ZOMER 2011
02 11 Het relatiemagazine van het Centraal Bureau voor de Statistiek
Interview met SER-voorzitter Alexander Rinnooy Kan In gesprek met DNBdirecteur Joanne Kellermann Central Statistics Office Ireland in the picture Verkiezingen zijn het hart van de democratie
Nederlanders steeds vaker op verre vakanties In 1990 lieten Nederlanders in totaal 16,4 miljoen lange vakanties registreren. Hiervan werden er bijna een half miljoen (3 procent) buiten Europa doorgebracht. Twintig jaar later ging men in totaal 23,3 miljoen keer voor een lange vakantie op pad. Hiervan werden er 1,8 miljoen (ofwel bijna 8 procent) buiten Europa doorgebracht. (Bron: CBS)
2
02 11 Gosse van der Veen Directeur-Generaal CBS
Het relatiemagazine van het Centraal Bureau voor de Statistiek
ZOMER 2011
02 11
Voorwoord
Het relatiemagazine van het Centraal Bureau voor de Statistiek
Interview met SER-voorzitter Alexander Rinnooy Kan In gesprek met DNBdirecteur Joanne Kellermann Central Statistics Office Ireland in the picture Verkiezingen zijn het hart van de democratie
Colofon
02/11 is het relatiemagazine van het CBS dat als doelstelling heeft de externe relaties van het statistiekbureau te informeren over het CBS en met het CBS verwante relevante maatschappelijke ontwikkelingen. 02/11 verschijnt 4 keer per jaar. Uitgave: Centraal Bureau voor de Statistiek. Hoofdredactie: Miriam van der Sangen. Medewerkers: Jaap van Sandijk, Ron Storm, Miriam van der Sangen, Annemieke Bos, Carina Fransen, Ronald van der Bie, Hans Schmeets, Patricia van Raam en Rosenbaum Selekt. Cover: Alexander Rinnooy Kan. Fotografie: PP Fotografie Zoetermeer, ANP, Miriam van der Sangen, Joop Schuitemaker, Ap Smulders.
Voor u ligt het tweede nummer van het CBS-relatiemagazine voor 2011. Daarin een uitgebreid interview met de voorzitter van de Sociaal-Economische Raad (SER), Rinnooy Kan. We spraken met hem over zijn veelzijdige loopbaan, de verschillen tussen het wetenschappelijk onderwijs in de Verenigde Staten en Nederland, de AOW-onderhandelingen tussen werkgevers en werknemers, het Innovatieplatform en de taken van de SER. In de serie over prominente vrouwen in onze samenleving wordt Joanne Kellermann geïnterviewd. Zij was partner bij het advocatenbureau Nauta Dutilh. In 2005 maakte zij de overstap naar De Nederlandse Bank (DNB), waar zij de eerste vrouw in de vierkoppige directie werd. We spraken met haar onder andere over vrouwen aan de top, de kredietcrisis en het toezicht op de pensioenfondsen. Verder hadden we een boeiend gesprek met de directeur-generaal van het Ierse statistiekbureau, Gerry O’Hanlon. Hij vertelt over de bezuinigingen waarmee zijn Bureau te maken heeft, het belang van de volkstelling en de bijdrage van het Ierse statistiekbureau aan de Europese statistiek. In dit nummer ook aandacht voor twee CBS-projecten. In het eerste project laten we CBS-collega Hans Schmeets aan het woord. Hij vertelt over de conferentie die hij samen met de Universiteit Maastricht organiseerde om het waarnemen en beoordelen van verkiezingen te verbeteren. Het tweede project gaat over een aantal CBS’ers dat onlangs twee boeken schreef over non-respons en het controleren en corrigeren van statistische gegevens. In deze aflevering ook een artikel over prominente statistici als Hendrik Goeman Borgesius, Baltus Pekelharing en Nicolaas Pierson. Zij waren vanaf de jaren zestig van de 19e eeuw geëngageerd in het politiek-maatschappelijke debat. Zij hebben mede de agenda van dit debat bepaald, of het nu ging over leerplicht, kiesrechtuitbreiding, de coöperatie, het drankvraagstuk of over de sociale kwestie.
Illustraties: Andy Grogan. Oplage: 7.500 exemplaren. Concept: Hans van Brussel. Vormgeving: Jan van Halm. Opmaak: Centraal Bureau voor de Statistiek, Grafimedia.
Verder laten wij weer 5 klanten van het CBS aan het woord. Tot slot onze korte rubriekjes met allerlei wetenswaardigheden. Gosse van der Veen, Directeur-Generaal
Druk: OBT bv, Den Haag. Reacties op het blad zijn welkom via e-mail:
[email protected].
3
Aan dit nummer werkten mee... Miriam van der Sangen (1958) studeerde rechten aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Daarna volgde zij diverse opleidingen op het gebied van management en journalistiek. Begin jaren tachtig trad zij in dienst van het CBS, waar zij verschillende functies bekleedde. De afgelopen 15 jaar werkt zij bij de sector Communicatie.
Carina Fransen (1963) voltooide de opleiding Nederlands recht, internationaalrechtelijke richting in Leiden. Naast fractiewerk in de Tweede Kamer, gaf zij repetitorcursussen Europees recht en schreef zij voor het Leids Liberaal Bulletin. Sinds 2001 werkt zij bij het CBS, de laatste jaren bij de centrale beleidsstaf internationale zaken.
Ronald van der Bie (1959) studeerde geschiedenis en economie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Hij was bedrijfsleider in een café, broodschrijver, docent en onderzoeker. Hij publiceerde over tabaksteelt, sociale zorg, drankgebruik en drankbestrijding en historische nationale rekeningen. Hij werkt bij het CBS als wetenschappelijk redacteur en doet er onder meer historisch tijdreeksonderzoek.
Annemieke Bos (1966) volgde de opleiding Voorlichtingskunde aan de Haagse Hogeschool. Zij werkte vijf jaar als voorlichter bij de Stichting Vakopleiding Bouwbedrijf (tegenwoordig Fundeon) en daarnaast als freelance journaliste voor de Delftsche en Westlandsche Courant. Sinds 1995 is ze actief als freelance tekstschrijver/redacteur.
Jaap van Sandijk (1960) studeerde aan de Pedagogische Academie, maar koos na de afronding daarvan voor de journalistiek. Na ervaring te hebben opgedaan bij de regionale radio en het Leidsch Dagblad vestigde hij zich als freelance journalist. Hij schrijft voor diverse vakbladen, waaronder Adformatie, Salesmanagement en Twinkle.
4
02 11 Het relatiemagazine van het Centraal Bureau voor de Statistiek
Interview met SER-voorzitter Rinnooy Kan
10
In gesprek met DNB-directeur Joanne Kellermann
20
Central Statistics Office Ireland in the picture
30
Inhoud
Govert Bijwaard: ‘Onderzoek kan onjuiste aannames voorkomen’
18
Verkiezingen zijn het hart van de democratie
40
kort gezond 6–7 Albert van Schendel van NHTV Internationaal Hoger Onderwijs Breda: ‘Cijfers zijn belangrijk om ontwikkelingen te kwantificeren’ 8–9 Interview met SER-voorzitter Rinnooy Kan: ‘De SER is een schitterende Nederlandse traditie’ 10–15 kort IT 16–17 Govert Bijwaard van het NIDI: ‘Onderzoek kan onjuiste aannames voorkomen’ 18–19 In gesprek met Joanne Kellermann 20–25 kort sport 26–27 Eric de Lijster van Boerenbusiness.nl: Onafhankelijke informatie voor de agrarische ondernemers 28–29 Central Statistics Office Ireland in the picture 30–35 kort reizen 36–37 Renate Hemerik van VNA: ‘Autorijden moet gewoon leuk blijven’ 38–39 Verkiezingen zijn het hart van de democratie 40–45 kort actueel 46–47 Selwyn Moons van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie: Zicht op de effecten van internationalisering 48–49 CBS-historie 50–55 kort culinair 56–57 CBS behoort tot de top op methodologisch gebied 58–61 recente publicaties 62–64
5
kort gezond
0,9 kilometer van een huisartsenpraktijkk Nederlanders wonen op gemiddeld 0.9 kilometer afstand van een huisartsenpraktijk. Dat wil overigens niet zeggen dat dit ook de afstand tot de eigen huisarts is, want niet iedereen gaat naarr de dichtstbijzijnde praktijk. Binnen een afstand van 1 kilometer kunnen Nederlanders kiezen uit gemiddeld bijna 2 praktijken; binnen een afstand van 3 kilometer is er zelfs keuze uit ruim 5 praktijken. In Den Haag is de gemiddelde afstand tot een praktijk met 0,4 kilometer het kleinst. Inwoners van het Noord-Hollandse Schermer moeten gemiddeld 2,9 kilometer afleggen tot de dichtstbijzijnde huisarts. (Bron: CBS)
28 procent van de jongens is zware drinker In de periode 2007/2009 rookte 1 op de 5 jongeren (15- tot 25-jarigen), was 1 op de 5 jongeren een zware drinker en had 1 op de 10 jongeren in de maand voorafgaand aan het onderzoek cannabis gebruikt. Opvallend is dat vooral jongens zich laten verleiden tot het gebruiken van drank en drugs. Zo was 28 procent van de jongens zware drinker en gebruikte 12 procent van hen cannabis. Onder meisjes was dat respectievelijk 11 en 5 procent. (Bron: CBS)
Meer dan 50 procent van de vrouwen heeft chronische aandoening Chronische aandoeningen komen bij vrouwen vaker voor dan bij mannen. Ruim de helft van de vrouwen heeft een chronische aandoening, tegen 43 procent bij mannen. Meer dan een kwart van de vrouwen heeft zelfs meerdere chronische aandoeningen. Meest voorkomende aandoeningen bij vrouwen zijn migraine en regelmatig ernstige hoofdpijn. Vooral 15- tot 45-jarige vrouwen kampen met deze aandoeningen. Op latere leeftijd kampen vrouwen meer met gewrichtsslijtage. (Bron: CBS)
6
kort gezond
42.000 mensen overleden door kanker In 2010 zijn in Nederland ruim 42.000 mensen overleden door kanker. Daarmee is deze ziekte verantwoordelijk voor bijna een derde van de totale sterfte in ons land. Toch daalt het risico om te overlijden door kanker. Mannen hadden in 2010 ongeveer 14 procent minder kans om te sterven door deze ziekte dan in 2000. Bij vrouwen daalde dat risico met 5 procent. Deze cijfers zijn vooral te danken aan de afname van de sterfte door longkanker. Dat het risico onder vrouwen minder daalde dan onder mannen komt omdat vrouwen de laatste decennia meer zijn gaan roken en mannen juist minder. Bij zowel mannen als vrouwen veroorzaakt longkanker de meeste sterfgevallen. Bij vrouwen komt borstkanker op de tweede plaats. Bij mannen is dat darmkanker. (Bron: CBS)
7
aan het woord...
ALBERT VAN SCHENDEL is hogeschooldocent Sport- en Evenementenmanagement aan NHTV Internationaal Hoger Onderwijs Breda. De CBS-cijfers over toerisme en recreatie vormen een vaste informatiebron voor de studenten, al mag het CBS de informatie volgens hem wel wat meer op de jongeren afstemmen.
8
‘Cijfers zijn belangrijk om ontwikkelingen te kwantificeren’ Het CBS-trendrapport Toerisme en Recreatie is verplichte kost voor de eerstejaars studenten van de Academie voor Vrijetijd NHTV in Breda. Het Statistisch Jaarboek vormt bovendien een belangrijke bron voor deskresearch. ‘Cijfers zijn belangrijk om ontwikkelingen te kwantificeren,’ aldus docent Albert van Schendel.
N
HTV Internationaal Hoger Onderwijs Breda, kortweg NHTV, verzorgt onder andere de opleiding Sport- en Evenementenmanagement. ‘Wij zijn een kleine, speciale school voor de leisureindustrie,’ vertelt Albert Van Schendel. ‘Bij sportmanagement moet je denken aan sport in de ruimste zin van het woord, inclusief topsport. Aan de orde komen onderwerpen zoals het aansturen van vrijwilligers binnen het betaalde voetbal en de maatschappelijke rol van een eredivisieclub zoals NAC. Bij de specialisatie evenementenmanagement draait het om het organiseren van betekenisvolle evenementen: festivals, beurzen, congressen en dergelijke die waarde toevoegen op het gebied van amusement, educatie,
etc. Dat gebeurt onder de vlag ‘imagineering’. Onze studenten vinden werk in de leisure-industrie, maar ook daarbuiten. Zo helpen ze bijvoorbeeld bedrijven als Microsoft om met hun imagineeringtechnieken het Nieuwe Werken mee te ontwikkelen.’ Als eerste ‘instap’ zijn de cijfers van het CBS uitstekend bruikbaar bij projectopdrachten en onderzoek, vindt Van Schendel. ‘Cijfers zijn altijd nodig. Daarnaast hebben we ook behoefte
CBS-informatie is heel interessant, óók voor jongeren
aan gegevens uit kwalitatief onderzoek. Daar raadplegen we andere bronnen voor.’ Van Schendel is van mening dat het CBS de feiten voor jongeren wel wat meer ‘sexy’ mag verpakken. ‘Stem de informatie meer op deze doelgroep af en benader ze via specifieke kanalen zoals facebook of twitter. Als ze dan iets moeten uitzoeken, zijn ze al wat vertrouwder met de databases van het CBS. Die bevatten hele interessante informatie, óók voor jongeren.’ Al pratende moet Van Schendel constateren dat de kenniskring van docenten waar hij deel van uitmaakt slechts sporadisch de weg naar het CBS weet te vinden. ‘Ik weet niet hoe dat komt. Onbekend maakt onbemind?’ Annemieke Bos
9
relaties
Alexander Rinnooy Kan is bijna vijf jaar kroonlid en voorzitter van de SociaalEconomische Raad, de organisatie die het kabinet en parlement adviseert over de hoofdlijnen van het sociaal-economisch beleid.
