te zetten. Helaas heeft de gemeente niet de financiële ruimte om meer IDbanen om te zetten in reguliere banen, hoezeer wij dat ook wensen. In de huidige onzekere tijd raken veel mensen hun baan kwijt, ook mensen met een goede scholing en een degelijk arbeidsverleden. Daarom moet geld beschikbaar blijven om alle mensen die werkloos worden ook in de toekomst een reïntegratietraject aan te bieden. Wij mogen nu niet alle middelen opsouperen waardoor wij in de toekomst goedwillende mensen geen kans meer kunnen bieden om een succesvol traject te volgen. Wij onderschrijven nogmaals de uitgangspunten in Samen Stad, wij willen de 200 banen in de sectoren veiligheid, jeugd en onderwijs veilig stellen, wij voegen er nu zorg aan toe. In de toelichting van het college lezen wij dat indien de werknemer op de huidige werkplek blijft functioneren en de werkgever bereid is zijn steentje bij te dragen in de kosten van de plaatsing de subsidie kan worden gecontinueerd tot 1 januari 2008. Mevrouw Van den Biggelaar: De heer Panchoe noemde banen waarvan zijn fractie het belangrijk vindt dat zij door de gemeente worden omgezet in reguliere banen. Hij noemde daarbij banen in de zorg en dat zijn nu juist de banen waarover de gemeente niet gaat. Op welke manier denkt het CDA de banen in de zorg te kunnen handhaven? De heer Panchoe: Het collegeprogramma noemt de banen in de veiligheid, jeugd en onderwijs. Wij willen zorg daaraan toevoegen. Mevrouw Van den Biggelaar: Dat is geen antwoord op mijn vraag. De banen in het onderwijs en de zorg vallen niet onder de 200 die het college regulier wil maken. Het college kan de banen regulier maken in de gevallen waarin de gemeente werkgeefster is of als subsidiënt optreedt. Als de heer Panchoe de banen in de zorg zeker wil stellen -- op zich ben ik het eens met het idee dat daaraan iets moet worden gedaan -- is de vraag hoe hij dat wil doen. De heer Panchoe: Wij maken een keuze, de uitvoering laten wij aan het college over.
- 51 -
De heer Van Liempd: Het is wel heel gemakkelijk de uitvoering aan het college over te laten, want dat heeft direct financiële consequenties. Daarvoor zult u een oplossing moeten vinden. De heer Panchoe: Het college heeft EUR 5 miljoen vrijgemaakt met onze steun. Het is de bedoeling dat de zaken daarmee zullen worden gefinancierd. De heer Vleeshouwers: Voorzitter. Wij zitten hier om de kaders voor de Wet Werk en Bijstand te bepalen, een heel belangrijk punt daarbij is de toekomst van de ID-banen. Toch wil ik beginnen bij het grote geheel, namelijk de kaders. In de commissie hadden wij nauwelijks een begin gemaakt met die discussie toen de avond al om was. Er zijn heel veel vragen blijven liggen. Een van de redenen daarvan was dat wij zaten met een kaderdocument van 100 pagina's, wat onhanteerbaar is. De raad heeft voor de uitvoering van zijn kaderstellende en controlerende taak echt een ander document nodig. Wij kunnen niet uit de voeten met een stuk van die omvang, waarin bovendien nogal wat tegenstrijdigheden voorkomen. Daarvan zal ik er een noemen. Het gaat om de manier waarop de gemeente wil omgaan met het aanbod van scholing aan mensen in reïntegratietrajecten. Op de ene plaats stelt het kaderdocument heel hard: uiterlijk drie maanden en alleen als er een garantie is op een baan. Op een andere plaats zegt het document dat scholing moet bijdragen aan het vinden van een reguliere baan. Dat zijn twee uitspraken met minstens een volstrekt verschillende lading. Zo lang zij beide in het kaderstellend document staan, weet ik niet precies wat ik moet verwachten. De belangrijkste vraag bij deze kaders is dan ook de kaders samen te vatten in een tiental pagina's; zorg daarbij dat alle tegenstrijdigheden eruit worden gehaald, kom met concrete operationele doelstellingen, ook daar ontbreekt het aan, zodat wij over een of twee jaar kunnen controleren of wij inderdaad in de richting gaan die wij willen gaan. Nu is dat nog allerminst duidelijk. Sprekers voor mij hebben al gezegd dat het onder de huidige economische omstandigheden allerminst zeker is of wij alle mooie reïntegratiedoelstellingen zullen halen. Ik deel die scepsis. Wij zouden graag het rapport willen zien over de maatschappelijke effecten van de opheffing van IDbanen. Alleen aan de hand van die studie is aan te geven welke ID=banen echt regulier moeten worden gemaakt. Op dit moment hangt een aantal van 200 boven de markt, maar waarop dit aantal is gebaseerd, is mij niet duidelijk. Men zou toch minstens bij alle 800 banen moeten hebben gekeken naar de gevolgen van het vervallen ervan, voor men kon besluiten dat er 200, 100 of misschien 300 moeten worden gehandhaafd. Ik verzoek het college dan ook dringend die studie aan ons voor te leggen. Dat moet op korte termijn, want wij willen graag voor 1 juli duidelijkheid over de banen die regulier worden gemaakt, zodat wij nog kunnen inspelen op de rijkssubsidies. Ik zou het college willen verzoeken op basis van de kaders die wij vaststellen een inschatting te maken van de financiële effecten. In de commissievergadering heb ik al gezegd dat ik een aantal scenario's zou willen zien, waarbij een worst-casescenario. Als er van ons goed bedoelde reïntegratieplan helemaal niets lukt, wat gebeurt er dan met de maatschappij in Eindhoven en wat is dan het financiële effect? Ik heb deze vragen al schriftelijk rond laten gaan, maar ik heb er weinig reactie op gekregen. Ik hoor van het college of het mij hierin tegemoet wil komen, dat geeft ons niet alleen een manier om te controleren of het goed gaat met de uitvoering aan de wet, wij hebben deze kaders ook nodig om de verordeningen te kunnen keuren. Wij krijgen voor de zomer vier verordeningen ingevolge de WWB voorgelegd. Om te kunnen beoordelen of zij goed zijn, moeten wij goed voor ogen hebben wat wij willen bereiken. De punten 1 en 2 van het voorstel, die over de kaders gaan, zijn mij nog te vaag, maar als ik een toezegging van uw college krijg, kan ik ze wel steunen.
- 52 Punt 3 gaat over de ID-banen. Wij willen graag vanuit het perspectief van de huidige ID-ers het probleem aanpakken. Wij willen geen ID-ers naar de bijstand verwijzen, dat is de basislijn. Wij kunnen er alles aan doen voor zo veel mogelijk ID-ers reguliere banen te realiseren, het is uiterst lovenswaardig dat te proberen, maar in de huidige economische situatie is het niet reëel te verwachten dat alle 850 ID-ers er iets aan zullen hebben. Wij moeten dus ook iets vaststellen voor het geval het niet goed gaat en dat is wat mij betreft kortweg: geen ID-er in de bijstand. Dit is enigszins strijdig met het andere perspectief dat wij vandaag voor ogen hebben, namelijk het perspectief van de werkgevers. Zij hebben de afgelopen jaren heel wat regulier werk opgevangen met IDers, zij kunnen die mensen niet missen. Als dan de vraag volgt waarom zij deze ID-ers geen regulier betaalde banen geven, is het antwoord dat zij daarvoor geen geld hebben. In dezen moet de gemeente het goede voorbeeld geven door de ID-ers, die zij in dienst heeft, reguliere banen aan te bieden. Daarna moet zij andere werkgevers, die met ID-ers werken, onder druk zetten of verleiden de banen regulier te maken. Dat zal niet voor alle ID-ers lukken. Ik hoop dat WZI voor die mensen zoveel creativiteit aan de dag zal leggen, dat geen enkele ID-er naar de bijstand behoeft te worden verwezen. De heer Geerts: U zegt dat wij de werkgevers moeten verleiden. Daarin ligt een zekere vrijwilligheid, men kan een verleiding ook weerstaan. Vindt u niet dat wij de werkgevers min of meer moeten verplichten? De heer Vleeshouwers: Ik ben niet voldoende thuis in de materie om te beoordelen of wij hen kunnen verplichten. Als het kan, kies ik graag voor die aanpak. De heer Geerts: Bent u het met mij eens dat het verder moet gaan dan verleiden? De heer Vleeshouwers: Verleiden moet een eerste stap zijn. Als dat niet lukt, zou ik graag een verplichting zien, maar ik weet daarin niet goed de weg. Aan de uitgangspunten dient te worden toegevoegd dat geen ID-ers de bijstand ingaan, enkele moties gaan in die richting en die zal ik dus steunen. Het aantal van 200 past wat mij betreft niet in het voorstel, dat wordt ook in een motie uitgesproken. Tenslotte is er het probleem van de financiële dekking. Het is een goede gewoonte dat wij voorstellen krijgen met een dekking en ik weet niet waarom bij dit voorstel een uitzondering op de regel is gemaakt. Ik hoor dan ook graag van het college waar het geld vandaan moet komen. In de commissie heb ik ernaar gevraagd, enkele malen is geopperd een beroep te doen op de reserves, maar ik wil graag vasthouden aan de goede gewoonte om in een voorstel om geld uit te geven ook aan te geven waar dat geld vandaan moet komen. Mevrouw Van den Biggelaar: Voorzitter. Vandaag nemen wij een aantal voor veel mensen in deze stad belangrijke beslissingen. Aan die beslissingen zijn in de raad en zeker ook daarbuiten veel discussies vooraf gegaan. Wij geven vandaag kaders aan voor een aantal onderwerpen uit de Wet Werk en Bijstand, over reïntegratie, het minimabeleid en de handhaving. Om niet hetzelfde risico te lopen als in de commissie, waar ik niet meer aan bespreking van het minimabeleid toekwam, begin ik daarmee. Het rijk grijpt de Wet Werk en Bijstand aan om een forse bezuiniging op het minimabeleid door te voeren. Het college stelt voor het bestaande minimabeleid zo veel mogelijk te handhaven, daarvoor past een compliment. De PvdA stemt in met de kaders voor dat beleid, waarbij ik met name de participatiegedachte achter de reductieregeling, de noodzaak van preventie en de intensivering van de schulddienstverlening benadruk. Naast deze terreinen vragen wij ook voor de toekomst aandacht voor de woonlasten.
- 53 De conclusie uit bijlage 1, dat de armoede in Eindhoven de laatste jaren licht is gedaald, delen wij absoluut niet. Zij is gebaseerd op relatief oude cijfers. Om die reden heb ik bij de behandeling van de Voorjaarsnota gevraagd om actualisering van deze cijfers. Op het gebied van handhaving geeft de WWB de gemeente meer vrijheid om zelf invulling aan dit begrip te geven. De kadernotitie gebruikt de term 'hoogwaardig handhaven' als uitgangspunt, wat zoiets beoogt als bevordering van de spontane naleving, meer preventie dan repressie. Mijn fractie is van dit laatste nog niet helemaal overtuigd. Een voor ons bekende PvdA-stelling zegt: wie kan en niet wil, verdient straf; wie wil, maar niet kan, verdient hulp. Ik wil mij in de toekomst graag laten overtuigen van het gelijk van het college, wij zijn dus benieuwd naar de resultaten. Ook hier is maatwerk een belangrijk middel om in individuele gevallen de juiste vorm te kiezen. Daarbij is het risico van willekeur en rechtsongelijkheid duidelijk aanwezig. Hoe denkt het college hiermee om te gaan? Terecht gaat de aandacht vandaag vooral uit naar de kaders voor reïntegratie, collega Van der Meer heeft er in de commissie uitgebreid over gesproken. Ik zal niet alles herhalen, maar mij beperken tot de hoofdzaken en de nadere toelichting die wij van het college hebben ontvangen. De PvdA onderschrijft het uitgangspunt werk boven inkomen. Uitgangspunt van de kaderstelling is de reïntegratie van mensen naar reguliere banen, ook voor degenen die nu werkzaam zijn in een gesubsidieerde baan, maar het voorliggende stuk is veel te optimistisch. Het is geschreven voor een economische hoogconjunctuur met een grote vraag naar arbeidskrachten. De realiteit is anders. Voor vele mensen, bestaande en nieuwe werklozen, zit een nieuwe baan er voorlopig niet in. Dat is een drama voor de mensen om wie het gaat, er zullen gaten vallen in onze sociale infrastructuur. Wij steunen in beginsel het voornemen van het college om 200 banen regulier te maken, maar evenals andere partijen vinden wij dat niet het college, maar de raad uiteindelijk moet bepalen om welke functies het zal gaan. De PvdA heeft herhaaldelijk laten weten dat functies in de voor- en vroegschoolse periode, inclusief de peuterspeelzalen, veiligheid en leefbaarheid in de wijken prioriteit hebben. Wij zien dan wel op hoeveel banen wij dan uitkomen. Wij zijn van mening dat de omgezette banen beschikbaar moeten blijven voor de doelgroep, zodat bij een vacature wordt geworven in de doelgroep moeilijk bemiddelbaren. Hoe denkt het college daarover? De heer Geerts: Bedoelt u dat u de ID-banen meer als een instrument voor reïntegratie ziet? Mevrouw Van den Biggelaar: Ik zal een voorbeeld geven. Stel dat wij van de ID-banen van de stadswachten reguliere banen maken. Als dan vacatures ontstaan, kunnen wij vrij werven zodat iedereen kan solliciteren. Ik vind dat voor die banen eerst zou moeten worden geworven onder de doelgroep waarom het nu gaat. Het is niet de bedoeling dat mensen, die toch al gemakkelijk aan een baan komen, in die functies terecht komen. De heer Geerts: Bedoelt u additioneel? Mevrouw Van den Biggelaar: Ik heb het over reguliere banen, de doelstelling is toch doorstroming naar reguliere banen? Als de banen van stadswachten regulier zijn, moeten mensen uit de groep, waarom het nu gaat, bij voorrang kans krijgen om vacatures in te vullen. De heer Kamperveen: Als ik het goed begrijp wilt u op gemeentelijk niveau een soort ID-banen in stand houden. Mevrouw Van den Biggelaar: Neen, het zijn dan reguliere banen, die in beginsel voorbehouden moeten blijven aan mensen uit de doelgroep. Anders zijn wij die banen voor hen kwijt.
