Wmo-gerelateerde projecten in de gemeente Eindhoven
Wmo-raad september 2011
Wmo-gerelateerde projecten in de gemeente Eindhoven
Wmo-raad september 2011
Colofon Uitgave gemeente Eindhoven september 2011
Wmo-raad: J.J.M. (Jos) Kusters J. (Jan) Kuipers M.H.J. (Marcel) Kaarsgaren F.P. (Cisca) Koning – van den Berg van Saparoea W. (Wim) Thuis J. (Joke) Staarink
2
voorzitter vice voorzitter lid lid lid secretaris
Rapport ‘ Wmo-gerelateerde projecten in de gemeente Eindhoven’
Retouradres Postbus 90150, 5600 RB Eindhoven
Aan de voorzitter en de leden van de raad van de gemeente Eindhoven
Behandeld door mw. J. Staarink Telefoon (040) 238 24 11 Uw brief van Uw kenmerk Ons kenmerk Wmo-raad 26 augustus 2011
Betreft: onderzoek naar Wmo-gerelateerde projecten in de gemeente Eindhoven
Geachte leden van de raad, Met genoegen presenteert de Wmo-raad het rapport “Wmo-gerelateerde projecten in de gemeente Eindhoven”. In de opdracht van de Wmo-raad heeft het IVA, beleidsonderzoek en advies, uit Tilburg onderzoek gedaan naar de effectiviteit en samenhang van Wmo-projecten in Eindhoven over de periode 2007 – 2010. Het resultaat van de brede inventarisatie bestaat uit 369 projecten en activiteiten die gerelateerd zijn aan de uitvoering van de Wmo in Eindhoven. Hiervan zijn er 43 projecten meer in detail onderzocht. Deze projecten zijn geselecteerd omdat zij aansluiten bij de doelstellingen van het nieuwe sociale beleid. De Wmo-raad gaf opdracht tot dit inventariserend onderzoek omdat er onvoldoende informatie beschikbaar bleek over aard, omvang en resultaten van Wmo-gerelateerde projecten: centrale registratie ontbreekt. De Wmo-raad wil weten of de projecten van de laatste jaren hebben bijgedragen aan vernieuwing van beleid en een goede basis zijn voor toekomstig Wmo-beleid en Nieuw Sociaal Beleid. In het IVA-rapport vindt u samenvattingen van het onderzoek op bladzijde 15 en 49.
Rapport ‘ Wmo-gerelateerde projecten in de gemeente Eindhoven’
3
Algemeen: Het onderzoek laat zien dat er vanaf de invoering van de Wmo in 2007 zeer veel projecten in Eindhoven zijn uitgevoerd om een nieuwe uitvoeringspraktijk te ontwikkelen. Het aantal van 369 projecten overtrof alle verwachtingen en roept het beeld op van versnippering van middelen. Het was voor het IVA erg moeilijk om een volledige inventarisatie te maken van budgetten en resultaten. Het maakt duidelijk dat het ontwikkelen van Wmo-beleid complex en veel omvattend is, waarbij de inzet van veel partijen is vereist. Een samenhangende projectenstructuur die voor alle partijen herkenbaar is ontbreekt echter. De projecteninventarisatie laat zien dat er de afgelopen tijd met maatschappelijke partners veel ervaring werd opgedaan en dat in samenwerking vernieuwende praktijken werden ontwikkeld. De Wmo-raad constateert dat er sinds de start van de Wmo in 2007 veel projecten zijn uitgevoerd, gericht op de ontwikkeling van een nieuwe Wmo-praktijk welke aansluit bij het vastgestelde nieuwe Sociale beleid. Echter, van de onderzochte 369 projecten heeft nog slechts iets meer dan de helft een doelstelling conform het nieuwe sociaal beleid. De daadwerkelijke effecten van het werk worden onvoldoende beschreven. Gegeven de schaarse middelen en de noodzaak tot het maken van een kanteling in de komende jaren, is een scherpere keuze in en definiëring van de te realiseren projecten noodzakelijk mede om versnippering te voorkomen. De belangrijkste conclusie uit het onderzoek is volgens de Wmo-raad dat er zonder aanvullende maatregelen onvoldoende garanties zijn voor een succesvolle uitvoering van het vastgestelde beleid. De Wmo-raad heeft in dit verband de volgende conclusies en aanbevelingen. 1. Gemeentelijke sturing en coördinatie WMO projecten De regierol van de gemeente moet met meer duidelijkheid en met meer overtuiging worden ingevuld bij het vorm en inhoud geven van vernieuwend Wmo-beleid. Het ontbreekt de gemeente aan overzicht van de projecten en de hiermee samenhangende budgetten. Een éénduidige sturing op de Wmo projecten is niet aanwezig. De gemeente voert onvoldoende regie. Het onderzoek
4
Rapport ‘ Wmo-gerelateerde projecten in de gemeente Eindhoven’
maakt duidelijk dat de Wmo-projecten zonder voldoende coördinatie aangestuurd worden door diverse afdelingen van de gemeente waardoor een overzicht van de inzet van middelen en mensen niet beschikbaar is, ook niet per prestatieveld. Er is geen centrale registratie en monitoring van projecten. De uitvoering van Wmo-gerelateerde projecten vraagt om duidelijke kaders en afstemming tussen de beleidsafdelingen van de gemeente. In de projecten is er bovendien een verscheidenheid aan rollen van de gemeente, zoals regisseur, financier, opdrachtgever, coproducent, vastgesteld. Het gebrek aan overzicht en samenhang maakt duidelijk dat de definiëring van Wmo projecten in de 10 prestatievelden en de rol van de gemeente daarin, scherper en eenduidiger geformuleerd moet worden. 2. Gemeente en maatschappelijke partners De nieuwe Wmo vraagt om ruimte voor maatschappelijke partners om samen te ontwikkelen en te verduurzamen. Een vernieuwde Wmo-praktijk realiseren is een verantwoordelijkheid van gemeente en maatschappelijke partners samen. De Gemeente moet met een meerjarenbeleid duidelijkheid geven aan maatschappelijke partners op welke wijze zij samen verantwoordelijkheid dragen voor Wmo en Sociaal Beleid. De wijze waarop deze gezamenlijke verantwoordelijkheid wordt ingevuld vraagt om duidelijke afspraken over verwachte uitkomsten en de inpassing in de reguliere uitvoering. Maatschappelijke partners dienen gericht aangesproken te worden op hun professionele kennis. Ontwikkelde nieuwe inzichten moeten door hen verduurzaamd worden in de praktijk van alledag. Hiervoor moet aan de maatschappelijke partners passende beleidsruimte geboden worden in de uitvoeringspraktijk. Subsidievoorwaarden worden hierop afgestemd. Er kan binnen projecten een hogere efficiency bereikt worden indien er uitvoeringsruimte voor professionals gecreëerd wordt om doelen en uitgangspunten vast te stellen. Betrokkenen kunnen dan (grotendeels) zelf bepalen wat hun inzet wordt, in afstemming met collega-professionals, cliënt en informele zorg. De Gemeente moet met een meerjarenbeleid duidelijkheid geven aan maatschappelijke partners op welke wijze zij samen verantwoordelijkheid dragen voor Wmo en Sociaal Beleid. De implementatie van de Wmo en het daarbij behorende kantelingproces is complex en vraagt een lange adem van vele jaren. Zoals in de door de
Rapport ‘ Wmo-gerelateerde projecten in de gemeente Eindhoven’
5
raad vastgestelde beleidsnotitie sociaal beleid hebben burgers en maatschappelijke partijen samen met de gemeente een belangrijke rol. Het op waarde schatten en benutten van de professionele kennis van partners in het veld is hierbij onontbeerlijk. Dat vraagt van de gemeente een scherpe visie op de eigen rol én op die van burgers en maatschappelijke partijen. De gemeentelijke overheid moet met name haar regierol met kracht, overtuiging en in continuïteit (ook in personen) vervullen. Er moet maximaal ingezet worden om burgers en maatschappelijke partijen in hun kracht de doelstellingen van het nieuwe sociale beleid te laten uitvoeren. Bureaucratie moet verminderd worden door betere delegatie en bredere budgetafspraken. Uit het IVA onderzoek blijkt dat bij de projecten waar sprake is van vermindering van de bureaucratie en meer uitvoeringsruimte van de professionals is, dit niet ten koste gaat van efficiency en maatschappelijk rendement. De bureaucratie die samenhangt met de projecten zou afgestemd moeten zijn op de omvang van het in te zetten gemeentelijk budget en de looptijd van het project. Dat scheelt tijd en geld. Een ambtelijke organisatie met minder verkokering is een belangrijke voorwaarde. Samenwerking en afstemming tussen uitvoeringsorganisaties en hun professionals moet geïntensiveerd worden. Het werken met één centrale contactpersoon met brede bevoegdheden die verbindingen kan maken tussen de verschillende domeinen verdient verdere implementatie: frontlijnaanpak. 3. Vernieuwende projecten en nieuwe alledaagse praktijk Degelijke afspraken vooraf dienen er op gericht te zijn dat resultaten van projecten door organisaties geborgd worden in hun regulier aanbod. In een aantal projecten uit dit onderzoek wordt een vernieuwde uitvoeringspraktijk ontwikkeld die beter aansluit bij de doelstellingen van het nieuwe sociale beleid wat betreft de relatie tussen de formele en de informele zorg en de focus op de ontwikkeling van de eigen kracht. De uitdaging is echter om de projectmatig ontwikkelde uitvoeringspraktijk om te zetten naar de reguliere praktijk (verduurzaming).
6
Rapport ‘ Wmo-gerelateerde projecten in de gemeente Eindhoven’
Organisaties dienen hiertoe te worden uitgedaagd. Door de noodzaak van bezuinigen staat dit verduurzamen van de nieuwe praktijk onder druk. Een andere uitdaging is om de Wmo en het Sociaal Beleid meer te gaan verbinden met vraagstukken van burgers op andere terreinen: hun gezondheid, de arbeidsmarkt, het inkomensbeleid en het woonbeleid van de stad. De nieuwe Wmo-aanpak moet steeds beter op de vraag van de kwetsbare burger aansluiten met het versterken van de eigen mogelijkheden en zelfredzaamheid. De wijkgerichte aanpak biedt nieuwe mogelijkheden onder meer voor informele zorg en het inhoud geven aan eigen verantwoordelijkheid voor burgers en hun directe leefomgeving. De daarbij behorende flexibiliteit in de budgetovereenkomsten voor meer ruimte voor wijkvragen is grotendeels afwezig. Randvoorwaarden om hierin succesvol te kunnen zijn, zijn goed omschreven projecten, vertrouwen in professionals én een goede methodische aanpak bij de organisatie van taak en positie van de vrijwilligers in de wijk. Kennisoverdracht en kennisdeling vanuit/naar andere wijken is belangrijk. In de komende periode moeten door de decentralisatie veel nieuwe taken binnen de Wmo worden uitgevoerd. De budgetten die daarbij worden verstrekt zullen beperkt zijn. Van de gemeente en maatschappelijke partners wordt veel verwacht. Wij vertrouwen er op u met deze voorstellen een kader te bieden om gemeentelijk Wmo-beleid optimaler in te richten. Met vriendelijke groet, Namens de Wmo-raad,
J.J.M. Kusters Msm Voorzitter
Rapport ‘ Wmo-gerelateerde projecten in de gemeente Eindhoven’
7
8
Rapport ‘ Wmo-gerelateerde projecten in de gemeente Eindhoven’
BIJLAGE
Wmo-gerelateerde projecten in de gemeente Eindhoven Projectinventarisatie voor de Wmo-raad Eindhoven
Tilburg, augustus 2011 Drs. Martien Van Tits Drs. Mary Van Den Wijngaart Karen Van De Weijer
IVA beleidsonderzoek en advies
ii
Effectiviteit en samenhang van Wmo-projecten in Eindhoven
Uitgever: IVA Warandelaan 2 Postbus 90153 5000 LE Tilburg Telefoonnummer: 013-4668466 Telefax: 013-4668477 IVA is gelieerd aan de UvT
© 2011 IVA Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of worden openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het IVA. Het gebruik van cijfers en/of tekst als toelichting of ondersteuning bij artikelen, boeken en scripties is toegestaan, mits de bron duidelijk wordt vermeld.
IVA beleidsonderzoek en advies
iii
Inhoudsopgave
1
Inleiding........................................................................................................... 1
Deel I Brede inventarisatie Wmo-gerelateerde projecten ......................................... 3
2
Plan van aanpak brede inventarisatie ............................................................. 5
2.1
2.2
Afbakening ...................................................................................................... 5 2.1.1 Afbakening bij aanvang........................................................................ 5 2.1.2 Aanpassing afbakening........................................................................ 6 Aanpak ............................................................................................................ 6
3
Resultaten brede inventarisatie ....................................................................... 9
3.1
Financiële gegevens ..................................................................................... 13
4
Beschouwing brede inventarisatie................................................................. 15
4.1 4.2
Samenvatting brede inventarisatie ................................................................ 15 Discussie brede inventarisatie....................................................................... 16
Deel II Verdiepende inventarisatie selectie Wmo-gerelateerde projecten ............. 19
5
Aanpak verdiepende inventarisatie ............................................................... 21
5.1 5.2
Selectie projecten.......................................................................................... 21 Verloop verdiepende inventarisatie ............................................................... 23
6
Algemene en inhoudelijke informatie selectie ............................................... 25
6.1 6.2 6.3 6.4 6.5
Uitvoerende organisaties en betrokken partijen ............................................ 25 Rol van de gemeente, budget en looptijd ...................................................... 26 Prestatieveld ................................................................................................. 26 Doelgroep...................................................................................................... 27 Doelstelling.................................................................................................... 29
iv
Effectiviteit en samenhang van Wmo-projecten in Eindhoven
7
Nieuw sociaal beleid en kanteling Wmo ........................................................ 29
7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7 7.8 7.9 7.10 7.11 7.12 7.13
Vraag centraal............................................................................................... 29 Kwetsbare en zelfredzame burgers............................................................... 30 Zelforganiserend vermogen .......................................................................... 31 Verbinding formele en informele zorg............................................................ 32 Dubbelingen in beleid en uitvoering .............................................................. 33 Verduurzaming aanpak en werkwijze............................................................ 34 Verschuiving welzijnsactiviteiten ................................................................... 36 Eén centrale persoon per probleemgezin...................................................... 37 Flexibiliteit budgetovereenkomsten ............................................................... 37 Vermindering bureaucratie ............................................................................ 38 Vraaggericht in plaats van claimgericht......................................................... 39 Resultaatgericht in plaats van productgericht................................................ 40 Eerst eigen kracht ......................................................................................... 41
8
Good practices .............................................................................................. 43
8.1 8.2 8.3
Projectscore op de doelstellingen van het nieuwe sociaal beleid.................. 43 Good practices per Wmo-prestatieveld ......................................................... 44 Good practices nieuw sociaal beleid ............................................................. 48
9
Samenvatting verdiepende inventarisatie...................................................... 49
Bijlage 1: Opdrachtbrief ............................................................................................ 53
Bijlage 2: De tien prestatievelden van de Wmo ........................................................ 54
Bijlage 3: Aanbevelingsbrief van de Wmo-raad........................................................ 59
Bijlage 4: Verzoek om deelname onderzoek ............................................................ 61
Bijlage 5: Vragenlijst inventarisatie ........................................................................... 63
Bijlage 6: Overzicht doelstellingen en activiteiten geselecteerde projecten.............. 65
IVA beleidsonderzoek en advies
1
1 Inleiding
Vanaf 2007 is de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in werking in Nederland. Deze wet dient er voor te zorgen dat alle burgers kunnen participeren in de samenleving. Het gaat bijvoorbeeld om preventief jeugdbeleid, om mensen met beperkingen door ouderdom of handicap, een chronisch psychisch probleem, maar ook om vrijwilligers en mantelzorgers. De Nederlandse gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wmo. De werking van de Wmo is door het rijk neergelegd in negen prestatievelden. De gemeente Eindhoven heeft hier een tiende prestatieveld aan toegevoegd: de harde infrastructuur wonen en woonomgeving. Voor de gemeenten en ook voor de instellingen die betrokken zijn bij de uitvoering van de Wmo beslaat het invoeren van alle aspecten van de wet een meerjarig traject dat van alle betrokken organisaties een flinke aanpassing van beleid en werkwijze vergt. Ten behoeve van de ontwikkeling van de Wmo dienen gemeenten een Wmo-raad in het leven te roepen. De Wmo-raad heeft een belangrijke rol bij de uitvoering van de wet en kan de gemeente gevraagd en ongevraagd advies geven. In Eindhoven bestaat de Wmo-raad uit vijf leden en een commissiesecretaris: de heer J.J.M. Kusters (voorzitter), mevrouw F.P. Koning, de heer M.H.J. Kaarsgaren, de heer J. Kuipers, de heer W. Thuis en mevrouw J. Staarink (secretaris). Op dit moment zien gemeenten zich voor de taak gesteld om invulling te geven aan de Wmo Nieuwe Stijl. De Wmo Nieuwe Stijl beoogt een stevige kanteling in denken en handelen. Zo dienen belemmeringen voor burgers met een beperking te worden weggenomen en vindt er substitutie plaats van aanbodsturing naar vraagsturing. De betrokkenheid van cliënten en cliëntengroepen wordt vergroot door het scheppen van meer samenhang in het welzijnsaanbod. Eén van de doelstellingen van de Wmokanteling heeft betrekking op het verhogen van de eigen verantwoordelijkheid van de burgers in relatie tot de waargenomen schaarste van middelen. Gemeenten kunnen in 2011 de Wmo anders gaan invullen. De mogelijkheid gaat dan bestaan dat zorgvragers geen zorg meer krijgen op basis van verstrekkingen en standaardindicaties. Gemeenten kunnen in plaats daarvan kijken naar wat burgers en hun netwerken zelf nog kunnen doen en betalen. Gemeenten gaan om dit te regelen bij de mensen thuis ‘om de keukentafel’ inventariseren wat er precies aan huishoudelijke hulp of andere Wmo-zorg nodig is en wie dat levert. De gedachte hierbij is dat eerst gebruik gemaakt wordt van de eigen kracht (zelfzorg en zelfhulp), dan pas van informele zorg of de omgeving (mantelzorg en vrijwilligers) en daarna pas voorliggende voorzieningen en formele zorg. Het kantelingproces wordt nog versterkt door de voorgenomen plannen van het huidige minderheidskabinet om de functies dagbesteding en begeleiding vanuit de AWBZ over te hevelen naar de Wmo.
2
Effectiviteit en samenhang van Wmo-projecten in Eindhoven
Voor de Wmo-raad Eindhoven betekent de invoering van de Wmo Nieuwe Stijl dat zij meer inzicht wenst te krijgen in het proces van de kanteling van de Wmo en in de beleidsontwikkelingen op de verschillende velden, waardoor de raad beter kan adviseren over aanscherping van het Wmo-beleid. Daarvoor heeft de Wmo-raad behoefte aan een inventarisatie van de projecten die op dit moment worden en zijn uitgevoerd in het kader van de Wmo in de gemeente Eindhoven. Het is de bedoeling inzicht te verwerven in de rol van de gemeente, de samenwerkingspartners, de financieringsbronnen, de budgetten en de prestatievelden waarbinnen de Wmo-projecten zijn uitgevoerd. Op inhoudelijk vlak is behoefte aan informatie over doelstelling, doelgroep, de belangrijkste activiteiten en de mate waarin de Wmo-projecten innovatief zijn. Dat laatste wordt gemeten aan de hand van de tien doelstellingen van nieuw sociaal beleid die de gemeente Eindhoven onlangs heeft vastgesteld en van de doelstellingen van de kanteling van de Wmo in 2011. De Wmo-raad Eindhoven heeft IVA Beleidsonderzoek en advies gevraagd de inventarisatie te verzorgen1. Wij zijn graag ingegaan op dit verzoek en doen in onderhavige rapportage verslag van de bevindingen van de inventarisatie. De inventarisatie bestaat uit twee delen c.q. stappen. Allereerst is een algemene brede inventarisatie gemaakt van Wmo-gerelateerde projecten in de gemeente Eindhoven. Dit heeft 369 projecten opgeleverd. Hiervan wordt verslag gedaan in deel I van de rapportage. Daarna is er een verdiepende inventarisatie gemaakt van een 40-tal geselecteerde projecten. Deel II beschrijft de uitkomsten van deze meer inhoudelijke inventarisatie.
1
De opdrachtbrief voor het project is opgenomen in bijlage 1.
IVA beleidsonderzoek en advies
Deel I Brede inventarisatie Wmo-gerelateerde projecten
3
4
Effectiviteit en samenhang van Wmo-projecten in Eindhoven
5
IVA beleidsonderzoek en advies
2 Plan van aanpak brede inventarisatie
2.1
Afbakening 2.1.1 Afbakening bij aanvang De afbakening van de projecten is een belangrijk onderdeel van de brede inventarisatie van de projecten. In de aanloop tot het project, in casu in de offertefase, is als basisprincipe genomen dat projecten die worden geïnventariseerd betrekking hebben op de doelstellingen die binnen de verschillende prestatievelden van de Wmo worden nagestreefd. De werking van de Wmo is door het rijk neergelegd in negen prestatievelden. In Eindhoven heeft de gemeente er een tiende prestatieveld aan toegevoegd, namelijk de harde infrastructuur wonen en woonomgeving, omdat men bezorgd is dat dit onderwerp te versnipperd aan de orde komt in de andere negen beleidsvelden. Tabel 2.1 geeft een overzicht van de tien prestatievelden van de Wmo; in bijlage 2 is een uitgebreidere inhoudelijke beschrijving van alle prestatievelden te vinden.
Tabel 2.1 Prestatievelden van de Wmo Nr.
Prestatieveld
1
Bevorderen van sociale samenhang en leefbaarheid
2
Preventief jeugd- en opvoedingsbeleid
3
Informatie, advies en cliëntondersteuning
4
Ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers
5
Bevorderen van deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking
6
Verlenen van individuele voorzieningen aan mensen met een beperking, zodat zij zelfstandig kunnen blijven functioneren of kunnen meedoen aan het maatschappelijke verkeer
7
Bieden van maatschappelijk opvang, waaronder vrouwenopvang
8
Openbare geestelijke gezondheidszorg
9
Bevorderen van verslavingszorg
10
Fysieke omgeving, als voorwaarde voor participatie en woonservice
6
Effectiviteit en samenhang van Wmo-projecten in Eindhoven
De volgende afbakeningcriteria zijn bij de aanvang van het onderzoek geformuleerd: • Het project levert een bijdrage aan de doelstellingen van de prestatievelden van de Wmo. • Het gaat om projecten die vanaf 01-01-2007 (het moment waarop de Wet maatschappelijke ondersteuning in werking is getreden) zijn gestart. • Het gaat om afgeronde projecten (“een project heeft een begin en een eind”), waarvan een rapportage beschikbaar is of van lopende projecten waarvan al een tussentijdse rapportage beschikbaar is. • Omdat de gemeente de Wmo uitvoert is de gemeente in de regel ook zelf financieel betrokken bij Wmo-gerelateerde projecten. In principe gaat het dus om projecten waar Wmo-geld een (gedeeltelijke) financieringsbron is. 2.1.2 Aanpassing afbakening In de onderzoeksfase is de afbakening – op verzoek van de Wmo-raad - vervolgens bijgesteld omdat de criteria niet altijd eenduidig interpreteerbaar zijn en omdat sommige belangrijke projecten buiten beeld zouden blijven. Activiteiten bijvoorbeeld die structureel van aard zijn en elk jaar opnieuw ter goedkeuring worden aangevraagd (met een begin en een eind) kunnen gezien worden als elkaar jaarlijks opvolgende projecten. Projecten waar geen Wmo-geld aan te pas komt, maar wel vallen binnen de werking van de prestatievelden van de Wmo zijn ook belangrijk. Er zijn projecten die vallen binnen de Wmo, waar de gemeente geen subsidie verstrekt, maar waar wel sprake is van gemeentelijke inzet in de vorm van coördinatie of afstemming, ook deze worden belangrijk gevonden voor de inventarisatie. Voorts zijn er projecten of activiteiten waar geen plicht is om te rapporteren en tenslotte zijn er projecten waar de gemeente in het geheel niet bij betrokken is, maar die wel vallen binnen de werking van de Wmo. In overleg met de Wmo-raad is op basis van de opgedane ervaringen bij het verzamelen van gegevens gekozen voor de volgende criteria voor afbakening: • Een activiteit of project levert een bijdrage aan de doelstellingen van de prestatievelden van de Wmo. • Het gaat niet om de indicatie of aanbesteding van Wmo-producten. • Er is sprake van directe of indirecte financiële betrokkenheid en/of bemoeienis vanuit de gemeente Eindhoven. Het hoeft dus geen geoormerkt Wmo-geld te zijn. • Het gaat om projecten die vanaf 01-01-2007 zijn gestart. Reguliere voorzieningen en verstrekkingen zijn niet meegenomen. • Indien er op geen enkele wijze bemoeienis is van de gemeente, gaat het ook om projecten die door instellingen worden uitgevoerd, binnen de domeinen van de Wmo.