10
‘De SER is een schitterende Nederlandse traditie’ Interview met SER-voorzitter Rinnooy Kan
Alexander Rinnooy Kan is bijna vijf jaar kroonlid en voorzitter van de SociaalEconomische Raad (SER), de organisatie die het kabinet
en parlement adviseert over de hoofdlijnen van het sociaal-economisch beleid. Afkomstig van VNO-NCW en ING lijkt zijn huidige baan – op het snijvlak van politiek en bedrijfsleven – het resultaat van een sterk staaltje carrièreplanning. Maar daarvan is geen sprake, zegt de wiskundige en econometrist van huis uit. ‘Het was een unieke kans die zich aandiende.’
lijk gezegd niet zo’n zin meer in,’ blikt hij terug. ‘Wiskunde was het enige vak waarvan ik zeker dacht te weten: hier hoef je niets uit je hoofd te leren. Als je het maar goed begrijpt.’ Walhalla Enige jaren na zijn studies wiskunde en econometrie werd Rinnooy Kan hoogleraar aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Een mooie periode in zijn leven. ‘Een universiteit is een geweldige omgeving om in te verkeren,’ licht hij toe. ‘Ik vond het geweldig om onderwijs te geven aan geïnteresseerde, pientere studenten. En het is erg leuk om samen met studenten aan onderzoek te werken.’ Terwijl Rinnooy Kan zich doorontwikkelde aan de Erasmus Universiteit (in 1986 werd hij er rector magnificus) vervulde hij enkele gasthoogleraarschappen in de Verenigde Staten (VS). Wat zijn volgens hem de belangrijkste verschillen tussen het wetenschappelijk onderwijs in de VS en Europa? ‘Grappig dat u dat vraagt. Ik ben juist twee weken geleden in Boston geweest bij een ontmoeting tussen Nederlandse universiteitsbestuurders en geëmigreerde Nederlandse academici die hoogleraar zijn of promoveren in Amerika. Daar kwam deze vraag uitgebreid aan de orde. Voor mij gold destijds dat vooral de voorzieningen heel erg goed waren. En dat is nog steeds zo. Amerika is voor veel studenten een walhalla waar de hoogste kwaliteit aan voorzieningen en faciliteiten beschikbaar zijn.’
Zijn werk kan lastig, tijdrovend en ingewikkeld zijn, zegt Rinnooy Kan. Toch is de SER-voorzitter zeer ingenomen met zijn functie en vooral met de rol van zijn organisatie. ‘Meer dan negentig procent van onze unanieme adviezen wordt regeringsbeleid. Dan doe je het dus niet voor niets.’ Rinnooy Kan is geen carrièreplanner. Vrijwel alle functies die hij tot nu toe vervulde, dienden zich bij hem aan. Hij koos ze op basis van nieuwsgierigheid. Dat vormde ook de basis van zijn keuze voor de studie wiskunde. ‘Op de middelbare school had ik een heel goede leraar wiskunde. Als ’t zo uitkwam, vertelde hij net iets meer dan we moesten weten als leerling, maar hij maakte zo’n kijkje achter de schermen nooit af. Meer dan negentig Juist die stukjes onbehandelde stof maakten mij heel nieuwsprocent van onze gierig. Zó nieuwsgierig dat ik uiteindelijk wiskunde ben gaan unanieme adviezen studeren.’ Wat in de motivawordt regeringsbetie voor zijn studierichting ook meespeelde, was de afkeer van leid. Dan doe je het zaken uit het hoofd leren, zegt dus niet voor niets Rinnooy Kan. ‘Ik had daar eer-
Gaan voor kwaliteit Zou zo’n walhalla ook dichter bij huis – in Nederland – te realiseren zijn, of is dat door het verschil in schaalgrootte niet mogelijk? Rinnooy Kan: ‘Wat we van Amerika kunnen leren, is dat je moet gaan voor kwaliteit. Als je die niet in huis hebt, moet je
11
Amerika is voor veel studenten een walhalla waar de hoogste kwaliteit aan voorzieningen en faciliteiten beschikbaar zijn
niet te benauwd zijn om die royaal te ondersteunen of om deze in elk geval selectief te ondersteunen, als je niet alles tegelijk kunt doen. Selectief budget inzetten in excellente deelgebieden: dat is dé formule.’ De formule komt even later in het gesprek opnieuw ter sprake, wanneer Rinnooy Kan de kritiek op het Innovatieplatform – waarvoor hij zich erg inzette – pareert. ‘Het idee van selectieve ondersteuning van sleutelgebieden, de zogeheten topgebieden in het huidige kabinetsbeleid, is één van de adviezen van het Innovatieplatform. Er zijn overigens diverse projecten geïnitieerd die het rechtstreeks gevolg zijn van de ideeën van het platform. Daar was dit ook voor bedoeld.’ Kritiek op het Innovatieplatform was volgens Rinnooy Kan vaak ‘totaal onterecht’. Op kalme toon zegt hij: ‘Als criticasters werd gevraagd: maar wat wil je dán – dan kwam men met dingen die het platform al deed. Je mag best roepen vanaf de zijlijn, maar als je zelf niets anders kunt verzinnen, kun je met recht en reden spreken van onterechte kritiek.’
tien jaar bij ING beschrijft Rinnooy Kan als een periode waarin hij in het bedrijfsleven zelf kon verkeren. ‘Anders dan bij een lobbyorganisatie ging het daar vooral om bedrijfscontinuïteit.’ De drie invalshoeken wetenschap, politiek en economie waarmee Rinnooy Kan vanuit eerdere functies te maken had, komen in zijn huidige functie als SER-voorzitter ‘als draden samen’. ‘In deze functie heb je de kans om op het snijvlak van politiek en bedrijfsleven actief te zijn,’ vertelt hij. Juist die bundeling spreekt hem aan – in tegenstelling tot de pure politiek. De dagelijkse strijd om de macht is aan Rinnooy Kan – zelf overigens lid van D66 – niet besteed. ‘Politiek is veeleisend. Ondankbaar werk met zware en belastende functies waar de verpakking vaak minstens even belangrijk is als de inhoud. Ik ben blij dat er mensen zijn die dit werk willen. Zelf heb ik me altijd heel erg voor de inhoud geïnteresseerd.’ Wat overigens niet wil zeggen dat de SER-voorzitter niet met spanningsvelden te maken heeft. ‘De ruimte en tijd die wij nodig hebben voor ons werk, wordt ons niet altijd gegund. Dat maakt onze opgave wel eens lastig.’ Buitenkans Juist in het huidig tijdsgewricht is dit merkbaar. Voordat Rinnooy Kan voorzitter van de SER werd ‘We maken een periode mee waarin de politiek was hij voorzitter van VNO (later VNO-NCW) en vaart wil maken en wil dóen. Wij vertegenwoorwas hij lid van de raad van bestuur digen echter de ingang daartoe: goed van bank/verzekeraar ING. De stap en kijken of er draagvlak Een universiteit nadenken van de wetenschap naar VNO was te verkrijgen is voor een beleid dat een grote. ‘Het was voor mij een is een geweldige misschien niet vanzelf spreekt, maar buitenkans om een groot deel van dat wel voor heel Nederland goed omgeving. de Nederlandse economie en polikan blijken uit te pakken.’ tiek te leren kennen,’ motiveert hij Ik vond het zijn keuze voor de werkgeversorgaMaatschappelijke betrokkenheid geweldig nisatie. De wetenschap kwam in zijn Nu we dan toch in de actualiteit VNO-periode (van 1991 tot 1996) zijn beland: hoe kijkt Rinnooy Kan onderwijs te wat verder van hem af te staan. ‘Niet aan tegen de mislukte AOW-onderdat men geen waardering of belanghandelingen tussen werkgevers en geven aan stelling heeft voor wetenschap, maar werknemers? ‘Dat is een ingewikhet was niet het dagelijkse werk van geïnteresseerde, keld verhaal dat zich ook afspeelt in deze organisatie. Je hebt er te maken de vertrouwelijkheid van gesprekpientere met andere mensen, andere verantken,’ houdt hij zich op de vlakte. ‘Ik studenten woordelijkheden en prioriteiten.’ De vond het jammer dat de onderhan-
12
13
Politiek is veeleisend. Ondankbaar werk met zware en belastende functies waar de verpakking vaak minstens even belangrijk is als de inhoud
Je best doen delingen zijn mislukt, maar ben blij stuurder. Zij was onder meer burgedat ze nu dicht staan bij een akkoord van een Londense wijk – in voor een betere meester dat breder is dan destijds werd bede tijd dat deze wijken nog aparte sproken. Dat is voor ons land heel wereld: dat is mij burgemeesters hadden. Mijn Nederbelangrijk.’ Dat na de mislukte onlandse grootmoeder kwam uit de derhandelingen de gesprekken weer met de paplepel diamantbewerkerskringen en was vrij snel zijn voortgezet, noemt de actief binnen de Algemene Nederingegeven SER-voorzitter niet verrassend. landse Diamantbewerkers Bond van ‘Daar is niet veel bijzonders voor noHenri Polak. De sporen van hun bedig. Er is nu eenmaal een diepe travlogenheid heb ik nog steeds.’ ditie om elkaar toch te vinden – ook als het lastig is.’ Goede persoonlijke Rinnooy Kan is, zoals hij in het beverhoudingen tussen onderhandelaars zijn daarbij gin van het vraaggesprek al aangaf, ingenomen noodzakelijk, meent hij. ‘Die overleven elk zake- met het feit dat negentig procent van de unalijk meningsverschil, maar goede persoonlijke ver- nieme adviezen van de SER wordt omgezet in rehoudingen alléén zijn niet voldoende om tot een geringsbeleid. Je zou zeggen: wat heeft hij nog te succes te komen.’ Wie kijkt naar de nevenfuncties wensen met dergelijke cijfers? ‘Vooral dat we deze van de SER-voorzitter ziet een grote en veelzijdige traditie kunnen continueren,’ luidt het antwoord. maatschappelijke betrokkenheid. Zo is hij onder ‘De SER zal zich in de toekomst wellicht aanpasmeer voorzitter van de raad van commissarissen sen aan veranderende politieke omstandigheden, van het Concertgebouw en lid van het Netherlands maar ik hoop dat we er in slagen elke keer weer in Committee Human Rights Watch. Gevraagd naar de bereidwillige samenwerking een antwoord te vinherkomst van die betrokkenheid noemt Rinnooy den op belangrijke sociaal-economische vragen. Kan – naast intellectuele belangstelling – zijn Dit is een schitterende traditie waarvan ik hoop beide grootmoeders. ‘Je best doen voor een be- dat Nederland er nog lang van mag profiteren.’ tere wereld: dat is mij met de paplepel ingegeven. Mijn Engelse grootmoeder was een bevlogen be- Jaap van Sandijk
CURRICULUM VITAE Alexander Rinnooy Kan (1949) studeerde wiskunde in Leiden en econometrie in Amsterdam, werkte een jaar voor de Spectrum Encyclopedie (redacteur wiskunde) en drie jaar aan de universiteit Delft. In 1977 ging hij naar de Erasmus Universiteit Rotterdam waar hij in 1980 hoogleraar operationeel onderzoek werd, in 1983 directeur van het Econometrisch Instituut en in 1986 rector magnificus. Tussendoor bekleedde hij gasthoogleraarschappen in onder andere Californië (Berkeley) en Boston (MIT). Na zijn voorzitterschap van VNO (vanaf 1991) en VNO-NCW (vanaf 1995) trad Rinnooy Kan in 1996 toe tot de raad van bestuur van bank/verzekeraar ING, een functie die hij tot juni 2006 bekleedde. Hij is sinds augustus 2006 kroonlid en voorzitter van de Sociaal-Economische Raad. In 2010 werd hij herbenoemd tot en met 31 maart 2012. Rinnooy Kan is gehuwd en heeft drie kinderen.
14
15
kort IT
9,3 miljoen internetshoppers H aantal Nederlanders dat aankopen doet via het internet stijgt Het nog steeds. In 2010 winkelden 9,3 miljoen Nederlanders van 12 tot en met 74 jaar via het wereldwijde web. Daarmee groeide het leger onlineshoppers met een half miljoen ten opzichte vvan het jaar daarvoor. In de periode 2005–2010 is het aandeel internetters van 12 tot en met 74 jaar dat online winkelde gegroeid van 55 naar 77 procent. Het aandeel internetters dat online nooit iets koopt of bestelt, is gedaald naar 23 procent. (Bron: CBS)
Prijzen softwareconsultancy stijgen 3 procent In het vierde kwartaal van 2010 waren de prijzen van softwareconsultancy ruim 3 procent hoger dan een jaar eerder. Inmiddels is dit het derde kwartaal op rij dat er sprake is van een positieve prijsontwikkeling in deze bedrijfstak. In 2009 lagen de prijzen elk kwartaal lager in vergelijking met een jaar eerder, met uitzondering van het eerste kwartaal. De prijsstijgingen zijn trouwens ook terug te zien in de omzet van de softwareontwikkeling. In het vierde kwartaal van 2010 lag de omzet hiervan bijna 3 procent hoger dan in het vierde kwartaal van 2009. (Bron: CBS)
Virus en spam bij 7 van de 10 internetters In 2010 hadden ruim 7 van de 10 internetters te maken met virussen en/of spam. Spam komt het vaakst voor, maar een aanzienlijk deel van de internetters had ook te maken met een computervirus. 24 procent maakte melding van een dergelijk virus. Enkele andere percentages: 5 procent heeft te maken met misbruik van persoonlijke gegevens of schending van privacy, 2 procent lijdt financiële schade door ‘phishing’ en 1 procent lijdt financiële schade door fraude met betaal- of creditkaarten. (Bron: CBS)
16
kort IT
4computers procent van invoer vanuit Zuid-Korea bestaat uit In 10 jaar tijd kan veel veranderen. Neem bijvoorbeeld de Nederlandse invoer van computers uit Zuid-Korea. Begin deze eeuw bestond de Nederlandse invoer uit dit Aziatische land voor bijna de helft uit computers. Maar in 2010 was dit aandeel nog maar 4 procent. Nu worden voor het overgrote deel machines ingevoerd vanuit Zuid-Korea. Deze hebben een aandeel van twee derde van de totale invoer. Ook de import van microprocessors uit Zuid-Korea is toegenomen. Overigens heeft Nederland het handelstekort van 12 miljoen euro in 2009 weten om te buigen naar een handelsoverschot van 1,4 miljard euro in 2010. In 2010 2 0 voerde o d Nederland N d a d voor o 3,2 miljard 3 m j d aan a goederen d e uit naar de a Zuid-Korea, Z d o a terwijl e d invoer n e 1,9 miljard 1 m j d bedroeg. e o De uitvoer van machines v a met m name m gespecialiseerde s c l e m h e iss in i 2010 2 0 verviervoudigd. e i vo di d d (Bron: CBS) (Br CBS) B
17
aan het woord...
