05 10
Winter 2010
Het relatiemagazine van het Centraal Bureau voor de Statistiek
Jan Latten in gesprek met Antoinette Hertsenberg Interview met Wubbo Ockels, hoogleraar Duurzame Technologie Statistics Spain in the picture CBS brengt aantal daklozen voor het eerst in kaart
Winter Jaarlijks trekken ruim 1,1 miljoen landgenoten er tijdens het winterseizoen voor een kortere of langere wintersportvakantie op uit. Meer dan de helft van deze wintersporters gaat daarvoor naar Oostenrijk, één op de zes gaat naar Frankrijk en één op de tien bezoekt Zwitserland. Tirol is met jaarlijks ongeveer 330.000 Nederlandse wintersporters de belangrijkste trekpleister. Ook het Salzburgerland met ongeveer 150.000 Nederlandse wintersporters en het Franse Dauphiné/Savoie met jaarlijks zo’n 160.00 bezoekers zijn in dit verband van belang. De meeste wintersporters binden daarbij de lange latten onder: ruim 800.000 overwegend om te alpineskiën en zo’n 40.000 om te langlaufen. De laatste tijd blijkt vooral het snowboarden bij het Nederlandse publiek in populariteit toe te nemen. (Bron: CBS)
2
05 10 Gosse van der Veen Directeur-Generaal CBS
05 10
Het relatiemagazine van het Centraal Bureau voor de Statistiek
Winter 2010
Het relatiemagazine van het Centraal Bureau voor de Statistiek
Jan Latten in gesprek met Antoinette Hertsenberg Interview met Wubbo Ockels, hoogleraar Duurzame Technologie Statistics Spain in the picture CBS brengt aantal daklozen voor het eerst in kaart
Colofon
05/10 is het relatiemagazine van het CBS dat als doelstelling heeft de externe relaties van het statistiekbureau te informeren over het CBS en met het CBS verwante relevante maatschappelijke ontwikkelingen. 05/10 verschijnt 4 keer per jaar. Uitgave: Centraal Bureau voor de Statistiek. Hoofdredactie: Miriam van der Sangen. Medewerkers: Jan Latten, Jaap van Sandijk, Ron Storm, Miriam van der Sangen, Annemieke Bos, Carina Fransen, Ronald van der Bie, Masja de Ree en Rosenbaum Selekt. Cover: Antoinette Hertsenberg is bij de TROS presentatrice van de programma’s Radar en Opgelicht.
Voorwoord Voor u ligt het vijfde nummer van het CBS-relatiemagazine voor 2010. Daarin een uitgebreid interview met Wubbo Ockels, hoogleraar Duurzame Technologie aan de TU Delft. We spraken met hem over zijn ruimtevlucht in 1985, zijn innovatieve onderzoeksprojecten, het belang van duurzaamheid en het onlangs over hem verschenen boek. Jan Latten legt deze keer Antoinette Hertsenberg langs de statistische meetlat. Zij is de bekende presentatrice van de TROS-programma’s Radar en Opgelicht en ontving in 2009 de prijs voor ‘Journalist van het Jaar’ vanwege haar berichtgeving over de DSB-bank. Jan Latten sprak met haar onder andere over haar vertrouwen in de medemens, de wereld die voor veel mensen onoverzichtelijk is, de rol van de banken en de woekerpolisaffaire. Verder hadden we een boeiend gesprek met de president van het Spaanse statistiekbureau, Jaume Garcia Villar. Hij vertelt over de bezuinigingen waarmee zijn Bureau te maken heeft, het gebruik van registers, het belang van kwalitatief goede statistieken en de dynamiek van het statistieken maken. In dit nummer ook aandacht voor twee CBS-projecten. In het eerste project laten we CBS-collega Moniek Coumans aan het woord. Zij vertelt over de nieuwe methode die het CBS – in samenwerking met een aantal universiteiten – ontwikkelde om het aantal daklozen in Nederland te kunnen schatten. Het tweede project gaat over de samenwerking tussen het CBS en de Kamer van Koophandel. Die samenwerking zorgt niet alleen voor een aanzienlijke verlaging van de administratieve lastendruk, maar levert voor de ondernemers in ons land ook meer verfijne conjunctuurinformatie op.
Fotografie: PP Fotografie Zoetermeer, ANP, Miriam van der Sangen.
In deze aflevering gaan we ook in op het ontstaan van de provincie Flevoland 25 jaar geleden en de ontwikkelingen die daarop volgden.
Illustraties: Andy Grogan.
Verder laten wij weer 5 klanten van het CBS aan het woord. Zij vertellen welke gegevens zij van het CBS gebruiken en wat zij er meedoen. Tot slot onze korte rubriekjes met allerlei wetenswaardigheden over gezondheid, sport, culinair, IT en actuele zaken, allemaal gebaseerd op CBS-cijfers.
Oplage: 7.500 exemplaren. Concept: Hans van Brussel. Vormgeving: Jan van Halm. Opmaak: Centraal Bureau voor de Statistiek, Grafimedia. Druk: OBT bv, Den Haag. Reacties op het blad zijn welkom via e-mail:
[email protected].
Veel leesplezier. Hebt u suggesties? Laat het weten. Gosse van der Veen, Directeur-Generaal
3
Aan dit nummer werkten mee... Miriam van der Sangen (1958) studeerde rechten aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Daarna volgde zij diverse opleidingen op het gebied van management en journalistiek. Begin jaren tachtig trad zij in dienst van het CBS, waar zij verschillende functies bekleedde. De afgelopen 15 jaar werkte zij bij de sector Communicatie.
Carina Fransen (1963) voltooide de opleiding Nederlands recht, internationaalrechtelijke richting in Leiden. Naast fractiewerk in de Tweede Kamer, gaf zij repetitorcursussen Europees recht en schreef zij voor het Leids Liberaal Bulletin. Sinds 2001 werkt zij bij het CBS, de laatste jaren bij de centrale beleidsstaf internationale zaken.
Ronald van der Bie (1959) studeerde geschiedenis en economie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Hij was bedrijfsleider in een café, broodschrijver, docent en onderzoeker. Hij publiceerde over tabaksteelt, sociale zorg, drankgebruik en drankbestrijding en historische nationale rekeningen. Hij werkt bij het CBS als wetenschappelijk redacteur en doet er onder meer historisch tijdreeksonderzoek.
Annemieke Bos (1966) volgde de opleiding Voorlichtingskunde aan de Haagse Hogeschool. Zij werkte vijf jaar als voorlichter bij de Stichting Vakopleiding Bouwbedrijf (tegenwoordig Fundeon) en daarnaast als freelance journaliste voor de Delftsche en Westlandsche Courant. Sinds 1995 is ze actief als freelance tekstschrijver/redacteur.
Jan Latten (1952) is hoogleraar demografie aan de Universiteit van Amsterdam en werkzaam bij het CBS als onderzoeker en woordvoerder. Hij publiceert onder andere over trends op het gebied van relaties in samenhang met maatschappelijke en economische ontwikkelingen.
Jaap van Sandijk (1960) studeerde aan de Pedagogische Academie, maar koos na de afronding daarvan voor de journalistiek. Na ervaring te hebben opgedaan bij de regionale radio en het Leidsch Dagblad vestigde hij zich als freelance journalist. Hij schrijft voor onder meer Marketingtribune, Salesmanagement en Update, het relatiemagazine van de Sky Radio Group.
4
05 10 Het relatiemagazine van het Centraal Bureau voor de Statistiek
Interview met Wubbo Ockels, hoogleraar Duurzame Technologie
10
Jan Latten in gesprek met Antoinette Hertsenberg
20
Statistics Spain in the picture
30
Inhoud
Bart Malkus van Xella Nederland: Alle relevante data in één cockpit
18
CBS brengt aantal daklozen voor het eerst in kaart
40
kort gezond 6–7 Marco Mosselman van Wereldhave N.V.: Van alle markten op vastgoedgebied thuis 8–9 Interview met Wubbo Ockels, hoogleraar Duurzame Technologie 10–15 kort IT 16–17 Bart Malkus van Xella Nederland: Alle relevante data in één cockpit 18–19 Jan Latten in gesprek met Antoinette Hertsenberg 20–25 kort sport 26–27 Dick Kral van VBI: ‘De statistiek verleende vergunningen is voor VBI een essentiële bron van informatie’ 28–29 Statistics Spain in the picture 30–35 kort reizen 36–37 Ad Grootenboer van Economisch Instituut voor de Bouw: Veelzijdig onderzoek in de bouwsector 38–39 CBS brengt aantal daklozen voor het eerst in kaart 40–45 kort actueel 46–47 Samenwerking CBS en Kamer van Koophandel levert verfijnde conjunctuurinformatie op 48–53 Marien de Wit en Peter Mak van Dienst Verkeer en Scheepvaart van Rijkswaterstaat: Vlot en veilig verkeer over weg en water 54–55 Pionieren in de polder 56–61 kort culinair 62–63 recente CBS-publicaties 64–67
5
kort gezond Ruim 20 procent van de cannabisgebruikers heeft psychische klachten Even een blowtje nemen: het klinkt als een relaxte bezigheid. Maar zo ontspannen zijn cannabisgebruikers niet. Mensen die in 2007–2009 aangaven de afgelopen 30 dagen cannabis gebruikt te hebben, voelen zich geestelijk of psychisch minder gezond dan niet-gebruikers. Bijna 20 procent van de mannelijke cannabisgebruikers heeft psychische klachten, tegenover bijna 10 procent van de niet-gebruikers. Bij vrouwen is er een vergelijkbaar beeld. Ruim 28 procent van de gebruikers heeft psychische klachten tegenover ruim 14 procent van de niet-gebruikers. De klachten betreffen vooral zenuwachtigheid, neerslachtigheid en ongelukkig of onrustig zijn. (Bron: CBS)
20 procent minder emissie van koolstofdioxide 84 miljard euro aan zorg Als het over zorg gaat, gaat het vaak over de stijgende kosten daarvan. Ook tijdens de afgelopen formatiebesprekingen stond het onderwerp weer hoog op de agenda. Maar wat is nu eigenlijk het beeld van die stijgende kosten? Welnu, in 1998 bedroegen de totale uitgaven aan zorg in Nederland nog ongeveer 41 miljard euro. Elf jaar later, in 2009, waren deze toegenomen tot bijna 84 miljard euro. Dat komt overeen met een aandeel van bijna 15 procent van het bruto binnenlands product. Per hoofd van de bevolking werd in 2009 bijna 5.100 euro uitgegeven aan zorg. (Bron: CBS)
6
Elk nadeel heeft zijn voordeel, luidt een zegswijze van Johan Cruyff. Dat geldt ook voor de economische crisis. Want door die crisis zijn in 2009 veel minder aardolieproducten en steenkool verbruikt en dat is weer goed voor onze gezondheid! Twee derde van de vermindering van de CO2-uitstoot deed zich voor bij de industrie en de raffinaderijen, een kwart bij het wegverkeer. In de industrie nam vooral de productie van de basismetaalindustrie sterk af. De emissie van koolstofdioxide daalde daardoor met bijna 20 procent. Transportbedrijven verbruikten in 2009 ruim 7 procent minder dieselolie, doordat zij minder kilometers reden. De uitstoot van koolstofdioxide door het wegverkeer nam met 4 procent af. (Bron: CBS, Planbureau voor de Leefomgeving)
kort gezond
1
op de 9 kinderen groeit op met risico op armoede Nederland is een rijk land. Je hoeft daarvoor alleen maar te kijken naar het gemiddelde welstandsniveau van Nederlanders. Toch hadden 385.000 minderjarige kinderen in 2008 in ons land kans op armoede. Dat zijn kinderen tot 18 jaar die opgroeien in een gezin met een inkomen tot maximaal 120 procent van het sociaal minimum. Het blijkt dat de helft van het aantal minderjarige kinderen met kans op armoede uit eenoudergezinnen komt. Hier speelt mee dat in een eenoudergezin maar één kostwinner voor het inkomen kan zorgen. Daarnaast zijn eenoudergezinnen vaker afhankelijk van een (bijstands)uitkering dan gezinnen met twee ouders. En daarmee zijn de kinderen uit deze gezinnen dus het kind van de rekening, als het gaat om de kans op armoede. (Bron: CBS)
7
aan het woord...
Marco Mosselman is hoofd marktanalyse bij vastgoed belegger Wereldhave N.V. Samen met zijn collega’s houdt hij de economische en demografische ontwikkelingen en de bewegingen op de vastgoedmarkt nauwlettend in de gaten. Daarbij maakt hij veel gebruik van CBS-gegevens en data van Eurostat. In zijn vrije tijd is Mosselman een fervent roeier.
8
Van alle markten op vastgoedgebied thuis Marco Mosselman is hoofd marktanalyse bij Wereldhave N.V. Dit bedrijf belegt in vastgoed in Europa en de Verenigde Staten. De afdeling van Mosselman volgt nauwgezet de economische en demografische ontwikkelingen en de bewegingen op de vastgoedmarkt in de betreffende regio’s.
‘W
e zijn actief in Nederland, België, Finland, Spanje, Engeland en Frankrijk,’ vertelt Mosselman. ‘In de VS beleggen we in drie regio’s. Het betreft voornamelijk winkelcentra en kantoren. Soms is dat gecombineerd met woningbouw.’ Om goede beslissingen te kunnen nemen over nieuwe investeringen, moet Wereldhave van alle markten thuis zijn. ‘We kijken naar economische en demografische ontwikkelingen en bewegingen op de vastgoedmarkt. Verder is het belangrijk dat we lokaal goed ingevoerd zijn. De markt in Alphen aan den Rijn is immers anders dan die in Parijs. Daarvoor werken we met lokale teams die de ontwikkelingen ter plaatse bijhouden.’ De marktanalisten van Wereldhave raadplegen veelvuldig de StatLine database van het CBS. ‘Daar vinden we cijfers
over economische groei, inflatie, bevolkingsgroei, bestedingen van consumenten, omzetten in de detailhandel enzovoorts. Uit de regionale statistieken halen we de verschillen tussen regio’s.’ Ook op internationaal niveau heeft het bedrijf baat bij het CBS. ‘Het CBS levert data aan Eurostat. Voor ons is dat een belangrijke bron om gegevens te vergelijken. Op basis daarvan kunnen we bijvoorbeeld beslissen of we nu meer in Spanje, Frankrijk of Finland moeten gaan investeren.’ Wat de bruikbaarheid van de CBS-gegevens betreft, heeft Mosselman goed vergelijkings-
Vergeleken met andere Europese landen doet het CBS het erg goed
materiaal. ‘Vergeleken met een aantal andere Europese landen doet het CBS het erg goed. De website is prima toegankelijk en bevat veel verschillende datasets. De regionale cijfers zouden echter wat meer gedetailleerd mogen zijn. We hebben wel eens een ‘op maat vraag’ gedaan naar gegevens uit de regionale statistieken, maar die zijn dan minder bruikbaar omdat ze wat gedateerd zijn. Met de huidige economische ontwikkelingen is het juist van belang om over de meest actuele gegevens te beschikken.’ Als tip zou Mosselman het CBS willen meegeven te denken aan het internationaal ontsluiten van StatLine, zodat de gegevens van verschillende statistische bureaus met elkaar gedeeld kunnen worden. ‘Dat zou een goede aanvulling zijn op het dienstenpakket.’ Annemieke Bos
9
relaties
Wubbo Ockels is een veelzijdig en getalenteerd persoon. Naast natuurkundige is hij ook ruimtevaarder, piloot, hoogleraar en uitvinder.