2.2
Aanpak Omdat er niet sprake is van één financieringsbron of één coördinerende organisatie waarin alle Wmo-gerelateerde projecten zijn ondergebracht, zijn diverse kanalen c.q.
IVA beleidsonderzoek en advies
7
organisaties actief benaderd met de vraag of zij betrokken zijn bij projecten die voldoen aan de criteria, dan wel of zij instellingen of personen kennen die betrokken zijn bij dergelijke activiteiten of projecten (olievlekwerking). Op de eerste plaats is contact gezocht met vertegenwoordigers van de verschillende afdelingen van de gemeente Eindhoven, aangezien de gemeente verantwoordelijk is voor de uitvoering van de Wmo. Bovendien zijn die afdelingen dan in veel gevallen ook op de een of andere wijze betrokken bij projecten en activiteiten, financieel dan wel in natura door inzet van medewerkers. Er is contact gezocht met de volgende gemeentelijke afdelingen: Welzijn, Zorg, Onderwijs en Jeugd, die benaderd zijn via de afdeling Mens en Maatschappij, Inkoop, Stadsplein Zorg & Inkomen die belast is met de Wmo-voorzieningen (Wmo-loket), de Rekenkamer van de gemeente, het bureau informatie en onderzoek van de gemeente (BIO), de Raadscommissie Maatschappij en Cultuur die de portefeuille Wmo onder zich heeft en de Wmo-raad die de gemeenteraad adviseert over de uitvoering van de Wmo. Daarnaast is contact opgenomen met bekende organisaties op het gebied van welzijn, zorg en jeugd die veelvuldig te maken hebben met de doelgroep van de Wmo zoals mantelzorgers, gehandicapten, ouderen en andere kwetsbare groeperingen in de samenleving. Om te achterhalen welke organisaties er zijn en welke relevant zijn voor het onderzoek is gebruik gemaakt van de digitale sociale kaart van de gemeente Eindhoven, de stadsgids van Eindhoven en van het netwerk van het Wmo-loket en van de Wmo-raad. Na een eerste telefonisch overleg met organisaties is een aanbevelingsbrief van de Wmo-raad Eindhoven gestuurd (bijlage 3) en een verzoek om deelname plus een nadere uitleg over de aan te leveren informatie (bijlage 4). Na twee weken is een reminder gestuurd en daarna is er (veelal meerdere malen) telefonisch overleg gevoerd. Aan enkele vertegenwoordigers van organisaties is ook een bezoek gebracht om de bedoelingen nader toe te lichten en is met name ook over de afbakening gesproken.
8
Effectiviteit en samenhang van Wmo-projecten in Eindhoven
9
IVA beleidsonderzoek en advies
3
Resultaten brede inventarisatie
Het resultaat van de brede inventarisatie bestaat uit 369 projecten en activiteiten die gerelateerd zijn aan de uitvoering van de Wmo in de gemeente Eindhoven. Van deze projecten is titel, informatieverstrekker, doelstelling, Wmo-prestatieveld, looptijd en doelgroep bekend. Voorts is van 298 projecten en activiteiten het budget bekend; bij 45 projecten is de omvang van het budget niet openbaar en bij de overige 26 projecten is het budget niet bekend bij de respondent. Van de 369 projecten en activiteiten hebben er 261 een tussen- of eindrapportage. Tenslotte is er bij 288 projecten/activiteiten sprake van een evaluatie of verantwoording, veelal in de vorm van een (financiële) eindverantwoording. De gegevens in de brede inventarisatie zijn aangeleverd door 26 organisaties en/of afdelingen van de gemeente Eindhoven. Uit tabel 3.1 valt af te leiden dat de Lumens Groep, met 149 projecten en activiteiten, de grootste leverancier is, gevolgd door de afdeling Mens & Maatschappij van de gemeente Eindhoven met 63 projecten en activiteiten, GGzE (40) en de afdeling inkoop van de gemeente Eindhoven (27).
Tabel 3.1 Algemene inventarisatie Organisatie of afdeling gemeente
Projecten en activiteiten
Afdeling inkoop van de gemeente Eindhoven
27
Afdeling Mens & Maatschappij van gemeente Eindhoven
63
Amarant Steunpunt Eindhoven
2
Archipel (verpleeg- en verzorgingshuis)
1
Bureau beleidsinformatie en onderzoek (BIO)
1
Bureau sociaal raadsliedenwerk
1
Domein Wonen
2
Ergon (sociale werkvoorziening en re-integratie)
1
GGD
2
GGzE
40
Humanitas
11
Leger des Heils
4
Lumens Groep
149
Lunet Zorg
1
MEE Eindhoven
14
Mi Bosie
7
10
Effectiviteit en samenhang van Wmo-projecten in Eindhoven
Organisatie of afdeling gemeente
Projecten en activiteiten
NEOS
11
PGE (platform Gehandicaptenbeleid)
5
Sector Werk Gemeente Eindhoven Krachtwijk De Bennekel
1
Sector Werk Gemeente Eindhoven Krachtwijk Doornakkers
1
Sector Werk Gemeente Eindhoven Krachtwijk Woensel West
1
Steunpunt Mantelzorg Verlicht
4
Vitalis Woonzorg
3
Vrijwillige hulpdienst Eindhoven
9
Zelfhulp Netwerk
3
ZuidZorg
5
Totaal
369
Bron: IVA 2011
De verdeling van de 369 projecten en activiteiten over de tien prestatievelden is weergegeven in de tweede kolom van tabel 3.2. Er zijn 70 projecten en activiteiten die vallen onder meerdere prestatievelden. Veruit de meeste projecten en activiteiten hebben betrekking op het preventieve jeugd- en opvoedingsbeleid (prestatieveld 2). Ook wordt veel aandacht besteed aan het bevorderen van de sociale samenhang en leefbaarheid (prestatieveld 1), alsmede aan het bieden van ondersteuning aan mantelzorgers en vrijwilligers (prestatieveld 4) en het bieden van informatie, advies en ondersteuning aan cliënten (prestatieveld 3). De verdeling van de 70 projecten en activiteiten die vallen onder meerdere prestatievelden heeft in totaal betrekking op 158 velden (zie derde kolom van tabel 3.2). De laatste kolom van de tabel geeft de gesommeerde aantallen weer per prestatieveld.
11
IVA beleidsonderzoek en advies
Tabel 3.2 Verdeling projecten en activiteiten over de Wmo-prestatievelden één veld
meerdere velden
totaal
1 Bevorderen van sociale samenhang en leefbaarheid
54
22
76
2 Preventief jeugd- en opvoedingsbeleid
107
14
121
3 Informatie, advies en cliëntondersteuning
33
29
62
4 Ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers
47
20
67
5 Bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking
5
20
25
6 Verlenen van individuele voorzieningen aan mensen met een beperking, zodat zij zelfstandig kunnen blijven functioneren of meedoen aan het maatschappelijke verkeer
25
21
46
7 Bieden van maatschappelijk opvang, waaronder vrouwenopvang
11
11
22
8 Openbare geestelijke gezondheidszorg
10
13
23
9 Bevorderen van verslavingszorg
2
3
5
10 Fysieke omgeving, als voorwaarde voor participatie en woonservice
5
5
10
Meerdere prestatievelden
70
-
-
Totaal
369
158
457
Prestatievelden
Bron: IVA 2011
Een samenvatting per prestatieveld: Prestatieveld 1 - Bevorderen van sociale samenhang en leefbaarheid. Dit prestatieveld bevat voor het merendeel projecten van Lumens over leefbare buurten en wijkbasiszorg. Daarnaast een zeer gemêleerd aanbod door diverse organisaties op het gebied van Sportmaatjesproject voor allochtonen vrouwen, huiskamerprojecten, samen actief, soosmiddagen, kookcursussen, klederdrachtgroep, schilderclub, van mens tot mens, vrienden maken, zorgconsulentschap, dienstencheques, vakantie-, vrije tijd- en sportmarktactiviteiten. Prestatieveld 2 - Preventief jeugd- en opvoedingsbeleid. In dit prestatieveld zitten voor het merendeel projecten van de Lumens Groep op het gebied van Talentontwikkeling en Jeugd en gezin. Daarnaast een zeer uiteenlopend aanbod qua aanbieders en qua projecten en activiteiten, zoals leerlingenvervoer, collectieve preventie jeugd & alcohol, coördinatie opgroei- en opvoedaanbod, opvoedingsondersteuning, vroegtijdige signalering, baby extra, Kinderopvang op sociaal medische indicatie, logeerouders, jongerenloket, collectieve preventie gericht op risi-
12
Effectiviteit en samenhang van Wmo-projecten in Eindhoven
co en aandachtsgroepen en Outreachende OGGZ (GGzE), samen starten, stevig ouderschap, multiculturele vakantieweken, gezond bewegen (CIB methode), gevaarlijke liefde, jongeren in rouw, jeugdzorgverlaters en zwerfjongeren en maatjesprojecten. Prestatieveld 3 - Informatie, advies en cliëntondersteuning. Het informeren, adviseren en ondersteunen van cliënten kent veel collectieve preventieprojecten, zelfstandig wonen activiteiten en outreachende dienstverlening aan volwassenen van de GGzE. Ver ook hier een breed aanbod door diverse partijen; enkele voorbeelden: sociaal raadsliedenwerk, preventie informatie teams (PIT), inkomensondersteunende maatregelen, zilveren kracht, maatschappelijke makelaar, advies seniorenbeleid, consultatiebureau 55+, voorlichting en participatie krachtwijken, informatie advies centrum Mi Bosie en diverse voorlichtingsbijeenkomsten. Prestatieveld 4 - Ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers. Informele zorgverleners worden vooral ondersteund door Lumens-projecten op het gebied van sociale activering. Verder ook hier een divers aanbod door verschillende aanbieders. Een kleine bloemlezing: financiering van activiteiten/steunpunten voor mantelzorg, vrijwilligers en niet te vergeten zelfzorg op gebied van erkenningen professionalisering, hulpdiensten, netwerken, deskundigheidsbevordering, actief burgerschap en informele zorg. Prestatieveld 5 en 6 - Bevorderen van deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking en het verlenen van individuele voorzieningen aan mensen met een beperking, zodat zij zelfstandig kunnen blijven functioneren of kunnen meedoen aan het maatschappelijke verkeer. Deze twee velden zijn samengenomen omdat veel projecten binnen beide prestatievelden vallen. De meeste projecten hebben uiteraard betrekking op re-integratie. Verder worden onder andere genoemd: sport en recreatie, beeldvormingcampagnes, ondersteuning platform gehandicaptenbeleid, ouder- en kind projecten, bijzondere bijstand, gehandicaptenparkeerkaart, hulp bij het huishouden, administratieve ondersteuning, huiskamerplus projecten, buddyzorg en klussendiensten. Prestatieveld 7 - Bieden van maatschappelijk opvang, waaronder vrouwenopvang. Neos, Novadic-Kentron zijn hier de belangrijkste aanbieders van projecten en activiteiten, zoals bijvoorbeeld: middagopenstelling nachtopvang, crisisopvang, woningen “Blijf”, maatjesproject voor slachtoffers van mensenhandel, zwerfjongeren, time-out verslaafde prostituees, slachtoffers huiselijk geweld en plegers huiselijk geweld. Prestatieveld 8 - Openbare geestelijke gezondheidszorg. Bijna alle activiteiten zijn GGzE-projecten collectieve preventie gericht op risico en aandachtsgroepen en outreachende OGGZ dienstverlening ouderen en veiligheid.
13
IVA beleidsonderzoek en advies
Prestatieveld 9 - Bevorderen van verslavingszorg. Hier gaat het met name om Novadic-Kentron projecten: ambulante zorg aan behandelbare verslaafden en individuele woonbegeleidingtrajecten verslaafden. Prestatieveld 10 - Fysieke omgeving, als voorwaarde voor participatie en woonservice. De belangrijkste projecten binnen dit prestatieveld zijn de activiteiten in de krachtwijken De Bennekel, Doornakkers en Woensel West, alsmede beheer vrijetijdsaccommodaties, toegankelijkheid- en mobiliteitprojecten van het Platform Gehandicaptenbeleid en het woonplanproject van Mi Bosie (50+ Surinamers en geïnteresseerden in de Surinaamse cultuur).
3.1
Financiële gegevens In het totaaloverzicht van de 369 activiteiten is ook gekeken naar de financiële omvang van de projecten en activiteiten, althans voor de 298 waarvan het budget bekend is. Voor de financiële berekening zijn de projecten en activiteiten die in meerdere prestatievelden voorkomen, meegenomen in elk van die velden. De belangrijkste gegevens staan in tabel 3.3. Twee activiteiten met uitzonderlijk hoge financiële bedragen (19,5 miljoen hulp huishouding en 65 miljoen uitvoering WSW) zijn niet meegenomen omdat die de berekening van het gemiddelde te sterk verstoren.
Tabel 3.3 Financiële gegevens presta-
totaal aantal
financiële gegevens
totaal bedrag
gemiddeld per pro-
tieveld
projecten
bekend
(€)
ject (€)
1
76
68
7.515.244
110.518
2
121
103
23.459.223
227.759
3
62
45
3.554.173
78.982
4
67
51
3.816.076
74.825
5
25
17
1.681.653
98.921
6
46
35
19.269.987
550.571
7
22
14
1.470.835
105.060
8
23
21
1.504.705
71.653
9
5
0
onbekend
onbekend
10
10
8
1.380.600
172.575
Totaal
457
362
63.652.496
175.836
Bron: IVA 2011
14
Effectiviteit en samenhang van Wmo-projecten in Eindhoven
Bij de financiële gegevens willen we wel opmerken dat deze cijfers globaal en indicatief zijn. Dit omdat niet van alle projecten en activiteiten de financiële gegevens bekend zijn (298 van de 369 projecten/activiteiten), de twee omvangrijkste activiteiten in de berekening buiten beschouwing zijn gelaten en een aantal projecten bij de berekening onder verschillende prestatievelden twee en soms drie keer zijn meegenomen. Derhalve kan er geen volledig beeld van de budgetten worden gegeven. De totale budgetomvang van de projecten en activiteiten waarvan de financiële gegevens bekend zijn, bedraagt 63,7 miljoen euro. Het gemiddelde bedrag per project omvat zo’n 175.000 euro. De financiële omvang van de projecten loopt uiteen in de brede range van € 162,- tot € 3.300.000,Het meeste geld wordt besteed aan het preventieve jeugd- en opvoedingsbeleid (prestatieveld 2) en het verlenen van individuele voorzieningen aan mensen met een beperking (prestatieveld 6). Beide prestatievelden kennen de hoogste bedragen: respectievelijk € 23,5 miljoen en € 19,3 miljoen in totaal per prestatieveld. En respectievelijk circa € 228.000 en € 550.000 gemiddeld per project binnen die prestatievelden. In het algemeen genomen wordt aan de openbare geestelijke gezondheidszorg relatief gezien minder prioriteit toegekend. Dit prestatieveld (nr. 8) kent de laagste financiële middelen.
IVA beleidsonderzoek en advies
4
Beschouwing brede inventarisatie
4.1
Samenvatting brede inventarisatie
15
De Wmo-raad Eindhoven heeft IVA Beleidsonderzoek en advies gevraagd een inventarisatie te verrichten van projecten en activiteiten die gerelateerd zijn aan de uitvoering van de Wmo in de gemeente Eindhoven. Dit omdat de Wmo-raad behoefte heeft aan inzicht in datgene wat gedaan wordt en speelt rondom de Wmo in Eindhoven en omgeving. In eerste instantie heeft er een brede inventarisatie plaatsgevonden. Deze inventarisatie omvat een zoektocht naar projecten en activiteiten onder een veelvoud aan instellingen, organisaties en afdelingen binnen de gemeente Eindhoven. De brede inventarisatie laat zien dat de meeste activiteiten zich afspelen op de domeinen waarbij de gemeente een duidelijk lokale taakstelling kent. Het gaat hierbij op de eerste plaats om het jeugdbeleid in de vorm van projecten ten aanzien van Jeugd en Gezin en ontwikkeling van talenten van jeugdigen. Ook veel aandacht wordt besteed aan het optimaliseren van de sociale cohesie en leefbaarheid van wijken en buurten door het stimuleren van projecten op gebied van leefbare buurten en wijkbasiszorg. Daarnaast is er veel aandacht voor de het ondersteunen van cliënten en informele zorgverleners met projecten op gebied van collectieve preventie, zelfstandig wonen, outreachende dienstverlening en sociale activering. Het bevorderen van de verslavingszorg en het creëren van een fysieke omgeving als voorwaarde voor participatie en woonservice vormen op dit moment prestatievelden die de minste aandacht en prioriteit kennen. Vraag is natuurlijk of deze bevindingen inhoudelijk aansluiten bij de speerpunten van de gemeente Eindhoven. Op basis van de aangeleverde financiële gegevens kan een globale indicatie worden gegeven van de financiële omvang en impact van de projecten en activiteiten ten aanzien van de Wmo in de gemeente Eindhoven. In totaal gaat het om een bedrag van 63,7 miljoen euro, dat gemoeid is met de projectmatige uitvoering van de Wmo. Per project gaat het gemiddeld om een bedrag van circa € 175.000,-. De omvang varieert van € 162,- tot € 3.300.000,- per project. De gemiddelde projectomvang per prestatieveld varieert van € 71.000 ( gemiddelde projectomvang in prestatieveld 8) tot € 550.000 (gemiddelde projectomvang in prestatieveld 6). Aan het preventieve jeugd- en opvoedingbeleid en het verlenen van individuele voorzieningen aan mensen met een beperking wordt het meeste geld besteed; respectievelijk 23,5 miljoen euro en 19,3 miljoen euro. Dat is tweederde van de totale budgetomvang (ofwel 37 en 30 procent).
16
4.2
Effectiviteit en samenhang van Wmo-projecten in Eindhoven
Discussie brede inventarisatie Voor het verkrijgen van inzicht in de uitvoering van de Wmo in de gemeente Eindhoven met behulp van projectmatige activiteiten is gekozen voor een inventarisatie onder verschillende organisaties en afdelingen van de gemeente. Een belangrijk aandachtspunt bij een dergelijke zoektocht is de volledigheid van het totaal aantal geïnventariseerde projecten. Omdat de onderzoekers in grote mate afhankelijk zijn van de medewerking van en de betrouwbaarheid van de aangeleverde informatie door instellingen en afdelingen kunnen wij niet garanderen dat de inventarisatie voor 100 procent volledig en valide is. Dit is ook bijna onmogelijk, gelet op de vele beleidsvelden en domeinen die op de een of andere manier gerelateerd zijn aan de Wmo. Wel kunnen wij mede op basis van het procesmatige verloop van de inventarisatie zeggen dat de zoektocht een omvangrijke en sprekende bloemlezing heeft opgeleverd van datgene wat er gebeurt binnen de Wmo in de gemeente Eindhoven. Nagenoeg alle benaderde instellingen en afdelingen van de gemeente hebben hun medewerking verleend aan de inventarisatie. Van slechts 2 organisaties en 1 gemeentelijke afdeling hebben wij geen informatie ontvangen. Hoewel de meeste instellingen en afdelingen hebben meegewerkt aan de inventarisatie heeft dit wel de nodige tijd en effort gekost. Er is nogal wat energie gestoken bij het benaderen van de meeste organisaties in de motivatie om mee te doen aan het onderzoek en informatie aan te leveren. Gebrek aan tijd is het meest gehoord, net als de opmerking dat de organisatie in de contacten met de gemeente helemaal niet gehoord heeft dat er een onderzoek wordt uitgevoerd. De aanpak van bellen, daarna een mail met uitleg en aanbevelingsbrief van de Wmo-raad, in de meeste gevallen gevolgd door een reminder per mail en daarna verschillende telefonische benaderingen (soms tot 15 keer toe), heeft ertoe geleid dat uiteindelijk bijna alle benaderde organisaties hebben meegewerkt en informatie hebben verstrekt. Opvallend hierbij is de mate waarin organisaties en afdelingen in staat zijn om de gevraagde informatie aan te leveren. Regelmatig ontbreekt het aan een volledig beeld van de projecten. Bij bijvoorbeeld circa 60 procent van de projecten blijkt het moeilijk te zijn om snel te achterhalen wat de looptijd van een project is. Verder is bij circa 30 procent van de informanten/respondenten niet bekend of er een tussen- of eindrapport aanwezig is dat wel dient te worden opgeleverd. Dat geldt ook voor 22 procent van de informanten/respondenten met betrekking tot een (tussentijdse) evaluatie of een (financiële) verantwoording. Het komt redelijk vaak voor, bij circa 20 procent, dat projectleiders of managers niet weten hoeveel geld er omgaat in de projecten; navraag bij de financiële afdeling levert vaak op dat voor één project verschillende budgetten worden aangewend en dat het vaak niet helder is welk deel uit de Wmo komt, indien er Wmo-financiering in het spel is. Ook komt het voor dat verschillende bud-
IVA beleidsonderzoek en advies
17
getten samengebracht worden en dat hieruit verschillende projecten worden gefinancierd, zodat Wmo geoormerkt geld niet per project te achterhalen valt.