GOVERT BIJWAARD is econometrist en wetenschappelijk onderzoeker bij onderzoeksinstituut NIDI. Migratie, en dan in het bijzonder remigratie, is zijn onderzoeksterrein. Het CBS verleent hem toegang tot de gegevens die hij daarvoor nodig heeft.
18
‘Onderzoek kan onjuiste aannames voorkomen’ In 2010 kwam een recordaantal van 150 duizend immigranten naar Nederland, zo heeft het CBS berekend. Vaak wordt gedacht dat de meeste immigranten naar Nederland komen om zich hier definitief te vestigen. De werkelijkheid is anders. Een groot deel vertrekt weer binnen vijf jaar.
G
overt Bijwaard is als econometrist werkzaam voor het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI). Dit instituut doet onderzoek naar ontwikkeling in de omvang en samenstelling van de bevolking. Bijwaard richt zich op onderzoek naar migratie en dan vooral remigratie. ‘Welke groepen vertrekken er na een bepaalde periode weer en waarom?’, dat zijn de vragen waar hij zich onder andere mee bezighoudt. Hij maakt daarbij gebruik van CBS-gegevens. Het CBS heeft gegevens van alle migranten die vanaf 1995 naar Nederland zijn gekomen. Bijwaard raadpleegt de CBS-database StatLine en doet op het CBS-kantoor onderzoek op databestanden, die uit het Sociaal Statistisch Bestand (SSB) komen. ‘We kunnen vanuit het NIDI ook op afstand toegang krijgen tot bepaalde bestan-
den, maar ik vind het prettiger om bij het CBS te werken. Mijn contactpersoon bij het CBS is een oud-collega van het NIDI. Daar loop ik makkelijk even langs om wat te vragen of overleggen.’ De uitkomsten van Bijwaards onderzoek zijn van belang voor beleidsmakers die migratie in hun portefeuille hebben. ‘Onderzoek kan voorkomen dat onjuiste aannames worden gedaan. Zo blijkt uit de cijfers bijvoorbeeld dat lang niet alle immigranten hier voor altijd blijven. Ongeveer 40 procent verlaat Neder-
Als andere onderzoekers mijn unieke CBS-data zien, reageren ze erg enthousiast
land binnen vijf jaar. Dat zijn dan vooral arbeidsmigranten uit andere landen van de Europese Unie.’ In een volgend onderzoek wil Bijwaard meer inzoomen op factoren die de beslissing om te remigreren beïnvloeden: ‘Zulke beslissingen worden vaak in gezinsverband genomen, de partner en wellicht ook buurtbewoners hebben invloed. Ik hoop te achterhalen of hun positie op de arbeidsmarkt bijvoorbeeld een rol speelt.’ Bijwaard zal ook voor dat onderzoek weer vertrouwen op de CBS-gegevens. ‘Ik kom nog wel eens op internationale congressen. Als andere onderzoekers dan zien wat voor unieke data ik heb, reageren ze erg enthousiast. De kwaliteit is uitstekend, de samenwerking ook. Regelmatig schrijf ik artikelen voor CBSpublicaties.’ Annemieke Bos
19
In gesprek met…
20
‘De financiële instellingen zijn nog steeds kwetsbaar’ In gesprek met DNB-directeur Joanne Kellermann
Joanne Kellermann (1960) studeerde Nederlands Recht aan de universiteit van Leiden. Van 1992 tot 2005 was zij partner bij het advocatenkantoor Nauta Dutilh, ook
in het buitenland. In 2005 maakte zij de overstap naar De Nederlandsche Bank (DNB), waar zij directeur werd van de divisie Juridische Zaken. Twee jaar later was zij de eerste vrouw in de vierkoppige directie van De Nederlandsche Bank. Zij is tevens verantwoordelijk voor het toezicht op de financiële sector.
Sinds 2007 bent u bestuurder bij De Nederlandsche Bank. Was dat niet een opmerkelijke stap, vanuit uw vorige professie naar een functie als bestuurder? Ja, dat was het zeker. Het was niet gebruikelijk dat compagnons van een advocatenkantoor eruit stapten. Ik heb er nooit spijt van gehad, maar ik ben hier natuurlijk ook wel op een interessant moment terecht gekomen. Ik kwam in de aanloop naar de financiële crisis; ik werkte eerst twee jaar als baas van de juristen voordat ik in de directie kwam. Vanaf het moment dat ik in de directie zat, barstte de crisis in alle hevigheid los. Welke bij uw vorige werkgever opgedane ervaringen kon u bij De Nederlandsche Bank goed gebruiken? Er zijn meer overeenkomsten dan je denkt. Ik heb wel een bestuurlijke rol, maar mijn belangrijkste rol is die van toezichthouder op de financiële sector. Als je toezicht houdt, inventariseer je de risico’s. Als je de risico’s hebt onderkend, ga je er voor zorgen dat die risico’s zich niet materialiseren. Eigenlijk doe je dat als advocaat ook heel vaak en wel in de vorm van het maken van contracten. Je probeert zaken van te voren zó te regelen dat er geen brokken van komen.
U hebt rechten gestudeerd en was daarna vele jaren werkzaam als advocaat bij Nauta Dutilh. Welke periode was voor u vakmatig het meest interessant? De periode die er uitspringt is die van 2001–2005. Toen heb ik voor Nauta Dutilh in de city van Londen gewerkt. Dat waren hele vreemde jaren. Mijn eerste werkdag was 9/11 in 2001. Die dag zal ik nooit vergeten. Het was verschrikkelijk! Ook in de Londense city was er grote angst. Qua werk was het een heel lastige Zijn er grote verschillen tussen de culturen van beide tijd. Ik was daar om de financiële praktijk verder uit organisaties? te breiden, die lag toen natuurlijk behoorlijk stil. In de Er is altijd een verschil tussen de publieke en de jaren daarna kwam het langzaam private sector, vooral een verweer op gang. Ik heb het begin van schil in attitude. Advocaten zijn de enorme upswing in Londen meeIk heb het begin altijd uitgesproken, gaan snel gemaakt, waarin het allemaal niet het debat aan. De organisatie van de enorme op kon. De Porsche dealer opende van een advocatenkantoor is bij wijze van spreken showrooms upswing in Londen nogal los. De organisatie van een onder in de bankgebouwen. Zodra centrale bank heeft een hiërarde bonus werd uitgekeerd, hoefde meegemaakt, waarin chische structuur waarin ieder men alleen maar de lift naar benezijn rol heeft, weet wat hij moet het allemaal niet den te nemen om hem weer uit te doen en die rol dan ook op zich geven! Een boeiende tijd. opkon neemt. Dat maakt wel verschil.
21
We moeten onderkennen dat het pensioen een ontzettend belangrijk vermogensbestanddeel is
De financiële crisis wordt door sommigen aangegrepen om meer vrouwen in de boardroom te propageren. Zou de financiële crisis niet zo heftig zijn geworden als er meer vrouwen bankier waren geweest? Als Lehman Brothers Lehman Sisters was geweest, was het dan ook zo gegaan? Ik weet dat gewoon niet. Ik denk dat vrouwen over het algemeen hun gedrevenheid aan andere dingen ontlenen dan mannen. Zij zijn minder gedreven door competitie en materiële zaken zoals beloning. We hebben in de crisis wel gezien dat er van dat beloningsbeleid heel verkeerde prikkels zijn uitgegaan en dat er daardoor risico’s in het systeem zijn gekomen die op een onvoorziene manier tot ontploffing zijn gekomen. Internationaal gezien heeft Nederland een gering aandeel vrouwen in topfuncties. Wat vindt u daarvan? Ik vind dat heel jammer. Ten eerste vind ik het economisch jammer, want we kunnen zien aankomen dat wij een periode van schaarste tegemoet gaan op de arbeidsmarkt. Je moet dus vroeg beginnen om dat te voorkomen. We gebruiken nu de helft van ons potentieel niet of nauwelijks, in elk geval onvoldoende. Ten tweede vind ik het ook moreel problematisch, omdat dit óók betekent dat je de helft van de bevolking gewoon niet in zijn potentieel benut. Wat zou er moeten gebeuren om dit te veranderen? Het gaat niet vanzelf, je moet eraan werken. Er is inmiddels ook veel onderzoek dat aantoont wat wél werkt en wat niet. Wat wél werkt is: vrouwen expliciet aanmoedigen, vrouwen expliciet uitnodigen. Wij hebben ook het charter ‘Talent naar de top’ getekend en in dat kader een aantal targets vastgesteld en daar werken wij gestaag naartoe. We zijn er nog niet helemaal, maar ik heb er alle vertrouwen in dat wij de targets die wij hebben gesteld gaan halen. Over welke eigenschappen moet een vrouw beschikken als zij de top wil bereiken? Dezelfde eigenschappen als waarover een man moet beschikken. Misschien iets meer doorzettingsvermogen. Vrouwen zijn vaak kritischer op de vraag ‘kan ik dit wel?’ en zullen minder snel hun vinger opsteken voor bepaalde functies. Als je dat weet, dan kun je ze uitnodigen en hen er persoonlijk op aanspreken. Dat doe ik dus ook.
22
U hebt een behoorlijk zware topfunctie, een partner en kinderen. Hoe combineert u dat? Je hebt een thuisfront nodig dat meewerkt én een dosis geluk. Als je te maken krijgt met ziekte of andere narigheid kan dat je leven een heel andere wending geven. Ik heb geluk gehad. Ik denk ook dat je als vrouw en moeder moet beslissen dat je een aantal zaken aan iemand anders overlaat. Dat doe ik dus ook heel veel en ik roep regelmatig hulptroepen in. Als je Nederland met andere landen vergelijkt, zie je dat hier meer vrouwen parttime werken. Is dat een kwestie van achterstand of zijn we in dat opzicht juist trendsettend? Het kan op allebei wijzen. Je kunt zeggen: het wijst op achterstand, want je doet het pas goed als je fulltime werkt, hoewel ik daar niet helemaal in geloof. Het kan voorop lopen zijn in het tonen en bewijzen dat veel meer banen dan je zou denken op parttime basis kunnen of als duobaan. Alle directeuren van DNB hebben directiesecretaresses die een duobaan hebben. Ik weet zeker dat er heel veel bedrijven zijn waar men stellig van mening is dat één baan absoluut niet parttime kan worden gedaan en dat is secretaresse van een directielid zijn. Ik vind het fantastisch dat wij laten zien dat het wél kan. Daarin lopen wij in Nederland voorop. Tegelijkertijd denk ik niet dat wij de pretentie moeten hebben dat wij de hele wereld wel zullen aanpassen aan het Nederlandse gedachtegoed. Ik denk dat het belangrijk is dat het percentage vrouwen met voltijdsbanen nog wat stijgt. De kredietcrisis heeft op allerlei manieren laten zien dat wereldwijd niemand was voorbereid op een crisis van deze omvang en van deze diepte. Dat heeft op zichzelf natuurlijk wel veel losgemaakt, zowel voor overheden, de politiek, de centrale banken als toezichthouders over de gehele wereld. Ja, er is wereldwijd een enorm programma van maatregelen losgekomen, op het gebied van aanscherpen van regelgeving, op het gebied van het voorkómen van het opbouwen van risico’s in economieën, op het gebied van de verbanden tussen de macro-ontwikkelingen en de micro-ontwikkelingen en ook op het gebied van toezicht. Als centrale bank en als toezichthouder hebben we in de crisis heel veel baat gehad bij het feit dat we niet alleen toezichthouder zijn, maar
Opiniemakers, politici en journalisten beïnvloeden de gedachtevorming in de samenleving. Ze beroepen zich in het algemeen op grondige feitenkennis. Maar is dat wel altijd het geval? Het CBS wil iedereen van informatie voorzien, want alleen als je de cijfers kent, kan een debat op de juiste gronden worden gevoerd. Bovendien heeft eenieder daarmee een gelijk startpunt. In deze rubriek praat Miriam van der Sangen met prominente vrouwen uit onze samenleving. In de vorige nummers deed Jan Latten dat met Cisca Dresselhuys, Samira Bouchibti, Rita Verdonk, Agnes Jongerius, Joan Ferrier, Mirjam Sterk, Isa Baud, Inez Weski, Annemarie Jorritsma, Liesbeth van der Pol, Karla Peijs en Jeltje van Nieuwenhoven. In deze uitgave wordt Joanne Kellermann geïnterviewd.