- 54 -
De heer Kamperveen: Het zijn straks reguliere banen. Als u mensen uitsluit als het erom gaat op zulke banen te solliciteren... Mevrouw Van den Biggelaar: Ik sluit niemand bij voorbaat uit. Ook bij bedrijven kent men het gebruik eerst intern te werven. Het lijkt mij dat wij ook hiervoor iets kunnen verzinnen. Daarom vraag ik het college hoe het hiermee denkt om te gaan. Het college heeft aangegeven dat het zich fysiek zal inspannen om andere werkgevers te prikkelen om gesubsidieerde banen om te zetten in reguliere. Banen in het onderwijs en de zorg zijn voor de betrokken werknemers, maar zeker ook voor de Eindhovense samenleving, van groot belang. Met de heer Rennenberg ben ik van mening dat op deze gebieden een intensivering nodig is en moet worden gezocht naar creatieve, effectieve methoden om deze omzetting te realiseren. Dat mag wat kosten, de heer Rennenberg stelde voor eens te kijken naar de dan uitgespaarde bijstandsgelden. Ik roep ook de werkgevers in deze sector op hun verantwoordelijkheid in dezen op te pakken. Het is niet uitsluitend een verantwoordelijkheid van de gemeente of van de werkgever De wet dwingt de gemeente de bestaande gesubsidieerde arbeid te beëindigen en om te zetten in reguliere banen. Ook in de nadere toelichting bij het voorstel ziet het college 1 januari 2008 als uiterste datum voor subsidiëring van een ID-baan. Wij zijn het ermee eens dat de energie moet worden gericht, ook van werkgevers en werknemers, op omzetting van banen, maar zijn ons tegelijkertijd ervan bewust dat het gezien de huidige arbeidsmarkt en de samenstelling van de doelgroep niet voor iedereen haalbaar zal zijn. In het nadere voorstel zegt het college dat het naar oplossingen op maat wil zoeken. Voor ons staat die maatoplossing vast. Voorkomen moet worden dat deze mensen werkloos thuis komen te zitten met een bijstandsuitkering. Dus willen wij continuering van hun werk. Het gaat nu om een taakstelling en daarin dient dit laatste het sluitstuk te zijn. Daarvoor dienen wij de volgende moties in: "stelt de raad voor te besluiten het college op te roepen: 1. bij de verdeling van middelen uit het werkdeel tot een meer evenredige verdeling tussen de verschillende doelgroepen te komen; 2. sociale activering als instrument te blijven inzetten ter realisering van maatschappelijke participatie van mensen voor wie een reguliere baan (nog) een stap te ver is." (motie 11). "stelt de raad voor te besluiten het college te verzoeken: 1. bij de afbouw van ID-banen met grote zorg om te gaan met de belangen van de IDmedewerkers door op basis van individueel maatwerk te bewerkstelligen dat kwetsbare IDmedewerkers hun baan niet verliezen en hun werkzaamheden kunnen continueren en dus ook na 1 januari 2008 niet worden ontslagen; 2. de raad te informeren over de wijze waarop het college dit wil gaan oppakken; 3. de raad tijdens de uitvoering van het plan van aanpak periodiek, in ieder geval ruim voor 1 januari 2006 en januari 2008, te informeren over de stand van zaken." (motie 12). Bij de formulering van motie 11 heb ik gezocht naar een goede balans tussen de uitdrukkelijke erkenning van de reïntegratieprikkel voor werkgevers en werknemers en de erkenning van de noodzaak een vangnet. Een garantie zou de prikkel te veel wegnemen. Wij willen graag regelmatig worden geïnformeerd over de gang van zaken. Natuurlijk willen wij graag dat de arbeidsmarkt eens zal aantrekken, dan zal een vangnet misschien minder nodig zijn, maar het tegenovergestelde kan zich ook voordoen. Dan hebben wij een grotere behoefte aan dat vangnet. Mijn laatste punt is de verdeling van nieuwe reïntegratiemiddelen. Het college stelt voor die middelen in te zetten voor mensen die jonger zijn dan 35 jaar, korter dan een jaar werkloos en gemotiveerd zijn.
- 55 Hiermee wijkt volgens PvdA, GroenLinks, de VVD, de SP en het OAE het college af van de bedoelingen van de wet. Het sluit hiermee kwetsbare werklozen uit... Mevrouw De Niet: Ik wil even een stukje terug. U zegt dat u geen garantie meer wilt geven, dat betekent dat u mensen in onzekerheid laat. Mevrouw Van den Biggelaar: Het woord 'garantie' haalt de prikkel tot omzetting in een reguliere baan weg. Ik ben daarom gevoelig voor het argument van het college in de nadere toelichting. Ik erken wel dat er ondanks alle pogingen tot reïntegratie een groep kan overblijven waarvoor dit niet is weggelegd. Toch wil ik dat het college zich inspant om te voorkomen dat ook de mensen uit die groep in de bijstand komen. De heer Geerts: U noemt bij het omzetten van ID-banen een bepaalde volgorde, daarbij noemt u onderwijs, onderhoud van de stad en veiligheid... Mevrouw Van den Biggelaar: Onderhoud van de stad heb ik niet genoemd. In elk geval bedoelde ik de leefbaarheid van de wijken en dat is iets anders dan onderhoud. De heer Geerts: Dat is juist, maar uw benadering gaat een beetje in de richting van Samen Stad. Dat doet mij plezier. De vraag is nu of er ook sectoren zijn te benoemen die als laatste in de rij komen. Mevrouw Van den Biggelaar: Mijn fractie heeft prioriteiten aangegeven en ik vind dat ik een vraag van een partij, die nog niets heeft aangegeven, niet behoef te beantwoorden. Ik heb de motie over een nieuwe verdeling van reïntegratiegelden al ingediend. In elk geval willen wij de kwetsbaarste werklozen niet uitsluiten. Wij kiezen voor een evenrediger verdeling, daarnaast vragen wij inzet van deze middelen voor sociale activering. De heer Kamperveen: Voorzitter. Het gaat vanavond om de Wet Werk en Bijstand, hoewel vooral over WIW- en ID-banen wordt gesproken. De wet is al in de commissie Sociale pijler besproken, waarbij wij duidelijk hebben gemaakt dat D66 zich herkent in de grote lijnen van het voorstel van uw college. De wet stelt werk boven inkomen en wij ondersteunen dat uitgangspunt. Daarbij moet sterk worden ingezet op reïntegratie, daarbij mag de nadruk liggen op de groepen die het kansrijkst zijn op de arbeidsmarkt. De wet laat die ruimte, hoewel wij geen enkele groep willen uitsluiten. Bij de behandeling in de commissie hebben wij samen met GroenLinks en de PvdA een voorstel ingediend om naast de 200 banen, die het college regulier wil maken, ook de overige gemeentelijke ID-banen regulier te maken. Mevrouw Van den Biggelaar: Dat was niet de inhoud van het voorstel dat destijds is gedaan. De heer Kamperveen: Wij hadden bij dat voorstel een financiering bedacht die volgens de nieuwe wet mogelijk is. Het blijkt dat het kan, maar het blijkt ook dat deze methode op langere termijn nadelige gevolgen heeft voor de gemeente. Er waren belangrijke redenen om dat voorstel te steunen, maar het is nu van tafel en mevrouw Van den Biggelaar en mevrouw De Niet hebben op basis daarvan een motie gemaakt. Mevrouw De Niet: Het staat volgens mij nog gewoon overeind, maar in twee varianten. De variant van mevrouw Van den Biggelaar is iets genuanceerder dan het mijne dat iets verder gaat. Bovendien verschilt
- 56 de financiering van beide voorstellen. Wij houden het idee voor de financiering overeind, maar willen het college niet in de weg staan als eventueel een andere financiering mogelijk is. De heer Kamperveen: De financiering is wel van tafel... De heer Van den Biggelaar: Als u mijn voorstel leest, ziet u dat daarin geen financiering is voorgesteld. De heer Kamperveen: U baseert zich dus niet langer op de financiering die wij mogelijk achtten. De mogelijkheid van de financiering was voor ons een belangrijke reden om akkoord te gaan met het voorstel, nu is het ontbreken ervan een belangrijke reden om de moties van GroenLinks en de PvdA niet te steunen. Mevrouw De Niet: U bent het niet eens met de financiering, maar was het aanvankelijk wel eens met de voorgestelde financiering, die in mijn voorstel nog steeds is voorzien. Uit overleg met WZI is duidelijk geworden dat de kosten in de komende maanden eventueel op een andere manier kunnen worden gedekt. GroenLinks wil daar niet tussen gaan staan. De oude financiering blijft, maar mocht een andere financiering mogelijk zijn, dan zullen wij ons daartegen niet verzetten. De heer Kamperveen: Ik probeerde te zeggen dat de financiering die in de commissie was aangegeven, volgens onze informatie op termijn nadelige gevolgen heeft voor de gemeente. Daarin ligt de reden om de moties niet te steunen. Mochten de moties nu anders zijn geformuleerd, dan zullen wij ze opnieuw bekijken. Het college heeft aangegeven dat het 200 banen regulier wil maken. Wij hebben al aangegeven dat wij daarvan geen ambtelijke functies willen maken, wij vragen het college een andere oplossing te zoeken. Wij hebben eerder al gezegd dat wij functies in de sectoren veiligheid, voorschoolse opvang en peuterspeelzalen regulier willen maken. De instellingen, die gebruik maken van ID-banen, zijn zelf verantwoordelijk voor hun mensen. Zij dienen hun verantwoordelijkheid te nemen, zij hebben mensen vaak bewust op kwetsbare posities ingezet. De gemeente doet een poging om een aantal banen regulier te maken, wij mogen het daarom ook van de instellingen vragen. Ik heb al gezegd dat de 200 ID-banen geen ambtelijke banen moeten worden. Wij moeten ervoor oppassen dat de regulier te maken ID-banen functies bevatten die conflicteren met andere die al binnen het gemeentelijk apparaat bestaan. Als de ID-banen niet worden omgezet in ambtelijke banen, ontstaan wellicht mogelijkheden om een groter aantal om te zetten. Als wij bij de 200 banen vasthouden aan de reïntegratietrajecten, zodat mensen kunnen uitstromen, is wellicht niet eens EUR 5 miljoen per jaar nodig of komt geld beschikbaar om meer ID-banen te laten instromen in reïntegratietrajecten. Het uitgangspunt is dan het streven mensen te laten doorstromen. Het is denkbaar zulke trajecten onder te brengen in detacheringsovereenkomsten met het bureau, dat zich dan inzet voor deze 200 mensen. Wij kunnen in dat geval bepalen welke diensten wij van het bureau afnemen. De heer Oosterveer: Voorzitter. De Wet Werk en Bijstand is een heel liberale wet, dat wil zeggen dat zij de gemeente de mogelijkheid biedt om met betrokkenen actief, via maatwerk, te zoeken naar nieuwe banen. Individuele begeleiding via de casemanager geeft een betere invulling dan via de oude hokjesgeest met de indeling in categorieën mogelijk was. Daarbij was categorie 1 vlug herplaatsbaar, categorie 4 niet. Nu vervallen deze categorieën en wordt door casemanagers bekeken of mensen bemiddelbaar zijn. De doelstelling van reïntegratie is zo veel mogelijk personen uit de bijstand te houden, niet alleen uit financieel, maar juist uit menselijk oogpunt. Ook dat is erg liberaal. Deze doelstelling dient op de eerste plaats met behulp van het reïntegratiebudget te worden ingevuld. Actief nagaan hoe het budget kan