Bovendien blijkt uit het verloop van de inventarisatie dat er bij de gemeente Eindhoven geen eenduidig overzicht is van de projecten waarbij zij betrokken is op gebied van de Wmo. De uitvoering van de Wmo is verdeeld c.q. versnipperd over verschillende afdelingen en domeinen. De inventarisatie laat zien dat er veel gebeurt op dit terrein maar zicht op, aansturing en coördinatie van en daardoor ook de samenhang tussen projecten ontbreekt. Dit wordt onderstreept door het feit dat de gemeente Eindhoven niet is staat is om gegevens aan te leveren over het totaal aan ingezette middelen per prestatieveld. De onderzoekers hadden gehoopt de volledigheid van de inventarisatie te kunnen checken via een overzicht van de financiële middelen die de gemeente inzet. Omdat er per Wmo-prestatieveld vanuit de projectgegevens te achterhalen valt om hoeveel geld het gaat, zou dat gerelateerd kunnen worden aan het totaal aan ingezette middelen per prestatieveld. Helaas was deze check niet mogelijk omdat het ontbrak aan de benodigde gegevens. Een ander punt van aandacht dat naar voren is gekomen gedurende de inventarisatie is de afbakening en domeinbepaling van de Wmo. In eerste instantie zou de inventarisatie zich uitsluitend richten op projecten waarbij de gemeente financieel betrokken is. Dit kan omschreven worden als ‘Wmo in enge zin’ omdat het expliciet gaat om projecten waarbij Wmo-gelden een (co-)financieringsbron is. Later is de afbakening verbreed naar projecten die gerelateerd zijn aan de uitvoering van de Wmo en een bijdrage leveren aan de doelstellingen van de prestatievelden. In principe hoeft de gemeente geen bemoeienis meer te hebben met de projecten zolang zij maar vallen binnen het domein van de Wmo. We omschrijven dit als ‘Wmo in brede zin’. Deze verbreding is tot stand gekomen op verzoek van de Wmo-raad en heeft tot de nodige discussies geleidt over wat nu precies wordt verstaan onder de scope van het onderzoek dan wel de focus van de Wmo-raad. Dit geldt ook voor de definiëring van projecten en reguliere voorzieningen c.q. verstrekkingen. De inventarisatie heeft het beeld bevestigd dat de Wmo een ‘verzamelnaam’ of en containerbegrip is voor verschillende beleidsdomeinen en dus ook afdelingen binnen de gemeente Eindhoven. Ook voor de Wmo-raad is duidelijk geworden dat zij een zoektocht en leerproces hebben doorlopen en nog moeten doorlopen ten aanzien van de definiëring en domeinafbakening ten aanzien van de Wmo.
IVA beleidsonderzoek en advies
Deel II Verdiepende inventarisatie selectie Wmo-gerelateerde projecten
19
20
Effectiviteit en samenhang van Wmo-projecten in Eindhoven
IVA beleidsonderzoek en advies
21
5 Aanpak verdiepende inventarisatie
5.1
Selectie projecten De volgende stap in de inventarisatie is het selecteren van circa 40 projecten en activiteiten uit de 369 resultaten van de brede inventarisatie voor een inhoudelijke verdieping. Het aantal van circa 40 projecten is gekozen om de analyse hanteerbaar te maken. Als basisprincipe voor deze selectie heeft de Wmo-raad gekozen voor projecten die innovatief zijn. Daarnaast dient ook elk prestatieveld van de Wmo in voldoende mate vertegenwoordigd te zijn. Een verdere uitwerking van het criterium “innovatief” geschiedt op basis van het nieuwe sociale beleid dat de gemeente Eindhoven voorstaat, evenals op de ideeën van de kanteling van de Wmo. In de discussienotitie ‘Nieuw Sociaal Beleid; inhoudelijke kaders en vervolgproces’ van de raadswerkgroep Sociaal Beleid van de gemeente Eindhoven (maart 2011) is aan de Directieraad en het College voorgesteld om in de lopende raadsperiode te komen tot een fundamenteel andere manier van werken in het sociaal maatschappelijke domein, met als uitgangspunt dat de contouren van het nieuwe beleid bepalend zijn voor de invulling en realisatie van de bezuinigingen. Centraal hierbij staan uitgangspunten als vraaggestuurd, wijkgericht, eigen kracht, zelforganiserend vermogen, beperking van bureaucratie en integrale inzet op welzijn, zorg, gezondheid, arbeid, inkomen, wonen, sport en cultuur. In dit kader is besloten een ‘oriëntatiecommissie’ in te stellen die zich hierin gaat verdiepen en een aantal uitgangspunten gaat uitwerken. Het resultaat is de volgende lijst met tien doelstellingen: 1. De vraag centraal. 2. Onderscheid vraag kwetsbare en zelfredzame burgers. 3. Versterken zelforganiserend vermogen door andere rol professionals en voorzieningen. 4. Innoveren op verbindingen formele en informele zorg (WMO-denken). 5. Dubbelingen in beleid en uitvoering opheffen. 6. Verduurzamen projecten/initiatieven die effectief. 7. Verschuiving welzijnsactiviteiten naar scholen, vrijwilligersorganisaties, woningbouwcorporaties en initiatieven op wijk- en buurtniveau. 8. Één centrale contactpersoon per probleemgezin. 9. Meer ruimte voor wijkvragen door flexibiliteit budgetovereenkomsten. 10. Vermindering bureaucratie en meer uitvoeringsruimte voor professionals; maar niet ten koste van efficiency en maatschappelijk rendement.
22
Effectiviteit en samenhang van Wmo-projecten in Eindhoven
De drie belangrijkste doelstellingen vanuit de Kanteling in de Wmo (2011), zoals ook eerder beschreven, zijn: 1. Vraaggericht in plaats van claimgericht. 2. Resultaatgericht in plaats van productgericht. 3. Op de eerste plaats de inzet van eigen kracht, daarna die van de omgeving (mantelzorgers) en daarna pas de voorliggende voorzieningen. Op verzoek van de Wmo-raad heeft IVA een eerste selectie gemaakt. Deze selectie is geschied op het basisprincipe van innovatieve projecten, ingevuld door de doelstellingen voor nieuw sociaal beleid en de principes van de kanteling van de Wmo. Daarnaast is gekeken naar interessante samenwerkingsvormen, vertegenwoordiging van de verschillende en soms ook specifieke doelgroepen, het voorkomen van dubbelingen en een goede verdeling van de projecten per Wmo-prestatieveld. Dit heeft geleid tot een eerste selectie van 61 projecten, waarvan een overzicht staat vermeld in tabel 5.1.
Tabel 5.1 Eerste selectie: Verdeling geselecteerde projecten naar prestatieveld Prestatieveld
Aantal projecten/activiteiten
Als % van de brede inventarisatie
1
13
17%
2
14
12%
3
16
26%
4
14
21%
5
7
28%
6
13
28%
7
7
32%
8
4
17%
9
2
40%
10
7
70%
Totaal
97 (in 61 projecten)
21%
Bron: IVA 2011
De helft van deze 61 projecten valt binnen twee of meer prestatievelden, zodat de som uitkomt op 97 activiteiten en projecten. Ten opzichte van de verdeling van de 369 projecten en activiteiten uit de brede inventarisatie, is in totaal 21 procent geselecteerd.
IVA beleidsonderzoek en advies
23
Het preventieve jeugd- en opvoedingsbeleid (prestatieveld 2) is met 12 procent wat ondervertegenwoordigd. Dit komt omdat er relatief veel gelijksoortige projecten zijn. In absolute zin kent dit prestatieveld overigens wel het op één na hoogste aantal projecten. Oververtegenwoordiging is met name te vinden bij de verslavingszorg (prestatieveld 9) en de fysieke omgeving als voorwaarde voor participatie en woonservice (prestatieveld 10). In prestatieveld 10 vallen zeven van de tien projecten in de selectie. Die oververtegenwoordiging hangt samen met het belang dat de Wmo-Raad hieraan hecht; het gaat immers om een prestatieveld dat in Eindhoven is ingevoerd om te voorkomen dat dit onderwerp te versnipperd aan de orde komt in de andere negen beleidsvelden.
De leden van de Wmo-raad hebben deze selectie van 61 projecten en activiteiten verder teruggebracht tot het aantal van 43 op basis van een verdere aanscherping van het principe van innovatieve projecten en daarnaast de bruikbaarheid voor toekomstig beleid. Dit aantal van 43 projecten is vervolgens benaderd door IVA voor de diepgaande inventarisatie.
5.2
Verloop verdiepende inventarisatie
De contactpersonen van de organisaties en/of afdelingen van de gemeente Eindhoven die de gegevens van de 43 geselecteerde projecten hebben aangeleverd, zijn telefonisch benaderd met het verzoek informatie te verstrekken voor de diepgaande inventarisatie. Vervolgens is een vragenlijst per mail toegestuurd, waarin de reeds bekende gegevens uit de brede inventarisatie per project vermeld staan. Die vragenlijst is te vinden in bijlage 5. Veelal hebben de contactpersonen de projectleiders hiervoor benaderd, evenals de financiële afdeling voor de budgetgegevens en eventuele cofinanciering. Na twee weken is een reminder gestuurd en daarna is er (een relatief groot aantal malen) telefonisch en per mail overleg gevoerd. Uiteindelijk zijn er tien interviews gehouden om de gegevens te achterhalen, omdat de respondenten het te belastend vonden om zelf er mee aan de slag te gaan. Het benaderen van de instellingen in de verdiepende inventarisatieronde om de benodigde gegevens voor de beschrijving van de geselecteerde projecten te verkrijgen, heeft maar één echt probleem gekend en dat zijn de vele feestdagen, vrije dagen en korte en langere vakanties in mei en de eerste helft van juni. Ook al is de respondent, projectleider of contactpersoon zelf aanwezig, dan ontbrak vaak tijd omdat een collega vrij had. Bovendien zijn bij de meeste projecten ook mensen van de financiële afdeling betrokken voor de budgetgegevens en ook zij waren niet altijd aanwezig.
24
Effectiviteit en samenhang van Wmo-projecten in Eindhoven
Meer dan de helft van de benaderde personen heeft spontaan aangegeven het fijn te vinden dat een meer van hun projecten gekozen is, omdat er dan aandacht is/komt voor hun werk. Na verloop van tijd en een aantal telefonische reminders en mailtjes, is begin juli de volledige projectinformatie binnen van 42 van de 43 geselecteerde projecten. Van één project zijn helaas geen gegevens achterhaald, omdat de projectleider niet meer werkzaam is bij de betreffende instelling en geen andere medewerker de gegevens heeft kunnen achterhalen. Van 10 projecten is de informatie uiteindelijk telefonisch ingewonnen.
IVA beleidsonderzoek en advies
25
6 Algemene en inhoudelijke informatie selectie
Van de 42 projecten die in de tweede fase van de inventarisatie nader zijn bestudeerd, is behalve naar de titel van het project of activiteit, ook gevraagd naar de uitvoerende organisatie, de betrokken partijen, de rol van de gemeente Eindhoven en looptijd en financiering. Daarnaast is algemene inhoudelijke informatie gevraagd over de doelstelling, het Wmo-prestatieveld, de doelgroep en de belangrijkste activiteiten. Deze informatie wordt in dit hoofdstuk op hoofdlijnen beschreven.
6.1
Uitvoerende organisaties en betrokken partijen De uitvoerders c.q. de projectleidende organisaties bestrijken gezamenlijk een zeer breed terrein op het gebied van zorg en welzijn. De volgende organisaties hebben als uitvoerder/projectleider meegedaan aan de 42 projecten: Archipel, Domein Woonbedrijf, GGzE, Humanitas, Leger des Heils, Lumens Groep, Lunet Zorg, MEE Eindhoven / Zuidoost Brabant, MI BOSIE (oudere Surinamers), Neos, Platform Gehandicaptenbeleid Eindhoven (PGE), Sector Mens & Maatschappij van de gemeente Eindhoven, afdeling MVO (Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen) en afdeling Werk van de gemeente Eindhoven, Steunpunt Mantelzorg Verlicht, Thuiszorg ZuidZorg, Vrijwillige hulpdienst Eindhoven, Welzijn Eindhoven en het ZelfhulpNetwerk Zuidoost Brabant. Uit de diepgaande inventarisatie blijkt dat er in de meeste projecten (75 procent) sprake is van samenwerkingsrelaties met andere organisaties. Een kwart van de uitvoerende organisaties werkt samen met een of twee partners en een kwart met drie tot vijf partners. Ten slotte zijn bij een kwart van de projecten zes of meer partners betrokken. De samenwerkingspartners beslaan een breed en zeer gevarieerd werkveld. Er wordt door de uitvoerders/projectleiders binnen de 42 projecten samengewerkt met (basis)scholen, Centrum voor Jeugd en Gezin, eerstelijnspsychologen, Ergon (Wet Sociale Werkvoorziening), Fontys Actief, fysiotherapeuten, GGD, huisartsen, jeugdzorg, justitie, leefbaarheidteams, maatschappelijk werk, Movisie, NESE (Stichting Turkse Vrouwen), Novadic Kentron, Ongehinderd.nl, ondernemers uit de wijk, Openbaar Verenigd Onderwijs (OVO), politie, praktijkondersteuners, ROC-Eindhoven, Rode Kruis, Samenwerkingsverband Minima Eindhoven, schaduw leefbaarheidteams, schulddienstverlening, Sector Mens & Maatschappij van de gemeente Eindhoven, afdeling WZI, sportbedrijf van de gemeente Eindhoven, sportorganisaties, sportmaatjes, stadsdeelteams, Trudo wooncoöperatie, UWV-Werkbedrijf, Vitalis, vrouwencentra, VrijwiligersPunt, VVPTZ (Vereniging Vrijwilligers Palliatieve Terminale
26
Effectiviteit en samenhang van Wmo-projecten in Eindhoven
Zorg), werkwinkel, wijkagenten, Wijkcoördinatoren, woningcorporaties en de Zonnebloem.
6.2
Rol van de gemeente, budget en looptijd De gemeente Eindhoven neemt verschillende rollen in bij de Wmo-gerelateerde projecten of activiteiten. In het algemeen treedt de gemeente Eindhoven op als (co-) financierder (bij 74%). In de meeste gevallen is de financieringsbron niet nader benoemd. Als dit wel bekend is zijn er verschillende bronnen aangeboord ter financiering van de projecten of activiteiten zoals Participatiefonds (n=3), Wmo-geld (n=3), Wmo/OGGZ-geld (n=2), Impulsgeld (n=2), Stedelijk Kompas VWS (n=1) en Veiligheidsgeld (n=1). Naast de rol van financier treedt de gemeente Eindhoven ook op als opdrachtgever (14 keer genoemd), regisseur (7 keer genoemd), participant in de uitvoering (5 keer genoemd), contractpartner (2 keer genoemd) en voorts zijn nog genoemd initiator, organisator, aanjager, projectleider en deelnemer projectgroep. De omvang van de projectbudgetten varieert tussen € 5.456 en € 522.000 met een gemiddelde van € 12.500. De looptijd van de projecten en activiteiten hangt mede af van de financieringsstructuur. Bij een derde van de activiteiten is er sprake van jaarlijkse (structurele) financiering. De rest kent een projectstructuur met een gedefinieerd begin en einde van het project. In de meeste gevallen (n=15) gaat het om een doorlooptijd van een jaar. Bij 12 procent van de projecten betreft de looptijd 2 jaar en 3 jaar bij 17 procent.
6.3
Prestatieveld De verdeling van de 42 projecten naar prestatieveld staat vermeld in tabel 6.1. De meeste projecten hebben betrekking op het preventief jeugd- en opvoedingsbeleid (prestatieveld 2), de voorlichting aan en ondersteuning van cliënten (prestatieveld 3) en het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers (prestatieveld 4). De Openbare geestelijke gezondheidszorg (prestatieveld 8) en het bevorderen van verslavingszorg (prestatieveld 9) kent het laagste aantal geselecteerde projecten. Het preventieve jeugd- en opvoedingsbeleid (prestatieveld 2) is met 14 procent wat ondervertegenwoordigd ten opzichte van de projectverdeling in de brede inventarisatie. Dit is ook het geval bij het bevorderen van sociale samenhang en leefbaarheid (prestatieveld 1). De belangrijkste reden hiervoor is dat in beide velden er relatief veel gelijksoortige projecten zijn. In absolute zin zitten deze twee prestatievelden bij de twee met de hoogste aantallen projecten. Oververtegenwoordiging is te vinden bij het bevorderen deelname maatschappelijk verkeer en zelfstandig functioneren van mensen met een beperking(prestatieveld 5), bevorderen verslavingszorg (prestatie-
27
IVA beleidsonderzoek en advies
veld 9) en de fysieke omgeving als voorwaarde voor participatie en woonservice (prestatieveld 10). Bij het laatste veld hangt dit samen met het belang dat de WmoRaad hieraan hecht (Eindhoven heeft dit ingevoerd om te voorkomen dat het te versnipperd aan de orde komt in de andere beleidsvelden).
Tabel 6.1 Verdeling geïnventariseerde projecten over de prestatievelden Nr.
Prestatieveld
Aantal projecten
verdeling over velden
verdeling brede inventarisatie
1 Bevorderen van sociale samenhang en leefbaarheid
9
12%
17%
2 Preventief jeugd- en opvoedingsbeleid
11
14%
26%
3 Informatie, advies en cliëntondersteuning
11
14%
14%
4 Ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers
11
14%
15%
5 Bevorderen van deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking
8
11%
5%
6 Verlenen van individuele voorzieningen aan mensen met een beperking, zodat zij zelfstandig kunnen blijven functioneren of kunnen meedoen aan het maatschappelijke verkeer
8
11%
10%
7 Bieden van maatschappelijk opvang, waaronder vrouwenopvang
5
7%
5%
8 Openbare geestelijke gezondheidszorg
4
5%
5%
9 Bevorderen van verslavingszorg
3
4%
1%
10 Fysieke omgeving, als voorwaarde voor participatie en woonservice
6
8%
2%
76 (in 42 projecten)
100%
100%
Totaal Bron: IVA 2011
6.4
Doelgroep De doelgroep van de 42 geselecteerde projecten en activiteiten is grofweg onder te verdelen in jongeren (14 projecten), kwetsbare burgers (17 projecten) en mensen met een beperking (11 projecten).
28
Effectiviteit en samenhang van Wmo-projecten in Eindhoven
Bij de projecten waar jongeren de belangrijkste doelgroep vormen gaat het meestal om de leeftijdsgroep van 15 tot 23 jarigen die kwetsbaar zijn of in een kwetsbare omgeving leven en daarbij hulp en/of ondersteuning nodig hebben. Vaak gaat het om jongeren met multi-problematiek. Expliciet zijn de volgende kenmerken genoemd: afkomstig uit de geïndiceerde jeugdzorg, niet zelfstandig maatschappelijk redbaar, ontbreken van een sociaal netwerk, onvoldoende eigen kracht om zelfstandig te worden, (feitelijk, potentieel en residentieel) dak- en thuislozen en zwerfjongeren, overgewicht, een laag zelfbeeld, inactief, geen startkwalificatie, vroegtijdige schoolverlaters, kinderen van ouders met psychiatrische problemen, moeite met omgaan geld of geldproblemen, jongeren van wie de financiële middelen zo beperkt zijn dat ze materieel, cultureel of sociaal uitgesloten zijn van de minimaal aanvaardbare levenspatronen in Nederland, jongeren die overlast bezorgen aan omgeving en weinig kans hebben op een succesvolle economische en sociale integratie in de samenleving en (aanstaande) tienermoeders in de leeftijd van 14 tot 23 jaar die niet in hun eigen netwerk kunnen worden opgevangen en geen eigen woonruimte hebben. Onder de kwetsbare burgers die in de projecten als doelgroep worden omschreven gaat het uiteraard ook om de kwetsbare jongeren, zoals in de vorige alinea is omschreven. Daarnaast gaat het binnen deze doelgroep om twee deelgroepen. De eerste bestaat uit burgers die ondersteuning, coördinatie of vermindering van de druk nodig hebben in hun activiteiten als vrijwilliger, mantelzorger en lid van een zelfhulpgroep of vrijwillige thuiszorg. De andere groep bestaat uit kwetsbare burgers, waarvan de volgende kenmerken expliciet genoemd zijn: uitkering en/of ondersteuning gericht op sociale activering of werk, kansarm (geïsoleerd, onvoldoende taalniveau, weinig contacten, geen opleiding) en kwetsbaar (lage opleiding, Nederlandse taal op laag niveau, laagbetaalde baantjes), migrantenvrouwen, vrouwen (en kinderen) die ernstig bedreigd worden door hun partner, burgers die in hun gezondheid bedreigd worden door hun marginaal maatschappelijke positie en veelal een sociaal vangnet ontberen en in meer of mindere mate overlast veroorzaken, delicten plegen of agressie of ongewenst gedrag vertonen, ouders met jonge kinderen tussen 0 en 2 jaar, mensen met een WWB-uitkering, UWV-uitkering en Nug-ers, geïsoleerde groep allochtonen vrouwen (outcomers), allochtonen jonge meiden (14-24 jaar) die vaak problemen krijgen om hun leven invulling te geven, allochtonen vrouwen en meiden die te weinig beweging krijgen. Ook hier is vaak sprake van multi-problematiek. De derde groep bestaat uit burgers met een beperking: mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking, psycho-sociale problematiek en/of chronische ziekte, kinderen en jongeren met signalen van vermeende psychiatrische problematiek die nog niet om hulp vragen of hulp afhouden, ex-GGZ-cliënten en multi-probleem cliënten, jongeren van 18+ die begeleiding behoeven naar zelfstandig wonen, zorgmijders die overlast veroorzaken (gedragsproblematiek), senioren (65+), zowel allochtonen als autochtonen en mensen met beperkingen die behoefte hebben aan ondersteunende dienstverlening, allen met een kleine beurs (zorg- of huurtoeslag).
IVA beleidsonderzoek en advies
6.5
29
Doelstelling Van elk project zijn ook de belangrijkste activiteiten en de doelstelling geïnventariseerd. De uitkomsten verschillen te veel om er een korte samenvatting van te maken. Derhalve is in bijlage 6 een bloemlezing opgenomen van de verschillende projecten en activiteiten; geanonimiseerd en in alfabetische volgorde op projectnaam. Daar waar het mogelijk is, zijn projecten samengevoegd.
7 Nieuw sociaal beleid en kanteling Wmo
Van alle 42 projecten is ook achterhaald in welke mate zij voldoen aan de tien doelstellingen voor het nieuwe sociale beleid in Eindhoven en aan de drie belangrijkste doelstellingen van de kanteling van de Wmo, zoals geformuleerd in het vorige hoofdstuk. In de volgende paragrafen worden de resultaten telkens per doelstelling beschreven.
7.1
Vraag centraal Zijn vraag en behoefte leidend bij het aanbod (staat de vraag centraal)? Uit de ingevulde vragenlijsten blijkt dat in 33 projecten de vraag centraal staat, in 3 projecten helemaal niet en in 6 projecten gedeeltelijk. Het is duidelijk dat in de meeste projecten de cliënt centraal staat. De vraag is altijd het uitgangspunt en hierbij wordt aanbod aangezocht. In een aantal projecten wordt aangegeven dat als die vraag niet reëel blijkt te zijn, de cliënt daar dan zelf achter dient te komen en de vraag bij dient te stellen; er wordt dan gezocht naar passende oplossingen. Een enkel project is van start gegaan omdat de organisatie meerdere signalen heeft ontvangen van mensen met een beperking die aangeven zich regelmatig eenzaam te voelen en een grote behoefte hebben om samen met anderen met een beperking iets te ondernemen. Een ander genoemd argument is dat cliënten benaderd worden op basis van een concreet signaal. Uitgangspunt bij de aanpak van problemen is dat het perspectief en de leefwereld van de cliënten zelf centraal staat. De aanpak is dus niet alleen gericht op de vraag van de toekomstige klant maar ook op vragen van buurtbewoners bijvoorbeeld overlast door of zorg voor andere buurtbewoners. Bij een aantal projecten is ook duidelijk naar voren gekomen dat in eerste instantie een plan gemaakt wordt met de cliënt en vervolgens de cliënt gestimuleerd wordt zelf actief vorm te geven aan haar/zijn eigen leven en een actievere rol in de maatschappij te spelen. Als laatste belangrijke argument is er een hiaat geconstateerd tussen commerciële diensten en vrijwilligerswerk. Vervolgens is hier een passend antwoord op gezocht.