23
De financiële instellingen zijn nog steeds kwetsbaar en wij zitten nog steeds op een schaal van verhoogde waakzaamheid
ook centrale bank. We hebben ook geleerd dat er nog wel andere gebieden zijn waarop we daarvan nog meer profijt kunnen hebben. Ook hadden we toen een aantal instrumenten niet. Het heeft daarnaast geleid tot het oprichten van een heel nieuwe Europese financiële infrastructuur met de European Systemic Risk Board en drie nieuwe Europese toezichthouders. Daarin participeren wij heel actief. Dat is een belangrijk gat dat nu gedicht wordt. Er was geen grensoverschrijdende structuur op Europees niveau voor toezicht en ook niet voor crisissituaties. Daaraan wordt nu gebouwd. Dat is een heel belangrijke en noodzakelijke stap. Is de crisis nu voorbij? Nee, de kwetsbaarheden in het systeem zijn nog steeds heel groot. De financiële instellingen zijn nog steeds kwetsbaar en wij zitten nog steeds op een schaal van verhoogde waakzaamheid. Er is nog steeds van alles aan de hand in de wereld en er zijn nog steeds grote onevenwichtigheden. U hebt aangegeven dat de voorlichting van pensioenfondsen beter zou kunnen, maar dat er ook een stukje verantwoordelijkheid bij de burger zelf ligt. Wat zouden pensioenfondsen en burgers in dat opzicht kunnen doen? We moeten onderkennen dat het pensioen een ontzettend belangrijk vermogensbestanddeel is. In de meeste huishoudens is de waarde van het pensioen het grootste financiële bezit dat zij hebben. Alleen weten we ook dat mensen zich er voor hun vijftigste over het algemeen niet in verdiepen. Dat is begrijpelijk, maar ook ontzettend jammer. We moeten ze dus verleiden om zich daarin wél te gaan verdiepen. Als je er te laat achter komt dat je meer pensioen had willen opbouwen, dan is het gewoon te laat. We zullen op alle manieren moeten proberen daar aandacht voor te vragen en dat doe ik ook. Pensioenfondsen hebben daarin natuurlijk ook een rol. Ze moeten zoveel mogelijk communiceren, het zo begrijpelijk en gemakkelijk mogelijk maken voor mensen. Veel pensioenfondsen doen dat al goed. Daarnaast hebben we nu de Pensioenwijzer, de website waar iedereen zelf kan opzoeken hoe het ervoor staat met zijn of haar pensioen. Er zijn ook allerlei tools op internet te vinden waarmee je bepaalde berekeningen kunt doen om te kijken hoe je ervoor
24
staat. Ik denk dat het allemaal heel belangrijke ontwikkelingen zijn. Het is een taak van ons allemaal het pensioenbewustzijn te vergroten. Er zijn veel pensioenfondsen in Nederland, ongeveer 600. Aan welke eisen moet volgens u een goed bestuur van een pensioenfonds voldoen? Wij maken al vele jaren serieus werk van de deskundigheid van pensioenfondsbestuurders. Het is gewoon heel moeilijk een pensioenfonds goed te besturen. Het gaat vaak over veel geld en er moeten belangrijke beslissingen worden genomen over geld van anderen. Dat stelt hoge eisen aan de deskundigheid van de besturen. Je merkt wel dat het voor die besturen een hele klus is om dat allemaal bij te benen. De koepelorganisaties doen veel aan deskundigheidsbevordering; er gebeurt echt wel het nodige. Dan blijft het nog een hele klus om voldoende goede bestuurders te vinden voor pensioenfondsen. Wij blijven daar bovenop zitten en er aandacht voor vragen. En het aantal verminderen? Dat is niet ons beleid, maar er is wel een trend waarneembaar. Vijf jaar geleden waren er nog wel duizend pensioenfondsen. Inmiddels zijn het er 550 en daarvan zijn er ook alweer een aantal in liquidatie. Je ziet het aantal elk jaar teruglopen en dat komt onder andere omdat het moeilijk is om voldoende en goede bestuurders te vinden, maar het heeft ook andere redenen. Die consolidatie gaat vanzelf. Wij zijn daar niet actief mee bezig. We zijn wél bezig met hun financiële opzet; die moet goed zijn. Hun beleggingsbeleid moet solide zijn en het moet ook sporen. De risico’s die ze nemen, moeten sporen met de risico’s die ze kunnen dragen, zowel qua deskundigheid als qua profiel van het fonds. Het CBS en DNB hebben een goede en intensieve relatie met elkaar. Hoe belangrijk is dat? Het is een partnership, de werkrelatie is heel hecht. Wij werken samen alsof wij één organisatie zijn. Ik vind dat fantastisch, want het is erg belangrijk voor de maatschappij dat we ervoor zorgen dat we geen dubbel werk doen en dat we elkaars taken verlichten. Dat juich ik ontzettend toe! Miriam van der Sangen
25
kort sport
11,9 procent van de bevolking wandelt De paden op, de lanen in. Het is weer het seizoen om lekker te wandelen of aan nordic walking te doen. In het bos, aan de kust of in de polder: op veel plekken in ons land is het heerlijk wandelen. 11,9 procent van de Nederlandse bevolking (tussen 6 en 80 jaar) beoefent de wandelsport of doet aan nordic walking. Van de vrouwen trekt 15,6 procent regelmatig de wandelschoenen aan en van de mannen doet 8,3 procent dat. (Bron: CBS)
18,5 kilometer van een kunstijsbaan wonen Wellicht moet u er even niet aan denken in dit jaargetijde, maar mocht het weer gaan kriebelen, dan is het altijd handig om te weten op welke afstand een kunstijsbaan is te vinden. De CBS-statistiek ‘Afstand tot voorzieningen’ geeft aan dat Nederlanders op gemiddeld 18,5 kilometer afstand van een kunstijsbaan wonen. Dat moet toch een geruststellende gedachte zijn voor de ware liefhebber. In de tussentijd dan maar blijven skeeleren en skaten in een zomerbries? (Bron: CBS)
50 procent van 15- tot 25-jarigen voldoet aan bewegingsnorm De helft van de Nederlandse 15- tot 25-jarigen voldeed in 2007–2009 aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB). Deze norm komt voor jongeren neer op tenminste 1 uur per dag matig intensief bewegen. Dat blijkt uit de CBS-publicatie ‘Bevolkingstrends’ van het eerste kwartaal 2011. Jongvolwassenen blijken meer aan de norm te voldoen dan tieners. (Bron: CBS)
26
kort sport
1 procent procent r c t van a de bevolking v l n sspeelt e t korfbal o b Nederland is een echt korfballand. Niet zo gek, want de sport is ooit bedacht door een Nederlandse onderwijzer (Nico Broekhuysen), al baseerde hij zijn ideeën ervoor op een Zweedse sport (ringboll). Inmiddels wordt korfbal beoefend in meer dan 50 landen. Korfbal is één van de weinige sporten die geen onderscheid maakt tussen man en vrouw. Het is een gemengde sport waarin zowel man als vrouw zich uitgedaagd voelt door niet alleen de fysieke bezigheid, maar ook door de tactische aspecten. In Nederland beoefent 1 procent van de bevolking (tussen 6 en 80 jaar) deze sport. Onder mannen doet 0,5 procent aan korfbal en onder vrouwen is dit 1,4 procent. (Bron: CBS, KNKV)
27
aan het woord...
ERIC DE LIJSTER is van boerenafkomst én een nieuwsgierig type. Die combinatie komt goed van pas in zijn werk als hoofdredacteur en contentmanager van Boerenbussines.nl. Het CBS fungeert als een belangrijke informatiebron.
28
Onafhankelijke informatie voor de agrarische ondernemers De nummer 1 website voor agrarische ondernemers, dat wil de website Boerenbusiness.nl zijn. Op deze site vindt de agrarische ondernemer marktinformatie, productprijzen, termijnmarktkoersen en nog veel meer informatie voor de belangrijkste agrarische sectoren.
‘D
e agrarische ondernemer is op zijn eigen ondernemerschap aangewezen,’ legt Eric de Lijster uit. Hij is hoofdredacteur en contentmanager van de site Boerenbusiness.nl. ‘Onafhankelijke informatie is voor onze doelgroep essentieel voor een goede positie in de markt. Die informatie bieden wij via onze site aan.’ Een eigen redactie verzorgt het dagelijkse nieuws op het gebied van financiële economie, politiek en ontwikkelingen op de belangrijkste markten. Dat gebeurt in samenwerking met de marktspecialisten van DCA, het moederbedrijf van Boerenbusiness.nl. Zij voeden de belangrijkste markten ook met marktinformatie. Denk aan de melkmarkt, de aardappelmarkt, de varkensmarkt, granenmarkt en nog een aantal markten. De
boeren en tuinders zo breed mogelijk informeren, dat is waar het bij Boerenbusiness om draait. ‘Wij maken daarbij ook gebruik van CBS-cijfers. We putten uit de handelstrends, import- en exportcijfers, productiecijfers enzovoorts. De cijfers zijn voor onze doelgroep van grote waarde om de ontwikkelingen in hun sector te zien. De CBS-productiecijfers staan trouwens nog wel eens ter discussie in de agrarische sector. Het
Welke regio heeft de meeste koeien of kippen? Het CBS heeft er het antwoord op
CBS geeft altijd ramingen van de oogst, welke richtinggevend zijn voor de prijs van de producten. Maar de stemming in de markt is nog wel eens anders. Het is positief dat het CBS daar heel open het gesprek over aangaat.’ Boerenbusiness gebruikt de CBS-gegevens ook voor het ‘paradepaardje’: de top-5. In die rubriek publiceert het wekelijks een ranglijst als antwoord op een vraag. Een voorbeeld: ‘In welke gemeente hebben de meeste landbouwbedrijven zonnepanelen en -collectoren op het dak?’ Zo is al een hele reeks interessante weetjes met het CBS samengesteld. De Lijster: ‘In welke regio zijn de meeste koeien, varkens of kippen? Je kunt het zo gek niet bedenken of het CBS heeft er het antwoord op.’ Annemieke Bos
29
internationaal
Central Statistics Office Ireland in the picture 30
In dit nummer maken wij kennis met de heer O’Hanlon, directeurgeneraal van het Ierse statistiekbureau. Hij vertelt ons onder andere over zijn organisatie, de forse bezuinigingen, het belang van de volkstelling en de bijdrage van zijn Bureau aan de Europese statistiek.
Kunt u uitleggen hoe uw organisatie in elkaar zit? We hebben in Ierland een zeer gecentraliseerd statistisch systeem. Het Ierse statistiekbureau neemt voor ongeveer 90 procent de productie van alle officiële statistieken voor zijn rekening. Mijn bureau maakt deel uit van de centrale overheid, maar valt onder de politieke leiding van de minister-president. Het werd opgericht in 1949 en het was destijds een bewuste keuze om het onder de premier te laten ressorteren, want zo kon het als een volledig onafhankelijk bureau functioneren en zou het onpartijdige statistieken kunnen produceren. In de wet staat expliciet dat ik op een onafhankelijke manier moet werken en dat ik volledig onafhankelijk ben van kwesties met betrekking tot de statistische methodologie en inhoud en datum waarop statistische gegevens vrijkomen. Voorts ben ik één van de weinige ambtenaren die daadwerkelijk door de president wordt benoemd en dat benadrukt de onafhankelijkheid van mijn positie.
Wie bepaalt uw jaarlijkse budget? We worden bijna volledig uit de rijksbegroting gefinancierd, in de meeste gevallen op basis van gesprekken tussen mijn Bureau en het ministerie van Financiën. Afhankelijk van de economische omstandigheden komen we daarbij de gebruikelijke problemen tegen. Als de tijden gunstig zijn en wij sterke argumenten hebben, krijgen wij de benodigde financiering. In economisch slechtere tijden hebben wij te maken met bezuinigingen.
Het Ierse statistiekbureau heeft al jaren te maken met bezuinigingen. Kunt u ons iets vertellen over de impact hiervan op uw Bureau? Het is algemeen bekend dat Ierland momenteel in moeilijkheden verkeert, maar voorafgaand aan deze situatie hadden we een goede periode van vijftien jaar. Daarin maakte onze economie een zeer snelle groei door. Dit was ook een periode van ontwikkeling en groei voor ons Bureau. Toen de crisis in 2008 Ierland trof hadden we een tamelijk groot bedrag geïnvesteerd in de tien tot vijftien voorgaande jaren, bijvoorbeeld in de ontwikkeling van statistische diensten en ook IT-systemen. We hadden dus
31
Omdat wij geen landelijk bevolkingsregister hebben, zijn voor ons de uitkomsten van de traditionele volkstelling erg belangrijk
aanvankelijk een buffer om de bezuinigingen het hoofd te kunnen bieden. Een andere gunstige omstandigheid was een aantal steeds terugkerende onderzoeken zoals de Volkstelling en het onderzoek naar huishoudbudgetten, waarvoor wij gefinancierd worden. Hierdoor hadden we wel enige flexibiliteit, maar de bezuinigingen waren fors. Ons basisbudget is ongeveer met 17 procent gekort. In sommige functies is 10 procent van ons personeel wegbezuinigd. Momenteel hebben we een relatief klein bureau van ongeveer 660 mensen. Het grootste probleem is dat wij sinds 2008 geen personeel meer mogen aannemen. De vraag is wat statistiekbureaus kunnen doen om aan de huidige en toekomstige eisen te blijven voldoen, terwijl zij over steeds minder middelen beschikken. De andere kant van de zaak is dat we zijn begonnen met het doorvoeren van organisatorische veranderingen om efficiënter te kunnen werken.
Veel statistiekbureaus produceren statistieken op basis van registers. Hoe zit dat met Ierland? Als voormalige kolonie van het Verenigd Koninkrijk waren bevolkingsregisters voor Ierland niet een geaccepteerd idee, wij hebben ze dan ook niet. Wat dat betreft is de ontwikkeling van het maken van statistiek op basis van administratieve bronnen bij ons achtergebleven. Door de toegenomen informatietechnologie is recent de situatie wel verbeterd, maar we hebben nog steeds geen bevolkingsregister en het gebruik van een burgerservicenummer is aan strenge regels gebonden. Onze commissaris voor gegevensbescherming neemt een sterke po-
32
sitie in. Hij gaat niet zonder meer akkoord met het gebruik van het burgerservicenummer, tenzij kan worden aangetoond dat het absoluut niet anders kan. We pleiten voor het gebruik van dit nummer door uit te leggen dat het voor statistische doeleinden nodig is. Omdat wij geen landelijk bevolkingsregister hebben, zijn voor ons de uitkomsten van de traditionele volkstelling erg belangrijk. Daardoor krijgen wij zicht op allerlei ontwikkelingen in ons land.