10
‘Internationale positie van Nederland is beschamend’ Interview met Wubbo Ockels, hoogleraar Duurzame Technologie
Een plek voor de aangeboden kop koffie is nauwelijks te vinden. De tafel in de werkkamer van Wubbo Ockels, tien hoog in het
faculteitsgebouw Luchtvaart & Ruimtevaarttechniek van de TU Delft, ligt vol met onderzoeksrapporten en boeken. Toch is de hoogleraar Duurzame Technologie, ruimtevaarder en natuurkundige allerminst een chaotisch persoon. Wel noemt hij zichzelf in zekere zin naïef. Geen kinderlijke naïviteit, maar meer een bepaald soort onbevangenheid.
Dat ziet hij dan ook meer als een talent: ‘Het is jezelf de vrijheid gunnen om in een zekere naïviteit te denken.’ Aan wie hij het beeldend denken heeft te danken, weet Ockels niet. Zijn vader was landmeter en zijn moeder onderwijzeres. ‘En er komen meerdere dominees voor in de familie. Dat verklaart weer wel waar mijn voorliefde voor het uitleggen en het verklaren vandaan komt.’ Verder experimenteren Na zijn middelbare school studeerde Ockels wisen natuurkunde in Groningen. ‘Ik wilde gewoon verder experimenteren,’ vertelt hij over die keuze. Zijn promotieonderzoek deed hij aan het Kernfysisch Versneller Instituut in Groningen. Daar lag de basis van zijn ruimtelijke avontuur. ‘Een collega had voor de grap een advertentie uit de krant geknipt en op het prikbord gehangen: ruimtevaarder gezocht. Ha ha ha, had hij er zelf bij geschreven. Maar ik dacht meteen: dat is het! Het paste helemaal bij mij – avontuurlijk werk met veel experimenten in een totaal nieuwe omgeving.’ Ockels doorliep vlekkeloos de volledige screening. ‘Het klinkt arrogant, maar ik was er zo van overtuigd dat ik de juiste man was, dat ik me eigenlijk nauwelijks zorgen maakte over de selectie,’ blikt hij terug.
Al als kleuter van vier jaar veranderde hij de zandbak in een geïmproviseerd laboratorium. Eén van de allereerste experimenten van Ockels bestond uit de onderdelen zand, water en oude gasbuizen. ‘Fascinerend vond ik dat, net als het maken van katapulten.’ Toch was hij geen nerd in de dop. ‘Ik haalde ook kattenkwaad uit en deed ook aan fikkie stoken, hoor.’ Zestig jaar later heeft Ockels nog dezelfde experimenteerdrift. De aard van het beestje, zegt hij. ‘Ik vind het prachtig om dingen te bedenken en uit te proberen. Experimenteren en vervolgens lering trekken uit die experimenten is het mooiste Ruimtevlucht wat er is in het leven.’ En ja, natuurlijk misluk- In 1985 maakte hij, zes dagen lang, zijn vijf miljoen ken experimenten ook, maar kilometer lange ruimtevlucht dat hoort erbij. ‘Als je bij alin de Spaceshuttle Challenger. les denkt: dit mislukt vast, zou ‘Een bovenmenselijke ervaring,’ Al als kleuter van er nóóit iets gebeuren.’ Ockels zo zegt hij. ‘Acht minuten na de denkt in beelden (‘zo sterk, dat vier jaar veranderde lancering gingen de motoren uit het mij bijna remt bij het lezen’) en zweefden we in de ruimte. hij de zandbak in en noemt zichzelf op een beDe gedachte dat je buiten de paalde manier naïef. ‘Geen kinaarde bent en in de ruimte waar een geïmproviseerd derlijke naïviteit, maar meer een geen leven, geen geschiedenis is, laboratorium bepaald soort onbevangenheid.’ gewoon niets is wat er toe doet,
11
De gedachte dat je buiten de aarde bent en in de ruimte waar geen leven, geen geschiedenis is, is eigenlijk niet goed te verwerken
is eigenlijk niet goed te verwerken.’ Natuurlijk kende hij angsten. ‘Vlak voor de lancering realiseer je je op zestig meter hoogte: zesduizend mensen werkten aan de Shuttle, en nu staat iedereen op zes kilometer afstand. De kans dat een lancering misgaat, is één op honderd. Maar dan schiet door je hoofd: wat als het één op tien, op vijf of zelfs één op twee is? Dan ontdek je dat je in een systeem zit, waarin je geen individuele keus meer hebt. Je gaat gewoon, zoals soldaten naar het front gaan.’ De ruimte in gaan vond Ockels prettig en fascinerend: ‘Ik vind gewichtloosheid heerlijk.’ De terugvaart naar de aarde daarentegen vond hij een stuk minder prettig. ‘Heel vervelend. Je armen, je hoofd, alles voelt zwaar. Je ligt geplakt op je bed en zit geplakt op je stoel.’ De bovenmenselijke ervaring heeft Ockels veranderd. ‘Ik kijk anders aan tegen het leven en de kosmos. En ik heb een stuk arrogantie – die je als wetenschapper toch hebt – opzij gezet. Ik geloof echt niet meer dat ik het zomaar bij het rechte eind heb.’
een soort Oranjegevoel. Mooie initiatieven die van onderop worden geïnitieerd. Zo’n gemeente Lochem bijvoorbeeld, die zegt: dat gezeur over die dure zonnepanelen, we gaan zelf een energiemaatschappij oprichten. In Almere, Leeuwarden en Heerhugowaard zie je hele wijken overstappen op zonne-energie.’
Jongeren als stakeholders van de toekomst Ook bij bedrijven zie je volgens Ockels mooie dingen gebeuren, bijvoorbeeld bij Unilever dat binnen tien jaar duurzaam wil zijn. Ontwikkelingen die de visie van Ockels benadrukken. ‘Duurzaamheid is geen technisch probleem meer – het is een maatschappelijk/cultureel probleem geworden. Het is net als met mode: je hebt een kleine groep voorlopers nodig die de route aangeven voor de volgers.’ Ondertussen lijken grootmachten als Gasunie en Shell weinig oog te hebben voor deze ontwikkelingen. En dat zullen ze straks gaan merken, zegt Ockels. ‘Die bedrijven gaan straks vreselijk hard op hun neus. Net als de regering trouOranjegevoel wens. Zodra zij met hun keuzes komen, zal blijken De ruimtevlucht betekende ook een verrijking dat de onderlaag allang hééft gekozen.’ van Ockels’ leven. ‘Het heeft me bekend gemaakt, Juist omdat duurzaamheid een maatschappeik ben er hoogleraar door geworden. Ik kan mijn lijk/culturele aangelegenheid is geworden, moet verhaal over duurzaamheid hierdoor ook veel be- de regering haar taak veranderen. ‘Ze moet zich ter kwijt.’ Dat verhaal brengt hij vol passie, zowel niet bezighouden met het voorspellen van de toebinnen – tijdens colleges – als buiten de TU. Ockels komst, maar zich op die culturele mechanismen trekt de aandacht met innovatieve onderzoekspro- richten. Kijken in het veld en zien wat er leeft. jecten als de laddermolen, de zonneauto, de su- Dat moet je in kaart brengen en er vervolgens op perbus en een zero-emission zeilschip. Projecten inspelen.’ Ockels vindt dat de overheid te weinig die hem allemaal even lief zijn (‘het haar best doet om jongeren te beis net als met kinderen: op elk van trekken bij duurzaamheidsbeleid. Nederland zit ‘Zij zijn de stakeholders van de toehen ben je even trots’). Absoluut niet trots is hij op de positie Wij kunnen zoveel van jononder het EU- komst! van Nederland op de Europese duurgeren leren. Eén in jongeren geïnzaamheidslijst. De achttiende positie gemiddelde qua vesteerde euro is tien euro waard. Ze die ons land inneemt doet hem pijn. hebben niet de ballast van ouderen, ‘We zitten onder het EU-gemiddel- duurzaamheid. hebben lagere salarissen en hun tijd de! Dat vind ik beschamend.’ Toch duurt langer. Ik heb destijds een opDat vind ik ziet hij positieve ontwikkelingen. roep gedaan aan het Innovatieplatbeschamend ‘Er ontstaat communityfeeling, bijna form van Balkenende om tien pro-
12
13
Ik zag blauw, had spasmen, mijn hart stond stil. De chirurg vond het ongelooflijk hoe ik daar uit ben gekomen
cent van het budget voor innovatie door jongeren in te zetten. Nou, het wóórd jeugd kwam niet eens voor in de Innovatiebrief en het -platform. Slap vond ik dat. Trouwens, dat forum leverde sowieso een mager resultaat op.’
dat ik mág meebeleven. En mensen kunnen mij tot niets meer dwingen. Na het hartinfarct is er ook een soort zachtheid in mij gekomen. Sociaal ben ik niet zo geweldig ontwikkeld. Ik ben dan ook geen teamplayer. Binnen teams heb ik vaak de rol van inspirator of leider. Maar sinds het hartinfarct ben ik veel meer gefascineerd door mensen. Ik merk dat er een gevoelige communicaBedrijven als de tie tussen mensen is die ik niet Gasunie en Shell, die eerder gebruikte. Terwijl ik nu je praat en je in de ogen weinig oog hebben tegen kijk, vraag ik me af: hoe komt voor duurzaamheid, dit over? Wat zou hij denken? Een paar jaar geleden had ik dat gaan straks vreselijk helemaal niet.’
De dood in de ogen Onlangs verscheen het boek ‘De zeven levens van Wubbo Ockels’, geschreven door zijn dochter Gean (die overigens werkzaam is bij het Sociaal en Cultureel Planbureau). Leidraad in dat boek zijn de vijf gebeurtenissen waarbij Ockels de dood in de ogen zag. Gevraagd naar de meest heftige bijna-doodervahard op hun neus. Naast dochter Gean heeft Ockels ring antwoordt hij: ‘Dat was het hartinfarct, in 2005. Dat had de Net als de regering ook een zoon. Wat bewondert meeste impact omdat mijn omhij in zijn kinderen? ‘Hun doortrouwens geving er zo van was geschrokzettingsvermogen, blijmoedigken. Voor het boek heb ik samen heid en intelligentie. Ze geven met mijn dochter gesproken met mijn chirurg. Na niet gauw op, hebben geen oogkleppen op en veel aandringen trouwens, want hij wilde er ei- staan hun mannetje.’ En andersom: welk beeld genlijk niet over praten. Het bleek dat ik heel ver hebben zijn kinderen van hem? ‘Ik denk dat ze heen was. Ik zag blauw, had spasmen, mijn hart mij zien als iemand die er is als ze hem écht nodig stond stil. De chirurg vond het ongelooflijk hoe ik hebben.’ Dat is een antwoord dat vraagt om een daar uit ben gekomen. Voor mezelf was de peri- toelichting en Ockels geeft deze ongevraagd. ‘Ik ode erna het meest indrukwekkend. Ik moest met weet ook wat ze missen: de vertrouwde vader die mezelf in het reine komen. Ik kan je wel zeggen vaak en intiem aanwezig is.’ dat ik sinds die operatie een soort naïeve vrijheid erbij heb gekregen. Ik zie het leven echt als iets Jaap van Sandijk
Curriculum vitae Wubbo Ockels (Almelo, 1946) studeerde natuurkunde en wiskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen en behaalde in 1973 cum laude zijn doctoraalexamen. Hierna deed hij onderzoek aan het Kernfysisch Versneller Instituut in Groningen, onder meer naar het verval van atoomkernen onder uitzending van gammastraling. In 1980 en 1981 volgde hij een astronautenopleiding aan het Lyndon B. Johnson Space Center in Texas. In 1985, van 31 oktober tot en met 6 november, maakte hij een ruimtevlucht als bemanningslid van de Spaceshuttle Challenger. Ockels is momenteel hoogleraar Duurzame Technologie aan de Technische Universiteit (TU) Delft en is als bijzonder hoogleraar verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen.
14
15
kort IT
5
procent van de ondernemers in de computerbranche negatief over economie Ook in de IT is de economische malaise voelbaar. Toch zijn ondernemers in de computerbranche niet voortdurend pessimistisch over de economie gestemd. Zo was 5 procent van deze ondernemers in het tweede kwartaal van 2010 negatief over het economische klimaat – tegenover 10 procent in het eerste kwartaal van dat jaar. Gaat daarmee straks de vlag uit aan de panden van computerbedrijven? Niet echt, want de verwachtingen van de computerbedrijven voor het derde kwartaal waren over het algemeen negatief. Herstel van de economie gaat helaas niet via een druk op de toets… (Bron: CBS)
77 procent van 45- tot 65-jarigen dagelijks online Uw leeftijd verraadt iets over de intensiteit waarmee u het internet bezoekt. Uit CBScijfers blijkt namelijk dat naarmate de leeftijd stijgt, het internetgebruik afneemt. Cijfers uit 2009 wijzen uit dat ruim 80 procent van de jongeren van 12 tot 15 jaar dagelijks op het internet surft. Voor de groep 15- tot 25-jarigen geldt dat zelfs voor 91 procent. Van de 25- tot 45-jarigen brengt 86 procent dagelijks tijd door op het wereldwijde web en van de 45- tot 65-jarigen is dat 77 procent. (Bron: CBS)
15 procent van internetters gebruikt mobiel apparaat Internetten op een mobiel apparaat zoals een mobiele telefoon wordt steeds populairder. In 2009 maakte 15 procent van de internetters hiervan gebruik. Het gebruik van mobiel internet is duidelijk minder populair bij personen van 45 jaar en ouder. 1 op de 5 personen van 45 tot 65 jaar gebruikt wel eens mobiele apparatuur voor internet. Bij personen van 65 tot 75 jaar is dat nog maar 13 procent. Dat is onder jongeren wel anders: van de 12- tot 25-jarigen gebruikt 38 procent mobiele internetapparatuur om het web op te gaan. In de leeftijdscategorie van 25 tot 45 jaar is dit 36 procent. (Bron: CBS)
16
kort IT
51 miljoen kilo aan afgedankte IT- en telecomapparatuur Een computer is in een paar jaar afgeschreven en de nieuwste mobiele telefoonmodellen volgen elkaar op in rap tempo. Een model van twee jaar geleden is in de ogen van vele trendy gebruikers al gauw hopeloos gedateerd. Niet zo verwonderlijk dus dat de afgedankte hoeveelheid aan IT- en telecommunicatieapparatuur in 2008 bleek te zijn gestegen tot ruim 51 miljoen kilo. Een flinke stijging ten opzichte van 2007, toen deze hoeveelheid nog 18 procent kleiner was. Iets minder dan de helft van de afgedankte IT-apparatuur wordt ingezameld. Van de apparatuur die niet wordt ingezameld, is de bestemming onbekend. Maar het zal duidelijk zijn dat deze op zolder belandt, bij het gewone huisvuil wordt gedumpt, illegaal wordt geëxporteerd of wordt verhandeld. Want uiteindelijk wil niet iedereen het allerhipste mobieltje en blijft er daardoor ruimte voor een tweedehandsmarkt. (Bron: CBS)
17
aan het woord...