30
Effectiviteit en samenhang van Wmo-projecten in Eindhoven
In de drie projecten waar de vraag niet centraal staat, wordt juist vanuit het aanbod gewerkt. Een eerste argument is dat op een school er relatief gezien een grote populatie aan kinderen met overgewicht is door het niet nastreven van een gezonde leefstijl. Om goede begeleiding te kunnen bieden en leerlingen en ouders niet in een uitzonderingspositie te plaatsen, is er voor gekozen om alle leerlingen van die school te betrekken. Na het projectjaar, bestaat de mogelijkheid om de begeleiding meer specifiek te richten op de behoefte van ouders en kinderen. Een ander argument is dat de gemeente voor 20 scholen ruimte inkoopt om het project uit te voeren. Het is daarna afhankelijk van de scholen of zij dit aanbod willen afnemen. Bij zes projecten waar deels de vraag en behoefte leidend zijn bij het aanbod, worden verschillende redenen gegeven. Een eerste argument is dat kinderen vaak niet weten dat hun situatie ongewoon is en daarom moeten zij op het aanbod worden gewezen; ze zullen niet snel zelf met een vraag komen. Bij een ander project is uiteraard de vraag van de doelgroep leidend, maar de start van het project was dat er veel geld beschikbaar was om steunpunten op te zetten. Men heeft zich toen niet afgevraagd of ook met minder geld even effectief gewerkt zou kunnen worden, aangezien er ook andere oplossingen denkbaar zijn. Als laatste genoemde argument is dat de activiteiten worden gebaseerd op de nadrukkelijke wens in de wijk.
7.2
Kwetsbare en zelfredzame burgers Wordt er onderscheid gemaakt in de vraag van kwetsbare en zelfredzame burgers? In totaal wordt in 33 projecten onderscheid gemaakt in de vraag van kwetsbare en zelfredzame burgers, in 6 projecten helemaal niet en in 1 project gedeeltelijk. Bij 2 projecten is het onduidelijk. In de meeste projecten staat het probleem van kwetsbare burgers centraal, bij het zoeken naar een oplossing worden soms zelfredzame burgers, maar vooral kwetsbare burgers met hun specifieke talenten in de wijk ingeschakeld. Het gaat dus nagenoeg altijd om kwetsbare burgers en/of risicojeugd die naar een hoger niveau van burgerparticipatie en zelfredzaamheid worden gestimuleerd. Mantelzorgers die de zorg goed op de rails hebben, zullen nagenoeg niet om ondersteuning vragen en in de praktijk behoren alleen de overbelaste mantelzorgers tot de kwetsbare groep. Vrijwilligers worden ingezet om mensen aan het werk te krijgen. Via een werkcoach wordt bepaald of de burger binnen een half jaar aan het werk kan, zo niet dan vindt er een overdracht plaats naar de werkteams. Dit zijn voornamelijk de meer kwetsbare burgers, die dan intensiever begeleid worden. In een project gaat het om de empowerment van ouders en het gebruik maken van de eigen krachten die het gezin al heeft. Ouders ontvangen zorg op maat. In geval van kwetsbare jongeren, gaat het vaak om zwerfjongeren of vroegtijdige schoolverlaters, veelal komen zij uit zwakke milieus en hebben ze geen startkwalificaties voor verdere scholing. Deze jongeren hebben vaak geen arbeidsverleden en zitten daardoor veelal in de WW of de WIJ (Wet Investeren in Jongeren).
IVA beleidsonderzoek en advies
31
Bij de projecten waar geen onderscheid gemaakt wordt in de vraag van kwetsbare en zelfredzame burgers, zijn er wisselende redenen. Bij een project voor tienermoeders heeft iedereen die zich aanmeldt bij de organisatie over het algemeen een hulpvraag. Deze hulpvraag is in de meeste gevallen gericht op de meest primaire behoeften van mensen. Waardoor het altijd kwetsbare burgers zijn. Bij een ander project is het aanbod gericht op alle scholen in het voortgezet onderwijs. In een ander project wordt in eerste instantie contact gelegd op basis van leeftijd met senioren. Daarna is het uitgangspunt wat deze persoon wil en kan. Ten aanzien van het onderscheid in de vraag van kwetsbare en zelfredzame burgers is kan worden opgemerkt dat er weinig vragen van zelfredzame burgers komen, aangezien zij hun eigen weg zelf vinden en geen project nodig hebben. Een belangrijke kanttekening kan geplaatst worden bij de vraag wie er nu precies behoren tot de kwetsbare groep. Er zijn maatschappelijk gezien zeer succesvolle mensen met alcohol of drugsproblemen in zelfhulpgroepen, zijn dat ook kwetsbare burgers? In het project waar gedeeltelijk onderscheid wordt gemaakt in vraag van kwetsbare en zelfredzame groepen, wordt het volgende argument gebruikt. De doelgroep bestaat uit kwetsbare burgers die niet op eigen kracht aan de samenleving deel kunnen nemen. Door de training wordt aan hun talenten gewerkt en aan hun motivatie om toch te ‘gaan en te durven meedoen’. Dit kan in de vorm van vrijwilligerswerk zijn en daarbij wordt samengewerkt met zelfredzame burgers die al vrijwilliger zijn.
7.3
Zelforganiserend vermogen Wordt het zelforganiserend vermogen van de doelgroep versterkt door (andere) rol professionals en voorzieningen? In 35 projecten wordt het zelforganiserend vermogen hierdoor inderdaad versterkt, in 1 project helemaal niet en in 3 projecten gedeeltelijk. Bij 1 project is het onduidelijk en bij 2 projecten is het niet van toepassing. Het uitgangspunt in de meeste projecten is het zelforganiserend vermogen, de eigen kracht, verantwoordelijkheid en de vraag van de kwetsbare burger. Er worden verschillende soorten rollen en voorzieningen genoemd. Als eerste heeft de professional een rol in de werving en selectie van vrijwilligers. Vervolgens worden deze vrijwilligers ingezet om andere vrouwen te motiveren tot deelname en begeleiden de professionals deze vrijwilligers in plaats van de werkzaamheden zelf uit te voeren. In een ander project is het uitgangspunt de eigen verantwoordelijkheid van ouders over hun kinderen in relatie tot de buurt. In dit geval heeft de professional gaandeweg het traject, een terugtredende rol en is alleen nog faciliterend. Vrijwilligers en deelnemers aan Wmo-dagbesteding worden gestimuleerd om zelf activiteiten te organiseren. Een activiteitenbegeleider coördineert, dit om adequaat toegang en gebruik te waarborgen. Door de structurele aanwezigheid van professionals is het mogelijk om alle bezoekers te zien en te leren kennen. Ook worden mantelzorgers ondersteund om de
32
Effectiviteit en samenhang van Wmo-projecten in Eindhoven
zorg op de rails te krijgen en krijgen handvaten om zo goed mogelijk met probleemsituaties om te gaan. Soms resulteert dat in ondersteuning door professionele organisaties, maar meestal leidt dat er toe dat mantelzorgers de zorg langer en beter vol kunnen houden. Verder is ook genoemd dat het niet gaat om een hulpverlenende rol, maar juist om een ondersteunende en begeleidende rol gericht op het versterken van de eigen kracht en het stimuleren van het sociaal netwerk. In het kader van cliëntparticipatie en de inbreng van dak- en thuislozen is er een (onafhankelijke) klankbordgroep daken thuislozen ontstaan die enerzijds de belangen van de doelgroep behartigt en anderzijds mistoestanden (zoals bejegening) in de maatschappelijke opvang inventariseert en bespreekbaar maakt. Werkteams en Fontys Actief organiseren in krachtwijken bijvoorbeeld veel meer groepsbijeenkomsten en deze aanpak verhoogt het zelforganiserende vermogen van de cliënten. In een ander project heeft de organisatie de taak om het netwerk rondom de cliënt te mobiliseren zodat de vriendschap meer kans van slagen maakt. Met behulp van een maatje of een vriendengroep kan de drempel weggenomen worden om langzamerhand toch deel te nemen aan activiteiten binnen de maatschappij. Als laatste blijven voorzieningen voor vele kwetsbare burgers een noodzaak om zo de regie over hun leven te kunnen behouden. Naar aanleiding van “het keukentafel gesprek” (term uit de kanteling van de Wmo) zullen mensen geactiveerd worden om ook andere mogelijkheden te bekijken en/of uit te proberen. De ondersteunende rol door professionals zal in aantal gevallen nodig blijven. Bij een project is er geen rol weggelegd voor professionals en voorzieningen. In de drie projecten waar gedeeltelijk het zelforganiserend vermogen van de doelgroep versterkt wordt door de rol van professionals en voorzieningen, zijn verschillende redenen genoemd. Bij een project hangt het af van de aanwezige kracht in de wijk. In een ander project staan de mogelijkheden, talenten en ambities van de senior centraal. In dit project wordt een aantal modules van de training in groepsverband uitgevoerd en andere modules in tweetallen of kleinere groepen. Op deze manier wordt er van elkaars kracht gebruik gemaakt. De professional geeft hier niet de ondersteuning, maar men ondersteunt elkaar.
7.4
Verbinding formele en informele zorg Vindt er innovatie plaats op verbindingen van formele en informele zorg (Wmodenken)? In 34 projecten is aangegeven dat er innovatie plaatsvindt op deze verbindingen, in 2 projecten helemaal niet en in 1 project gedeeltelijk. Bij 2 projecten is het onduidelijk en bij 3 projecten is het niet van toepassing. Het is duidelijk dat er in de meeste projecten innovatie plaats vindt op verbindingen van formele en informele zorg. Er zijn verschillende redenen genoemd, de belangrijkste worden toegelicht. Het ministerie van VWS, gemeenten en zorgverzekeraars
IVA beleidsonderzoek en advies
33
zien zich geconfronteerd met een sterk stijgende zorgvraag en een beperkte capaciteit aan professionele zorg(verleners) om die vraag in te vullen. Zij leggen in hun beleid steeds meer de nadruk op het vergroten van de zelfredzaamheid van burgers en het ondersteunen van mantelzorg, vrijwilligerszorg en sociale netwerken. Zeker voor mensen met een beperking is een goed sociaal netwerk een vereiste geworden, doordat van hen wordt verwacht dat ze indien noodzakelijk hun sociale netwerk kunnen inschakelen voor hulp en ondersteuning. Bij enkele projecten wordt bij een behoefte aan ondersteuning eerst gekeken of een vrijwilliger of iemand uit het netwerk van de cliënt dit kan bieden, voordat wordt overgegaan tot de inzet van formele zorg. Vrijwilligerswerk wordt ingezet als manier om geactiveerd te worden en hierbij spelen vrijwilligersorganisaties een grote rol. Informele zorg kan voorheen professionele taken gedeeltelijk overnemen. Informele zorg is zeer belangrijk bij de ondersteuning van mantelzorgers. Het netwerk mantelzorg bestaat naast formele aanbieders ook uit informele aanbieders. Het gebruik van het eigen netwerk, zelfhulp en vrijwillige ondersteuning is tegenwoordig in dit kader niet meer weg te denken uit de hedendaagse maatschappij. De vrijwilligers krijgen ook steeds meer een belangrijke signalerende functie richting professionals; zij zijn vaak de oren en ogen van de professionals. Binnen de meeste projecten probeert men burgers actief te houden en bij te dragen aan netwerkontwikkeling en versterking van het sociale netwerk, waardoor de vraag naar professionele individuele ondersteuning niet of later nodig is. Ter illustratie: In een project zijn er mogelijkheden gecreeerd voor cliënten, wijkbewoners en bezoekers van de Wmo-dagbesteding om gebruik te maken van een bepaalde locatie, ook als er geen professionals zijn. Zo is de oude locatie van een kaartclub met senioren uit de wijk gesloopt. Zij komen nu in het Pluspunt kaarten. Deze mensen organiseren dit zelf, het pand biedt slechts een plek. Echter de anderen aanwezigen gaan eens een kijkje nemen bij de kaarters en zo ontstaan contacten. Een computeruurtje met skype verbindingen maakt contacten voor allochtone vrouwen met het land van herkomst mogelijk. Tegelijkertijd zijn contacten tussen deze buurvrouwen mogelijk en koken zij nu af en toe voor de bezoekers. In de twee projecten waar geen innovatie plaatsvindt op verbindingen van formele en informele zorg is geen formele zorg betrokken. In het project waar gedeeltelijk innovatie plaats vindt, maakt de aard van de problematiek en de complexiteit ervan formele zorg in bijna alle gevallen noodzakelijk.
7.5
Dubbelingen in beleid en uitvoering Worden er dubbelingen in beleid en uitvoering opgeheven? In 17 projecten geschiedt dit, in 3 projecten wordt dat niet gedaan en in 2 projecten gedeeltelijk. Op 12 projecten is deze doelstelling niet van toepassing en bij 8 projecten is het onduidelijk of dubbelingen worden opgeheven.
34
Effectiviteit en samenhang van Wmo-projecten in Eindhoven
Het opheffen van dubbelingen kent verschillende redenen. In een project werken in de krachtwijken vele partners aan vraagstukken van de buurt en bewoners. Het risico bestaat dat deze professionals zaken dubbel doen. De krachtteammedewerkers brengen in kaart welke hulpverleners al bij de klant betrokken zijn en dragen zorg voor een gecoördineerde, integrale aanpak van de diverse problemen (wrapping around). Als andere reden is genoemd dat overleg binnen het netwerk van de organisatie ervoor zorgt dat dubbelingen boven tafel komen en de samenwerking wordt bevorderd. Verder is er genoemd dat afstemming plaatsvindt en er efficiëntie van inkoop plaatsvindt. In een ander project wordt gesteld dat dit zoveel mogelijk geprobeerd wordt, maar dat het niet altijd lukt. Er zijn veel organisaties die zich met hetzelfde onderwerp bezighouden, maar daarmee is niet altijd contact. Bij een aantal projecten is met het opheffen van dubbelingen inmiddels een start gemaakt. Alle hulpverlenende partners in de wijk werken samen en er zou één centrale coördinator dienen te zijn. De structuur is nog niet goed, vooral als meerdere gezinsleden hulp krijgen. Er is zeer recent afgesproken dat woningbouwcorporaties die kar gaan trekken, omdat zij efficiënt kunnen organiseren. Dat wil niet zeggen dat de woningbouwcorporatie de centrale coördinator wordt, maar zij organiseren en sturen en dan gaat bijvoorbeeld een welzijnsorganisatie, de thuiszorg of de gemeente die centrale coördinatierol oppakken. Dit voorkomt dubbelingen en het bevordert samenwerking en efficiënt gebruik van menskracht. In een ander project bestaat er een portaal waarin gewerkt wordt door vier betrokken organisaties, zo wordt voorkomen dat verschillende organisaties voor dezelfde cliënt een zorgvrijwilliger zoeken. Verder is genoemd dat er meer wordt samengewerkt en gestreefd wordt naar één loket. Daarnaast worden door het gebruik van reguliere infrastructuren dubbelingen in beleid en uitvoering opgeheven. In de drie projecten waar geen dubbelingen in beleid en uitvoering worden opgeheven, is maar één reden genoemd, namelijk dat deze slag voor het grootste deel nog gemaakt dient te worden. Dit betekent met name een vertaling van overleggen naar activiteiten, zowel door organisaties onderling als in de regierol van de gemeente. Het is beter als het beleid veel meer (en kort) tussentijds geëvalueerd zou worden en daar de uitvoering (“ heeft de burger hier daadwerkelijk baat bij?”) op afgestemd zou worden. Bij de twee projecten waar gedeeltelijk dubbelingen worden opgeheven, is genoemd dat gedaan wordt voor zover dat mogelijk is, echter in de praktijk ontstaan de dubbelingen vaak door de verschillende financieringsstromen.
7.6
Verduurzaming aanpak en werkwijze Worden werkwijzen/aanpak die in het verleden effectief bleken te zijn nu verduurzaamd?
IVA beleidsonderzoek en advies
35
Bij 26 van de 42 projecten vindt daadwerkelijk verduurzaming plaats. Bij 9 projecten is dat niet het geval, bij 6 projecten is het niet duidelijk en bij 1 project is het niet van toepassing. Verduurzaming wordt vaak in verband gebracht met de ontwikkeling van de eigen kracht, eventueel aangevuld vanuit het informele circuit en daarna pas vanuit de formele zorg. Organisaties die hiermee ervaringen hebben opgedaan, blijven deze aanpak duurzaam uitvoeren; ontwikkelde succesvolle methodieken worden in nieuwe projecten ingezet. Het beeld van vroeger ” klant bij de hand” werkt niet meer. De nieuwe werkwijze is in de loop van de jaren uitgekristalliseerd waarbij voortdurend de inzet op basis van ervaringen wordt aangepast. Op dit moment kenmerkt het zich door; No Nonsens, laagdrempelig, resultaatgericht. Bij een project wordt gesteld dat het project zich steeds opnieuw dient te positioneren afhankelijk van maatschappelijke ontwikkelingen; nu vindt de omslag plaats naar vroegsignalering en preventie. In de krachtwijken is de aanpak geëvalueerd. Hieruit blijkt dat de aanpak succesvol is. Er is besloten om deze aanpak, aangepast aan de ervaringen in de drie krachtwijken, uit te rollen over de rest van de stad. Bij andere projecten hebben er verschuivingen plaatsgevonden, waarbij taak en positie van vrijwilligers uit de buurt weer belangrijk wordt; de methodische aanpak wordt uitgebouwd. Door de aansluiting bij een landelijk project wordt gebruik gemaakt van elders opgedane ervaringen en worden huidige ontwikkelingen ook afgestemd met projecten elders. Verder worden werkwijzen en aanpak vastgelegd in werkprocesbeschrijvingen en afgestemd met instellingen die conform dit werkproces gaan werken. De wet Werken naar vermogen leidt tot flinke bezuinigingen en dat impliceert dat de organisaties nu al moeten besluiten wat ze kunnen blijven doen en dat betekent; leren, evalueren, verbeteren, effectieve werkwijzen meer gebruiken, nog meer afstemmen en nog meer de focus op effectief maatwerk leggen; en dat is dus verduurzamen. Als laatste gaat het bij bepaalde projecten om leerzame organisaties. De verduurzaming vindt zo plaats door kennisdeling; ook gaan deze organisaties elders te rade om de effectieve dingen over te nemen. Als voorbeeld wordt gegeven dat het promoten van zelfhulp ertoe heeft geleid dat er nu wordt nagedacht om dit als vak op te nemen op scholen; Fontys heeft eeen module Zelfhulp. Dit promoten gaat nog verder richting onderdeel van de zorgketen en aandacht voor zelfhulp in het voortgezet onderwijs (en primair onderwijs) als preventief middel (drugs, gescheiden ouders, armoede). Bij de negen projecten waar de werkwijze en aanpak die in het verleden effectief bleken te zijn nu niet verduurzaamd worden, is weinig toelichting gegeven. Een duidelijke reden is dat de veranderingen in de financieringsstromen of de verschillende criteria die gesteld worden vanuit de diverse financiers er uiteindelijk toe leiden dat de in het verleden behaalde resultaten niet leiden tot financiering in de toekomst. Als laatste reden is genoemd dat de werkwijze en aanpak steeds aangepast worden aan de veranderende vraag.
36
7.7
Effectiviteit en samenhang van Wmo-projecten in Eindhoven
Verschuiving welzijnsactiviteiten Vindt er een verschuiving plaats van welzijnsactiviteiten naar scholen, sport, mantelzorgers, zelfhulp, vrijwilligersorganisaties, woningbouwcorporaties en/of kleinschalige initiatieven op wijk- en buurtniveau? In totaal vindt in 28 projecten deze verschuiving in meer of mindere mate plaats, in 3 projecten helemaal niet en in 1 project gedeeltelijk. Op 8 projecten is deze verschuiving niet van toepassing en bij 2 projecten is het onduidelijk. Bij het merendeel van de projecten vindt deze verschuiving plaats. Bij enkele vindt verschuiving plaats naar vrijwilligersorganisaties en mantelzorgers. Soms krijgen buurtorganisaties en comités hiervoor ook budgetten en zeggenschap, hetgeen bevorderend werkt. Verder wordt de verschuiving gerealiseerd door de inzet op eigen kracht, het bestaande eigen netwerk en nieuwe netwerkvorming in de buurt. De krachtteamaanpak is een voorbeeld van een kleinschalig initiatief op buurtniveau en zo zijn er nog een aantal projecten waar bij uitstek op kleinschalig buurtniveau activiteiten worden uitgevoerd. Daarnaast vindt er ook een verschuiving plaats naar scholen; daar wordt nu meer en meer rekening gehouden met de thuissituatie van de leerlingen en is er bijvoorbeeld aandacht voor schuldenregelingen. Ook is er een verschuiving naar de woningbouwvereniging, bijvoorbeeld voor schoonmaakacties of administratieve organisatie in het gezin. De thuiszorg is via de outreaching ook snel op locatie actief, bijvoorbeeld bij vermoedens van gezondheidsproblemen. Bij een project is de inloop gevestigd in een buurthuis in de wijk en deze inloop is laagdrempelig. Het geeft de mensen de gelegenheid om buiten de reguliere voorzieningen van de organisatie elkaar in een ongedwongen sfeer te kunnen ontmoeten. Op termijn kan deze inloop wellicht een rol spelen bij het creëren van dagbesteding en activiteiten voor o.a. de ouder wordende cliënt. Door gebruik te maken van een dergelijke inloop blijven de mensen, die de neiging hebben om zich te onttrekken aan het ondersteuningsnetwerk ook in beeld van dit netwerk. In bepaalde wijken wonen vooral ouderen en allochtonen. Onder deze wijkbewoners heerst vereenzaming en/of is sprake van beperkte sociale netwerken van de mensen. Er is behoefte aan het organiseren van activiteiten en mogelijkheden tot ontmoeting. Het project richt zich op de mensen in de directe omgeving van het wijksteunpunt, die overdag thuis zijn en graag deel willen nemen aan extra activiteiten. Deze mensen worden samengebracht in het wijksteunpunt. Als laatste kunnen corporaties ook dienstencheques kopen voor hun klanten. Belangrijke verschuiving is de inzet van de arbeidspool van mensen met afstand tot de arbeidsmarkt. In de drie projecten waar geen verschuiving plaats vindt, zijn de belangrijkste redenen dat er weliswaar verschuivingen plaatsvinden, maar dat dit niet veroorzaakt wordt door het project of dat dit afhankelijk is van de fase waarin het project zich nu bevindt. Verder is bij een ander project de interesse van de senior het uitgangspunt: zij/hij kiest op basis van haar/zijn talenten, mogelijkheden en ambitie. Bij het project waar gedeeltelijk een verschuiving plaatsvindt, wordt de professional ingezet als coach en motivator. De deelnemers worden aangesproken op hun eigen
IVA beleidsonderzoek en advies
37
kracht, helpen elkaar en maken gebruik van het netwerk aan organisaties in de stad om actief te worden.