Kunt u ons iets meer vertellen over de organisatie van de volkstelling? Onze volkstelling wordt op dit moment (18 mei 2011, redactie) gehouden, de dag van de telling was zondag 10 april. De manier waarop wij onze volkstelling uitvoeren is als volgt. Je wordt geteld als je er bent op de avond van de volkstelling. Was je er niet, dan ben je niet geteld. Dus we tellen ook bezoekers aan Ierland. We sluiten Ieren uit die toevallig op die avond in het buitenland verblijven, maar we hebben wel een onderdeel in het formulier waarop kan worden aangegeven dat er mensen uit het huishouden ontbreken op de avond van de volkstelling. Gedurende de hele actie hadden we ongeveer 5.000 tellers, die in de maand vóór de volkstel-
Het is een grote uitdaging met beperkte middelen te kunnen blijven voldoen aan de huidige en toekomstige eisen van ons programma
ling met behulp van adresregisters en diverse andere hulpmiddelen formulieren afleverden. Ik denk dat we ongeveer 1,7 miljoen formulieren in de vier weken voorafgaand aan de volkstelling hebben bezorgd. Daarna keren de tellers gedurende vier weken na de volkstelling terug om alle formulieren op te halen.
Wanneer verwacht u de resultaten van de volkstelling te publiceren? De verwerking van de formulieren is nu gemoderniseerd met allerlei scans en intelligente tekenherkenning. Het proces is maximaal geautomatiseerd. Onze belangrijkste doelstelling is nog vóór het eind van 2012 de eindresultaten beschikbaar te stellen. Er zijn overigens veel innovatieve producten op basis van de volkstelling ontstaan. We hebben bijvoorbeeld de startplaats en eindbestemming van het forenzen van huis naar werk gecodeerd en die gegevens als beperkte dataset beschikbaar gesteld voor onderzoekers in vervoersplanning en lokale overheden. Dat werd heel goed ontvangen. Bij deze volkstelling gaan we hierop door.
Hoe is de samenstelling van het personeel in uw organisatie, met name de verhouding mannen/vrouwen? De verhouding tussen mannen en vrouwen in onze hele organisatie is 60:40. Op het niveau van het hogere management is deze verhouding echter 86:14. Volgens mij is dit meer een kwestie van statistische demografie dan dat er sprake is van een vooroordeel tegen vrouwen, omdat het management van het Ierse bureau voor de statistiek over het alge-
33
meen in handen is van mensen die als professioneel statisticus zijn aangenomen. Toen ik in dienst kwam was de werving vooral gericht op bepaalde academische disciplines, zoals wiskunde of wiskundige natuurkunde of zelfs economie, en die waren veelal het domein van de mannelijke afgestudeerden. De geleidelijke personeelswerving van de laatste tien tot twintig jaar verloopt meer in de verhouding 50:50, tussen mannen en vrouwen. Dus ik verwacht dat de genderongelijkheid in de komende jaren langzamerhand zal verdwijnen.
Waar liggen voor de komende jaren de prioriteiten? Op overleven! Het is een grote uitdaging met beperkte middelen te kunnen blijven voldoen aan de huidige en toekomstige eisen van ons programma. Een specifieke kwestie die nu ook speelt, is dat wij een generatieverschuiving doormaken binnen ons management. Ik ben er zelf ook een voorbeeld van. We bereiken het einde van onze loopbaan en moeten er voor zorgen dat de volgende generatie managers goed wordt uitgerust om het over te nemen. Dat heeft een hoge prioriteit. In het komend jaar zal de groot-
34
ste prioriteit liggen bij de productie van de resultaten van de volkstelling. We hopen een voorlopige telling te hebben voor eind juni van dit jaar en daarna binnen één jaar de eindresultaten beschikbaar te hebben.
Kunt u voorbeelden geven van projecten die binnen de internationale context belangrijk zijn? We zijn maar een klein bureau en daardoor meer volgend dan innovatief. Maar met betrekking tot de betalingsbalans en het volgen van de multinationale ondernemingen hebben we goede procedures en processen ontwikkeld om deze bedrijven te onderzoeken. Omdat we om de vijf jaar een volkstelling uitvoeren, beschouwen wij onszelf als één van de meer gevorderde landen op het gebied van de traditionele volkstelling. Daarnaast zijn een aantal van mijn voorgangers nauw betrokken geweest bij de ontwikkeling van de Europese statistiekwet. Eén van mijn voorgangers heeft het grootste deel van de Europese gedragscode voor de statistiek geschreven. Onze deelname aan de totstandkoming van het European Statistical System is verder heel erg gunstig geweest, zowel voor Ierland als voor de ontwikkeling van het nationale statistische systeem.
Uw Bureau is in augustus van dit jaar gastheer van de 58e vergadering van het International Statistical Institute. Een enorme uitdaging! Toen wij werden gevraagd om dit evenement in 2011 te organiseren, leek dat ons een geweldig goed idee. We zijn erg blij dat wij een state of the art conferentiecentrum in Dublin hebben, dat speciaal voor dit doel is ontworpen. Het nieuwe gebouw ziet er behoorlijk imposant en indrukwekkend uit.
De organisatie zelf – om 1500 papers binnen één week te laten presenteren – vergt een behoorlijke inzet. Voor de algemene organisatie hebben wij een professionele congresorganisator in de arm genomen. We kijken er naar uit iedereen in Dublin te mogen verwelkomen van de zomer. Carina Fransen/Miriam van der Sangen
DUBLIN Dublin is de hoofdstad van Ierland. Deze miljoenenstad ligt vrijwel halverwege aan de oostkust van het eiland (aan Dublin Bay), een inham van de Ierse Zee. De stad wordt van oost naar west doorsneden door de rivier de Liffey. Dublin is gesticht door de Vikingen rond 988 en is inmiddels een metropool met meer dan 1 miljoen inwoners in het grootstedelijk gebied. Een derde van de totale Ierse bevolking woont in of rondom de hoofdstad. De naam Dublin komt van ‘Dubh Linn’, hetgeen Oud-Iers is voor zwarte poel of
zwart water. Dit is een verwijzing naar een nederzetting die volgens sommigen overeenkomt met het huidige Dublin. De stad wordt druk bezocht door toeristen over de hele wereld en staat bekend om zijn bezienswaardigheden zoals Dublin Castle, het Guinness Storehouse museum, Casino Marino, de Joyce Tower en het Irisch museum of Modern Art. Temple bar is het centrum van activiteit, waar men veel pubs en restaurants aantreft. De stad is ook de thuisbasis van Guinness, het bekende zwarte bier van het Stout-type.
35
kort reizen
5,1 kilometer van het station Nederlanders wonen op gemiddeld 5,1 kilometer afstand van het dichtstbijzijnde treinstation. Voor 2 op de 3 Nederlanders ligt die afstand zelfs binnen de 5 kilometer. Dat zijn voorwaar geen echt grote afstanden om een perron te bereiken. Toch zijn er wel flinke verschillen. Zo wonen inwoners van Noord-Holland gemiddeld 3,5 kilometer van het dichtstbijzijnde treinstation, maar moeten inwoners van Zeeland daarvoor gemiddeld 17,3 kilometer afleggen. (Bron: CBS)
48,6 miljoen luchtpassagiers Het luchttransport is in 2010 weer gegroeid. Het vrachtvervoer steeg met 17,4 procent, waarmee het zich grotendeels herstelde van de zware terugval in 2009. Ook het vervoer van luchtpassagiers nam toe in 2010. Het aantal groeide met 4,6 procent. In totaal bevonden zich in dat jaar 48,6 miljoen mensen tussen de wolken. Dat zijn er 2,1 miljoen meer dan in 2009, maar a nog g wel e 11,8 miljoen 8m miljoen n minder i e d dan in 22008. 20088 (Bron: CBS) (Bron: r : CBS) B
Lijndienstbus is gemiddeld 5,4 jaar oud De bussen van de openbaarvervoerbedrijven worden steeds jonger. Waren lijndienstbussen in 2002 nog gemiddeld 9,4 jaar oud, in 2010 was die gemiddelde leeftijd gedaald tot 5,4 jaar. De verjonging is een gevolg van de invoering van de Wet Personenvervoer 2000 die op 1 januari 2001 inging. Bij de concessieverlening, die voor maximaal 8 jaar wordt gegeven, stellen provincies en stadsregio’s eisen aan het materieel. (Bron: CBS)
36
kort reizen
9 procent meer omzet voor auto- en motorbranche Reizen doen we bij voorkeur met de auto. Maar door de economische crisis namen de verkopen van dit populaire vervoermiddel dramatisch af. In 2009 kreeg de personenautobranche dan ook grote klappen. Na een lange periode van krimp realiseerde de auto- en motorbranche in het tweede kwartaal van 2010 voor het eerst echter weer een omzetgroei. En dat zette door. Met als resultaat dat de auto- en motorbranche in 2010 bijna 9 procent meer omzette dan in 2009. Kijkend naar de verkoop van nieuwe auto’s zien we ook klinkende cijfers: in het vierde kwartaal van 2010 werden bijna 93.000 nieuwe personenauto’s verkocht. Dat is een toename van 30 procent ten opzichte van hetzelfde kwartaal in het jaar daarvoor. (Bron: CBS)
37
aan het woord...
RENATE HEMERIK heeft een ‘leasegen’. Al 23 jaar werkt ze met veel passie in de autoleasebranche. Sinds 2004 als directeur van de VNA, de belangenbehartiger van de zakelijke automobiliteit. De VNA maakt zich onder andere hard voor een beter fiscaal regime voor de auto van de zaak.
38
‘Autorijden moet gewoon leuk blijven’ In Nederland rijden ongeveer 700.000 leaseauto’s. Deze personen- en bestelauto’s zijn goed voor bijna 20 procent van alle voertuigkilometers in ons land. De eigenaren van deze auto’s, de leasemaatschappijen, zijn vrijwel allemaal aangesloten bij de Vereniging van Nederlandse Autoleasemaatschappijen (VNA).
‘Z
o’n 20 tot 30 procent van de auto’s in de spits in grootstedelijke gebieden is een leaseauto,’ stelt Renate Hemerik, directeur van de VNA. ‘En 30 procent van alle nieuwe auto’s die worden verkocht, is lease. Dat zijn cijfers die de maatschappelijke relevantie van de branche aangeven. Zakelijke automobiliteit is noodzakelijk voor de economische ontwikkeling van Nederland.’ De VNA behartigt de belangen van de 77 aangesloten autoleasemaatschappijen. Deze bedrijven vertegenwoordigen 90 procent van de branche. De vereniging maakt zich onder andere sterk voor een gezond ondernemersklimaat. ‘We maken ons onder andere hard voor fiscale wet- en regelgeving die
recht doet aan het belang van zakelijke automobiliteit,’ aldus Hemerik. ‘De leaseauto is een factor van betekenis als het gaat om het verbeteren van de mobiliteit en het verlagen van de CO2-uitstoot. Ga maar na: leaseauto’s zijn nieuwe auto’s voorzien van de nieuwste technologieën. Deze kunnen nog beter worden benut, vooral als de overheid dat wil stimuleren.
Onafhankelijke informatie is belangrijk voor leasemaatschappijen en hun klanten
Dan zal het roer wel om moeten.’ De CBS lease-indexcijfers vormen voor autoleasing een prima benchmarkmiddel, zo vindt Hemerik. ‘Het helpt klanten van leasemaatschappijen om de ontwikkeling van leaseprijzen te volgen en te vergelijken. Onafhankelijke informatie is belangrijk. Het zijn vaak grote bedrijven, waarvoor (auto) mobiliteit zeer belangrijk is en ook een substantiële kostenpost vormt. De CBS-cijfers zijn representatief en betrouwbaar. Wellicht dat ook andere statistieken van het CBS voor onze branche interessant zijn. Daar heb ik nu geen zicht op, maar dat is best een nader onderzoek waard.’ Annemieke Bos
39
CBS-project
Diverse sprekers verzorgden tijdens de conferentie een lezing over hun aanpak bij het waarnemen van verkiezingen. Rechts op deze foto: Hans Schmeets, initiatiefnemer van de conferentie.
tekst
40
Verkiezingen zijn het hart van de democratie Conferentie om het waarnemen en beoordelen van verkiezingen te verbeteren
Twee maanden geleden vond in de Onze Lieve Vrouwebasiliek in Maastricht een conferentie plaats, georganiseerd door het CBS en de Universiteit Maastricht
(UM). Het was de eerste keer dat de academische en de internationale politieke wereld bij elkaar kwamen om te spreken over de mogelijkheden om het waarnemen en beoordelen van verkiezingen te verbeteren.
gedeeld in teams van twee personen die samen met een tolk en een chauffeur dertien stemlokalen bezoeken. Ze beantwoorden meer dan duizend vragen op de verkiezingsdag. Op aparte commentaarformulieren kunnen ze eventuele problemen of onregelmatigheden toelichten. Al deze gegevens, tot wel acht kilometer aan faxpapier, worden binnen één dag verwerkt. De volgende ochtend wordt de voorlopige verklaring vastgesteld die vroeg in de middag tijdens een persconferentie wordt gepresenteerd.