- 57 worden ingezet, moet het uitgangspunt zijn. De invulling van de doelstelling dient ten goede te komen van alle mensen die een bijstandsuitkering hebben. De VVD is tegen uitsluiting van bepaalde personen van reïntegratietrajecten, maar het college stelt dat wel voor. De oude indeling in categorieën zal in de praktijk wel logisch zijn, maar druist in tegen de basisdoelstelling van deze wet en kan niet op steun van de VVD rekenen. Bij recht op bijstand hoort controle op dat recht. De VVD wil en zal niet accepteren dat de goeden moeten leiden onder kwaadwillenden. Een tweede belangrijk onderwerp wordt gevormd door de ID-banen en de invulling daarvan. Inmiddels zijn in Eindhoven veel ID-banen ingevuld, maar door bezuinigingen van het rijk dienen wij ons te bezinnen op de financiële consequenties. De gemeente kan niet alle ID-ers aan reguliere banen helpen, daarvoor ontbreken de financiële middelen. Toch moeten wij de groep, die direct bij de gemeente is betrokken, perspectief bieden, immers, wij hebben een verantwoordelijkheid voor onze mensen. Direct en indirect werken ongeveer 400 ID-ers voor de gemeente. Er zullen keuzen moeten worden gemaakt om 200 ID-ers, misschien iets meer of minder -- GroenLinks wees erop dat het aantal een eigen leven is gaan leiden --, een reguliere baan te bieden. Daarbij moet de raad en niet het college de prioriteiten bepalen. Voor de VVD liggen zij bij veiligheid en welzijn. Daarop hebben wij invloed. Zorg is een nobel streven, maar dat is moeilijk in te vullen. Daarvoor moet met mensen worden gesproken, ik zal daarover nog een vraag stellen. Wij volgen het voorstel van het college, aangevuld met enkele moties of amendementen. Voor de overige ID-ers dient met andere partners actief te worden gezocht naar mogelijkheden om zo veel mogelijk banen regulier te maken. Wij hopen en verwachten dat onze private partners hun verantwoordelijkheid zullen nemen. Indien daarbij een kleine financiële injectie van de gemeente nodig is, zullen wij voorstellen daarvoor steunen. Ik denk aan het voorbeeld van Helmond, hoewel wij zelf voldoende kunnen regelen. Er zullen in den lande allerlei alternatieven voorhanden zijn. Wij maken ons ernstige zorgen over de werkdruk van de casemanagers. De basis voor de invulling van de wet ligt bij hen. Hoe denkt het college problemen door de werkdruk te ondervangen? Wanneer kunnen wij van het college de stukken verwachten op basis waarvan de raad kan beslissen over regulier maken van 200, 300 of 180 ID-banen? Wij willen graag prioriteiten stellen en bepalen waar de reguliere banen voor de ID-ers moeten komen. Hoe ziet het college de uitwerking van het partnerschap tussen de gemeente en de private sector? Er zijn al vragen gesteld en ik zou graag de visie van het college op deze samenwerking willen horen. Het gaat uiteindelijk om regulier maken van banen waarover wij geen zeggenschap hebben. De heer Verhaegh: Voorzitter. Ik wil het in verband met de WWB vooral hebben over de gesubsidieerde arbeid, wij hebben het al eens eerder gehad over het andere beleid. De gesubsidieerde arbeid blijkt in de praktijk geen opstap te zijn naar betaald werk, zoals het ooit is bedoeld. Het blijkt te resulteren in blijvende afhankelijkheid van deze banen. ID-banen fungeren ook vaak als subsidies voor instellingen, zelfs als subsidies die de gemeente zichzelf geeft. Daarvoor waren de IDbanen niet bedoeld, het zouden in- en doorstroombanen zijn. Dat kan in de praktijk leiden tot misbruik, doordat mensen in ID-banen niet worden gestimuleerd ander werk te zoeken. Een kracht met zo'n prijskaartje is elders niet te vinden. De raad heeft eens een maatschappelijke verkenning gedaan naar ID-banen, waarbij bleek dat mensen wel instroomden, maar eenvoudig niet meer uit de baan wegkwamen. Afgezien van het werk, dat zij vaak aantrekkelijk vonden, waren zij dikwijls niet gelukkig met hun maatschappelijke positie. Er was weinig perspectief. De WWB maakt een einde aan gesubsidieerd werk. In de nieuwe wet is uitstroom de norm, wat een verschil is met de Algemene Bijstandswet, die er veel meer op was gericht mensen een inkomen te geven
- 58 en niet per se de vraag stelde of zij konden uitstromen. De gemeenteraad moet in de begroting kaders stellen, ook als het om de WWB gaat. Het lijkt daarbij logisch het werkdeel maximaal te gebruiken voor uitstroom. Daarmee creëren wij ruimte in ons budget, die wij kunnen gebruiken om jobs te creëren bij gesubsidieerde instellingen en bij de gemeente zelf. Daarbij moet maatwerk worden geleverd voor mensen die weinig kans hebben op een baan in de markt. In de herziening van het voorstel heeft het college dat ook aangegeven, ik heb niet de illusie dat alle IDers even kansrijk zijn op de arbeidsmarkt. Mevrouw Van den Biggelaar: Waaruit moet dat maatwerk bestaan? De heer Verhaegh: Daarop kom ik nog. In het voorstel staat dat er mensen zullen zijn die onder de WWB blijven, maar die voor een deel inzetbaar zijn. Wij moeten met inleners van dergelijke krachten duidelijke afspraken maken, zodat wij hen werk kunnen aanbieden en voorkomen dat het hele financiële risico op de gemeente drukt. Reïntegratie dient te worden afgestemd op de capaciteiten van mensen. Het college wil financiële ruimte scheppen voor reïntegratie van kansrijke cliënten. Gezien de risico's van de WWB is dat een verstandig streven, als het aantal bijstandscliënten scherp toeneemt, welk risico bestaat, gezien de ontwikkeling op de arbeidsmarkt, waar de bijstand achteraan loopt. Daarom moeten wij ervoor zorgen dat de kansrijke mensen zo snel mogelijk uitstromen, om te voorkomen dat wij straks helemaal geen geld meer hebben, ook voor mensen die willen integreren of voor het stichten van jobs voor de huidige ID-ers. De raad heeft het budgetrecht en hij zal dus moeten aangeven waar hij ID-ers wil inzetten. In de huidige praktijk maakt het eigenlijk niet uit waar een ID-er werkt, als hij maar een job heeft. De raad heeft bepaalde programmalijnen en het is denkbaar dat hij bij bepaalde instellingen geen ID-ers wil, omdat hij hen niet wil subsidiëren. In de huidige praktijk gebeurt dat in feite wel. Wij hebben mensen bij de gemeente Helmond, bij Aquabest en elders, wij kunnen ons afvragen of dat binnen de programmalijnen past. Met de motie die is ingediend door de PvdA, GroenLinks en D66 heb ik een fundamenteel probleem. Zij belooft meer dan wij waar kunnen maken. Wij kunnen ID-ers beloven dat wij doorgaan op de manier waarop het steeds is gegaan en dat alle ID-banen in aanmerking komen voor omzetting in een reguliere baan, maar daarvoor ontbreekt het geld. In zo'n situatie moeten wij geen populaire verhalen houden, in de commissie heeft de heer Vleeshouwers hierover al nuchtere vragen gesteld. Mevrouw Van den Biggelaar: Ik stel vast dat bij de bespreking van de moties -- ik merkte dat ook bij de heer Kamperveen op -- reacties zijn gebaseerd op oude voorstellen en niet op de recentste. De heer Verhaegh: Ik zal u niet vastpinnen op een achterhaalde motie. Als wij de schotten tussen het werk- en het inkomensdeel van de WWB weghalen, creëren wij op korte termijn ruimte, maar ontstaat het levensgrote risico dat wij op lange termijn echte problemen oproepen. Ik acht dat niet verantwoord, wij moeten ons niet rijk rekenen. Overigens is het aantal van 200, dat het college noemt, ook redelijk arbitrair. Het gaat niet om de aantallen, maar om de vraag wat wij kunnen en willen doen. Wethouder Claassen: Voorzitter. Wij hebben vanavond een heel boeiend onderwerp voor ons. Het blijkt dat in feite alle fracties in de raad hetzelfde willen als het college, maar ook dat wij allen staan voor het probleem dat het rijk ons iets heeft opgedragen, waarmee wij zodanig moeten omgaan dat wij de problemen in de stad kunnen opvangen. Het blijkt moeilijk te zijn, er zijn verschillende moties en amendementen en ook daaruit blijkt dat de raad er veel werk aan heeft gehad en zich betrokken voelt bij
- 59 de problematiek die voor ons ligt. Wij moeten hierbij gezamenlijk optrekken om de problematiek aan te pakken en bij de betrokkenen zo weinig mogelijk pijn te veroorzaken. Het college is bepaald niet van mening dat ID-banen moeten verdwijnen, wij willen in feite niet dat iemand naar de bijstand moet. Wij willen iedereen uit de bijstand houden, waarbij wij het motto van de wet 'werk boven inkomen' voorop stellen. Daarbinnen willen wij samen met de raad oplossingen zoeken. Het heeft weinig zin nu op allerlei details in te gaan. Wij hebben hier de kaders aangegeven voor de wijze waarop wij denken met deze wet te moeten omgaan. Wij hebben aangegeven waar wij problemen zien en ik zal proberen duidelijk te maken waarom het gaat, zodat bij de moties en amendementen een zorgvuldige afweging kan worden gemaakt. Dan kunnen beslissingen worden genomen die wij kunnen uitvoeren en waarvan wij de consequenties overzien. Als wij ze overzien, zullen wij ervoor moeten zorgen dat wij er financieel invulling aan kunnen geven. Uiteindelijk gaat het erom of wij wat wij beloven ook inderdaad kunnen waarmaken. Het heeft geen zin het college prachtige opdrachten te geven, waarbij straks, als het om de financiering gaat, niet thuis moet worden gegeven. Daarmee is niemand gebaat. Wij hebben van het rijk EUR 25 miljoen gekregen voor het werkdeel. Dat geld kan alleen worden ingezet om mensen in enigerlei vorm naar werk te begeleiden. Wij kunnen dat reïntegratie, stimulering of scholing noemen, dat maakt niet uit, maar het geld moet worden ingezet om te bereiken dat mensen op enig moment, dat steekt niet op een jaar, uitstromen naar werk. Dat geldt met name ook voor de sociale activering. Als het doel is uiteindelijk tot werk te komen, mag ook dat worden betaald uit het werkdeel. De huidige ID-banen vragen EUR 20 miljoen van dit budget. Als wij daaraan niets doen hebben wij nog EUR 5 miljoen voor 2004. In 2005 is de rijksbijdrage EUR 23 miljoen, zodat wij dan nog EUR 3 miljoen overhouden. Als wij per jaar 2.500 nieuwe potentiële bijstandsgerechtigden zien instromen, hebben wij in 2005 voor hen nog EUR 3 miljoen om te helpen bij reïntegratie. Uit deze getallen blijkt dat wij iets moeten doen aan de ID-banen. Wij hebben 800 ID-banen, waarvan 400 onder het directe werkgeversschap van de gemeente of door de gemeente gesubsidieerde instellingen. Wij hebben als directe of indirecte werkgever de verantwoordelijkheid zorgvuldig na te gaan wat wij kunnen doen. Het is absoluut ondenkbaar dat wij mensen langer in gesubsidieerd werk houden als zij in staat zijn in een reguliere baan te werken. Wij moeten dus bekijken of er regulier werk is en of de betrokkene in staat is dat werk te doen. Als dat het geval is, moeten wij vaststellen dat de betrokkene dat reguliere werk moet doen. Met iedere ID-baan die wij niet meer uit het bedrag van EUR 20 miljoen betalen, krijgen wij EUR 25.000,-- beschikbaar om reïntegratietrajecten voor nieuwe instromers op te zetten of mensen die al langer in de bijstand zitten aan te pakken met het doel hen te laten uitstromen. Door iedere ID-baan, die wordt omgezet, krijgen wij middelen voor een nieuw traject ter beschikking. De gemeente wil haar verantwoordelijkheid nemen. Ik ben blij met de oproep van verschillende leden van de raad om dit signaal ook bij de overige werkgevers te laten doorklinken. De gemeente kan het niet alleen, omdat wij er geen geld voor hebben. Het is absurd dat wij reguliere banen in het onderwijs financieren en daardoor geen financiële middelen hebben om nieuwe potentiële bijstandsgerechtigden te helpen uit de bijstand te blijven. Er ligt een verantwoordelijkheid bij de instellingen, zij moeten evenals de gemeente die verantwoordelijkheid nemen. Wij zijn de laatsten die niet bereid zouden zijn met die instellingen aan tafel te gaan zitten om te helpen met stimuleringstrajacten. Wij hebben er geld voor over om mensen over de brug te helpen, maar wij kunnen beslist niet structureel blijven financieren. In feite is het een onverantwoorde situatie, zij is zo gegroeid, maar wij moeten er nu een einde aan maken. In 2006 moeten de banen, die regulier kunnen zijn, regulier zijn gemaakt en in 2008 de banen waarvoor een langer traject nodig is. Na 2008 zullen er in Eindhoven geen ID-banen meer zijn, wat niet wil zeggen dat dan alle mensen, die nu een ID-baan hebben, allemaal in de bijstand zitten; in feite willen wij niemand in de bijstand. Wij moeten wel de trajecten goed afwerken. Wat regulier is, moet ook echt regulier worden gemaakt voor de persoon die het werk aan kan. De mensen, die het werk nog niet aankunnen, moeten wij
