Praktijkopdrachten Werk Algemeen
Versie 1.0
INBURGEREN we werk van maken!
daar gaan
© 2007 ITpreneurs Nederland BV. All Rights Reserved
Inhoudsopgave Inleiding
4
CP11 Op zoek naar werk Praktijkopdracht 1* CH01 Praktijkopdracht 2
CH01
Praktijkopdracht 3 Praktijkopdracht 4* Praktijkopdracht 5
CH01 CH01 CH02
Praktijkopdracht 6* Praktijkopdracht 7*
CH02 CH02
Praktijkopdracht 8
CH03
Praktijkopdracht 9
CH03
Praktijkopdracht 10*
CH03
CP12 Solliciteren Praktijkopdracht 1
CH01
Praktijkopdracht 2*
CH01
Praktijkopdracht 3
CH02
Praktijkopdracht 4
CH02
Praktijkopdracht 5*
CH03
Praktijkopdracht 6* Praktijkopdracht 7
CH03 CH04
Praktijkopdracht 8*
CH04
Praktijkopdracht 9
CH05
Praktijkopdracht 10*
CH05
5 Informatie vinden over inschrijven als werkzoekende via internet. Meer weten over inschrijven als werkzoekende. U kunt zich inschrijven als werkzoekende. U kunt zich inschrijven als werkzoekende. U heeft meer informatie over waar u vacatures kunt zoeken. U kunt vacatures zoeken op internet. U kunt vacatures zoeken in een krant en op een vacaturebord. U weet welke informatie u kunt vragen aan de medewerker van het CWI of het uitzendbureau. U kunt vragen stellen over een vacature. U begrijpt de antwoorden. U kunt vragen stellen over een vacature. U begrijpt de antwoorden.
6 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17
U weet hoe u zich voorbereidt op een sollicitatiegesprek. U kunt zich voorbereiden op een sollicitatiegesprek. U weet wat u bij een telefonische sollicitatie kunt zeggen. U kunt een telefonisch sollicitatiegesprek voeren. U begrijpt wat u op een sollicitatieformulier moet invullen. U kunt een sollicitatieformulier invullen. U kunt een uitnodigingsbrief voor een sollicitatiegesprek lezen. U kunt een uitnodigingsbrief lezen. U haalt de belangrijkste informatie uit de brief. U weet welke vragen u kunt krijgen tijdens een sollicitatiegesprek. U weet wat u kunt antwoorden. U weet ook welke vragen u zelf kunt stellen. U kunt een sollicitatiegesprek voeren.
CP13 In gesprek over het arbeidscontract Praktijkopdracht 1 CH01 Een gesprek over een arbeidscontract voorbereiden: U weet wat u nodig heeft en u weet wat u moet doen.
18 20 22 23 24 25 26 27
28 29 30 31
1
Praktijkopdracht 2*
CH01
Praktijkopdracht 3
CH01
Praktijkopdracht 4
CH02
Praktijkopdracht 5*
CH02
U kunt een eenvoudig arbeidscontract begrijpen. U kunt vragen voorbereiden over het arbeidscontract. U oefent met vragen stellen over het arbeidscontract. U kunt vragen stellen over het arbeidscontract.
32 35 36 37
CP14 In gesprek over arbeidsvoorwaarden Praktijkopdracht 1 CH01 Meer weten over arbeidsvoorwaarden. (1) Praktijkopdracht 2 CH01 Meer weten over arbeidsvoorwaarden. (2) Praktijkopdracht 3 CH01 U kunt vragen stellen aan collega’s over arbeidsvoorwaarden. Praktijkopdracht 4* CH02 Gesprek voeren over arbeidsvoorwaarden.
38 39 41 43
CP15 Het functioneringsgesprek Praktijkopdracht 1 CH01 Meer weten over wat een functioneringsgesprek is en waar het over gaat. Praktijkopdracht 2 CH01 Een takenpakket kunnen lezen. Praktijkopdracht 3* CH02 Een lijstje kunnen maken met de mening over het eigen functioneren. Praktijkopdracht 4 CH02 Kunnen noteren van vragen over het eigen functioneren. Praktijkopdracht 5 CH02 Informatie kunnen geven en vragen beantwoorden over eigen werkzaamheden. Praktijkopdracht 6 CH02 Vragen kunnen stellen in het functioneringsgesprek. Praktijkopdracht 7* CH02 Een gesprek kunnen voeren met de leidinggevende over het werk en het functioneren.
45
CP16 Ziek- en betermelden Praktijkopdracht 1 CH01 Informatie over ziekmelden zoeken op uw werkplek of stageplek. Praktijkopdracht 2 CH03 Een telefoongesprek voeren om zich ziek te melden. Praktijkopdracht 3 CH03 Een afspraak maken met een bedrijfsarts. Praktijkopdracht 4* CH03 Een gesprek voeren met de bedrijfsarts over uw ziekte. Praktijkopdracht 5* CH02 Een eigen verklaring invullen. Praktijkopdracht 6* CH01 Een afspraak maken met de bedrijfsarts. Praktijkopdracht 7* CH01 Een gesprek voeren met een bedrijfsarts. Praktijkopdracht 8* CH01 Zich telefonisch ziek melden. Praktijkopdracht 9* CH02 Meld u ziek door te bellen met uw werkgever.
53
CP17 Werkoverleg/teamvergaderingen Praktijkopdracht 1 CH01 Eerste kennismaking met een werkoverleg. Praktijkopdracht 2 CH01 U kunt zich voorbereiden op een werkoverleg.
64 65
44
46 47 48 49 50 51 52
54 55 56 57 58 60 61 62 63
66
2
Praktijkopdracht 3
CH01
Praktijkopdracht 4* Praktijkopdracht 5* Praktijkopdracht 6*
CH01 CH02 CH02
U kunt begrijpen waar een werkoverleg over gaat. U kunt een werkoverleg voorbereiden. U kunt deelnemen aan het werkoverleg. U kunt aantekeningen maken van een werkoverleg.
67 68 69 70
CP18 Overleggen met collega’s Praktijkopdracht 1 CH01 U kunt aangeven dat u (niet) begrijpt wat u moet doen. Praktijkopdracht 2 CH01 U weet weten hoe u vragen kunt stellen over de werkverdeling; u weet hoe u kunt zeggen wat u liever (niet) doet. Praktijkopdracht 3 CH02 U weet hoe u instructies kunt geven. Praktijkopdracht 4 CH02 U kunt praten over hoe het werk is gedaan. Praktijkopdracht 5* CH02 U weet welke onvoorziene situaties er op het werk kunnen ontstaan; U weet wat u in die situaties moet doen. Praktijkopdracht 6* CH02 U kunt vragen stellen over de uitvoering van uw werk.
71
CP19 In gesprek met collega’s Praktijkopdracht 1 CH01 U kunt een collega hulp aanbieden en bedanken voor hulp. Praktijkopdracht 2* CH01 U kunt een collega feliciteren. U kunt een verjaardagskaart schrijven aan een collega. Praktijkopdracht 3* CH01 U kunt een collega vragen zich anders te gedragen. Praktijkopdracht 4* CH01 Zichzelf voorstellen en een eenvoudig gesprek voeren. Praktijkopdracht 5* CH01 Een alledaags gesprekje voeren met een collega of leidinggevende. Praktijkopdracht 6* CH01 U kunt een collega feliciteren en of condoleren.
78
72 73 74 75 76 77
79 80 81 82 84 85
3
Inleiding In dit document is een verzameling te vinden van alle praktijkopdrachten van het domein Werk algemeen. De praktijkopdrachten zijn per Cruciale Pratijksituatie (CP) ingedeeld. Bij elke praktijkopdracht is aangegeven over welke Cruciale Handelingssituatie (CH) de opdracht gaat. Er bestaan twee soorten praktijkopdrachten: 1. De praktijkopdrachten waarvoor een bewijs verzameld kan worden voor het examenportfolio. Deze opdrachten zijn aangegeven met een *. 2. Extra praktijkopdrachten om bepaalde handelingssituaties te oefenen. De praktijkopdrachten zijn ook individueel te downloaden vanuit de les ‘De praktijkopdrachten’ in de e-learning.
4
Op zoek naar werk
CP11
Overzicht van praktijkopdrachten Praktijkopdracht
Hulpkaart nr. 13
Soort opdracht
CH nr.
Inventarisatieopdracht
1
1
Zoek informatie over inschrijven als werkzoekende.
2
Bereid u voor op het inschrijven bij het CWI of bij een uitzendbureau. Wat moet u meenemen? Wat gaat u zeggen?
2
Inventarisatieopdracht
1
3
U gaat oefenen met u inschrijven als werkzoekende.
5
Gespreksopdracht
1
4*
Schrijf u in als werkzoekende bij het CWI of bij een uitzendbureau.
14
Gespreksopdracht
1
5
Zoek uit op welke plekken u vacatures kunt vinden.
5
Inventarisatieopdracht
2
6
Zoek een functie waarop u wilt solliciteren.
12 13
Verzamelopdracht
2
7
Ga naar het CWI en zoek daar een functie waarop u wilt solliciteren.
-
Verzamelopdracht
2
8
Vragen bedenken voor een gesprek over een vacature.
2 3
Samen doen opdracht
3
9
Een gesprek over een vacature oefenen.
5 6
Samen doen opdracht
3
10*
Stel vragen over een vacature aan een medewerker van het CWI of het uitzendbureau.
2
Persoonlijke opdracht.
3
5
Praktijkopdracht
Nummer 1*
CP 11: Op zoek naar werk Doel: Informatie vinden over inschrijven als werkzoekende via internet. Opdracht: Zoek informatie over inschrijven als werkzoekende.
Ik oefen met: woorden zinnen vragen stellen lezen
1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Ik ga alleen / met …………………… deze opdracht doen. Wat gaat u precies uitzoeken? Schrijf dat hieronder op. Ik wil informatie over…
Ik wil weten hoe…
Ik…
Vindt u het moeilijk om informatie op internet te zoeken? Doe de opdracht dan samen iemand die dat niet moeilijk vindt. 2. Uitvoeren Zoek informatie op www.werk.nl en op een website van een uitzendbureau. Lees de teksten. Beantwoord uw eigen vragen. Wat weet u nu?
6
3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
nee
Ik kan op internet informatie vinden over inschrijven als werkzoekende. Ik kan me via internet inschrijven als werkzoekende. Heeft u een bewijs verzameld dat in het portfolio (*) kan? ja / nee Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
7
Praktijkopdracht CP 11: Op zoek naar werk Doel: Meer weten over inschrijven als werkzoekende Opdracht: Bereid u voor op het inschrijven bij het CWI of bij een uitzendbureau. Wat moet u meenemen? Wat gaat u zeggen?
Nummer 2 Ik oefen met: woorden zinnen vragen stellen verstaan luisteren
1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Ik ga alleen / met …………………… deze opdracht doen. Ik ga me bij het CWI of bij een uitzendbureau inschrijven. Ik neem mee:
Vragen
Antwoorden
2. Uitvoeren Praat samen met de ander over wat u mee gaat nemen naar het CWI of het uitzendbureau. Bedenk met de een ander nog meer vragen die u kunt krijgen bij het CWI of het uitzendbureau. Schrijf deze vragen op. Bedenk antwoorden die u kunt geven op de vragen. Schrijf deze antwoorden op. 3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja ja met hulp nee Ik weet wat ik meeneem als ik me inschrijf bij het CWI of bij het uitzendbureau. Ik weet welke vragen ik kan krijgen als ik me inschrijf bij het CWI of het uitzendbureau. Ik weet welke antwoorden ik kan geven op deze vragen. Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
8
Praktijkopdracht
Nummer 3
CP 11: Op zoek naar werk Doel: U kunt zich inschrijven als werkzoekende. Opdracht: U gaat oefenen met inschrijven als werkzoekende.
