03 11
herfst 2011
Het relatiemagazine van het Centraal Bureau voor de Statistiek
Interview met voormalig Shell-topman Jeroen van der Veer In gesprek met Aysel Erbudak 2011: het jaar van de Europese volkstellingen Nieuwe duurzaamheidsmonitor gelanceerd
Herfst in cijfers In het najaar van 2010 trokken zo’n 4,5 miljoen landgenoten er op uit voor een korte of langere vakantie. Met name oktober blijkt een geliefde vakantiemaand tijdens de herfstperiode. Tijdens deze herfstvakanties gaven Nederlanders in totaal ongeveer € 2,4 miljard uit, met name aan vliegvakanties (€ 1,3 miljard). Ook aan autovakanties wordt met bijna € 1 miljard relatief veel geld besteed. (Bron: CBS)
2
03 11 Gosse van der Veen Directeur-Generaal CBS
03 11
Het relatiemagazine van het Centraal Bureau voor de Statistiek
herfst 2011
Het relatiemagazine van het Centraal Bureau voor de Statistiek
Interview met voormalig Shell-topman Jeroen van der Veer In gesprek met Aysel Erbudak 2011: het jaar van de Europese volkstellingen Nieuwe duurzaamheidsmonitor gelanceerd
Colofon
03/11 is het relatiemagazine van het CBS dat als doelstelling heeft de externe relaties van het statistiekbureau te informeren over het CBS en met het CBS verwante relevante maatschappelijke ontwikkelingen. 03/11 verschijnt 4 keer per jaar. Uitgave: Centraal Bureau voor de Statistiek. Hoofdredactie: Miriam van der Sangen. Medewerkers: Jaap van Sandijk, Ron Storm, Miriam van der Sangen, Annemieke Bos, Ronald van der Bie, Leo Engberts en Rosenbaum Selekt. Cover: Jeroen van der Veer, voormalig Shell-topman. Fotografie: PP Fotografie Zoetermeer, ANP, Miriam van der Sangen, Ap Smulders. Illustraties: Andy Grogan. Oplage: 7.500 exemplaren. Concept: Hans van Brussel. Vormgeving: Jan van Halm. Opmaak: Centraal Bureau voor de Statistiek, Grafimedia.
Voorwoord Voor u ligt het derde nummer van het CBS-relatiemagazine voor 2011. Daarin een uitgebreid interview met Jeroen van der Veer, voormalig CEO van Shell en tegenwoordig voorzitter van de Raad van Commissarissen van Philips en de ING Groep. We spraken met hem over zijn veelzijdige loopbaan bij Shell, het belang van duurzaamheid, de adviezen van het Topteam Energie, het tekort aan bètawetenschappers en de kredietcrisis. In de serie over prominente vrouwen in onze samenleving wordt Aysel Erbudak geïnterviewd. Zij is voorzitter van de Raad van Bestuur van het Slotervaartziekenhuis, dat in 2006 bijna failliet ging en door haar werd opgekocht. Ons gesprek ging over de verschillen tussen de Nederlandse en Turkse cultuur, haar manier van leidinggeven, het glazen plafond, het rendabel maken van een bijna failliet ziekenhuis en nieuwe zorgprojecten in het Caribisch gebied. Verder hadden we een boeiend gesprek met CBS-collega Eric Schulte Nordholt, projectleider van de virtuele volkstelling van 2001 en 2011 in ons land. Hij vertelt over de verschillende manieren waarop de Europese statistiekbureaus dit jaar hun volkstelling hebben gehouden. In dit nummer ook aandacht voor twee bijzondere CBS-projecten. In het eerste project laten we collega’s van het CBS en de drie planbureaus aan het woord over de onlangs gezamenlijk gepubliceerde Duurzaamheidsmonitor. De kracht van deze monitor is dat hij niet alleen de situatie in het hier en nu meet, maar ook kijkt naar de gevolgen voor anderen in de wereld en de generaties na ons. Het tweede CBS-project gaat over de conferentie voor brancheorganisaties die het CBS samen met de ondernemingsorganisaties VNO-NCW en MKB-Nederland organiseert in november van dit jaar. Doel van de conferentie is het verbreden en verdiepen van de contacten met de brancheorganisaties. Verder laten wij weer 5 klanten van het CBS aan het woord. Zij vertellen welke gegevens zij van het CBS gebruiken en wat zij er meedoen. Tot slot onze korte rubriekjes met allerlei wetenswaardigheden over gezondheid, sport, culinair, IT en actuele zaken, allemaal gebaseerd op CBS-cijfers. Veel leesplezier. Hebt u suggesties? Laat het mij weten. Gosse van der Veen, Directeur-Generaal
Druk: Tuijtel, HardinxveldGiessendam. Reacties op het blad zijn welkom via e-mail:
[email protected].
3
Aan dit nummer werkten mee... Miriam van der Sangen (1958) studeerde rechten aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Daarna volgde zij diverse opleidingen op het gebied van management en journalistiek. Begin jaren tachtig trad zij in dienst van het CBS, waar zij verschillende functies bekleedde. De afgelopen 15 jaar werkte zij bij de sector Communicatie.
Ronald van der Bie (1959) studeerde geschiedenis en economie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Hij was bedrijfsleider in een café, broodschrijver, docent en onderzoeker. Hij publiceerde over tabaksteelt, sociale zorg, drankgebruik en drankbestrijding en historische nationale rekeningen. Hij werkt bij het CBS als wetenschappelijk redacteur en doet er onder meer historisch tijdreeksonderzoek.
Annemieke Bos (1966) volgde de opleiding Voorlichtingskunde aan de Haagse Hogeschool. Zij werkte vijf jaar als voorlichter bij de Stichting Vakopleiding Bouwbedrijf (tegenwoordig Fundeon) en daarnaast als freelance journaliste voor de Delftsche en Westlandsche Courant. Sinds 1995 is ze actief als freelance tekstschrijver/redacteur.
Jaap van Sandijk (1960) studeerde aan de Pedagogische Academie, maar koos na de afronding daarvan voor de journalistiek. Na ervaring te hebben opgedaan bij de regionale radio en het Leidsch Dagblad vestigde hij zich als freelance journalist. Hij schrijft voor diverse vakbladen, waaronder Adformatie, Salesmanagement en Twinkle.
4
03 11 Het relatiemagazine van het Centraal Bureau voor de Statistiek
Interview met voormalig Shell-topman Jeroen van der Veer
10
In gesprek met Aysel Erbudak
20
2011: het jaar van de Europese volkstellingen
30
Inhoud
Maarten Mulder: Goede samenwerking voor een beter resultaat
18
kort gezond 6–7 Dirk Stelder van Universiteit Groningen: Onderzoek spitst zich meer toe op stedelijke ontwikkeling 8–9 Interview met voormalig Shell-topman Jeroen van der Veer 10–15 kort IT 16–17 Maarten Mulder van Rijkswaterstaat: Goede samenwerking voor een beter resultaat 18–19 In gesprek met Aysel Erbudak 20–25 kort sport 26–27 Meile Tamminga van de Provincie Fryslân: Voer voor provinciale beleidsmakers 28–29 2011: het jaar van de Europese volkstellingen 30–35 kort reizen 36–37 Ad Kerkhof van de Vrije Universiteit van Amsterdam: CBS-cijfers geven richting aan suïcidepreventiebeleid 38–39 Nieuwe duurzaamheidsmonitor gelanceerd 40–45 kort actueel 46–47 Saskia van Dorsselaer van het Trimbos-instituut: ‘Een grote mate van zorgvuldigheid is geboden’ 48–49 Huiverige boeren 50–55 kort culinair 56–57 Brancheorganisaties welkom op conferentie 58–61 Recente publicaties 62–63
Nieuwe duurzaamheids monitor gelanceerd
40
5
kort gezond
75 procent bevalt in het ziekenhuis Nederland, land van de thuisbevallingen. Althans, dat is bij veel mensen – in zowel binnen- als buitenland – nog steeds het beeld. Maar hoe zit het nou écht met die bevallingen in eigen huis? Welnu, het aantal thuisbevallingen blijft dalen. In 2010 zijn in ons land 184.000 kinderen geboren. 75 procent van die bevallingen vond plaats in het ziekenhuis en 25 procent thuis. In 1989/1991 waren die cijfers wel anders: toen vond 38 procent van de bevallingen nog thuis plaats. (Bron: CBS)
6 op de 7 tachtig-plussers zelfstandig Het aantal ouderen in Nederland groeit snel. En een steeds groter aantal van hen blijft zelfstandig wonen. Zowel het aandeel zelfstandig alleenwonende ouderen als het zelfstandig samenwonende ouderen neemt toe. Daar staat tegenover dat het aantal ouderen dat in een verzorgingsof verpleeghuis woont afneemt. Tussen 2000 en 2010 nam het aantal tachtig-plussers toe van 500.000 naar 648.000. Het aantal tachtig-plussers dat in een verzorgings- of verpleeghuis woonde, daalde in die periode van 102.000 naar 90.000. Maar liefst 6 op de 7 tachtig-plussers wonen zelfstandig, al dan niet met ondersteuning. (Bron: CBS)
Gezondheids- en welzijnszorg: 87,6 miljard aan uitgaven In 2010 bedroegen de uitgaven aan de gezondheids- en welzijnszorg in totaal 87,6 miljard euro. Dat is 3,6 procent meer dan in 2009. En wat kost dat per burger? In 2010 bedroegen de uitgaven per hoofd van de bevolking aan zorg 5.272 euro. In 2009 was dat 5.113 euro. (Bron: CBS)
6
kort gezond
Aandachtswijken: 25 procent ervaart gezondheid als minder dan goed De ervaren gezondheidstoestand en leefstijl van mensen in aandachtswijken is minder goed dan daar buiten. Maar beide zaken zijn de laatste jaren wel verbeterd. Het aandeel rokers in deze wijken nam af, zelfs in sterkere mate dan in de rest van het land. Sinds de instelling van aandachtswijken in 2007 lijkt het met de gezondheidstoestand in deze wijken ook wat beter te gaan. Het aandeel mensen dat de eigen gezondheid ervaart als ‘minder dan goed’ nam af. Dit daalde van 30 procent in 2005/2007 tot 25 procent in 2007/2009. (Bron: CBS)
7
aan het woord...
Dirk Stelder werkt als docent aan de faculteit Economie en Bedrijfskunde van de Universiteit Groningen. Hij doceert de vakken ruimtelijke economie en arbeidsmarkteconomie. Daarnaast verricht hij onderzoek naar regionale economische ontwikkelingen en de arbeidsmarkt.
8
Onderzoek spitst zich meer toe op stedelijke ontwikkeling Dirk Stelder is universitair docent ruimtelijke economie en arbeidsmarkteconomie aan de Universiteit Groningen. Daarnaast doet hij onderzoek naar de ontwikkeling van regio’s en steden, de regionale arbeidsmarkt en infrastructuren. Hij maakt daarvoor veel gebruik van CBS-materiaal.
‘I
k raadpleeg de economische kerndata die het CBS biedt,’ vertelt Stelder, ‘zoals cijfers over bevolking, werkgelegenheid, werkloosheid, investeringen, enzovoorts. Op ‘Nederland regionaal’, een aparte functie binnen de StatLinedatabase van het CBS, zijn veel bruikbare gegevens te vinden, onderverdeeld naar provincies, regio’s en gemeenten. Daarnaast put ik uit oude reeksen, die onder de knop ‘archief’ te vinden zijn. Bijvoorbeeld om de arbeidsmarkt in kaart te brengen naar provincie, vanaf de jaren zeventig.’ Het materiaal dat hij vindt, is over het algemeen uitstekend bruikbaar. Een van de meest fascinerende aspecten van zijn werk is volgens Stelder dat één cijfer op zich niets zegt. ‘Het krijgt pas betekenis als je het in een context plaatst: als ik
stel dat de werkloosheid in Groningen 6 procent is, dan weet je nog niet veel. Zo’n cijfer gaat pas spreken als je het vergelijkt met cijfers uit het verleden of met cijfers uit andere regio’s. Vergelijkingen maken, dat is belangrijk.’ De onderzoeken binnen de ruimtelijke economie zullen zich de komende jaren vooral toespitsen op de stedelijke ontwikkeling. ‘We gaan naar een steeds lager niveau inzoomen. Gemeenten voegen zich samen en vormen net als regio’s bestuurlijke eenheden. Dwars daar doorheen loopt
Een cijfer krijgt pas betekenis als je het in een context plaatst
de ontwikkeling van steden. We zullen vooral op zoek gaan naar gegevens daarover. Niet alleen in Nederland, ook in Europa heeft deze ontwikkeling de aandacht. Het CBS komt met de applicatie ‘Wijken en buurten’ al enigszins aan deze behoefte tegemoet. Maar kan het de vraag bijbenen? Op de commerciële markt kun je al gegevens kopen over bepaalde buurten en straten.’ De grote kracht van het CBS ligt in het feit dat het dicht bij de cijfers zit en deze ook interpreteert, vindt Stelder. ‘Het zijn experts.’ Een kleine tip voor de StatLine-database: maak toegang tot het archief mogelijk vanuit de actuele reeksen. ‘Je moet echt een doorgewinterde StatLine-gebruiker zijn om de oudere reeksen te vinden.’ Annemieke Bos
9
relaties
Jeroen van der Veer had bij Shell duurzaamheid hoog in het vaandel staan. Daar dankte hij indertijd de bijnaam ‘Groene Jeroen’ aan.