- 60 helpen met trajecten van scholing, reactivering, loopbaanbegeleiding of in welke vorm ook. Het geld daarvoor kan worden gevonden in het bedrag van EUR 25 miljoen, als wij het niet meer behoeven te gebruiken om onterecht gesubsidieerde banen in stand te houden. Ook op het inkomensdeel is door de WWB zwaar bezuinigd. Op dit moment bedraagt dit deel EUR 86 miljoen, de rijksoverheid heeft nu, midden in het jaar, aangegeven dat zij er verder op gaat bezuinigen. Daardoor krijgen wij nog EUR 7 miljoen minder in 2005. Wie veronderstelde dat wij uit deze pot enkele miljoenen zouden overhouden om enkele gesubsidieerde banen te handhaven, komt bedrogen uit. Het geld is op, wij hebben het totale bedrag van EUR 79 miljoen nodig om onze bijstandsgerechtigden van een uitkering te blijven voorzien. Daarbij gaan wij ervan uit dat de toestroom van 2.500 gerechtigden niet groter wordt en dat een ongeveer gelijke uitstroom wordt bereikt. Dat betekent dat wij moeten blijven inzetten op de reïntegratietrajecten. Gebeurt dat niet, dan moeten wij tekorten uit eigen middelen bijbetalen. Wij lopen een risico van 10% van dit bedrag, wat betekent dat wij, als het werkelijkheid wordt, EUR 9 miljoen moeten vinden om de bijstandsgerechtigden te kunnen betalen. Dat moet gebeuren, niemand zal er een euro aan tekortkomen, het rijk controleert daarop. Als het gebeurt zoals ik schetste, verliest de gemeente haar vrijheid. Het rijk zal controleren hoe wij de financiële zaken voor elkaar hebben, het risico bestaat dat Eindhoven dan een artikel 12 gemeente wordt of welk ander artikel datzelfde effect heeft. Dat moeten wij voorkomen, wij moeten ervoor zorgen dat ons huishoudboekje op orde blijft. Natuurlijk zullen wij ook keuzen moeten maken die pijn doen, maar het is duidelijk dat de raad meedenkt over oplossingen. Wij zullen er hard aan moeten werken. Wie op dit moment bang is dat hij of zij zijn of haar ID-baan verliest, maakt zich veel te vroeg zorgen. Het college gaat de komende weken alle instellingen af, allereerst de gemeentelijke of door de gemeente gesubsidieerde instellingen, om te beoordelen welke ID-banen in feite reguliere banen zijn, welke ID-ers dat werk kunnen doen en welke banen absoluut nodig zijn om functies overeind te houden. Aan de hand daarvan zullen wij in juni voorstellen aan de raad doen. Als wij voor 1 juli een baan regulier maken, is het rijk bereid deze eenmalig met EUR 17.000,-- te subsidiëren. Als wij 200 banen regulier kunnen maken -de raad heeft daarvoor bij de Voorjaarsnota EUR 5 miljoen toegezegd -- krijgen wij EUR 3,4 miljoen van het rijk erbij om de eerste stap naar regulier werk te vereenvoudigen. De heer Rennenberg: U spreekt nu over aan de gemeente gerelateerde banen. Mag ik ervan uitgaan dat de subsidie ook geldt voor overige instellingen? Wethouder Claassen: Ik was bezig met de eerste 400, ik kom straks op de andere 400. De gemeente heeft een rol als werkgeefster, wij nemen daarin onze verantwoordelijkheid en moeten zorgen dat wij geld hebben om regulier te maken wat regulier is, daarnaast moeten wij bekijken of voor de andere 200 banen reïntegratietrajecten kunnen worden opgezet dan wel of daarvan participatiebanen kunnen worden gemaakt van waaruit de huidige ID-ers kunnen doorstromen naar reguliere banen. Wie als ID-er werkt in een participatiebaan, heeft, als een reguliere baan vrijkomt, prioriteit als het erom gaat in die baan in te stromen. Dit voorbeeld moet worden overgenomen door partners in de stad die ook met ID-banen werken. Wij stellen dit als voorwaarde in het traject. Wij mogen dat niet loslaten, de ID-ers hebben dat verdiend doordat zij hebben meegewerkt om die instellingen in stand te houden. De heer Geerts: Als u het hebt over partners in de stad, denkt u dan ook aan de CAO-afspraken voor de mensen die zonder of bijna zonder baan zijn? In de CAO's komen nogal wat convenantsafspraken voor, waarvan in de praktijk weinig of niets terecht komt. Wethouder Claassen: Bij een reguliere baan hoort een CAO, wat wil zeggen dat zo'n baan conform de CAO moet worden betaald. Dat geldt ook in onze eigen organisatie. De heer Kamperveen wees erop dat er
- 61 geen ambtenaren bij mogen komen, maar ID-ers die rechtstreeks voor de gemeente werken, zijn in feite al ambtenaren en worden dus, als hun banen regulier worden, ambtenaren. Er komen geen ambtenaren bij, deze ID-ers zijn en blijven ambtenaar en worden dan conform de CAO's betaald. Het is denkbaar dat door regulier maken de kosten hoger worden. Een ID-baan wordt betaald op maximaal 130% van het minimumloon. Wordt zo'n baan regulier, dan wordt betrokkene normaal ingeschaald en is het denkbaar dat de functie volgens CAO iets hoger wordt betaald. De heer Geerts: Het gaat niet om de vraag of die mensen volgens CAO worden betaald. In de CAO's zitten afspraken over aannemen van mensen, die werkloos zijn of worden, van buiten de sector. Wordt door het college ook daarop gestuurd? De heer Oosterveer: De heer Geerts hield in eerste instantie een heel verhaal zonder inhoudelijke vragen en opmerkingen. Nu komt hij met allerlei vragen, misschien moet hij dat straks ook eens in de fractiekamer doen met leden van de partners van Leefbaar Eindhoven. De Voorzitter: Laten wij het nu maar niet over het dualisme hebben. Wethouder Claassen: Door deze interrupties raak ik de draad een beetje kwijt, maar ik was bezig met het inkomensdeel van het budget. Dat heeft een beperking die jaarlijks wordt bekeken. Als wij hieruit subsidies verstrekken om ID-banen in stand te houden, telt dat niet mee in het bijstandsbudget. Als gevolg daarvan telt dat niet mee in het bijstandsdeel zodat dat het jaar daarop worden gekort. Dan wordt het probleem van jaar tot jaar groter. Verschillende fracties hebben opgemerkt dat wij eigenlijk iedereen de kans moeten geven te integreren. Met dat uitgangspunt ben ik het op zich eens, maar onze middelen zijn beperkt. Als wij geld inzetten voor mensen die niet gemotiveerd zijn, is dat weggegooid geld. Wij hebben de doelgroepen genoemd die naar onze indruk de grootste kans hebben. Het gaat dus om een groot deel van de 2.500 instromers in de bijstand en om de mensen in de bijstand, van wie duidelijk is wat hen ontbreekt om kansrijk op de markt te opereren. Wij hebben het grootste effect als wij eerst de kansrijken ondersteunen. Wij sluiten niemand uit, wie wil, dus wie is gemotiveerd, krijgt een reïntegratietraject, zowel mensen van 64 als van 37 jaar. De heer Oosterveer: U kunt aangeven welk deel van het budget wordt bestemd voor de ene en welk deel voor de andere doelgroep. Daarmee doet u recht aan de inhoud van de wet. Wethouder Claassen: Zo lang ik mensen toeleid naar de arbeidsmarkt, dus hen een integratietraject aanbied, voldoe ik aan de wet. Wij willen ieder die kansen heeft een reïntegratietraject naar regulier werk aanbieden. Dat geldt dus niet alleen voor ID-ers die moeten doorstromen naar regulier werk of voor mensen die werkloos worden, maar zeker ook voor de mensen in de oude fasen 1 t/m 4. Wel moet duidelijk zijn dat wij, als wij maar een beperkt budget hebben, keuzen moeten maken, waarbij wordt gekozen voor de mensen met de grootste kansen. Mevrouw Van den Biggelaar: Ik ken de wethouder niet anders dan als een wetsgetrouw man, daarvoor is hij wethouder. Volgens mij schrijft de WWB voor dat wij het budget over alle doelgroepen moeten verdelen. Ik begrijp de wethouder als hij zegt dat wie wil ook kan, maar het gaat om de vraag wie wij actief een aanbod doen en wie wij niet actief iets aanbieden. Kunt u aangeven waar het verschil zit tussen 'iedereen die wil, kan het' of een beperking tot mensen die maximaal een jaar werkloos zijn, 35 jaar en gemotiveerd zijn.
- 62 Wethouder Claassen: Niemand wordt uitgesloten, de wet schrijft voor dat wij geen doelgroepbenadering mogen toepassen. Dat betekent dat wij de eerdere indeling in de fasen 1 t/m 4 moeten vergeten. Er zijn nog hoogstens twee groepen, namelijk kansrijken en minder kansrijken. Als wij beginnen met de kansrijken en de gemotiveerden van de minder kansrijken, voldoen wij aan de wet. Er is opgemerkt dat wij ongemotiveerden niet tegen hun wil werk moeten laten doen, ik voel er niet voor hen tegen hun wil te integreren. Uit de toelichting van mevrouw De Niet bij amendement 3 zal al duidelijk zijn geworden dat het college het overneemt. Wel hoort erbij dat wij voor 1 juli moeten besluiten welke ID-banen wij regulier zullen maken, wellicht is daarvoor een extra raadsvergadering nodig. Wij willen graag gebruik maken van de stimuleringsregeling van het rijk. De Voorzitter: Is daarmee dit amendement voor de fractie van GroenLinks niet meer aan de orde? Mevrouw De Niet: Dat is juist. Amendement 3 is overgenomen en maakt geen onderwerp van de beraadslagingen meer uit. Wethouder Claassen: Punt 3 van motie 1 heeft te maken met de financiering. Op grond daarvan moet het college haar afwijzen. Wij kunnen de intentie delen, maar zij is op de voorgestelde manier niet te financieren. Ik kan mij zeker iets voorstellen bij motie 2. In 2005 worden wij extra gekort zodat EUR 23 miljoen overblijft en in dat jaar moeten wij nog bijna alle ID-banen betalen. Het bedrag van EUR 3 miljoen dat dan nog beschikbaar is voor reïntegratie zullen wij hard nodig hebben. Van dit bedrag moeten wij een aantal reïntegratiemaatregelen betalen, wij willen ze graag voortzetten en voelen er niet voor te knijpen. Daarom moeten wij de motie ontraden, maar als wij geld zouden hebben, zouden wij anders te werk kunnen gaan. Ik kom aan motie 3 van de SP. Ik heb begrepen dat collega Kuppens iets zal zeggen over de sociale activering. In het kader van reïntegratie is het mogelijk sociale activering mee te nemen en te betalen uit het werkdeel. Wethouder mevrouw Kuppens: Sociale activering als zodanig valt niet in reïntegratietrajecten en valt ook niet binnen de WWB. Voor verslaafden, langdurig daklozen en mensen met een psychiatrisch verleden willen wij een specifieke regeling in het leven roepen. Binnenkort willen wij beginnen met een pilot, ik ben bezig met een voorstel daarvoor, dat de raad nog voor de zomer zal bereiken. Daarbij gaat het dus om sociale activering van een heel specifieke en betrekkelijk kleine groep van 40 à 50 personen. Wij kiezen die specifieke groep, ook omdat wij geen andere financiering hebben. Als de raad het anders wil, moet hij deze motie aannemen, waarbij hij moet bedenken dat wij er geen financiering voor hebben. Wethouder Claassen: Gezien mijn eerdere betoog over de budgetten die wij beschikbaar hebben en de noodzaak ze te gebruiken waarvoor zij zijn bedoeld, zal duidelijk zijn dat wij motie 4 om financiële redenen moeten afwijzen. Ik onderschrijf motie 5, zeker ook door het gevoel dat eruit spreekt. Ik wil graag bekijken in hoeverre wij meer kunnen doen dan wij tot nu toe hebben voorgesteld. Gevraagd wordt te zoeken naar een verbreding van de stimuleringsregeling. Ik zeg dat graag toe, maar ik kan geen enkele toezegging doen, zeker niet in de richting van de aanpak van Almere. Wij kunnen in ieder geval nagaan of wij iets meer kunnen doen. In die zin neem ik die motie over.
- 63 De Voorzitter: Almere wordt niet in het besluit, maar alleen in de overwegingen genoemd. Ik begrijp van de heer Rennenberg dat u elkaar daarin hebt gevonden. Motie 5 is overgenomen en maakt geen onderwerp van de beraadslagingen meer uit. De Voorzitter: Wij hebben nog een motie onder nr. 10 van 13 april, die is aangehouden tot 19 april. Wethouder Claassen: Doordat wij het amendement van GroenLinks hebben overgenomen, zijn wij al voor een groot deel tegemoetgekomen aan deze motie. Gezien de tijdsdruk zal er waarschijnlijk geen ruimte zijn voor een brede commissievergadering. Wij willen ons voorstel inbrengen in een extra raadsvergadering, waar direct besluiten kunnen worden genomen. De Voorzitter: Ik begrijp van de heer Geerts dat dat voldoende is. De motie is overgenomen en maakt geen onderwerp van de beraadslagingen meer uit. De Voorzitter: Motie 11 gaat over de verdeling van de middelen uit het werkdeel en de sociale activering. Wethouder Claassen: Ik zou willen vragen of mijn opmerkingen over de doelgroepen en de reactivering een voldoende reactie op deze motie zijn. De indiener zal hebben begrepen dat ik de motie in deze vorm niet kan overnemen. Mevrouw Van den Biggelaar: Bij uw antwoord over de mensen die niet zijn gemotiveerd, kan ik mij iets voorstellen. Met betrekking tot mensen die langer dan een jaar werkloos of ouder dan 35 jaar zijn, is het antwoord te kort door de bocht. Om die reden handhaaf ik de motie. Wethouder Claassen: Ik heb niet gezegd dat mensen uit die groepen niet in aanmerking komen, zij zullen zeker meedoen, want zij moeten een kans krijgen. Motie 12 geeft precies weer met welke gevoel wij hierin te werk gaan. Zij geeft weer hoe ik en een groot deel van de raad met deze materie willen omgaan. Wij willen de uitspraken in de motie volgen, maar wij kunnen geen garantie geven. Wij zullen een beroep blijven doen op alle werkgevers om conform het hier geschetste beeld te werken. Uiteindelijk willen wij in 2008 zo weinig mogelijk ID-ers overhouden, die dan kansloos zijn. Het betekent niet dat zij dan naar de bijstand moeten. Weliswaar verdwijnt de aanduiding ID, maar wij hopen dat wij hoe dan ook eind 2008 een andere oplossing hebben gevonden om hen actief bezig te laten zijn. Op dit moment lijkt het moeilijk, maar de economische omstandigheden kunnen verbeteren. In elk geval willen wij er voorlopig van uitgaan dat het probleem in 2008 opgelost zal zijn. Ik neem de motie over. De motie is overgenomen en maakt geen onderwerp van de beraadslagingen meer uit. Mevrouw De Niet: Voorzitter. Doordat ons amendement is overgenomen, worden de beraadslagingen over punt 3... De Voorzitter: Wij hebben de moties onder 1, 2, 3, 4 en 11 nog over. Mevrouw De Niet: Ik neem aan dat punt 3 van het ontwerp-raadsbesluit zal worden aangepast aangezien het amendement daarop betrekking had.
