Voorbeeld EV-paragraaf in bestemmingsplan (gemeente Eindhoven) Externe veiligheid Doel Het externe veiligheidsbeleid is gericht op het beperken en beheersen van risico's en effecten van calamiteiten alsmede het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten (bedrijven en transport) met gevaarlijke stoffen. Dat gebeurt door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen, activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.
Wettelijk kader Ten aanzien van bedrijven is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi; oktober 2004) van toepassing. Ten aanzien van transport is de Circulaire Vervoer Gevaarlijke stoffen van toepassing (augustus 2004; gewijzigd en verlengd augustus 2008). Er wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Voor buisleidingen moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb; januari 2011).
1. Plaatsgebonden Risico (PR): Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk wordt getroffen kan worden door een calamiteit met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen -6 grenswaarde (PR 10 /jr) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare -6 objecten', alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10 /jr) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten'; 2. Groepsrisico (GR): Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep (tenminste 10 personen) tegelijkertijd dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht.
Visie Externe Veiligheid De gemeente Eindhoven heeft de visie Externe Veiligheid: 'Risico's de maat genomen' opgesteld. De gemeenteraad heeft de visie op 19 mei 2009 vastgesteld waardoor het een kaderstellend beleidsstuk is geworden. Dit betekent dat locale ruimtelijke besluiten en milieubeheervergunningen vanuit de visie kunnen worden gemotiveerd. Met de visie Externe Veiligheid wordt richting en uitwerking gegeven aan een verantwoord veilige, integrale invulling van duurzame ruimtelijke ontwikkeling passend binnen de Brainportontwikkelingen en het Programma Brabant veiliger. In de visie wordt aangegeven waar ruimte bestaat voor nieuwe risicovolle bedrijvigheid en onder welke veiligheidsverhogende condities dat mogelijk is. Tevens wordt aangegeven waar in de stad geïnvesteerd dient te worden in een beter niveau van beheersbaarheid. Tot slot wordt beschreven waar de veiligheid in de bestaande woonomgeving door het 'aanpakken' van bestaande knelpunten kan worden verbeterd.
In de visie Externe Veiligheid is De Kade aangewezen als bedrijventerrein waar een beperkte uitbreiding van bestaande risicovolle bedrijven, maar geen nieuwe risicovolle bedrijven zijn toegestaan. Wel dienen deze bedrijven te passen bij het ruimtelijk ambitieprofiel van Eindhoven. Voor bestaande situaties geldt bovendien dat het -6 plaatsgebonden risico (PR10 ) zo klein mogelijk is door het gebruik van 'Best Bestaande Technieken (BBT)'.
Hogedruk aardgastransportleiding In het plangebied zijn drie ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen Z-51401(323,9 mm en 40 bar), Z-514-06 (323,9 mm en 40 bar) en Z-514-11 (323,9 mm en 40 bar) gelegen. Volgens de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) dient het plaatsgebonden risico voor de buisleiding te worden berekend met het rekenprogramma “Carola”.
Plaatsgebonden Risico Door SRE Milieudienst is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) (SRE Milieudienst, nr. 495740, d.d. 14 oktober 2011) opgesteld voor de ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen. Uit de berekeningen blijkt dat het plaatsgebonden risico (10 6 /jaar) op de leidingen liggen. Hierdoor zou volgens het nieuwe beleid op de leidingen kunnen worden gebouwd. Echter blijft een belemmeringenstrook van 4 meter gelden. Nieuwe ontwikkelingen en de bestaande bouw liggen buiten deze belemmeringenstroken. De ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen vormen geen belemmering voor ontwikkelingen voor wat betreft het plaatsgebonden risico of belemmeringenstrook. Uit de berekeningen is gebleken dat het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde is gelegen.
Transport Hugo van der Goeslaan Het plan ligt binnen het invloedsgebied van de Hugo van der Goeslaan. De ring is één van de belangrijkste bevoorradingswegen van Eindhoven. Hierdoor zullen transporten met gevaarlijke stoffen via de ring Eindhoven binnen komen en verlaten.
In 2010 is een onderzoek uitgevoerd naar de externe veiligheidsrisico’s van bulktransport over gemeentelijke wegen binnen Eindhoven (“Transport Gevaarlijke stoffen door de Gemeente Eindhoven: SRE Milieudienst, d.d. 25 oktober 2010, Rapportnr. 491815491816).
Uit dit rapport blijkt dat het groepsrisico overal ver onder de oriënterende waarde ligt. Nu er geen extra personen zich binnen het plangebied zullen vestigen zal het groepsrisico niet toenemen.
Plaatsgebonden risico Uit de berekeningen blijkt dat er bij het transport van gevaarlijke stoffen in bulkhoeveelheden door de gemeente Eindhoven géén grens- en/of richtwaarden worden overschreden voor het plaatsgebonden risico. Voor wat betreft het plaatsgebonden risico -5 -6 kan er geen 10 per jaar of 10 per jaar contour worden ‘getrokken’.
Groepsrisico Uit de berekeningen blijkt dat er bij het transport van gevaarlijke stoffen in bulkhoeveelheden door de gemeente Eindhoven de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden. Slechts bij een toename van de transportfrequentie met een factor 10 –voor de Jeroen Boschlaan- zal de oriënterende waarde worden bereikt en is er sprake van een knelpunt. Een dergelijke toename is onwaarschijnlijk.