10
‘Onze sterke aardgaspositie kan heel veel betekenen’ Interview met voormalig Shell-topman Jeroen van der Veer
Jeroen van der Veer (1947) is één van de meest invloed rijke Nederlanders. In 1971 rondde hij in Delft een studie werktuigbouwkunde
af. Daarna ging hij aan de slag bij Shell. Hij had er verschillende functies. Vanaf 2000 was hij presidentdirecteur van de Koninklijke Nederlandsche Petroleum Maatschappij NV. Tussen maart 2004 en juli 2009 bekleedde hij de functie van Chief Executive van Royal Dutch Shell. Momenteel is hij voorzitter van de Raad van Commissarissen van Philips en van de ING Groep.
Intelligent en kundig talent Multinationals als Shell, Unilever, ING en AkzoNobel krijgen veel intelligent en kundig talent binnen, maar slechts enkelen van hen bereiken de echte top. Van der Veer is er één van. Wie zijn volgens hem degenen die de top bereiken en waarin onderscheiden zij zich van anderen? ‘Ze moeten aan een aantal eigenschappen voldoen: een sterk gevoel voor richting hebben, inspireren, durven te beslissen, hun zwakke kanten kunnen compenseren en hard werken. Met andere woorden: de uren die je werkt tel je niet, je staat op met het bedrijf en gaat er mee naar bed. De week is van Shell, het weekend voor mij, was een veelgehoorde uitspraak onder het personeel van Shell. Overigens geldt dat niet meer op het moment dat je lid wordt van de Raad van Bestuur, dan werk je 24 uur per dag voor de zaak.’
We spreken Jeroen van der Veer op de 10e etage van het ING House in Amsterdam-Zuid. Daar is het hoofdkantoor gevestigd van de grote Nederlandse multinationale bank ING Groep. Van der Duurzaamheid Veer is er voorzitter van de Raad van Commissa- Van der Veer had bij Shell duurzaamheid hoog in rissen. Ondanks het feit dat hij officieel met pensi- het vaandel staan. Daar dankte hij indertijd de bijoen is, is er helemaal geen sprake van ‘het zwarte naam ‘Groene Jeroen’ aan. Hij vindt dat Nederland gat’. Van der Veer werkt nog volop, meer dan 40 het op het gebied van duurzaamheid ‘best goed’ uur per week. Aangezien zijn gehele loopbaan doet, ook al scoort ons land op de Europese duurzich afspeelde bij Shell ligt het voor de hand in zaamheidslijst niet zo hoog. ‘We hebben aardgas – het interview eerst terug te blikken naar die tijd. een fossiele brandstof – maar wel de beste. Doordat Welke periode bij Shell was voor Van der Veer het we de kolen hebben vervangen door het aardgas meest interessant? ‘De grote charme van Shell is hebben we grote sprongen voorwaarts gemaakt dat het een bedrijf is met veel verschillende func- qua broeikaseffect. Nederland kan door zijn sterke ties, in veel verschillende lanaardgaspositie heel veel betekeden. Iedere job die ik er gehad nen op duurzaamheidsgebied, heb, had plussen en minnen.’ maar we zijn te bescheiden geVoor een goede Van der Veer hield zich bij Shell weest. De Nederlandse regering voornamelijk bezig met reorgahad meer moeten doen aan pobalans hebben we nisaties. Sommigen waren zeer sitieve beeldvorming rond ons 3 à 4 studenten op land en onze aardgasproducten.’ drastisch. Tegelijkertijd moesten de te reorganiseren bedrijfsonfeit dat Nederland niet zo de 10 met een bèta- Het derdelen groeien. Geen geringe hoog staat op de Europese duuropleiding nodig opgave. zaamheidslijst wijt Van der Veer
11
De uren die je werkt tel je niet. Je staat op met het bedrijf en gaat er mee naar bed
aan het feit dat ons land weinig aan alternatieve energie doet. ‘Eén van de oorzaken daarvan is dat alternatieve energie veel duurder is dan fossiele energie.’ De bewering dat bedrijven als Shell of de Gasunie weinig oog hebben voor ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid deelt hij niet. ‘Iedereen heeft altijd wel een mening over Shell en die is vaak kritisch, soms negatief. Daardoor had je weleens het gevoel dat je nooit wind mee had. Shell doet een heleboel goede dingen. Het bedrijf gaat op een verantwoorde manier met grondstoffen om en liep vóór de jaren negentig zelfs voorop met bepaalde technieken.’
gende landen, inclusief het Verenigd Koninkrijk. Voor een goede balans hebben we 3 à 4 studenten op de 10 met een bèta-opleiding nodig. Het is een win-win-situatie om daaraan te werken, het biedt ook meer kansen voor een evenwichtigere samenleving.’
Topteam Energie Van der Veer is niet alleen voorzitter van het Platform Bètatechniek. Door minister Verhagen van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie werd hij dit voorjaar benoemd tot voorzitter van het Topteam Energie. Dit team, waaraan ambtenaren en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven Tekort aan bètawetenschappers deelnemen, moest onderzoeken hoe duurzame Volgens sommigen doet de Nederlandse overheid energie in Nederland meer concurrerend kan zijn. te weinig haar best om jongeren bij het duur- In juni van dit jaar bracht het topteam hierover zaamheidsbeleid te betrekken. Wat vindt Van der een rapport uit, getiteld ‘Energie in beweging’. Veer daarvan? ‘Er zijn twee belangrijke aspecten Wat zijn de belangrijkste conclusies? ‘Alternatiebij iedere vorm van technologie: dat is de vraag ve energie is te duur. Daarom moet de overheid of het veilig is en of het duurzaam is. Helaas zit- bedrijven stimuleren nieuwe technologieën te ten deze aspecten nog onvoldoende in alle onder- ontwikkelen en bestaande technologieën te verwijsprogramma’s.’ Automatisch komen we dan op beteren voor toepassingen van duurzame enerhet tekort aan bètawetenschappers, waar Van der gie.’ Het Topteam Energie adviseerde de minister Veer zich zorgen over maakt als voorzitter van het verder om innovatiekosten aftrekbaar te maken Platform Bètatechniek. Dat platform moet er – in en een innovatiefonds voor het midden- en kleinopdracht van de overheid – voor zorbedrijf in het leven te roepen. Dit gen dat er voldoende en kwalitatief fonds moet investeren in bedrijven goed opgeleide bèta’s zijn. Alhoewel en technologieën. Ook zal het verer in de afgelopen jaren stappen in de gunningenbeleid met betrekking goede richting zijn gezet, zijn er nog tot energietransitie moeten worden steeds niet voldoende wetenschapverbeterd, want dit levert momenpers en ingenieurs in Nederland. teel nog de nodige belemmeringen ‘Er zijn drie oorzaken voor het feit op. Van der Veer: ‘We hebben in het Iedereen heeft rapport een aantal aanbevelingen dat er weinig belangstelling voor de bètawetenschappen is,’ legt Van der onder andere over de Nealtijd wel een gedaan, Veer uit. ‘Allereerst omdat deze studerlandse positie als gasrotonde van dies moeilijk zijn. Ten tweede duren mening over Noordwest-Europa. Ook pleiten we ze langer en als derde geldt dat ook voor een sterkere betrokkenheid van Shell en die is de energiesectoren bij onderwijs en andere studies goed betalende banen opleveren. In ons land volgen 2 op en we waarschuwen voor vaak kritisch, onderzoek de 10 studenten een bèta-opleiding. het nijpende tekort aan voldoende soms negatief bètatechnici op alle niveaus.’ Dat is lager dan in de ons omrin-
12
13
De Nederlandse regering had meer moeten doen aan positieve beeldvorming rond ons land en onze aardgasproducten
Tot slot nog een laatste vraag en wel over de kredietcrisis, die al enige tijd gaande is. Die heeft wereldwijd laten zien dat niemand was voorbereid op een crisis van deze omvang en diepte. Dat heeft veel los gemaakt bij overheden, politiek, het bedrijfsleven en de banken. Wat is volgens Van der Veer de belangrijkste les die getrokken moet worden uit de kredietcrisis? ‘We moeten dit in de toekomst voorkomen. Eén van de manieren waarop we dat kunnen doen
Ons democratisch systeem heeft er voor gezorgd dat geld lenen en uitgeven tegenwoordig relatief gemakkelijk is
is door Europese toezichtsorganen in het leven te roepen. Daarnaast heeft ons democratisch systeem er voor gezorgd dat geld lenen en uitgeven tegenwoordig relatief gemakkelijk is. Europa heeft veel te veel krediet genomen. We hebben meer discipline nodig in dat opzicht en moeten het probleem niet doorschuiven naar de volgende generatie.’ Miriam van der Sangen
Curriculum vitae Jeroen van der Veer (1947) is één van de meest invloedrijke Nederlanders. In 1971 rondde hij in Delft een studie werktuigbouwkunde af en in 1976 – toen hij al bij Shell werkte – een studie economie in Rotterdam. Bij Shell had hij verschillende functies op het gebied van raffinage en marketing in Nederland, Curaçao en het Verenigd Koninkrijk. Ook was hij coördinator van de regio sub-Sahara en directeur van Shell Nederland. Later werd hij president en CEO van Shell Chemical Company in de Verenigde Staten. Vanaf 2000 was hij president-directeur van de Koninklijke Nederlandsche Petroleum Maatschappij NV. Tussen maart 2004 en juli 2009 bekleedde hij de functie van Chief Executive van Royal Dutch Shell. Momenteel is Van der Veer voorzitter van de Raad van Commissarissen van Philips en van de ING Groep. Hij is ook voorzitter van het Topteam Energie en voorzitter van het Platform Bètatechniek.
14
15
kort IT
33 procent Nederlandse bedrijven wijst personeel op ICT-beveiligingsplichten 33 procent van de Nederlandse bedrijven gebruikte in 2009 een methode waarmee werknemers bewust werden gemaakt van hun plichten op het gebied van ICT-beveiliging. Dat is ruim onder het Europees gemiddelde van 48 procent. Frankrijk scoort met 29 procent nog iets lager dan Nederland. Finland scoort erg hoog met 80 procent. Bewustmakingsmethoden die worden gebruikt zijn onder meer trainingen, het opnemen van bepaalde plichten in (arbeids)contracten of door informatieverstrekking aan het personeel via intranet, nieuwsbrieven of papieren documenten.(Bron: CBS)
14,6 procent meer omzet voor detaillisten online 2010 was geen best jaar voor de non-foodsector als geheel. Maar detaillisten die hun spullen hoofdzakelijk via internet verkochten, deden het erg goed. De online winkels behaalden in dat jaar 14,6 procent meer omzet dan in 2009. Hun branchegenoten die verkopen vanuit reguliere winkels boekten een omzetdaling van 1,5 procent. De groei van de internetverkopen is overigens volledig toe te schrijven aan een groter volume. (Bron: CBS)
9,3 miljoen internetshoppers Het aantal internetshoppers in Nederland blijft stijgen. In 2010 groeide dit aantal tot 9,3 miljoen. Dat is 77 procent van alle internetgebruikers. In 2006 bedroeg dit percentage nog 61 procent. Samen met het Verenigd Koninkrijk en Denemarken vormt Nederland daarmee de Europese top op het gebied van e-commerce. Het belang van elektronische verkopen blijft verder toenemen voor het Nederlandse bedrijfsleven. In 2008 behaalde 16,5 procent van de bedrijven ten minste 5 procent van de totale omzet uit elektronische verkoop. Een jaar later steeg dat aandeel naar 18,4 procent. (Bron: CBS)
16
kort IT
1 op de 3 internetters is mobiel Mobiel internetten groeit als kool. In 2010 had 1 op de 3 internetters internettoegang via mobiele apparatuur. In 2007 was dat nog maar 1 op de 5 internetters. Met name jongeren zijn graag ‘always online’. Bijna de helft van de 12- tot 25-jarige internetters is mobiel actief. Ook onder internetgebruikers in de leeftijd van 25 tot 44 jaar is het aandeel dat mobiel internet gebruikt bovengemiddeld ten opzichte van de totale groep internetgebruikers. Vooral internet via de mobiele telefoon (smartphone) groeit explosief. In 2007 had 8 procent internettoegang via de mobiel, in 2010 was dat ruim 20 procent. (Bron: CBS)
17
aan het woord...
Maarten Mulder is senior adviseur bij de Dienst Verkeer en Scheepvaart van Rijkswaterstaat. Hij was nauw betrokken bij de totstandkoming van diverse samenwerkingsovereenkomsten met het CBS. Daardoor is de onderlinge relatie sterk verbeterd, met goede resultaten tot gevolg.
18
Goede samenwerking voor een beter resultaat Goede samenwerking leidt doorgaans tot betere resultaten. Maarten Mulder kan dat van harte onderschrijven. Als senior adviseur bij de Dienst Verkeer en Scheepvaart van Rijkswaterstaat is hij nauw betrokken bij de samenwerkingsrelatie met het CBS.