Bart Malkus is marketinganalist bij Xella Nederland, producent van bouwmaterialen. Dat de bouw een moeilijke tijd doormaakt, is ook bij Xella duidelijk te merken. Goede cijfers en rapportages zijn meer dan ooit noodzakelijk. Malkus verzamelt alles in één compleet ‘cockpitsysteem’.
18
Alle relevante data in één cockpit Van kalkzandsteen elementen tot cellenbetonblokken. Het internationaal opererende Xella produceert ‘bouwstenen’ in de meest uiteenlopende varianten, waaronder de bekende Ytongblokken. Vanuit Nederland, met negen fabrieken over het land verspreid, wordt de markt in Noordwest-Europa bediend.
‘I
k onderzoek nieuwe afzetgebieden en kansen voor nieuwe producten in bestaande markten. Momenteel ligt de focus op kosteneffi ciënte en duurzame oplossingen. Volgens Europese richtlijnen mag er in 2020 namelijk alleen nog maar energieneutraal worden gebouwd. Daar passen wij ons productenaanbod op aan.’ Waar het gaat om feitelijke data, steunt Xella 100 procent op de CBS-database StatLine. Voor prognoses raadpleegt Malkus het CPB en het EIB. ‘We zijn al heel lang gebruiker van CBS-gegevens,’ vertelt Malkus. ‘StatLine is een enorm goed instrument, met heel veel mogelijkheden. Wel zou het handig zijn wanneer je bepaalde pagina’s zou kunnen opslaan als favoriet. Dan hoef je de route naar de informatie die je zoekt maar één keer af te leggen. Er wordt ook speciaal voor
ons een rapportage gemaakt van de verleende bouwvergunningen per bouwtype per COROPgebied. In het verleden was er een statistiek ‘begonnen woningen’, met gegevens vanuit de gemeenten. Die statistiek zou wel opnieuw ingevoerd mogen worden, met de huidige stagnatie in de bouw en de discussie over opgeleverde woningen.’ Alle informatie over marktontwikkelingen, marktaandelen, branchegegevens, producten enzovoorts voegt Malkus samen in één rapportagesysteem. ‘Het is een cock-
Voor feitelijke data steunen we 100 procent op het CBS
pit waartoe men intern, op basis van autorisatie, toegang heeft. Aan de informatie koppelen we onze eigen interpretatie, maar de oorspronkelijke gegevens, inclusief bronnen, blijven ook te raadplegen.’ Het bedrijf kan de gevolgen van de economische crisis goed voelen. ‘We zijn voor een groot deel actief in de woningbouw,’ aldus Bart. ‘We missen een substantieel deel van de afzet en ook de prijzen staan onder druk. De behoefte aan betrouwbare data over markten, segmenten en producten wordt daarmee alleen maar groter.’ Ondanks de moeilijke tijden doet Malkus zijn werk met plezier. ‘Het is dynamisch en afwisselend. Eén van de speerpunten van onze strategie is onder andere het meten van klanttevredenheid. Dat is immers de basis voor continuïteit.’ Annemieke Bos
19
meten met latten
20
Jan Latten in gesprek met Antoinette Hertsenberg
‘De wereld is op dit moment voor heel veel mensen onoverzichtelijk’
Antonia Maria (Antoinette) Hertsenberg (1964). Bekend van de TV-programma’s Radar en Opgelicht! Ontving in 2009 de prijs voor ‘Journalist van het Jaar’ vanwege haar be-
richtgeving over de DSB-bank. Aan haar TV-carrière gingen een aantal pr-functies vooraf, onder meer bij de Dierenbescherming. De start van haar loopbaan lag in het welzijnswerk. Hertsenberg is getrouwd en heeft 3 kinderen. Een gesprek met haar geeft het gevoel dat alles van onnodige stofdeeltjes wordt ontdaan. Een strakke, koele benadering van een vrouw die stevig in het leven staat. Helderheid, geen overbodige woorden. Dit moet een gelukkig mens zijn.
In uw tv-programma’s waarschuwt u voortdurend voor oplichters en bedriegers. Als kijker zie je vooral het ‘slechte in de mens’. Zouden mensen in Nederland hun medemensen nog wel vertrouwen? ‘Al jarenlang maak ik het programma ‘Opgelicht!’ Als ik dan zie hoe gemakkelijk mensen zich laten oplichten! Dan denk ik dat de overgrote meerderheid, misschien wel 88 procent, vol vertrouwen ten opzichte van de medemens is (feit: 64 procent). Dat geldt voor mijzelf ook, ondanks mijn programma. Er zijn altijd wel mensen die ergens munt uit proberen te slaan. Het zou toch wel erg treurig zijn als je daarom geen vertrouwen meer kunt hebben. Dan zou je nooit meer een vriendschap kunnen aangaan met iemand! Ik zie het zo: iedereen heeft een punt waarop hij of zij weerloos is. Bij ieder mens is dat verschillend, maar een oplichter weet die plek feilloos bij een ander te vinden. Een oplichter gedraagt zich als een vriend. Die neemt bloemen voor je moeder mee en cadeautjes voor je kinderen. Hij leert je kennen, komt te weten wat er aan de hand is en slaat dan pas toe. Ik denk dat iedereen uiteindelijk naïef en weerloos is tegen zulke mensen, ook ikzelf.’
U werd als tiener aangetrokken door problemen? ‘Ik kom uit een heel warm nest en stond als jongere al zelfverzekerd in het leven. Ik denk dat hulpverlening aan jongeren en jeugdigen mij daarom aantrok. Ik ben een opleiding in het welzijnswerk gaan doen en heb daarna al heel jong een tijd in het Meidenwegloophuis in Den Haag gewerkt. Daar kwamen meisjes – vaak Turks of Marokkaans – die dreigden te worden uitgehuwelijkt en Uit de CBS-publicatie ‘De Nederlandse Samenleving van huis wegliepen. Ze wisten: als ik thuis blijf wo- 2010’ blijkt dat ongeschoolden vergeleken met nen, ben ik straks uitgehuwelijkt aan een man van hooggeschoolden overwegend vertrouwen vijftig. Dat kon thuis ook gepaard gaan met geweld missen. Zou u niet een apart programma voor de of de nodige dwang. Die meisjes zochten gewoon ongeschoolden willen maken? een veilig heenkomen. Ik kreeg ‘In eerste instantie zou ik denook te maken met incestslachtken dat ongeschoolden de offers en slachtoffers van andere wereld minder doorzien dan vormen van misbruik. Soms hooggeschoolden en daardoor echt onhoudbare situaties. Er wantrouwiger zijn (feit: 37 proEr zijn altijd wel zaten ook avonturiersters tuscent van de laagopgeleiden met mensen die ergens niet meer dan basisonderwijs sen, maar die gingen vaak na een paar dagen wel weer weg. 78 procent van de hoogstopmunt uit proberen en De meiden met de echt wrange geleiden met hbo of universite slaan levensverhalen bleven over.’ teit vertrouwt zijn medemens).
21
Figuurlijk is mij zonder enige twijfel de woekerpolisaffaire aan het hart gegaan, met name de woekerpensioenen
Maar ik denk toch dat de wereld op dit moment Sommige kinderloze vrouwen die de ware nog niet voor heel veel mensen onoverzichtelijk is, niet hebben gevonden, willen hun eicellen invriezen tot ze per definitie alleen de mensen die niet hebben de ware tegenkomen. Wat vindt u daarvan? doorgeleerd. Kun je van mensen ‘Dat lijkt mij een slecht plan. verwachten, zelfs als zij een goede Wachten tot ze de ware tegenkoopleiding hebben gehad, dat zij elk men, wanneer is dat dan? Kindejaar een studie maken van zaken ren krijgen dan oude ouders. Het als hun hypotheek, hun ziektekosis niet gemakkelijk om moeder van tenverzekering, om te kijken waar jonge kinderen te zijn; qua energie ze nu wél en niet meer voor verzedoet dat nogal een aanslag op je. Ik kerd zijn, omdat elk jaar die aandenk dat je die energie na je 50e Ik denk dat vullende pakketten worden veranniet meer kunt opbrengen. Moeder derd? Het is heel anders geworden ongeschoolden ben je in een bepaalde periode van dan vroeger. Toen kregen mensen je leven en naar mijn mening hoort via het ziekenfonds gewoon de- de wereld minder daar ook een bepaalde leeftijd bij. zelfde voorzieningen. Nu moet je geloof niet dat wij moeten prodoorzien dan de Ik voortdurend keuzes maken. Er zijn beren om dat allemaal zelf te bemensen die het leuk vinden con- hooggeschoolden palen. Het invriezen van eicellen, tinu het internet af te struinen om daarmee beïnvloed je je eigen toeen daardoor te kijken wat het beste bij hen past. komst verregaand en ook die van Er zijn echter ook veel mensen die je kind. Je neemt een zeker risico, wantrouwiger dat niet helemaal snappen.’ want als je ouder wordt heb je over zijn het algemeen een wat grotere kans Interessant was uw onderzoek op ziektes of op overlijden. Daar naar datingsites. Gewoon een confronteer je dat kind dan dus ook consumentenmarkt zoals die van mee. Ik denk overigens dat als we stofzuigers of wasmachines? daarin te ver gaan de wal het schip ‘Ja, alle datingsites doen alsof zij vanzelf wel gaat keren.’ het geweldigst zijn met alleen maar betrouwbare partners, maar zó zit Gezondheid is altijd een belangrijk de wereld niet in elkaar. Dat is nu onderwerp in uw programma’s. U typisch iets dat je alleen maar achkent beslist het percentage vrouwen teraf kunt beoordelen, aan de hand van ervarin- dat overlijdt aan hart- en vaatziekten, maar los gen van andere mensen. Bij Radar hebben wij een daarvan welk onderwerp is u het afgelopen jaar het testpanel van 80.000 mensen die wij vragen naar meest aan het hart gegaan? hun ervaringen. Je kunt dan ook iets zeggen over ‘Ik dacht dat iets van 30 procent (feit: 30 procent) datingsites. Er zijn mensen die erg gelukkig wor- van de vrouwen daaraan overlijdt. Figuurlijk is den van daten, maar wij wilden toch ook duidelijk mij zonder enige twijfel de woekerpolisaffaire aan maken dat je reserves moet houden. Als je heel het hart gegaan, met name de woekerpensioeerg op zoek bent naar een partner, kan het zijn nen. Via de beschikbare premieregeling zijn met dat je normale barrières laat vallen en sneller dan name voor jonge mensen in de nieuwe sectoren goed voor je is ergens instapt.’ zoals multimedia en nieuwe media pensioenen
22
Opiniemakers, politici en journalisten beïnvloeden de gedachtevorming in de samenleving. Ze beroepen zich in het algemeen op grondige feitenkennis. Maar is dat wel altijd het geval? Het CBS wil iedereen van informatie voorzien, want alleen als je de cijfers kent kan een debat op de juiste gronden worden gevoerd. Bovendien heeft eenieder daarmee een gelijk startpunt. In deze rubriek praat Jan Latten met prominente vrouwen uit onze samenleving waarbij hij ook hun feitenkennis toetst. In de vorige nummers deed hij dat bij Cisca Dresselhuys, Samira Bouchibti, Rita Verdonk, Agnes Jongerius, Joan Ferrier, Mirjam Sterk, Isa Baud, Inez Weski, Annemarie Jorritsma, Liesbeth van der Pol en Karla Peijs. In deze uitgave legt hij Antoinette Hertsenberg langs de ‘statistische meetlat’.
23
De banken hebben de afgelopen jaren mensen gezien als klanten waar ze zoveel mogelijk van konden plukken
geregeld bij een verzekeraar. Heel schrijnend dat mensen daar tot 47 procent van de inleg aan kosten betaalden. Dan moet het nog gaan renderen. Je hebt zo geen enkele zekerheid over je pensioen. Dat overkwam mensen zonder dat ze goed geïnformeerd waren. Want wat gebeurt er? Iemand van 26 jaar heeft gesolliciteerd, is gekozen uit tien medekandidaten en is blij. Die gaat niet lopen zeuren. Hij krijgt een formulier van de afdeling personeelszaken en zet daar een handtekening onder. Dat is het. Ik vond dat stuitend. Wij hebben daar meerdere keren aandacht aan besteed. Ik begreep ook niet dat dit heeft kunnen ontstaan, dat de vakbonden daar niet heftiger tegen geprotesteerd hebben. Ik had echt het idee dat het ging om een vergeten groep.’
Het is een taak voor de bestuurders van ons land om het vertrouwen terug te winnen en dat heel serieus te nemen
Kunt u dan begrijpen dat sommige mensen geen vertrouwen hebben in politici, organisaties of grote bedrijven? ‘Jazeker, banken bijvoorbeeld hebben zich vroeger altijd voorgedaan als instanties die als een goed huisvader met je meedachten over je financiën. Maar de afgelopen jaren hebben de banken zich heel anders gedragen en mensen gezien als klanten waarvan zij zoveel mogelijk konden plukken, met allerlei extra risicovolle verzekeringen, verpakt in andere producten. In die zin vind ik dat zij het woord bankrover een echt heel andere betekenis hebben gegeven. Ik denk dat het een taak is voor de bestuurders van ons land om het vertrouwen terug te winnen en dat heel serieus te nemen. Mensen moeten heel goed voorgelicht worden over risico’s, maar ik vind ook weer niet dat je alle verantwoordelijkheid bij de burger moet weghalen.’