7.8
Eén centrale persoon per probleemgezin Is er voor zover van toepassing, één centrale persoon per probleemgezin? In 17 van de 42 projecten is dit inderdaad het geval; bij 3 projecten helemaal niet en in 1 project gedeeltelijk. Bij 19 projecten is deze doelstelling niet van toepassing en bij 2 projecten is het onduidelijk. Het principe van een centrale persoon per probleemgezin wordt op verschillende wijze vormgegeven. In een project brengen de krachtteammedewerkers in kaart welke hulpverleners al bij de klant betrokken zijn. Deze medewerkers dragen zorg voor een gecoördineerde, integrale aanpak van de diverse problemen. Afhankelijk van de aard van de problematiek wordt één van de hulpverleners de centrale contactpersoon. Dat kan de wijkmaatschappelijke werker zijn. De krachtteammedewerkers zorgen ervoor dat er altijd een contactpersoon is. Ook zorgen zij voor monitoring na afsluiting. Dit is noodzakelijk aangezien de doelgroep de meest kwetsbare groep betreft. In projecten met begeleidingstrajecten is er vaak sprake van één centrale mantelzorger. Bij andere projecten wordt, afhankelijk van de instelling die de cliënt aanmeldt, bepaald wie de centrale contactpersoon wordt. In projecten met multiprobleem gezinnen is een programma ontwikkeld waarbij één van de kernpunten is dat er één trajectbegeleider/contactpersoon fungeert. Bij probleemgezinnen waar een “maatje” wordt ingezet, is de professionele hulpverlener vaak de centrale contactpersoon, om een goede afstemming te bewerkstelligen. Bij sommige projecten wordt aangeven dat deze aanpak nu steeds vaker wordt toegepast en ook meer gestructureerd geschiedt. De woningbouwcorporatie neemt de taken “organiseren en sturen” vaker op zich (professionele organisatie) en de welzijnsorganisatie of de gemeente pakt de centrale coördinatierol op zich, afhankelijk van de beste fit. In de drie projecten waar geen centrale contactpersoon per probleemgezin is, zijn de belangrijkste redenen dat de betrokken partijen werken vanuit een verschillende context. In het project waar gedeeltelijk een centrale contactpersoon is, wordt genoemd dat de casemanager eindverantwoordelijk is voor de deelnemers. Gedurende het traject is de trainer van de welzijnsorganisatie het aanspreekpunt voor de deelnemer. De trainer en de casemanager stemmen hun inzet af en vervullen in feite gezamenlijk de rol van centrale contactpersoon.
7.9
Flexibiliteit budgetovereenkomsten Is er meer ruimte voor wijkvragen door flexibiliteit budgetovereenkomsten?
38
Effectiviteit en samenhang van Wmo-projecten in Eindhoven
In 6 projecten wordt gesteld dat hiervan sprake is, en in 6 projecten is dat juist niet het geval. Bij 27 projecten is deze doelstelling niet van toepassing en bij 3 projecten is het onduidelijk of de doelstelling daarop van toepassing is. Er zijn maar weinig, c.q. zes projecten waar meer ruimte is voor wijkvragen door flexibiliteit van de budgetovereenkomst. In de krachtteamaanpak wordt de methodiek afgesproken met de gemeente. De inzet hiervan wordt bepaald per buurtcontract. Vervolgens gaan de krachtteammedewerkers aan de slag met de vraagstukken die zich in de praktijk voordoen. Er worden geen vragen, problemen of doelgroep uitgesloten, hierdoor is maximale flexibiliteit mogelijk. Eén project is specifiek gericht op één wijk. Bij een paar projecten wordt genoemd dat er mogelijk wel meer ruimte komt voor wijkvragen door flexibiliteit in budgetovereenkomsten. Nu is het zo dat het budget dichtgetimmerd is en het moeilijk is om te substitueren als er andere activiteiten worden gevraagd dan in dat lopende jaar zijn afgesproken. Bij de zes projecten die de vraag negatief beantwoord hebben, zijn verschillende redenen genoemd. Bij verschillende projecten wordt (nog) niet wijkgericht of met budgetovereenkomsten gewerkt. Ook in een ander project zijn er nog geen budgetovereenkomsten, maar wel gaat er meer ruimte ontstaan voor wijkvragen door de aanstelling van een welzijnswerker binnen de organisatie.
7.10
Vermindering bureaucratie Is er sprake van vermindering van bureaucratie en van meer uitvoeringsruimte voor professionals; maar niet ten koste van efficiency en maatschappelijk rendement? In totaal is 14 keer aangegeven dat er sprake is van vermindering van bureaucratie en meer uitvoeringsruimte voor professionals, in 9 projecten is er geen sprake van vermindering en in 1 project gedeeltelijk. Op 14 projecten is deze doelstelling niet van toepassing en bij 4 projecten is het onduidelijk of er vermindering van bureaucratie is en meer uitvoeringsruimte voor professionals. In een deel van de projecten is er een vermindering van bureaucratie en meer uitvoeringsruimte voor professionals. Hier is een aantal toelichtingen op gegeven. In een project zijn vastgestelde kaders (welk doel bereiken en met welke uitgangspunten) waarbinnen de krachtteamwerkers vrij kunnen handelen. Dit leidt ertoe dat ze per vraagstuk kunnen bepalen wat hun inzet wordt en dit wordt afgestemd met collegahulpverleners en de informele zorg. Dit leidt tot een hogere efficiency. Tegelijkertijd leidt de aard en zwaarte van de vraagstukken ertoe dat er meer uren nodig zijn om klanten goed te kunnen ondersteunen. Bij een ander project wordt het einddoel van het traject gezamenlijk bepaald. De professional heeft de ruimte om individueel het traject af te stemmen op de mogelijkheden van de cliënt. In een ander project is er een helder doel benoemd. De professionals hebben de ruimte om binnen dit kader hun werkzaamheden in te richten. Een andere toelichting is dat samen met jongeren gekeken wordt waar begeleiding nodig is en vervolgens wordt die begeleiding opge-
IVA beleidsonderzoek en advies
39
start. Verder wordt er zo weinig mogelijk verkokerd. Bij een aantal projecten is er vooral sprake van vermindering van bureaucratie door de verandering in de situatie met een casemanager. Voorheen was er één integraal casemanager. Nu zijn er drie casemanagers; de werkactivering-casemanager, de werk-casemanager en de inkomen- casemanager. De werk-casemanager krijgt hierdoor meer ruimte en kan meer freewheelen om mensen aan het werk te krijgen. Daarnaast wordt er in een project gestuurd in de opdrachtverstrekking op het te behalen resultaat en het maatschappelijk effect. De instellingen kunnen verder zelf bepalen hoe ze de uitvoering laten gebeuren. Als laatste is er door een project opgemerkt dat de intentie er wel is, maar dat het in de praktijk nog niet altijd merkbaar is. Bij de 9 projecten waar geen sprake is van vermindering van bureaucratie en meer uitvoeringsruimte voor professionals zijn een paar redenen genoemd. In twee projecten wordt gezegd dat de professional relatief veel tijd kwijt is met het begeleiden van de processen. Deels ontstaat er op momenten een bepaalde uitvoeringsruimte, maar belangrijker is de maatschappelijke meerwaarde. Een viertal projecten geeft aan dat er absoluut meer bureaucratie gekomen is. Per activiteit, per gemeente en per cliënt moet worden verantwoord wat de uitgevoerde activiteiten en het behaalde resultaat zijn geweest. Dit is enorm arbeidsintensief. Daarnaast worden de activiteiten vaak uitgevoerd door verschillende instanties, in samenwerking weliswaar, waardoor nooit goed te meten is wat nu de bijdrage van de individuele organisatie specifiek aan een resultaat is geweest. In een project wordt aangegeven dat vermindering van bureaucratie zeker niet ten koste hoeft te gaan van efficiency. Wel heeft men de juiste professionals nodig om deze slag te kunnen maken. Het ene project waar gedeeltelijk vermindering van de bureaucratie plaatsvindt en meer uitvoeringsruimte, geeft als reden dat de afstemmingsprocedures moeizaam blijven, maar het project zich kenmerkt door veel creatieve benutte ruimte van de professional.
7.11
Vraaggericht in plaats van claimgericht Is er sprake van meer vraaggericht in plaats van claimgericht? In totaal is er in 28 projecten sprake van meer vraaggericht handelen dan claimgericht door cliënten, in 1 project is er geen en in 1 project gedeeltelijk sprake van. Op 10 projecten is deze vraag vanuit de kanteling van de Wmo niet van toepassing en bij 2 projecten is het niet duidelijk. Een nadere uitleg van deze vraag is wellicht op zijn plaats: de kanteling in de Wmo brengt met zich mee dat een claim op een Wmo-product op basis van een indicatie, zoals voorheen het geval is, nu niet meer aan de orde is. In de huidige uitvoering van de Wmo staat de vraag centraal en wordt hier door de formele/professionele hulpverlening aan voldaan, indien zelfzorg en informele hulpverlening niet voldoen of niet (meer) aan de orde zijn.
40
Effectiviteit en samenhang van Wmo-projecten in Eindhoven
In de meeste projecten is er sprake van meer vraaggericht in plaats van claimgericht handelen. Er zijn verschillende toelichtingen gegeven. Een aantal projecten is vraaggericht doordat cliënten zelf worden ingezet voor verbetering; echter op den duur kan het wel claimgericht gaan werken, als er vanzelfsprekendheid komt ten aanzien van de financiële middelen. Bij verschillende projecten staan de capaciteiten, kwaliteiten en ervaring van cliënten centraal en worden er geen claims gelegd op het aanbod, het aanbod sluit aan op de vraag. Bij een ander project is het uitgangspunt niet dat er een tekort is aan vrijwilligers, maar het project gaat uit van de talenten, mogelijkheden en ambities van de individuele cliënt. Door deze inzet wordt een positieve bijdrage geleverd aan vitaal en gezond ouder worden, waardoor een beroep op voorzieningen niet nodig is of uitgesteld wordt, waardoor er geen claim gelegd wordt op hulp. In een project wordt het claimen opgevat als ‘eisen aan een maatje’ en dat komt nauwelijks voor. Hulpvragers zien in dat het inwilligen van hun hulpvraag afhankelijk is van het aanbod van een passende vrijwilliger. In een ander project op een locatie waar bezoekers van Wmodagbesteding komen, wordt in het aanbod gekeken naar de vraag en achtergrond van deelnemers. Ook is er gelegenheid voor vrijwilligers en deelnemers om zelf activiteiten te organiseren. In een project is een bepaalde activiteit tot stand gekomen doordat een vrouw met een licht verstandelijke beperking bij de gemeente een gesprek heeft aangevraagd om aan te geven dat er in haar wijk te weinig georganiseerd wordt voor mensen zoals zij. Er is onderzoek gedaan en naar aanleiding van de resultaten van dit onderzoek is de activiteit gestart. Uiteindelijk blijkt er veel vraag naar te zijn, maar niet in de vorm van claims.
7.12
Resultaatgericht in plaats van productgericht Is er sprake van meer resultaatgericht in plaats van productgericht? In totaal is hiervan in 24 van de 42 projecten sprake; in 1 project is er geen sprake van en in 2 projecten is er gedeeltelijk sprake van. Door de respondenten wordt 6 keer aangegeven dat deze vraag niet van toepassing is. In 5 projecten wordt genoemd dat de beantwoording van deze vraag afhangt van hoe men “resultaat” definieert. Bij 4 projecten is het niet duidelijk of er sprake is van meer resultaatgericht in plaats van productgericht werken. In meer dan de helft van de projecten is er duidelijk sprake van meer resultaatgericht dan productgericht werken. Een van de genoemde redenen is dat de financieringssystematiek bij aanbesteding van re-integratietrajecten gericht is op het resultaat: financiering vindt plaats wanneer 80% van de deelnemers na 5 maanden 1 tot 2 treden hoger op de participatieladder zijn gestegen. Bij een ander project wordt gezegd dat met een gecombineerde inzet van het maatschappelijk werk en het opbouwwerk gewerkt wordt aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken. Vroeger werkten deze werksoorten afzonderlijk van elkaar aan hulpverlening of activiteiten (het productgericht denken), met deze nieuwe aanpak wordt er bijgedragen aan hetzelfde
IVA beleidsonderzoek en advies
41
resultaat: oplossen van problemen van de klant. In een ander project staat het doel centraal (activering en participatie) en niet de inhoud (de verschillende trainingen en cursussen). Verder is als reden genoemd dat er geen kant-en-klaar producten geleverd worden. Ook is er gezegd dat bij iedere aanmelding gekeken wordt of het verwachte resultaat wel de juiste oplossing is voor de vraag. In een project stuurt de opdrachtverstrekking op het te behalen resultaat en het maatschappelijk effect ervan en wordt verder aan de instellingen zelf overgelaten, hoe zij de uitvoering doen. In veel projecten wordt er afgerekend op basis van resultaat. Het gaat dan bijvoorbeeld om het aantal jongeren dat daadwerkelijk deelneemt aan werk en/of opleiding en daarmee uitstroomt uit de WW of de WIJ. Binnen een ander project vinden in de loop van het jaar evaluaties plaats met de gemeente en andere pilot deelnemers om de resultaten te bespreken. Het “product” Wmodagbesteding krijgt invulling naar behoefte van de deelnemers en is daarmee gericht op resultaat. In een project wordt gesteld dat het voorheen vaak de opdracht is geweest om reintegratiebedrijven in te zetten voor de burgers op basis van gemaakte afspraken ten aanzien van het leveren van klanten. Nu wordt er veel meer gekeken of de activiteiten door casemanagers gedaan kunnen worden en wordt er alleen in uiterste noodzaak nog een re-integratiebedrijf ingezet. De casemanagers hebben ook de opdracht om een bepaald aantal mensen toe te leiden naar (vrijwilligers) werk. De twee projecten waar gedeeltelijk sprake is van meer resultaatgericht werken, zijn beide vormen van werken van toepassing. Productgericht omdat het een doelstelling is om een goede match tussen vrijwilliger en hulpvrager tot stand te brengen. Resultaatgericht omdat het eigen netwerk uitgebreid dient te worden. Interessant is dat in een vijftal projecten wordt benadrukt dat de beantwoording van deze vraag afhangt van hoe men “resultaat” wil definiëren. Er wordt genoemd dat het definiëren van resultaat vaak moeilijk is, zeker wanneer er meerdere organisaties bij betrokken zijn die hun eigen resultaat nastreven. Verder worden er soms prestatie-indicatoren gehanteerd die geen goede weerspiegeling van de werkelijkheid zijn, waardoor vraagtekens gezet kunnen worden bij de zichtbaarheid van het resultaat.
7.13
Eerst eigen kracht Wordt er gebruik gemaakt van de inzet van de eigen kracht, dan pas van de omgeving (mantelzorgers) en daarna pas van de voorliggende voorzieningen? Dit geschiedt bij 25 projecten; bij 15 projecten wordt er geen gebruik gemaakt in deze volgorde en bij 2 projecten is deze vraag niet van toepassing. In het merendeel van de projecten wordt inderdaad eerst gebruik gemaakt van de inzet van de eigen kracht, dan pas van de omgeving en daarna pas van de voorliggende voorzieningen. Bij deze projecten is ook juist duidelijk de opzet van de werkwijze van het project en/of van de organisatie. In een project is de inzet op empowerment
42
Effectiviteit en samenhang van Wmo-projecten in Eindhoven
essentieel. Deelnemers worden begeleid om hun eigen kracht te kennen en daar van uit te gaan. Daarbij komen modules aan bod met thema’s die betrekking hebben op kennismaking, bewustwording, groepsoriëntatie en cultuur. Bij een ander project worden deelnemers actief aangesproken op hun talenten door de wijze van intake en bijbehorende scan Kennis en Vaardigheden en bepalen ze zelf welke hiaten er nog zijn. Daar wordt dan vervolgens aan gewerkt zodat deelnemers hun eigen kracht goed in kunnen zetten. Twee andere projecten geven aan dat het gaat om een ombuiging, waarin ouders en ook vrijwilligers verantwoordelijkheid dragen en waarbij de eigen kracht de inzet is. Een ander genoemd argument is dat het gehele project gericht is op het versterken van eigen kracht van jongeren, zodat zij zich zelfstandig kunnen redden. Probleem bij deze jongeren is dat er vaak geen of zeer onvoldoende netwerk is. Het opbouwen van een netwerk is een van de belangrijke doelstellingen. Verder is genoemd dat waar het mogelijk is wel gebruik gemaakt wordt van de inzet van de eigen kracht, maar gezien de zwaarte en complexiteit van de problematiek zijn vaak voorliggende voorzieningen (zwaar en licht) onontbeerlijk in de aanpak en trajectvorming. In de trajectvorming worden wel de mogelijkheden van eigen kracht en omgeving betrokken. In een ander project is opgemerkt dat mensen met een beperking moeite hebben met het leggen van contacten, hierbij ondersteunt de organisatie deze mensen. De organisatie organiseert contactavonden waarop men in contact kan komen met iemand anders. Men heeft hier zelf de regie in. Verder is een belangrijke geplaatste opmerking dat burgers op deze wijze gestimuleerd worden een beroep te doen op de eigen kracht. Vrijwilligers en eventueel professionals kunnen hierdoor mensen met een lichte beperking stimuleren, enthousiasmeren en motiveren om groei in hun eigen kracht te bevorderen. Een project geeft aan dat het project een ontmoetingsplek is waar de deelnemer haar/zijn verhaal kwijt kan aan de vrijwilliger. De vrijwilliger heeft de taak de deelnemers te ondersteunen en daarbij te adviseren. Bij complexe vragen en of problemen wordt de professional ingeroepen. In een project is er veel nadruk op eigen kracht door zelfhulp. Uiteindelijk gaat het dus eerst om de inzet van de eigen kracht, dan pas de inzet van informele zorg en als laatste inzet van formele zorg. In de projecten waar geen gebruik gemaakt wordt van de inzet van eerst eigen kracht, dan pas de omgeving en daarna pas de voorliggende voorzieningen, is het ontbreken van mantelzorg of vrijwilligers hiervan de oorzaak. Verder is bij een project het uitgangspunt wat een cliënt wil (aan cursussen of scholing), waarbij geen inzet van mantelzorg aan de orde is. Drie andere projecten zijn volledig gericht op de mantelzorger en zijn/haar eigen kracht. Daarnaast is opgemerkt dat er eerst uitgegaan wordt van de eigen kracht en als dat niet lukt meteen overgegaan wordt tot professionele hulp. Bijvoorbeeld hulp bij solliciteren geschiedt niet door mantelzorg en vrijwilligers. Dit is bijvoorbeeld ook het geval bij zelfhulporganisaties: een alternatief voor een AA-groep is vaak de professionele hulp en niet de informele hulp. In een project is de hulpvrager niet in staat om zijn financiële situatie op orde te krijgen. Een vrijwilliger helpt om te voorkomen dat er professionele hulp nodig is. De cli-
43
IVA beleidsonderzoek en advies
ent zelf wordt ‘versterkt’, maar de vrijwilliger is (vooral bij complexe gezinnen) complementair aan professionele hulpverlening; de professional heeft hier dus een andere rol. Het streven is dat er een professional als achterwacht is. Twee projecten gaan uit van de competenties van cliënten. De voorliggende voorzieningen worden gebruikt als hulpstuk om de bestaande competenties verder te ontwikkelen en de competenties die in mindere mate aanwezig zijn verder te ontplooien; hier heeft de informele hulp geen rol. Interessant om op te merken is dat er in een project de hulpbronnen in een omgekeerde volgorde ingezet worden Bij andere projecten is juist het doel dat professionals de informele hulp ontwikkelen: de taak en de positie van de vrijwilligers uit de buurt wordt bijvoorbeeld weer belangrijk door een methodische aanpak uit te bouwen.
8 Good practices
De Wmo-raad wil de veelheid aan informatie uit het onderzoek graag benutten om beleidsaanbevelingen te doen. Een praktisch aanpak daarbij is te kijken naar good practices. Ook voor uitvoerderende organisaties kan deze informatie leerzaam zijn. In dit hoofdstuk wordt eerst een overzicht geven van de scores van de projecten op de 10 doelstellingen van het nieuwe sociale beleid. Op basis van die scores worden daarna per Wmo-prestatieveld enkele good practices benoemd. Daarna wordt nog bezien of enkele van de projecten als overall good practice kunnen worden benoemd; projecten waarin de doelen van sociale vernieuwing goed samenkomen.
8.1
Projectscore op de doelstellingen van het nieuwe sociaal beleid Van de 42 projecten voldoet gemiddeld 58 procent geheel aan de doelstellingen en 4 procent gedeeltelijk. Verder voldoet 11 procent niet, is het bij 7 procent onduidelijke en zijn de doelstellingen gemiddeld voor 20 procent van de doelstellingen niet van toepassing. In figuur 8.1 is een overzicht gegeven van de score van elk project op de 10 doelstelling voor nieuw sociaal beleid.
Figuur 8.1 Score van geselecteerde projecten op de 10 doelstellingen voor nieuw sociaal beleid Voldoet aan doelstelling? (N=42 projecten)
ja
deels
onduidelijk
nee
nvt
N
%
N
%
N
%
N
%
N
%
Vraag centraal
33
79%
6
14%
0
0%
3
7%
0
0%
Kwetsbaar/zelfredzaam
33
79%
1
2%
2
5%
6
14%
0
0%
Zelforganiserend vermo-
35
83%
3
7%
1
2%
1
2%
2
5%
44
Effectiviteit en samenhang van Wmo-projecten in Eindhoven
gen Innoveren
34
81%
1
2%
2
5%
2
5%
3
7%
Dubbelingen opheffen
17
40%
2
5%
8
19%
3
7%
12 29%
Verduurzamen
26
62%
0
0%
6
14%
9
21%
1
2%
Verschuiving welzijn
28
67%
1
2%
2
5%
3
7%
8
19%
Eén centrale persoon
17
40%
1
2%
2
5%
3
7%
19 45%
Wijkvraag/flexibel budget
6
14%
0
0%
3
7%
6
14% 27 64%
Minder bureaucratie
14
33%
1
2%
4
10%
9
21% 14 33%
Totaal
243 58%
16
4%
30
7%
45 11% 86 20%
Bron: IVA 2011
De meeste projecten (83 procent) voldoen volledig aan de doelstelling dat het zelforganiserend vermogen versterkt wordt. Daarna komen de doelstellingen innoveren op verbindingen formele en informele zorg (81 procent), de vraag centraal (79 procent) en het onderscheiden van kwetsbare en zelfredzame burgers (79 procent). Bij 21 procent van de projecten is er geen sprake van verduurzaming en van vermindering van bureaucratie.
8.2
Good practices per Wmo-prestatieveld Het benoemen van good practices geschiedt op basis van de mate waarin projecten voldoet aan alle genoemde doelstellingen van het nieuwe sociale beleid. Daarnaast speelt ook de mate waarin een project past binnen de Wmo-doelstellingen van de verschillende prestatievelden een rol. De onderzoekers komen met enig wikken en wegen tot de volgende good practices. Per prestatieveld is gestreefd naar één good practice; soms zijn er twee gegeven. Voor iedere good practice worden de doelstelling en de belangrijkste activiteiten weergegeven. Prestatieveld 1: Bevorderen van sociale samenhang en leefbaarheid Sportmaatjesproject voor allochtonen vrouwen Doelstelling: allochtonen meisjes en vrouwen kennis laten maken met sportieve activiteiten, doorbreken van isolement, stimuleren tot het blijven deelnemen aan sportieve activiteiten en mensen met elkaar in contact brengen Belangrijkste activiteiten: Voorlichtingsbijeenkomsten organiseren over gezondheid, voeding, gewicht, bewegen, borstkanker, baarmoederhalskanker. Introductie van allochtone vrouwen bij alle mogelijke sportclubs, dus niet alleen zwemmen of badminton, maar ook tennis, golf, etc. via maatjesprojecten. Doelstelling is dat 120 vrouwen lid worden van een sportvereniging. Activiteiten slaan aan; 80 procent blijft daadwerkelijk sporten, zo blijkt uit nametingen.
IVA beleidsonderzoek en advies
45
Prestatieveld 2: Preventief jeugd- en opvoedingsbeleid Samen starten Doelstelling: Biedt kader voor het bieden van zorg op maat aan gezinnen met jonge kinderen, ter preventie van psychosociale problemen. Systematisch en op structurele wijze signaleren, bespreken en eventueel extra ondersteunen of doorgeleiden van zorgwekkende opvoedingssituaties Belangrijkste activiteiten: gesprek met ouders als kind 8 weken oud is over de gezondheid van moeder en kind, rol van de partner, sociale steunnetwerk, bijzondere leefomstandigheden en/of obstakels. Tijdens alle overige contacten door de JGZ met ouders indien nodig vervolggesprek. Indien nodig verwijzen naar maatschappelijk werk, jeugdzorg, huisarts etc..