R
ijkswaterstaat is een uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, voorheen Verkeer en Waterstaat. In opdracht van dit ministerie beheert en ontwikkelt Rijkswaterstaat het Nederlandse netwerk van wegen en vaarwegen. Cijfers over bijvoorbeeld het aantal automobilisten dat dagelijks de weg op gaat, het aantal kilometers dat zij afleggen en het aantal verkeersslachtoffers zijn onontbeerlijk om de taken goed uit te kunnen voeren. Rijkswaterstaat heeft hiervoor al jaren contact met het CBS. De laatste vijf jaar is er veel veranderd. Een samenwerkingsovereenkomst die in 2007 tot stand is gekomen, heeft daarvoor een belangrijke basis gelegd. Sindsdien is er namelijk meer onderling overleg gekomen, op allerlei niveaus. Mulder: ‘De werelden van de
beleidsmakers en de statistici verschillen nog wel eens. Beide disciplines met elkaar om de tafel zetten, werkt heel verhelderend. Er ontstaat meer begrip voor elkaar. Ook op directieniveau vindt nu regelmatig overleg plaats. In een goede sfeer bespreekt men bijvoorbeeld hoe we samen zaken moeten aanpakken, zoals het omgaan met de afnemende registratiegraad van verkeersongevallen en het verwerken van cijfers van ver-
De werelden van beleidsmakers en statistici verschillen nog wel eens
keersslachtoffers. Daar lopen we soms tegen verschillen aan, maar al met al zijn er sinds 2007 hele grote sprongen vooruit gemaakt in de samenwerking. Het CBS voert het grootschalige onderzoek naar verplaatsingsgedrag van de Nederlandse bevolking uit. Rijkswaterstaat heeft de ervaring in de omgang met de gebruikers van die cijfers: wetenschappers op het gebied van infrastructuur en mobiliteit, beleidsdirecties van het ministerie en de eigen dienst Verkeer en Scheepvaart. Die kennis willen we graag inbrengen. Ik vond het boeiend bij te dragen aan een verbeterde samenwerking en op een positieve manier ingesleten gewoonten in de samenwerking te doorbreken. Nu staat er een stevige basis waarop we verder kunnen bouwen.’ Annemieke Bos
19
In gesprek met…
20
In gesprek met Aysel Erbudak
‘Ik heb helemaal geen managers meer, nergens voor nodig’
Aysel Erbudak werd in 1968 in Turkije geboren en verhuisde op haar tiende met haar familie naar Nederland. Na haar middelbare school volgde ze een HBO-opleiding
maatschappelijk werk, die ze niet afrondde. Ze stortte zich op het ondernemerschap en stond aan de wieg van verschillende succesvolle bedrijven. Erbudak is partner in de investeringsmaatschappij Meromi Holding B.V., die in 2006 het bijna failliete Slotervaartziekenhuis in Amsterdam overnam. Erbudak werd de nieuwe voorzitter van de Raad van Bestuur en maakte er een winstgevend bedrijf van.
Hoe zou u uw opvoeding typeren? Prestatiegericht. We moesten altijd uitblinken, in alles wat we deden. We werden altijd vergeleken met kinderen die het goed hadden gedaan. We moesten opvallen met onze prestaties, zodat mijn ouders daar trots op konden zijn. Welke eigenschappen hebt u van uw moeder en vader? Het pragmatische, het multitasken heb ik van mijn moeder. Zij heeft een scherp inzicht in zaken en is heel oplossingsgericht. Dat komt in mijn karakter terug, ik sta niet al te lang stil bij een probleem. Van mijn vader heb ik het doorzettingsvermogen en de avontuurlijke inslag. Jezelf een uitgestelde beloning geven, ergens naartoe kunnen werken. U bent geboren in Turkije. Daar hebt u tot uw tiende gewoond, daarna kwam u naar Nederland. Hebt u nog wel eens heimwee? Ja, maar niet naar Turkije. Ik heb heimwee naar mijn geboorteplek. Dat is voor mij iets anders dan
het land zelf. Ik denk dat het heimwee naar mijn jeugd is, naar het kind-zijn. Ik vind het mooi om er te zijn. Het hoeft niet lang te duren: als ik er maar éven ben, heb ik het gevoel dat ik de grootste vorm van meditatie heb gedaan. Het zijn de geuren en de geluiden. Die heb ik nodig om mijn gedachten op een rijtje te zetten. En de overgang op uw tiende jaar... Kreeg u een cultuurshock toen u naar Nederland kwam? Nederland is wel een land waar je van schrikt, hoor, als je zó uit de achterlanden van Turkije komt. Beide landen liggen in alle opzichten zó vreselijk ver van elkaar vandaan. Ja, je loopt wel een enorme shock op. Bij mij was het een negatieve shock. Ik was te jong, denk ik. Voelt u zich nu het meest Turks of het meest Nederlands? Of van allebei een beetje? Geen van beide. Het meest voel ik mij een wereldburger. Ik ben bijvoorbeeld gek op kaasproducten en die eet ik uit heel veel landen. Die uit Nederland zou ik niet willen missen. Aan de andere kant... ik ben ook gek op Franse en Italiaanse kazen; ik heb in Nederland geleerd om wereldburger te worden. En als u kijkt naar de opvoeding van uw kinderen? Doet u dat volgens de Nederlandse traditie of volgens de Turkse cultuur? Ik geef ze het beste van beide mee. Nederland heeft mij altijd wijs gemaakt dat het een tolerant land was. Ik heb dus geleerd om tolerant te zijn, maar de Nederlander was dat alleen in theorie, niet in de praktijk. Het idee dat we over Nederland hadden, bleek niet te kloppen. Het brengt je wél op een gedachte: als het in Nederland niet te vinden is, wat wil ik mijn kinderen dan meegeven? Elk volk heeft het in zich om ambities neer te zetten, bijvoorbeeld: ‘We staan open voor andere culturen of andere mensen of voor het anders zijn.’
21
We hebben in Nederland de zesjescultuur gecreëerd en de ambitie van de jeugd weggevaagd
Dat heb ik mijn kinderen allemaal meegegeven. Het zijn hele kosmopolitische kinderen geworden! Wat hebt u ze meegegeven vanuit uw Turkse achtergrond? Warmte. Omgang met emotie; dat het niet zwak is om emotioneel te zijn. Mijn zoon zegt dat hij het leuk vindt om met zowel Nederlandse als nietNederlandse vrienden om te gaan. Kinderen die bijvoorbeeld uit het Midden-Oosten komen, denken veel meer in temperament en emotie. Zijn Nederlandse vrienden vindt hij veel nuchterder, die vinden volgens hem dat je emotie niet toont, dat dit zwak is. Ik vind het heel mooi dat mijn zoon ze beide herkent en waardeert. De hele opvoeding is erop gericht om een ander niet te veroordelen om het anders-zijn of om iets af te stoten dat je niet kent. Het gaat om belangstelling tonen, eerst ontdekken wat er is. Over welke eigenschappen moet een succesvolle zakenvrouw zoals u beschikken om de top te bereiken? Zelfdiscipline, doorzettingsvermogen en verantwoordelijkheidsbesef. Dat geldt overigens ook voor mannen. Veel vrouwen klagen over het glazen plafond. Kunt u zich daar iets bij voorstellen? Eigenlijk bestaat het niet voor degenen die er doorheen weten te rammen. Het kán dus wel, maar je moet er ook wel wat voor doen. We zijn nog niet gewend aan vrouwen die niet op het schoolplein staan. Als ik toch zie hoe vaak daar nog steeds over gesproken wordt! Ook over het meer dan fulltime werken en voorzieningen organiseren voor de opvang van je kinderen. Het zakelijke moederbeeld vinden we nog niet acceptabel. Mij wordt nog vaak de vraag gesteld of mijn kinderen het niet erg vonden dat ik niet thuis zat met een kopje thee en een koekje. Nou, dat weet ik niet en dat zullen we ook nooit weten, want ik heb dat nooit gedaan. Van het weekend had ik het er met mijn oudste zoon over. Als ik dan kijk naar het eindresultaat, denk ik dat je kinderen krijgt die bij je passen. Maar als samenleving zijn we daar nog niet aan gewend. We hebben nog steeds het oude rollenpatroon van opvoeden
22
in beeld, maar de kinderen van nu zijn totaal anders en hebben andere behoeftes dan de kinderen van tien of twintig jaar geleden. Of ze echt zitten te wachten op die mama met dat kopje thee en een koekje? U hebt niet het gevoel dat uw kinderen daardoor iets gemist hebben? Ik denk wel dat mijn kinderen mij gemist hebben, maar als ik een man was geweest, hadden ze hun vader gemist. We hadden misschien wat meer tijd met elkaar moeten doorbrengen, maar we hebben altijd wél elkaars hoogtepunten meegekregen. Dan wás ik er. We hebben te weinig vrouwen die door de vooroordelen heen breken en zeggen: ‘Ik ga het gewoon máken en er ook voor zorgen dat ik als moeder zal slagen.’ Voor mij waren die twee dingen onlosmakelijk met elkaar verbonden. Ik wilde slagen in mijn carrière én als moeder. Dat is gelukt. Als u zichzelf als leidinggevende zou moeten typeren, hoe zou u zichzelf dan omschrijven? Ik heb ontzag voor kennis. Je kunt me met elk onderwerp boeien, als je het maar met passie overbrengt. Ik denk niet in belangrijke of minder belangrijke functies of banen, maar in gepassioneerde mensen en laat daar als werkgever heel veel ruimte voor. Als iemand die dicht in mijn omgeving werkt niet in staat is om flexibel te schakelen en continu de regels erbij haalt, word ik gek en die persoon ook. Ik ben niet in staat om die regels te bedenken en als ik ze bedenk, vind ik wel iets waardoor ze toch niet van toepassing zijn. Ik moet het hebben van vrijheidsdenkers, mensen die niet bang zijn voor vrijheid. Een ING-topman zei laatst over leiders: ‘Een vliegtuig stijgt alleen op bij tegenwind’, met andere woorden: een goede carrière is niet mogelijk door alleen maar de wind in de rug te hebben. Deelt u die mening? Ik kan mij voorstellen dat hij bedoelt dat mensen die ondanks heel veel tegenwind tóch overeind zijn gebleven een bepaalde positie hebben verdiend. Maar ja, hoeveel zijn er daar nu van? We zijn in Nederland wel heel erg goed in het zoveel mogelijk weerstand bieden aan mensen die hun hoofd boven het maaiveld uitsteken. Als zij succes
Opiniemakers, politici en journalisten beïnvloeden de gedachtevorming in de samenleving. Ze beroepen zich in het algemeen op grondige feitenkennis. Maar is dat wel altijd het geval? Het CBS wil iedereen van informatie voorzien, want alleen als je de cijfers kent, kan een debat op de juiste gronden worden gevoerd. Bovendien heeft eenieder daarmee een gelijk startpunt. In deze rubriek praat Miriam van der Sangen met prominente vrouwen uit onze samenleving. In de vorige nummers deed Jan Latten dat met Cisca Dresselhuys, Samira Bouchibti, Rita Verdonk, Agnes Jongerius, Joan Ferrier, Mirjam Sterk, Isa Baud, Inez Weski, Annemarie Jorritsma, Liesbeth van der Pol, Karla Peijs, Jeltje van Nieuwenhoven en Joanne Kellermann. In deze uitgave wordt Aysel Erbudak geïnterviewd.