Ik oefen met: woorden zinnen uitspraak verstaan luisteren spreken
1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Doe deze opdracht met iemand die u kent (vriend(in), collega, medecursist, ..) Bedenk welk antwoord u kunt geven op de volgende vragen: Vragen:
Antwoorden
U komt zich inschrijven. Heeft u een identiteitsbewijs bij u? Ik neem eerst even uw gegevens met u door. Is dat goed? Wat is uw werkervaring? Welke opleiding heeft u gevolgd? Waar heeft u Nederlands geleerd? Wat voor werk zoekt u? Hoeveel uur per week kunt u werken? Hoeveel tijd wilt u maximaal besteden aan reizen? 2. Uitvoeren De ander stelt de vragen en u geeft antwoord. 3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
nee
Ik kan vragen beantwoorden die ik krijg als ik me inschrijf als werkzoekende. Heeft u een bewijs verzameld dat in het portfolio (*) kan? ja / nee Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
9
Praktijkopdracht
Nummer 4*
CP 11: Op zoek naar werk Doel: U kunt zich inschrijven als werkzoekende. Opdracht: Schrijf u in als werkzoekende bij het CWI of bij een uitzendbureau.
Ik oefen met: woorden zinnen uitspraak verstaan luisteren spreken
1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Ik ga deze opdracht doen bij …………………… Bedenk wat u mee moet nemen naar het CWI. Kijk nog even bij opdracht 2. Lees de vragen en antwoorden bij opdracht 3 nog een keer door. 2. Uitvoeren Schrijf u in als werkzoekende bij het CWI of een uitzendbureau. 3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
nee
Ik kan vragen beantwoorden die ik krijg als ik me inschrijf als werkzoekende. Heeft u een bewijs verzameld dat in het portfolio (*) kan? ja / nee Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
10
Praktijkopdracht
Nummer 5
CP 11: Op zoek naar werk Doel: U heeft meer informatie over waar u vacatures kunt zoeken. Opdracht: Zoek uit op welke plekken u vacatures kunt vinden.
Ik oefen met: vragen stellen verstaan luisteren
1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Ik ga alleen / met …………………… deze opdracht doen. Waar kunt u vacatures vinden? Vraag iemand om hulp als dat nodig is. Schrijf op wat u heeft bedacht of heeft gevonden. Hier staan vacatures:
2. Uitvoeren Praat met een ander over vacatures zoeken. Schrijf ook informatie op die nieuw voor u is.
3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
nee
Ik weet nu waar ik vacatures kan vinden. Ik weet ook hoe ik vacatures kan vinden die bij me passen. Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
11
Praktijkopdracht
Nummer 6*
CP 11 Op zoek naar werk Doel: U kunt vacatures zoeken op internet.. Opdracht: Zoek een functie waarop u wilt solliciteren. Zoek bijpassende vacatures op internet.
Ik oefen met: woorden vragen stellen verstaan luisteren lezen
1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Zoek op de website van het CWI naar vacatures bij deze functie. Doe dit samen met iemand die u kan helpen. De website is: www.werk.nl. Schrijf de tips op van de persoon die u helpt. Zoek daarna zonder hulp naar vacatures bij deze functie op een website van een uitzendbureau. Weet u geen naam van een uitzendbureau? Gebruik dan www.google.nl en zoek op: uitzendbureau. Ik ga zoeken naar de functie:
2. Uitvoeren Tips bij het zoeken naar vacatures op internet:
3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
nee
Ik kan vacatures bij een functie zoeken op internet. Heeft u een bewijs verzameld dat in het portfolio (*) kan? ja / nee Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
12
Praktijkopdracht
Nummer 7*
CP 11: Op zoek naar werk Doel: U kunt vacatures zoeken in een krant en op een vacaturebord. Opdracht: Ga naar het CWI en zoek daar een functie waarop u wilt solliciteren.
Ik oefen met: woorden vragen stellen verstaan luisteren lezen
1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Zoek op de vacatureborden van het CWI naar vacatures bij deze functie. Of zoek een vacature in de krant (huis-aan-huisbladen, Metro etc. ). Doe dit samen met iemand die u kan helpen. Schrijf de tips op van de persoon die u helpt. Neem de vacatures mee. Zoek daarna zonder hulp naar vacatures bij deze functie op vacatureborden van een uitzendbureau. Weet u geen naam van een uitzendbureau? Zoek dan bij uitzendbureau in het telefoonboek van uw woonplaats. Of zoek zonder hulp een vacature in de krant. Neem de vacatures mee. Ik ga zoeken naar de functie:
2. Uitvoeren Tips bij het zoeken naar vacatures op een vacaturebord of in een krant:
3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja ja, met hulp nee Ik kan vacatures bij een functie zoeken op een vacaturebord. Ik kan vacatures bij een functie zoeken in een krant. Heeft u een bewijs verzameld dat in het portfolio (*) kan? ja / nee Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
13
Praktijkopdracht
Nummer 8
CP 11: Op zoek naar werk Doel: U weet welke informatie u kunt vragen aan de medewerker van het CWI of het uitzendbureau.
Ik oefen met: zinnen vragen stellen verstaan luisteren lezen
Opdracht: Zoek een vacature op internet of op een vacaturebord. Bedenk vragen die u over deze vacature kunt stellen. Bedenk ook vragen die u kunnen helpen bij het krijgen van deze baan. 1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Ik ga alleen / met …………………… deze opdracht doen. 2. Uitvoeren Vragen over de vacature: Bijvoorbeeld: Werk ik hier elke dag op dezelfde tijden?
Vragen die me helpen de baan te krijgen: Kan ik het beste mailen of is het beter een brief per post te sturen?
Vindt u het moeilijk? Vraag dan iemand om hulp. 3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
Ik weet welke vragen ik kan stellen over vacatures. Ik weet ook welke vragen me kunnen helpen de baan te krijgen. Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
14
nee
Praktijkopdracht
Nummer 9
CP 11: Op zoek naar werk Doel: U kunt vragen stellen over een vacature. U begrijpt de antwoorden. Opdracht: Zoek een vacature op internet of op een vacaturebord. Bedenk vragen bij de vacature. Bedenk ook vragen die u kunnen helpen bij het krijgen van deze baan.
Ik oefen met: woorden zinnen uitspraak vragen stellen verstaan luisteren schrijven lezen
1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Ik ga alleen / met …………………… deze opdracht doen. Zoek een vacature op internet of op een vacaturebord. Bedenk vragen die u over deze vacature kunt stellen. Bedenk ook vragen die u kunnen helpen bij het krijgen van deze baan. 2. Uitvoeren Vragen over de vacature:
Antwoorden:
Bijvoorbeeld: Werk ik hier elke dag op dezelfde tijden?
Vragen die me helpen de baan te krijgen:
Antwoorden:
Kan ik het beste mailen of is het beter een brief per post te sturen?
3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
Ik kan vragen stellen over een vacature. Ik kan vragen stellen die me helpen de baan te krijgen. Ik begrijp antwoorden op vragen over een vacature. Heeft u een bewijs verzameld dat in het portfolio (*) kan? ja / nee Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
15
nee
Praktijkopdracht
Nummer 10*
CP 11: Op zoek naar werk Doel: U kunt vragen stellen over een vacature. U begrijpt de antwoorden. Opdracht: Stel vragen over een vacature aan een medewerker van het CWI of het uitzendbureau.
Ik oefen met: woorden zinnen uitspraak vragen stellen verstaan luisteren schrijven lezen
1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Ik ga alleen / met …………………… deze opdracht doen. Zoek een vacature op internet of op een vacaturebord. Bedenk vragen bij de vacature. Bedenk ook vragen die u kunnen helpen bij het krijgen van deze baan. 2. Uitvoeren Vragen over de vacature:
Antwoorden:
Vragen die me helpen de baan te krijgen:
Antwoorden:
3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja ja, met hulp nee Ik kan vragen stellen over een vacature. Ik kan vragen stellen die me helpen de baan te krijgen. Ik begrijp antwoorden op vragen over een vacature. Heeft u een bewijs verzameld dat in het portfolio (*) kan? ja / nee Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
16
Solliciteren
CP12
Overzicht van praktijkopdrachten Praktijkopdracht
Hulpkaart nr. 1
Soort opdracht
CH nr.
Inventarisatieopdracht
1
1
Bereid een sollicitatiegesprek voor.
2*
U heeft een sollicitatiegesprek. Bereid het gesprek voor.
23
Gespreksopdracht
1
3
Bereid een telefonisch sollicitatiegesprek voor.
23
Lees/ gespreksopdracht
2
4
Oefen een telefonisch sollicitatiegesprek met een ander.
23
Gespreksopdracht
2
5
Vacatureformulier invullen.
24
Lees/schrijfopdracht
3
6*
Sollicitatieformulier invullen.
24
Schrijfopdracht
3
7
Uitnodiging voor sollicitatie lezen.
25
Leesopdracht
4
8*
Notitie maken bij uitnodiging voor sollicitatie.
25
Schrijfopdracht
4
9
Zoek een vacature die bij u past. Praat met iemand over een sollicitatiegesprek voor deze vacature.
23
Inventarisatieopdracht
5
10*
Zoek een vacature die bij u past. Bereid een sollicitatiegesprek voor bij deze vacature.
23
Gespreksopdracht
5
17
Praktijkopdracht
Nummer 1
CP12: Solliciteren Doel: U weet hoe u zich voorbereidt op een sollicitatiegesprek. Opdracht: U wilt een sollicitatiegesprek voorbereiden. Hoe gaat u dat doen? Vraag het aan iemand die het al een keer gedaan heeft. Schrijf op wat u allemaal kunt doen.
Ik oefen met: vragen stellen luisteren schrijven
1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Ik ga alleen / met …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Zoek een vacature die bij u past. U kunt ook de vacature van CP11 Praktijkopdracht 8 / 9 / 10 gebruiken!
2. Uitvoeren Bereid een sollicitatiegesprek voor bij de vacature die u heeft gevonden. Hoe gaat u het gesprek voorbereiden? Vraag het aan iemand die het al een keer gedaan heeft. Bespreek de vragen in het schema en vul het in. Informatie opzoeken die ik over de functie of het bedrijf wil weten Wat wil ik weten over het bedrijf?
Waar zoek ik de informatie op?
Wat wil ik weten over de functie?
Waar zoek ik de informatie op?
Informatie die ik over mezelf wil geven Wat vertel ik over mijn ervaring en opleiding?
Wat vertel ik over mijn privé-leven?
18
3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
nee
Ik weet hoe ik me kan voorbereiden op een sollicitatiegesprek. Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
19
Praktijkopdracht
Nummer 2*
CP12: Solliciteren Doel: U kunt zich voorbereiden op een sollicitatiegesprek. Opdracht: U heeft een sollicitatiegesprek. Bereid het gesprek voor. Vraag iemand om hulp als u dat nodig heeft.
Ik oefen met: vragen stellen luisteren schrijven lezen
1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Ik ga alleen / met …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Zoek een vacature die bij u past. U kunt ook de vacature van CP11 Praktijkopdracht 8 / 9 / 10 gebruiken!
2. Uitvoeren Bereid een sollicitatiegesprek voor bij de vacature die u heeft gevonden. Gebruik daarbij onderstaand schema. Informatie opzoeken die ik over de functie of het bedrijf wil weten Wat wil ik weten over het bedrijf?
Waar zoek ik de informatie op?
Gevonden informatie
Informatie die ik over mezelf wil geven Wat vertel ik over mijn werkervaring en opleiding?
Wat vertel ik over mijn privé-leven?
20
3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
nee
Ik kan me voorbereiden op een sollicitatiegesprek. Heeft u een bewijs verzameld dat in het portfolio (*) kan? ja / nee Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
21
Praktijkopdracht CP12: Solliciteren Doel: U weet wat u bij een telefonische sollicitatie kunt zeggen. Opdracht: Zoek een vacature waarop u wilt reageren. Bereid een telefonisch sollicitatiegesprek voor. Vraag hulp aan een ander als u dat nodig heeft.
Nummer 3 Ik oefen met: woorden zinnen schrijven lezen
1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Ik ga alleen / met …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Zoek een vacature waarop u wilt reageren. 2. Uitvoeren Bereid een telefonisch sollicitatiegesprek voor bij de vacature die u heeft gevonden. Denk na over onderstaande vragen. Vraag hulp aan een ander als u dat nodig heeft. Hoe stelt u zich voor?
Naar wie vraagt u? Zoek de juiste naam op in de vacature.
Hoe zegt u dat u geïnteresseerd bent in de functie?