Prestatieveld 3: Informatie, advies en cliëntondersteuning Zilveren kracht Doelstelling: het benutten, investeren en onderhouden van menselijk kapitaal, zodat senioren hun talenten langer kunnen inzetten voor anderen (hierbij gaat het om vrijwilligerswerk, informele en mantelzorg, en burgerinitiatieven). Belangrijkste activiteiten zijn pittige koffiemeetings waar senioren gevraagd wordt om ook na te denken over de optie om maatschappelijk actief te worden; praktijkwerkplaatsen met vrijwilligersorganisaties en professionele organisaties over elementen uit vrijwilligersbeleid van organisaties waardoor het voor senioren makkelijker wordt bij die organisaties actief te worden; deelproject prinsejagt/driehoeksbos waarin via huisbezoek wordt nagegaan of senioren vrijwilligerswerk doen en waarom wel of niet; communicatie via berichten over zilveren Kracht en via de ambassadeurs. Prestatieveld 4: Ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers Naar een grotere wereld; Kiezen voor Kansen Doelstelling: het vergroten van de leefwereld van allochtone vrouwen met een laag opleidings- of taalniveau. Het doel is in Eindhoven 25 vrouwen per stadsdeel met de methode te bereiken. In totaal zijn dit 150 deelnemers. Belangrijkste activiteiten: zes professionals zijn getraind om het project in de zes stadsdelen uit te voeren en hebben kennis van de Empowermentmethodiek ontwikkeld door het Internationaal Vrouwencentrum (IVC). Dit leidt tot: toename van de kennis van de Nederlandse taal; maatschappelijke activering; empowerment; toeleiding tot (vrijwilligers) werk. Dit aanbod overbrugt de drempel die veel kwetsbare en kansarme vrouwen ervaren tussen hun bestaande situatie en de stap naar (vrijwilligers)werk. Het voorziet in een laagdrempelig aanbod op stadsdeelniveau, waarbij de vrouwen uitgedaagd worden om zichzelf verder te ontplooien. Een stap in de ketenaanpak van 1001 kracht die vooralsnog niet is ingevuld in Eindhoven.
46
Effectiviteit en samenhang van Wmo-projecten in Eindhoven
Steunpunt Mantelzorg Verlicht Doelstelling: uitval en uitsluiting van mantelzorgers voorkomen zodat mantelzorgers zoveel mogelijk gebruik makend van hun eigen kracht hun mantelzorgtaken kunnen blijven uitvoeren en maatschappelijk kunnen blijven participeren evenals degenen die zij verzorgen Belangrijkste activiteiten: Het steunpunt is het punt in de stad voor ondersteuning aan mantelzorgers. Mantelzorgers kunnen er terecht voor alle gestelde basisfuncties: informatie, advies en begeleiding, emotionele steun, educatie, praktische hulp en begeleiden naar respijtzorg, financiële tegemoetkoming en materiële hulp. Prestatieveld 5: Bevorderen van deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking Training/Coaching Durven en Doen Doelstelling: Mensen helpen volwaardig deel te nemen aan de samenleving. Per deelnemer aan een individueel traject is het doel hem of haar 1 tot 2 treden hoger op de participatieladder te laten stijgen. Belangrijkste activiteiten: De trajecten die worden uitgevoerd onder de noemer ‘Durven en doen’ zijn gericht op activering van de individuele deelnemers. Om dit te bereiken wordt de methodiek ‘ontdek je talent en doe mee’ ingezet. Dit bestaat uit een intake, een scan Kennis & Vaardigheden en vervolgens de training zelf die wordt aangepast aan de hand van de gegevens uit de intake en de scan. Tijdens de scan sporen de deelnemers zelf hun talenten en hiaten op door allerlei praktische opdrachten uit te voeren. Tijdens de training wordt de individuele cursist gemotiveerd en gecoacht. Ook wordt aan vaardigheden en talenten gewerkt en worden belemmeringen weggenomen. De training bestaat uit 6 modulen die zowel in groepen als individueel worden uitgevoerd. Hierdoor wordt gewerkt aan het functioneren in een groep en wordt gezocht naar individuele mogelijkheden om actief te worden. Prestatieveld 6: Verlenen van individuele voorzieningen aan mensen met een beperking, zodat zij zelfstandig kunnen blijven functioneren of kunnen meedoen aan het maatschappelijke verkeer Participatietrajecten Jeugdzorg-verlaters en Zwerfjongeren het kader van de proeftuin Niemand uit Beeld Doelstelling: het bereiken van economische en maatschappelijke zelfredzaamheid bij jongeren Belangrijkste activiteiten: Opstellen plan van aanpak samen met jongere. Begeleiding en ondersteuning jongere op alle leefgebieden waar dit nodig is (financiën, opleiding, werk, vrije tijd, zorg, huisvesting etc.). Prestatieveld 7: Bieden van maatschappelijk opvang, waaronder vrouwenopvang Aware
IVA beleidsonderzoek en advies
47
Doelstelling: Via een alarmsysteem met daaraan gekoppelde afspraken met politie en justitie de veiligheid van mishandelde vrouwen en hun kinderen en vergroten. Het is een hulpmiddel om vrouwen die ernstig bedreigd worden te beschermen en de kans te bieden weerbaarder te worden. Belangrijkste activiteiten: ondersteuning bij aangifte; screening en evaluatie bij plaatsing alarmsysteem; opvang bij dreiging en alarmering; toeleiding naar vervolghulpverlening. Prestatieveld 8: Openbare geestelijke gezondheidszorg Invoeren van het coördinatiepunt Stedelijk Kompas Doelstelling: middels een samenhangende benadering de maatschappelijke opvang van dak- en thuislozen aan te pakken Belangrijkste activiteiten: Het Centraal Coördinatiepunt ziet erop toe dat de samenwerking in de keten tot stand komt en bewaakt het niveau van de kwaliteit en de capaciteit van de voorzieningen. Met behulp van het cliëntvolgsysteem worden individuele en collectieve ontwikkelingen van de dak- en thuislozen geregistreerd en verwerkt in aanpassingen van het zorgaanbod, de huisvestingsbehoefte etc. Het centraal coördinatiepunt wordt ondergebracht bij de gemeente Eindhoven, enerzijds omdat een onafhankelijke positie ten opzichte van de betrokken zorginstellingen voor het functioneren van het coördinatiepunt een voorwaarde is, anderzijds omdat de gemeente de instantie is die op bestuurlijk niveau met alle andere betrokken partijen betrekkingen onderhoudt en (lokaal, regionaal, landelijk) afspraken maakt. Outreachende OGGZ Dienstverlening Veiligheid Doelstelling: Bevorderen van veiligheid, plegen van interventies bij cliënten en cliëntsystemen waarbij door een van de partijen wordt aangegeven dat er sprake is van overlast, onacceptabel gedrag, onveilige situatie als gevolg van een psychische problematiek. Belangrijkste activiteiten: participatie bij woonoverlastteams in Eindhoven en randgemeenten; participatie in veelplegersoverleg (in kader veiligheidshuis Eindhoven); psychiatrische, uitvoerende zorg (regionaal) vanuit steunpunt Huiselijk Geweld; participatie forensisch psychiatrisch netwerk (regionaal). Prestatieveld 9: Bevorderen van verslavingszorg Voorlichtingsactiviteiten gezonde school en genotmiddelen Doelstelling: uitvoering op 20 scholen. Belangrijkste activiteiten: geven van voorlichting aan jongeren binnen een onderwijssetting, adviseren aan scholen en adviesgesprekken aan ouders. Prestatieveld 10: Fysieke omgeving, als voorwaarde voor participatie en woonservice Krachtwijk Actief De Bennkel, Doornakkers en Woensel-West (3 projecten)
48
Effectiviteit en samenhang van Wmo-projecten in Eindhoven
Doelstelling: realiseren van een laagdrempelige, herkenbare voorziening in de wijk met als doel participatie en re-integratie van mensen met een WWB-uitkering, UWVkering en Nug-ers. Belangrijkste activiteiten: re-integratietraject gericht op maatschappelijke participatie (stijging participatieladder) of werk. Toegankelijkheid/Mobiliteit Doelstelling: het wegnemen van obstakels/knelpunten om de toegankelijkheid/mobiliteit te bevorderen, zodat mensen met een beperking zoveel mogelijk regie in hun eigen leven kunnen behouden en kunnen participeren in de maatschappij. Belangrijkste activiteiten: toetsen van Gemeentelijke gebouwen met een publieksfunctie (24), VTA’s (56), Spilcentra (21), Gezondheidscentra/zorginstellingen (39), Basis Onderwijs (80), Middelbaar Onderwijs (40), Hoger Onderwijs (22), Sportaccommodaties/zwembaden (38), Gymnastieklokalen (12), Voorzieningen Welzijnswerk (9), Musea (12), Theaters + concertgebouwen (8), Algemene Invalidenparkeerplaatsen centrum (23), Toegankelijke bushaltes (150), Soort opname: checklists BTBU + een aantal Seatcam-video’s.
8.3
Good practices nieuw sociaal beleid Als afronding van dit hoofdstuk wordt een aantal overall good practices benoemd. Dit geschiedt op basis van de hoogste aantallen scores van de projecten op de tien doelstellingen voor nieuw sociaal beleid. In de volgende vier projecten komen de doelen van de sociale vernieuwing goed samen. De projecten zijn vermeld in willekeurige c.q. alfabetische volgorde. De omschrijvingen zijn te vinden in de vorige paragraaf bij het desbetreffende prestatieveld. •
Krachtwijk Actief; drie projecten: De Bennkel, Doornakkers en WoenselWest (prestatieveld 10)
•
Naar een grotere wereld; Kiezen voor Kansen (prestatieveld 4)
•
Samen starten (prestatieveld 2)
•
Sportmaatjesproject voor allochtonen vrouwen (prestatieveld 1)
IVA beleidsonderzoek en advies
49
9 Samenvatting verdiepende inventarisatie
De Wmo-raad Eindhoven geeft gevraagd en ongevraagd advies aan de gemeente Eindhoven over de wijze waarop de Wmo in Eindhoven vormgegeven en uitgevoerd moet worden. Vooral nu ook de Wmo Nieuwe Stijl geïmplementeerd moet worden en er ‘handen en voeten’ gegeven moet worden aan het kantelingsproces van de Wmo waarvan vraaggerichtheid, resultaatgerichtheid en eigen kracht de belangrijkste uitgangspunten vormen. Om haar adviserende taak adequaat te kunnen verrichten heeft de Wmo-raad behoefte aan inzicht in de huidige stand van zaken wat betreft de uitvoering van de Wmo. Wat wordt er al gedaan en waar zijn nog lancunes in te ontdekken? Daarnaast wil de Wmo-raad in haar advisering graag aansluiten bij relevante ontwikkelingen die gerelateerd zijn aan de uitvoering van de Wmo in de gemeente Eindhoven. Vanuit deze reden is de Wmo-raad benieuwd naar de mate waarin er op dit moment invulling wordt gegeven aan het kantelingsproces en de mate waarin de projecten aansluiten bij de doelstellingen van het nieuwe sociale beleid. Voor het benodigde inzicht in Wmo-gerelateerde projecten is er in eerste instantie een brede inventarisatie verricht onder diverse organisaties, instellingen en afdelingen van de gemeente Eindhoven. Dit heeft geresulteerd in 369 projecten of activiteiten die gerelateerd zijn aan de uitvoering van de Wmo (zie deel I). Vervolgens heeft er een selectie plaatsgevonden van een 40-tal projecten. Van deze projecten is er een verdiepende inventarisatie gemaakt en is een aantal good practices beschreven. Algemene inhoudelijke informatie De verdiepende inventarisatie laat zien dat de uitvoerders van de projecten op een breed terrein van zorg en welzijn actief zijn. Driekwart onderhoudt in de projecten samenwerkingsrelaties met andere organisaties. Ook zij bestrijken een breed en zeer gevarieerd werkveld. In het algemeen treedt de gemeente als (co-)financierder op in de projecten. Andere genoemde rollen van de gemeente Eindhoven zijn opdrachtgever, regisseur en participant. De projecten kennen een gemiddeld budget van 12.500 euro; variërend van zo’n € 5.500 tot € 520.000. Bij tweederde van de projecten is er sprake van een duidelijke projectstructuur met een gedefinieerd begin en einde. In de meeste gevallen gaat het dan om een doorlooptijd van één jaar. Doelstellingen nieuw sociaal beleid Ten aanzien van het nieuwe sociale beleid komt uit de diepgaande inventarisatie naar voren dat de huidige projecten op een aantal punten aansluiten bij de geformuleerde doelstellingen. Zo blijkt voor het overgrote merendeel van de projecten de vraag en behoefte van de cliënt leidend te zijn voor het aanbod (doel 1). De vraag is hier altijd het uitgangspunt en daarbij wordt het aanbod gezocht. Daarnaast wordt bij
50
Effectiviteit en samenhang van Wmo-projecten in Eindhoven
het merendeel van de projecten een onderscheid gemaakt in de vraag van kwetsbare en van zelfredzame burgers (doel 2). Vaak is het zo dat de doelstelling specifiek betrekking heeft op kwetsbare burgers. Het zelforganiserend vermogen van de doelgroep wordt duidelijk versterkt door de (andere) rol van professionals en voorzieningen (doel 3). Een aantal mogelijke rollen zijn: faciliterend, begeleidend, coördinerend en ondersteunend. Ook vindt bij een overgroot deel van de projecten innovatie plaats op verbindingen van formele en informele zorg (doel 4). Deze doelstelling voor sociaal beleid vloeit direct voort uit de kanteling van de Wmo. Bij de meeste projecten komt de verbinding tussen informele en geïndiceerde zorg naar boven in de begeleiding van de activiteiten door vrijwilligers. Deze vrijwilligers worden weer ondersteund en begeleid door professionals. In mindere mate maar nog steeds wel afdoende is er sprake van aansluiting bij de doelstellingen van het nieuwe sociaal beleid wat betreft verduurzamen en verschuiving welzijn. Verduurzaming van werkwijze en aanpak vindt plaats bij circa 60 procent van de projecten (doel 6). Verduurzaming is vaak een vertaalslag van de ontwikkeling van de eigen kracht aangevuld met de kracht van informele zorg en soms ook van de formele zorg naar een nieuwe werkwijze. Organisaties die hiermee ervaringen hebben opgedaan, blijven deze aanpak duurzaam uitvoeren; ontwikkelde succesvolle methodieken worden daarna in nieuwe projecten ingezet. Verder vindt bij tweederde van de projecten verschuiving plaats van welzijnsactiviteiten naar scholen, sport, mantelzorgers, zelfhulp, vrijwilligersorganisaties, woningbouwcorporaties en/of kleinschalige initiatieven op wijk- en buurtniveau (doel 7). De meeste verschuivingen vinden plaats naar vrijwilligersorganisaties, mantelzorgers, kleinschalige initiatieven op buurt- en wijkniveau, scholen, woningbouwcorporaties en de thuiszorg. Op een aantal aspecten wordt er – om verschillende redenen - onvoldoende aangesloten bij het nieuwe sociaal beleid. Zo wordt in minder dan de helft van de projecten dubbelingen in beleid en uitvoering opgeheven (doel 5). Daarbij is het van groot belang dat er goede afstemming en overleg plaatsvindt, zodat dubbelingen ook daadwerkelijk boven water (kunnen) komen en de samenwerking bevorderd wordt. Hierbij is wel van belang om op te merken dat bij 30 procent het opheffen van dubbelingen niet van toepassing is. Ook de aanwezigheid van één centrale contactpersoon per probleemgezin komt bij minder dan de helft van de projecten voor (doel 8). De centrale contactpersoon kan een mantelzorger, wijkmaatschappelijk werker, professionele hulpverlener of trajectbegeleider zijn. Echter, bij bijna de helft van de projecten is deze doelstelling voor nieuw sociaal beleid niet van toepassing. Verder is de doelstelling om meer ruimte voor wijkvragen te krijgen door flexibiliteit in de budgetovereenkomsten bij het merendeel van de projecten niet van toepassing (doel 9). Het gebeurt wel mondjesmaat. Binnen de kaders van de Wmo gaat nu wel meer ruimte komen voor flexibilisering van de budgetten. Bovendien is bij een derde van de projecten sprake van vermindering van de bureaucratie en meer uitvoeringsruimte voor professionals die niet ten koste gaat van efficiency en maatschappelijk rendement (doel 10). Veelal komt het er in de praktijk op neer dat er ruimte is of gecreëerd wordt om doelen en uitgangspunten vast te stellen en af te spreken. Hierbinnen kunnen de
51
IVA beleidsonderzoek en advies
betrokkenen vervolgens grotendeels zelf bepalen wat hun inzet wordt, in afstemming met collega-hulpverleners, cliënt en de informele zorg. Dit leidt tot een hogere efficiency. In figuur 9.1 worden de scores op de tien doelstellingen voor het nieuw sociaal beleid schematisch weergegeven.
Figuur 9.1 Score op de tien doelstellingen voor nieuw sociaal beleid
vraag centraal kwetsbaar/zelfredzaam zelforganiserend vermogen innoveren dubbelingen opheffen verduurzamen verschuiving welzijn één centrale persoon wijkvraag/flexibel budget minder bureaucratie 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
ja
deels
nee
nvt/onduidelijk
Bron: IVA 2011
Kantelingsproces Wmo Binnen het kantelingsproces van de Wmo worden de drie belangrijkste doelstellingen gevormd door vraaggerichtheid, resultaatgerichtheid en eigen kracht. Uit de inventarisatie komt naar voren dat er in tweederde van de projecten vraaggericht gehandeld wordt in plaats van claimgericht (doel 1 Wmo). Vaak wordt opgemerkt dat dit hand in hand gaat met het leggen van de focus op de eigen kracht en niet op de problemen. Bij bijna 30 procent van de projecten is de vraag of er sprake is van meer vraaggericht in plaats van claimgericht werken niet van toepassing. Bij bijna 60 procent van de projecten wordt meer resultaatgericht gewerkt dan productgericht (doel 2 Wmo). Maatwerk is daarbij belangrijk; er worden geen kant-enklaar producten geleverd, organisaties worden juist ook meer en meer afgerekend op het resultaat. Ook hierbij is het principe van resultaatgericht voor een groot deel niet van toepassing of onduidelijk.
52
Effectiviteit en samenhang van Wmo-projecten in Eindhoven
Verder wordt er bij 60 procent van de projecten eerst gebruik gemaakt van de inzet van de eigen kracht, dan pas van de omgeving en als laatste pas van de voorliggende voorzieningen (doel 3 Wmo). Hierop is de werkwijze en opzet van de meeste van deze projecten ook gebaseerd. Vrijwilligers en ook professionals kunnen cliënten stimuleren, enthousiasmeren en motiveren om groei in hun eigen kracht te bevorderen. In de meeste gevallen wordt alleen in complexe situaties of bij complexe problematiek de professional benaderd. Figuur 9.2 geeft schematisch de scores op de drie principes van kantelingsbeleid van de Wmo weer.
Figuur 9.2 Score op de drie principes van Wmo-kanteling
vraaggericht
resultaatgericht
eerst eigen kracht
0%
10%
20%
ja
30%
deels
40%
nee
50%
60%
70%
80%
90%
100%
nvt/onduidelijk
Bron: IVA 2011
Wel willen we benadrukken dat bij de interpretatie van de scores ten aanzien van het nieuw sociaal beleid en het kantelingsproces enige voorzichtigheid betracht dient te worden. De kans is reëel dat de resultaten positiever gekleurd zijn omdat in de selectie er voor gekozen is die projecten te nemen die op het eerste gezicht al innovatief zijn. Vervolgens is van de selectie de innovatieve waarde op de doelstellingen van het sociaal beleid en de drie principes van de Wmo-kanteling diepgaander inhoudelijk geïnventariseerd. De resultaten dienen derhalve uitsluitend als richtinggevend voor het formuleren van beleidsaandachtspunten te worden gehanteerd.
53
IVA beleidsonderzoek en advies
Bijlage 1: Opdrachtbrief
Retouradres Postbus 90150, 5600 RB Eindhoven
Behandeld door mw. J. Staarink Telefoon (040) 238 24 11
IVA
Uw brief van 15 december 2010 Uw kenm. mvt/avdk/0043/vcwz100075
t.a.v. Mw. E.A.C.M. Zwaans MMO
Ons kenmerk Wmo-raad 23 december 2010
Managing Director Postbus 90153 5000 LE Tilburg
Betreft Projectvoorstel Geachte mevrouw Zwaans, Hierbij verlenen wij u opdracht voor het uitvoeren van een onderzoek naar “de effectiviteit en samenhang Wmo-projecten in Eindhoven”, volgens uw offerte nummer 4595 d.d. 15 december 2010. Het tijdstip van opleveren is overeengekomen eind april/begin juni 2011. De kosten verbonden aan het onderzoek mogen maximaal € 24.990,00 inclusief BTW bedragen. Voor eventueel meerwerk dient u apart een opdracht te verkrijgen. Als contactadres kunt u gebruiken: Joke Staarink – secretaris Wmo-raad Raadsgriffie gemeente Eindhoven Postbus 90150 5600 RB Eindhoven De hierbij meegezonden algemene inkoopvoorwaarden van de gemeente Eindhoven maken onderdeel uit van de opdracht. Met vriendelijke groeten, Mw. J. Verbruggen Plaatsvervangend griffier
54
Effectiviteit en samenhang van Wmo-projecten in Eindhoven
Bijlage 2: De tien prestatievelden van de Wmo
Prestatieveld 1: Bevorderen van sociale samenhang en leefbaarheid Het prestatieveld 'bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten', is erg breed. De gemeente heeft veel vrijheid om lokaal invulling te geven aan de sociale samenhang. De verschillen in behoeften variëren immers tussen gemeenten, onder meer vanwege bevolkingssamenstelling en lokale tradities. Er zijn ook veel manieren om de sociale samenhang te bevorderen, bijvoorbeeld via het zorgen voor aantrekkelijke plekken waar burgers elkaar kunnen ontmoeten. Een wijkcentrum waar verschillende zorg- en welzijnsfuncties worden gecombineerd, maakt het mogelijk dat verschillende groepen elkaar ontmoeten. Ook sport speelt een belangrijke rol bij het bereiken van de doelstellingen; dit kan door de gemeente bevorderd en ondersteund worden. Het bevorderen van sociale samenhang en leefbaarheid raakt ook andere sectoren als wonen, ruimtelijke ordening, integratiebeleid, veiligheid en economie. Leefbaarheid wordt vaak gebruikt in de context van het wonen in een prettige en veilige omgeving, met de mogelijkheid om (thuis of in de buurt) gebruik te kunnen maken van (eenvoudige) zorg-, welzijns- en gemaksdiensten. Prestatieveld 2: Preventief jeugd- en opvoedingsbeleid Het prestatieveld 'op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden' heeft betrekking op situaties waar sprake is van een verhoogd risico als het gaat om ontwikkelingsachterstand, schooluitval of criminaliteit, maar voor wie zorg op grond van de Wet op de jeugdzorg niet nodig is dan wel voorkomen kan worden. Het gaat dan om vijf functies: informatie en advies, signaleren van problemen, toegang tot het hulpaanbod, licht-pedagogische hulp en coördinatie van zorg. Prestatieveld 3: Informatie, advies en cliëntondersteuning Het prestatieveld ‘ het geven van informatie en advies en cliëntondersteuning’, heeft betrekking op activiteiten die de burger de weg wijzen in het veld van de maatschappelijke ondersteuning. Het kan dan gaan om algemene voorzieningen zoals (voldoende) informatiepunten, als om meer specifieke voorzieningen zoals een individueel advies, of hulp bij de verheldering van een ondersteuningsvraag. Het is wenselijk dat de gemeente zich daarbij laat leiden door de 'één loket gedachte': een burger behoeft zich in principe niet vaker dan één maal tot de gemeente te wenden om over het gehele scala van voorzieningen de benodigde informatie te verkrijgen. Daarbij dient de gemeente zich niet te beperken tot die voorzieningen waar zij zelf 'over gaat', maar ook informatie te geven over relevante aanpalende terreinen, zoals zorg en wonen. Cliëntondersteuning heeft daarbij betrekking op de ondersteuning van een cliënt bij het maken van een keuze of het oplossen van een probleem. Cliëntondersteuning
IVA beleidsonderzoek en advies
55
betekent een vertsterking van de regie van de cliënt (en zijn omgeving), zodat de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie wordt bevorderd. Cliëntondersteuning is meer dan informatie en advies; het richt zich ook op mensen die voor een vraag of een situatie staan die zodanig complex is dat de betreffende persoon het zelf en met zijn omgeving niet op kan lossen. Prestatieveld 4: Ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers Het gaat hier vooral om algemene beleidsmaatregelen en minder vaak om individuele voorzieningen. Hoewel de gemeentelijke verplichtingen hier vooral 'procedureel' zijn, wordt verwacht dat het gemeentelijke beleid geïntensiveerd wordt op de ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers. Bij de mantelzorg gaat het om het bieden van iets extra 's dat qua duur en qua intensiteit de geschetste 'normale gang van zaken' overstijgt. Vaak is er sprake van een situatie waarbij de mantelzorger in de knel komt van maatschappelijke verplichtingen en persoonlijke voorkeuren. Mantelzorg wordt omschreven als langdurende zorg die rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. De vrijwillige inzet van burgers, zowel informeel en ongeorganiseerd (kleinschalig burgerinitiatief) als in georganiseerd verband (vrijwilligersorganisaties en bijvoorbeeld sport), vormt een onmisbaar deel van de ‘civil society’. Door vrijwilligerswerk kunnen burgers zelf verantwoordelijkheid nemen in plaats van alles van een ander of de overheid te verwachten; de burger is niet alleen maar consument van publieke diensten, maar levert actief een bijdrage. Prestatieveld 5: Bevorderen van deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking Het gaat hier om het bevorderen van deelname aan het maatschappelijk verkeer en over het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch of psychosociaal probleem. En dan met name om algemene maatregelen die, zonder dat men zich tot de gemeente behoeft te wenden, ten goede kunnen komen aan een ieder die daaraan behoefte heeft. Deelname aan het maatschappelijk verkeer bestaat bijvoorbeeld uit de toegankelijkheid van de woonomgeving en openbare ruimten zoals leeszalen of het gemeentehuis. Deelname wordt bevorderd als men zich met hun rolstoel, of met welk hulpmiddel dan ook, gemakkelijk kan bewegen in de woonomgeving en toegang heeft tot alle openbare faciliteiten. Ook het organiseren van activiteiten met een sociaal-recreatief of sportief karakter zodat ook specifieke doelgroepen daaraan kunnen deelnemen, is een voorbeeld. Bij participatie in de samenleving gaat het om de mogelijkheden tot deelname aan alle aspecten van de samenleving. Participatie geldt voor alle mensen, inclusief de doelgroep: mensen met lichamelijke beperkingen, lichte verstandelijke beperkingen en gedragsproblemen en (ouderen, gehandicapten, chronisch zieken, [ex]psychiatrische patiënten.