- 64 -
De Voorzitter: Het amendement is overgenomen en is daardoor onderdeel van het voorstel geworden. De heer Oosterveer: Voorzitter. Een vraag, die sterk onze aandacht heeft, is nog niet beantwoord. Het gaat om de werkdruk voor de casemanagers. Hoe denkt de wethouder dat probleem op te lossen? De heer Vleeshouwers: Ik heb in eerste instantie aan het einde van mijn betoog gevraagd naar de dekking. Daarover heeft de wethouder niets gezegd en toch is dat een zwarte wolk boven dit voorstel. Wij kunnen wel heel enthousiast besluiten dat wij door bezuinigingen zullen proberen EUR 5 miljoen vrij te maken, maar het is nog niet gebeurd. Nu krijgen wij straks, wellicht in een extra raadsvergadering, nadere voorstellen voor ongeveer 200 banen, maar waarschijnlijk ligt daar ook geen dekking onder. Ik ben er niet van overtuigd dat u dit geld zult vinden. Daarom hoor ik graag van u hoe u voor dit bedrag dekking wilt vinden. De heer Kocak: Voorzitter. Het college heeft motie 12 overgenomen. Wij zien eigenlijk geen verschil tussen deze motie en het oorspronkelijke voorstel van het college. Als gevolg daarvan begrijp ik de motie niet. Wethouder Claassen: Voorzitter. Wij onderkennen dat de druk op de casemanagers groter zal worden. Wij zullen binnen WZI het aantal casemanagers uitbreiden, wij zullen hen bovendien bijscholen. Daarvoor zijn binnen de dienst middelen beschikbaar, wij proberen op die manier te reageren op de situatie, die voor de casemanagers echt een verzwaring van hun taken betekent. Wij hebben verleden week de Voorjaarsnota behandeld, waarbij een bezuiniging van EUR 25 miljoen is aangekondigd. Het bedrag van EUR 5 miljoen is daarvan een onderdeel. Nu wordt gevraagd waar dat bedrag vandaan moet komen, moet ik de bal terugkaatsen want wij moeten samen proberen het te vinden. De heer Vleeshouwers: Ik kan even goed de vraag stellen waar u EUR 25 miljoen vandaan haalt. Ik vrees dat u er niet uitkomt, wat tot gevolg kan hebben dat wij moeten terugkomen op de discussie over de vraag wat wij allemaal willen doen. U hebt een ambtenarenapparaat dat kan uitzoeken waar het geld vandaan moet komen, ik verzoek u voor de aangekondigde extra raadsvergadering een eventueel globaal dekkingsvoorstel te doen. Motie 1 wordt bij handopsteken verworpen. Motie 2 wordt bij handopsteken verworpen. De heer Geerts: Wij hadden motie 3 willen steunen. De wethouder leest eruit dat zij geld zal kosten, maar in feite wordt alleen gevraagd om een notitie. Motie 3 wordt bij handopsteken verworpen. Motie 4 wordt bij handopsteken verworpen. Motie 11 wordt bij handopsteken aangenomen.
- 65 Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel besloten, onder aantekening dat de SPfractie geacht wenst te worden tegen te hebben gestemd. Zie besluit nr. VII.2. Voorstel tot het vaststellen van de nota Eindhoven innovatieve cultuurstad en bezuiniging in de sector kunst en cultuur. (voorstel 04.R744.001). De heer Kerkwijk: Voorzitter. Nu wij praten over de visie Eindhoven innovatieve cultuurstad en de bezuinigingen die vandaag op de agenda staan, hebben wij er vandaag een nieuw probleempje bij gekregen. De Cultuurnota van Staatssecretaris Van der Laan laat zien dat over MU Art Foundation heel lovend wordt gesproken, maar dat de instelling niet wordt bedeeld met middelen. Dat levert ons naast een nieuw probleem de noodzaak van een nieuwe afweging op, aangezien de instelling naadloos past in deze visie. Ik hoor graag van de wethouder een reactie op dit punt. Ik zal niet uitgebreid op de visie ingaan, wij hebben haar eerder al goed genoemd. Wij zijn enthousiast over de gerichte keuzen en wij hebben geen bezwaar tegen de wijzigingen die zijn toegevoegd. Kijken wij naar de extra inspanningen die dit alles kost, dan is duidelijk dat het moeilijk wordt het allemaal zorgvuldig af te ronden. De visie haakt aan op de jas van vernieuwing, educatie, vernieuwing van technologie, design en ontwikkeling van kunsten. De laboratoriumfunctie en design passen goed in de ontwikkeling. U wilt met criteria werken en alles toetsen op kwaliteit. Over de criteria is nogal wat gesteggeld, wat ons betreft mag u verder met de voorgestelde criteria. U wilt daarvoor bij toerbeurt deskundigen uit het veld inhuren en dat lijkt ons een wijze keuze. Iedereen is in feite van oordeel dat de visie er goed uitziet, ik zal mij daarom vooral richten op de besluiten die wij vanavond moeten nemen. Daarbij gaat het vooral om bezuinigingen. De heer Vleeshouwers: Niet iedereen heeft dat gezegd! De heer Kerkwijk: Een vijfenveertigste deel van de raad heeft zich minder lovend over de visie uitgelaten. Vanavond zullen wij in ieder geval knopen moeten doorhakken waar het gaat om bezuinigingen. In het verleden heeft mijn fractie zich vastgelegd op EUR 50.000,-- en wij lopen daarvoor niet weg. U realiseert de helft van de bezuinigingen door HOME uit deze sector weg te halen en Het Klein te schrappen. Daartegen heeft mijn fractie geen bezwaar, maar door uw keuze voor Museum Kempenland en De Krabbedans bereiken wij maar de helft van de gewenste bezuiniging. Daardoor moeten wij nog EUR 250.000,-- vinden en dat bedrag moet worden gehaald bij de overige basisinstellingen. Daarvoor kiest het college de kaasschaafmethode. Ik begrijp dat is gezocht naar manieren om dat geld binnen te halen, maar ik heb al eerder aangegeven dat ik niet blij ben met het hanteren van de kaasschaaf. Diverse instellingen hebben de programma's voor 2005 al rond, zij kunnen dus niet op de programmering bezuinigen. Daarnaast is in alle redelijkheid op zo korte termijn niet te bezuinigen op huisvesting en personeel. Als wordt bezuinigd voor de programma's zijn ingevuld, kan worden bekeken wat de effecten zijn. Nu is het daarvoor te laat, de kaasschaaf zou niet moeten worden gehanteerd. Een hogere drankprijs, waarover in het voortraject is gesproken, heeft een averechts effect omdat dan de kunstconsument direct na de voorstelling naar de kroeg gaat. U moet maar eens nagaan wat dat betekent voor de exploitatie van instellingen. Daarom moeten wij in 2005 gericht EUR 250.000,-- bezuinigen bij de instellingen die zoveel vlees op de botten hebben dat het daar kan worden gevonden. In 2006, als in 2005 de meetlat is gehanteerd, kunt u dat bedrag heel gericht invullen. Dan kan ook op tijd worden begonnen met overleg. Dat kan, want wij besluiten vandaag ook geen subsidie meer te geven aan Het Klein en HOME niet meer
- 66 uit deze sector te betalen. Zulke keuzen kunnen wij ook voor een jaar maken voor de basisinstellingen. Ik dien hierover het volgende amendement in: "stelt voor het ontwerpbesluit te wijzigen als volgt: beslispunt 7 vervangen door: 7a. de overige instellingen voor 2005 te korten op het subsidiebudget tot een gezamenlijk bedrag van EUR 250.000,-- waarbij vooral wordt gekort bij die instellingen die financiële ruimte hebben in reserves en voorzieningen; 7b. de overige instellingen vanaf 2006 te korten op het subsidiebudget tot een gezamenlijk bedrag van EUR 250.000,--." (amendement 10). Er zijn allerlei doorlichtingen, ik denk aan het rode boekje, het rapport van Lagroep en een bedrijfseconomische doorlichting van de dienst. Daaruit kunt u gemakkelijk afleiden waar de ruimte zit. Ik heb dit idee in de commissie ingebracht, de wethouder voelde er niet voor. Derhalve richt ik mij in het dualistisch bestel nu tot de raad. Enkele partijen willen niet bezuinigen, die keuze zullen zij misschien straks ook maken. Ik roep hen op mee te helpen het voorstel iets minder slecht te maken door voor het amendement te stemmen. Daardoor wordt het voorstel beter omdat dan niet met de botte kaasschaaf langs de instellingen wordt geschraapt. Bij een aantal instellingen doet dat te veel pijn. Mevrouw Jacobs-van Nisselrooij: Voorzitter. Ik sta voor de schier onmogelijke taak bij dit dossier mevrouw Van Alphen de Veer te vervangen. De VVD betreurt het bijzonder dat zij als gevolg van ziekte vanavond niet aanwezig kan zijn. Uit gesprekken met cultuurwoordvoerders in de wandelgangen blijkt dat de meerderheid de vaststelling van de visie op kunst en cultuur samen met een bezuiniging een slechte stap vindt. Het wordt een visie gebaseerd op financiën en niet op inhoud, maar wij moeten instemmen met een bezuiniging en wij kunnen dus niet anders. Zelfs het college erkent dat de visie en een bezuiniging op gespannen voet met elkaar staan. De wethouder stak de hand in eigen boezem, hij wist niet dat er al een visie klaar lag en modderde maar door, rechtstreeks richting Voorjaarsnota. Als daar de bezuiniging was vastgesteld, kon daarna de visie veilig worden besproken. Dat beperkte zich tot hier en daar vooraf een uurtje praten, waaruit een voorstel voortkwam dat niet in de commissie kon worden behandeld en waarop belanghebbenden niet konden inspreken. Het culturele veld is verontwaardigd over de wijze van communiceren, de brief van Het Klein is daarvan een schrijnend voorbeeld, evenals de chaotische procedure en de motie van de SP die ook twee maal zo lang had kunnen zijn. Begin maart, tijdens het debat met het Eindhovens Dagblad, hebben wij de visie al een dikke voldoende gegeven, wij willen ermee aan de slag. Wel dient het culturele veld aan te geven hoe het de functies kan invullen: wie wat zal doen, op welke wijze en tegen welke prijs, in de wetenschap dat waar mogelijk moet worden bezuinigd, maar niet tot een willekeurig vooraf vastgesteld bedrag en zeker niet met de kaasschaaf. Er is een inhoudelijke beoordeling nodig. Op een flinterdun stukje kaas werkt een kaasschaaf niet, gebruik je hem toch, dan snijd je in je eigen hand en dat doet pijn. Met de punten 1 en 2 van het besluit gaan wij akkoord. Bij 3 is niet duidelijk op welke gronden het besluit wordt genomen en daarom gaan wij er niet mee akkoord. Het Klein moet de kans krijgen aan te tonen of en hoe het alleen of met andere instellingen kan bijdragen aan de theaterfunctie, de laboratoriumfunctie, enz.. Met 4 gaan wij akkoord, maar het 5 niet. Op deze manier moeten Kempenland en De Krabbedans een plan maken met de portemonnee in de hand. Met 6 gaan wij akkoord, hoewel 6c een dreigement bevat dat hier niet in deze formulering zou moeten staan. Met 7 gaan wij niet akkoord, zelfs de wethouder heeft ons voorgehouden dat het een slechte methode is. GroenLinks heeft voor 2005 nog eens duidelijk aangegeven waarom het beslist niet kan en probeert vervolgens met een onbegrijpelijke draai de
- 67 tegenstanders over de streep te halen. Welke instellingen hebben ruimte en voorzieningen? In 2003 werd nog besloten tot een visie zonder gezondmaken, nu is het zelfs bezuinigen zonder gezond maken. Met punt 8 hebben wij moeite, het staat voor ons niet vast, tenzij u 'mogelijke herschikking' bedoelt. Wij zijn tegen 9, eerst moet worden uitgezocht wat de mogelijkheden zijn, de betreffende instellingen moeten daarvoor tot september de kans krijgen. Met punt 10 gaan wij akkoord. Wij vragen al jaren de mogelijkheid van verzelfstandiging van het Van Abbemuseum te onderzoeken, op een manier die is te vergelijken met de aanpak bij het Muziekcentrum en de schouwburg. Het college geeft aan in welke tijd het niet kan, wij willen graag de pro's en contra's op een rijtje zien. De heer Gerard: Voorzitter. Ik zal mijn bijdrage splitsen in een deel visie, een deel bezuiniging en een deel proces. Ruud en Miranda uit mijn achterban wonen in een Woenselse doorzonwoning in een rijtje. Ons lid Ergün woont in Doornakkers. Hun belangrijkste culturele binding ligt bij het filiaal van de bibliotheek in de wijk. Misschien gaan zij af en toe eens naar de bioscoop en heel af en toe naar de schouwburg of het Muziekcentrum, maar eigenlijk zijn zij voor hen niet meer te betalen. Ergüns zoon speelt gitaar in een bandje bij Pop-EI. Beiden kennen het Van Abbemuseum als dat gebouw in de stad waar altijd toeristenbussen voor staan. Hooguit moet een kind er eens af en toe heen voor school. Voor een groot deel van onze achterban bestaat cultuurbeleid uit een goed toegeruste bibliotheek, Pop-Ei en de Paraplu en af en toe een cultureel avondje uit. Als wij met hen over de identiteit van Eindhoven spreken, kijken zij ons glazig aan. Bij design denken zij aan scheerapparaten. Als wij over cultuurpolitiek praten, hebben wij het nog steeds over de klassieke sociaal-democratische 'verheffing van het volk'. Het is niet onze hele waarheid, maar wel een flink deel ervan. Ik chargeer een beetje. Als een visie uitkomt op het speerpunt innovatie, vernieuwing, identiteit met als bijzaak toegankelijkheid voor brede lagen van de bevolking en een paar naderhand geformuleerde regeltjes over doelgroepenbeleid, keert die visie hoofd- en bijzaken om. Dat is een van onze belangrijkste bezwaren tegen deze visie. Daarnaast maken wij bezwaar tegen de kloof tussen de regisseurspretenties van de gemeente en het onvermogen om ze waar te maken en tegen het ontbreken van een deugdelijk theaterverhaal. Het enige punt waarmee wij het eens zouden kunnen zijn, is de bezuiniging op Het Klein, maar daarvoor ontbreekt voldoende voorbereiding. Wij maken bezwaar tegen de volstrekt tekortschietende economische paragraaf met de bijbehorende werkgelegenheidsanalyse en tegen de gammele passages over de cultuurhistorie. Er staan ook zinvolle punten in de visie, zoals de erkenning van de laboratoriumfunctie, de passages over commercie versus idealisme en de cultuureducatie. Wij zullen al met al tegen deze visie stemmen, maar willen haar niet helemaal de grond instampen. Er zou een tweede en betere versie van moeten worden gemaakt. Het bezuinigingsplan is volkomen waardeloos. Omdat wij in deze tijd onze verantwoordelijkheid kennen, hebben wij in de commissie geprobeerd met een genuanceerd en doordacht bezuinigingsplan de zaken te veranderen. Dat vond geen steun. Naderhand daalden als een deus ex machina de BKV-gelden op ons neer, wat de zaak iets veranderde. Wij zullen nu ons plan versimpelen tot de eis dat het bedrag van EUR 250.000,-- dat u met de kaasschaaf wilt binnenhalen ten laste van het Van Abbemuseum wordt gebracht. U zult dat misschien als demagogie bestempelen, die mening delen wij bepaald niet. Wij weten dat het Van Abbemuseum al een beetje heeft bezuinigd door de toegangsprijs met EUR 1,- te verhogen en te werken met een museumassistent minder, maar dat vinden wij niet genoeg. Het gaat hierbij om een rationele afweging. Als de kaasschaaf wordt gehanteerd, raken Ruud en Miranda hun bibliotheekfiliaal kwijt, komt er geen oplossing voor Pop-Ei en worden Muziekcentrum en schouwburg nog onbetaalbaarder. Die instellingen interesseren ons meer dan het Van Abbemuseum. Een kwart miljoen meer komt uit op ongeveer EUR 2,-- per bezoeker. Als het Van Abbemuseum EUR 10,50 kost in plaats van