Over welke onderwerpen kunt u vragen verwachten?
Wat vertelt u over uw werkervaring
Wat vertelt u over uw motivatie?
3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja ja, met hulp nee Ik weet wat ik tijdens een telefonische sollicitatie kan zeggen. Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
22
Praktijkopdracht
Nummer 4
CP12: Solliciteren Doel: U kunt een telefonisch sollicitatiegesprek voeren. Opdracht: Oefen een telefonisch sollicitatiegesprek met een ander. Vraag de ander wat er goed gaat en wat niet.
Ik oefen met: zinnen uitspraak verstaan luisteren
1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Ik ga alleen / met …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga …………………… deze opdracht doen. 2. Uitvoeren Neem de gegevens over uit het schema van opdracht 3. Voer het gesprek. Wat zegt of antwoordt u?
Hoe ging het? Waar gaat u op letten?
Hoe stelt u zich voor? Naar wie vraagt u? Zoek de juiste naam op in de vacature. Hoe zegt u dat u geïnteresseerd bent in de functie? Wat antwoordt u op een vraag over werkervaring? Wat antwoordt u op een vraag over motivatie? Wat vertelt u over uw motivatie?
3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja ja, met hulp nee Ik kan een telefonisch sollicitatiegesprek voeren. Ik weet wat ik kan zeggen en wat ik kan antwoorden op vragen. Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
23
Praktijkopdracht
Nummer 5*
CP12: Solliciteren Doel: U begrijpt wat u op een sollicitatieformulier moet invullen Opdracht: U heeft een vacature gevonden. U kunt op de vacature reageren met een sollicitatieformulier. Lees het formulier. Weet u wat u moet invullen op de lege plaatsen? Vraag hulp als u dat nodig heeft.
Ik oefen met: woorden zinnen vragen stellen verstaan luisteren lezen
1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Ik ga alleen / met …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga …………………… deze opdracht doen.
2. Uitvoeren Bekijk het sollicitatieformulier, zie Bijlage CP12, Praktijkopdracht 5-6. Bedenk wat u moet invullen op de lege plaatsen van het formulier. Weet u niet wat u moet invullen? Zet er dan een kruisje voor: X Bespreek de delen met een kruisje met een ander.
3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
nee
Ik kan een sollicitatieformulier lezen en begrijpen. Ik weet wat ik op de lege plaatsen moet invullen. Heeft u een bewijs verzameld dat in het portfolio (*) kan? ja / nee Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
24
Praktijkopdracht
Nummer 6*
CP12: Solliciteren Doel: U kunt een sollicitatieformulier invullen
Ik oefen met: schrijven lezen
Opdracht: U heeft een vacature gevonden. U kunt op de vacature reageren met een sollicitatieformulier. Lees het sollicitatieformulier. Vul uw gegevens in op een kopie 1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Ik ga alleen / met …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga …………………… deze opdracht doen.
2. Uitvoeren Lees het sollicitatieformulier (zie bijlage CP12, praktijkopdracht 5-6) en vul uw gegevens in. Als u klaar bent, laat u een ander het formulier bekijken. Kan het beter? Maak dan eerst verbeteringen op de kopie. Vul daarna het echte formulier in.
3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
nee
Ik kan een sollicitatieformulier invullen. Ik weet dat ik het beste eerst mijn gegevens kan invullen op een kopie. Heeft u een bewijs verzameld dat in het portfolio (*) kan? ja / nee Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
25
Praktijkopdracht
Nummer 7
CP12: Solliciteren Doel: U kunt een uitnodigingsbrief voor een sollicitatiegesprek lezen.
Ik oefen met: lezen
Opdracht: Lees de uitnodiging. Weet u wat u moet doen? 1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Ik ga alleen / met …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga …………………… deze opdracht doen. 2. Uitvoeren Den Haag, 2 juni 2007 Geachte ……, Naar aanleiding van uw sollicitatie naar de functie van medewerker keuken nodigen wij u uit voor een sollicitatiegesprek op maandag 20 juni a.s. om 9.00 uur in het kantoor van ons bedrijfsrestaurant. Adres: Kneuterdijk 10, 2253 Den Haag U heeft een gesprek met Ria Veldhoen (chef keuken) en ondergetekende. Het gesprek zal ongeveer 45 minuten duren. Wilt u uw diploma's meenemen? Mocht de datum of het tijdstip u niet schikken, dan kunt u contact opnemen met Martine Kaal (secretaresse manager bedrijfsrestaurant: 070-43394339) om een andere afspraak te maken. Wij hopen u binnenkort te ontmoeten. Met vriendelijke groet, Kaatje Freriks Manager Bedrijfsrestaurant Bijlage: routebeschrijving
3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
nee
Ik kan belangrijke informatie halen uit een uitnodiging voor een sollicitatiegesprek. Heeft u een bewijs verzameld dat in het portfolio (*) kan? ja / nee Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening. 26
Praktijkopdracht
Nummer 8*
CP12: Solliciteren Doel: U kunt een uitnodigingsbrief lezen. U haalt de belangrijkste informatie uit de brief.
Ik oefen met: schrijven lezen
Opdracht: Lees de uitnodigingsbrief. Maak daarna een notitie van de belangrijkste informatie uit de brief. 1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Ik ga alleen / met …………………… deze opdracht doen. 2. Uitvoeren Lees de uitnodigingsbrief. Maak daarna een notitie van de belangrijkste informatie uit de brief. Amsterdam, 23 juli 2007 Geachte meneer / mevrouw ……………, Graag nodigen wij u uit voor sollicitatiegesprek met betrekking tot de functie van administratief medewerker op het secretariaat van ons taalinstituut. Het gesprek zal plaatsvinden op dinsdag 7 augustus 2007 in kamer 3.08 van het PC Hoofthuis, Spuistraat 134 te Amsterdam. Bij gesprek zullenl de directeur van ons instituut, D. Banning en de zakelijk manager, C. Eemhuizen, aanwezig zijn. Voor vragen kunt u contact opnemen met J. Petersen, 020-5436781,
[email protected] Met vriendelijke groet, J. Petersen secretarieel medewerker Bijlage: routebeschrijving
3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
nee
Ik kan een uitnodiging voor een sollicitatiegesprek lezen. Ik kan de belangrijkste informatie op een briefje schrijven. Heeft u een bewijs verzameld dat in het portfolio (*) kan? ja / nee Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
27
Praktijkopdracht
Nummer 9
CP12: Solliciteren Doel: U weet welke vragen u kunt krijgen tijdens een sollicitatiegesprek. U weet wat u kunt antwoorden. U weet ook welke vragen u zelf kunt stellen.
Ik oefen met: vragen stellen verstaan luisteren
Opdracht: Zoek een vacature die bij u past. Praat met iemand over een sollicitatiegesprek voor deze vacature. 1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Ik ga alleen / met …………………… deze opdracht doen. 2. Uitvoeren Zoek een vacature die bij u past. Lees de vacature goed door. Laat hem ook aan een ander lezen. Bespreek met de ander welke vragen u kunt krijgen tijdens een sollicitatiegesprek voor deze vacature. Wat kunt u antwoorden? Welke vragen kunt u zelf stellen? Vul het schema in. Welke vragen kan ik krijgen?
Wat kan ik antwoorden?
Welke vragen kan ik zelf stellen?
3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
nee
Ik weet welke vragen ik kan krijgen tijdens een sollicitatiegesprek. Ik weet wat ik kan antwoorden op de vragen. Ik weet welke vragen ik zelf kan stellen. Heeft u een bewijs verzameld dat in het portfolio (*) kan? ja / nee Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
28
Praktijkopdracht
Nummer 10*
CP12: Solliciteren Doel: U kunt een sollicitatiegesprek voeren. Opdracht: Zoek een vacature die bij u past. Bereid een sollicitatiegesprek voor bij deze vacature. Voer een sollicitatiegesprek
Ik oefen met: verstaan luisteren vragen stellen vragen beantwoorden
1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Ik ga alleen / met …………………… deze opdracht doen. Zoek een vacature die bij u past. 2. Uitvoeren Bereid een sollicitatiegesprek voor bij de vacature die u heeft gevonden. Vul het schema in. Voer daarna het sollicitatiegesprek. Gebruik het schema niet tijdens het sollicitatiegesprek. Welke vragen kan ik krijgen?
Wat kan ik antwoorden?
Welke vragen kan ik zelf stellen?
3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
nee
Ik kan vragen beantwoorden in een sollicitatiegesprek. Ik kan zelf vragen stellen in een sollicitatiegesprek. Heeft u een bewijs verzameld dat in het portfolio (*) kan? ja / nee Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
29
Praten over het arbeidscontract
CP13
Overzicht van praktijkopdrachten Praktijkopdracht
Hulpkaart nr.
Soort opdracht
CH nr.
Inventarisatieopdracht
1
1
Praat met anderen: hoe bereid je een gesprek voor over een arbeidscontract?
2*
Maak een kopie van uw arbeidscontract en lees het contract.
11
Leesopdracht
1
3
Lees uw arbeidscontract nog een keer goed door. Schrijf vragen over het arbeidscontract op. Bespreek met een ander de vragen.
11
Lees/schrijfopdracht
1
4
Zet de goede vragen uit opdracht 3 bij elkaar. Laat een ander het arbeidscontract lezen. Praat met de ander over het gesprek.
Lezen / gesprek
2
5*
Zet de goede vragen uit opdracht 3 bij elkaar. Stel uw vragen in een gesprek over het arbeidscontract. Als u geen écht gesprek gaat voeren, vraag dan om een oefengesprek.
Gespreksopdracht
2
30
Praktijkopdracht
Nummer 1
CP 13: In gesprek over het arbeidscontract Doel: Een gesprek over een arbeidscontract voorbereiden: U weet wat u nodig heeft en u weet wat u moet doen. Opdracht: Praat met anderen: hoe bereid je een gesprek voor over een arbeidscontract?
Ik oefen met: vragen stellen verstaan luisteren schrijven
1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga deze opdracht …………………… doen. Zoek iemand die al eens een gesprek over een arbeidscontract heeft gevoerd of die er veel van af weet. Met wie gaat u praten?
Stel vragen: wat moet ik meenemen? Wat moet ik doen? Bedenk zelf ook vragen. 2. Uitvoeren Vul in wat u te weten bent gekomen: Wat heeft u nodig? Een woordenboek
Wat gaat u doen? 1. 2. 3. 3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja ja, met hulp Ik weet wat ik nodig heb als ik me voorbereid op een gesprek over een arbeidscontract. Ik weet wat eerst ik ga doen als ik me voorbereid op een gesprek over een arbeidscontract. Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
31
nee
Praktijkopdracht
Nummer 2*
CP 13: In gesprek over het arbeidscontract Doel: U kunt een eenvoudig arbeidscontract begrijpen. Opdracht: Maak een kopie van uw arbeidscontract en lees het contract.
Ik oefen met: woorden zinnen vragen stellen verstaan luisteren schrijven lezen
1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga deze opdracht …………………… doen. Ik ga deze opdracht alleen / met …………………… doen. Maak een kopie van uw arbeidscontract. Heeft u nog geen arbeidscontract? Gebruik dan het arbeidscontract bij deze praktijkopdracht.
2. Uitvoeren Zet een streep onder de delen die u niet begrijpt. Zoek woorden op in het woordenboek. Begrijpt u het nog niet? Vraag dan hulp van een ander. Schrijf de moeilijke woorden in uw woordenschrift.