56
Effectiviteit en samenhang van Wmo-projecten in Eindhoven
Prestatieveld 6: Verlenen van individuele voorzieningen aan mensen met een beperking, zodat zij zelfstandig kunnen blijven functioneren of kunnen meedoen aan het maatschappelijke verkeer Hier gaat het om individueel te verlenen voorzieningen, die zijn aangepast aan de behoefte van individuele mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem. Het individuele gebruikskarakter van de voorziening kan op collectieve wijze vorm worden gegeven. Bijvoorbeeld via het vervoer van gehandicapten door middel van taxibusjes waarop men een individueel beroep kan doen. Of men 'toegang' heeft tot een dergelijke voorziening hangt echter altijd af van de individuele kenmerken van de persoon met een beperking. De gemeente is, met uitzondering van die voorzieningen waarvoor een zorgplicht geldt, geheel vrij om te bepalen welke concrete voorzieningen worden verleend, bijvoorbeeld woonvoorzieningen, sportrolstoelen, begeleiding bij zelfstandig wonen, dagbesteding voor ouderen, maaltijdvoorziening, sociale alarmering, vervoersvoorzieningen, klussendiensten, algemeen maatschappelijk werk of vormen van psychosociale hulpverlening. Prestatieveld 7: Bieden van maatschappelijk opvang, waaronder vrouwenopvang Maatschappelijke opvang omvat activiteiten die bestaan uit het tijdelijk bieden van onderdak, begeleiding, informatie en advies aan personen die, door een of meerdere problemen, al dan niet gedwongen de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Onder vrouwenopvang wordt begrepen het tijdelijk bieden van onderdak, begeleiding, informatie en advies aan vrouwen die, al dan niet gedwongen, de thuissituatie hebben verlaten in verband met problemen van relationele aard of geweld en het beleid ter bestrijding van huiselijk geweld. Prestatieveld 8: Openbare geestelijke gezondheidszorg Het bieden van openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ) is nagenoeg hetzelfde als hieronder in de Wet collectieve preventie volksgezondheid wordt verstaan, namelijk het signaleren en bestrijden van risicofactoren op het gebied van de openbare geestelijke gezondheidszorg, het bereiken en begeleiden van kwetsbare personen en risicogroepen, het functioneren als meldpunt voor signalen van crisis of dreiging van crisis bij kwetsbare personen en risicogroepen en het tot stand brengen van afspraken tussen betrokken organisaties over de uitvoering van de openbare geestelijke gezondheidszorg. Het bieden van psychosociale hulp bij rampen wordt niet in de Wmo ondergebracht. Dit deelgebied is expliciet uitgezonderd van het begrip openbare geestelijke gezondheidszorg in de Wmo. Prestatieveld 9: Bevorderen van verslavingszorg Ambulante verslavingszorg heeft betrekking op activiteiten die bestaan uit ambulante hulpverlening, gericht op verslavingsproblemen, en preventie van verslavingsproblemen, inclusief activiteiten in het kader van bestrijding van overlast door verslaving.
IVA beleidsonderzoek en advies
57
Prestatieveld 10: Fysieke omgeving, als voorwaarde voor participatie en woonservice Het gaat hier om activiteiten ten behoeve van de zogenaamde harde infrastructuur wonen en woonomgeving. Dit prestatieveld is als tiende in Eindhoven toegevoegd aan de eerstgenoemde negen prestatievelden, zoals die in de Wet maatschappelijke ondersteuning worden genoemd.
59
IVA beleidsonderzoek en advies
Bijlage 3: Aanbevelingsbrief van de Wmo-raad
Retouradres Postbus 90150, 5600 RB Eindhoven
Behandeld door mw. J. Staarink Telefoon (040) 238 24 11 Uw brief van Uw kenmerk Ons kenmerk Wmo-raad 19 januari 2011
Betreft onderzoek Wmo-raad De Wmo-raad van de gemeente Eindhoven is in het leven geroepen door de gemeenteraad en heeft de opdracht meegekregen om de gemeenteraad gevraagd en ongevraagd te adviseren over zaken die de uitvoering van de Wmo betreffen. De Wmo-raad heeft het initiatief genomen een extern onderzoek te laten uitvoeren naar de uitvoering en effecten van het Wmo-beleid in Eindhoven. Het onderwerp van onderzoek spitst zich toe op de samenhang en effectiviteit van Wmo projecten/pilots in Eindhoven vanaf het jaar 2007. Het is een inventarisatie van projecten die in Eindhoven zijn uitgevoerd met subsidie van de gemeente. We zijn geïnteresseerd in een zo volledig mogelijk overzicht van (gerealiseerde) pilots/projecten, zowel de kwantitatieve gegevens als de kwalitatieve effecten en samenhang. De Wmo-raad zal op basis van het rapport – dat eind april 2011 wordt opgeleverd – een advies formuleren voor de gemeenteraad en dat nog voor de zomervakantie presenteren. Het onderzoek zal worden uitgevoerd door het IVA. Dit onderzoeksbureau is gelieerd aan de Universiteit van Tilburg. Namens IVA is de heer van Tits projectleider, mevrouw van den Wijngaart is hoofdonderzoeker en mevrouw van den Weijer onderzoeksassistent. Mogelijk wordt u binnenkort – direct of indirect – benaderd om een bijdrage te leveren aan dit onderzoek. Om de voortgang van het onderzoek te kunnen waarborgen
60
Effectiviteit en samenhang van Wmo-projecten in Eindhoven
verzoeken wij vriendelijk om enige urgentie te betrachten bij de beantwoording van de vragen die de IVA-onderzoekers hebben. Wij stellen er prijs op om op uw medewerking te kunnen rekenen in het belang van een effectief en efficiënt Wmo-beleid voor de Eindhovense burgers. Voor vragen en/of toelichting kunt u contact opnemen met: Mw. Joke Staarink Secretaris Wmo-raad Raadsgriffie gemeente Eindhoven Email:
[email protected] Hoogachtend, Namens de Wmo-raad,
J.J.M. Kusters msm Voorzitter Wmo-raad
jst/HA11002719
IVA beleidsonderzoek en advies
61
Bijlage 4: Verzoek om deelname onderzoek
Zoals u weet is vanaf 2007 de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in werking in Nederland. Deze wet dient ervoor te zorgen dat alle burgers kunnen participeren in de samenleving. Het gaat bijvoorbeeld om preventief jeugdbeleid, om mensen met beperkingen door ouderdom of handicap, een chronisch psychisch probleem, maar ook om vrijwilligers en mantelzorgers. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wmo. De werking van de Wmo is neergelegd in tien prestatievelden. Hiervan treft u een overzicht aan als bijlage bij deze mail. De Wmo-raad, het onafhankelijk adviesorgaan van de gemeenteraad Eindhoven heeft behoefte aan inzicht in projecten en activiteiten die Wmo-gerelateerd zijn en na 1 januari 2007 uitgevoerd zijn of momenteel uitgevoerd worden. Hiervoor heeft de Wmo-raad gevraagd aan IVA, een onafhankelijk onderzoeksbureau van de Universiteit van Tilburg, om de inventarisatie van projecten en activiteiten uit te voeren. Een brief van de Wmo-raad is als bijlage toegevoegd aan deze mail. Uw organisatie is door de Wmo-raad genoemd als potentieel leverancier van gegevens voor de inventarisatie. Voor een beter zicht op het functioneren van de Wmo in Eindhoven is het onderzoek van groot belang. Er komt via het onderzoek inzicht in de beleidsvorming, de methodiekontwikkeling, de samenhang/samenwerking en de innovatieve kracht op en tussen de tien verschillende Wmo-prestatievelden. Het onderzoek dient tevens als nulmeting voor de toekomst en als springplank voor een meer samenhangend Wmobeleid in Eindhoven. Per project of activiteit waar uw organisatie bij betrokken was/is, zijn we op zoek naar de volgende informatie: • Titel project • Doelstelling • Doelgroep • Looptijd • Budget • Prestatieveld(en) • Tussen/eindrapport • Is er een evaluatie/verantwoording? We hopen dat u en/of uw collega’s in de gelegenheid zijn om op korte termijn deze informatie te achterhalen en we zijn voornemens binnenkort hierover contact met u op te nemen.
62
Effectiviteit en samenhang van Wmo-projecten in Eindhoven
Mede namens de leden van de Wmo-raad dank ik u voor uw inzet. Hartelijke groeten, Martien Mede namens de leden van de Wmo-raad dank ik u voor uw inzet. Hartelijke groeten, Martien ================================================== D r s. M a r t i e n H . L . v a n T i t s Projectleider / Gezondheidseconoom Unit Zorg IVA, Beleidsonderzoek & Advies PO Box 90.153 NL 5000LE TILBURG tel: +31 13 466 8427 mobile: 06 224 95 114 fax: +31 13 466 8477 m a i l :
[email protected] w e b : www.iva.nl 3 Before printing, think about the environment
IVA beleidsonderzoek en advies
Bijlage 5: Vragenlijst inventarisatie
2de fase Inventarisatie 43 projecten/activiteiten voor de Wmo-raad Eindhoven
Projectnummer (in IVA-administratie): Titel project / activiteit:
Algemene gegevens Uitvoerder / projectleider: Betrokken partijen: Rol gemeente Eindhoven: Looptijd (jaar/maand): Financiering door: Budget (per financier):
Inhoud van het project Doelstelling: Prestatieveld: Doelgroep: Belangrijkste activiteiten:
63
64
Effectiviteit en samenhang van Wmo-projecten in Eindhoven
Tien doelstellingen nieuw sociaal beleid van de gemeente Eindhoven 1.
Zijn vraag en behoefte leidend bij het aanbod (staat de vraag centraal)? ja/nee; korte toelichting.
2.
Wordt er onderscheid gemaakt in de vraag van kwetsbare en zelfredzame burgers? ja/nee; korte toelichting.
3.
Wordt het zelforganiserend vermogen van de doelgroep versterkt door (andere) rol professionals en voorzieningen. ja/nee; korte toelichting.
4.
Vindt er innovatie plaats op verbindingen van formele en informele zorg (WMOdenken)? ja/nee; korte toelichting.
5.
Worden er dubbelingen in beleid en uitvoering opgeheven? ja/nee; korte toelichting.
6.
Worden werkwijzen/aanpak die in het verleden effectief bleken te zijn nu verduurzaamd? ja/nee; korte toelichting.
7.
Vindt er een verschuiving plaats van welzijnsactiviteiten naar scholen, sport, mantelzorgers, zelfhulp, vrijwilligersorganisaties, woningbouwcorporaties en/of kleinschalige initiatieven op wijk- en buurtniveau? ja/nee; korte toelichting.
8.
Is er, voor zover van toepassing, één centrale contactpersoon per probleemgezin? ja/nee; korte toelichting.
9.
Is er meer ruimte voor wijkvragen door flexibiliteit budgetovereenkomsten? ja/nee; korte toelichting.
10. Is er sprake van vermindering van bureaucratie en van meer uitvoeringsruimte voor professionals; maar niet ten koste van efficiency en maatschappelijk rendement? ja/nee; korte toelichting. Drie vragen vanuit de kanteling van de Wmo: 11. Is er sprake van meer vraaggericht in plaats van claimgericht? ja/nee; korte toelichting. 12. Is er sprake van meer resultaatgericht in plaats van productgericht? ja/nee; korte toelichting. 13. Wordt er gebruik gemaakt van de inzet van de eigen kracht, dan pas de omgeving (mantelzorgers) en daarna pas de voorliggende voorzieningen? ja/nee; korte toelichting.
IVA beleidsonderzoek en advies
65
Bijlage 6: Overzicht doelstellingen en activiteiten geselecteerde projecten
Aware Doelstelling: Via een alarmsysteem met daaraan gekoppelde afspraken met politie en justitie de veiligheid van mishandelde vrouwen en hun kinderen en vergroten. Het is een hulpmiddel om vrouwen die ernstig bedreigd worden te beschermen en de kans te bieden weerbaarder te worden. Belangrijkste activiteiten: • Ondersteuning bij aangifte. • Screening en evaluatie bij plaatsing alarmsysteem. • Opvang bij dreiging en alarmering. • Toeleiding naar vervolghulpverlening. Buddy voor mantelzorgers Doelstelling: (vrijwilligers bieden) Psychosociale ondersteuning en stimuleren mantelzorgers om hun eigen netwerk te versterken. Belangrijkste activiteiten: Buddycontact/Maatjescontact. 1 op1 begeleiding in de vorm van huisbezoeken, of samen activiteiten ondernemen. Collectieve preventie gericht op risico- en aandachtsgroepen voor mantelzorgers Doelstelling: Mantelzorgondersteuning Belangrijkste activiteiten: Participatie in Steunpunt Mantelzorg Verlicht, voorlichting aan mantelzorgers van mensen met psychische problematiek, (toeleiden tot) cursusaanbod voor familieleden van mensen met ernstige psychische problematiek, coaching mantelzorgers. Collectieve preventie gericht op risico- en aandachtsgroepen voor kinderen Doelstelling: kinderen van ouders met psychiatrische problemen(KOPP)/KVO. Belangrijkste activiteiten: • voorlichting over KOPP/KVO bij intermediairen die bij de vindplaats van deze kinderen aanwezig zijn • aanbod voor KOPP/KVO-kinderen, voor zover niet te financieren vanuit de ZVW • activiteiten gericht op toeleiding naar dit aanbod Dienstencheque Eindhoven Doelstelling: aanbod van woonzorgservicediensten in de wijk, bieden van een herkenbare en laagdrempelige toegang, vermaatschappelijking, re-integratie en scholing, initiëren van sociale participatie en bevorderen leefbaarheid in de buurt.
66
Effectiviteit en samenhang van Wmo-projecten in Eindhoven
Belangrijkste activiteiten zijn indirect, zoals het opzetten van een organisatie waaronder een arbeidspool, schakelpunt en verkooppunten. Primair: diensten om het huis t.b.v. doelgroep. Kansen geven aan mensen met afstand tot de arbeidsmarkt. Erkenning en waardering van mantelzorgers Doelstelling: het bereiken van (potentieel) zwaar en overbelaste mantelzorgers, om bekendheid te geven aan de ondersteuningsmogelijkheden en om in contact te komen met deze mantelzorgers om overbelasting en uitval te voorkomen Belangrijkste activiteiten: Door samen te werken met organisaties in Eindhoven die zich herkennen als vindplaats van mantelzorgers willen we het bereik van mantelzorgers vergroten. Naast het signaleren van mantelzorgers willen we hen waarderen, erkennen en verwennen middels het mantelzorgcadeau. En doordat mantelzorgers zich kenbaar maken is het mogelijk om een eenvoudige profielschets te maken van de mantelzorgers, waardoor we de doelgroep en de mogelijke ondersteuningsbehoeften beter leren kennen. Gezond Bewegen Doelstelling: Binnen een jaar bij de kinderen, hun ouders en begeleiders bewustwording creëren over de gevolgen van overgewicht en daarmee gedragsverandering bevorderen ten aanzien van een gezond eet- en beweegpatroon Belangrijkste activiteiten: Activiteiten gericht op voeding, bewegen, gezondheid, weerbaarheid Huiskamer-plus (2 projecten) Doelstelling: Het realiseren van goed bereikbare voorzieningen waar mensen met een lichte beperking enkele malen per week terecht kunnen om deel te nemen aan (door vrijwilligers bij voorkeur samen met de groep zelf) georganiseerde activiteiten, mensen kunnen ontmoeten, een praatje kunnen maken of zelfgekozen bezigheden uit kunnen voeren. Belangrijkste activiteiten: Dit aanbod kan worden geschetst als een 'Huiskamer Plus'. Het Huiskamer-deel van deze benaming verwijst naar het laagdrempelige, vrije karakter van de voorziening (naar eigen inzicht kunnen bepalen aan welke activiteiten men mee wil doen). Het Plus-deel van de benaming verwijst naar de aanwezigheid van een structurerend en stimulerend activiteitenprogramma.Het realiseren van een groepsgewijs ondersteuningsaanbod waardoor bij mensen met 'lichte' beperkingen eenzaamheid en isolement kan worden voorkomen en waardoor daarnaast hun mantelzorgers worden ontlast. Inloop vrienden Gestel Doelstelling: • Een laagdrempelige ontmoetingsplek creëren voor mensen met een licht verstandelijke beperking in de wijk Gestel. De vereenzaming van deze mensen tegen te gaan. • Het bevorderen van de integratie binnen de wijk. • De deelnemers meer regie over eigen leven laten voeren.
IVA beleidsonderzoek en advies
67
Belangrijkste activiteiten: Open inloop waar mensen met een licht verstandelijke beperking met elkaar in contact kunnen komen. Mensen kunnen daar lekker aan de bar zitten, kaarten, spelletjes doen, biljarten en of darten. Invoeren van het coördinatiepunt Stedelijk Kompas Doelstelling: middels een samenhangende benadering de maatschappelijke opvang van dak- en thuislozen aan te pakken Belangrijkste activiteiten: Het Centraal Coördinatiepunt ziet erop toe dat de samenwerking in de keten tot stand komt en bewaakt het niveau van de kwaliteit en de capaciteit van de voorzieningen. Met behulp van het cliëntvolgsysteem worden individuele en collectieve ontwikkelingen van de dak- en thuislozen geregistreerd en verwerkt in aanpassingen van het zorgaanbod, de huisvestingsbehoefte etc. Het centraal coördinatiepunt wordt ondergebracht bij de gemeente Eindhoven, enerzijds omdat een onafhankelijke positie ten opzichte van de betrokken zorginstellingen voor het functioneren van het coördinatiepunt een voorwaarde is, anderzijds omdat de gemeente de instantie is die op bestuurlijk niveau met alle andere betrokken partijen betrekkingen onderhoudt en (lokaal, regionaal, landelijk) afspraken maakt. Klapperproject Doelstelling: (vrijwilligers bieden) grip op financiële situatie. Schuldenpreventie, begeleiding naar instanties en (financiële-) voorzieningen Belangrijkste activiteiten: Hulpvragers helpen met opzetten helder administratiesysteem en (indien gewenst) budgetplan om hen hiermee zelfstandig verder te laten gaan. Begeleiden naar instanties en voorzieningen. Klik MEE vrienden maken Doelstelling: mensen met een beperking met elkaar in contact te brengen, zodat zij tot een zinvolle vrijetijdsbesteding kunnen komen. Dit kan door een één op één koppeling of door een vriendengroep waar meerdere mensen aan elkaar gekoppeld worden. Belangrijkste activiteiten: • Contactavonden-middagen om elkaar te leren kennen. • Intake gesprekken. • Koppelingsgesprekken. • Vriendengroepen: activiteiten met de vriendengroep ondernemen (dit kan heel divers zijn). Krachtwijk Actief De Bennkel, Doornakkers en Woensel-West (3 projecten) Doelstelling: realiseren van een laagdrempelige, herkenbare voorziening in de wijk met als doel participatie en re-integratie van mensen met een WWB-uitkering, UWVkering en Nug-ers. Belangrijkste activiteiten: re-integratietraject gericht op maatschappelijke participatie (stijging participatieladder) of werk.