- 68 EUR 8,50 komen de bussen met Japanners nog steeds. Een kaartje voor het Van Abbemuseum, een topattractie, kost nu bijna evenveel als een kaartje voor de bioscoop. De Efteling kost EUR 23,--. Er is geen culturele instelling in onze stad die zo veel bezoekers van buiten onze gemeente trekt. Er is ook geen voorziening met zo'n rijk en blank publiek, ik weet wel zeker dat er geen instelling is met een zo riante rechtpositieregeling voor het personeel, terwijl er daarnaast in de stad instellingen zijn die niet eens de CAO halen. Al eerder is het idee geopperd het Van Abbemuseum te verzelfstandigen. Wij zijn daar niet per definitie voor of tegen. Een studie kan onze instemming krijgen, waarbij voorop staat dat de collectie gemeenschapsbezit moet blijven en dat zeggenschap op afstand moet worden geregeld. Binnen die randvoorwaarden kan een studie plaatsvinden, wat wij met het resultaat doen, zien wij later. Ik dien in verband met het Van Abbemuseum het volgende amendement in: "stelt voor het ontwerpbesluit te wijzigen als volgt: beslispunt 7 van het herziene raadsbesluit vervalt en wordt geherformuleerd zodat het luidt: de entreeprijs van het Van Abbemuseum wordt zodanig verhoogd dat dat een meeropbrengst met zich meebrengt van EUR 250.000,--." Het proces om tot dit voorstel te komen, was een ergerniswekkende show. Het aanzien van de Eindhovense politiek is te grabbel gegooid. Als ik directeur zou zijn van een Eindhovense instelling, zou ik de raad en het college alleen nog serieus nemen omdat er geld vandaan komt. Andere redenen zie ik niet. Ik zal er niet verder op ingaan in verband met mijn spreektijd. Ik dien daarover een motie in, waarvan het besluit luidt: "stelt de raad voor uit te spreken dat het hele traject om tot deze bezuiniging te komen een dieptepunt is geweest in de Eindhovense gemeentepolitiek van de laatste jaren en stelt de wethouder cultuur voor hieruit zijn conclusies te trekken." De heer Vestjens: Voorzitter. In deze raadsperiode hebben wij al veel gesproken over de sector kunst en cultuur. Dat is niet vreemd. De in de vorige periode afgesproken flexibele subsidiesystematiek diende handen en voeten te worden gegeven. Voorts bleek dat verschillende instellingen een slechte financiële gezondheid hadden, de sector diende daarnaast bij te dragen aan noodzakelijke ombuigingen en bezuinigingen. Een actuele kunst en cultuurvisie was nodig om daarbij verantwoord te werk te gaan en de koers te bepalen. Over het proces hebben wij ook al heel wat kritische opmerkingen gemaakt. Met name de directe koppeling tussen de besluitvorming over de visie en de bezuinigingen is niet goed geweest. De wethouder heeft dat eerder zelf ook al onderkend. Nu telt het resultaat. De visie kiest een goede richting. De belangrijkste omissie in de vorige was dat cultuurhistorie buiten de basis was gelaten en dat is nu hersteld. Dat de eis wordt gesteld dat daarbij wordt aangesloten op het innovatieve karakter van onze stad, is terecht. Wij vinden vooral de aandacht in de visie voor de ontwikkeling van de laboratoriumfunctie en het broedplaatsenbeleid grote winst. Ook uit gesprekken met de stad bleek dat daarvoor een groot draagvlak bestaat. Het gaat om meer aandacht voor de Eindhovense productiezijde van kunst en een goede infrastructuur voor broedplaatsen. De financiering van deze richting zal voor een belangrijk deel dienen voort te komen uit de extra BKVgelden, wellicht kan ook de herschikking van middelen binnen de basisinfrastructuur aan het einde van het jaar meer ruimte geven. Verder zal de wethouder kijken naar herschikking binnen de culturele fondsen en buiten de sector fondsen werven. Daarmee zal de vernieuwing gestalte moeten krijgen. Wij zien uit naar de uitwerking van de programma's en gaan ervan uit dat met de beschikbare middelen het broedplaatsenbeleid gestalte gaat krijgen. Het CDA is er steeds op gericht geweest invulling te geven aan de bezuinigingen. De cultuursector dient daarin ook een bijdrage te leveren. Wij stemmen dan ook in met het bezuinigingsvoorstel. Over HOME
- 69 hebben wij de vorige week op voorstel van D66 een uitspraak gedaan waardoor zeker is dat het wordt gesubsidieerd met middelen van buiten de cultuursector. Met de bezuiniging op Het Klein gaan wij akkoord, de wethouder gaf in de commissie aan dat er in Eindhoven een klein vlakke-vloertheater moet zijn. Wij zien dat als voorwaarde bij de bezuiniging. Wij stemmen in met de gezamenlijke bezuiniging van EUR 75.000,- op De Krabbedans en Balans. Het CDA ziet een samenwerking tussen De Krabbedans en Kempenland wel zitten. Het dit jaar uit te werken plan van aanpak zal moeten uitwijzen hoe die samenwerking eruit zal zien. Wij gaan ervan uit dat wij zullen worden ingelicht over de uitkomsten. In het stuk staat als voorwaarde dat de subsidie afhankelijk zal zijn van de haalbaarheid en realiteitswaarde. Het college bepaalt dat, maar wij willen er wel bij zijn. Ik ga ervan uit dat dat kan gebeuren als wij over de nadere invulling van de programma's praten. Op basis van de gemaakte keuzen kwamen wij maar tot de helft van het te bezuinigen bedrag. In de vorige commissievergadering is al gesproken over de te hanteren methode: het gebruik van de kaasschaaf of toch een weging doorvoeren zoals D66 voorstelde. Daarbij zouden de cultuureducatieve instellingen iets meer moeten worden ontzien. Het voorstel van het college bevat geen weging. Omdat enige weken geleden een toezegging is gedaan, past de vraag of toch nog is gekeken naar de mogelijkheid een weging te maken ten behoeve van de cultuureducatieve instellingen of anderszins. Het voorstel betrekt ook reserves en fondsen bij de invulling van de bezuiniging. Dat heeft als nadeel dat de verhouding tussen de instellingen, waarmee wij een structurele relatie hebben en de overige ongemoeid wordt gelaten. Wel realiseren wij ons dat hierdoor de pijn wat meer over de hele linie wordt verdeeld. Suggesties van partijen om te kijken naar andere wegingsmogelijkheden en reserves bij instellingen, lijken ons geen goede oplossingen. Instellingen die reserves hebben opgebouwd voor slechtere tijden, zouden nu extra moeten inleveren. Bovendien is niet altijd een directe relatie te leggen tussen de reserves en de subsidies van de gemeente. Over kunst en cultuur zijn wij nog lang niet uitgepraat. De afgelopen twee jaar was het een moeilijke discussie, wij spraken over bezuinigingen, de ongezonde situaties bij instellingen en noodoplossingen. Binnenkort zullen wij er opnieuw over praten. Ik koester de hoop dat wij in dit dossier, met de nieuwe visie in de hand, vanaf het najaar van 2004, als wij spreken over de invulling van de programma's, een positieve discussie zullen hebben over de toekomst van kunst en cultuur in de stad. Dat zullen wij doen met wethouder Van der Grinten. De heer Janssen: Voorzitter. Het vorige college heeft veel fout gedaan, dit nieuwe college heeft het treffende motto Samen stad gekozen, met een andere bestuurscultuur. Wij zouden tijdig communiceren met de stad, wij zouden de stad bij het bestuur betrekken. Het moest anders, maar het tij zit tegen en het college kwam in september 2002 met een frontale aanval op basisvoorziening De Effenaar, even later gevolgd door het voornemen in deze periode EUR 1,5 miljoen te bezuinigen op de cultuursector. Dat was bedacht door rationele mensen in het college. Bij de algemene beschouwingen in 2003 werd het EUR ),5 miljoen omdat ook de convenantspartijen zagen dat het aanvankelijk genoemde bedrag nauwelijks was te realiseren zonder her en der tot kaalslag te komen. Daarna volgde opnieuw een frontale aanval op een van de basisvoorzieningen door het voorstel De Effenaar te verplaatsen naar Strijp S, dat alles met goedvinden van de wethouder cultuur. De meerderheid van de raad vond dat wij niet konden bezuinigen zonder een visie. Ik heb altijd betoogd dat dat niet waar is, wij vinden nog steeds dat wij kunnen bezuinigen zonder een nieuwe visie op te schrijven. Wij hadden een visie uit 1994, wij hadden gewoon kunnen bezuinigen met de Jan des Bouvries kaasschaaf, die er iets dikker overheen schijnt te gaan. Wij hebben van het college rapporten gekregen met financiële analyses, gevolgd door het rapport Lagroep met een scherpe foto en nog scherpere foto's. De vorige wethouder gaf zichzelf een punt, zelfevaluatie is tegenwoordig in, maar deze wethouder liet in de krant zetten dat hij enigszins naïef was
- 70 geweest. Als wij terugkijken op dit proces, is dat heel zacht geformuleerd. De wethouder verdient voor dit proces een royale onvoldoende. De PvdA heeft vooraf een aantal ijkpunten voor de visie aangeven, ik neem ze erbij om duidelijk te maken waarom wij uiteindelijk tevreden zijn met deze visie. Kunst en cultuur, de grote en de kleine K, toegankelijk maken en houden voor brede lagen van de bevolking. Dan heb ik het niet alleen over het Van Abbemuseum, waar ook sprake is van cultuureducatie voor de jeugd door jongeren via het onderwijs bij het museum te betrekken. Op de tweede plaats komt de eigen plaats in de hedendaagse maatschappelijke ontwikkelingen, op de derde plaats de culturele uitdrukking ook van jonge kunstenaars stimuleren zodat zij aan de bak komen en op de vierde plaats een visie die past bij de stad, met De Witte Dame, MU, design, broedplaatsen, enz.. De visie voldoet aan deze ijkpunten, zij heeft dan ook op hoofdlijnen onze instemming. Er is sprake van een basisinfrastructuur met negen, aanvankelijk zeven, instellingen: in twee weken tijd twee erbij. Daarbij zijn twee instellingen, het Van Abbemuseum en het Muziekcentrum, die wij wel kunnen onderbrengen bij de basisinfrastructuur, maar die de stad en de regio te boven gaan. Bij het Van Abbemuseum wordt gesproken over een internationaal museum. Spreken over functies is kunstmatig, wij hebben het over ons Van Abbemuseum en onze schouwburg, niet over functies. Het college heeft de regierol iets verder gewijzigd, wij hebben ervoor gepleit hem erbuiten te houden. U gaat in toenemende mate prioriteit geven aan cultuureducatie. Hoe een en ander uitwerkt, zien wij bij de programma's die ons in september zullen worden voorgelegd. Als een visie nodig is om te bezuinigen, is het prachtig als zij wordt losgelaten en gewoon de kaasschaaf wordt gehanteerd. Dat had u ook direct kunnen doen. Met Des Bouvries gaat u er grof overheen. Welke operatie hebben wij nu eigenlijk uitgevoerd? In de ogen van mijn fractie hadden er twee voorstellen moeten zijn. Het college had een apart voorstel moeten doen over een visie, omdat de punten 1 en 2 niets met de rest van het voorstel hebben te maken. Wij hebben ons niet gebonden aan een bezuiniging van EUR 500.000,--, maar wel aan meedenken over bij de tijd brengen van de oude visie van 1994 om deze te laten aansluiten bij Eindhoven, leading in technology, Eindhoven designstad, enz.. De wethouder en de meerderheid vonden dat het onderwerp fundamenteel en principieel moest worden benaderd: 'doorpakken' aldus het CDA. Toch wordt de kaasschaaf gebruikt. Wat nu gebeurt, is onbehoorlijk tegenover de instellingen. Zij hebben ingesproken op een visie en nu gaat de gemeente iets anders doen. Instellingen hebben ons laten weten dat zij het onbehoorlijk vinden, sommige zullen bezwaar maken. In tweede termijn zullen wij ons precieze oordeel over onderdelen even. Het vierde punt is de gezondmaking. Een aantal instellingen is niet gezond op gebieden als financiën, personeel, wachtgelden, huisvesting en andere. Als instellingen ziek zijn, gaan wij toch niet eerst op hen bezuinigen met de kaasschaaf? Zij moeten eerst gezond worden gemaakt. Sommige plannen liggen er al sinds 2001. Er is een plan van aanpak voor de bibliotheek, er moet iets gebeuren, er moet misschien een achtste filiaal komen voor Meerhoven, maar de instelling krijgt geen antwoord, terwijl zij hoge huisvestingskosten heeft. De kaasschaaf moet er overheen, maar bij huisvestingskosten kan dat niet. Het gaat ten koste van personeel of van activiteiten. Wilt u aangeven hoe het moet bij een instelling met een rekening-courantkrediet van EUR 1,3 miljoen? Naar mijn gevoel wordt alleen het krediet hoger. Plaza Futura is wankel, wij hebben met geld moeten helpen, toch gaat de kaasschaaf er overheen. Het Centrum voor de Kunsten zit met wachtgeldproblematiek, HOME verdwijnt uit het cultuurbudget, maar drukt toch gewoon op de gemeentebegroting. Dat betekent eenvoudig schuiven tussen potjes. Wij willen HOME behouden, het is de vorige week op voorstel van D66 vastgelegd, maar hoe garandeert uw college dat HOME inderdaad blijft?