23
In Nederland is het ‘not done’ als je net iets meer dan het gewone doet. Dat vind ik zo saai
claimen, is de wereld te klein. In Nederland is het ook ‘not done’ als je net iets meer dan het gewone doet. Dat vind ik zó saai! Je moet in Nederland vooral gewoon doen. Daarmee hebben wij die zesjescultuur gecreëerd en de ambitie van de jeugd weggevaagd. Ik blijf mij erover verbazen, net zoals het sobere van veel mensen die erg succesvol zijn. Je mag het vooral niet laten zien, dat is hier niet geaccepteerd. Als je in andere landen komt, is het de gewoonste zaak van de wereld. Het Slotervaartziekenhuis kampte met grote schulden. Hoe hebt u dat ziekenhuis in relatief korte tijd weer rendabel weten te maken? Ik heb alle onnodige kosten eruit gesneden en ben bewust met geld omgegaan. Ik vroeg mij de noodzaak af bij alle onkosten die we maakten. Daarop heb ik gestuurd. Wij hebben vooral niet op de patiënt of op patiëntgebonden kosten bezuinigd, maar hebben wél gekeken met hoeveel mensen we het werk eigenlijk uitvoeren. Wat hebben we voor diensten en zijn die ook nodig? Ik heb ook begrepen dat u een fiks aantal managers naar huis hebt gestuurd. Ik heb helemaal geen managers meer, nergens voor nodig. Ik werk veel met meewerkende voormannen en -vrouwen. Teamleiders, die zelf deel uitmaken van een groep. Ik wil niet dat je een groep aanstuurt zonder dat je weet wat het werk inhoudt. Als je toch eens wist hoeveel er aan opdrachten en oplossingen wordt opgelegd aan afdelingen door mensen die écht geen verstand van zaken hebben! Zonder dat zij zich realiseren hoeveel frustratie zij daarmee creëren! Ik denk dan: Ga het lekker zelf doen, laat maar zien hoe het moet. Mensen die zelf niet iets kunnen voordoen, moeten vooral ook niets bedenken. Iedereen die vindt dat hij of zij een ander een aanwijzing moet geven, is coördinator. Mensen hebben de taak niet tegen een ander te zeggen dat hij het zus of zo moet doen, maar zij moeten hem er actief bij helpen! Wat zijn uw plannen voor de toekomst? We zijn heel actief op het gebied van zorg in het Caribisch gebied: Curaçao, Aruba en Sint Maarten. Waar wij komen, rommelt het direct. De weer-
24
standen zijn groot. Ik denk dat de publieke opinie wel op onze hand is. Wij willen graag meehelpen aan het optimaliseren van goede zorg, langs de lijn van: wordt de patiënt daar wijzer van? Dat doet wel pijn voor mensen die door onze komst achteruit gaan in inkomen. De kredietcrisis heeft op allerlei manieren laten zien dat niemand op zo’n crisis was voorbereid. Heeft een ziekenhuis als het uwe er last van en in welk opzicht? Het ziekenhuis is een product. Wat er ook gebeurt, het zal altijd geconsumeerd worden. Het is eigenlijk nergens gevoelig voor, crisis of geen crisis, mooi weer of slecht weer, het maakt niet uit. Banken zijn echter zakelijker geworden, ook voor zorginstellingen. Zij kijken nu veel kritischer naar aanvragen die ze krijgen. Niet alleen door de kredietcrisis, maar ook omdat er in Nederland de laatste jaren veel nadruk is gelegd op het feit dat zorgconsumptie gaat toenemen en wij op termijn niet meer in staat zijn om het systeem draaiend te houden. Er wordt nu bij de langetermijnverplichtingen gekeken hoe lang je in staat bent om dat vol te houden. Daar is men wat zakelijker in, omdat de overheid steeds vaker - terecht - het signaal afgeeft dat zij er straks niet is om ziekenhuizen overeind te houden. Hebt u nog een boodschap voor onze lezers uit de politiek, de wetenschap en het bestuur? Ik betrap ze er vaak op dat zij geen moeite hebben met de voorstellen die op tafel komen, maar met de manier waarop. Wij moeten ons minder druk maken om de manier waarop iets wordt gepresenteerd of gebracht. Wij voelen ons dan op onze teentjes getrapt, waardoor goede dingen soms niet doorgaan. Dat vind ik heel jammer. Denk bijvoorbeeld aan het Elektronisch Patiënten Dossier! Dat is afgeschoten en het ging om de manier waarop. Opvallend voor een groep die intellectueel genoeg is om over de eigen schaduw heen te kunnen stappen en puur op basis van objectieve criteria zou kunnen kijken naar wat er voorligt, los van de manier waarop het overgebracht wordt. Het moet altijd langs bepaalde paden. Dat vind ik zonde. Miriam van der Sangen
25
kort sport
5,4 procent doet aan bowling Het voorjaar van 2011 was veelbelovend, maar de zomer bleek een barre tegenvaller. Dat gold echter niet voor aanbieders van binnenrecreatie, zoals bioscopen en sportcentra. De bowlingbanen hadden afgelopen zomer een prima bezetting, meldden de media. Maar hoe populair is deze sport nu eigenlijk? Uit cijfers blijkt dat 5,4 procent van de Nederlandse bevolking (van 6 tot 79 jaar) deze sport graag beoefent. Bowling is bij mannen (6,1 procent) geliefder dan bij vrouwen (4,6 procent). (Bron: CBS)
60 sportverenigingen per gemeente Nederland is een sportief landje en kent dan ook een rijke infrastructuur op het gebied van sport. Per gemeente telt ons land gemiddeld 60 sportverenigingen en 17 sportaccommodaties, waaronder 1 à 2 zwembaden. Verder telt een Nederlandse gemeente gemiddeld 8 à 9 sportscholen en -instructeurs, 5 à 6 fitnesscentra en 3 maneges uitgaande van de 443 gemeenten die Nederland op 1 januari 2008 telde. Natuurlijk zijn dit gemiddelden en doen zich in de beschikbaarheid grote verschillen voor naar regio en naar gemeentegrootte. Maar belangrijk is dat er door de bank genomen voor iedereen die wil sporten relatief dicht bij huis wel aanbod te vinden is. (Bron: CBS; NOC*NSF, VeBON, LC)
0,5 miljoen fietsen uit Taiwan Fietsen is één van de meest populaire sporten in Nederland. Maar waar worden de tweewielers waarop we zo graag bewegen eigenlijk gemaakt? Veel komen er uit Taiwan, zo blijkt. In 2010 voerde Nederland 1,7 miljoen rijwielen in. Daarvan komen er ruim een half miljoen uit Taiwan. Met een aandeel van 30 procent in de Nederlandse rijwielimport is Taiwan daarmee onze belangrijkste rijwielleverancier. (Bron: CBS)
26
kort sport
0,4 procent speelt waterpolo De geschiedenis van waterpolo begint in 1869 in Engeland. De sport werd opgezet als een watervariant op de populaire voetbalsport. In het begin was waterpolo een sport die alleen in Engeland, Ierland en Schotland werd gespeeld. Vanaf 1894 werd het spel ook gespeeld in de rest van Europa. In de loop der jaren is een aantal spelregels van de sport veranderd. Zo werd vroeger een doelpunt gemaakt door de bal op de drijvende mat van de tegenpartij te leggen. Inmiddels zijn deze drijvende matten vervangen door doelen. In waterland Nederland is waterpolo een relatief kleine sport. 0,4 procent van de Nederlandse bevolking (van 6 tot 79 jaar) speelt waterpolo. In het zuiden en oosten van Europa is waterpolo beduidend populairder. (Bron: KNZB, CBS)
27
aan het woord...
Meile Tamminga werkt al 25 jaar als analist beleidsinformatie voor de provincie Fryslân. Het werk is in de loop van de tijd sterk verschoven van onderzoek naar beleidsmonitoring. Het gebruik van statistieken is echter in al die jaren niet veel veranderd. Meile is een dankbare gebruiker van de StatLine-database van het CBS.
28
Voer voor provinciale beleidsmakers De afdeling Beleids- en Geo-informatie van de Provincie Fryslân voorziet de beleidsmedewerkers van de provincie dagelijks van relevante informatie voor het opstellen en toetsen van beleid. Meile Tamminga is verantwoordelijk voor een aantal beleidsvelden.
‘I
k kijk altijd eerst in StatLine, daarna raadpleeg ik andere bronnen of we doen zelf onderzoek. StatLine is een prachtig instrument. Er zit zó ontzettend veel in! Dat is direct ook weer een nadeel: het valt niet altijd mee om te vinden wat je zoekt. De gegevens zijn heel gedetailleerd, maar soms is het net niet de detaillering die ik nodig heb. Zo zijn veel cijfers niet op gemeentelijk niveau beschikbaar. Bevolkingscijfers wel, maar gegevens over de beroepsbevolking zijn er alleen op provinciaal niveau. Daar moet ik dus een aantal bewerkingsslagen op plegen.’ Momenteel werkt Meile aan een overzicht van de bevolkingsontwikkeling in Friesland over de afgelopen 100 jaar. De cijfers daarvoor vindt hij in oude papieren statistieken. ‘Het is mooi om te zien
dat we in Nederland al zolang cijfers bijhouden, zelfs over de oorlogsjaren vind ik gegevens.’ Meile is ook bezig met statistieken over recreatie en toerisme in Friesland. Een belangrijk beleidsveld, want Friesland is een populaire toeristische bestemming en heeft grote ambities op dit terrein. Zo wil het in 2030 dé topattractie in Nederland zijn. ‘Ik verzamel onder andere gege-
StatLine is een prachtig instrument. Er zit zó ontzettend veel in!
vens over het aantal toeristische overnachtingen en de werkgelegenheid in de toeristische sector. Dat zijn relevante ingrediënten om beleid te kunnen monitoren en nieuwe beleidsdoelstellingen te formuleren. Deels maak ik hiervoor gebruik van CBS-cijfers en deels doe ik aanvullend eigen onderzoek.’ Meile is een door de wol geverfde analist beleidsinformatie. Hij doet dit werk al 25 jaar en het boeit hem nog altijd. ‘Het was een logisch vervolg op mijn studie regionale economie. Ik heb nog meegemaakt dat we hier kastenvol papieren statistieken hadden staan. Geleidelijk aan kwam alles meer digitaal beschikbaar. Ik denk dat veel analisten in andere landen jaloers zijn op het materiaal dat het CBS beschikbaar stelt.’ Annemieke Bos
29
internationaal
2011: het jaar van de Europese volkstellingen 30
Dit jaar hebben alle landen van de Europese Unie de verplichting een volkstelling te houden. Het CBS startte daarvoor in 2009 met de voorbereidingen. Dat was ook wel nodig. Zeker nu Nederland een complete volkstelling zal produceren met behulp van registerinformatie en data uit enquêtes die zodanig statistisch zijn gecombineerd en ‘opgehoogd’ dat ze op betrouwbare wijze de gehele Nederlandse bevolking dekken. Zoiets wordt ook wel een virtuele volkstelling genoemd. Projectleider van deze mega-operatie is Eric Schulte Nordholt. Hij heeft inmiddels de nodige ervaringen, zowel nationaal als internationaal, en vertelt erover.
E
ven wat geschiedenis vooraf. Rond de traditionele volkstelling van 1971 in ons land stapelden de bezwaren op privacygebied zich zodanig op dat werd besloten het verzamelen van gegevens op deze manier te beëindigen. Daarnaast speelden kostenoverwegingen een rol. Het parlement nam toen het besluit dat nooit meer een traditionele telling zou worden gehouden in Nederland. In 1981 en 1991 waren er beperkte volkstellingen op basis van registergegevens in combinatie met de toenmalige enquêtes over de beroepsbevolking en de woningbehoeften. In 2001 was er voor het eerst in 30 jaar weer een grote volkstelling, maar nu op ‘virtuele’ basis. Ook de volkstelling van 2011 is weer virtueel. Het grote verschil met de voorgaande telling is echter dat er nu meer en gedetailleerdere gegevens moeten worden verzameld. ‘Daarbij komt dat het nu een Europese verplichting is,’ legt Eric uit. ‘De telling in 2001 was – vanwege tegenwerking van vooral Duitsland – geen verplichting, maar werd door de betrokken Europese landen uitgevoerd op basis van een gentlemen’s agreement.’
Meer dan 10.000 tabellen Eric vertelt dat hij en zijn collega’s de afgelopen tweeëneenhalf jaar volop in de voorbereidingsfase hebben gezeten. ‘Het project duurt in zijn geheel 6 jaar. De afgelopen periode hebben we ons vooral bezig gehouden met onderzoek, bijvoorbeeld of de geplande bronnen voldoende informatie bevatten om rechtstreeks alle variabelen te bepalen, of de gebruikte methodologie in staat is de veel grotere set tabellen consistent te schatten, of de statistische beveiliging voldoende is, in welk formaat de gegevens moeten worden geleverd aan de Europese Unie, etc. Daarna zijn we gaan proefdraaien met cijfers van 2008.’ Voor de volkstelling 2011 gaat het CBS in 2012 de hoofdfase van het project in. Dat wil zeggen dat in 2012 wordt gestart met het verzamelen van alle gegevens over 2011 die nodig zijn om de volkstellingstabellen samen te stellen. In 2013 vindt dan het daadwerkelijk samenstellen van de tabellen plaats. De gegevens die het CBS uiterlijk op 1 april 2014 in gedetailleerde tabellen aan Eurostat, het statistiekbureau
31 Foto linksboven: Het team dat bij het CBS werkt aan de virtuele volkstelling van 2011.
In totaal gaat het om 10.000 tabellen. Dat zijn 10 miljoen cellen
van de Europese Unie, moet leveren zijn erg divers. De tabellen betreffen onder andere demografische gegevens, beroeps- en opleidingsgegevens en gegevens over de woonsituatie van alle in Nederland woonachtige personen. ‘De meeste tabellen moeten per provincie worden samengesteld, maar er zijn ook tabellen die voor alle 418 Nederlandse gemeenten afzonderlijk moeten worden gemaakt. In totaal gaat het om meer dan 10.000 tabellen. Dat zijn 10 miljoen cellen,’ aldus Eric. De virtuele volkstelling 2011 wordt aan de hand van een aantal bronnen samengesteld. Eén van die bronnen is het Sociaal Statistisch Bestand (SSB), ooit opgezet om een virtuele volkstelling mogelijk te maken. Maar niet alleen het SSB is een belangrijke bron, ook de Enquête Beroepsbevolking (EBB) en het woningregister worden gebruikt.
Enorme kosten Was het met de volkstelling van 2001 nog zo dat het CBS voorop liep - Nederland was het eerste land in de wereld dat een virtuele volkstelling hield op basis van een combinatie van registers en al bestaande enquêtes - inmiddels zijn er ook andere landen die kiezen voor het gebruik van overheidsregisters, al of niet in combinatie met de verzameling van individuele gegevens. Voorbeelden daarvan zijn Noorwegen, Zweden, Finland, Denemarken, Oostenrijk en Slovenië. Eric spreekt zijn collega’s van de andere Europese statistiekbureaus regelmatig, zowel formeel tijdens allerlei internationale vergaderingen als informeel. ‘We hebben onderling veel contact en wisselen kennis en ervaringen
32
uit. De volkstelling is in Europees verband ook op hoog niveau een hot topic, niet in de laatste plaats vanwege de enorme kosten die de telling in de meeste EU-landen met zich meebrengt.’
Hoe doen de noordelijke landen het? De omstandigheden waaronder in de diverse Europese landen de gegevens verzameld moeten worden, zijn erg verschillend. ‘Neem nu Noorwegen,’ zegt Eric. ‘Dit land heeft een goede registertraditie. Voor de volkstelling van 2001 hebben zij dan ook voor een belangrijk deel op hun registers kunnen leunen. Voor de gegevens over het aantal woningen hebben ze echter een traditionele woningtelling gehouden. Aan de hand van de uitkomsten daarvan hebben ze een nieuw woningregister opgezet.’ De uitvoering van de volkstelling in Zweden is volgens Eric vergelijkbaar met Noorwegen, maar door de bezuinigingen is de situatie daar complexer. ‘Een nadeel voor het Zweedse statistiekbureau is dat ze voor het gebruik van sommige registers moeten betalen. Het CBS daar-
De volkstelling is in Europees verband ook op hoog niveau een hot topic, niet in de laatste plaats vanwege de enorme kosten die de telling in de meeste EU-landen met zich meebrengt
entegen heeft wettelijk geregeld dat het gebruik mag maken van alle overheidsregisters, zonder dat daar kosten aan vast zitten.’ Finland kenmerkt Eric als een sterk statistisch bureau. ‘De vorige volkstelling hebben zij gehouden op basis van een complete registertelling. Dat is goed gelukt, waardoor ze voor de telling van 2011 een sterke uitgangspositie hebben. Eén kanttekening is er: ook het Finse statistiekbureau heeft te kampen met aanzienlijke bezuinigingen.’ Denemarken is volgens Eric één van de oudste registerlanden. ‘Het is een relatief klein statistiekbureau, dat vooral coördinerend bezig is. De Denen hebben aangegeven met de levering van de gegevens voor de volkstelling te voldoen aan de minimale wettelijke eisen, meer niet. Aan de zogenaamde Census hub (het Europese volkstellingennetwerk), waarin alle Europese gegevens goed toegankelijk worden gemaakt voor gebruikers, doet Denemarken daarom niet mee. Dat is hen door Eurostat niet in dank afgenomen.’