Waarnemingsmissies zijn belangrijk ‘Het waarnemen van verkiezingen is belangrijk,’ benadrukt Schmeets. ‘Verkiezingen vormen als het ware het hart van de democratie. Op die dag is immers het electoraat zelf aan het woord, maar dat moet wel eerlijk gebeuren. Belangrijk daarbij zijn internationale bepalingen, zoals de richtlijnen die CBS’er Hans Schmeets was initiatiefnemer van in 1990 voor de OVSE-landen in Kopenhagen zijn de conferentie. Naast zijn werkzaamheden bij het vastgesteld en waar de landen zich aan hebben geCBS bekleedt hij aan de Universiteit van Maastricht committeerd. Daarin is ook opgenomen dat de laneen leerstoel die sociale samenhang als onderwerp den verplicht zijn internationale waarnemers toe heeft. Deelname aan politieke activiteiten, waar- te laten om de verkiezingen te beoordelen. Slechts onder stemmen bij verkiezingen en vertrouwen in sporadisch gebeurt dat niet. Zo stelde Rusland in de politiek zijn daarbij belangrijk. ‘Het onderwerp 2007 zo’n sterke eisen aan de omvang van de groep van mijn leerstoel ligt in het verlengde van mijn waarnemers, dat de OVSE besloot om die verkieeerdere werk voor de Organisatie voor Veiligheid zingen niet waar te nemen en er dus ook geen ooren Samenwerking in Europa (OVSE). Ik heb in de deel over te geven.’ De methodologie om een verafgelopen vijftien jaar vijftig keer aan een verkie- kiezing te beoordelen stamt uit het midden van de zingswaarneming deelgenomen jaren negentig. Het betreft niet aldoor de bevindingen van de inleen de verkiezingsdag zelf, maar ternationale waarnemers te ana- Landen zijn verplicht ook het voortraject – waaronder lyseren,’ aldus Schmeets. campagne-activiteiten, de reom internationale de gistratie van de kiezers en politici, In 1990 hebben de – inmiddels en de samenstelling van de kieswaarnemers toe 56 – OVSE-landen met elkaar afcommissies. Ook het natraject valt te laten om de gesproken dat ze elkaars verkiedaaronder, waarbij bijvoorbeeld zingen beoordelen. Dat doen ze gekeken wordt hoe de klachten verkiezingen te door internationale waarnemers van de kiezers en partijen worden beoordelen te sturen. Waarnemers worden inafgehandeld en de zetelverdeling
41
Er worden steeds meer waarnemers uitgezonden: lag het gemiddelde aan het einde van de vorige eeuw nog rond de 200, nu is dat zo’n 400
wordt vastgesteld. Schmeets: ‘Dat betekent dat er niet alleen waarnemers nodig zijn voor het beoordelen van de verkiezingsdag, maar ook ervoor en erna. Daarvoor worden de zogenoemde langetermijnwaarnemers ingezet. Zij zijn verspreid over het land en bereiden ook de komst van de andere waarnemers voor.’
Het oordeel van de waarnemers over het stemproces is niet veel veranderd, terwijl de waarnemers over het telproces negatiever zijn geworden
Bevindingen van zo’n 40 duizend waarnemers Schmeets concentreert zich vooral op de analyses van de bevindingen op de verkiezingsdag: ‘Inmiddels beschik ik over een bestand met zo’n 200 duizend beoordelingen van de stemlokalen. Dat zijn zeer waardevolle gegevens. Die zijn gebaseerd op de bevindingen van zo’n 40 duizend waarnemers sinds 1995. Een kostencalculatie is niet eenvoudig, maar uitgaande van een gemiddeld bedrag van vijfduizend euro per waarnemer, is hiermee 200 miljoen gemoeid. En dat dienen de lidstaten zelf op te hoesten. Dit neemt echter niet weg dat steeds meer waarnemers worden uitgezonden: lag het gemiddelde aan het einde van de vorige eeuw nog rond de 200, nu is dat zo’n 400. En dat is een vooruitgang. Vooral voor het beoordelen van het telproces, dat per team maar één keer gebeurt, zijn veel waarnemers nodig om er betrouwbare statistieken van te maken. Voor het stemproces is dit een minder groot probleem aangezien de waarnemers gemiddeld 10 stemlokalen bezoeken.’ Originele vragenlijsten op zolder Een aantal originele vragenlijsten heeft Schmeets bewaard in dozen op zijn zolder. ‘Dat is uniek materiaal. Bijvoorbeeld de gegevens van de missie in Bosnië in 1996, een resultaat van het destijds afgesloten Dayton akkoord. Met 900 waarnemers was het één van de populairste missies ooit.’ Zetten we de verkiezingen op een rij, dan valt er volgens Schmeets een
42
duidelijke ontwikkeling te zien. ‘Het oordeel van de waarnemers over het stemproces is niet veel veranderd, terwijl de waarnemers over het telproces negatiever zijn geworden. Ook is er een regionaal patroon te onderkennen. Vooral de verkiezingen in Eurazië – waaronder Kirgizië, Kazachstan en Tadzjikistan – en op de Kaukasus, en dan vooral in Azerbeidzjan, krijgen van de waarnemers slechte cijfers. Dergelijke analyses zijn mogelijk omdat we bij de OVSE er naar hebben gestreefd de vragenlijsten de afgelopen jaren zo min mogelijk te veranderen. Dat is bij andere organisaties die verkiezingen beoordelen, zoals de Europese Unie, veel minder het geval. Binnenkort wordt in Brussel een bijeenkomst georganiseerd waarbij wordt nagedacht om ook daar de methodologie meer te standaardiseren. Dat is één van de resultaten van de conferentie die twee maanden geleden in Maastricht werd gehouden en waar naast de OVSE ook deelnemers van de Europese Unie en de Raad van Europa bij aanwezig waren.’ Discussie en onderzoek Het doel van de betreffende conferentie was om de waarnemingsmissies te verbeteren door discussie en onderzoek. Een groot aantal onderwerpen passeerden de revue. Schmeets: ‘Dat was nodig want de manier waarop verkiezingen worden beoordeeld, kent veel aspecten die elk hun politieke implicaties hebben.’ Op de eerste dag van de conferentie spraken decaan Rein de Wilde en CBS-directeur Kees Zeelenberg een welkomstwoord. Zeelenberg vertelde dat het CBS nauw betrokken was bij het verbeteren van de vragenlijsten voor de waarnemers in 1996. Die werden vervolgens niet alleen in Rusland en Bosnië gebruikt, maar zijn nog steeds de standaard bij het waarnemen. Later op de dag sprak de burgemeester van Maastricht, Onno Hoes,
Tijdens de conferentie sprak ook Onno Hoes, de burgemeester van Maastricht, de gasten toe.
De deelnemers aan de conferentie.
43
De manier waarop verkiezingen worden beoordeeld, kent veel aspecten die elk hun politieke implicaties hebben
de gasten toe. Hij wees erop dat Maastricht als de vierde ‘Europese stad’ te boek staat, met honderden Europese organisaties en een universiteit met wereldwijd het grootste aantal studenten ‘European Studies’. Culturele factor Er waren negentien presentaties tijdens de conferentie. Bruce George, oud-voorzitter van de Parlementaire Vergadering van de OVSE, ging bijvoorbeeld in op de inmenging van de politiek bij het vaststellen van het democratische gehalte van de verkiezingen. Diverse sprekers van de organisaties die verkiezingen beoordelen, waaronder de OVSE, de Europese Unie en de Raad van Europa, gaven een toelichting op hun aanpak bij het waarnemen. Er blijken vooral verschillen te zijn in het aantal waarnemers en de verblijfsperiode van de waarnemers in de desbetreffende landen. ‘Veel sprekers erkenden het belang van een goede training voor de waarnemers,’ zegt Schmeets. ‘Daarbij speelt ook de nationaliteit van waarnemers een rol. Ik heb aangetoond dat waarnemers uit Oost-Europese landen minder kritisch zijn over de verkiezingen in Azerbeidzjan en Armenië dan hun collega’s uit West-Europa.’ Caecilia van Peski, één van de organisatoren, verricht een promotieonderzoek naar dergelijke verschillen die kunnen duiden op een culturele factor bij het waarnemen. Waarnemer en Tweede Kamerlid Harry van Bommel ging vooral in op het Nederlandse beleid bij het sturen van waarnemers. Zijn ervaringen bij de recente verkiezingen in de Oekraïne waren voor hem zeer nuttig. Hij is van mening dat elk Kamerlid minstens één keer als waarnemer bij een verkiezing aanwezig zou moeten zijn. Uniek in Nederland Op de tweede dag was er een speciale sessie over Nederland. Melle Bakker van de Kiesraad behandelde de huidige situatie in Nederland, waarbij hij vooral inging op de nadelen van het stemmen met papier en potlood. Zo worden er veel fouten gemaakt bij het tellen van de stemmen. Herman Ruddijs vertelde vervolgens over de problemen bij
44
het stemmen met de stemcomputer. Hij legde ook uit waarom besloten is om weer op de traditionele manier, met het rode potlood, te stemmen. Ook andere typisch Nederlandse kwesties kwamen aan bod, waaronder het stemmen per volmacht. Dat is in de meeste landen niet toegestaan, of het is uiterst lastig. Schmeets: ‘Uit recente cijfers van het CBS blijkt dat het aantal stemmen per volmacht is gedaald van twaalf procent in 2006 naar acht procent in 2010. Dat komt mede door de aanscherping van de Nederlandse regelgeving: nu is een kopie van het identiteitsbewijs van de volmachtgever nodig om de stem uit brengen.’ Marta Regalia van de universiteit van Florence vertelde op basis van haar promotiestudie over de verkiezingsuitslagen in het oosten van de Oekraïne. Er zijn daar opmerkelijke verschillen tussen de uitslag in stemlokalen waar waarnemers aanwezig waren en waar dat niet het geval was. Susan Hyde die doceert aan de universiteit van Yale belichtte de globale trends bij het beoordelen van de verkiezingen en ging dieper in op de situatie in Armenië. Dat waarnemen veel verder gaat dan aanwezig zijn op de verkiezingsdag, werd toegelicht door de ervaren waarnemer Ben Groen. Hij beschreef het werk van de ‘lange termijn waarnemer,’ oftewel de waarnemer die de komst van de andere waarnemers op de dag van de verkiezingen voorbereidt. Ook Rasto Kuzel – belast met het onderzoek naar de invloed van de media bij verkiezingen – illustreerde het belang van de ontwikkelingen in de aanloop naar de verkiezingen. De deelnemers besloten de dag met een discussie en een borrel op het zonnige en schitterende Onze Lieve Vrouweplein. In oktober van dit jaar verschijnt een boek over de in april gehouden conferentie. Daarin zijn de bewerkte verhalen van de deelnemers en een verslag van de discussies opgenomen. Nadere informatie over de conferentie en het waarnemen van verkiezingen is beschikbaar bij Hans Schmeets, e-mail:
[email protected]
De deelnemers besloten de dag met een discussie en een borrel op het Onze Lieve Vrouweplein in Maastricht. Daarnaast was er een sightseeing door de stad.
45
kort actueel Aandeel kernenergie kleiner dan 2 procent Door de ramp in de Japanse kerncentrale Fukushima is de discussie over kernenergie weer opgelaaid. Maar hoeveel kernenergie gebruiken we eigenlijk in Nederland? In 2010 kwam de hoeveelheid in Nederland geproduceerde kernenergie uit op 1,1 procent van het energiegebruik. rgiegebruik g g b k. Een stabiel percentage, want er is de afgelopen decennia in n ons n land a d geen kerncentrale bijgekomen. Maar we importeren ook elektriciteit l lektriciteit t die wordt opgewekt door kernenergie, onder meer uit Frankrijk. nkrijk. j A Als we invoer en eigen productie bij elkaar optellen, blijft het aandeel a d andeel kernenergie in het energieverbruik van Nederland nog steeds e eds klein. Dat aandeel bedraagt nog geen 2 procent. (Bron: CBS) S S)
58 miljoen aan hondenbelasting
8,5 miljoen huishoudens in 2045 Het aantal huishoudens in Nederland blijft de komende decennia flink groeien. In 2045 telt ons land naar verwachting 8,5 miljoen huishoudens. Momenteel zijn dat er 7,4 miljoen. Vooral het aantal eenpersoonshuishoudens zal toenemen. Tijdens het hoogtepunt van de groei, rond 2050, heeft Nederland naar verwachting 3,7 miljoen huishoudens die uit één persoon bestaan. Dat is ruim een miljoen meer dan nu. Bijna de helft van deze huishoudens bestaat dan uit ouderen. Nu is 31 procent van deze huishoudens nog 65-plusser. (Bron: CBS)
46
Gemeenten verwachten dit jaar 58 miljoen euro aan hondenbelasting op te halen. Een stijgende opbrengst, want in 2001 bedroeg deze nog 43 miljoen. Het aantal gemeenten dat deze belasting heft, daalt echter: van 385 gemeenten in 2001 tot 296 in 2011. Kampioen hondenbelasting is Rotterdam. De havenstad begroot dit jaar met ruim 2 miljoen iljoen e euro de hoogste o g opbrengst. st. t Het Friese e Waddeneiland i iland Vlieland haalt h l met 13.000 euro 00 euro 0 u naar verwachting wachting a t g het laagste t te bedrag op. p p. (Bron: CBS) BS) S
kort actueel
10 minuten opkomsttijd van brandweer In 2009 heeft de brandweer de uitruktijd opnieuw weten te verbeteren. Gemiddeld reden de brandweerwagens 5 minuten na binnenkomst van een brandmelding op de meldkamer weg uit de kazerne. In 2006 duurde dat nog een halve minuut langer. De opkomsttijd (de tijd tussen het moment dat een alarmmelding vanuit de meldkamer wordt doorgegeven aan de kazerne en het moment van uitruk) is met 10 minuten al enige jaren vrijwel constant. De gemiddelde rijtijd tenslotte is iets toegenomen. In 2009 werd de brand bereikt in gemiddeld 5 minuten, in 2006 gebeurde dat in 4,8 minuten. (Bron: CBS)
47
aan het woord...