68
Effectiviteit en samenhang van Wmo-projecten in Eindhoven
Maatjesproject Antillianen Doelstelling: (aanstaande) tienermoeder vanuit een professioneel begeleidingskader in haar verdere ontwikkeling steunen (samen sterk - schouder aan schouder) en inhoud geven aan de relatie tussen moeder en kind. Maatschappelijk steunsysteem Krachwijk Woensel-West; outreaching vanuit GGZ Doelstelling: re-integratie in de maatschappij, zodat mensen niet opnieuw uitvallen. Belangrijkste activiteiten: In de tulp (pand van Trudo) ontmoetingen organiseren. Individueel begeleiden en toeleiden naar stapjes vooruit plus toezicht hierop. Kortom allerlei activiteiten om de cliënten stevig(er) met beide benen op de grond te laten staan. Bijvoorbeeld door hulp bij brieven schrijven, zinvolle vrijetijdsbesteding, begeleiden naar de sociale dienst, computercursusdeelname, toezien op medicijngebruik, goed eten, etc. Marokkaans Moedercomité Woensel Noord en de Bennekel (2 projecten) Doelstelling: talentontwikkeling en maatschappelijke participatie/emancipatie. Het verbeteren van contacten. Aanspreekpunt namens de Marokkaanse gemeenschap in de betreffende wijk en imagoverbetering; (on)gevraagde advisering. Samenwerking en afstemming leefklimaat in de wijk. Belangenbehartiging en programmaontwikkeling door het creëren en bevorderen van eigen verantwoordelijkheid, eigen kracht, activeringsproces en positieve benadering Belangrijkste activiteiten in Woensel -Noord: Cultuur & Identiteit, Inloop meiden i.s.m. jongerenwerk, Nederlandse les i.s.m. OVAA, voorlichtingsmiddagen, huiswerkbegeleiding i.s.m. Basis school Cornelis Jetses, themabijeenkomsten. Er zijn bijeenkomsten geweest met de GGD, het Veiligheidshuis en wooncoöperaties over o.a. Veiligheid, Gezondheid,Vrijwilligerswerk, sport in de buurt en opvoeding, O&O in samenwerking met BS Cornelis Jetses. Ondersteuning moet accent leggen op het gebied van activering, hanteren van het werkplan en zelfstandig activiteiten draaien. Het moedercomité zit nu nog op het niveau van zichzelf organiseren en groepsvorming. Moeders proberen elkaar te activeren en te stimuleren. Belangrijkste activiteiten in de Bennekel: Marokkaans Moedercomité Bennekel, Cultuur & Identiteit, Nederlandse les i.s.m. OVAA en themabijeenkomsten. Er zijn bijeenkomsten geweest met de GGD, het Veiligheidshuis en wooncoöperaties over o.a. Veiligheid, Gezondheid,Vrijwilligerswerk, sport in de buurt en opvoeding , O&O, voorlichtingsmiddagen GGD, politie, wijkcoördinator, verkeersvoorlichting, Palet voorlichting. Goede samenwerking met IAP Bennekel. Overleg en samenwerking met derden is incidenteel en wanneer nodig overleg tussen comité en politie. Meldpunt Vrijwillige thuiszorg Doelstelling: Een telefoonnummer aanbieden voor vrijwillige thuiszorg in Eindhoven. Informatie geven over de mogelijkheden van vrijwillige thuiszorg in Eindhoven.
IVA beleidsonderzoek en advies
69
Belangrijkste activiteiten: Contactpunt cliënt en zorgvrijwilliger. Het is een portaal waar cliënten of hun hulpverleners, mantelzorgers en professionele zorg in contact kunnen komen met zorgvrijwilligers voor hun cliënt.
Naar een grotere wereld, Kiezen voor Kansen Doelstelling: • Het vergroten van de leefwereld van allochtone vrouwen met een laag opleidings- of taalniveau • Zes professionals zijn getraind om het project in de zes stadsdelen uit te voeren en hebben kennis van de Empowermentmethodiek ontwikkeld door het Internationaal Vrouwencentrum (IVC). Dit leidt tot: o Toename van de kennis van de Nederlandse taal o Maatschappelijke activering o Empowerment o Toeleiding tot (vrijwilligers) werk • Het doel is in Eindhoven 25 vrouwen per stadsdeel met de methode te bereiken. In totaal zijn dit 150 deelnemers. • Dit aanbod overbrugt de drempel die veel kwetsbare en kansarme vrouwen ervaren tussen hun bestaande situatie en de stap naar (vrijwilligers)werk. Het voorziet in een laagdrempelig aanbod op stadsdeelniveau, waarbij de vrouwen uitgedaagd worden om zichzelf verder te ontplooien. Een stap in de ketenaanpak van 1001 kracht die vooralsnog niet is ingevuld in Eindhoven. Belangrijkste activiteiten:Vrouwen worden door de professionals en de reeds actieve vrouwen benaderd. Het IAP speelt hierbij een belangrijke rol. De vrouwen die daar bekend zijn zullen benaderd worden en zij kunnen wellicht ook andere vrouwen benaderen. De trainingen worden gegeven door de professional en wanneer mogelijk ook door vrijwilligers. Deze zullen goed opgeleid moeten worden. Via train de trainer zullen professionals (en eventuele vrijwilligers) opgeleid worden om de trainingen te gaan geven. Nadat de eerste groep de empowerment training heeft afgerond zal deze methode geëvalueerd worden. Als meetinstrument zullen hiervoor de resultaten uit Regas beoordeeld worden; het aantal vrouwen dat deelneemt en de groei in de fasen. Daarnaast zal middels een vragenlijst onder de deelnemers, de professionals en samenwerkingspartners het resultaat getoetst worden. De fasering voor deelnemende vrouwen ziet er als volgt uit: na 5 à 6 weken werving het traject van een jaar, waarvan half jaar training, tweede half jaar bemiddeling naar vrijwilligerswerk en training. Opbouwwerk Vogelaarwijken Krachtteams Doelstelling: Op een integrale wijze de problemen in de krachtwijken aanpakken. Het gaat dan om de intensieve wijkgerichte aanpak voor mensen met meerdere problemen waarbij een methodiek wordt ontwikkeld om: • mensen te bereiken • samen te werken om problemen op te lossen
70
Effectiviteit en samenhang van Wmo-projecten in Eindhoven
•
het activeren van burgers om meer betrokken te raken bij de leefbaarheid van de eigen straat, buurt en wijk. De output van het project is: • signaleringsmodel; er is een systematiek ontwikkeld om problemen achter de voordeur te signaleren • huisbezoeken; er is een systematiek ontwikkeld om achter de voordeur te komen • samenwerkingsmodel op casusnivo; er is een methodiek ontwikkeld om op casusnivo de problemen te analyseren, een plan van aanpak met concrete doelen te stellen, taken te verdelen en de doelen te bereiken. De methodiek is uitgewerkt in instrumenten. • checklist activering op straat en wijknivo; er is een checklist met aanknopingspunten ontwikkeld met als doel het bevorderen van de leefbaarheid van de eigen straat, buurt en wijk door activering en participatie van individuele mensen met bewezen en effectieve aanpakken (bv de ontmoeting, straat aan zet). • te bereiken klanten; een fulltime wijkmaatschappelijk werker heeft jaarlijks aan 45 klanten hulp geboden. • aantal verwijzingen door wijkopbouwwerker; een fulltime wijkopbouwwerker (inclusief jongerenwerk en kinderwerk) heeft jaarlijks 23 klanten doorverwezen naar het wijkmaatschappelijk werk. aantal verwijzingen door wijkmaatschappelijk werkerEen fulltime wijkmaatschappelijk werker heeft jaarlijks 10 signalen doorgegeven aan het wijkopbouwwerk. Belangrijkste activiteiten: Inzetten van wijkopbouwwerk en wijkmaatschappelijk werk. Zij werken zij aan zij in de buurt. We gaan daarbij uit van de presentietheorie en de frontlijnaanpak. Dat houdt in dat de wijkmaatschappelijk werker en wijkopbouwwerker zichtbaar en herkenbaar is voor de bewoners en de professionals in de wijk. Uitgangspunt bij de aanpak van problemen is dat het perspectief en leefwereld van de bewoners zelf centraal staat.Op basis van een legitiem aanknopingspunt (concreet signaal) gaan we op mensen af (outreachend). We brengen problemen in beeld en dragen zorg voor een gecoördineerde, integrale aanpak van de diverse problemen (wrapping around).Tevens brengen we in kaart waar aanknopingspunten zitten voor activering en participatie en zetten dit om in gerichte en bewezen effectieve aanpakken (bv de ontmoeting, straat aan zet).Per krachtwijk worden 1 FTE wijkmaatschappelijk werk en 1 FTE wijkopbouwwerk ingezet. Daarnaast wordt er een projectleider aangesteld en komt per krachtwijk een activiteitenbudget beschikbaar. Outreachende OGGZ Dienstverlening Jeugd Doelstelling: het plegen van interventies bij kinderen en jongeren in de context van hun situatie, waarbij door een van de partijen wordt aangegeven dat er sprake is van problemen in het functioneren of in gedragsproblematiek. Dit als gevolg van een psychische problematiek. Belangrijkste activiteiten: • Consultatie, deelname en advies aan zorgadviesteams (ZAT) op scholen in Eindhoven en randgemeenten.
IVA beleidsonderzoek en advies
• •
71
Inzet tbv zwerfjongeren. Integrale vroeghulp: vroegtijdige onderkenning van psychische problematiek.
Outreachende OGGZ Dienstverlening Veiligheid Doelstelling: Bevorderen van veiligheid, plegen van interventies bij cliënten en cliëntsystemen waarbij door een van de partijen wordt aangegeven dat er sprake is van overlast, onacceptabel gedrag, onveilige situatie als gevolg van een psychische problematiek. Belangrijkste activiteiten: • Participatie bij woonoverlastteams in Eidnhoven en randgemeenten • Participatie in veelplegersoverleg (in kader veiligheidshuis Eindhoven) • Psychiatrische, uitvoerende zorg (regionaal) vanuit steunpunt Huiselijk Geweld • Participatie forensisch psychiatrisch netwerk (regionaal) Participatietrajecten Jeugdzorg- verlaters en Zwerfjongeren in het kader van de proeftuin Niemand uit Beeld en Stimulering Zelfredzaamheid Zwerfjongeren. Doelstelling: De doelgroep bestaat uit dak- en thuisloze jongeren van 18 tot 25 jaar (en 16 en 17 jarige jongeren met startkwalificatie of ontheffing leerplicht) die ingeschreven staan in Eindhoven (GBA) en naast huisvestingproblemen te kampen hebben met multi-problematiek op gebieden als (indien van toepassing) verslaving, psychiatrie, justitiële kwesties en schulden, waardoor onvoldoende zelfredzaamheid. Belangrijkste activiteiten: Voor het aanbieden van begeleiding en ondersteuning op de leefgebieden is de gemeente Eindhoven op zoek naar een passend werk/leeraanbod met bijbehorende vaste begeleiding voor het leveren van passende zorg en ondersteuning op zoals beschreven in het (integrale) trajectplan Stedelijk Kompas, te weten: • wonen (bijvoorbeeld bevordering van woonvaardigheden, waaronder de bereddering van het huishouden en primaire levensvoorzieningen, de hygiëne en het handhaven van een voldoende woonklimaat); • sociaal functioneren (bijvoorbeeld het bieden van ondersteuning in het opzetten van een sociaal netwerk); • psychisch functioneren (bijvoorbeeld het praktisch ondersteunen van de jongere indien psychiatrische problematiek de zelfredzaamheid belemmerd); • financiën (bijvoorbeeld het bieden van ondersteuning en training in budgetbeheer en schuldhulpverlening); • dagbesteding (bijvoorbeeld het aanbieden van werk-/leeraanbod en het vinden van regulier werk d.m.v. sollicitatietraining); • lichamelijk functioneren; • praktisch functioneren (bijvoorbeeld extra ondersteuning in het behoud van de woning en/of indien van toepassing het verwerven van bijzondere bijstand of huur- en zorgtoeslag); • zingeving.
72
Effectiviteit en samenhang van Wmo-projecten in Eindhoven
De trajecten zijn onderverdeeld in drie fasen, te weten: • intake en trajectplan gebaseerd op de cognities, kwaliteiten, wensen en talenten van de zwerfjongeren als aanknopingspunt voor alternatief gedrag en mogelijkheden; • inwerkfase waarbij gewerkt wordt vanuit positief, normaliserend werkleercentrum dat dienst doet als uitvalsbasis, vangnet, proeftuin, gewetensfunctie en tevens beschikking over werk-leerbanen; • werk- en leerfase waarbij gestuurd wordt op het resultaat dat de zwerfjongere zelfstandig in zijn woning woont en de eerste praktische zaken geregeld zijn. Participatietrajecten Jeugdzorg-verlaters en Zwerfjongeren het kader van de proeftuin Niemand uit Beeld Doelstelling: Bereiken van economische en maatschappelijke zelfredzaamheid jongeren Belangrijkste activiteiten: Opstellen plan van aanpak samen met jongere. Begeleiding en ondersteuning jongere op alle leefgebieden waar dit nodig is (financiën, opleiding, werk, vrije tijd, zorg, huisvesting etc.). Regulier werk van het ZelfhulpNetwerk Doelstelling: ondersteuning van startende groepen en van de 55 groepen en organisaties die zich hebben aangesloten bij het zelfhulpnetwerk. Brede publiek kennis te laten maken met zelfhulp en om een bijdrage te leveren aan visieontwikkeling met betrekking tot zelfhulp als methodiek Belangrijkste activiteiten: • Ondersteuning van de 55 zelfhulpgroepen en zelfhulporganisaties. • Waarborgen continuïteit van het Zelfhulpnetwerk Zuidoost Brabant. • Kwaliteitshandboek en kwaliteitsproces beschrijven en onderhouden. Samen starten Doelstelling: Biedt kader voor het bieden van zorg op maat aan gezinnen met jonge kinderen, ter preventie van psychosociale problemen. Systematisch en op structurele wijze signaleren, bespreken en eventueel extra ondersteunen of doorgeleiden van zorgwekkende opvoedingssituaties Belangrijkste activiteiten: gesprek met ouders als kind 8 weken oud is over de gezondheid van moeder en kind, rol van de partner, sociale steunnetwerk, bijzondere leefomstandigheden en/of obstakels. Tijdens alle overige contacten door de JGZ met ouders indien nodig vervolggesprek. Indien nodig verwijzen naar maatschappelijk werk, jeugdzorg, huisarts etc.. Samenwerking 1e lijn Doelstelling: samenwerking tussen zelfhulp (groepen en organisaties) en organisaties in de 1e lijn. Behouden van contacten en samenwerking en het tot stand brengen van contacten en samenwerking waar nodig
IVA beleidsonderzoek en advies
73
Belangrijkste activiteiten: Kennismaken en onderhouden zelfhulp met de eerste lijninformatie en voorlichting verstrekken aan zelfhulpverleners. Zelfhulp promoten als onderdeel van de zorgketen. De eerste lijn verwijst sneller naar de tweede lijn dan naar de nulde lijn (=zelfhulp); het kan beiden in een én-én; en tweede lijn en eerste lijn. Nastreven om zelfhulp als vak op te nemen op scholen; Fontys heeft module Zelfhulp. Aandacht voor zelfhulp in het voortgezet onderwijs (en primair onderwijs) als preventief middel (drugs, gescheiden ouders, armoede). Soosmiddag Doelstelling: een bijdrage te leveren aan het terugdringen van vereenzaming van de personen van de doelgroep, te weten 50+ Surinamers (mensen met een Surinaamse achtergrond) in Eindhoven en daarnaast iedereen die geïnteresseerd is in gebruiken en gewoonten van de Surinaamse cultuur. Het bieden van een ontmoetingsplaats voor het in ongedwongen sfeer met elkaar in gesprek treden, informeren van de doelgroep over actuele woon- en zorggerelateerde thema’s, met name in relatie tot senioren Belangrijkste activiteiten: • Lezingen (actuele onderwerpen, met name zorg- en wonen gerelateerd) • Samenzang • Schilderclub • Groepsdiscussies over actuele onderwerpen • Viering hoogtijdagen (o.a. kerst) • Foto-/ filmmiddagen • Creatieve activiteiten (o.a. bloemschikken) • Kwiz (hersengymnastiek cq. geheugentraining) • Bingo en sjoelen • Activiteiten opgezet door externen in kader van een project (bijvoorbeeld studenten van Fontys SPH). Sportmaatjesproject voor allochtonen vrouwen Doelstelling: allochtonen meisjes en vrouwen kennis laten maken met sportieve activiteiten, doorbreken van isolement, stimuleren tot het blijven deelnemen aan sportieve activiteiten en mensen met elkaar in contact brengen Belangrijkste activiteiten: Voorlichtingsbijeenkomsten organiseren over gezondheid, voeding, gewicht, bewegen, borstkanker, baarmoederhalskanker. Introductie van allochtone vrouwen bij alle mogelijke sportclubs, dus niet alleen zwemmen of badminton, maar ook tennis, golf, etc. via maatjesprojecten. Doelstelling is dat 120 vrouwen lid worden van een sportvereniging. Activiteiten slaan aan; 80 procent blijft daadwerkelijk sporten, zo blijkt uit nametingen. Steunpunt Mantelzorg Verlicht Doelstelling: uitval en uitsluiting van mantelzorgers voorkomen zodat mantelzorgers zoveel mogelijk gebruik makend van hun eigen kracht hun mantelzorgtaken kunnen blijven uitvoeren en maatschappelijk kunnen blijven participeren evenals degenen die zij verzorgen
74
Effectiviteit en samenhang van Wmo-projecten in Eindhoven
Belangrijkste activiteiten: Het steunpunt is het punt in de stad voor ondersteuning aan mantelzorgers. Mantelzorgers kunnen er terecht voor alle gestelde basisfuncties: informatie, advies en begeleiding, emotionele steun, educatie, praktische hulp en begeleiden naar respijtzorg, financiële tegemoetkoming en materiële hulp. Theaterproductie Doelstelling: bereik van 1600 personen uit Eindhoven met de voorstelling, armoedebestrijding, activeren van jongeren, preventief voorlichten en het aandragen van oplossingen Belangrijkste activiteiten: Theatervoorstellingen met dans, drama en muziek organiseren op basis van de verhalen van jongeren over hun financiële problematiek. Er zijn gedachten voor een natraject in de vorm van maatjesprojecten. Resultaat is verbetering van het zelfbewustzijn van jongeren.
Toegankelijkheid/Mobiliteit Doelstelling: het wegnemen van obstakels/knelpunten om de toegankelijkheid/mobiliteit te bevorderen, zodat mensen met een beperking zoveel mogelijk de regie in hun eigen leven kunnen behouden en kunnen participeren in de maatschappij. Belangrijkste activiteiten: toetsen van Gemeentelijke gebouwen met een publieksfunctie (24), VTA’s (56), Spilcentra (21), Gezondheidscentra/zorginstellingen (39), Basis Onderwijs (80), Middelbaar Onderwijs (40), Hoger Onderwijs (22), Sportaccommodaties/zwembaden (38), Gymnastieklokalen (12), Voorzieningen Welzijnswerk (9), Musea (12), Theaters + concertgebouwen (8), Algemene Invalidenparkeerplaatsen centrum (23), Toegankelijke bushaltes (150), Soort opname: checklists BTBU + een aantal Seatcam-video’s. Training/Coaching Durven en Doen Doelstelling: Mensen helpen volwaardig deel te nemen aan de samenleving. Per deelnemer aan een individueel traject is het doel hem of haar 1 tot 2 treden hoger op de participatieladder te laten stijgen. Belangrijkste activiteiten: De trajecten die worden uitgevoerd onder de noemer ‘Durven en doen’ zijn gericht op activering van de individuele deelnemers. Om dit te bereiken wordt de methodiek ‘ontdek je talent en doe mee’ ingezet. Dit bestaat uit een intake, een scan Kennis & Vaardigheden en vervolgens de training zelf die wordt aangepast aan de hand van de gegevens uit de intake en de scan. Tijdens de scan sporen de deelnemers zelf hun talenten en hiaten op door allerlei praktische opdrachten uit te voeren. Tijdens de training wordt de individuele cursist gemotiveerd en gecoacht. Ook wordt aan vaardigheden en talenten gewerkt en worden belemmeringen weggenomen. De training bestaat uit 6 modulen die zowel in groepen als individueel worden uitgevoerd. Hierdoor wordt gewerkt aan het functioneren in een groep en wordt gezocht naar individuele mogelijkheden om actief te worden.
IVA beleidsonderzoek en advies
75
T-team (Zwerfjongeren) Doelstelling • Interventie bij (dreigende) dak en thuisloosheid bij jongeren • Voorzien directe basis-levensbehoefte; bed, inkomsten, dagbesteding (werk / school / traject) • Preventie, voorkomen van traject maatschappelijke opvang • Indien nodig doorgeleiding maatschappeijke opvang ; ketensamenwerki Doel van het project is het bieden van kortdurende (ongeveer 3 maanden) zeer intensieve hulpverleningstrajecten aan thuisloze jongeren. Met deze hulpverlening probeert het T-team te voorkomen dat jongeren afglijden naar zwerfgedrag. Daarnaast is een belangrijk doel van het T-team om jongeren toe te leiden naar en te motiveren voor reguliere hulpverlening, de problematiek van de jongeren in kaart te brengen en jongeren te stabiliseren, jongeren in beeld te hebben en te houden, zicht houden op de problematiek van jongeren en het vroegtijdig signaleren van knelpunten en tendensen in de problematiek van de specifieke doelgroep. Belangrijkste activiteiten: directe interventie bij dak- en thuisloosheid.
Vast en verder Doelstelling: multiproblem jongeren de mogelijkheden bieden om in sociaal en economisch opzicht zo zelfstandig mogelijk te kunnen deelnemen aan de samenleving. Intensieve begeleiding en training, door het versterken van het geloof in zichzelf en in hun toekomstmogelijkheden, verder ontwikkelen. Voorlichtingsactiviteiten gezonde school en genotmiddelen Doelstelling: uitvoering op 20 scholen. Belangrijkste activiteiten: • geven van voorlichting aan jongeren binnen een onderwijssetting • adviseren aan scholen • adviesgesprekken aan ouders Vormgeving/inrichting jongerenloket Doelstelling: Vormgeven en inrichten van het jongerenloket. Jongeren/vroegtijdige schoolverlaters toeleiden naar maatschappelijk en economisch zelfstandig toekomst. Belangrijkste activiteiten: ervaring aanleren van werk, terug naar onderwijs leiden, begeleiding en scholing beroepskeuze en het aanleren van werknemersvaardigheden (houding, uiting, gedrag). Woonbegeleiding Doelstelling: woningen splitsen en geschikt maken voor begeleiden naar zelfstandig wonen. Belangrijkste activiteiten: woningen aankopen en geschikt maken voor zelfstandige eenheden voor jongeren; begeleiding van jongeren samen met Hulp- en zorgaanbieders.
76
Effectiviteit en samenhang van Wmo-projecten in Eindhoven
Zilveren kracht Doelstelling: het benutten, investeren en onderhouden van menselijk kapitaal, zodat senioren hun talenten langer kunnen inzetten voor anderen (hierbij gaat het om vrijwilligerswerk, informele en mantelzorg, en burgerinitiatieven). Belangrijkste activiteiten: • pittige koffiemeetings: 3 stedelijke bijeenkomsten waar senioren gevraagd wordt om ook na te denken over de optie om maatschappelijk actief te worden. Hen wordt gevraagd welke talenten zij in zouden kunnen zetten. Enkele vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties presenteren wat maatschappelijk actief zijn hen brengt en/of welke talenten gevraagd worden. • praktijkwerkplaatsen: in 2 bijeenkomsten wordt met besturen van vrijwilligersorganisaties cq begeleiders uit professionele organisaties gesproken over elementen uit vrijwilligersbeleid van organisaties waardoor het voor senioren makkelijker wordt bij die organisaties actief te worden. Eerste thema’s zijn Vinden en binden, en Vissen in dezelfde vijver. • Deelproject prinsejagt/driehoeksbos; via huisbezoek wordt nagegaan of senioren vrijwilligerswerk doen, zo ja welke ervaring ze hebben en suggesties voor veranderingen, zo nee welke redenen daarvoor zijn. Streven is om 10 procent van degenen die nog niet actief zijn toe te leiden naar vrijwilligerswerk/informele zorg of te ondersteunen bij een burgerinitiatief. • Communicatie; op basis van de uitgangspunten en de activiteiten geregeld berichten plaatsen over zilveren Kracht om daarmee de bewustwording te vergroten dat je ook als senior kan kiezen om maatschappelijk actief te worden, op basis van je talenten, mogelijkheden en ambities. Ook de ambassadeurs spelen hierin een rol.