Grote stappen voorwaarts Ook landen als Oostenrijk, Slovenië, Zwitserland en Duitsland hebben in de afgelopen jaren volgens Eric grote stappen voorwaarts gezet. ‘Oostenrijk heeft de vorige volkstelling nog op de traditionele manier gedaan, maar het kunstje van de virtuele telling bij ons afgekeken. Ze hebben in 2006 een proeftelling gehouden. Die is geslaagd, waardoor ze nu in 2011 tot een virtuele telling kunnen overgaan. Voor Slovenië geldt hetzelfde. De vorige telling was nog traditioneel, nu hebben ze een virtuele volkstelling. Heel verrassend! Zij hebben veel
33
geïnvesteerd in een goede methode.’ De statistiekbureaus van Oostenrijk en Slovenië lichten in deze periode de bevolking in dat ze geen vragenlijst meer krijgen. In Nederland is dat niet nodig, want niemand verwacht in ons land nog een vragenlijst van het CBS te krijgen: de Volkstelling van 1971 is inmiddels al zolang geleden.’ Ook over de Duitse volkstelling weet Eric het nodige te vertellen. ‘In de jaren tachtig hielden de beide Duitslanden een traditionele volkstelling: voor Oost-Duitsland gebeurde dat in 1981, voor WestDuitsland in 1987. Duitsland beschikt over kwalitatief goede registers, maar die zijn per Bundesland georganiseerd. Voor het totaal moeten dus de officiële cijfers van de afzonderlijke Bundesländer bijelkaar geteld worden. Dat heeft in het verleden – o.a. door verhuizingen van de inwoners van het ene Bundesland naar het andere – veel dubbeltellingen opgeleverd. Door een enorme inzet zijn die dubbeltellingen er nu uit en heeft Duitsland een prachtig kader. Duitsland heeft dus de kenmerken van een registerland, maar de telling van 2011 verrichten ze nog traditioneel met een micro-census, waarbij 10 procent van de bevolking wordt geteld.
34
De situatie in Zwitserland is vergelijkbaar met die in Duitsland vanwege de 26 kantons.’
Rolling Census De manier waarop Frankrijk de volkstelling houdt, wijkt erg af van de hiervoor genoemde landen. ‘Als enige land ter wereld maakt Frankrijk gebruik van de Rolling Census,’ legt Eric uit. ‘Zij tellen elk jaar een stukje Frankrijk en na vijf jaar is dan zo’n beetje heel Frankrijk geteld. Een probleem dat ze nog niet goed hebben kunnen oplossen is hoe ze om moeten gaan met mensen die verhuizen. Ook deze methode levert dus dubbeltellingen op. Bovendien worden sommige Fransen doordat zij verhuizen helemaal niet geteld.’ Griekenland telt net als Portugal traditioneel. Bij de vorige volkstelling was Eric verrast door de snelheid en kwaliteit waarmee het Griekse statistiekbureau zijn volkstellingsgegevens leverde. Gezien de huidige economische en financiële problemen van het land is hij nu minder optimistisch gestemd. Daarnaast signaleert hij dat steeds meer bekwame Griekse statistici het statistiekbureau verlaten, omdat ze elders meer kunnen verdienen.
Op de middag dat we Eric interviewen geeft hij aan later die dag een afspraak te hebben met collega’s van een aantal ministeries en planbureaus. Zij willen graag geïnformeerd worden over de meest actuele stand van zaken rond de volkstelling van 2011. Ook verzorgt hij regelmatig, zowel binnen als buiten Nederland, lezingen over de volkstelling van 2011. Zijn enthousiasme over dit project is groot. ‘We hebben veel kennis en ervaring, maar
er zijn toch altijd weer nieuwe situaties die zich voordoen en waarvoor we een oplossing moeten zoeken. Dat maakt dit project zo interessant!’ En wanneer komen de volkstellingsgegevens van alle EU-landen beschikbaar? ‘Dat zal in 2014 zijn. Hierdoor zal prachtig vergelijkingsmateriaal tussen de verschillende Europese landen vrijkomen.’ Miriam van der Sangen
Den Haag Den Haag is de hoofdstad van Zuid-Holland. De Nederlandse regering en het parlement zijn er gevestigd en het is de residentie van het koninklijk huis. Ook bijna alle ambassades en ministeries zitten er. Den Haag is het centrum voor de internationale rechtspraak en vredespolitiek. Het is een oude stad met veel historie en bezienswaardigheden zoals het
Binnenhof, de Ridderzaal, de Gevangenpoort, het Mauritshuis, Paleis Noordeinde en het Vredespaleis. De stad beschikt over veel natuur. Binnen de gemeentegrens ligt een omvangrijk duingebied met daarlangs een breed, natuurlijk zandstrand van bijna 10 kilometer lang. Verspreid over de stad liggen enkele grotere en kleinere parken en oude landgoederen.
35
kort reizen
1,3 miljoen Belgen naar Nederland Het aantal Belgische toeristen dat Nederland bezoekt is de afgelopen 10 jaar bijna verdubbeld: van 0,7 miljoen in 2000 naar 1,3 miljoen in 2010. In totaal verbleven onze zuiderburen vorig jaar 3,2 miljoen nachten in Nederlandse accommodaties. Overigens is de verblijfsduur van een bezoekje aan Nederland korter geworden. Verbleven Belgen in 2000 nog gemiddeld 2,8 nachten in een accommodatie, in 2010 was dat 2,5 nachten. Populairste bestemmingen zijn de Noordzeebadplaatsen, de vier grote steden en de provincies Noord-Brabant en Limburg. (Bron: CBS)
19,2 miljoen hotelgasten Na een periode van krimp in 2008 en 2009 gaat het weer de goede kant op met de Nederlandse hotelsector. Vorig jaar registreerden de hotels 19,2 miljoen gasten. Dit is 7,7 procent meer dan in 2009. Dit aantal is vergelijkbaar met de cijfers van het recordjaar 2007. De bezetting van de hotels blijft echter nog wel achter. Ten opzichte van 2009 groeide de bezetting in 2010 van 43 naar 44 procent. Ter vergelijking: in 2007 was de gemiddelde bezetting 48 procent. (Bron: CBS)
58.000 personen verlaten Nederland De meeste mensen die uit Nederland vertrekken, komen ook weer terug. Denk bijvoorbeeld aan vakantiegangers of expats. Maar er zijn er ook die het land verlaten met een permanente bedoeling: de emigranten. Kijkend naar de meest recente cijfers neemt het aantal landverhuizers uit Nederland toe. In de eerste helft van 2011 verlieten ruim 58.000 personen ons land. En dat zijn er bijna 5.000 meer dan in dezelfde periode van 2010. (Bron: CBS)
36
kort reizen
3,5 miljoen passagiers via regionale luchthavens Steeds meer luchtvaartreizigers maken gebruik van de regionale luchthavens in Groningen, Maastricht, Eindhoven of Rotterdam. In 2010 reisden 3,5 miljoen passagiers van of naar deze luchthavens. In 2009 waren dat er nog 2,9 miljoen (een verschil van 18 procent). De groei in 2010 is te danken aan passagiers die graag voordelig vliegen en kiezen voor een budgetmaatschappij. Op de regionale luchthavens hebben de prijsvechters dan ook een aandeel van 95 procent in het aantal vervoerde passagiers. Hoewel budgetmaatschappijen ook vliegen vanaf Schiphol, liggen de cijfers op de nationale luchthaven toch heel anders. Schiphol verwerkte in 2010 namelijk op een totaal van 45,1 miljoen passagiers ‘slechts’ 9,5 miljoen reizigers met een budgetmaatschappij. Dat betekent dat 75 procent van het totale aantal passagiers die boeken bij een prijsvechter via Schiphol vliegt. (Bron: CBS)
37
aan het woord...
Ad Kerkhof is hoogleraar klinische psychologie, psychopathologie en suïcidepreventie aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Hij bestudeert suïcide en suïcidaal gedrag, onder andere om bij te dragen aan suïcidepreventie. Daarnaast heeft hij een eigen praktijk voor psychotherapie.
38
CBS-cijfers geven richting aan suïcidepreventiebeleid Het CBS registreert de meest uiteenlopende gegevens. Zo verzamelt en publiceert het informatie over zelfdoding in Nederland. Een trouwe gebruiker van deze cijfers is Ad Kerkhof. Hij is hoogleraar klinische psychologie aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Daar doet hij onder andere onderzoek naar suïcide en suïcidepreventie.
‘H
et CBS-materiaal is voor veel verschillende vragen te consulteren. Zelf heb ik veel aan de overzichten van de ontwikkelingen die het CBS rond suïcide opstelt met aantallen onderverdeeld naar leeftijd en geslacht, landelijke spreiding, etc. Het materiaal is nauwkeurig, betrouwbaar en zeer geschikt voor trendanalyses. De cijfers zijn bovendien heel actueel. Ik heb ze nu al over 2010. Daarmee ben ik, zeker in de ogen van mijn buitenlandse collega’s, haantje de voorste.’ Op grond van de verzamelde gegevens werkt Kerkhof aan interventiestrategieën om suïcide te voorkomen. Hij adviseert de overheid, Pro Rail, NS en GGZ-instellingen over hun suïcidepreventiebe-
leid. Daarvoor interpreteert hij de cijfers, zoekt naar verbanden en maakt vergelijkingen met ontwikkelingen in andere landen. In Nederland plegen mannen ongeveer twee keer zo vaak suïcide als vrouwen. ‘Daaruit zou je kunnen concluderen dat vrouwen sterker in het leven staan. Voor mannen zijn factoren zoals werkloosheid of een faillissement van grote invloed. Deze aanleidingen voor suïci-
Het aantal zelfdodingen kan omlaag. Betere hulp en behandeling werkt
de, daar wil ik meer onderzoek naar doen.’ Kerkhof meent dat de CBS-gegevens over zelfdoding bepalend zijn om richting te geven aan het voorkomen ervan. In 2010 pleegden 1600 mensen in Nederland suïcide. Volgens Kerkhof kan dat aantal omlaag. ‘Ik heb als psychotherapeut al veel mensen op andere gedachten kunnen brengen. Door medewerkers in de geestelijke gezondheidszorg en door huisartsen worden veel suïcidepogingen voorkomen. Goede hulpverlening en betere behandelmethoden werken echt.’ Al 30 jaar heeft Kerkhof een goede samenwerking met het CBS. ‘De service en behulpzaamheid is groot.’ Annemieke Bos
39
CBS-project
Monitor Duurzaam Nederland 2011
40
Nieuwe duurzaamheids monitor gelanceerd Monitor meet huidige situatie en de gevolgen voor de generaties na ons en economische kapitalen – in beeld gebracht. De brochure, die tegelijkertijd met de Monitor is uitgegeven, zegt het zo: ‘Als ons handelen hier en nu geen nadelig effect heeft op de kwaliteit van het leven elders of later is sprake van een duurzame ontwikkeling.’
Op 5 september 2011 presenteerden het Centraal Bureau voor de Statistiek, het Centraal Planbureau, het Planbureau voor de Leefomgeving en het Sociaal
en Cultureel Planbureau de Monitor Duurzaam Nederland 2011. Deze geeft een beeld van de duurzaamheid van de Nederlandse samenleving. De nieuwe Monitor is inmiddels de tweede die de vier partners gezamenlijk hebben ontwikkeld.
Knelpunten Dat Nederland nog niet duurzaam is, ligt aan vier dingen. De Monitor geeft als punten van zorg: Nederland legt een relatief groot beslag op de natuurlijke hulpbronnen, heeft een grote overheidsschuld, scoort laag op het gebied van kennis en telt veel nietwesterse allochtonen met achterstanden op diverse terreinen. Die vier knelpunten vormen een fikse uitdaging voor beleidsmakers: zij moeten immers keuzes maken op verschillende beleidsterreinen om de duurzaamheid van de Nederlandse samenleving te verbeteren. Anders dan het CBS, dat trends beschrijft, spelen de drie planbureaus – met prognoses, analyses en adviezen – hierin een belangrijke rol.