SELWYN MOONS is beleidseconoom en werkt als clusterleider globalisering bij het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Het cluster globalisering verzamelt informatie over de effecten van internationalisering om daar vervolgens beleid op te kunnen baseren. De cijfers van het CBS-Speerpunt Internationale Economische Relaties vormen een belangrijke bron.
48
Zicht op de effecten van internationalisering De economische relaties met het buitenland zijn voor Nederland van oudsher van vitaal belang. Sterker nog: Nederland is afhankelijk van internationale handel en samenwerking. Om kansen optimaal te benutten is onafhankelijke, betrouwbare informatie onmisbaar.
S
elwyn Moons is clusterleider globalisering bij het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. ‘Onze taak is inzicht te krijgen in de effecten van globalisering met het oog op het Nederlandse beleid op het gebied van de internationalisering van bedrijven en het bevorderen van buitenlandse investeringen in Nederland. De cijfers van het CBS spelen daarbij een grote rol. Daarmee kunnen we de effecten namelijk feitelijk inzichtelijk maken.’ De cijfers die het CBSSpeerpunt Internationale Economische Relaties produceert zijn voor het ministerie praktisch één op één bruikbaar. Zo putten de economen uit de Internationaliseringsmonitor, tijdreeksen over handel, eigendomsverhoudingen, werkgelegenheid bij buitenlandse bedrijven, enzo-
voorts. Ook worden wel maatwerkvragen aan het CBS gesteld. Bijvoorbeeld over hoe de Nederlandse exporteurs er uitzien: wat voor bedrijven zijn dat, hoe groot zijn ze, hoeveel deeltijdwerkers hebben ze, wat is de man/vrouwverhouding, het opleidingsniveau, enzovoorts. Moons: ‘Op basis daarvan kunnen we bijvoorbeeld nadenken over de doelgroep voor het internationaal ondernemenbeleid: we proberen beleid te richten op bedrijven die lijken op succesvolle exporteurs, maar nog niet
Het CBS-Speerpunt heeft informatie ontsloten die voorheen niet beschikbaar was
exporteren.’ Moons is erg tevreden over het contact met het CBS en de dienstverlening. ‘Het Speerpunt heeft in enkele jaren informatie ontsloten die voorheen niet beschikbaar was. Soms stuiten we op wat verschillen tussen de wereld van de statistiekmakers en die van de beleidsmakers, bijvoorbeeld wanneer wij gegevens willen hebben die om privacyredenen niet beschikbaar zijn. Ook hebben we wel behoefte aan wat langere tijdreeksen en actuelere cijfers. Desondanks zijn de cijfers van het CBS van grote toegevoegde waarde. Er komen ook steeds meer microdata beschikbaar, waardoor we een goed beeld krijgen van het totale pakket waarmee Nederland een belangrijk deel van zijn boterham verdient.’ Annemieke Bos
49
historie
Baltus Pekelharing (1842–1922) werd in 1873 in Delft hoogleraar staathuishoudkunde. In zijn colleges verdedigde hij staatsingrijpen in het economisch en sociale leven als dat nodig was om de arbeider tegen uitbuiting te beschermen. (Bron: Collectie IISG, Amsterdam.)
Minister Pierson: ‘In aanmerking genomen het stadium, waarin de kieswet thans verkeert, is het niet waarschijnlijk, dat zij de Kamer later zal bereiken dan de twee door mij aangekondigde wetsontwerpen betreffende de peraequatie en de bedrijfsbelasting.’ (Bron: De Amsterdammer, Weekblad voor Nederland, van 10 juli 1892, Collectie IISG, Amsterdam.)
50
Heren en de statistiek Statistici bekommerden zich over wat er mis was in de 19e eeuw
P
rominente statistici als Hendrik Goeman Borgesius, Baltus Pekelharing en Nicolaas Pierson waren vanaf de jaren zestig van de negentiende eeuw geëngageerd in het politiek-maatschappelijke debat. Zij hebben mede de agenda van dit debat bepaald, in woord, geschrift, én bestuurlijk-organisatorisch, of het nu ging over leerplicht, kiesrechtuitbreiding, de coöperatie, het drankvraagstuk of over de sociale kwestie. De statistiek, uiting van de wetenschappelijke aanpak, was het stijlmiddel in het debat.
Drank en armoede ‘Is dan werkelijk de dronkenschap eene ondeugde, die zich niet door een louter spel van het toeval voorgedaan heeft, doch een kwaad, waarvan de wortelen uit den maatschappelijken toestand dier volkeren zijn ontkiemd, en zich daarin vast gehecht hebben, gelijk sommige kruipgewassen zich om den stam en de takken van den heester hechten, en daarin voortwortelen, om den heester van alle levenssappen te berooven, dan gevoelt men, dat geene matigheids-genootschappen dat kwaad in de hartader kunnen aantasten.’ Deze zinsnede stond in het allereerste nummer van het nieuwe Tijdschrift voor Staathuishoudkunde en Statistiek (1841). De titel van het stuk: ‘Het misbruik van sterken drank. Geen oorzaak, maar
gevolg’. De onbekende auteur – waarschijnlijk de oprichter van het blad, baron mr. B.W.A.E. Sloet tot Oldhuis – nam daar resoluut de stelling voor zijn rekening dat misbruik van sterke drank het gevolg was van pauperisme. De arme, zonder vast werk, zonder vaste inkomsten, en altijd met de diaconiekas in het verschiet, werd tot drinken verleid door lediggang en zocht vergetelheid. Daarom, schreef Sloet, ‘wordt de zuur gewonnen penning niet aan dringende behoeften van het leven, maar aan jenever verspild.’ De verbanden waren hem – de statisticus - bekend. Om dezelfde reden dat onder de minst welvarende volken het meest werd gedronken, zag de schrijver ook dat in de meest verarmde plaatsen het aantal tapperijen het grootst was. De regering hield zich doof voor maatregelen om het drankgebruik aan banden te leggen, beducht als zij was dat de schatkist accijnsinkomsten zou mislopen.
Moreel burgerschap Sloet was één van de ‘verlichte heren’ die zich bekommerden om wat er mis was in de samenleving. Staathuishoudkundigen waren in het bijzonder actief en zochten al vroeg met zelf opgezette tijdschriften de publiciteit. Het tijdschrift van Sloet was de voortzetting van de Bijdragen tot de staathuishoudkunde en de statistiek dat zijn oom, de
51
‘Als de Nederlandsche “leeuw” losbreekt...’ (Bron: De Amsterdammer, Weekblad voor Nederland, 4 februari 1894, Collectie IISG, Amsterdam.)
Spotprent: De hand van het volk heeft Borgesius, Troelstra, Tydeman en Bos om de vruchten te plukken van het algemeen kiesrecht, het ouderdomspensioen en openbaar onderwijs. (Bron: De Amsterdammer, Weekblad voor Nederland, 13 juli 1913, Collectie IISG, Amsterdam.)
52
hoogleraar staathuishoudkunde G. Wttewaal, in 1836 was begonnen. Het engagement wortelde in het begrip ‘moreel burgerschap’ dat tegen het einde van de 18e eeuw was ontstaan en vooral vanaf 1840 krachtiger werd en een factor werd in de politiek-maatschappelijke discussie. Vanuit een maatschappelijke verantwoordelijkheid zetten deze heren zich in voor de afschaffing van misstanden in de samenleving. Het was de dure herenplicht om ‘hun voorrechten, meer nog dan als een bezit, te beschouwen als een hun toevertrouwd talent’, heeft de progressief-liberaal en gedreven lid van de Centrale Commissie voor de Statistiek (CCS), Arnold Kerdijk, eens geschreven. Die talenten hoorden zij ten dienste van de gemeenschap aan te wenden.
‘de vijand van de volkswelvaart’, verantwoordelijk voor het verlies van vele productieve krachten en de zedelijke achteruitgang van de natie. Een staat die wel de schatkist vulde met drankaccijnzen maar het drankmisbruik op zijn beloop liet, maakte zich schuldig aan ‘drank-prostitutie’. Dure drankvergunningen moesten het aantal alcoholverkooppunten beperken. In de Drankwet van 1881, die zijn stempel droeg, werd het zo geregeld. Met de drankwet betrad de staat definitief het terrein van de zedelijkheid. Historici hebben dat moment wel eens het begin genoemd van een nieuwe sociale politiek. Het was Borgesius die in de discussies rond de drankwet voor het eerst appelleerde aan deze nieuwe doctrine, die staatsinmenging toestond als de zedelijkheid of het welzijn van de natie in het geding was.
Ware belangen De heren waren actief in pressiegroepen als de anti-alcoholbeweging, de anti-slavernijbeweging, de Maatschappij tot Nut van de Javaan en de verenigingen die zich bemoeiden om de onderwijskwestie. Het waren voorbeelden van wat de historica Maartje Janse in haar proefschrift De afschaffers het ‘op geloof en waardenbesef gefundeerde burgeractivisme’ noemde. Een wetenschappelijke aanpak, gebaseerd op de principes van de staathuishoudkunde en de statistiek, was de nieuwe stijl in het debat. Zo’n aanpak was feitelijk en objectief. Het was zaak om de feiten te leren kennen. Waren die bekend, dan konden burgers hun ware belangen proberen te verwezenlijken en dienden zij het algemeen belang.
Zedelijkheid Hendrik Goeman Borgesius (1847–1917) was één van de prominente heren die de politiek-maatschappelijke discussie hebben aangevoerd. Hij riep op om solidariteit te tonen en voorwaarden te scheppen voor de emancipatie van de arbeidersklasse. Hij deed dat in de kolommen van Het Vaderland en de Zutphensche Courant, in de jaren zeventig het toonaangevende blad van de progressieve stroming in het liberalisme. Maar hij deed dat ook in daden. Hij zat ideële verenigingen voor als de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen, de Vereeniging Volksonderwijs, die voor leerplicht streed, en hij deed jarenlang het secretariaat van de Maatschappij tot Nut van de Javaan, dat streed voor afschaffing van het Cultuurstelsel. Jarenlang heeft Borgesius de antidranklobby geleid. Drinken vond hij een probleem van gezondheid en verstandig met geld omgaan, maar bovenal van zedelijkheid. Hij noemde de borrel eens
Billijkheid Baltus Pekelharing (1842–1922) was Borgesius’ kompaan. Zijn denkbeelden ontvouwde hij in Vragen des Tijds, het Sociaal Weekblad en de Zutphense Courant. Het vrije-marktmechanisme noemde hij eens ‘de koude leer van de hebzucht.’ In het drukke maatschappelijke verkeer golden andere regels. Mensen werden niet alleen maar door eigenbelang gedreven, maar ook door een prikkel tot billijkheid en recht. Die prikkel maakte hen ervan bewust om ‘het eigenbelang ten behoeve van den naaste te beperken bij de dagelijksche en duizendvoudige aanrakingen van het onderlinge verkeer.’ Ongelijkheid was een bedreiging van de politieke en maatschappelijke stabiliteit. Door sociale hervorming, met algemeen kiesrecht, arbeidersbescherming en een belasting naar draagkracht, kon de verdeelde samenleving tot een eenheid gesmeed worden. In 1873 werd hij in Delft hoogleraar staathuishoudkunde. In zijn oratie had hij gezegd dat de oplossing van het sociale vraagstuk de verantwoordelijkheid was van alle klassen, ‘geschraagd door weloverwogene bemoeiing van den Staat’. Hij sprak zich al in de jaren zeventig uit voor staatsexploitatie van de spoorwegen. In zijn colleges verdedigde hij staatsingrijpen in het economische en sociale leven als dat nodig was om de arbeider tegen uitbuiting te beschermen en hij stond in Delft al snel bekend als de ‘rode professor’. In 1892 werd hij gewoon lid van de CCS.
Sociaaleconomische macht Bijzonder is de positie van Nicolaas Pierson. Hij was veel – koopman, bankdirecteur, minister en minister-president – maar in zijn jonge jaren was
53
hij vooral de geëngageerde progressief-liberaal met sympathie voor de kwetsbare positie van de arbeider en aandacht voor verdelingsvraagstukken. In de jaren zestig was hij een van de wegbereiders van de coöperatie, die hij een voorbeeld vond van een evenwichtiger verdeling van de mogelijkheden om sociaaleconomische macht uit te oefenen. Met eigen kapitaal en geld van vrienden stichtte hij een coöperatieve winkelvereniging die hij vervolgens met brochures en pamfletten onder de aandacht bracht. Overigens zonder succes: de vereniging liquideerde binnen enkele jaren. Toen hij in 1864 op de nominatie stond om hoofddirecteur te worden van de Surinaamsche Bank hebben enkele commissarissen zijn benoeming willen tegenhouden omdat zij hem te rood vonden.
Opperbest gestemde slaven Opmerkelijk is dan ook zijn opstelling tegenover de afschaffing van de slavernij. Op reis in 1858 naar New York om de katoenmarkt te verkennen, bezocht hij enkele katoenplantages in het zuiden en raakte hij onder de indruk van de slavernij. Hij was aangenaam verrast door de welvaart van de slaven en schreef zijn ouders dat de slaven ‘gelukkig en tevreden’ waren, goed gekleed gingen en ‘opperbest behandeld’ werden. Afschaffing van de slavernij zou voor de slaven een ramp zijn. Harriet Beecher Stowe had er in haar boek De Negerhut van Oom Tom (1852), dat een aanklacht was tegen de slavernij, dan ook niets van begrepen. Afschaffing zou ook rampzalig zijn voor de economie, dat had de afschaffing van de slavernij in Engeland in 1834 bewezen: de productiviteit van de landbouw in Brits-Guyana was sterk achteruitgegaan. Toen Pierson milder werd tegenover afschaffing wilde hij die alleen na een lange overgangsperiode met gedwongen arbeid. En zo is het in ons land uiteindelijk gegaan.