24
Honderdduizenden mensen zijn depressief of hebben een chronische ziekte, nog veel meer mensen worden bestolen, gepest of raken hun baan kwijt. Tienduizenden mensen verlaten hun partner. Toch blijkt, onder andere volgens CBS-onderzoek, bijna iedereen gelukkig te zijn. Hoe komt dat volgens u? ‘Als je ziek bent, kun je best gelukkig zijn, bijvoorbeeld omdat je kunt kijken naar wat je nog hebt. Voor mensen die depressief zijn, is dat misschien anders. Misschien behoren zij tot de 10 procent die niet gelukkig is (feit: 10 procent). Voor hen is het leven zwaar. Ik denk echter dat mensen van nature geneigd zijn om dingen in het leven te accepteren die niet zo leuk zijn en dan toch maar naar de goede kanten te kijken.’ Er zijn nogal wat vrouwen ongelukkig over het feit dat vrouwen nog steeds minder verdienen dan mannen. Er zijn ook weinig stellen waarvan zij meer
verdient dan hij. ‘Ik denk dat het om zo’n 5 procent gaat, want mannen kunnen daar slecht tegen. Vrouwen die meer verdienen zijn daardoor vaak gescheiden. Ik weet dat het zo is, maar ik begrijp niet waarom mannen daar zo’n moeite mee hebben. Een man voelt zich kennelijk aangetast in zijn trots of in zijn mannelijkheid als zijn vrouw het carrièretechnisch en financieel beter doet dan hij. Dat is moeilijk voor mannen van alle generaties. Je ziet dat mannen het toch ’t plezierigst vinden als zij een vrouw hebben die net iets minder opgeleid is en net iets minder verdient. Overigens denk ik dat er jaarlijks in Nederland zo’n 25.000 echtscheidingen zijn en circa 75.000 huwelijken (feiten: 31.000 echtscheidingen en 73.000 huwelijken in 2009).’
Vrouwen van de komende generatie zijn beter opgeleid. Wordt het moeilijker in relatieland? ‘Ik geloof niet dat de opleiding alles zegt, het hangt er van af wat je ermee doet. Je ziet nog steeds dat mannen met minder of lagere opleidingen maatschappelijk toch verder komen, omdat zij fulltime blijven werken als ze kinderen hebben en meer carrièregericht zijn dan vrouwen. We moeten ernaar streven vrouwen kansen te bieden maar hen niet verwijten dat zij nadruk op het gezin leggen. Ik vind dat iedereen op momenten waarop er persoonlijke keuzes moeten worden gemaakt het recht heeft daarover zelf te beslissen. Dat is een groot goed, dat raakt ons welzijn.’
Score op de statistische meetlat 1 2 3
4
5
Zou u in uw programma aandacht willen geven aan welzijn? ‘Wij doen bijna niet anders! We hebben het wel over producten die niet deugen, maar veel van onze zaken gaan over service, over hoe mensen met elkaar omgaan, over zekerheid en hoe je dat kunt creëren. We zijn de caketests allang voorbij. Dat doen we ook nog wel eens, maar in wezen gaan onze programma’s over zaken die werkelijk niet deugen en dus ook over vertrouwen.’
6
7
8
9
10 25
kort sport Supermarkt op 0,9 kilometer afstand Bewegen is goed voor je! Met een dagelijks loopje naar de supermarkt combineer je dan ook het nuttige met het aangename. Maar hoe groot is de afstand tussen ons huis en de supermarkt? Die afstanden blijken per provincie nogal te verschillen. Drentenaren en Friezen hebben – qua lichaamsbeweging – geluk bij het halen van de dagelijkse boodschappen. Zij leggen gemiddeld 1,2 kilometer af tot de dichtstbijzijnde supermarkt. Inwoners van Noord- en ZuidHolland bewegen minder bij het boodschappen doen. Zij wonen gemiddeld 0,7 kilometer bij hun supermarkt vandaan. (Bron: CBS, StatLine)
75 procent sportterreinen in Flevoland is groter dan 15 hectare
Omzetkrimp reclamebureaus 0,4 procent Goed nieuws: bij de reclamebureaus bleef in het tweede kwartaal van 2010 de omzetkrimp beperkt tot 0,4 procent ten opzichte van dezelfde periode een jaar eerder. En hoe kon die krimp zo minimaal blijven? Juist, door de reclame-uitgaven die bedrijven deden in verband met het wereldkampioenschap voetbal. Daardoor hebben de reclamebureaus het dit kwartaal beter gedaan dan de zakelijke dienstverlening als geheel. (Bron: CBS)
26
Nederland telt een flink aantal sportterreinen. Maar de oppervlakten aan sportterreinen verschillen behoorlijk tussen de diverse provincies. Zo heeft de provincie Flevoland naar verhouding de meeste grote sportterreinen. 75 procent van de sportterreinen in deze nog steeds nieuwe provincie is groter dan 15 hectare. Friesland heeft naar verhouding het minste terrein ingericht voor sport. En wie beschikt over het meeste terrein voor sport? Juist, de meest Randstedelijke provincie van ons land: Zuid-Holland. (Bron: CBS)
kort sport
23 procent van de mannen beoefent duosport Jongens onder elkaar, meiden onder elkaar: wie van hen houdt eigenlijk het meest van groepsgedrag? Als we kijken naar sportactiviteiten, spannen de heren de kroon. Duo- en teamsporten blijken namelijk vooral mannenaangelegenheden. Van de mannen beoefent 23 procent een duosport, terwijl dit maar voor 14 procent van de vrouwen geldt. Bij de teamsporten is de oververtegenwoordiging van mannen zelfs nog sterker. Bijna 1 op de 4 mannen beoefent een teamsport, tegen 1 op de 10 vrouwen. Die oververtegenwoordiging is overigens voor een belangrijk deel te verklaren door het grote aantal mannen dat aan zaal- en veldvoetbal doet. Een toenemende populariteit van vrouwenvoetbal zou deze cijfers wel wat rechter kunnen trekken. Maar of voetbal ooit sport nummer één onder de vrouwen wordt? (Bron: CBS)
27
aan het woord...
Dick Kral is marketingmanager bij VBI, Europa’s grootste producent van kanaalplaatvloeren. Hij maakt veelvuldig gebruik van CBS-cijfers. Vooral de statistiek ‘verleende bouwvergunningen’ is belangrijk voor het bedrijf. Toch levert deze statistiek hem onvoldoende actuele gegevens. En dat komt vooral door het aanlevergedrag van gemeenten.
28
‘De statistiek verleende vergunningen is voor VBI een essentiële bron van informatie’ VBI is Europa’s grootste producent van kanaalplaatvloeren. Voor veel bouwondernemingen is het bedrijf ‘hofleverancier’. Nauwlettend houdt VBI de marktontwikkelingen in de gaten om vroegtijdig oplossingen te kunnen bieden voor veranderende behoeften.
H
et is de taak van marketingmanager Dick Kral om de markt van VBI in kaart te brengen. ‘We maken gebruik van vooruitkijkende bronnen, zoals het EIB, en van terugkijkende bronnen, waarvan het CBS wel de belangrijkste is. Veel informatie vinden we op StatLine.’ De statistiek ‘verleende vergunningen’ is voor VBI een essentiële bron van informatie. ‘Die geeft ons een beeld van de bouwactiviteit die we kunnen verwachten.’ Het is tegelijkertijd ook een lastige bron om op te varen, vindt Dick. ‘We kijken behoorlijk ver in de achteruitkijkspiegel. Dat komt omdat de gegevens voor woningbouwstatistieken voor een belangrijk deel bij gemeenten vandaan moeten komen. Dat kost tijd. Bovendien zijn er gemeenten die het aantal verleende vergunningen niet
maandelijks melden, maar pas tegen het einde van het jaar. Dit geldt nog sterker voor het aantal gereedgekomen woningen. Daar zou het CBS geen genoegen mee moeten nemen. Een juist beeld op maandbasis is heel belangrijk, vooral in de huidige tijd. Ook het wegbezuinigen van de statistiek voor begonnen wo-
Een juist beeld van bouwactiviteiten op maandbasis is heel belangrijk. Zeker in deze tijd
ningen is een gemis; we weten nu onvoldoende wat er speelt in de periode na het afgeven van de vergunning en het gereedkomen van een gebouw. Ik wil niet beweren dat de statistieken onbetrouwbaar zijn, maar ik denk dat we met eenzelfde inspanning van de leveranciers van de gegevens een completer en actueler plaatje kunnen creëren.’ VBI gebruikt de CBS-gegevens zoals ze zijn, maar hanteert een bandbreedte met afwijkingen naar boven en beneden. ‘Je moet er met verstand naar blijven kijken,’ stelt Dick. Zo nodig duikt hij dieper in de cijfers om na te gaan waar kansen liggen. ‘Wat voor ons telt, is de vraag: wat voor gebouw komt daar en zouden daar onze kanaalplaatvloeren in kunnen?’ Annemieke Bos
29
internationaal
Statistics Spain in the picture 30
In dit nummer maken wij kennis met de president van het Spaanse statistiekbureau, Jaume Garcia Villar. Hij is werkzaam op het hoofdkantoor in Madrid en vertelt ons over zijn organisatie en de meest actuele ontwikkelingen.
H
et Spaanse statistiekbureau valt onder het ministerie van economie en openbare financiën. ‘Ongeveer 85 procent van onze inkomsten is afkomstig van dit ministerie,’ legt Garcia Villar uit. ‘Daarnaast zijn er nog inkomsten uit tenders van Eurostat en enkele andere bronnen. De verkoop van publicaties levert ongeveer 15 procent op.’ Als we naar de onafhankelijkheid van het Spaanse statistiekbureau informeren, vertelt de Spaanse president: ‘In onze Statistiekwet, die stamt uit 1989, zijn een aantal duidelijke uitspraken vastgelegd over onze onafhankelijkheid op het gebied van methodologie, definities, disseminatie, etc. Daarnaast wordt de productie van onze statistieken vastgelegd in een statistisch vierjarenplan, dat wordt bepaald door een commissie. Een raad van advies keurt het programma goed.’
Bezuinigingen We zijn benieuwd of het Spaanse statistiekbureau – net als het CBS in Nederland – ook te maken heeft met grote bezuinigingen. ‘Ja, wij zijn natuurlijk ook gekort,’ antwoordt Garcia Villar. ‘Eigenlijk is die situatie goed voor ons, omdat het ons dwingt op het gebied van productie nóg efficiënter te werken. Wij proberen de kortingen op de begroting te compenseren door productiever te worden. Ook zijn we sinds het afgelopen jaar voor onze dataverzameling meer intensief gebruik gaan maken van internet en technologie.’ Als we het hebben over technologie komt het onderwerp al snel op het samenstellen van statistieken op basis van registers. Daar komt ook heel wat technologie bij om de hoek kijken. Welke ervaringen heeft het Spaanse statistiekbureau daarmee? ‘Wij hebben wisselende ervaringen, want wij zijn om twee redenen geen intensieve gebruikers van registers van de fiscale autoriteiten of de sociale zekerheid. Allereerst vanwege traditie en ten tweede omdat het soms moeilijk is toestemming te krijgen voor het gebruik van deze informatie. Uitzondering daarop is ons zeer goede bevolkingsregister. Dat bevolkingsregister, Padron genaamd, is rond 1996 van start gegaan. Het is een
31 Statistiekbureau in Madrid
Het Nederlandse CBS was één van de bureaus waarmee wij onszelf op ongeveer veertig punten hebben vergeleken
zeer compleet register en daardoor houden we volgend jaar de volkstelling niet meer op de traditionele manier. We passen een gemengde aanpak toe door gebruik te maken van het bevolkingsregister in combinatie met een groot enquêteonderzoek. Daarmee hebben we waarschijnlijk 10 procent van de bevolking te pakken om de lacunes in de variabelen aan te vullen en correcties aan te brengen in het bevolkingsregister.’
Kwaliteit Wat doet het Spaanse statistiekbureau om de kwaliteit van de statistische gegevens te waarborgen? ‘Wij hebben het afgelopen jaar op basis van intern onderzoek en een internationale vergelijking geëvalueerd wat we op de verschillende gebieden doen, bijvoorbeeld op het gebied van productie en disseminatie. Het Nederlandse CBS was één van de bureaus waarmee wij onszelf op ongeveer veertig punten hebben vergeleken. Daarnaast keken we ook naar Canada, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk en Australië. Vervolgens hebben we strategische lijnen uitgezet voor het komende jaar. Wij hanteren daarbij drie pijlers. Eén daarvan is de coördinatie tussen instanties. We hebben immers te maken met een regionale structuur en het is onze taak met de regio’s samen te werken en de coördinatie op ons nemen. De tweede pijler is efficiëntie en de derde kwaliteit.’ Een direct gevolg van de internationale benchmark is volgens Garcia Villar dat zijn Bureau een algemeen directeur voor methodologie, informatietechnologie en kwaliteit heeft aangesteld.
32
Daarnaast is er een interne kwaliteitsunit in het leven geroepen, waar een kwaliteitsmanager aan het hoofd staat. ‘Zeer binnenkort zullen we een statistisch plan lanceren ter voorbereiding van de komende vier jaar. Wij gaan ook een groot aantal gebruikers raadplegen over onze producten, een soort gebruikers tevredenheidsonderzoek. We vrag en hen ons te vertellen hoe wij het doen op het gebied van kwaliteit, betrouwbaarheid, punct ualiteit, samenhang, vergelijkbaarheid, toegankelijkheid, inzichtelijkheid en relevantie.’
Meer vrouwen dan mannen Het Spaanse statistiekbureau heeft sinds vorig jaar een forse structuurwijziging ondergaan. De verticale organisatiestructuur werd los gelaten en een meer horizontale structuur – vergelijkbaar met de organisatiestructuur van het CBS – kwam er voor in de plaats. ‘Bij ons werken in totaal ongeveer 4.500 mensen,’ legt Garcia Villar uit. ‘Op het hoofdkantoor in Madrid zijn on-
Statistiek is veel dynamischer dan de mensen in de statistiekbureaus vaak denken
geveer 1.500 mensen werkzaam. Daarnaast hebben we in elke provincie een kantoor, in totaal 52. In deze regionale kantoren werken nog eens 3.000 mensen. Zij houden zich vooral bezig met dataverzameling en het beheer van het bevolkings- en het kiesregister.’ Een verschil met het CBS is de verhouding tussen hoogopgeleide statistici en administratieve krachten. ‘Bij ons is slechts 16 procent van het personeel statisticus. Ook werken er over het algemeen meer vrouwen dan mannen, de verhouding is 60/40 procent. Zelfs op statistisch niveau denk ik dat de vrouwen in de meerderheid zijn.’