De nog kersverse Monitor Duurzaam Nederland 2011 is de opvolger van de eerste, in 2009 gepubliceerde, Monitor Duurzaam Nederland. Uit de nieuwe Monitor blijkt dat Nederland het qua duurzaamheid goed doet – althans, binnen de eigen grenzen en binnen het huidige tijdsbestek. Brede kijk op duurzaamheid ‘Hier en nu hebben we het prima voor elkaar, Maar de Monitor richt zich niet alleen op beleids maar onze groei voltrekt zich deels ten koste van makers. De kritiek van wetenschappers en beleids andere landen en van de generaties die na ons ko- makers op de eerste Monitor luidde dat deze zich men,’ vat CBS’er Jan Pieter Smits – één van de te veel richtte op de ‘Haagse kaasstolp’ en een breinitiatiefnemers van de eerste Monitor Duurzaam der publiek (burgers, bedrijven) moet zien te beNederland – de inhoud kort samen. ‘We bouwen reiken. Daarnaast moest ook de beleidsrelevantie nú rijkdom op, maar schuiven de beter worden aangegeven. ‘Daar rekening deels door.’ hebben we goed naar geluisterd,’ We bouwen nu Smits geeft daarmee meteen de zegt CBS’er Rutger Hoekstra, die kracht van de Monitor aan: deze als Jan Pieter Smits aan de rijkdom op, maar net meet niet alleen de situatie in het wieg stond van de eerste Mohier en nu, maar kijkt ook naar nitor. ‘We hebben deze nieuwe schuiven de de gevolgen voor anderen in de Monitor niet in de vorm van één wereld en voor de generaties na rekening deels door product gegoten, maar hebben er ons. Voor die brede benadering drieslag van gemaakt. Naast naar de volgende een zijn de bronnen van welvaart – de Monitor zelf is er een toegangeneraties natuurlijke, menselijke, sociale kelijke brochure die een beknopt
41
De roep om duurzaamheidsmonitors is wereldwijd al een paar decennia oud
Iedereen overzicht geeft van de belangrijkste Bruto Binnenlands Product (BBP) uitkomsten en er is ook een website een te dominante rol speelde bij de was enorm ontwikkeld, die zal uitgroeien tot dé vaststelling van de welvaart van een portal voor alles dat te maken heeft betrokken, zowel land, steeds sterker werd. Want wat met het meten van duurzaamheid. zegt een louter economisch cijfer als In de tweede Monitor besteden bij het CBS als bij het BBP nu helemaal, als we tegelijwe bovendien veel meer aandacht de planbureaus kertijd onze natuurlijke hulpbronaan visualisaties. Zo geven we in nen uitputten? ‘VN-conferenties in de vorm van stoplichten in de drie de jaren negentig, waaronder die in kleuren rood, oranje en groen per beleidsdomein Rio, waren een belangrijke katalysator en hebben aan waar het goed gaat en waar het beter kan. Zo de opkomst van duurzaamheidsmonitors aangekrijg je op een toegankelijke manier een brede kijk jaagd,’ analyseert Smits. Samen met Rutger Hoekop de duurzaamheid van de samenleving.’ stra is hij inmiddels voorzitter van de internationale Taskforce for Measuring Sustainable Development, Hoge betrokkenheid waarin onder meer de VN, OECD, EuroStat, WeHet samenwerkingsverband werd aangestuurd door reldbank en de top-tienlanden op het gebied van projectleider Ria Okkerse. Hoe kijkt zij terug op de het meten van duurzaamheid participeren. Smits totstandkoming van de tweede duurzaamheidsmo- en Hoekstra zijn door de taskforce benaderd met nitor? ‘Iedereen was enorm betrokken, zowel hier de vraag om duurzaamheidsmonitoren van andere binnen het CBS als bij de planbureaus,’ zegt ze. Maar landen te harmoniseren, om zo tot een internatiohoge betrokkenheid heeft ook een keerzijde, zo on- naal model te komen. Door deze internationale opdervond Okkerse. ‘Door die gigantische betrokken- dracht waren ze bij de realisering van de Monitor heid kunnen mensen zich soms heel druk maken en Duurzaam Nederland 2011 veel minder betrokken dat kan lastig zijn.’ De rol van Okkerse – als commu- dan bij de eerste. Ria Okkerse en collega-CBS’er nicatief spin in het web – was dan ook cruciaal. ‘Het Remco Kaashoek hebben het stokje overgenomen was voor mij een grote uitdaging om de communi- en bouwen verder op het fundament waarvoor catie tussen zowel de vier partners als de opdracht- Smits en Hoekstra grotendeels verantwoordelijk gever – het ministerie van Infrastructuur & Milieu – waren. ‘De rol van het CBS in de duurzaamheidssoepel te laten verlopen.’ Ze licht toe dat iedere partij monitor is vooral gericht op de conceptuele onderzijn eigen beeld had van het uiteindelijke resultaat. bouwing van het meetsysteem,’ vertelt Smits over En die beelden verschilden van elkaar. ‘Vergelijk het dat fundament. ‘Daarbij draait het om de vraag met de aankoop van een stoel: de één wil vooral een wat je precies wil meten en waarom. Bijvoorbeeld: comfortabele stoel, de ander een Rietveldachtige de- welke hulpbronnen meten we en op welke gronsignstoel. Maar iedereen wil dus wel een stoel. Het den? Daarvoor moet je veel graafwerk verrichten gaat er dan ook om dat je elkaar blijft begrijpen en in de schatkist van het CBS en er ook rekening mee dat er een stoel wordt gekozen die iedereen bevalt.’ houden dat gegevens internationaal vergelijkbaar moeten zijn. Je moet je gegevens per slot een plaats Internationalisering kunnen geven in de top 27 van de Europese Unie.’ De roep om duurzaamheidsmonitors (die inmiddels al in een flink aantal landen worden gepro- Meten van maatschappelijke ontwikkelingen duceerd) is wereldwijd al een paar decennia oud. Over internationalisering gesproken: het concept Dat komt omdat het besef dat de hoogte van het van de Nederlandse duurzaamheidsmonitor zou
42
43
De planbureaus die hebben meegewerkt aan de Monitor Duurzaam Nederland 2011 vinden dat de toegankelijkheid ervan is verbeterd
ook wereldwijd een succes kunnen Veel graafwerk schrijft de tweede Monitor in verworden. ‘Brazilië is er bijvoorbeeld met de eerste als ‘een stap verrichten in de gelijking erg van gecharmeerd,’ weet Hoekvoorwaarts.’ Hij licht toe: ‘Een aanstra. Ook de Taskforce for Measuschatkist van het tal zaken is beter uitgewerkt. Dat ring Sustainable Development ziet geldt bijvoorbeeld voor het begrip CBS de Nederlandse monitor graag als ‘Kwaliteit van leven’. Daaraan is nu standaard voor een te ontwikkelen – dankzij een groter aantal indicatowereldmodel, meldt Smits niet zonder trots. Eind ren – een betere invulling gegeven. Dat maakt het dit jaar moeten de voorstellen van het tweetal begrip completer en de Monitor beter. Wat ook een klaar zijn, waarna het rapport een internationale verbetering is: er is een duidelijke scheiding aaninspraakronde ingaat. In juni 2012 moet er dan een gebracht tussen het Monitorgedeelte en de diverse eerste internationaal model beschikbaar zijn. ‘Maar thema’s, die nu in verdiepende hoofdstukken aan denk niet dat we dan klaar zijn,’ haast Hoekstra het slot worden behandeld. In de eerste Monitor zich te zeggen. ‘Harmonisatie gaat niet over jaren, liep dat wat door elkaar heen.’ maar eerder over decennia. Het BBP is ook niet zomaar even in korte tijd geharmoniseerd.’ In inMaar in hoeverre is de beleidsrelevantie van de Moniternationaal verband wordt dan ook gewerkt aan tor verbeterd – een andere kritische noot op de eerste de verdere harmonisatie van het meten van maatMonitor? Ook op dat gebied is een stap voorwaarts schappelijke ontwikkelingen. Gosse van der Veen, gemaakt, vindt Hanemaaijer. Maar hij waarschuwt Directeur-Generaal van het CBS, geeft de komendat die beleidsrelevantie niet moet worden overschat. de jaren – samen met de Directeur-Generaal van ‘Vergeet niet dat de Monitor trends en lange termijn het Italiaanse statistiekbureau – leiding aan het ontwikkelingen signaleert en de input voor het maatEuropese ‘E-Frame’-project. Ter afsluiting van dit schappelijk debat levert en niet het debat organiseert. project vindt in 2014 een grote internationale conWij kijken naar wat beleidsmakers doen, maar stellen ferentie plaats bij het CBS. zelf geen doelen.’ Boelhouwer sluit zich daarbij aan. ‘Beleidsrelevantie vind ik sowieso een moeilijke term Monitor toegankelijker waar je op verschillende manieren invulling aan De planbureaus die hebben meegewerkt aan de kunt geven. De Monitor geeft inzicht in een breed Monitor Duurzaam Nederland 2011 vinden dat de scala aan duurzaamheidsaspecten en dat is op zich toegankelijkheid ervan is verbeterd. Daarmee wordt al beleidsrelevant.’ Herman Stolwijk vult aan: ‘De beantwoord aan een belangrijk punt van kritiek op Monitor is een achtergronddocument voor discusde eerste Monitor. ‘De presentatie en de toelichtinsie. Als wij ervoor kunnen zorgen dat deze midden gen zijn beter,’ vindt Herman Stolwijk, programin de discussie staat, kwijten we ons goed van onze maleider bij het Centraal Planbureau (CPB) en lid taak. Meer is niet haalbaar.’ Hij vervolgt: ‘Beleidsmavan de projectgroep die de Monitor realiseerde. ‘Dat kers verwachten soms dat onderzoekers hen vertelgeldt ook voor de achtergrondverhalen.’ len wat ze moeten doen. Ze zijn soms teleurgesteld Aldert Hanemaaijer, onderzoeker bij het Planbuals dat niet gebeurt, maar adviseren is onze taak niet. reau voor de Leefomgeving (PBL) en ook betrokDe toekomst is bovendien onzeker, dat geldt vooral ken bij de Monitor, vindt dat de tweede duurzaamals het om de lange termijn duurzaamheidsontwikheidsmonitor methodisch en communicatief beter keling gaat. Wat dat betreft zou je het verhaal van de is. ‘Dat verhoogt de bruikbaarheid in beleid. Ook mensheid als een gezamenlijke ontdekkingsreis kunde website verhoogt de toegankelijkheid.’ Jeroen nen zien, een ontdekkingsreis die deels het karakter Boelhouwer, onderzoeker leefsituatie/sociale indiheeft van tasten in het duister.’ catoren van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en ook aangesloten bij de projectgroep, omJaap van Sandijk
44
45
kort actueel
55 procent van de jongeren volgt hoger onderwijs Het aantal jongeren dat hoger onderwijs volgt, stijgt. In het schooljaar 2009/2010 volgde ruim 55 procent van de 1,4 miljoen 18- tot 25-jarigen een opleiding aan het mbo, hbo of aan een universiteit. Vier jaar geleden was dit nog 50 procent. Het aandeel dat hoger onderwijs volgt (een hbo- of wo-opleiding) steeg in die 4 jaar van 29 naar 33 procent. Het aandeel jongeren dat mbo doet, bleef nagenoeg ongewijzigd met 22 procent. In het mbo overheersen overigens de mannen, terwijl in het hoger onderwijs de vrouwen in de meerderheid zijn. (Bron: CBS)
1,8 miljoen mensen wonen alleen Het aantal personen in Nederland dat alleen woont blijft stijgen. Woonden er in 1995 nog 1,4 miljoen mensen van 18 tot 65 jaar in hun eentje, in 2010 bleek dit aantal te zijn opgelopen tot 1,8 miljoen. In alle leeftijdsgroepen is zowel het aantal als het aandeel alleenwonenden toegenomen. Maar de stijging is het grootst onder mannen van middelbare leeftijd. Zij gaan vaker alleen wonen als hun relatie stuk loopt en er kinderen in het spel zijn. (Bron: CBS)
1 op de 10 bruiden is 40-plusser Het was een grote hit in 1966 voor het Lowland Trio: ‘Trouw niet voor je 40 bent.’ En ook al is het een oud liedje, het advies wordt door vrouwen steeds meer opgevolgd, zo blijkt uit CBS-cijfers. De gemiddelde leeftijd van vrouwen bij huwelijkssluiting stijgt namelijk gestaag. In 2010 trouwden bijna 6.000 vrouwen van boven de 40 jaar voor het eerst, terwijl dat er in 1980 nog 800 waren. (Bron: CBS)
46
kort actueel
Veiligheid in de buurt: een 7 Rapportcijfers zijn altijd leuk. Niet alleen om ze te geven, maar ook om ze te krijgen. Al kan dat laatste vervelend zijn als het om een flinke onvoldoende blijkt te gaan. Dat laatste is gelukkig niet het geval als het gaat om onze woonbuurt. We geven namelijk gemiddeld een ruime voldoende aan de veiligheid in onze woon- en leefomgeving. Vertaald in een rapportcijfer is dat gemiddeld een 7. De woonomgeving en de leefbaarheid in onze woonbuurt waarderen we nog hoger: die krijgen respectievelijk een 7,5 en een 7,4. Stadsbewoners geven hun buurt overigens een lagere waardering dan plattelandsbewoners. Dat geldt niet alleen voor het onderwerp veiligheid, maar ook voor de onderwerpen woonomgeving en leefbaarheid. (Bron: CBS)
47
aan het woord...
Saskia van Dorsselaer is datamanager epidemiologie bij het Trimbos-instituut. Zij zorgt ervoor dat de gegevens die het instituut nodig heeft voor onderzoeken op het gebied van geestelijke gezondheidszorg up-to-date en representatief zijn. Het CBS vormt een waardevolle bron.
48
‘Een grote mate van zorgvuldigheid is geboden’ Het Trimbos-instituut doet onderzoek op het gebied van geestelijke gezondheidszorg en verslaving. Saskia van Dorsselaer is datamanager op de afdeling epidemiologie van het instituut.