3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
nee
Ik kan de moeilijke woorden opzoeken in een woordenboek. Ik kan een eenvoudig arbeidscontract begrijpen. Heeft u een bewijs verzameld dat in het portfolio (*) kan? ja / nee Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
32
Arbeidscontract bij praktijkopdracht 2 (CP 13, CH 1) Eenvoudige arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd Ondergetekenden: [naam bedrijf], gevestigd te [plaats], rechtsgeldig vertegenwoordigd door: [naam], in de functie van [functienaam], hierna te noemen werkgever, en [naam werknemer], geboren te [plaats], op [datum], woonachtig [adres] te [plaats], hierna te noemen werknemer, verklaren het volgende te zijn overeengekomen: Artikel 1 Indiensttreding en functie De werknemer treedt op [datum] in dienst bij de werkgever in de functie van [naam van de functie]. De werknemer zal de functie in of vanuit de vestiging [adres en plaats] uitoefenen. Artikel 2 Duur De arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor bepaalde tijd. Het dienstverband loopt van [datum] tot [datum]. De arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege op de laatstgenoemde datum. Artikel 3 Proeftijd De proeftijd bedraagt [aantal, maximaal twee maanden, bij een arbeidsovereenkomst van minder dan twee jaar maximaal een maand] weken/maanden. Tijdens deze proeftijd kunnen zowel de werkgever als de werknemer het dienstverband met onmiddellijke ingang beëindigen. Artikel 4 Arbeidstijden De arbeidsduur bedraagt voor de werknemer [aantal] uur per week. De werkweek loopt van [eerste werkdag in week] tot en met [laatste werkdag in week]. De werkdag begint om [aanvangstijdstip] uur en eindigt op [tijdstip beëindiging] uur. De pauze duurt [aantal] uur en valt in ieder geval tussen [vroegste tijdstip] uur en [laatste tijdstip] uur. Artikel 5 Salaris Bij indiensttreding bedraagt het bruto maandsalaris van de werknemer € [bedrag]. Het salaris wordt uiterlijk op de laatste dag van de maand uitbetaald op een door de werknemer aan te wijzen bank- of girorekening. Artikel 6 Vakantiedagen De werknemer heeft recht op [aantal, bij volledige werkweek is 20 vakantiedagen het wettelijk minimum] vakantiedagen per kalenderjaar met behoud van salaris. De vakantiedagen kunnen in overleg met de werkgever worden opgenomen. Ten minste [aantal] weken moeten aaneengesloten worden opgenomen. In het jaar van indiensttreding heeft de werknemer recht op [aantal] vakantiedagen. Artikel 7 Vakantietoeslag De werknemer heeft jaarlijks recht op een vakantietoeslag van [percentage, 33
minimaal 8%] % van het bruto salaris. De vakantietoeslag wordt berekend over de periode die ligt tussen 1 juni en 31 mei. Als het dienstverband tussentijds is aangevangen of beëindigd, wordt de vakantietoeslag berekend naar rato van het aantal maanden dat de werknemer in dienst is. De vakantietoeslag wordt in één keer uitbetaald in juni. Artikel 8 Ziekte Bij ziekte is de werknemer verplicht zich voor [tijdstip] uur bij [naam van de functionaris] ziek te melden. Bij ziekte of arbeidsongeschiktheid heeft werknemer gedurende een periode van ten hoogste [aantal] weken recht op doorbetaling van [percentage, wettelijk minimumpercentage is 70% met als ondergrens het minimumloon] % van het loon. Deze periode zal echter pas na [aantal, maximaal 2] wachtdagen aanvangen.De loondoorbetalingsverplichting eindigt in ieder geval op het moment dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege afloopt. Artikel 9 Arbeids- en bedrijfsregels De werknemer verklaart op de hoogte te zijn van en in te stemmen met de bij de werkgever geldende arbeids- en bedrijfsregels. Artikel 10 Pensioenfonds De werknemer neemt [wel/niet] deel aan het door de werkgever aangewezen pensioenfonds. Artikel 11 Geen CAO Op deze arbeidsovereenkomst is geen CAO van toepassing. Aldus overeengekomen, in tweevoud opgemaakt en ondertekend te [plaats], op [datum]. Handtekening werkgever:
Handtekening werknemer:
34
Praktijkopdracht
Nummer 3
CP 13: In gesprek over het arbeidscontract Doel: U kunt vragen voorbereiden over het arbeidscontract. Opdracht: Lees uw arbeidscontract nog een keer goed door. Schrijf vragen over het arbeidscontract op. Bespreek met een ander de vragen.
Ik oefen met: vragen stellen verstaan luisteren schrijven lezen
1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga deze opdracht …………………… doen. Ik ga deze opdracht alleen / met …………………… doen. 2. Uitvoeren Artikel van het contract
Is het slim om deze vraag te stellen? Ja of nee?
Mijn vragen
Welk soort vragen kunt u beter niet stellen? Waarom niet? Kijk naar het voorbeeld. Vragen die ik beter niet stel. Wat betekent: ondergetekenden?
Waarom kan ik deze vraag beter niet stellen? Deze vraag maakt geen goede indruk. Als u een woord niet kent, dan kunt u het beter opzoeken. Doe dit voordat u naar het gesprek gaat.
3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
Ik kan vragen voorbereiden over een arbeidscontract. Ik weet welke vragen ik beter niet kan stellen. Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
35
nee
Praktijkopdracht
Nummer 4
CP 13: In gesprek over het arbeidscontract Doel: U oefent met vragen stellen over het arbeidscontract Opdracht: Zet de goede vragen uit opdracht 3 bij elkaar. Laat een ander het arbeidscontract lezen. Praat met de ander over het gesprek.
Ik oefen met: uitspraak vragen stellen verstaan luisteren
1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga deze opdracht …………………… doen. Ik ga deze opdracht alleen / met …………………… doen. 2. Uitvoeren Mijn vragen
De antwoorden
Zijn er antwoorden die u niet begrijpt. Of zijn er antwoorden die u niet helemaal begrijpt? Schrijf die antwoorden in het schema hieronder. Schrijf ook op wat de antwoorden betekenen. Moeilijke antwoorden
Wat betekent het antwoord?
3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
Ik kan vragen stellen in een gesprek over het arbeidscontract. Ik begrijp antwoorden op vragen over het arbeidscontract. Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
36
nee
Praktijkopdracht
Nummer 5*
CP 13: In gesprek over het arbeidscontract Doel: U kunt vragen stellen over het arbeidscontract. Opdracht: Zet de goede vragen uit opdracht 3 bij elkaar. Stel uw vragen in een gesprek over het arbeidscontract. Als u geen echt gesprek gaat voeren, vraag dan om een oefengesprek.
Ik oefen met: vragen stellen verstaan luisteren schrijven
1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga deze opdracht …………………… doen. Ik ga deze opdracht alleen / met …………………… doen. 2. Uitvoeren Mijn vragen
De antwoorden
3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
Ik kan vragen stellen in een gesprek over het arbeidscontract. Ik begrijp antwoorden op vragen over het arbeidscontract. Heeft u een bewijs verzameld dat in het portfolio (*) kan? ja / nee Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
37
nee
In gesprek over arbeidsvoorwaarden
CP14
Overzicht van praktijkopdrachten Praktijkopdracht
Hulpkaart nr. 1
Soort opdracht
CH nr.
Inventarisatieopdracht
1
1
Praat met een collega of vriend over een arbeidsvoorwaarden.
2
Lees een tekst over arbeidsvoorwaarden.
4
Leesopdracht
1
3
U heeft een tekst gelezen over uw arbeidsvoorwaarden. U wilt meer weten over uw rechten en plichten. U gaat vragen stellen aan een collega.
11
Kennisopdracht
1
4*
U gaat praten met iemand van de afdeling Personeelszaken.
2
Leesopdracht / gespreksopdracht
2
38
Praktijkopdracht
Nummer 1
CP 14: Arbeidsvoorwaarden Doel: Meer weten over arbeidsvoorwaarden Opdracht: Praat met een collega of een vriend over arbeidsvoorwaarden.
Ik oefen met: ; Woorden leren ; Goede vragen stellen ; Beter verstaan
Arbeidsvoorwaarden zijn regels van het bedrijf. Het zijn rechten en plichten die gaan over vakantie, vergoedingen, salaris, ziekte enzovoort. 1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga deze opdracht …………………… doen. Ik ga deze opdracht alleen / met …………………… doen. Wat gaat u vragen aan uw collega of vriend? Hieronder staan voorbeelden van vragen. Bedenk nog andere vragen. Schrijf uw vragen ook hieronder of op de achterkant. Ik wil meer weten over arbeidsvoorwaarden. Bijvoorbeeld kinderopvang, verlofregels, veiligheidsregels Heb jij goede arbeidsvoorwaarden?
Kun je een voorbeeld geven? Wat is goed geregeld?
Wat is niet goed geregeld?
Heb je een boekje over de arbeidsvoorwaarden? Kun je me iets vertellen over het boekje?
2. Uitvoeren Praat met vrienden of collega’s over arbeidsvoorwaarden. Stel de vragen. Schrijf de antwoorden op.
39
3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja Ik Ik Ik Ik
ja, met hulp
nee
kan vragen stellen over arbeidsvoorwaarden. begrijp de antwoorden van mijn collega’s. kan vragen stellen als ik het niet begrijp. kan de antwoorden opschrijven
Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
40
Praktijkopdracht
Nummer 2
CP 14: Arbeidsvoorwaarden Doel: Meer weten over arbeidsvoorwaarden. Opdracht: Lees een tekst over arbeidsvoorwaarden.
Ik oefen met: ; Woorden ; Schrijven ; Beter lezen ; Vragen stellen
1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga deze opdracht …………………… doen. Ik ga deze opdracht alleen / met …………………… doen. Zoek een tekst over arbeidsvoorwaarden. Dit is waarschijnlijk een soort boekje. Meestal vindt u het bij uw contract. U kunt ook de tekst aan de afdeling Personeelszaken vragen. Denk eerst na over wat u wilt weten. Hieronder staan voorbeelden van vragen. Wat vindt u zelf belangrijk? Schrijf de onderwerpen op. Wat is de titel van dit boekje?
Staat er iets in over vakantiedagen? Op welke bladzijde? Op bladzijde … Op hoeveel dagen hebt u recht?
Wat staat in het boekje over ……………………?
2. Uitvoeren Kijk naar de inhoudsopgave. Lees de stukken die u interessant vindt. Schrijf de antwoorden op uw vragen op. Heeft u nieuwe vragen over de tekst? Schrijf de vragen op. Praat met collega’s of vrienden als u iets niet begrijpt.
41
3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
Ik kan een boekje over arbeidsvoorwaarden zoeken of vragen. Ik kan een antwoord vinden op mijn vragen in het boekje. Ik kan vragen opschrijven bij het boekje. Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
42
nee
Praktijkopdracht
Nummer 3
CP 14: Arbeidsvoorwaarden Doel: U kunt vragen stellen aan collega’s over arbeidsvoorwaarden. Opdracht: U heeft een tekst gelezen over uw arbeidsvoorwaarden. U wilt meer weten over uw rechten en plichten. U gaat vragen stellen aan een collega.
Ik oefen met: ; Beter praten ; Vragen stellen ; Beter luisteren
1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga deze opdracht …………………… doen. Ik ga deze opdracht alleen / met …………………… doen. Denk eerst na over wat u wilt weten.Hieronder staan voorbeelden van vragen. Bedenk nog andere vragen. Schrijf de vragen ook hieronder. Ik heb een vraag over mijn arbeidsvoorwaarden. Heb je even tijd? Voorbeeld: Ik heb recht op 24 vakantiedagen. Ik heb dit jaar 20 dagen gekregen. Weet jij hoe dat kan? Wat kan ik doen als er een fout is gemaakt? Wie kan mij helpen?
Bedankt voor je hulp. 2. Uitvoeren Praat met een collega. Stel de vragen. Luister goed naar de antwoorden. Schrijf op wat u wilt onthouden. 3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
Ik kan vragen stellen over arbeidsvoorwaarden aan mijn collega’s. Ik begrijp de antwoorden van mijn collega over arbeidsvoorwaarden. Ik kan vragen stellen als ik het niet begrijp. Ik kan de antwoorden opschrijven. Ik weet nu meer over arbeidsvoorwaarden. Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
43
nee
Praktijkopdracht
Nummer 4*
CP 14: Arbeidsvoorwaarden Doel: Gesprek voeren over arbeidsvoorwaarden Opdracht
Ik oefen met: ; Beter praten ; Vragen stellen ; Antwoord geven
U gaat praten met iemand van de afdeling Personeelszaken. 1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga deze opdracht …………………… doen. Denk eerst na over wat u wilt weten. Schrijf dat hieronder op. Ik heb een vraag over mijn arbeidsvoorwaarden. Heeft uw even tijd?