Verschillen in status Een ander groot verschil met het Nederlandse CBS is de status van de personen die bij het Spaanse statistiekbureau werken. ‘Hoewel we allemaal in de publieke sector werkzaam zijn, kennen we een onderscheid: eenderde van hen is overheids ambtenaar en de overigen hebben een arbeidsovereenkomst met ons Bureau. Zij zijn geen ambtenaar in de traditionele betekenis. Beide categorieën moeten een selectieprocedure doorlopen die verschillend is.’ Gezien de verschillen vragen we ons af of er sprake is van frictie tussen de twee groepen. Garcia Villar: ‘Nee, want ze vallen beiden onder hetzelfde statuut. Het maakt – afgezien van de collectieve onderhandelingen – niet uit of je ambtenaar bent of niet. Die collectieve onderhandelingen vinden voor die twee groepen wel op verschillende locaties plaats. Dat is eigenlijk het voornaamste verschil. ’
33
Opleidingen
Kennis en vaardigheden
We vragen aan de president of hij ons iets kan vertellen over de belangrijkste opleidingsprogramma’s van het Spaanse statistiekbureau. ’We hebben drie onderdelen. Allereerst de School voor de Statistiek, die dient als statistisch trainingsinstituut voor het hele openbaar bestuur. We leggen daar uit wat we doen en hoe we het doen. De school biedt tevens een aantal cursussen over nieuwe methodologieën aan, zowel voor interne als externe medewerkers. Daarnaast hebben we interne standaardopleidingen voor onze eigen medewerkers op het gebied van human resources, talen of informatietechnologie. Deze worden verzorgd door het algemeen management. De derde pijler van onze opleidingen verloopt via de unit die zich bezighoudt met internationale betrekkingen. Met een stichting die de samenwerking met Latijns-Amerika als taak heeft, verzorgen wij veel statistiekcursussen voor de mensen van de statistiekbureaus in dat continent. Onze regering hecht hier groot belang aan.’
Als Garcia Villar een Centre of Excellence binnen de Europese Unie zou kunnen oprichten welk statistisch onderwerp zou dan zijn voorkeur hebben? ‘We hebben behoefte aan goede achtergrondkennis van de toekomstige statistici, zowel in Spanje als daarbuiten. Het is heel belangrijk daarvoor iets te creëren en meer zorg te besteden aan een goede voorbereiding van mensen die met statistiek werken. Ik denk dat dit overal ter wereld een gemis is, al zijn sommige landen op dit punt wel al actief. Statistiek is veel dynamischer dan de mensen in de statistiekbureaus vaak denken. Het is daarom hoognodig de kennis en vaardigheden van de statisticus aan te passen aan de evolutie die de statistiek heeft doorgemaakt. Het zou een goede aanleiding kunnen zijn voor het Europees Statistisch Systeem om een soort kader te creëren voor toekomstige statistici.’ Aan het slot van het interview de vraag waarom wij een bezoek aan Spanje moeten brengen. ‘Een van de meest aantrekkelijke dingen van Spanje is dat het in veel opzichten zo’n gevarieerd land is.
34
Ten eerste vanwege de natuur: je kunt naar de zee, het platteland is prachtig, je kunt hier zelfs genieten van de sneeuw. De mensen zijn ook heel verschillend. Misschien komt dit doordat we zo’n groot land zijn. Ik denk dat de gevarieerdheid iets zegt over de rijkdom van een land. Ga
maar eens naar Andalusië of Galicië, afgezien van de taal is het net of je in verschillende landen bent. Dit is wat Spanje aantrekkelijk maakt.’ Carina Fransen/Miriam van der Sangen
Madrid Madrid is de hoofdstad en grootste stad van Spanje. De stad ligt op een hoogte van 667 meter boven zeeniveau en in het midden van het land, op de Spaanse Hoogvlakte. Het is de op twee na grootste stad van de Europese Unie en een wereldstad. Madrid is ook de hoofdstad van de gelijknamige autonome regio. Door de centrale ligging van de stad, de geschiedenis, politieke en financiële functies wordt Madrid beschouwd als de belangrijkste stad van het Iberisch Schiereiland. De stad heeft een inwonertal van 3.228.359 en in de metropool Madrid wonen meer dan zes miljoen mensen. Madrid is één van de belangrijkste steden van Europa. Ofschoon de stad tegenwoordig een zeer druk verkeersnet
heeft en het op twee na grootste metronetwerk van Europa, hebben de meeste wijken van de stad hun oorspronkelijke sfeer deels weten te behouden. De stad is beroemd om haar nachtleven en staat zelfs in de rest van Spanje bekend om het enorme aantal bars, clubs en discotheken. Madrid heeft zijn eigen traditionele Spaanse keuken, die behoorlijk verschilt van de Mediterrane keukens. Belangrijke bezienswaardigheden in Madrid zijn het Palacio Real, oftewel het Koninklijk Paleis, het Retiropark, het archeologisch museum en drie internationaal befaamde kunstmusea: het Museo del Prado, het Museo Nacional Centro de Arte Reina Sofía en het Museo Thyssen-Bornemisza.
35
kort reizen
2 veranderende heidekleuren Let er eens op wanneer u door Nederland reist – vooral in het noorden. De heide is de laatste jaren van kleur veranderd! De soorten die de heide paars kleuren, zoals de struikheide, nemen iets toe, terwijl een grassoort als de bochtige smele, die de heide zijn gele kleur geeft, juist iets afneemt. En dat geeft een heel ander kleurbeeld. De waarschijnlijke oorzaak van deze verkleuring is het intensieve beheer van de heidevelden. Toch is dat beheer noodzakelijk, om vergrassing en dichtgroeien met bomen en struiken tegen te gaan. (Bron: CBS, PBL en provincies)
36,4 miljoen vakanties Nederlanders gaan graag op vakantie. En daarbij gaan we heel eerlijk te werk als het gaat om de verdeling tussen binnenlandse en buitenlandse vakanties. In 2009 zijn 12,6 miljoen Nederlanders op vakantie geweest. Zij brachten in totaal 36,4 miljoen korte en lange vakanties door. Daarvan werd ongeveer de helft in eigen land doorgebracht en de andere helft in het buitenland. In eigen land waren vooral de badplaatsen aan de Noordzee en de Veluwe en de zogeheten Veluwerand in trek. (Bron: CBS)
36
130 passagiers per trein ‘Pardon, is deze stoel vrij?’ Ja, ook in de trein kan het druk zijn en moet je als passagier soms staan tijdens de reis. Toch kunnen we de Nederlandse trein, vergeleken met andere landen in de Europese Unie, niet bepaald overvol noemen. Nederland staat met 130 passagiers per trein op de zesde plaats van gemiddeld drukst bezette treinen. Koploper is Frankrijk, waar treinen gemiddeld meer dan 200 passagiers tellen. Wie echt heel veel kans wil hebben op een rustige coupé, pakt de trein in Luxemburg. Daar telt dit vervoermiddel gemiddeld 50 reizigers. (Bron: Eurostat, CBS)
kort reizen
Aantal hotelovernachtingen met 6 procent gestegen De hotelsector zit in de lift. In de eerste vijf maanden van 2010 lag het aantal hotelovernachtingen bijna 6 procent hoger dan in diezelfde periode een jaar eerder. In aantallen kwam dat neer op 12,7 miljoen overnachtingen in 2010, tegenover iets minder dan 12 miljoen in 2009, gemeten over de eerste 5 maanden van beide jaren. De toename is vooral te danken aan buitenlandse gasten. Zij zijn voor 90 procent van de groei verantwoordelijk. Vooral gasten uit Duitsland, Groot-Brittannië, de Verenigde Staten, België en Frankrijk hebben meer nachten doorgebracht in Nederlandse hotels. Bij elkaar waren ze in de eerste vijf maanden van 2010 goed voor 360 duizend meer hotelovernachtingen dan een jaar eerder. Het aantal zakelijke overnachtingen in hotels bleef overigens min of meer gelijk. (Bron: CBS, StatLine)
37
aan het woord...
Ad Grootenboer vindt zijn werk bij het Economisch Instituut voor de Bouw na dertig jaar nog altijd boeiend. Hij verzamelt gegevens voor de meest uiteenlopende onderzoeken die het EIB binnen de bouwsector verricht. Ad put daarvoor veelvuldig uit StatLine, maar maakt zich wel enige zorgen over de toekomst van de CBSstatistieken nu er zo wordt bezuinigd.
38
Veelzijdig onderzoek in de bouwsector Een instituut dat grote belangstelling heeft voor alle CBSgegevens op het gebied van bouwen en wonen, is het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB). Het EIB verricht onderzoek naar de economische en sociale aspecten van de bouw.
‘D
e EIB-onderzoeken zijn heel divers,’ legt programmaleider ICT Ad Grootenboer uit. ‘We analyseren bijvoorbeeld de gevolgen voor de bouwnijverheid van het afschaffen dan wel beperken van de hypotheekrenteaftrek. Jaarlijks maken we prognoses voor de bouwproductie. Daarnaast brengen we zaken in kaart als de scholingsbehoefte, de werkgelegenheid en het ziekteverzuim in de bouw of in specifieke bouwsectoren.’ Grootenboer is verantwoordelijk voor het verzamelen van gegevens voor de EIB-onderzoeken. ‘De gegevens die het CBS publiceert op het gebied van bouwen en wonen kunnen wij voor een groot deel gebruiken. Daarnaast putten we uit cijfers over werkgelegenheid, beloningen en faillissementen. We volgen deze op de voet, omdat ze
laten zien welke kant het uitgaat met de bouwconjunctuur. Nu de crisis in de bouw langer aanhoudt dan in andere sectoren, is dit heel belangrijk. Verder doen we zelf maandelijks de conjunctuurmeting onder bouwbedrijven.’ Met de gegevens die de CBS-database StatLine biedt, kan Grootenboer goed uit de voeten. Zo nodig kan hij bij zijn contactpersoon bouwstatistieken terecht voor aanvullende vragen. ‘Sinds twee jaar heeft het EIB remote access op de CBS-microdata,’ vult Grootenboer aan. ‘Dat houdt in dat we kunnen werken op de
En weer maken we een bezuinigingsoperatie bij het CBS mee
basisbestanden zoals het Sociaal Statistisch Bestand. Met dit bestand kunnen we de mobiliteit van de werkenden in de bouwsectoren analyseren.’ Grootenboer werkt al 30 jaar bij het EIB. ‘Het is nog altijd boeiend.’ Tijdens zijn loopbaan heeft hij als gebruiker deelgenomen aan de adviesraden op het gebied van bouwstatistieken bij het CBS. Ook nu is hij nog lid van één van de expertgroepen. ‘En weer maken we een bezuinigingsoperatie van het CBS mee. Als gevolg van deze operatie dreigt de statistiek ‘verleende bouwvergunningen’ te worden uitgekleed. Dat kan grote consequenties hebben voor de EIB-onderzoeken. Ik ga ervan uit dat het CBS bij de afwegingen het belang van de gebruikers zwaar laat wegen.’ Annemieke Bos
39
CBS-project
Moniek Coumans (projectleider) en Hans Schmeets (programmamanager van het speerpunt sociale samenhang, welzijn en belevingen).
40
CBS brengt aantal daklozen voor het eerst in kaart CBS werkt samen met een aantal universiteiten
Door de manier waarop ze leven zijn ze moeilijk te tellen: de daklozen in Nederland. Het CBS ontwikkelde in het project ‘Dakloos in Nederland’ een methode om toch
tot een betrouwbare schatting te komen. Daarbij werden inzichten uit de biologie gebruikt. Moniek Coumans is de projectleider van dit nieuwe CBS-project en vertelt er over.
ven, de zogenoemde feitelijk daklozen. Het is in januari 2009 gestart in het kader van het project moeilijk waarneembare groepen binnen het CBSspeerpunt sociale samenhang. ‘We gebruiken de vangst- en hervangstmethode,’ vertelt Coumans. ‘Oorspronkelijk een methode om dierpopulaties te meten. Stel je wilt weten hoeveel mussen er zijn: dan doe je twee vangsten. Bij de eerste vangst doe je alle mussen een ringetje om. Bij de tweede vangst kijk je naar de verhouding tussen het aantal mussen met en zonder ring. Deze is ongeveer gelijk aan de verhouding tussen het aantal geringde mussen en het totale aantal. Aan de hand daarvan kun je met een simpele formule de totale populatie berekenen, namelijk vangst A maal vangst B gedeeld door het aantal ringetjes in vangst B.’