‘O
nze afdeling werkt veelal in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,’ vertelt Van Dorsselaer. ‘We leveren daarnaast basismateriaal voor collega’s van andere afdelingen binnen het Trimbosinstituut. De onderzoeksresultaten dienen als beleidsondersteunende informatie, maar ook ter onderbouwing van bijvoorbeeld richtlijnen voor het behandelen van depressies.’ De toegankelijkheid en bruikbaarheid van CBSmateriaal wordt volgens Van Dorsselaer steeds beter. ‘Uit StatLine zijn veel gegevens te halen. We gebruiken het cijfermateriaal om steekproeven te trekken per regio en provincie en om te controleren of onze cijfers representatief zijn. Vaak wordt met behulp van CBS-cijfers een weging gemaakt. Naast StatLine gebruik ik ook rapporten
die op de website van het CBS staan om onze onderzoeken te onderbouwen. Het is mijn taak als datamanager om ervoor te zorgen dat onze cijfers up-todate en representatief zijn.’ Van Dorsselaer vindt het boeiend om te zien dat de studies van het Trimbos-instituut als landelijk referentiemateriaal worden gebruikt. ‘Nemesis, onze studie naar de psychische gezond-
De toegankelijkheid en bruikbaarheid van CBS-materiaal wordt steeds beter
heidstoestand van volwassenen, is vrijwel de enige studie op dit gebied in Nederland. Deze status is natuurlijk prachtig, maar geeft ook verantwoordelijkheid: een grote mate van zorgvuldigheid is geboden.’ Het zoeken naar informatie in de CBS-database vraagt wel enig doorzettingsvermogen, vindt ze. ‘Als je er niet goed in thuis bent, kun je dingen over het hoofd zien. Soms kun je bepaalde gegevens niet vinden, maar blijken ze er toch in te zitten. Het is jammer dat je zoekopdrachten niet kunt vastleggen.’ In de toekomst zal ze de CBS-database opnieuw op de proef stellen. ‘Ik wil meer gaan werken met buurtkenmerken. Het CBS heeft die, maar dan is wel een koppeling met postcodegebieden nodig. Dat wordt een mooie uitdaging!’ Annemieke Bos
49
historie
Bron: Collectie IISG, Amsterdam
50
Huiverige boeren Over de geschiedenis van de landbouwstatistieken
H
et Centraal Bureau voor de Statistiek is in 1899 opgericht om de departementen en overige openbare besturen te voorzien van adviezen over beleidszaken, adviezen die gebaseerd waren op statistisch onderzoek. Het CBS nam de ambtelijke statistieken van de departementen over. De gerechtelijke statistiek was één van de eerste statistieken die van het departement overkwam naar het CBS. De landbouwstatistiek ging pas over in 1941. Diep geworteld was bij het ministerie van Economische Zaken de vrees dat het CBS een verlengstuk was van de belastingdienst. Openheid van zaken geven zou vroeg of laat een belastingaanslag opleveren, was de gedachte. De CBS-commies en latere directeur Henri Methorst liet in 1902 de geschiedenis van de landbouwstatistiek in 1799 beginnen met de Aanschrijving van de agent van nationale oeconomie – minister van Economische Zaken – Johannes Goldberg aan de gemeenten om inlichtingen over zaken van landbouw, nijverheid, handel en scheepvaart. Bij de aanschrijving ging het om een verzoek om informatie, inclusief een lijst met te beantwoorden vragen, met de stand van zaken in de gemeenten. De vragenlijsten werden verspreid via betrouwbare kanalen: de onderwijzers en dominees van de Maat-
schappij tot Nut van ’t Algemeen, die de plaatselijke situatie volgens Goldberg voldoende kenden, mede omdat de laatste er weinig fiducie in had dat de boeren zelf veel te melden hadden. De boeren in het Hollandse Noorderkwartier waren volgens een van die zegslieden ‘huiverig om ons hunne antwoorden te gerieven, zij zijn doorgaans tegen alle nieuwigheden ingenomen en hun algemeene regel is bij het voorouderlijke te blijven, zij vreesen daar uit eene nauwkeurige opgaave van hunnen producten en inkomsten niet dan meerdere belasting ten gevolge zou hebben.’ De antwoorden, die per plaats zijn verzameld en gepubliceerd, leverden overigens nauwelijks tabellen op, wel plaatsbeschrijvingen over de bestaansbronnen van de bevolking, maar ook over het gezins- en kroegleven en over de eet- en drinkgewoonten.
De veldwachter als enquêteur Landbouwverslagen, met overzichten van de staat van de voornaamste gewassen in Nederland, zijn gepubliceerd vanaf 1806, de eerste jaren als Staten van de Landbouw, na 1813 als Magazijn van den Vaderlandschen Landbouw en sinds 1829 als Algemeen verslag wegens den staat van den landbouw in het Koningrijk der Nederlanden. In 1851 kwam het eerste Landbouwverslag uit vanwege de rege-
51
Bron: Collectie IISG, Amsterdam
52
ring. De basisgegevens werden via enquêtes verzameld door de burgemeesters van de gemeenten, die er op hun beurt de veldwachters op uitstuurden om de gegevens bij de huizen op te halen.
Landhuishoudkundige congressen De late overkomst van de landbouwstatistiek verbaast wel. De landbouw was een oud beleidsterrein van de overheid, maar vooral ook van de vele regionaal georganiseerde maatschappijen van landbouw. Deftige, ‘verlichte’ heren hielden zich er bezig met landbouwvraagstukken. Die aandacht bleek ook uit de uitgave van tijdschriften als Vriend van den landman (1837) en het Tijdschrift voor Staathuishoudkunde en Statistiek (1841). Op initia tief van de liberaal mr. B.W.A.E. Sloet tot Oldhuis, Kamerlid en rechter in Zwolle, kwamen de vertegenwoordigers van de maatschappijen sinds 1846 op de landhuishoudkundige congressen bij elkaar, waar zij zich bogen over de vele facetten van de landbouw. Zij wisselden er kennis, ervaringen en ideeën uit. In ‘de verzoening van wetenschap en praktijk’, maar vooral in de vorming van netwerken (‘de vermeerdering van de kameraadschap’ in de termen van die dagen) lag het belang van de congressen. Samenwerking was hard nodig omdat de landbouw nog niet of nauwelijks georganiseerd was en geen gesprekspartner was van de regering.
Verval van de landarbeider De noodzakelijke kennis werd in rapporten bijeengebracht en die kennis noemden zij statistiek. Het was geen statistiek ‘die in lijnen of cijfers ontaardde’, maar ‘statistiek in hare hoogere beteekenis’, schreef Sloet in een door de Overijsselse Vereeniging tot Ontwikkeling van Provinciale Welvaart uitgegeven brochure. Die statistiek ging over ‘het eigenlijke volksleven’: ‘Zij beschouwt een gegeven volk in zijne dagelijksche leefwijze, zeden en gewoonten, in zijnen wetenschappelijken toestand, enz. Zij vorscht na hoe en welke middelen van onderhoud het zich verschaft, hoe het gehuisvest is, hoe het zich voedt, kleedt en verlustigt, en in dit onderzoek omvat zij den bodem zoowel in een geologisch opzigt, als wat deszelfs voortbrengend vermogen en de voortbrengselen zelven betreft. Zij wordt van een onberekenbaar nut, wanneer zij, met de onafhankelijkheid der wetenschap eigen, en alzoo warsch van de zucht om volkshoogmoed te vleijen, de algemeene aandacht op heilzame verbeteringen, of op nieuwe bronnen van welvaart vestigt, en de middelen aanwijst, om de eersten daar te stellen en de laatsten te doen vloeijen.’ Het probleem van het zedelijk en materieel verval van de landarbeider was op de bijeenkomsten
van de maatschappijen meer dan eens onderwerp van discussie.
Landbouwspecialisten Toen in 1892 de plannen voor een Centrale Commissie voor de Statistiek vaste vorm kregen, was er dan ook plaats voor een ruime vertegenwoordiging van de landbouw. De landbouwexpertise in de commissie was groot. In de allereerste commissie zaten drie landbouwspecialisten. Het waren Alexander van Dedem, dr. Luitje Broekema en Gerard Corten. Alle drie hadden ze als rapporteurs van de Landbouwcommissie (1886) hun sporen verdiend in het beleidsonderzoek over de landbouw. Van Dedem (1838–1931) was baron en zeer conservatief. Hij was opgeleid als officier aan de Koninklijke Militaire Academie te Breda, maar nam al op vrij jonge leeftijd ontslag uit de dienst en werd herenboer te Dalfsen. Het boerenleven kende hij dus uit de praktijk, al heeft hij de schop nooit in de hand gehad. Vanaf 1879 zat hij in de Tweede Kamer voor de Anti-Revolutionaire Partij en de diverse opvolgers daarvan. In de Kamer was de ‘Dalfser cavallerist’ onder andere woordvoerder over landbouwzaken. Hij was mede-oprichter van de Boerenbond en lid van het hoofdbestuur.
Geen prulberichten Dr. Luitje Broekema (1850–1936) was plantenveredelaar. Hij ontwikkelde enkele hoogproductieve tarwerassen. Hij was op het moment van zijn aantreden directeur van de Rijkslandbouwschool in Wageningen. Hij bezorgde de school in 1904 de status van Rijks Hogere Land- en Tuinbouwschool en bij de omvorming tot Landbouwhogeschool in 1918 werd hij hoogleraar. Hij was correspondent van de Geldersch-Overijsselsche Maatschappij van Landbouw en jarenlang verantwoordelijk voor de uitgave van het Verslag van de landbouw. Gerard Corten was landbouwconsulent bij de Limburgsche Maatschappij van Landbouw. Hij trok door het land en gaf lezingen voor de boeren en boerinnen in de dorpen en voor de onderwijzers van de scholen om hen de nieuwste inzichten bij te brengen en hen te motiveren voor de coöperatie. In het maandblad van de Maatschappij had hij al in 1871 gepleit voor een wetenschappelijk-statistische benadering van het veldonderzoek. Als dat onderzoek niet was gebaseerd op cijfers vond hij het maar ‘prulberichten’. In 1893 nam hij het initiatief tot de oprichting van de Zuid-Nederlandsche Zuivelbond, een samenwerkingsverband van een aantal kleine (coöperatieve) zuivelfabriekjes.
53
Departementale vertegenwoordigers Ook in latere commissies zaten landbouwvertegenwoordigers uit de hoogste ambtelijke gelederen: drie landbouwministers, te weten Syb Talma (CCS-lid in de periode 1908–1913), Hendrik van IJsselstein (1918–1922) en Dirk Jan de Geer (1925–1926) en een secretaris-generaal van het ministerie van Landbouw, Nijverheid en Handel, Jan Willem Versteeg (1905–1918). Versteeg was de voormalige chef van de afdeling Arbeids- en fabriekswezen van het departement van Waterstaat, Handel en Nijverheid, waar de sociale wetgeving werd voorbereid. Hij is wel de ‘geestelijke vader van de Ongevallenwet’ genoemd. Ten slotte zat in de CCS het hoofd van de afdeling landbouwstatistiek van het ministerie van Landbouw, Nijverheid en Handel, de aartsconservatieve Jan Smid (1921–1938).
Traagheid en centralisatiezucht De opdracht aan het CBS om landbouwstatistieken te maken, is laat geregisseerd. Pas in september 1941 is de overkomst van de landbouwstatistiek gelukt. De departementsambtenaren verweten de statistici lange tijd een gebrek aan deskundigheid over landbouwzaken, ambtelijke traagheid en centralisatiezucht. Zelfs bij de opzet van een Landbouwtelling in 1930 was het CBS geen gesprekspartner voor de landbouwambtenaren, terwijl het bureau net een bedrijfstelling had gemaakt en het ministerie over het houden van een dergelijke enquête goed had kunnen adviseren. De situatie in vele andere landen, waar de landbouwstatistiek de verantwoordelijkheid was van het departement, werd het CBS voortdurend ten voorbeeld gesteld.