Ik wil iets weten over ……………………
Ik denk dat er een fout is gemaakt. Volgens mij heb ik recht op ……………………
Bedankt voor uw tijd. Maak een afspraak met een medewerker van de afdeling Personeelszaken. Leg uit wat u wilt: een echt gesprek of een oefengesprek? 2. Uitvoeren Vertel over uw probleem of situatie. Vertel wat u wilt. Stel vragen over uw rechten en plichten. Geef antwoord op de vragen van de medewerker van Personeelszaken. Stel vragen als u het niet begrijpt. U kunt voor deze opdracht een bewijsformulier gesprekken gebruiken. 3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja ja, met hulp nee Ik kan vragen stellen over arbeidsvoorwaarden aan Personeelszaken Ik kan uitleggen wat ik wil. Ik kan uitleg geven over mijn eigen situatie. Ik begrijp de antwoorden van Personeelszaken over arbeidsvoorwaarden. Ik kan vragen stellen als ik het niet begrijp. Heeft u een bewijs verzameld dat in het portfolio (*) kan? ja / nee Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening. 44
Het Functioneringsgesprek
CP15
Overzicht van praktijkopdrachten Praktijkopdracht
Hulpkaart nr. 1 2
Soort opdracht
CH nr.
Verzamelopdracht
1
1
Zoek uit hoe een functioneringsgesprek gaat. Verzamel informatie op uw eigen werk of verzamel informatie bij iemand die u kent.
2
Welke taken heeft u in uw werk? Zoek een lijst met de taken die u heeft in uw werk (of een lijst met de taken van iemand die u kent).
4
Lees/schrijfopdracht
1
3*
Hoe doet u uw werk? Maak een lijstje met wat u vindt van hoe u werkt. Doet u uw taken goed of niet zo goed?
-
Schrijfopdracht
1
4
Schrijf op welke vragen u kunt stellen in een functioneringsgesprek over uw werk.
26
Schrijfopdracht
1
5
Oefen met informatie geven en vragen beantwoorden over eigen werkzaamheden in een functioneringsgesprek.
26
Gespreksopdracht
2
6
Oefen met vragen stellen in het functioneringsgesprek.
26
Gespreksopdracht
2
7*
Voer een gesprek met de leidinggevende (met de leidinggevende, of een collega, of een vriend) over het werk en het functioneren.
26 27
Gespreksopdracht
2
45
Praktijkopdracht
Nummer 1
CP 15: Functioneringsgesprek Doel: Meer weten over wat een functioneringsgesprek is en waar het over gaat. Opdracht: Zoek uit hoe een functioneringsgesprek gaat. Verzamel informatie op uw eigen werk of verzamel informatie bij iemand die u kent.
Ik oefen met: woorden zinnen uitspraak vragen stellen verstaan luisteren schrijven lezen
1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Ik ga alleen / met …………………… deze opdracht doen. Bedenk waar u informatie kunt krijgen (bij wie kunt u vragen stellen, waar kunt u formulieren of andere teksten over het functioneringsgesprek vinden?). Bedenk welke vragen u kunt stellen. (Mag ik iets vragen, Ik wil graag iets weten over.., Kunt u mij iets vertellen over.., enz.) 2. Uitvoeren Zoek de informatie. Stel vragen aan iemand op uw werk of aan iemand die u kent. Welke vragen gaat u stellen?
Bekijk de formulieren en andere teksten die u heeft gevonden. Wat weet u nu over het functioneringsgesprek? Schrijf daar hieronder zo veel mogelijk over op.
3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
nee
Ik kan informatie vragen over een functioneringsgesprek. Ik weet wat een functioneringsgesprek is. Ik weet hoe een functioneringsgesprek gaat bij mij op het werk / op het werk van iemand die ik ken. Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening. 46
Praktijkopdracht CP 15: Functioneringsgesprek Doel: Een takenpakket kunnen lezen Opdracht: Welke taken heeft u in uw werk? Zoek een lijst met de taken die u heeft in uw werk (of een lijst met de taken van iemand die u kent).
Nummer 2 Ik oefen met: woorden zinnen lezen
1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Ik ga alleen / met …………………… deze opdracht doen.
2. Uitvoeren Zoek een takenlijst (van uw eigen werk of van het werk van iemand die u kent). Lees de takenlijst. Vraag om hulp als u iets niet begrijpt. Schrijf hieronder op wat uw taken zijn.
3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
nee
Ik kan een takenlijst van mijn eigen werk vinden. Ik kan een takenlijst van mijn eigen werk lezen. Ik weet wat mijn eigen taken zijn. Heeft u een bewijs verzameld dat in het portfolio kan? ja / nee Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
47
Praktijkopdracht
Nummer 3*
CP 15: Functioneringsgesprek Doel: Een lijstje kunnen maken met de mening over het eigen functioneren Opdracht: Hoe doet u uw werk? Maak een lijstje met wat u vindt van hoe u werkt. Doet u uw taken goed of niet zo goed?
Ik oefen met: woorden zinnen schrijven lezen
1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Kent u genoeg woorden en zinnen om te zeggen wat u wilt (Ik vind dat…, moeilijk, makkelijk, vervelend enz.)? Zoek anders de woorden en zinnen (met een woordenboek, door iemand te vragen, enz.). 2. Uitvoeren Deze vragen kunt u gebruiken om deze opdracht te doen: Hoe gaat het werk?
Weet u genoeg om uw werk goed te doen?
Dit gaat goed:
Dit gaat niet goed (probleem):
Zo kan het beter (oplossing):
3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
nee
Ik weet wat ik goed doe en wat ik niet zo goed doe in mijn werk. Ik kan een lijstje maken met wat ik vind van hoe ik mijn werk doe. Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
48
Praktijkopdracht
Nummer 4
CP 15: Functioneringsgesprek Doel: Kunnen noteren van vragen over het eigen functioneren Opdracht: Schrijf op welke vragen u kunt stellen in een functioneringsgesprek over uw werk.
Ik oefen met: woorden zinnen vragen stellen verstaan luisteren schrijven
1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga …………………… deze opdracht doen. In het functioneringsgesprek gaat de leidinggevende vragen: Heb je nog vragen? Wil je nog iets zeggen? Vóór het functioneringsgesprek moet u hierover nadenken. 2. Uitvoeren Schrijf op welke vragen u kunt stellen in een functioneringsgesprek over uw werk. U kunt hierbij denken aan vragen over onderwerpen als: de taken die u heeft, de uitvoering van het werk, de samenwerking, de werkomgeving en de plannen voor de toekomst. Schrijf hier zoveel mogelijk vragen op:
3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
nee
Ik kan vragen opschrijven om mijn functioneringsgesprek voor te bereiden. Ik weet welke vragen ik kan stellen in een functioneringsgesprek. Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
49
Praktijkopdracht
Nummer 5
CP 15: Functioneringsgesprek Doel: Informatie kunnen geven en vragen beantwoorden over eigen werkzaamheden. Opdracht: Voer een functioneringsgesprek.
Ik oefen met: woorden zinnen uitspraak vragen stellen verstaan luisteren
1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Ik ga alleen / met …………………… deze opdracht doen. Waarover kunt u informatie geven en vragen beantwoorden (denk aan: de taken die u heeft, de uitvoering van het werk, de samenwerking, de werkomgeving, plannen voor de toekomst)? Welke vragen gaat de ander u stellen? Welke informatie gaat u geven (zie ook praktijkopdracht 3)? Spreek af hoe u het gesprek gaat nabespreken (waar let degene met wie u praat allemaal op?). 2. Uitvoeren Voer een functioneringsgesprek met een leidinggevende of een collega. Beantwoord de vragen en geef zoveel mogelijk informatie (op het juiste moment). Bent u klaar? Bespreek met degene met wie u praat hoe het gesprek gegaan is. Wat ging goed, wat kon beter? Oefen zonodig nog een keer met het gesprek. Welke vragen heeft u beantwoord en welke informatie heeft u gegeven?
3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
Ik kan informatie geven en vragen beantwoorden over eigen werkzaamheden in een functioneringsgesprek. Ik weet welke vragen de leidinggevende kan stellen in een functioneringsgesprek. Heeft u een bewijs verzameld dat in het portfolio kan? ja / nee Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
50
nee
Praktijkopdracht
Nummer 6
CP 15: Functioneringsgesprek Doel: Vragen kunnen stellen in het functioneringsgesprek. Opdracht: Oefen met vragen stellen in het functioneringsgesprek.
Ik oefen met: woorden zinnen uitspraak vragen stellen verstaan luisteren
1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Ik ga alleen / met …………………… deze opdracht doen. Waarover kunt u vragen gaan stellen (denk aan: over hoe het gesprek gaat, over afspraken, in het gesprek zelf, enz.)? Welke vragen gaat u stellen? (zie ook praktijkopdracht 4). Spreek af hoe u het gesprek gaat nabespreken (waar let degene met wie u praat allemaal op?). 2. Uitvoeren Voer een functioneringsgesprek met een leidinggevende of een collega. Stel zo veel mogelijk vragen (op het juiste moment). Bent u klaar? Bespreek met degene met wie u praat hoe het gesprek gegaan is. Wat ging goed, wat kon beter? Oefen zonodig nog een keer met het gesprek. Welke vragen heeft u gesteld?
3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
Ik weet welke vragen ik kan stellen in een functioneringsgesprek. Ik kan vragen stellen in een functioneringsgesprek. Heeft u een bewijs verzameld dat in het portfolio (*) kan? ja / nee Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
51
nee
Praktijkopdracht
Nummer 7*
CP 15: Functioneringsgesprek Doel: Een gesprek kunnen voeren met de leidinggevende over het werk en het functioneren. Opdracht: Voer een gesprek met de leidinggevende (met de leidinggevende, of een collega) over het werk en het functioneren.
Ik oefen met: woorden zinnen uitspraak vragen stellen verstaan luisteren
1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Ik ga met …………………… deze opdracht doen. Hoe gaat u een afspraak maken? Over welke onderwerpen gaat u praten (denk aan: de taken die u heeft, de uitvoering van het werk, de samenwerking, de werkomgeving, plannen voor de toekomst)? Welke vragen gaat uw leidinggevende, collega of vriend stellen? Welke antwoorden gaat u geven? Wie schrijft op wat er gezegd is of afgesproken is / wie maakt een opname? Hoe gaat u het gesprek beginnen en afsluiten? 2. Uitvoeren Voer een gesprek met een leidinggevende, of een collega over het werk en het functioneren. Spreek eerst met elkaar af hoe het gesprek zal gaan. Sluit het gesprek af als het klaar is. Hieronder kunt u iets opschrijven over hoe het gesprek gegaan is.Gebruik hiervoor de aantekeningen die bij het gesprek gemaakt zijn of de opname van het gesprek.
3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
nee
Ik weet hoe een gesprek over het werk en het functioneren gaat Heeft u een bewijs verzameld dat in het portfolio (*) kan? ja / nee Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
52
Ziek en beter melden
CP16
Overzicht van praktijkopdrachten Praktijkopdracht
Hulpkaart nr. 1 2 11
Soort opdracht
CH nr.
Leesopdracht
1
1
Wat zijn de regels op uw werkplek? Zoek informatie over ziek melden en beter melden.
2
U bent ziek. U moet zich ziek melden op uw werk. Oefen het telefoongesprek samen met een andere cursist.
5 6
Telefoongesprek
3
3
U bent ziek en u wilt met de bedrijfsarts praten. U moet een afspraak maken. Hoe doet u dat?
15
Gespreksoefening
3
4*
Wat kunt u allemaal zeggen bij de bedrijfsarts? Oefen het gesprek met een bedrijfsarts.
3
Gespreksoefening
3
5*
Vul een eigen verklaring in. Als u geen eigen verklaring kunt vinden, vul dan het voorbeeld in.
10
Schrijfopdracht: formulier
2
6*
Bent u echt ziek? Dan moet u een eigen verklaring invullen.
10
Persoonlijke opdracht: formulier
2
7*
Maak een afspraak met de bedrijfsarts.
15
Telefoongesprek
1
8*
Voer een gesprek met de bedrijfsarts.
3
Persoonlijke opdracht: gesprek
2
9*
Meld u ziek door te bellen met uw werkgever.