Er zijn in Nederland bijna 18.000 daklozen in de Opvangcentra leeftijd van 18 tot 64 jaar. Die cijfers kon Moniek Uiteraard hebben Coumans en haar collega’s geen Coumans onlangs presenteren op een congres in daklozen gevangen en van ringetjes voorzien. Budapest. ‘Er waren op nationaal niveau geen re- ‘Onze metingen bestaan uit drie registers,’ verduicente gegevens over de omvang van deze groep delijkt Coumans. ‘Ten eerste een register met alle mensen, terwijl er vanuit de maatschappij wel daklozen die een postadres hebben bij een laagvraag naar was,’ aldus Coumans. ‘Een betrouw- drempelige opvang. Dat register is speciaal voor bare landelijke schatting van het project opgesteld door een het aantal daklozen is nieuw.’ adressenlijst met alle laagdremZij onderzocht niet alleen het pelige opvangcentra voor dakaantal maar ook de samenstelin Nederland te koppelen Het is belangrijk dat lozen ling van de groep daklozen. Wat aan de gemeentelijke basisadmiis hun geslacht, leeftijd, afkomst nistratie. Het tweede register beonderzoekers op en burgerlijke staat en hoe is de staat uit een bestaande lijst met de universiteiten verdeling tussen grote steden en alle daklozen die een uitkering provincie? krijgen. Tot slot is er via de Stichinteresse krijgen ting Informatie Voorziening Zorg voor de specifieke (SIVZ) een lijst samengesteld met Ringetjes Het project ‘Dakloos in Nederdie zijn ingeschreven problemen waar het daklozen land’ richt zich op daklozen, die bij een verslavingskliniek. We op straat leven of bij bekenden CBS mee te maken hebben ontzettend veel tijd geof in de daklozenopvang verblijstoken in het vinden en samen-
heeft
41
Het werken met echte data roept vaak nieuwe vragen op over de gehanteerde technieken en de beantwoording van die vragen kan weer tot de ontwikkeling van nieuwe ideeën en modellen leiden
stellen van bruikbare registers van voldoende kwaliteit. Door de drie registers naast elkaar te leggen en de overlap te bepalen, kunnen we schatten hoe groot de verborgen groep is, die helemaal nergens staat ingeschreven.’
gehouden met de analyse van de data. Dit omvatte onder andere ontwikkelen van software in Er gebeurt ook het R, het selecteren van loglineaire modellen en het interpreteren van in Europees de output.’ Over de samenwerking verband het met het CBS is hij erg te spreken: ‘Er vonden maandelijks bijeennodige op het Betrouwbaar komsten plaats, waarin de deelnegebied van het mers vanuit hun eigen expertise Hoe betrouwbaar zijn de cijfers? ‘Bij deze methode worden vier aanideeën op elkaar afin kaart brengen verschillende names gedaan en de mate waarin stemden. De toegevoegde waarde daaraan voldaan wordt bepaalt de van de daklozen is vooral dat vanuit het CBS gekwaliteit van de cijfers,’ legt Couwerkt kan worden met zeer gespemans uit. ‘Een voorbeeld is de aancialiseerde technieken, terwijl het name dat de populatie die je meet vanuit mijn vakgroep methoden en gesloten is: er komen geen persostatistiek van de Utrechtse univernen bij en er gaan er geen weg. Dat hebben we ge- siteit erg prettig is deze modellen op interessante garandeerd door voor de verschillende lijsten één data uit te proberen. Het werken met echte data peildatum te kiezen, namelijk 1 januari 2009.’ roept vaak nieuwe vragen op over de gehanteerde De keuze voor een erkende wetenschappelijk technieken en de beantwoording van die vragen verantwoorde methode en de aandacht voor het kan weer tot de ontwikkeling van nieuwe ideeën waarmaken van de daarbij behorende veronder- en modellen leiden.’ stellingen, maakt de schatting van het CBS tot de enige betrouwbare die er nu is. ‘Toch vermoeden Verhoogde kwaliteit deskundigen op basis van gegevens uit het veld Van der Heijden, hoogleraar statistiek aan de dat onze schatting aan de hoge kant is,’ zegt Cou- Utrechtse universiteit, had vooral een adviestaak mans. ‘Daarom moeten we bij de interpretatie van bij het onderzoek. ‘We hebben methodologie toehet betrouwbaarheidsinterval – waarbinnen het gepast die we wel vaker in de demografie gebruiwerkelijke aantal daklozen met 95 procent zeker- ken.’ Over de samenwerking met het CBS is ook heid ligt – eerder de ondergrens van 15,5 duizend hij erg te spreken: ‘Die verliep heel soepel. Moniek dan de bovengrens van 21 duizend aanhouden.’ Coumans leverde de data en had grote expertise op dit punt, wij leverden de uitkomsten van de Samenwerking met universiteiten statistische analyses.’ Volgens hem is het belangVoor dit project heeft het CBS intensief samenge- rijk dat onderzoekers op de universiteiten intewerkt met twee Nederlandse universiteiten. Pro- resse krijgen voor de specifieke statistische problefessor Peter van der Heijden en doctor Maarten men waar het CBS mee te maken heeft. ‘Dit kan Cruyff, beiden werkzaam bij de faculteit van so- zorgen voor verhoogde kwaliteit van zowel het ciale en gedragswetenschappen van de Universi- onderzoek op het CBS als op de universiteiten.’ teit van Utrecht, waren verantwoordelijk voor de Judith Wolf, werkzaam aan de Radboud Universtatistische berekeningen van de omvangschat- siteit in Nijmegen binnen het onderzoekscentrum tingen. Cruyff: ‘Ik heb mij voornamelijk bezig maatschappelijke zorg, bood vooral inhoudelijk
42
43
Ook ter voorbereiding van de volkstelling 2011 is het belangrijk duidelijk te krijgen hoe daklozen daarin meegeteld kunnen worden
ondersteuning aan vanwege haar expertise op het gebied van de opvang van daklozen.
Op termijn willen we het onderzoek herhalen. Dan kunnen we zeggen of het beleid effect heeft op de omvang van de groep daklozen
Europees verband Volgens Coumans gebeurt er in Europees verband ook het nodige op het gebied van het in kaart brengen van de daklozen.’Er heeft een project gelopen, dat werd gefinancierd door de Europese Commissie. Hieraan namen 20 landen deel. Doelen waren ondermeer om door middel van landelijke seminars en internationale meetings een geharmoniseerde definitie van dakloosheid te bepalen om tot standaarden te komen voor dataverzameling en registratie. Ook ter voorbereiding van de volkstelling van 2011 is het belangrijk om duidelijk te krijgen hoe daklozen daarin meegeteld kunnen worden. Verder is er een Europees samenwerkingsverband voor organisaties die met daklozen werken. Zij organiseren ook conferenties, zoals de bijeenkomst in Budapest.’
44
Wat is nu het vervolg van het project? ‘De gegevens over daklozen komen in de CBS-database StatLine. In december verschijnt ook een artikel over ons onderzoek in het tijdschrift ‘Bevolkingstrends’. Daarnaast gaan we nog aan validering doen. Op termijn willen we het onderzoek ook herhalen, bijvoorbeeld over 2 jaar. Dan kunnen we zeggen of het beleid effect heeft op de omvang van de groep daklozen.’
Binnen het CBS waren ook Bart Loog, Liesbeth Steenhof, Kees Prins, Koos Arts en Rolf Hut actief betrokken bij het bovenstaande project. De CBS’ers Bart Bakker en Ko Oudhof voerden parallel aan bovengenoemd project onderzoek uit naar nietgeregistreerden (bijvoorbeeld illegalen). Miriam van der Sangen
45
kort actueel
1.743 inwoners van 100 jaar of ouder Burgemeesters in Nederland krijgen het drukker. Het aantal honderdplussers neemt namelijk toe en dat betekent dat ze vaker op verjaarsvisite mogen. Begin dit jaar telde Nederland 1.743 inwoners van 100 jaar of ouder. Dat waren er 115 meer dan een jaar eerder. Al sinds de jaren tachtig zijn het vooral de vrouwen die zorgen voor de groei van het aantal honderdplussers, maar inmiddels lijken de mannen aan hun opmars te zijn begonnen. Voor het eerst in lange tijd nam vorig jaar het aantal mannelijke honderdplussers beduidend toe: van 210 naar 246. Eindelijk emancipatie in de vergrijzing! (Bron: CBS, StatLine)
Consument duurder uit aan de pomp
16,6 miljoen ton bedrijfsafval In 2009 verzamelden bedrijven in Nederland 16,6 miljoen ton bedrijfsafval. Dat is een hele berg. Maar in 2008 was die berg, met 18,8 ton bedrijfsafval, nóg groter. Een verschil van 10 procent. Een belangrijke reden voor die teruggang van 10 procent in 2009 is de lagere productie in bijna alle bedrijfsklassen. En lagere productie betekent nu eenmaal minder afval. Maar wat gebeurt er eigenlijk met dat bedrijfsafval? Een relatief klein deel van de afvalberg wordt gestort of verbrand, maar het overgrote deel (bijna 15 miljoen ton) wordt hergebruikt. (Bron: CBS, StatLine)
46
De consument was de afgelopen periode duurder uit aan de pomp dan vorig jaar. In september van dit jaar moest voor 40 liter benzine (Euro95) gemiddeld bijna 60 euro worden betaald. Vorig jaar september was dit nog 55 euro. Dieselrijders moesten in diezelfde periode het meest bijleggen voor een tank van 40 liter. Per keer waren zij ruim 6 euro meer kwijt dan een jaar eerder. Van juli tot september dit jaar waren de prijzen vrij constant. (Bron: CBS, Travelcard)
kort actueel
36 procent positief over functioneren politie De politie is er voor iedereen. De aloude slogan ‘Die pet past ons allemaal’ laat daarover geen twijfel bestaan. Maar zijn we allemaal ook even tevreden over het functioneren van de politie? Dat is een andere zaak. Allochtone bewoners van zeer stedelijke allochtone buurten zijn meer tevreden over het functioneren van de politie dan Nederlandse bewoners van zeer stedelijke autochtone buurten. Allochtone bewoners vinden vaker dat de politie hen bescherming biedt, contact heeft met de bewoners en efficiënt reageert op problemen. De verschillen in cijfers: onder de Nederlanders in autochtone buurten is 36 procent positief, onder de allochtonen in allochtone buurten is 44 procent positief. (Bron: CBS)
47
CBS-project
Frans van Steenis is algemeen directeur van de Kamer van Koophandel Nederland.
48
Samenwerking CBS en Kamer van Koophandel levert verfijnde conjunctuurinformatie op Conjunctuurenquête Nederland is een echte ondernemers enquête
Ontzuilen, zo noemt Frans van Steenis, algemeen directeur Kamer van Koophandel Nederland, het. De schotten
moeten weg: tussen divisies binnen één organisatie, tussen departementen, maar ook tussen (overheids)instellingen en bedrijfsleven. ‘De onderlinge concurrentie op machts- en andere bijzaken, de machocultuur, die moeten we doorbreken,’ aldus Van Steenis. De samenwerking met het CBS is een goed voorbeeld van wat dat oplevert. Dat bevestigt ook Gert Buiten, werkzaam bij het CBS.
Steenis. ‘En in feite hebben ze gelijk: er wordt ontzettend veel gevraagd en niet alleen door de overheid.’ Het moest beter en het werd beter. Met de Conjunctuurenquête Nederland is het invulwerk op het gebied van conjunctuurenquêtes met 25 procent verminderd. Minder ondernemers krijgen een vragenlijst. Tegelijkertijd is de frequentie van de enquête verhoogd en dat leidt tot betere cijfers. Ook de ondernemers doen daar hun voordeel mee. Voor het opstellen van de kwartaalstatistiek maakt het CBS gebruik van de toch al beschikbare conjunctuurmaandcijfers, de Enquête Beroepsbevolking en een extra enquête die een deel van de bedrijven eens per kwartaal moet invullen. De Kamer van Koophandel publiceert de uitkomsten ieder kwartaal in een persbericht.