- 71 Tot slot zijn er de escapades naar Strijp S. Blijft het college gaan voor De Witte Dame, voor kunst en cultuur in De Witte Dame, ook na 2007, wanneer u De Krabbedans en Museum Kempenland daar wilt onderbrengen om een einde te maken aan de huisvestingsproblematiek? Ik heb een andere instelling die naar Strijp S zou kunnen worden verplaatst, maar dat kan wachten tot de tweede termijn. De heer Peters: Mijnheer de voorzitter. Het gaat eigenlijk de hele dag over bezuinigingen en de stijgende werkloosheid. Tegen de achtergrond daarvan is het logisch dat ook de culturele sector een aandeel levert aan de bezuinigingsgolf. Bezuinigingen kunnen positieve kanten hebben, zoals kritisch naar onszelf, de organisatie en de inkoop kijken, aanknopingspunten zoeken voor samenwerking, creatief zoeken naar oplossingen, misstanden aanpakken of nieuwe elementen inbrengen, zoals nu bij de visie. Ik heb het gevoel of ik vijf keer de finale heb gespeeld en er steeds maar geen winnaar uitkomt. Er zijn al vele rapporten en openbare debatten geweest, maar alleen al de vraag wat eerst moest, visie, bezuinigen of gezond maken, zorgde voor verdeeldheid. De heer Van der Grinten noemde het al eens een duivels dilemma. De bezuiniging van EUR 0,5 miljoen blijft natte-vingerwerk, ondanks vermanende woorden in mijn richting blijf ik die mening toegedaan. Als ik bezuinig, wil ik graag weten waarmee ik bezig ben. Vast staat dat de communicatie met de instellingen buitengewoon gebrekkig was. Er zijn te veel wanklanken om niet te concluderen dat er geen sprake is geweest van hoor en wederhoor. De viool van de dienst bepaalde de toonzetting en dat is onacceptabel als men bezig is met een visie voor de komende tien jaar en draagvlak zoekt voor bezuinigingen die in de sector als billijk overkomen. Ik wil de instellingen een compliment maken voor het spervuur van reacties dat wij hebben ontvangen. Het was weliswaar preken voor eigen parochie, maar er is veel uit de kast gehaald om de zaken helder te maken en zelf veel aan te pakken, door nieuwe progamma's duidelijker in de markt te zetten. HOME is daarvan een treffend voorbeeld. Er zijn geen gezamenlijke voorstellen en keuzen gekomen, dat is natuurlijk moeilijk als er concurrentie is. De raad bleef achter waar het erom ging zelf met voorstellen te komen, dat geldt de VVD in het bijzonder. In het Eindhovens Dagblad van 25 juni 2003 constateerde mevrouw Van Alphen de Veer dat het college al tijden tekort schoot en kondigde zij aan dat de VVD op 15 juli zelf met een visie zou komen. Raadsbreed is gevraagd de kaasschaaf niet te gebruiken, de vraag is of het dan fair is keuzen af te schieten. Moeten instellingen dan eigenlijk wel de kans krijgen in te spelen op de visie? Toch durft iedereen te praten over een zwabberend beleid zonder richting en keuzen, terwijl men, als keuzen worden gemaakt, het er niet mee eens is. Dat geldt trouwens ook voor ons. Wij gaan akkoord met de richtingen die in de visie zijn aangegeven. De heer Kerkwijk heeft gelijk, zijn vermoeden dat ik niet wil bezuinigen op cultuur is juist. Ik vind cultuur geen luxe, zoals de heer Kerkwijk, maar een toegevoegde waarde. Zelfs in oorlogsgebieden ontstaat nieuw leven als creatieve mensen aan de slag gaan en culturele evenementen opbloeien. De heer Kerkwijk: Ik snap best dat moet worden bezuinigd en dat de heer Peters dat liever niet wil, maar hij heeft zich twee jaar geleden al verbonden aan een bezuiniging van EUR 500.000,--. Als je een afspraak maakt, kom je hem na. Ik beschouw cultuur niet als een luxe. Ik heb dat nergens gezegd. Ik heb erop willen duiden dat wij, als wij in onze stad fors moeten bezuinigen, het heel redelijk vinden van de cultuur een bijdrage te vragen. De heer Peters: Juist als het economisch minder gaat, geven culturele instellingen, culturele evenementen en kunstenaars kleur aan het leven. Creativiteit is de kurk van het leven en zelfs de drijfveer om te overleven. Wij moeten af van de gedachte dat wij in mindere tijden cultuur kunnen afserveren. De culturele wereld verdient een consistent beleid en daarvan willen wij vandaag werk maken.
- 72 Geen bovenkant zonder onderkant. Geef designers de ruimte, zorg dat kunstenaars niet vertrekken naar de randstad, zorg voor podia zoals de voormalige Personeelswinkel die nu met de Muziekfabriek voor het grijpen liggen. Er is volop geïnvesteerd, maar niet in de inhoud. Instellingen kunnen niet bezuinigen op de gebouwen of personeel, dan blijft alleen de inhoud over. Daarop willen wij niet bezuinigen, niet bij De Effenaar, noch bij het Muziekcentrum of andere instellingen. Ik kan de gevolgen van bezuinigingen op Het Klein en De Krabbedans niet overzien als het gaat om huren en personeelslasten. Vanuit het uitgangspunt dat afspraak afspraak is, ga ik knarsetandend akkoord met dit voorstel. Volgens digipanel vinden ook burgers dat cultuur niet kan ontkomen aan bezuinigingen, al was de vraagstelling suggestief. De heer Janssen: De heer Peters betoogt uitgebreid dat het niet kan en dat het niet moet, toch gaat hij knarsetandend akkoord met het voorstel. Is er binnen een minuut iets gebeurd in uw hoofd? De heer Peters: Neen, ik geef aan wat ons standpunt is ten opzichte van de culturele sector en ik geef aan dat wij vanaf nu een straight beleid willen voeren, maar ook dat wij ons hebben te houden aan de afspraken die wij hebben gemaakt. Het is jammer dat wij nu niet meteen de gezondmaking behandelen, want dat is onlosmakelijk verbonden aan deze operatie, en vaststellen dat wij de instellingen in de toekomst willen afrekenen op prestaties. Als dat gebeurt, moeten wij een streep trekken onder het verleden door bijvoorbeeld de wachtgelden van het CKE en de schulden in rekening-courant van de bibliotheek over te nemen en softe afspraken uit het verleden rigoureus te saneren. Wij gaan akkoord met de bezuiniging van EUR 500.000,-- zoals is voorgesteld. HOME krijgt geld uit een ander potje, Kempenland blijft gelukkig bestaan en krijgt de kans met De Krabbedans te werken aan goede oplossingen. Helaas komt de kaasschaaf toch op tafel voor het overblijvende bedrag van EUR 250.000,--, maar ik ga ervan uit dat daarbij rekening wordt gehouden met huisvestingslasten en programmering. De heer Kerkwijk: De heer Peters geeft een interpretatie van het voorstel, daarbij moet hij duidelijk zijn. Hij geeft een overweging die aardig in de buurt van het amendement komt. Hij stemt in met gebruik van de kaasschaaf, maar stelt dat met allerlei aspecten rekening moet worden gehouden. Het amendement doet dat ook. Dat pleit ervoor dat hij die lijn kiest boven de kaasschaafmethode, waarbij de wethouder ervoor kiest alle instellingen hetzelfde percentage op te leggen. De heer Peters: Volgens mij reikt uw amendement niet verder dan het komende jaar omdat er bepaalde afspraken zijn, terwijl vervolgens gewoon de kaasschaaf wordt gehanteerd. De heer Kerkwijk: Dat klopt, maar dan kan het gebruik worden gerelateerd aan de meetlat waarlangs de instellingen zullen worden gelegd. Bovendien kunnen wij in de tussentijd communiceren, wat broodnodig is, en dan een voor een gerichte invulling zorgen. Ik acht dat logischer en netter. De heer Peters: Ik heb al gezegd dat ik hoop dat het college rekening zal houden met huisvestingslasten. Ik wacht de reactie van het college op die vraag af, ik kan op dit moment het amendement nog niet voldoende beoordelen om er een uitspraak over te doen. Uiteraard zijn ook wij tevreden met het inzetten van de BKR-gelden voor vernieuwende activiteiten, waarvoor zij tenslotte zijn bedoeld. De heer Janssen heeft een opmerking gemaakt, waardoor ik moet ingaan op een punt dat ik niet in de beraadslagingen van vandaag had willen betrekken. Ik heb veel moeite moeten doen om goed en
- 73 constructief met de instellingen na te denken over de bezuiniging. Nu dwingt mijn betrokkenheid mij tot een scherpe opstelling ten aanzien van De Effenaar. Het besluit over de bouw is genomen, maar als ik zie hoeveel moeite het kost EUR 500.000,-- te bezuinigen op de hele sector, vraag ik mij af hoe het mogelijk is dat mevrouw Appelboom -- ik zou het bestuur moeten noemen -- op onze grond, in ons gebouw, met onze subsidie, onze acht of negen ID-banen en onze structurele bijdrage van EUR 500.000,-- in de exploitatie niet wil praten over andere mogelijkheden. Ik ga er niet over, maar als het aan mij zou liggen, zou zij op staande voet worden ontslagen. De Voorzitter: Ik dring erop aan de fatsoensnormen te handhaven. De heer Peters: Ik neem die opmerking terug. Ik wil er wel op wijzen dat De Effenaar ons in de toekomst heel veel geld zal kosten. Ik hoop dat de raad, die daarmee instemt, zijn verantwoordelijkheid neemt. Wij willen de inhoud van De Effenaar waarborgen, wij zijn voor de jeugd, maar dan gaat het om de oude Effenaar. De heer Kerkwijk: Ik zou graag zien dat de heer Peters afstand zou nemen van alles wat hij rond de ene persoon heeft gezegd, omdat zoiets in een raadsvergadering niet past. De heer Peters: Het gaat mij om de inhoud en de manier waarop wij er gezamenlijk naar streven de cultuursector overeind te houden. De heer Kerkwijk: Dan moet u bij de inhoud blijven en zulke opmerkingen achterwege laten. Zij zijn onbeschoft en ongehoord. De Voorzitter: De heer Peters heeft zijn opmerkingen over de persoon en wat er omheen is gezegd, teruggenomen. De heer Peters: D66 heeft er al op gewezen dat wij een duidelijk en consequent huurbeleid willen, met zuivere huren en subsidies. Een van de ambtenaren, de heer Van Grunsven, wees er eerder op dat dat een vestzak-broekzakkwestie is. Dat is de mentaliteit waar wij af moeten... De heer Van den Biggelaar: Het is niet de gewoonte in onze bijdragen namen van ambtenaren voorbij te laten gaan. U moet blijkbaar nog enkele mores leren. Ik weiger de rest van uw betoog aan te horen, het blijft een privé-oorlogje tussen Leefbaar Eindhoven en De Effenaar. De heer Van den Biggelaar verlaat de vergadering. De heer Peters: De balans tussen de stad, de cultuur en de culturele prestaties moet worden hersteld. Laten wij onze creatieve sector eens in het zonnetje zetten. De heer Van den Biggelaar keert terug in de vergadering. De heer Vleeshouwers: Mijnheer de voorzitter. Mijn bijdrage is waarschijnlijk heel wat korter en voorspelbaarder dan de inbreng van mijn voorganger. Ook ik wil drie punten aansnijden, namelijk de visie, de bezuinigingen en het proces, die al in meerdere bijdragen naar voren zijn gekomen. De visie is vreemd. Ik hoor er allerlei positieve opmerkingen over, maar wij maken een visie niet voor niets. Een visie wordt gemaakt om er keuzen op te baseren, het enige wat deze visie niet doet is het