-
Persoonlijke opdracht: gesprek
2
53
Praktijkopdracht
Nummer 1
CP 16: Ziek en beter melden Doel: Informatie over ziekmelden zoeken op uw werkplek of stageplek. Opdracht: Wat zijn de regels op uw werkplek? Zoek informatie over ziek melden en beter melden.
Ik oefen met: vragen stellen verstaan luisteren lezen
1. Voorbereiden U gaat informatie zoeken over ziek en beter melden op uw werkplek. Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga deze opdracht …………………… doen. Hoe gaat u de informatie zoeken? Ik vraag het aan mijn collega. / Ik vraag het aan mijn leidinggevende. / Ik vraag het aan de afdeling Personeelszaken. / Ik zoek een folder op het werk. De folder gaat in mijn portfolio. 2. Uitvoeren Zoek informatie over ziek en beter melden op uw werkplek. Naar welk telefoonnummer moet u bellen bij ziekte? Bij ziekte moet ik bellen naar het telefoonnummer: …………………… Wanneer moet u het telefoonnummer bellen? Ik kan 24 uur per dag bellen. / Ik moet bellen vóór …………………… Welke andere regels zijn er?
3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
nee
Ik kan informatie lezen en begrijpen over ziekmelden. Ik weet hoe ik me moet ziek melden.
Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
54
Praktijkopdracht
Nummer 2
CP 16: Ziek en beter melden Doel: Een telefoongesprek voeren om zich ziek te melden. Opdracht: U bent ziek. U moet zich ziek melden op uw werk. Oefen het telefoongesprek samen met een andere cursist.
Ik oefen met: woorden zinnen uitspraak vragen stellen
1. Voorbereiden Zoek een andere cursist die deze opdracht ook wil doen. Als u geen andere cursist kunt vinden, mag u de opdracht ook met iemand anders doen (een vriend, familielid, of buurman / buurvrouw). Ik doe deze opdracht samen met …………………… Bedenk de volgende dingen: Wanneer ben ik weer beter? …………………… Waar ben ik tijdens mijn ziekte? …………………… Welke zinnen heeft u nodig?
2. Uitvoeren Voer nu het gesprek. U voert het gesprek twee keer: een keer bent u uzelf, en een keer bent u de leidinggevende op het werk. De leidinggevende op het werk kan de volgende zinnen zeggen: Goedemorgen, met …………………… Wat vervelend. Wanneer denkt u dat u weer beter bent? Wat is uw verblijfadres tijdens uw ziekte? Is het nodig om een afspraak te maken met de bedrijfsarts? U krijgt een formulier thuisgestuurd. U moet het invullen en naar de bedrijfsarts sturen. Begrijpt u? Ik wens u veel beterschap! Tot ziens. 3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
nee
Ik kan duidelijke zinnen maken. Ik begrijp wat de andere persoon zegt. Ik kan me nu duidelijk ziekmelden op mijn werk. Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
55
Praktijkopdracht
Nummer 3
CP 16: Ziek en beter melden Doel: Een afspraak maken met een bedrijfsarts. Opdracht: U bent ziek en u wilt met de bedrijfsarts praten. U moet een afspraak maken. Hoe doet u dat? Oefen hiermee.
Ik oefen met: woorden zinnen vragen stellen luisteren
1. Voorbereiden U wilt een afspraak maken met de bedrijfsarts. Zoek eerst de informatie die u nodig heeft. Het telefoonnummer van de bedrijfsarts is …………………… Het adres van de bedrijfsarts is …………………… Wanneer kunt u bij de bedrijfsarts langskomen? Ik kan wél op …………………… Ik kan niet op …………………… Welke zinnen kunt u gebruiken in het telefoongesprek?
2. Uitvoeren Oefen nu het telefoongesprek met iemand anders. Bijvoorbeeld een familielid, vriend of uw buurman / buurvrouw. Schrijf op: wanneer is uw afspraak bij de bedrijfsarts? Schijf de datum en de tijd op. Ik heb een afspraak gemaakt op …………………… 3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
nee
Ik kan duidelijke zinnen maken. Ik kan een afspraak maken met de bedrijfsarts. Ik begrijp wanneer en hoe laat ik een afspraak heb. Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
56
Praktijkopdracht
Nummer 4*
CP 16: Ziek en beter melden Doel: Een gesprek voeren met de bedrijfsarts over uw ziekte. Opdracht: Wat kunt u allemaal zeggen bij de bedrijfsarts? Oefen het gesprek met een bedrijfsarts.
Ik oefen met: woorden zinnen uitspraak vragen stellen verstaan luisteren schrijven lezen
1. Voorbereiden Ik doe deze opdracht samen met …………………… Bedenk zelf welke klachten u heeft (hoofdpijn, rugpijn, buikpijn etc.). Ik heb …………………… Welke zinnen heeft u nog meer nodig?
2. Uitvoeren Voer nu het gesprek met de bedrijfsarts. 3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
nee
Ik kan duidelijke zinnen maken. Ik begrijp wat de bedrijfsarts zegt en vraagt. Ik kan nu praten over mijn ziekte met de bedrijfsarts. Heeft u een bewijs verzameld dat in het portfolio (*) kan? ja / nee Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
57
Praktijkopdracht
Nummer 5*
CP 16: Ziek en beter melden Doel: Een eigen verklaring invullen. Opdracht: Vul een eigen verklaring in. Als u geen eigen verklaring kunt vinden, vul dan het voorbeeld in.
Ik oefen met: woorden zinnen schrijven lezen
1. Voorbereiden U bent ziek. U krijgt een ‘eigen verklaring’ thuis gestuurd. U moet het formulier invullen. Bedenk zelf de volgende dingen: Waar heeft u last van? Ik heb …………………… Hoe bent u ziek geworden? Komt het door uw werk? Kunt u lopen? Kunt u de bedrijfsarts bezoeken? 2. Uitvoeren Vul nu de ‘eigen verklaring’ in. U kunt de ’eigen verklaring’ op de volgende bladzijde invullen. Als u zelf een ‘eigen verklaring’ kunt vinden, moet u die invullen. 3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
nee
Ik begrijp wat ik moet invullen op het formulier. Ik kan nu een ‘eigen verklaring’ invullen als het nodig is. Heeft u een bewijs verzameld dat in het portfolio (*) kan? ja / nee Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
58
Arbo-formulier
Eigen verklaring bij ziekmelding U dient dit formulier binnen 5 dagen terug te sturen, ook als u weer beter bent of al een afspraak heeft gemaakt met de bedrijfsarts, naar: Arbo-dienst, Marktplein 59, 1013 BK Maastricht. Naam:
________________________________________________
Verblijfadres:
________________________________________________
Telefoonnummer: ________________________________________________ Werkgever:
________________________________________________
Afdeling:
________________________________________________
Functie:
________________________________________________
1. Waarom heeft u zich ziek gemeld? _________________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________________
2. Is er een relatie tussen uw ziekte en uw werkomstandigheden? □ Ja
□ Nee
Zo ja, kunt u dat toelichten? _________________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________________
3. Bent u weer begonnen met werken? □ Ja
□ Nee
Zo ja, wanneer bent u weer begonnen?
datum __/__/_____
Zo niet, wanneer verwacht u weer met werken te beginnen?
datum __/__/_____
4. Bent u in staat een bedrijfsarts te bezoeken? □ Ja
□ Nee
Zo niet, waarom niet? _________________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________________
Handtekening
Datum
Plaats
__________________
__/__/____
____________________
59
Praktijkopdracht
Nummer 6*
CP 16: Ziek en beter melden Doel: Een afspraak maken met de bedrijfsarts. Opdracht: Maak een afspraak met de bedrijfsarts.
Ik oefen met: woorden zinnen uitspraak vragen stellen verstaan luisteren
1. Voorbereiden U wilt een afspraak maken met de bedrijfsarts. Denk na over deze dingen: Het telefoonnummer van de bedrijfsarts is …………………… Kunt u de bedrijfsarts bezoeken? (Kunt u lopen?) Wanneer kunt u langskomen bij de bedrijfsarts? Ik kan wel op: …………………… Ik kan niet op: …………………… Welke zinnen kunt u gebruiken in het telefoongesprek? Eerst zeg ik mijn naam: …………………… Dan zeg / vraag ik:
Aan het einde zeg ik:
2. Uitvoeren Bel met uw bedrijfsarts en maak een afspraak. 3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
nee
Ik heb alles begrepen in het telefoongesprek. Ik heb duidelijk gesproken in het telefoongesprek. Heeft u een bewijs verzameld dat in het portfolio (*) kan? ja / nee Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening. 60
Praktijkopdracht
Nummer 7*
CP 16: Ziek en beter melden Doel: Een gesprek voeren met een bedrijfsarts. Opdracht: Voer een gesprek met de bedrijfsarts.
Ik oefen met: woorden zinnen uitspraak vragen stellen verstaan luisteren
1. Voorbereiden U gaat praten met de bedrijfsarts. Denk eerst na over de zinnen die u kunt zeggen. Ik heb …………………… pijn. / Ik heb pijn in mijn …………………… / Ik heb last van …………………… / Ik voel me niet goed. / Ik voel me slecht. Wat kunt u zeggen over uw klachten?
Wat kunt u zeggen over de oorzaak van uw klachten?
Welke vragen kunt u stellen aan de bedrijfsarts?
2. Uitvoeren Ga naar de bedrijfsarts en voer het gesprek. 3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
nee
Ik heb goed begrepen wat de bedrijfsarts heeft gezegd. De bedrijfsarts heeft goed begrepen wat ik heb gezegd. Heeft u een bewijs verzameld dat in het portfolio (*) kan? ja / nee Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
61
Praktijkopdracht
Nummer 8*
CP 16: Ziek en beter melden Doel: Zich telefonisch ziek melden Opdracht: U heeft zich ziek gemeld door te bellen met uw werkgever.
Ik oefen met: woorden zinnen uitspraak vragen stellen verstaan luisteren
Wanneer heeft u zich ziek gemeld? Datum: Ik heb me ziek gemeld op …………………… Tijd: Ik heb me ziek gemeld om …………………… Bij wie heeft u zich ziek gemeld?
Wat heeft u (ongeveer) gezegd?
Heeft u een bewijs verzameld dat in het portfolio (*) kan? ja / nee Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
62
Praktijkopdracht
Nummer 9*
CP 16: Ziek en beter melden Doel: Zich telefonisch kunnen ziek melden. Opdracht: U meldt zich ziek door te bellen met uw werkgever.
Ik oefen met: woorden zinnen uitspraak vragen stellen verstaan luisteren
1.Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga deze opdracht …………………… doen. Ik ga deze opdracht alleen / met …………………… doen. 2. Uitvoeren Wanneer heeft u zich ziek gemeld? Datum: Ik heb me ziek gemeld op …………………… Tijd: Ik heb me ziek gemeld om …………………… Bij wie heeft u zich ziek gemeld?
Wat heeft u (ongeveer) gezegd?
3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
nee
Ik kan duidelijke zinnen maken. Ik begrijp wat de andere persoon zegt. Ik kan me nu duidelijk ziekmelden op mijn werk.
Heeft u een bewijs verzameld dat in het portfolio (*) kan? ja / nee Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
63
Werkoverleg
CP17
Overzicht van praktijkopdrachten Praktijkopdracht
Hulpkaart nr. 1
Soort opdracht
CH nr.
Inventarisatieopdracht
1
1
Vraag op het werk de agenda van het werkoverleg. Bespreek met uw begeleider of een collega de onderwerpen.
2
Stel vragen aan een collega over het werkoverleg.
5 6
Gespreksopdracht
1
3
Woon een overleg bij. Houd de agenda erbij. Welk onderwerp wordt er besproken? Wat zeggen mensen als ze het niet met elkaar eens zijn?
26
Luisteropdracht
1
4*
Bekijk de agenda van het volgende werkoverleg. Bedenk over welk onderwerp u een vraag heeft en over welk onderwerp u uw mening wilt geven. Bespreek uw vraag en mening met een collega.
1 5 6 26
Gespreksopdracht
1
5*
Ga naar het werkoverleg. Stel uw vraag en geef uw mening. Reageer ook op vragen en meningen van anderen.