Twee jaar geleden ging – na een korte aanloopperiode – de Conjunctuurenquête Nederland live. De COEN is een kwartaalstatistiek, die een aantal Actualiteit conjunctuurenquêtes van verschillende organisa- Wat voegt de COEN toe in het palet van cijfers ties combineert. Het resultaat: minder invulwerk en statistieken over de Nederlandse conjunctuur? voor bedrijven, minder kosten voor de belasting- Om te beginnen een regionale component: met betaler en kwalitatief goede cijfers. Bij de COEN de COEN kun je bijvoorbeeld inzoomen op de werkt het CBS samen met de Kamer van Koop- ontwikkelingen in Amsterdam of in het technohandel, het Economisch Instituut Bouw (EIB) logiegebied rond Eindhoven. Op landelijk niveau en ondernemersorganisaties VNO-NCW en MKB maakt COEN het mogelijk het algemene beeld Nederland. De COEN vervangt de jaarlijkse En- over de richting van de conjunctuur te verfijnen, quête Regionale Bedrijfsontwikkeling (ERBO) bijvoorbeeld door te kijken naar de werkgelegenvan de Kamer van Koophandel heid. Bovendien liggen bij de en een aantal vragenlijsten van COEN niet alle vragen vast. Gert Een vooruitgang VNO-NCW en MKB Nederland. Buiten, bij de start van COEN manager van de taakgroep beis dat de Minder invulwerk drijvenconjunctuur van het ‘Uit één van de eerste onderzoe- Conjunctuurenquête CBS: ‘Elk kwartaal stellen we ken onder ondernemers waar twee of drie extra vragen naar Nederland (COEN) aanleiding van de actualiteit. We ik mee geconfronteerd werd, bleek dat het invullen van enook voorspellingen hebben ondernemers vorig jaar quêtes ergernis nummer één is bijvoorbeeld gevraagd welke doet onder ondernemers,’ vertelt Van maatregelen ze namen om de
49
crisis te lijf te gaan: kozen ze voor minder inko- ‘De twee grafieken lopen altijd wat uiteen, onderpen of gingen ze personeel ontslaan? En op welke nemers zijn te optimistisch, maar het is opvallend manier ondervonden ze last van de kredietcrisis?’ dat ze de verwachtingen uiteindelijk vaak waarUit die laatste vraag bleek dat de praktijk voor veel maken.’ Steeds wordt geëvalueerd of alle vragen bedrijven anders was dan het beeld dat De Ne- in de vragenlijst nuttig zijn. ‘Het blijft een beetje derlandsche Bank schetste: bedrijven kregen wel frustrerend,’ bekent Buiten. ‘In vergelijking met degelijk minder gemakkelijk een bijvoorbeeld de Belastingdienst is lening. ‘Dit soort resultaten is zeer de hoeveelheid invulwerk die het Een vooruitgang CBS veroorzaakt heel klein. Toch nuttig gebleken in de onderhandelingen tussen het MKB en de overhebben wij die slechte naam.’ is dat de heid,’ weet Buiten. COEN ook Landelijke naam Verankerd in de regio in de regio wordt de puvoorspellingen Vooral De samenwerking tussen de bij blicatie van de uitkomsten van de COEN betrokken partijen en met Conjunctuurenquête Nederland doet name het CBS en de Kamer van goed ontvangen. ‘We krijgen beKoophandel, verloopt goed. ‘Hoehoorlijk wat aandacht in de regio wel we het lang niet altijd met nale media. Wat nog ontbreekt, is elkaar eens zijn,’ merkt Van Steenis op. Vooraf een landelijke naam. We willen dat de COEN-cijzijn voorwaarden opgesteld. MKB Nederland be- fers een begrip worden, dat hebben we nog niet nadrukte bijvoorbeeld dat de lasten voor de be- bereikt,’ legt Buiten uit. ‘Dat komt deels omdat drijven niet mochten toenemen. Het CBS hecht we de cijfers nog niet voldoende onder de aanaan de onafhankelijkheid en de kwaliteit. Voor dacht hebben gebracht, deels omdat we vanwege de Kamer van Koophandel is het regionale aspect de regionale input relatief laat publiceren.’ Voor van de enquête één van de voorwaarden. ‘Onze ondernemers is echter juist het beleid op regionaal regionale verankering is onze kracht,’ aldus Van niveau vaak doorslaggevend. Komt dat nieuwe Steenis. ‘Ik geloof in een regionale aanpak met bedrijventerrein er wel of niet? Welke beslissingen goede coördinatie: we slaan een brug tussen wat worden genomen in de infrastructuur? De cijfers in de regio kan en wat centraal moet.’ van COEN kunnen de antwoorden op die vragen ondersteunen. Bovendien komt uit de COEN het Voorspellingen perspectief van het bedrijf naar voren, waardoor VNO-NCW en de Kamer van Koophandel vonden de uitkomsten belangrijk zijn voor beleidsmakers het belangrijk om van de COEN een echte onder- en voor de organisaties die de ondernemers vernemersenquête te maken, voor en door het MKB. tegenwoordigen. ‘Oók als het de pers niet haalt,’ Van Steenis vindt dat dit gelukt is: ‘Oók omdat benadrukt Buiten. het logo van de Kamer van Koophandel eraan hangt. Voor ondernemers voelt dat anders, de ka- Meer details mers zijn toch een beetje van hen.’ Lachend: ‘Nee, Binnen het CBS wordt nu bekeken wat de orgahet is niet zo dat ondernemers ons bellen om te nisatie zelf met de data kan. Wat voegen die toe zeggen, goh, we krijgen ineens veel minder en- aan de bestaande cijfers? Buiten: ‘Dat is het boeiquêtes! Maar als ik uitleg hoe het zit, dan zeggen ende van samenwerking. Je doet het omdat je er ze: ‘Wat goed!’ Een vooruitgang is dat de COEN allemaal beter van wordt, maar hoeveel beter, dat ook voorspellingen doet.’ In de COEN staan gere- moet je in de loop van het proces uitdokteren.’ Van aliseerde cijfers naast verwachtingen, waarbij de Steenis vindt in elk geval dat het nóg beter kan: statistiek één kwartaal vooruit kijkt. Van Steenis: ‘Op landelijk niveau zijn de cijfers erop vooruit
50
51
gegaan. Het is informatie waar we wat mee kunnen. Op regionaal niveau toont de enquête nog niet voldoende details. Dat komt omdat de steekproef soms te klein is om representatieve cijfers op te leveren. Het vergroten van de steekproef staat echter op gespannen voet met de wens de lastendruk laag te houden. Ook het feit dat de afdeling conjunctuur van het CBS nét voor de COEN haar cijfers naar buiten brengt, is jammer. Dat is nu typisch zo’n voorbeeld van verzuiling, dat moeten we veel beter afstemmen. Nu krijgt de burger vlak achter elkaar twee cijfers, die vaak niet helemaal met elkaar in overeenstemming zijn, omdat de COEN een genuanceerder beeld geeft. Die burger begrijpt dat niet.’ Opinieonderzoek Tot nu toe wordt de COEN-statistiek binnen het CBS inderdaad los van de conjunctuurmaandcijfers geproduceerd. Maar dat gaat veranderen. De productieprocessen worden op elkaar afgestemd, omdat het efficiënter is, maar ook omdat het consistentere cijfers oplevert. Ook gaan cijfers uit belastingregisters als de BTW- en loonadministratie een grotere rol spelen. ‘In feite is COEN op dit moment een opinieonderzoek,’ legt Buiten uit. ‘We vragen of de omzet stijgt of daalt, maar we vragen niet naar de cijfers. Dat is gemakkelijk voor de ondernemer, die niets hoeft op te zoeken tijdens het invullen. Maar kwantitatieve gegevens zijn wél interessant. Door cijfers uit registers toe te voegen lukt dat zonder de lasten te verhogen. De eerste dataset ligt nu klaar. Nu gaan we bekijken hoe we die cijfers samen met de Kamer van Koophandel gaan publiceren.’ Verdergaande samenwerking De samenwerking tussen het CBS en de Kamer van Koophandel beperkt zich niet tot de conjunctuurenquête. In feite is de COEN een verdieping van een bestaande relatie. ‘We overleggen veel,’ aldus Van Steenis. ‘Onder meer over het koppelen van de dertien basisregisters in Nederland in 2014 (waaronder de gemeentelijke basisadministratie, het nieuwe handelsregister en de basisre-
52
gistratie verkeer, red.). Dat levert een schat aan informatie op zonder dat vragenlijsten nodig zijn.’ Buiten: ‘En nu de COEN goed loopt, kijken we verder. In juni is een symposium georganiseerd, waar we met vijftig man hebben gepraat over gebieden waarop we wat voor elkaar kunnen betekenen. Toen is een aantal ideeën geboren die nu onderzocht worden. Een voorbeeld is het begrip ZZP’er (zelfstandige zonder personeel), dat is een begrip zonder definitie. Misschien kunnen het CBS en de Kamer van Koophandel er samen één ontwikkelen en gebruiken.’ Een ander voorbeeld is de alternatieve bedrijfstakkenindeling. Het CBS gebruikt een internationale standaard, maar die is niet altijd even informatief. Buiten noemt als voorbeeld de ‘automotive’ industrie: de keten van toeleveringsbedrijven die onderdelen maken voor auto’s die uiteindelijk in bijvoorbeeld Duitsland of Frankrijk geassembleerd worden. Die industrie loopt dwars door de standaard bedrijfstakken heen, maar mensen willen er toch informatie over. Hetzelfde geldt voor de creatieve industrie en bijvoorbeeld de toeristische sector. Een ‘alternatieve’ bedrijfstakkenindeling kan als aanvulling heel waardevol zijn. Wat Van Steenis betreft speelt ook de ontzuiling in de toekomst een belangrijke rol. Overheidsinstanties en andere voor de ondernemers relevante instellingen én de Kamer van Koophandel moeten een duidelijke front office vormen en vervolgens goed met elkaar samenwerken en eenduidige informatie naar buiten brengen. ‘Dan breng je bedrijfsleven, bestuur en burgerij weer dichterbij elkaar en kun je zaken verder verbeteren.’ De Kamer van Koophandel heeft 52 kantoren in twaalf regio’s. Van Steenis droomt ervan van al die 52 kantoren pleinen te maken, online én offline, waar ondernemers elkaar vinden en verder helpen. ‘Die pleinen moeten voorzien zijn van duidelijke loketten, voor innovatie, voor informatie, voor Handelsregisterzaken, etc. Ondernemers weten nu vaak niet waar welke kennis te halen is.’ Masja de Ree
53
aan het woord...
Marien de Wit en Peter Mak zijn adviseur veiligheid bij de Dienst Verkeer en Scheepvaart van Rijkswaterstaat. Zij zijn verantwoordelijk voor het bewerken en analyseren van betrouwbare en bruikbare informatie voor beleid en uitvoering. De gegevens daarvoor komen onder andere bij het CBS vandaan.
54
Vlot en veilig verkeer over weg en water Wie denkt aan water, wegen, bruggen en viaducten, denkt al gauw aan Rijkswaterstaat. Deze organisatie werkt aan het beheren en ontwikkelen van onze landelijke infrastructurele netwerken. Marien de Wit en Peter Mak weten er alles van.
‘E
en van de taken van Rijkswaterstaat is om het verkeer vlot en veilig in goede banen te leiden,’ zegt Mak. ‘Per dag gaan er zo’n drie miljoen automobilisten de weg op. Die leggen samen ongeveer 165 miljoen kilometer af.’ Mak en De Wit verzamelen en beheren informatie waarmee de verkeersveiligheid kan worden verbeterd. ‘Zo doen we onderzoek naar typen weggebruikers, hun motieven om de weg op te gaan, het aantal verplaatsingen, de afstanden enzovoorts. Op basis daarvan kan bijvoorbeeld worden bepaald hoeveel infrastructuur er nodig is en op welke punten de veiligheid van onze infrastructuur kan worden verbeterd.’ De Wit houdt zich onder andere bezig met onderzoek naar de kosten van verkeersonveiligheid. Ook achterhaalt hij op welke we-
gen de kans op ongevallen het grootst is. Het aantal verkeersdoden is overigens de laatste veertig jaar enorm gedaald. Begin jaren zeventig was dat ruim 3000, in 2009 waren het er 720. ‘Maatregelen als de helm, de gordel en de airbag hebben daar aan bijgedragen, maar ook het verkeerswegennet met steeds meer rotondes en aparte fietspaden heeft het verkeer veiliger gemaakt. We zijn dus op de goede weg.’ Veel informatie haalt Rijkswaterstaat bij het CBS vandaan. ‘In StatLine kunnen we
Het aantal verkeersdoden is de laatste veertig jaar enorm gedaald. We zijn op de goede weg
een groot deel van de benodigde gegevens vinden. Of we stellen een ‘maatwerkvraag’ aan de infoservice. We hebben regelmatig overleg over de behoefte aan informatie. Die is overigens wederzijds. Rijkswaterstaat levert namelijk ook gegevens aan het CBS.’ De uitwisseling van informatie tussen beide organisaties kan volgens beide heren wel beter. Mak: ‘Het CBS hanteert zijn geheimhoudingsplicht in verband met de privacywetgeving erg strikt. Dat is begrijpelijk, maar voor ons erg lastig. Vooral als het over verkeersdoden gaat, komt dat de analyses niet ten goede.’ ‘Hoe meer we weten over de verkeersonveiligheid door registraties te koppelen, hoe beter we wegbeheerders en de weggebruikers kunnen helpen,’ aldus De Wit. Annemieke Bos
55
historie
56
Pionieren in de polder Over het ontstaan van Flevoland 25 jaar geleden
‘Waar is het water, waar is de haven? Waar je altijd horen kon: We gaan aan boord De voerman laat er zijn paarden draven En aan de horizon ligt Emmeloord. Eens ging de zee hier tekeer Maar die tijd komt niet weer ‘t Water ligt nu achter de dijk Waar eens de golven het land bedolven Golft nu een halmenzee, de oogst is rijp.’
H
et zijn de laatste twee coupletten van de Zuiderzeeballade van Willy van Hemert, in 1958 voor de radio gezongen door de 14-jarige Oetze Verschoor ter gelegenheid van de drooglegging van Oostelijk Flevoland. Het was een mijlpaal van de Zuiderzeewerken, in 1891 door ir. Cornelis Lely (1854–1929) bedacht om landbouwgrond te winnen op de Zuiderzee.
Landwinning De plannen van Lely om delen van de Zuiderzee droog te maken waren de zoveelste in een lange rij plannen om af te rekenen met het water dat de steden langs de Zuiderzee met enige regelmaat overspoelde. Het oudste plan dateert uit 1667 en
is van de legeringenieur Hendrik Stevin (1614– 1668), zoon van de beroemde wiskundige Simon Stevin. Hij wilde de Zuiderzee met een ring van dijken, die zouden lopen van Noord-Holland via de Waddeneilanden tot Friesland, van de Noordzee afsluiten om ‘het gewelt en vergif der Noortzee uytter Verenigt Nederlant te verdrijven’. Bij volgende plannen was niet langer het tegengaan van wateroverlast, maar werd landwinning het belangrijkste motief. Later zijn de ingepolderde gebieden gebruikt voor woningen en recreatieterrein om de sterk verstedelijkte Randstad te ontlasten.
Provincie Het eerste Zuiderzeeproject was de aanleg van de Amsteldiepdijk in 1925, die het Amsteldiep afsloot en Wieringen een vaste verbinding gaf met het vasteland van Noord-Holland. Met de aanleg van de Wieringermeerpolder werd in 1927 begonnen. Deze polder viel in 1930 als eerste droog. Op 9 september 1942 viel de Noordoostpolder droog. De huidige provincie Flevoland werd in twee etappes drooggelegd. Oostelijk Flevoland het eerst in 1957, Zuidelijk Flevoland in 1968. In Oostelijk Flevoland zou een kwart van de grond geen landbouwbestemming krijgen, in de zuidelijke polder
57
58
was dat de helft. In 1986 werd Flevoland onze twaalfde provincie. Zo’n 400 duizend inwoners telt de provincie op dit moment, die gemiddeld jonger zijn dan in de rest van het land.
Archeologische goudmijn Onverwacht bleek bij de werkzaamheden dat de nieuwe polders een archeologische goudmijn waren. Er zijn in de loop der jaren in de IJsselmeerpolders bijna 450 scheepswrakken gevonden, het grootste scheepswrakkenkerkhof ter wereld. De houten wrakken waren goed geconserveerd in de zuurstofarme kleibodem. Een fraai exemplaar uit het begin van de veertiende eeuw is in 1983 voor de kust van Nijkerk gevonden. Een replica van deze Nijkerker kogge is gebouwd in Kampen en vaart inmiddels naar de Oostzee. Het voormalige eiland Schokland is een archeologisch monument en staat op de UNESCO Werelderfgoedlijst. Zeker zo bijzonder is de collectie aardewerkscherven die bij Swifterbant zijn gevonden. De vondsten wijzen erop dat de streek continu bewoond was vanaf het midden van het mesolithicum tot in het neolithicum. In totaal zijn 14 nederzettingen bekend, twee zijn er opgegraven. Het moeten volgens de archeologen gemeenschappen zijn geweest van zo’n 40 tot 80 personen die leefden van visvangst en jacht. Na circa 4500 voor Christus hielden zij ook koeien en gedomesticeerde varkens en er zijn zelfs sporen gevonden van akkerbouw.
Polderpioniers Droogmaken had Rijkswaterstaat gedaan, het ontginnen en de inrichting van de drooggelegde grond was de taak van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders (RIJP). Polderwerkers of ‘polderpioniers’ deden het grondverzetswerk en maakten de grond voor de boeren geschikt om te bebouwen. Coos in ’t Veld-Janse, die zelf met haar jonge gezin in 1967 in Oostelijk Flevoland kwam wonen, heeft de verhalen van hen en van de eerste bewoners in de polder opgetekend. Jonge, ongetrouwde mannen waren deze polderpioniers, die provisorisch gehuisvest werden in barakkenkampen. Bepakt met een paar laarzen, een schop en een pukkel met wat persoonlijke bezittingen kwamen ze, van overal uit het land, aan in de arbeiderskampen. Velen hadden zich bij de RIJP gemeld in de hoop later een kaveltje te bemachtigen, weinigen hebben dat geluk gehad. Met vier op een kale kamer, zonder vloerbedekking, zonder douche en met een buitenpandig toilet was het bikkelen. Meer dan 70 gulden bruto per week, waar 10 gulden afging voor kost en inwoning, leverde het werk
niet op. De polderwerkers werden betaald per hoeveelheid grond die ze op één dag op de wal van de kavel hadden gelegd. Opzichters hielden de mannen in de gaten. Wie een moment over zijn schop leunde, kon een uitbrander verwachten. ‘Ik wil jullie zweet ruiken, bloed hoef ik niet te zien,’ sprak het hoofd van de cultuurtechnische afdeling van de RIJP ir. B. Prummel op zo’n moment tegen zijn polderwerkers. Vele duizenden kilometers sloot en greppel hebben zij gegraven, ruim 40 duizend kilometer draineerbuizen, even zovele kilometers waterleidingbuizen, elektriciteits- en telefoonkabels moesten in de grond worden gelegd. Veelal met de schop, want voor machines was de grond te slap.