4.10.6 Bedrijven Binnen het plangebied zijn vier risicovolle inrichting gelegen, namelijk Friesland Campina aan de Dirkboutslaan 2, Boma Coating aan de Quinten Matsyslaan 59, Gaslas aan de Quinten Matsyslaan 33 en Daf Trucks aan de Hugo van der Goeslaan 1.
Plaatsgebonden risico Door SRE Milieudienst is een kwantitatieve risicoanalyse (SRE Milieudienst, nr.) opgesteld voor de bovengenoemde bedrijven. Het plaatsgebonden risico van Gaslas is buiten de eigen perceelsgrens gelegen.
Groepsrisico .
Voorstel voor regels risicovolle bedrijven 1. Geen nieuwe risicovolle bedrijven toegestaan -
2. Voor bestaande risicovolle bedrijven moet de plaatsgebonden risicocontour (10 6 /jaar) op eigen perceel blijven, tenzij de bestaande contour al over eigen perceelgrens ligt. In de laatstgenoemde situaties wordt de contour op de verbeelding vastgelegd en mag deze niet worden gewijzigd.
3. Invloedsgebied binnen het bedrijventerrein of over openbaar groen, infrastructuur of water, tenzij het nu al buiten het bedrijventerrein ligt. In laatstgenoemde situaties mag het niet wijzigen ten opzichte van de vergunde situatie. Die wordt in de toelichting van het bestemmingsplan vastgelegd. 4. Afwijkingsmogelijkheid art. 3: Het invloedsgebied mag buiten het bedrijventerrein of over openbaar groen, infrastructuur of water mits het groepsrisico wordt verantwoord conform artikel 13 Bevi. 5. Binnen een plaatsgebonden risicocontour zijn geen nieuwe kwetsbare objecten (bijv. kantoor > 1.500 m² bvo) toegestaan.
Voorstel leiding gas 1. Bestemmingsomschrijving De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: a. een (ondergrondse) gastransportleiding; met de daarbij behorende: b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
2. Bouwregels Op of in deze dubbelbestemming begrepen gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken ten dienste van de leidingen. 3. Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende basisbestemmingen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder. Bij het bouwen zijn de regels van de betreffende bestemming van toepassing. 4. Afwijken van de gebruiksregels Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 1 en toestaan dat de gronden gebruikt, in gebruik worden gegeven of te laten gebruiken ten behoeve van: - erven en terreinen; - parkeervoorzieningen; - groenvoorzieningen; - waterhuishoudkundige voorzieningen; - wegen en straten, bestaande uit maximaal 2 rijstroken; - nutsvoorzieningen; - buitenopslag; - raccordement. mits de betrokken leidingbeheerder vooraf heeft verklaard dat hiertegen vanuit het belang van de leiding geen bezwaren bestaan. 5. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 6. Omgevingsvergunningvereiste Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden en/of het anderszins wijzigen van de bodemstructuur; b. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld voor het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk; c.
het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
d. het aanbrengen van gesloten verhardingen; e. het indrijven van voorwerpen in de bodem; f.
het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
g. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen; h. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
7. Uitzonderingen op het vergunningvereiste Het in artikel 6 opgenomen verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden welke: a. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale onderhoud van de leiding; b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan; c.
waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan een aanlegvergunning is verleend.
8. Criteria voor verlenen omgevingsvergunning De in artikel 6 genoemde vergunning wordt slechts verleend, indien het behoud van een veilige ligging van de leiding en de continuïteit van de functie van de betreffende leiding zijn gewaarborgd. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in artikel 6 winnen burgemeester en wethouders advies in bij de betreffende leidingbeheerder.
Definities 1. Risicovolle bedrijven: -
alle Bevi inrichtingen, artikel 2 Bevi en alle Revi inrichtingen artikel 1b Revi;
-
alle inrichtingen die vallen onder de bijlage I van de regeling provinciale risicokaart of onder het registratiebesluit externe veiligheid;
-
alle inrichtingen met toxische gassen;
-
alle inrichtingen met een brandbaar gas in een drukhouder met een inhoud van 3 meer dan 1 m .
2. Kwetsbaar object: -
woningen, niet zijnde: - verspreid liggende woningen met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare en voor zover die woningen niet behoren tot een risicovolle
inrichting; - bedrijfswoningen; -
gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, waartoe in ieder geval behoren: - (psychiatrische) ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen; - scholen; - sociale werkplaatsen, of; - gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
-
gebouwen waarin meestal grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren: - kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting of; - complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting, en winkels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd en voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting; - kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting.
3. beperkt kwetsbaar object -
1°. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens, allen voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting en met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare, en
- 2°. bedrijfswoningen voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting; - kantoorgebouwen, voorzover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting; - hotels en restaurants, voorzover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting; - winkels, voorzover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting; - sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen; - kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting; - bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting; - objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en - objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;
4. PR10-6/jaar contour binnen deze plaatsgebonden risicocontour is de kans 1 op de 1.000.000 per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is. 5. plaatsgebonden risico (PR) risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is. 6. invloedsgebied gebied waarin volgens bij regeling van Onze Minister gestelde regels personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico; 7. dan bevi, revi verwijzing wet in, maar dit is standaard.
Dan nog de vraag hoe om te gaan met nadere eisen, bv ventilatievoorziening afsluitbaar etc.