26
Gespreksopdracht
2
6*
Luister goed naar een werkoverleg tussen collega’s. Waar gaat het overleg over? Welke afspraken worden er gemaakt?
28
Luisteropdracht / Schrijfopdracht
2
64
Praktijkopdracht CP 17: Het werkoverleg Doel: Eerste kennismaking met een werkoverleg Opdracht: Vraag op het werk de agenda van het werkoverleg. Bespreek met uw begeleider of een collega de onderwerpen. Welke onderwerpen komen vaak terug?
Nummer 1 Ik oefen met: woorden verstaan luisteren schrijven lezen
1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga deze opdracht …………………… doen. Ik ga deze opdracht alleen / met …………………… doen.
2. Uitvoeren Vraag op het werk de agenda van het werkoverleg. Lees de agenda door, zoek moeilijke woorden op. Onderstreep de onderwerpen die op het overleg besproken worden. Bespreek met uw begeleider of een collega de onderwerpen. Welke onderwerpen komen vaak terug? Let op: Noteer alle agendapunten en de betekenis. Wat betekent bijvoorbeeld: “mededelingen”? Wat betekent “rondvraag”? 3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
nee
Ik begrijp belangrijke woorden die op de agenda staan. Ik weet welke onderwerpen er in het overleg worden besproken. Ik kan aan mijn begeleider vertellen welke onderwerpen er in het overleg besproken worden. Ik weet welke onderwerpen vaak terugkomen in een werkoverleg. Ik ken nu de namen van de belangrijkste agendapunten met hun betekenis. Heeft u nieuwe woorden geleerd. Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
65
Praktijkopdracht CP 17: Het werkoverleg Doel: U kunt zich voorbereiden op een werkoverleg. Opdracht: Stel vragen aan een collega over het werkoverleg. Tot slot kiest u een werkoverleg dat u gaat bijwonen.
Nummer 2 Ik oefen met: woorden zinnen uitspraak vragen stellen verstaan luisteren
1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga deze opdracht …………………… doen. Ik ga deze opdracht alleen / met …………………… doen. 2. Uitvoeren Stel de volgende vragen aan een collega: - Welke overleggen er allemaal zijn op het werk? - Hoe heten de overleggen? - Wie doen er mee aan de verschillende overleggen? - Aan welk overleg kunt u meedoen? - Aan welk overleg kunt u niet meedoen en waarom niet? - Welk overleg gaat u bijwonen? Let op: voordat u vragen aan uw collega stelt: Oefen een paar keer de uitspraak van moeilijke woorden. Maak notities van de antwoorden die u krijgt. Maak een kopie van uw notities en doe het in uw portfolio! 3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
Ik weet welke overleggen er zijn op de afdeling. Ik weet aan welke overleggen ik zelf kan deelnemen. Ik doe mee aan het werkoverleg van mijn eigen afdeling / team. Ik kan vragen stellen over de vergadering aan een collega. Ik kan me voorbereiden op een werkoverleg. Heeft u een bewijs verzameld dat in het portfolio (*) kan? ja / nee Heeft u nieuwe woorden geleerd. Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
66
nee
Praktijkopdracht CP 17: Het werkoverleg Doel: U kunt begrijpen waar een werkoverleg over gaat. Opdracht: Woon een overleg bij. Houd de agenda erbij. Welk onderwerp wordt er besproken? Wat zeggen mensen als ze het niet met elkaar eens zijn?
Nummer 3 Ik oefen met: woorden zinnen verstaan luisteren lezen
1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga deze opdracht …………………… doen. Ik ga deze opdracht alleen / met …………………… doen. 2. Uitvoeren Woon een werkoverleg bij. Luister goed. Houd de agenda erbij. Welk onderwerp wordt er besproken? Wat zeggen mensen als ze het niet met elkaar eens zijn? Welk onderwerp wordt er besproken?
Wat zijn zinnen die collega’s gebruiken als ze het niet met elkaar eens zijn?
3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
nee
Ik begrijp over welk onderwerpen het overleg gaat. Ik begrijp wat er wordt gezegd over het onderwerp. Ik versta zinnen die collega’s gebruiken als ze het ergens niet mee eens zijn. Heeft u een bewijs verzameld dat in het portfolio (*) kan? ja / nee Heeft u nieuwe woorden geleerd. Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
67
Praktijkopdracht CP 17: Het werkoverleg Doel: U kunt een werkoverleg voorbereiden. Opdracht: Bekijk de agenda van het volgende werkoverleg. Bedenk over welk onderwerp u een vraag heeft en over welk onderwerp u uw mening wilt geven. Bespreek uw vraag en mening met een collega.
Nummer 4* Ik oefen met: woorden zinnen uitspraak vragen stellen verstaan luisteren lezen
1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga deze opdracht …………………… doen. Ik ga deze opdracht alleen / met …………………… doen. 2. Uitvoeren Bekijk de agenda van het volgende werkoverleg. Bedenk over welk onderwerp u een vraag heeft. Schrijf de vraag op. Bedenk over welk onderwerp u uw mening wilt geven. Schrijf uw mening op. Bespreek uw vraag en mening met een collega. Oefen ook de uitspraak van de woorden en zinnen die u wilt zeggen met uw collega. De vraag die ik wil stellen:
De mening die ik wil geven:
3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja Ik kan aantekeningen maken van een vraag die ik wil stellen. Ik kan aantekeningen maken van een mening die ik wil geven. Ik heb de juiste klank en intonatie geoefend met mijn begeleider.
ja, met hulp
nee
Nvt
Heeft u een bewijs verzameld dat in het portfolio (*) kan? ja / nee Heeft u nieuwe woorden geleerd. Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
68
Praktijkopdracht CP 17: Het werkoverleg Doel: U kunt deelnemen aan het werkoverleg. Opdracht: Kijk terug naar praktijkopdracht 4. Bij welk agendapunt gaat u een opmerking maken? Ga naar het werkoverleg. Stel uw vraag en geef uw mening. Reageer ook op vragen en meningen van anderen.
Nummer 5* Ik oefen met: woorden zinnen uitspraak vragen stellen verstaan luisteren
1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga deze opdracht …………………… doen. Ik ga deze opdracht alleen / met …………………… doen. 2. Uitvoeren Kijk terug naar praktijkopdracht 4. Bij welk agendapunt gaat u een opmerking maken? Ga naar het werkoverleg. Stel uw vraag en geef uw mening. Reageer op vragen en meningen van andere deelnemers aan het overleg. De vraag die ik stel:
De mening die ik geef:
3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja Ik Ik Ik Ik
kan kan kan kan
ja, met hulp
nee
mijn vraag stellen in een overleg. mijn mening geven in een overleg. reageren op een vraag van een collega. extra informatie geven over mijn vraag of mening.
Heeft u een bewijs verzameld dat in het portfolio (*) kan? ja / nee Heeft u nieuwe woorden geleerd. Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
69
Praktijkopdracht CP 17: Het werkoverleg Doel: U kunt aantekeningen maken van een werkoverleg. Opdracht: Luister goed naar een werkoverleg tussen collega’s. Waar gaat het overleg over? Welke afspraken worden er gemaakt?
Nummer 6* Ik oefen met: woorden zinnen verstaan luisteren schrijven
1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga deze opdracht …………………… doen. Ik ga deze opdracht alleen / met …………………… doen. 2. Uitvoeren Luister goed naar een werkoverleg tussen collega’s. Noteer uw antwoorden hieronder. Waar gaat het overleg over?
Welke afspraken worden er gemaakt? Schrijf de afspraken op.
3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
nee
Ik kan notities maken van iets wat gezegd wordt in een werkoverleg. Ik kan notities maken van een afspraak die gemaakt wordt in een werkoverleg. Heeft u een bewijs verzameld dat in het portfolio (*) kan? ja / nee Heeft u nieuwe woorden geleerd. Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
70
Overleggen met collega’s
CP18
Overzicht van praktijkopdrachten Praktijkopdracht
Hulpkaart nr. -
Soort opdracht
CH nr.
Observatieopdracht
1
1
Luister naar collega’s. Wat doen zij als ze niet begrijpen wat ze moeten doen? Wat zeggen ze dan? Schrijf zinnen op.
2
Luister goed naar collega’s op uw werk. Welke vragen stellen ze over de werkverdeling?
-
Luisteropdracht
1
3
Luister hoe uw chef of collega’s instructies geven. Schrijf de zinnen op. Bespreek met iemand welke zinnen vriendelijk en onvriendelijk klinken.
-
Luisteropdracht / Gespreksopdracht
2
4
Luister hoe uw collega’s praten over hoe het werk is gedaan. Wat zeggen ze als het (niet) goed ging? Schrijf de zinnen op. Bespreek de zinnen die u niet begrijpt met iemand.
-
Luisteropdracht / Gespreksopdracht
2
5*
Vraag uw leidinggevende wat er op het werk fout kan gaan. Vraag wat u moet doen als zoiets gebeurt. Schrijf de antwoorden op uw vragen op.
1 3
Gespreksopdracht / Schrijfopdracht
1
6*
Bekijk eerst de voorbeeldzinnen die u kunt gebruiken om te vragen stellen over de uitvoering van uw werk. Bedenk dan wat u nog wilt weten over het werk dat u doet. Ga naar uw leidinggevende / een collega en stel uw vragen. Laat uw taalmaatje meeluisteren. Bespreek daarna hoe het gesprek ging.
1 3 5
Gespreksopdracht
2
71
Praktijkopdracht
Nummer 1
CP 18: Overleggen met collega’s Doel: U kunt aangeven dat u (niet) begrijpt wat u moet doen.
Ik oefen met: spreken verstaan
Opdracht: Een collega vraagt u iets te doen of te halen. Zegt u het als u het niet begrijpt? Luister naar collega’s. Wat doen zij als ze niet begrijpen wat ze moeten doen? 1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga deze opdracht …………………… doen. Ik ga deze opdracht alleen / met …………………… doen. 2. Uitvoeren Een collega vraagt u iets te doen of te halen. Zegt u het als u het niet begrijpt? Waarom wel / niet? Wat zegt u als u niet begrijpt wat u moet doen? Wat zegt u als u wel begrijpt wat u moet doen? Schrijf de zinnen hieronder op!
Luister nu naar collega’s. Wat doen zij als ze niet begrijpen wat ze moeten doen? Wat zeggen ze dan? Schrijf de zinnen hieronder op!
Maak een kopie van de zinnen voor uw portfolio! 3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
nee
Ik weet wat ik kan zeggen als ik niet begrijp wat ik moet doen. Ik weet wat ik kan zeggen als ik begrijp wat ik moet doen. Heeft u een bewijs verzameld dat in het portfolio (*) kan? ja / nee Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
72
Praktijkopdracht
Nummer 2
CP 18: Overleggen met collega’s Doel: U weet weten hoe u vragen kunt stellen over de werkverdeling; u weet hoe u kunt zeggen wat u liever (niet) doet.
Ik oefen met: spreken verstaan
Opdracht: Luister goed naar collega’s op uw werk en probeer de volgende vragen te beantwoorden: welke vragen stellen ze over de werkverdeling? 1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga deze opdracht …………………… doen. Ik ga deze opdracht alleen / met …………………… doen. 2. Uitvoeren Luister goed naar collega’s op uw werk en probeer de volgende vragen te beantwoorden: Welke vragen stellen ze over de werkverdeling? Schrijf de zinnen hieronder op.
Zeggen ze wat ze liever wel / niet doen? Wat zeggen ze dan? Schrijf de zinnen hieronder op.
Maak een kopie van de zinnen voor uw portfolio! 3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
Ik weet welke vragen ik kan stellen over de werkverdeling. Ik weet wat ik kan zeggen als ik iets liever (niet) wil doen. Heeft u een bewijs verzameld dat in het portfolio (*) kan? ja / nee Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
73
nee
Praktijkopdracht
Nummer 3
CP 18: Overleggen met collega’s Doel: U weet hoe u instructies kunt geven. Opdracht: Luister hoe uw chef of collega’s instructies geven. Schrijf de zinnen op. Bespreek met uw taalmaatje welke zinnen vriendelijk en onvriendelijk klinken.