54
Rechtvaardigheid Pierson, als minister van Financiën in 1892 medeverantwoordelijk voor de oprichting van de CCS en daarvan sinds 1905 voorzitter, en Borgesius, in 1892 ondervoorzitter, hebben de belangrijkste kwesties die zij, mede, vanaf de jaren zeventig aan de orde hadden gesteld wettelijk mogen regelen. Pierson voerde als minister van Financiën in 1893 een bedrijfsbelasting en een vermogensbelasting in met een beperkt progressief tarief, in ruil voor, onder andere, de patentbelasting en lagere accijnstarieven. Hierdoor verschoof de belastingdruk van eerste-levensbehoeften naar kapitaal. Meer wisselgeld was er in de vorm van de verhoging van de accijns op het gedistilleerd. Het kabinet Pierson-Goeman Borgesius (1897– 1901) bracht de Ongevallenwet, de Woningwet en de Leerplichtwet tot stand waarmee de basis was gelegd voor het socialezekerheidsstelsel in ons land. Ronald van der Bie
Literatuur Maartje Janse, De afschaffers. Publieke opinie, organisatie en politiek in Nederland, 1840–1880. (Amsterdam 2007) Corry van Renselaar, ‘Kingdom comin’. N.G. Pierson en de kwestie van de slavernij’, in: DNB Magazine van maart/april 2001, 24-25.
Spotprent: Troelstra wijst beoogd minister-president Th.H. de Meester de goede richting. Achter het struikgewas formateur Borgesius. (Bron: Zondagsblad van het Volk van 10 december 1905, Collectie IISG, Amsterdam.)
Bron: De Amsterdammer, Weekblad voor Nederland, 29 januari 1899, Collectie IISG, Amsterdam.)
55
kort culinair
1,7 duizend hectare tomaten onder glas De teelt van groenten onder glas groeit. De meest geteelde groenten in tuinbouwkassen zijn tomaten. Het areaal van deze smaakvolle vrucht bedroeg in 2010 bijna 1,7 duizend hectare. Een andere populaire groente onder glas is paprika. Deze vrucht is onder glas te vinden op een oppervlakte van 1,4 duizend hectare. De totale oppervlakte aan groenten onder glas beslaat overigens bijna 5 duizend hectare. Dat is 19 procent meer dan in het jaar 2000. (Bron: CBS)
Omzet horeca 3,7 procent hoger De horeca zit in de lift. In het vierde kwartaal van 2010 boekte deze branche een omzetstijging van 3,7 procent ten opzichte van datzelfde kwartaal in 2009. Dat is voor de helft te danken aan hogere prijzen en voor de helft aan een hoger volume van de verkopen. De cijfers betekenen goed nieuws ie w vvoorr d de geplaagde pl a d b branche, r he di die voor o h hett eerstt sinds i d h hett derde d rd kwartaal k a ta l vvan n 2007 0 w weer e volumegroei l m r i ziet ziet. e (Bron (Bron: CBS) o C CBS) S
Aardappelen stijgen 17 procent in prijs De uitdrukking ‘De vis wordt duur betaald’ heeft er een variant bij. Want ook de aardappel wordt duur betaald. In de top 5 van de meest in prijs gestegen producten van 2010 staat de aardappel met een prijsstijging van 17 procent aan kop. Belangrijkste oorzaak van deze prijsstijging is het natte weer in het najaar van 2010. Naast aardappelen stegen ook eieren in prijs, dit als gevolg van de sterk gestegen vraag vanuit Duitsland. (Bron: CBS)
56
kort culinair
158 hectare aan wijndruiven Het gaat goed met de wijnbouw in Nederland. Na Zuid-Limburg zijn inmiddels ook in Gelderland, Noord-Holland, Zeeland en Noord-Brabant wijngaarden te vinden die goede zaken doen. In 2003 bedroeg het totale areaal aan wijndruiven in ons land 36 hectare. In 2010 was dit opgelopen tot 158 hectare. In 2009 telde Nederland 87 bedrijven met wijnteelt. Zes jaar eerder waren dat er nog 30. De meeste wijnboeren (27) zijn te vinden in Gelderland. En hoe bijzonder wijnbouw in Nederland dan ook mag lijken, echt nieuw is het niet. Geschiedenisboeken vermelden dat zelfs de Romeinen al bezig waren met wijnbouw in de lage landen en dat ook in de Middeleeuwen wijn werd verbouwd in ons land. (Bron: CBS)
57
CBS-project
Van boven naar beneden: Barry Schouten, Jelke Bethlehem en Fannie Cobben. Zij schreven het boek ‘Non-response in Household Surveys’.
58
CBS behoort tot de top op methodologisch gebied Gerenommeerde uitgeverij publiceert twee boeken van de hand van CBS’ers
De afgelopen maanden verschenen twee Engelstalige boeken, beiden geschreven
door medewerkers van het CBS. Ton de Waal, Sander Scholtus en Jeroen Pannekoek zijn de auteurs van het Handbook of Statistical Data Editing and Imputation. Jelke Bethlehem, Barry Schouten en Fannie Cobben schreven het Handbook Nonresponse in Household Surveys. ‘Het was veel werk, maar ook een unieke ervaring.’
heeft Schouten de R-indicator ontwikkeld. ‘Dat is een formule die vaststelt hoe goed of slecht de kwaliteit van de respons is. Genoeg kennis dus om een boek over te schrijven. Het resultaat is een 470 bladzijde tellende publicatie.’ Non-respons Non-respons, oftewel het verschijnsel dat personen of bedrijven een enquête niet invullen, is al een probleem zolang het CBS bestaat. Nederland was zelfs ooit koploper op dit gebied, maar inmiddels komt het in meer landen voor. Cobben: ‘Het is lastig te achterhalen waarom enquêtes niet worden ingevuld of vragen worden overslagen. De komst van telemarketing heeft in elk geval een negatieve invloed gehad op de respons op de CBS-enquêtes.’ Vervelend is het wel. Non-respons veroorzaakt een vertekening in de statistieken, die met wiskundige formules gecorrigeerd moeten worden. In het boek zijn dan ook heel wat formules te vinden. Bethlehem: ‘Er zijn verschillende manieren om enquêtes uit te zetten: face-to-face, via de telefoon en tegenwoordig ook via internet. De laatste jaren doen we ook veel onderzoek naar hoe representatief enquêtes nog zijn na non-respons.’
Jelke Bethlehem werd in 2009 benaderd door de Amerikaanse uitgever John Wiley & Sons met de vraag of hij een boek wilde schrijven over non-respons. Het CBS speelt op dit gebied wereldwijd een belangrijke rol. ‘De vraag van Wiley is een eer en een mijlpaal voor ons werk,’ zegt Bethlehem. ‘Het is een zeer gerenommeerde internationale uitgeverij op het gebied van wetenschappelijke, technische en educatieve publicaties. Ze werken nu aan een reeks van handboeken over statistiek.’ Binnen het CBS wordt veel onderzoek gedaan naar nonrespons. Schouten: ‘Een verschil tussen het CBS Verzamelwerk en andere statistische bureaus is dat wij de moge- De indeling en inhoud van het boek is in lijkheid krijgen non-respons te onderzoeken, wat samenspraak met de uitgeverij tot stand gekomen. niet vanzelfsprekend is. Omdat Bethlehem nam de taak van cowe dus veel kennis op dat gebied ordinator op zich en was er voor hebben, draaien we vaak mee verantwoordelijk dat het een met Europese projecten.’ BethHet CBS speelt op leesbaar geheel zou worden. ‘We lehem is in 1986 gepromoveerd werken met zijn drieën al jaren op dit onderwerp en zijn collega het gebied van non- samen en voelen elkaar goed aan. Cobben in 2009. Na jaren van is mooi dat onze expertise nu respons wereldwijd Het theoretisch rekenwerk en het gebundeld is in een boek,’ aldus een belangrijke rol Bethlehem. Het boek is eigenlijk uitvoeren van de nodige tests
59
Omdat we veel kennis hebben op het gebied van nonrespons draaien we vaak mee in Europese projecten
een verzamelwerk van 25 jaar dat in het verleden gedaan. Met dit boek zijn we heeft onderzoek. De auteurs konden ‘Vorig jaar hebben we stukken al oefenen door een cursusboek weer een stap verder over gaafmaken en imputatie te schrijven voor Eurostat, het in het kader van de zogeheten op het gebied van Methodenreeks binnen het CBS overkoepelend statistisch orgaan van de Europese Unie. ‘Alles wat afgerond en dat heeft ons erg non-respons daar in stond, hebben we gegeholpen bij het schrijven van actualiseerd en aangevuld met dit boek,’ vertelt Pannekoek. De nieuw materiaal over nieuwe Waal vult aan: ‘Veel van de inforontwikkelingen,’ vertelt Schouten. ‘Met dit boek matie die nu in het boek staat, komt uit artikelen zijn we weer een stap verder op het gebied van die we eerder geschreven hebben en ook uit mijn non-respons. Een oplossing voor het probleem is proefschrift. Daarnaast hebben we de allernieuwer nog niet, maar die is wel een beetje dichterbij ste literatuur op een overzichtelijke manier sagekomen.’ mengevat.’ Het boek telt 439 pagina’s en geeft een overzicht van de beste methodes. Scholtus: ‘VanBeste methode tevoren hebben we duidelijk afgesproken wie wat Tegelijkertijd met Bethlehem, Schouten en schrijft om dubbel werk te voorkomen. Ieder was Cobben zijn Ton de Waal, Sander Scholtus en verantwoordelijk voor een aantal hoofdstukken. Jeroen Pannekoek begonnen met het schrijven Ik moest ook een aantal hoofdstukken schrijven van hun boek: Handbook of Statistical Editing and over onderwerpen waar ik nog niet zoveel van afImputation. Dit boek gaat over het controleren en wist. Ik heb me dus flink moeten verdiepen in de corrigeren van statistische gegevens. Het is onder- materie, maar dat is wel heel interessant en leerdeel van dezelfde serie handboeken voor statistici. zaam.’ Toen Pannenkoek aan zijn eerste hoofdDe uitgever kwam via Bethlehem met de CBS’ers stuk begon, viel de hoeveelheid werk hem aanin contact. ‘Bij het controleren en corrigeren van vankelijk flink tegen. ‘En dat werd er niet minder statistische gegevens gaat het vooral om hoe je op. Maar eenmaal bezig, gaat het toch vanzelf.’ fouten in bestanden ontdekt, hoe je die fouten kunt corrigeren en wat je moet doen als er gege- Patricia van Raam/Miriam van der Sangen vens ontbreken,’ legt De Waal uit. ‘Hiervoor zijn in de loop der jaren allerlei technieken bedacht, De handboeken zijn relevant voor statistische bureaus, die je terug vindt in ons boek. Overigens stamt de universiteiten en onderzoeksinstellingen. Ze zijn te begedachte om een boek over statistical data editing stellen via www.wiley.com. en imputatie te schrijven al uit 2003. Het was een suggestie van een Amerikaanse collega nadat hij mijn proefschrift had gelezen. Het proefschrift was echter te beperkt en zou volledig moeten worden herschreven, maar de gedachte aan zo’n boek heeft mij nooit meer los gelaten. Na de uitnodiging van Wiley om samen met mijn collega’s Pannekoek en Scholtus een boek te schrijven was ik dus meteen enthousiast.’ Scholtes en Pannekoek doen al jaren onderzoek en geven ook advies op het gebied van het controleren en corrigeren van gegevens. De Waal
60
Van links naar rechts: Jeroen Pannekoek, Ton de Waal en Sander Scholtus. Zij schreven het boek ‘Statistical Editing and Imputation.’
61
recente CBS-publicaties Statistisch Jaarboek 2011 Het Statistisch Jaarboek verschaft u actuele cijfers over vrijwel alle aspecten van de Nederlandse samenleving. Het is een onmisbare steun als u zich wilt oriënteren op welk gebied dan ook: bevolking, gezondheid, onderwijs, werkloosheid, landbouw, bouwnijverheid en industrie, handel, milieu en vele andere onderwerpen. Meer publicaties en statistische informatie vindt u op onze website: www.cbs.nl Bestellingen E-mail: Fax: Kengetal: ISBN: ISSN:
[email protected] (045) 570 62 68 A-26 978-90-357-1938-5 0924-2686
Het boek is verkrijgbaar via de reguliere boekhandel en de Sdu Klantenservice.
Sociaaleconomische trends 2011 Het CBS verricht veel onderzoek naar ontwikkelingen en achtergronden op sociaaleconomisch terrein. Het kwartaalblad Sociaaleconomische trends is het belangrijkste medium om de resultaten hiervan in uitgebreidere artikelen onder de aandacht te brengen. Bestellingen E-mail: Fax: Kengetal: ISSN:
[email protected] (045) 570 62 68 V-4 1573-2215
Abonnementsprijs: € 54,45 Prijs per los nummer: € 14,95 Prijzen zijn inclusief verzendkosten.
62
recente CBS-publicaties Green Growth in the Netherlands This report presents an overview of the state of green growth in the Netherlands. Data are presented for twenty indicators selected by the OECD concerning the environmental efficiency of production, the natural asset base, the environmental quality of life, policy responses and economic opportunities arising from a transition to a green economy. Bestellingen E-mail: Fax: ISBN: Price:
[email protected] (045) 570 62 68 978-90-357-2030-5 € 15.10 (excluding postage)
Bevolkingstrends 2011 De publicatie ‘Bevolkingstrends’ is een kwartaalblad over de demografie in Nederland. Hierin vindt u artikelen en korte bijdragen die betrekking hebben op geboorte, sterfte, migratie, relatievorming en scheiding. Ook bevat ‘Bevolkingstrends’ artikelen over kenmerken die de demografische en ruimtelijke verschillen in de bevolking beïnvloeden, zoals onderwijs en gezondheid. Bestellingen E-mail:
[email protected] Fax: (045) 570 62 68 Kengetal: B-15 ISSN: 1571-0998 Abonnementsprijs: € 54,45 Prijs per los nummer: € 14,95 Prijzen zijn inclusief verzendkosten.
63
Centraal Bureau voor de Statistiek