- 74 vergemakkelijken van keuzen. Een visie wordt gemaakt om er bezuinigingen op te baseren, nu blijkt uiteindelijk toch de kaasschaaf nodig. Waarom is de visie dan gemaakt? Er zijn allerlei redenen waarom een visie had kunnen worden gemaakt, maar ik vrees dat het ons ook niet lukt op andere gebieden uit deze visie keuzen te destilleren. Aan die opvatting liggen allerlei overwegingen ten grondslag, die ik nu niet uit de doeken zal doen. Wel wijs ik erop dat de vier doelstellingen nog steeds niet consistent in het verhaal zijn opgenomen. In de visie staan andere doelstellingen dan in het raadsvoorstel. De visie noemt cultuureducatie als belangrijk punt in de stad, terwijl het raadsvoorstel spreekt over de designstad. Ik weet niet waar het verschil vandaan komt, ik heb er al eerder op gewezen, maar blijkbaar is het niet belangrijk. Kennelijk is bij deze visie alleen van belang dat men er alle kanten mee op kan. Het heeft geen zin deze visie vast te stellen, uiteindelijk kunnen wij er niets mee. Ik ben ook al eerder duidelijk geweest over de bezuiniging. Zij is wat ons betreft niet meer aan de orde, de belangrijkste reden daarvoor ligt in het feit dat wij het nog niet hebben gehad over de gezondmaking. Wij moeten in de juiste volgorde werken: eerst gezond maken en dan bezuinigen. De bezuinigingen krijgen ook een ander perspectief als wij bedenken dat de bezuiniging in de culturele sector maar 1% of 2% vormt van de totale bezuiniging waarvoor de gemeente staat. Het lijkt mij niet te veel gezegd als ik veronderstel dat deze bezuiniging veel gemakkelijker ergens anders kan worden gevonden. Ik zou het op prijs stellen als het college daarover nog eens zou nadenken, maar ik veronderstel dat deze bezuiniging zozeer een prestigekwestie is geworden, dat mijn pleidooi geen gehoor zal vinden. Bij de bezuiniging komt het wrange feit dat het Van Abbemuseum EUR 100.000,-- heeft gekregen voor de nieuwe directeur, ook al blijkt uit het antwoord op vragen dat het uit een potje voor economische zaken komt. Gezien de bezuinigingen in deze sector had dit niet mogen gebeuren. Ik weet niet of dit punt in de motie van de SP staat, maar het zou er niet in misstaan. Bij het proces constateer ik dat het college heeft gesold met de culturele instellingen en ook met de raad. Dat is afkeurenswaardig, wat reden is om de motie van de SP te steunen. De heer Verhaegh: Mijnheer de voorzitter. De cultuurvisie van het college zucht onder een bezuinigingslast en is daardoor eigenlijk niet echt een visie. In het stuk vallen vooral de clichés op, er zijn veel holle of abstracte begrippen gebruikt, zoals 'basisinfrastructuur'. 'designstad' en 'innovatief'. Stop eens met die lege begrippen en schrijf op dat Eindhoven een levendige en interessante stad moet zijn, waarvoor kunst en cultuur nodig zijn. Ik kan eigenlijk niets met een begrip als 'basisinfrastructuur', ik kan het woord infrastructuur bijna niet meer horen, tenzij het om fysieke infrastructuur gaat. De vraag kan worden gesteld of kunst per se vernieuwend moet zijn. Het klinkt heel modieus. Zijn gevestigde kunstenaars niet in tel en gaat het alleen om beginnende kunstenaars? Waar ligt de grens, bij 35 jaar, zoals bij de WWB? Ook hier zien wij het doelgroepenbeleid waarbij ouderen, allochtonen en jongeren worden genoemd. Het gaat hier toch om kunst en cultuur en niet om doelgroepen? Bij allochtonen komt iets anders op. De raad, het college en de ambtenaren ten stadhuize zijn voor 90% witte dames en heren. Gaan zij een kunst- en cultuurbeleid speciaal voor allochtonen maken? Dat is een fout die wij in Nederland al 30 jaar lang maken: over en voor, maar vooral niet met allochtonen. Het is paternalistisch en de zoveelste poging om een brevet van verlichting te verdienen, terwijl wij, als het om kunst en cultuur gaat, op een nuchtere manier met de mensen, onder wie ook de autochtonen vallen, moeten omgaan. De les van De Witte Dame is dat gebouwen geen beleid zijn. Het geschutter met Kempenland en De Krabbedans hangt samen met het feit dat wij ooit dachten dat een gebouw beleid zou zijn. Nu zitten wij ermee. Wat mij betreft mag in De Witte Dame ook een bank of een reisbureau worden gevestigd als dat ertoe bijdraagt het gebouw, dat een aanwinst is voor de stad, in stand te houden. Dat zou ons helpen om geld vrij te maken voor activiteiten waarvoor wij niet op het bedrijfsleven behoeven te rekenen.
- 75 Ik heb een notitie geschreven waarin ik heb aangegeven dat de cultuurhistorie een belangrijke lijn is. Volgens dit voorstel krijgen Kempenland en De Krabbedans een gezamenlijke bezuinigingsopdracht, terwijl zij nog niet eens bij elkaar zitten. Ik weet niet of hier het uitgangspunt geldt dat regeren vooruitzien is, maar het komt toch merkwaardig over. De cultuurhistorie verdient meer aandacht. Nu is het alleen een zaak van Kempenland, maar misschien kunnen wij het breder trekken en kunnen wij, als wij het in een andere vorm gieten, ook de regio laten participeren. Aantallen bezoekers tellen ook mee, de opzet moet aantrekkelijk zijn, mensen moeten erheen willen. Het college valt ten einde raad weer terug op de aloude kaasschaafmethode. Dat heeft gevolgen voor instellingen als de bibliotheek. De vraag is of dat een goede ontwikkeling is. Dit jaar komt een ander punt, de openstelling op zondag, aan de orde. Dit jaar moet duidelijk worden of daarvoor nieuw geld komt. Als het gaat om levendigheid in de stad is de openstelling op zondag van belang, zoals ook het horecabeleid daarvoor belangrijk is. De bibliotheek zou een filiaal in Meerhoven willen vestigen. Nu veel mensen uit Meerhoven in Veldhoven de bibliotheek bezoeken, rijst de vraag of wij niet grensoverschrijdend moeten denken en een oplossing kunnen vinden in Veldhoven. De heer Van den Biggelaar: Met herindeling! De heer Verhaegh: Dat is een gepasseerd station. Onlangs heb ik de wethouder gevraagd of verzelfstandiging van het Van Abbemuseum kan worden onderzocht. Ik zou graag willen weten wanneer wij daarover duidelijkheid kunnen krijgen, ik sluit een initiatiefvoorstel in die richting niet uit. De heer Schut: Ik begrijp dat de heer Verhaegh zich aansluit bij onze vraag over de verzelfstandiging van het Van Abbemuseum. De heer Verhaegh: Wat dat betreft zitten wij op een lijn. De heer Dijsselbloem: Voorzitter. Na nogal wat gesprekken in de afgelopen weken ligt nu een visie voor waarin de fractie van D66 zich in hoofdlijnen kan vinden. Er wordt een basisinfrastructuur beschreven die recht doet aan de behoeften van de stad. Wij vinden dat handig, zij het enigszins gekunsteld, maar ik neem aan dat wij er de komende jaren wel uit zullen komen. Er is eerder sprake van in stand houden van een aantal functies, dan van een aantal instellingen. Dat is een goede stap op weg naar de beleidsgestuurde contractfinanciering. Dat in het stuk nu meer aandacht dan voorheen is geschonken aan cultuurhistorie, de laboratoriumfuncties en de broedplaatsen, vindt mijn fractie uitstekend. Op basis van de visie zullen programma's worden ontwikkeld en deze zullen wij op hun merites beoordelen. Dat geldt ook voor de meetlat waaraan de instellingen zullen worden getoetst. Ook mijn fractie heeft zich vastgelegd op de bezuiniging van EUR 0,5 miljoen. Dit voorstel beoogt 50% daarvan te halen door de bezuinigingen op HOME, Het Klein en een fusie van Kempenland en De Krabbedans. De overige 50% moet op de een of andere manier binnen de totale sector worden gehaald. Ik roep de wethouder op breed binnen de sector te zoeken. In de commissie heb ik, toen het ging om de kaasschaafmethode, gevraagd of niet minstens educatieve instellingen enigszins kunnen worden ontzien. De wethouder liet toen blijken dat hij in die richting wilde meedenken, maar in het stuk vind ik daarvan niets terug. Daarom vraag ik nogmaals een reactie. Ik zou ook graag een reactie willen horen op het amendement van GroenLinks. Ik zou graag willen weten hoeveel licht er zit tussen een ruime interpretatie van punt 7 van het voorstel en dit amendement.
- 76 Mijn fractie heeft ongeveer twee jaar geleden al eens gevraagd naar verzelfstandiging van het Van Abbemuseum. Toen begreep ik van de wethouder dat zo'n stap voor deze periode niet wordt beoogd, maar dat er voor de volgende periode naar zal worden bekeken. Ik ben benieuwd naar het resultaat van de studie hiernaar. De heer Janssen: Wat bedoelt u als u zegt dat er in de volgende periode naar zal worden gekeken? Kent u de samenstelling van het college in die periode al? De heer Dijsselbloem: Ik heb gezegd dat ik heb begrepen dat in deze periode de verzelfstandiging zeker niet op de rol staat. Als het al wenselijk is, zal het in de volgende periode moeten gebeuren. De heer Houben: Voorzitter. Hoe ook het proces rond de visie en de bedrijfseconomische ontwikkeling is aangepakt, gezegd moet worden dat vanuit de reguliere instellingen, de kunstenaars- en theaterwereld en de designhoek stevig is gereageerd. Men heeft zich stevig geprofileerd. De reacties hebben de kunsten cultuurwereld in Eindhoven zeker meegeholpen om tot een verdieping te komen. De discussie over kunst en cultuur leeft nog, het gesprek over deze sector moet kunnen doorgaan. De impact van cultuur gaat veel verder dan alleen de kunst- en cultuursector. Dan gaat het niet alleen om economie, maar ook om de sociale samenhang in de stad. De reguliere instellingen hebben daarbij een grote verantwoordelijkheid, omdat zij beschikken over structurele middelen, waardoor zij structurele ruimte kunnen creëren voor nieuwe ontwikkelingen. Voor ons is duidelijk dat de marge een plek moet kunnen krijgen tussen de reguliere instellingen, die zich zo veel mogelijk moeten openstellen voor het ongestructureerde, zoals initiatieven van jongeren, nieuwe kunstenaars, enz.. Wij hebben eerder al gepleit voor het maken van een culturele kaart van Eindhoven, daarop zal ik nu niet verder ingaan. Ga de buurten en wijken in en breng de culturele en artistieke mogelijkheden in beeld. Geef kunst- en cultuurgroepen meer ruimte in VTA's en andere voorzieningen. De kwaliteit van kunst in Eindhoven wordt in belangrijke mate bepaald door oriëntatie op de maatschappelijke context. Jongeren vertrouwd maken met cultuuruitingen, cultuur brengen naar de wijken, zorgen voor een zo groot mogelijk bereik onder het publiek. Cultuureducatie moet de komende jaren weer hoge prioriteit krijgen, zowel in algemene zin als bij de afzonderlijke instellingen. Nu is het moment aangebroken om kunsteducatie bij elke instelling te definiëren als kerntaak. De cultuurhistorie in Eindhoven heeft ook onze aandacht. Waarom zou het stadsmuseum geen gemeentelijke dienst kunnen zijn? Ik denk aan het pleidooi van Jan Marijnissen voor meer aandacht, met de middelen van deze tijd, voor de Nederlandse geschiedenis. Ons stadsmuseum zou met een veel moderner aanpak, ICT, technologie en design, de grote lijnen van de ontwikkeling van Eindhoven kunnen laten zien. Wij hebben eerder al gepleit voor een ideale plaats voor de Archeologische dienst, het stadsmuseum en De Krabbedans in het Evoluon. Reken maar dat het volloopt met toeristen en geïnteresseerden in de geschiedenis van Eindhoven en de nieuwe kunst. De regierol is in het voorstel duidelijker omschreven als het gaat om aandacht voor jongeren en mensen met niet-westerse culturele achtergronden. Aan speerpunten als de laboratoriumfunctie en een pool van deskundigen wordt gewerkt. Wij pleiten nogmaals voor vorming van een stichting of raad voor kunst en cultuur ten behoeven van niet structureel gesubsidieerde instellingen, organisaties en personen. Ik heb ter illustratie een jaarverslag van de Rotterdamse Stichting. Wij vragen ons af wat gaat gebeuren met de collecties van het stadsmuseum. Wij gaan akkoord met de bezuiniging. Wij moeten de BKR gebruiken voor nieuwe activiteiten. Wij hebben wel grote moeite met de combinatie van de bezuinigingen en de visie. Dit lijkt een misrekening te zijn geweest en wij willen deze ontwikkeling niet langer ophouden.
- 77 Wij volgen graag het idee van D66: zoek breed en probeer de educatie te ontzien. Wij voelen ervoor het amendement van GroenLinks te volgen. De Adviesraad voor kunst en cultuur heeft een advies uitgebracht waarin de bezuinigingen zijn aangegeven, hij heeft ook aangegeven welke instellingen voor subsidie in aanmerking komen. 100 instellingen krijgen geen rijkssteun, 70 nieuwe wel. Wij horen het graag als iets bekend is over de gevolgen voor Eindhoven. De Voorzitter: Ik begrijp van de wethouder dat hij enige tijd nodig heeft voor zijn antwoord. Daarom gaan wij morgen verder. Ik schors de vergadering. (23.00 uur).