Ik oefen met: spreken verstaan
1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga deze opdracht …………………… doen. Ik ga deze opdracht alleen / met …………………… doen. 2. Uitvoeren Luister hoe uw chef en collega’s instructies geven. Schrijf de zinnen hieronder op.
Bespreek met uw taalmaatje welke zinnen vriendelijk en onvriendelijk klinken. Maak een kopie van de zinnen voor uw portfolio! 3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
nee
Ik weet hoe ik instructies kan geven. Ik weet welke instructies vriendelijk en onvriendelijk klinken. Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
74
Praktijkopdracht
Nummer 4
CP 18: Overleggen met collega’s Doel: U kunt praten over hoe het werk is gedaan.
Ik oefen met: spreken verstaan
Opdracht: Luister hoe uw collega’s praten over hoe het werk is gedaan. Wat zeggen ze als het (niet) goed ging? Bespreek de zinnen die u niet begrijpt met uw taalmaatje. 1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga deze opdracht …………………… doen. Ik ga deze opdracht alleen / met …………………… doen.
2. Uitvoeren Luister hoe uw collega’s praten over hoe het werk is gedaan. Wat zeggen ze als het (niet) goed ging? Schrijf de zinnen hieronder op.
Bespreek de zinnen die u niet begrijpt met uw taalmaatje. Maak een kopie van de zinnen voor uw portfolio!
3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
Ik weet hoe ik kan praten over werk dat is gedaan. Ik weet wat ik kan zeggen over werk dat (niet) goed ging. Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
75
nee
Praktijkopdracht
Nummer 5*
CP 18: Overleggen met collega’s Doel: U weet welke onvoorziene situaties er op het werk kunnen ontstaan; U weet wat u in die situaties moet doen. Opdracht: Vraag uw leidinggevende wat er op het werk fout kan gaan. Vraag wat u moet doen als zoiets gebeurt.
Ik oefen met: spreken verstaan kennis
1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga deze opdracht …………………… doen. Ik ga deze opdracht alleen / met …………………… doen. 2. Uitvoeren Vraag Vraag -
uw leidinggevende wat er op het werk fout kan gaan. uw leidinggevende wat u moet doen als: het alarm af gaat een apparaat of machine kapotgaat een brandje er iets op is (bijvoorbeeld: een schoonmaakmiddel of werkhandschoenen)
Schrijf de antwoorden op de vragen kort op.
Maak een kopie van uw antwoorden voor uw portfolio! 3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
Ik weet wat er op het werk fout kan gaan. Ik weet wat ik moet doen als het alarm afgaat, als een apparaat of machine kapot is, als er brand is of als er iets op is. Heeft u een bewijs verzameld dat in het portfolio (*) kan? ja / nee Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
76
nee
Praktijkopdracht
Nummer 6*
CP 18: Overleggen met collega’s Doel: U kunt vragen stellen over de uitvoering van uw werk. Opdracht: Bekijk eerst de voorbeeldzinnen die u kunt gebruiken om te vragen stellen over de uitvoering van uw werk. Bedenk dan wat u nog wilt weten over het werk dat u doet. Ga naar uw leidinggevende / een collega en stel uw vragen. Laat uw taalmaatje meeluisteren.
Ik oefen met: spreken vragen stellen verstaan
1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga deze opdracht …………………… doen. Ik ga deze opdracht alleen / met …………………… doen. Bekijk de volgende voorbeeldzinnen die u op uw werk kunt gebruiken. Vragen stellen over het werk: Ik heb een vraag over …………………… Wat moet ik precies doen? Hoe kan ik …………………… het beste aanpakken? Waar kan ik het beste mee beginnen? Dus als ik het goed begrijp, dan moet ik …………………… Kun je me nog een keer uitleggen hoe / wat / waar ……………………? Bedenk nu wat u nog wilt weten over het werk dat u doet. Schrijf uw vragen op.
2. Uitvoeren Ga naar een collega / leidinggevende en stel uw vragen. Bespreek daarna hoe het gesprek ging. 3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
nee
Ik kan vragen stellen over het werk dat ik moet doen. Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
77
In gesprek met collega’s
CP19
Overzicht van praktijkopdrachten Praktijkopdracht
Hulpkaart nr. -
Soort opdracht
CH nr.
Inventarisatieopdracht
1
1
Bedenk zinnen om een collega hulp aan te bieden en zinnen om te bedanken voor zijn / haar hulp.
2
Bedenk een aantal situaties waarin u iemand feliciteert. Wat zegt u als u een collega feliciteert?
20
Inventarisatieopdracht
1
3*
Noteer situaties waarin u zich ergert aan collega’s. Bedenk zinnen om te vragen of hij/zij zijn/haar gedrag wil veranderen. Bespreek uw ergernissen en zinnen met uw leidinggevende. Ga daarna naar uw collega en vraag hem/haar zijn gedrag te veranderen.
22 27
Inventarisatieopdracht
1
4*
Voer een kennismakingsgesprek met een collega. Vertel iets over uzelf. Vraag ook naar (het werk van) de ander.
-
Gespreksopdracht
1
5*
Voer een alledaags gesprekje met een collega of leidinggevende. Bedenk vragen die u kunt stellen en dingen die u over uzelf kunt vertellen.
5 6
Gespreksopdracht
1
6*
Schrijf een felicitatiekaart of condoleancekaart.
20
Persoonlijke schrijfopdracht
1
78
Praktijkopdracht
Nummer 1
CP 19: In gesprek met collega’s Doel: U kunt een collega hulp aanbieden en bedanken voor hulp.
Ik oefen met: spreken
Opdracht: Bedenk samen met een medecursist een aantal situaties waarin u een collega hulp aanbiedt. Bedenk samen zinnen om een collega hulp aan te bieden en zinnen om te bedanken voor zijn / haar hulp. Schrijf de zinnen die u kunt zeggen op. 1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga deze opdracht …………………… doen. Ik ga deze opdracht alleen / met …………………… doen. Bedenk samen met een medecursist een aantal situaties waarin u een collega hulp aanbiedt. Schrijf de situaties hier op:
2. Uitvoeren Bedenk samen zinnen om een collega hulp aan te bieden en zinnen om te bedanken voor zijn / haar hulp. Schrijf de zinnen die u kunt zeggen hier op:
3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
nee
Ik weet in welke situaties ik een collega hulp kan aanbieden. Ik weet wat ik kan zeggen als ik een collega hulp wil aanbieden. Ik weet hoe ik een collega kan bedanken voor zijn / haar hulp. Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
79
Praktijkopdracht
Nummer 2*
CP 19: In gesprek met collega’s Doel: U kunt een collega feliciteren. U kunt een verjaardagskaart schrijven aan een collega.
Ik oefen met: spreken
Opdracht: Bedenk een aantal situaties waarin u iemand feliciteert. Wat zegt u als u een collega feliciteert? 1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga deze opdracht …………………… doen. Ik ga deze opdracht alleen / met …………………… doen. Bedenk samen met een medecursist een aantal situaties waarin u iemand feliciteert. Schrijf de situaties hier op:
2. Uitvoeren Wat zegt u als u iemand feliciteert? Schrijf de zinnen die u kunt zeggen hier op:
Zoek nu ieder een verjaardagskaart voor een collega. Schrijf de kaart en bespreek de tekst met uw medecursist. Geef de kaart aan uw collega of stuur hem op. Maak een kopie van de kaart voor uw portfolio! 3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
nee
Ik weet in welke situaties ik iemand kan feliciteren. Ik weet wat ik kan zeggen als ik een collega feliciteer. Ik weet wat ik op een verjaardagskaart kan schrijven. Heeft u een bewijs verzameld dat in het portfolio (*) kan? ja / nee Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening. 80
Praktijkopdracht
Nummer 3*
CP 19: In gesprek met collega’s Doel: U kunt een collega vragen zich anders te gedragen.
Ik oefen met: spreken
Opdracht: Noteer situaties waarin u zich ergert aan collega’s. Bedenk zinnen om te vragen of uw collega zijn / haar gedrag wil veranderen. Ga daarna naar uw collega en vraag hem / haar zijn gedrag te veranderen. 1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga deze opdracht …………………… doen. Ik ga deze opdracht alleen / met …………………… doen. Noteer hier met medecursist een paar situaties waarin u zich ergert aan collega’s.
2. Uitvoeren Bedenk zinnen om te vragen of uw collega zijn / haar gedrag wil veranderen. Schrijf de zinnen op.
Bespreek uw ergernissen en zinnen met uw leidinggevende. Ga daarna naar uw collega en vraag hem / haar zijn gedrag te veranderen. 3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
Ik weet hoe ik kan zeggen dat ik het gedrag van een collega vervelend vind. Ik weet hoe ik een collega kan vragen zijn / haar gedrag te veranderen. Heeft u een bewijs verzameld dat in het portfolio (*) kan? ja / nee Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
81
nee
Praktijkopdracht
Nummer 4*
CP 19: In gesprek met collega’s Doel: Zichzelf voorstellen en een eenvoudig gesprek voeren
Ik oefen met: spreken
Opdracht: Voer een kennismakingsgesprek met een collega. Vraag daarbij ook naar (het werk van) de ander. Laat uw taalmaatje meeluisteren en bespreek hoe het gesprek ging. 1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga deze opdracht …………………… doen. Ik ga deze opdracht alleen / met …………………… doen. Voer een kennismakingsgesprek met een (nieuwe) collega. Wat gaat u over uzelf vertellen? Schrijf de zinnen hier op:
Vraag ook naar (het werk van) de ander. Waar woont hij / zij? Wat doet hij / zij precies? Wat vindt hij / zij van het werk? Bedenk zelf nog andere vragen. Schrijf ze hier op.
2. Uitvoeren Voer nu het gesprek. (Laat uw taalmaatje meeluisteren en bespreek hoe het gesprek ging.)
82
3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
nee
Ik kan een kennismakingsgesprek voeren met een (nieuwe) collega. Ik kan een eenvoudig gesprek voeren met een collega. Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening. Heeft u een bewijs verzameld dat in het portfolio (*) kan? ja / nee
83
Praktijkopdracht
Nummer 5*
CP 19: In gesprek met collega’s Doel: Een alledaags gesprekje voeren met een collega of leidinggevende
Ik oefen met: spreken
Opdracht: Voer een alledaags gesprekje met een collega of leidinggevende. Bedenk vragen die u kunt stellen en dingen die u over uzelf kunt vertellen. 1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga deze opdracht …………………… doen. Ik ga deze opdracht alleen / met …………………… doen. Bedenk vragen die u kunt stellen aan een collega of leidinggevende. De vragen hoeven niet alleen over het werk te gaan! Schrijf uw vragen hier op.
Bedenk ook iets wat u over uzelf kunt vertellen. Schrijf het hier op.
2. Uitvoeren Voer nu een alledaags gesprekje met een collega of leidinggevende. Laat uw taalmaatje meeluisteren en bespreek hoe het gesprek ging. 3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
nee
Ik kan een alledaags gesprek voeren met een collega of leidinggevende. Heeft u een bewijs verzameld dat in het portfolio (*) kan? ja / nee Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening.
84
Praktijkopdracht
Nummer 6*
CP 19: In gesprek met collega’s Doel: U kunt een collega feliciteren en of condoleren.
Ik oefen met: spreken
Opdracht: Maak een kopie van een kaart die u gaat versturen om iemand te feliciteren of te condoleren. Doe de kopie in uw portfolio. 1. Voorbereiden Datum: Ik ga …………………… deze opdracht doen. Plaats: Ik ga deze opdracht …………………… doen. Ik ga deze opdracht alleen / met …………………… doen. Koop een felicitatiekaart en of condoleancekaart voor een collega.
2. Uitvoeren Beschrijf de kaart. Maak er een kopie van en doe die in uw portfolio. Stuur de kaart op of geef hem aan uw collega.
3. Terugkijken Hoe ging de praktijkopdracht? ja
ja, met hulp
Ik kan een felicitatiekaart en of condoleancekaart schrijven aan een collega. Heeft u nieuwe woorden geleerd? Schrijf de woorden in uw woordenschrift, eventueel met een passende zin, een vertaling of een tekening. Heeft u een bewijs verzameld dat in het portfolio (*) kan? ja / nee
85
nee