Coördinatie in crisistijd De roep om meer coördinatie in crisistijden bracht het ministerie er toe een statistiekafdeling op te richten aan het Landbouwcrisisbureau (Ministerie van Economische Zaken). Dit Economisch Statistisch Bureau (1933) was verantwoordelijk voor de eerste officiële Landbouwinventarisatie (1934). Het besef dat het ESBU betere statistieken maakte
54
dan de statistiekafdeling van het ministerie moet ontnuchterend zijn geweest. De overgang van de landbouwstatistiek naar het CBS in 1941 was echter vooral een oplossing voor een aantal praktische problemen, zoals de voorziene reorganisatie van de landbouw naar Duits model met op vitale posities NSB-gezinde landbouwbestuurders. Het CBS was inmiddels wettelijk gemachtigd tot het inwinnen van inlichtingen, ‘rechtstreeks of door tusschenkomst van ambtenaren’, voor de economische statistiek. Met de overkomst van het ESBU was de centralisatie van de ambtelijke statistiek formeel een feit. In september 1941 is het ESBU met het adressenbestand en het Hollerith-machinepark ondergebracht bij het CBS. Het hoofd van het ESBU, mr. C.P.G.J. Smit, werd adjunct-directeur bij het CBS. Het enquêteren bleef de taak van het ministerie, maar die besteedde het werk uit, sinds 1995 aan de Dienst Landelijke Service bij Regelingen (LASER). De Landbouwinventarisatie (sinds 1955: Landbouwtelling) publiceert het CBS jaarlijks. Medewerking is verplicht. Aanvankelijk gingen de tellers de boerderijen langs om gegevens te verzamelen, tegenwoordig gebeurt de dataverzameling hoofdzakelijk elektronisch, via een internettoepassing. De verzamelde gegevens worden door de Dienst Regelingen aan het CBS geleverd, dat de gegevens controleert, navraag doet en aanvullend plausibiliteitcontroles uitvoert. De gegevens worden gepubliceerd in de database StatLine. De Landbouwtellingen zijn de bron voor de (beleids)gegevens over de landbouw. De tellingen zijn de input voor de jaarlijkse Land- en tuinbouwcijfers, de gezamenlijke publicatie van het CBS en het Landbouw Economisch Instituut (LEI) over de land- en tuinbouw, en dienen tevens als steekproef- en ophoogkader voor de oogststatistieken. De diertellingen uit de landbouwtelling vormen de basis voor de berekeningen van de mestproductie en mineralenuitscheidingen. Ronald van der Bie
Bron foto’s: Collectie IISG, Amsterdam
Literatuur Bie, R.J. van der, De macht van de statistiek. De Centrale Commissie voor de Statistiek, samenstelling en rekrutering, 1892–1899. (Amsterdam 2009) Hekker, R.C., ‘Het Noord-Hollandse boerenleven in 1800’, in: De speelwagen 8 (1993), nr. 4, 108–119 Methorst, H.W., Geschiedenis van de statistiek in het Koninkrijk der Nederlanden. (’s-Gravenhage 1902) Kuijlaars, A., Het huis der getallen. De institutionele geschiedenis van het Centraal Bureau voor de Statistiek en de Centrale Commissie voor de Statistiek, 1899–1996. (Amsterdam 1999) Niphuis, A., ‘Landbouwtellingen’, in: Erwich, B. en J.G.S.J. van Maarseveen (red.), Een eeuw statistieken. Historisch-methodologische schetsen van de Nederlandse officiële statistieken in de twintigste eeuw. (Amsterdam 1999)
55
kort culinair
8 tot 10 liter alcohol tussen 1820 en 1840 Even terug in de tijd. Hoe was het vroeger eigenlijk gesteld met het alcoholverbruik in Nederland? Wel, twee eeuwen geleden was het verbruik van bier, wijn en gedestilleerd hoog. Tussen 1820 en 1840 dronk men gemiddeld zo’n 8 tot 10 liter pure alcohol. In de decennia daarna zakte dit gestaag. Pas rond 1970 werd het niveau van rond 1830 weer bereikt. Dankzij de welvaartsgroei steeg het verbruik van gedestilleerd van 5,5 liter pure alcohol per hoofd in 1970 tot 8 liter in 1995. (Bon: CBS)
6,6 procent meer omzet voor horeca De omzetcijfers van de horeca blijven groeien. Ook in het tweede kwartaal van 2011 is sprake van een stijgende lijn. In dit kwartaal heeft de horeca 6,6 procent meer omzet behaald in vergelijking met hetzelfde kwartaal in het voorafgaande jaar. Het is daarnaast het tweede kwartaal op rij waarin de omzet steeg met een percentage hoger dan 6. Van alle horecabranches (café’s, hotels, cafetaria’s en restaurants) deden de cafetaria’s het ‘t best. In vergelijking met hetzelfde kwartaal in 2010 steeg hun omzet gemiddeld met 9,4 procent. Café’s scoorden het minst: zij boekten een omzetgroei van 2,3 procent. (Bron: CBS)
Nederland exporteert 1,6 miljard liter bier Nederland heeft in 2010 ruim 1,6 miljard liter bier uitgevoerd. Hiervan ging 0,7 miljard liter naar de Verenigde Staten (VS). Hiermee is de VS met afstand de belangrijkste afnemer van Nederlands bier. De totale bierexport is in 2010 overigens wel met 7 procent gedaald in vergelijking met 2009. Vooral de uitvoer naar het Verenigd Koninkrijk daalde: deze is met een kwart afgenomen. Daar tegenover staat een toename van de bierexport naar Taiwan met bijna 30 procent. (Bron: CBS)
56
kort culinair Horeca 21 procent duurder op Sint-Eustatius Veel vis, veel bonen, maar ook een heerlijke wijnsoep. Of anders misschien een zalige funchi, een gerecht dat bestaat uit maïsgriesmeel, zout, boter en water. Caribisch eten is heerlijk, ook in Caribisch Nederland. Maar de prijzen in de horeca rijzen wel de pan uit; in elk geval op Sint-Eustatius en op Saba. Op Sint-Eustatius waren de prijzen in café’s, restaurants en hotels in het eerste kwartaal van 2011 ruim 21 procent hoger dan in dezelfde periode een jaar eerder. Ook op Saba waren consumenten in de eerste drie maanden van 2011 bijna 21 procent duurder uit in horecagelegenheden. Op Bonaire, het grootste eiland van Caribisch Nederland, stegen de prijzen in de horeca veel minder dan op de andere twee eilanden. (Bron: CBS)
57
CBS-project
Leo Engberts (CBS/links op de foto) en Thom van Huystee (VNO-NCW/ MKB-Nederland) bereiden samen de conferentie voor brancheorganisaties in november van dit jaar voor.
58
Brancheorganisaties welkom op conferentie Doel conferentie: contact met brancheorganisaties verbreden en verdiepen
Op 10 november a.s. organiseren het CBS en de ondernemingsorganisaties VNO-NCW en MKB-Nederland een conferentie voor branche-
organisaties. De bij beide organisaties aangesloten brancheorganisaties omvatten tezamen nagenoeg alle sectoren van de Nederlandse economie. Leo Engberts (CBS) en Thom van Huystee (VNO-NCW/ MKB-Nederland) bereiden deze conferentie voor. Het programma ligt nu vast, maar er wordt nog druk gewerkt aan alle details van de invulling.
aangeven hoe het CBS de statistische producten beter bruikbaar kan maken,’ aldus Engberts. Successen De branches kennen ook de andere kant van het CBS: het instituut dat hoge administratieve lasten veroorzaakt. Dat imago is echter al enige tijd door de werkelijkheid achterhaald. Het CBS werkt sinds 1994 hard aan de vermindering van de lastendruk, ook als dit onderwerp even buiten het zoeklicht van de politiek valt. Zo worden steeds minder bedrijven benaderd. Waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van registraties, zijn de enquêteformulieren gedigitaliseerd en gestandaardiseerd en is het aantal vragen steeds verder ingeperkt. Al deze acties hebben in de periode dat de digitalisering zijn intrede deed (1994-2000) geleid tot een afname in werkuren bij de bedrijven van 52 procent. Ook daarna zijn er successen geboekt met het terugdringen van de enquêtedruk: van 2001 tot 2010 is nog eens een reductie van ruim 40 procent gerealiseerd! De lastendruk die het CBS veroorzaakt, vormt minder dan 0,25 procent van de totale lastendruk vanuit de rijksoverheid.
‘De voorlaatste voorzitter van MKB-Nederland, Loek Hermans, memoreerde in een interview met dit magazine vorig jaar al dat het CBS druk werkt aan de lastendrukvermindering,’ aldus Van Huystee. ‘Daardoor is het CBS van de eerste naar de 6e of 7e plaats op de lastendrukranglijst gezakt. Hermans merkte ook op dat het CBS zich bekommert om goed bruikbare uitkomsten voor de MKB-leden: simpel en eenvoudig te vinden. Onze organisaties werken nu dan ook graag mee aan deze bran- Afgenomen lastendruk checonferentie.’ Het doel van de conferentie is het Over de lastendrukvermindering is intensief overcontact met de brancheorganilegd met VNO/NCW en het saties (lees: het bedrijfsleven) te MKB. Deze organisaties zijn verbreden en te verdiepen. Om positief over de behaalde resulWe hebben het dit te bereiken wil het CBS de taten. Van Huystee: ‘We hebben CBS de laatste jaren het CBS de laatste jaren leren statistische producten die bij de bedrijfsvoering kunnen worden als een instelling die leren kennen als een kennen gebruikt laten zien. Op deze mazeker oog heeft voor de belannier kan het Bureau van de deelinstelling die zeker gen van het bedrijfsleven. Daar nemers vernemen wat er beter of wordt ook behoorlijk in geïnvesoog heeft voor de anders kan. ‘Het zijn tenslotte de teerd en daarbij is steeds goed gebruikers die het beste kunnen overleg geweest, zowel met het belangen van het omschrijven hoe ze de cijfers wilMKB als met VNO/NCW. De bedrijfsleven len gebruiken en zij kunnen ook lastendruk is inderdaad afgeno-
59
Het CBS werkt sinds 1994 hard aan de vermindering van de administratieve lastendruk
men. Natuurlijk zijn onze leden nog steeds niet blij met enquêtes. Zij besteden hun tijd liever aan ondernemen, maar wij wijzen er steeds op dat de lastendruk die door het CBS wordt veroorzaakt niet te vergelijken is met de situatie van jaren geleden.’
Engberts vertelt dat tijdens de conferentie medewerkers van het CBS van de partij zullen zijn om vragen te beantwoorden of in discussie te gaan. De deelnemers zullen ook worden voorzien van middelen en informatie om gemakkelijk toegang te vinden tot CBS-gegevens. ‘Het is in deze tijd van schaarste Uitkomsten niet realistisch om te denken aan De conferentie die op 10 novemveel of nieuw onderzoek, maar wel ber plaatsvindt gaat niet over de bestaat de mogelijkheid om met dataverzameling, maar over de de bestaande informatie producuitkomsten. Het gaat ook over een ten samen te stellen die nóg beter betere communicatie, waardoor bruikbaar zijn.’ Het CBS maakt het CBS beter bruikbare statistiover heel veel onderwerpen statissche producten kan samenstellen. tieken. Deze kunnen niet allemaal Om die communicatie tussen de in de workshops worden gepresenorganisatoren en de deelnemers te optimalise- teerd. Daarom is er gedurende de conferentie ook ren, is gekozen voor een programma waarbij de een markt ingericht met een stand waarin een plenaire sessies kort zijn. Er is veel tijd ingeruimd overzicht wordt gegeven van CBS-producten met voor kleinschalige workshops. Parallel worden uitkomsten op het terrein van de verschillende een zevental verschillende workshops gehouden, branches. Verder zijn er nog stands met een scala waar deelnemers kennis kunnen nemen van de aan onderwerpen die direct of indirect met het beCBS-producten, vragen kunnen stellen, kritiek drijfsleven te maken hebben: internationale hankunnen geven en suggesties kundel, verkeer & vervoer, geoservices, nen doen. Een greep uit de vele on- Het CBS maakt prijzen, groene groei, etc. derwerpen die tijdens de workshops over heel veel Als u als brancheorganisatie aan deze middag aan bod komen: de conjunctuurmonitor, de brancheconferentie wilt deelnemen, dan onderwerpen deze monitor, bedrijvendynamiek, de inkunt u zich aanmelden via onze site statistieken ternationaliseringsmonitor, prijzen www.Bedrijfslevenencbs.nl (er zijn geen en demografische ontwikkelingen. kosten aan verbonden).
60
De deelnemers zullen ook worden voorzien van middelen en informatie om gemakkelijk toegang te vinden tot CBSgegevens
61
recente CBS-publicaties Monitor Duurzaam Nederland 2011 Deze publicatie geeft een beeld van de duurzaamheid van de Nederlandse samenleving. Drie belangrijke aspecten komen hierbij aan de orde: de toestand op dit moment, de gevolgen van het handelen in Nederland voor de mogelijkheden van een duurzame ontwikkeling elders in de wereld en de effecten van het huidige handelen voor de toekomst. Bestellingen E-mail:
[email protected] Fax: (045) 570 62 68 Kengetal: W-35 ISBN: 978-90-357-1690-2 ISSN: 1877-461X Prijs: € 22,45 (exclusief verzendkosten)
Nationale rekeningen 2010 De Nationale rekeningen vormen de officiële overzichtsstatistiek van de nationale economie. Het nationaal inkomen, de economische groei, het tekort of overschot van de overheid en de werkgelegenheid zijn voorbeelden van belangrijke gegevens uit deze publicatie. De begrippen en classificaties van de Nationale rekeningen zijn wereldwijd gestandaardiseerd en vastgelegd in internationale richtlijnen waardoor vergelijkingen tussen landen mogelijk zijn. Bestellingen E-mail: Fax: Kengetal: ISSN: ISBN: Abonnementsprijs:
62
[email protected] (045) 570 62 68 P-2 0168-3489 978-90-357-1377-2 € 51,40 (exclusief verzendkosten)
recente CBS-publicaties Toerisme in Nederland 2010 Deze publicatie beschrijft het gebruik van de Nederlandse logiesaccommodaties. In de publicatie staan onder andere gegevens over het aantal gasten en overnachtingen naar hun land van herkomst, regio van verblijf en type accommodatie. Ook dit jaar beschrijft de publicatie de overnachtingen van zakelijke aard. Bestellingen E-mail:
[email protected] Fax: (045) 570 62 68 Kengetal: G-77 ISBN: 978-90-357-1527-1 ISSN: 1383-7214 Prijs: € 37,70 (exclusief verzendkosten)
Hernieuwbare energie in Nederland 2010 Het aandeel hernieuwbare energie in het totale energieverbruik is gestegen van 1 procent in 1990 tot 3,8 procent in 2010. Deze stijging trad vooral op vanaf 2003 door subsidie op de productie van hernieuwbare elektriciteit en de verplichting tot het bijmengen van biobrandstoffen voor het wegverkeer vanaf 2007. Bijzonder was dat tussen 2009 en 2010 het aandeel hernieuwbare energie juist daalde van 4,2 procent naar 3,8 procent. Bestellingen E-mail: Fax: Kengetal: ISSN: ISBN: Abonnementsprijs:
[email protected] (045) 570 62 68 C-89 1573-2215 978-90-357-1608-7 € 14,00 (exclusief verzendkosten)
63
Centraal Bureau voor de Statistiek