Kolonisten De uitgifte van de bedrijfjes was de verantwoordelijkheid van de Sociaal-economische hoofdafdeling van de RIJP. In de Wieringermeer konden pachters zich nog vrij vestigen, in de Noordoostpolder waren de eerste verpachtingen uitsluitend voor de pioniers geweest. In Oostelijk Flevoland waren de kavels bovenal bestemd om de problemen op het oude land op te lossen. Door stadsuitbreiding en herverkaveling was veel landbouwgrond verloren gegaan en boeren die in deze gebieden hun bedrijf moesten opgeven, konden solliciteren voor een kavel in de nieuwe polder. De interesse was groot: voor elk bedrijf waren bijna twintig belangstellenden en selectie was noodzakelijk. Wie kwamen in aanmerking? De eisen waren: je moest Nederlander zijn, geen strafblad hebben, getrouwd zijn of vergevorderde trouwplannen hebben, minstens 26 jaar oud en niet ouder dan 50 jaar, een minimum aan onderwijs, financiële garantstelling, de bekwaamheid ‘oog te hebben voor de nieuw te vormen samenleving’, aanpassingsvermogen en ‘pioniergeest’. Die laatste waren geen loze eisen. Een echtpaar was bij de eerste kennismaking met de weersomstandigheden in de polder zo van slag geweest dat zij afzagen van de sollicitatie. ‘Het was zo koud in de polder en de wind sloeg op mijn water,’ had de vrouw tegen de sollicitatiecommissie gezegd. Nieuwe bewoners moesten zich kunnen redden. De sollicitatiecommissie stelde niet alleen hoge eisen aan de man, ook diens (toekomstige) vrouw werd beoordeeld. De ‘selecteurs’ van de Rijksdienst vroegen naar haar houding tegenover het leven in een kale omgeving, met weinig voorzieningen, onbekende buren, en familie die ver weg woonde, buiten de polder. Ook zij moest enthousiast zijn en belangstelling tonen om mee te werken aan de opbouw van de samenleving.
59
de schop gegaan, zijn er nieuwe, moderne wijken gebouwd die de stad aantrekkelijk maken als woonstad en neemt de bevolking weer toe. Met 188 duizend inwoners is Almere Lelystad in inwonertal al ver voorbij. Het is een jonge stad met een relatief jonge bevolking: slechts 8 procent van de bevolking is 65 jaar of ouder (15 procent in heel Nederland). Er zijn inmiddels plannen om van Almere de vijfde stad van Nederland te maken met 350 duizend inwoners in 2030.
Zelfregulerend ecosysteem Zuiderzeemetropool Schetste Coos in ’t Veld nog een romantisch beeld van het maakbare polderplatteland, met Lelystad, de geprojecteerde stad, werd een monstrum gemaakt. Sociale hervormers, geëngageerde journalisten en planologen hadden zich na goedkeuring van Lely’s Zuiderzeewet droombeelden gevormd over een ‘Zuiderzeemetropool’, een stad waar alle levensvormen konden worden georganiseerd ‘in banen, welke doen denken aan Utopia.’ De beoogd ontwerper van de stad, Cornelis van Eesteren, de gevierde ontwerper van de westelijke tuinsteden in Amsterdam, was in die stemming meegegaan en had die Zuiderzeemetropool in zijn Stedebouwkundige plan voor Lelystad handen en voeten gegeven. Maar de landbouwingenieurs van de Rijksdienst vonden zijn ontwerp te ambitieus en te duur, en legden vervolgens zelf een blauwdruk van de stad op tafel die er als een strak geometrisch patroon uitzag. ‘Onze mensen liggen van piekeren over de goede vormgeving niet echt wakker’, schreef de chef van de stedenbouwkundige afdeling van de Rijksdienst later, toen er kritiek kwam op het gedrocht dat was verrezen: een stille stad met kale nieuwbouwwijken met blokvormige systeemwoningen van gele baksteen, rode deuren, bruine asbestplaten op de buitenmuur, midden in het zand gebouwd en waar niets te beleven viel. Lelystad had het middelpunt van de polderprovincie moeten worden, maar de bouw van Almere en het niet bouwen van de Markerwaard deden de stad de das om. Honderdduizend mensen moesten er komen wonen, maar bij 50 duizend hield het lange tijd op, onder wie vele Amsterdammers uit saneringswijken. De leegstand was groot door de leegloop naar Almere, en de stad verpauperde. Enige tijd was Lelystad de stad met de meeste werkloosheidsuitkeringen en de meeste echtscheidingen. Inmiddels is de binnenstad op
60
Een uniek natuurgebied zijn de Oostvaardersplassen, een groot, met dijken omgeven zoetwatermoeras van zo’n 60 vierkante kilometer tussen Almere en Lelystad. Het gebied was gepland als industriegebied, maar bleek voor industrie te nat. Al snel nadat de eerste vegetatie opkwam, namen ganzen, eenden en andere vogels bezit van het gebied. Inmiddels herbergen de Oostvaardersplassen vele water- en moerasvogels. Grote aantallen broedende soorten zijn er te vinden van de grote en kleine zilverreiger, de lepelaar, de aalscholver en de roerdomp. De Oostvaardersplassen zijn ook het laatste min of meer stabiele broedgebied voor de blauwe kiekendief, waarvan bij een recente meting nog slechts vijf paren zijn geteld. In 2006 heeft de zeearend zich er als broedvogel gevestigd. De Oostvaardersplassen is een van de belangrijkste gebieden in Nederland waar ervaring wordt opgedaan met natuurontwikkeling. Grote grazers als Heckrunderen, koniks (paarden) en edelherten zijn er geïntroduceerd om het landschap open te houden en helpen mee om van het gebied een zelfregulerend ecosysteem te maken. Om het gebied te ontzien is destijds het tracé van de spoorlijn Almere-Lelystad om de Oostvaardersplassen heen gelegd. Ronald van der Bie
Literatuur Casteren, J. van, Lelystad. (Amsterdam 2008) Veld-Janse, C. in ’t, Vol goede hoop. Verzamelde verhalen uit Drontens verleden, 1957–1987. (Dronten 2004)
61
kort culinair
988
hectare teeltoppervlakte voor nieuwe appelrassen Snoep verstandig, eet een appel! Maar welke? Keuze te over, want nieuwe appelrassen veroveren de markt. Zo is de teeltoppervlakte van rassen als Junami, Kanzi en Rubens de afgelopen zes jaar gegroeid tot 988 hectare. De teelt van oudere rassen daarentegen, zoals Golden Delicious en Cox’s Orange, neemt jaarlijks af en dreigt zelfs uit Nederland te verdwijnen. De totale oppervlakte aan appelboomgaarden is sinds 1992 bijna gehalveerd, van bijna 17.000 hectare in 1992 tot ruim 9.000 hectare in 2009. (Bron: CBS, StatLine)
750.000 flessen Nederlandse wijn Natuurlijk, Nederland is geen wijnland. Maar toch groeit de wijnteelt in ons land langzaam maar zeker. In 2009 groeide het areaal wijndruiven met 4 hectare. Dat is wel wat minder dan in de jaren daarvoor, want tussen 2003 en 2008 bedroeg die groei nog ruim 21 hectare per jaar. In 2009 telde Nederland 87 bedrijven met wijnteelt. Zes jaar eerder waren dat er nog 30. De meeste wijnboeren (27) zijn te vinden in Gelderland. Tot slot nog een mooi rond getal: in totaal is het Nederlandse areaal wijndruiven goed voor bijna 750.000 flessen wijn. (Bron: CBS, StatLine)
62
2,4
miljard euro export aan zuivelproducten en eieren Het gaat weer wat beter met de Nederlandse export. Top 10-stijgers van onze exportproducten zijn boter, eieren, melk en room. In totaal exporteerde Nederland in de eerste vijf maanden van 2010 voor 2,4 miljard euro aan zuivelproducten en eieren. Dat is 11 procent meer dan in de eerste vijf maanden van 2009. De kaasexport blijft met een daling van 17 procent nog wel achter bij de cijfers van 2009. Maar dat zal toch wel goed komen, gezien de reputatie van de onweerstaanbaar lekkere Nederlandse kaas? (Bron: CBS, StatLine)
kort culinair
Restaurants zien omzet dalen met 7,7 procent Het gaat minder slecht met de horeca. In het tweede kwartaal van 2010 daalde de omzet met 3,1 procent in vergelijking met het tweede kwartaal van 2009. Toen daalde de omzet met bijna 6 procent. En dat is niet alles, want de horeca presteerde daarmee ook minder slecht dan in alle vijf voorgaande kwartalen. Bemoedigende cijfers, maar dat betekent niet dat we weer massaal het restaurant bezoeken. Van alle branches in de horeca boekten restaurants namelijk het slechtste resultaat. De krimp van de omzet van restaurants blijft onveranderd groot. In vergelijking met een jaar eerder daalde de omzet met 7,7 procent. Daarmee behaalden restaurants zelfs het slechtste resultaat sinds de omzetkrimp in het tweede kwartaal van 2008 begon. (Bron: CBS, StatLine)
63
recente CBS-publicaties
Bestellingen E-mail:
[email protected] Fax: (045) 570 62 68 Kengetal: F-162 ISBN: 978-90-357-1544-8 ISSN: 1388-9737 Prijs: € 29,80 (exclusief verzendkosten)
Jaarboek onderwijs in cijfers 2010 In het ‘Jaarboek onderwijs in cijfers’ presenteert het CBS de meest actuele informatie over het onderwijs. In deze editie staat alle informatie over leerlingen, onderwijsinstellingen en onderwijsuitgaven, over stromen en cohorten. Daarnaast komen speciale onderwerpen aan bod. In deze editie zijn dat de prijs van een diploma in het hoger onderwijs, leraren, de achtergrond van instromers in het mbo, succes in het hoger onderwijs naar inkomsten van de ouders, achterstandsleerlingen per regio en ruim een eeuw primair onderwijs in cijfers. Een opmerkelijke conclusie in deze editie is dat de voortijdige schooluitval de laatste jaren gestaag is gedaald naar 3,3 procent in 2008/2009 en dat ruim een derde van de voortijdige schoolverlaters uit het schooljaar 2004/2005 op een later moment toch weer is ingestroomd in het onderwijs.
64
recente CBS-publicaties
Bestellingen E-mail:
[email protected] Fax: (045) 570 62 68 Kengetal: C-93 ISBN: 978-90-357-1560-8 ISSN: 1876-9942 Prijs: € 6,50 (exclusief verzendkosten)
Trendrapport 2010 Landelijke Jeugdmonitor Het ‘Trendrapport 2010 van de Landelijke Jeugdmonitor’ geeft een beeld van Nederlandse jongeren van 0 tot 25 jaar vanuit zes invalshoeken: jongeren en gezin, gezondheid, onderwijs, maatschappelijke participatie, arbeidsmarkt en veiligheid. De inhoud is grotendeels gebaseerd op cijfers die op de website www.landelijkejeugdmonitor.nl staan. In het rapport staan tekstbijdragen van het CBS, het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu en de professoren Jan Latten, Wilma Vollebergh, Dolf van Veen, Wout Ultee, Rolf van der Velden en Peter van der Laan. Het boek is bedoeld voor iedereen die beroepshalve of anderszins geïnteresseerd is in de Nederlandse jeugd.
65
recente CBS-publicaties
Bestellingen E-mail:
[email protected] Fax: (045) 570 62 68 Kengetal: B-61 ISBN: 978-90-357-2009-1 ISSN: 1872-1354 Prijs: € 53,25 (exclusief verzendkosten)
Jaarrapport Integratie 2010 De integratie van niet-westerse allochtonen in Nederland is een onderwerp dat steeds terugkeert in het maatschappelijke debat en het overheidsbeleid. Hierbij zijn feiten over integratie onmisbaar. ‘Het Jaarrapport Integratie 2010’ zet daarom een aantal belangrijke statistische feiten en ontwikkelingen met betrekking tot integratie op een rij. Het jaarrapport beschrijft verschillende aspecten van integratie en vergelijkt de situatie van niet-westerse allochtonen met die van autochtonen. Integratie impliceert dat de situaties van deze twee groepen naar elkaar toe groeien. Ook worden allochtone bevolkingsgroepen onderling vergeleken. Integratie is een veelomvattend en langdurig proces. Daarom komen ook zoveel mogelijk trends en ontwikkelingen over generaties heen aan bod.
66
recente CBS-publicaties
Bestellingen E-mail:
[email protected] Fax: (045) 570 62 68 Kengetal: G-82 ISBN: 978-90-357-2109-8 ISNN: 1382-6832 Prijs: € 37,90 (exclusief verzendkosten)
Toerisme en recreatie in cijfers 2010 De publicatie ‘Toerisme en recreatie in cijfers’ is een compilatie van diverse nationale en internationale onderzoeken op het gebied van toerisme en recreatie. Dit overzicht van de toerisme- en recreatiesector beschrijft het gebruik van de Nederlandse logiesaccommodaties, vakanties van Nederlanders, de economische kant van toerisme en recreatie en de aantrekkelijkheid van diverse vormen van toerisme en recreatie. Tevens zijn er een aantal cijfers over duurzaamheid in relatie tot de toerismesector in de publicatie opgenomen. Hierbij kunt u denken aan de Carbon Foorprint veroorzaakt door de Nederlandse vakantieganger en het aantal accommodaties dat een eco-label heeft. In 2009 verbleven er 29 miljoen gasten in Nederlandse logiesaccommodaties en zij zorgden gezamenlijk voor 85 miljoen overnachtingen.
In datzelfde jaar nam 82 procent van de Nederlanders deel aan vakanties en veroorzaakten zij met elkaar 13,4 Mton CO2. De bijdrage van de toerismesector aan het BBP bedroeg 2,9 procent.
67
Centraal Bureau voor de Statistiek